ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 405

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
16 november 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2021/1985 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

1

 

*

Verordening (EU) 2021/1986 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

3

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/1987 van de Raad van 9 november 2021 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Samenwerkingsraad die is ingesteld bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Azerbeidzjan, anderzijds, met betrekking tot de verlenging van de prioriteiten van het partnerschap EU-Azerbeidzjan

5

 

*

Besluit (EU) 2021/1988 van de Raad van 9 november 2021 tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Bondsrepubliek Duitsland

7

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1989 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus

8

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1990 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus

10

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1991 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2020/1465 inzake een optreden van de Europese Unie ter ondersteuning van het verificatie- en inspectiemechanisme van de Verenigde Naties in Jemen (UNVIM)

12

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1992 van de Commissie van 15 november 2021 betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor speelgoed

14

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1993 van de Commissie van 15 november 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Nieuw-Zeeland afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

20

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1994 van de Commissie van 15 november 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Moldavië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

23

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1995 van de Commissie van 15 november 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Georgië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

26

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1996 van de Commissie van 15 november 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Servië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/1


VERORDENING (EU) 2021/1985 VAN DE RAAD

van 15 november 2021

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad (2) geeft uitvoering aan de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit 2012/642/GBVB en voorziet met name in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van, alsook in een verbod om tegoeden en economische middelen ter beschikking te stellen aan, personen, entiteiten en lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of waarvan de activiteiten anderszins ernstige schade berokkenen aan de democratie of de rechtsstaat in Belarus, of die baat hebben bij of steun verlenen aan het Loekasjenko-regime.

(2)

Op 15 november 2021 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2021/1990 (3) vastgesteld, waarbij een aanvullend aanwijzingscriterium werd ingevoerd om de toepassing van gerichte beperkende maatregelen mogelijk te maken tegen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die activiteiten van het Loekasjenko-regime die het illegaal overschrijden van de buitengrenzen van de Unie of het overdragen van verboden goederen en het illegaal overdragen van goederen waarvoor een beperking geldt, met inbegrip van gevaarlijke goederen, naar het grondgebied van de Unie faciliteren, organiseren of daartoe bijdragen.

(3)

Die wijziging moet tot uiting komen in Verordening (EG) nr. 765/2006 om een correcte en uniforme uitvoering van het verbod in de hele Unie mogelijk te maken.

(4)

Verordening (EG) nr. 765/2006 moet daarom dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 2 van Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   Bijlage I bevat eveneens een lijst met:

a)

de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan door de Raad overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt c), van Besluit 2012/642/GBVB is vastgesteld dat zij activiteiten van het Loekasjenko-regime organiseren of daartoe bijdragen, die het volgende faciliteren:

i)

het illegaal overschrijden van de buitengrenzen van de Unie, of

ii)

het overdragen van verboden goederen en het illegaal overdragen van goederen waarvoor een beperking geldt, met inbegrip van gevaarlijke goederen, naar het grondgebied van de Unie, en

b)

de rechtspersonen, entiteiten en lichamen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt d), van Besluit 2012/642/GBVB door de Raad zijn geïdentificeerd als rechtspersonen, entiteiten of lichamen die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van de in punt a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)   PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1).

(3)  Besluit (GBVB) 2021/1990 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/3


VERORDENING (EU) 2021/1986 VAN DE RAAD

van 15 november 2021

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad (2) geeft uitvoering aan Besluit 2012/642/GBVB en voorziet met name in de bevriezing van tegoeden en economische middelen, en een verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, van personen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of wier activiteiten de democratie of de rechtsstaat in Belarus ernstig ondermijnen of die baat hebben bij of steun verlenen aan het Loekasjenkoregime.

(2)

Bij Verordening (EU) 2021/1030 van de Raad (3), waarbij Verordening (EG) nr. 765/2006 werd gewijzigd, zijn nadere gerichte economische sancties ingevoerd, waaronder een verbod op het aanbieden van verzekeringen en herverzekeringen aan de Belarussische regering en Belarussische overheidsinstanties en -agentschappen.

(3)

Op 15 november 2021 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2021/1989 (4) vastgesteld, waarbij Besluit 2012/642/GBVB wordt gewijzigd en bepaalde uitzonderingen worden ingevoerd op het verbod op het aanbieden van verzekeringen en herverzekeringen aan de Belarussische regering en Belarussische overheidsinstanties en -agentschappen, teneinde onbedoelde gevolgen te voorkomen.

(4)

Bepaalde maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is handelen op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de uitvoering ervan, teneinde te garanderen dat die maatregelen in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform worden toegepast.

