ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
65e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/1 |
VERORDENING (EU) 2022/838 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 30 mei 2022
tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727, wat betreft het bij Eurojust bewaren, analyseren en opslaan van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 85,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (2) is Eurojust opgericht en zijn de taken, bevoegdheden en functies ervan vastgesteld. |
(2) |
Artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1727 bepaalt dat Eurojust bevoegd is voor de in bijlage I bij die verordening genoemde vormen van ernstige criminaliteit, waaronder genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Krachtens artikel 3, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1727 strekt de bevoegdheid van Eurojust zich ook uit tot strafbare feiten die verband houden met de in bijlage I bij die verordening genoemde strafbare feiten. |
(3) |
Op 24 februari 2022 is de Russische Federatie begonnen met een militaire agressie tegen Oekraïne. Er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat er in Oekraïne misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden werden en worden gepleegd in het kader van de huidige vijandelijkheden. |
(4) |
Gezien de ernst van de situatie moet de Unie met spoed alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat degenen die in Oekraïne misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden plegen ter verantwoording worden geroepen. |
(5) |
Openbare aanklagers in verschillende lidstaten en in Oekraïne hebben onderzoeken geopend naar de gebeurtenissen in Oekraïne, waar passend met de steun van Eurojust. Op 27 juni 2016 heeft Eurojust een samenwerkingsovereenkomst met Oekraïne gesloten. Krachtens die overeenkomst heeft Oekraïne bij Eurojust een verbindingsaanklager gedetacheerd om de samenwerking tussen Eurojust en Oekraïne te vergemakkelijken. |
(6) |
Krachtens het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (“ICC”) van 17 juli 1998 heeft het ICC de bevoegdheid zijn rechtsmacht uit te oefenen ten aanzien van personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, zoals bedoeld in dat Statuut. De rechtsmacht van het ICC vormt een aanvulling op de nationale strafrechtspleging. Het Bureau van de aanklager van het ICC heeft aangekondigd dat het een onderzoek heeft geopend naar de situatie in Oekraïne. |
(7) |
Gezien de toepassing van het beginsel van universele rechtsmacht in verschillende lidstaten en het aanvullende karakter van de rechtsmacht van het ICC, is coördinatie en uitwisseling van bewijsmateriaal tussen nationale onderzoeks- en vervolgingsautoriteiten in verschillende rechtsgebieden, alsook met het ICC of een ander gerecht, tribunaal of mechanisme dat daartoe is ingesteld, belangrijk om de doeltreffendheid te waarborgen van onderzoeken naar en vervolgingen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten, waaronder die welke mogelijk in het kader van de huidige vijandelijkheden in Oekraïne worden gepleegd. |
(8) |
Om ervoor te zorgen dat bewijsmateriaal en beste praktijken met betrekking tot de vervolging van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten worden gedeeld met bevoegde nationale autoriteiten en internationale justitiële autoriteiten, moet Eurojust zijn samenwerking met strafrechtbanken, tribunalen en mechanismen die zijn ingesteld om inbreuken op het internationaal recht aan te pakken, versterken. Daartoe moet Eurojust nauwe samenwerking tot stand brengen met het ICC en elk ander gerecht, tribunaal of mechanisme dat tot doel heeft strafbare feiten aan te pakken die de internationale vrede en veiligheid schaden. Eurojust moet derhalve ook de tenuitvoerlegging van verzoeken tot justitiële samenwerking van het ICC of speciale strafrechtbanken, tribunalen of mechanismen betreffende bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten vergemakkelijken. |
(9) |
Het gevaar bestaat dat bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten niet veilig kan worden opgeslagen op het grondgebied waar de vijandelijkheden plaatsvinden. Dat is ook het geval voor bewijsmateriaal in verband met de aanhoudende vijandelijkheden in Oekraïne. Daarom is het passend een centrale opslagplaats op te richten op een veilige plaats. Ook voor bewijsmateriaal dat is verzameld door organen, instanties en agentschappen van de Unie, internationale autoriteiten of derden, zoals maatschappelijke organisaties, kan er een centrale opslagplaats nodig zijn opdat het bewijsmateriaal toegankelijk is voor bevoegde nationale autoriteiten en internationale justitiële autoriteiten. |
(10) |
Eurojust beschikt over de deskundigheid en ervaring om onderzoeken naar en vervolgingen van grensoverschrijdende misdrijven, waaronder genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten, te ondersteunen. Dergelijke steun omvat het bewaren, de analyse en de opslag van bewijsmateriaal met het oog op de toelaatbaarheid voor rechterlijke instanties en de betrouwbaarheid ervan. |
(11) |
Door bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten te bewaren, te analyseren en op te slaan en, indien nodig en passend, de uitwisseling ervan mogelijk te maken in overeenstemming met de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen van de Unie, kan Eurojust het onderbouwen van zaken in nationale en internationale onderzoeken ondersteunen en aanvullende steun verlenen aan de bevoegde nationale autoriteiten en internationale justitiële autoriteiten. Dergelijke analyse kan bijzonder waardevol zijn om de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen te verifiëren of om relevante verbanden vast te stellen. Deze verordening roept echter geen verplichting voor nationale autoriteiten in het leven om bewijsmateriaal te delen met Eurojust. |
(12) |
Er moet een nieuwe tijdelijke faciliteit voor opslag worden opgezet die het bewaren, de analyse en de opslag van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten mogelijk maakt. Aangezien het dringend noodzakelijk is om dergelijk bewijsmateriaal op te slaan, moet Eurojust dit opslaan in een faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag die losstaat van het casemanagementsysteem dat is opgezet uit hoofde van artikel 23 van Verordening (EU) 2018/1727 (“faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag”). Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, wat de digitale uitwisseling van informatie in terrorismezaken betreft, bevat voorschriften in verband met het opzetten van een nieuw casemanagementsysteem. Zodra dat nieuwe casemanagementsysteem is opgezet, moeten de operationele gegevens die tijdelijk zijn verwerkt binnen de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag daarin worden geïntegreerd. De algemene bepalingen van hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (3) moeten van toepassing zijn, zonder afbreuk te doen aan de specifieke gegevensbeschermingsbepalingen van Verordening (EU) 2018/1727. |
(13) |
Het bewaren, de analyse en de opslag van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten in de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag, alsmede de toegankelijkheid van dat bewijsmateriaal voor de bevoegde nationale autoriteiten en internationale justitiële autoriteiten wanneer dit nodig en passend is, moeten voldoen aan de hoogste normen op het gebied van cyberbeveiliging en gegevensbescherming, overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Verordening (EU) 2018/1725 en in het bijzonder artikel 91 ervan, en de specifieke gegevensbeschermingsbepalingen die zijn neergelegd in Verordening (EU) 2018/1727. |
(14) |
Satellietbeelden, foto’s, video’s en geluidsopnamen kunnen nuttig zijn om het plegen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten aan te tonen. Daarom moet Eurojust satellietbeelden, foto’s, video’s en geluidsopnamen met dat doel kunnen verwerken en opslaan. |
(15) |
Eurojust en Europol moeten nauw samenwerken in het kader van hun respectieve mandaten, rekening houdend met de noodzaak om dubbel werk te voorkomen en met hun respectieve operationale capaciteit, met name wat betreft de verwerking en analyse van informatie in het kader van het bestaande specifieke systeem van Europol inzake internationale misdrijven, “Analyseproject ernstige internationale misdrijven” genaamd, ter ondersteuning van de bevoegde autoriteiten bij het onderzoeken en vervolgen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten. Daarom moet Eurojust aan Europol informatie kunnen doorsturen die het ontvangt in de uitoefening van zijn operationele taak uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1727 die erin bestaat het optreden van de lidstaten bij de bestrijding van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten te ondersteunen. Dergelijke samenwerking moet een regelmatige gezamenlijke evaluatie van operationele en technische kwesties omvatten. |
