ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 384

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
29 oktober 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2021/1888 van de Raad van 27 oktober 2021 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1889 van de Commissie van 23 juli 2021 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad wat betreft de verlenging van maatregelen voor tijdelijke vrijstelling van de regels inzake het gebruik van slots vanwege de COVID-19-crisis

20

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1890 van de Commissie van 2 augustus 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de handelsnormen voor de sector groenten en fruit

23

 

*

Verordening (EU) 2021/1891 van de Commissie van 26 oktober 2021 tot wijziging van de bijlagen XIV en XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de invoer in en doorvoer door de Unie van dierlijke bijproducten en afgeleide producten ( 1 )

84

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1892 van de Commissie van 27 oktober 2021 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

105

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1893 van de Raad van 28 oktober 2021 tot wijziging van Besluit 2010/573/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië

108

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1894 van de Commissie van 28 oktober 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Armenië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

109

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1895 van de Commissie van 28 oktober 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

112

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/1


VERORDENING (EU) 2021/1888 VAN DE RAAD

van 27 oktober 2021

tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet bij de vaststelling van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij en van andere adviesinstanties, alsook met de adviezen van de adviesraden die voor de betrokken geografische bevoegdheidsgebieden zijn opgericht, en de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

(2)

Het is aan de Raad om de maatregelen vast te stellen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, voor zover nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.

(3)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid tot doel heeft het exploitatieniveau voor maximale duurzame opbrengst (MDO) voor zo veel mogelijk bestanden in 2015 en, geleidelijk toenemend, voor alle bestanden uiterlijk in 2020 te verwezenlijken. De overgangsperiode tot en met 2020 had tot doel een evenwicht te vinden tussen enerzijds het bereiken van de MDO voor alle bestanden en anderzijds de mogelijke sociaal-economische gevolgen van eventuele aanpassingen van de desbetreffende vangstmogelijkheden.

(4)

De totaal toegestane vangsten (TAC’s) moeten derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van zowel de biologische en sociaal-economische gevolgen als de verplichting tot billijke behandeling van de visserijsectoren en rekening houdend met de standpunten die kenbaar zijn gemaakt tijdens de raadpleging van de belanghebbenden.

(5)

Bij Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2) is een meerjarenplan vastgesteld voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die die bestanden exploiteren (het “plan”). Het plan beoogt ervoor te zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat populaties van gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd op een niveau dat hoger is dan het niveau waarop MDO mogelijk is. In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder specifieke meerjarenplannen vallen, vastgesteld moeten worden overeenkomstig de in die meerjarenplannen vervatte voorschriften.

(6)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het plan moesten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van het plan vermelde bestanden zodanig worden vastgesteld dat zo spoedig mogelijk en, geleidelijk toenemend, uiterlijk in 2020 een visserijsterfte op MDO-niveau, uitgedrukt in bandbreedtes, werd bereikt. De vangstbeperkingen voor 2022 voor de betrokken bestanden in de Oostzee moeten derhalve worden vastgesteld overeenkomstig de doelstellingen van het plan.

(7)

De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft op 28 mei 2021 zijn jaarlijks advies voor de bestanden in de Oostzee gepubliceerd. Volgens de ICES bedroeg de biomassa van haring in het westelijke deel van de Oostzee in de ICES-deelsectoren 20-24 slechts 54 % van het grensreferentiepunt voor paaibiomassa (Blim), waaronder er sprake kan zijn van een verminderde reproductiecapaciteit. Bovendien blijft de populatietoename historisch laag. Daarom heeft de ICES voor het vierde opeenvolgende jaar een advies voor nulvangsten voor haring in het westelijke deel van de Oostzee uitgebracht. Krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1139 moeten daarom alle passende herstelmaatregelen worden vastgesteld om te waarborgen dat het betrokken bestand snel terugkeert boven het niveau dat de MDO kan opleveren. Volgens die bepaling moeten voorts aanvullende herstelmaatregelen worden genomen. Indien de vangstmogelijkheden voor haring in het westelijke deel van de Oostzee werden vastgesteld op het in het wetenschappelijke advies aanbevolen niveau, zou de verplichting tot aanlanding van alle vangsten uit gemengde visserijen met bijvangsten van haring uit het westelijke deel van de Oostzee tot het fenomeen van de “knelsoorten” leiden. Om het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds het laten voortzetten van visserijen voor andere bestanden in het licht van de anders mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen, en anderzijds de noodzaak om een goede biologische toestand van het bestand te bereiken, en rekening houdend met de moeilijkheid om tegelijkertijd alle bestanden in een gemengde visserij op MDO-niveau te bevissen, moet voor bijvangsten van haring in het westelijke deel van de Oostzee een specifieke TAC worden vastgesteld. Visserijverrichtingen op haring in het westelijke deel van de Oostzee die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden en waarbij volledig wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (3), en ook kleinschalige kustvissers die vissen met bepaalde soorten passief vistuig moeten echter worden toegestaan. De TAC moet worden vastgesteld op een niveau dat de sterfte niet doet stijgen en dat stimulansen biedt voor verbeteringen op het vlak van selectiviteit en vermijding.

(8)

Wat het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee betreft, heeft de ICES zijn voorzorgsadvies sinds 2019 kunnen baseren op een meer gegevensrijke beoordeling. De ICES raamt dat de biomassa van het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee nog steeds onder de Blim ligt en sinds 2020 verder is gedaald. Daarom heeft de ICES voor het derde opeenvolgende jaar een advies voor nulvangsten van kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee uitgebracht. Sinds 2019 zijn in de Unie strenge instandhoudingsmaatregelen vastgesteld. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1139 is de gerichte visserij op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee gesloten en is voor onvermijdelijke bijvangsten van kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee een TAC op zeer laag niveau vastgesteld om het fenomeen van de “knelsoorten” in andere visserijen te voorkomen. Bovendien zijn verdere herstelmaatregelen die functioneel met de vangstmogelijkheden verbonden zijn, vastgesteld in de vorm van paaisluitingen en een verbod op recreatievisserij in het belangrijkste verspreidingsgebied. Gezien het advies van de ICES en de ongewijzigde toestand van het bestand is het passend het niveau van de vangstmogelijkheden en de functioneel daarmee verbonden herstelmaatregelen te handhaven.

(9)

Met betrekking tot kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee blijkt uit wetenschappelijk ramingen al sinds jaren dat de paaibiomassa onder het referentiepunt ligt, waaronder specifieke en passende beheersmaatregelen moeten worden genomen (Btrigger). Daarom zijn de jongste jaren steeds strengere beheersmaatregelen vastgesteld. In 2021 heeft de ICES besloten een grondigere beoordeling van de toestand van het bestand te maken en heeft hij daarom zijn advies uitgesteld tot 10 september 2021. Uit die beoordeling is gebleken dat de biomassa van het kabeljauwbestand in het westelijk deel van de Oostzee minder dan de helft van de vorige raming bedroeg en reeds meer dan tien jaar meestal onder de Blim ligt. De huidige biomassa wordt op ongeveer de helft van de Blim geraamd. De populatietoename is sinds 2018 historisch laag. De ICES schat met een waarschijnlijkheid van 53 % dat de biomassa van het bestand in 2023 licht boven de Blim zou moeten uitkomen, zelfs indien het in enige mate bevist wordt. Daarom moeten, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1139, herstelmaatregelen worden genomen en moeten de vangstmogelijkheden zodanig worden vastgesteld dat het bestand snel terugkeert boven het niveau waarop MDO mogelijk is. Het niveau van de aanbevolen vangsten is zo laag dat het niet tegelijk gerichte visserij en de onvermijdelijke bijvangsten in andere visserijen, met name in de demersale platvisvisserij, kan dragen Daarom moet een TAC worden vastgesteld die is beperkt tot onvermijdelijke bijvangsten in andere visserijen om het fenomeen van de “knelsoorten” te voorkomen, met een uitzondering voor visserijverrichtingen die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden en waarbij volledig wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.Daarnaast zijn eerder verdere functioneel met de vangstmogelijkheden verbonden herstelmaatregelen genomen in de vorm van paaisluitingen en beperkingen voor de recreatievisserij. Gezien de verdere ernstige verslechtering van de toestand van het bestand moet de paaisluiting worden verlengd van 15 januari tot 31 maart, zodat de periode wordt bestreken waarin de kabeljauw zich vóór het paaien verzamelt. Een extra uitzondering op de paaisluiting moet worden ingevoerd voor vissersvaartuigen die vissen met dreggen voor tweekleppige weekdieren in ICES-deelsector 22 in wateren met een diepte van minder dan 20 meter, aangezien die visserij plaatsvindt buiten de paaiplaatsen van kabeljauw en de bijvangsten van kabeljauw zeer laag zijn. Wat de recreatievisserij betreft, kon de ICES, anders dan in voorgaande jaren, geen onderscheid maken tussen commerciële en recreatieve vangsten, gezien het lage niveau van de totaal aanbevolen vangsten. Gezien de toestand van het bestand moet de meeneemlimiet tot het minimum worden verlaagd om binnen de door de ICES aanbevolen vangstniveaus te blijven. Daarnaast is het passend de recreatievisserij niet langer vrij te stellen van de paaisluitingsperiode.

(10)

In 2020 raamde de ICES dat de biomassa van haring uit het centrale deel van de Oostzee was gedaald tot onder het referentiepunt voor de paaibiomassa van dat bestand, waaronder specifieke en passende beheersmaatregelen moesten worden genomen (Btrigger). Volgens de ramingen van de ICES in 2021 is de biomassa verder gedaald en bevindt zij zich nu dicht bij de Blim. Bijgevolg is het passend de vangstmogelijkheden vast te stellen overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139.

(11)

Volgens het advies van de ICES wordt kabeljauw gevangen als bijvangst bij de visserij op schol. Sprot wordt gevangen in een gemengde visserij met haring en is een prooisoort voor kabeljauw. Het is passend om met die interacties tussen de soorten rekening te houden bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor schol en sprot.

(12)

Met betrekking tot zalm in ICES-deelsectoren 22-31 zegt de ICES al sinds jaren dat de toestand van de rivierbestanden zeer heterogeen is. Om de deskundigen meer tijd te geven om beter rekening te kunnen houden met die verschillen, heeft de ICES besloten zijn advies uit te stellen tot 15 september 2021. Volgens het ICES-advies moeten alle commerciële en recreatieve vangsten in het hoofdbekken, die per definitie gemengde visserijen zijn waarbij zalm uit zowel gezonde als zwakke rivierbestanden wordt gevangen, worden stopgezet om de zwakke rivierbestanden te beschermen. De ICES is echter van mening dat de bestaande gerichte visserij in de kustgebieden van de Botnische Golf en de Ålandzee tijdens de zalmzomertrek kan worden voortgezet. Om het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds het laten voortzetten van visserijen in het licht van de anders mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen, en anderzijds de noodzaak om een goede biologische toestand van het bestand te bereiken, en rekening houdend met de moeilijkheid om tegelijkertijd alle bestanden in een gemengde visserij op MDO-niveau te bevissen, moet voor bijvangsten van zalm in die gebieden een specifieke TAC worden vastgesteld, behalve voor visserijverrichtingen die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden en waarbij volledig wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241, en voor de kustvisserij ten noorden van 59°30′NB tijdens de periode van 1 mei tot en met 31 augustus. Gezien het ICES-advies is het passend verdere herstelmaatregelen vast te stellen die functioneel verbonden zijn met de vangstmogelijkheden. Het gebruik van beuglijnen buiten vier zeemijl moet worden verboden, aangezien dit doorgaans een vistuig is dat wordt gebruikt om op zalm te vissen. Bovendien mag in gebieden waar commerciële visserij niet is toegestaan, in de recreatievisserij per hengelaar per dag slechts één zalm met afgeknipte vin aan boord worden gehouden. Ten slotte moeten, om onjuiste rapportering te voorkomen, alle exemplaren van alle aan boord gehouden vissoorten in hun geheel worden aangeland, zodat die ondubbelzinnig kunnen worden geïdentificeerd.

(13)

Om de volledige benutting van de vangstmogelijkheden voor de kustvisserij te waarborgen, werd in 2019 voor zalm een beperkte flexibiliteit van de ICES-deelsectoren 22-31 naar ICES-deelsector 32 ingevoerd. Gezien de wijzigingen van de vangstmogelijkheden voor deze twee bestanden moet deze flexibiliteit worden verkleind.

(14)

De invoering van een verbod op de visserij op zeeforel buiten vier zeemijl en van een beperking van de bijvangst van zeeforel tot 3 % van de gecombineerde vangst van zeeforel en zalm heeft in belangrijke mate bijgedragen tot een aanzienlijke vermindering van de voorheen vaak voorkomende verkeerde aangiften van vangsten in de zalmvisserij, met name als vangsten van zeeforel. Het is derhalve passend die bepaling te handhaven om het aantal verkeerde aangiften laag te houden.

(15)

De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (4), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in deze verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

(16)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (5) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s ingevoerd, waaronder de flexibiliteitsbepalingen van de artikelen 3 en 4 voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Krachtens artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn, met name op basis van de biologische situatie van de bestanden. Meer recent is bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 het jaarflexibiliteitsmechanisme ingevoerd voor alle bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen op analytische TAC’s van toepassing zijn wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

(17)

Aangezien de biomassa van het bestand van kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, haring in het westelijke deel van de Oostzee en kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee onder de Blim ligt en in 2022 alleen bijvangsten, en visserij voor wetenschappelijke doeleinden en, voor haring in het westelijke deel van de Oostzee, bepaalde kleinschalige kustvisserij, zijn toegestaan, hebben de lidstaten die een quota-aandeel hebben van de betrokken TAC zich er bovendien toe verbonden om de in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde jaarflexibiliteit in 2022 niet toe te passen voor die bestanden, zodat de vangsten in 2022 niet groter zullen zijn dan de TAC’s die voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee, voor haring in het westelijke deel van de Oostzee en voor kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee zijn vastgesteld. Aangezien de biomassa van de rivierbestanden van zalm ten zuiden van 59°30′NB bijna steeds onder het grensreferentiepunt voor productie van smolt ligt en in dat gebied in 2022 alleen bijvangsten en visserij voor wetenschappelijke doeleinden zijn toegestaan, zijn de betrokken lidstaten bovendien een vergelijkbare verbintenis aangegaan wat betreft de jaarflexibiliteit in verband met de vangst van zalm in het hoofdbekken in 2022.

(18)

Het visseizoen voor kever in ICES-sector 3a en in de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 loopt van 1 november tot en met 31 oktober. Om de visserij op 1 november 2021 te kunnen aanvangen en op basis van nieuw wetenschappelijk advies en na overleg met het Verenigd Koninkrijk, is het noodzakelijk een voorlopige TAC voor kever in ICES-sector 3a en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 vast te stellen voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021. Die voorlopige TAC moet worden vastgesteld in overeenstemming met het op 8 oktober 2021 gepubliceerde ICES-advies.

(19)

In Verordening (EU) 2021/92 van de Raad (6) heeft de tabel met de vangstmogelijkheden voor makreel in de Noordzee betrekking op de wateren van 3a en 4, de wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a, de wateren van de Unie van 3b, 3c en de deelsectoren 22-32 overeenkomstig de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (7). In 2021 evenwel heeft het overleg tussen de kuststaten over makreel geen akkoord over toegangsregelingen tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen opgeleverd. De Unie heeft dan ook geen toegang om haar makreelquotum in de Noorse wateren van de Noordzee te vissen.

(20)

In 2021 heeft de Unie onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over vangstmogelijkheden en beheersmaatregelen voor bepaalde TAC’s voor 2021, ook voor makreel, afgerond, waardoor de Unie haar makreelquotum in de wateren van het Verenigd Koninkrijk kan vissen. Bijgevolg moeten de desbetreffende tabellen met vangstmogelijkheden dienovereenkomstig worden gewijzigd om rekening te houden met de afbakening van de vangstgebieden in de wateren van de Noordzee tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie.

