ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 197

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
26 juli 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1299 van de Commissie van 24 maart 2022 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de inhoud van positiebeheerscontroles door handelsplatformen ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1300 van de Commissie van 24 maart 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het formaat van positierapporten van beleggingsondernemingen en marktexploitanten ( 1 )

4

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1301 van de Commissie van 31 maart 2022 tot wijziging van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 vastgestelde technische reguleringsnormen wat betreft de overeenkomstig de STS-kennisgevingsvereisten te verstrekken informatie voor op de balans opgenomen synthetische securitisaties

10

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1302 van de Commissie van 20 april 2022 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de toepassing van positielimieten op grondstoffenderivaten en procedures voor het aanvragen van een vrijstelling van positielimieten ( 1 )

52

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1303 van de Commissie van 25 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van en de vereisten voor ethylalcohol uit landbouwproducten

71

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1304 van de Commissie van 20 juli 2022 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Valašský frgál (BGA)]

74

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1305 van de Commissie van 25 juli 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

75

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1306 van de Commissie van 25 juli 2022 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan ( 1 )

102

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1307 van de Commissie van 22 juli 2022 tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 5098)  ( 1 )

117

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1299 VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2022

tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de inhoud van positiebeheerscontroles door handelsplatformen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 57, lid 8, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat wijzigingen van artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft positiebeheerscontroles.

(2)

Overeenkomstig die wijzigingen van artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU moeten handelsplatformen die grondstoffenderivaten verhandelen, over doeltreffende positiebeheerscontroles beschikken en deze toepassen om ongecontroleerde handel te voorkomen en tegen te gaan, om ordelijke koersvorming en afwikkeling te ondersteunen en om de efficiëntie van markten te garanderen.

(3)

Doeltreffende positiebeheerscontroles omvatten bijvoorbeeld juridische regelingen om data van eindhouders van posities en moederondernemingen te verkrijgen en te gebruiken, alsmede technische regelingen, zoals rapporten en parameters voor het bouwen van bijvoorbeeld een positiedashboard. Daarom moeten doeltreffende positiebeheerscontroles nauw verweven zijn met en gebruikmaken van de doorlopende monitoring door het handelsplatform.

(4)

Om te voorkomen dat de koersvorming niet buitensporig door het bestaan van een positie wordt beïnvloed en om de opbouw in kaart te brengen van concentraties van posities die kunnen resulteren in koersverstoring, marktmanipulatie of andere misbruikmakende handelspraktijken, moeten handelsplatformen op de hoogte zijn van grote posities die eindhouders van posities en moederondernemingen houden in door middel van materiële levering afgewikkelde grondstoffenderivaten en de redenen voor het houden van die posities. Aangezien de daadwerkelijke voorraad van de onderliggende fysieke grondstof beperkt is tot een vaststaande voorraad, zijn door middel van materiële levering afgewikkelde grondstoffenderivaten veel vatbaarder voor ongecontroleerde handelspraktijken zoals market squeezes of market cornering waarbij tegenpartijen een dominante positie gebruiken om voor een grondstoffenderivaat — of voor de onderliggende grondstof — de koers op een kunstmatig niveau vast te leggen Daarom is het noodzakelijk grote posities in grondstoffenderivaten in kaart te brengen die naar hun opzet door materiële levering worden afgewikkeld, en grondstoffen die naar de keuze van de koper of de verkoper door middel van materiële levering kunnen worden afgewikkeld.

(5)

Wat een grote positie is, moeten handelsplatformen bepalen rekening houdende met de omvang en de samenstelling van de betrokken markt. Daartoe moeten handelsplatformen de kwalitatieve of kwantitatieve criteria bepalen die worden gebruikt om die grote blootstellingen te identificeren, en moeten zij over procedures beschikken om alle door personen gehouden posities te identificeren die dergelijke vooraf bepaalde verantwoordingsdrempels overschrijden. Bij kwantitatieve en kwalitatieve criteria kan het onder meer gaan om de omvang van de totale openstaande posities in het grondstoffenderivaat, het aandeel van de positie van de positiehouder, de volatiliteit van de markten en de kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt. Wanneer die drempels worden overschreden, moet het handelsplatform proberen te achterhalen wat de redenen zijn voor de opbouw van die grote positie. Daartoe moet het handelsplatform nagaan of zij de persoon die deze grote positie aanhoudt, om aanvullende informatie moet vragen, met name gelet op de vraag hoe vaak de door die persoon gehouden posities de verantwoordingsdrempels overschrijden en de mate waarin de verantwoordingsdrempels worden overschreden. Die informatie kan onder meer posities omvatten in aanverwante producten, de economische redenen voor de openstaande positie en de activiteit op een aanverwante onderliggende grondstoffenmarkt. Op basis van de reeds beschikbare of via het informatieverzoek verzamelde informatie moet het handelsplatform zo nodig passende maatregelen treffen.

(6)

Het is belangrijk dat de vastgestelde verantwoordingsdrempels adequaat en effectief blijven voor het daarmee beoogde doel en dat de bevoegde autoriteit geïnformeerd wordt over de methodiek die voor de vaststelling en actualisering van die verantwoordingsdrempels worden gebruikt.

(7)

Deze verordening is gebaseerd op het ontwerp van technische reguleringsnormen dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(8)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële kosten en baten ervan geanalyseerd en het advies ingewonnen van de Stakeholdergroep effecten en markten, die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) is opgericht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene monitoringverplichtingen

Handelsplatformen beschikken over regelingen voor het doorlopend monitoren van posities die eindhouders van posities en moederondernemingen aanhouden in ieder op hun handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat.

Artikel 2

Verantwoordingsdrempels

1.   Als onderdeel van hun positiebeheerscontroles bepalen handelsplatformen die handel in grondstoffenderivaten aanbieden, verantwoordingsdrempels in de spotmaand in de zin van artikel 2, lid 3, van Gedelegeerde Verordening 2022/1301 van de Commissie (4) en in de overige maanden in de zin van artikel 2, lid 4, van Gedelegeerde Verordening 2022/1301 wat betreft voor verhandeling beschikbare grondstoffenderivaten die door middel van materiële levering worden afgewikkeld of kunnen worden afgewikkeld.

2.   Voor de toepassing van lid 1 is een verantwoordingsdrempel het niveau van de door een eindhouder van posities of een moederonderneming in een grondstoffenderivaat aangehouden nettopositie die, bij overschrijding daarvan, overeenkomstig lid 3 aanleiding kan geven tot een verzoek van het handelsplatform om aanvullende informatie.

3.   Wanneer een in lid 1 bedoelde door een eindhouder van posities of een moederonderneming in een grondstoffenderivaat aangehouden nettopositie de voor de spotmaand of voor de overige maanden overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde verantwoordingsdrempel overschrijdt, verkrijgt het handelsplatform, wanneer zulks passend wordt geacht, informatie over de aard en het doel van de in dat grondstoffenderivaat aangehouden positie.

Bij het beoordelen van de vraag of het passend is informatie te verkrijgen, houdt het handelsplatform rekening met de frequentie waarmee de verantwoordingsdrempels door dezelfde eindhouder van posities of moederonderneming worden overschreden, de omvang van de overschrijding en andere, reeds beschikbare relevante informatie.

Artikel 3

Evaluatie van en rapportage over verantwoordingsdrempels

1.   Handelsplatformen evalueren, op jaarbasis, de adequaatheid en doeltreffendheid van de overeenkomstig artikel 2, lid 1, vastgestelde verantwoordingsdrempels.

2.   Een handelsplatform deelt zijn bevoegde autoriteit de methodiek mee die wordt gebruikt om de in artikel 2, lid 1, bedoelde verantwoordingsdrempels vast te stellen.

3.   Een handelsplatform stelt zijn bevoegde autoriteit op jaarbasis in kennis van het aantal gevallen waarin verantwoordingsdrempels zijn overschreden, van alle verzoeken om aanvullende informatie overeenkomstig artikel 2, lid 3, en van alle overeenkomstig artikel 2, lid 4, genomen maatregelen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(2)  Richtlijn (EU) 2021/338van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 14).

(3)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1301 van de Commissie van 31 maart 2022 tot wijziging van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 vastgestelde technische reguleringsnormen wat betreft de overeenkomstig de STS-kennisgevingsvereisten te verstrekken informatie voor op de balans opgenomen synthetische securitisaties (PB L 197 van … … 2022, blz. 10).


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1300 VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2022

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het formaat van positierapporten van beleggingsondernemingen en marktexploitanten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 58, lid 5, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad (2) beschrijft wijzigingen van artikel 58 van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft positierapportage.

(2)

Overeenkomstig deze wijzigingen van artikel 58 van Richtlijn 2014/65/EU is positierapportage niet langer van toepassing op in artikel 4, lid 1, punt 44, c), van die richtlijn bedoelde effecten die betrekking hebben op een grondstof of een onderliggende waarde als bedoeld in punt 10 van deel C van bijlage I bij die richtlijn. Bijgevolg moeten verwijzingen naar die categorieën derivaten in de in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 van de Commissie (3) vastgestelde technische uitvoeringsnormen worden geschrapt.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die door de Europese Autoriteit voor effecten en markten bij de Commissie zijn ingediend.

(5)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies ingewonnen van de Stakeholdergroep effecten en markten, die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(2)  Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 14).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 van de Commissie van 20 juni 2017 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het formaat van positierapporten van beleggingsondernemingen en marktexploitanten (PB L 158 van 21.6.2017, blz. 16).

(4)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE

Tabel 2 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1093 wordt vervangen door:

“Tabel 2

Tabel van voor alle posities voor alle looptijden voor de toepassing van artikel 2 te rapporteren velden

VELD

TE RAPPORTEREN GEGEVENS

RAPPORTAGEFORMAAT

Datum en tijd van indiening rapport

In het veld de datum en de tijd invullen waarop het rapport wordt ingediend.

{DATE_TIME_FORMAT}

Referentienummer van het rapport

In het veld de door de indiener gegeven unieke identificatiecode invullen waarmee het rapport m.b.t. zowel de indiener als de ontvangende bevoegde autoriteit eenduidig wordt geïdentificeerd.

{ALPHANUM-52}

Datum van de handelsdag van de gerapporteerde positie

In het veld de datum invullen waarop de gerapporteerde positie aan het einde van de handelsdag op het desbetreffende handelsplatform wordt aangehouden.

{DATEFORMAT}

Rapportstatus

Vermelden of het rapport nieuw is dan wel of een vroeger ingediend rapport wordt geannuleerd of gewijzigd.

Indien een vroeger ingediend rapport wordt geannuleerd of gewijzigd, moet een rapport dat alle informatie van het oorspronkelijke rapport bevat onder gebruikmaking van het oorspronkelijke referentienummer van het rapport worden ingediend en moet de “Rapportstatus” als “CANC” worden gemarkeerd.

Voor wijzigingen moet een nieuw rapport dat alle informatie van het oorspronkelijke rapport bevat onder gebruikmaking van het oorspronkelijke referentienummer van het rapport met alle gewijzigde noodzakelijke informatie worden ingediend en moet de “Rapportstatus” als “AMND” worden gemarkeerd.

“NEWT” — Nieuw

“CANC” — Annulering

“AMND” — Wijziging

ID van de rapporterende entiteit

De identificatiecode van de rapporterende beleggingsonderneming. In het veld voor juridische entiteiten de identificatiecode juridische entiteit (LEI) of voor natuurlijke personen die niet over een LEI beschikken {NATIONAL_ID} invullen.

{LEI}

of

{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen

ID van de positiehouder

In het veld voor juridische entiteiten de identificatiecode juridische entiteit (LEI) of voor natuurlijke personen die niet over een LEI beschikken {NATIONAL_ID} invullen. (Noot: als de positie wordt aangehouden als een eigen positie van de rapporterende onderneming, is dit veld identiek aan het veld “ID van de rapporterende entiteit”).

{LEI}

of

{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen

E-mailadres van de positiehouder

E-mailadres voor kennisgevingen van positiegerelateerde aangelegenheden.

{ALPHANUM-256}

ID uiteindelijkemoederentiteit

In het veld voor juridische entiteiten de identificatiecode juridische entiteit (LEI) of voor natuurlijke personen die niet over een LEI beschikken {NATIONAL_ID} invullen. Noot: dit veld kan identiek zijn aan het veld “ID van de rapporterende entiteit” of “ID van de positiehouder” als de uiteindelijkemoederentiteit haar eigen posities aanhoudt of haar eigen rapporten opstelt.

{LEI}

of

{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen

E-mailadres van de uiteindelijkemoederentiteit

E-mailadres voor correspondentie met betrekking tot geaggregeerde posities.

{ALPHANUM-256}

Status ten opzichte van de moederonderneming van een collectieve beleggingsregeling

In het veld rapporteren of de positiehouder een instelling voor collectieve belegging is die onafhankelijk van haar moedermaatschappij beleggingsbeslissingen neemt zoals beschreven in artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1301 (*1) van de Commissie.

“TRUE” — de positiehouder is een instelling voor collectieve belegging die onafhankelijke beleggingsbeslissingen neemt

“FALSE” — de positiehouder is geen instelling voor collectieve belegging die onafhankelijke beleggingsbeslissingen neemt

Identificatiecode van het op handelsplatforms verhandelde contract

Identificatiecode van het grondstoffenderivaat, emissierecht of een derivaat daarvan. Zie veld “Identificatiecode van het handelsplatform” voor de behandeling van OTC-contracten die economisch gelijkwaardig zijn aan contracten die op handelsplatforms worden verhandeld.

{ISIN}

Productcode van het platform

In het veld een unieke en eenduidige alfanumerieke identificatiecode invullen die door het handelsplatform wordt gebruikt, waarbij contracten met een verschillende looptijd en uitoefenprijs bij hetzelfde product worden ondergebracht.

{ALPHANUM-12}

Identificatiecode van het handelsplatform

In het veld de segment-MIC volgens ISO 10383 invullen voor posities gerapporteerd met betrekking tot op handelsplatforms verhandelde contracten. Indien de segment-MIC niet bestaat, de exploitant-MIC gebruiken.

{MIC}

De MIC-code “XXXX” gebruiken voor posities buiten een handelsplatform in economisch gelijkwaardige OTC-contracten.

De MIC-code “XOFF” gebruiken voor beursgenoteerde derivaten of emissierechten die buiten de beurs worden verhandeld.

 

Type positie

Veld om te rapporteren of het gaat om een positie in futures, opties, emissierechten of derivaten daarvan, of een ander type van contract.

“OPTN” — Opties, inclusief afzonderlijk verhandelbare opties op de types FUTR of OTHR, met uitzondering van producten waarbij het alleen om een embedded optie gaat

“FUTR” — Futures

“EMIS” — Emissierechten en derivaten daarvan

“OTHR” — alle overige contracttypen

Positielooptijd

Vermelden of de looptijd van het contract dat de gerapporteerde positie omvat, betrekking heeft op de spot month of op alle andere maanden. Noot: er zijn afzonderlijke verslagen vereist voor spot months en alle andere maanden.

“SPOT” — spot month, inclusief alle posities in de positietypes EMIS

“OTHR” — alle andere maanden

Positiekwantiteit

In het veld de nettopositiekwantiteit invullen die wordt aangehouden in het grondstoffenderivaat, de emissierechten of derivaten daarvan uitgedrukt in series, wanneer de positielimieten worden uitgedrukt in series, of in eenheden van het onderliggende.

In dit veld een positief getal invullen voor longposities en een negatief getal voor shortposities.

{DECIMAL-15/2}

Vermelding van de positiekwantiteit

In dit veld de eenheden invullen die worden gebruikt om de positiekwantiteit te rapporteren.

“LOTS” — als de positiekwantiteit wordt uitgedrukt in series

{ALPHANUM-25} — een beschrijving van de gebruikte eenheden als de positiekwantiteit wordt uitgedrukt in eenheden van het onderliggende

“UNIT” — als de positiekwantiteit wordt uitgedrukt in eenheden

Delta-equivalente positiekwantiteit

Als het positietype “OPTN” of een optie op “EMIS” is, in dit veld de delta-equivalente kwantiteit van de in het veld “Positiekwantiteit” gerapporteerde positie invullen.

In dit veld een positief getal voor longcalls en shortputs en een negatief getal voor longputs en shortcalls invullen.

{DECIMAL-15/2}

Indicatie of de positie het risico vermindert in verband met commerciële activiteiten

Rapporteren of de positie risicoverminderend is overeenkomstig artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1301.

“TRUE” — de positie is risicoverminderend

“FALSE” — de positie is niet risicoverminderend


(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1301 van de Commissie van 31 maart 2022 tot wijziging van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 vastgestelde technische reguleringsnormen wat betreft de overeenkomstig de STS-kennisgevingsvereisten te verstrekken informatie voor op de balans opgenomen synthetische securitisaties (PB L 197 van …, blz. 10”.


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/10


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1301 VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2022

tot wijziging van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 vastgestelde technische reguleringsnormen wat betreft de overeenkomstig de STS-kennisgevingsvereisten te verstrekken informatie voor op de balans opgenomen synthetische securitisaties

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 27, lid 6, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 van de Commissie (2) specificeert de informatie die de securitisatiepartijen aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) moeten verstrekken overeenkomstig de in de artikelen 19 tot en met 22 en de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2017/2402 vastgestelde vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (STS) kennisgeving voor traditionele “true sale”-securitisaties.

(2)

Bij Verordening (EU) 2021/557 van het Europees Parlement en de Raad (3) is Verordening (EU) 2017/2402 gewijzigd door het STS-securitisatiekader uit te breiden tot synthetische securitisaties die in de balans zijn opgenomen. Het is dan ook nodig te specificeren welke informatie die initiators bij de ESMA moeten indienen om te voldoen aan de vereisten voor STS-kennisgevingen voor op de balans opgenomen synthetische securitisaties.

(3)

Om beleggers, potentiële beleggers en bevoegde autoriteiten een vergelijkend overzicht te bieden van alle soorten STS-securitisaties, is het passend te zorgen voor consistentie tussen alle STS-kennisgevingen. De informatie die initiators moeten indienen met betrekking tot de naleving van de STS-vereisten van de artikelen 26 ter tot en met 26 sexies van Verordening (EU) 2017/2402, moet daarom voldoen aan vergelijkbare normen en even gedetailleerd zijn als die welke zijn vastgesteld in de bijlagen I, II en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226. Met name een eenvoudige bevestiging van naleving volstaat voor sommige criteria, terwijl voor andere aanvullende informatie vereist is. Daarom moet een onderscheid worden gemaakt tussen de STS-criteria waarvoor een eenvoudige bevestiging voldoende is, en die waarvoor een beknopte toelichting of een gedetailleerde toelichting noodzakelijk is.

(4)

Bij op de balans opgenomen synthetische securitisaties waarvoor in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad (4) geen prospectus hoeft te worden opgesteld, mogen partijen securitisatietransacties aangaan zonder dat zij commercieel gevoelige informatie hoeven vrij te geven. Daarom is het passend om de informatie die bij de STS-kennisgeving van dit soort securitisaties wordt gepubliceerd, te beperken tot niet-gevoelige commerciële informatie.

(5)

Om de toegang tot voor de STS-vereisten relevante informatie te vergemakkelijken, moeten initiators kunnen verwijzen naar elk relevant prospectus dat voor een op de balans opgenomen synthetische securitisatie overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1129 is opgesteld of naar andere relevante onderliggende documentatie als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2017/2402. Daarnaast moeten initiators kunnen verwijzen naar elk ander document met betrekking tot de beleggers en initiators, de kredietprotectieovereenkomst, de externe verificatieagent en, indien beschikbaar, de transactiedocumentatie ter staving van de credit linked notes.

(6)

Om de transparantie en consistentie van de informatie tussen onderling samenhangende velden te verbeteren en de specifieke kenmerken van bepaalde securitisaties, met inbegrip van mastertrustsecuritisaties, te verduidelijken, is het noodzakelijk de informatie te verduidelijken die moet worden gerapporteerd in de kolommen “Veldnaam” en “Te rapporteren inhoud” voor bepaalde velden in de bijlagen I, II en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op het ontwerp van technische reguleringsnormen dat de ESMA bij de Commissie heeft ingediend.

(9)

De ESMA heeft open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies ingewonnen van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt het volgende punt d) toegevoegd:

“d)

wanneer de securitisatie een op de balans opgenomen synthetische securitisatie is: de in bijlage IV bij deze verordening genoemde informatie.”;

b)

in lid 2 wordt het volgende punt d) ingevoegd:

“d)

wanneer de securitisatie een op de balans opgenomen synthetische securitisatie is: de in de velden STSSY2, STSSY10, STSSY12 en STSSY13 van bijlage IV bij deze verordening genoemde informatie.”.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“Wanneer de volgende documenten informatie bevatten die voor de STS-kennisgeving relevant is, mag een verwijzing naar de desbetreffende delen van die documenten worden gegeven in de kolom “Aanvullende informatie” in de bijlagen I, II, III of IV bij deze verordening en, wanneer die informatie wordt verstrekt, wordt die documentatie duidelijk geïdentificeerd:”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

elk ander document met voor de STS-kennisgeving relevante informatie, waaronder voor op de balans opgenomen synthetische securitisatie, documenten met betrekking tot initiators, beleggers, de kredietprotectieovereenkomst, de in artikel 26 sexies, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2402 bedoelde externe verificatieagent, en indien beschikbaar de ondersteunende documentatie voor credit linked notes als bedoeld in artikel 26 sexies, lid 10, vijfde alinea, van Verordening (EU) 2017/2402.”.

3)

De bijlagen I, II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4)

De tekst van bijlage II bij deze verordening wordt als bijlage IV toegevoegd.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 van de Commissie van 12 november 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad en tot vaststelling van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de overeenkomstig de STS-kennisgevingsvereisten te verstrekken informatie (PB L 289 van 3.9.2020, blz. 285).

(3)  Verordening (EU) 2021/557 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2402 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 116 van 6.4.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 12).

(5)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE I

De bijlagen I, II en III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1226 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tabel “Algemene informatie” worden de rijen die overeenkomen met de veldnummers STSS 4 en STSS17 vervangen door:

“STSS4

N.v.t.

Unieke identificatiecode

De unieke door de rapporterende entiteit in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1224 van de Commissie toegekende identificatiecode (*1).

Wanneer meer dan een STS-kennisgeving word gedaan met deze unieke identificatiecode van de securitisatie, een verklaring waarom dat zo is.

N.v.t.

STSS17

Artikel 27, lid 3

Initiator (of oorspronkelijke kredietverstrekker) is een kredietinstelling

Een “ja”- of “neen”-verklaring over de vraag of de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker een in de Unie gevestigde kredietinstelling of beleggingsonderneming is.

N.v.t.

b)

in de tabel “Specifieke informatie” worden de rijen die overeenkomen met de veldnummers STSS 21 en STSS22, vervangen door:

“STSS21

Artikel 20, lid 2

Strenge terugvordering

 

 

Een beknopte toelichting over de vraag of de in artikel 20, lid 2, punt a) of b), van Verordening (EU) 2017/2402 genoemde bepalingen inzake strenge terugvordering, in de securitisatie te vinden zijn.

Rubriek 3.3 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSS22

Artikel 20, lid 3

Vrijstelling van terugvorderingsbepalingen uit nationale insolventiewetgeving

 

 

Bevestiging of de in artikel 20, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2402 bedoelde terugvorderingsbepalingen van toepassing zijn.

Rubriek 3.3 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980”

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tabel “Algemene informatie” worden de rijen die overeenkomen met de veldnummers STSAT4 en STSAT17, vervangen door:

“STSAT4

N.v.t.

Unieke identificatiecode

De unieke door de rapporterende entiteit in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1224 van de Commissie toegekende identificatiecode.

Wanneer meer dan een STS-kennisgeving word gedaan met deze unieke identificatiecode van de securitisatie, een verklaring waarom dat zo is.

N.v.t.

STSAT17

Artikel 27, lid 3

Initiator (of oorspronkelijke kredietverstrekker) is een kredietinstelling

Een “ja”- of “neen”-verklaring over de vraag of de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker een in de Unie gevestigde kredietinstelling of beleggingsonderneming is.

N.v.t.”

b)

in de tabel “Specifieke informatie” worden de rijen die overeenkomen met de veldnummers STSAT21 en STSAT22, vervangen door:

“STSAT21

Artikel 24, lid 2

Strenge terugvordering

 

 

Een beknopte toelichting over de vraag of de in artikel 24, lid 2, punt a) of b), van Verordening (EU) 2017/2402 genoemde bepalingen inzake strenge terugvordering te vinden zijn in de securitisatie.

Rubriek 3.3 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSAT22

Artikel 24, lid 3

Vrijstelling van terugvorderingsbepalingen uit nationale insolventiewetgeving

 

 

Bevestiging of de in artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2402 bedoelde terugvorderingsbepalingen van toepassing zijn.

Rubriek 3.3 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980”

3)

In bijlage III, in de tabel “Algemene informatie”, wordt de rij die overeenkomt met veldnummer STSAP4, vervangen door:

“STSAP4

N.v.t.

Unieke identificatiecode

De unieke door de rapporterende entiteit in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1224 van de Commissie toegekende identificatiecode.

Wanneer meer dan een STS-kennisgeving word gedaan met deze unieke identificatiecode van de securitisatie, een verklaring waarom dat zo is.

N.v.t.”


(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1224 van de Commissie van 16 oktober 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad betreffende technische reguleringsnormen ter specificatie van de door de initiator, de sponsor en de SSPE beschikbaar te stellen informatie over een securitisatie (PB L 289 van 3.9.2020, blz. 1).”;


BIJLAGE II

“BIJLAGE IV

Overeenkomstig de artikelen 26 ter tot en met 26 sexies van Verordening (EU) 2017/2402 bij de ESMA in te dienen informatie met betrekking tot op de balans gehouden securitisaties

Algemene informatie

Veldnummer

Artikel van Verordening (EU) 2017/2402

Veldnaam

Te rapporteren inhoud

Aanvullende informatie

STSSY1

Artikel 27, lid 1, derde alinea

Eerste aanspreekpunt

Identificatiecode voor rechtspersonen (Legal Entity Identifier — LEI) van de als eerste aanspreekpunt aangewezen entiteit en naam van de betrokken bevoegde autoriteit.

Rubriek 3.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY2

N.v.t.

Kennisgevingsdatum

Datum kennisgeving aan ESMA.

N.v.t.

STSSY3

N.v.t.

Identificatiecode instrument

Internationa(a)l(e) effectenidentificatienummer(s) (ISIN) (voor zover beschikbaar). Indien geen ISIN beschikbaar, dan een andere aan deze securitisatie toegekende unieke effectenidentificatiecode (inclusief credit-linked notes), indien beschikbaar.

Wanneer beschikbaar op grond van rubriek 3.1 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY4

N.v.t.

Identificatiecode voor rechtspersonen (Legal Entity Identifier — LEI)

De LEI van de initiator(s) en sponsor(s) en, voor zover beschikbaar, de oorspronkelijke kredietverstrekker(s) en SSPE(“s).

Rubriek 4.2 van bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY5

Artikel 31, lid 3

Protectiegever

De LEI, de naam, het land van vestiging van de oorspronkelijke protectiegever(s) en de naam van de bevoegde autoriteit.

N.v.t.

STSSY6

N.v.t.

Identificatiecode kennisgeving

Bij het rapporteren van een bijwerking het unieke referentienummer dat door ESMA aan de vorige STS-kennisgeving is toegekend.

N.v.t.

STSSY7

N.v.t.

Unieke identificatiecode

De unieke door de rapporterende entiteit in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1224 van de Commissie toegekende identificatiecode.

N.v.t.

STSSY8

N.v.t.

Securitisatieregister

Indien van toepassing, de naam van het geregistreerde securitisatieregister.

N.v.t.

STSSY9

Artikel 18, tweede alinea, en artikel 27, lid 3

Land van vestiging

Het land van vestiging van de initiator(s), sponsor(s), oorspronkelijke kredietverstrekker(s) en SSPE(s).

N.v.t.

STSSY10

N.v.t.

Indeling synthetische securitisatie

Soort synthetische securitisatie:

synthetische securitisatie met volgestorte kredietprotectie;

synthetische securitisatie met niet-volgestorte kredietprotectie.

N.v.t.

STSSY11

N.v.t.

Synthetische securitisatie met niet-volgestorte kredietprotectie

Naam van de protectiegever (regering of supranationale instelling met een risicogewicht van 0 %)

N.v.t.

STSSY12

N.v.t.

Gebruikte kredietprotectieovereenkomst

Het soort gebruikte kredietprotectieovereenkomst:

Kredietderivaten;

Financiële garanties

N.v.t.

STSSY13

N.v.t.

Indeling onderliggende blootstellingen

Het soort onderliggende blootstellingen, waaronder:

1)

Blootstellingen aan handelsfinanciering

2)

Leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo)

3)

Consumentenkrediet

4)

Leningen aan grote ondernemingen

5)

Leningen aan mix van kmo’s en grote ondernemingen

6)

Blootstellingen aan commercieel vastgoed

7)

Overige.

N.v.t.

STSSY14

N.v.t.

Uitgiftedatum

De datum van afsluitingvan de transactie, en de datum waarop de protectieovereenkomst in werking treedt, indien deze verschillend is.

N.v.t.

STSSY15

Artikel 27, lid 2, tweede alinea

Vergunninghoudende derde-controleur — Verklaring

Wanneer een vergunninghoudende derde partij STS-controlediensten heeft verricht in overeenstemming met artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2402, een verklaring dat de inachtneming van de STS-criteria is bevestigd door die vergunninghoudende derde partij.

N.v.t.

STSSY16

Artikel 27, lid 2, tweede alinea

Vergunninghoudende derde-controleur — Land van vestiging

Wanneer een vergunninghoudende derde partij STS-controlediensten heeft verricht in overeenstemming met artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2402, de naam van die derde partij en haar land van vestiging.

N.v.t.

STSSY17

Artikel 27, lid 2, tweede alinea

Vergunninghoudende derde-controleur — Bevoegde autoriteit

Wanneer een vergunninghoudende derde partij STS-controlediensten heeft verricht in overeenstemming met artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2402, de naam van de bevoegde autoriteit die haar de vergunning heeft afgegeven.

N.v.t.

STSSY18

Artikel 27, lid 5

STS-status

Indien van toepassing, een met redenen omklede kennisgeving van de initiator dat de synthetische securitisatie niet langer als STS geldt.

N.v.t.

Specifieke informatie

Veldnummer

Artikel van Verordening (EU) 2017/2402

Veldnaam

Bevestiging

Beknopte toelichting

Nadere toelichting

Te rapporteren inhoud

Aanvullende informatie

STSSY19

Artikel 26 ter, lid 1, eerste alinea

De initiator is een entiteit onder toezicht in de Unie

 

 

Bevestiging dat de initiator een entiteit is die in de Unie een vergunning of licentie heeft.