(16) |
Gezien de dringende noodzaak om binnen Eurojust een faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag op te richten die zich zal bezighouden met bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten, teneinde ervoor te zorgen dat degenen die in Oekraïne dergelijke misdaden hebben gepleegd daarvoor aansprakelijk kunnen worden gesteld, wordt het passend geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken waarin is voorzien door artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
(17) |
Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen. |
(18) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. |
(19) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, te weten Eurojust in staat stellen om bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten te bewaren, te analyseren en op te slaan, de uitwisseling van dergelijk bewijsmateriaal mogelijk te maken en een faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag op te richten die losstaat van het bestaande casemanagementsysteem van Eurojust, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(20) |
Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 13 mei 2022 heeft hij een advies uitgebracht. |
(21) |
Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, teneinde binnen Eurojust erg snel een nieuwe faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag beschikbaar te stellen waardoor bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten kan worden bewaard, geanalyseerd en opgeslagen teneinde ervoor te zorgen dat degenen die in Oekraïne dergelijke misdaden hebben gepleegd daarvoor aansprakelijk kunnen worden gesteld, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1727
Verordening (EU) 2018/1727 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 4, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
Aan artikel 80 wordt het volgende lid toegevoegd: “8. In afwijking van artikel 23, lid 6, kan Eurojust een faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag oprichten die losstaat van het in artikel 23 bedoelde casemanagementsysteem voor de verwerking van operationele persoonsgegevens, met het oog op de uitoefening van de in artikel 4, lid 1, punt j), bedoelde taak (“faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag”). De faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag voldoet aan de hoogste normen op het gebied van cyberbeveiliging. Niettegenstaande artikel 90 van Verordening (EU) 2018/1725 raadpleegt Eurojust de EDPS voordat de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag operationeel wordt. De EDPS brengt een advies uit binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving van de functionaris voor gegevensbescherming. De in de derde alinea bedoelde kennisgeving van de functionaris voor gegevensbescherming bevat ten minste de volgende elementen:
De in deze verordening en in Verordening (EU) 2018/1725 vervatte bepalingen inzake gegevensbescherming zijn van toepassing op de verwerking van gegevens in de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag, voor zover zij niet rechtstreeks verband houden met de technische opzet van het casemanagementsysteem. De toegangsrechten en de termijnen voor de gegevens die worden opgeslagen in de faciliteit voor geautomatiseerd gegevensbeheer en geautomatiseerde gegevensopslag zijn in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake toegang tot de tijdelijke werkbestanden ter ondersteuning waarvan de gegevens worden opgeslagen, alsook met de respectieve termijnen, in het bijzonder die welke in artikel 29 van deze verordening zijn gesteld. De in dit lid bedoelde afwijking geldt zolang het casamanagementsysteem dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en uit een register, blijft bestaan.”. |
3) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
B. LE MAIRE
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 19 mei 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 mei 2022.
(2) Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).
(3) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/6 |
VERORDENING (EU) 2022/839 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 30 mei 2022
tot vaststelling van overgangsbepalingen voor de verpakking en etikettering van diergeneesmiddelen waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning is verleend of die overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 zijn geregistreerd
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 168, lid 4, punt b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad (3) is op 28 januari 2022 van toepassing geworden. |
(2) |
Houders van vergunningen voor het in de handel brengen van diergeneesmiddelen die krachtens Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) of Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn verleend, en houders van registraties voor diergeneesmiddelen die krachtens die richtlijn of die verordening zijn verricht, zijn niet in staat om tegen 28 januari 2022 te voldoen aan de voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 van Verordening (EU) 2019/6. Bovendien zijn de bevoegde autoriteiten niet in staat alle wijzigingen — zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 39, van Verordening (EU) 2019/6 — van vergunningen voor het in de handel brengen die overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 zijn verleend, tijdig te verwerken, waardoor zij niet tijdig aan de artikelen 10 tot en met 16 van Verordening (EU) 2019/6 kunnen voldoen. |
(3) |
Bijgevolg moet worden voorzien in overgangsbepalingen voor de verpakking en etikettering van diergeneesmiddelen waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning is verleend of die overeenkomstig die richtlijn of die verordening zijn geregistreerd, teneinde de beschikbaarheid van die diergeneesmiddelen in de Unie te waarborgen en teneinde rechtszekerheid te creëren. De overgangsbepalingen moeten worden beperkt tot diergeneesmiddelen die niet voldoen aan de verpakkings- en etiketteringsvoorschriften van Verordening (EU) 2019/6, maar wel aan alle andere bepalingen van Verordening (EU) 2019/6. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 726/2004 bevat geen specifieke voorschriften voor etikettering en verpakking. Uit artikel 31, lid 1, artikel 34, lid 1, punt c), artikel 34, lid 4, punt e), en artikel 37, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 726/2004, in de versie die van toepassing was op 27 januari 2022, volgt echter dat producten waarvoor krachtens die verordening een vergunning is verleend, moeten voldoen aan de artikelen 58 tot en met 64 van Richtlijn 2001/82/EG. |
(5) |
Bij deze verordening worden overgangsbepalingen vastgesteld, die vanaf de datum van toepassing van Verordening (EU) 2019/6 van toepassing moeten zijn, dat wil zeggen met ingang van 28 januari 2022. Derhalve moet deze verordening met ingang van die datum van toepassing zijn. |
(6) |
Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. |
(7) |
Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1) |
“diergeneesmiddel”: een diergeneesmiddel in de zin van artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2019/6; |
2) |
“etikettering”: etikettering in de zin van artikel 4, punt 24), van Verordening (EU) 2019/6; |
3) |
“bijsluiter”: een bijsluiter in de zin van artikel 4, punt 27), van Verordening (EU) 2019/6; |
4) |
“in de handel brengen”: in de handel brengen in de zin van artikel 4, punt 35), van Verordening (EU) 2019/6. |
Artikel 2
Overgangsbepalingen
Diergeneesmiddelen waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning was verleend of die overeenkomstig die richtlijn of die verordening waren geregistreerd, en die voldoen aan de artikelen 58 tot en met 64 van Richtlijn 2001/82/EG, in de versie die van toepassing was op 27 januari 2022, mogen tot en met 29 januari 2027 in de handel worden gebracht, zelfs indien de etikettering ervan en, in voorkomend geval, de bijsluiter ervan niet in overeenstemming zijn met de artikelen 10 tot en met 16 van Verordening (EU) 2019/6.
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 28 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
B. LE MAIRE
(1) Advies van 23 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 5 mei 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 mei 2022.
(3) Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).
