ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 41

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
22 februari 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/244 van de Commissie van 24 september 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van het bedrag van de totale marge voor de berekening van de K-factor verleende clearingmarge (K-CMG) ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/245 van de Commissie van 13 december 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 wat betreft de begeleidende educatieve maatregelen en de selectie en erkenning van steunaanvragers

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/246 van de Commissie van 13 december 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 wat betreft de steunaanvragen, de betaling van de steun en de controles ter plaatse

8

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/247 van de Commissie van 14 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gegevens over nieuwe zware bedrijfsvoertuigen die moeten worden gemonitord en gerapporteerd door de lidstaten en door de fabrikanten en wat betreft de rapporteringsprocedure ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/248 van de Commissie van 15 februari 2022 tot registratie van een geografische aanduiding van een gedistilleerde drank op grond van artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad Pregler/Osttiroler Pregler

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/249 van de Commissie van 18 februari 2022 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan ( 1 )

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/250 van de Commissie van 21 februari 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wat betreft de toevoeging van een nieuw model van diergezondheids-/officieel certificaat voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten is toegestaan ( 1 )

19

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2022/251 van de Raad van 21 februari 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/907 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

31

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/252 van de Commissie van 21 februari 2022 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 teneinde de testvoorschriften die moeten worden toegepast voor een in de transmissiebehuizing geïntegreerde efficiënte motor-generator van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter te specificeren ( 1 )

33

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Aanbeveling Nr. 1/2022 van het Gemengd Comité EU-PLO van 31 januari 2022 tot goedkeuring van de verlenging van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit [2022/253]

36

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen ( PB L 328 van 21.12.2018 )

37

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/244 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van het bedrag van de totale marge voor de berekening van de K-factor “verleende clearingmarge” (K-CMG)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (1), en met name artikel 23, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het oog op de nadere bepaling van de berekening van het bedrag van de “totale vereiste marge” bedoeld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033, en met het oog op meer duidelijkheid en consistentie met betrekking tot de componenten ervan, moet worden verduidelijkt dat het bedrag van de totale vereiste marge alle door het clearinglid vereiste zekerheden omvat op basis van zijn margemodel.

(2)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033 wordt voor de berekening van K-CMG de totale op dagelijkse basis vereiste marge gebruikt. Wanneer clearingleden hun vereiste marge binnen één dag aanpassen, resulteert dit in meer dan één margeopvraging binnen dezelfde dag. Om onzekerheid te voorkomen over welke van die margevereisten moet worden gebruikt en aangezien voor de berekening van K-CMG het op twee na hoogste bedrag gedurende een periode van drie maanden moet worden gebruikt, moet nader worden bepaald dat het dagelijkse bedrag van de vereiste marge het hoogste van die margevereisten van een bepaalde dag moet zijn.

(3)

Beleggingsondernemingen mogen gebruikmaken van de clearingdiensten van verschillende clearingleden. Voor posities waarvoor K-CMG wordt toegepast, moet de bepaling van het bedrag van de totale van de beleggingsonderneming vereiste marge alomvattend zijn en de volledige marge omvatten die door alle clearingleden wordt vereist. Wanneer een beleggingsonderneming K-CMG gebruikt voor posities die door verschillende clearingleden moeten worden gecleard, moet CMG derhalve worden berekend als de som van de voor alle clearingleden vereiste marges. Een beleggingsonderneming moet dus eerst het totale dagelijkse bedrag van vereiste marge berekenen als de som van de totale door alle clearingleden vereiste marge, alvorens het op twee na hoogste bedrag te bepalen van de totale op dagelijkse basis vereiste marges, zoals vereist bij artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033.

(4)

Voor toepassing van K-CMG op portefeuillebasis, waarbij de clearing of de margeopvraging voor de volledige portefeuille geldt, moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 23, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033. Een portefeuille van geclearde posities die aan één tradingafdeling is toegewezen, kan daarom gebruikmaken van K-CMG, terwijl tegelijkertijd een portefeuille van geclearde posities die aan een andere tradingafdeling is toegewezen, gebruik kan maken van de K-factor voor “nettopositierisico” (K-NPR). Om arbitrage te voorkomen, moet het gebruik van K-CMG en K-NPR in alle tradingafdelingen consistent zijn. Daarom moet voor tradingafdelingen die qua bedrijfsstrategie en handelsportefeuilleposities vergelijkbaar zijn, dezelfde benadering worden gevolgd.

(5)

Voor de beoordeling op grond van artikel 23, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2019/2033 moet van de bevoegde autoriteit worden verlangd dat zij beoordeelt of de K-CMG-benadering passend is in die zin dat deze het risicoprofiel van de handelsportefeuilleposities van de beleggingsonderneming weerspiegelt. Een beleggingsonderneming moet worden verplicht haar eigen risicobeoordeling regelmatig te vergelijken met de door clearingleden vereiste marges, teneinde te beoordelen of deze marges nog steeds een goede indicator zijn van het niveau van het marktrisico van de beleggingsonderneming. Op het moment van beoordeling door de bevoegde autoriteit moet de beleggingsonderneming een vergelijking maken tussen de kapitaalvereisten uit hoofde van K-NPR en K-CMG en moet zij aan de bevoegde autoriteit het verschil tussen die kapitaalvereisten naar behoren kunnen rechtvaardigen. Een beoordeling door de bevoegde autoriteit mag alleen positief zijn als aan al deze voorwaarden is voldaan. De bevoegde autoriteit moet er met name voor zorgen dat de beleggingsonderneming in staat is het verschil tussen de resultaten van beide methoden, K-NPR en K-CMG, te monitoren en afdoende te rechtvaardigen, vooral in geval van grote variaties in de vereiste marges.

(6)

Een hoge frequentie van wisselen tussen het gebruik van K-NPR en K-CMG is een sterke indicator van mogelijk onevenredig of ongezond gebruik van eigenvermogensvereisten. Regelgevingsarbitrage kan worden voorkomen door de frequentie van het wisselen van posities tussen het gebruik van K-NPR en K-CMG te beperken. Een verplichting voor een tradingafdeling om gedurende ten minste twee jaar onafgebroken gebruik te maken van een van de twee methoden zou evenredig zijn om het risico van regelgevingsarbitrage aan te pakken. In uitzonderlijke gevallen (bv. een bedrijfsherstructurering) waarbij een tradingafdeling zodanig verandert dat zij als een andere tradingafdeling kan worden beschouwd, moet de bevoegde autoriteit een beleggingsonderneming echter toestaan om binnen die periode van twee jaar van methode te veranderen.

(7)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) bij de Commissie heeft ingediend.

(8)

De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over het ontwerp van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten ervan geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdersgroep bankwezen (2) ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Berekening van het bedrag van de totale vereiste marge

1.   Het bedrag van de in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033 bedoelde totale marge is het vereiste bedrag aan zekerheden dat de initiële marge, variatiemarges en andere zekerheden omvat, zoals het clearinglid op basis van zijn margemodel vereist van de beleggingsonderneming voor de tradingafdelingen die K-CMG gebruiken. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “tradingafdeling” een tradingafdeling verstaan als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 144), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).

2.   Indien het clearinglid geen onderscheid maakt tussen marges die vereist voor de tradingafdeling waarvoor K-CMG geldt en marges die vereist zijn voor andere tradingafdelingen, beschouwt de beleggingsonderneming het totaal van de voor alle tradingafdelingen vereiste marges als marges uit hoofde van lid 1.

3.   Door de beleggingsonderneming aan het clearinglid betaalde vergoedingen voor het gebruik van zijn clearingliddiensten worden niet beschouwd als marges in de zin van lid 1.

4.   Indien het clearinglid de totale vereiste marge meer dan eenmaal per dag actualiseert, is de totale vereiste marge van die dag het hoogste van de bedragen van de totale door het clearinglid in de loop van die dag vereiste marges.

