ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/1 |
VERORDENING (EU) 2021/1701 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 21 september 2021
tot wijziging van Verordening (EU) 2020/2222 tot verlenging van de geldigheidsduur van veiligheidscertificaten en vergunningen van spoorwegondernemingen die via de vaste Kanaalverbinding actief zijn
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Teneinde na het verstrijken van de overgangsperiode bedoeld in artikel 126 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het “Verenigd Koninkrijk”) uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2) de connectiviteit tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk te waarborgen, alsook de continuïteit te verzekeren van de activiteiten van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde en vergunde spoorwegondernemingen die via de vaste Kanaalverbinding actief zijn, werd de geldigheidsduur van de vergunningen die het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) aan op zijn grondgebied gevestigde spoorwegondernemingen heeft afgegeven en van de veiligheidscertificaten die de Intergouvernementele Commissie die is opgericht bij artikel 10 van het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Franse Republiek betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een vaste Kanaalverbinding, ondertekend te Canterbury op 12 februari 1986 (het “Verdrag van Canterbury”), uit hoofde van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) aan in het Verenigd Koninkrijk gevestigde spoorwegondernemingen heeft afgegeven, bij Verordening (EU) 2020/2222 van het Europees Parlement en de Raad (5) van het Europees Parlement en de Raad verlengd tot 30 september 2021. |
(2) |
Bij Besluit (EU) 2020/1531van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk gemachtigd een internationale overeenkomst te sluiten ter aanvulling op het het Verdrag van Canterbury wat betreft de toepassing van de regels inzake spoorwegveiligheid binnen de vaste Kanaalverbinding. Die overeenkomst is echter nog niet gesloten en dat zal op korte termijn waarschijnlijk ook niet gebeuren. |
(3) |
In die omstandigheden is Frankrijk op grond van artikel 14 van Richtlijn 2012/34/EU met het Verenigd Koninkrijk over een grensoverschrijdende overeenkomst betreffende veiligheidscertificaten aan het onderhandelen. Frankrijk heeft reeds onderhandeld over een overeenkomst inzake vergunningen van spoorwegondernemingen, zoals op 1 juni 2021 bij de Commissie is aangemeld en waartoe de Commissie machtiging heeft verleend op 20 augustus 2021. De interne procedures die krachtens de rechtsstelsels van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vereist zijn voor de voorlopige toepassing of inwerkingtreding van die overeenkomsten, zullen naar verwachting zes maanden in beslag nemen en pas afgerond zijn na het verstrijken van de maatregelen waarin Verordening (EU) 2020/2222 voorziet, namelijk op 30 september 2021. |
(4) |
Tenzij de geldigheidsduur van de vergunningen en veiligheidscertificaten wordt verlengd zodat over de grensoverschrijdende overeenkomst betreffende veiligheidscertificaten kan worden onderhandeld, met inachtneming van de krachtens artikel 14 van Richtlijn 2012/34/EU door de Commissie te verrichten beoordeling en het door haar vast te stellen uitvoeringsbesluit, en zodat de grensoverschrijdende overeenkomst betreffende veiligheidscertificaten en de grensoverschrijdende overeenkomst betreffende vergunningen voorlopig kunnen worden toegepast dan wel afgesloten, zullen de betrokken spoorwegondernemingen hun activiteiten via de vaste Kanaalverbinding op 30 september 2021 stopzetten. Dit zou het passagiers- en goederenvervoer tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk zwaar verstoren. |
(5) |
Het is derhalve in het belang van de Unie om de geldigheidsduur van die vergunningen en certificaten door middel van een wijziging van Verordening (EU) 2020/2222 te verlengen tot en met 31 maart 2022. |
(6) |
Gezien de urgentie die voortvloeit uit het einde van de bij Verordening (EU) 2020/2222 vastgestelde maatregelen, moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
(7) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het verlengen tot na het einde van de overgangsperiode van de geldigheidsduur van veiligheidscertificaten en vergunningen van spoorwegondernemingen die via de vaste Kanaalverbinding actief zijn, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de effecten ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(8) |
Opdat de maatregelen waarin deze verordening voorziet direct zouden kunnen worden toegepast, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2020/2222 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 8 wordt lid 3 vervangen door: “3. Deze verordening houdt op van toepassing te zijn op 31 maart 2022.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
G. DOVŽAN
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 15 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 september 2021.
(2) Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).
(3) Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).
(4) Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44).
(5) Verordening (EU) 2020/2222 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 betreffende bepaalde aspecten van spoorwegveiligheid en spoorverbindingen met betrekking tot de grensoverschrijdende infrastructuur die de Unie en het Verenigd Koninkrijk verbindt via de vaste Kanaalverbinding (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 43).
(6) Besluit (EU) 2020/1531 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2020 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd te onderhandelen over een internationale overeenkomst ter aanvulling op het Verdrag tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privéconcessionarissen van een vaste Kanaalverbinding, en die overeenkomst te sluiten en te ondertekenen (PB L 352 van 22.10.2020, blz. 4).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/4 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1702 VAN DE COMMISSIE
van 12 juli 2021
tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad door bijkomende elementen en gedetailleerde regels voor het InvestEU-scorebord vast te stellen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (1), en met name artikel 22, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen die door uitvoerende partners zijn ingediend voor dekking door de EU-garantie in het kader van het InvestEU-fonds, moeten worden beoordeeld door het investeringscomité overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) 2021/523. |
(2) |
Het investeringscomité gebruikt voor zijn beoordeling en controle van de voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen een scorebord van indicatoren dat in overeenstemming met artikel 22, lid 2, door de uitvoerende partners is ingevuld en waarmee wordt beoogd ervoor te zorgen dat de voorstellen op onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde wijze worden geëvalueerd. |
(3) |
In overeenstemming met artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) 2021/523, bestaat het scorebord van indicatoren uit de volgende zeven pijlers: de bijdrage van de verrichting aan de EU-beleidsdoelstellingen, de beschrijving van additionaliteit, de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie die met de verrichting wordt aangepakt, de financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner, de impact van de verrichting, het financiële profiel van de verrichting en de aanvullende indicatoren. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat het investeringscomité verzoeken om het gebruik van de EU-garantie op onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde wijze kan beoordelen, moeten de verschillende voor elke pijler te verstrekken elementen, indicatoren en subindicatoren, evenals de door uitvoerende partners bij de beoordeling van de voorgestelde financierings- of investeringsverrichtingen te gebruiken beoordelingscriteria en de desbetreffende wegingsfactoren, worden vastgesteld. |
(5) |
Deze verordening moet met het oog op de snelle toepassing van de hierin opgenomen maatregelen in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De gedetailleerde regels die uitvoerende partners gebruiken om het scorebord van indicatoren als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2021/523 in te vullen, opdat het investeringscomité verzoeken om het gebruik van de EU-garantie voor door uitvoerende partners voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen op onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde wijze kan beoordelen., zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
BIJLAGE
1. Algemene beginselen
Het overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (1) (de “InvestEU-verordening”) ingestelde investeringscomité moet voor het beoordelen van de financierings- en investeringsverrichtingen die door de uitvoerende partners worden voorgesteld met het oog op dekking door de EU-garantie een scorebord van indicatoren (het “InvestEU-scorebord”) gebruiken. Het investeringscomité gebruikt het InvestEU-scorebord als onderdeel van het in artikel 24, lid 1, bedoelde onderzoek in overeenstemming met artikel 24, lid 4, van de InvestEU-verordening, om verzoeken om het gebruik van de EU-garantie voor door uitvoerende partners voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen op onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde wijze te beoordelen.
Het InvestEU-scorebord wordt ingevuld door de uitvoerende partner die bij het investeringscomité een voorstel indient voor een financierings- of investeringsverrichting (2), met inbegrip van kaderacties (3). De mate van detaillering die voor elke pijler moet worden verstrekt voor afzonderlijke financierings- en investeringsverrichtingen en kaderacties is verschillend. In het laatste geval kunnen algemene ramingen worden verstrekt, zoals het type financiële intermediairs, het geraamde aantal en het type eindontvangers, de gemiddelde omvang van de aan eindontvangers te verstrekken financiering, en de geraamde impact van de kaderactie.
1.1. Inhoud van het InvestEU-scorebord
In overeenstemming met artikel 22, lid 3, van de InvestEU-verordening omvat het InvestEU-scorebord de volgende elementen:
a) |
presentatie van de financierings- of investeringsverrichting, met inbegrip van de naam ervan, de eindontvanger voor rechtstreekse verrichtingen of, voor verrichtingen via intermediairs, de financieel intermediair(s) (indien bekend, de naam van de financieel intermediair; zo niet, dan in elk geval het type), het land/de landen van uitvoering en een korte beschrijving van de financierings- of investeringsverrichting; |
b) |
pijler 1 — de bijdrage van de financierings- of investeringsverrichting aan EU-beleidsdoelstellingen; |
c) |
pijler 2 — de beschrijving van de additionaliteit van de financierings- of investeringsverrichting; |
d) |
pijler 3 — de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie die met de financierings- of investeringsverrichting wordt aangepakt; |
e) |
pijler 4 — de financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner; |
f) |
pijler 5 — de impact van de financierings- of investeringsverrichting; |
g) |
pijler 6 — het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting; |
h) |
pijler 7 — aanvullende indicatoren. |
1.2. Beoordeling van de pijlers
Elke financierings- of investeringsverrichting die bij het investeringscomité wordt ingediend krijgt voor pijlers 3, 4 en 5 een score van de uitvoerende partner en wordt voor pijlers 1, 2, 6 en 7 beoordeeld aan de hand van kwalitatieve of kwantitatieve indicatoren zonder score.
Voor de score voor pijlers 3, 4 en 5 wordt de volgende schaal gebruikt. Dezelfde schaal wordt gebruikt voor de score van indicatoren en subindicatoren.
Punten |
Score |
1 |
Matig |
2 |
Goed |
3 |
Zeer goed |
4 |
Uitstekend |
Elke pijler die een score krijgt, moet wegens de aard van de reikwijdte ervan individueel worden beoordeeld en mag niet worden samengevoegde tot één score. Als de pijlers aan de hand van specifieke indicatoren en subindicatoren worden beoordeeld, moet de weging van die indicatoren en subindicatoren in aanmerking worden genomen bij het berekenen van de score van de desbetreffende pijler (door het desbetreffende aantal punten te vermenigvuldigen met de desbetreffende wegingsfactor) (4).
Uitvoerende partners moeten elke gegeven score motiveren op basis van de methode die is beschreven in het desbetreffende aanhangsel en andere relevante elementen die zijn opgenomen in de InvestEU-verordening, de investeringsrichtsnoeren (5), richtsnoeren van de Commissie zoals de richtsnoeren inzake duurzaamheidstoetsing (6) en de methode voor de tracering van klimaat- en milieu-uitgaven (7).
Het investeringscomité hecht bij de beoordeling van financierings- of investeringsverrichtingen evenveel belang aan elke pijler, ongeacht of de individuele pijler een numerieke score krijgt of bestaat uit kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren zonder score.
In overeenstemming met artikel 24, lid 4, van de InvestEU-verordening zijn beoordelingen door een uitvoerende partner niet bindend voor het investeringscomité.
1.3. Openbaarmaking van het InvestEU-scorebord
In overeenstemming met artikel 24, lid 5, van de InvestEU-verordening wordt het desbetreffende InvestEU-scorebord na de ondertekening van de overeenkomstige financierings- of investeringsverrichting door de uitvoerende partner en de financieel intermediair of, indien van toepassing, de eindontvanger op de InvestEU-website openbaar toegankelijk gemaakt. Voor kaderacties wordt het InvestEU-scorebord na de ondertekening van het eerste subproject openbaar toegankelijk gemaakt.
Wanneer de uitvoerende partner het verzoek om dekking door de EU-garantie bij het investeringscomité indient, moet hij het InvestEU-scorebord met de volledige informatie over alle pijlers indienen. Het InvestEU-scorebord moet een motivering van de beoordeling aan de hand van de pijlers 1 tot en met 6 bevatten, met inbegrip van de desbetreffende indicatoren en de indicatoren uit pijler 7. Het aan het investeringscomité voorgelegde InvestEU-scorebord kan dan ook commercieel gevoelige of vertrouwelijke informatie bevatten die niet mag worden gepubliceerd.