(5)

Verordening (EG) nr. 765/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 terdecies van Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt vervangen door:

“Artikel 1 terdecies

1.   Het is verboden verzekeringen of herverzekeringen aan te bieden aan:

i)

de Belarussische regering, overheidsorganen, -bedrijven en -agentschappen, of

ii)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen namens of op aanwijzing van een in punt i) bedoelde rechtspersoon, entiteit of lichaam.

2.   De verbodsbepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op het aanbieden van een verplichte of wettelijke-aansprakelijkheidsverzekering aan Belarussische personen, entiteiten of lichamen, indien het verzekerde risico zich in de Unie bevindt, noch op het aanbieden van verzekeringen ten behoeve van diplomatieke of consulaire missies van Belarus in de Unie.

3.   De verbodsbepalingen van lid 1 laten de uitvoering van contracten die zijn gesloten vóór 25 juni 2021 of op aanvullende contracten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dergelijke contracten onverlet.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)   PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2021/1030 van de Raad van 24 juni 2021 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB L 224 I van 24.6.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (GBVB) 2021/1989 van de Raad van 15 november 2021 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Belarus (zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad).


BESLUITEN

16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/5


BESLUIT (EU) 2021/1987 VAN DE RAAD

van 9 november 2021

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Samenwerkingsraad die is ingesteld bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Azerbeidzjan, anderzijds, met betrekking tot de verlenging van de prioriteiten van het partnerschap EU-Azerbeidzjan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 207 en 209, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Azerbeidzjan, anderzijds (“de overeenkomst”), is op 22 april 1996 ondertekend en op 1 juli 1999 in werking getreden.

(2)

Uit hoofde van artikel 81 van de overeenkomst kan de bij de overeenkomst ingestelde Samenwerkingsraad doelgerichte aanbevelingen doen om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken.

(3)

Tijdens de vergadering van de Samenwerkingsraad van 28 september 2018 werden de partnerschapsprioriteiten EU-Azerbeidzjan voor de periode 2018-2020 goedgekeurd.

(4)

De Samenwerkingsraad moet via een schriftelijke procedure zijn goedkeuring hechten aan de aanbeveling over de verlenging van de partnerschapsprioriteiten EU-Azerbeidzjan tot 2024.

(5)

Het is passend het standpunt te bepalen dat inzake de verlenging van de partnerschapsprioriteiten EU-Azerbeidzjan namens de Unie in de Samenwerkingsraad moet worden ingenomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt in de Samenwerkingsraad die is ingesteld bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Azerbeidzjan, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van een aanbeveling over de verlenging van de partnerschapsprioriteiten EU-Azerbeidzjan tot 2024, wordt gebaseerd op de ontwerp-aanbeveling van de Samenwerkingsraad (1).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)  Zie document ST 11568/1/21 REV1 op http://register.consilium.europa.eu


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/7


BESLUIT (EU) 2021/1988 VAN DE RAAD

van 9 november 2021

tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Bondsrepubliek Duitsland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),

Gezien de voordracht van de Duitse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 300, lid 3, van het Verdrag bestaat het Comité van de Regio’s uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.

(2)

Op 10 december 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/2157 (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 vastgesteld.

(3)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van het mandaat op grond waarvan de heer Guido WOLF was voorgedragen.

(4)

De Duitse regering heeft de heer Florian HASSLER, vertegenwoordiger van een regionale of lokale gemeenschap die politiek verantwoording is verschuldigd aan een gekozen vergadering, Staatssekretär für politische Koordinierung und Europa im Staatsministerium Baden-Württemberg (staatssecretaris van Beleidscoördinatie en Europese Zaken in het ministerie van de deelstaat Baden-Württemberg), voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, voorgedragen als lid van het Comité van de Regio’s,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Florian HASSLER, vertegenwoordiger van een regionale of lokale gemeenschap die politieke verantwoording is verschuldigd aan een gekozen vergadering, Staatssekretär für politische Koordinierung und Europa im Staatsministerium Baden-Württemberg (staatssecretaris van Beleidscoördinatie en Europese Zaken in het ministerie van de deelstaat Baden-Württemberg), wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, tot lid van het Comité van de Regio’s benoemd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)   PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.

(2)  Besluit (EU) 2019/2157 van de Raad van 10 december 2019 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 78).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/8


BESLUIT (GBVB) 2021/1989 VAN DE RAAD

van 15 november 2021

tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 oktober 2012 heeft de Raad Besluit 2012/642/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus vastgesteld.

(2)

Op 24 juni 2021 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2021/1031 (2) vastgesteld, waarbij Besluit 2012/642/GBVB werd gewijzigd met het oog op de invoering van een aantal economische beperkingen, waaronder een verbod op het verstrekken van verzekeringen of herverzekeringen aan de Belarussische regering of Belarussische overheidsorganen of -instanties.