N.v.t.

STSSY20

Artikel 26 ter, lid 1, tweede alinea

Initiator die het beleid inzake gekochte blootstellingen van derden toepast

 

 

Een beknopte toelichting dat het beleid met betrekking tot krediet, inning, schuldherschikking en servicing dat de initiator toepast op blootstellingen van derden die hij voor eigen rekening heeft gekocht en vervolgens gesecuritiseerd, niet minder streng is dan het beleid dat hij toepast op vergelijkbare blootstellingen die niet zijn gekocht.

N.v.t.

STSSY21

Artikel 26 ter, lid 2

Initiëring onderliggende blootstellingen

 

 

Een beknopte toelichting dat de onderliggende blootstellingen worden geïnitieerd in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de initiator.

N.v.t.

STSSY22

Artikel 26 ter, lid 3, eerste alinea

Activa op de balans van de initiator bij afsluiting van transactie

 

 

Bevestiging dat de onderliggende blootstellingen bij de afsluiting van een transactie worden aangehouden op de balans van de initiator of van een entiteit van de groep waartoe de initiator behoort.

N.v.t.

STSSY23

Artikel 26 ter, lid 3, tweede alinea

Groep/categorie

 

 

Voor de toepassing van veld STSSY22, bevestiging welke van de twee onderstaande groepen relevant is:

a)

een groep rechtspersonen die onderworpen is aan prudentiële consolidatie overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel II van deel een van Verordening (EU) nr. 575/2013;

b)

een groep in de zin van artikel 212, lid 1, punt c), van Richtlijn 2009/138/EG (1).

N.v.t.

STSSY24

Artikel 26 ter, lid 4

Geen verdere afdekking van blootstelling van de initiator

 

 

Bevestiging dat de initiator zijn blootstelling aan het kredietrisico van de onderliggende blootstellingen van de securitisatie niet verder afdekt dan de protectie die via de kredietprotectieovereenkomst is verkregen.

N.v.t.

STSSY25

Artikel 26 ter, lid 5

Kredietprotectieovereenkomst conform artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013

 

 

Bevestiging dat de kredietprotectieovereenkomst voldoet aan de kredietrisicolimiteringsregels in artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

N.v.t.

STSSY26

Artikel 26 ter, lid 5

Kredietprotectieovereenkomst voldoet aan andere kredietrisicolimiteringsregels

 

 

Indien artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013 niet van toepassing is, een beknopte toelichting dat de naleving wordt gewaarborgd van vereisten die niet minder streng zijn dan de vereisten van dat artikel.

N.v.t.

STSSY27

Artikel 26 ter, lid 6, punt a)

Verklaringen en garanties — Wettelijke titel van de onderliggende blootstellingen

 

 

Beknopte toelichting van de verklaringen en garanties van de initiator dat de initiator of een entiteit van de groep waartoe de initiator behoort, de volledige wettelijke en geldige titel van de onderliggende blootstellingen en hun verbonden afgeleide rechten heeft.

N.v.t.

STSSY28

Artikel 26 ter, lid 6, punt b)

Verklaringen en garanties — Initiator houdt het kredietrisico van de onderliggende activa

 

 

Beknopte toelichting bij de verklaringen of garanties van de initiator, dat wanneer de initiator een kredietinstelling als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013 of een verzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 13, punt 1), van Richtlijn 2009/138/EG is, de initiator of een entiteit die binnen het toepassingsgebied van toezicht op geconsolideerde basis valt, het kredietrisico van de onderliggende blootstellingen op zijn balans behoudt.

N.v.t.

STSSY29

Artikel 26 ter, lid 6, punt c)

Verklaringen en garanties — Naleving van toelaatbaarheidscriteria

 

 

Beknopte toelichting van de verklaringen en garanties van de initiator dat elke onderliggende blootstelling, op de datum waarop deze in de gesecuritiseerde portefeuille wordt opgenomen, voldoet aan de toelaatbaarheidscriteria en aan alle voorwaarden, andere dan het zich voordoen van een kredietgebeurtenis als bedoeld in artikel 26 sexies, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2402 voor een kredietprotectiebetaling overeenkomstig de in de securitisatiedocumentatie vervatte kredietprotectieovereenkomst.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY30

Artikel 26 ter, lid 6, punt d)

Verklaringen en garanties — Wettelijke en afdwingbare verplichting voor de debiteur

 

 

Beknopte toelichting van de verklaringen en garanties van de initiator dat voor zover de initiator bekend, het contract voor elke onderliggende blootstelling een wettelijke, geldige, bindende en afdwingbare verplichting voor de debiteur bevat om de in dat contract gespecificeerde bedragen te betalen.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY31

Artikel 26 ter, lid 6, punt e)

Verklaringen en garanties — Afsluitcriteria

 

 

Beknopte toelichting bij de verklaringen en garanties van de initiator dat de onderliggende blootstellingen voldoen aan afsluitcriteria die niet minder streng zijn dan de standaardafsluitcriteria die de initiator toepast op vergelijkbare niet-gesecuritiseerde blootstellingen.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY32

Artikel 26 ter, lid 6, punt f)

Verklaringen en garanties — Geen materiële inbreuk of niet-nakoming door debiteuren

 

 

Beknopte toelichting van de verklaringen en garanties van de initiator dat, voor zover de initiator bekend, geen van de debiteuren zich schuldig maakt aan een materiële inbreuk op of de niet-nakoming van hun verplichtingen met betrekking tot een onderliggende blootstelling op de datum waarop die onderliggende blootstelling in de gesecuritiseerde portefeuille wordt opgenomen.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY33

Artikel 26 ter, lid 6, punt g)

Verklaringen en garanties — Geen onjuiste informatie in de transactiedocumentatie

 

 

Beknopte toelichting van de verklaringen en garanties van de initiator dat, voor zover de initiator bekend, de transactiedocumentatie geen onjuiste informatie over de details van de onderliggende blootstellingen bevat.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY34

Artikel 26 ter, lid 6, punt h)

Verklaringen en garanties — Afdwingbaarheid of inbaarheid van die onderliggende blootstellingen

 

 

Beknopte toelichting van de verklaringen en garanties van de initiator dat bij de afsluiting van de transactie of wanneer een onderliggende blootstelling in de gesecuritiseerde portefeuille wordt opgenomen, het contract tussen de debiteur en de oorspronkelijke kredietverstrekker met betrekking tot die onderliggende blootstelling niet zodanig gewijzigd is dat de afdwingbaarheid of inbaarheid van die onderliggende blootstellingen werd beïnvloed.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY35

Artikel 26 ter, lid 7, eerste alinea

Toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van de onderliggende blootstellingen op discretionaire basis.

 

 

Beknopte toelichting dat de onderliggende blootstellingen voldoen aan vooraf vastgestelde, duidelijke en gedocumenteerde toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van die blootstellingen op discretionaire basis.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY36

Artikel 26 ter, lid 7, tweede alinea

Vrijstelling van het verbod op actief portefeuillebeheer

 

 

Voor de toepassing van veld STSSY35, een beknopte toelichting dat de vervanging van blootstellingen die de verklaringen of garanties schenden of, wanneer de securitisatie een aanvullingsperiode omvat, de toevoeging van blootstellingen die voldoen aan de vastgestelde aanvullingsvoorwaarden, niet als actief portefeuillebeheer wordt beschouwd.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY37

Artikel 26 ter, lid 7, derde alinea

Blootstelling toegevoegd na de datum van de afsluiting van de transactie die aan de toelaatbaarheidscriteria voldoet

 

 

Beknopte toelichting dat elke blootstelling die na de datum van afsluiting van de transactie wordt toegevoegd, voldoet aan toelaatbaarheidscriteria die niet minder streng zijn dan de criteria die worden toegepast in de initiële selectie van de onderliggende blootstellingen.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 38

Artikel 26 ter, lid 7, vierde alinea, punt a)

Volledig terugbetaalde blootstelling

 

 

Wanneer de onderliggende blootstelling uit de transactie wordt verwijderd, beknopte toelichting dat deze volledig terugbetaald of op andere wijze verstreken is.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 39

Artikel 26 ter, lid 7, vierde alinea, punt b)

Verkochte onderliggende blootstellingen

 

 

Wanneer de onderliggende blootstelling uit de transactie wordt verwijderd, beknopte toelichting dat deze tijdens de normale bedrijfsuitoefening van de initiator verkocht is, op voorwaarde dat die verkoop geen impliciete steun inhoudt als bedoeld in artikel 250 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 40

Artikel 26 ter, lid 7, vierde alinea, punt c)

Geen door krediet aangedreven wijziging

 

 

Wanneer de onderliggende blootstelling uit de transactie wordt verwijderd, beknopte toelichting dat deze het voorwerp is van een wijziging die niet door krediet aangedreven is, zoals schuldherfinanciering of -herstructurering, en die plaatsvindt tijdens de normale uitoefening van servicing van die onderliggende blootstelling.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 41

Artikel 26 ter, lid 7, vierde alinea, punt d)

Toelaatbaarheidscriteria niet vervuld

 

 

Wanneer de onderliggende blootstelling uit de transactie wordt verwijderd, beknopte toelichting dat deze niet voldeed aan de toelaatbaarheidscriteria op het moment waarop zij in de transactie werd opgenomen.

Afdeling 2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 42

Artikel 26 ter, lid 8, eerste alinea

Homogeniteit van activa

 

 

Een nadere toelichting over de vraag hoe de securitisatie wordt gedekt door een pool van onderliggende blootstellingen die homogeen zijn wat betreft het type activa. Hiertoe wordt verweren naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1851 van de Commissie (2).

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 43

Artikel 26 ter, lid 8, eerste alinea

Slechts één type activa

 

 

Een nadere toelichting over de vraag hoe de pool van onderliggende blootstellingen slechts één type activa bevat.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 44

Artikel 26 ter, lid 8, tweede alinea

Verplichtingen die contractueel bindend en afdwingbaar zijn

 

 

Beknopte toelichting dat de in veld STSSY42 bedoelde onderliggende blootstellingen verplichtingen bevatten die contractueel bindend en afdwingbaar zijn, met volledig verhaalsrecht op debiteuren en, in voorkomend geval, garantiegevers.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 45

Artikel 26 ter, lid 8, derde alinea

Vastgelegde periodieke betaling

 

 

Nadere toelichting hoe de in veld STSSY42 bedoelde onderliggende blootstellingen vastgelegde periodieke betalingsstromen hebben, waarvan het bedrag kan verschillen, in verband met huur, hoofdsom of rentebetalingen, of met een ander recht om baten te ontvangen uit hoofde van activa die dergelijke betalingen voortbrengen.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 46

Artikel 26 ter, lid 8, derde alinea

Opbrengsten uit de verkoop van activa.

 

 

Nadere toelichting over de vraag of en hoe de in veld STSSY42 bedoelde onderliggende blootstellingen ook opbrengsten uit de verkoop van gefinancierde of geleasede activa kunnen genereren.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 47

Artikel 26 ter, lid 8, vierde alinea

Geen effecten

 

 

Nadere toelichting hoe de onderliggende blootstellingen geen andere effecten bevatten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3), dan bedrijfsobligaties die niet op een handelsplatform zijn genoteerd.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 48

Artikel 26 ter, lid 9

Geen hersecuritisatie

 

 

Bevestiging dat de onderliggende blootstellingen geen securitisatieposities bevatten.

Rubriek 2.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 49

Artikel 26 ter, lid 10, eerste alinea

Afsluitstandaarden openbaar gemaakt voor potentiële beleggers

 

 

Bevestiging dat de afsluitstandaarden volgens welke de onderliggende blootstellingen zijn geïnitieerd, en de materiële wijzigingen van eerdere afsluitstandaarden onverwijld voor potentiële beleggers openbaar wordt gemaakt

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 50

Artikel 26 ter, lid 10, eerste alinea

Volledig verhaalsrecht op een debiteur

 

 

Bevestiging dat de onderliggende blootstellingen worden overgenomen met volledig verhaalsrecht op een debiteur die geen SSPE is.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 51

Artikel 26 ter, lid 10, eerste alinea

Afsluitstandaarden — Geen derden

 

 

Bevestiging dat bij de krediet- of overnamebeslissingen betreffende de onderliggende blootstellingen geen derden betrokken zijn.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 52

Artikel 26 ter, lid 10, tweede alinea

Afsluitstandaarden — Woonkredieten

 

 

Bij securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen woonkredieten zijn, bevestiging dat de pool van kredieten geen kredieten bevat die op de markt zijn gebracht en overgenomen op basis van de veronderstelling dat de kredietaanvrager of, in voorkomend geval, intermediairs ervan in kennis zijn gesteld dat de verstrekte informatie door de kredietverlener mogelijk niet wordt gecontroleerd.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 53

Artikel 26 ter, lid 10, derde alinea

Afsluitstandaarden — Beoordeling kredietnemer

 

 

Bevestiging dat de beoordeling van de kredietwaardigheid van de kredietnemer voldoet aan de vereisten van artikel 8 van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) of van artikel 18, leden 1 tot en met 4, punt a), artikel 18, lid 5, en artikel 18, lid 6, van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) of, indien van toepassing, aan gelijkwaardige vereisten in derde landen.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 54

Artikel 26 ter, lid 10, vierde alinea

Expertise initiator of kredietverstrekker

 

 

Bevestiging dat de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker beschikt over expertise in het initiëren van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met die welke worden gesecuritiseerd.

Rubriek 2.2.7 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 55

Artikel 26 ter, lid 11, punt a)

Geen blootstellingen met wanbetaling

 

 

Beknopte toelichting dat de onderliggende blootstellingen, op het tijdstip van selectie, geen blootstellingen in wanbetaling in de zin van artikel 178, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bevatten, of blootstellingen met betrekking tot een debiteur of garantiegever met aangetaste kredietwaardigheid die, voor zover de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker bekend, binnen drie jaar vóór de datum van initiëring insolvent is verklaard of ten aanzien van wie een rechtbank de crediteuren als gevolg van wanbetaling een definitief, niet voor beroep vatbaar recht van afdwinging van naleving van contract of materiële schadevergoeding heeft toegekend, of die in de drie jaar voorafgaand aan de datum van selectie van de onderliggende blootstellingen een schuldherstructureringsproces met betrekking tot zijn niet-renderende blootstellingen heeft ondergaan, tenzij i) een geherstructureerde onderliggende blootstelling geen nieuwe betalingsachterstand heeft vertoond sinds de datum van de herstructurering, die ten minste één jaar vóór de datum van selectie van de onderliggende blootstellingen moet hebben plaatsgevonden; of ii) in de informatie die overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, punt a) en punt e), i), van Verordening (EU) 2017/2402 door de initiator is verstrekt, uitdrukkelijk het aandeel geherstructureerde onderliggende blootstellingen, het tijdstip en de details van de herstructurering en het rendement ervan sinds het tijdstip van de herstructurering zijn vermeld. Een beknopte toelichting indien een van beide uitzonderingen van toepassing is.

Rubriek 2.2.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 56

Artikel 26 ter, lid 11, punt b)

Geen ongunstig kredietverleden

 

 

Beknopte toelichting dat de onderliggende blootstellingen, op het moment van de selectie, geen blootstellingen bevatten waarbij sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of blootstellingen met betrekking tot een debiteur of garantiegever met aangetaste kredietwaardigheid die, voor zover de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker bekend op het moment van initiëring van de onderliggende blootstelling, in voorkomend geval, vermeld stond in een openbaar kredietregister van personen met een ongunstig kredietverleden of, als er geen dergelijk openbaar kredietregister is, in een ander kredietregister dat voor de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker toegankelijk is;

N.v.t.

STSSY 57

Artikel 26 ter, lid 11, punt c)

Risico van wanbetaling is niet hoger dan voor niet-securitisatieblootstellingen

 

 

Beknopte toelichting dat de onderliggende blootstellingen, op het moment van de selectie, geen blootstellingen bevatten waarbij sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of blootstellingen met betrekking tot een debiteur of garantiegever met aangetaste kredietwaardigheid die, voor zover de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker bekend, een kredietbeoordeling of een kredietscore heeft waaruit blijkt dat het risico dat contractueel overeengekomen betalingen niet worden verricht, significant hoger is dan voor vergelijkbare, niet-gesecuritiseerde blootstellingen in het bezit van de initiator.

N.v.t.

STSSY 58

Artikel 26 ter, lid 12

Ten minste één betaling verricht op tijdstip van opname van de onderliggende activa

 

 

Bevestiging dat debiteuren bij opneming van de onderliggende blootstellingen ten minste één betaling hebben gedaan, behalve wanneer:

a)

de securitisatie een revolverende securitisatie is, die gedekt wordt door blootstellingen die in één termijn te betalen zijn of een looptijd van minder dan één jaar hebben, inclusief, zonder beperking, maandelijkse betalingen voor doorlopende kredieten, of

b)

de blootstelling de herfinanciering vertegenwoordigt van een blootstelling die reeds in de transactie is opgenomen.

Een beknopte toelichting indien een van beide uitzonderingen van toepassing is.

Rubrieken 3.3 en 3.4.6 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 59

Artikel 26 quater, lid 1

Inachtneming risicobehoudvereisten

 

 

Nadere toelichting over de vraag hoe de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker voldoet aan de risicobehoudvereisten van artikel 6 van Verordening (EU) 2017/2402.

Rubriek 3.1 van bijlage 9 en rubriek 3.4.3 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 60

Artikel 26 quater, lid 2, eerste alinea

Limitering rente- en valutarisico’s

 

 

Bevestiging dat:

a)

het rente- en valutarisico uit hoofde van een securitisatie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de betalingen aan de initiator en de beleggers staan beschreven in de transactiedocumentatie,

b)

die risico’s naar behoren worden gelimiteerd en alle daartoe genomen maatregelen voor beleggers openbaar worden gemaakt.

Rubrieken 3.4.2 en 3.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY61

Artikel 26 quater, lid 2, eerste alinea

Zekerheden van de kredietprotectie en kredietprotectiebetaling uitgedrukt in dezelfde munt

 

 

Bevestiging dat zekerheden die de verplichtingen van de belegger uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst veiligstellen, worden uitgedrukt in dezelfde munt als waarin de kredietprotectiebetaling wordt uitgedrukt.

Rubrieken 3.4.2 en 3.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 62

Artikel 26 quater, lid 2, tweede alinea

Verplichtingen van SSPE niet hoger dan het inkomen van SSPE

 

 

Beknopte toelichting dat in geval van een securitisatie door middel van een SSPE het bedrag van de verplichtingen van de SSPE betreffende de rentebetalingen aan de beleggers, op elke betalingsdatum, gelijk is aan of minder is dan het bedrag van het inkomen van de SSPE van de initiator en alle zekerheidsovereenkomsten.

Rubrieken 3.4.2 en 3.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 63

Artikel 26 quater, lid 2, derde alinea

Geen derivaten tenzij voor het afdekken van rente- of valutarisico

 

 

Bevestiging dat de pool van onderliggende blootstellingen geen derivaten bevat, tenzij voor het afdekken van rente- of valutarisico van de onderliggende blootstellingen.

Rubrieken 3.4.2 en 3.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 64

Artikel 26 quater, lid 2, derde alinea

Gebruik van derivaten op basis van gebruikelijke normen

 

 

Beknopte toelichting, indien de in veldnummer STSSY63 bedoelde uitzondering van toepassing is, dat gebruikte derivaten volgens breed aanvaarde normen zijn overgenomen en gedocumenteerd.

Rubrieken 3.4.2 en 3.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 65

Artikel 26 quater, lid 3, eerste en tweede alinea

Referentierentebetalingen op basis van algemeen gebruikelijke rentevoeten zonder complexe formules of derivaten

 

 

Bij referentierentebetalingen in verband met de transactie, beknopte toelichting op welke van de volgende deze referentierentebetalingen zijn gebaseerd:

a)

algemeen gebruikelijke marktrentevoeten, of in de sector doorgaans gehanteerde rentevoeten die een weerspiegeling van de financieringskosten vormen, zonder te verwijzen naar complexe formules of derivaten, of

b)

inkomsten die worden gegenereerd door de zekerheid die de verplichtingen van de belegger uit hoofde van de protectieovereenkomst veiligstelt.

Beknopte toelichting dat referentierentebetalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van de onderliggende blootstellingen zijn gebaseerd op algemeen gebruikelijke marktrentevoeten, of op in de sector doorgaans gehanteerde rentevoeten die een weerspiegeling van de financieringskosten vormen, maar niet verwijzen naar complexe formules of derivaten

Rubrieken 2.2.2 en 2.2.13 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 66

Artikel 26 quater, lid 4, eerste alinea

Afdwingingsgrond laat maatregelen van de belegger met het oog op nakoming onverlet

 

 

Een beknopte toelichting dat de belegger maatregelen mag nemen met het oog op nakoming als zich met betrekking tot de initiator een afdwingingsgrond voordoet.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 67

Artikel 26 quater, lid 4, tweede alinea

Afdwinging van de kredietprotectieovereenkomst — Geen insluiting van bedrag aan contanten in SSPE

 

 

Als in het geval van een securitisatie door middel van een SSPE een sommatie tot nakoming of tot beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst is betekend, beknopte toelichting dat maximaal het bedrag aan contanten in de SSPE blijft vastzitten dat benodigd is om het operationeel functioneren van die SSPE te waarborgen, om de protectiebetalingen te kunnen doen voor onderliggende blootstellingen ten aanzien waarvan wanbetaling heeft plaatsgevonden en die op het moment van de beëindiging nog steeds worden herschikt, of om beleggers ordentelijk overeenkomstig de contractvoorwaarden van de securitisatie te kunnen terugbetalen.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 68

Artikel 26 quater, lid 5, eerste alinea

Verliezen toegewezen in rangorde

 

 

Beknopte toelichting dat verliezen worden toegewezen aan de houders van een securitisatiepositie volgens de rangorde van de tranches, te beginnen met de tranche met de laagste rang.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 69

Artikel 26 quater, lid 5, tweede alinea

Sequentiële aflossing

 

 

Beknopte toelichting dat sequentiële aflossing op alle tranches wordt toegepast om het uitstaande bedrag van de tranches op elke betalingsdatum te bepalen, te beginnen bij de tranche met de hoogste rang.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 70

Artikel 26 quater, lid 5, derde alinea

Niet-sequentiële rangorde van betalingen

 

 

In afwijking van veld STSSY 69, beknopte toelichting dat transacties waarbij in een niet-sequentiële rangorde van betalingen is voorzien, triggers bevatten die verbonden zijn aan de prestaties van de onderliggende blootstellingen waardoor de rangorde van de betalingen terugvalt in sequentiële betalingen volgens hun rangorde.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 71

Artikel 26 quater, lid 5, derde alinea, punt a)

Prestatiegerelateerde triggers

 

 

Nadere toelichting van de in veld STSSY70 verplichte prestatiegerelateerde trigger, hetzij de toename van het cumulatieve bedrag aan blootstellingen ten aanzien waarvan wanbetaling heeft plaatsgevonden, hetzij de toename van de cumulatieve verliezen die groter zijn dan een bepaald percentage van het uitstaande bedrag van de onderliggende portefeuille.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 72

Artikel 26 quater, lid 5, derde alinea, punt b)

Prestatiegerelateerde triggers

 

 

Nadere toelichting van de in veld STSSY70 bedoelde extra retrospectieve prestatietrigger

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 73

Artikel 26 quater, lid 5, derde alinea, punt c)

Prestatiegerelateerde triggers

 

 

Nadere toelichting van de in veld STSSY70 bedoelde prospectieve prestatietrigger.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 74

Artikel 26 quater, lid 5, zevende alinea

Bedrag van de zekerheid gelijk aan bedrag van afgeloste tranches

 

 

Beknopte toelichting dat naarmate tranches worden afgelost, het bedrag van de zekerheid dat gelijk is aan het bedrag van de aflossing van die tranches, aan de beleggers wordt gerestitueerd, op voorwaarde dat de beleggers die tranches van zekerheid hebben voorzien.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 75

Artikel 26 quater, lid 5, achtste alinea

Kredietgebeurtenis en beschikbaar bedrag van kredietprotectie op elke betalingsdatum

 

 

Beknopte toelichting dat als een kredietgebeurtenis als bedoeld in veld STSSY100 of STSSY101 zich heeft voorgedaan in verband met onderliggende blootstellingen en de schuldherschikking voor die blootstellingen niet voltooid is, het bedrag van kredietprotectie dat overblijft op ongeacht welke betalingsdatum ten minste gelijk is aan het uitstaande nominale bedrag van die onderliggende blootstellingen, min het bedrag van alle tussentijdse betalingen die in verband met die onderliggende blootstellingen zijn gedaan.

Rubriek 3.4.5 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 76

Artikel 26 quater, lid 6, punt a)

Bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers — Kredietkwaliteit

 

 

Indien de securitisatie een revolverende securitisatie is, beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie passende bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers voor beëindiging van de doorroltermijn bevat bij een verslechtering van de kredietkwaliteit van de onderliggende blootstellingen tot of beneden een vooraf bepaalde drempel.

Rubrieken 2.3 en 2.4 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 77

Artikel 26 quater, lid 6, punt b)

Bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers — Verliezen

 

 

Indien de securitisatie een revolverende securitisatie is, beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie passende bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers voor beëindiging van de doorroltermijn bevat bij een toename van de verliezen boven een vooraf bepaalde drempel;

Rubrieken 2.3 en 2.4 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 78

Artikel 26 quater, lid 6, punt c)

Bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers — Nieuwe blootstellingen

 

 

Indien de securitisatie een revolverende securitisatie is, beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie passende bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers voor beëindiging van de doorroltermijn bevat indien niet voldoende nieuwe onderliggende blootstellingen worden gegenereerd die voldoen aan de vooraf bepaalde kredietkwaliteit tijdens een specifieke periode.

Rubrieken 2.3 en 2.4 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 79

Artikel 26 quater, lid 7, punt a)

Contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden — Servicer

 

 

Beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de servicer duidelijk specificeert.

Rubriek 3.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 80

Artikel 26 quater, lid 7, punt a)

Contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden — Trustee

 

 

Beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de trustee en andere aanbieders van verwante diensten, indien van toepassing, duidelijk specificeert.

Rubriek 3.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 81

Artikel 26 quater, lid 7, punt a)

Contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden — Externe verificatieagent

 

 

Beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de in veld STSSY126 bedoelde servicer duidelijk specificeert.

Rubriek 3.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 82

Artikel 26 quater, lid 7, punt b)

Vervanging van dienstverleners in geval van wanbetaling of insolventie

 

 

Beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie duidelijk de bepalingen specificeert die zorgen voor de vervanging van de servicer, de trustee, andere aanbieders van verwante diensten of de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent in geval van wanbetaling of insolventie van een van die dienstverleners, indien deze dienstverleners verschillen van de initiator, op zodanige wijze dat dit niet leidt tot de beëindiging van de verlening van die diensten.

Rubriek 3.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 83

Artikel 26 quater, lid 7, punt c)

Servicingprocedures

 

 

Beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie duidelijk de servicingprocedures specificeert die gelden voor de onderliggende blootstellingen op de datum van afsluiting van de transactie en daarna en de omstandigheden waaronder die procedures kunnen worden gewijzigd.

Rubriek 3.4.6 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 84

Artikel 26 quater, lid 7, punt d)

Servicingstandaarden

 

 

Beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie duidelijk de servicingnormen specificeert die de servicer moet naleven bij de servicing van de onderliggende blootstellingen binnen de gehele looptijd van de securitisatie.

Rubriek 3.4.6 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 85

Artikel 26 quater, lid 8, eerste alinea

Vereiste expertise servicer

 

 

Beknopte toelichting dat de servicer beschikt over expertise in het servicen van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met die welke worden gesecuritiseerd.

Rubriek 3.4.6 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 86

Artikel 26 quater, lid 8, eerste alinea

Beschikbaar beleid, procedures en risicobeheercontroles zijn goed gedocumenteerd en adequaat

 

 

Bevestiging dat het beleid, de procedures en de risicobeheercontroles voor de servicing van blootstellingen van de servicer goed gedocumenteerd en adequaat zijn.

Rubriek 3.4.6 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 87

Artikel 26 quater, lid 8, tweede alinea

Servicingprocedures ten minste even streng als de procedures die worden toegepast op vergelijkbare niet-gesecuritiseerde blootstellingen

 

 

Beknopte toelichting dat de servicer op de onderliggende blootstellingen servicingprocedures toepast die ten minste even streng zijn als de procedures die door de initiator worden toegepast op vergelijkbare niet-gesecuritiseerde blootstellingen.

Rubriek 3.4.6 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 88

Artikel 26 quater, lid 9

Referentieregister voorhanden

 

 

Nadere toelichting hoe de initiator een actueel referentieregister bijhoudt om de onderliggende blootstellingen te allen tijde te identificeren.

N.v.t.

STSSY 89

Artikel 26 quater, lid 9

Referentieregister — Inhoud

 

 

Beknopte toelichting dat in het in veld STSSY 88 bedoelde register de referentiedebiteuren worden geïdentificeerd, de referentieverplichtingen waaruit de onderliggende blootstellingen voortvloeien en, voor elke onderliggende blootstelling, het nominale bedrag dat is beschermd en dat uitstaand is.

N.v.t.

STSSY 90

Artikel 26 quater, lid 10

Tijdige oplossing van conflicten tussen verschillende klassen beleggers

 

 

Bevestiging dat de transactiedocumentatie duidelijke voorwaarden bevat die de tijdige oplossing van conflicten tussen verschillende klassen beleggers vergemakkelijken.

Rubrieken 3.4.7 en 3.4.8 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 91

Artikel 26 quater, lid 10

SSPE — Duidelijk omschreven stemrechten

 

 

Bevestiging dat bij een securitisatie door middel van een SSPE de stemrechten duidelijk worden omschreven en toegewezen aan obligatiehouders en dat de verantwoordelijkheden van de trustee en andere entiteiten met fiduciaire verplichtingen duidelijk worden bepaald.

N.v.t.

STSSY 92

Artikel 26 quinquies, lid 1

Gegevens historische wanbetalings- en verliesprestaties

 

 

Bevestiging dat aan potentiële beleggers vóór de prijsstelling gegevens ter beschikking worden gesteld over statische en dynamische historische wanbetalings- en verliesprestaties, zoals gegevens over achterstalligheid en wanbetaling (over een periode van minstens vijf jaar) met betrekking tot blootstellingen die substantieel vergelijkbaar zijn met die welke zijn gesecuritiseerd, alsook de bronnen van die gegevens en de basis voor het claimen van vergelijkbaarheid.