5.   Indien een beleggingsonderneming voor de tradingafdeling waarvoor K-CMG wordt gebruikt een beroep doet op de diensten van meer dan één clearinglid, wordt het bedrag van de in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033 bedoelde totale marge dagelijks berekend door de bedragen van de door elk clearinglid vereiste marges op te tellen zoals bepaald in lid 1 van dit artikel.

Artikel 2

Voorkoming van arbitrage

1.   Aan het vereiste van artikel 23, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2019/2033 is voldaan wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

wanneer de beleggingsonderneming K-CMG-kapitaalvereisten berekent voor een portefeuille van geclearde posities die aan één tradingafdeling zijn toegewezen, past zij dezelfde methode toe op alle posities van die tradingafdeling gedurende een ononderbroken periode van ten minste 24 maanden, tenzij de bedrijfsstrategie of de bedrijfsactiviteiten van de groep handelaren van die tradingafdeling zodanig zijn veranderd dat zij als een andere tradingafdeling kan worden beschouwd;

b)

de beleggingsonderneming gebruikt consistent K-CMG voor tradingafdelingen die qua bedrijfsstrategie en handelsportefeuilleposities vergelijkbaar zijn;

c)

de beleggingsonderneming beschikt over beleidslijnen en procedures die aantonen dat de keuze van de portefeuille(s) waarop K-CMG van toepassing is, de risico’s van de handelsportefeuilleposities van de beleggingsonderneming weerspiegelt, met inbegrip van de verwachte aanhoudingsperioden, de toegepaste handelsstrategieën en de tijd die nodig kan zijn om de risico’s van haar handelsportefeuilleposities af te dekken of te beheren;

d)

de beleggingsonderneming beschikt over beleidslijnen en procedures die haar in staat stellen de op basis van K-CMG berekende kapitaalvereisten te vergelijken met de op basis van K-NPR berekende kapitaalvereisten, en om in elk van de volgende gevallen elk verschil daartussen afdoende te motiveren, rekening houdend met de in lid 2 genoemde factoren:

i)

wanneer een wijziging in de bedrijfsstrategie van een tradingafdeling resulteert in een verandering van 20 % of meer in de kapitaalvereisten voor die tradingafdeling op basis van de K-CMG-benadering;

ii)

indien een wijziging in het margemodel van het clearinglid resulteert in een verandering in de vereiste marges van 10 % of meer voor dezelfde portefeuille van onderliggende posities voor een tradingafdeling;

e)

de beleggingsonderneming maakt gebruik van de uitkomst van de K-CMG-berekening in haar kader voor risicobeheer en vergelijkt regelmatig de resultaten van haar eigen risicobeoordeling met de door clearingleden vereiste marges;

f)

de beleggingsonderneming heeft de op basis van K-CMG berekende kapitaalvereisten vergeleken met de op basis van K-NPR berekende kapitaalvereisten voor elke tradingdesk op het punt van de beoordeling door de bevoegde autoriteit, en heeft de bevoegde autoriteit een passende rechtvaardiging verstrekt van elk verschil tussen deze vereisten, rekening houdend met de in lid 2 genoemde factoren.

2.   Voor de toepassing van lid 1, punten d) en f), houdt de bevoegde autoriteit bij haar beoordeling of het verschil in kapitaalvereisten berekend bij toepassing van K-CMG en K-NPR gerechtvaardigd is rekening met de volgende factoren:

a)

de verwijzing naar de relevante handelsstrategieën;

b)

het eigen kader voor risicobeheer van de beleggingsonderneming;

c)

het niveau van de totale eigenvermogensvereisten van de beleggingsonderneming berekend overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2033;

d)

de resultaten van het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder, indien beschikbaar.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(3)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/5


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/245 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2021

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 wat betreft de begeleidende educatieve maatregelen en de selectie en erkenning van steunaanvragers

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 24, lid 1, punten b) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 van de Commissie (2) zijn de voorwaarden vastgesteld voor het ontwerp en de toepassing van de begeleidende educatieve maatregelen waarin de lidstaten op grond van artikel 23, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten voorzien. Omwille van de rechtszekerheid moet een niet-uitputtende lijst worden vastgesteld van activiteiten die mogen worden uitgevoerd als onderdeel van de begeleidende educatieve maatregelen in het kader van de schoolregeling, ook wanneer geen steun van de Unie wordt gevraagd. Ook moet worden verduidelijkt dat de lidstaten, om de schoolregeling doeltreffend te maken, ervoor moeten zorgen dat de begeleidende educatieve maatregelen ter ondersteuning van de distributie van schoolgroenten en -fruit en schoolmelk ten goede komen aan alle kinderen die aan de schoolregeling deelnemen. Dat vereiste doet geen afbreuk aan de autonomie die aan de onderwijsinstellingen in de lidstaten wordt toegekend overeenkomstig de verdeling van de bevoegdheden en de strategie voor de uitvoering van de schoolregeling in de betrokken lidstaten.

(2)

In artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 zijn de algemene voorwaarden voor de selectie van steunaanvragers vastgesteld. Bij de selectie van steunaanvragers kunnen voor de lidstaten, of ze nu op nationaal, regionaal of lokaal niveau optreden, nationale of Unieregels inzake openbare aanbestedingen gelden. Omwille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat de lidstaten moeten waarborgen dat de toepasselijke regels inzake openbare aanbestedingen worden nageleefd.

(3)

In artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 zijn de voorwaarden voor de erkenning van steunaanvragers bepaald, waarbij is vastgesteld welke schriftelijke verbintenissen de aanvragers moeten aangaan. Lid 2 van dat artikel voorziet in een aanvullende schriftelijke verbintenis voor steunaanvragen die enkel betrekking hebben op de verstrekking en/of distributie van producten. Die verbintenis is echter ook relevant voor steunaanvragen waarin de verstrekking en/of distributie van producten wordt gecombineerd met educatieve maatregelen. Lid 3 van dat artikel betreft steunaanvragen die enkel betrekking hebben op begeleidende educatieve maatregelen. In dat lid is bepaald dat de bevoegde autoriteiten de steunaanvragers kunnen verplichten aanvullende schriftelijke verbintenissen aan te gaan. Dat moet echter voor alle steunaanvragers mogelijk zijn. Derhalve moet artikel 6 van die verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd. Om de lidstaten voldoende tijd te geven om de procedures voor de erkenning van steunaanvragers aan te passen, is het passend te bepalen dat de wijziging van de voorwaarden voor de erkenning van steunaanvragers pas vanaf het schooljaar 2022/2023 van toepassing is.

(4)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1.   De in artikel 23, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde begeleidende educatieve maatregelen moeten rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van de schoolregeling: de consumptie van geselecteerde landbouwproducten bevorderen en gezondere eetgewoonten aanleren.

Zij zijn erop gericht om kinderen opnieuw in contact te brengen met de landbouw en de verscheidenheid aan landbouwproducten van de Unie, en in het bijzonder die welke in hun eigen streek worden geproduceerd, en om kinderen voor te lichten over aanverwante kwesties, zoals gezonde eetgewoonten en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid, nationale voedingsadviezen, lokale voedselketens, biologische landbouw, duurzame voedselproductie en -consumptie en de bestrijding van voedselverspilling; en kunnen activiteiten omvatten zoals:

a)

bezoeken aan landbouwbedrijven, fruitkwekerijen, producentenorganisaties, zuivelfabrieken, boerenmarkten, sorterings- en verpakkingsbedrijven voor groenten en fruit, landbouwmusea en andere soortgelijke activiteiten;

b)

het aanleggen en onderhouden van een schoolmoestuin of -boomgaard;

c)

voedselbereiding, kooklessen en proeverijen, workshops, practica en andere soortgelijke activiteiten;

d)

lessen, seminars, conferenties, workshops en andere soortgelijke activiteiten;

e)

lesmateriaal, wedstrijden, spelletjes, educatieve quizzen, themadagen of -weken en andere soortgelijke activiteiten.