(3)

In dit verband is het passend bepaalde uitzonderingen in te stellen op het verbod op het verstrekken van verzekeringen en herverzekeringen aan de Belarussische regering en Belarussische overheidsorganen en -instanties.

(4)

Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is verder optreden van de Unie vereist.

(5)

Besluit 2012/642/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 undecies van Besluit 2012/642/GBVB wordt vervangen door:

“Artikel 2 undecies

1.   Het is verboden verzekeringen of herverzekeringen te verstrekken aan:

a)

de Belarussische regering of Belarussische overheidsorganen, -bedrijven of -instanties, of

b)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen handelend namens of op aanwijzing van een rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in punt a).

2.   De verbodsbepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op het verstrekken van een verplichte verzekering wettelijke aansprakelijkheid aan Belarussische personen, entiteiten en lichamen, indien de verzekering een risico in de Unie dekt, of op het verstrekken van een verzekering aan Belarussische diplomatieke of consulaire missies in de Unie.

3.   De verbodsbepalingen van lid 1 laten de uitvoering van contracten die zijn gesloten vóór 25 juni 2021 of aanvullende contracten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zulke contracten onverlet.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).

(2)  Besluit (GBVB) 2021/1031 van de Raad van 24 juni 2021 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (PB L 224 I van 24.6.2021, blz. 15).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/10


BESLUIT (GBVB) 2021/1990 VAN DE RAAD

van 15 november 2021

tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 oktober 2012 Besluit 2012/642/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus vastgesteld.

(2)

Op 21 en 22 oktober 2021 heeft de Europese Raad conclusies aangenomen waarin hij verklaarde niet te zullen aanvaarden dat derde landen migranten voor politieke doeleinden gebruiken, alle hybride aanvallen aan de grenzen van de EU te veroordelen en er gepast op te zullen reageren. Hij onderstreepte dat de EU zich zal blijven verzetten tegen de huidige hybride aanval door het Belarussische regime, onder meer door met spoed verdere beperkende maatregelen tegen personen en entiteiten vast te stellen, in overeenstemming met haar geleidelijke aanpak.

(3)

Gezien de ernst van de situatie is de Raad van oordeel dat de criteria voor plaatsing op de lijst in Besluit 2012/642/GBVB gewijzigd moeten worden, zodat gerichte beperkende maatregelen opgelegd kunnen worden aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die overgaan tot het organiseren van of bijdragen aan activiteiten van het Loekasjenko-regime die het illegaal overschrijden van de buitengrenzen van de Unie of het overdragen van verboden goederen en het illegaal overdragen van goederen waarvoor een beperking geldt, met inbegrip van gevaarlijke goederen, naar het grondgebied van een lidstaat faciliteren.

(4)

Besluit 2012/642/GBVB moet daarom dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2012/642/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de in de bijlage vermelde personen die:

a)

verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of wier activiteiten anderszins de democratie of de rechtsstaat in Belarus ernstig ondermijnen, alsmede eenieder die banden met hen heeft;

b)

profiteren van of steun verlenen aan het Loekasjenko-regime, of

c)

overgaan tot het organiseren van of bijdragen aan activiteiten van het Loekasjenko-regime die het volgende faciliteren:

i)

het illegaal overschrijden van de buitengrenzen van de Unie, of

ii)

het overdragen van verboden goederen en het illegaal overdragen van goederen waarvoor een beperking geldt, met inbegrip van gevaarlijke goederen, naar het grondgebied van een lidstaat.”.

2)

In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn, in het bezit zijn, of onder zeggenschap staan van de in de bijlage vermelde personen, entiteiten of lichamen die aan een van de volgende criteria voldoen, worden bevroren:

a)

personen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen of de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, of wier activiteiten anderszins de democratie en de rechtsstaat in Belarus ernstig ondermijnen, en alle andere natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die banden hebben met dergelijke personen, entiteiten of lichamen hebben;

b)

natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die van het Loekasjenko-regime profiteren of het steunen;

c)

natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die overgaan tot het organiseren van of bijdragen aan activiteiten van het Loekasjenko-regime die het volgende faciliteren:

i)

het illegaal overschrijden van de buitengrenzen van de Unie, of

ii)

het overdragen van verboden goederen en het illegaal overdragen van goederen waarvoor een beperking geldt, met inbegrip van gevaarlijke goederen, naar het grondgebied van een lidstaat;

d)

rechtspersonen, entiteiten of lichamen die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van personen, entiteiten of lichamen die onder punt a), b) of c) vallen.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/12


BESLUIT (GBVB) 2021/1991 VAN DE RAAD

van 15 november 2021

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2020/1465 inzake een optreden van de Europese Unie ter ondersteuning van het verificatie- en inspectiemechanisme van de Verenigde Naties in Jemen (UNVIM)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 september 2018 stelde de Raad op basis van een verzoek van het verificatie- en inspectiemechanisme van de Verenigde Naties (United Nations Verification and Inspection Mechanism — UNVIM) Besluit (GBVB) 2018/1249 (1) betreffende een optreden van de Europese Unie ter ondersteuning van het UNVIM vast.