Rubriek 2.2.2 van bijlage 19 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980

STSSY 93

Artikel 26 quinquies, lid 2

Steekproef van de aan externe controle onderworpen onderliggende blootstellingen

 

 

Bevestiging dat een steekproef van de onderliggende blootstellingen vóór de afsluiting van de transactie wordt onderworpen aan externe verificatie door een passende en onafhankelijke partij, met inbegrip van verificatie of de onderliggende blootstellingen in aanmerking komen voor kredietprotectie uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst.

N.v.t.

STSSY 94

Artikel 26 quinquies, lid 3

Beschikbaarheid liability cash-flow-model voor potentiële beleggers

 

 

Bevestiging dat de initiator aan potentiële beleggers vóór de prijsstelling van de securitisatie een model van de kasstroom van de passiva ter beschikking stelt waarin de contractuele relatie tussen de onderliggende blootstellingen en de betalingsstromen tussen de initiator, de beleggers, andere derden en, in voorkomend geval, de SSPE nauwkeurig wordt gespecificeerd, en dat model na de prijsstelling doorlopend ter beschikking stelt aan beleggers en op verzoek aan potentiële beleggers.

N.v.t.

STSSY 95

Artikel 26 quinquies, lid 4, eerste alinea

Bekendmaking van informatie over milieuprestaties van uit woonkredieten of autoleningen of -leases bestaande onderliggende activa

 

 

Voor securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, en tenzij de uitzondering in veld STSSY 96 wordt toegepast, beknopte toelichting dat de initiator de beschikbare informatie over de milieuprestatie van de met leningen gefinancierde activa bekendmaakt, als onderdeel van de informatie die overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU) 2017/2402 wordt verschaft.

N.v.t.

STSSY 96

Artikel 26 quinquies, lid 4, tweede alinea

Afwijking van de vereiste bekendmaking van milieuprestaties van uit woonkredieten of autoleningen of -leases bestaande onderliggende activa

 

 

In het geval de initiator afwijkt van het vereiste in veld STSSY 95, bondige toelichting dat de initiator de beschikbare informatie bekendmaakt over de belangrijkste ongunstige effecten van de met de onderliggende blootstellingen gefinancierde activa op de duurzaamheidsfactoren.

N.v.t.

STSSY97

Artikel 26 quinquies, lid 5

Initiator verantwoordelijk voor inachtneming artikel 7 Verordening (EU) 2017/2402

 

 

Bevestiging dat de initiator verantwoordelijk is voor de inachtneming van artikel 7 van Verordening (EU) 2017/2402.

N.v.t.

STSSY 98

Artikel 26 quinquies, lid 5

Informatie volgens artikel 7, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/2402 beschikbaar voor potentiële beleggers

 

 

Bevestiging dat de op grond van artikel 7, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) 2017/2402 vereiste informatie op verzoek aan potentiële beleggers beschikbaar is gesteld vóór de beprijzing.

N.v.t.

STSSY 99

Artikel 26 quinquies, lid 5

Informatie volgens artikel 7, lid 1, punten b), c) en d), van Verordening (EU) 2017/2402 ten minste in ontwerpvorm of in initiële vorm beschikbaar voor potentiële beleggers

 

 

Bevestiging dat de op grond van artikel 7, lid 1, eerste alinea, punten b), c) en d), van Verordening (EU) 2017/2402 vereiste informatie vóór de beprijzing ten minste in ontwerpvorm of in initiële vorm beschikbaar is gesteld, en de definitieve documentatie uiterlijk 15 dagen na het afsluiten van de transactie aan beleggers ter beschikking wordt gesteld.

N.v.t.

STSSY 100

Artikel 26 sexies, lid 1, eerste alinea, punt a)

Kredietgebeurtenissen en gebruik van garanties

 

 

Als de overdracht van risico geschiedt door middel van garanties, beknopte toelichting dat de kredietprotectieovereenkomst ten minste betrekking heeft op de kredietgebeurtenissen bedoeld in artikel 215, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013

N.v.t.

STSSY 101

Artikel 26 sexies, lid 1, eerste alinea, punt b)

Kredietgebeurtenissen en gebruik van kredietderivaten

 

 

Als de overdracht van risico geschiedt door middel van kredietderivaten, beknopte toelichting dat de kredietprotectieovereenkomst ten minste betrekking heeft op de kredietgebeurtenissen bedoeld in artikel 216, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013

N.v.t.

STSSY 102

Artikel 26 sexies, lid 1, tweede alinea

Gedocumenteerde kredietprotectieovereenkomst

 

 

Beknopte toelichting dat alle kredietgebeurtenissen worden gedocumenteerd.

N.v.t.

STSSY 103

Artikel 26 sexies, lid 1, derde alinea

Respijtmaatregelen sluiten niet uit dat in aanmerking komende kredietgebeurtenissen worden getriggerd.

 

 

Beknopte toelichting dat de respijtmaatregelen in de zin van artikel 47 ter van Verordening (EU) nr. 575/2013 die op de onderliggende blootstellingen worden toegepast, niet uitsluiten dat in aanmerking komende kredietgebeurtenissen worden getriggerd.

N.v.t.

STSSY 104

Artikel 26 sexies, lid 2, eerste alinea

Kredietprotectiebetaling gebaseerd op geleden verlies en standaardterugvorderingsbeleid en -procedures

 

 

Beknopte toelichting dat de kredietprotectiebetaling na het zich voordoen van een kredietgebeurtenis wordt berekend op basis van het werkelijk door de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker geleden gerealiseerd verlies, zoals herschikt in overeenstemming met hun standaardterugvorderingsbeleid en -procedures voor de desbetreffende soorten blootstellingen en opgenomen in hun financiële overzichten op het moment waarop de betaling wordt gedaan.

N.v.t.

STSSY 105

Artikel 26 sexies, lid 2, eerste alinea

Kredietprotectiebetaling te betalen binnen opgegeven periode

 

 

Beknopte toelichting dat de definitieve kredietprotectiebetaling te betalen is binnen een opgegeven periode na het einde van de schuldherschikking voor de desbetreffende onderliggende blootstelling wanneer de schuldherschikking is voltooid vóór de geplande wettelijke vervaldatum of vervroegde beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst.

N.v.t.

STSSY 106

Artikel 26 sexies, lid 2, eerste alinea

Tussentijdse kredietprotectiebetaling uiterlijk zes maanden na kredietgebeurtenis

 

 

In gevallen waarin de schuldherschikking van de verliezen voor de desbetreffende onderliggende blootstelling niet voltooid is tegen het einde van de in artikel 26 sexies, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) 2017/2402 bedoelde periode van zes maanden, beknopte toelichting dat uiterlijk zes maanden nadat zich een kredietgebeurtenis als bedoeld in de velden STSSY100 en STSSY101 heeft voorgedaan, een tussentijdse kredietprotectiebetaling wordt gedaan.

N.v.t.

STSSY 107

Artikel 26 sexies, lid 2, tweede alinea, punten a) en b)

Tussentijdse kredietprotectiebetaling hoger dan toepasselijke verwachte verliesposten

 

 

Beknopte toelichting dat de tussentijdse kredietprotectiebetaling ten minste het hoogste is van:

a)

de verwachte verliespost die gelijk is aan de waardevermindering die door de initiator is opgenomen in zijn financiële overzichten overeenkomstig het toepasselijke boekhoudkundige kader op het moment waarop de tussentijdse betaling wordt gedaan, in de veronderstelling dat de kredietprotectieovereenkomst niet bestaat en geen verliezen dekt; of,

b)

indien van toepassing, de verwachte verliespost zoals bepaald overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

N.v.t.

STSSY 108

Artikel 26 sexies, lid 2, derde alinea

Voorwaarden van de tussentijdse kredietprotectiebetaling

 

 

Wanneer een tussentijdse kredietprotectiebetaling wordt gedaan, beknopte toelichting dat de in veld STSSY106 bedoelde definitieve kredietprotectiebetaling wordt gedaan om de tussentijdse verliesverrekening aan te passen aan het werkelijk geleden verlies.

N.v.t.

STSSY 109

Artikel 26 sexies, lid 2, vierde alinea

Methode voor de berekening van tussentijdse en definitieve kredietprotectiebetalingen

 

 

Beknopte toelichting dat de methode voor de berekening van tussentijdse en definitieve kredietprotectiebetalingen wordt gespecificeerd in de kredietprotectieovereenkomst.

N.v.t.

STSSY 110

Artikel 26 sexies, lid 2, vijfde alinea

Kredietprotectiebetaling staat in verhouding tot het aandeel van het uitstaande nominale bedrag

 

 

Beknopte toelichting dat de kredietprotectiebetaling in verhouding staat tot het aandeel van het uitstaande nominale bedrag van de overeenkomstige onderliggende blootstelling die door de kredietprotectieovereenkomst gedekt wordt.

N.v.t.

STSSY 111

Artikel 26 sexies, lid 2, zesde alinea

Afdwingbaarheid van de kredietprotectiebetaling

 

 

Beknopte toelichting dat het recht van de initiator om de kredietprotectiebetaling te ontvangen afdwingbaar is.

N.v.t.

STSSY 112

Artikel 26 sexies, lid 2, zesde alinea

Bedrag dat uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst door de beleggers moet worden betaald, wordt in de kredietprotectieovereenkomst vastgelegd.

 

 

Beknopte toelichting dat de bedragen die uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst door de beleggers moeten worden betaald, in de kredietprotectieovereenkomst duidelijk worden vastgelegd en beperkt.

N.v.t.

STSSY 113

Artikel 26 sexies, lid 2, zesde alinea

Berekening van de bedragen in alle omstandigheden

 

 

Beknopte toelichting dat de bedragen die uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst door de beleggers moeten worden betaald in alle omstandigheden kunnen worden berekend.

N.v.t.

STSSY 114

Artikel 26 sexies, lid 2, zesde alinea

De omstandigheden van betalingen door beleggers zijn in de kredietprotectieovereenkomst uiteengezet.

 

 

Beknopte toelichting dat in de kredietprotectieovereenkomst duidelijk de omstandigheden worden vastgelegd waarin de beleggers betalingen moeten doen.

N.v.t.

STSSY 115

Artikel 26 sexies, lid 2, zesde alinea

Beoordeling door externe verificatieagent van de omstandigheden die aanleiding geven tot betaling door beleggers

 

 

Beknopte toelichting dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent beoordeelt of de in de kredietprotectieovereenkomst opgenomen omstandigheden waarin de beleggers betalingen moeten doen, zich hebben voorgedaan.

N.v.t.

STSSY 116

Artikel 26 sexies, lid 2, zevende alinea

Kredietprotectiebetaling berekend op niveau van afzonderlijke onderliggende blootstelling.

 

 

Beknopte toelichting dat het bedrag van de kredietprotectiebetaling wordt berekend op het niveau van de afzonderlijke onderliggende blootstelling waarvoor een kredietgebeurtenis zich heeft voorgedaan.

N.v.t.

STSSY 117

Artikel 26 sexies, lid 3, eerste alinea

Specificatie van de maximale verlengingsperiode voor het schuldherschikkingsproces

 

 

Beknopte toelichting dat in de kredietprotectieovereenkomst de maximale verlengingsperiode wordt vermeld die geldt voor de schuldherschikking voor de onderliggende blootstellingen in verband waarmee een kredietgebeurtenis als bedoeld in artikel 26 sexies, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2402 zich heeft voorgedaan, maar waarbij de schuldherschikking niet was voltooid op de geplande wettelijke vervaldatum of vervroegde beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst.

N.v.t.

STSSY 118

Artikel 26 sexies, lid 3, eerste alinea

Verlengingsperiode minder dan twee jaar

 

 

Beknopte toelichting dat de in veld STSSY 117 bedoelde verlengingsperiode niet meer dan twee jaar bedraagt.

N.v.t.

STSSY 119

Artikel 26 sexies, lid 3, eerste alinea

Definitieve kredietprotectiebetaling op basis van de definitieve raming van het verlies van de initiator

 

 

Beknopte toelichting dat de kredietprotectieovereenkomst erin voorziet dat tegen het einde van de in veld STSSY 117 bedoelde verlengingsperiode een definitieve kredietprotectiebetaling wordt gedaan op basis van de definitieve raming van het verlies van de initiator die door de initiator moet worden opgenomen in zijn financiële overzichten op dat moment in de veronderstelling dat de kredietprotectieovereenkomst niet bestaat en geen verliezen dekt.

N.v.t.

STSSY 120

Artikel 26 sexies, lid 3, tweede alinea

Beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst

 

 

In geval van een beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst, beknopte toelichting dat de schuldherschikking wordt voortgezet met betrekking tot alle uitstaande kredietgebeurtenissen die zich vóór die beëindiging hebben voorgedaan op dezelfde wijze als de wijze beschreven in artikel 26 sexies, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) 2017/2402.

N.v.t.

STSSY 121

Artikel 26 sexies, lid 3, derde alinea

Kredietprotectiepremies afhankelijk van het uitstaande nominale bedrag

 

 

Beknopte toelichting dat de kredietprotectiepremies die uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst moeten worden betaald, gestructureerd zijn als afhankelijk van het uitstaande nominale bedrag van de renderende gesecuritiseerde blootstellingen op het moment van de betaling en het risico van de beschermde tranche weerspiegelen.

N.v.t.

STSSY 122

Artikel 26 sexies, lid 3, derde alinea

Kredietprotectieovereenkomst zonder mechanismen waardoor de werkelijke toewijzing van verliezen aan de beleggers kan worden vermeden of verminderd

 

 

Beknopte toelichting dat voor de toepassing van veld STSSY117 de kredietprotectieovereenkomst geen gewaarborgde premies, premiebetalingen vooraf, kortingsmechanismen of andere mechanismen bepaalt waardoor de werkelijke toewijzing van verliezen aan de beleggers kan worden vermeden of verminderd of waardoor een deel van de betaalde premies aan de initiator wordt gerestitueerd na de looptijd van de transactie.

N.v.t.

STSSY 123

Artikel 26 sexies, lid 3, vierde alinea

Afwijking voor premiebetalingen vooraf

 

 

In afwijking van de velden STSSY121 en STSSY122 en wanneer de garantieregeling specifiek is voorzien in het nationale recht van een lidstaat en een tegengarantie geniet van een van de entiteiten opgesomd in artikel 214, lid 2, punten a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, beknopte toelichting dat premiebetalingen vooraf toegestaan zijn, mits de staatssteunregels worden nageleefd.

N.v.t.

STSSY 124

Artikel 26 sexies, lid 3, vijfde alinea

Beschrijving van de kredietprotectiepremie in de transactiedocumentatie

 

 

Beknopte toelichting dat in de transactiedocumentatie wordt beschreven hoe de kredietprotectiepremie en eventuele obligatiecoupons worden berekend met betrekking tot elke betaaldatum gedurende de volledige looptijd van de securitisatie.

N.v.t.

STSSY 125

Artikel 26 sexies, lid 3, zesde alinea

Afdwingbaarheid van de rechten van de belegger

 

 

Beknopte toelichting dat de rechten van de beleggers om kredietbeschermingspremies te ontvangen afdwingbaar is.

N.v.t.

STSSY 126

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea

Aanwijzing van een externe verificatieagent vóór de datum van afsluiting van de transactie

 

 

Bevestiging dat de initiator vóór de datum van afsluiting van de transactie een externe verificatieagent aanwijst.

N.v.t.

STSSY 127

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punt a)

Controle externe verificatieagent — Kennisgeving van kredietgebeurtenis zoals gespecificeerd in de voorwaarden van de kredietprotectieovereenkomst

 

 

Bevestiging dat de in veld STSSY 126 bedoelde externe verificatieagent voor elke onderliggende blootstelling waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis is gedaan, verifieert dat het om een kredietgebeurtenis gaat zoals gespecificeerd in de voorwaarden van de kredietprotectieovereenkomst.

N.v.t.

STSSY 128

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punt b)

Controle externe verificatieagent — Onderliggende blootstelling opgenomen in referentieportefeuille

 

 

Voor elke onderliggende blootstelling waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis wordt gegeven, bevestiging dat de in veld STSSY 126 bedoelde externe verificatieagent verifieert dat de onderliggende blootstelling in de referentieportefeuille was opgenomen op het moment dat de desbetreffende kredietgebeurtenis zich heeft voorgedaan.

N.v.t.

STSSY 129

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punt c)

Controle externe verificatieagent — Toelaatbaarheidscriteria voldaan bij opname in referentieportefeuille

 

 

Voor elke onderliggende blootstelling waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis wordt gegeven, bevestiging dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent verifieert dat de onderliggende blootstelling aan de toelaatbaarheidscriteria voldeed op het moment dat deze in de referentieportefeuille werd opgenomen.

N.v.t.

STSSY 130

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punt d)

Controle externe verificatieagent — Naleving aanvullingsvoorwaarden

 

 

Voor elke onderliggende blootstelling waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis wordt gegeven, bevestiging dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent verifieert dat, wanneer een onderliggende blootstelling aan de securitisatie werd toegevoegd als gevolg van een aanvulling, dergelijke aanvulling aan de aanvullingsvoorwaarden voldeed.

N.v.t.

STSSY 131

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punt e)

Controle externe verificatieagent — Verliezen in overeenstemming met winst- en verliesrekening initiator

 

 

Voor elke onderliggende blootstelling waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis wordt gegeven, bevestiging dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent verifieert dat het definitieve bedrag van het verlies overeenstemt met de verliezen die door de initiator zijn opgenomen in zijn winst- en verliesrekening.

N.v.t.

STSSY 132

Artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punt f)

Controle externe verificatieagent — Blootstellingen correct aan beleggers toegewezen

 

 

Voor elke onderliggende blootstelling waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis wordt gedaan, bevestiging dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent verifieert dat, op het moment waarop de definitieve kredietprotectiebetaling wordt verricht, de verliezen in verband met de onderliggende blootstellingen correct zijn toegewezen aan de beleggers.

N.v.t.

STSSY 133

Artikel 26 sexies, lid 4, tweede alinea

Externe verificatieagent onafhankelijk van initiators, beleggers en, in voorkomend geval, SSPE

 

 

Beknopte toelichting dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent onafhankelijk is van de initiator en de beleggers en, in voorkomend geval, van de SSPE.

N.v.t.

STSSY 134

Artikel 26 sexies, lid 4, tweede alinea

Aanwijzing van de externe verificatieagent vóór de datum van afsluiting

 

 

Beknopte toelichting dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent de aanstelling als externe verificatieagent uiterlijk op de datum van afsluiting van de transactie heeft aanvaard.

N.v.t.

STSSY 135

Artikel 26 sexies, lid 4, derde alinea

Controle door externe verificatieagent op basis van een steekproef

 

 

Beknopte toelichting dat de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent de verificatie verricht op basis van een steekproef in plaats van op basis van elke afzonderlijke blootstelling waarvoor kredietprotectiebetaling wordt gevraagd.

N.v.t.

STSSY 136

Artikel 26 sexies, lid 4, derde alinea

Mogelijkheid voor beleggers om onderliggende blootstelling door de externe verificatieagent te laten controleren

 

 

Beknopte toelichting of en hoe beleggers kunnen verzoeken om de verificatie van de toelaatbaarheid van een bepaalde onderliggende blootstelling indien zij niet tevreden zijn over de verificatie op basis van een steekproef.

N.v.t.

STSSY 137

Artikel 26 sexies, lid 4, vierde alinea

Mogelijkheid voor de externe verificatieagent om toegang te hebben tot alle relevante informatie

 

 

Beknopte toelichting dat de initiator in de transactiedocumentatie een verbintenis opneemt om de in veld STSSY126 bedoelde externe verificatieagent alle informatie te verstrekken die nodig is om de in artikel 26 sexies, lid 4, eerste alinea, punten a) tot en met f), van Verordening (EU) 2017/2402 vastgestelde vereisten te verifiëren.

N.v.t.

STSS 138

Artikel 26 sexies, lid 5, eerste alinea, punten a) tot en met f)

Beëindigingsgebeurtenissen

 

 

Beknopte toelichting dat de initiator een transactie alleen vóór de geplande vervaldatum ervan kan beëindigen bij een van de in artikel 26 sexies, lid 5, punten a) tot en met f) van Verordening (EU) 2017/2402 opgenomen gebeurtenissen.

N.v.t.

STSS 139

Artikel 26 sexies, lid 5, tweede alinea

Transactiedocumentatie — Callrechten

 

 

Beknopte toelichting dat in de transactiedocumentatie wordt vermeld dat in de betrokken transactie callrechten als bedoeld in artikel 26 sexies, lid 5, eerste alinea, punten d) en e), van Verordening (EU) 2017/2402 zijn opgenomen en hoe deze callrechten gestructureerd zijn.

N.v.t.

STSS 140

Artikel 26 sexies, lid 5, derde alinea

Transactiedocumentatie — Timecall niet gestructureerd om toewijzing van verliezen aan kredietverbeteringsposities te vermijden

 

 

Voor de toepassing van artikel 26 sexies, lid 5, eerste alinea, punt d), van Verordening (EU) 2017/2402, beknopte toelichting dat de timecall niet wordt gestructureerd om te vermijden dat verliezen worden toegewezen aan kredietverbeteringsposities of andere posities die door beleggers worden aangehouden, en niet anders wordt gestructureerd om voor kredietverbetering te zorgen.

N.v.t.

STSS 141

Artikel 26 sexies, lid 5, vierde alinea

Timecall

 

 

Als een timecall in de transactie wordt opgenomen, beknopte toelichting dat aan de in STSS139 en STSS 140 bedoelde vereisten wordt voldaan en dat de initiators een motivering voor het gebruik van de timecall verstrekken en een aannemelijke uiteenzetting waaruit blijkt dat verslechtering van de kwaliteit van de onderliggende activa niet de reden is om de call uit te oefenen.

N.v.t.

STSS 142

Artikel 26 sexies, lid 5, vijfde alinea

Volgestorte kredietprotectie — Teruggave van zekerheden aan beleggers volgens de rangorde van de tranches

 

 

In het geval van volgestorte kredietprotectie, beknopte toelichting dat bij beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst de zekerheden aan de beleggers worden teruggegeven volgens de rangorde van de tranches, met inachtneming van de bepalingen van het toepasselijke insolventierecht, zoals van toepassing op de initiator.

N.v.t.

STSS 143

Artikel 26 sexies, lid 6

Beëindiging van transactie door beleggers wanneer kredietbeschermingspremie niet wordt betaald

 

 

Beknopte toelichting dat beleggers een transactie niet vóór de geplande vervaldatum ervan mogen beëindigen voor een andere reden dan niet-betaling van de kredietbeschermingspremie of een andere materiële inbreuk op de contractuele verplichtingen door de initiator.

N.v.t.

STSSY 144

Artikel 26 sexies, lid 7, punt a)

Bedrag van de synthetische overgebleven rentemarge voor beleggers die in de transactiedocumentatie is vermeld en is uitgedrukt als een vast percentage van de totale uitstaande portefeuillebalans

 

 

Indien de initiator synthetische overgebleven rentemarge toezegt, die beschikbaar is als kredietverbetering voor de beleggers, beknopte toelichting dat het bedrag van de synthetische overgebleven rentemarge dat de initiator toezegt te zullen gebruiken als kredietverbetering bij elke betalingsperiode, in de transactiedocumentatie is vermeld en is uitgedrukt als een vast percentage van de totale uitstaande portefeuillebalans aan het begin van de desbetreffende betalingsperiode (vaste synthetische overgebleven rentemarge).

N.v.t.

STSSY 145

Artikel 26 sexies, lid 7, punt b)

Niet-gebruikte synthetische overgebleven rentemarge te restitueren aan de initiator

 

 

Indien de initiator synthetische overgebleven rentemarge toezegt, die beschikbaar is als kredietverbetering voor de beleggers, beknopte toelichting dat de synthetische overgebleven rentemarge die niet wordt gebruikt om kredietverliezen te dekken die zich tijdens elke betalingsperiode voordoen, aan de initiator wordt gerestitueerd.

N.v.t.

STSSY 146

Artikel 26 sexies, lid 7, punt c)

Initiators die gebruikmaken van de interneratingbenadering — Totale gecommitteerde bedrag per jaar niet hoger dan de uit hoofde van de regelgeving verwachte verliesposten op één jaar

 

 

Indien de initiator synthetische overgebleven rentemarge toezegt, die beschikbaar is als kredietverbetering voor de beleggers, beknopte toelichting dat voor initiators die gebruikmaken van de interneratingbenadering bedoeld in artikel 143 van Verordening (EU) nr. 575/2013, het totale gecommitteerde bedrag per jaar niet hoger dan de uit hoofde van de regelgeving verwachte verliesposten op één jaar op alle onderliggende blootstellingen voor dat jaar, berekend overeenkomstig artikel 158 van die verordening.

N.v.t.

STSSY 147

Artikel 26 sexies, lid 7, punt d)

Initiators die geen gebruikmaken van de interneratingbenadering — Berekening van de verwachte verliesposten op één jaar van de onderliggende portefeuille duidelijk bepaald in de transactiedocumentatie

 

 

Indien de initiator synthetische overgebleven rentemarge toezegt, die beschikbaar is als kredietverbetering voor de beleggers, beknopte toelichting dat voor initiators die geen gebruikmaken van de interneratingbenadering bedoeld in artikel 143 van Verordening (EU) nr. 575/2013, de berekening van de verwachte verliesposten op één jaar van de onderliggende portefeuille duidelijk bepaald is in de transactiedocumentatie.

N.v.t.

STSSY 148

Artikel 26 sexies, lid 7, punt e)

Voorwaarden synthetische overgebleven rentemarge in de transactiedocumentatie

 

 

Indien de initiator synthetische overgebleven rentemarge toezegt, die beschikbaar is als kredietverbetering voor de beleggers, beknopte toelichting dat de transactiedocumentatie de in artikel 26 sexies, lid 7, van Verordening (EU) 2017/2402 vastgestelde voorwaarden vermeldt.

N.v.t.

STSS 149

Artikel 26 sexies, lid 8, punten a), b) en c)

Gebruikte kredietprotectie

 

 

Beknopte toelichting aan welke van de volgende vormen de kredietprotectieovereenkomst voldoet.

a)

een garantie die voldoet aan de vereisten vastgelegd in deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, op basis waarvan het kredietrisico wordt overgedragen aan een van de entiteiten opgenomen in artikel 214, lid 2, punten a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, op voorwaarde dat de blootstellingen aan de belegger in aanmerking komen voor een risicogewicht van 0 % op grond van deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van die verordening;

b)

een garantie die voldoet aan de vereisten vastgelegd in deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, die een tegengarantie geniet van een van de entiteiten bedoeld in punt a) van dit lid;

c)

andere niet in bovengenoemde punten a) en b) bedoelde kredietprotectie in de vorm van een garantie, een kredietderivaat of een credit linked note die voldoet aan de vereisten vastgelegd in artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013, op voorwaarde dat de verplichtingen van de belegger zijn veiliggesteld door een zekerheid die voldoet aan de vereisten van artikel 26 sexies, leden 9 en 10, van Verordening (EU) 2017/2402.

N.v.t.

STSSY 150

Artikel 26 sexies, lid 9, eerste alinea, punt a)

Afdwingbaarheid van het recht van de initiator om de zekerheid te gebruiken om aan de protectiebetalingsverplichtingen van de beleggers te voldoen door middel van passende zekerheidsregelingen

 

 

Indien een kredietprotectie in de zin van artikel 26 sexies, lid 8, punt c), van Verordening (EU) 2017/2402 wordt gebruikt, beknopte toelichting hoe het recht van de initiator om de zekerheid te gebruiken om aan de protectiebetalingsverplichtingen van de beleggers te voldoen, afdwingbaar is en hoe de afdwingbaarheid van dat recht is verzekerd door middel van passende zekerheidsregelingen.

N.v.t.

STSSY 151

Artikel 26 sexies, lid 9, eerste alinea, punt b)

Recht van de beleggers tot restitutie van zekerheden wanneer de securitisatie afgewikkeld is of naarmate de tranches worden afgelost

 

 

Indien een kredietprotectie in de zin van artikel 26 sexies, lid 8, punt c), van Verordening (EU) 2017/2402 wordt gebruikt, beknopte toelichting dat het recht van de beleggers tot restitutie van zekerheden wanneer de securitisatie afgewikkeld is of naarmate de tranches worden afgelost, afdwingbaar is.

N.v.t.

STSSY 152

Artikel 26 sexies, lid 9, eerste alinea, punt c)

Zekerheid belegd in effecten — Toelaatbaarheidscriteria en bewaarregeling in de transactiedocumentatie vermeld

 

 

Wanneer een kredietprotectie in de zin van in artikel 26 sexies, lid 8, punt c), van Verordening (EU) 2017/2402 wordt gebruikt, een nadere toelichting hoe, als de zekerheid in effecten wordt belegd, de toelaatbaarheidscriteria en bewaarregeling voor die effecten in de transactiedocumentatie worden vermeld.

N.v.t.

STSSY 153

Artikel 26 sexies, lid 9, tweede alinea

Beleggers blootgesteld aan het kredietrisico van de initiator

 

 

Beknopte toelichting dat in de transactiedocumentatie wordt vermeld of beleggers blootgesteld blijven aan het kredietrisico van de initiator.

N.v.t.

STSSY 154

Artikel 26 sexies, lid 9, derde alinea

Advies waarin de afdwingbaarheid van de kredietprotectie in alle rechtsgebieden wordt bevestigd

 

 

Bevestiging dat de initiator een advies van een gekwalificeerde juridisch adviseur heeft verkregen waarin de afdwingbaarheid van de kredietprotectie in alle relevante rechtsgebieden wordt bevestigd.

N.v.t.

STSSY155

Artikel 26 sexies, lid 10, eerste alinea, punt a)

Zekerheden van hoge kwaliteit — 0 % risicogewogen schuldtitels

 

 

Wanneer een kredietprotectie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 26 sexies, lid 10, punt a), van Verordening (EU) 2017/2402 in de vorm van 0 % risicogewogen schuldtitels bedoeld in deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, beknopte toelichting dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

i)

die schuldtitels hebben een resterende maximale looptijd van drie maanden die niet langer is dan de resterende tijd tot de volgende betalingsdatum

ii)

die schuldtitels kunnen in contanten worden afgelost voor een bedrag dat gelijk is aan het uitstaande saldo van de beschermde tranche;

iii)

die schuldtitels worden aangehouden door een bewaarnemer die onafhankelijk van de initiator en de beleggers is;

N.v.t.

STSSY 156

Artikel 26 sexies, lid 10, eerste alinea, punt b)

Zekerheden van hoge kwaliteit — Contanten aangehouden bij een derde kredietinstelling met een kredietkwaliteitscategorie 3 of hoger

 

 

Wanneer een kredietprotectie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 26 sexies, lid 10, punt b), van Verordening (EU) 2017/2402, beknopte toelichting van de zekerheidsregeling waarmee de initiator en de beleggers een beroep kunnen doen op een zekerheid in de vorm van contanten die worden aangehouden bij een derde kredietinstelling met een kredietkwaliteitscategorie 3 of hoger in lijn met de mapping bepaald in artikel 136 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

N.v.t.