Indien de begeleidende educatieve maatregelen ook betrekking hebben op andere dan de in artikel 23, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde landbouwproducten, kunnen deze andere producten in het kader van de maatregelen worden geproefd.

2.   De lidstaten zien erop toe dat alle kinderen die bij de schoolregeling betrokken zijn, kunnen deelnemen aan begeleidende educatieve maatregelen.

Wanneer in educatieve maatregelen die rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van de schoolregeling, wordt voorzien in onderwijsinstellingen als onderdeel van het reguliere onderwijsprogramma of andere beleidsmaatregelen of programma’s, kunnen de lidstaten besluiten de maatregelen in aanmerking te nemen voor de toepassing van de eerste alinea.

De begeleidende educatieve maatregelen kunnen worden opgezet en uitgevoerd op nationaal, regionaal of lokaal niveau of op het niveau van de onderwijsinstellingen, overeenkomstig de verdeling van de bevoegdheden van de lidstaten en hun strategie voor de uitvoering van de schoolregeling. De lidstaten zorgen ervoor dat de onderwijsinstellingen die aan de regeling deelnemen, naar behoren worden geïnformeerd over het bestaande systeem voor begeleidende educatieve maatregelen en over de beschikbare materialen en instrumenten.”.

2)

Aan artikel 5, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Bij de selectie van steunaanvragers zien de lidstaten erop toe dat het toepasselijke recht, met inbegrip van de regels inzake openbare aanbestedingen, wordt nageleefd.”.

3)

Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

Voorwaarden voor de erkenning van steunaanvragers

1.   De steunaanvragers worden erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de onderwijsinstelling waaraan de producten worden verstrekt en/of gedistribueerd, zich bevindt. De erkenning wordt uitsluitend verleend als de aanvragers zich er schriftelijk toe verbinden:

a)

ervoor te zorgen dat de producten die de Unie in het kader van de schoolregeling financiert, beschikbaar worden gesteld voor consumptie door de kinderen in de onderwijsinstelling(en) waarvoor steun wordt aangevraagd;

b)

de toegewezen steun te gebruiken voor begeleidende educatieve maatregelen, monitoring, evaluatie of publiciteits overeenkomstig de doelstellingen van de schoolregeling en, wanneer de begeleidende educatieve maatregelen betrekking hebben op gezondheids- en voedingskwesties, overeenkomstig de nationale gezondheidsadviezen en voedingsadviezen voor de betrokken leeftijdsgroep;

c)

ten onrechte betaalde steun voor de betrokken hoeveelheden terug te betalen wanneer is geconstateerd dat de producten niet aan de kinderen zijn gedistribueerd of niet in aanmerking komen voor Uniesteun;

d)

ten onrechte betaalde steun voor begeleidende educatieve maatregelen, monitoring, evaluatie of publiciteit terug te betalen wanneer is geconstateerd dat deze maatregelen of activiteiten niet correct zijn uitgevoerd;

e)

bewijsstukken ter beschikking van de bevoegde autoriteit te stellen wanneer deze daarom verzoekt;

f)

alle door de bevoegde autoriteit noodzakelijk geachte controles, met name de verificatie van de boekhouding en fysieke inspecties, toe te laten;

g)

wanneer de aanvrager geen onderwijsinstelling is, een boekhouding te voeren met daarin de naam en het adres van de onderwijsinstellingen of -instanties die hun producten ontvangen, alsmede de hoeveelheden verkochte of verstrekte specifieke producten.

De bevoegde autoriteiten kunnen de steunaanvragers verplichten aanvullende schriftelijke verbintenissen aan te gaan.

Wanneer steun wordt aangevraagd voor activiteiten die zullen worden uitgevoerd na openbare aanbestedingsprocedures, kunnen de lidstaten de erkenning als verleend beschouwen wanneer de in de eerste en tweede alinea beschreven verbintenissen deel uitmaken van de voorwaarden voor deelname aan de openbare aanbestedingsprocedures.

2.   Voor aanvragers van steun die enkel betrekking heeft op de verstrekking en/of distributie van producten, is lid 1, punten b) en d), niet van toepassing.

3.   Voor aanvragers van steun die enkel betrekking heeft op begeleidende educatieve maatregelen, is lid 1, punten a), c) en g), niet van toepassing.

4.   Voor aanvragers van steun die enkel betrekking heeft op monitoring, evaluatie en publiciteit, is lid 1, punten a), c) en g), niet van toepassing.

5.   De lidstaten kunnen de erkenningen die in het kader van de schoolfruit- en schoolgroentenregeling en/of de schoolmelkregeling overeenkomstig respectievelijk Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/247 en Verordening (EG) nr. 657/2008 zijn verleend, als geldig beschouwen indien de criteria en de voorwaarden niet gewijzigd zijn.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 3, is van toepassing op de steun vanaf het schooljaar 2022/2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 van de Commissie van 3 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot Uniesteun voor de verstrekking van groenten en fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (PB L 5 van 10.1.2017, blz. 11).


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/246 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 wat betreft de steunaanvragen, de betaling van de steun en de controles ter plaatse

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 25, punt b),

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 62, lid 2, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie (3) moeten de in de steunaanvragen gevraagde bedragen worden gestaafd met bewijsstukken waarop de prijs van de geleverde producten, materialen of diensten is vermeld, en met een ontvangst- of betalingsbewijs of een gelijkwaardig document. De prijs van de producten, materialen of diensten is niet relevant wanneer gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties en de verplichting tot vermelding ervan strookt niet met de doelstellingen van vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten van vereenvoudigde kostenopties. Bijgevolg moeten andere vereisten worden vastgesteld voor op kosten gebaseerde systemen en vereenvoudigde kostenopties.

(2)

In artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 zijn de voorwaarden voor de betaling van de steun vastgesteld. De vereiste bewijsstukken omvatten, in het geval van vereenvoudigde kostenopties, het betalingsbewijs voor de producten die zijn verstrekt en/of gedistribueerd en voor de materialen of diensten die zijn geleverd in het kader van de begeleidende educatieve maatregelen, monitoring-, evaluatie- of publiciteitsactiviteiten. Die bewijsstukken zijn echter niet vereist in het geval van op kosten gebaseerde systemen. Uit de ervaring die is opgedaan, is gebleken dat die vereiste niet relevant is voor de betaling van de steun, ongeacht of er gebruik wordt gemaakt van een op kosten gebaseerd systeem dan wel van een vereenvoudigde kostenoptie, en niet strookt met de doelstellingen van vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten door vereenvoudigde kostenopties. Derhalve moet deze vereiste worden geschrapt.

(3)

Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 worden de administratieve controles aangevuld met controles ter plaatse als het gaat om steun voor de verstrekking en de distributie van producten en voor begeleidende educatieve maatregelen. Artikel 10, lid 1, van die verordening bevat een niet-uitputtende lijst van verificaties die de controles ter plaatse moeten omvatten in het geval van steun voor de verstrekking en de distributie van producten. Gezien de opgedane ervaring en ter wille van de duidelijkheid moet deze niet-uitputtende lijst van uit te voeren verificaties worden aangevuld, zowel voor controles ter plaatse in het geval van steun voor de verstrekking en distributie van producten als voor begeleidende educatieve maatregelen.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:

“De lidstaten geven een nadere omschrijving van de documenten die ter staving van de steunaanvragen moeten worden ingediend. De in de steunaanvragen gevraagde bedragen worden gestaafd met bewijsstukken waarop het volgende is vermeld:

a)

de prijs van de geleverde producten, materialen of diensten, vergezeld van een ontvangst- of betalingsbewijs of een gelijkwaardig document, of

b)

als de lidstaat toestaat dat standaardschalen van eenheidskosten, forfaitaire financiering en/of vaste bedragen worden gebruikt, dat de hoeveelheden in het kader van de schoolregeling zijn geleverd en/of gedistribueerd.”.