(2)

Op 12 oktober 2020 stelde de Raad op basis van een verzoek van het UNVIM Besluit (GBVB) 2020/1465 (2) vast, en verlengde hij het optreden van de EU ter ondersteuning van het UNVIM voor een periode van twaalf maanden.

(3)

In Resolutie 2586 (2021) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd het mandaat van de VN-missie ter ondersteuning van de overeenkomst van Hodeidah (United Nations Mission to support the Hodeidah Agreement — UNMHA) verlengd en aangepast ter ondersteuning van de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de stad Hodeidah en de havens van Hodeidah, Salif en Ras Issa, zoals bepaald in de Overeenkomst van Stockholm van 13 december 2018 die door de partijen bij het conflict in Jemen werd gesloten en die in de Resoluties 2451 (2018) en 2452 (2019) van de VN-Veiligheidsraad werd bekrachtigd.

(4)

Het UNVIM verzocht om de steun van de Unie met een jaar te verlengen, wat neerkomt op een verlenging tot en met 28 februari 2022 van de periode waarin de uit hoofde van Besluit (GBVB) 2020/1465 verstrekte bijdrage kan worden gebruikt, en daarnaast om een aanvullende bijdrage voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 30 september 2022.

(5)

Ter vervulling van zijn mandaat heeft het UNVIM in buurlanden van Jemen, met name in Djibouti en Saudi-Arabië, postgevat.

(6)

De Unie moet haar steun aan het UNVIM voor de uitvoering van zijn mandaat met één jaar verlengen en aanpassen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2020/1465 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

“3.   De Unie verleent bij dit besluit haar steun aan het bureau van de speciale gezant van de secretaris-generaal van de VN voor Jemen en de UNMHA voor het inzetten van het UNVIM in de havens van Hodeidah, Salif en Ras Issa en op andere locaties in buurlanden van Jemen, indien noodzakelijk voor de uitvoering van het UNVIM. Daartoe draagt de Unie bij in de kosten die verbonden zijn aan de versterking van het UNVIM, waardoor tegemoet wordt gekomen aan de behoeften van de Jemenitische bevolking, als onderdeel van een bredere humanitaire strategie.”;

b)

de tweede alinea wordt geschrapt.

2)

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De financiële referentiebedragen voor de uitvoering van het in artikel 1 bedoelde project bedragen 2 059 838 EUR voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 28 februari 2022 en 2 200 000 EUR voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 30 september 2022. De Raad evalueert het laatstvermelde financieel referentiebedrag uiterlijk op 1 maart 2022, onder meer op basis van het absorptiepercentage en een behoeftenbeoordeling door de Commissie.”.

3)

In artikel 5 wordt de laatste zin vervangen door:

“Het verstrijkt op 30 september 2022.”.

4)

De bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 oktober 2021.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit (GBVB) 2018/1249 van de Raad van 18 september 2018 betreffende een optreden van de Europese Unie ter ondersteuning van het VN-verificatie- en inspectiemechanisme voor Jemen (PB L 235 van 19.9.2018, blz. 14).

(2)  Besluit (GBVB) 2020/1465 van de Raad van 12 oktober 2020 inzake een optreden van de Europese Unie ter ondersteuning van het verificatie- en inspectiemechanisme van de Verenigde Naties in Jemen (PB L 335 van 13.10.2020, blz. 13).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/14


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1992 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2021

betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor speelgoed

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt speelgoed dat in overeenstemming is met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de in artikel 10 van en bijlage II bij die richtlijn beschreven eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.

(2)

Deel I van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG bevat specifieke eisen inzake fysische en mechanische eigenschappen (waaronder bepalingen waarmee moet worden gewaarborgd dat speelgoed zodanig wordt vervaardigd dat geen verbrandingen, brandwonden of ander lichamelijk letsel kunnen worden veroorzaakt), en deel II van bijlage II bij die richtlijn bevat specifieke eisen om een hoog niveau van veiligheid van speelgoed met betrekking tot ontvlammingsgevaar te waarborgen. In deel III van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG zijn tevens specifieke eisen vastgelegd om te waarborgen dat speelgoed geen risico van schadelijke effecten voor de gezondheid van mensen oplevert door blootstelling aan de chemische stoffen of mengsels waarvan het vervaardigd is of die het bevat. Bovendien is in artikel 10, lid 2, de algemene veiligheidseis neergelegd, zijn in artikel 11, lid 2, eisen voor waarschuwingen op speelgoed opgenomen en bevat bijlage V bij Richtlijn 2009/48/EG waarschuwingen voor speelgoed, waaronder specifieke waarschuwingen voor chemisch speelgoed.