STSSY 157

Artikel 26 sexies, lid 10, tweede alinea

Afwijking — Zekerheden in de vorm van contanten in deposito bij de initiator

 

 

Indien de afwijking van artikel 26 sexies, lid 10, eerste alinea, van Verordening (EU) 2017/2402 wordt gebruikt, nadere toelichting van de zekerheidsregeling waarbij alleen de initiator een beroep kan doen op zekerheden van hoge kwaliteit in de vorm van contanten in deposito bij de initiator, of een met de initiator verbonden onderneming, en van de toestemming van de belegger.

N.v.t.

STSSY 158

Artikel 26 sexies, lid 10, derde alinea

Zekerheden in de vorm van contanten in deposito bij de initiator — Toelating van de bevoegde autoriteit

 

 

Nadere toelichting dat de op grond van artikel 29, lid 5, van Verordening (EU) 2017/2402 aangewezen bevoegde autoriteiten zekerheden toestaan in de vorm van contanten in deposito bij de initiator, of een met de initiator verbonden onderneming, indien de initiator of een van de met de initiator verbonden ondernemingen in aanmerking komt voor kredietkwaliteitscategorie 3, op voorwaarde dat marktproblemen, objectieve belemmeringen in verband met de kredietkwaliteitscategorie die aan de lidstaat van de instelling is toegekend, of significante potentiële concentratieproblemen in de betrokken lidstaat als gevolg van de toepassing van de in artikel 26 sexies, lid 10, tweede alinea, van Verordening (EU) 2017/2402 bedoelde minimumvereiste van kredietkwaliteitscategorie 2 kunnen worden gedocumenteerd.

N.v.t.

STSSY 159

Artikel 26 sexies, lid 10, vierde alinea

Overdracht van zekerheden wanneer de derde kredietinstelling of de initiator niet langer in aanmerking komt voor de minimale kredietkwaliteitscategorie

 

 

Nadere toelichting hoe de zekerheden worden overgedragen conform artikel 26 sexies, lid 10, vierde alinea, van Verordening (EU) 2017/2402 wanneer de zekerheden werden aangehouden in de vorm van contanten in deposito bij een instelling die niet langer in aanmerking komt voor de minimale kredietkwaliteitscategorie.

N.v.t.

STSSY 160

Artikel 26 sexies, lid 10, vijfde alinea

Naleving van de zekerheidsvereisten in geval van beleggingen in credit linked notes die door de initiator zijn uitgegeven

 

 

Bevestiging dat er beleggingen zijn in credit linked notes die door de initiator zijn uitgegeven, overeenkomstig artikel 218 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

N.v.t.


(1)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1)

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1851 van de Commissie van 28 mei 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen inzake de homogeniteit van de onderliggende blootstellingen in de securitisatie (PB L 285 van 6.11.2019, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(4)  Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

(5)  Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/52


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1302 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2022

tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de toepassing van positielimieten op grondstoffenderivaten en procedures voor het aanvragen van een vrijstelling van positielimieten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 57, lid 1, zesde alinea, artikel 57, lid 3, vijfde alinea, en artikel 57, lid 12, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat wijzigingen van artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft onder andere positielimieten, met inbegrip van nieuwe bevoegdheden die daar verband mee houden.

(2)

Om de stabiliteit en integriteit van de financiële markten in de Unie te verbeteren, moet er een methode worden gespecificeerd om positielimieten bij grondstoffenderivaten op geharmoniseerde wijze te berekenen. Deze methode moet regelgevingsarbitrage voorkomen, samenhang bevorderen en de bevoegde autoriteiten voldoende flexibiliteit verschaffen om rekening te houden met de variatie tussen de verschillende markten voor grondstoffenderivaten en de markten voor onderliggende grondstoffen. Aan de hand van deze methode voor het berekenen van limieten moeten de bevoegde autoriteiten limieten kunnen vaststellen op een niveau dat laag genoeg is om te voorkomen dat personen met posities in deze grondstoffenderivaten de markt misbruiken of verstoren, wat niet bevorderlijk is voor ordelijke koersvormings- en afwikkelingsregelingen, voor de ontwikkeling van nieuwe grondstoffenderivaten of voor de continue bijdrage van grondstoffenderivaten aan het ontplooien van commerciële activiteiten in de onderliggende grondstoffenmarkt.

(3)

Een aantal concepten uit Richtlijn 2014/65/EU en de in deze verordening gebruikte technische termen moeten worden gedefinieerd, zodat deze uniform worden uitgelegd.

(4)

Long- en shortposities die marktdeelnemers in een bepaald grondstoffenderivaat aanhouden, moeten met elkaar worden verrekend ter bepaling van de effectieve omvang van een positie die een marktdeelnemer op ieder moment aanhoudt. De omvang van een via een optiecontract aangehouden positie of een op hetzelfde handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat dat een onderdeel van het hoofdcontract is, moet op een delta-equivalente basis worden berekend. Om een uitgebreid, centraal en representatief overzicht van de activiteiten van een persoon te kunnen krijgen en om te voorkomen dat het doel van de positielimiet voor het hoofdcontract wordt ontweken, moet de geaggregeerde positie die een persoon aanhoudt in een op een handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat, ook de positie omvatten die voortkomt uit de gedesaggregeerde onderdelen van een spreadcontract dat als één verhandelbaar instrument op hetzelfde handelsplatform tot de handel is toegelaten, alsmede de posities in grondstoffenderivaten die op hetzelfde handelsplatform zijn verhandeld en die een onderdeel van het hoofdcontract zijn wat betreft hun omvang (zogenaamde mini’s) of de looptijd van de tariefperiode, zoals saldo-van-de maand-contracten (zogenaamde balmo’s).

(5)

Richtlijn 2014/65/EU vereist dat alle posities die derden namens een persoon aanhouden, worden opgenomen in de berekening van de positielimiet van die persoon en dat positielimieten zowel op het niveau van de entiteit als op groepsniveau worden toegepast. Het is derhalve noodzakelijk posities op groepsniveau te aggregeren. Het is aangewezen op groepsniveau enkel te aggregeren wanneer een moederonderneming zeggenschap heeft over het gebruik van posities. Bijgevolg moeten moederondernemingen door hun dochterondernemingen aangehouden posities aggregeren met posities die zij rechtstreeks aanhouden, terwijl dochterondernemingen daarnaast hun eigen posities aggregeren. Deze aggregatie kan leiden tot grotere op het niveau van de moederonderneming berekende posities of tot kleinere posities dan de posities op het niveau van individuele dochterondernemingen als gevolg van de verrekening van door verschillende dochterondernemingen aangehouden long- en shortposities. Posities mogen niet op het niveau van de moederonderneming worden geaggregeerd indien ze door instellingen voor collectieve belegging namens hun beleggers in plaats van namens hun moederondernemingen worden aangehouden voor zover de moederonderneming niet in haar eigen voordeel over het gebruik van deze posities kan beslissen.

(6)

In de wijzigingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2021/338 wordt vereist dat positielimieten van toepassing zijn op cruciale of significante grondstoffenderivaten die op handelsplatformen worden verhandeld, en op hun economisch gelijkwaardige OTC-contracten. Cruciale of significante derivaten zijn grondstoffenderivaten met een positie in openstaande contracten van gemiddeld ten minste 300 000 partijen in een periode van één jaar. Vanwege het cruciale belang van landbouwgrondstoffen voor burgers zullen landbouwgrondstoffenderivaten en hun economisch gelijkwaardige OTC-contracten onder de regeling inzake positielimieten onder 300 000 partijen blijven vallen. De liquiditeitsdrempel vanaf welke positielimieten van toepassing zijn op landbouwgrondstoffenderivaten, moet in deze verordening worden gespecificeerd en deze worden uitsluitend beschouwd als in aanzienlijke hoeveelheden op een handelsplatform verhandeld indien ze de liquiditeitsdrempel gedurende een toereikende periode overschrijden.

(7)

Wanneer een OTC-contract wordt gewaardeerd op basis van dezelfde onderliggende grondstof die op dezelfde locatie en volgens dezelfde contractvoorwaarden leverbaar is, en indien het contract een resultaat oplevert dat in economische zin sterk lijkt op dat van een op een handelsplatform verhandeld contract, moet het als in economische zin gelijkwaardig worden beschouwd, ongeacht geringe verschillen in de contractvoorwaarden betreffende de omvang van de partijen en de leveringsdatum. Uiteenlopende regelingen voor posttransactioneel risicobeheer, zoals clearingregelingen, mogen geen belemmering vormen om dergelijke contracten in economische zin gelijkwaardig te verklaren. Ter voorkoming van een verkeerde verrekening van potentieel dominante posities die door middel van bilaterale regelingen in OTC-contracten op een handelsplatform zijn verhandeld, en om de regeling voor positielimieten in de praktijk doeltreffend toe te passen, mogen OTC verhandelde grondstoffenderivaten slechts onder beperkte voorwaarden als in economische zin gelijkwaardig aan handelsplatformcontracten worden beschouwd. Om ontwijking van positielimieten tegen te gaan en de integriteit van de regeling voor positielimieten te versterken, is een nauwkeurige definitie van een in economische zin gelijkwaardig OTC-contract vereist, zodat wordt uitgesloten dat iemand een OTC-positie met meerdere andere posities verrekent. Bovendien moet het consistente kiezen van posities waarmee een OTC-positie wordt verrekend, worden beperkt tot de specifieke omstandigheden waarin een dergelijk OTC-contract in economische zin gelijkwaardig is met meer dan één op een handelsplatform in de Unie verhandeld grondstoffenderivaat.

(8)

Om objectief te kunnen vaststellen welke posities in grondstoffenderivaten rechtstreeks met commerciële activiteiten verband houdende risico’s verminderen, dient in bepaalde criteria te worden voorzien, met inbegrip van het gebruik van de boekhoudkundige definitie van een hedgingcontract op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS). Deze boekhoudkundige definitie moet ook door niet-financiële entiteiten kunnen worden gebruikt, zelfs als deze de IFRS-regels niet op het niveau van de entiteit toepassen.

(9)

Daarnaast moeten niet-financiële entiteiten risicobeheertechnieken kunnen gebruiken om het totale risico van hun commerciële activiteiten of dat van hun groep te beperken, met inbegrip van risico’s die het gevolg zijn van verschillende geografische markten, producten, tijdshorizonten of entiteiten (“macro- of portefeuillehedging”). Op dezelfde wijze moeten financiële entiteiten binnen overwegend commerciële groepen risicobeheertechnieken kunnen gebruiken om het totale risico van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteiten van de groep te beperken. Wanneer een niet-financiële entiteit of een financiële entiteit gebruik maakt van macro- of portefeuillehedging, is ze mogelijk niet in staat om een één-op-éénkoppeling te maken tussen een specifieke positie in een grondstoffenderivaat en een specifiek uit de commerciële activiteit voortvloeiend risico dat het grondstoffenderivaat verondersteld wordt te dekken. Een niet-financiële entiteit of een financiële entiteit kan ook een niet-gelijkwaardig grondstoffenderivaat gebruiken om een specifiek uit een commerciële activiteit van de niet-financiële entiteit voortvloeiend risico af te dekken, wanneer geen identiek grondstoffenderivaat beschikbaar is of wanneer een meer gelijkend grondstoffenderivaat niet over voldoende liquiditeit beschikt (“proxy hedging”). In dergelijke gevallen moet met de risicobeheerregels en -systemen kunnen worden voorkomen dat niet-hedgingtransacties toch als hedging worden aangemerkt en moet een voldoende gedesaggregeerd beeld van de hedgeportefeuille kunnen worden geboden waardoor speculatieve componenten worden geïdentificeerd en in de positielimieten worden meegerekend. Posities die met commerciële activiteit verbonden risico’s verminderen, mogen niet als zodanig worden aangemerkt louter en alleen omdat ze deel uitmaken van een globale risicoverminderende portefeuille.

(10)

Een risico kan evolueren in de tijd en om daarmee rekening te houden kan het nodig zijn grondstoffenderivaten die oorspronkelijk dienden om het met commerciële activiteiten verbonden risico te verminderen middels bijkomende grondstoffenderivatencontracten te neutraliseren, en de grondstoffenderivatencontracten af te wikkelen die geen verband meer houden met het commerciële risico. De evolutie van een risico — opgevangen door het innemen van een positie in een grondstoffenderivaat met het oog op het verminderen van dat risico — mag bovendien niet worden aangegrepen om die positie te herkwalificeren tot een niet-bevoorrechte transactie vanaf het begin.

(11)

Financiële en niet-financiële entiteiten moeten de vrijstelling met betrekking tot hedging van commerciële activiteiten kunnen aanvragen alvorens een positie in te nemen. Die aanvraag moet de bevoegde autoriteit een duidelijk en beknopt beeld verschaffen van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteiten met betrekking tot een af te dekken onderliggende grondstof, de ermee verbonden risico’s en de wijze waarop grondstoffenderivaten worden gebruikt om die risico’s te beperken. Positielimieten gelden te allen tijde voor landbouwgrondstoffenderivaten en voor cruciale of significante grondstoffenderivaten, en indien de vrijstelling uiteindelijk niet door de bevoegde autoriteit wordt verleend, moet de financiële of niet-financiële entiteit elke positie boven een limiet verlagen en kan ze toezichtmaatregelen wegens overschrijding van een limiet verwachten. Financiële en niet-financiële entiteiten moeten hun activiteiten op gezette tijden opnieuw beoordelen om ervoor te zorgen dat de vrijstelling gerechtvaardigd blijft.

(12)

Financiële en niet-financiële entiteiten moeten de vrijstelling met betrekking tot posities die voortkomen uit de verplichte liquiditeitsverschaffing op handelsplatformen, kunnen aanvragen voordat die transacties worden uitgevoerd. Die aanvraag moet de bevoegde autoriteit een duidelijk en beknopt beeld verschaffen van het kader voor verplichte liquiditeitsverschaffing waarin die personen actief zijn, van de activiteiten van die persoon in de handel in grondstoffenderivaten in overeenstemming met de schriftelijke overeenkomst met het handelsplatform en van de daaruit volgende openstaande posities. Positielimieten gelden te allen tijde voor landbouwgrondstoffenderivaten en voor cruciale of significante grondstoffenderivaten, en indien de vrijstelling uiteindelijk niet door de bevoegde autoriteit wordt verleend, moet de niet-financiële of financiële entiteit elke positie boven een limiet verlagen en kan ze toezichtmaatregelen wegens overschrijding van een limiet verwachten. Niet-financiële en financiële entiteiten moeten hun activiteiten op gezette tijden opnieuw beoordelen om ervoor te zorgen dat de vrijstelling gerechtvaardigd blijft.

(13)

De spotmaandperiode — de periode onmiddellijk vóór levering op de vervaldatum — is specifiek voor elk grondstoffenderivaat en hoeft niet exact één maand te zijn. Spotmaandcontracten moeten derhalve verwijzen naar het eerstvolgend vervallend contract in dat grondstoffenderivaat. Een limiet stellen op de posities die iemand mag aanhouden tijdens de periode waarin de grondstof materieel wordt geleverd, beperkt de hoeveelheid onderliggende leverbare voorraad die iedere persoon mag leveren of ontvangen, waardoor wordt voorkomen dat afzonderlijke personen dominante posities cumuleren en zo de markt zouden kunnen doen krimpen door de toegang tot de grondstof te beperken. De standaardbasis voor de spotmaandpositielimiet voor zowel materieel als door middel van contanten afgewikkelde grondstoffenderivaten moet daarom als een percentage van de geraamde leverbare voorraad worden berekend. De bevoegde autoriteiten moeten een tijdschema met dalende positielimieten kunnen toepassen, vanaf het tijdstip waarop een contract een spotmaandcontract wordt, tot aan de vervaldatum, om zo een meer nauwkeurige en passende vaststelling van positielimieten tijdens de hele spotmaandperiode en een ordelijke afwikkeling te waarborgen.

(14)

Wanneer er relatief weinig derivatenhandel in verhouding tot de leverbare voorraad van een grondstoffenderivaat plaatsvindt, zullen de openstaande posities ten opzichte van de leverbare voorraad kleiner zijn. Onder die omstandigheden zijn de bevoegde autoriteiten zelfs als zij in de methode het laagste percentage van de leverbare voorraad gebruiken, niet in staat om een spotmaandlimiet vast te stellen die strookt met de doelstelling van het waarborgen van ordelijke koersvormings- en afwikkelingsvoorwaarden en het voorkomen van marktmisbruik. Om ervoor te zorgen dat onder alle omstandigheden aan die doelstellingen wordt voldaan, moeten de bevoegde autoriteiten, wanneer de leverbare voorraad voor een grondstoffenderivaat aanzienlijk hoger is dan de totale openstaande posities waardoor de spotmaandlimiet op basis van de leverbare voorraad de vereiste dat bevoegde autoriteiten positielimieten moeten toepassen, overbodig zou maken, als fallbackmethode het basiscijfer voor de spotmaandlimiet in dat grondstoffenderivaat vaststellen als percentage van de totale openstaande posities in dat grondstoffenderivaat en vervolgens de relevante aanpassingsfactoren toepassen.

(15)

Oogsten van landbouwproducten kunnen door weersomstandigheden onderhevig zijn aan sterke volatiliteit. Het is daarom gepast dat de referentieperiode voor het vaststellen van de leverbare voorraad in landbouwgrondstoffenderivaten langer duurt dan de referentieperiode die wordt gebruikt voor het vaststellen van de leverbare voorraad in andere grondstoffenderivaten.

(16)

De positielimiet van andere maanden geldt voor alle andere vervaldata dan de spotmaand. De standaardbasis voor de positielimieten van andere maanden voor zowel materieel als door middel van contanten afgewikkelde grondstoffenderivaten moet als een percentage van de totale openstaande posities worden berekend. De verdeling van posities over de andere maanden van een grondstoffencontract is vaak geconcentreerd in de maanden die het dichtst bij de vervaldatum liggen. Daarom vormen de totale openstaande posities een geschiktere basis voor het vaststellen van positielimieten dan een over alle vervaldata berekend gemiddelde. Aangezien openstaande posities in korte tijd aanzienlijk kunnen veranderen, moeten de bevoegde autoriteiten de openstaande posities berekenen over een periode die een goede weergave vormt van de handelskenmerken van het grondstoffenderivaat. Die referentieperiode moet in het bijzonder rekening houden met de seizoensgebondenheid van de handel van een contract.

(17)

Om te waarborgen dat de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde positielimieten zijn gebaseerd op een brede vertegenwoordiging van alle openstaande posities die worden aangehouden in een grondstoffenderivaat, moeten de door de bevoegde autoriteit berekende openstaande posities zowel de uitstaande posities op het handelsplatform waarop het grondstoffenderivaat wordt verhandeld, omvatten als de uitstaande posities in economisch gelijkwaardige OTC-contracten die aan de bevoegde autoriteit zijn gemeld.

(18)

De standaardbasis van 25 % van de leverbare voorraad en van de openstaande posities is vastgesteld op basis van de ervaring van andere markten en rechtsgebieden. De basis moet door de bevoegde autoriteiten zodanig worden aangepast dat deze tot 5 % van de leverbare voorraad en de openstaande posities kan worden verlaagd, of 2,5 % in het geval van bepaalde landbouwgrondstoffenderivaten, en tot maximaal 35 % van de leverbare voorraad en de openstaande posities kan worden verhoogd indien dit op basis van de kenmerken van de markt vereist is om een ordelijke afwikkeling en werking van het contract en de onderliggende markt te ondersteunen. Aangezien eventuele aanpassingen van het basiscijfer enkel worden toegepast indien en zolang de objectieve kenmerken van de markt dit vereisen, moet het derhalve mogelijk zijn het basiscijfer tijdelijk aan te passen. De bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor een neerwaartse correctie van de basis om indien nodig dominante posities te voorkomen en een ordelijke koersvorming in het grondstoffenderivaat en de onderliggende grondstof te ondersteunen. Voor derivaten zonder tastbare onderliggende grondstof kan de leverbare voorraad niet dienen om een positielimiet vast te stellen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten de methoden om positielimieten vast te stellen voor deze grondstoffenderivaten kunnen verbeteren of aanpassen aan de hand van andere parameters, zoals het gebruik van openstaande posities ook voor de spotmaand.

(19)

Er kunnen omstandigheden zijn waarin een nieuw tot de handel op een handelsplatform toegelaten grondstoffenderivaat eerder werd verhandeld op één of meer handelsplatformen in de Unie of in derde landen. Om te zorgen voor een soepele overplaatsing van het grondstoffenderivaat, moet de bevoegde autoriteit de openstaande posities in het grondstoffenderivaat dat voorheen op één of meer andere handelsplatformen werd verhandeld, in aanmerking nemen bij het vaststellen van de eerste positielimieten voor het nieuw tot de handel toegelaten grondstoffenderivaat. Er kunnen zich andere omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld wanneer twee grondstoffenderivaten op hetzelfde handelsplatform worden verhandeld en de openstaande posities in het oudere contract vanwege een klein verschil in hun kenmerken, zoals een verandering in de onderliggende index of biedzone, naar verwachting snel overgaan op het recentere contract. Bij het vaststellen van de positielimieten voor het recentere contract moet de bevoegde autoriteit rekening houden met de openstaande posities in het oudere contract, zodat het recentere contract zich soepel kan ontwikkelen.

(20)

Bij bepaalde grondstoffenderivaten, met name op basis van energie en gas, moet de onderliggende grondstof gedurende een welbepaalde periode zoals een dag, maand of jaar constant worden geleverd. Bovendien kunnen bepaalde contracten met langere leveringsperioden, zoals een jaar of kwartaal, automatisch in soortgelijke contracten met kortere leveringsperioden, zoals een kwartaal of maand (zogenaamde watervalcontracten), worden omgezet. In zulke gevallen zou een spotmaandpositielimiet niet geschikt zijn voor een contract dat vóór de levering wordt vervangen, omdat die limiet het aflopen van het contract en de materiële levering of afwikkeling in contanten van het contract niet zou dekken. Voor zover de leveringsperioden van contracten voor dezelfde onderliggende grondstof elkaar overlappen, moet voor alle contracten in kwestie één enkele positielimiet gelden om terdege rekening te kunnen houden met de posities in de contracten die mogelijk worden afgewikkeld. Om dat te faciliteren, dienen de contracten in kwestie in eenheden van de onderliggende grondstof te worden gemeten en dienovereenkomstig te worden geaggregeerd en verrekend.

(21)

Bij bepaalde derivaten van landbouwgrondstoffen die een wezenlijke invloed op de voedselprijzen hebben, kan een bevoegde autoriteit dankzij deze methode een basis en positielimiet onder het minimale algemene prijsbereik vaststellen, indien er bewijs is van sterk op de prijzen inwerkende speculatie.

(22)

De bevoegde autoriteit moet beoordelen of de in artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren nopen tot aanpassing van de basis teneinde het definitieve niveau van de positielimiet vast te stellen. Daarbij dienen die factoren als relevant voor het specifieke grondstoffenderivaat in kwestie te worden beschouwd. De methoden moeten aangeven hoe de limiet dient te worden vastgesteld maar laten de definitieve keuze voor een geschikte positielimiet van een grondstoffenderivaat over aan de bevoegde autoriteit teneinde marktmisbruik te voorkomen. Deze factoren moeten de bevoegde autoriteiten en ook de Europese Autoriteit voor effecten en markten tot leidraad dienen bij het formuleren van hun adviezen en het verzekeren van een adequate onderlinge afstemming van positielimieten in de hele Unie.

(23)

Positielimieten mogen geen barrière opwerpen voor de ontwikkeling van nieuwe landbouwgrondstoffenderivaten en mogen de goede werking van minder liquide onderdelen van de markten voor landbouwgrondstoffenderivaten niet doen haperen. In de methodologie moet rekening worden gehouden met de tijd die vereist is om voor zowel nieuwe als bestaande grondstoffenderivaten liquiditeit te ontwikkelen en aan te trekken, en met name voor landbouwgrondstoffenderivaten die risicobeheer in markten voor producten op maat en onvolgroeide markten kunnen ondersteunen of die gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe risicodekkingsregelingen voor nieuwe grondstoffen. Ook zijn er contracten voor landbouwgrondstoffenderivaten die misschien nooit voldoende geïnteresseerden of liquiditeit zullen aantrekken om de effectieve toepassing van positielimieten mogelijk te maken zonder dat de deelnemers geregeld en onopzettelijk de limiet overschrijden en bijgevolg de koersvorming en afwikkeling van deze grondstoffenderivaten verstoren. Om deze belemmeringen voor een doelmatige werking van markten weg te nemen, moet de positielimiet voor de spotmaand en voor andere maanden op 10 000 partijen worden vastgesteld totdat de openstaande posities in het landbouwgrondstoffenderivaat een drempel van 20 000 partijen overschrijden.

(24)

Het aantal, de samenstelling en de rol van marktdeelnemers in een grondstoffenderivaat kan van invloed zijn op de aard en de omvang van posities die bepaalde marktdeelnemers op de markt aanhouden. Zo kunnen bepaalde marktdeelnemers voor sommige grondstoffenderivaten een grote positie aanhouden als afspiegeling van hun rol bij de aankoop, verkoop en levering van de grondstof wanneer zij zich aan de andere zijde van de markt bevinden dan de meeste andere marktdeelnemers en liquiditeit of diensten met betrekking tot risicobeheer voor de onderliggende grondstoffenmarkt verschaffen.

(25)

De levering, het gebruik, de toegang tot en de beschikbaarheid van de onderliggende grondstof vormen kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt. Via een beoordeling van detailkenmerken, zoals de bederfelijkheid van de grondstof en de wijze van vervoer, zou de bevoegde autoriteit de flexibiliteit van de markt moeten kunnen bepalen en de positielimieten dienovereenkomstig aanpassen.

(26)

Voor bepaalde grondstoffenderivaten kan het verschil tussen de openstaande posities en de leverbare voorraad erg groot zijn, zoals wanneer er relatief weinig derivatenhandel in verhouding tot de leverbare voorraad plaatsvindt, zodat de openstaande posities ten opzichte van de leverbare voorraad kleiner zullen zijn, of wanneer bijvoorbeeld een bepaald grondstoffenderivaat op grote schaal wordt gebruikt voor het afdekken van veel verschillende risicoblootstellingen en de leverbare voorraad in verhouding tot de openstaande posities bijgevolg kleiner is. Dergelijke significante verschillen tussen openstaande posities en leverbare voorraad rechtvaardigen opwaartse of neerwaartse aanpassingen van de basis voor de limiet van andere maanden teneinde een wanordelijke markt te voorkomen wanneer de spotmaand nadert. Specifieker gezegd, indien de openstaande posities de leverbare voorraad significant overschrijden, dan moet de limiet van andere maanden neerwaarts worden aangepast om een cliff-effect met de spotmaandlimiet die op de leverbare voorraad is gebaseerd, te voorkomen. Het zou niet gepast zijn om de spotmaandlimiet onder dergelijke omstandigheden opwaarts aan te passen, gezien het risico op “cornering” van de markt. Indien de leverbare voorraad aanzienlijk hoger is dan de openstaande posities, dan moet de limiet van de andere maanden opwaarts worden aangepast om het risico van onnodige inperking van de handel te voorkomen. Als de leverbare voorraad aanzienlijk hoger is dan de openstaande posities, dan overschrijdt de spotmaandlimiet op basis van de leverbare voorraad die voortkomt uit de basis, naar verwachting de openstaande posities die in de spotmaand worden aangehouden door marktdeelnemers. Om te waarborgen dat de spotmaandlimiet verhindert dat marktdeelnemers een dominante positie opbouwen en dat de doelstellingen inzake voorkoming van marktmisbruik en ordelijke koersvorming in artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU daadwerkelijk worden behaald, moet de spotmaandlimiet daarentegen neerwaarts worden aangepast indien deze op de leverbare voorraad wordt gebaseerd.

(27)

Om dezelfde reden, namelijk het voorkomen van wanorde op de markten ten gevolge van grote verschillen tussen de berekende leverbare voorraad en de openstaande posities bij het naderen van de spotmaand, moet de definitie van leverbare voorraad alle vervangende klassen of types van een grondstof bevatten die kunnen worden geleverd ter afwikkeling van een grondstoffenderivatencontract onder de voorwaarden van dat contract.

(28)

In artikel 57, leden 1, 3 en 12, van Richtlijn 2014/65/EU wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om de methode te bepalen ter berekening en toepassing van positielimieten met het oog op een geharmoniseerde regeling voor positielimieten voor alle op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten en economisch gelijkwaardige OTC-contracten. Op grond van artikel 57, lid 1, moet een methode worden ingevoerd die de bevoegde autoriteiten moeten toepassen bij het vaststellen van positielimieten voor grondstoffenderivaten. Volgens artikel 57, lid 1, moet er ook een procedure worden bepaald voor het aanvragen van de vrijstelling voor liquiditeitsverschaffing en voor de risicoverminderende vrijstelling voor financiële entiteiten die behoren tot een overwegend commerciële groep. Op grond van artikel 57, lid 3, moet worden gespecificeerd op welke wijze de bevoegde autoriteiten aan de hand van factoren de spotmaandpositielimieten en de positielimieten van andere maanden voor materieel afgewikkelde en door middel van contanten afgewikkelde grondstoffenderivaten moeten vaststellen. Op grond van artikel 57, lid 12, moet worden bepaald op welke wijze de methodologie voor de positielimieten moet worden toegepast, bijvoorbeeld bij het aggregeren van posities binnen een groep, wanneer een positie kan worden gekwalificeerd als risicoverminderend of wanneer een onderneming een vrijstelling voor afdekking kan gebruiken. De inhoud van de regels is zeer verweven, omdat deze nauw verband houden met de methoden voor het vaststellen van positielimieten. Met het oog op de eenvoud en de transparantie, en om de toepassing ervan te vergemakkelijken en overlapping te voorkomen, moeten de regels worden vastgesteld in één enkele handeling en niet in een aantal afzonderlijke handelingen met kruisverwijzingen.

(29)

Deze verordening is gebaseerd op het ontwerp van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten bij de Commissie heeft ingediend.

(30)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening gebaseerd is, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen.