(21)

In 2021 heeft de Unie geen toegang tot de visserij op haar makreelquotum in de Noorse wateren van de Noordzee. Verordening (EU) 2021/92 bevat de tabel met vangstmogelijkheden voor makreel in de Noorse wateren van 2a en 4a en het aan Denemarken toegewezen quotum van 13 359 ton moet kunnen worden gevist in de Noordzeewateren van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk. In de desbetreffende tabel met vangstmogelijkheden moet een voetnoot worden toegevoegd om Denemarken in staat te stellen dit quotum in de Noordzeewateren van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk te vissen. Het Verenigd Koninkrijk is geraadpleegd over die mogelijkheid en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de benadering waarbij dat quotum met ingang van 12 oktober 2021 kan worden gevist in die wateren van het Verenigd Koninkrijk.

(22)

In de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, en in het bijbehorende uitvoeringsprotocol (8), is bepaald dat 7,7 % van de TAC voor lodde die wordt gevist in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14, aan de Unie wordt toegewezen. Op 5 oktober 2021 heeft de Unie van de Groenlandse autoriteiten informatie ontvangen waaruit blijkt dat de ICES voor het seizoen 2021/2022 een advies voor lodde heeft uitgebracht waarin voor die vis een TAC van 904 200 ton wordt aangegeven. Op basis van wetenschappelijk advies en op basis van de overeenkomst tussen Groenland, IJsland en Noorwegen over lodde, heeft de regering van Groenland een quotum van 135 630 ton vastgesteld. Overeenkomstig het uitvoeringsprotocol zou Groenland de Unie 69 623 ton lodde willen aanbieden, wat overeenkomt met 7,7 % van de totale TAC. Die TAC moet nu op die basis worden vastgesteld. Voorts hebben Groenland, IJsland en Noorwegen, als onderdeel van hun kaderovereenkomst inzake de instandhouding en het beheer van lodde, overeenstemming bereikt over nieuwe regelingen voor het visseizoen. Daarom moet ook rekening worden gehouden met de wijziging van het visseizoen, dat nu betrekking moet hebben op een periode van 15 oktober 2021 tot en met 15 april 2022.

(23)

De Commissie verleent vismachtigingen aan vaartuigen die de vlag van Venezuela voeren, op basis waarvan ze in de Uniewateren voor de kust van Frans-Guyana op snapper kunnen vissen. De voorgestelde wijziging moet de continuïteit van de visserijverrichtingen tijdens de vergunningsprocedure tussen twee jaren waarborgen, onder bepaalde voorwaarden.

(24)

Verordening (EU) 2021/92 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(25)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moeten de bepalingen van deze verordening betreffende de Oostzee van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2022. De vangstbeperkingen van Verordening (EU) 2021/92 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2021. De bepalingen die zijn ingevoerd bij deze verordening betreffende die vangstbeperkingen moeten derhalve eveneens van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021. Deze verordening moet evenwel van 1 november 2021 tot en met 31 oktober 2022 van toepassing zijn op kever in ICES-sector 3a, de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a. Gezien de dringende noodzaak om duurzame visserijactiviteiten voort te zetten en met de betrokken visserij tijdig, bij de opening van de visserijseizoenen, te kunnen beginnen, moeten de bepalingen van deze verordening betreffende de vangstbeperkingen voor makreel in de Noorse wateren van de Noordzee en lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14 van toepassing zijn met ingang van respectievelijk 12 oktober 2021 en 15 oktober 2021. Aangezien de betrokken vangstmogelijkheden ofwel nog niet zijn opgebruikt of door deze verordening zullen worden verhoogd, worden de beginselen van rechtszekerheid en de bescherming van legitieme verwachtingen niet aangetast door de toepassing met terugwerkende kracht van deze verordening. Gezien de urgentie moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee de vangstmogelijkheden voor 2022 vastgesteld en worden sommige bij Verordening (EU) 2021/92 vastgestelde vangstmogelijkheden in andere wateren gewijzigd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn in de Oostzee.

2.   Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserij indien in de toepasselijke bepalingen uitdrukkelijk naar deze visserij wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Daarnaast gelden de volgende definities:

1)

“deelsector”: een deelsector van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in de Oostzee als gedefinieerd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9);

2)

“totale toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die in een jaar mag worden gevangen;

3)

“quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

4)

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee mariene biologische rijkdommen worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC’s en toewijzingen

De TAC’s, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:

a)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

c)

extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

d)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

e)

verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

De bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, als bedoeld in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en in aanmerking komen voor de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken quota, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 7

Sluitingen ter bescherming van paaiende kabeljauw

1.   Van 1 mei tot en met 31 augustus is het verboden om met welk vistuig dan ook te vissen in de deelsectoren 25 en 26.

2.   Een vrijstelling van het in lid 1 vastgestelde verbod geldt in de volgende gevallen:

a)

visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241;

b)

vissersvaartuigen van de Unie van minder dan twaalf meter lengte over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig in gebieden met een waterdiepte van minder dan 20 meter volgens de coördinaten op de officiële zeekaarten van de bevoegde nationale autoriteiten;

c)

vissersvaartuigen van de Unie die in deelsector 25 vissen op pelagische bestanden voor rechtstreekse menselijke consumptie, met vistuig met een maaswijdte van 45 mm of minder, in gebieden waar de waterdiepte minder dan 50 meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten, en waarvan de aanlandingen zijn gesorteerd.

3.   Het is van 15 januari tot en met 31 maart verboden met welk vistuig dan ook te vissen in de deelsectoren 22 en 23, en van 15 mei tot en met 15 augustus in de deelsector 24.

4.   Een vrijstelling van het in lid 3 vastgestelde verbod geldt in de volgende gevallen:

a)

visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241;

b)

vissersvaartuigen van de Unie van minder dan twaalf meter lengte over alles die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten, met geankerde beugen, beuglijnen binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen, vrije beuglijnen, handlijnen en peuren of soortgelijk passief vistuig in gebieden met een waterdiepte van minder dan 20 meter volgens de coördinaten op de officiële zeekaarten van de bevoegde nationale autoriteiten;

c)

vissersvaartuigen van de Unie die in deelsector 24 vissen op pelagische bestanden voor rechtstreekse menselijke consumptie, met vistuig met een maaswijdte van 45 mm of minder, in gebieden waar de waterdiepte minder dan 40 meter bedraagt volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten, en waarvan de aanlandingen zijn gesorteerd;

d)

vissersvaartuigen van de Unie die vissen met dreggen op tweekleppige weekdieren in deelsector 22 in gebieden met een waterdiepte van minder dan 20 meter volgens de coördinaten op de officiële zeekaart van de bevoegde nationale autoriteiten.

5.   Kapiteins van vissersvaartuigen als bedoeld in lid 2, punt b) of c), en lid 4, punt b), c) of d), zorgen ervoor dat hun visserijactiviteit te allen tijde door de controleautoriteiten van de lidstaat kan worden gemonitord.

Artikel 8

Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22-26

1.   In het kader van de recreatievisserij mag elke visser in de deelsectoren 22 en 23, en in deelsector 24 binnen zes zeemijl gemeten vanaf de basislijnen per dag niet meer dan één kabeljauw in bezit hebben, behalve in de periode van 15 januari tot en met 31 maart, waarin de recreatievisserij op kabeljauw verboden is.

2.   De recreatievisserij op kabeljauw is verboden in deelsector 24 buiten zes zeemijl gemeten vanaf de basislijnen en in de deelsectoren 25 en 26.

3.   Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen.

Artikel 9

Maatregelen betreffende recreatievisserij op zalm in de deelsectoren 22-31

1.   Recreatievisserij op zalm is verboden in de deelsectoren 22- 31. Elke zalm die wordt gevangen, wordt onmiddellijk terug in zee vrijgelaten.

2.   In afwijking van lid 1 kan recreatieve visserij op zalm worden toegestaan onder de volgende cumulatieve voorwaarden:

a)

per visser per dag mag niet meer dan één zalm waarvan de vetvin niet is afgeknipt, aan boord worden gehouden;

b)

alle exemplaren van alle vissoorten aan boord moeten in gehele staat worden aangeland.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 wordt recreatievisserij op zalm ten noorden van 59° 30′ NB toegestaan van 1 mei tot en met 31 augustus zonder beperkingen in gebieden binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen.

4.   Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen.

Artikel 10

Maatregelen voor de instandhouding van de zeeforel- en zalmbestanden in de deelsectoren 22-32

1.   Het vissen op zeeforel buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in de deelsectoren 22-32 is voor vissersvaartuigen verboden van 1 januari tot en met 31 december 2022. Bij het vissen op zalm buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in deelsector 32 mogen bijvangsten van zeeforel op elk moment aan boord of bij aanlanding na elke visreis niet meer bedragen dan 3 % van de totale zalm- en zeeforelvangst.

2.   Het is verboden met beuglijnen te vissen buiten vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in de deelsectoren 22-31.

3.   Dit artikel geldt onverminderd strengere nationale maatregelen.

Artikel 11

Flexibiliteit

1.   Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC geldt, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC geldt.

2.   Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

Artikel 12

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de hoeveelheden gevangen of aangelande vis aan de Commissie toezenden, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij deze verordening vermelde bestandscodes.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/92

Verordening (EU) 2021/92 wordt als volgt gewijzigd:

1)

bijlage IA wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in ICES-sector 7d wordt vervangen door:

“Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

7d

(COD/07D.)

België

33

(1)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Frankrijk

649

(1)

Nederland

19

(1)

Unie

701

(1)

Verenigd Koninkrijk

71

(2)

TAC

772

 

(1)

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevangen in de wateren van 4, het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, en wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a (COD/*2A3X4).

(2)

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Europese Unie van 4, het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, en wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a (COD/*2A3X4)”

b)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor makreel in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie van ICES-sector 2a en ICES-deelgebieden 3 en 4 wordt vervangen door:

“Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied:

wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 2a, 3 en 4

(MAC/2A34.)

België

544

(1)(2)

Analytische TAC

Artikel 8, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

Denemarken

18 666

(1)(2)

Duitsland

567

(1)(2)

Frankrijk

1 713

(1)(2)

Nederland

1 724

(1)(2)

Zweden

5 108

(1)(2)(3)

Unie

28 322

(1)(2)

Noorwegen

Niet relevant

(4)

Verenigd Koninkrijk

Niet relevant

(1)(2)(3)

TAC

852 284

 

(1)

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 60 % worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van 2a, 5b, 6, 7, 8d, 8e, 12 en 14 (MAC/*2AX14.).

(2)

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag ook in de twee onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 

Noorse wateren van 2a (MAC/*02AN-)

Wateren van de Faeröer (MAC/*FRO1)

België

0

0

Denemarken

0

0

Duitsland

0

0

Frankrijk

0

0

Nederland

0

0

Zweden

0

0

Unie

0

0

(3)

Bijzondere voorwaarde: inclusief de volgende hoeveelheid in ton in de Noorse wateren van 2a en 4a (MAC/*2A4AN):

 

251

Indien overeenkomstig deze bijzondere voorwaarde wordt gevist, worden bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en zwarte koolvis in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(4)

In mindering te brengen op het Noorse TAC-aandeel (toegangsquotum). Deze hoeveelheid omvat het volgende Noorse aandeel van de Noordzee-TAC:

 

0

Dit quotum mag uitsluitend in 4a worden gevangen (MAC/*04A.), behalve de volgende hoeveelheid (in ton), die mag worden gevangen in 3a (MAC/*03A.):

 

0

Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:


 

3a

wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 3a en 4bc

4b

4c

wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van 2a, 5b, 6, 7, 8d, 8e, 12 en 14

 

(MAC/*03A.)

(MAC/*3A4BC)

(MAC/*04B.)

(MAC/*04C.)

(MAC/*2A6.)

België

0

0

0

0

326

Denemarken

0

4 130

0

0

11 200

Duitsland

0

0

0

0

340

Frankrijk

0

490

0

0

1 028

Nederland

0

490

0

0

1 034

Zweden

0

0

390

10

3 065

Unie

0

5 110

390

10

16 993

Verenigd Koninkrijk

0

Niet relevant

0

0

Niet relevant

Noorwegen

0

0

0

0

0 ”

c)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor makreel in de Noorse wateren van ICES-sectoren 2a en 4a wordt vervangen door:

“Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied:

Noorse wateren van 2a en 4a

(MAC/2A4A-N)

Denemarken

 

13 359

(1)

Analytische TAC

Unie

 

13 359

(1)

TAC

 

Niet relevant

 

(1)

In 2021 mag dit quotum alleen worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 2a, 3a en 4 (MAC/*2A34X).”

d)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor kever en geassocieerde bijvangsten in ICES-sector 3a, de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van ICES-deelgebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a wordt vervangen door:

“Soort:

Kever en geassocieerde bijvangsten

Trisopterus esmarkii

Gebied:

3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a

(NOP/2A3A4.)

Jaar

2021

2022

 

Denemarken

116 447

(1)(3)

24 727

(1)(6)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

22

(1)(2)(3)

5

(1)(2)(6)

Nederland

86

(1)(2)(3)

18

(1)(2)(6)

Unie

116 555

(1)(3)

24 750

(1)(6)

Verenigd Koninkrijk

11 745

(2)(3)

5 250

(2)(6)

Noorwegen

0

(4)

0

(4)

Faeröer

0

(5)

0

(5)

TAC

Niet relevant

 

Niet relevant

 

(1)

Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van schelvis en wijting (OT2/*2A3A4). Overeenkomstig deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van schelvis en wijting en overeenkomstig artikel 5, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

(2)

Het quotum mag alleen worden gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van de ICES-gebieden 2a, 3a en 4.

(3)

Mag alleen worden gevangen van 1 november 2020 tot en met 31 oktober 2021.

(4)

Er moet een sorteerrooster worden gebruikt.

(5)

Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4), die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.

(6)

Mag alleen worden gevangen van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021.”

e)

de tabel met de vangstmogelijkheden voor andere soorten in de wateren van de Unie van ICES-sector 4 en deelgebied 6a ten noorden van 56° 30′ N.B. wordt vervangen door:

“Soort:

Andere soorten

Gebied:

Wateren van de Unie van 4 en 6a ten noorden van 56° 30′ N.B.

(OTH/2A46AN)

Unie

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

Noorwegen

1 000

(1)(2)

Faeröer

0

 

TAC

Niet relevant

 

(1)

Beperkt tot 4 (OTH/*2A4-C).

(2)

Soorten waarvoor geen andere TAC’s gelden.”

2)

in bijlage IB wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor lodde in de Groenlandse wateren van 5 en 14 vervangen door:

“Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied:

Groenlandse wateren van 5 en 14

(CAP/514GRN)

Denemarken

51 088

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

2 224

 

Zweden

3 666

 

Alle lidstaten

2 645

(1)

Unie

59 623

(2)

Noorwegen

10 000

(2)

TAC

Niet relevant

 

(1)

Denemarken, Duitsland en Zweden mogen pas gebruikmaken van het quotum voor “alle lidstaten” wanneer zij hun eigen quotum hebben opgebruikt. Lidstaten waaraan meer dan 10 % van het quotum van de Unie is toegewezen, mogen het quotum voor “alle lidstaten” evenwel niet gebruiken. Vangsten die in mindering moeten worden gebracht op dit gedeelde quotum, worden afzonderlijk gerapporteerd (CAP/514GRN_AMS).

(2)

Voor een vangstperiode van 15 oktober 2021 tot en met 15 april 2022.”

3)

in bijlage V, deel B, wordt de volgende voetnoot betreffende Venezuela toegevoegd aan de tabel met het maximumaantal vismachtigingen voor vaartuigen van derde landen die in de wateren van de Unie vissen:

“(2)

Visserijactiviteiten zijn toegestaan op jaarbasis. Een vissersvaartuig mag zijn visserijactiviteiten echter tot drie maanden na het verstrijken van zijn vismachtiging voortzetten op voorwaarde dat de marktdeelnemer:

de procedure tot vernieuwing van zijn vismachtiging op gang heeft gebracht;

heeft voldaan aan al zijn contractuele en informatie- en communicatieverplichtingen.