(3)

Bij brief M/445 (3) van 9 juli 2009 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht nieuwe normen ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG op te stellen en de desbetreffende bestaande geharmoniseerde normen te herzien.

(4)

Op basis van verzoek M/445 van 9 juli 2009 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN 71-2:2011+A1:2014 “Veiligheid van speelgoed — Deel 2: Brandbaarheid”, waarvan de referentie is bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867 van de Commissie (4), herzien. Dit heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN 71-2:2020.

(5)

De geharmoniseerde norm EN 71-2:2020 is duidelijker en nauwkeuriger dan de vorige norm (EN 71-2:2011+A1:2014). Die norm omvat extra definities, die beter beschrijven op welk speelgoed de specificaties van de norm van toepassing zijn; duidelijkere en preciezere formuleringen; nieuwe specificaties voor als speelgoed gebruikte verkleedkostuums die los opvulmateriaal bevatten; aanvullende specificaties voor het al dan niet wassen of reinigen van als speelgoed gebruikte verkleedkostuums vóór het testen ervan; specificaties voor het testen van kleinere onderdelen van speelgoed door deze te combineren, alsook voor het testen van vullingen, garneersels en versieringen; voorbeelden ter illustratie van verkleedspeelgoed (zoals maskers of helmen) en als speelgoed gebruikte verkleedkostuums alsmede aanwijzingen voor het testen ervan; stroomschema’s waaruit blijkt hoe testmonsters van als speelgoed gebruikte verkleedkostuums kunnen worden verkregen.

(6)

Op basis van verzoek M/445 van 9 juli 2009 heeft het CEN eveneens de geharmoniseerde norm EN 71-3:2019 “Veiligheid van speelgoed — Deel 3: Migratie van bepaalde elementen”, waarvan de referentie is bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867, herzien. Dit heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN 71-3:2019+A1:2021.

(7)

Met de geharmoniseerde norm EN 71-3:2019+A1:2021 wordt de lijst van wettelijke grenswaarden, die is overgenomen uit Richtlijn 2009/48/EG, voor de elementen in speelgoed geactualiseerd. De actualisering betreft aluminium, waarvoor met ingang van 20 mei 2021 strengere grenswaarden moesten worden toegepast (5). De actualisering betreft ook chroom-VI, waarvoor een vorige grenswaarde werd geschrapt. De wiskundige formule voor de berekening van de chroom-VI-migratie van een speelgoedmonster is aan de testprocedure aangepast. Alle andere wijzigingen zijn van redactionele aard.

(8)

Op basis van verzoek M/445 van 9 juli 2009 heeft het CEN verder de geharmoniseerde norm EN 71-4:2013 “Veiligheid van speelgoed — Deel 4: Scheikundedozen en gerelateerde sets”, waarvan de referentie is bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867, herzien. Dit heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN 71-4:2020.

(9)

De geharmoniseerde norm EN 71-4:2020 is vanwege een flink aantal redactionele wijzigingen duidelijker dan de vorige norm (EN 71-4:2013). Bovendien is er veelvuldiger en consequenter gebruikgemaakt van pictogrammen en signaalwoorden uit Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (6). Voorts zijn de specificaties voor kinderveilige recipiënten thans gebaseerd op een gevestigde internationale norm, die door het CEN is overgenomen. Voor sommige scheikundedozen is nu oogbescherming vereist. Ten slotte is er meer uitleg te vinden omtrent de redenen voor de specificaties.

(10)

Op basis van verzoek M/445 van 9 juli 2009 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN 71-13:2014 “Veiligheid van speelgoed — Deel 13: Reuk- en smaakspellen, speelgoed make-upsets en speelgoed smaaksets”, waarvan de referentie is bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867, herzien. Dit heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN 71-13:2021.