De uitvoerende partner dient uiterlijk tien werkdagen na de ondertekening van de financierings- of investeringsverrichting (of het eerste subproject in het geval van kaderacties) een openbare versie van het InvestEU-scorebord in bij het secretariaat van het investeringscomité, met daarin een beschrijving van de pijlers 1 tot en met 5 en de indicatoren in pijler 7, die openbaar toegankelijk zal worden gemaakt. Deze openbare versie van het InvestEU-scorebord bevat geen commercieel gevoelige of vertrouwelijke informatie. Omdat het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting commercieel gevoelige informatie bevat, hoeft er geen informatie over pijler 6 in de openbare versie van het InvestEU-scorebord te worden verstrekt.
2. Het InvestEU-scorebord
2.1. Pijler 1 — de bijdrage van de financierings- of investeringsverrichting aan EU-beleidsdoelstellingen
Onder pijler 1 vermeldt de uitvoerende partner in hoeverre de financierings- of investeringsverrichting bijdraagt aan de InvestEU-gebieden die in overeenstemming met bijlage II bij de InvestEU-verordening, de investeringsrichtsnoeren en de voorwaarden van het desbetreffende financiële product in aanmerking komen. Met betrekking tot het lidstaatcompartiment in de zin van de artikelen 9 en 10 van de InvestEU-verordening zijn de beleidsdoelstellingen uit de desbetreffende bijdrageovereenkomst opgenomen in de beoordeling.
Financierings- en investeringsverrichtingen moeten in ten minste één in aanmerking komend gebied op het passende beleidsterrein van het desbetreffende financiële product vallen.
2.2. Pijler 2 — de beschrijving van de additionaliteit van de financierings- of investeringsverrichting
Onder pijler 2 vermeldt de uitvoerende partner de belangrijkste argumenten waarom de financierings- of investeringsverrichting bovenop particuliere bronnen en/of bestaande steun uit andere overheidsbronnen komt. De uitvoerende partner moet in het bijzonder aantonen dat de financierings- of investeringsverrichting voldoet aan ten minste een van de kenmerken uit deel A, punt 2, tweede alinea, a) t/m f), van bijlage V bij de InvestEU-Verordening (zie aanhangsel 1).
2.3. Pijler 3 — de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie die met de financierings- of investeringsverrichting wordt aangepakt
Onder pijler 3 vermeldt de uitvoerende partner de tekortkoming(en) van de markt en suboptimale investeringssituatie(s) die met de financierings- of investeringsverrichting worden aangepakt. Met elke financierings- of investeringsverrichting moet ten minste een van de aspecten uit deel A, punt 1, a) t/m f), van bijlage V bij de InvestEU-verordening worden aangepakt. De uitvoerende partner vermeldt aan welke aspecten de financierings- of investeringsverrichting voldoet en motiveert dit (zie aanhangsel 2).
Op basis van deze vastgestelde aspecten beoordeelt de uitvoerende partner in hoeverre met de financierings- of investeringsverrichting suboptimale investeringssituaties en investeringskloven die voortkomen uit tekortkomingen van de markt worden aangepakt. Uitvoerende partners kennen in overeenstemming met de criteria uit aanhangsel 2 een score toe aan deze pijler. Verrichtingen waarmee slechts één tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie wordt aangepakt, krijgen een score die overeenkomt met “matig”, terwijl verrichtingen waarmee meer tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringen worden aangepakt extra punten krijgen. Bovendien krijgen financierings- en investeringsverrichtingen waarmee slechts één tekortkoming van de markt wordt aangepakt extra punten op basis van het belang van de tekortkoming die hiermee wordt aangepakt en/of het feit dat deze gericht zijn op specifieke beleidsprioriteiten zoals beschreven in aanhangsel 2, tabellen 1 en 2.
2.4. Pijler 4 — de financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner
Pijler 4 is gericht op de meerwaarde van de betrokkenheid van de uitvoerende partner, die financiële en technische voordelen oplevert voor de financierings- of investeringsverrichting. De totale score van pijler 4 wordt gebaseerd op de individuele scores van de onderliggende indicatoren zoals beschreven in aanhangsel 3. De aanpak voor financierings- en investeringsverrichtingen die bestaan uit directe financiering is anders dan die voor financiering via intermediairs.
Pijler 4 wordt met behulp van de hieronder beschreven indicatoren beoordeeld:
1. |
de financiële voordelen die voortkomen uit de interventie van de uitvoerende partner (gewicht van directe financiering: 12,5 %; gewicht van financiering via intermediairs: 35 %). Dit heeft betrekking op de financiële voordelen die de interventie van de uitvoerende partner met zich meebrengt in verband met zijn tegenpartij, zoals een lagere rente; |
2. |
een langere looptijd voor de financiering die aan eindontvangers wordt verstrekt (uitsluitend voor gewicht van directe financiering: 25 %). Dit heeft betrekking op de looptijd gedurende welke de financiering beschikbaar wordt gesteld aan de eindontvanger; |
3. |
andere voordelen voor eindontvangers (uitsluitend voor gewicht van directe financiering: 12,5 %). Dit heeft betrekking op andere voordelen, zoals aflossingsvrije perioden, flexibelere geldopnamen, de mogelijkheid om de rente te herzien en bijdragen aan de diversificatie van financieringsbronnen voor eindontvangers; |
4. |
het aantrekken van andere investeerders en het signaaleffect (gewicht van directe financiering: 25 %; gewicht van financiering via intermediairs: 40 %): dit heeft betrekking op de katalysatorrol van de uitvoerende partner bij het mobiliseren van andere particuliere of overheidsinvesteerders en het signaaleffect op de markt; |
5. |
expertise op het gebied van financieel advies en/of financiële structurering (zowel gewicht van directe financiering als van financiering via intermediairs: 12,5 %): dit heeft betrekking op alle aspecten van de expertise op het gebied van financieel advies/financiële structurering van de uitvoerende partner (ook in zijn hoedanigheid van adviespartner van de InvestEU-advieshub). Hieronder vallen de vroegtijdige betrokkenheid van adviesdiensten, de interne expertise van de uitvoerende partner die bijdraagt aan de verbetering van de financiële structuur van een financierings- of investeringsverrichting tijdens de voorbereiding of uitvoering, indien van toepassing ook door middel van innovatieve financieringsstructuren; |
6. |
technisch advies en technische bijdrage (zowel gewicht van directe financiering als van financiering via intermediairs: 12,5 %): alle aspecten van het technische advies dat de uitvoerende partner geeft (ook in zijn hoedanigheid van adviespartner van de InvestEU-advieshub). Hieronder vallen de vroegtijdige betrokkenheid van adviesdiensten, de betrokkenheid van externe technische bijstand die door de uitvoerende partner is gefinancierd of waarop hij toezicht heeft gehouden, en de interne expertise van de uitvoerende partner die bijdraagt aan de verbetering van een financierings- of investeringsverrichting, met inbegrip van de mogelijkheid om hierin te investeren en de verwezenlijking van de investeringen/projecten/financieringen. |
2.5. Pijler 5 — de impact van de financierings- of investeringsverrichting
De totale score van deze pijler wordt gebaseerd op de individuele scores van de onderliggende indicatoren en subindicatoren zoals beschreven in aanhangsel 4 hieronder. De aanpak voor financierings- en investeringsverrichtingen bestaande uit directe financiering is anders dan voor die bestaande uit financiering via intermediairs.
2.5.1.
De hieronder genoemde aspecten en de daaruit volgende indicatoren en subindicatoren moeten worden toegepast.
1. |
Impact op economie en groei: deze indicator vormt een weergave van de bijdrage van een financierings- of investeringsverrichting aan de economische activiteit en de duurzame groei wat betreft sociaaleconomische kosten en baten. De score die aan deze indicator wordt toegekend, wordt gebaseerd op de economische rentabiliteit van de financierings- of investeringsverrichting die wordt berekend door de uitvoerende partner (8).
De economische rentabiliteit wordt gekwantificeerd aan de hand van beste praktijken op het gebied van economische beoordeling. Daarin wordt uitgegaan van de sociaaleconomische kosten en baten van de financierings- of investeringsverrichting, inclusief de overloopeffecten ervan (zoals positieve effecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en innovatie, klimaatvoordelen op lange termijn, arbeidsmarkteffecten en/of positieve en negatieve milieueffecten). Van sommige projecten is de economische rentabiliteit echter moeilijk te ramen of wordt met de methoden voor de economische beoordeling niet noodzakelijkerwijs een numerieke economische rentabiliteit gewaarborgd (bijvoorbeeld een multicriteria-analyse). In een aantal sectoren is de naleving van EU-normen de sturende factor en is de beoordeling voornamelijk gericht op het vaststellen van de minst dure oplossing om deze doelstellingen te behalen (bijvoorbeeld de behandeling van water en afval). Als de economische rentabiliteit niet kwantificeerbaar is, kan de score van deze indicator worden gebaseerd op een gemotiveerde kwalitatieve beoordeling van de sociaaleconomische kosten en baten van het project (9) en de verwachte gevolgen ervan voor de economische activiteit en duurzame groei. Deze kwalitatieve beoordeling moet worden gecombineerd met een analyse van de geschiktheid van zowel de investeringskosten als de operationele kosten voor het behalen van de verwachte doelstellingen, mogelijk door middel van een minste-kostenanalyse en benchmarking met vergelijkbare investeringen. Deze indicator is goed voor [40 %] van de totale score van deze pijler. |
2. |
Impact op de werkgelegenheid: deze indicator vormt een weergave van de verwachte bijdrage van de financierings- of investeringsverrichting wat betreft de banen die gedurende de looptijd van de financierings- of investeringsverrichting worden gecreëerd of ondersteund, met inachtneming van de hoogte van de financiering die met de financierings- of investeringsverrichting is verstrekt. De uitvoerende partner moet ook iets zeggen over de gendersamenstelling van de eindontvanger (vooral in functies met beslissingsbevoegdheid).
Deze indicator is goed voor [15 %] van de totale score van deze pijler. |
3. |
Aspecten van duurzaamheidstoetsing: deze indicator vormt een weergave van de resultaten van de controles en beoordelingen op het gebied van duurzaamheidstoetsing (10), indien van toepassing, waaronder:
De duurzaamheidsindicator is goed voor [45 %] van de totale score van deze pijler en is gebaseerd op de scores van de volgende onderliggende subindicatoren gewogen zoals daarin aangegeven, inclusief daarin aangegeven extra punten, die kunnen worden toegekend als een bonus in het geval de projectontwikkelaar, in samenwerking met de uitvoerende partner, ermee instemt deel te nemen aan de positieve agenda zoals beschreven in de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing:
|
Aanhangsel 4, tabel 2, bevat gedetailleerdere informatie over de scorecriteria met betrekking tot de in punt 3 bedoelde aspecten van duurzaamheidstoetsing.
Voor projecten waarvoor op basis van de bepalingen uit de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing geen impact is vastgesteld waarbij voor een specifieke subindicator een nadere beoordeling nodig is, wordt de score voor “Aspecten van duurzaamheidstoetsing” als “Goed” beschouwd zolang wordt gewaarborgd dat de relevante juridische voorschriften worden nageleefd en aan het investeringscomité wordt gemotiveerd waarom er niet wordt getoetst. Er kunnen extra punten worden toegekend indien er duidelijk positieve gevolgen worden vastgesteld of er vrijwillige maatregelen worden getroffen om de duurzaamheidsprestaties te verbeteren.
Voor de subindicatoren die onder de “Aspecten van duurzaamheidstoetsing” vallen, kan in de garantieovereenkomst een equivalent systeem van de uitvoerende partner worden overeengekomen.
2.5.2.
Deze pijler verschaft een beoordeling van de impact van de overeenkomstige financierings- of investeringsverrichting op de toegang tot financiering en de verbetering van de financieringsvoorwaarden voor eindontvangers. De beoordeling wordt gebaseerd op de volgende indicatoren en subindicatoren:
1. |
De verbetering van de toegang tot financiering en van de financieringsvoorwaarden voor eindontvangers: deze indicator vormt een weergave van de volgende aspecten:
Deze indicator is goed voor [80 %] van de totale score van pijler 5. |
2. |
Impact op de werkgelegenheid: deze indicator wordt gebaseerd op de werkgelegenheid die naar verwachting wordt ondersteund bij de eindontvanger, voor elk miljoen EUR van de financiering die wordt verstrekt door de financierings- of investeringsverrichting. Deze indicator is goed voor [20 %] van de totale score van pijler 5. |
2.6. Pijler 6 — het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting
Het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting wordt beoordeeld op basis van relevante risicomaatstaven, zoals het verwachte verlies, de reikwijdte van het verwachte verlies in het kader van het financiële product waartoe de financierings- of investeringsverrichting behoort, de verrekenprijs, de verwachte interne rentabiliteit en de rating van de tegenpartij of andere kwantitatieve informatie over risicoaspecten in overeenstemming met de financiële criteria die voor elk financieel product zijn gedefinieerd in de garantieovereenkomst (zie aanhangsel 5). Indien dergelijke risicomaatstaven niet beschikbaar zijn voor de financiële criteria die voor elk financieel product zijn gedefinieerd in de garantieovereenkomst, moet er een kwalitatieve beoordeling worden verschaft van de wijze waarop de financierings- of investeringsverrichting past in de beoogde totale portefeuille die met het financiële product van InvestEU wordt ondersteund.