(4) Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/840 VAN DE RAAD
van 30 mei 2022
tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (1), en met name artikel 32,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 18 januari 2012 Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië vastgesteld. |
(2) |
Op basis van een evaluatie van de maatregelen moeten de vermeldingen betreffende 18 natuurlijke personen en 13 entiteiten in de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 worden geactualiseerd en gewijzigd. |
(3) |
De vermeldingen betreffende twee overleden personen moeten worden geschrapt van de lijst in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012. |
(4) |
De vermelding betreffende één persoon moet worden geschrapt van de lijst in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 naar aanleiding van een arrest van het Gerecht van 16 maart 2022. |
(5) |
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
C. COLONNA
BIJLAGE
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In afdeling A (Personen) worden de volgende vermeldingen geschrapt:
|
2) |
In afdeling A (Personen) vervangen de volgende vermeldingen de overeenkomstige vermeldingen in de lijst:
|
3) |
In afdeling B (Entiteiten) vervangen de volgende vermeldingen de overeenkomstige vermeldingen in de lijst:
|
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/21 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/841 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2022
tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam “Bolandin” (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Spanje doorgestuurde aanvraag tot registratie van de naam “Bolandin” overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). |
(2) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(3) |
De naam “Bolandin” moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Bolandin” (BOB) wordt beschermd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2022.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/22 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/842 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2022
tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam “Abadía Retuerta” (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Spanje doorgestuurde aanvraag tot registratie van de naam “Abadía Retuerta” overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). |
(2) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(3) |
De naam “Abadía Retuerta” moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Abadía Retuerta” (BOB) wordt beschermd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2022.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/843 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2022
tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier voor een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (“Colli Berici” (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Italië overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 doorgestuurde aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming “Colli Berici” onderzocht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(3) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
De wijziging van het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam “Colli Berici” (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2022.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/24 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/844 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2022
tot rectificatie van de Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 1, en artikel 27, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2) bevat een fout in bijlage I (deel-FCL), subdeel A, punt FCL.010, waarbij voor een van de in dat punt gedefinieerde begrippen niet de correcte term werd gebruikt. Deze fout is van invloed op de inhoud van de bepalingen waarin de betrokken term wordt gebruikt. |
(2) |
De Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 1178/2011 bevat nog een kleine fout in bijlage I, aanhangsel 5, punt 14, punt c) “Fase 3 — Voortgezet”, eerste streepje, wat betreft de foute term die voor de definitie wordt gebruikt. |
(3) |
De Zweedse taalversie van Verordening (EU) nr. 1178/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. Deze rectificatie heeft geen betrekking op de overige taalversies. |
(4) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
(heeft geen betrekking op het Nederlands)
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/26 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/845 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2022
tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, artikel 232, lid 1, en artikel 232, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen. |
(2) |
In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen. |
(3) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan, vastgesteld waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan. |
(4) |
Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen of gebieden, of zones daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee, respectievelijk van zendingen vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan. |
(5) |
De Verenigde Staten hebben de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee: één uitbraak bevindt zich in de staat Idaho, Verenigde Staten, en de andere in de staat Michigan, Verenigde Staten, en zijn op 10 mei 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd. |
(6) |
Daarenboven hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich in de staat Minnesota, Verenigde Staten, en is op 11 mei 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd. |
(7) |
Bovendien hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich in de staat Wisconsin, Verenigde Staten, en is op 13 mei 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd. |
(8) |
Daarenboven hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich in de staat Pennsylvania, Verenigde Staten, en is op 14 mei 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd. |
(9) |
De veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten hebben een controlegebied met een straal van 10 km rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken. |
(10) |
De Verenigde Staten hebben de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op hun grondgebied en de maatregelen die zij hebben genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza. De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. Op basis van die evaluatie en ter bescherming van de diergezondheidsstatus van de Unie mag de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met de recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza, niet langer worden toegestaan. |
(11) |
Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met zes uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven: twee uitbraken nabij Leeming Bar, Hambleton, North Yorkshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, bevestigd op 14 en 24 november 2021, twee uitbraken nabij Willington, South Derbyshire, Derbyshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, bevestigd op 19 november 2021 en 11 december 2021, een uitbraak nabij Clitheroe, Ribble Valley, Lancashire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, bevestigd op 28 november 2021 en een uitbraak nabij Watlington, King’s Lynn and West Norfolk, Norfolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, bevestigd op 26 december 2021. Het Verenigd Koninkrijk heeft ook de maatregelen meegedeeld die het heeft genomen om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. Naar aanleiding van die HPAI-uitbraken heeft het Verenigd Koninkrijk meer bepaald een ruimingsbeleid gevoerd om die ziekte te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk na de ruiming de vereiste reiniging en ontsmetting op de getroffen pluimveebedrijven op zijn grondgebied voltooid. |
(12) |
De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende informatie geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven nabij Leeming Bar, Hambleton, North Yorkshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, nabij Willington, South Derbyshire, Derbyshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, nabij Clitheroe, Ribble Valley, Lancashire, Engeland, Verenigd Koninkrijk en nabij Watlington, King’s Lynn and West Norfolk, Norfolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, voorbij zijn en dat er geen risico meer bestaat in verband met de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit de gebieden van het Verenigd Koninkrijk waaruit de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten was opgeschort als gevolg van die uitbraken. |
(13) |
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in de Verenigde Staten ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza en het ernstige risico op het binnenbrengen ervan in de Unie, moeten de wijzigingen die door deze verordening in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage XIV, deel 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
BESLUITEN
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/38 |
BESLUIT VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ (GBVB) 2022/846
van 18 mei 2022
tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya) (EUBAM Libya/1/2022)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2013/233/GBVB van de Raad van 22 mei 2013 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya) (1), en met name artikel 9, lid 1,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit hoofde van artikel 9, lid 1, van Besluit 2013/233/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag gemachtigd om passende besluiten te nemen over het politieke toezicht en de strategische leiding van EUBAM Libya; die machtiging omvat tevens de bevoegdheid om een hoofd van de missie te benoemen. |
(2) |
Op 14 januari 2021 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2021/59 (2) vastgesteld, waarbij mevrouw Natalina CEA werd benoemd tot hoofd van de missie EUBAM Libya voor de periode van 1 februari 2021 tot en met 30 juni 2021. |
(3) |
Op 18 juni 2021 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2021/1009 (3) vastgesteld tot verlenging van het mandaat van EUBAM Libya tot en met 30 juni 2023. |
(4) |
Op 22 juni 2021 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2021/1048 (4) tot verlenging van het mandaat van mevrouw Natalina CEA als hoofd van de missie EUBAM Libya tot en met 30 juni 2022 vastgesteld. |
(5) |
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld het mandaat van mevrouw Natalina CEA als hoofd van de missie EUBAM Libya te verlengen van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het mandaat van mevrouw Natalina CEA als hoofd van de missie EUBAM Libya wordt verlengd van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2022.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2022.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
D. PRONK
(1) PB L 138 van 24.5.2013, blz. 15.
(2) Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2021/59 van 14 januari 2021 tot benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya) (EUBAM Libya/1/2021) (PB L 26 van 26.1.2021, blz. 3).
(3) Besluit (GBVB) 2021/1009 van de Raad van 18 juni 2021 tot wijziging van Besluit 2013/233/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya) (PB L 222 van 22.6.2021, blz. 18).
(4) Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2021/1048 van 22 juni 2021 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya) (EUBAM Libya/2/2021) (PB L 228 van 28.6.2021, blz. 1).
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/40 |
BESLUIT (GBVB) 2022/847 VAN DE RAAD