(31)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/591 van de Commissie (4) vult Richtlijn 2014/65/EU aan met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de toepassing van positielimieten op grondstoffenderivaten. De onderhavige verordening vervangt die gedelegeerde verordening, rekening houdend met de wijzigingen van Richtlijn 2014/65/EU ten gevolge van Richtlijn (EU) 2021/338, waardoor nieuwe bepalingen zijn ingevoerd met betrekking tot vrijstellingen voor afdekking voor liquiditeitsverschaffing en voor financiële entiteiten die behoren tot een overwegend niet-financiële groep. Daardoor wordt de Commissie gemachtigd een gedelegeerde handeling vast te stellen tot nadere bepaling van de criteria voor de vrijstelling voor liquiditeitsverschaffing en voor de risicoverminderende vrijstelling voor financiële entiteiten. Bovendien is het begrip “hetzelfde grondstoffencontract” geschrapt en vallen gesecuritiseerde derivaten niet langer binnen het toepassingsgebied. Ten slotte is de berekening van de openstaande posities verduidelijkt en is de methode voor contracten voor nieuwe en minder liquide landbouwgrondstoffenderivaten vereenvoudigd. Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/591 moet derhalve worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat regels voor de berekening van de nettopositie die door een persoon in een grondstoffenderivaat wordt aangehouden, de methode ter berekening van de positielimieten voor de omvang van die positie en de procedures voor het aanvragen van vrijstellingen van positielimieten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

1.

“financiële entiteit”: een van de volgende entiteiten:

a)

een beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU;

b)

een kredietinstelling waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (5);

c)

een verzekeringsonderneming zoals gedefinieerd in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (6);

d)

een herverzekeringsonderneming zoals gedefinieerd in artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;

e)

een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) en, indien dit relevant is, de beheermaatschappij ervan, waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (7);

f)

een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 6, punt 1, van Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad (8);

g)

een door beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders) beheerde alternatieve beleggingsinstelling waaraan vergunning is verleend of die geregistreerd zijn overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (9);

h)

een centrale tegenpartij (CTP) waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (10);

i)

een centrale effectenbewaarinstelling waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (11);

2.

“niet-financiële entiteit”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen financiële entiteit is;

3.

“spotmaandcontract”: het grondstoffenderivatencontract met betrekking tot een specifieke onderliggende grondstof dat eerstkomend vervalt overeenkomstig de regels van het handelsplatform;

4.

“contract van andere maanden”: ieder grondstoffenderivatencontract dat geen spotmaandcontract is;

5.

“partij”: de eenheid van handel voor het handelsplatform waar de handel in grondstoffenderivaten een standaardhoeveelheid van de onderliggende grondstof vormt.

Een entiteit van een derde land wordt als een financiële entiteit beschouwd indien deze volgens een van de in punt 1 van de eerste alinea bedoelde rechtshandelingen van de Unie een vergunning nodig zou hebben indien ze in de Unie was gevestigd en onder het recht van de Unie zou vallen.

Een entiteit van een derde land wordt als een niet-financiële entiteit beschouwd indien deze volgens een van de in punt 1 van de eerste alinea bedoelde rechtshandelingen van de Unie geen vergunning nodig zou hebben indien ze in de Unie was gevestigd en onder het recht van de Unie zou vallen.

HOOFDSTUK II

METHODE TER BEREKENING VAN DE OMVANG VAN EEN NETTOPOSITIE

Artikel 3

Aggregatie en verrekening van posities in een grondstoffenderivaat

1.   De nettopositie van een persoon in een grondstoffenderivaat is de aggregatie van:

a)

de posities die de persoon aanhoudt in dat op een handelsplatform verhandelde grondstoffenderivaat en in economisch gelijkwaardige OTC-contracten overeenkomstig artikel 6;

b)

indien het grondstoffenderivaat een landbouwgrondstoffenderivaat is dat in overeenstemming met artikel 5 in significante volumes wordt verhandeld, de aangehouden posities daarvan in landbouwgrondstoffenderivaten op basis van dezelfde onderliggende waarde en met dezelfde kenmerken, die in significante volumes worden verhandeld op andere handelsplatformen en met inachtneming van de door de centrale bevoegde autoriteit vastgestelde positielimieten;

c)

indien het grondstoffenderivaat een cruciaal of significant contract is, de in cruciale of significante contracten aangehouden posities daarvan op basis van dezelfde onderliggende waarde en met dezelfde kenmerken, die op andere handelsplatformen worden verhandeld en met inachtneming van de door de centrale bevoegde autoriteit vastgestelde positielimieten.

2.   De in lid 1, punt a), bedoelde posities die worden aangehouden in een op een handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat, omvatten de posities die worden aangehouden in de gedesaggregeerde componenten van een spreadcontract en in andere nauw verwante grondstoffenderivaten die op hetzelfde handelsplatform worden verhandeld en die een fractie van de waarde van een overeenkomstig standaard-futurescontract uitmaken of waarvan de tariefperiode is vastgesteld als de geselecteerde aanvangsdatum tot het einde van de contractmaand van het standaardgrondstoffenderivaat.

3.   Wanneer een persoon zowel long- als shortposities in grondstoffenderivaten als bedoeld in leden 1 en 2 aanhoudt, verrekent hij deze posities om zijn nettopositie voor dat grondstoffenderivaat te bepalen.

4.   Door een niet-financiële entiteit in grondstoffenderivaten aangehouden posities, waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij risico’s verminderen overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 3, zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit op grond van artikel 8, lid 5, op basis van artikel 8, leden 1 en 2, mogen niet worden geaggregeerd voor het vergelijken van de nettopositie van die niet-financiële entiteit met de limieten voor dat grondstoffenderivaat.

5.   Door een financiële entiteit in grondstoffenderivaten aangehouden posities, waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij risico’s verminderen overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 4, zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit op grond van artikel 8, lid 5, op basis van artikel 8, leden 3 en 4, mogen niet worden geaggregeerd voor het vergelijken van de nettopositie van die financiële entiteit met de limieten voor dat grondstoffenderivaat.

6.   Door een persoon in grondstoffenderivaten aangehouden posities die voortkomen uit transacties die op handelsplatformen zijn uitgevoerd om te voldoen aan liquiditeitsverschaffingsverplichtingen in overeenstemming met artikel 10, zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit op grond van artikel 9, mogen niet worden geaggregeerd voor het vergelijken van de nettopositie van die persoon met de limieten voor dat grondstoffenderivaat.

7.   Een persoon bepaalt zijn nettopositie in een grondstoffenderivaat afzonderlijk voor zowel de spotmaandcontracten als de contracten van andere maanden.

Artikel 4

Methode ter berekening van posities voor juridische entiteiten binnen een groep

1.   Een moederonderneming bepaalt haar nettopositie door overeenkomstig artikel 3 de volgende posities te aggregeren:

a)

haar eigen nettopositie;

b)

de nettoposities van elk van haar dochterondernemingen.

2.   In afwijking van lid 1 mag de moederonderneming van een instelling voor collectieve belegging — of wanneer de instelling voor collectieve belegging een beheermaatschappij heeft aangewezen — de moederonderneming van die beheermaatschappij geen posities in grondstoffenderivaten in een instelling voor collectieve belegging aggregeren wanneer zij op geen enkele wijze invloed heeft op de beleggingsbeslissingen ten aanzien van het openen, aanhouden of sluiten van die posities.

Artikel 5

Significante volumes

1.   Een landbouwgrondstoffenderivaat wordt beschouwd als in significante volumes op een handelsplatform verhandeld wanneer de handel in het landbouwgrondstoffenderivaat op dat handelsplatform gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden een dagelijks gemiddeld aantal openstaande posities overschrijdt van meer dan 20 000 partijen in de spotmaand en de andere maanden samen.

2.   Het handelsplatform waar het grootste volume handel in grondstoffenderivaten op basis van dezelfde onderliggende waarde en met dezelfde kenmerken plaatsvindt, is het handelsplatform dat over één jaar het grootste dagelijks gemiddeld aantal openstaande posities heeft.

Artikel 6

OTC-contracten die in economische zin gelijkwaardig zijn aan op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten

Een OTC-derivaat wordt geacht in economische zin gelijkwaardig te zijn aan een op een handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat wanneer het identieke contractuele specificaties, voorwaarden en bepalingen heeft, met uitzondering van verschillende specificaties betreffende de omvang van partijen, leveringstermijnen die minder dan één kalenderdag uit elkaar liggen en verschillende regelingen voor posttransactioneel risicobeheer.

Artikel 7

Posities die rechtstreeks met commerciële activiteiten verband houdende risico’s verminderen

1.   Een door een niet-financiële entiteit aangehouden positie in een op handelsplatformen verhandeld grondstoffenderivaat of in economische zin gelijkwaardige OTC-contracten overeenkomstig artikel 6 kwalificeert als een positie die rechtstreeks met commerciële activiteiten van die niet-financiële entiteit verband houdende verlaagt in overeenstemming met artikel 57, lid 1, tweede alinea, punt a), van Richtlijn 2014/65/EU, wanneer deze positie op zichzelf of in combinatie met andere derivaten overeenkomstig lid 3 van dit artikel (“positie in een portefeuille van grondstoffenderivaten”) aan één van de volgende criteria beantwoordt:

a)

de positie vermindert de risico’s die voortkomen uit de potentiële wijziging van de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of passiva die de niet-financiële entiteit of haar eigen groep in de normale loop van haar bedrijfsuitoefening in eigendom heeft, produceert, vervaardigt, verwerkt, aanbiedt, aankoopt, verhandelt, leaset, verkoopt of oploopt of redelijkerwijs verwacht in eigendom te zullen hebben, te zullen produceren, te zullen vervaardigen, te zullen verwerken, te zullen aanbieden, te zullen aankopen, te zullen verhandelen, te zullen leasen, te zullen verkopen of te zullen oplopen;

b)

de positie geldt als een hedgingcontract ingevolge internationale standaarden voor jaarrekeningen (IFRS) die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (12) zijn goedgekeurd.

2.   Een door een financiële entiteit aangehouden positie in een landbouwgrondstoffenderivaat, in een op handelsplatformen verhandeld cruciaal of significant grondstoffenderivaat of in economisch gelijkwaardige OTC-contracten overeenkomstig artikel 6 kwalificeert als een positie die risico’s vermindert die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteiten van die niet-financiële entiteit van een overwegend commerciële groep in overeenstemming met artikel 57, lid 1, tweede alinea, punt b), van Richtlijn 2014/65/EU, wanneer deze positie op zichzelf of in combinatie met andere derivaten overeenkomstig lid 3 van dit artikel (positie in een portefeuille van grondstoffenderivaten) aan één van de criteria uit lid 1, punt a) of b) van dit artikel voldoet.

3.   Voor de toepassing van lid 1 is een op zichzelf of in combinatie met andere derivaten als risicoverminderend kwalificerende positie een positie waarvoor de niet-financiële entiteit of de persoon die de positie namens deze entiteit aanhoudt:

a)

de volgende elementen in haar intern beleid uiteenzet:

i)

de soorten grondstoffenderivaten in de portefeuilles die worden gebruikt om de risico’s te verminderen die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten en de daartoe strekkende criteria;

ii)

het verband tussen de portefeuille en de risico’s die door de portefeuille worden beperkt;

iii)

de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat de posities betreffende deze grondstoffenderivaten geen ander doel dienen dan het dekken van rechtstreeks met de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteit verband houdende risico’s, en dat een ander doel dienende positie duidelijk kan worden aangewezen;

b)

een voldoende gedesaggregeerd beeld kan verschaffen van de portefeuilles met betrekking tot categorie van grondstoffenderivaat, onderliggende grondstof, tijdshorizon en andere relevante factoren.

4.   Voor de toepassing van lid 2 is een op zichzelf of in combinatie met andere derivaten als risicoverminderend kwalificerende positie een positie waarvoor de financiële entiteit voldoet aan de voorwaarden uit lid 3, punten a) en b).

Artikel 8

Aanvraag tot vrijstelling van positielimieten voor posities die rechtstreeks met commerciële activiteiten verband houdende risico’s verminderen

1.   Een niet-financiële entiteit die een in aanmerking komende positie in een landbouwgrondstoffenderivaat of in een cruciaal of significant grondstoffenderivaat aanhoudt, vraagt de in artikel 57, lid 1, tweede alinea, punt a), van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde vrijstelling aan bij de bevoegde autoriteit die de positielimiet voor het desbetreffende grondstoffenderivaat vaststelt.

2.   De in lid 1 bedoelde persoon verstrekt de bevoegde autoriteit de volgende informatie waaruit blijkt hoe de positie de rechtstreeks met de commerciële activiteit van de niet-financiële entiteit verband houdende risico’s vermindert:

a)

een beschrijving van de aard en de waarde van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteit in de grondstof waarop het grondstoffenderivaat, waarvoor vrijstelling is aangevraagd, betrekking heeft;

b)

een beschrijving van de aard en de waarde van de activiteiten van de niet-financiële entiteit in de handel en posities in de desbetreffende op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten en in hun in economische zin gelijkwaardige OTC-contracten;

c)

een beschrijving van de aard en de omvang van de blootstellingen en risico’s in de grondstof die de niet-financiële entiteit heeft of verwacht te hebben als gevolg van haar commerciële activiteiten en die door het gebruik van grondstoffenderivaten worden beperkt of zouden worden beperkt;

d)

een toelichting bij de wijze waarop de niet-financiële entiteit door het gebruik van grondstoffenderivaten de blootstelling en risico’s in haar commerciële activiteiten rechtstreeks vermindert.

3.   Een financiële entiteit die een in aanmerking komende positie in een landbouwgrondstoffenderivaat of in een cruciaal of significant grondstoffenderivaat aanhoudt, vraagt de in artikel 57, lid 1, tweede alinea, punt b), van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde vrijstelling aan bij de bevoegde autoriteit die de positielimiet voor het desbetreffende grondstoffenderivaat vaststelt.

4.   De in lid 3 bedoelde persoon verstrekt de bevoegde autoriteit:

a)

passende informatie waaruit blijkt dat de moederonderneming de handel in op een handelsplatform verhandelde grondstoffenderivaten en hun in economische zin gelijkwaardige OTC-contracten aan de financiële entiteit heeft toevertrouwd om de blootstelling en risico’s in de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteiten van de overwegend commerciële groep te verminderen;

b)

de volgende informatie waaruit blijkt hoe de positie de risico’s vermindert die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit van de niet-financiële entiteiten van dezelfde overwegend commerciële groep:

i)

een beschrijving van de aard en de waarde van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteiten in de grondstof waarop het grondstoffenderivaat, waarvoor vrijstelling is aangevraagd, betrekking heeft;

ii)

een beschrijving van de aard en de omvang van de blootstellingen en risico’s in de grondstof die de niet-financiële entiteiten hebben of naar verwachting zullen hebben als gevolg van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteiten en die door het gebruik van grondstoffenderivaten worden beperkt of zouden worden beperkt;

iii)

een beschrijving van de aard en de waarde van de activiteiten van de financiële entiteit in de handel en posities in de desbetreffende op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten en in hun in economische zin gelijkwaardige OTC-contracten;

iv)

een toelichting bij de wijze waarop de financiële entiteit door het gebruik van grondstoffenderivaten de blootstelling en risico’s in de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteiten rechtstreeks vermindert.

5.   De bevoegde autoriteit aanvaardt of verwerpt de aanvraag binnen 21 kalenderdagen na ontvangst ervan en stelt de aanvrager in kennis van haar beslissing.

6.   De niet-financiële entiteit stelt de bevoegde autoriteit in kennis van significante wijzigingen in de aard of waarde van haar commerciële activiteiten of haar handelsactiviteiten in grondstoffenderivaten en wanneer de wijziging relevant is voor de informatie in lid 2, punt b), en dient een nieuwe aanvraag in indien zij de vrijstelling wil blijven gebruiken.

7.   De financiële entiteit stelt de bevoegde autoriteit in kennis van wijzigingen in de in lid 4, punt a), bedoelde informatie of van significante wijzigingen in de aard of waarde van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteit of de handelsactiviteiten in grondstoffenderivaten van de financiële entiteit en wanneer de wijziging relevant is voor de informatie in lid 4, punt b), iii), en dient een nieuwe aanvraag in indien zij de vrijstelling wil blijven gebruiken.

Artikel 9

Aanvraag tot vrijstelling van positielimieten voor verplichte liquiditeitsverschaffing

1.   Een persoon die een in aanmerking komende positie in een landbouwgrondstoffenderivaat of een cruciaal of significant grondstoffenderivaat aanhoudt, vraagt de in artikel 57, lid 1, tweede alinea, punt c), van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde vrijstelling aan bij de bevoegde autoriteit die de positielimiet voor het desbetreffende grondstoffenderivaat vaststelt.

2.   De in lid 1 bedoelde persoon verstrekt de bevoegde autoriteit de volgende informatie waaruit blijkt hoe de posities voortkomen uit transacties in dat grondstoffenderivaat die zijn aangegaan om te voldoen aan verplichtingen om een handelsplatform van liquiditeit te voorzien, zoals bedoeld in artikel 2, lid 4, vierde alinea, punt c, van Richtlijn 2014/65/EU:

a)

de lijst met grondstoffenderivaten waarvoor die persoon een handelsplatform van liquiditeit voorziet in overeenstemming met de punten b) en c) van deze alinea;

b)

de bepalingen op grond waarvan een regelgevende autoriteit die persoon ertoe heeft verplicht een handelsplatform van liquiditeit in een grondstoffenderivaat te voorzien, of de schriftelijke overeenkomst met het handelsplatform die de liquiditeitsverschaffingsverplichtingen bevat waaraan de persoon per grondstoffenderivaat moet voldoen op het handelsplatform;

c)

een beschrijving van de aard en de waarde van de activiteiten van de persoon voor verplichte liquiditeitsverschaffing in het desbetreffende grondstoffenderivaat en van de posities die daar naar verwachting uit voortkomen;

d)

eventuele positielimieten die in zijn interne beleid mogelijk per grondstoffenderivaat zijn vastgesteld voor die verplichte liquiditeitsverschaffing.

3.   De bevoegde autoriteit aanvaardt of verwerpt de aanvraag binnen 21 kalenderdagen na ontvangst ervan en stelt de persoon in kennis van haar beslissing.

4.   De persoon stelt de bevoegde autoriteit in kennis van significante wijzigingen in de aard of waarde van zijn handelsactiviteiten in grondstoffenderivaten en wanneer de wijziging relevant is voor de informatie in lid 2, en dient een nieuwe aanvraag in indien zij de vrijstelling wil blijven gebruiken.

Artikel 10

Posities die voortkomen uit verplichte liquiditeitsverschaffing

1.   Voor de toepassing van artikel 9, lid 1, kwalificeert een positie die door een persoon wordt aangehouden in een landbouwgrondstoffenderivaat of een op een handelsplatform verhandeld cruciaal of significant grondstoffenderivaat, als een positie die voortkomt uit transacties die zijn uitgevoerd om te voldoen aan verplichtingen inzake liquiditeitsverschaffing, indien de positie rechtstreeks voortkomt uit transacties in een grondstoffenderivaat die zijn uitgevoerd in overeenstemming met verplichtingen die zijn opgelegd door regelgevende autoriteiten overeenkomstig het Unierecht of nationaal recht, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, of de schriftelijke overeenkomst die met het handelsplatform is gesloten en als zodanig is aangewezen door het handelsplatform.

2.   Voor de toepassing van artikel 9, lid 1, is een positie die voortkomt uit verplichte liquiditeitsverschaffing, een positie waarvoor de persoon die de positie aanhoudt, de volgende elementen in zijn intern beleid uiteenzet:

a)

de soorten grondstoffenderivatencontracten in de portefeuilles waarin de verplichte liquiditeitsverschaffing wordt vermeld;

b)

het verband tussen de positie die in een grondstoffenderivaat wordt aangehouden, en de transacties die zijn uitgevoerd om aan de verplichte liquiditeitsverschaffing in dat derivaat te voldoen in overeenstemming met lid 1 van dit artikel;

c)

de getroffen maatregelen om te waarborgen dat posities die niet voortkomen uit transacties om te voldoen aan de verplichte liquiditeitsverschaffing of om een ander doel te dienen, kunnen duidelijk worden aangewezen.

HOOFDSTUK III

METHODOLOGIE VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN TER BEREKENING VAN POSITIELIMIETEN

DEEL 1

Bepaling van basiscijfers

Artikel 11

Methodologie ter bepaling van het basiscijfer voor spotmaandlimieten

1.   De bevoegde autoriteiten bepalen een basiscijfer voor de spotmaandpositielimiet in een landbouwgrondstoffenderivaat of een cruciaal of significant grondstoffenderivaat door 25 % van de leverbare voorraad van dat grondstoffenderivaat te berekenen. Indien de leverbare voorraad aanzienlijk hoger is dan de totale openstaande posities, bepalen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de spotmaandlimiet door 25 % van de openstaande posities in dat grondstoffenderivaat te berekenen.

Het basiscijfer wordt uitgedrukt in partijen.

2.   Indien een bevoegde autoriteit voor verschillende tijdstippen verschillende positielimieten binnen de spotmaand vaststelt, nemen die positielimieten stapsgewijs af naarmate de vervaldatum van het grondstoffenderivaat nadert en houden ze rekening met de regelingen inzake positiebeheer van het handelsplatform.

3.   In afwijking van lid 1 stellen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de spotmaandpositielimieten vast voor een grondstoffenderivaat met een onderliggende waarde die kan worden aangemerkt als voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen met totale gecombineerde openstaande posities in spotmaandcontracten en contracten van andere maanden van meer dan 50 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden op basis van 20 % van de leverbare voorraad van dat grondstoffenderivaat. Indien de leverbare voorraad aanzienlijk hoger is dan de totale openstaande posities, bepalen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de spotmaandlimiet voor een dergelijk grondstoffenderivaat door 20 % van de openstaande posities in dat grondstoffenderivaat te berekenen.

Artikel 12

Leverbare voorraad

1.   De bevoegde autoriteiten berekenen de leverbare voorraad voor een landbouwgrondstoffenderivaat of een cruciaal of significant grondstoffenderivaat door de hoeveelheid onderliggende grondstof aan te wijzen die kan worden gebruikt om te voldoen aan de leveringsvoorwaarden van het grondstoffenderivaat.

2.   De bevoegde autoriteiten stellen de leverbare voorraad vast voor een grondstoffenderivaat als bedoeld in lid 1 op basis van de gemiddelde maandelijkse hoeveelheid onderliggende grondstof die kan worden geleverd op basis van de meest recente beschikbare gegevens over:

a)

een periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de vaststelling voor een cruciaal of significant grondstoffenderivaat;

b)

een periode van een tot vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan de vaststelling voor een landbouwgrondstoffenderivaat.

3.   Om de hoeveelheid onderliggende grondstof aan te wijzen die voldoet aan de voorwaarden van lid 1, houden de bevoegde autoriteiten rekening met de volgende criteria:

a)

de opslagregelingen voor de onderliggende grondstof;

b)

de factoren die de levering van de onderliggende grondstof kunnen beïnvloeden.

Artikel 13

Methodologie ter bepaling van het basiscijfer voor limieten van andere maanden

1.   De bevoegde autoriteiten bepalen een basiscijfer voor de positielimiet van andere maanden in een landbouwgrondstoffenderivaat of een cruciaal of significant grondstoffenderivaat door 25 % van de openstaande posities in dat grondstoffenderivaat te berekenen.

2.   Dat basiscijfer wordt uitgedrukt in partijen.

Artikel 14

Openstaande posities

1.   De bevoegde autoriteiten berekenen de netto openstaande posities in een landbouwgrondstoffenderivaat of een cruciaal of significant grondstoffenderivaat door het aantal op handelsplatformen uitstaande partijen van dat grondstoffenderivaat en gemelde posities in economisch gelijkwaardige OTC-contracten over een representatieve periode te aggregeren. De bevoegde autoriteiten berekenen de netto openstaande posities in dat grondstoffenderivaat op basis van verslagleggingsgegevens over posities.

2.   Indien de handel in een grondstoffenderivaat naar aanleiding van een fusie, overdracht van ondernemingen of een andere zakelijke gebeurtenis van het ene handelsplatform in de Unie naar een ander handelsplatform in de Unie wordt overgeplaatst, of van een handelsplatform in een derde land naar een handelsplatform in de Unie, of van één of meer bestaande grondstoffenderivaten naar een grondstoffenderivaat dat nieuw of onder vergelijkbare omstandigheden tot de handel op hetzelfde handelsplatform wordt toegelaten, berekent de bevoegde autoriteit in afwijking van lid 1 de open posities in dat grondstoffenderivaat door rekening te houden met de openstaande posities op het vroegere platform of in de vroegere grondstoffenderivaten. Na zes maanden berekent de bevoegde autoriteit de openstaande posities in overeenstemming met lid 1.

Artikel 15

Methodologie ter bepaling van het basiscijfer met betrekking tot bepaalde grondstoffenderivaten

1.   In afwijking van artikel 11 bepalen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de spotmaandpositielimieten van cruciale of significante spotmaandgrondstoffenderivaten die door middel van contanten worden afgewikkeld en die zijn opgenomen in deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU en die geen meetbare leverbare voorraad van hun onderliggende grondstoffen hebben na de berekening van 25 % van de openstaande posities in deze grondstoffenderivaten.

2.   In afwijking van de artikelen 11 en 13 en indien een grondstoffenderivaat vereist dat de onderliggende grondstof gedurende een bepaalde periode onafgebroken wordt geleverd, zijn de op grond van de artikelen 11 en 13 berekende basiscijfers van toepassing op soortgelijke grondstoffenderivaten met dezelfde onderliggende grondstof voor zover hun leveringsperioden elkaar overlappen. Het basiscijfer wordt uitgedrukt in eenheden van de onderliggende grondstof.

DEEL 2

Relevante factoren voor de berekening van positielimieten

Artikel 16

Beoordeling van de factoren

De bevoegde autoriteiten stellen de positielimieten voor de spotmaand en andere maanden voor een landbouwgrondstoffenderivaat of een cruciaal of significant grondstoffenderivaat vast op basis van het basiscijfer dat is bepaald overeenkomstig de artikelen 11, 13 en 15, en passen deze aan naargelang van de potentiële impact van de in de artikelen 18 tot en met 21 genoemde factoren betreffende de integriteit van de markt voor dat derivaat en zijn onderliggende grondstof, met een van de volgende limieten:

a)

tussen 5 % en 35 %;

b)

tussen 2,5 % en 35 %, voor een derivatencontract met een onderliggende grondstof die kan worden gekwalificeerd als een voor menselijke consumptie bestemd levensmiddel met totale gecombineerde openstaande posities in spotmaandcontracten en contracten van andere maanden van meer dan 50 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden.

Artikel 17

Nieuwe en minder liquide landbouwgrondstoffenderivaten

1.   In afwijking van artikel 16 stellen de bevoegde autoriteiten voor op een handelsplatform verhandelde landbouwgrondstoffenderivaten met totale gecombineerde openstaande posities in spotmaandcontracten en contracten van andere maanden van niet meer dan 20 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden de spotmaandlimieten en limieten van andere maanden van in deze grondstoffenderivaten aangehouden posities op 10 000 partijen vast.

2.   Het handelsplatform stelt de bevoegde autoriteit in kennis wanneer de totale openstaande posities van een in lid 1 bedoeld grondstoffenderivaat gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden 20 000 partijen bereiken. Na ontvangst van deze kennisgevingen toetsen de bevoegde autoriteiten de positielimiet.

Artikel 18

Leverbare voorraad van de onderliggende grondstof

Wanneer de leverbare voorraad van de onderliggende grondstof kan worden beperkt of gecontroleerd, of indien de leverbare voorraad laag is in verhouding tot de hoeveelheid die nodig is voor een ordelijke afwikkeling, voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de spotmaandpositielimiet uit. De bevoegde autoriteiten beoordelen de mate waarin die leverbare voorraad tevens als leverbare voorraad voor andere grondstoffenderivaten wordt gebruikt.

Artikel 19

Totale openstaande posities

1.   Wanneer sprake is van een groot volume totale openstaande posities voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de positielimieten door.

2.   Indien de openstaande posities de leverbare voorraad significant overschrijden, voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de positielimieten van de andere maanden door.

3.   Indien de openstaande posities aanzienlijk lager zijn dan de leverbare voorraad, voeren de bevoegde autoriteiten een opwaartse aanpassing van de positielimieten van de andere maanden door en voeren zij, behoudens wanneer het basiscijfer voor de spotmaandlimiet op de openstaande posities is gebaseerd, een neerwaartse aanpassing van de spotmaandpositielimiet door.

Artikel 20

Het aantal marktdeelnemers

1.   Bij een hoog dagelijks gemiddeld aantal marktdeelnemers dat gedurende een periode van één jaar een positie in een grondstoffenderivaat aanhoudt, voert de bevoegde autoriteit een neerwaartse aanpassing van de positielimiet door.

2.   In afwijking van artikel 16 voeren de bevoegde autoriteiten een opwaartse aanpassing van de positielimiet door en stellen zij de spotmaandpositielimiet en de positielimiet van andere maanden tussen 5 % en 50 % van het referentiebedrag vast indien:

a)

het gemiddeld aantal marktdeelnemers dat een positie aanhoudt in het grondstoffenderivaat in de periode voorafgaand aan de vaststelling van de positielimiet minder dan tien bedraagt, of

b)

wanneer het grondstoffenderivaat een landbouwgrondstoffenderivaat met netto openstaande posities van minder dan 300 000 partijen is, het aantal beleggingsondernemingen dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt 7, van Richtlijn 2014/65/EU optreedt als market maker in het grondstoffenderivaat op het moment waarop de positielimiet wordt vastgesteld of herzien, minder dan drie bedraagt.

Voor de toepassing van de eerste alinea kunnen de bevoegde autoriteiten verschillende positielimieten voor verschillende tijdstippen binnen de spotmaand, de andere maanden of voor beide perioden vaststellen.

Artikel 21

Kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt

1.   De bevoegde autoriteiten houden rekening met de wijze waarop de kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt de werking van en de handel in het grondstoffenderivaat en de omvang van de door marktdeelnemers aangehouden posities beïnvloeden, met name gelet op het gemak en de snelheid waarmee marktdeelnemers toegang hebben tot de onderliggende grondstof.

2.   Bij de beoordeling van de onderliggende grondstoffenmarkt als bedoeld in lid 1 wordt rekening gehouden met het volgende:

a)

of er beperkingen gelden voor de levering van de grondstof, waaronder het bederfelijke karakter van de te leveren grondstof;

b)

de wijze van vervoer en levering van de materiële grondstof, zoals:

i)

de vraag of de grondstof op specifieke leveringspunten kan worden afgeleverd;

ii)

de capaciteitsbeperkingen van specifieke leveringspunten;

c)

de structuur, de organisatie en de werking van de markt, met inbegrip van de seizoensgebondenheid in de winnings- en landbouwgrondstoffenmarkten waardoor gedurende het kalenderjaar schommelingen optreden in de materiële levering;

d)

de samenstelling en de rol van marktdeelnemers in de onderliggende grondstoffenmarkt, waarbij ook rekening wordt gehouden met het aantal marktdeelnemers dat specifieke diensten verleent die de werking van de onderliggende grondstoffenmarkt mogelijk maken, zoals risicobeheer, levering, opslag of afwikkelingsdiensten;

e)

macro-economische of andere gerelateerde factoren die van invloed zijn op de werking van de onderliggende grondstoffenmarkt, met inbegrip van de levering, opslag en afwikkeling van de grondstof;

f)

de kenmerken, fysische eigenschappen en de levenscycli van de onderliggende grondstof.