(11)

De specificaties van de geharmoniseerde norm EN 71-13: 2021 sluiten beter aan bij de eisen van Richtlijn 2009/48/EG. Met name zijn de specificaties met betrekking tot specifieke waarschuwingen en vermeldingen van voorzorgsmaatregelen in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2009/48/EG uitgebreid en houden zij duidelijker verband met reuk- en smaakspellen, speelgoed make-upsets en speelgoed smaaksets die bepaalde allergene geurstoffen bevatten. Bovendien zijn de specificaties voor kinderveilige sluitingen van recipiënten in de betrokken spellen en sets thans gebaseerd op een internationale norm, te weten EN ISO 8317:2015 Kinderveilige verpakkingen — Eisen en beproevingsprocedures voor hersluitbare verpakkingen. De testmethode van EN ISO 8317:2015 vervangt de vorige testmethode van EN 71-13:2014. Ten slotte zijn de verwijzingen naar de Uniewetgeving geactualiseerd, met name naar de wetgeving inzake voedselveiligheid.

(12)

Samen met het CEN is de Commissie nagegaan of de door het CEN opgestelde geharmoniseerde normen EN 71-2:2020, EN 71-3:2019+A1:2021, EN 71-4:2020 en EN 71-13:2021 voldoen aan verzoek M/445 van 9 juli 2009. De vier geharmoniseerde normen voldoen aan de eisen die zij beogen te bestrijken en die in Richtlijn 2009/48/EG zijn vastgelegd. Daarom moeten de referenties van die normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(13)

De geharmoniseerde normen EN 71-2:2020, EN 71-3:2019+A1:2021, EN 71-4:2020 en EN 71-13:2021 vervangen respectievelijk de geharmoniseerde normen EN 71-2:2011+A1:2014, EN 71-3:2019, EN 71-4:2013 en EN 71-13:2014. De referenties van die normen moeten derhalve uit het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt. Om speelgoedfabrikanten voldoende tijd te geven om hun producten aan de herziene specificaties in de geharmoniseerde normen EN 71-2:2020, EN 71-3:2019+A1:2021, EN 71-4:2020 en EN 71-13:2021 aan te passen, moet de schrapping van de referenties van de geharmoniseerde normen EN 71-2:2011+A1:2014, EN 71-3:2019, EN 71-4:2013 en EN 71-13:2014 worden uitgesteld.

(14)

Om redenen van duidelijkheid, rationaliteit en vereenvoudiging moet een volledige lijst van referenties van de geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG zijn opgesteld en aan de eisen voldoen die ze beogen te bestrijken, in één handeling worden bekendgemaakt. De referenties van de geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG zijn opgesteld, worden thans bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluiten (EU) 2021/867 en (EU) 2019/1728 (7) van de Commissie. Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867 moet daarom worden vervangen door een nieuw besluit.

(15)

Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt vanaf de datum van bekendmaking van de referentie van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referenties van de in bijlage I bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor speelgoed die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG worden hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867 wordt ingetrokken.

Artikel 1 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867 blijft evenwel van toepassing op de referenties van de in bijlage II bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor speelgoed die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG tot de in die bijlage vermelde data.

Artikel 1 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1728 blijft daarnaast van toepassing op de referenties van de in bijlage III bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor speelgoed die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG tot de in die bijlage vermelde data.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1).

(3)  M/445 van 9 juli 2009 betreffende een normalisatiemandaat gericht aan het CEN en het Cenelec in het kader van Richtlijn 2009/48/EG tot herziening van Richtlijn 88/378/EEG betreffende de veiligheid van speelgoed.

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/867 van de Commissie van 28 mei 2021 betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor speelgoed (PB L 190 van 31.5.2021, blz. 96).

(5)  Richtlijn (EU) 2019/1922 van de Commissie van 18 november 2019 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, van bijlage II, deel III, punt 13, bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed, wat aluminium betreft (PB L 298 van 19.11.2019, blz. 5).

(6)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1728 van de Commissie van 15 oktober 2019 betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor speelgoed (PB L 263 van 16.10.2019, blz. 32).


BIJLAGE I

Nr.

Referentie van de norm

1.

EN 71-1:2014+A1:2018

Veiligheid van speelgoed — Deel 1: Mechanische en fysische eigenschappen

2.

EN 71-2:2020

Veiligheid van speelgoed — Deel 2: Brandbaarheid

3.

EN 71-3:2019+A1:2021

Veiligheid van speelgoed — Deel 3: Migratie van bepaalde elementen

4.

EN 71-4:2020

Veiligheid van speelgoed — Deel 4: Scheikundedozen en gerelateerde sets

5.

EN 71-5:2015

Veiligheid van speelgoed — Deel 5: Chemisch speelgoed (sets) anders dan scheikundedozen

6.

EN 71-7:2014+A3:2020

Veiligheid van speelgoed — Deel 7: Vingerverf – Eisen en beproevingsmethoden

7.

EN 71-8:2018

Veiligheid van speelgoed — Deel 8: Schommels, glijbanen en soortgelijk speelgoed voor gebruik in en rondom het huis

8.