van 30 mei 2022
ter ondersteuning van de inspanningen ter voorkoming en bestrijding van de illegale verspreiding van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor en hun impact in Noord- en Zuid-Amerika
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 19 november 2018 heeft de Raad de EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens (SALW), en munitie daarvoor, met als titel “Wapens beveiligen, burgers beschermen” (de “EU-SALW-strategie”) aangenomen, waarin de richtsnoeren voor het optreden van de Unie op het gebied van handvuurwapens en lichte wapens (SALW) worden vastgesteld. |
(2) |
Op regionaal niveau hebben de Unie en haar lidstaten er zich in de EU-SALW-strategie toe verbonden bijstand te verlenen aan andere landen om het beheer en de beveiliging van voorraden in het bezit van de staat te verbeteren door de nationale wetgevende en bestuurlijke kaders te versterken, evenals de instellingen die het legitieme aanbod en voorraadbeheer van SALW en munitie voor defensie- en veiligheidstroepen reguleren. |
(3) |
In de EU-SALW-strategie staat dat de Unie synergie zal nastreven met de betreffende Amerikaanse staten en regionale organisaties om de illegale verspreiding van en handel in SALW terug te dringen, met het oog op het bestrijden van gewapend geweld en criminele activiteiten. |
(4) |
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied hebben sterk te lijden onder de proliferatie en buitensporige accumulatie van SALW. Het Amerikaanse halfrond blijft een van de meest gewelddadige regio’s ter wereld. Volgens de meest recente wereldwijde studie over moorden door het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) in 2017 telde de regio 17,2 moorden per 100 000 inwoners, bijna drie keer zoveel als het mondiale gemiddelde. Veruit de meeste moorden worden met vuurwapens gepleegd, waardoor de bestrijding en voorkoming van de verspreiding van en illegale handel in wapens en munitie een van de prioriteiten op de inter-Amerikaanse agenda is. |
(5) |
Overeenkomstig de EU-SALW-strategie zal de Unie haar dialoog en samenwerking met regionale organisaties die zich bezighouden met de beheersing van SALW intensiveren. Zij zal daartoe haar activiteiten afstemmen op regionale strategieën en actieplannen. |
(6) |
De Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) is het secretariaat voor het Inter-Amerikaans Verdrag ter bestrijding van de illegale productie van en handel in vuurwapens, munitie, explosieven en aanverwant materiaal (Cifta), en zorgt voor de coördinatie en uitvoering van regionale initiatieven ter bestrijding van illegale SALW in Noord- en Zuid-Amerika. |
(7) |
De Unie heeft eerder uit hoofde van Besluit (GBVB) 2018/2010 van de Raad (1) steun verleend aan activiteiten van de OAS ter ondersteuning van de bestrijding van de illegale verspreiding van en handel in SALW en munitie daarvoor en hun impact in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. In dat verband heeft de Unie besloten dat initiatief te financieren juist om gewapend geweld en criminele activiteiten terug te dringen. |
(8) |
Op 30 juni 2018 is tijdens de derde conferentie van de Verenigde Naties voor de evaluatie van de vorderingen in de uitvoering van het VN-actieprogramma tegen illegale handvuurwapens en lichte wapens een slotdocument aangenomen waarin de landen opnieuw hebben toegezegd de omleiding van handvuurwapens en lichte wapens te voorkomen en te bestrijden. De landen verklaarden opnieuw dat ze bereid zijn de internationale samenwerking voort te zetten en de regionale samenwerking te versterken, door verbetering van coördinatie, overleg, informatie-uitwisseling en operationele samenwerking, met de betrokkenheid van de bevoegde regionale en subregionale organisaties en de voor rechtshandhaving, grenscontrole en uitvoer- en invoervergunningen bevoegde autoriteiten. |
(9) |
In de Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling wordt bevestigd dat de bestrijding van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens noodzakelijk is voor de verwezenlijking van vele duurzameontwikkelingsdoelstellingen, waaronder die met betrekking tot vrede, justitie en sterke instellingen, armoedebestrijding, economische groei, gezondheid, gendergelijkheid en veilige steden. Daarom hebben alle staten in duurzameontwikkelingsdoelstelling 16.4 toegezegd de illegale stromen van geldmiddelen en wapens aanzienlijk te verminderen. |
(10) |
In zijn op 24 mei 2018 voorgestelde agenda voor ontwapening, getiteld “Securing our Common Future”, heeft de secretaris-generaal van de Verenigde Naties opgeroepen tot het aanpakken van de buitensporige accumulatie van en de illegale handel in conventionele wapens en het ondersteunen van nationale benaderingen ten aanzien van handvuurwapens. |
(11) |
In de tweede fase (fase II) wordt, aanknopend bij eerdere inspanningen van de Unie, het paradigma van multilateralisme en synergie tussen de Unie en de OAS gehandhaafd en wordt het mondiale werk van de Unie op dit gebied aangevuld met een initiatief gericht op een regio die sterk te lijden heeft onder de verspreiding en buitensporige accumulatie van en handel in SALW, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Met het oog op de uitvoering van de EU-SALW-strategie wordt met dit besluit beoogd het gewapend geweld in Noord- en Zuid-Amerika aan te pakken. Daartoe financiert de Unie het in de bijlage beschreven project, dat tot doel heeft de verspreiding van en de illegale handel in vuurwapens en munitie tegen te gaan en het gebruik van vuurwapens in zwaar getroffen gemeenschappen te voorkomen.
2. Overeenkomstig lid 1 heeft dit besluit de volgende doelstellingen:
a) |
de nationale regelgeving inzake vuurwapens aan te scherpen, rekening houdend met internationale normen en goede praktijken; |
b) |
de operationele capaciteit van de nationale autoriteiten om vuurwapens te markeren, te traceren, op te slaan en te vernietigen te verbeteren; |
c) |
de beheersing van handvuurwapens te optimaliseren door gebruik te maken van het regionale communicatiemechanisme voor de overdracht van vergunningen voor vuurwapens en munitie (MCTA); |
d) |
gemeenschappen weerbaarder te maken tegen wapengeweld en de toegang tot illegale en/of ongewenste vuurwapens te beperken; |
e) |
een Midden-Amerikaanse vuurwapenroutekaart te ontwikkelen om de landen toe te rusten met een praktisch beheersinstrument door middel van een regionale, gecoördineerde en onderbouwde aanpak. |
3. De bijlage bij dit besluit bevat een nadere omschrijving van het project.
Artikel 2
1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“HV”) is belast met de uitvoering van dit besluit.
2. De technische uitvoering van het in artikel 1 bedoelde project berust bij de OAS.
3. De OAS voert zijn taken uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. De HV treft daartoe de nodige regelingen met de OAS.
Artikel 3
1. Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het door de Unie gefinancierde project bedraagt 4 240 906 EUR.
2. De uitgaven die met het in lid 1 genoemde referentiebedrag worden gefinancierd, worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.
3. De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Daartoe sluit zij de nodige subsidieovereenkomst met de OAS. In de subsidieovereenkomst wordt bepaald dat de OAS er zorg voor moet dragen dat de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie in verhouding staat tot haar omvang.
4. De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde subsidieovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden daarbij en van de datum van sluiting van de subsidieovereenkomst.
Artikel 4
1. De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van regelmatige inhoudelijke verslagen die door de OAS worden opgesteld. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.
2. De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van het in artikel 1 bedoelde project.
Artikel 5
1. Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
2. Dit besluit vervalt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde subsidieovereenkomst. Het vervalt echter zes maanden na de datum van inwerkingtreding, indien er binnen die termijn van zes maanden nog geen overeenkomst is gesloten.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
C. COLONNA
(1) Besluit (GBVB) 2018/2010 van de Raad van 17 december 2018 ter ondersteuning van de bestrijding van de illegale verspreiding van en handel in handvuurwapens, lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor, en hun impact in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied in het kader van de EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor “Wapens beveiligen, burgers beschermen” (PB L 322 van 18.12.2018, blz. 27).
BIJLAGE
PROJECTDOCUMENT
BESTRIJDING VAN DE ILLEGALE VERSPREIDING VAN EN HANDEL IN HANDVUURWAPENS, LICHTE WAPENS EN MUNITIE DAARVOOR, EN DE IMPACT ERVAN IN DE AMERIKA'S
1. Achtergrond
De beide Amerika's behoren tot de regio's in de wereld die het sterkst te lijden hebben onder gewapend geweld: in 2017 had het gebied de hoogste regionale moordratio, met 17,2 moorden per 100 000 inwoners, tegenover het wereldwijde gemiddelde van 6,1 per 100 000 inwoners (1). De gemakkelijke toegang tot en de beschikbaarheid van vuurwapens in veel van de landen zijn hierbij belangrijke verklarende factoren. Bijna 75 % van de moorden in de regio wordt gepleegd met een vuurwapen (2). De regio is ook een van de belangrijkste bestemmingen voor illegaal verhandelde vuurwapens (3).
Grotendeels vanwege die negatieve trends is de verspreiding van vuurwapens en de illegale handel erin een prioriteit geworden op de agenda voor burgerveiligheid in de regio. Omdat er sprake is van een toenemende complexiteit en internationalisering van criminele organisaties, hebben de landen in Amerika gewezen op het belang van coördinatie en grensoverschrijdende strategieën. Dat leidde in 1997 tot de ondertekening van het Inter-Amerikaans Verdrag ter bestrijding van de illegale productie van en handel in vuurwapens, munitie, explosieven en aanverwant materiaal (Cifta), de eerste regionale bindende overeenkomst in zijn soort. Het Cifta, dat door 31 van de 34 lidstaten van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) is geratificeerd, is een fundamenteel instrument om de illegale handel in handvuurwapens in de regio aan te pakken.
Ondanks de waardevolle inspanningen van de nationale autoriteiten kunnen de landen het Cifta echter nog steeds niet volledig uitvoeren. De complexiteit van de georganiseerde misdaad die de wapenhandel in de regio controleert, inclusief werkspecialisatie, coördinatiestructuren en internationalisering van de operaties, stelt het vermogen van landen om deze misdrijven te onderzoeken en te vervolgen ernstig op de proef. Het is voor de landen ook moeilijk om andere protocollen na te leven en strategieën uit te voeren die de verspreiding en beschikbaarheid van vuurwapens kunnen verminderen. Strijdkrachten en veiligheidstroepen passen niet systematisch protocollen voor voorraadbeheer toe, waardoor de kans op omleiding van vuurwapens en munitie naar de illegale markt toeneemt, evenals het risico op onvoorziene explosies in opslagfaciliteiten. Markering, registratie en tracering van vuurwapens worden niet systematisch uitgevoerd in de regio, waardoor strafrechtelijke onderzoeken die de herkomst van vuurwapens kunnen traceren, ze in verband kunnen brengen met meerdere plaatsen delict, en netwerken van illegale handel kunnen blootleggen, vastlopen. Het ontbreken van nationale wetgeving waarin de Cifta-verplichtingen zijn neergelegd en die deze activiteiten verplicht stelt, brengt de voortzetting en de duurzaamheid van deze praktijken in gevaar.