Deze verlenging verstrijkt zodra het besluit van de Commissie tot afgifte van een nieuwe vismachtiging of de kennisgeving van weigering van de nieuwe vismachtiging aan dat vaartuig in werking is getreden.”.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

In uitzondering op de tweede alinea geldt het volgende:

a)

Artikel 13, punt 1), a), 1) b), en 1), e), en punt 3 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2021;

b)

Artikel 13, punt 1), c), is van toepassing met ingang van 12 oktober 2021;

c)

Artikel 13, punt 2), is van toepassing met ingang van 15 oktober 2021 tot en met 15 april 2022;

d)

Artikel 13, punt 1), punt d), is van toepassing met ingang van 1 november 2021 tot en met 31 oktober 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

G. DOVŽAN


(1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(2)  Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

(4)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

(6)  Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31).

(7)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

(8)  PB L 175 van 18.5.2021, blz. 3.

(9)  Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).


BIJLAGE

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’S VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN GEBIEDEN WAAR TAC’S GELDEN

De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de functioneel daarmee verbonden voorwaarden.

Tenzij anders vermeld, gaat het bij de genoemde visserijzones om ICES-gebieden.

De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot


Tabel 1

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 30-31

(HER/30/31.)

Finland

91 287

 

Analytische TAC

Zweden

20 058

 

Unie

111 345

 

TAC

111 345

 

 


Tabel 2

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(HER/3BC+24)

Denemarken

110

(1)

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

435

(1)

Finland

0

(1)

Polen

103

(1)

Zweden

140

(1)

Unie

788

(1)

TAC

788

(1)

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op haring worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

In afwijking van de eerste alinea is de visserij op dit quotum toegestaan voor vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van minder dan 12 meter, die vissen met kieuwnetten, warnetten, handlijnen, kommen of peuren. Kapiteins van die vissersvaartuigen zorgen ervoor dat hun visserijactiviteit te allen tijde door de controleautoriteiten van de lidstaat kan worden gemonitord.


Tabel 3

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

(HER/3D-R30)

Denemarken

1 180

 

Analytische TAC

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Duitsland

313

 

Estland

6 028

 

Finland

11 766

 

Letland

1 488

 

Litouwen

1 566

 

Polen

13 367

 

Zweden

17 945

 

Unie

53 653

 

TAC

Niet relevant


Tabel 4

Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Deelsector 28.1

(HER/03D.RG)

Estland

22 026

 

Analytische TAC

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Letland

25 671

 

Unie

47 697

 

TAC

47 697

 


Tabel 5

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-32

(COD/3DX32.)

Denemarken

137

(1)

Voorzorgs-TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

54

(1)

Estland

13

(1)

Finland

10

(1)

Letland

51

(1)

Litouwen

33

(1)

Polen

159

(1)

Zweden

138

(1)

Unie

595

(1)

TAC

Niet relevant

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op kabeljauw worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.


Tabel 6

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(COD/3BC+24)

Denemarken

214

(1)

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

104

(1)

Estland

5

(1)

Finland

4

(1)

Letland

18

(1)

Litouwen

11

(1)

Polen

57

(1)

Zweden

76

(1)

Unie

489

(1)

TAC

489

(1)

(1)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op kabeljauw worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.


Tabel 7

Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

(PLE/3BCD-C)

Denemarken

6 483

 

Analytische TAC

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Duitsland

720

 

Polen

1 358

 

Zweden

489

 

Unie

9 050

 

TAC

9 050

 


Tabel 8

Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-31

(SAL/3BCD-F)

Denemarken

13 223

(1)(2)

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

1 471

(1)(2)

Estland

1 344

(1)(2)(3)

Finland

16 488

(1)(2)

Letland

8 411

(1)(2)

Litouwen

989

(1)(2)

Polen

4 011

(1)(2)

Zweden

17 874

(1)(2)

Unie

63 811

(1)(2)

TAC

Niet relevant

(1)

Aantal stuks.

(2)

Uitsluitend voor bijvangsten. In het kader van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

In afwijking van de eerste alinea mag in het kader van visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden verricht, gericht op zalm worden gevist, mits dat onderzoek wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2019/1241.

In afwijking van de eerste alinea is de visserij op dit quotum voor vissersvaartuigen van de Unie toegestaan benoorden 59° 30′ NB in gebieden binnen vier zeemijl gemeten vanaf de basislijnen in de periode van 1 mei tot en met 31 augustus.

(3)

Bijzondere voorwaarde: van dit quotum mogen niet meer dan 450 exemplaren worden gevist in wateren van de Unie van deelsector 32 (SAL/*3D32).


Tabel 9

Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Wateren van de Unie van deelsector 32

(SAL/3D32.)

Estland

969

(1)

Voorzorgs-TAC

Finland

8 486

(1)

Unie

9 455

(1)

TAC

Niet relevant

(1)

Aantal stuks.


Tabel 10

Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

(SPR/3BCD-C)

Denemarken

24 852

 

Analytische TAC

Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.

Duitsland

15 745

 

Estland

28 859

 

Finland

13 010

 

Letland

34 855

 

Litouwen

12 608

 

Polen

73 969

 

Zweden

48 045

 

Unie

251 943

 

TAC

Niet relevant

 


29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/20


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1889 VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2021

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad wat betreft de verlenging van maatregelen voor tijdelijke vrijstelling van de regels inzake het gebruik van slots vanwege de COVID-19-crisis

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993, betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van “slots” op communautaire luchthavens (1), en met name artikel 10 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De COVID-19-crisis leidt nog steeds tot een sterke terugval van het luchtverkeer door een aanzienlijke daling van de vraag naar luchtverkeer en door de maatregelen van de lidstaten en derde landen om de verspreiding van COVID-19 in te dammen. Eurocontrol rapporteerde dat het luchtverkeer in het EER-luchtruim in de eerste helft van 2021 vrij stabiel bleef op een niveau van ongeveer 38 % van het verkeer in de overeenkomstige periode van 2019, zij het met een opwaartse trend. Volgens de prognoses van Eurocontrol zal het jaarlijkse gemiddelde luchtverkeer in 2021 en 2022 naar verwachting toenemen tot respectievelijk 50 % en 72 %, op basis van de meest realistische verkeersprognose.

(2)

Op die omstandigheden hebben luchtvaartmaatschappijen geen invloed en de daaruit voortvloeiende vrijwillige of verplichte annuleringen van luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen conform de ontwikkeling van de vraag zijn een noodzakelijk of gerechtvaardigd antwoord op die omstandigheden.

(3)

Op grond van artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 95/93, gelezen in samenhang met artikel 10, lid 2, moeten luchtvaartmaatschappijen ten minste 80 % van de aan hen toegewezen reeks slots exploiteren om hun historische rechten op die reeks slots niet te verliezen (de zgn. “use-it-or-lose-it”-regel). In het licht van de COVID-19-crisis, om de financiële gezondheid van luchtvaartmaatschappijen te beschermen en om de negatieve gevolgen voor het milieu te vermijden van lege of nagenoeg lege vluchten die enkel worden uitgevoerd om de onderliggende luchthavenslots te behouden, werd de “use-it-or-lose-it”-regel opgeschort van 1 maart 2020 tot en met 28 maart 2021.

(4)

Op 16 februari 2021 heeft de Unie, gezien de aanhoudende impact van de COVID-19-crisis op het luchtverkeer, Verordening (EEG) nr. 95/93 gewijzigd om luchtvaartmaatschappijen tijdens de zomerdienstregelingsperiode 2021 nog langer te ontheffen van de “use-it-or-lose-it”-regel door de schorsing van die regel te verlengen van 28 maart 2021 tot en met 30 oktober 2021.

(5)

Op grond van artikel 10 bis, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 95/93 is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de opschortingstermijn van de in artikel 10 bis, lid 3, vastgestelde “use-it-or-lose-it”-regel te wijzigen.

(6)

Voorts is de Commissie op grond van artikel 10 bis, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 95/93 bevoegd om, indien strikt noodzakelijk om de evoluerende gevolgen van de COVID-19-crisis op het luchtverkeer aan te pakken, de slotbenuttingspercentages te wijzigen binnen een bereik van 30 % tot 70 %.

(7)

Ondanks een geleidelijke herneming bleef het luchtverkeer in de eerste helft van 2021 ver onder het niveau van dezelfde periode in 2019, met gemiddeld ongeveer 38 % van het verkeer in de overeenkomstige periode in 2019. Hoewel het verloop van het herstel van het luchtverkeer moeilijk nauwkeurig kan worden voorspeld, kan redelijkerwijs worden verwacht dat de situatie in de nabije toekomst zal aanhouden, met een gestage vermindering van de kloof tussen het luchtverkeer in 2021 en dat in 2019. Op basis van het meest waarschijnlijke scenario van de vierjaarlijkse prognose van Eurocontrol van 21 mei 2021, waarin wordt aangenomen dat de vaccins in 2022 werkzaam zullen zijn, zou het luchtverkeer in 2021 en 2022 respectievelijk een jaarlijks gemiddelde van 50 % tot 72 % van het overeenkomstige niveau van 2019 bereiken. Op basis van de beschikbare maandelijkse prognoses van Eurocontrol voor 2021 en het beschikbare jaarlijkse Eurocontrol-gemiddelde voor 2022 wordt voor de winterdienstregelingsperiode 2021/2022 een verkeersniveau van 70 % van het niveau van 2019 verwacht.

(8)

Uit door de Wereldgezondheidsorganisatie en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding verzamelde gegevens blijkt dat de aanhoudende terugval van het luchtverkeer te wijten is aan de gevolgen van de COVID-19-crisis. De beschikbare gegevens wijzen op een correlatie tussen de evolutie van het aantal gevallen en de respons van de lidstaten en derde landen op die aantallen, door maatregelen vast te stellen die een impact hebben op het reizen per vliegtuig en bijgevolg op het luchtverkeer. Dergelijke maatregelen, die soms op zeer korte termijn worden ingevoerd of opgeheven, dragen bij tot een klimaat van onzekerheid en hebben een negatief effect op het consumentenvertrouwen en het boekingsgedrag.

(9)

Gezien het veranderende aantal COVID-19-gevallen en de mogelijke verspreiding van nieuwe varianten kan redelijkerwijs worden verwacht dat luchtvaartmaatschappijen tijdens de komende winterdienstregelingsperiode, van 31 oktober 2021 tot en met 26 maart 2022, vanwege de COVID-crisis talrijke vluchten zouden annuleren als zij overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 95/93 zouden worden verplicht hun volledige slotportefeuilles van 2019 te exploiteren.

(10)

Daarom moet de in artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 95/93 vastgestelde termijn worden verlengd van 31 oktober 2021 tot en met 26 maart 2022.

(11)

De vraag naar reizen zou tijdens de winterdienstregelingsperiode van 31 oktober 2021 tot en met 26 maart 2022 nog steeds laag blijven ondanks de voortgang van de vaccinatiecampagnes, de mogelijkheden om veiliger te reizen en de opheffing van de maatregelen die van invloed zijn op het reizen in de verschillende landen. Een aanhoudend lage vraag tijdens de winterdienstregelingsperiode kan waarschijnlijk een aanwijzing zijn voor structurele veranderingen op lange termijn in de markt en het consumentengedrag. Daarom moet het vereiste slotbenuttingspercentage er enerzijds voor zorgen dat onbedoelde negatieve gevolgen voor de financiële toestand van luchtvaartmaatschappijen en de negatieve milieueffecten van lege of nagenoeg lege vluchten die alleen worden geëxploiteerd om historische slotrechten te behouden, worden vermeden, en luchtvaartmaatschappijen er anderzijds toe aansporen de luchthavencapaciteit efficiënt te benutten of hun slots terug te geven aan de pool voor andere gebruikers om op die manier een efficiënt gebruik van de luchthavencapaciteit te waarborgen.

(12)

Het vereiste slotbenuttingspercentage moet bovendien hoog genoeg liggen om ervoor te zorgen dat een minimumaanbod wordt aangeboden dat het consumentenvertrouwen versterkt, een efficiënt gebruik van de luchthavencapaciteit tijdens de winterdienstregelingsperiode 2021/2022 waarborgt en de connectiviteit garandeert.

(13)

Bij het slotbenuttingspercentage moet ook rekening worden gehouden met structurele veranderingen op langere termijn in de markt en het consumentengedrag, om de markt in staat te stellen zich geleidelijk aan te passen aan de veranderende vraag en capaciteit vrij te maken voor de winterdienstregelingsperiode 2022/2023. Dat is met name het geval omdat sommige luchtvaartmaatschappijen in 2020 en begin 2021 gebruik hebben gemaakt van ad-hocslots zonder historische slots te verwerven.

(14)

Daarom moet het vereiste slotbenuttingspercentage voor de winterdienstregelingsperiode 2021/2022 worden vastgesteld op 50 %.

(15)

Hoewel over het algemeen wordt aangenomen dat luchtvaartmaatschappijen vluchten zullen aanbieden zodra de vraag herneemt, bestaat het risico dat sommige maatschappijen hun activiteiten op sommige luchthavens zullen beperken tot het minimum dat noodzakelijk is om hun historische slotrechten te behouden, ten nadele van concurrenten, luchthavenexploitanten en consumenten. De mogelijke vrijgave van bepaalde luchthavencapaciteit als gevolg van het nieuwe vereiste benuttingspercentage zal waarschijnlijk niet leiden tot een ernstige verstoring van de activiteiten en netwerken van luchtvaartmaatschappijen, wat bij een hoger percentage wel het geval zou zijn.

(16)

Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, met name voor slotcoördinators en luchtvaartmaatschappijen, moet de verordening met spoed in werking treden op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 95/93 wordt vervangen door:

“3.   Als een luchtvaartmaatschappij, voor slots die niet aan de coördinator ter beschikking zijn gesteld met het oog op hertoewijzing overeenkomstig artikel 10, lid 2 bis, gedurende de periode van 28 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 en met het oog op de toepassing van artikel 8, lid 2, en artikel 10, lid 2, tot tevredenheid van de coördinator aantoont dat zij de desbetreffende reeks slots, zoals door de coördinator goedgekeurd, voor minstens 50 % van de tijd heeft geëxploiteerd tijdens de dienstregelingsperiode van 28 maart 2021 tot en met 30 oktober 2021 en minstens voor 50 % van de tijd gedurende de dienstregelingsperiode van 31 oktober 2021 tot en met 26 maart 2022, heeft de luchtvaartmaatschappij recht op dezelfde reeks slots voor de volgende overeenkomstige dienstregelingsperiode.

Voor de in de eerste alinea van dit lid bedoelde periode bedragen de in artikel 10, lid 4, en artikel 14, lid 6, punt a), bedoelde procentuele waarden 50 % voor de dienstregelingsperiode van 28 maart 2021 tot en met 30 oktober 2021 en 50 % voor de dienstregelingsperiode van 31 oktober 2021 tot en met 26 maart 2022.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1.


29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/23


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1890 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de handelsnormen voor de sector groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 75, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) bevat nadere bepalingen betreffende de handelsnormen voor groenten en fruit.

(2)

Van 2018 tot 2020 heeft de “Working Party on Agricultural Quality Standards” (Werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) de normen van de VN/ECE voor paprika’s (2018 en 2020), tafeldruiven (2019 en 2020) en appelen en peren (2020) herzien. Om te voorkomen dat onnodige handelsbelemmeringen worden opgeworpen, moeten de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 vastgestelde algemene en specifieke handelsnormen voor die soorten groenten en fruit in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe normen van de VN/ECE.

(3)

Die herziene VN/ECE-normen zijn met succes ter goedkeuring aan de lidstaten voorgelegd volgens de procedure van Besluit (EU) 2017/2104 van 6 november 2017 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten (WP.7) van de VN/ECE (3).