2.7. Pijler 7 — aanvullende indicatoren
Deze pijler bevat een lijst verplichte indicatoren (zie aanhangsel 6) zonder score.
De lijst verplichte indicatoren omvat specifieke indicatoren voor de desbetreffende verrichting, waarmee het investeringscomité meer gedetailleerde informatie over specifieke aspecten van de financierings- of investeringsverrichting kan verkrijgen, zoals de gemobiliseerde investering, het multiplicatoreffect en andere relevante specifieke indicatoren voor de desbetreffende verrichting die door het desbetreffende financiële product zijn vastgesteld.
De lijst kan ook indicatoren voor lidstaatcompartimenten bevatten, indien de lidstaat en de Commissie deze zijn overeengekomen in de bijdrageovereenkomst en ze zijn omgezet in de desbetreffende garantieovereenkomst met de uitvoerende partner.
In geval van financiering via intermediairs moet de uitvoerende partner informatie verstrekken over de ecologische, sociale en governanceaspecten (14) indien van toepassing (15). Deze indicator vormt een weergave van de manier waarop financieel intermediairs ecologische, sociale en governanceaspecten stroomlijnen in hun activiteit. De uitvoerende partner moet controleren of de financieel intermediair een systeem voor sociaal en milieubeheer (of een equivalent) heeft dat in verhouding staat tot het risicoprofiel op het gebied van duurzaamheid (16) van zijn portefeuille(s). De uitvoerende partner moet een korte beschrijving geven van het niveau van de controles die bij de financieel intermediair zijn uitgevoerd en of het systeem voor sociaal en milieubeheer toereikend wordt geacht voor het duurzaamheidsrisico van zijn portefeuille (in overeenstemming met de voorschriften uit hoofdstuk 3 van de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing). Hierbij moet ook worden aangegeven of er kloven zijn vastgesteld en of de intermediair deze eventueel heeft moeten dichten.
(1) Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107, 26.3.2021, blz. 30).
(2) Zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van de InvestEU-verordening.
(3) Dat wil zeggen een faciliteit, programma of structuur met onderliggende subprojecten in de zin van artikel 24, lid 6, van de InvestEU-verordening. Om twijfel te voorkomen: elke verwijzing naar financierings- of investeringsverrichtingen in dit document omvat ook kaderacties.
(4) Bij het samenvoegen van de scores van subindicatoren moeten algemene afrondingsregels worden toegepast. Er moet op basis van twee decimalen worden afgerond naar het dichtstbijzijnde hele getal: matig (1): 1,00 ≤ x ≤ 1,50; goed (2): 1,51 ≤ x ≤ 2,50; zeer goed (3): 2,51 ≤ x ≤ 3,50; uitstekend (4): 3,51 ≤ x ≤ 4,00.
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1078 van de Commissie van 14 april 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad door de investeringsrichtsnoeren voor het InvestEU-fonds vast te stellen (PB L 234 van 2.7.2021, blz. 18).
(6) Mededeling van de Commissie betreffende technische richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing in het kader van het InvestEU-fonds (Technical guidance on sustainability proofing for the InvestEU Fund) (C(2021) 2632 final) (PB C 280 van 13.7.2021, blz. 1).
(7) Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor de tracering van klimaat- en milieu-uitgaven in het kader van het InvestEU-programma (InvestEU Programme climate and environmental tracking guidance) (C(2021) 3316 final)
(8) In overeenstemming met de eigen methoden van de uitvoerende partner. Indien de uitvoerende partner geen eigen methode heeft, moeten de relevante verwijzingen uit de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing als hulpmiddel worden gebruikt bij de analyse. De methode die wordt gebruikt voor het berekenen van de economische rentabiliteit moet in overeenstemming zijn met internationaal aanvaarde goede praktijken. De uitvoerende partner moet een duidelijke motivering geven bij de onderliggende hypothesen die zijn gebruikt voor het berekenen van de economische rentabiliteit, met inbegrip van de in overweging genomen voordelen en de eenheidswaarden die zijn gebruikt voor het bepalen van de monetaire waarde.
(9) Van de referentiedocumenten die worden beschreven in de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing bevatten zowel de handleiding over de kosten-batenanalyse van de Commissie als het toekomstige Vademecum voor economische beoordeling voor een aantal sectoren een indicatie over de gebruikelijke kosten en baten. De uitvoerende partner kan ook gebruikmaken van alternatieve, internationaal erkende methoden.
(10) In overeenstemming met de bepalingen van de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing.
(11) Niet op vrijwillige basis uitgevoerd zoals is beschreven in het volgende punt over de “vrijwillige positieve agenda”.
(12) Zie voetnoot 10.
(13) Zie voetnoot 10.
(14) In overeenstemming met de bepalingen van de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing.
(15) In het geval van kaderacties, indien deze beschikbaar is op het moment van indienen.
(16) Zoals gedefinieerd in de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing.
AANHANGSEL 1
Pijler 2 — de beschrijving van de additionaliteit van de financierings- of investeringsverrichting
Om aan te tonen dat de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund additioneel zijn ten opzichte van de bestaande markt- en andere overheidssteun, verstrekken de uitvoerende partners gegevens waarmee ten minste een van de volgende kenmerken wordt aangetoond:
a) |
steun via een positie die achtergesteld is ten opzichte van andere openbare of particuliere kredietverleners of binnen de financieringsstructuur; |
b) |
steun in eigen vermogen of quasi-eigen vermogen of via schuldvorderingen met een lange looptijd, prijsstelling, zekerheidsvereisten of andere voorwaarden die onvoldoende beschikbaar zijn op de markt of via andere overheidsbronnen; |
c) |
steun voor verrichtingen die een hoger risicoprofiel dragen dan het risico dat de uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt bij zijn gebruikelijke activiteiten, of steun aan uitvoerende partners als aanvulling op de eigen capaciteit van die partners om dergelijke verrichtingen te ondersteunen; |
d) |
participatie in mechanismen voor risicodeling die gericht zijn op beleidsterreinen die de uitvoerende partner blootstellen aan risiconiveaus die hoger liggen dan de niveaus die deze uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt of hoger dan particuliere financiële actoren kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden; |
e) |
steun die extra openbare of particuliere financiering bevordert of aantrekt en die een aanvulling vormt op andere particuliere en commerciële bronnen, met name van traditioneel risicomijdende categorieën beleggers of institutionele beleggers, als gevolg van het signaaleffect van de steun die uit hoofde van het InvestEU-fonds wordt verstrekt; |
f) |
steun via financiële producten die in de beoogde landen of regio’s niet beschikbaar zijn of niet in voldoende mate worden aangeboden als gevolg van ontbrekende, onderontwikkelde of onvolledige markten. |
Voor financierings- en investeringsverrichtingen via een intermediair, met name in het geval van steun voor kmo’s, wordt de additionaliteit gecontroleerd op het niveau van de intermediair in plaats van het niveau van de eindontvanger. Er wordt geacht sprake te zijn van additionaliteit wanneer via het InvestEU-fonds steun wordt verstrekt aan een financieel intermediair bij de totstandbrenging van een nieuwe portefeuille met een hoger risiconiveau of voor het vergroten van het volume aan activiteiten die reeds een groot risico met zich meebrengen in vergelijking met de risiconiveaus die particuliere en openbare financiële actoren momenteel kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden in de beoogde landen of regio’s.
AANHANGSEL 2
Pijler 3 — de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie die met de financierings- of investeringsverrichting wordt aangepakt
Een onderbouwde beschrijving van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie die met de financierings- of investeringsverrichting wordt aangepakt op basis van de voorschriften uit deel A, punt 1, van bijlage V bij de InvestEU-verordening, zoals in de tweede alinea, punten a) tot en met f), is weergegeven.
Teneinde tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, zoals bedoeld in artikel 209, lid 2, punt a), van het Financieel Reglement (1), omvatten de door de financierings- en investeringsverrichtingen beoogde investeringen een van volgende aspecten:
a) |
publieke goederen die de exploitant of onderneming onvoldoende financiële voordelen opleveren (zoals onderwijs en vaardigheden, gezondheidszorg en toegankelijkheid, beveiliging en defensie, en infrastructuur die beschikbaar is zonder kosten of tegen verwaarloosbare kosten); |
b) |
externe factoren die de exploitant of onderneming in het algemeen niet kan internaliseren, zoals investeringen in onderzoek en ontwikkeling, energie-efficiëntie, bescherming van het klimaat of het milieu; |
c) |
informatieasymmetrie, met name in het geval van kmo’s en kleine midcapondernemingen, met inbegrip van hogere risiconiveaus voor startende bedrijven, bedrijven met voornamelijk immateriële activa of onvoldoende onderpand, of bedrijven die zich richten op activiteiten met een hoger risicogehalte; |
d) |
grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en bijbehorende diensten of fondsen die op grensoverschrijdende basis investeren om de versnippering op de interne markt tegen te gaan en er een betere coördinatie tot stand te brengen; |
e) |
blootstelling in bepaalde sectoren, landen of regio’s aan risiconiveaus die hoger zijn dan particuliere financiële actoren kunnen of willen aanvaarden, ook als de investering niet of niet in dezelfde mate zou hebben plaatsgevonden vanwege de nieuwheid van een innovatie of onbeproefde technologie of de risico’s die eraan verbonden zijn; |
f) |
nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt a), iii), van deze verordening. Tabel 1 Pijler 3 — alle financierings- en investeringsverrichtingen met uitzondering van financiering via intermediairs voor kmo’s en kleine midcapondernemingen
Tabel 2 Pijler 3 — financiering via intermediairs voor kmo’s en kleine midcapondernemingen Financiering via intermediairs die gericht is op kmo’s en kleine midcapondernemingen krijgt één punt. Als de financiering plaatsvindt in landen waarin de meeste toewijzingen (> 50 % van de financierings- of investeringsverrichting) worden verwacht in regio’s die bezig zijn met cohesie of rechtvaardige transitie (2), of voor financierings- en investeringsverrichtingen die specifiek gericht zijn op beleidsprioriteiten op het gebied van onderzoek en innovatie in EU-lidstaten die matige of opkomende innovatoren zijn (3), wordt de score van de financierings- of investeringsverrichting met een punt verhoogd. Er worden extra punten toegekend als de financierings- of investeringsverrichting is gericht op kwetsbare/beperkte segmenten van het kmo-ecosysteem (micro-ondernemingen, sociale ondernemingen, effectgerichte ondernemingen, start-ups of jonge ondernemingen, ondernemingen die in handen zijn van of worden gerund door vrouwen, ondernemingen die worden gerund door kwetsbare/sociaaleconomisch kansarme groepen, jonge boeren enz.) of is gericht op aanvullende beleidsprioriteiten (duurzaamheid, innovatie, vaardigheden, onderwijs en opleiding, digitalisering, investering in plattelandsgebieden, de culturele en creatieve sector). De eindscore komt overeen met de som van de punten behaald voor A, B, C en D, zoals hieronder beschreven.
|
(1) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(2) In geval van kaderacties moet het criterium op geaggregeerd niveau worden gecontroleerd.