Op een ander niveau staat het grootste deel van de regio nog steeds voor de moeilijke opgave om het welzijn te bevorderen van haar gemeenschappen, die hoge armoede en werkloosheid en een gebrekkige toegang tot openbare diensten kennen, onder meer door omstandigheden die hen in een kwetsbare situatie brengen. Leden van deze gemeenschappen zijn vaker slachtoffer of dader van gewapend geweld. Om te voorkomen dat de geweldspiraal in stand wordt gehouden, volstaat het dan ook niet om alleen op wapenbeheersingsbeleid in te zetten. De genoemde risicofactoren moeten worden aangepakt en de leden van de gemeenschap moeten weerbaarder worden gemaakt. De combinatie van repressief en preventief beleid is van fundamenteel belang om het gewapend geweld in de regio terug te dringen. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, hebben de OAS-lidstaten in 2019 het eerste “Hemispheric Plan of Action to Guide the Design of Public Policies to Prevent and Reduce Intentional Homicide” goedgekeurd, rekening houdend met het raamwerk van het “Inter-American Program to Prevent Violence and Crime”. Het actieplan bevat een reeks van 28 aanbevelingen over 1) de productie, de verspreiding en het gebruik van informatie en wetenschappelijk bewijs; 2) het uitstippelen en uitvoeren van preventiebeleid, en 3) strafrecht.
In dit verband heeft de afdeling openbare veiligheid (“Department of Public Security”) van de OAS (DPS/OAS) sinds 2007 steun verleend aan de Amerikaanse landen opdat ze beter kunnen voldoen aan de Cifta-verplichtingen (4) en -mandaten die zijn vastgesteld om geweld en misdrijven, met name onder de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, te voorkomen. Na een onderbreking van vijf jaar heeft de DPS/OAS zijn operationele programma's in 2019 opnieuw geactiveerd, met geld van de Europese Unie. Het project “Countering Illicit Proliferation and Trafficking of Small Arms, Light Weapons (SALW) and Ammunition and their Impact in Latin America and the Caribbean”, ging in 2019 van start en liep af in 2021. Het is een integraal wapenbeheersingsinitiatief dat wordt uitgevoerd in het kader van het “Program of Assistance for Control of Arms and Munitions” (Pacam) van de DPS; het houdt rekening met de lessen die uit eerdere activiteiten zijn getrokken en bouwt voort op die succesvolle resultaten om de uitvoering van het Cifta en de regionale mandaten voor criminaliteitspreventie verder te bevorderen. De COVID-19-pandemie en de beperkende maatregelen van de landen ter bestrijding daarvan hebben echter rechtstreekse gevolgen gehad voor de uitvoering van het project, met name de activiteiten die ter plaatse moeten worden uitgevoerd, met rechtstreekse opleiding en toezicht van ambtenaren (zoals de vernietiging en markering van SALW). Bovendien was de overheid minder beschikbaar om samen te werken en deel te nemen aan projectactiviteiten, aangezien nu vooral aandacht uitging naar de aanpak van de ongekende gezondheidscrisis. Als gevolg daarvan moest de reikwijdte van het project worden aangepast, en moesten de verwachte resultaten enigszins worden bijgesteld.
Gezien die uitdagingen, in combinatie met de toenemende behoeften van de landen (waar naar verwacht niet volledig in zou worden voorzien met een driejarig initiatief), zal fase II van het project uitgebreide steun blijven verlenen aan de landen, zodat ze zelf de regie kunnen nemen voor deze processen. Uit ervaringen van de DPS/OAS is gebleken dat voortdurende steun nodig is om de vooruitgang en verbeteringen op het gebied van vuurwapenbeheersing en de preventie van vuurwapengeweld en criminaliteit te stimuleren, en daarom zal in deze nieuwe fase rekening worden gehouden met het belang van langetermijnstrategieën voor een zinvolle en duurzame verandering in het veiligheidsbeleid en de veiligheidsvoorwaarden.
2. Technische benadering
Tijdens fase II zal de DPS/OAS blijven investeren in een holistische aanpak die een repressieve en een preventieve insteek combineert met normatieve en operationele activiteiten om het complexe probleem van gewapend geweld en illegale handel in de regio aan te pakken. Zoals in andere regio's is aangetoond, vormt een modern, samenhangend en harmonieus wetgevingskader, in overeenstemming met het internationale normatieve kader, de basis voor een effectief beleid inzake wapenbeheersing. Wetswijzigingen moeten gepaard gaan met een verbetering van de capaciteit van de landen om de wet operationeel te maken en uit te voeren. Als zodanig zal het project, met deze tweeledige aanpak, tegelijkertijd kunnen inspelen op de behoeften van de landen en duurzame veranderingen op lange termijn kunnen bevorderen. Deze activiteiten om de controle op vuurwapens te versterken en de beschikbaarheid van vuurwapens te beperken, zullen worden aangevuld met een preventieve aanpak om de vraag te verminderen in gemeenschappen die sterk te lijden hebben onder gewapend geweld, met bijzondere aandacht voor de preventie van gendergeweld dat verband houdt met het misbruik van vuurwapens. Acties ter bevordering van veilige praktijken onder burgers van de gemeenschappen, evenals conflictoplossing, bijstand voor slachtoffers en overlevenden van geweld, en vrijwillige inlevering van SALW en munitie zijn erop gericht de gemeenschap weerbaarder te maken tegen gewapend geweld.
Volgens het voorgestelde concept voor dit project zal de DPS/OAS via Pacam de rol van coördinerende en uitvoerende instantie op zich nemen door samen te werken met andere instanties op dit gebied en met de nationale autoriteiten. Het DPS/OAS zal, dankzij de politieke fora en de communicatiekanalen van de OAS, nagaan welke landen in de regio steun nodig hebben en met hen samenwerken via de specifieke overeenkomsten die nodig zijn om de bijstand te consolideren. Het project voorziet in specifieke steun op maat voor elk land, aangezien het mogelijk niet om dezelfde behoeften en lacunes gaat. Niet alle landen zullen in alle projectonderdelen worden ondersteund. In plaats daarvan zal het DPS/OAS vasthouden aan de eerdere succesvolle aanpak van Pacam: het in kaart brengen en identificeren van de behoeften van elk land, het betrekken van de autoriteiten en het opstellen van een bijstandsplan, en het inzetten van de missies. Bovendien zal het DPS/OAS, rekening houdend met de lessen die zijn getrokken uit de aanpassing van de projectactiviteiten tijdens de pandemie, ernaar streven de middelen te optimaliseren door waar mogelijk gebruik te maken van de virtuele omgeving en technologische instrumenten.
Ook zal, gezien de verschillende gevolgen van gewapend geweld voor vrouwen, mannen, meisjes en jongens, en voor kwetsbare bevolkingsgroepen, in fase II het gender- en mensenrechtenperspectief worden behouden. Dit omvat de integratie van vrouwen op alle niveaus van projectuitvoering en het aanmoedigen van een evenwichtigere deelname van vrouwen aan de activiteiten van het project, als begunstigden van de maatregelen. Daarnaast zal bij activiteiten ter voorkoming van geweld bijzondere aandacht worden besteed aan de behoefte van vrouwen en meisjes aan beveiliging en veiligheid binnen hun gemeenschappen en aan hun deelname bij het zoeken naar oplossingen voor deze uitdagingen, evenals aan de integratie van componenten die uitsluitend gericht zijn op de aanpak van gendergeweld.
3. Algemene doelstelling
Vergroting van de capaciteit van de OAS-lidstaten om gewapend geweld in de regio te bestrijden door steun te verlenen aan maatregelen om de verspreiding van en de illegale handel in vuurwapens en munitie tegen te gaan, en door het gebruik van vuurwapens in zwaar getroffen gemeenschappen te voorkomen.