(4)

Verordening (EU) nr. 543/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Bijlage I van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2017/2104 van de Raad van 6 november 2017 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten (WP.7) van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) inzake voorstellen voor kwaliteitsnormen voor groenten en fruit (PB L 303 van 18.11.2017, blz. 1).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

HANDELSNORMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3

DEEL A

Algemene handelsnorm

In deze algemene handelsnorm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen groenten en fruit na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

een gering kwaliteitsverlies als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

1.   Minimumvereisten

Onverminderd de toegestane toleranties moeten de producten als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De producten moeten in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling,

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

2.   Minimumeisen inzake rijpheid

De producten moeten voldoende ontwikkeld zijn, maar mogen niet te ontwikkeld zijn, en het fruit moet voldoende rijp zijn, maar mag niet overrijp zijn.

De producten moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en zo een toereikende rijpheidsgraad te bereiken.

3.   Tolerantie

10 % van het aantal stuks of van het gewicht van de partij mag bestaan uit producten die niet aan de minimumeisen inzake kwaliteit voldoen. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

4.   Aanduidingen

Op iedere verpakking (1) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv.: straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Oorsprong

Volledige naam van het land van oorsprong (2). Met betrekking tot producten van oorsprong uit een lidstaat dient het land van oorsprong te worden vermeld in de taal van het land van oorsprong of in een andere taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming. Met betrekking tot andere producten dient het land van oorsprong te worden vermeld in een taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming.

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL B

Specifieke handelsnormen

DEEL 1: HANDELSNORM VOOR APPELEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op appelvariëteiten (cultivars) van Malus domestica Borkh. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen appelen na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten appelen in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van ernstige glazigheid, behalve bij appelen van de variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een “V” zijn aangemerkt,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De appelen moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De appelen moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.

De appelen moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en de juiste, bij de kenmerken van de betrokken variëteit behorende rijpheidsgraad te bereiken.

De naleving van de minimumeisen inzake rijpheid kan aan verschillende parameters worden getoetst (bijv. morfologie, smaak, vastheid en brekingsindex).

C.   Indeling

Appelen worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen.

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde appelen moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit (3) hebben en het steeltje moet intact zijn.

Wat de voor de variëteit kenmerkende oppervlaktekleur betreft, moeten de appelen aan de volgende minimumeisen voldoen:

appelen van kleurgroep A moeten op 3/4 van de totale oppervlakte rood zijn,

appelen van kleurgroep B moeten op 1/2 van de totale oppervlakte gemengd rood zijn,

appelen van kleurgroep C moeten op 1/3 van de totale oppervlakte rood, licht rood of rood gestreept zijn,

voor appelen van kleurgroep D is er geen minimale kleurvereiste.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De appelen mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van de volgende zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

zeer kleine afwijkingen aan de schil,

zeer geringe ruwschilligheid (4), zoals:

bruine vlekken, op voorwaarde dat deze niet buiten de steelholte voorkomen en niet ruw zijn, en/of

lichte verspreide sporen van ruwschilligheid.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde appelen moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (5) bezitten.

Wat de voor de variëteit kenmerkende oppervlaktekleur betreft, moeten de appelen aan de volgende minimumeisen voldoen:

appelen van kleurgroep A moeten op 1/2 van de totale oppervlakte rood zijn,

appelen van kleurgroep B moeten op 1/3 van de totale oppervlakte gemengd rood zijn,

appelen van kleurgroep C moeten op 1/10 van de totale oppervlakte rood, licht rood of rood gestreept zijn,

voor appelen van kleurgroep D is er geen minimale kleurvereiste.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een geringe afwijking in ontwikkeling,

een geringe kleurafwijking,

geringe niet-verkleurde kneuzingen op niet meer dan 1 cm2 van de totale oppervlakte,

geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:

2 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

1 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia inaequalis), die samen ten hoogste 0,25 cm2 groot mogen zijn,

geringe ruwschilligheid (6), zoals:

bruine vlekken die enigszins buiten de steel- of stamperholte mogen komen, maar niet ruw mogen zijn, en/of

netvormig fijne ruwschilligheid op maximaal 1/5 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat deze niet sterk afsteekt tegen de algemene kleur van de vrucht, en/of

dichte ruwschilligheid op maximaal 1/20 van de totale oppervlakte van de vrucht,

de netvormig fijne ruwschilligheid en de dichte ruwschilligheid mogen samen op niet meer dan 1/5 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.

Het steeltje mag ontbreken op voorwaarde dat het breukvlak netjes is en de schil eromheen onbeschadigd is.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren appelen die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.

Op voorwaarde dat de appelen nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

afwijkingen in ontwikkeling,

kleurafwijkingen,

licht verkleurde kneuzingen met een totale oppervlakte van niet meer dan 1,5 cm2,

afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:

4 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

2,5 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia inaequalis), die samen ten hoogste 1 cm2 groot mogen zijn;

geringe ruwschilligheid (7), zoals:

bruine vlekken die buiten de steel- of stamperholte mogen komen en lichtjes ruw mogen zijn, en/of

netvormig fijne ruwschilligheid op maximaal 1/2 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat deze niet sterk afsteekt tegen de algemene kleur van de vrucht, en/of

dichte ruwschilligheid op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de vrucht,

de netvormig fijne ruwschilligheid en de dichte ruwschilligheid mogen samen op niet meer dan 1/2 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De appelen worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het gewicht.

De appelen moeten bij sortering op basis van de diameter ten minste 60 mm groot zijn, of bij sortering op basis van het gewicht ten minste 90 g wegen. Kleinere of lichtere vruchten zijn aanvaardbaar indien de Brix-waarde (8) ervan ten minste 10,5° bedraagt en de vruchten niet kleiner zijn dan 50 mm of niet minder wegen dan 70 g.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

5 mm voor vruchten van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten van de klassen I en II. Voor appelen van de variëteiten Bramley’s Seedling (Bramley, Triomphe de Kiel) en Horneburger mag het verschil in diameter evenwel 10 mm bedragen, en

10 mm voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I. Voor appelen van de variëteiten Bramley’s Seedling (Bramley, Triomphe de Kiel) en Horneburger mag het verschil in diameter evenwel 20 mm bedragen.

b)

voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

voor appelen van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte appelen van de klassen I en II:

Gewichtsschaal (g)

Gewichtsverschil (g)

70-90

15 g

91-135

20 g

136-200

30 g

201-300

40 g

> 300

50 g

voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I:

Gewichtsschaal (g)

Uniformiteit (g)

70-135

35

136-300

70

> 300

100

In de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse II hoeven qua grootte niet homogeen te zijn.

Variëteiten van miniatuurappelen die in het aanhangsel bij deze norm met een “M” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de sorteringsvoorschriften. Deze miniatuurvariëteiten moeten een Brix-waarde (9) van minstens 12° hebben.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de appelen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de appelen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit appelen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit appelen die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. Deze tolerantie geldt niet voor vruchten die ten minste:

5 mm kleiner zijn dan de minimumdiameter,

10 g lichter zijn dan het minimumgewicht.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit appelen van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en rijpheidsgraad.

Bovendien moeten de vruchten in de klasse Extra uniform van kleur zijn.

Appelen van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken variëteit homogeen zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de appelen goed beschermen. Met name verkoopverpakkingen met een nettogewicht van meer dan 3 kg moeten stevig genoeg zijn om het product degelijk te beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels met handelsaanduidingen, worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (10) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Appelen” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. In het geval van mengsels van appelen van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Handelsbenamingen (11) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem worden opgegeven.

Bij mutanten met variëteitbescherming mag de naam van de betrokken variëteit de naam van de basisvariëteit vervangen. Bij mutanten zonder variëteitbescherming mag de naam van de mutant slechts worden vermeld ter aanvulling van de naam van de basisvariëteit.

Indien van toepassing “miniatuurvariëteit”.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (12) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

In het geval van mengsels van duidelijk verschillende appelvariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse of, voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten, aantal stuks.

Als de grootteklasse wordt vermeld, wordt deze als volgt aangegeven:

a)

voor producten waarvoor de uniformiteitsregels gelden: door vermelding van de minimum- en de maximumdiameter of het minimum- en het maximumgewicht;

b)

facultatief, voor vruchten waarvoor de uniformiteitsregels niet gelden: door vermelding van de diameter of het gewicht van de kleinste vrucht in de verpakking, gevolgd door “en meer” of een gelijkwaardige uitdrukking of, eventueel, door de diameter of het gewicht van de grootste vrucht in de verpakking.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

Aanhangsel

Niet-limitatieve lijst van appelvariëteiten

Vruchten van variëteiten die niet in de lijst zijn vermeld, moeten op basis van de kenmerken van de variëteit worden ingedeeld.

Bepaalde in de onderstaande tabel vermelde variëteiten mogen worden afgezet onder benamingen waarvoor in één of meerdere landen bescherming als handelsmerk is aangevraagd of verkregen. De eerste drie kolommen van de onderstaande tabel bevatten geen dergelijke handelsmerken. In de vierde kolom is, uitsluitend ter informatie, een aantal bekende merken vermeld.

Legende:

M

=

miniatuurvariëteit

R

=

variëteit met ruwschilligheid

V

=

glazigheid

*

=

mutant zonder variëteitbescherming, maar gekoppeld aan een geregistreerd/beschermd handelsmerk; mutanten waar geen asterisk bij staat, zijn beschermde variëteiten.

Variëteit

Mutant

Synoniem

Handelsmerk

Kleurgroep

Aanvullende specificaties

African Red

 

 

African Carmine ™

B

 

Akane

 

Tohoku 3, Primerouge

 

B

 

Alkmene

 

Early Windsor

 

C

 

Alwa

 

 

 

B

 

Amasya

 

 

 

B

 

Ambrosia

 

 

Ambrosia ®

B

 

Annurca

 

 

 

B

 

Ariane

 

 

Les Naturianes ®

B

 

Arlet

 

Swiss Gourmet

 

B

R

AW 106

 

 

Sapora ®

C

 

Belgica

 

 

 

B

 

Belle de Boskoop

 

Schone van Boskoop, Goudreinette

 

D

R

 

Boskoop rouge

Red Boskoop, Roter Boskoop, Rode Boskoop

 

B

R

 

Boskoop Valastrid

 

 

B

R

Berlepsch

 

Freiherr von Berlepsch

 

C

 

 

Berlepsch rouge

Red Berlepsch, Roter Berlepsch

 

B

 

Bonita

 

 

 

A

 

Braeburn

 

 

 

B

 

 

Hidala

 

Hillwell ®

A

 

 

Joburn

 

Aurora ™,

Red Braeburn ™,

Southern Rose ™

A

 

 

Lochbuie Red Braeburn

 

 

A

 

 

Mahana Red Braeburn

 

Redfield ®

A

 

 

Mariri Red

 

Eve ™, Aporo ®

A

 

 

Royal Braeburn

 

 

A

 

Bramley’s Seedling

 

Bramley, Triomphe de Kiel

 

D

 

Cardinal

 

 

 

B

 

Caudle

 

 

Cameo ®, Camela®

B

 

 

Cauflight

 

Cameo ®, Camela®

A

 

CIV323

 

 

Isaaq ®

B

 

CIVG198

 

 

Modi ®

A

 

Civni

 

 

Rubens ®

B

 

Collina

 

 

 

C

 

Coop 38

 

 

Goldrush ®, Delisdor ®

D

R

Coop 39

 

 

Crimson Crisp ®

A

 

Coop 43

 

 

Juliet ®

B

 

Coromandel Red

 

Corodel

 

A

 

Cortland

 

 

 

B

 

Cox’s Orange Pippin

 

Cox orange, Cox’s O.P.

 

C

R

Cripps Pink

 

 

Pink Lady ®, Flavor Rose ®

C

 

 

Lady in Red

 

Pink Lady ®

B

 

 

Rosy Glow

 

Pink Lady ®

B

 

 

Ruby Pink

 

 

B

 

Cripps Red

 

 

Sundowner ™, Joya ®

B

 

Dalinbel

 

 

Antares ®

B

R

Dalitron

 

 

Altess ®

D

 

Delblush

 

 

Tentation ®

D

 

Delcorf

 

 

Delbarestivale ®

C

 

 

Celeste

 

 

B

 

 

Bruggers Festivale

 

Sissired ®

A

 

 

Dalili

 

Ambassy ®

A

 

 

Wonik*

 

Appache ®

A

 

Delcoros

 

 

Autento ®

A

 

Delgollune

 

 

Delbard Jubilé ®

B

 

Delicious ordinaire

 

Ordinary Delicious

 

B

 

Discovery

 

 

 

C

 

Dykmanns Zoet

 

 

 

C

 

Egremont Russet

 

 

 

D

R

Elise

 

De Roblos, Red Delight

 

A

 

Elstar

 

 

 

C

 

 

Bel-El

 

Red Elswout ®

C

 

 

Daliest

 

Elista ®

C

 

 

Daliter

 

Elton ™

C

 

 

Elshof

 

 

C

 

 

Elstar Boerekamp

 

Excellent Star ®

C

 

 

Elstar Palm

 

Elstar PCP ®

C

 

 

Goedhof

 

Elnica ®

C

 

 

Red Elstar

 

 

C

 

 

RNA9842

 

Red Flame ®

C

 

 

Valstar

 

 

C

 

 

Vermuel

 

Elrosa ®

C

 

Empire

 

 

 

A

 

Fengapi

 

 

Tessa ®

B

 

Fiesta

 

Red Pippin

 

C

 

Fresco

 

 

Wellant ®

B

R

Fuji

 

 

 

B

V

 

Aztec

 

Fuji Zhen ®

A

V

 

Brak

 

Fuji Kiku ® 8

B

V

 

FUCIV51

 

SAN-CIV ®

A

V

 

Fuji Fubrax

 

Fuji Kiku ® Fubrax

B

V

 

Fuji Supreme

 

 

A

V

 

Fuji VW

 

King Fuji ®

A

V

 

Heisei Fuji

 

Beni Shogun ®

A

V

 

Raku-Raku

 

 

B

V

Gala

 

 

 

C

 

 

Alvina

 

 

A

 

 

ANABP 01

 

Bravo ™

A

 

 

Baigent

 

Brookfield ®

A

 

 

Bigigalaprim

 

Early Red Gala ®

A

 

 

Devil Gala

 

 

A

 

 

Fengal

 

Gala Venus

A

 

 

Gala Schnico

 

Schniga ®

A

 

 

Gala Schnico Red

 

Schniga ®

A

 

 

Galafresh

 

Breeze ®

A

 

 

Galaval

 

 

A

 

 

Galaxy

 

Selekta ®

B

 

 

Gilmac

 

Neon ®

A

 

 

Imperial Gala

 

 

B

 

 

Jugala

 

 

B

 

 

Mitchgla

 

Mondial Gala ®

B

 

 

Natali Gala

 

 

B

 

 

Regal Prince

 

Gala Must ®

B

 

 

Royal Beaut

 

 

A

 

 

Simmons

 

Buckeye ® Gala

A

 

 

Tenroy

 

Royal Gala ®

B

 

 

ZoukG1

 

Gala One®

A

 

Galmac

 

 

Camelot ®

B

 

Gloster

 

 

 

B

 

Golden 972

 

 

 

D

 

Golden Delicious

 

Golden

 

D

 

 

CG10 Yellow Delicious

 

Smothee ®

D

 

 

Golden Delicious Reinders

 

Reinders ®

D

 

 

Golden Parsi

 

Da Rosa ®

D

 

 

Leratess

 

Pink Gold ®

D

 

 

Quemoni

 

Rosagold ®

D

 

Goldstar

 

 

Rezista Gold Granny ®

D

 

Gradigold

 

 

Golden Supreme ™, Golden Extreme ™

D

 

Gradiyel

 

 

Goldkiss ®

D

 

Granny Smith

 

 

 

D

 

 

Dalivair

 

Challenger ®

D

 

Gravensteiner

 

Gravenstein

 

D

 

GS 66

 

 

Fräulein ®

B

 

HC2-1

 

 

Easy pep’s! Zingy ®

A

 

Hokuto

 

 

 

C

 

Holsteiner Cox

 

Holstein

 