Artikel 22

Intrekking

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/591 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/591 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 23

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(2)  Richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 14).

(3)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/591 van de Commissie van 1 december 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de toepassing van positielimieten op grondstoffenderivaten (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 479).

(5)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(6)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(8)  Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).

(9)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

(12)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).


BIJLAGE

Concordantietabel

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/591

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1, punt a)

Artikel 3, lid 1, punten b) en c)

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, leden 5 en 6

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 7

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 2

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 8, leden 3 en 4

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 5

Artikel 8, lid 4

Artikel 8, lid 6

Artikel 8, lid 7

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 9, lid 1

Artikel 11, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 11, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 11, lid 3

Artikel 9, lid 4

Artikel 11, lid 4

Artikel 10, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 11, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 12

Artikel 14

Artikel 13, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 13, lid 3

Artikel 15, lid 2

Artikel 14

Artikel 16

Artikel 17, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 17, lid 2

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 19, leden 1 en 2

Artikel 19, lid 3

Artikel 18, lid 3

Artikel 19, lid 1

Artikel 20, lid 1

Artikel 19, lid 2, eerste alinea, punt a)

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, punt a)

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, punt b)

Artikel 19, lid 2, eerste alinea, punt b)

Artikel 19, lid 2, tweede alinea

Artikel 20, lid 2, tweede alinea

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/71


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1303 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2022

tot wijziging van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van en de vereisten voor ethylalcohol uit landbouwproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (1), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 5 van Verordening (EU) 2019/787 bevat de definitie van en vereisten voor ethylalcohol uit landbouwproducten, die door de sector ook wordt aangeduid als alcohol uit landbouwproducten, neutrale alcohol of gerectificeerde alcohol. Die technische definitie en vereisten zijn zonder wezenlijke wijzigingen overgenomen van punt 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(2)

De definitie van en de vereisten voor ethylalcohol uit landbouwproducten in artikel 5 van Verordening (EU) 2019/787 zijn in technisch-wetenschappelijk opzicht echter gedeeltelijk achterhaald. Met name moeten bepaalde maximale residugehalten in overeenstemming worden gebracht met de technische parameters die de sector en de meeste analytische laboratoria momenteel gebruiken. De technologische vooruitgang op dit gebied maakt het dus noodzakelijk die definitie en die vereisten te wijzigen.

(3)

De verwijzingen naar “totale zuurgraad”, “vluchtige stikstofbasen” en “droge stof” in artikel 5, punt d), i), vi) en vii), van Verordening (EU) 2019/787 zijn niet langer relevant omdat zij normaliter niet als procestechnische parameters worden gebruikt, aangezien de aanwezigheid van dergelijke residuen in een alcohol met een alcoholvolumegehalte van 96 % verwaarloosbaar is en het onwaarschijnlijk is dat ze worden aangetroffen in ethylalcohol uit landbouwproducten.

(4)

Wat “esters”, “aldehyden” en “hogere alcoholen” betreft, zijn de in artikel 5, punt d), ii), iii) en iv), van Verordening (EU) 2019/787 vastgestelde maximale gehalten niet specifiek genoeg en vereisen zij momenteel nat-chemische methoden, die niet in het Unierecht zijn omschreven. Een nauwkeurigere definitie van de stoffen waarop de residugrenswaarden van toepassing zijn, zou leiden tot betere resultaten bij de analysen die moeten worden uitgevoerd op ethylalcohol uit landbouwproducten met methoden zoals gaschromatografie, en zou gunstig zijn voor analisten, aangezien veel van de oudere analysetechnieken het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen vereisen.

(5)

Het is met name wenselijk om “esters” te beperken tot louter “ethylacetaat”. Hoewel tijdens het gistingsproces verschillende esters kunnen ontstaan, is ethylacetaat de ester die in de grootste concentratie aanwezig is, terwijl eventuele andere esters die in ethylalcohol uit landbouwproducten aanwezig zijn, waarschijnlijk niet detecteerbaar zijn met standaardanalysetechnieken en een verwaarloosbaar deel van de totale hoeveelheid esters uitmaken. De meting van ethylacetaat moet gebaseerd zijn op de in Verordening (EG) nr. 2870/2000 van de Commissie (3) vastgestelde referentiemethode, aangezien dit een gevestigde methode is die momenteel wordt gebruikt voor de analyse van een aantal gedistilleerde dranken.

(6)

Evenzo is “acetaldehyde” in het totaal aan aldehyden de belangrijkste aldehyde. Het is derhalve passend om bij deze bepaling alleen acetaldehyde als parameter te gebruiken. Aangezien acetaldehyde in evenwicht is met 1,1-di-ethoxyethaan — hetgeen betekent dat beide moleculen aanwezig zijn en zich in elkaar omzetten als gevolg van de chemisch-fysische omstandigheden — moet ook de fractie acetaldehyde in het acetaal worden geteld. De meting van acetaldehyde moet gebaseerd zijn op de in Verordening (EG) nr. 2870/2000 vastgestelde referentiemethode, aangezien dat een gevestigde methode is die momenteel wordt gebruikt voor de analyse van een aantal gedistilleerde dranken.

(7)

Hogere alcoholen zijn na vergisting in aanzienlijke hoeveelheden aanwezig. In ethylalcohol uit landbouwproducten is echter slechts een kleine hoeveelheid hogere alcoholen aanwezig, aangezien hogere alcoholen door hun hogere kookpunt gemakkelijk kunnen worden gedistilleerd. De meting van de hogere alcoholen moet gebaseerd zijn op de in Verordening (EG) nr. 2870/2000 vastgestelde referentiemethode, aangezien dat een gevestigde methode is die momenteel wordt gebruikt voor de analyse van een aantal gedistilleerde dranken.

(8)

Wat “furfural” betreft, heeft de huidige vereiste van niet-detecteerbaarheid betrekking op een nat-chemische methode die in de meeste lidstaten niet meer wordt gebruikt, hetgeen uniforme en welomschreven analysemethoden en -resultaten in de weg staat. Aangezien er momenteel geen welomschreven referentiemethode is voor de analyse van furfural in ethylalcohol uit landbouwproducten, moet een drempelwaarde worden vastgelegd die kan worden gedetecteerd door middel van de verschillende methoden die momenteel in de meeste laboratoria in de lidstaten worden gebruikt en die sinds de oorspronkelijke opneming van die vereiste nauwkeuriger zijn. De meting van furfural moet gebaseerd zijn op de vloeistofchromatografiemethode voor uit hout afkomstige verbindingen zoals genoemd in Verordening (EG) nr. 2870/2000.

(9)

Volledigheidshalve en in overeenstemming met de definitie van distillaat uit landbouwproducten in artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2019/787, moet bovendien worden bepaald dat ethylalcohol uit landbouwproducten wordt verkregen door landbouwproducten te distilleren na alcoholische vergisting ervan.

(10)

Verordening (EU) 2019/787 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Verordening (EU) 2019/787 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Definitie van en vereisten voor ethylalcohol uit landbouwproducten

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “ethylalcohol uit landbouwproducten” een vloeistof verstaan die aan de volgende vereisten voldoet:

a)

zij is uitsluitend verkregen uit de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten door middel van alcoholische vergisting, gevolgd door distillatie;

b)

zij heeft geen andere waarneembare smaak dan die van de bij de productie ervan gebruikte grondstoffen;

c)

zij heeft een minimaal alcoholvolumegehalte van 96,0 %;

d)

haar maximale residugehalten bedragen niet meer dan:

i)

ethylacetaat: 1,3 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

ii)

acetaldehyde (som van ethanal en 1,1-di-ethoxyethaan): 0,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

iii)

hogere alcoholen (som van: propaan-1-ol, butaan-1-ol, butaan-2-ol, 2-methylpropaan-1-ol, 2-methylbutaan-1-ol en 3-methylbutaan-1-ol): 0,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

iv)

methanol: 30 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

v)

furfural: 0,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).

(3)  Verordening (EG) nr. 2870/2000 van de Commissie van 19 december 2000 tot vaststelling van communautaire referentiemethoden voor de analyse van gedistilleerde dranken (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 20).


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/74


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1304 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2022

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [“Valašský frgál” (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Tsjechië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding “Valašský frgál”, die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1263/2013 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam “Valašský frgál” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1263/2013 van de Commissie van 28 november 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Valašský frgál (BGA)) (PB L 326 van 6.12.2013, blz. 5).

(3)  PB C 134 van 25.3.2022, blz. 40.


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/75


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1305 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2022

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de “basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

De antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van molybdeendraad uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “China” of “het betrokken land”) werden oorspronkelijk in 2010 ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad (2) (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat tot de oorspronkelijke maatregelen heeft geleid, wordt hierna aangeduid als “het oorspronkelijke onderzoek”. De oorspronkelijke maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht van 64,3 %.

(2)

In 2012 en 2013 werden de oorspronkelijke maatregelen na twee antiontwijkingsonderzoeken eerst uitgebreid naar de invoer van molybdeendraad verzonden uit Maleisië (3) en vervolgens naar de invoer van molybdeendraad uit de VRC met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm (4). Na een derde antiontwijkingsonderzoek werden de maatregelen op 30 oktober 2015 uitgebreid naar molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm (5).

(3)

De thans geldende maatregelen zijn op 30 juni 2016 ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1046 van de Commissie (6) naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen (“het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen”).

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn vervallen (7), heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een verzoek om een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen.

(5)

Het verzoek werd op 23 maart 2021 ingediend door Plansee SE (“de indiener van het verzoek”), die meer dan 25 % van de totale productie van bepaald molybdeendraad in de Unie vertegenwoordigt, namens de bedrijfstak van de Unie die molybdeendraad produceert, in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het verzoek was gebaseerd op de overweging dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en tot herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(6)

Daar de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 28 juni 2021 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van molybdeendraad van oorsprong uit de VRC. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (8) (“het bericht van opening”).

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.5.   Belanghebbenden

(8)

In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indiener van het verzoek, de tweede bekende producent in de Unie, haar bekende gebruikers en de autoriteiten van de VRC specifiek in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en hen uitgenodigd mee te werken.

(9)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

1.6.   Samenstelling van de steekproef

(10)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

a)   Geen steekproef van producenten in de Unie

(11)

In het bericht van opening heeft de Commissie geen steekproef samengesteld, maar de twee haar bekende producenten in de Unie, namelijk Plansee SE en Osram GmbH, verzocht de vragenlijst binnen de gestelde termijn te beantwoorden.

b)   Steekproef van importeurs

(12)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(13)

Geen enkele importeur heeft zich aangemeld om de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

c)   Steekproef van producenten in de VRC

(14)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle haar bekende producenten van molybdeendraad in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft zij de vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek te identificeren. Dit verzoek bleef echter onbeantwoord.

(15)

De Commissie heeft de autoriteiten van de VRC daarop meegedeeld dat zij, om de voortzetting of herhaling van dumping te kunnen onderzoeken, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voornemens was terug te grijpen op de beschikbare gegevens bij gebrek aan medewerking. Daarop is van de autoriteiten van de VRC geen antwoord ontvangen.

1.7.   Antwoorden op de vragenlijst

(16)

De vragenlijsten voor producenten in de Unie, alsmede die voor importeurs, gebruikers en producenten in de VRC zijn op de dag van de opening van het onderzoek online ter beschikking gesteld.

(17)

De Commissie heeft de overheid van de VRC een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(18)

De vragenlijst werd ingevuld teruggestuurd door één producent in de Unie, Plansee SE, die ook de indiener van het verzoek is en [86-94 %] van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie vertegenwoordigt.

(19)

Op 24 juni 2021 gaf de enige andere producent in de Unie te kennen neutraal te willen blijven in het onderzoek; hij heeft de vragenlijst niet beantwoord.

(20)

Noch de Chinese overheid, noch enige producent in de VRC heeft de vragenlijst beantwoord.

(21)

Op 15 november 2021 werd ook een macro-economische vragenlijst aan Plansee SE toegezonden, die de Commissie op 29 november 2021 ingevuld heeft ontvangen.

a)   Verificatie

(22)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Op grond van artikel 16 van de basisverordening is er bij de Europese producent Plansee SE in Oostenrijk een controlebezoek verricht.

b)   Vervolg van de procedure

(23)

Op 9 juni 2022 deelde de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen mee op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingrechten te handhaven.

(24)

Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(25)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek en het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, namelijk molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (“het onderzochte product”).

(26)

Het onderzochte product van oorsprong uit de VRC dat niet uit Maleisië wordt verzonden, valt momenteel onder Taric-code 8102960019. Het uit Maleisië verzonden onderzochte product, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, dat momenteel is ingedeeld onder Taric-code 8102960011, werd niet onderzocht omdat het geen deel uitmaakte van de productomschrijving in het oorspronkelijke onderzoek.

(27)

Molybdeendraad wordt hoofdzakelijk gebruikt in de automobielindustrie, bijvoorbeeld in synchronisatieringen van auto’s met handgeschakelde versnellingsbakken.

2.2.   Soortgelijk product

(28)

Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, zijn het onderzochte product en het soortgelijke product identiek wat hun fysische, chemische en technische kenmerken betreft. Met dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is bevestigd dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het onderzochte product van oorsprong uit de VRC, niet verzonden uit Maleisië;

het product dat in de VRC wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht.

(29)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

3.1.   Inleidende opmerkingen

(30)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de invoer van molybdeendraad uit de VRC voortgezet, zij het in mindere mate dan in het tijdvak van het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

(31)

Zoals vermeld in overweging 20 heeft geen enkele producent uit de VRC aan het onderzoek meegewerkt.

(32)

Derhalve heeft de Commissie de autoriteiten van de VRC op 16 juli 2021 meegedeeld dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zal toepassen voor de bevindingen met betrekking tot de VRC. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen over haar voornemen om terug te grijpen op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(33)

Bijgevolg werden in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van de basisverordening de bevindingen inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie vervat in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals invoer- en uitvoerstatistieken (Comext (Eurostat)), Dun & Bradstreet (9), Global Trade Atlas (“GTA”) (10).

3.2.   Voortzetting van invoer met dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

3.2.1.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(34)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(35)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(36)

De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid op 16 juli 2021 ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om vast te stellen of er sprake is van verstoringen van betekenis in de VRC.

(37)

De Commissie heeft in punt 5.3.2 van het bericht van opening aangegeven dat, gezien het bewijsmateriaal dat ten tijde van de opening van het onderzoek beschikbaar was, voor de vaststelling van de normale waarde op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening Turkije een mogelijk representatief land voor de VRC was. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij andere mogelijk geschikte representatieve landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

(38)

Op 10 maart 2021 heeft de Commissie de eerste mededeling voor het dossier (“de eerste mededeling”) bekendgemaakt en de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van molybdeendraad een rol spelen. Wat de keuze van een representatief land betreft, merkte de Commissie op dat het onderzochte product wereldwijd slechts in een handvol landen werd geproduceerd (11) en dat alleen Thailand was aangemerkt als een land met hetzelfde niveau van economische ontwikkeling als de VRC. Wat Thailand betreft, was echter niet onmiddellijk voldoende informatie op ondernemingsniveau beschikbaar om de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de winst vast te stellen.

(39)

Aangezien noch de Commissie, noch de indiener van het verzoek een representatief land met hetzelfde niveau van economische ontwikkeling als de VRC kon aanwijzen waar het onderzochte product werd geproduceerd en waarvoor alle nodige gegevens onmiddellijk beschikbaar waren, heeft de Commissie getracht een geschikt representatief land met hetzelfde niveau van economische ontwikkeling als de VRC te vinden waar een soortgelijk product in dezelfde algemene categorie of sector werd geproduceerd. De Commissie is er echter niet in geslaagd een dergelijk product te identificeren. Bovendien had geen enkele belanghebbende een geschikt representatief land voorgesteld met hetzelfde niveau van economische ontwikkeling als de VRC waar het onderzochte product, of een soortgelijk product, werd geproduceerd. Daarom heeft de Commissie in de eerste mededeling bij wijze van uitzondering naast Thailand ook India voorgesteld als mogelijke bron om niet-verstoorde prijzen en kosten vast te stellen en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen in te dienen. Alleen de indiener van het verzoek heeft opmerkingen over deze mededeling gemaakt.

(40)

Op 29 oktober 2021 heeft de Commissie in een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde, met India als geschikte bron, en heeft zij de belanghebbenden verzocht opmerkingen in te dienen. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

3.2.2.   Normale waarde

(41)

Volgens artikel 2, lid 1, van de basisverordening is de normale waarde “normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(42)

In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en de normale waarde “omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”

(43)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten juist was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.2.3.   Bestaan van verstoringen van betekenis

3.2.3.1.   Normale waarde

(44)

In recente onderzoeken betreffende de wolfraamsector in de VRC (12) heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De meeste producenten van molybdeenproducten verwerken in hun fabrieken ook wolfraam. Bovendien hebben wolfraam en molybdeen vergelijkbare chemische eigenschappen en industriële toepassingen. Zoals hieronder verder wordt besproken, heeft het onderzoek, naast de systemische verstoringen van betekenis die van invloed zijn op alle productiefactoren in de VRC, aan het licht gebracht dat wolfraam en molybdeen in de Chinese planningsdocumenten en richtsnoeren gewoonlijk samen worden genoemd. De Commissie heeft in dit onderzoek geconcludeerd dat op basis van het beschikbare bewijsmateriaal artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening moest worden toegepast.

(45)

In die recente onderzoeken betreffende wolfraam heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, met als gevolg dat er sprake is van een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig marktbeginselen (13). Naast de systemische verstoringen die van invloed zijn op de Chinese economie, heeft de Commissie met name geconcludeerd dat de Chinese overheid niet alleen nog steeds een aanzienlijk deel van de wolfraamsector in handen heeft als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (14), maar de Chinese overheid zich ook kan mengen in de prijzen en kosten via overheidsaanwezigheid in ondernemingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (15). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. In feite leidt het planningssysteem van de VRC er over de gehele linie toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie overeenkomstig marktwerking plaatsvindt (16). Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (17). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat er in de wolfraamsector sprake was van verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (18), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (19).

(46)

Net als in het eerdere onderzoek betreffende de wolfraamsector in de VRC heeft de Commissie in het kader van het onderhavige onderzoek met betrekking tot molybdeen onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. De Commissie heeft dit gedaan op basis van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, en in het rapport van de Commissie inzake verstoringen van betekenis in de VRC (20) (“het rapport”), dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld.

(47)

In het verzoek in deze zaak werd verwezen naar het rapport, met name naar de invloed van de Chinese overheid op de non-ferrometaalsector, met inbegrip van de molybdeenindustrie, via het 13e vijfjarenplan voor economische en sociale ontwikkeling van de Volksrepubliek China (13e algemene vijfjarenplan) en het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector (13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector). Bovendien wordt in het verzoek vermeld dat de molybdeenindustrie op basis van het initiatief “Made in China 2025” in aanmerking komt voor aanzienlijke overheidsfinanciering. In het verzoek worden specifieke financiële fondsen genoemd die door de Chinese overheid in het leven zijn geroepen om de molybdeenindustrie te steunen (de China Development Bank, het National Integrated Circuit Fund, het Advanced Manufacturing Fund, verschillende lokale fondsen die door plaatselijke overheden zijn opgericht en financiering verstrekt door China Reform Holdings ter ondersteuning en herstructurering van fabrikanten). In het verzoek worden als voorbeeld twee ondernemingen in de molybdeenindustrie genoemd die overheidsfinanciering hebben ontvangen: Jiduicheng Molybdenum en Xiamen Tungsten, het moederbedrijf van Xiamen Honglu Tungsten.

(48)

Nog steeds heeft de Chinese overheid een aanzienlijk deel van de molybdeensector in handen en heeft ze hier zeggenschap over in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening. Veel van de grootste producenten zijn in handen van de staat. Aangezien de Chinese producenten van het onderzochte product geen medewerking verleenden, kon de exacte verhouding tussen de producenten van molybdeendraad in particuliere en in staatseigendom niet worden vastgesteld. Uit het onderzoek is echter gebleken dat in de molybdeendraadsector een aantal grote producenten staatsondernemingen zijn. Het gaat onder meer om Jinduicheng Molybdenum, Xiamen Honglu Tungsten, Chengdu Hongbo Industrial en Luoyang Hi-tech Molybdenum & Tungsten Material.

(49)

Wat de mogelijkheid van de Chinese overheid betreft om zich via overheidsaanwezigheid in ondernemingen in de prijzen en kosten te mengen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, heeft de Commissie tijdens het onderzoek vastgesteld dat er persoonlijke banden bestaan tussen producenten van het onderzochte product en de Chinese Communistische Partij (“CCP”), zoals CCP-leden onder het hogere management of leden van de raad van bestuur in een aantal ondernemingen die het onderzochte product produceren. Bij Jinduicheng Molybdenum bijvoorbeeld is de voorzitter van de raad van bestuur tevens secretaris van het partijcomité, terwijl de algemeen directeur en de secretaris van de tuchtcommissie elk ook adjunct-secretaris van het partijcomité zijn (21). Bij Xiamen Honglu Tungsten is de voorzitter van de raad van bestuur van de houdstermaatschappij SOE Xiamen Tungsten lid van de CCP (22). Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de molybdeendraadsector zijn onderworpen aan beleidstoezicht en sturing.

(50)

De volgende voorbeelden illustreren de bovengenoemde trend dat de Chinese overheid steeds meer ingrijpt in de molybdeendraadsector. Veel producenten van het onderzochte product leggen op hun websites expliciet de nadruk op partijopbouwende activiteiten, hebben partijleden in het management van de onderneming en benadrukken hun banden met de CCP. Uit het onderzoek is gebleken dat een aantal producenten van molybdeendraad, waaronder Chengdu Hongbo Industrial, partijopbouwende activiteiten verrichtte. Een andere fabrikant, Jinduicheng Molybdenum, stelt op zijn website het volgende over partijbouw (23): “Tijdens de vergadering werd erop gewezen dat het partijcomité van de onderneming in 2019 nauwgezet de verschillende eisen van het partijcomité van de Shaanxi Non Ferrous Metals Group heeft uitgevoerd. […] [het partijcomité van de onderneming] concentreerde zich op het centrale werk en de politieke leiding bevorderde de kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling van de onderneming; [en] bleef het management strikt controleren.”

(51)

Xiamen Honglu Tungsten is een andere producent van molybdeendraad met een partijcomité. In artikel 96 van de statuten van de houdstermaatschappij SOE Xiamen Tungsten is het volgende bepaald: “[d]e onderneming richt het Committee of the Communist Party of China of Xiamen Tungsten Industry Co., Ltd (hierna het Partijcomité van de Onderneming genoemd) en het Disciplinary Inspection Committee of the Communist Party of China Xiamen Tungsten Industry Co., Ltd (hierna de Tuchtcommissie van de Onderneming genoemd) op. In artikel 98 van de statuten is het volgende bepaald: “[het] Partijcomité van de Onderneming voert zijn taken uit in overeenstemming met de “statuten van de Partij” en andere voorschriften binnen de partij: 1) Toezien op de naleving van de beginselen en het beleid van de partij en de staat, en uitvoering geven aan de besluiten en regelingen van het centraal comité van de partij, de Staatsraad, het Provinciaal partijcomité en de provinciale overheid in de onderneming; 2) De beginselen van de leiding van de partij verder combineren met de naleving van de wet bij de selectie van bedrijfsmanagers door de raad van bestuur […]; 3) De hervorming, ontwikkeling en stabiliteit van de onderneming, belangrijke kwesties op het gebied van bedrijfsbeheer en belangrijke kwesties met betrekking tot de persoonlijke belangen van werknemers bestuderen en bespreken, adviezen uitbrengen en suggesties doen; […] 5) De opbouw van basisorganisaties van de partij en teams van partijleden in de onderneming versterken;” (24).

(52)

Voorts wordt in de molybdeensector een beleid gehanteerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. De molybdeensector wordt vermeld in een aantal richtsnoeren, waaruit blijkt dat de Chinese overheid steun verleent aan de producenten van molybdeendraad (25). Dit wordt bevestigd in de talrijke op de molybdeenproductie gerichte plannen, richtlijnen en andere documenten die op nationaal, regionaal en stedelijk/gemeentelijk niveau worden gepubliceerd. Molybdeen wordt bijvoorbeeld in de volgende documenten vermeld:

13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen;

13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector;

nationaal plan voor minerale hulpbronnen 2016-2020;

Catalogus van door de staat ondersteunde belangrijke geavanceerde technologieën (2016) (26); molybdeen wordt vermeld in afdeling IV.1.3 “Nieuwe materialen — Zeldzame aardmetalen”;

Catalogus van richtsnoeren voor de structurele aanpassing van de industrie (versie van 2019); molybdeen wordt vermeld in deel II: aan restricties onderhevige sectoren, afdeling 7.1 Non-ferrometalen, blz. 87;

Guiding Opinions on Expanding Investment in Strategic Emerging Industries and Cultivating and Strengthening New Growth Points and Growth Poles, nr. 1409 [2020] van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming (27), waarin het volgende is bepaald: “Uitvoering van een actieplan voor innovatie en ontwikkeling van nieuwe materialen, verbetering van het technologische niveau van de winning, smelting en complexe verwerking van zeldzame aardmetalen, vanadium-titanium, wolfraam-molybdeen, lithium, rubidium-cesium, grafiet en andere specifieke hulpbronnen.”

De productie van molybdeenproducten is bovendien onderworpen aan lokale regelgeving op provinciaal of stedelijk/gemeentelijk niveau. Bijvoorbeeld:

In het Uitvoeringsadvies 2017 van de provincie Heilongjiang inzake structurele aanpassingen en efficiëntiewinsten in de non-ferrometaalsector (28) is het volgende bepaald: “Molybdeenindustrieketen: Focus op het grote en kleine Xing’an-gebergte, verhoog het ontwikkelingsniveau en de benuttingsgraad van de molybdeenmijn van Luming en ontwikkel zo spoedig mogelijk stroomafwaartse smeltcapaciteit alsmede producten resulterend uit verfijnde en complexe verwerking. Bevorder de voorbereidende werkzaamheden van de molybdeenmijn te Chalukou, het Daxingan-gebergte en de vroege ontwikkeling en het gebruik van hulpbronnen. Versterk de organisatie en coördinatie, focus op het opzetten van projecten voor het smelten van molybdeen in het Tieli Mineral Resources Intensive Processing Industry Park en Jiagedaqi Mining Economy Industry Park, en ontwikkel belangrijke technologieën zoals molybdeenpoederpreparaten, nano-molybdeentrioxidepreparaten, metallurgie van molybdeenlegeringen, lassen, en de terugwinning en het gebruik van industriële katalysatoren; ontwikkel producten resulterend uit complexe verwerking, zoals molybdeenijzer, molybdeenoxide, molybdeenzuurplating, molybdeenstaven, molybdeendraad, molybdeenmetaalproducten met ultrafijne poedercoating en ammoniummolybdaat; breng een industriële keten voor de winning, voorbereiding, smelting en verwerking van molybdeen tot stand. Het stadsbestuur van Yichun respectievelijk het regionale bestuur van Daxingan neemt de leiding.”

In het 13e vijfjarenplan voor economische en sociale ontwikkeling (29) van de provincie Shaanxi staat op blz. 31-32: “Hervorm en moderniseer de traditionele industrieën: bevorder de complexe verwerking van edele metalen zoals titanium, molybdeen, aluminium” en verder: “Maak van Weinan (Shaanxi) de molybdeenhoofdstad.”

In de NDRC-catalogus 2020 van bevorderde bedrijfstakken in de westelijke regio’s (30) worden de volgende sectoren vermeld als bevorderde bedrijfstakken in de provincie Sichuan: “wolfraam- en molybdeenproducten en wolfraam- en molybdeendraadmaterialen”.

(53)

Zoals uit de bovenstaande voorbeelden blijkt, stuurt de Chinese overheid de ontwikkeling van de molybdeensector met een brede waaier aan beleidsinstrumenten en richtlijnen, en controleert zij nagenoeg elk aspect van de ontwikkeling en werking van de sector. De molybdeendraadindustrie profiteert dus van richtsnoeren en interventies van de overheid met betrekking tot de belangrijkste grondstof, namelijk molybdeenoxide.

(54)

Daarnaast ontvangen de producenten van molybdeendraad ook overheidssubsidies, wat duidelijk wijst op het belang van deze sector voor de staat. Tijdens het onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat een aantal producenten van molybdeendraad rechtstreekse overheidssubsidies heeft ontvangen. Het gaat onder meer om Honglu Tungsten (31) en Luoyang Hi-tech Molybdenum & Tungsten Material (32).

(55)

Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om bevorderde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van molybdeen als de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

(56)

Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van faillissements- en eigendomswetten overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening in de sector als bedoeld in overweging 45 geen gevolgen zou hebben voor de fabrikanten van het onderzochte product.

(57)

De molybdeensector wordt ook beïnvloed door verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 45. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen.

(58)

Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de molybdeensector niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 45. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(59)

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van het onderzochte product deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die worden betaald (en die als hun kosten worden geregistreerd) blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn; lenen zij mogelijk geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing; en zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(60)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar zijn alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) eveneens aangetast omdat de prijsvorming ervan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed, zoals beschreven in de delen A en B van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt immers in heel de VRC plaats. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd, door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

(61)

Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijzen aangedragen of argumenten aangevoerd die de bovenvermelde bevindingen zouden weerleggen.

(62)

Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor het vaststellen van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, zoals besproken in het volgende punt.

3.2.4.   Representatief land

3.2.4.1.   Algemene opmerkingen

(63)

Het representatieve land zal, indien passend, worden gekozen op basis van de volgende criteria overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC; Hiervoor heeft de Commissie landen gekozen met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat volgens de databank van de Wereldbank vergelijkbaar is met dat van de VRC (33);

de productie van het onderzochte product in dat land (34);

de beschikbaarheid van onmiddellijk beschikbare gegevens in het representatieve land;

als er sprake is van meer dan een mogelijk representatief land, moet, indien passend, de voorkeur worden gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale bescherming en milieubescherming.