4. Beschrijving van de interventiestrategieën van de projecten
Doelstelling 1: Het nationale regelgevingskader inzake vuurwapens versterken, rekening houdend met internationale normen en best practices
Activiteiten
— |
Identificatie van landen waaraan prioritair bijstand moet worden verleend bij de herziening van de wetgeving, op basis van een behoefteanalyse en rekening houdend met landen waarop operationele componenten van het project zijn gericht; |
— |
technische bijstand aan landen om hun wetgevings- en normatief kader te herzien, rekening houdend met internationale normen, interne harmonisatie van mandaten, en de integratie van een genderperspectief; |
— |
ontwikkeling van regionale normen inzake fysieke veiligheid en voorraadbeheer, en betreffende de vernietiging van SALW en munitie; |
— |
ontwikkeling van regionale aanbevelingen voor de preventie van gendergeweld in verband met het misbruik van vuurwapens; |
— |
ontwikkeling van een elektronische databank om de toegang tot vuurwapennormen en andere relevante richtsnoeren (bv. Cifta, modelwetgeving, Mosaic en IATG) te vergemakkelijken om de toegang tot en het gebruik van de normen voor de verschillende gebieden van vuurwapenbeheersing te vergemakkelijken via een zoekmachine en de normen te categoriseren met tags die de gebruikers in staat stellen snel alle gerelateerde regels voor een aandachtsgebied te vinden. |
Output
— |
Wetgevingsbijstand aan ten minste zes landen in de regio ter verbetering van het nationale normatieve kader voor vuurwapens, rekening houdend met internationale normen en een genderperspectief; |
— |
ontwikkeling en verspreiding onder alle OAS-lidstaten van regionale normen voor fysieke beveiliging en voorraadbeheer (PSSM); |
— |
ontwikkeling en verspreiding onder alle OAS-lidstaten van regionale normen voor de vernietiging van SALW en munitie; |
— |
ontwikkeling en verspreiding onder alle OAS-lidstaten van regionale aanbevelingen ter voorkoming van gendergeweld in verband met het misbruik van vuurwapens; |
— |
ontwikkeling en beschikbaarstelling ter gebruik door de landen van een elektronische databank van SALW-normen en -richtsnoeren. |
Doelstelling 2: Het verbeteren van de operationele capaciteit van de nationale autoriteiten om vuurwapens te markeren, te traceren, op te slaan en te vernietigen
Activiteiten
— |
Ontwikkeling en verstrekking van gespecialiseerde opleiding voor nationaal personeel in PSSM, markering en registratie, en vernietiging van SALW en munitie. Er zullen regionale opleidingsworkshops worden georganiseerd, waar personeel ook best practices kan uitwisselen en de samenwerking kan verbeteren, evenals nationale cursussen die zijn afgestemd op de specifieke behoeften van elk land; |
— |
voortgezette opleidingen over het verwijderen van explosieven voor technici uit landen in partnerschap met het Ministerie van Defensie van Spanje; |
— |
technische bijstand en middelen voor de uitvoering van nationale plannen voor de vernietiging van wapens en verouderde, in beslag genomen of overtollige munitie; |
— |
technische bijstand en ondersteuning bij het markeren van vuurwapens en het bijhouden van registers, met inbegrip van de levering van de nodige uitrusting; |
— |
opstellen van duurzaamheidsplannen met landen die steun ontvangen via het project. |
Output
— |
Vernietigingsproces van vuurwapens en munitie in ten minste tien landen, met de vernietiging van ten minste 150 ton munitie en 35 000 in beslag genomen, verouderde, onveilige en/of overtollige SALW; |
— |
de opleiding van ten minste 200 nationale personeelsleden op het gebied van de vernietiging van SALW en munitie; |
— |
technische bijstand aan ten minste twaalf landen bij het markeren en registreren van vuurwapens; |
— |
de opleiding van ten minste 150 nationale personeelsleden op het gebied van markering en registratie; |
— |
een bijgewerkt nationaal systeem voor de registratie van vuurwapens van ten minste drie landen; |
— |
een betere beveiliging van institutionele voorraden in ten minste tien landen; |
— |
twee regionale seminars over goede praktijken op het gebied van fysieke beveiliging en voorraadbeheer, met de certificering van ten minste 80 ambtenaren uit ten minste 15 landen; |
— |
de certificering van ten minste 45 personeelsleden uit tien landen als technici voor explosievenopruiming tot niveau drie; |
— |
instrumenten en richtsnoeren voor het opstellen van nationale actieplannen die worden ontwikkeld en beschikbaar worden gesteld voor de door het project gesteunde landen; |
— |
nationale actieplannen die door de nationale autoriteiten zijn opgesteld en gevalideerd voor ten minste 20 % van de landen die bijstand ontvangen. |
Doelstelling 3: Optimalisering van de beheersing van handvuurwapens door het gebruik van IT-instrumenten
Activiteiten
— |
Programmering van het “Electronic System for the Regional Communication Mechanism on Licit Transfers of Firearms and Ammunition” (MCTA), een regionaal mechanisme voor de kennisgeving en uitwisseling van informatie over de legale overdracht van vuurwapens, waarvan het kader en de technische vereisten tijdens fase I zijn ontwikkeld. Het weerspiegelt de positieve ervaring van de Europese Unie en zal landen in staat stellen snel kwetsbaarheden en omleidingsrisico's in de internationale legale handel in vuurwapens vast te stellen en er over te communiceren. Overwegende dat bijna 50 % van de landen in de regio niet over een nationaal elektronisch vergunningensysteem beschikt, de mogelijkheid om het systeem zodanig te programmeren dat landen het kunnen gebruiken terwijl hun nationale systemen zullen worden doorgelicht; |
— |
uitrol van het elektronische systeem van het MCTA als proeffase, met opleiding van de nationale autoriteiten, en met uitvoering van de nodige correcties; |
— |
upgrade van de virtuele gemeenschap voor informatie-uitwisseling, die tijdens fase I is ontwikkeld, om een kennisplatform over vuurwapens voor het halfrond te worden, met functies zoals i) de automatische indiening en tracering van gegevens over het wapencontrolesysteem en de stand van zaken omtrent de uitvoering van het Cifta; ii) een register van nationale autoriteiten, en iii) een dashboard om de status en de volledigheid van het wapencontrolesysteem te visualiseren; |
— |
actualisering en uitbreiding van de software voor inventariscontrole van SALW en munitie naar landen in de regio die baat kunnen hebben bij deze tijdens fase I ontwikkelde IT-oplossing. |
Output
— |
Het elektronisch systeem voor het regionaal communicatiemechanisme betreffende de legale overdracht van vuurwapens en munitie (MCTA) wordt bij wijze van proef in vijf landen geprogrammeerd en ingevoerd; |
— |
de software voor inventariscontrole van SALW en munitie wordt verbeterd, op basis van feedback van de gebruikers, en wordt in ten minste vier andere landen toegepast; |
— |
er wordt een kennisplatform over vuurwapens voor het halfrond ontwikkeld, met de registratie van contactpunten van ten minste 15 landen voor ten minste 15 landen; |
— |
halfjaarlijkse bijeenkomsten van de nationale contactpunten om dialoog en samenwerking aan te moedigen. |
Doelstelling 4: Gemeenschappen weerbaarder maken tegen vuurwapengeweld en de toegang tot illegale en/of ongewenste vuurwapens beperken
Activiteiten
— |
Uitbreiding van de methodologie van het Oasis-programma tot ten minste een andere gemeenschap die sterk te lijden heeft onder vuurwapengeweld. Oasis streeft ernaar maatschappelijk verantwoord gedrag te bevorderen in gemeenschappen die sterk te lijden hebben onder vuurwapengeweld; het omvat een eerste beoordeling van de gemeenschap en de beschikbare mechanismen om geweld te voorkomen en slachtoffers bij te staan. Het programma voorziet in dagelijkse buitenschoolse activiteiten voor risicojongeren en opleidingen voor lokale multistakeholders in de gemeenschappen op het gebied van geweldpreventie en slachtofferhulp; |