(3) Voor de EU-lidstaten die matige en opkomende innovatoren zijn, zie het Europees innovatiescorebord op: https://ec.europa.eu/growth/industry/policy/innovation/scoreboards_en
AANHANGSEL 3
Pijler 4 — de financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner
Tabel 1
Directe financiering
Indicatoren |
Matig (= 1) |
Goed (= 2) |
Zeer goed (= 3) |
Uitstekend (= 4) |
||||||||||||||||||||||
|
FM (1) <= 5 basispunten |
5 basispunten < FM <= 30 basispunten |
30 basispunten < FM <= 100 basispunten |
FM > 100 basispunten |
||||||||||||||||||||||
Elke andere financierings- of investeringsverrichting die niet wordt genoemd in de volgende onderdelen |
Tranches met een hogere rang |
Achtergestelde leningen, mezzaninetranches, hybride obligaties, voorwaardelijke leningen en garanties |
Verrichtingen met eigen vermogen of quasi-eigen vermogen |
|||||||||||||||||||||||
|
De eindontvanger haalt regelmatig middelen op met een vergelijkbare looptijd of de verlenging van de looptijd bedraagt minder dan 30 % |
De eindontvanger zou gemakkelijk middelen kunnen ophalen met een vergelijkbare looptijd of de verlenging van de looptijd bedraagt 30 % tot 49 % |
De eindontvanger kan met enige moeite middelen ophalen met een vergelijkbare looptijd of de verlenging van de looptijd bedraagt 50 % tot 99 % |
De eindontvanger kan geen middelen ophalen met een vergelijkbare looptijd of de verlenging van de looptijd bedraagt 100 % of meer |
||||||||||||||||||||||
|
Elementen die voor de score in aanmerking worden genomen:
|
|
||||||||||||||||||||||||
Geen van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
Een of twee van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
Drie of vier van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
Ten minste vijf van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
|||||||||||||||||||||||
|
Naar verwachting heeft de betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting geen: i) katalysatoreffect voor het aantrekken van andere medefinanciers/borgstellers/investeerders (bijv. de uitvoerende partner cofinanciert uitsluitend met eigen vermogen van de kredietnemer), en/of ii) signaaleffect op de desbetreffende markt |
De betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting heeft naar verwachting enige gevolgen voor het mobiliseren van andere medefinanciers/borgstellers/investeerders en voor het signaal dat de verrichting/investeringen naar verwachting solide zijn en steun verdienen, waardoor de volledige financiering en uitvoering mogelijk worden gemaakt |
De betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting heeft naar verwachting aanzienlijke gevolgen voor het besluit van andere financiers/borgstellers/investeerders om zich te verbinden aan of ook te investeren naast de verrichting en heeft dus een sterk katalysatoreffect. Dit omvat situaties waarin de uitvoerende partner van belang is geweest door zijn financiering te combineren met financiering met subsidies van derden of andere vormen van externe steun voor specifieke projecten/programma’s |
De betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting is naar verwachting essentieel voor de verwezenlijking van de verrichting en/of het behalen van het beoogde financieringsniveau (zonder de uitvoerende partner gaat het project waarschijnlijk niet of minder snel door of is dit minder groot). Voorbeelden hiervan zijn: i) de uitvoerende partner in de rol van hoeksteenbelegger; ii) de combinatie van de leningen van de uitvoerende partner met bronnen van andere openbare en/of particuliere partijen |
||||||||||||||||||||||
|
De expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering is niet vereist en de betrokkenheid van de uitvoerende partner is naar verwachting marginaal. Voor het initiëren van de investering wordt geen gebruik gemaakt van de expertise van de uitvoerende partner |
De expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering heeft naar verwachting positieve gevolgen voor de financieringsstructuur van de investering en is naar verwachting van waarde voor de tegenpartij, en/of voor het initiëren van de investering wordt naar verwachting een beroep gedaan op de expertise van de uitvoerende partner |
De expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering heeft naar verwachting aanzienlijke gevolgen voor de financieringsstructuur van de investering en is naar verwachting van aanzienlijke waarde voor de tegenpartij (bijvoorbeeld door het versnellen van de financiële afsluiting of het toepassen van gestandaardiseerde structuren enz.) en/of voor het initiëren van de investering wordt naar verwachting een beroep gedaan op de expertise van de uitvoerende partner |
De bijdrage van de expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering is naar verwachting innovatief en van grote waarde voor de tegenpartij (bijvoorbeeld door de financiële afsluiting aanzienlijk te versnellen of gestandaardiseerde structuren toe te passen op complexe zaken, technische bijstand of ondersteunend advies voor de financiële structurering van de verrichting, deskundigen uit de financiële sector enz.) |
||||||||||||||||||||||
|
De eindontvanger had de diensten voor technisch advies en/of technische bijdrage van de uitvoerende partner niet nodig |
Dankzij het technisch advies van de uitvoerende partner wordt de kwaliteit van de investering gewaarborgd met projectspecifieke uitbetalingsvoorwaarden, ad-hocinterventies (bijv. toezichtbezoeken om de naleving van de uitbetalingsvoorwaarden te waarborgen) OF Jaarlijkse verslagen over de voortgang van het project |
De uitvoerende partner ondersteunt de technische voorbereiding of structurering van de financierings- of investeringsverrichting om deze beter af te stemmen op de beleidsdoelstellingen OF Gerichte (technische, economische, inkoopgerelateerde, klimatologische, milieugerelateerde, sociale) inputs en waardevolle richtsnoeren over functies van het project of ontwerpopties, regelmatige interventies (bijv. toezichtbezoeken om de naleving van normen te waarborgen) OF Gericht (inkoop-, klimaat-, milieu-, sociaal) toezicht |
De uitvoerende partner ondersteunt de technische voorbereiding of structurering van de financierings- of investeringsverrichting om deze volledig af te stemmen op de beleidsdoelstellingen OF De technische ondersteuning van de uitvoerende partner is van grote invloed op de technische of economische kwaliteit van de investering, met name via specifieke technische bijstand of ondersteunende adviezen OF Aanzienlijk fysiek toezicht, zoals voor complexe projecten of projecten met een hoog risico |
Tabel 2
Financiering via intermediairs
Indicatoren |
Matig (= 1) |
Goed (= 2) |
Zeer goed (= 3) |
Uitstekend (= 4) |
||
|
Elke andere financierings- of investeringsverrichting die niet wordt genoemd in de volgende onderdelen |
Tranches met een hogere rang |
Achtergestelde leningen, mezzaninetranches, hybride obligaties, voorwaardelijke leningen en garanties |
Verrichtingen met eigen vermogen of quasi-eigen vermogen |
||
|
Naar verwachting heeft de betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting geen: i) katalysatoreffect voor het aantrekken van andere medefinanciers/borgstellers/investeerders (bijv. de uitvoerende partner cofinanciert uitsluitend met eigen vermogen van de kredietnemer), en/of ii) signaaleffect op de desbetreffende markt |
De betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting heeft naar verwachting enige gevolgen voor het mobiliseren van andere medefinanciers/borgstellers/investeerders en voor het signaal dat de investeringen naar verwachting solide zijn en steun verdienen, waardoor de volledige financiering en uitvoering mogelijk worden gemaakt |
De betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting heeft naar verwachting aanzienlijke gevolgen voor het besluit van andere financiers/borgstellers/investeerders om zich te verbinden aan of ook te investeren naast de verrichting en heeft dus een sterk katalysatoreffect. Dit omvat situaties waarin de uitvoerende partner van belang is geweest door zijn financiering te combineren met subsidies van derden of andere vormen van externe steun voor specifieke projecten/programma’s |
De betrokkenheid van de uitvoerende partner bij de financierings- of investeringsverrichting is naar verwachting essentieel voor de verwezenlijking van de verrichting en/of het behalen van het beoogde financieringsniveau. Voorbeelden hiervan zijn: i) de uitvoerende partner in de rol van hoeksteenbelegger, ii) de combinatie van de leningen van de uitvoerende partner met bronnen van andere openbare en/of particuliere partijen |
||
|
De expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering is niet vereist en de betrokkenheid van de uitvoerende partner is naar verwachting marginaal. Voor het initiëren van de investering wordt geen gebruik gemaakt van de expertise van de uitvoerende partner |
De expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering heeft naar verwachting positieve gevolgen voor de financieringsstructuur van de investering en is naar verwachting van waarde voor de tegenpartij, en/of voor het initiëren van de investering wordt naar verwachting een beroep gedaan op de expertise van de uitvoerende partner |
De expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering heeft naar verwachting aanzienlijke gevolgen voor de financieringsstructuur van de investering en is naar verwachting van aanzienlijke waarde voor de tegenpartij (bijvoorbeeld door het versnellen van de financiële afsluiting of het toepassen van gestandaardiseerde structuren enz.) en/of voor het initiëren van de investering wordt naar verwachting een beroep gedaan op de expertise van de uitvoerende partner |
De bijdrage van de expertise van de uitvoerende partner op het gebied van financiële structurering is naar verwachting innovatief en van grote waarde voor de tegenpartij (bijvoorbeeld door de financiële afsluiting aanzienlijk te versnellen of gestandaardiseerde structuren toe te passen op complexe zaken, technische bijstand of ondersteunend advies voor de financiële structurering van de verrichting, deskundigen uit de financiële sector enz.) |
||
|
Er wordt niet van de uitvoerende partner verwacht dat hij de intermediair technisch advies of capaciteitsopbouw verschaft |
Er wordt van de uitvoerende partner verwacht dat hij specifieke voorwaarden stelt in verband met de uitvoering van de onderliggende transacties en de intermediair advies geeft om deze te selecteren of verwacht dat de intermediair advies nodig heeft over de uitvoering van de criteria in verband met de financierings- of investeringsverrichting |
De uitvoerende partner verwacht deel te nemen aan de technische bijstand of training die aan de intermediair wordt verschaft om zijn prestaties of capaciteit te verbeteren om aan vereisten (bijv. inzake verslaglegging, toelating, duurzaamheidsaspecten of inkoopnormen) te voldoen. Er wordt verwacht dat de bijstand verder gaat dan standaard due diligence van de uitvoerende partner tijdens de beoordelingsfase |
Er wordt verwacht dat er uitgebreide technische bijstand of technisch advies wordt verschaft om de intermediair te ondersteunen bij het ontwikkelen van bedrijfssegmenten van bijzonder belang, zoals weergegeven in de beleidsterreinen van InvestEU Er wordt verwacht dat de bijstand verder gaat dan standaard due diligence van de uitvoerende partner tijdens de beoordelingsfase |
(1) FM = financiële meerwaarde. Deze staat voor het verschil tussen het dichtstbijzijnde alternatief op de markt (kosten van alternatieve financiering) voor de eindontvanger en de prijs van de lening die is verstrekt door de uitvoerende partner. De kosten van alternatieve financiering voor de eindontvanger kunnen worden vastgesteld door direct te verwijzen naar een liquide obligatie of een recent ondertekende lening van dezelfde verstrekker voor een duur die vergelijkbaar is met die van de door de uitvoerende partner verstrekte lening. In het geval van medefinanciering is de parallelle commerciële faciliteit de relevantste vergelijking, mits de prijs bekend is en de structuren redelijkerwijs kunnen worden vergeleken. Als een dergelijk instrument niet bestaat, kan een obligatie/lening die door een vergelijkbare entiteit is verstrekt als indicator worden gebruikt. De marktprijs wordt afgeleid van het primaire en secundaire handelsniveau van de geselecteerde obligaties of leningen, inclusief de vergoedingen op jaarbasis. Voor de meeste obligaties van secundaire markten bestaat een hogere mate van prijsvariabiliteit; er moet zorg voor worden gedragen dat de geselecteerde kosten voor alternatieve financiering een weergave zijn van gemiddelden op de langere termijn of van de huidige marktomstandigheden als deze naar verwachting prevaleren.