(64)

Zoals toegelicht in de overwegingen 38, 39 en 40, heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt. In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen, en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om India in het onderhavige geval aan te merken als een geschikte bron indien het bestaan van verstoringen van betekenis in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

3.2.4.2.   Een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC

(65)

In de eerste mededeling over productiefactoren heeft de Commissie India en Thailand geïdentificeerd. Thailand is door de Wereldbank ingedeeld als een hogermiddeninkomensland en bevindt zich volgens de Wereldbank op hetzelfde niveau van economische ontwikkeling als de VRC. De Commissie vond echter slechts één producent van molybdeendraad in Thailand en de nodige informatie op ondernemingsniveau was niet onmiddellijk beschikbaar. India is door de Wereldbank ingedeeld als een lagermiddeninkomensland. De Commissie vond ten minste 18 Indiase ondernemingen met een gedeeltelijke productie van molybdeendraad en besloot derhalve om verder na te gaan of India, bij wijze van uitzondering, zou kunnen worden gebruikt als bron voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten en prijzen.

(66)

Alleen de indiener van het verzoek heeft op deze mededeling gereageerd. Hij verzette zich niet tegen het gebruik van India voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten en prijzen, maar stelde dat ook Oostenrijk, Duitsland en de VS geschikte landen zouden kunnen zijn. De Commissie merkte evenwel op dat deze landen door de Wereldbank als hooginkomenslanden zijn aangemerkt. India daarentegen is aangemerkt als een lagermiddeninkomensland en heeft dus een lager niveau van economische ontwikkeling dan de VRC. In lagermiddeninkomenslanden, zoals India, zijn de productiefactoren waarschijnlijk goedkoper dan in landen met een hoger niveau van economische ontwikkeling, zoals de VRC. Dit zal waarschijnlijk resulteren in een normale waarde en derhalve een onderschatte dumpingmarge. Aangezien het huidige onderzoek echter een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is waarbij de vraag rijst of het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of herhaald ongeacht het werkelijke niveau, was de Commissie van oordeel dat India bij wijze van uitzondering als een geschikte bron voor de niet-verstoorde kosten en prijzen kon worden beschouwd, hoewel de hieruit voortvloeiende normale waarde waarschijnlijk zou worden onderschat. De Commissie merkte in dat verband op dat de op basis van deze zeer conservatieve benadering vastgestelde normale waarde reeds op aanzienlijke dumping wees, zoals in overweging 87 wordt geconcludeerd. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat het daarom niet noodzakelijk was om andere alternatieven te verkennen.

3.2.4.3.   Beschikbaarheid van relevante gegevens in India

(67)

De Commissie heeft alle in het dossier beschikbare relevante gegevens over de productiefactoren in India zorgvuldig bestudeerd en het volgende opgemerkt:

Er werden basisproducten ingevoerd die, zoals in de eerste mededeling en de tweede mededeling vastgesteld, noodzakelijk zijn voor de productie van het onderzochte product.

Het industriële elektriciteitstarief voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek was beschikbaar in de vorm van gegevens die zijn verstrekt door de Regelgevende commissie voor elektriciteit van Maharashtra (35).

De door het Indiase arbeidsagentschap (“Labour Bureau”) gepubliceerde arbeidsgegevens (d.w.z. het rapport “Indian Labour Statistics 2017” (36)) voor Maharashtra, dat een representatieve deelstaat van India is.

WebFill Ltd, de producent van het onderzochte product in India, heeft onmiddellijk beschikbare jaarrekeningen die als indicatie konden dienen bij de bepaling van een niet-verstoord en redelijk bedrag voor de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en winst.

3.2.4.4.   Conclusie over India als geschikte bron

(68)

Gezien de bovenstaande analyse werd India bij wijze van uitzondering beschouwd als een geschikte bron in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening voor niet-verstoorde kosten en prijzen. De onderneming WebFill Ltd werd geselecteerd als een geschikte bron voor de nodige financiële gegevens. Voorts besloot de Commissie om met het oog op de berekening van de normale waarde gebruik te maken van de Global Trade Atlas voor het vaststellen van de niet-verstoorde kosten voor molybdeenoxide, de grondstof die nodig is om het onderzochte product te produceren. Daarnaast verklaarde de Commissie dat zij de officiële Indiase gegevens zou gebruiken om de niet-verstoorde kosten voor arbeid (37) en energie (38) vast te stellen.

3.2.5.   Productiefactoren

(69)

Rekening houdend met alle op het verzoek gebaseerde informatie en later door de indiener van het verzoek en belanghebbenden ingediende informatie werden de volgende productiefactoren en hun bronnen geïdentificeerd met het oog op de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening:

Tabel 1

Productiefactoren voor molybdeendraad

Productiefactor

Goederencode

Bron van de gegevens

EUR/kg geproduceerd molybdeendraad

Grondstoffen

Molybdeenoxide

28 25 70 10

Global Trade Alert (GTA) (39)

32,44

Hulpstoffen

Gereedschap, reserveonderdelen, voorraden, onderhoud, leasingkosten, infrastructuur en afschrijvingen

[n.v.t.]

Financiële rekeningen

Percentage van de productiekosten

Arbeid

Arbeid

[n.v.t.]

Nationale statistieken (door het Indiase arbeidsagentschap gepubliceerde gegevens voor Maharashtra) en getoetst aan gegevens van de Wereldbank

0,06

Energie

Elektriciteit

[n.v.t.]

Statistieken op nationaal/staatsniveau (Regelgevende commissie voor elektriciteit van Maharashtra)

2,71

3.2.5.1.   Grondstoffen

(70)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een Indiase producent, heeft de Commissie als basis de in de GTA vermelde gewogen gemiddelde invoerprijs voor India gebruikt. Een invoerprijs in India werd vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (40) genoemde landen die geen lid van de WTO zijn. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het geschikte land uit te sluiten, aangezien zij tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen.

(71)

Op vergelijkbare wijze werden gegevens over de invoer in India uit niet-WTO-landen zoals vermeld in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 eveneens buiten beschouwing gelaten. Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde; hoe dan ook waren de betrokken invoergegevens verwaarloosbaar. Na uitsluiting van de VRC bleef de invoer uit andere derde landen representatief.

(72)

Om de normale waarde vast te stellen volgens de methode van de Commissie, moeten de invoerrechten op de productiefactoren en de in India ingevoerde materialen evenals de kosten van het binnenlands vervoer normaliter bij deze invoerprijzen worden opgeteld. Gezien de aard van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, dat is bedoeld om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie besloten dat geen correcties voor invoerrechten en kosten van binnenlands vervoer nodig waren, omdat die correcties slechts zouden leiden tot een stijging van de normale waarde en bijgevolg van de dumpingmarge, die reeds aanzienlijk is.

3.2.5.2.   Arbeid

(73)

Het Indiase arbeidsagentschap (41) publiceert gedetailleerde informatie over lonen in verschillende economische sectoren in heel India. De Commissie heeft de beschikbare statistieken gebruikt en volgens de recentste beschikbare gepubliceerde analyse (2017) van arbeidsgegevens in India bedroeg het gemiddelde minimumloon in de industriële sector NIC-code 25 “Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten” volgens bijlage A bij het rapport 118 191 INR per jaar. Uit de periodieke arbeidskrachtenenquêtes van het Ministerie van Statistiek blijkt dat het gemiddelde jaarloon in India in de dichtstbijzijnde periode voorafgaand aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 207 780 INR bedroeg (zie reguliere loon-/salarisgegevens op blz. A-265 en A-266 (372-373) van het “Annual Report, PLFS, 2018-19” (42). In het licht van het bovenstaande is de Commissie uitgegaan van loonkosten van 207 780 INR/jaar, zoals hierboven vastgesteld. Dit bedrag komt overeen met 2 800 USD/jaar en is hoger dan het gemiddelde salaris in India, met inbegrip van het gemiddelde salaris in de landbouwsector (43), die ongeveer de helft van de werkgelegenheid vertegenwoordigt, dat in 2019 volgens de gegevens van de Wereldbank 2 130 USD/jaar bedroeg (44).

3.2.5.3.   Elektriciteit

(74)

India bestaat uit 28 deelstaten en 8 unieterritoria (45). Zeven van de deelstaten huisvesten meer dan 70 % van de Indiase fabrieken en verwerkende industrie. Van de zeven deelstaten met meer industrie is Maharashtra een representatieve deelstaat voor dit onderzoek, omdat het een van de deelstaten is waar in het algemeen een groter aandeel van de fabrieken is gevestigd. Op basis hiervan heeft de Commissie gebruikgemaakt van de statistieken over elektriciteitsprijzen die door de regelgevende commissie voor elektriciteit van Maharashtra zijn gepubliceerd (46). In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg het industriële elektriciteitstarief in Maharashtra 8,50 INR/kWh, d.w.z. 0,10 EUR/kWh, zoals blijkt uit de publicatie van de regelgevende commissie voor elektriciteit van Maharashtra (47).

3.2.5.4.   Vaste productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving

(75)

In artikel 2, lid 6 bis, punt a), tweede alinea, van de basisverordening is het volgende bepaald: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de kosten te dekken die niet in de bovengenoemde productiefactoren waren opgenomen.

(76)

Om een niet-verstoorde waarde voor de vaste productiekosten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie het aandeel van de vaste productiekosten in de totale productie- en loonkosten vastgesteld op basis van de gegevens van het verzoek. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten te verkrijgen, afhankelijk van het geproduceerde model.

(77)

Om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor de vaste productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving vast te stellen, heeft de Commissie zich gebaseerd op de financiële gegevens voor de periode 2020-2021 voor WebFill Ltd, zoals ontleend aan Dun & Bradstreet, en op de jaarrekening die op website van die onderneming beschikbaar was (48). In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is het volgende bepaald: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de kosten te dekken die niet in de bovengenoemde productiefactoren waren opgenomen.

3.2.6.   Berekening van de normale waarde

(78)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde van het onderzochte product af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(79)

Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Wegens het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die de indiener in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt over het gebruik van elke productiefactor (materialen en arbeid) bij de productie van molybdeendraad. Het door de indiener van het verzoek gemelde verbruik is geverifieerd. Vervolgens heeft de Commissie het gebruik van de factoren vermenigvuldigd met de in India waargenomen niet-verstoorde kosten per eenheid als bron voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6, punt a), van de basisverordening.

(80)

Nadat de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de vaste productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving toegepast. Deze werden vastgesteld op basis van de jaarrekening van WebFill Ltd (zie punt 3.2.3.1). De Commissie heeft aan de niet-verstoorde productiekosten de volgende elementen toegevoegd:

de algemene productiekosten en afschrijvingen (zie de overwegingen 75 en 76), die volgens de gegevens in het verzoek in totaal 17 % van de materiaalkosten uitmaakten;

de VAA-kosten en overige kosten, die 16,3 % van de materiaalkosten van WebFill Ltd uitmaakten, en

de winstmarge van 4,8 % van de totale productiekosten op basis van de door WebFill Ltd behaalde winst.

3.2.7.   Uitvoerprijs

(81)

Als gevolg van de niet-medewerking werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. De Commissie heeft voor de vaststelling van de uitvoerprijzen gebruikgemaakt van gegevens over de invoer uit de VRC die zijn opgenomen in de databank opgezet overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening (“de databank van artikel 14, lid 6”).

(82)

Gezien de betrekkelijk geringe omvang van de invoer uit de VRC (minder dan 1 % van het verbruik in de Unie) heeft de Commissie onderzocht of die prijzen als betrouwbaar en representatief konden worden beschouwd. In dit verband heeft de Commissie opgemerkt dat de gemiddelde Chinese prijs bij uitvoer naar de Unie binnen dezelfde prijsvork lag als de Chinese uitvoer naar andere belangrijke derde landen (zie overweging 92). Bovendien bevonden de prijzen bij uitvoer naar de Unie zich aan de onderkant van de prijsvork. Daarom was de Commissie van oordeel dat deze prijzen, hoewel gebaseerd op geringe hoeveelheden, voldoende betrouwbaar en representatief waren om als basis te dienen voor de vaststelling van een uitvoerprijs met het oog op de berekening van de dumping.

(83)

Aangezien de prijzen op cif-niveau (kosten, verzekering en vracht) waren vermeld, zijn ze gecorrigeerd tot een prijs af fabriek door een passend bedrag af te trekken voor de kosten van vervoer en verzekering tussen de VRC en de grens van de Unie. Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs heeft de Commissie hetzelfde correctiepercentage gebruikt als in het oorspronkelijke antidumpingonderzoek (49) (1,84 %).

3.2.8.   Vergelijking

(84)

De Commissie heeft de overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening door berekening vastgestelde normale waarde vergeleken met de uitvoerprijs af fabriek zoals hierboven vastgesteld.

(85)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs kon niet worden vastgesteld welke productsoorten uit de VRC worden uitgevoerd. Bijgevolg kon geen vergelijking per productsoort worden gemaakt.

3.2.9.   Dumpingmarge

(86)

De Commissie heeft eraan herinnerd dat de dumpingmarge werd vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de door berekening vastgestelde normale waarde op basis van gegevens van India als geschikte bron overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening met de gemiddelde Chinese statistische prijzen bij uitvoer naar de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek.

(87)

De Commissie heeft op basis van de beschikbare gegevens een dumpingmarge van 44,98 % berekend.

(88)

De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

(89)

Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen komen te vervallen. De volgende aanvullende elementen zijn onderzocht:

1)

de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC;

2)

de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie;

3)

de relatie tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie, en

4)

ontwijkingspraktijken.

4.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(90)

Volgens het verzoek hebben de Chinese producenten een productiecapaciteit van ongeveer 3 500 ton per jaar, d.w.z. meer dan 19 maal het totale verbruik in de Unie.

(91)

Bij gebrek aan medewerking van de VRC heeft de Commissie de reserveproductiecapaciteit in de VRC geraamd op basis van haar bevindingen in het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen. In dat onderzoek stelde de Commissie vast dat de bezettingsgraad ongeveer 20 % tot 25 % bedroeg. Bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel is de Commissie ervan uitgegaan dat de bezettingsgraad voor het tijdvak van dit nieuwe onderzoek vergelijkbaar blijft. Aangezien de geschatte productiecapaciteit van molybdeendraad in de VRC ongeveer 3 500 ton bedraagt, heeft de Commissie geraamd dat de reservecapaciteit ten minste 2 500 ton bedraagt, wat meer dan 15 keer het verbruik in de Unie is.

4.2.   Relatie tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie

(92)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten heeft de Commissie het Chinese prijsbeleid geanalyseerd op basis van handelsstatistieken. De Chinese prijzen bij uitvoer naar de belangrijkste andere bestemmingen dan de Unie, namelijk India, Zuid-Korea en Vietnam, varieerden van 28 tot 41 EUR/kg, terwijl de Chinese prijzen bij uitvoer naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 33,80 EUR/kg bedroegen (zie overweging 107). Deze prijzen zijn aanzienlijk lager dan de prijzen op de markt van de Unie die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werden aangerekend door de bedrijfstak van de Unie. De gemiddelde verkoopprijs van de Chinese producenten-exporteurs bij uitvoer naar alle andere landen dan de Unie bedroeg 40 EUR/kg, wat ongeveer [25-35] % lager is dan de gemiddelde prijs op de markt van de Unie.

4.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(93)

Zoals in de overwegingen 150, 151 en 152 uiteengezet, is de markt van de Unie aantrekkelijk wat omvang en prijzen betreft.

4.4.   Ontwijkingspraktijken

(94)

In 2012 en 2013 werd bij twee antiontwijkingsonderzoeken vastgesteld dat er sprake was van ontwijking door overlading of door een kleine wijziging van het product. Het eerste betrof de invoer van molybdeendraad verzonden uit Maleisië (50) en het tweede de invoer van molybdeendraad uit de VRC met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm (51). Na een derde antiontwijkingsonderzoek werden de maatregelen op 30 oktober 2015 uitgebreid naar molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm (52). Uit deze pogingen om de geldende maatregelen te ontwijken blijkt hoe aantrekkelijk de markt van de Unie is voor de Chinese producenten van het onderzochte product.

4.5.   Conclusie

(95)

Uit het onderzoek is gebleken dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping en dat deze dumping waarschijnlijk zal worden voortgezet als de maatregelen komen te vervallen. Als de maatregelen komen te vervallen, zou de invoer met dumping waarschijnlijk in aanzienlijke hoeveelheden op de markt van de Unie terechtkomen gelet op de beschikbare reservecapaciteit in China en de mogelijke verlegging van de verkoop uit andere derde landen naar de Unie, gezien de hogere prijzen op de markt van de Unie.

5.   SCHADE

5.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(96)

In de bedrijfstak van de Unie hebben sinds het oorspronkelijke onderzoek en het laatste nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geen belangrijke structurele veranderingen plaatsgevonden. Het soortgelijke product werd in de beoordelingsperiode door twee producenten in de Unie geproduceerd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(97)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer [198 000232 000] kg. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van de door de indiener van het verzoek ingevulde macro-economische vragenlijst.

(98)

Aangezien de gegevens met betrekking tot de schadebeoordeling voornamelijk afkomstig waren van de enige medewerkende producent in de Unie of, in voorkomend geval, door hem werden geraamd voor de niet-medewerkende andere producent in de Unie, worden sommige cijfers in geïndexeerde vorm of als orde van grootte gepresenteerd vanwege de vertrouwelijke aard van de gegevens waarop zij zijn gebaseerd.

5.2.   Verbruik in de Unie

(99)

Het totale verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op [148 000-174 000] kg. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie over de bedrijfstak van de Unie: i) rekening houdend met de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie in de EU zoals door de indiener van het verzoek opgegeven in zijn antwoord op de macro-economische vragenlijst, en ii) vermeerderd met de omvang van de invoer in de EU zoals vermeld in de databank van artikel 14, lid 6.

(100)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (in kg)

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totaal verbruik in de Unie

[208 000 -243 000 ]

[207 000 -242 000 ]

[157 000 -184 000 ]

[148 000 -174 000 ]

Index

100

99

76

72

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de macro- en micro-economische vragenlijst en de databank van artikel 14, lid 6.

(101)

Gedurende de gehele beoordelingsperiode vertoonde het verbruik in de Unie een sterke daling van 28 % ten opzichte van 2017. Het daalde met 1 procentpunt in 2018 en verloor vervolgens 23 procentpunten in 2019 en nog eens 4 procentpunten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(102)

De daling van het verbruik van molybdeendraad in de Unie, die sinds het oorspronkelijke onderzoek en ook in de beoordelingsperiode werd vastgesteld, is voornamelijk te verklaren door de technologische ontwikkelingen in de automobielindustrie en de geleidelijke groei van het marktaandeel van automatische versnellingsbakken ten koste van handgeschakelde versnellingsbakken, die de belangrijkste toepassing voor molybdeendraad zijn.

5.3.   Invoer uit het betrokken land

5.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(103)

De Commissie heeft het volume van de invoer uit de VRC in de Unie vastgesteld op basis van gegevens die beschikbaar waren in de databank van artikel 14, lid 6. Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld op basis van de voornoemde omvang van de invoer als percentage van het totale verbruik in de Unie.

(104)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Invoervolume (kg) en marktaandeel

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Omvang van de invoer uit het betrokken land (kg)

[190 -220 ]

[160 -190 ]

[250 -290 ]

[520 -610 ]

Index

100

84

130

271

Marktaandeel

0,1  %

0,1  %

0,2  %

0,4  %

Index

100

84

172

380

Bron: Databank van artikel 14, lid 6, en gecontroleerd antwoord op de macro-economische vragenlijst.

(105)

Hoewel de omvang van de invoer uit de VRC in de EU tijdens de beoordelingsperiode met 171 % is gestegen, zijn de volumes van het onderzochte product gering en bleef het marktaandeel van de Chinese invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek onder de 1 %.

5.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(106)

Omdat de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, heeft de Commissie de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de volumes en waarden van het onderzochte product met betrekking tot de VRC, zoals vermeld in de databank van artikel 14, lid 6.

(107)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoerprijzen (EUR/kg)

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

VRC

79,05

60,40

33,65

33,80

Index

100

76

43

43

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

(108)

Tussen 2017 en 2019 is de gemiddelde invoerprijs van het onderzochte product uit de VRC in de Unie voortdurend sterk gedaald, namelijk met 57 %, waarna hij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op hetzelfde niveau is gebleven. Hoewel de volumes gering zijn, is de trend een aantal jaren consistent en ook in strijd met de trend van de grondstofprijzen en de stijgende prijzen van molybdeenoxide, vooral tussen 2017 en 2018-2019 (53).

(109)

De gemiddelde invoerprijs onderbood de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met [52-67] %.

(110)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs kon echter niet worden vastgesteld welke productsoorten uit de VRC naar de Unie werden uitgevoerd; een vergelijking per soort was dan ook niet mogelijk.

5.4.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(111)

Het (geaggregeerde) volume van de invoer in de Unie alsmede het marktaandeel en de prijzen van de invoer van molybdeendraad uit andere derde landen hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Invoer uit derde landen

Land

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totaal van alle derde landen, behalve de VRC

Volume (kg)

[340 -400 ]

[240 -280 ]

[90 -110 ]

[380 -450 ]

 

Index

100

69

27

112

 

Marktaandeel

0,2  %

0,1  %

0,1  %

0,3  %

 

Index

100

70

36

157

 

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

134,40

96,23

96,14

147,59

 

Index

100

72

72

110

Bron: Databank van artikel 14, lid 6, en gecontroleerd antwoord op de macro-economische vragenlijst.

(112)

Tijdens de gehele beoordelingsperiode lag het gecombineerde volume van de invoer van molybdeendraad uit andere derde landen dan de VRC lager dan het volume van de invoer van molybdeendraad uit de VRC in dezelfde periode en bleef het ver onder een marktaandeel van 1 %. Zeer kleine hoeveelheden kwamen uit India en Hongkong, Oekraïne en de VS. De prijzen bij invoer uit alle derde landen lagen veel hoger dan de prijzen die door de producenten-exporteurs in de VRC en door de bedrijfstak van de Unie werden aangerekend. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan het feit dat het gaat om gespecialiseerde nicheproducten die in kleine hoeveelheden worden verkocht.

5.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.5.1.   Algemene opmerkingen

(113)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(114)

De datasets die de Commissie tot haar beschikking had voor de vaststelling van de schade, waren anders voor de macro- en micro-economische schade-indicatoren. Voor de macro-economische indicatoren heeft de Commissie zich gebaseerd op gegevens die in het antwoord van Plansee SE op de vragenlijst waren opgenomen en die Plansee SE in het antwoord op de macro-economische vragenlijst voor de andere producent in de Unie had geraamd. Voor de micro-economische indicatoren heeft de Commissie zich gebaseerd op de gegevens in het antwoord van Plansee SE op de vragenlijst. Aangezien Plansee SE in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer [86-94] % van de totale verkoop in de Unie vertegenwoordigde, was de Commissie van oordeel dat beide datasets representatief zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(115)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(116)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

5.5.2.   Macro-economische indicatoren

5.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(117)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Productievolume (kg)

(index)

100

111

75

70

Productiecapaciteit (kg) (index)

100

100

85

80

Bezettingsgraad (index)

100

111

88

87

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de macro- en micro-economische vragenlijst.

(118)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde het productievolume met 30 %. Het steeg met 11 procentpunten in 2018 en daalde vervolgens met 36 procentpunten in 2019 en met nog eens 5 procentpunten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze daling was het gevolg van de daling van het verbruik in de Unie, zoals uiteengezet in overweging 102.

(119)

De productiecapaciteit daalde in de beoordelingsperiode eveneens met 20 %, hoofdzakelijk als gevolg van de daling van de marktvraag en de daaropvolgende omschakeling van de productielijnen op andere producten, aangezien dezelfde productielijn wordt gebruikt voor verschillende productsoorten, waaronder het onderzochte product.

(120)

De gelijktijdige daling van het productievolume en de productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode resulteerde in een matige daling van de bezettingsgraad met 13 % tijdens de beoordelingsperiode.

5.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(121)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume (in kg) en marktaandeel

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Verkoop (index)

100

99

76

71

Marktaandeel

99,7  %

99,8  %

99,8  %

99,4  %

Index

100

100

100

100

Verkoop op de markt voor intern gebruik

0

0

0

0

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de macro- en micro-economische vragenlijst.

(122)

De totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald, namelijk met 29 %. Met name de verkoop bleef van 2017 tot en met 2018 relatief stabiel en daalde vervolgens met 23 procentpunten in 2019 en met nog eens 5 procentpunten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De reden voor deze daling was de inkrimping van de marktvraag in de Unie, zoals uiteengezet in overweging 102.

(123)

Gezien de gevolgen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het onderzochte product uit de VRC en het feit dat geen ander land dan de EU en de VRC een aanzienlijke productie van het onderzochte product heeft, bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode met 99,4 % dominant.

5.5.2.3.   Groei

(124)

Omdat zowel het verbruik in de Unie als het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 29 % daalde, bleef het marktaandeel ongewijzigd.

5.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(125)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Aantal werknemers (index)

100

133

125

125

Productiviteit (index)

100

94

67

64

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de macro- en micro-economische vragenlijst.

(126)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 25 % toegenomen. In dezelfde periode is de productiviteit echter met 36 % afgenomen als gevolg van de daling van de marktvraag en de daaropvolgende daling van de productie.

5.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(127)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 86, 87 en 88 bedroeg de vastgestelde dumpingmarge iets minder dan 45 %. De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. In het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen vertoonde de bedrijfstak van de Unie tekenen van herstel van de gevolgen van eerdere dumping. In de beoordelingsperiode van het huidige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen zette het herstelproces zich voort, wat met name blijkt uit het feit dat de winsten gedurende de gehele periode op een gezond peil lagen, zoals hieronder beschreven, ook al was de markt aan het krimpen.

5.5.3.   Micro-economische indicatoren

5.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(128)

De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid die Plansee SE aanrekent aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/kg)

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt (index)

100

99

108

100

Productiekosten per eenheid (index)

100

107

118

100

Bron: Gecontroleerd antwoord op de vragenlijst.

(129)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode stabiel gebleven, met uitzondering van 2019 toen de gemiddelde prijs met 8 procentpunten steeg ten opzichte van 2017.

(130)

De gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode relatief stabiel gebleven, al stegen de kosten per eenheid in 2018 met 7 procentpunten en in 2019 met nog eens 11 procentpunten ten opzichte van 2017.

5.5.3.2.   Loonkosten

(131)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (index (EUR))

100

142

114

115

Bron: Gecontroleerd antwoord op de vragenlijst.

(132)

De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen tijdens de beoordelingsperiode met 15 %, met een sterke tussentijdse stijging van 42 % in 2018.

5.5.3.3.   Voorraden

(133)

De voorraden van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Eindvoorraden (index (kg))

100

72

142

115

Eindvoorraden als percentage van de productie (index)

100

57

171

144

Bron: Gecontroleerd antwoord op de vragenlijst.

(134)

De voorraden vertegenwoordigden slechts een zeer klein percentage van de totale productie tijdens de beoordelingsperiode. Deze factor werd daarom niet geacht van betekenis te zijn voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

5.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(135)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2017

2018

2019

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (index (% van de omzet))

100

56

45

83

Kasstroom (index (EUR))

100

87

61

112

Investeringen (index (EUR))

100

728

2 772

4 901

Rendement van investeringen (index)

100

30

38

60

Bron: Gecontroleerd antwoord op de vragenlijst.

(136)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(137)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie daalde van 2017 tot 2018 met 44 procentpunten, daalde vervolgens in 2019 met nog eens 9 procentpunten en steeg ten slotte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 38 procentpunten. Al met al daalde de winstgevendheid in de beoordelingsperiode met 17 %.

(138)

Hoewel de winstgevendheid in de beoordelingsperiode daalde, bleef zij op een hoog niveau.

(139)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom heeft zich in de beoordelingsperiode positief ontwikkeld, maar ten opzichte van 2017 daalde hij in 2018 met 13 %, daalde hij in 2019 met 39 % en steeg hij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 12 %.

(140)

De investeringen zijn aanzienlijk gestegen ten opzichte van 2017, vooral in 2019 en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, voornamelijk als gevolg van de modernisering van een productielijn van Plansee SE.

(141)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product daalde tijdens de beoordelingsperiode. In 2018 en 2019 was er echter een meer uitgesproken daling, waarna de indicator zich aanzienlijk herstelde en uiteindelijk 40 % lager eindigde ten opzichte van 2017.

5.6.   Conclusie inzake schade

(142)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde het verbruik in de Unie met 29 % en hoewel het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie bijna 100 % bedroeg, had deze daling van de vraag een negatief effect op een aantal schade-indicatoren.

(143)

Hoewel de winstgevendheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op een gezond peil bleef, daalde zij tijdens de beoordelingsperiode met 17 %, terwijl sommige andere schade-indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad en verkoopvolume tijdens de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling vertoonden. Meer bepaald daalde het productievolume met 30 %, de productiecapaciteit met 20 %, de bezettingsgraad met 13 % en het verkoopvolume met 29 %, dit alles als gevolg van de krimpende marktvraag in de Unie. Andere indicatoren, zoals het aantal werknemers (25 %) en de kasstroom (12 %), verbeterden tijdens de beoordelingsperiode.

(144)

Het volume van de invoer uit de VRC of uit andere landen in de Unie was zeer gering. In het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen steeg het marktaandeel van de invoer uit de VRC, voornamelijk als gevolg van ontwijkingspraktijken die inmiddels waren stopgezet na de instelling van antiontwijkingsmaatregelen in 2013 en 2015.

(145)

Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

(146)

Derhalve heeft de Commissie verder onderzocht of herhaling van de oorspronkelijk door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade waarschijnlijk is als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

6.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(147)

Zoals de Commissie heeft geconcludeerd in overweging 145, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade geleden. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van schade waarschijnlijk is als de maatregelen komen te vervallen.

(148)

In dit verband heeft de Commissie de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie alsook de waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit de VRC bij het uitblijven van antidumpingmaatregelen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie onderzocht.

6.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(149)

Volgens het verzoek hebben de producenten in de VRC een productiecapaciteit van ongeveer 3 500 ton per jaar, wat meer dan 19 keer meer is dan het verbruik in de Unie.

6.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en prijsbeleid in derde landen

(150)

De markt van de Unie is aantrekkelijk wat omvang en prijzen betreft en vanwege het belang van de automobielindustrie in de Unie. In het verleden hebben Chinese producenten herhaaldelijk hun belangstelling voor de markt van de Unie laten blijken door te proberen de antidumpingmaatregelen te ontwijken. Ook waren de gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC in de Unie lager dan de prijzen van de uitvoer uit de VRC naar andere landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(151)

Aangezien de Chinese producenten-exporteurs geen aanzienlijke hoeveelheden aan de Unie hebben verkocht, heeft de Commissie ook hun prijsbeleid bij uitvoer naar derde landen geanalyseerd. De producenten in de VRC verkopen tegen prijzen die gemiddeld [28-37] % lager zijn dan de gemiddelde prijs die de bedrijfstak van de Unie aanrekent. Bijgevolg hebben de producenten-exporteurs een sterke prikkel om hun uitvoer naar de markt van de Unie te verleggen indien de maatregelen komen te vervallen.