— |
oprichting van een op de gemeenschap gebaseerd referentiecentrum voor de bijstand aan slachtoffers, families en getuigen van geweld en misdrijven die met vuurwapens zijn gepleegd, teneinde de geweldspiraal te doorbreken; |
— |
ontwikkeling van een regionaal onderwijsopleidingsprogramma om gendergeweld te voorkomen en aan te pakken; |
— |
ontwikkeling en uitvoering van ten minste twee wapeninzamelingscampagnes in gemeenschappen, met inbegrip van onderwijsstrategieën om de bevolking bewust te maken en de vrijwillige inlevering van wapens aan te moedigen. De campagnes zullen de nadruk leggen op het verband tussen gendergeweld en misbruik van vuurwapens, aangezien de meeste slachtoffers van gendergeweld met vuurwapens worden bedreigd of vermoord (5); |
— |
steun voor nationale en lokale autoriteiten bij het verzamelen, opslaan, vervoeren en vernietigen van verzamelde SALW en munitie. Dit gebeurt in coördinatie met de activiteiten in het kader van doelstelling 2 van het project om de middelen te optimaliseren. |
Output
— |
Het verbeteren van de capaciteit van ten minste twee hotspotgemeenschappen om risicojongeren te ondersteunen, slachtoffers en overlevenden bij te staan en vuurwapengeweld te voorkomen; |
— |
het verbeteren van de levensvaardigheden van ten minste 160 leerlingen uit twee hotspotgemeenschappen door opleiding en dagelijkse naschoolse activiteiten; |
— |
het opleiden van ten minste 150 beleidsmakers, overheidsfunctionarissen, dienstverleners, gemeenschapsleiders, leraren, ouders en het maatschappelijk middenveld op het gebied van preventie en onderbreking van gendergeweld en bijstand aan slachtoffers; |
— |
het oprichten en operationeel maken van een referentiecentrum voor overlevenden van geweld, families en getuigen; |
— |
het ontwikkelen en uitvoeren van ten minste twee wapeninzamelingscampagnes in gemeenschappen. |
Doelstelling 5: Een Midden-Amerikaanse routekaart inzake vuurwapens ontwikkelen om de landen uit te rusten met een praktisch en beheersinstrument door middel van een regionale, gecoördineerde en onderbouwde aanpak
Activiteiten
— |
Uitwerking van een methodologie voor de ontwikkeling van de Midden-Amerikaanse routekaart, in overleg met deskundigen op dit gebied en met de goedkeuring van de landen; |
— |
ontwikkeling van een behoefteanalyse, in overleg met de regeringen van Midden-Amerika; |
— |
ontwikkeling van een ontwerp van de Midden-Amerikaanse routekaart inzake vuurwapens, rekening houdend met de behoeftenanalyse, internationale juridische kaders en goede praktijken; |
— |
goedkeuring van de ontwerproutekaart door middel van een overlegronde met landen en belanghebbenden, en |
— |
externe communicatie en contacten om partners te mobiliseren ter ondersteuning van de uitvoering van de Midden-Amerikaanse routekaart inzake vuurwapens. |
Output
— |
Het samen met de belanghebbenden opstellen en goedkeuren van de methodologie voor de ontwikkeling van een routekaart; |
— |
het ontwikkelen van de behoeftenanalyse om de belangrijkste bedreigingen, lacunes, kwetsbaarheden en prioriteiten van de Midden-Amerikaanse landen vast te stellen; |
— |
het organiseren van twee workshops voor het verzamelen van input en feedback over het ontwerp van de Midden-Amerikaanse routekaart inzake vuurwapens, waaraan wordt deelgenomen door nationale autoriteiten en organisaties die op dit gebied actief zijn; |
— |
het ontwikkelen, en voorleggen aan landen in de regio, van de Midden-Amerikaanse routekaart; |
— |
het ontwikkelen van een communicatiecampagne om de Midden-Amerikaanse routekaart inzake vuurwapens te verspreiden, de politieke goedkeuring ervan te verkrijgen en de steun van partners voor de uitvoering ervan te vergaren. |
5. Looptijd
De totale duur van de uitgebreide regionale fase II wordt op 36 maanden geraamd.
6. Technische uitvoeringsinstantie
De technische uitvoering van dit programma wordt toevertrouwd aan de afdeling openbare veiligheid van het secretariaat-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (DPS/OAS). De DPS/OAS heeft een gunstige positie om de landen van Amerika te ondersteunen, gezien zijn dubbele rol van technisch co-secretariaat van het Cifta en technisch en operationeel orgaan van de OAS op dit gebied. In deze hoedanigheid heeft de DPS/OAS projecten en programma's uitgevoerd ter ondersteuning van de lidstaten van de OAS bij het nakomen van hun verplichtingen om hun vuurwapenvoorraden te beveiligen, om wetgevende maatregelen te nemen met het oog op de strafbaarstelling van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens in het nationale recht, om te eisen dat vuurwapens worden gemarkeerd en om met andere partijen bij het Cifta informatie uit te wisselen met betrekking tot het traceren van informatie en patronen inzake illegale handel. Geen enkele andere regionale of subregionale organisatie die in heel Amerika actief is, heeft voldoende politieke invloed, technische deskundigheid en geografische reikwijdte om alle Amerikaanse staten te ondersteunen en bij te staan.
In fase II zal de DPS/OAS ook tijdens de uitvoering van het project de coördinatie en samenwerking met andere instellingen en organisaties voortzetten. De DPS/OAS heeft een aantal van hen in fase I betrokken en verwacht dat zij zullen blijven samenwerken aan specifieke kwesties ter bevordering van het initiatief in de regio, waaronder het “Regional Centre for Peace, Disarmament and Development in Latin America and the Caribbean” (UN-LiREC), het “Caribbean Community Implementation Agency for Crime and Security”, het “Inter-American Defence Board”, het adviesteam munitiebeheer (AMAT) van het “International Centre for Humanitarian Demining” (GICHD) van Genève, de “Golden West Humanitarian Foundation”, Interpol, het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en het “Humanitarian Demining Training Center” van het Amerikaanse Ministerie van Defensie. De DPS wil nauwe betrekkingen tot stand brengen met al deze andere entiteiten die ook in het veld actief zijn om zoveel mogelijk voordelen uit de actie te halen door gebruik te maken van de complementaire deskundigheid van de organisaties. Met name tijdens fase II zal de DPS/OAS tot doel hebben de samenwerking met subregionale organisaties, zoals Caricom-Impacs en SICA (Centraal-Amerikaans Integratiesysteem), te versterken om de uitvoering van de Caribische routekaart inzake vuurwapens te ondersteunen en de ontwikkeling van de Midden-Amerikaanse routekaart inzake vuurwapens te coördineren.
7. Relevantie
A. “Wapens beveiligen, burgers beschermen”: EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens (SALW), en munitie daarvoor, aangenomen door de Raad op 19 november 2018
De doelstellingen, activiteiten en verwachte resultaten van dit project zijn afgestemd op de doelstellingen en aanpak van de strategie van de Europese Unie “Wapens beveiligen, burgers beschermen”. In dat verband heeft de Raad van de Europese Unie besloten fase I van dit initiatief te financieren teneinde multilateralisme en synergie tussen de EU en de OAS te bevorderen om gewapend geweld en criminele activiteiten terug te dringen, en heeft hij de in de strategie vastgestelde prioriteiten nader bekeken. Fase II handhaaft in aansluiting hierop dit paradigma en deze aanpak en vormt een aanvulling op de wereldwijde inspanningen van de Europese Unie op dit gebied door het aanpakken van een regio die sterk te lijden heeft onder de verspreiding en buitensporige accumulatie van en handel in SALW.