AANHANGSEL 4
Pijler 5 — de impact van de financierings- of investeringsverrichting
Tabel 1
Directe financiering
De impact van de financierings- of investeringsverrichting |
|||||||||
|
Matig (= 1) |
Goed (= 2) |
Zeer goed (= 3) |
Uitstekend (= 4) |
|||||
|
> 0-5 % |
5-7 % |
7-10 % |
> 10 % |
|||||
De score wordt gebaseerd op een naar behoren gemotiveerde kwalitatieve beoordeling van de sociaaleconomische kosten en baten van het project en de verwachte bijdrage ervan aan de economische activiteit en groei |
|||||||||
|
Constructie- of aanlegfase/uitvoeringsfase (vte/miljoen EUR) < 3 |
Constructie- of aanlegfase/uitvoeringsfase (vte/miljoen EUR) 3-6 |
Constructie- of aanlegfase/uitvoeringsfase (vte/miljoen EUR) 6-8 |
Constructie- of aanlegfase/uitvoeringsfase (vte/miljoen EUR) > 8 |
|||||
Exploitatiefase (vte/miljoen EUR) < 0,4 |
Exploitatiefase (vte/miljoen EUR) 0,4-0,7 |
Exploitatiefase (vte/miljoen EUR) 0,7-1,1 |
Exploitatiefase (vte/miljoen EUR) > 1,1 |
||||||
(gewicht — 45 %) + bonus |
|
Negatieve gevolgen die niet volledig gemitigeerd zijn, geen grote positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die deels gemitigeerd zijn, enige positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die volledig gemitigeerd zijn, grote positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die volledig gemitigeerd zijn, zeer grote positieve gevolgen |
||||
|
Negatieve gevolgen die niet volledig gemitigeerd zijn, geen grote positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die deels gemitigeerd zijn, enige positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die volledig gemitigeerd zijn, grote positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die volledig gemitigeerd zijn, zeer grote positieve gevolgen |
|||||
|
Negatieve gevolgen die niet volledig gemitigeerd zijn, geen grote positieve gevolgen. |
Negatieve gevolgen die deels gemitigeerd zijn, enige positieve gevolgen. |
Negatieve gevolgen die volledig gemitigeerd zijn, grote positieve gevolgen |
Negatieve gevolgen die volledig gemitigeerd zijn, zeer grote positieve gevolgen |
|||||
Bonus Checklist positieve agenda (gewicht: 22,5 % in totaal voor de drie dimensies) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Indien ja, zie tabel 3 voor meer informatie |
Tabel 2
Aspecten van duurzaamheidstoetsing — gedetailleerde informatie (directe financiering)
|
|
Matig |
Goed |
Zeer goed |
Uitstekend |
||||||||||||||||
Klimaat 15 % |
Negatieve gevolgen en risico’s in verband met het project (2) (gewicht: 50 %) |
|
|
|
OF
|
||||||||||||||||
Positieve gevolgen die voortkomen uit het project, geen vrijwillige maatregelen (3) getroffen door de projectontwikkelaar/eindontvanger (gewicht: 50 %) |
Er zijn geen grote positieve gevolgen vastgesteld |
Er konden enkele positieve gevolgen op het gebied van adaptatie aan of mitigatie van klimaatverandering worden vastgesteld |
Grote positieve gevolgen (de doelstelling van bijdrage aan adaptatie aan of mitigatie van klimaatverandering wordt uitdrukkelijk vermeld, maar is niet de belangrijkste reden voor het project) |
Zeer grote positieve gevolgen (het project is volledig gewijd aan adaptatie aan of mitigatie van klimaatverandering; dit is de belangrijkste reden voor het project) |
|||||||||||||||||
Vrijwillige maatregelen die zijn getroffen om de klimatologische prestaties van het project te verbeteren (gewicht: 7,5 % (bonus)) |
De projectontwikkelaar verricht op basis van de richtsnoeren van de uitvoerende partner vrijwillig een of meer van de volgende acties, die relevant zijn voor het project:
|
||||||||||||||||||||
Milieu 15 % |
Negatieve gevolgen en risico’s in verband met het project (50 %) |
Er bestaan enkele grote negatieve gevolgen of risico’s die niet volledig gemitigeerd zijn |
Grote negatieve gevolgen of risico’s zijn verminderd of beperkt door maatregelen voor het vermijden, voorkomen, verlagen of waar mogelijk compenseren van eventueel vastgestelde grote negatieve effecten |
Er bestaan na de mitigatie nog enkele negatieve gevolgen of risico’s, maar deze zijn niet groot en aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk |
Er bestaan na de mitigatie geen of slechts verwaarloosbare negatieve gevolgen of risico’s (of waarvoor geen mitigatie nodig is) |
||||||||||||||||
Positieve gevolgen die voortkomen uit het project, geen vrijwillige maatregelen getroffen door de projectontwikkelaar/eindontvanger (gewicht: 50 %) |
Geen grote positieve gevolgen |
Enkele positieve gevolgen konden worden vastgesteld voor de milieu-elementen |
Grote positieve gevolgen (de doelstelling van bijdrage aan de milieudoelstelling wordt uitdrukkelijk vermeld, maar is niet de belangrijkste reden voor het project) |
Zeer grote positieve gevolgen (het project is volledig gewijd aan de milieudoelstelling; dit is de belangrijkste reden voor het project) |
|||||||||||||||||
Vrijwillige maatregelen die zijn getroffen om de milieuprestaties van het project te verbeteren (gewicht: 7,5 % (bonus)) (bonus) |
De projectontwikkelaar verricht op basis van de richtsnoeren van de uitvoerende partner vrijwillig een of meer van de volgende acties, die relevant zijn voor het project:
|
||||||||||||||||||||
Sociaal 15 % |
Negatieve gevolgen en risico’s in verband met het project (gewicht: 50 %) |
Er bestaan enkele grote negatieve gevolgen die niet volledig kunnen worden gemitigeerd of gecompenseerd |
Enkele grote negatieve gevolgen zijn verminderd of beperkt door maatregelen voor het vermijden, voorkomen, verlagen of waar mogelijk compenseren van eventueel vastgestelde grote negatieve effecten |
Er bestaan na de mitigatie nog enkele negatieve gevolgen, maar deze zijn niet groot en compenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk |
Er bestaan na de mitigatie geen of slechts verwaarloosbare negatieve tijdelijke gevolgen (of waarvoor geen mitigatie nodig is) |
||||||||||||||||
Positieve gevolgen die voortkomen uit het project, geen vrijwillige maatregelen getroffen door de projectontwikkelaar/eindontvanger (gewicht: 50 %) |
Geen grote positieve gevolgen |
Er konden enkele positieve gevolgen worden vastgesteld voor de sociale aspecten |
Grote positieve gevolgen (de doelstelling van bijdrage aan de sociale aspecten wordt uitdrukkelijk vermeld, maar is niet de belangrijkste reden voor het project) |
Zeer grote positieve gevolgen (het project is volledig gewijd aan de sociale doelstellingen; dit is de belangrijkste reden voor het project) |
|||||||||||||||||
Vrijwillige maatregelen die zijn getroffen om de sociale prestaties van het project te verbeteren (gewicht: 7,5 % (bonus)) |
De projectontwikkelaar verricht op basis van de richtsnoeren van de uitvoerende partner vrijwillig een of meer van de volgende acties, die relevant zijn voor het project:
|
Tabel 3
Financiering via intermediairs
De impact van de financierings- of investeringsverrichting |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Matig (= 1) |
Goed (= 2) |
Zeer goed (= 3) |
Uitstekend (= 4) |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Beperkte verwachte omvang van de financiering (< 2 keer) |
Matige verwachte omvang van de financiering (2-3 keer) |
Grote verwachte omvang van de financiering (3-5 keer) |
Zeer grote verwachte omvang van de financiering (> 5 keer) |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Dankzij de financierings- of investeringsverrichting kan de intermediair/kunnen de intermediairs de eindontvangers gunstigere voorwaarden bieden met:
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Geen van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
Een of twee van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
Twee of drie van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
Meer dan drie van de bovenstaande elementen zijn van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Financierings-/investeringsactiviteiten die naar verwachting gevestigde intermediairs ondersteunen, waarbij bestaande financieringskanalen voornamelijk op lokaal niveau behouden blijven met beperkte kruisbestuiving of interactie met het bredere ecosysteem |
Financierings-/investeringsactiviteiten die naar verwachting gevestigde intermediairs grotendeels ondersteunen, waarbij financieringskanalen opschalen of uitbreiden buiten hun lokale ecosysteem om beleidsdoelstellingen van InvestEU aan te pakken zoals gedefinieerd in de artikelen 3 en 8 van de InvestEU-verordening |
Een aanzienlijk deel van de financierings-/investeringsactiviteiten wordt naar verwachting verricht door nieuwe intermediairs te ondersteunen, waaronder nieuwe categorieën intermediairs, of door alternatieve financieringsmechanismen of investeringskanalen te ontwikkelen voor het aanpakken van de doelstellingen van InvestEU zoals gedefinieerd in de artikelen 3 en 8 van de InvestEU-verordening |
Financierings-/investeringsactiviteiten zijn gericht op het ondersteunen van nieuwe interventies in een sector in overeenstemming met de beleidsprioriteiten zoals gedefinieerd in de garantieovereenkomsten, of verticaal, en/of door het bevorderen van samenwerkingsverbanden, de ontwikkeling van platformen of andere systematische samenwerkingen binnen het bredere ecosysteem voor het aanpakken van de doelstellingen van InvestEU zoals gedefinieerd in de artikelen 3 en 8 van de InvestEU-verordening |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantal banen dat naar verwachting wordt ondersteund op het niveau van de eindontvangers (gewicht: 20 %) |
Het aantal banen (met inbegrip van seizoens- en deeltijdbanen) en/of zelfstandigen dat naar verwachting per miljoen euro financiering wordt ondersteund door de uitvoerende partner, bedraagt:
|
Het aantal banen (met inbegrip van seizoens- en deeltijdbanen) en/of zelfstandigen dat naar verwachting per miljoen euro financiering wordt ondersteund door de uitvoerende partner, bedraagt:
|
Het aantal banen (met inbegrip van seizoens- en deeltijdbanen) en/of zelfstandigen dat naar verwachting per miljoen euro financiering wordt ondersteund door de uitvoerende partner, bedraagt:
|
Het aantal banen (met inbegrip van seizoens- en deeltijdbanen) en/of zelfstandigen dat naar verwachting per miljoen euro financiering wordt ondersteund door de uitvoerende partner, bedraagt:
|
(1) De uitvoerende partners moeten verklaren waarom de economische rentabiliteit niet kan worden berekend.
(2) Het project in de ruime zin, met inbegrip van bijvoorbeeld relevante compenserende en mitigerende maatregelen die zijn genomen om de bezorgdheid over de klimaatverandering op het gebied van mitigatie (d.w.z. uitstoot van broeikasgassen) en adaptatie (d.w.z. het aanpakken van gevaren, effecten en risico’s van klimaatverandering) aan te pakken.
(3) Zoals beschreven in de richtsnoeren voor duurzaamheidstoetsing in het kader van de aanbevelingen voor een positieve agenda.
(4) Voor kaderacties moet de uitvoerende partner aangeven welk type voordelen naar verwachting systematisch kan worden behaald in de onderliggende subprojecten.
AANHANGSEL 5
Pijler 6 — het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting
De onderstaande tabel bevat voorbeelden van indicatoren voor het financiële profiel die kunnen worden gebruikt voor verrichtingen met vreemd en met eigen vermogen. Afhankelijk van de kenmerken van de financiële producten/portefeuilles kan een uitvoerende partner verschillende indicatoren verstrekken. Voor kaderacties moet de uitvoerende partner een van de volgende indicatoren verstrekken: het bereik van aanvaardbare ratings van onderliggende subprojecten, de gemiddelde rating, het bereik van de transfercijfers of eventuele andere relevante kenmerken, zoals het verwachte verlies en de duur van de onderliggende portefeuille(s).
Verrichtingen met vreemd vermogen (1) |
|
Voorbeeld 1 |
Voorbeeld 2 |
Indicator van het financiële profiel (in overeenstemming met de garantieovereenkomst) |
Verwachte verlies |
Transfercijfers |
|
Reikwijdte (indien van toepassing, zoals gedefinieerd in de garantieovereenkomst) |
X % ≤ verwacht verlies ≤ Y % |
n.v.t. |
|
Onderliggende maatstaven |
Verwacht verlies van de financierings- of investeringsverrichting Verwacht verlies van het financieel product/de portefeuille |
Toepasselijk transfercijfer voor de desbetreffende portefeuille/het desbetreffende financiële product op basis van het verwachte verlies van de financierings- of investeringsverrichting |
|
Verrichtingen met eigen vermogen |
Indicator van het financiële profiel (in overeenstemming met de garantieovereenkomst) |
Interne rentabiliteit, rating van de tegenpartij voor financiering of andere relevante maatstaven die in de garantieovereenkomst moeten worden overeengekomen Indien beschikbaar, de rating van de tegenpartij |
|
Reikwijdte (indien van toepassing, zoals gedefinieerd in de garantieovereenkomst) |
X ≤ interne rentabiliteit of andere relevante maatstaven ≤ Y |
||
Onderliggende maatstaven |
Interne rentabiliteit voor financiering of andere relevante maatstaven die in de garantieovereenkomst moeten worden overeengekomen Rating van de tegenpartij |
(1) Met inbegrip van beperkte en onbeperkte garanties
AANHANGSEL 6
Pijler 7 — aanvullende indicatoren
Waarden die naar verwachting aan het einde van de looptijd van de verrichting zijn behaald (1) Voor alle financierings- en investeringsverrichtingen:
Indien van toepassing, afhankelijk van het beleidsterrein van de verrichting en het type verrichting (directe of indirecte verrichting): Beleidsterrein duurzame infrastructuur Energie:
Digitalisering: Extra huishoudens, ondernemingen of openbare gebouwen met een breedbandtoegang van ten minste 100 megabit per seconde die kan worden opgewaardeerd tot gigabitsnelheid, of aantal gecreëerde wifihotspots Vervoer:
Milieu: De financierings- of investeringsverrichting draagt bij aan de uitvoering van plannen en programma’s die op grond van het acquis van de Unie op milieugebied met betrekking tot luchtkwaliteit, water, afval en natuur vereist zijn Beleidsterrein onderzoek, innovatie en digitalisering
Beleidsterrein kmo’s
Beleidsterrein sociale investeringen en vaardigheden
Indien van toepassing, voor directe verrichtingen:
Voor verrichtingen via intermediairs: Ecologische, sociale en governanceaspecten Indicatoren voor lidstaatcompartimenten: andere indicatoren die de lidstaat en de Commissie zijn overeengekomen in de bijdrageovereenkomst en die zijn omgezet in de desbetreffende garantieovereenkomst met de uitvoerende partner. |
(1) Voor de berekening van deze indicatoren wordt gebruikgemaakt van de technische methodologie die is ontwikkeld voor InvestEU-kernprestatie- en monitoringindicatoren.