2)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

“b)

als de lidstaat toestaat dat standaardschalen van eenheidskosten, forfaitaire financiering en/of vaste bedragen worden gebruikt, na overlegging van een bewijsstuk waaruit blijkt dat de hoeveelheden in het kader van de schoolregeling zijn geleverd en/of gedistribueerd.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Steun voor begeleidende educatieve maatregelen, monitoring, evaluatie en publiciteit wordt slechts betaald nadat het betrokken materiaal of de betrokken diensten zijn geleverd en na overlegging van de desbetreffende, door de bevoegde autoriteit vereiste bewijsstukken of, indien de lidstaat toestemming verleent voor het gebruik van standaardschalen van eenheidskosten, forfaitaire financiering en/of vaste bedragen, na overlegging van een bewijsstuk waaruit blijkt dat het materiaal of de diensten zijn geleverd.”.

3)

In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De controles ter plaatse omvatten met name een verificatie van:

a)

de in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 bedoelde boekhouding, door bevestiging en aanvulling van de administratieve controles met relevante documentatie, waaronder de financiële bescheiden, zoals aankoop- en verkoopfacturen, leveringsnota’s en bankafschriften of andere betalingsbewijzen, en de desbetreffende boekhoudingsbescheiden;

b)

het gebruik van de producten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 en de onderhavige verordening;

c)

de uitvoering van begeleidende educatieve maatregelen ter ondersteuning van de distributie van producten, wanneer de controle ter plaatse wordt verricht in de lokalen van de onderwijsinstelling of wanneer de controle ter plaatse betrekking heeft op steun die is aangevraagd voor begeleidende educatieve maatregelen;

d)

het gebruik van geschikte publiciteitsinstrumenten, wanneer de controle ter plaatse in de lokalen van de onderwijsinstelling wordt verricht.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie van 3 november 2016 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen (PB L 5 van 10.1.2017, blz. 1).


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/11


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/247 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gegevens over nieuwe zware bedrijfsvoertuigen die moeten worden gemonitord en gerapporteerd door de lidstaten en door de fabrikanten en wat betreft de rapporteringsprocedure

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende de monitoring en de rapportering van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen (1), en met name artikel 11, lid 1, punten a) en d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deel A van bijlage I bij Verordening (EU) 2018/956 voorziet in de specificatie van de door de lidstaten te monitoren en te rapporteren gegevens die betrekking hebben op nieuwe zware bedrijfsvoertuigen die voor het eerst in de Unie worden geregistreerd.

(2)

Om in een grondige analyse overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2018/956 te kunnen voorzien, moeten de lidstaten gegevens monitoren en rapporteren aan de hand waarvan op basis van het aantal aangedreven assen de assenconfiguratie van de gerapporteerde voertuigen kan worden bepaald. Die gegevens worden in punt 3 van het certificaat van overeenstemming van een nieuw geregistreerd zwaar bedrijfsvoertuig geregistreerd.

(3)

Aan de hand van die informatie kan de Commissie op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie vaststellen welke voertuigen binnen het toepassingsgebied van de door de fabrikanten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2018/956 gerapporteerde gegevens vallen, zonder dat er aanvullende uitwisselingen met fabrikanten nodig zijn.

(4)

Op basis van de ervaring die is opgedaan met het opstellen van het verslag voor de rapporteringsperiode van het jaar 2019 overeenkomstig artikel 10, en om in de komende jaren in een grondige analyse van de gerapporteerde gegevens te voorzien, moeten fabrikanten specifieke gegevens over het gedrag van afzonderlijke voertuigonderdelen tijdens het gebruik van de simulatietool rapporteren, zoals geregistreerd in het “sum exec”-gegevensbestand.

(5)

Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/956 bevat de monitoring- en rapporteringsprocedure.

(6)

Op basis van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van Verordening (EU) 2018/956 moet het Europees Milieuagentschap over de flexibiliteit beschikken om de structuur en de aard van de gegevensbestanden aan de technische vooruitgang aan te passen en mag het niet aan specifieke technische vaststellingen gebonden zijn. De beschrijvende namen van de gegevensbestanden moeten daarom uit bijlage II worden geschrapt.

(7)

Verordening (EU) 2018/956 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/956

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2018/956 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 173 van 9.7.2018, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2018/956 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel A wordt het volgende punt p) toegevoegd:

“p)

voor voertuigen geregistreerd vanaf 1 juli 2021: het aantal aangedreven assen zoals vermeld in punt 3 van het certificaat van overeenstemming.”;

b)

in deel B, punt 2, wordt de tabel als volgt gewijzigd:

i)

het volgende veld wordt toegevoegd:

“102

Voor voertuigen met een datum van simulatie vanaf 1 juli 2021, het kommagescheiden bestand met dezelfde naam als het taakbestand en een.vsum-extensie dat de geaggregeerde resultaten per gesimuleerd opdrachtprofiel en per gesimuleerde lading bevat (10)

Bestand dat wordt gegenereerd in de GUI-versie (grafische gebruikersinterface) van de in artikel 5, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/2400 bedoelde simulatietool

“Sum exec”-gegevensbestand”

ii)

noot 10 wordt vervangen door:

“10)

Dit veld wordt niet openbaar gemaakt in het Centrale register voor zware bedrijfsvoertuigen.”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1.1 wordt de eerste alinea vervangen door:

“1.1.

Het contactpunt van de bevoegde instantie stuurt de in bijlage I, deel A, vermelde gegevens overeenkomstig artikel 4 langs elektronische weg door aan het Europees Milieuagentschap (“het Agentschap”).”;

b)

punt 2.1, c), wordt vervangen door:

“c)

het contactpunt dat verantwoordelijk is voor het doorsturen van de gegevens aan het Agentschap.”;

c)

in punt 2.3 wordt de eerste alinea vervangen door:

“2.3.

Het contactpunt van de fabrikant stuurt de in deel B, punt 2, van bijlage I vermelde gegevens overeenkomstig artikel 5, lid 1, door middel van elektronische gegevensoverdracht door aan het Agentschap.”;

d)

punt 3.3 wordt vervangen door:

“3.3.

Indien een bevoegde instantie of een fabrikant fouten vaststelt in de ingediende gegevens, stellen zij de Commissie en het Agentschap hiervan onverwijld in kennis door een foutrapport in te dienen bij het Agentschap en door een e-mail te sturen aan de in punt 1.1 bedoelde adressen.”.


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/248 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2022

tot registratie van een geografische aanduiding van een gedistilleerde drank op grond van artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad “Pregler”/“Osttiroler Pregler”

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (1), en met name artikel 30, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft de Commissie de aanvraag van Oostenrijk van 7 juni 2019 tot registratie van de naam “Pregler”/“Osttiroler Pregler” als geografische aanduiding onderzocht.

(2)

Verordening (EU) 2019/787, die Verordening (EG) nr. 110/2008 vervangt, is op 25 mei 2019 in werking getreden. Overeenkomstig artikel 49, lid 1, van die verordening is hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 110/2008, dat betrekking heeft op geografische aanduidingen, ingetrokken met ingang van 8 juni 2019.

(3)

Overeenkomstig artikel 50, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EU) 2019/787 heeft de Commissie, nadat zij tot de conclusie was gekomen dat de aanvraag voldoet aan Verordening (EG) nr. 110/2008, de belangrijke specificaties uit het technisch dossier overeenkomstig artikel 17, lid 6, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(4)

Bij de Commissie zijn geen aankondigingen van bezwaar ingediend overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) 2019/787.