(152)

De markt van de Unie wordt derhalve beschouwd als zeer aantrekkelijk voor Chinese producenten. Er kan worden geconcludeerd dat de beschikbare reservecapaciteit in de VRC ten minste gedeeltelijk zou worden gebruikt om de uitvoer naar de markt van de Unie tegen dumpingprijzen aanzienlijk op te voeren indien de maatregelen komen te vervallen.

6.3.   Mogelijke scenario’s bij het vervallen van maatregelen

(153)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, zoals beschreven in de overwegingen 93 en 150, zou waarschijnlijk leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit de VRC. Aangezien molybdeendraad een vrij homogeen product is wat kwaliteit betreft, is het prijsniveau de belangrijkste factor bij de beslissing om molybdeendraad bij de producenten in de Unie dan wel de Chinese producenten-exporteurs te kopen. Zoals in het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is onderzocht, wijst de plotselinge daling van de invoer uit de VRC in reactie op de antidumping- en antiontwijkingsmaatregelen er bovendien op dat afnemers gemakkelijk kunnen overstappen naar de leverancier met de meest concurrerende prijs (d.w.z. van de Chinese producenten-exporteurs naar de producenten in de Unie of omgekeerd indien de maatregelen komen te vervallen).

(154)

Om deze redenen zal de bedrijfstak van de Unie dan waarschijnlijk gedwongen zijn om ofwel de verkoopprijzen te verlagen ten koste van de winstgevendheid, ofwel de verkoopprijzen te handhaven wat hoogstwaarschijnlijk zal leiden tot een verlies van verkoopvolume en marktaandeel aan de Chinese exporteurs. Een combinatie van deze scenario’s lijkt nog realistischer. Uiteindelijk zou dit leiden tot neerwaartse druk op de prijzen en tot verliezen, met het waarschijnlijke gevolg dat de invoer uit de VRC zijn marktaandeel van vóór de maatregelen terugwint.

(155)

Om het waarschijnlijke effect van de invoer uit de VRC op de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie kwantitatief te beoordelen, heeft de Commissie een simulatie uitgevoerd. Er werden twee scenario’s gemodelleerd, namelijk een sterke toename van de invoer uit de VRC i) op het niveau van het volume van de invoer uit de VRC tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek in 2009 (d.w.z. van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009), maar op hetzelfde prijsniveau als dat van de prijzen die de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in rekening bracht, en ii) op het niveau van het marktaandeel van de producenten-exporteurs in de VRC tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek in 2009, toen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 15 % werden onderboden. Aangezien de prijzen van de producenten-exporteurs bij uitvoer naar derde landen gemiddeld [28-37] % lager waren dan de prijzen die de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanrekende, is het voor prijsonderbieding gekozen cijfer (15 %) zeer voorzichtig, aangezien de werkelijk geconstateerde prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek [52-67] % bedroeg. Bovendien heeft de Commissie voor de vaststelling van de hypothetische productiekosten rekening gehouden met het aandeel van de vaste kosten in de totale productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(156)

In het eerste scenario zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie dalen tot –[15-24] %.

In het tweede scenario zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie zelfs dalen tot –[25-33] %.

(157)

In beide conservatieve scenario’s zou het effect van de invoer uit de VRC zijn dat de bedrijfstak van de Unie zeer onrendabel wordt.

(158)

Op grond hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou resulteren in een aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit de VRC tegen schade veroorzakende prijzen, wat zou leiden tot herhaling van aanmerkelijke schade.

7.   BELANG VAN DE UNIE

(159)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie is vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

(160)

Alle belanghebbenden zijn overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

(161)

Op basis hiervan heeft de Commissie onderzocht of er, ondanks haar conclusie dat voortzetting van dumping en herhaling van schade waarschijnlijk is, dwingende redenen bestonden om te concluderen dat de handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie was.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(162)

De geldende antidumpingmaatregelen hebben een positief effect gehad op de bedrijfstak van de Unie en hebben deze in staat gesteld zich te herstellen van eerdere dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(163)

De Commissie heeft echter geconcludeerd dat indien de maatregelen komen te vervallen, herhaling van schade zeer waarschijnlijk is gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, de beschikbare reservecapaciteit in de VRC, het prijsbeleid van de producenten-exporteurs in de VRC en de ontwijking in het verleden.

(164)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

7.2.   Belang van niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers

(165)

De Commissie heeft niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers verzocht zich kenbaar te maken, maar heeft geen antwoorden op de vragenlijst ontvangen.

(166)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen waaruit blijkt dat handhaving van de maatregelen voor de importeurs en gebruikers aanzienlijke negatieve gevolgen zou hebben die zwaarder wegen dan de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie.

(167)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat handhaving van de maatregelen geen belangrijke gevolgen zou hebben voor importeurs, handelaren en gebruikers in de Unie.

7.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(168)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC niet te handhaven. Het handhaven van de maatregelen zou in het belang zijn van de bedrijfstak van de Unie en zou niet nadelig zijn voor de situatie van gebruikers en importeurs in de Unie.

8.   SLOTBEPALINGEN

(169)

Uit de bovenstaande overwegingen volgt dat de antidumpingmaatregelen die bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1046 zijn ingesteld op de invoer van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd. Bijgevolg moet ook de in overweging 2 vermelde uitbreiding van de maatregelen naar aanleiding van antiontwijkingsonderzoeken worden gehandhaafd.

(170)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (54) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(171)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, niet verzonden vanuit Maleisië, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960019).

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 beschreven product bedraagt 64,3 %.

Artikel 2

Het in artikel 1, lid 2, vastgestelde recht wordt uitgebreid tot molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960011), verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

Artikel 3

Het in artikel 1, lid 2, vastgestelde recht wordt uitgebreid tot molybdeendraad met ten minste 97 doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960030).

Artikel 4

Het in artikel 1, lid 2, vastgestelde recht wordt uitgebreid tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-codes 8102960020 en 8102960040).

Artikel 5

Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad van 14 juni 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 17).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 van de Raad van 9 januari 2012 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaald molybdeendraad verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, en tot beëindiging van het onderzoek betreffende de invoer van molybdeendraad verzonden vanuit Zwitserland (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 22).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 243 van 12.9.2013, blz. 2).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1952 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 284 van 30.10.2015, blz. 100).

(6)  PB L 170 van 29.6.2016, blz. 19.

(7)  PB C 327 van 5.10.2020, blz. 18.

(8)  PB C 251 van 28.6.2021, blz. 17.

(9)  Dun & Bradstreet (D&B): https://sso.dnb.com/

(10)  https://www.gtis.com/gta/

(11)  Oostenrijk, de VRC, Duitsland, India, Thailand en de VS.

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie van 26 juli 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wolfraamelektroden van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 200 van 29.7.2019, blz. 4).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 95 en 96.

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 56 tot en met 60.

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 61 tot en met 64: Hoewel het recht van de desbetreffende autoriteiten om leidinggevend personeel in staatsondernemingen aan te stellen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als een afspiegeling van de overeenkomstige eigendomsrechten, vormen CCP-cellen in ondernemingen, die al dan niet in staatseigendom zijn, een ander kanaal waarlangs de staat zich kan mengen in zakelijke beslissingen. Volgens het Chinese vennootschapsrecht moet in elke vennootschap een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de vennootschap de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. In het verleden lijkt deze vereiste niet altijd te zijn nageleefd of strikt te zijn gehandhaafd. Sinds ten minste 2016 heeft de CCP echter haar aanspraken op zeggenschap over de zakelijke besluitvorming in staatsondernemingen opgeschroefd als politiek beginsel. De CCP zou volgens meldingen ook druk uitoefenen op particuliere bedrijven om “patriottisme” voorop te stellen en de partijdiscipline te volgen. Volgens berichten waren er in 2017 in 70 % van de ongeveer 1,86 miljoen particuliere ondernemingen partijcellen opgericht en oefenden de CCP-organisaties steeds meer druk uit om binnen hun respectieve ondernemingen het laatste woord te hebben over de zakelijke beslissing. Die regels gelden voor alle sectoren van de Chinese economie, in alle sectoren, ook op de producenten van [het onderzochte product] en de leveranciers van de basisproducten ervan.

(16)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 65 tot en met 73.

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 74 tot en met 77.

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 78, 79 en 80.

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie, overwegingen 81 tot en met 91.

(20)  Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20 december 2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(21)  Zie de website van de onderneming voor meer informatie: http://www.jdcmmc.com/INFO-Single/010102.shtml

(22)  https://vip.stock.finance.sina.com.cn/corp/view/vCI_CorpManagerInfo.php?stockid=600549&Pcode%20=30011851&Name=%BB%C6%20%B3%20%A4%20%B8%20%FD

(23)  http://www.jdcmmc.com/INFO/10282.shtml

(24)  Statuten van Xiamen Tungsten: http://file.finance.sina.com.cn/211.154.219.97:9494/MRGG/CNSESH_STOCK/2021/2021-5/2021-05-29/7288169.PDF

(25)  Zie het rapport over China, hoofdstukken over het 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen en het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector, blz. 267-282.

(26)  http://kj.quanzhou.gov.cn/wsbs/xgxz/201703/t20170322_431820.htm

(27)  https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202009/t20200925_1239582.html

(28)  https://www.hlj.gov.cn/n200/2017/0525/c75-10829703.html

(29)  https://www.ndrc.gov.cn/fggz/fzzlgh/dffzgh/201606/P020191104643472060002.pdf

(30)  http://www.gov.cn/gongbao/content/2021/content_5598119.htm

(31)  Zie blz. 238 van het jaarverslag 2020 van de houdstermaatschappij Xiamen Tungsten: http://file.finance.sina.com.cn/211.154.219.97:9494/MRGG/CNSESH_STOCK/2021/2021-3/2021-03-31/7001827.PDF (geraadpleegd op 16 mei 2022).

(32)  Zie blz. 139 van het jaarverslag 2020.

(33)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(34)  Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.

(35)  https://www.merc.gov.in/

(36)  http://www.labourbureaunew.gov.in/showdetail

(37)  https://labour.gov.in/annual-reports, http://labourbureau.gov.in/Report_PBLS_2017.pdf

(38)  https://www.ciicovid19update.in/uploads/1/3/1/3/131362769/mahrashtra.pdf

(39)  http://www.gtis.com/gta/secure/default.cfm

(40)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

(41)  https://labour.gov.in/annual-reports

(42)  https://cse.azimpremjiuniversity.edu.in/wp-content/uploads/2019/06/Annual_Report_PLFS_2018_19_HL.pdf

(43)  http://datatopics.worldbank.org/jobs/country/india

(44)  https://data.worldbank.org/indicator/

(45)  https://www.india.gov.in/india-glance/profile

(46)  https://www.merc.gov.in/

(47)  https://www.ciicovid19update.in/uploads/1/3/1/3/131362769/mahrashtra.pdf

(48)  Beperkt jaarverslag 2021 van WebFill Limited (WebFillindia.com)

(49)  Verordening (EU) nr. 1247/2009 van de Commissie van 17 december 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 18.12.2009, blz. 16).

(50)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 van de Raad van 9 januari 2012 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaald molybdeendraad verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, en tot beëindiging van het onderzoek betreffende de invoer van molybdeendraad verzonden vanuit Zwitserland (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 22).

(51)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 243 van 12.9.2013, blz. 2).

(52)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1952 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 284 van 30.10.2015, blz. 100).

(53)  Zoals blijkt uit bijlage 25 bij het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en uit de volgende bron: https://tradingeconomics.com/commodity/molybden

(54)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/102


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1306 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2022

tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, en artikel 232, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen.

(2)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan, vastgesteld waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan.

(4)

Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen of gebieden, of zones daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee, respectievelijk van zendingen vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk heeft geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met vijf uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in pluimveebedrijven: één uitbraak nabij Buckfastleigh, Teignbridge, Devon, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 22 december 2021 is bevestigd; drie uitbraken nabij Woodbridge, East Suffolk, Suffolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 20, 27 en 30 maart 2022 zijn bevestigd, en één uitbraak nabij Ilminster, South Somerset, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 8 april 2022 is bevestigd. Het Verenigd Koninkrijk heeft ook informatie ingediend over de maatregelen die het heeft genomen om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. Naar aanleiding van deze uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza heeft het Verenigd Koninkrijk meer bepaald een ruimingsbeleid gevoerd om die ziekte te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk na de ruiming de vereiste reiniging en ontsmetting op de getroffen pluimveebedrijven op zijn grondgebied voltooid.

(6)

Voorts hebben de Verenigde Staten geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op hun grondgebied in verband met twaalf uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde pluimveebedrijven in de staten Kentucky, South Dakota en Texas, die tussen 12 december 2021 en 3 april 2022 zijn bevestigd. De Verenigde Staten hebben ook informatie ingediend over de maatregelen die zij hebben genomen om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. Naar aanleiding van deze uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza hebben de Verenigde Staten meer bepaald een ruimingsbeleid gevoerd om die ziekte te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. Daarnaast hebben de Verenigde Staten na de ruiming de vereiste reiniging en ontsmetting op de getroffen pluimveebedrijven op hun grondgebied voltooid.

(7)

De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ingediende informatie geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in pluimveebedrijven voorbij zijn en dat er geen risico meer bestaat in verband met de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit de gebieden van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten waaruit de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten als gevolg van die uitbraken was opgeschort.

(8)

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

(9)

Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza en het ernstige risico op het binnenbrengen ervan in de Unie, moeten de wijzigingen die door deze verordening in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).


BIJLAGE I

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.77 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.77

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022”

ii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.110 en GB-2.111 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.110

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

GB-2.111

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022”

iii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.113 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.113

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022”

iv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.117 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.117

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022”

v)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zones US-2.5 en US-2.6 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.5

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

 

US-2.6

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022”

vi)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.15 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.15

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022”

vii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.24 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.24

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022”

viii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.31 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.31

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022”

ix)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.36 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.36

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022”

x)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.40 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.40

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022”

xi)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.42 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.42

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022”

xii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zones US-2.51 en US-2.52 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.51

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

US-2.52

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022”

xiii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.71 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.71

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022”

xiv)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.86 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.86

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022”

2)

Deel 1 van bijlage XIV wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.77 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.77

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

22.12.2021

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

22.12.2021

22.7.2022”

ii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.110 en GB-2.111 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.110

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

20.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

20.3.2022

22.7.2022

GB-2.111

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

27.3.2022

22.7.2022”

iii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.113 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.113

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

30.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

30.3.2022

22.7.2022”

iv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.117 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.117

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

8.4.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

8.4.2022

22.7.2022”

v)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zones US-2.5 en US-2.6 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.5

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

12.2.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

12.2.2022

22.7.2022

US-2.6

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

15.2.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

15.2.2022

22.7.2022”

vi)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.15 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.15

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

5.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

5.3.2022

22.7.2022”

vii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.24 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.24

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

12.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

12.3.2022

22.7.2022”

viii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.31 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.31

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

18.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

18.3.2022

22.7.2022”

ix)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.36 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.36

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

22.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

22.3.2022

22.7.2022”

x)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.40 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.40

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

23.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

23.3.2022

22.7.2022”

xi)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.42 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.42

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

24.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

24.3.2022

22.7.2022”

xii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zones US-2.51 en US-2.52 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.51

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

27.3.2022

22.7.2022

US-2.52

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

27.3.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

27.3.2022

22.7.2022”

xiii)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.71 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.71

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.4.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.4.2022

22.7.2022”

xiv)

in de vermelding voor de Verenigde Staten worden de rijen voor de zone US-2.86 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.86

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

3.4.2022

22.7.2022

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

3.4.2022

22.7.2022”


BESLUITEN

26.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/117


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1307 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2022

tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 5098)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (1), en met name artikel 8 ter, lid 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG wordt voorzien in de vaststelling van een aandachtstoffenlijst waarvoor in de hele Unie monitoringgegevens moeten worden vergaard ter ondersteuning van toekomstige prioritering overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). In deze eerste aandachtstoffenlijst moesten voor elke stof de monitoringmatrices en de mogelijke analysemethoden die geen buitensporige kosten met zich meebrengen, worden vermeld.

(2)

De stoffen op de aandachtstoffenlijst moeten worden geselecteerd uit de stoffen waarvoor de beschikbare informatie erop wijst dat zij op het niveau van de Unie een significant risico voor of via het aquatische milieu kunnen betekenen, maar waarvoor de monitoringgegevens onvoldoende zijn om het feitelijke risico vast te stellen. Zeer toxische stoffen die in veel lidstaten worden gebruikt en in het aquatisch milieu worden geloosd, maar niet of zelden worden gecontroleerd, moeten voor opname in de aandachtstoffenlijst in aanmerking worden genomen. Bij die selectie moet rekening worden gehouden met de in artikel 8 ter, lid 1, punten a) tot en met e), van Richtlijn 2008/105/EG gespecificeerde informatie, met bijzondere aandacht voor opkomende verontreinigende stoffen.

(3)

De monitoring van de stoffen op de aandachtstoffenlijst moet hoogwaardige gegevens over de concentraties ervan in het aquatische milieu opleveren, geschikt om de risicobeoordelingen die ten grondslag liggen aan de identificatie van prioritaire stoffen te ondersteunen in het kader van een aparte toetsing overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG. Stoffen waarvan bij die toetsing blijkt dat zij een ernstig risico vormen, moeten in aanmerking worden genomen voor opname in de lijst van prioritaire stoffen. In dat geval wordt ook een milieukwaliteitsnorm vastgesteld waaraan de lidstaten moeten voldoen. Het voorstel om een stof op te nemen in de lijst van prioritaire stoffen wordt onderworpen aan een effectbeoordeling.

(4)

In Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/495 van de Commissie (3) is een eerste aandachtstoffenlijst vastgesteld die tien stoffen of groepen stoffen bevat, samen met een indicatie van de monitoringmatrix, mogelijke analysemethoden die geen buitensporige kosten met zich brengen, en maximaal aanvaardbare detectiegrenzen van de methode.

(5)

Overeenkomstig artikel 8 ter, lid 2, van Richtlijn 2008/105/EG moet de Commissie de aandachtstoffenlijst om de twee jaar actualiseren. Bij het actualiseren van die aandachtstoffenlijst moet de Commissie elke stof verwijderen waarvoor een risicobeoordeling als bedoeld in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG kan worden uitgevoerd zonder aanvullende monitoringgegevens.

(6)

De aandachtstoffenlijst werd in 2018 geactualiseerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/840 van de Commissie (4), waarbij vijf stoffen van de lijst werden verwijderd en drie stoffen aan de lijst werden toegevoegd, waardoor de lijst acht stoffen of groepen stoffen bevatte.

(7)

De aandachtstoffenlijst werd in 2020 verder geactualiseerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1161 van de Commissie (5), waarbij vijf stoffen of groepen stoffen van de lijst werden verwijderd en zes stoffen of groepen stoffen aan de lijst werden toegevoegd, waardoor de lijst negen stoffen of groepen stoffen bevatte.

(8)

Overeenkomstig artikel 8 ter, lid 2, van Richtlijn 2008/105/EG mag de periode van continue monitoring van een in de aandachtstoffenlijst opgenomen stof niet langer dan vier jaar duren. De monitoringverplichting voor de drie stoffen of groepen stoffen die sinds 2018 op de aandachtstoffenlijst waren opgenomen, te weten metaflumizon, amoxicilline en ciprofloxacine, is derhalve in 2022 vervallen. De verkregen monitoringgegevens zullen in aanmerking worden genomen in het kader van de prioritering als bedoeld in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG.

(9)

Op basis van de monitoringgegevens die sinds 2020 zijn verkregen voor de zes andere stoffen of groepen van stoffen, te weten sulfamethoxazool, trimethoprim, venlafaxine en zijn metaboliet O-desmethylvenlafaxine, de groep van tien azoolverbindingen (de farmaceutische producten clotrimazool, fluconazool en miconazool, en de bestrijdingsmiddelen imazalil, ipconazool, metconazool, penconazool, prochloraz, tebuconazool en tetraconazool) en de fungiciden famoxadon en dimoxystrobine, heeft de Commissie vastgesteld dat onvoldoende hoogwaardige monitoringgegevens beschikbaar zijn en dat die stoffen derhalve op de aandachtstoffenlijst moeten blijven staan.

(10)

In de loop van 2021 heeft de Commissie gegevens vergaard over een reeks andere stoffen die in de aandachtstoffenlijst zouden kunnen worden opgenomen. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de in artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG bedoelde verschillende typen relevante informatie en heeft zij deskundigen uit de lidstaten en belanghebbenden geraadpleegd. Stoffen waarvan de toxiciteit wordt betwijfeld of waarvan de gevoeligheid, de betrouwbaarheid of de vergelijkbaarheid van de beschikbare monitoringmethoden niet voldoende zijn, mogen niet in de aandachtstoffenlijst worden opgenomen. Het fungicide azoxystrobine, het herbicide diflufenican, het insecticide en diergeneesmiddel fipronil, de antibiotica clindamycine en ofloxacine, het geneesmiddel voor menselijk gebruik metformine en zijn metaboliet guanylureum, en een groep van drie zonnebrandmiddelen (butylmethoxydibenzoylmethaan — ook wel avobenzon genoemd —, octocryleen en benzofenon-3 — ook wel oxybenzon genoemd) werden als geschikte kandidaten voor opname in de lijst aangemerkt. De toevoeging van de verschillende farmaceutische producten is verenigbaar met de strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu (6) en het opnemen van de twee antibiotica is verenigbaar met het Europese “één gezondheid”-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR) (7), waarin het gebruik van de aandachtstoffenlijst om “de kennis van het voorkomen en de verspreiding van antimicrobiële stoffen in het milieu te verbeteren”, wordt ondersteund.

(11)

Overeenkomstig artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG heeft de Commissie mogelijke analysemethoden voor de voorgestelde stoffen geïdentificeerd. Voor elke stof die op de lijst wordt gehouden, met inbegrip van elke afzonderlijke stof in een groep, moet de detectiegrens van de methode ten minste even laag zijn als de stofspecifieke voorspelde concentratie zonder effect voor elke stof in de betrokken matrix. Voor elke stof die aan de lijst wordt toegevoegd, met inbegrip van elke afzonderlijke stof in een groep, moet de bepalingsgrens van de methode ten minste even laag zijn als de stofspecifieke voorspelde concentratie zonder effect voor elke stof in de betrokken matrix.

(12)

Sulfamethoxazool en trimethoprim worden gewoonlijk, maar niet altijd, samen gebruikt vanwege hun vermeende synergistische effecten; zij kunnen en moeten samen blijven worden geanalyseerd, ook al zijn zij niet samen gegroepeerd in de lijst opgenomen. Venlafaxine en zijn metaboliet zijn gegroepeerd wegens de mogelijke additieve effecten ervan; zij kunnen en moeten samen blijven worden geanalyseerd. De azoolhoudende stoffen worden gegroepeerd omdat ze hetzelfde werkingsmechanisme hebben en eveneens additieve effecten kunnen hebben; zij kunnen en moeten ook samen blijven worden geanalyseerd.

(13)

Azoxystrobine is samen met dimoxystrobine opgenomen omdat het hetzelfde werkingsmechanisme heeft; deze stoffen kunnen en moeten samen worden geanalyseerd. Metformine en zijn metaboliet kunnen additieve effecten hebben; zij kunnen en moeten samen worden geanalyseerd. De drie zonnebrandmiddelen zijn gegroepeerd omdat zij hetzelfde werkingsmechanisme hebben en eveneens additieve effecten kunnen hebben; ook deze stoffen kunnen en moeten samen worden geanalyseerd.

(14)

De in de aandachtstoffenlijst gespecificeerde analysemethoden brengen geen buitensporige kosten met zich mee. Indien nieuwe informatie voor een van de nieuw toegevoegde stoffen in de toekomst tot een daling van de voorspelde concentratie zonder effect leidt, moet de maximaal aanvaardbare bepalingsgrens van de methode voor die stoffen wellicht worden verlaagd, voor zover zij op de lijst blijven staan.

(15)

In artikel 8 ter van Richtlijn 2008/105/EG worden onder meer de voorwaarden en uitvoeringswijzen bepaald voor de monitoring van de stoffen op de aandachtstoffenlijst en voor de rapportage van de monitoringresultaten door de lidstaten. In dat artikel is met name bepaald dat de lidstaten bij het selecteren van representatieve meetstations en het vastleggen van de meetfrequentie en -tijdstippen voor elke stof rekening moeten houden met de gebruikspatronen en het mogelijke voorkomen van de stof. Hoewel de minimale meetfrequentie eenmaal per jaar is, moeten de lidstaten voor alle stoffen een meetfrequentie van ten minste twee maal per jaar overwegen om rekening te houden met het wisselende gebruik ervan en om ervoor te zorgen dat gegevens van voldoende kwaliteit worden verzameld en dat het aandachtstoffenlijstmechanisme dus doeltreffende ondersteuning kan bieden voor latere risicobeoordelingsprocessen.

(16)

Met het oog op de vergelijkbaarheid moeten alle stoffen in volledige watermonsters worden gemonitord.

(17)

Omwille van de juridische duidelijkheid moet de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1161 in zijn geheel worden vervangen. Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1161 moet derhalve worden ingetrokken.

(18)

De in dit besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen als bedoeld in artikel 8 ter van Richtlijn 2008/105/EG is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1161 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2022.

Voor de Commissie

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84.

(2)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/495 van de Commissie van 20 maart 2015 tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 78 van 24.3.2015, blz. 40).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/840 van de Commissie van 5 juni 2018 tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/495 van de Commissie (PB L 141 van 7.6.2018, blz. 9).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1161 van de Commissie van 4 augustus 2020 tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 257 van 6.8.2020, blz. 32).

(6)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “De strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu” (COM(2019) 128 final).

(7)  Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, “Een Europees “één gezondheid”-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR)” (COM(2017) 339 final).


BIJLAGE

Aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen als bedoeld in artikel 8 ter van Richtlijn 2008/105/EG

Naam van de stof/groep van stoffen

CAS-nummer (1)

EU-nummer (2)

Indicatieve analysemethode (3) ,  (4)

Maximaal aanvaardbare detectie- of bepalingsgrens van de methode (ng/l)

Sulfamethoxazool (5)

723-46-6

211-963-3

SPE-LC-MS-MS

100  (11)

Trimetoprim (5)

738-70-5

212-006-2

SPE-LC-MS-MS

100  (11)

Venlafaxine en

O-desmethylvenlafaxine (6)

93413-69-5

93413-62-8

618-944-2

700-516-2

SPE-LC-MS-MS

6  (11)

Azoolverbindingen  (7)

 

 

SPE-LC-MS-MS

 

Clotrimazool

23593-75-1

245-764-8

 

20  (11)

Fluconazool

86386-73-4

627-806-0

 

250  (11)

Imazalil

35554-44-0

252-615-0

 

800  (11)

Ipconazool

125225-28-7

603-038-1

 

44  (11)

Metconazool

125116-23-6

603-031-3

 

29  (11)

Miconazool

22916-47-8

245-324-5

 

200  (11)

Penconazool

66246-88-6

266-275-6

 

1 700  (11)

Prochloraz

67747-09-5

266-994-5

 

161  (11)

Tebuconazool

107534-96-3

403-640-2

 

240  (11)

Tetraconazool

112281-77-3

407-760-6

 

1 900  (11)

Dimoxystrobine

Azoxystrobine  (8)

149961-52-4

131860-33-8

604-712-8

603-524-3

SPE-LC-MS-MS

32  (11)

200  (12)

Famoxadone

131807-57-3

603-520-1

SPE-LC-MS-MS

8,5  (11)

Diflufenican

83164-33-4

617-446-2

SPE-LC-MS-MS

10  (12)

Fipronil

120068-37-3

424-610-5

SPE-HPLC-MS-MS

0,77  (12)

Clindamycine

18323-44-9

242-209-1

SPE-LC-MS-MS

44  (12)

Ofloxacine

82419-36-1

680-263-1

SPE-UPLC-MS-MS

26  (12)

Metformine en

guanylureum (9)

657-24-9

141-83-3

211-517-8

205-504-6

SPE-LC-MS-MS

156 000  (12)

100 000  (12)

Zonnebrandmiddelen  (10)

 

 

 

 

Butylmethoxydibenzoylmethaan

70356-09-1

274-581-6

SPE-LC-MS-MS/ESI

3 000  (12)

Octocryleen

6197-30-4

228-250-8

 

266  (12)

Benzofenon-3

131-57-7

205-031-5

 

670  (12)


(1)  Chemical Abstracts Service.

(2)  Europese Unienummer — niet beschikbaar voor alle stoffen.

(3)  Om de vergelijkbaarheid van de resultaten van verschillende lidstaten te garanderen moeten alle stoffen in volledige watermonsters worden gemonitord.

(4)

  

 

Extractiemethoden:

 

SPE — solid-phase extraction (vastefase-extractie)

 

Analysemethoden:

 

HPLC-MS-MS — High-performance liquid chromatography (tandem) triple quadrupole mass spectrometry (hogeprestatievloeistofchromatografie gekoppeld aan triple quadrupool (tandem-)massaspectrometrie)

 

LC-MS-MS — Liquid chromatography (tandem) triple quadrupole mass spectrometry (vloeistofchromatografie gekoppeld aan triple quadrupool (tandem-)massaspectrometrie)

 

LC-MS-MS/ESI — Liquid chromatography (tandem) triple quadrupole mass spectrometry with positive electrospray ionisation (vloeistofchromatografie gekoppeld aan triple quadrupool (tandem-)massaspectrometrie met positieve elektrospray-ionisatie)

 

UPLC-MS-MS — Ultra-performance liquid chromatography (tandem) triple quadrupole mass spectrometry (ultrahogeprestatievloeistofchromatografie gekoppeld aan triple quadrupool (tandem-)massaspectrometrie)

(5)  Sulfamethoxazol en trimethoprim worden, hoewel zij niet zijn gegroepeerd, samen in dezelfde monsters geanalyseerd, maar als afzonderlijke concentraties gerapporteerd.

(6)  Venlafaxine en O-desmethylvenlafaxine worden samen in dezelfde monsters geanalyseerd, maar als afzonderlijke concentraties gerapporteerd.

(7)  De azoolverbindingen worden samen in dezelfde monsters geanalyseerd, maar als afzonderlijke concentraties gerapporteerd.

(8)  Dimoxystrobine en azoxystrobine worden samen in dezelfde monsters geanalyseerd, maar als afzonderlijke concentraties gerapporteerd.

(9)  Metformine en guanylureum worden samen in dezelfde monsters geanalyseerd, maar als afzonderlijke concentraties gerapporteerd.

(10)  De zonnebrandmiddelen worden samen in dezelfde monsters geanalyseerd, maar als afzonderlijke concentraties gerapporteerd.

(11)  Maximaal aanvaardbare detectiegrens.

(12)  Maximaal aanvaardbare bepalingsgrens.