C

R

Honeycrisp

 

 

Honeycrunch ®

C

 

Horneburger

 

 

 

D

 

Idared

 

 

 

B

 

 

Idaredest

 

 

B

 

 

Najdared

 

 

B

 

Ingrid Marie

 

 

 

B

R

Inored

 

 

Story ®, LoliPop ®

A

 

James Grieve

 

 

 

D

 

Jonagold

 

 

 

C

 

 

Early Jonagold

 

Milenga ®

C

 

 

Dalyrian

 

 

C

 

 

Decosta

 

 

C

 

 

Jonagold Boerekamp

 

Early Queen ®

C

 

 

Jonagold Novajo

Veulemanns

 

C

 

 

Jonagored

 

Morren’s Jonagored ®

C

 

 

Jonagored Supra

 

Morren’s Jonagored ® Supra ®

C

 

 

Red Jonaprince

 

Wilton’s ®, Red Prince ®

C

 

 

Rubinstar

 

 

C

 

 

Schneica

Jonica

 

C

 

 

Vivista

 

 

C

 

Jonathan

 

 

 

B

 

Karmijn de Sonnaville

 

 

 

C

R

Kizuri

 

 

Morgana ®

B

 

Ladina

 

 

 

B

 

La Flamboyante

 

 

Mairac ®

B

 

Laxton’s Superb

 

 

 

C

R

Ligol

 

 

 

B

 

Lobo

 

 

 

B

 

Lurefresh

 

 

Redlove ® Era ®

A

 

Lureprec

 

 

Redlove ® Circe ®

A

 

Luregust

 

 

Redlove ® Calypso ®

A

 

Luresweet

 

 

Redlove ® Odysso ®

A

 

Maigold

 

 

 

B

 

Maribelle

 

 

Lola ®

B

 

MC38

 

 

Crimson Snow ®

A

 

McIntosh

 

 

 

B

 

Melrose

 

 

 

C

 

Milwa

 

 

Diwa ®, Junami ®

B

 

Minneiska

 

 

SweeTango ®

B

 

Moonglo

 

 

 

C

 

Morgenduft

 

Imperatore

 

B

 

Mountain Cove

 

 

Ginger Gold ™

D

 

Mored

 

 

Joly Red ®

A

 

Mutsu

 

Crispin

 

D

 

Newton

 

 

 

C

 

Nicogreen

 

 

Greenstar ®

D

 

Nicoter

 

 

Kanzi ®

B

 

Northern Spy

 

 

 

C

 

Ohrin

 

Orin

 

D

 

Paula Red

 

 

 

B

 

Pinova

 

 

Corail ®

C

 

 

RoHo 3615

 

Evelina ®

B

 

Piros

 

 

 

C

 

Plumac

 

 

Koru ®

B

 

Prem A153

 

 

Lemonade ®, Honeymoon ®

C

 

Prem A17

 

 

Smitten ®

C

 

Prem A280

 

 

Sweetie™

B

 

Prem A96

 

 

Rockit ™

B

M

R201

 

 

Kissabel ® Rouge

A

 

Rafzubin

 

 

Rubinette ®

C

 

 

Frubaur

 

Rubinette ® Rossina

A

 

 

Rafzubex

 

Rubinette ® Rosso

A

 

Rajka

 

 

Rezista Romelike ®

B

 

Regalyou

 

 

Candine ®

A

 

Red Delicious

 

Rouge américaine

 

A

 

 

Campsur

 

Red Chief ®

A

 

 

Erovan

 

Early Red One ®

A

 

 

Evasni

 

Scarlet Spur ®

A

 

 

Stark Delicious

 

 

A

 

 

Starking

 

 

C

 

 

Starkrimson

 

 

A

 

 

Starkspur

 

 

A

 

 

Topred

 

 

A

 

 

Trumdor

 

Oregon Spur Delicious ®

A

 

Reine des Reinettes

 

Gold Parmoné, Goldparmäne

 

C

V

Reinette grise du Canada

 

Graue Kanadarenette, Renetta Canada

 

D

R

RM1

 

 

Red Moon ®

A

 

Rome Beauty

 

Belle de Rome, Rome, Rome Sport

 

B

 

RS1

 

 

Red Moon ®

A

 

Rubelit

 

 

 

A

 

Rubin

 

 

 

C

 

Rubinola

 

 

 

B

 

Šampion

 

Shampion, Champion, Szampion

 

B

 

 

Reno 2

 

 

A

 

 

Šampion Arno

Szampion Arno

 

A

 

Santana

 

 

 

B

 

Sciearly

 

 

Pacific Beauty ™, NZ Beauty

A

 

Scifresh

 

 

Jazz ™

B

 

Sciglo

 

 

Southern Snap ™

A

 

Scilate

 

 

Envy ®

B

 

Sciray

 

GS48

 

A

 

Scired

 

 

NZ Queen

A

R

Sciros

 

 

Pacific Rose ™, NZ Rose

A

 

Senshu

 

 

 

C

 

Shinano Gold

 

 

Yello ®

D

 

Spartan

 

 

 

A

 

SQ 159

 

 

Natyra ®, Magic Star ®

A

 

Stayman

 

 

 

B

 

Summerred

 

 

 

B

 

Sunrise

 

 

 

A

 

Sunset

 

 

 

D

R

Suntan

 

 

 

D

R

Sweet Caroline

 

 

 

C

 

TCL3

 

 

Posy ®

A

 

Topaz

 

 

 

B

 

Tydeman’s Early Worcester

 

Tydeman’s Early

 

B

 

Tsugaru

 

 

 

C

 

UEB32642

 

 

Opal ®

D

 

WA 2

 

 

Sunrise Magic ™

A

 

WA 38

 

 

Cosmic Crisp ™

A

 

Worcester Pearmain

 

 

 

B

 

Xeleven

 

 

Swing ® natural more

A

 

York

 

 

 

B

 

Zari

 

 

 

B

 

Zouk 16

 

 

Mariposa ® Flanders Pink ®,

B

 

Zouk 31

 

 

Rubisgold ®

D

 

Zouk 32

 

 

Coryphée ®

A

 

DEEL 2: HANDELSNORM VOOR CITRUSVRUCHTEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op citrusvruchten van variëteiten (cultivars) van de onderstaande soorten die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking:

citroenen van de soort Citrus limon (L.) Burm. f. en van hybriden daarvan,

mandarijnen van de soort Citrus reticulata Blanco, met inbegrip van satsuma’s (Citrus unshiu Marcow.), clementines (Citrus clementina hort. ex Tanaka.), mediterrane mandarijnen (Citrus deliciosa Ten.) en tangerines (Citrus tangerina Tanaka) van deze soorten en van hybriden daarvan,

sinaasappelen van de soort Citrus sinensis (L.) Osbeck en van hybriden daarvan.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen de citrusvruchten na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de citrusvruchten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

vrij van kneuzingen en/of grote dichtgegroeide beschadigingen,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van tekenen van verschrompeling en uitdroging,

vrij van schade als gevolg van koude of vorst,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De citrusvruchten moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De citrusvruchten moeten volgens de voor de variëteit, de pluktijd en het productiegebied geldende criteria behoorlijk ontwikkeld en gerijpt zijn.

De rijpheid van citrusvruchten wordt vastgesteld aan de hand van de volgende voor iedere soort genoemde parameters:

minimumsapgehalte,

minimumverhouding suiker/zuren (13),

kleur.

De kleur moet zo zijn dat de citrusvruchten door hun normale verdere ontwikkeling de voor de variëteit kenmerkende kleur bereiken op de plaats van bestemming.

 

Minimumsapgehalte (%)

Minimumverhouding suiker/zuren

Kleur

Citroenen

20

 

De kleur moet kenmerkend zijn voor de variëteit. Groene vruchten die wel het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben, zijn toegestaan, tenzij zij donkergroen zijn.

Satsuma’s, clementines en andere mandarijnvariëteiten en de hybriden daarvan

Satsuma’s

33

6,5 :1

De vrucht moet over ten minste een derde van de oppervlakte zijn voor de variëteit kenmerkende kleur hebben.

Clementines

40

7,0 :1

Andere mandarijnvariëteiten en de hybriden daarvan

33

7,5 :1  (14)

Sinaasappelen

Bloedsinaasappelen

30

6,5 :1

De kleur moet kenmerkend zijn voor de variëteit. Vruchten die op maximaal een vijfde van de totale oppervlakte lichtgroen zijn, maar wel het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben, zijn toegestaan.

Sinaasappelen die geteeld worden in gebieden waar tijdens de groeiperiode hoge temperaturen en een hoge relatieve vochtigheidsgraad heersen, mogen op meer dan een vijfde van de totale oppervlakte groen gekleurd zijn, op voorwaarde dat zij het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben.

Navelsinaasappelen

33

6,5 :1

Overige variëteiten

35

6,5 :1

Mosambi, Sathgudi en Pacitan met een groene kleur op meer dan een vijfde van de oppervlakte

33

 

Andere variëteiten met een groene kleur op meer dan een vijfde van de oppervlakte

45

 

Citrusvruchten die aan deze rijpheidscriteria beantwoorden, mogen een behandeling ondergaan die hun groene kleur doet verdwijnen. Deze behandeling is slechts toegestaan indien de andere natuurlijke organoleptische kenmerken niet worden gewijzigd.

C.   Indeling

Citrusvruchten worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde citrusvruchten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde citrusvruchten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

geringe kleurafwijkingen, inclusief lichte zonnebrandplekken,

geringe, zich verder ontwikkelende afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze het vruchtvlees niet aantasten,

geringe afwijkingen aan de schil die tijdens de vorming van de vrucht ontstaan, zoals zilverkleurige korsten, schroeiingen of schade door plagen,

kleine dichtgegroeide beschadigingen als gevolg van mechanische oorzaken zoals hagel, wrijving en schokken bij de goederenbehandeling,

in geringe mate en gedeeltelijk loszittende schil voor alle vruchten van de mandarijnengroep.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren citrusvruchten die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar wel voldoen aan de eerder genoemde minimumeisen.

Op voorwaarde dat de citrusvruchten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

kleurafwijkingen, inclusief zonnebrandplekken,

zich verder ontwikkelende afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze het vruchtvlees niet aantasten,

afwijkingen aan de schil die tijdens de vorming van de vrucht ontstaan, zoals zilverkleurige korsten, schroeiingen of schade door plagen,

dichtgegroeide beschadigingen als gevolg van mechanische oorzaken zoals hagel, wrijving of schokken bij de goederenbehandeling,

oppervlakkige dichtgegroeide aantasting van de schil,

ruwe schil,

in geringe mate en gedeeltelijk loszittende schil voor sinaasappelen en gedeeltelijk loszittende schil voor alle vruchten van de mandarijnengroep.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De citrusvruchten worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het aantal stuks.

A.   Minimumgrootte

De volgende minimumgrootten zijn van toepassing:

Vrucht

Diameter (mm)

Citroenen

45

Satsuma’s, andere mandarijnvariëteiten en hybriden daarvan

45

Clementines

35

Sinaasappelen

53

B.   Uniformiteit

De citrusvruchten worden aan de hand van één van de volgende opties gesorteerd:

a)

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

10 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) < 60 mm

15 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) ≥ 60 mm maar < 80 mm

20 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) ≥ 80 mm maar < 110 mm

geen beperkingen op het gebied van verschil in diameter voor vruchten ≥ 110 mm.

b)

Indien grootteklassencodes worden toegepast, moeten de in de volgende tabel aangegeven codes en schalen in acht worden genomen:

 

Grootteklassencode

Diameter (mm)

Citroenen

 

0

79 - 90

 

1

72 - 83

 

2

68 - 78

 

3

63 - 72

 

4

58 - 67

 

5

53 - 62

 

6

48 - 57

 

7

45 - 52

Satsuma’s, clementines en andere mandarijnvariëteiten en hybriden daarvan

 

1 - XXX

78 en meer

 

1 - XX

67 - 78

 

1 of 1 - X

63 - 74

 

2

58 - 69

 

3

54 - 64

 

4

50 - 60

 

5

46 - 56

 

6 (15)

43 - 52

 

7

41 - 48

 

8

39 - 46

 

9

37 - 44

 

10

35 - 42

Sinaasappelen

 

0

92 - 110

 

1

87 - 100

 

2

84 - 96

 

3

81 - 92

 

4

77 - 88

 

5

73 - 84

 

6

70 - 80

 

7

67 - 76

 

8

64 - 73

 

9

62 - 70

 

10

60 - 68

 

11

58 - 66

 

12

56 - 63

 

13

53 - 60

Voor de uniformiteit inzake grootte gelden de hierboven vermelde sorteringsschalen, behalve in de volgende gevallen:

bij vruchten in palletdozen of in een verkoopverpakking met een maximaal nettogewicht van 5 kg mag het maximale verschil niet groter zijn dan het uit de samenvoeging van de drie opeenvolgende sorteringsschalen voorvloeiende verschil tussen de minimum- en de maximumdiameter.

c)

Voor naar aantal stuks gesorteerde vruchten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a).

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse “Extra”

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de citrusvruchten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de citrusvruchten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit citrusvruchten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: 10 % van het aantal stuks of van het gewicht mag behoren tot de sorteringsschaal onmiddellijk boven en/of beneden de op de verpakking vermelde sorteringsschaal (of drie opeenvolgende sorteringsschalen).

De tolerantie van 10 % geldt in ieder geval uitsluitend voor vruchten met een diameter die niet kleiner is dan de onderstaande waarden:

Vrucht

Diameter (mm)

Citroenen

43

Satsuma’s, andere mandarijnvariëteiten en hybriden daarvan

43

Clementines

34

Sinaasappelen

50

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit citrusvruchten van dezelfde oorsprong, kwaliteit en grootteklasse en van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, met vrijwel dezelfde mate van rijpheid en ontwikkeling.

Bovendien moeten de vruchten van de klasse Extra uniform van kleur zijn.

Citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken soort homogeen zijn wat de variëteit of het handelstype en de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de citrusvruchten goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

Wanneer iedere vrucht afzonderlijk wordt verpakt, moet hiervoor dun, droog, nieuw en reukloos (16) papier worden gebruikt.

Het is verboden stoffen of materiaal te gebruiken waardoor de natuurlijke kenmerken van de citrusvruchten, en met name de smaak of de geur (17), kunnen worden gewijzigd.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten. Er mag echter wel een kort (niet-houtachtig) takje met enkele groene bladeren aan de vruchten vastzitten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (18) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Citroenen”, “mandarijnen” of “sinaasappelen” indien de vruchten van buitenaf niet zichtbaar zijn.

“Mengsel van citrusvruchten” of een gelijkwaardige vermelding, en de gangbare naam van de verschillende soorten, wanneer het een mengsel van citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten betreft.

Voor sinaasappelen, de naam van de variëteit, en/of de desbetreffende variëteitengroep in het geval van navelsinaasappelen en “Valencia”.

Voor “satsuma’s” en “clementines” is de gangbare naam van de soort verplicht en is de naam van de variëteit facultatief.

Voor andere mandarijnen en hybriden daarvan is de naam van de variëteit verplicht.

Voor citroenen is naam van de variëteit facultatief.

“Met pitten” voor clementines met meer dan tien pitten.

“Zonder pitten” (facultatief, citrusvruchten zonder pitten kunnen af en toe pitten bevatten).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (19) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

In het geval van mengsels van citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken soort het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse, uitgedrukt als:

minimum- en maximumgrootte (in mm), of

grootteklassencode, eventueel gevolgd door een minimum- en maximumgrootte, of

aantal stuks.

In voorkomend geval, aanduiding van de conserveringsmiddelen of andere chemische substanties die na de oogst zijn gebruikt.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 3: HANDELSNORM VOOR KIWI’S

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op kiwi’s van variëteiten (cultivars) van Actinidia chinensis (Planch.) en Actinidia deliciosa (A. Chev.), C. F. Liang en A. R. Ferguson die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen kiwi’s na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten kiwi’s in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact (maar zonder steel),

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vast genoeg; niet te zacht, verschrompeld of vol water,

goed gevormd; geen aaneengegroeide vruchten,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De kiwi’s moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Minimumeisen inzake rijpheid

De kiwi’s moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.