(5)

Derhalve moet de aanduiding “Pregler”/“Osttiroler Pregler” als geografische aanduiding worden geregistreerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De geografische aanduiding “Pregler”/“Osttiroler Pregler” wordt geregistreerd. Overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Verordening (EU) 2019/787 verleent de onderhavige verordening de in artikel 21 van Verordening (EU) 2019/787 bedoelde bescherming aan de geografische aanduiding “Pregler”/“Osttiroler Pregler”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2022.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).

(3)  PB C 430 van 25.10.2021, blz. 14.


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/249 VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2022

tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, en artikel 232, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen.

(2)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan, vastgesteld waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan.

(4)

Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen of gebieden, of zones daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee, respectievelijk van zendingen vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich nabij Bishop’s Waltham, Winchester, Hampshire in Engeland en is op 4 februari 2022 door laboratoriumanalyse (RT-PCR) bevestigd.

(6)

De veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben een controlegebied met een straal van 10 km rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken.

(7)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied en de maatregelen die het heeft genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza. De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. Op basis van die evaluatie mag de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met de recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza, niet langer worden toegestaan.

(8)

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza en het ernstige risico op het binnenbrengen ervan in de Unie, moeten de wijzigingen die door deze verordening in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel 1 wordt in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk een rij voor zone GB-2.96 ingevoegd na de rij voor zone GB-2.95:

GB Verenigd Koninkrijk

GB-2.96

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

4.2.2022

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

4.2.2022

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

4.2.2022

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

4.2.2022

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

4.2.2022

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

4.2.2022

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

4.2.2022

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

4.2.2022

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

4.2.2022

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

4.2.2022”

 

b)

in deel 2 wordt in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk de beschrijving van zone GB-2.96 ingevoegd na de beschrijving van zone GB-2.95:

GB Verenigd Koninkrijk

GB-2.96

Nabij Bishop’s Waltham, Winchester, Hampshire, Engeland:

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84-decimale coördinaten N51.00 en W1.24”

2)

In bijlage XIV, deel 1, wordt in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk een rij voor zone GB-2.96 ingevoegd na de rij voor zone GB-2.95:

GB Verenigd Koninkrijk

GB-2.96

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

4.2.2022

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

4.2.2022

 

Vers vlees van vederwild

GBM

N, P1

 

4.2.2022”

 


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/250 VAN DE COMMISSIE

van 21 februari 2022

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wat betreft de toevoeging van een nieuw model van diergezondheids-/officieel certificaat voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, artikel 238, lid 3, en artikel 239, lid 3,

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (2), en met name artikel 90, eerste alinea, punten a) en c), en artikel 126, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 van de Commissie (3) bevat regels betreffende de diergezondheidscertificaten zoals bedoeld in Verordening (EU) 2016/429 en de diergezondheids-/officiële certificaten op basis van Verordening (EU) 2016/429 en Verordening (EU) 2017/625 die vereist zijn voor de binnenkomst in de Unie van landdieren. In artikel 14 van die uitvoeringsverordening is meer bepaald vastgesteld dat de diergezondheidscertificaten en diergezondheids-/officiële certificaten die voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde categorieën hoefdieren moeten worden gebruikt, moeten overeenstemmen met bepaalde in bijlage II bij die uitvoeringsverordening vastgestelde modellen. In dat artikel wordt onder andere verwezen naar het in hoofdstuk 4 van die bijlage vastgestelde model “OV/CAP-X”, dat voor de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten moet worden gebruikt.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (4) zijn de lijsten vastgesteld van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van soorten en categorieën dieren die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (5) vallen, is toegestaan. In artikel 3 van die uitvoeringsverordening wordt meer bepaald verwezen naar deel 1 van bijlage II bij die uitvoeringsverordening, dat de lijst bevat van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van hoefdieren is toegestaan.

(3)

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6) bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. Meer in het bijzonder bevat hoofdstuk E van bijlage IX bij die verordening de voorschriften voor de invoer in de Unie van schapen en geiten.

(4)

Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het terugtrekkingsakkoord), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Bijgevolg vallen levende dieren die vanuit Groot-Brittannië naar Noord-Ierland worden vervoerd nu onder de regeling die van toepassing is op de invoer uit derde landen.

(5)

De voorschriften van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voor de binnenkomst in de Unie van fokschapen en fokgeiten zijn bij Verordening (EU) 2022/175 van de Commissie (7) gewijzigd om de binnenkomst in Noord-Ierland van die dieren vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024 toe te staan, mits de dieren afkomstig zijn van bedrijven in Groot-Brittannië die de drie jaar durende procedure doorlopen om de status van bedrijf met een gecontroleerd risico op klassieke scrapie te verkrijgen. Dat nieuwe invoervoorschrift moet worden weergegeven in een nieuw, specifiek modelcertificaat voor die dieren in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403. Artikel 14 van en bijlage II bij die uitvoeringsverordening moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Aangezien het nieuwe invoervoorschrift in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 alleen van toepassing is op schapen en geiten die van bedrijven in Groot-Brittannië afkomstig zijn, moet daarnaast in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 het gebruik van het nieuwe modelcertificaat in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 worden beperkt tot Groot-Brittannië. De vermeldingen voor het Verenigd Koninkrijk in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De Uitvoeringsverordeningen (EU) 2021/403 en (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 14 wordt het volgende punt m) toegevoegd:

“m)

OV/CAP-X-NI, opgesteld volgens het model in bijlage II, hoofdstuk 4 bis, voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024.”.

2)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen tussen lidstaten van zendingen van bepaalde categorieën landdieren en levende producten daarvan, en officiële certificering van dergelijke certificaten, en tot intrekking van Besluit 2010/470/EU (PB L 113 van 31.3.2021, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(6)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2022/175 van de Commissie van 9 februari 2022 tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de invoervoorwaarden voor verplaatsingen van voor fokdoeleinden bestemde schapen en geiten van Groot-Brittannië naar Noord-Ierland (PB L 29 van 10.2.2022, blz. 1).


BIJLAGE I

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tabel met de modellen van diergezondheidscertificaten en diergezondheids-/officiële certificaten en van verklaringen voor binnenkomst in de Unie en doorvoer door de Unie wordt in het deel betreffende hoefdieren de volgende vermelding ingevoegd na de vermelding “OV/CAP-X”:

“OV/CAP-X-NI

Hoofdstuk 4 bis: Model van diergezondheids-/officieel certificaat voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024”

2)

Tussen de hoofdstukken 4 en 5 wordt het volgende hoofdstuk 4 bis ingevoegd:

“HOOFDSTUK 4 BIS

MODEL VAN DIERGEZONDHEIDS-/OFFICIEEL CERTIFICAAT VOOR DE BINNENKOMST IN NOORD-IERLAND VAN SCHAPEN EN GEITEN VANUIT GROOT-BRITTANNIË TOT EN MET 31 DECEMBER 2024 (MODEL “OV/CAP-X-NI”)

Image 1

Image 2

LAND

Modelcertificaat OV/CAP-X-NI


Deel II: Certificering

II.

Informatie over de gezondheid

II.a

Referentienummer certificaat

II.b

Imsoc-referentie

II.1.

Verklaring inzake de volksgezondheid

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart met betrekking tot de in dit certificaat beschreven dieren het volgende:

II.1.1.

aan de dieren zijn geen van de volgende stoffen toegediend:

stilbeen of thyreostatica,

oestrogenen, androgenen, gestagenen of β-agonisten voor andere doeleinden dan een therapeutische of zoötechnische behandeling (zoals omschreven in Richtlijn 96/22/EG van de Raad);

II.1.2.

zij voldoen aan de garanties met betrekking tot levende dieren en producten daarvan die zijn vervat in de overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad ingediende plannen betreffende residuen, en de betrokken dieren zijn voor het betrokken land van oorsprong opgenomen in Besluit 2011/163/EU van de Commissie.