(2) Indicatie of de financierings- of investeringsverrichting bijdraagt aan het specifieke gebied (ja, nee of niet bekend) en indien van toepassing het verwachte bedrag om aan dat gebied bij te dragen.
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/29 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1703 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2021
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor de binnenkomst in de Unie van producten van dierlijke oorsprong in samengestelde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 234, lid 2, artikel 237, lid 4, en artikel 239, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op de diergezondheidsvoorschriften van Verordening (EU) 2016/429 wat betreft de binnenkomst in de Unie van en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong. De artikelen 162 en 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 bevatten meer bepaald specifieke voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van producten van dierlijke oorsprong in samengestelde producten. Deze artikelen voorzien niet in specifieke voorschriften voor producten op basis van colostrum in samengestelde producten. In deze verordening moeten daarom de voorschriften worden verduidelijkt die van toepassing zijn op de binnenkomst in de Unie van die producten wanneer zij zijn vervat in samengestelde producten, overeenkomstig de in artikel 153 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde regels voor de binnenkomst in de Unie van producten op basis van colostrum. |
(2) |
Gelatine en collageen vallen onder de definitie van “vleesproducten” in artikel 2, punt 44, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692. Derhalve mogen alleen zendingen gelatine en collageen die aan de voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van vleesproducten voldoen, in de Unie worden binnengebracht. In houdbare samengestelde producten gebruikt(e) gelatine en collageen vormen wegens de behandelingen die zij tijdens de verwerking ondergaan echter slechts een zeer klein risico voor de diergezondheid. Daarom moeten samengestelde producten die uitsluitend die soorten vleesproducten bevatten, worden toegevoegd aan de lijst van samengestelde producten waarop de in artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde afwijking van toepassing is; zij moeten bijgevolg niet van een diergezondheidscertificaat vergezeld gaan, maar slechts van een verklaring. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moeten houdbare samengestelde producten die geen vleesproducten bevatten, vergezeld gaan van een door een exploitant opgestelde en ondertekende verklaring. Verwerkte producten van dierlijke oorsprong moeten echter een strenge risicobeperkende behandeling ondergaan die de veiligheid ervan waarborgt wat de diergezondheid betreft. Het is desalniettemin onevenredig om dergelijke strikte risicobeperkende behandelingen te vereisen voor zuivelproducten die afkomstig zijn uit landen waaruit de binnenkomst in de Unie van rauwe melk of zuivelproducten is toegestaan. Voor die derde landen moeten de vereisten evenredig zijn met het risico dat met het land van oorsprong is verbonden en moet rekening worden gehouden met de door de bevoegde autoriteiten geboden garanties. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet daarom worden gewijzigd om de binnenkomst in de Unie toe te staan van houdbare samengestelde producten die zuivelproducten bevatten die afkomstig zijn uit derde landen die in de lijst zijn opgenomen voor de binnenkomst in de Unie van rauwe melk en zuivelproducten waarop geen risicobeperkende behandeling van toepassing is, zonder dat zij een specifieke risicobeperkende behandeling hebben ondergaan. Daarnaast moet Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 ook worden gewijzigd om de binnenkomst in de Unie toe te staan van houdbare samengestelde producten die zuivelproducten bevatten die afkomstig zijn uit derde landen die in de lijst zijn opgenomen voor de binnenkomst in de Unie van zuivelproducten waarop een risicobeperkende behandeling van toepassing is, indien zij overeenkomstig artikel 157 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 een risicobeperkende behandeling hebben ondergaan. |
(4) |
Zuivelproducten die strenge risicobeperkende behandelingen hebben ondergaan en eiproducten in houdbare samengestelde producten vormen slechts een klein risico wat de diergezondheid en de volksgezondheid betreft. De binnenkomst in de Unie van die goederen moet dus worden toegestaan als zij afkomstig zijn uit een derde land of gebied dat of een zone daarvan die niet in een lijst is opgenomen voor de specifieke soorten en categorie producten van dierlijke oorsprong maar wel voor de binnenkomst in de Unie van vleesproducten, zuivelproducten of eiproducten. |
(5) |
Om onnodige administratieve lasten te voorkomen voor de binnenkomst in de Unie van zendingen samengestelde producten die slechts een klein risico voor de diergezondheid vormen, moet worden toegestaan dat de exploitant die voor de binnenkomst in de Unie van de zendingen verantwoordelijk is, de in artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 bedoelde verklaring ondertekent. |
(6) |
De in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde regels vormen een aanvulling op de in Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde regels. Aangezien die regels met elkaar verband houden, zijn zij samen in één handeling vastgesteld. Omwille van de duidelijkheid en met het oog op de doeltreffende toepassing ervan, moeten de regels die een wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 inhouden, ook worden vastgesteld in één enkele gedelegeerde handeling die een uitgebreide reeks voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van producten van dierlijke oorsprong bevat. |
(7) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Aangezien Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 sinds 21 april 2021 van toepassing is, moet deze verordening omwille van de rechtszekerheid met spoed in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 162 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 163 wordt vervangen door: “Artikel 163 Specifieke voorschriften voor houdbare samengestelde producten 1. In afwijking van artikel 3, punt c), i), wordt de binnenkomst in de Unie van van de in lid 2 bedoelde verklaring vergezelde zendingen samengestelde producten die geen vleesproducten, met uitzondering van gelatine en collageen, of producten op basis van colostrum bevatten en die een behandeling hebben ondergaan zodat zij houdbaar zijn bij omgevingstemperatuur, toegestaan als zij de volgende producten bevatten:
2. De in lid 1 bedoelde verklaring:
3. In afwijking van artikel 3, punt a), i), wordt de binnenkomst in de Unie van zuivelproducten zoals bedoeld in lid 1, punt a), iii), van dit artikel en eiproducten die zijn verwerkt in samengestelde producten die een behandeling hebben ondergaan zodat zij houdbaar zijn bij omgevingstemperatuur, toegestaan als zij afkomstig zijn uit een derde land of gebied, of een zone daarvan, dat/die niet in de lijst is opgenomen voor de binnenkomst in de Unie van die producten van dierlijke oorsprong maar wel voor de binnenkomst in de Unie van:
|
Artikel 2
Verwijzingen naar het oude artikel 163, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 gelden als verwijzingen naar artikel 163, lid 1, van die gedelegeerde verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/33 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1704 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2021
tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad door nadere invulling te geven aan de door de belastingdiensten en douaneautoriteiten te verstrekken statistische gegevens en tot wijziging van de bijlagen V en VI bij die verordening
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (1), en met name artikel 5, leden 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/2152 worden de statistische gegevens over de uitvoer en invoer van goederen gespecificeerd die de belastingdiensten en douaneautoriteiten in elke lidstaat aan de nationale statistische instanties (NSA’s) moeten verstrekken. |
(2) |
De details van de door de belastingdiensten en douaneautoriteiten in elke lidstaat aan de bevoegde NSA’s te verstrekken statistische informatie over de uitvoer en invoer van goederen, opgenomen in de bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/2152, moeten nader worden gespecificeerd. |
(3) |
Om ervoor te zorgen dat de informatie die de belastingautoriteiten voor statistische doeleinden aan NSA’s verstrekken, informatie bevat over intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, is het noodzakelijk bijlage V bij Verordening (EU) 2019/2152 te wijzigen. |
(4) |
Bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/2152 moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat in gevallen van gecentraliseerde vrijmaking overeenkomstig artikel 179 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) waar meer dan één lidstaat bij betrokken is, de verplichting voor de douaneautoriteiten om gegevens over douaneaangiften aan hun NSA’s te verstrekken, ook geldt in de lidstaat waar de goederen zich bevinden. |
(5) |
Ook bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/2152 moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat NSA’s van hun douaneautoriteiten informatie kunnen ontvangen over toegepaste douanevereenvoudigingen en de daarbij betrokken marktdeelnemers. |
(6) |
De bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/2152 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Deze gedelegeerde verordening geeft nadere invulling aan de details van de statistische informatie over de uitvoer en invoer van goederen die de belastingdiensten en douaneautoriteiten in elke lidstaat aan de bevoegde NSA’s moeten verstrekken.
Artikel 2
Informatie uit btw-aangiften
De in bijlage V, punt a), bij Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde informatie uit aangiften van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) van belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen omvatten ten minste:
a) |
de volledige naam van de belastingplichtige of van de niet-belastingplichtige rechtspersoon; |
b) |
het volledige adres inclusief de postcode; |
c) |
het identificatienummer dat aan die persoon is toegekend overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3); |
d) |
voor elke belastingplichtige of voor elke niet-belastingplichtige rechtspersoon:
|
Artikel 3
Informatie uit lijsten
1. De in punt b) van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde informatie over intra-EU-leveringen die aan de hand van de btw-lijsten is verzameld, omvat ten minste:
a) |
het belastingtijdvak; |
b) |
het btw-identificatienummer van elke leverancier in de lidstaat; |
c) |
het btw-identificatienummer van de afnemer in de partnerlidstaat; |
d) |
de maatstaf van heffing tussen iedere leverancier in de lidstaat en afnemer in de partnerlidstaat; |
e) |
de identificatie van latere leveringen. |
2. De in punt c) van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde informatie over intra-EU-verwervingen die door alle andere lidstaten zijn meegedeeld, omvat ten minste:
a) |
het belastingtijdvak; |
b) |
het btw-identificatienummer van elke afnemer in de lidstaat; |
c) |
de totale maatstaf van heffing per afnemer in de lidstaat, geaggregeerd per partnerlidstaat. |
Artikel 4
Informatie met betrekking tot douaneaangiften
De in punt c) van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde informatie omvat alle informatie die de NSA nodig heeft voor de productie van Europese statistieken over de internationale handel in goederen, en omvat ten minste de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde informatie.
Artikel 5
Wijziging van Verordening (EU) 2019/2152
De bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/2152 worden vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(3) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE I
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
(1) Alleen voor de douanegegevensvereisten uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (PB L 69 van 15.3.2016, blz. 1).