Om aan deze eis te voldoen, moeten de kiwi’s in het stadium van de verpakking een rijpheidsgraad van ten minste 6,2° Brix (20) of een gemiddeld drogestofgehalte van 15 % hebben bereikt, waardoor zij aan het begin van de afzetketen een Brix-waarde21 van 9,5° halen.

C.   Indeling

Kiwi’s worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde kiwi’s moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

De kiwi’s moeten vast zijn en het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

De verhouding tussen de minimale en de maximale diameter van de dwarsdoorsnede van de vruchten moet ten minste 0,8 bedragen.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde kiwi’s moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

De kiwi’s moeten vast zijn en het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking (echter geen zwellingen of misvormingen),

lichte kleurafwijkingen,

geringe afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat de totale oppervlakte daarvan niet groter is dan 1 cm2,

kleine “Hayward-merk”-achtige, niet-uitstulpende overlangse lijnen.

De verhouding tussen de minimale en de maximale diameter van de dwarsdoorsnede van de vruchten moet ten minste 0,7 bedragen.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren de kiwi’s die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De vrucht moet vrij vast zijn en het vruchtvlees mag geen ernstige afwijkingen vertonen.

Op voorwaarde dat de kiwi’s nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

kleurafwijkingen,

afwijkingen aan de schil zoals dichtgegroeide scheurtjes of littekenweefsel/schaafplekken, op voorwaarde dat de totale oppervlakte daarvan niet groter is dan 2 cm2,

verschillende duidelijk zichtbare “Hayward-merken” met een kleine uitstulping,

lichte kneuzingen.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De sortering naar grootte is gebaseerd op het gewicht per stuk.

Voor de klasse Extra geldt een minimumgewicht van 90 g, voor klasse I een minimumgewicht van 70 g en voor klasse II een minimumgewicht van 65 g.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

10 g voor vruchten van minder dan 85 g,

15 g voor vruchten tussen 85 en 120 g,

20 g voor vruchten tussen 120 en 150 g,

40 g voor vruchten van 150 g en meer.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse “Extra”

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de kiwi’s zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi’s mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de kiwi’s zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi’s mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit kiwi’s die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit kiwi’s die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

Evenwel geldt voor de klasse Extra een minimumgewicht van 85 g, voor klasse I een minimumgewicht van 67 g en voor klasse II een minimumgewicht van 62 g.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakkingseenheid moet uniform zijn en mag slechts bestaan uit kiwi’s van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit en grootteklasse.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de kiwi’s goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (21) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Kiwi’s” en/of “actinidia” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit (facultatief).

De kleur van het vruchtvlees of een equivalente vermelding, indien het vruchtvlees niet groen is.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (22) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse, aangegeven aan de hand van het minimum- en het maximumgewicht van de vruchten.

Aantal vruchten (facultatief).

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 4: HANDELSNORM VOOR SLA, KRULANDIJVIE EN ANDIJVIE

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op:

sla van de variëteiten (cultivars) van:

Lactuca sativa var. capitata L. (kropsla, met inbegrip van ijsbergsla),

Lactuca sativa var. longifolia Lam. (bindsla),

Lactuca sativa var. crispa L. (snijsla),

kruisingen van deze variëteiten, en

krulandijvie van de variëteiten (cultivars) van Cichorium endivia var. crispum Lam. en

andijvie van de variëteiten (cultivars) van Cichorium endivia var. latifolium Lam.

die bestemd is voor levering als vers product aan de consument.

Deze norm is niet van toepassing op voor industriële verwerking bestemde producten en op als losse bladeren gepresenteerde producten, noch op sla met kluit en op slaplanten in potten.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In deze norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen de producten na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

een gering kwaliteitsverlies als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de producten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver en gebruiksklaar, dat wil zeggen nagenoeg vrij van grond of ander substraat en van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk,

nagenoeg vrij van plagen,

nagenoeg vrij van beschadiging door plagen,

turgescent,

niet geschoten,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

Voor sla is een roodachtige verkleuring, veroorzaakt door lage temperaturen tijdens de groeiperiode, toegestaan, tenzij het uiterlijk hierdoor in aanzienlijke mate nadelig wordt beïnvloed.

De stronk moet onmiddellijk onder de onderste bladeren zijn afgesneden en het snijvlak moet glad zijn.

De producten moeten normaal ontwikkeld zijn. De producten moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Indeling

De producten worden ingedeeld in de twee hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde producten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

De producten moeten tevens als volgt zijn:

goed gevormd,

vast, rekening houdend met de teeltwijze en het soort product,

vrij van beschadiging of aantasting die de eetbaarheid nadelig beïnvloedt,

vrij van vorstschade.

Kropsla van deze klasse moet één enkele, goed gevormde krop hebben. Bij glassla mag de krop minder goed gevormd zijn.

Bindsla moet een hart hebben, dat echter wel kleiner mag zijn.

Bij krulandijvie en andijvie moet het hart geel van kleur zijn.

ii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren producten die niet in klasse I kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De producten moeten als volgt zijn:

tamelijk goed gevormd,

vrij van beschadiging of aantasting die de eetbaarheid in ernstige mate nadelig beïnvloedt.

Op voorwaarde dat de producten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

geringe verkleuring,

lichte beschadiging door plagen.

Kropsla van deze klasse moet een krop hebben, maar deze mag kleiner zijn. Bij glassla mag de krop geheel ontbreken.

Bindsla hoeft geen hart te hebben.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De producten worden op basis van gewicht per eenheid gesorteerd.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)   Sla

40 g wanneer de lichtste krop minder dan 150 g weegt,

100 g wanneer de lichtste krop tussen 150 g en 300 g weegt,

150 g wanneer de lichtste krop tussen 300 g en 450 g weegt,

300 g wanneer de lichtste krop meer dan 450 g weegt.

b)   Krulandijvie en andijvie

300 g.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks afwijken van de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

ii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks bestaan uit producten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks bestaan uit producten die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit producten van dezelfde oorsprong, kwaliteit en grootteklasse en van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype.

Sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten, handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke variëteit, elk handelstype en/of elke kleur homogeen zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de producten goed beschermen. De producten moeten met inachtneming van de verpakkingsomvang en -soort zonder bovenmatige leemten of druk zijn verpakt.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (23) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Kropsla”, “Bataviasla”, “IJsbergsla”, “bindsla”, “snijsla”, (of bijvoorbeeld, in voorkomend geval: “eikenbladsla”, “lollo bionda”, “lollo rossa”), “krulandijvie”, “andijvie” of een gelijkwaardige benaming, indien de inhoud van buitenaf niet zichtbaar is.

“Glasteelt” of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval.

Naam van de variëteit (facultatief).

“Mengsel van sla/andijvie” of een gelijkwaardige benaming, voor mengsels van sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende variëteiten, handelstypen en/of kleuren worden vermeld, samen met het respectieve aantal.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (24) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Bij mengsels van sla en/of andijvie van verschillende oorsprong, van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren, moet dicht bij de betrokken variëteit, het betrokken handelstype en/of de betrokken kleur elk land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootte, door vermelding van een minimumgewicht per stuk of van het aantal stuks.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 5: HANDELSNORM VOOR PERZIKEN EN NECTARINES

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op perziken en nectarines van de variëteiten (cultivars) van Prunus persica Sieb. en Zucc. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen perziken en nectarines na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten perziken en nectarines in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van scheuren aan het aanhechtingspunt van de steel,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De perziken en nectarines moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De producten moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn. Het vruchtvlees moet een brekingsindex hebben van ten minste 8° Brix (25).

C.   Indeling

Perziken en nectarines worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde perziken en nectarines moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten,

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

Zij moeten vrij zijn van afwijkingen, met uitzondering van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde perziken en nectarines moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten, Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een geringe afwijking in ontwikkeling,

lichte kleurafwijkingen,

oppervlakkige drukplekken die niet groter zijn dan 1 cm2 van de totale oppervlakte,

geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:

1,5 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

1 cm2 in totale oppervlakte voor de overige afwijkingen.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren perziken en nectarines die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.

Op voorwaarde dat de perziken en nectarines nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn evenwel de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

afwijkingen in ontwikkeling, zoals gespleten steen, op voorwaarde dat de vrucht geen scheuren vertoont en het vruchtvlees gezond is,

kleurafwijkingen,

licht verkleurde kneuzingen met een totale oppervlakte van niet meer dan 2 cm2,

afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:

2,5 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

2 cm2 in totale oppervlakte voor de overige afwijkingen.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Perziken en nectarines worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, op basis van het gewicht of op basis van het aantal stuks.

De minimumgrootte/het minimumgewicht bedraagt:

56 mm of 85 g voor de klasse Extra,

51 mm of 65 g voor de klassen I en II.

Vruchten van minder dan 56 mm of 85 g worden echter niet afgezet in de periode van 1 juli tot en met 31 oktober (in het noordelijk halfrond) en in de periode van 1 januari tot en met 30 april (in het zuidelijk halfrond).

De volgende voorschriften zijn facultatief voor klasse II.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

5 mm voor vruchten van minder dan 70 mm,

10 mm voor vruchten van ten minste 70 mm.

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

30 g voor vruchten van minder dan 180 g,

80 g voor vruchten van ten minste 180 g.

c)

Voor naar aantal stuks gesorteerde vruchten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a) of b).

Indien grootteklassencodes worden toegepast, moeten de in de volgende tabel aangegeven codes in acht worden genomen:

 

 

Diameter

of

Gewicht

 

Code

van

tot

van

tot

 

 

(mm)

(mm)

(g)

(g)

 

 

 

 

 

1

D

51

56

65

85

2

C

56

61

85

105

3

B

61

67

105

135

4

A

67

73

135

180

5

AA

73

80

180

220

6

AAA

80

90

220

300

7

AAAA

> 90

> 300

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de perziken of de nectarines zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de perziken of de nectarines zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit perziken of nectarines die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen (wanneer sortering plaatsvindt): in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit perziken of nectarines die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit perziken of nectarines van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, rijpheidsgraad en grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en, voor de klasse Extra, dezelfde kleur.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de perziken en de nectarines goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (26) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Perziken” of “nectarines” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Kleur van het vruchtvlees.

Naam van de variëteit (facultatief).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (27) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse (indien sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van minimum- en maximumdiameter (in mm), minimum- en maximumgewicht (in g) of grootteklassencode.

Aantal stuks (facultatief).

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 6: HANDELSNORM VOOR PEREN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op perenvariëteiten (cultivars) van Pyrus communis L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen peren na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten peren van alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De peren moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De peren moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en de juiste, bij de kenmerken van de betrokken variëteit behorende rijpheidsgraad te bereiken.

C.   Indeling

Peren worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde peren moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (28) bezitten.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn, en de schil moet vrij zijn van ruige ruwschilligheid.

De vruchten mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen aan de schil die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

Het steeltje moet intact zijn.

De peren mogen niet stenig zijn.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde peren moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten (29).

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een geringe afwijking in ontwikkeling,

lichte kleurafwijkingen,

zeer lichte ruige ruwschilligheid,

geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:

2 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

1 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia pirina en V. inaequalis), die samen niet groter mogen zijn dan 0,25 cm2,

lichte kneuzingen die niet groter mogen zijn dan 1 cm2.

Het steeltje mag licht beschadigd zijn.

De peren mogen niet stenig zijn.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren peren die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.

Op voorwaarde dat de peren nog hun essentiële kenmerken op het gebied van kwaliteit, houdbaarheid en presentatie bezitten, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

afwijkingen in ontwikkeling,

kleurafwijkingen,

lichte ruige ruwschilligheid,

afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:

4 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

2,5 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia pirina en V. inaequalis), die samen niet groter mogen zijn dan 1 cm2,

lichte kneuzingen die niet groter mogen zijn dan 2 cm2.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Peren worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, of op basis van het gewicht.

De minimumgrootte bedraagt:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

 

Extra

Klasse I

Klasse II

Variëteiten met grote vruchten

60 mm

55 mm

55 mm

Overige variëteiten

55 mm

50 mm

45 mm

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

 

Extra

Klasse I

Klasse II

Variëteiten met grote vruchten

130 g

110 g

110 g

Overige variëteiten

110 g

100 g

75 g

In het aanhangsel bij deze norm opgenomen zomerperen hoeven niet aan de eisen inzake minimumgrootte te voldoen.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

5 mm voor vruchten van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten van de klassen I en II

10 mm voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I.

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

voor vruchten van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten van de klassen I en II:

Gewichtsschaal (g)

Gewichtsverschil (g)

75 - 100

15

100 - 200

35

200 -250

50

> 250

80

voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I:

Gewichtsschaal (g)

Gewichtsverschil (g)

100 - 200

50

> 200

100

In de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse II hoeven qua grootte niet homogeen te zijn.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de peren zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de peren zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit peren die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit peren die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. Deze tolerantie geldt niet voor vruchten die ten minste:

5 mm kleiner zijn dan de minimumdiameter,

10 g lichter zijn dan het minimumgewicht.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit peren van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en rijpheidsgraad.

Bovendien moeten de vruchten in de klasse Extra uniform van kleur zijn.

Peren van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken variëteit homogeen zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de peren goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (30) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Peren” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. Voor mengsels van peren van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Handelsbenamingen (31) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem worden opgegeven.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (32) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Voor mengsels van duidelijk verschillende peervariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse of, voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten, aantal stuks.

Als de grootteklasse wordt vermeld, wordt deze als volgt aangegeven:

a)

voor producten waarvoor de uniformiteitsregels gelden: door vermelding van de minimum- en de maximumdiameter of het minimum- en het maximumgewicht,

b)

facultatief, voor vruchten waarvoor de uniformiteitsregels niet gelden: door vermelding van de diameter of het gewicht van de kleinste vrucht in de verpakking, gevolgd door “en meer” of een gelijkwaardige uitdrukking of, eventueel, door de diameter of het gewicht van de grootste vrucht in de verpakking.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

Aanhangsel

Niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen

De variëteiten met kleine vruchten en de andere variëteiten die niet in de lijst zijn vermeld, mogen worden afgezet mits zij voldoen aan de in afdeling III van de norm vastgestelde sorteringsvoorschriften.

Bepaalde in de onderstaande lijst vermelde variëteiten mogen worden afgezet onder benamingen waarvoor in één of meerdere landen bescherming als handelsmerk is aangevraagd of verkregen. De eerste en de tweede kolom van de onderstaande tabel bevatten geen dergelijke handelsbenamingen. In de derde kolom is, uitsluitend ter informatie, een aantal bekende handelsmerken vermeld.