EN 71-12:2016

Veiligheid van speelgoed — Deel 12: N-nitrosamines en N-nitroseerbare stoffen

Informatieve notitie: de grenswaarden in punt 4.2, tabel 2, punt a), van norm “EN 71-12:2016 Veiligheid van speelgoed — Deel 12: N-nitrosamines en N-nitroseerbare stoffen” zijn lager dan de grenswaarden waaraan overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 8, bij Richtlijn 2009/48/EG moet worden voldaan. Het betreft met name de volgende waarden:

Stof

Norm EN 71-12:2016

Richtlijn 2009/48/EG

N-nitrosamines

0,01 mg/kg

0,05 mg/kg

N-nitroseerbare stof

0,1 mg/kg

1 mg/kg

9.

EN 71-13:2021

Veiligheid van speelgoed — Deel 13: Reuk- en smaakspellen, speelgoed make-upsets en speelgoed smaaksets

10.

EN 71-14:2018

Veiligheid van speelgoed — Deel 14: Trampolines voor huishoudelijk gebruik

11.

EN IEC 62115:2020

Elektrisch speelgoed — Veiligheid

EN IEC 62115:2020/A11:2020


BIJLAGE II

Nr.

Referentie van de norm

Datum van schrapping

1.

EN 71-2:2011+A1:2014

Veiligheid van speelgoed — Deel 2: Brandbaarheid

15 mei 2022

2.

EN 71-3:2019

Veiligheid van speelgoed — Deel 3: Migratie van bepaalde elementen

15 mei 2022

3.

EN 71-4:2013

Veiligheid van speelgoed — Deel 4: Scheikundedozen en gerelateerde sets

15 mei 2022

4.

EN 71-13:2014

Veiligheid van speelgoed — Deel 13: Reuk- en smaakspellen, speelgoed make-upsets en speelgoed smaaksets

15 mei 2022


BIJLAGE III

Nr.

Referentie van de norm

Datum van schrapping

1.

EN 71-7:2014+A2:2018

Veiligheid van speelgoed — Deel 7: Vingerverf – Eisen en beproevingsmethoden

NB: Wat betreft het toegestane bewaarmiddel climbazool (bijlage B, tabel B.1, vermelding 22, bij deze norm), geldt het vermoeden van conformiteit tot een maximale toegestane concentratie van 0,2 % (niet: 0,5 %). Dit is gebaseerd op het “ADDENDUM to the Opinion on Climbazole (P64) ref. SCCS/1506/13” van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) dat werd aangenomen na de bekendmaking van de norm door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN).

https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/scientific_committees/consumer_safety/docs/sccs_o_212.pdf

28 november 2021

2.

EN 71-12:2013

Veiligheid van speelgoed — Deel 12: N-nitrosamines en N-nitroseerbare stoffen

28 november 2021

3.

EN 62115:2005

Elektrisch speelgoed — Veiligheid (IEC 62115:2003 (gewijzigd) + A1:2004)

EN 62115:2005/A2:2011 (IEC 62115:2003/A2:2010 (gewijzigd)

EN 62115:2005/A2:2011/AC:2011

EN 62115:2005/A11:2012

EN 62115:2005/A11:2012/AC:2013

EN 62115:2005/A12:2015

21 februari 2022


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/20


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1993 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Nieuw-Zeeland afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door Nieuw-Zeeland aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten die Nieuw-Zeeland onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 2 september 2021 heeft Nieuw-Zeeland de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten overeenkomstig het systeem “My Covid Record”. Nieuw-Zeeland heeft de Commissie meegedeeld dat het van oordeel was dat zijn COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft Nieuw-Zeeland de Commissie meegedeeld dat de door Nieuw-Zeeland overeenkomstig het “My Covid Record”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Nieuw-Zeeland heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie- en testcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van Nieuw-Zeeland heeft de Commissie op 19 oktober 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten door Nieuw-Zeeland worden afgegeven overeenkomstig een systeem, “My Covid Record”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader, en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door Nieuw-Zeeland overeenkomstig het “My Covid Record”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft Nieuw-Zeeland de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Pfizer/BioNTech COMIRNATY en Pfizer New Zealand Limited (NZBN: 9429040634296).

(7)

Nieuw-Zeeland heeft de Commissie ook meegedeeld dat het interoperabele testcertificaten voor nucleïnezuuramplificatietests en snelle antigeentests afgeeft.

(8)

Voorts heeft Nieuw-Zeeland de Commissie meegedeeld dat het geen interoperabele herstelcertificaten afgeeft.