In Fase II komen met name de volgende prioriteiten van de strategie aan de orde:
2.1. |
aanscherping van het normatieve kader: de activiteiten van doelstelling 1 moeten ervoor zorgen dat de landen hun wetgeving aan de internationale normen aanpassen en over instrumenten beschikken om de uitvoering van de verdragen te verbeteren; |
2.2.2. |
controles op de uitvoer van vuurwapens en munitie daarvoor: de ontwikkeling van het elektronische instrument van de MCTA, in doelstelling 3, wijst op het belang van controle op de legale handel om omleiding naar de illegale markt te voorkomen; |
2.2.3. |
veilig beheer van SALW- en munitievoorraden: doelstelling 2 omvat een reeks activiteiten die gericht zijn op PSSM, waaronder de opleiding van ambtenaren en technische en materiële bijstand voor de verbetering van praktijken en faciliteiten, overeenkomstig de internationale normen voor Mosaics en IATG's; |
2.2.4. |
verantwoorde verwijdering van SALW en munitie daarvoor: doelstelling 2 omvat opleiding, materiële bijstand, toezicht en certificering van de vernietigingsprocessen van vuurwapens en munitie voor landen die dat nodig hebben; |
2.2.5. |
horizontale acties: doelstelling 3 omvat een reeks IT-oplossingen en -instrumenten om samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de landen van de regio te bevorderen. |
Om het effect van die activiteiten te maximaliseren, zal de DPS/OAS aanvullende activiteiten ondersteunen, waaronder het verminderen van de vraag naar vuurwapens door het uitvoeren van preventieacties, evenals inzamelingsprogramma's, en de ontwikkeling van een Midden-Amerikaanse routekaart, als concreet instrument om de inspanningen in deze regio te coördineren en te verbeteren.
B. Besluit 2011/428/GBVB van de Raad van de EU van 18 juli 2011 betreffende de ondersteuning van de werkzaamheden van het VN-Bureau voor ontwapeningszaken ter uitvoering van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (6)
Met het besluit van de Raad worden drie hoofddoelstellingen nagestreefd: 1) de uitvoering van het actieprogramma van de VN ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten, zowel op mondiaal als op regionaal niveau; 2) steun voor de uitvoering van het internationaal traceringsinstrument (ITI), en 3) steun voor de ontwikkeling en uitvoering van de technische richtsnoeren van de VN voor het beheer van munitievoorraden.
Elk van deze doelstellingen is in overeenstemming met de algemene doelstellingen van de specifieke bepalingen van het Inter-Amerikaans Verdrag ter bestrijding van de illegale productie van en handel in vuurwapens, munitie, explosieven en aanverwant materiaal (Cifta) en de bijbehorende acties. Het Cifta bevat verscheidene verplichte aanbevelingen aan de staten die partij zijn, waaronder de vaststelling van rechtsmacht voor strafbare feiten; de verplichte markering van vuurwapens; het bijhouden van registers voor tracering; betere controles op overdrachten, en grensoverschrijdende samenwerking. De Cifta-actie 2018-2022 versterkt de doelstellingen van de Cifta-staten op deze gebieden, in overeenstemming met het VN-actieprogramma en het Protocol tegen de illegale productie van en handel in vuurwapens, hun onderdelen en componenten, en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.
Het DPS/OAS blijft operationele programma's uitvoeren om landen te ondersteunen bij het opbouwen van hun capaciteit om hun verplichtingen uit hoofde van het Cifta na te komen. Fase II was bedoeld om deze hulp voort te zetten, rekening houdend met de prioriteiten die door de Cifta-staten zijn vastgelegd in de acties voor 2018-2022, met name: 1) markeren en traceren van vuurwapens; 2) invoer en uitvoer; 3) wetgevingsmaatregelen, en 4) beheer en vernietiging van voorraden.
8. Verslaglegging
De DPS/OAS zal geregeld verslagen opstellen, in overeenstemming met de overeengekomen delegatieovereenkomst.
9. Totale kosten
De totale financiering die van de EU wordt gevraagd voor de uitvoering van fase II, bedraagt ongeveer 4,2 miljoen EUR. Het secretariaat-generaal van de OAS zal bijdragen in natura leveren voor de uitvoering van het programma en zal andere steun in natura zoeken (zoals die welke de Spaanse regering in fase I heeft verstrekt).
(1) UNODC, Global Study on Homicide, 2019; https://www.unodc.org/unodc/en/data-and-analysis/global-study-on-homicide.html
(2) Ibidem.
(3) Volgens de Global Study of Firearms Trafficking is 80 % van de illegale handel in vuurwapens bestemd voor Midden- en Zuid-Amerika en West-Azië (UNODC, 2020).
(4) Van 2007 tot en met 2015 heeft de DPS/OAS initiatieven uitgevoerd van het Program of Assistance for Control of Arms and Munitions (Pacam) in de regio. De 25 OAS-lidstaten hebben baat gehad bij deze initiatieven: in de hele regio werden meer dan 290 000 vuurwapens gemarkeerd, en ook nog 60 000 wapens en meer dan 1 700 ton munitie vernietigd.
(5) https://unoda-web.s3.amazonaws.com/wp-content/uploads/2019/07/MOSAIC-06.10-2017EV1.0.pdf
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/50 |
BESLUIT (GBVB) 2022/848 VAN DE RAAD
van 30 mei 2022
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2020/1464 over de bevordering van doeltreffende controle op de wapenuitvoer
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 12 oktober 2020 Besluit (GBVB) 2020/1464 (1) vastgesteld. |
(2) |
Besluit (GBVB) 2020/1464 voorziet voor de in artikel 1 van dat besluit bedoelde activiteiten in een uitvoeringsperiode van 24 maanden, te rekenen vanaf de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, van dat besluit bedoelde financieringsovereenkomst. |
(3) |
Op 9 februari 2022 heeft het Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA), in zijn hoedanigheid van uitvoerend agentschap, de toestemming van de Unie gevraagd om de periode voor de uitvoering van Besluit (GBVB) 2020/1464 te verlengen tot 36 maanden, namelijk tot 30 november 2023, wegens problemen als gevolg van de aanhoudende COVID-19-pandemie. |
(4) |
Het BAFA verzoekt ook om een extra conferentie voor partnerlanden met geavanceerde uitvoercontrolesystemen en een extra evenement voor tussentijdse evaluatie. |
(5) |
De in artikel 1 van Besluit (GBVB) 2020/1464 bedoelde activiteiten, met inbegrip van de twee aanvullende activiteiten die bij dit besluit van de Raad worden toegevoegd, kunnen tot en met 30 november 2023 zonder gevolgen voor de financiële middelen worden voortgezet. |
(6) |
Artikel 5 van Besluit (GBVB) 2020/1464 en de onderdelen 5.2.5, 5.2.6 en deel 10 van de bijlage bij dat besluit moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2020/1464 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5 wordt vervangen door: “Artikel 5 Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan en verstrijkt op 30 november 2023.”. |
2) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
C. COLONNA
(1) Besluit (GBVB) 2020/1464 van de Raad van 12 oktober 2020 over de bevordering van doeltreffende controle op de wapenuitvoer (PB L 335 van 13.10.2020, blz. 3).
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/52 |
BESLUIT (GBVB) 2022/849 VAN DE RAAD
van 30 mei 2022
tot wijziging van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 31 mei 2013 Besluit 2013/255/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 27 mei 2021 Besluit (GBVB) 2021/855 (2) vastgesteld, waarbij de in Besluit 2013/255/GBVB vastgestelde beperkende maatregelen werden verlengd tot en met 1 juni 2022. |
(3) |
Op basis van een evaluatie van Besluit 2013/255/GBVB moeten de daarin vervatte beperkende maatregelen worden verlengd tot en met 1 juni 2023. |
(4) |
De vermeldingen betreffende 18 natuurlijke personen en 13 entiteiten in de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB moeten worden geactualiseerd en gewijzigd. |
(5) |
De vermeldingen betreffende twee overleden personen moeten worden geschrapt van de lijst in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB. |
(6) |
De vermelding betreffende één persoon moet worden geschrapt uit de lijst in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB naar aanleiding van een arrest van het Gerecht van 16 maart 2022. |
(7) |
Besluit 2013/255/GBVB moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2013/255/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel wordt vervangen door: “Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië”. |
2) |
Artikel 34 wordt vervangen door: “Artikel 34 Dit besluit is van toepassing tot en met 1 juni 2023. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”. |
3) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
C. COLONNA
(1) Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14).
(2) Besluit (GBVB) 2021/855 van de Raad van 27 mei 2021 tot wijziging van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 188 van 28.5.2021, blz. 90).
BIJLAGE
Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In afdeling A (Personen) worden de volgende vermeldingen geschrapt:
|
2) |
In afdeling A (Personen) vervangen de volgende vermeldingen de overeenkomstige vermeldingen in de lijst:
|
3) |
In afdeling B (Entiteiten) vervangen de volgende vermeldingen de overeenkomstige vermeldingen in de lijst:
|