Legende:

L

=

variëteit met grote vruchten

SP

=

zomerpeer, waarvoor geen minimumgrootte is vereist

Variëteit

Synoniem

Handelsmerk/handelsnaam

Grootte

Abbé Fétel

Abate Fetel

 

L

Abugo o Siete en Boca

 

 

SP

Akςa

 

 

SP

Alka

 

 

L

Alsa

 

 

L

Alexandrine Douillard

 

 

L

Amfora

 

 

L

Angelys

 

Angys ®

L

Bambinella

 

 

SP

Bay 6474

 

Alessia ®

L

Bergamotten

 

 

SP

Beurré Alexandre Lucas

Lucas

 

L

Beurré Bosc

Bosc, Beurré d’Apremont, Empereur Alexandre, Kaiser Alexander

 

L

Beurré Clairgeau

 

 

L

Beurré d’Arenberg

Hardenpont

 

L

Beurré Giffard

 

 

SP

Beurré précoce Morettini

Morettini

 

SP

Blanca de Aranjuez

Agua de Aranjuez, Espadona, Blanquilla

 

SP

Bon Rouge

 

Victoria Blush

L

Cape Rose

 

Cheeky ®

L

Carusella

 

 

SP

Castell

Castell de Verano

 

SP

Celina

 

QTee ®

L

Cepuna

 

Migo ®

L

CH201

 

Fred ®

L

Colorée de Juillet

Bunte Juli

 

SP

Comice rouge

 

 

L

Concorde

 

 

L

Condoula

 

 

SP

Coscia

Ercolini

 

SP

Curé

Curato, Pastoren, Del cura de Ouro, Espadon de invierno, Bella de Berry, Lombardia de Rioja, Batall de Campana

 

L

D’Anjou

 

 

L

Deveci

 

 

L

Dita

 

 

L

D. Joaquina

Doyenné de Juillet

 

SP

Doyenné d’hiver

Winterdechant

 

L

Doyenné du Comice

Comice, Vereinsdechant

 

L

Dpp1

 

Flare ™, Cape Fire ®

L

Erika

 

 

L

Etrusca

 

 

SP

Falstaff

 

 

L

Flamingo

 

 

L

Forelle

 

Vermont Beauty

L

Général Leclerc

 

Amber Grace ™

L

Gentile

 

 

SP

Golden Russet Bosc

 

 

L

Gräfin Gepa

 

Saxonia ®, Early Desire ®

L

Grand Champion

 

 

L

H2-169

 

Ambrosia ®

L

Harovin Sundown

 

Cold Snap ®

L

Harrow Delight

 

 

L

Jeanne d’Arc

 

 

L

Joséphine

 

 

L

Kieffer

 

 

L

Klapa Mīlule

 

 

L

Leonardeta

Mosqueruela, Margallon, Colorada de Alcanadre, Leonarda de Magallon

 

SP

Lombacad

 

Cascade ®

L

Moscatella

 

 

SP

Mramornaja

 

 

L

Mustafabey

 

 

SP

Nojabrskaja

Novemberbirne

Xenia ®, Novembra ®

L

Packham’s Triumph

Williams d’Automne

 

L

Passe Crassane

Passa Crassana

 

L

PE2UNIBO

 

Early Giulia ®

L

PE3UNIBO

 

Debby Green ®

L

Perita de San Juan

 

 

SP

Pérola

 

 

SP

Pitmaston

Williams Duchesse

 

L

Précoce de Trévoux

Trévoux

 

SP

Président Drouard

 

 

L

Rode Doyenne van Doorn

 

Sweet Sensation ®,

Sweet Dored ®

L

Rosemarie

 

Sempre

L

Santa Maria

Santa Maria Morettini

 

L

Spadoncina

Agua de Verano, Agua de Agosto

 

SP

Suvenirs

 

 

L

Taylors Gold

 

 

L

Thimo

 

Saxonia ®,

Queens Forelle ™

L

Triomphe de Vienne

 

 

L

Uta

 

Dazzling Gold ®

L

Vasarine Sviestine

 

 

L

Williams Bon Chrétien

Bon Chrétien, Bartlett, Williams, Summer Bartlett

 

L

DEEL 7: HANDELSNORM VOOR AARDBEIEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op aardbeivariëteiten (cultivars) van Fragaria L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen aardbeien na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten aardbeien in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact en onbeschadigd,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk, doch niet gewassen,

nagenoeg vrij van plagen,

nagenoeg vrij van beschadiging door plagen,

voorzien van hun kelk (behalve bij bosaardbeien); de kelk en (indien aanwezig) het steeltje moeten fris en groen zijn,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De aardbeien moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn. De ontwikkeling en de conditie van de aardbeien moeten zo zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Indeling

Aardbeien worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde aardbeien moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

Zij moeten:

naar gelang van de variëteit, een glanzend uiterlijk hebben,

vrij zijn van aarde.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde aardbeien moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een kleine witte vlek van niet meer dan één tiende van de totale oppervlakte van de vrucht,

lichte, oppervlakkige drukplekken.

Zij moeten nagenoeg vrij zijn van aarde.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren aardbeien die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Op voorwaarde dat de vruchten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

een kleine witte vlek van niet meer dan één vijfde van de totale oppervlakte van de vrucht,

geringe droge kneuzingen die zich niet verder kunnen ontwikkelen,

lichte sporen van aarde.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Aardbeien worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede.

De minimumgrootte bedraagt:

25 mm in de klasse Extra,

18 mm in de klassen I en II.

Voor bosaardbeien wordt geen minimumgrootte vereist.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse “Extra”

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de aardbeien zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de aardbeien zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit aardbeien die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: 10 % van het aantal stuks of van het gewicht mag afwijken van de eisen inzake de minimumgrootte.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit aardbeien van dezelfde oorsprong, variëteit en kwaliteit.

Vooral in de klasse Extra moeten de aardbeien – uitgezonderd bosaardbeien – uniform en regelmatig zijn op het gebied van rijpheid, kleur en grootte. In klasse I mogen de aardbeien wat grootte betreft minder uniform zijn.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de aardbeien goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (33) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Aardbeien” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit (facultatief).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (34) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 8: HANDELSNORM VOOR PAPRIKA’S

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op paprika’s van de variëteiten (35) (cultivars) van Capsicum annuum L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen paprika’s na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten paprika’s in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk,

stevig,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van schade als gevolg van koude of vorst,

voorzien van een steel; het snijvlak van de steel moet glad zijn en de kelk moet intact zijn,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De paprika’s moeten zo ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Indeling

Paprika’s worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde paprika’s moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde paprika’s moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

door tripsen veroorzaakte zilveren vlekken of schade op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte,

geringe afwijkingen aan de schil, zoals:

verzonken stippen, schrammen, zonnebrandvlekken en/of drukplekken die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 2 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 1 cm2, of

droge oppervlakkige krimpscheurtjes op niet meer dan 1/8 van de totale oppervlakte,

licht beschadigde steel.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren paprika’s die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Op voorwaarde dat de paprika’s nog hun essentiële kenmerken op het gebied van kwaliteit, houdbaarheid en presentatie bezitten, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

door tripsen veroorzaakte zilveren vlekken of schade op maximaal 2/3 van de totale oppervlakte,

afwijkingen aan de schil, zoals:

verzonken stippen, schrammen, zonnebrandvlekken, drukplekken en/of dichtgegroeide beschadigingen die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 4 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 2,5 cm2, of

droge oppervlakkige krimpscheurtjes op niet meer dan 1/4 van de totale oppervlakte,

neusrotvlekken die in totaal niet groter zijn dan 1 cm2,

verschrompeling op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte,

beschadigingen aan de steel en kelk, op voorwaarde dat het omliggende vruchtvlees nog intact is.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Paprika’s worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het gewicht. Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde paprika’s:

20 mm.

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde paprika’s:

30 g wanneer de zwaarste vrucht ten hoogste 180 g weegt,

80 g wanneer de lichtste vrucht meer dan 180 g weegt, maar minder dan 260 g,

geen beperking wanneer de lichtste vrucht 260 g of meer weegt.

Langwerpige paprika’s moeten qua lengte voldoende uniform zijn.

Uniformiteit in grootte is niet verplicht voor klasse II.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de paprika’s zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika’s mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de paprika’s zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika’s mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit paprika’s die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen (wanneer sortering plaatsvindt): in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit paprika’s die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit paprika’s van dezelfde oorsprong, dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, dezelfde kwaliteit, dezelfde grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en, voor de klasse Extra en voor klasse I, van waarneembaar vrijwel dezelfde rijpheid en kleur.

Paprika’s van duidelijk verschillende handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elk betrokken handelstype en/of elke betrokken kleur uniform zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de paprika’s goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (36) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Paprika’s” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

“Mengsel van paprika’s” of een gelijkwaardige vermelding, wanneer het een mengsel van paprika’s van duidelijk verschillende handelstypen en/of kleuren betreft. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende handelstypen en/of kleuren worden vermeld, samen met het respectieve aantal.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (37) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Wanneer het een mengsel van paprika’s van duidelijk verschillende handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren en van verschillende oorsprong betreft, moet in de onmiddellijke nabijheid van elk betrokken handelstype en elke betrokken kleur het betrokken land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van de minimum- en maximumdiameter of het minimum- en maximumgewicht.

Aantal stuks (facultatief).

“(Naam van het type of de variëteit) kan een licht pikante smaak hebben” of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 9: HANDELSNORM VOOR TAFELDRUIVEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op tafeldruivenvariëteiten (cultivars) van Vitis vinifera L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen tafeldruiven na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de trossen en de bessen van alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

nagenoeg vrij van beschadiging door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

Bovendien moeten de bessen als volgt zijn:

intact,

goed gevormd,

normaal ontwikkeld.

Pigmentering door de zon wordt niet als een afwijking beschouwd.

De tafeldruiven moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

Het sap van de vruchten moet een brekingsindex (38) hebben van ten minste:

12° Brix voor de variëteiten Alphonse Lavallée, Cardinal en Victoria,

13° Brix voor alle overige variëteiten met pitten,

14 ° Brix voor alle variëteiten zonder pitten.

Bovendien moet bij alle variëteiten de verhouding tussen suikergehalte en zuurgehalte bevredigend zijn.

C.   Indeling

Tafeldruiven worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde tafeldruiven moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit hebben, waarbij rekening wordt gehouden met het productiegebied.

De bessen moeten stevig zijn, goed vastzitten, gelijkmatig verdeeld zijn over de rist en vrijwel geheel met “dauw” bedekt zijn.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde tafeldruiven moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit hebben, waarbij rekening wordt gehouden met het productiegebied.

De bessen moeten stevig zijn, goed vastzitten en over een zo groot mogelijk oppervlak met “dauw” bedekt zijn. Zij mogen evenwel minder gelijkmatig over de rist verdeeld zijn dan bij de klasse Extra.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

lichte kleurafwijkingen,

een zeer geringe schilverbranding door de zon,

geringe afwijkingen aan de schil.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren tafeldruiven die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De trossen mogen geringe afwijkingen in vorm, ontwikkeling en kleur vertonen, op voorwaarde dat zij nog de essentiële kenmerken van de variëteit behouden, rekening houdend met het productiegebied.

De bessen moeten voldoende stevig zijn, voldoende goed vastzitten en zoveel mogelijk met “dauw” bedekt zijn. Zij mogen minder regelmatig over de rist zijn verdeeld dan bij klasse I.

Op voorwaarde dat de tafeldruiven nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

kleurafwijkingen,

geringe schilverbranding door de zon,

lichte kneuzingen,

beschadigingen van de schil.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Tafeldruiven worden naar gewicht per tros gesorteerd.

Voor de klasse Extra en voor klasse I geldt een minimumgewicht van 75 g per tros. Voor alle klassen geldt dat dit voorschrift niet van toepassing is op verpakkingen met slechts één portie.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse “Extra”

In totaal mag 5 % van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de trossen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de trossen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

Naast deze toleranties mag hoogstens 10 % van het gewicht bestaan uit losse bessen, d.w.z. bessen die losgekomen zijn van de tros/cluster, op voorwaarde dat de bessen gezond en intact zijn.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het gewicht bestaan uit trossen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

Naast deze toleranties mag hoogstens 10 % van het gewicht bestaan uit losse bessen, d.w.z. bessen die losgekomen zijn van de tros/cluster, op voorwaarde dat de bessen gezond en intact zijn.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen (wanneer sortering plaatsvindt): in totaal mag 10 % van het gewicht bestaan uit trossen die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. In elke verkoopverpakking (behalve verpakkingen voor één portie) mag één tros van minder dan 75 g worden toegevoegd om het aangegeven gewicht te bereiken, mits deze tros aan alle overige eisen voor de aangegeven klasse voldoet.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit trossen van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit en rijpheidsgraad.

In de klasse Extra moeten de trossen nagenoeg uniform zijn wat grootte en kleur betreft.

Druiven van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit en voor elke betrokken variëteit uniform van oorsprong zijn.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de tafeldruiven goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.

In de verpakking mogen geen vreemde substanties voorkomen, behalve eventueel bij een speciale presentatie waarbij een stukje rank van ten hoogste 5 cm lengte aan de tak van de tros vastzit.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (39) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Tafeldruiven” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. In het geval van mengsels van tafeldruiven van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Handelsbenamingen (40) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem daarvan worden opgegeven.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (41) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Voor mengsels van duidelijk verschillende tafeldruifvariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

“Eén portie bestaande uit trossen van minder dan 75 g”, of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 10: HANDELSNORM VOOR TOMATEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op tomatenvariëteiten (cultivars) van Solanum lycopersicum L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

Er worden bij tomaten vier handelstypen onderscheiden:

“ronde” tomaten,

“geribde” tomaten,

“langwerpige” tomaten,

“kers- /cocktailtomaten” (miniatuurvariëteiten) van alle vormen.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In deze norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen tomaten na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten tomaten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

Bij tomaten in trossen moet de steel vers zijn, gezond, zuiver en vrij van bladeren en zichtbare vreemde stoffen.

De tomaten moeten zo ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De tomaten moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en zo een toereikende rijpheidsgraad te bereiken.

C.   Indeling

Tomaten worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse “Extra”

In deze klasse ingedeelde tomaten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten stevig zijn en de voor de variëteit en/of het handelstype kenmerkende eigenschappen bezitten.

Tomaten mogen geen “groene kraag” hebben en geen andere afwijkingen vertonen dan zeer lichte oppervlakkige afwijkingen, op voorwaarde dat deze het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde tomaten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten voldoende stevig zijn en de voor de variëteit en/of het handelstype kenmerkende eigenschappen bezitten.

Zij moeten vrij zijn van scheuren en van zichtbare “groene kragen”.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe afwijking in vorm en ontwikkeling,

lichte kleurafwijkingen,

geringe afwijkingen aan de schil,

zeer lichte kneuzingen.

“Geribde” tomaten mogen bovendien de volgende afwijkingen vertonen:

dichtgegroeide scheurtjes van ten hoogste 1 cm lengte,

kleine uitwassen,

geringe navelvorming, zonder verkurking,

verkurkt navelvormig bloemlitteken met een oppervlakte van ten hoogste 1 cm2,

zeer smal langwerpig bloemlitteken (gelijkend op een naad), dat evenwel niet langer mag zijn dan 2/3 van de grootste diameter van de vrucht.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren tomaten die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Zij moeten redelijk stevig zijn (eventueel iets minder stevig dan tomaten van klasse I) en mogen geen scheurtjes vertonen die niet zijn dichtgegroeid.

Op voorwaarde dat de tomaten nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn evenwel de volgende afwijkingen toegestaan:

afwijkingen in vorm en ontwikkeling,

kleurafwijkingen,

afwijkingen aan de schil of kneuzingen, op voorwaarde dat deze de vrucht niet ernstig aantasten,

dichtgegroeide scheurtjes van ten hoogste 3 cm lengte voor ronde, geribde en langwerpige tomaten.

“Geribde” tomaten mogen bovendien de volgende afwijkingen vertonen:

grotere uitwassen dan voor klasse I, mits er geen sprake is van misvormingen,

navelvorming,

verkurkt navelvormig bloemlitteken met een oppervlakte van ten hoogste 2 cm2,

zeer smal langwerpig bloemlitteken (gelijkend op een naad).

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Tomaten worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, op basis van gewicht of op basis van het aantal stuks.

De onderstaande bepalingen gelden niet voor tomaten in trossen en zijn facultatief voor:

kers- en cocktailtomaten met een diameter van minder dan 40 mm;

geribde tomaten van onregelmatige vorm, en

klasse II.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde tomaten:

10 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) kleiner is dan 50 mm,

15 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) gelijk is aan of groter is dan 50 mm, maar kleiner is dan 70 mm,

20 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) gelijk is aan of groter is dan 70 mm, maar kleiner is dan 100 mm,

voor vruchten met een diameter van 100 mm of meer gelden geen beperkingen op het gebied van verschil in diameter.