BIJLAGE II
“BIJLAGE V
Door de bevoegde belastingdiensten van elke lidstaat aan de in artikel 5, lid 2, bedoelde NSA’s te verstrekken informatie
a) |
informatie uit btw-aangiften van belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen die, voor het beschouwde tijdvak, aangifte hebben gedaan van intra-EU-goederenleveringen overeenkomstig artikel 251, punt a), van Richtlijn 2006/112/EG of van intra-EU-verwerving van goederen overeenkomstig artikel 251, punt c), van die richtlijn; |
b) |
informatie uit de lijsten van intra-EU-leveringen opgesteld op basis van de btw-lijsten als bedoeld in de artikelen 264 en 265 van Richtlijn 2006/112/EG; |
c) |
informatie over intra-EU-verwervingen, meegedeeld door alle andere lidstaten overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (1); |
d) |
informatie uit btw-aangiften van niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG, die, voor het beschouwde tijdvak, aangifte hebben gedaan van goederenleveringen in het kader van die regeling overeenkomstig artikel 369 octies van die richtlijn; |
e) |
informatie over goederenleveringen in het kader van de bijzondere regeling als bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, die door alle andere lidstaten is meegedeeld overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 904/2010. |
BIJLAGE VI
Door de verantwoordelijke douaneautoriteiten van elke lidstaat aan de in artikel 5, lid 3, bedoelde NSA’s te verstrekken informatie
a) |
informatie ter identificatie van de persoon die de intra-EU-uitvoer en de intra-EU-invoer verricht van onder de douaneprocedure voor actieve veredeling vallende goederen; |
b) |
op grond van de douanebepalingen van de Unie verstrekte registratie- en identificatiegegevens van de economische subjecten, die beschikbaar zijn in het elektronisch systeem voor het EORI-nummer als bedoeld in artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (2); |
c) |
de geregistreerde invoer en uitvoer op basis van de douaneaangiften die door de nationale douaneautoriteiten werden aanvaard of met betrekking waartoe door deze autoriteiten een besluit is genomen en die:
|
d) |
informatie over procedures, vereenvoudigingen of vergunningen die op marktdeelnemers zijn toegepast of aan hen zijn toegekend, met informatie voor de identificatie van die marktdeelnemers. |
(1) Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/40 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1705 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2021
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 234, lid 2, artikel 237, lid 4, artikel 239, lid 2, en artikel 279, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op de in Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde diergezondheidsregels wat betreft de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong. |
(2) |
Na de bekendmaking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 in het Publicatieblad van de Europese Unie op 3 juni 2020 is een aantal kleine fouten en omissies in de bepalingen van die gedelegeerde verordening aan het licht gekomen. Die fouten en omissies moeten worden gecorrigeerd en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
Daarnaast moeten bepaalde in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde regels worden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met regels die zijn vastgesteld in andere gedelegeerde handelingen die op grond van Verordening (EU) 2016/429 en Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn vastgesteld. |
(4) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet ook worden gewijzigd om bepaalde omstandigheden te bestrijken die aanvankelijk uit het toepassingsgebied van die handeling zijn weggelaten en om bepaalde mogelijkheden te bestrijken waarin wordt voorzien door handelingen van de Unie die vóór Verordening (EU) 2016/429 zijn vastgesteld en die moeten worden behouden in het kader van Verordening (EU) 2016/429. Dit is belangrijk om te zorgen voor een vlotte transitie van de voorschriften die in die eerdere handelingen van de Unie zijn vastgesteld betreffende de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong en om te verduidelijken op welke soorten en categorieën dieren en producten van dierlijke oorsprong bepaalde voorschriften wel of niet van toepassing moeten zijn. |
(5) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet ook zorgen voor een vlotte transitie van de voorschriften die in eerdere handelingen van de Unie zijn vastgesteld betreffende de binnenkomst in de Unie van waterdieren en producten van dierlijke oorsprong van waterdieren, aangezien die doeltreffend zijn gebleken. Derhalve moeten de doelstelling en essentie van die bestaande regels in die gedelegeerde verordening worden behouden, maar moeten de regels worden aangepast aan het nieuwe wetgevingskader dat bij Verordening (EU) 2016/429 is vastgesteld. |
(6) |
Daarnaast mogen de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde diergezondheidsvoorschriften niet van toepassing zijn op andere producten van dierlijke oorsprong van waterdieren dan levende waterdieren, met uitzondering van die welke voor verdere verwerking in de Unie bestemd zijn, aangezien er geen belangrijke diergezondheidsredenen zijn om dergelijke producten in het toepassingsgebied van die gedelegeerde verordening op te nemen. Artikel 1, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692, waarin het toepassingsgebied van die handeling wordt vastgesteld, moet derhalve worden gewijzigd. |
(7) |
De definitie van “varken” zoals die momenteel in artikel 2, punt 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 is vastgesteld, is alleen geschikt voor de binnenkomst in de Unie van die dieren. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686 van de Commissie (4), die regels voor de verplaatsing van levende producten binnen de Unie bevat, voorziet in een andere definitie van “varkens”, die geschikt is voor donordieren van levende producten. De definitie van “varkens” in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve worden gewijzigd om de binnenkomst in de Unie van zowel varkens als levende producten van varkens te bestrijken. |
(8) |
De definitie van “schip met leeftank” in artikel 2, punt 48, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 is niet in overeenstemming met de definitie van “schip met leeftank” in artikel 2, punt 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/990 van de Commissie (5). Omwille van de consistentie van de regels van de Unie moet de definitie in artikel 2, punt 48, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 worden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de definitie in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/990. |
(9) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 bevat voorschriften in verband met de inspectie van landdieren vóór de verzending ervan naar de Unie, die in het geval van pluimvee ook op het koppel van oorsprong van toepassing zijn. Er moet echter worden verduidelijkt dat die voorschriften niet van toepassing zijn op het koppel van oorsprong van eendagskuikens, overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (6) die tot en met 21 april 2021 van toepassing waren. Artikel 13, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692, die sinds 21 april 2021 van toepassing is, moet zorgen voor een vlotte transitie van de voorschriften die in eerdere handelingen van de Unie zijn vastgesteld betreffende de binnenkomst in de Unie van landdieren en levende producten en producten van dierlijke oorsprong van landdieren, aangezien die doeltreffend zijn gebleken. Derhalve moeten de doelstelling en essentie van die regels in die gedelegeerde verordening worden behouden, maar moeten de regels worden aangepast aan het nieuwe wetgevingskader dat bij Verordening (EU) 2016/429 is vastgesteld. In artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (7) werd bepaald dat zendingen hoefdieren, met uitzondering van hoefdieren die voor geconsigneerde inrichtingen bestemd zijn, na binnenbrengen in de Unie ten minste dertig dagen op het bedrijf van bestemming moeten blijven, tenzij zij rechtstreeks naar een slachthuis worden verzonden. Verordening (EU) nr. 206/2010 is ingetrokken bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 voorziet echter niet in de mogelijkheid om hoefdieren in de periode van dertig dagen na hun binnenkomst in de Unie naar een slachthuis te verplaatsen. Artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve worden gewijzigd om in die mogelijkheid te voorzien, aangezien verplaatsingen tijdens die periode geen aanleiding geven tot aanzienlijke zorgen wat de diergezondheid betreft. |
(11) |
Daarnaast moet de in artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde afwijking van het voorschrift betreffende het verblijf van dertig dagen in de inrichting van bestemming na binnenkomst in de Unie, dat momenteel alleen van toepassing is op paardachtigen die binnenkomen voor wedstrijden, wedrennen en culturele evenementen, worden uitgebreid tot alle paardachtigen en moet dat artikel dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 voorziet in een afwijking van de in die handeling vastgestelde voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en broedeieren van pluimvee in het geval van zendingen van minder dan twintig stuks ander pluimvee dan loopvogels en zendingen van minder dan twintig broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels. Bepaalde voorschriften met betrekking tot de vervoermiddelen, de laadkisten waarin zij naar de Unie worden vervoerd, vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza en ontsmetting die op pluimvee en broedeieren van toepassing zijn, moeten echter ook van toepassing zijn op de binnenkomst in de Unie van zendingen van minder dan twintig stuks ander pluimvee dan loopvogels en van minder dan twintig broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels. De artikelen 49 en 101 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 is bepaald dat alle in gevangenschap levende vogels die naar de Unie worden verzonden, gevaccineerd moeten zijn tegen infectie met het virus van de ziekte van Newcastle. Dit is echter praktisch niet haalbaar en is niet in overeenstemming met de voorschriften voor de binnenkomst in lidstaten met de status vrij van infectie met het virus van de ziekte van Newcastle zonder vaccinatie. Artikel 57 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve worden gewijzigd om te verduidelijken dat de voorschriften betreffende de vaccins die tegen infectie met het virus van de ziekte van Newcastle worden gebruikt, van toepassing zijn als in gevangenschap levende vogels tegen die ziekte zijn gevaccineerd. |
(14) |
Wedstrijdduiven vallen onder de definitie van “in gevangenschap levende vogels” in artikel 4, punt 10, van Verordening (EU) 2016/429. De in deel II, titel 3, hoofdstuk 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde specifieke diergezondheidsvoorschriften voor in gevangenschap levende vogels zijn derhalve ook op die dieren van toepassing. Die voorschriften beperken echter de mogelijkheid om wedstrijdduiven vanuit een derde land of gebied of een zone daarvan in de Unie binnen te brengen met als doel dat zij terug naar dat derde land of gebied of die zone vliegen. Bovendien vormen wedstrijdduiven die in de Unie worden binnengebracht met als doel dat zij terug naar het derde land of gebied van oorsprong of de zone daarvan vliegen, niet hetzelfde diergezondheidsrisico als andere in gevangenschap levende vogels. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve worden gewijzigd om te voorzien in een afwijking van de specifieke diergezondheidsvoorschriften voor in gevangenschap levende vogels voor de binnenkomst in de Unie van wedstrijdduiven vanuit een derde land of gebied of een zone daarvan waar zij gewoonlijk worden gehouden om ze onmiddellijk te lossen in de verwachting dat zij terug naar dat derde land of gebied of de zone daarvan zullen vliegen. |
(15) |
Artikel 74 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 bevat de identificatievoorschriften voor de binnenkomst in de Unie van honden, katten en fretten. Wat de voorschriften voor de identificatiemiddelen betreft, wordt in dat artikel verwezen naar uitvoeringshandelingen die door de Commissie krachtens artikel 120 van Verordening (EU) 2016/429 zijn vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen zijn echter nog niet vastgesteld, aangezien in artikel 277 van Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) tot en met 21 april 2026 van toepassing moet blijven voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van die soorten. Artikel 74 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve worden gewijzigd om te verwijzen naar de voorschriften van Verordening (EU) nr. 576/2013. |
(16) |
Wegens een omissie bevat Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 geen bepalingen betreffende de inspectie van zendingen levende producten vóór hun verzending naar de Unie. Om ervoor te zorgen dat zendingen levende producten aan de voorschriften van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 voldoen voor zij in de Unie mogen worden binnengebracht, moet die gedelegeerde verordening worden gewijzigd zodat zij regels bevat betreffende de vereiste onderzoeken en controles van die zendingen. |
(17) |
In artikel 86 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 wordt bepaald dat de binnenkomst in de Unie van zendingen oöcyten en embryo’s van runderen moet worden toegestaan als het donordier afkomstig is van een inrichting die vrij is van enzoötische boviene leukose. Artikel 87, lid 2, van die gedelegeerde verordening voorziet in een afwijking voor inrichtingen die niet vrij zijn van enzoötische boviene leukose op voorwaarde dat de donordieren minder dan twee jaar oud zijn en dat er gedurende een periode van ten minste de voorafgaande drie jaar geen klinische gevallen van enzoötische boviene leukose zijn geweest. Die afwijking moet van toepassing zijn op alle donorrunderen, ongeacht hun leeftijd. Artikel 87, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(18) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 is bepaald dat broedeieren van pluimvee afkomstig moeten zijn van koppels die binnen een periode van 24 uur voor het tijdstip van het laden van de zendingen broedeieren voor verzending naar de Unie zijn onderworpen aan een klinische inspectie. Derde landen en belanghebbenden hebben echter aangegeven dat die vereiste een onredelijke verhoging van de administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten en exploitanten inhoudt en een risico voor de biobeveiliging van de inrichtingen vormt. Aangezien die eieren afkomstig zijn uit erkende inrichtingen waar strenge biobeveiligingsregels worden toegepast, moet worden voorzien in een langere termijn voor de klinische inspectie van het koppel van oorsprong van de broedeieren, naar analogie van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie (9) vastgestelde voorschriften voor de verplaatsing van die producten tussen lidstaten. Artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(19) |