(9)

Daarnaast heeft Nieuw-Zeeland de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Nieuw-Zeeland certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie of het testresultaat van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door Nieuw-Zeeland overeenkomstig het “My Covid Record”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door Nieuw-Zeeland overeenkomstig het “My Covid Record”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 5, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet Nieuw-Zeeland worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Aangezien Nieuw-Zeeland zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door Nieuw-Zeeland overeenkomstig het “My Covid Record”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie- en testcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Nieuw-Zeeland wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/23


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1994 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Moldavië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Moldavië aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die de Republiek Moldavië onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 14 september 2021 heeft de Republiek Moldavië de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het systeem “COVID-19 Vaccination Record (SIA RVC-19)”. De Republiek Moldavië heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Moldavië de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Moldavië overeenkomstig het systeem “COVID-19 Vaccination Record (SIA RVC-19)” afgegeven COVID-19-certificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek Moldavië heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Moldavië heeft de Commissie op 26 oktober 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door de Republiek Moldavië worden afgegeven overeenkomstig een systeem, het “COVID-19 Vaccination Record” (SIA RVC-19)”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader, en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Moldavië overeenkomstig het systeem “COVID-19 Vaccination Record (SIA RVC-19)” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft de Republiek Moldavië de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Het gaat momenteel onder meer om Соmirnаtу, Vaxzevria, COVID-19 Vaccine Janssen, Spikevax, ВВIВР-СоrV, СоrоnаVас, en Sputnik V.

(7)

De Republiek Moldavië heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij interoperabele testcertificaten afgeeft voor nucleïnezuuramplificatietests en snelle antigeentests die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die door het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité is goedgekeurd op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 (4).

(8)

Voorts heeft de Republiek Moldavië de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Voorts heeft de Republiek Moldavië de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Moldavië certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Moldavië overeenkomstig het systeem “COVID-19 Vaccination Record (SIA RVC-19)” afgegeven COVID-19-certificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door de Republiek Moldavië overeenkomstig het systeem “COVID-19 Vaccination Record (SIA RVC-19)” afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Moldavië worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Aangezien de Republiek Moldavië zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Moldavië overeenkomstig het systeem “COVID-19 Vaccination Record (SIA RVC-19)” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Moldavië wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).

(3)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/26


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1995 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Georgië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door Georgië aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die Georgië onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 20 augustus 2021 heeft Georgië de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het systeem “Georgia e-health App”. Georgië heeft de Commissie meegedeeld dat het van oordeel was dat zijn COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft Georgië de Commissie meegedeeld dat de door Georgië overeenkomstig het “Georgia e-health App”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Georgië heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van Georgië heeft de Commissie op 14 oktober 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door Georgië worden afgegeven overeenkomstig een systeem, de “Georgia e-health App”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door Georgië overeenkomstig het “Georgia e-health App”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft Georgië de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins zal afgeven. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Vaxzevria, CoronaVac en het geïnactiveerde COVID-19-vaccin (Vero Cell) van Sinopharm (Being Institute of Biological Products).

(7)

Georgië heeft de Commissie ook meegedeeld dat het wel interoperabele testcertificaten voor nucleïnezuuramplificatietests afgeeft, maar niet voor snelle antigeentests.

(8)

Voorts heeft Georgië de Commissie meegedeeld dat het interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Daarnaast heeft Georgië de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Georgië certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie, het testresultaat of de herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door Georgië overeenkomstig het “Georgia e-health App”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door Georgië overeenkomstig het “Georgia e-health App”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet Georgië worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of om dit besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Aangezien Georgië zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door Georgië overeenkomstig het “Georgia e-health App”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Georgië wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


16.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/29


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1996 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Servië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Servië aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die de Republiek Servië onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 27 september 2021 heeft de Republiek Servië de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het “Digital Green Certificate”-systeem. De Republiek Servië heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Servië de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Servië overeenkomstig het “Digital Green Certificate”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek Servië heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Servië heeft de Commissie op 3 november 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door de Republiek Servië worden afgegeven overeenkomstig een systeem, het “Digital Green Certificate”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader, en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Servië overeenkomstig het “Digital Green Certificate”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft de Republiek Servië de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Vaxzevria, BBIBP-CorV en Sputnik V.

(7)

De Republiek Servië heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij interoperabele testcertificaten afgeeft voor nucleïnezuuramplificatietests en voor snelle antigeentests die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die door het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité is goedgekeurd op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 (4).

(8)

Voorts heeft de Republiek Servië de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Voorts heeft de Republiek Servië de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Servië certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Servië overeenkomstig het “Digital Green Certificate”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door de Republiek Servië overeenkomstig het “Digital Green Certificate”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Servië worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om de Republiek Servië zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Servië overeenkomstig het “Digital Green Certificate”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Servië wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).

(3)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).