Indien grootteklassencodes worden toegepast, moeten de in de volgende tabel aangegeven codes en schalen in acht worden genomen:

Grootteklassencode

Diameter (mm)

0

≤ 20

1

> 20 ≤ 25

2

> 25 ≤ 30

3

> 30 ≤ 35

4

> 35 ≤ 40

5

> 40 ≤ 47

6

> 47 ≤ 57

7

> 57 ≤ 67

8

> 67 ≤ 82

9

> 82 ≤ 102

10

> 102

b)

Voor op basis van gewicht of aantal stuks gesorteerde tomaten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a).

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse “Extra”

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de tomaten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de tomaten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

Voor tomaten in trossen mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die van de steel zijn losgekomen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

Voor tomaten in trossen mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die van de steel zijn losgekomen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit tomaten van dezelfde oorsprong, dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, dezelfde kwaliteit en dezelfde grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt).

Tomaten van de klassen Extra en I moeten nagenoeg uniform zijn qua rijpheid en kleur. Bovendien moet voor “langwerpige” tomaten de lengte voldoende uniform zijn.

Tomaten van duidelijk verschillende kleuren, variëteiten en/of handelstypen mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken kleur, elke betrokken variëteit en/of elk betrokken handelstype uniform zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de tomaten goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (42) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding “Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding “Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

“Tomaten” of “tomaten in trossen” en het handelstype, of “kers-/cocktailtomaten” of “kers-/cocktailtomaten in trossen” of een gelijkwaardige benaming voor andere miniatuurvariëteiten, indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

“Mengsel van tomaten” of een gelijkwaardige vermelding, wanneer het een mengsel van tomaten van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijke verschillende kleuren betreft. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende kleuren, variëteiten en/of handelstypen worden vermeld, samen met de respectieve hoeveelheid.

Naam van de variëteit (facultatief).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (43) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Als het mengsels van tomaten van duidelijk verschillende kleuren, variëteiten en/of handelstypen van verschillende oorsprong betreft, moet bij de naam van de betrokken kleur, de betrokken variëteit en/of het betrokken handelstype elk land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van

de minimum- en maximumdiameter, of

het minimum- en maximumgewicht, of

de grootteklassencode als aangegeven in afdeling III, of

het aantal stuks, gevolgd door de minimum- en maximumgrootte.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.


(1)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(2)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(3)  In het aanhangsel bij deze norm

is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met een indeling op basis van kleur- en ruwschilligheidscriteria opgenomen.

(4)  Variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een “R” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake ruwschilligheid.

(5)  In het aanhangsel bij deze norm

is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met een indeling op basis van kleur- en ruwschilligheidscriteria opgenomen.

(6)  Variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een “R” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake ruwschilligheid.

(7)  Variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een “R” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake ruwschilligheid.

(8)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications

(9)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications

(10)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(11)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.

(12)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(13)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications

(14)  Voor de variëteiten mandora en minneola bedraagt de minimumverhouding suiker/zuren 6.0:1 tot het einde van het verkoopseizoen dat op 1 januari 2023 van start gaat.

(15)  De dwarsdoorsneden van minder dan 45 mm gelden alleen voor clementines.

(16)  Gebruik van conserveringsmiddelen of andere chemische stoffen die een vreemde geur op de schil kunnen achterlaten, is toegestaan voor zover deze stoffen overeenkomstig de ter zake geldende EU-voorschriften worden gebruikt.

(17)  Gebruik van conserveringsmiddelen of andere chemische stoffen die een vreemde geur op de schil kunnen achterlaten, is toegestaan voor zover deze stoffen overeenkomstig de ter zake geldende EU-voorschriften worden gebruikt.

(18)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(19)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(20)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications

(21)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(22)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(23)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(24)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(25)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications

(26)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(27)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(28)  In het aanhangsel bij deze norm is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen opgenomen.

(29)  In het aanhangsel bij deze norm is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen opgenomen.

(30)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(31)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.

(32)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(33)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(34)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(35)  Sommige paprikavariëteiten hebben een pikante smaak. Voorbeelden van commerciële paprikavariëteiten met een licht pikante smaak zijn Sivri, Padron en Somborka.

(36)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(37)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(38)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications

(39)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(40)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.

(41)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(42)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(43)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.


29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/84


VERORDENING (EU) 2021/1891 VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2021

tot wijziging van de bijlagen XIV en XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de invoer in en doorvoer door de Unie van dierlijke bijproducten en afgeleide producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (1), en met name artikel 41, lid 3, eerste en derde alinea, en artikel 42, lid 2, punten a), b) en d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2) bevat uitvoeringsbepalingen voor de in Verordening (EG) nr. 1069/2009 vastgestelde volks- en diergezondheidsvoorschriften voor dierlijke bijproducten en afgeleide producten, met inbegrip van modellen van gezondheidscertificaten en de lijst van derde landen waaruit de invoer in en de doorvoer door de Unie van zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten is toegestaan.

(2)

Hoofdstuk II van bijlage XIV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 bevat met name de specifieke eisen voor de invoer in en de doorvoer door de Unie van zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten voor een ander gebruik dan in de voederketen van landbouwhuisdieren met uitzondering pelsdieren. Dergelijke zendingen moeten onder andere aan de in afdeling 1, tabel 2, van dat hoofdstuk vastgestelde regels voldoen.

(3)

Meer bepaald bevat rij 14 van tabel 2 onder andere de lijst van derde landen waaruit de invoer in en de doorvoer door de Unie is toegestaan van zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten voor gebruik buiten de voederketen, met inbegrip van zendingen bont voor de vervaardiging van afgeleide producten, categorie 3-materiaal, zoals bedoeld in artikel 10, punt n), van Verordening (EG) nr. 1069/2009. Bepaalde lidstaten hebben gevraagd om rij 14 van tabel 2 te wijzigen om er een lijst van derde landen waaruit de invoer in de Unie van bont voor de vervaardiging van afgeleide producten is toegestaan, in op te nemen. Er bestaat geen lijst van derde landen waaruit de invoer in de Unie van producten van pelsdieren is toegestaan, maar Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) bevat een lijst van derde landen, gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen vers vlees van hoefdieren is toegestaan. Naar aanleiding van de evaluatie van het verzoek van de lidstaten moet in rij 14 van tabel 2 een lijst van derde landen waaruit de invoer in de Unie van bont voor de vervaardiging van afgeleide producten is toegestaan, worden opgenomen. Aangezien de derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van vers vlees van hoefdieren is toegestaan, een hoog niveau van officiële controles en bescherming van de volks- en diergezondheid bieden, is het opportuun om de invoer van bont voor de vervaardiging van afgeleide producten uit die derde landen toe te staan.

(4)

Bijlage XIV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Daarnaast bevatten hoofdstuk 3 (F) en hoofdstuk 8 van bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 modellen van gezondheidscertificaten voor de invoer in of de doorvoer door de Unie van dierlijke bijproducten voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren, respectievelijk voor doeleinden buiten de voederketen of voor handelsmonsters. Die modellen van gezondheidscertificaten bevatten onder andere de vereiste dat dieren waarvan dierlijke bijproducten zijn afgeleid, gedurende 40 dagen vóór de slacht op een enkel bedrijf moeten hebben verbleven. Wat de diergezondheid betreft, waarborgt die verblijfsduur van 40 dagen voorafgaand aan de slacht de veiligheid van onverwerkte dierlijke bijproducten wanneer zij in de Unie worden ingevoerd. Vrijheid van mond-en-klauwzeer zonder vaccinatie is volgens de normen van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) de gunstigste diergezondheidsstatus en derde landen met die diergezondheidsstatus mogen zendingen vers vlees invoeren in en doorvoeren door de Unie zonder een verblijfsduur van 40 dagen toe te passen, mits zij aan alle andere diergezondheidsvoorschriften voldoen. Bepaalde derde landen die vrij zijn van mond-en-klauwzeer zonder vaccinatie, hebben aan de Commissie gevraagd om te worden goedgekeurd voor de invoer in de Unie van onverwerkte dierlijke bijproducten zonder toepassing van de verblijfsduur van 40 dagen voorafgaand aan de slacht. De diergezondheidsvoorwaarden voor de invoer van dierlijke bijproducten moet worden afgestemd op de diergezondheidsvoorschriften voor de binnenkomst in de Unie van vers vlees zoals vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie.

(6)

De modellen van gezondheidscertificaten voor dierlijke bijproducten voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren in hoofdstuk 3 (F) van bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 en voor dierlijke bijproducten voor doeleinden buiten de voederketen of voor handelsmonsters in hoofdstuk 8 van die bijlage moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Daarnaast is in hoofdstuk V van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011 bepaald dat afgeleide producten van categorie 1- of categorie 2-materiaal permanent moeten worden gemerkt met een chemische merkstof om te voorkomen dat zij in de voederketen terechtkomen en om officiële controles van diervoeders mogelijk te maken. Het merken met een chemische merkstof is niet vereist voor gesmolten vet van categorie 3. Derhalve is een correctie nodig van de foute bewoording in het modelgezondheidscertificaat in hoofdstuk 10 (B) van bijlage XV bij die verordening voor de invoer van niet voor menselijke consumptie bestemd gesmolten vet voor bepaalde doeleinden buiten de voederketen, bestemd voor verzending naar of doorvoer door de Unie.

(8)

Bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Om verstoring van de handel te vermijden, moet deze verordening voorzien in een overgangsperiode waarin de invoer in en doorvoer door de Unie van goederen waarop de in deze verordening vastgestelde wijzigingen van Verordening (EU) nr. 142/2011 betrekking hebben, toegestaan blijven op voorwaarde dat die goederen voldoen aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 142/2011 voordat die bij deze verordening werden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen XIV en XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Zendingen van dierlijke bijproducten en afgeleide producten die vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat dat volgens het toepasselijke modelgezondheidscertificaat in de hoofdstukken 3 (F), 8 en 10 (B) van bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011, in de versie die van toepassing was vóór de wijzigingen zoals bedoeld in artikel 1 van deze verordening, naar behoren is ingevuld en ondertekend, worden nog gedurende een overgangsperiode die loopt tot en met 31 mei 2022 voor invoer in of doorvoer door de Unie aanvaard, op voorwaarde dat die gezondheidscertificaten uiterlijk op 31 maart 2022 werden ingevuld en ondertekend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).


BIJLAGE

Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, rij 14, wordt aan de kolom “Lijsten van derde landen” het volgende punt d) toegevoegd:

“d)

voor bont voor de vervaardiging van afgeleide producten:

derde landen die zijn opgenomen in de lijst in deel 1 van bijlage XIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (*1) waaruit de binnenkomst in de Unie van vers vlees van hoefdieren is toegestaan.

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).”."

2)

Bijlage XV wordt als volgt gewijzigd:

a)

hoofdstuk 3 (F) wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK 3 (F)

Gezondheidscertificaat

Voor dierlijke bijproducten(3) voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren bestemd voor verzending naar of doorvoer door(2) de Europese Unie

Image 1

Image 2

Image 3

Image 4

Image 5

Image 6
”;

b)

hoofdstuk 8 wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK 8

Gezondheidscertificaat

Voor dierlijke bijproducten voor doeleinden buiten de voederketen of voor handelsmonsters (2), bestemd voor verzending naar of doorvoer door (2) de Europese Unie

Image 7

Image 8

Image 9

Image 10

Image 11

Image 12
”;

c)

hoofdstuk 10 (B) wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK 10 (B)

Gezondheidscertificaat

Voor niet voor menselijke consumptie bestemd gesmolten vet voor bepaalde doeleinden buiten de voederketen, bestemd voor verzending naar of doorvoer door (2) de Europese Unie

Image 13

Image 14

Image 15

Image 16

Image 17
”.


(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).”.”


29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/105


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1892 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2021

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, punt b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2021.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Wolfgang BURTSCHER

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong  (1)

0207 14 10

Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren

188,8

36

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


BESLUITEN

29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/108


BESLUIT (GBVB) 2021/1893 VAN DE RAAD

van 28 oktober 2021

tot wijziging van Besluit 2010/573/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 september 2010 Besluit 2010/573/GBVB (1) vastgesteld, inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië.

(2)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2010/573/GBVB moeten de beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië worden verlengd tot en met 31 oktober 2022. De Raad zal de situatie met betrekking tot de beperkende maatregelen na zes maanden opnieuw bezien.

(3)

Besluit 2010/573/GBVB moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 4 van Besluit 2010/573/GBVB wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 31 oktober 2022. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

G. DOVŽAN


(1)  Besluit 2010/573/GBVB van de Raad van 27 september 2010 inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië (PB L 253 van 28.9.2010, blz. 54).


29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/109


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1894 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Armenië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Armenië aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die de Republiek Armenië onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 30 juli 2021 heeft de Republiek Armenië de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed”. De Republiek Armenië heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Armenië de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Armenië overeenkomstig het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek Armenië heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Armenië heeft de Commissie op 30 september 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door de Republiek Armenië worden afgegeven overeenkomstig een systeem, het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader, en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Armenië overeenkomstig het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft de Republiek Armenië de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins zal afgeven. Momenteel gaat het onder meer om CoronaVac, Sputnik V, Covishield en Vaxzevria.

(7)

De Republiek Armenië heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij wel interoperabele testcertificaten voor nucleïnezuuramplificatietests afgeeft, maar niet voor snelle antigeentests.

(8)

Voorts heeft de Republiek Armenië de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Voorts heeft de Republiek Armenië de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Armenië certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Armenië overeenkomstig het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door de Republiek Armenië overeenkomstig het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Armenië worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of te beëindigen indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om de Republiek Armenië zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Armenië overeenkomstig het “nationale e-gezondheidsstelsel ArMed” afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Armenië wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 384/112


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1895 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Daarnaast moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle gelijkwaardigheidsbevindingen van dit besluit van toepassing zijn op door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 28 juli 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig één “UK COVID Certificates”-systeem. Dit systeem bestaat uit vier componenten, voor respectievelijk Engeland, Wales en het eiland Man (“Covid Pass”), Jersey en Guernsey (“2D Barcode API”), Schotland (“NHS Scotland Covid Status”) en Noord-Ierland (“COVIDCert”). Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft de Commissie meegedeeld dat het van oordeel was dat zijn COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Commissie meegedeeld dat de door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig het “UK COVID Certificates”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatiecertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Commissie meegedeeld dat het houders van EU DCC-vaccinatie-, herstel- en testcertificaten op gelijke wijze zal behandelen als houders van door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland afgegeven certificaten. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wees erop dat alle reizigers die volledig zijn gevaccineerd met een door het Verenigd Koninkrijk erkend vaccin of een vaccin waarvoor een in de hele EU geldige vergunning is verleend, zijn vrijgesteld van quarantaine en niet op de achtste dag hoeven te worden getest, als zij aankomen uit landen die op grond van hun epidemiologische situatie de code “oranje” hebben gekregen. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft ook gepreciseerd dat negatieve tests en natuurlijke immuniteit na een positieve test geen deel uitmaken van zijn beleid om mensen vrij te stellen van quarantaine.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft de Commissie op 4 oktober 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden afgegeven overeenkomstig het “UK COVID Certificates”-systeem, dat elk van deze componenten interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en dat daarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig elk component van het “UK COVID Certificates”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten. De beoordeling van de Commissie is bevestigd door de aanvullende kennisgeving die het Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland op 14 oktober 2021 heeft gedaan.

(6)

Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Covid-19 Vaccine Janssen, Spikevax en Vaxzevria. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft voorts aangegeven dat het ook vaccinatiecertificaten afgeeft aan personen die als deelnemer aan klinische proeven met kandidaat-vaccins een kandidaat-vaccin hebben ontvangen. Daarbij gaat het momenteel om een kandidaat-vaccin dat is ontwikkeld door Novavax CZ AS.

(7)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft de Commissie ook meegedeeld dat het alleen interoperabele testcertificaten zal afgeven voor nucleïnezuuramplificatietests, maar niet voor snelle antigeentests.

(8)

Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Commissie meegedeeld dat het interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig het “UK COVID Certificates”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig het “UK COVID Certificates”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of te beëindigen indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig het “UK COVID Certificates”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, behandeld als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).