II.2.

Verklaring inzake de diergezondheid

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de in deel I beschreven dieren:

II.2.1.

afkomstig zijn van de zone met code __ __ - __(2), die op de datum van afgifte van dit certificaat is goedgekeurd voor binnenkomst in de Unie van schapen en geiten en is opgenomen in de lijst in deel 1 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie;

II.2.2.

ononderbroken hebben verbleven:

i)

in de in punt II.2.1 genoemde zone, sinds hun geboorte of gedurende een periode van ten minste zes maanden voor de datum van verzending naar de Unie, en

ii)

in de inrichting van oorsprong, sinds hun geboorte of gedurende een periode van ten minste 40 dagen voor de datum van verzending naar de Unie, en in die periode zijn daar geen schapen en geiten en geen dieren van andere soorten die voor dezelfde ziekten als schapen en geiten in de lijst zijn opgenomen binnengebracht;

II.2.3.

sinds hun geboorte of gedurende een periode van ten minste 30 dagen voor de datum van verzending naar de Unie niet in contact zijn gekomen met dieren met een lagere gezondheidsstatus;

II.2.4.

niet bestemd zijn om te worden gedood in het kader van een nationaal programma voor de uitroeiing van ziekten, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

(1) hetzij [II.2.5.

rechtstreeks vanuit de inrichting van oorsprong naar de Unie zijn verzonden zonder door een andere inrichting te worden gevoerd;]

(1) hetzij [II.2.5.

één keer zijn verzameld in de zone van oorsprong, waarbij aan de volgende voorschriften is voldaan:

a)

de verzameling vond plaats in een inrichting:

i)

die door de bevoegde autoriteit in het derde land of gebied voor de verzameling van hoefdieren is erkend overeenkomstig artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie;

ii)

die van de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied een uniek erkenningsnummer toegewezen heeft gekregen;

iii)

die daartoe door de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied van verzending in de lijst is opgenomen met de informatie zoals bedoeld in artikel 21 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035;

iv)

die voldoet aan de voorschriften van artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692;

b)

de verzameling in het verzamelcentrum duurde niet langer dan zes dagen;]

II.2.6.

niet zijn afgeladen in een plaats die niet aan de voorschriften van punt II.2.11 voldoet vanaf dat zij vanuit de inrichting van oorsprong zijn verzonden totdat zij voor verzending naar de Unie zijn geladen, en gedurende die periode zijn zij niet met dieren met een lagere gezondheidsstatus in contact gekomen;

II.2.7.

op ___/___/____ (dd/mm/jjjj)(3) voor verzending naar de Unie zijn geladen in een vervoermiddel dat voor het laden is gereinigd en ontsmet met een door de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied goedgekeurd ontsmettingsmiddel en dat zo is gebouwd dat:

i)

de dieren er niet uit kunnen ontsnappen of vallen;

ii)

de ruimte waar de dieren worden gehouden, visueel kan worden gecontroleerd;

iii)

het verlies van dierlijke uitwerpselen, gebruikt strooisel of voeder wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt;

II.2.8.

in de periode van 24 uur voor het laden voor verzending naar de Unie zijn onderworpen aan een klinische inspectie door een officiële dierenarts in het derde land of gebied van oorsprong, die geen tekenen heeft vastgesteld die wijzen op de aanwezigheid van ziekten, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

II.2.9.

niet zijn gevaccineerd tegen:

i)

mond-en-klauwzeer, infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus), infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”), schapenpokken en geitenpokken, besmettelijke pleuropneumonie bij geiten, infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) en infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis, en

ii)

infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) met een levend vaccin in de 60 dagen voor de verzending naar de Unie;

II.2.10.

afkomstig zijn van een zone:

II.2.10.1.

waar:

i)

geen melding is gemaakt van mond-en-klauwzeer:

hetzij

[gedurende ten minste 24 maanden voor de datum van verzending naar de Unie;](1)

hetzij

[sinds __/__/____ (dd/mm/jjjj);](1)(4)

ii)

niet tegen mond-en-klauwzeer is gevaccineerd gedurende ten minste twaalf maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en gedurende die periode zijn geen tegen mond-en-klauwzeer gevaccineerde dieren binnengebracht;

II.2.10.2.

waar geen melding is gemaakt van infectie met het runderpestvirus, infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus), infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”), schapenpokken en geitenpokken en besmettelijke pleuropneumonie bij geiten gedurende ten minste twaalf maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en gedurende die periode:

i)

is niet tegen die ziekten gevaccineerd, en

ii)

zijn er geen tegen die ziekten gevaccineerde dieren binnengebracht;

hetzij [II.2.10.3.

die vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24);](1)(5)

hetzij [II.2.10.3.

die seizoensgebonden vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24):

hetzij[II.2.10.3.1.

gedurende ten minste 60 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;](1)(6)

hetzij[II.2.10.3.1.

gedurende ten minste 28 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en de dieren zijn overeenkomstig artikel 9, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 met negatief resultaat onderworpen aan een serologische test die is uitgevoerd op monsters die ten minste 28 dagen na de datum van binnenkomst van het dier in de seizoensgebonden ziektevrije zone zijn genomen;](1)(6)

hetzij[II.2.10.3.1.

gedurende ten minste 14 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en de dieren zijn met negatief resultaat onderworpen aan een PCR-test die is uitgevoerd op monsters die ten minste 14 dagen na de datum van binnenkomst van het dier in de seizoensgebonden ziektevrije zone zijn genomen;](1)(6)

hetzij [II.2.10.3.

die niet vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24), en de dieren zijn gevaccineerd tegen alle serotypen (1-24) van het bluetonguevirus waarvan de afgelopen twee jaar melding is gemaakt in die zone en zij bevinden zich nog steeds in de immuniteitsperiode die in de specificaties van het vaccin wordt gegarandeerd en

hetzij[II.2.10.3.1.

zij zijn meer dan 60 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie gevaccineerd;]](1)

hetzij[II.2.10.3.1.

zij zijn met een geïnactiveerd vaccin gevaccineerd en met negatief resultaat onderworpen aan een PCR-test die is uitgevoerd op monsters die ten minste 14 dagen na het begin van de immuniteitsbescherming zoals vermeld in de specificaties van het vaccin, zijn verzameld;]](1)

hetzij [II.2.10.3.

die niet vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24), en de dieren zijn met positief resultaat onderworpen aan een serologische test waarmee specifieke antilichamen tegen alle serotypen (1-24) van het bluetonguevirus die de afgelopen twee jaar in die zone zijn gemeld, kunnen worden opgespoord en

hetzij[II.2.10.3.1.

de serologische test is uitgevoerd op monsters die ten minste 60 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie zijn genomen;]](1)

hetzij[II.2.10.3.1.

de serologische test is uitgevoerd op monsters die ten minste 30 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie zijn genomen en de dieren zijn met negatief resultaat onderworpen aan een PCR-test die is uitgevoerd op monsters die niet eerder dan 14 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie zijn genomen;]](1)

II.2.11.

afkomstig zijn van een inrichting:

II.2.11.1.

die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied van oorsprong en beschikt over een systeem om gedurende ten minste drie jaar actuele documentatie bij te houden die informatie bevat betreffende:

i)

de soorten, categorieën, aantallen en de identificatie van de dieren in de inrichting;

ii)

verplaatsingen van dieren naar en uit de inrichting;

iii)

het sterftecijfer in de inrichting;

II.2.11.2.

waar regelmatig diergezondheidsinspecties worden uitgevoerd door een dierenarts met het oog op het opsporen van, en de informatievoorziening over, tekenen die wijzen op de aanwezigheid van ziekten, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 opgenomen ziekten en nieuwe ziekten, met een frequentie die in verhouding staat tot de aan de desbetreffende inrichting verbonden risico’s;

II.2.11.3.

die op het tijdstip van verzending naar de Unie niet onderworpen was aan nationale beperkende maatregelen die werden ingevoerd wegens diergezondheidsredenen, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

II.2.11.4.

waarin en waarrond, in een gebied met een straal van 10 km dat, in voorkomend geval, ook grondgebied van een buurland kan omvatten, gedurende ten minste 30 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie geen melding is gemaakt van de volgende in de lijst opgenomen ziekten: mond-en-klauwzeer, infectie met het runderpestvirus, infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus), infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”), schapenpokken en geitenpokken en besmettelijke pleuropneumonie bij geiten;

hetzij [II.2.11.5.

waarin en waarrond, in een gebied met een straal van 150 km dat, in voorkomend geval, ook grondgebied van een buurland kan omvatten, gedurende ten minste twee jaar voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie geen melding is gemaakt van epizoötische hemorragische ziekte;](1)

hetzij [II.2.11.5.

die zich bevindt in een zone die seizoensgebonden vrij is van epizoötische hemorragische ziekte;](1)(7)

hetzij [II.2.11.6.

waar ten minste in de 42 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie geen melding is gemaakt van infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis);](1)(8)

hetzij [II.2.11.6.

die gedurende de periode van ten minste twaalf maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie is onderworpen aan bewaking om infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) op te sporen overeenkomstig de procedures in deel 1, punten 1 en 2, van bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie, en gedurende deze periode:

i)

zijn in de inrichting alleen geiten uit inrichtingen waar dergelijke bewaking wordt toegepast, binnengebracht;

ii)

zijn overeenkomstig deel 1, punt 3, van bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 maatregelen genomen wanneer infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) bij in de inrichting gehouden geiten is gemeld;](1)(9)

II.2.11.7.

die vrij is van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat schapen en geiten betreft(10), en

hetzij [II.2.11.7.1.

zich bevindt in een zone die vrij is van die ziekte wat schapen en geiten betreft en waar niet tegen die ziekte wordt gevaccineerd;](1)(11)

hetzij [II.2.11.7.1.

de dieren zijn met gebruikmaking van één van de in artikel 9, punt b), i), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vermelde diagnostische methoden met negatief resultaat onderworpen aan een test op infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis die is uitgevoerd op een monster dat in de periode van 30 dagen voor de datum van verzending naar de Unie is genomen, en in het geval van vrouwelijke dieren die pas hebben geworpen, is de test uitgevoerd op een monster dat ten minste 30 dagen na het werpen is genomen;](1)

hetzij [II.2.11.7.1.

de dieren zijn jonger dan zes maanden;](1)

hetzij [II.2.11.7.1.

de dieren zijn gecastreerd;](1)

II.2.11.8.

waar geen melding is gemaakt van rabiës gedurende ten minste 30 dagen voor de verzending van de dieren naar de Unie;

II.2.11.9.

waar geen melding is gemaakt van miltvuur gedurende ten minste 15 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;

hetzij [II.2.11.10.

waar geen melding is gemaakt van surra (Trypanosoma evansi) gedurende ten minste twee jaar voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;](1)

hetzij [II.2.11.10.

waar geen melding is gemaakt van surra (Trypanosoma evansi) gedurende ten minste 30 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en wanneer in de twee jaar voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie melding is gemaakt van de ziekte in de inrichting van oorsprong, is de inrichting aan beperkingen onderworpen tot de besmette dieren van de inrichting waren verwijderd en de overblijvende dieren in de inrichting met negatief resultaat waren onderworpen aan een test voor surra (Trypanosoma evansi), zoals beschreven in artikel 9, punt b), i), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692, die is uitgevoerd op monsters die ten minste zes maanden nadat de besmette dieren uit de inrichting waren verwijderd, zijn genomen;](1)

[II.2.11.11.

waar geen melding is gemaakt van infectie met Burkholderia mallei (kwade droes) gedurende ten minste zes maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;](9)

[II.2.12.

niet-gecastreerde mannelijke schapen omvatten die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 60 dagen voor de verzending naar de Unie hebben verbleven in een inrichting waar in de periode van twaalf maanden voor de datum van verzending naar de Unie geen melding is gemaakt van infectie met Brucella ovis (epididymitis bij schapen) en die in de 30 dagen voor de datum van verzending naar de Unie met negatief resultaat zijn onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van Brucella ovis;](1)

II.2.13.

voldoen aan de volgende voorwaarden wat klassieke scrapie betreft:

II.2.13.1.

zij zijn sinds de geboorte ononderbroken gehouden in Groot-Brittannië, dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

er geldt een meldingsplicht voor klassieke scrapie;

b)

er is een systeem van bewustmaking, bewaking en toezicht;

c)

schapen en geiten met klassieke scrapie worden gedood en volledig vernietigd;

d)

in het hele land is het vervoederen van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), aan schapen en geiten al ten minste gedurende de laatste zeven jaar verboden en dat verbod wordt ook daadwerkelijk toegepast, en

II.2.13.2.

zij zijn voor fokdoeleinden bestemde schapen en geiten die uiterlijk op 31 december 2024 vanuit Groot-Brittannië in Noord-Ierland worden ingevoerd en zij zijn afkomstig van één of meer bedrijven:

a)

waarvoor de afgelopen drie jaar geen officiële verplaatsingsbeperkingen in verband met BSE of klassieke scrapie hebben gegolden, en

b)

die voor 1 januari 2022 een aanvraag voor de officiële regeling voor de erkenning van bedrijven met een gecontroleerd risico op klassieke scrapie hebben ingediend overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.3, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en die ten tijde van de invoer in Noord-Ierland aan de voorwaarden van de punten a) tot en met i) daarvan voldoen.]

Toelichting:

Dit certificaat dient voor de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten.

In overeenstemming met het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, betreffen verwijzingen naar de Europese Unie in dit certificaat ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

Dit diergezondheids-/officieel certificaat moet worden ingevuld overeenkomstig de richtsnoeren in hoofdstuk 4 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie.

Deel I:

Vak I.27

:

Identificatiesysteem” en “identificatienummer”: Specificeer het identificatiesysteem (bijvoorbeeld oormerk, tatoeage, transponder enz. zoals vermeld in de lijst in bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035) en de individuele identificatiecodes van de dieren overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692.

Deel II:

(1)

Schrappen indien niet van toepassing.

(2)

Code van de zone zoals vermeld in kolom 2 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

(3)

Datum van lading: dit mag geen datum zijn voor de datum waarop de zone voor binnenkomst in de Unie is goedgekeurd, noch een datum in een periode waarvoor de Unie beperkende maatregelen betreffende de binnenkomst in de Unie van deze dieren uit deze zone heeft vastgesteld.

(4)

Voor zones met een aanvangsdatum in kolom 8 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

(5)

Voor zones waarvoor BTV wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

(6)

Voor zones waarvoor SF-BTV wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

(7)

Voor zones waarvoor SF-EHD wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

(8)

Alleen voor schapen.

(9)

Alleen voor geiten.

(10)

Overeenkomstig artikel 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692.

(11)

Zones waarvoor voor schapen en geiten BRU wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

 

Officiële dierenarts

Naam (in hoofdletters)

Datum

Hoedanigheid en titel

Stempel

Handtekening”


BIJLAGE II

In deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wordt de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-1

Runderen

Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

BOV-X, BOV-Y

 

BRU, BTV, EBL, EVENTS

 

 

Schapen en geiten

Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

OV/CAP-X, OV/CAP-X-NI (1)

OV/CAP-Y

 

BRU, BTV, EVENTS

 

 

Varkens

Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

SUI-X, SUI-Y

 

ADV

 

 

Kameelachtigen

Dieren voor verder houden(1)

CAM-CER

 

BTV

 

 

Hertachtigen

Dieren voor verder houden(1)

CAM-CER

 

BTV

 

 

Andere hoefdieren

Dieren voor verder houden(1)

RUM, RHINO, HIPPO

 

BTV(2)

 

 

GB-2

Runderen

Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

BOV-X, BOV-Y

 

BRU, TB, BTV, EBL, EVENTS

 

 

Schapen en geiten

Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

OV/CAP-X, OV/CAP-X-NI (1)

OV/CAP-Y

 

BRU, BTV, EVENTS

 

 

Varkens

Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

SUI-X, SUI-Y

 

ADV

 

 

Kameelachtigen

Dieren voor verder houden(1)

CAM-CER

 

BTV

 

 

Hertachtigen

Dieren voor verder houden(1)

CAM-CER

 

BTV

 

 

Andere hoefdieren

Dieren voor verder houden(1)

RUM, RHINO, HIPPO

 

BTV(2)

 

 


(1)  Overeenkomstig artikel 14, punt m), van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 van de Commissie is OV/CAP-X-NI alleen van toepassing op de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024.”.


BESLUITEN

22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/31


BESLUIT (GBVB) 2022/251 VAN DE RAAD

van 21 februari 2022

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/907 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 7 juli 2003 besloten een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus te benoemen.

(2)

Op 13 november 2017 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2017/2071 (1) vastgesteld, waarbij de heer Toivo KLAAR werd benoemd tot SVEU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië. Het mandaat van de SVEU is daarna meermaals verlengd, laatstelijk bij Besluit (GBVB) 2021/285 van de Raad (2), en verstrijkt op 28 februari 2022.

(3)

Het mandaat van de SVEU moet met zes maanden worden verlengd, en voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 augustus 2022 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld.

(4)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2018/907 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

“Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Toivo KLAAR als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (zuidelijke Kaukasus) wordt verlengd tot en met 31 augustus 2022. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.”.

2)

Aan artikel 5, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 augustus 2022 beloopt 1 462 000 EUR.”.

3)

In artikel 14, eerste lid, wordt de tweede zin vervangen door:

“De SVEU legt de Raad, de HV en de Commissie periodieke voortgangsverslagen voor, en uiterlijk op 31 mei 2022 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit (GBVB) 2017/2071 van de Raad van 13 november 2017 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (PB L 295 van 14.11.2017, blz. 55).

(2)  Besluit (GBVB) 2021/285 van de Raad van 22 februari 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/907 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (PB L 62 van 23.2.2021, blz. 51).


22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/33


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/252 VAN DE COMMISSIE

van 21 februari 2022

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 teneinde de testvoorschriften die moeten worden toegepast voor een in de transmissiebehuizing geïntegreerde efficiënte motor-generator van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter te specificeren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (1), en met name artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 mei 2021 heeft de leverancier ZF Friedrichshafen AG (“de aanvrager”) een aanvraag ingediend voor de goedkeuring als innoverende technologie van een technologie die wordt gebruikt in een efficiënte motor-generator van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter voor gebruik in bepaalde niet-extern oplaadbare hybride elektrische personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen (NOVC-HEV’s).

(2)

De door de aanvrager bedoelde technologie die in efficiënte motor-generatoren van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter voor gebruik in datzelfde type NOVC-HEV’s wordt gebruikt, is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 van de Commissie goedgekeurd als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 (2).

(3)

De door de aanvrager in zijn aanvraag gespecificeerde technologie is een motor-generator die rechtstreeks op de uitgaande as van de transmissie, oftewel als “geïntegreerde starter/generator”, wordt aangesloten, waarmee de mechanische verliezen tussen de aandrijvingsbron en de generator kunnen worden beperkt. De technologie is alleen werkzaam in het motortoerentalbereik van de verbrandingsmotor.

(4)

Er is gebleken dat de door de aanvrager gespecificeerde technologie een hoog rendement biedt en zij moet worden geacht dezelfde functionaliteit te bieden als de bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 goedgekeurde technologie. De technologie moet daarom worden beschouwd als een innoverende technologie waarop eco-innovatiecode 32 kan worden toegepast.

(5)

De in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 beschreven testmethode is van toepassing, behalve de voor het meten van het rendement van de motor-generator te gebruiken toerentallen en frequenties van de werkingspunten, die moeten worden aangepast in het licht van de specifieke technische kenmerken van de door de aanvrager gespecificeerde technologie.

(6)

De in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 beschreven testmethode moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 van de Commissie van 6 augustus 2020 betreffende de goedkeuring van de in een efficiënte motorgenerator van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter gebruikte technologie voor door een conventionele verbrandingsmotor aangedreven en bepaalde hybride elektrische personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 258 van 7.8.2020, blz. 15).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tweede en de derde alinea worden vervangen door:

“De fabrikant moet de typegoedkeuringsinstantie bewijzen dat de frequentiebereiken van de motor-generator van 48 V dezelfde zijn als of gelijkwaardig zijn aan die van tabel 1 of tabel 1a.

Het rendement van de motor-generator van 48 V wordt bepaald op basis van de metingen op de verschillende werkingspunten als vermeld in tabel 1 of tabel 1a.”;

b)

de volgende vijfde alinea wordt ingevoegd:

“Wanneer de motor-generator wordt gemonteerd in personenauto’s of lichte bedrijfsvoertuigen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 1, punt a), ii), en rechtstreeks op de ingaande aandrijfas van de transmissie, oftewel als geïntegreerde starter/generator, wordt aangesloten, worden de toerentallen en de frequenties van de werkingspunten vastgesteld overeenkomstig tabel 1a.”;

c)

de volgende tabel 1a wordt toegevoegd na tabel 1:

“Tabel 1a

Werkingspunten

Werkingspunt

i

Wachttijd

[s]

Toerental

ni [min-1]

Frequentie van de werkingspunten

hi

1

1 200

950

0,30

2

1 200

1 250

0,50

3

600

1 550

0,16

4

300

1 850

0,04 ”


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/36


AANBEVELING Nr. 1/2022 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-PLO

van 31 januari 2022

tot goedkeuring van de verlenging van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit [2022/253]

HET GEMENGD COMITÉ EU-PLO,

Gezien de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds (“de interim-associatieovereenkomst”), werd op 24 februari 1997 ondertekend en is op 1 juli 1997 in werking getreden.

(2)

Op grond artikel 63 van de interim-associatieovereenkomst is het Gemengd Comité bevoegd om besluiten te nemen en passende aanbevelingen te doen.

(3)

Artikel 10 van het reglement van orde van het Gemengd Comité voorziet in de mogelijkheid om tussen de vergaderingen in besluiten vast te stellen via schriftelijke procedure, mits beide partijen daarmee instemmen.

(4)

De verlenging van het actieplan EU-Palestijnse Autoriteit met drie jaar zal de partijen in de gelegenheid stellen hun samenwerking de komende jaren voort te zetten, onder andere door eventuele onderhandelingen over de partnerschapsprioriteiten,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Gemengd Comité, handelend via schriftelijke procedure, beveelt aan dat de looptijd van het Actieplan EU-Palestijnse Autoriteit met drie jaar wordt verlengd met ingang van de datum van vaststelling van deze aanbeveling.

Artikel 2

Deze aanbeveling treedt in werking op de datum waarop zij wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2022.

Voor het Gemengd Comité EU-PLO

De voorzitter

Estephan SALAMEH


(1)  PB L 187 van 16.7.1997, blz. 3.


Rectificaties

22.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/37


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 328 van 21 december 2018 )

Bladzijde 139, artikel 35, lid 3:

in plaats van:

“3.   De in artikel 7, lid 3, vijfde alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van twee jaar met ingang van 24 december 2018.”,

lezen:

“3.   De in artikel 7, lid 3, vijfde alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2021.”.