Deel III, titel 2, hoofdstuk 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 bevat voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van eieren die vrij zijn van specifieke pathogenen, waaronder voorschriften met betrekking tot de inrichting van oorsprong van die eieren. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet worden gewijzigd om te bepalen dat die inrichtingen in derde landen worden erkend overeenkomstig de regels die voor die inrichtingen in de Unie gelden. |
(20) |
“Waterdieren” zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 3, van Verordening (EU) 2016/429, omvat gehouden dieren en wilde dieren. Waterdieren mogen derhalve in de Unie binnenkomen vanuit aquacultuurinrichtingen en vanuit wilde habitats. Zij mogen dus vanuit een “plaats van oorsprong” of vanuit een “inrichting van oorsprong” worden verzonden. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet in die mogelijkheid voorzien en artikel 167, punten a) en d), van die gedelegeerde verordening moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(21) |
Artikel 172 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 voorziet voor bepaalde categorieën waterdieren en producten daarvan in afwijkingen van de vereiste dat zij uit een ziektevrij(e) derde land, gebied, zone of compartiment afkomstig moeten zijn. In alle gevallen moeten aquacultuurdieren en producten daarvan die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, echter afkomstig zijn van inrichtingen die geregistreerd of erkend zijn overeenkomstig deel IV, titel II, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) 2016/429. Artikel 172 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet derhalve bij deze verordening worden gewijzigd om te verduidelijken dat de afwijking waarin dat artikel voorziet, niet van toepassing is op artikel 170 maar specifiek op artikel 170, lid 1, van die gedelegeerde verordening. |
(22) |
Wegens een omissie moet artikel 174, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 worden gewijzigd zodat erin wordt verwezen naar artikel 170, lid 1, punt a), iii), in plaats van naar artikel 170, punt a), iii). |
(23) |
Artikel 226, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429 voorziet in de mogelijkheid voor lidstaten om goedgekeurde nationale maatregelen te hebben voor andere ziekten dan in de lijst opgenomen ziekten zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, punt d), van die verordening. Artikel 175 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 en bijlage XXIX bij die gedelegeerde verordening moeten worden gewijzigd om te verduidelijken dat de lidstaten dergelijke maatregelen niet alleen voor niet in de lijst opgenomen ziekten mogen treffen maar ook voor ziekten die zijn opgenomen in de lijst in artikel 9, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2016/429. |
(24) |
Sperma, oöcyten en embryo’s kunnen gedurende lange tijd worden opgeslagen. In deel IV van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moeten daarom overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor levende producten die overeenkomstig de Richtlijnen 88/407/EEG (10), 89/556/EEG (11), 90/429/EEG (12) en 92/65/EEG (13) van de Raad zijn gewonnen, geproduceerd, verwerkt en opgeslagen. Die maatregelen moeten betrekking hebben op de erkenning van spermawinningscentra, spermaopslagcentra, embryowinningsteams en embryoproductieteams op grond van die richtlijnen alsook op het merken van de rietjes en andere verpakkingen waarin sperma, oöcyten en embryo’s worden geplaatst, opgeslagen en vervoerd. Die maatregelen moeten ook betrekking hebben op de voorschriften inzake de winning, productie, verwerking en opslag van levende producten, de gezondheid van de donordieren en de laboratoriumtests en andere tests op donordieren en levende producten krachtens die richtlijnen. Gezien het belang van levende producten voor de fokkerijsector, moet ervoor worden gezorgd dat de handel in levende producten niet wordt verstoord. Om de continuïteit te waarborgen van de binnenkomst in de Unie van zendingen levende producten die voor 21 april 2021 zijn gewonnen of geproduceerd en die aan de voorschriften van de Richtlijnen 88/407/EEG, 89/556/EEG, 90/429/EEG en 92/65/EEG voldoen, moeten in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 derhalve bepaalde overgangsbepalingen worden vastgesteld. Die gedelegeerde verordening moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(25) |
In tabel 1 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 zijn onder andere de voorschriften vastgesteld betreffende de verblijfsduur voor paardachtigen vóór hun binnenkomst in de Unie. Er is met name een specifieke verblijfsduur vastgesteld voor andere paardachtigen dan geregistreerde paardachtigen, geregistreerde paardachtigen en het opnieuw binnenbrengen na tijdelijke uitvoer van geregistreerde paarden. Met het oog op de risico’s die voortvloeien uit de binnenkomst van niet voor de slacht bestemde paardachtigen, geregistreerde paarden en voor de slacht bestemde paardachtigen alsook uit het opnieuw binnenbrengen na tijdelijke uitvoer van geregistreerde paarden, moet die verblijfsduur gedetailleerder zijn. Die bijlage moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(26) |
In tabel 2 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 zijn de voorschriften vastgesteld betreffende de verblijfsduur voor pluimvee vóór de binnenkomst in de Unie. Er is met name een specifieke verblijfsduur vastgesteld voor gebruikspluimvee voor de productie van vlees of consumptie-eieren en voor gebruikspluimvee dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, maar niet voor gebruikspluimvee voor de productie van andere producten. Derhalve moet ook een specifieke verblijfsduur worden vastgesteld voor de categorie gebruikspluimvee voor de productie van andere producten. Die bijlage moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(27) |
Punt 2 van bijlage XV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 bevat de diergezondheidsvoorschriften voor pluimvee en broedeieren afkomstig uit een derde land of gebied of een zone daarvan waar vaccins die tegen infectie met het virus van de ziekte van Newcastle worden gebruikt, niet aan de in punt 1 van die bijlage vastgestelde specifieke criteria voldoen. Er moet echter worden verduidelijkt welke voorschriften van toepassing zijn op pluimvee, broedeieren en de koppels van oorsprong. Die bijlage moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(28) |
De in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vastgestelde regels vormen een aanvulling op de in Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde regels. Aangezien die regels met elkaar verband houden, zijn zij samen in één handeling vastgesteld. Omwille van de duidelijkheid en met het oog op de doeltreffende toepassing ervan, moeten de regels die een wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 inhouden, ook worden vastgesteld in één enkele gedelegeerde handeling die een uitgebreide reeks voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong bevat. |
(29) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(30) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 is van toepassing met ingang van 21 april 2021. Omwille van de rechtszekerheid moet deze verordening met spoed in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 3 wordt punt a), i), vervangen door:
|
4) |
In artikel 13, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door: “In het geval van pluimvee, met uitzondering van eendagskuikens, en in gevangenschap levende vogels heeft die inspectie ook betrekking op het koppel van oorsprong van de voor verzending naar de Unie bestemde dieren.”. |
5) |
Artikel 26 wordt vervangen door: “Artikel 26 Verplaatsen van en werken met hoefdieren na hun binnenkomst in de Unie Na binnenkomst in de Unie blijven hoefdieren, met uitzondering van paardachtigen, in de inrichting van bestemming gedurende een periode van ten minste dertig dagen vanaf de datum van hun aankomst in die inrichting, tenzij zij voor de slacht worden verplaatst.”. |
6) |
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 57 wordt vervangen door: “Artikel 57 Specifieke diergezondheidsvoorschriften voor in gevangenschap levende vogels De binnenkomst in de Unie van zendingen in gevangenschap levende vogels wordt alleen toegestaan indien de dieren van de zending aan de volgende voorschriften voldoen:
|
8) |
In artikel 60 wordt punt b), vi), als volgt vernummerd als punt c):
|
9) |
Artikel 62 wordt vervangen door: “Artikel 62 Afwijkingen van de diergezondheidsvoorschriften voor de binnenkomst in de Unie van in gevangenschap levende vogels 1. In afwijking van de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 10, met uitzondering van artikel 3, punt a), i), de artikelen 11 tot en met 19 en de artikelen 53 tot en met 61, wordt de binnenkomst in de Unie van zendingen van in gevangenschap levende vogels die niet aan die voorschriften voldoen, toegestaan indien zij afkomstig zijn uit derde landen of gebieden die specifiek in de lijst zijn opgenomen voor de binnenkomst in de Unie van in gevangenschap levende vogels op basis van gelijkwaardige garanties. 2. In afwijking van de voorschriften van de artikelen 11 en 54 tot en met 58 wordt de binnenkomst in de Unie van zendingen wedstrijdduiven die in de Unie worden binnengebracht vanuit een derde land of gebied of een zone daarvan waar zij gewoonlijk worden gehouden, om ze onmiddellijk te lossen in de verwachting dat zij terug naar dat derde land of gebied of de zone daarvan zullen vliegen, en die niet aan die voorschriften voldoen, toegestaan mits zij aan de volgende voorschriften voldoen:
3. In afwijking van de in de artikelen 59, 60 en 61 vastgestelde voorschriften mag de bevoegde autoriteit van de lidstaat van binnenkomst in de Unie de binnenkomst in de Unie toestaan van wedstrijdduiven die niet rechtstreeks naar een overeenkomstig artikel 14 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 erkende quarantaine-inrichting zullen worden vervoerd, mist zij:
|
10) |
In artikel 74 wordt lid 1 vervangen door: “1. De binnenkomst in de Unie van zendingen honden, katten en fretten wordt alleen toegestaan indien elk dier in de zending individueel is geïdentificeerd door middel van een injecteerbare transponder, zoals vermeld in punt e) van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035, die door een dierenarts is geïmplanteerd en die aan de technische voorschriften in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 576/2013 voldoet.”. |
11) |
In artikel 80 wordt punt a) vervangen door:
|
12) |
In artikel 83 wordt punt a), iii), vervangen door:
|
13) |
Na artikel 85 wordt het volgende artikel 85 bis ingevoegd: “Artikel 85 bis Inspectie van zendingen levende producten vóór verzending naar de Unie De binnenkomst in de Unie van zendingen sperma, oöcyten en embryo’s van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen wordt alleen toegestaan als die zendingen in de periode van 72 uur voor het tijdstip van verzending naar de Unie door een officiële dierenarts in het derde land of gebied van oorsprong of een zone daarvan als volgt zijn onderworpen aan een visuele inspectie en een documentencontrole:
|
14) |
In artikel 87 wordt lid 2 vervangen door: “2. In afwijking van artikel 86, punt b), iii), wordt toegestaan dat zendingen van oöcyten en embryo’s van runderen de Unie binnenkomen indien een donordier afkomstig is uit een inrichting die niet vrij is van enzoötische boviene leukose, mits de voor de inrichting van oorsprong verantwoordelijke officiële dierenarts heeft gecertificeerd dat er in die inrichting gedurende een periode van ten minste de voorafgaande drie jaar geen klinische gevallen van enzoötische boviene leukose zijn geweest.”. |
15) |
Artikel 91 wordt vervangen door: “Artikel 91 De inrichting van oorsprong van donorschapen en -geiten De binnenkomst in de Unie van zendingen sperma, oöcyten en embryo’s van schapen en geiten wordt alleen toegestaan indien zij zijn gewonnen van donordieren die afkomstig zijn van een inrichting die vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis was en indien die dieren voordien nooit in een inrichting met een lagere status hebben verbleven.”. |
16) |
In artikel 100 wordt punt b), ii), vervangen door:
|
17) |
In artikel 102, punt a), wordt de inleidende zin vervangen door:
|
18) |
In artikel 107 wordt punt f) vervangen door:
|
19) |
Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
In artikel 111 wordt punt a), iii), vervangen door:
|
21) |
Na artikel 119 wordt het volgende artikel 119 bis ingevoegd: “Artikel 119 bis Inspectie van zendingen levende producten vóór verzending naar de Unie De binnenkomst in de Unie van zendingen sperma, oöcyten en embryo’s zoals bedoeld in artikel 117 wordt alleen toegestaan als die zendingen in de periode van 72 uur voor het tijdstip van verzending naar de Unie door een officiële dierenarts in het derde land of gebied van oorsprong of een zone daarvan als volgt zijn onderworpen aan een visuele inspectie en een documentencontrole:
|
22) |
In artikel 125 wordt punt c), i), vervangen door:
|
23) |
Aan artikel 154 wordt het volgende lid 3 toegevoegd: “3. De dieren waarvan de rauwe melk, het colostrum of de producten op basis van colostrum bestemd voor binnenkomst in de Unie afkomstig is/zijn, hoeven niet te voldoen aan de in lid 2 bedoelde verblijfsduur mits zij in het derde land of gebied, of de zone daarvan, zijn binnengebracht uit:
|
24) |
Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
In artikel 169, lid 3, wordt punt b) vervangen door:
|
26) |
In artikel 172 wordt de inleidende zin vervangen door: “In afwijking van artikel 170, lid 1, zijn de voorschriften van dat artikel niet van toepassing op de volgende categorieën waterdieren:”. |
27) |
In artikel 173 wordt punt b) vervangen door:
|
28) |
In artikel 174 wordt lid 3 vervangen door: “3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat mag de in lid 2 bedoelde toestemming alleen verlenen indien de vrijlating of de onderdompeling in natuurlijke wateren de gezondheidsstatus van de waterdieren op de plaats van het vrijlaten of onderdompelen niet in gevaar brengt, en het vrijlaten in het wild moet in alle gevallen voldoen aan het voorschrift van artikel 170, lid 1, punt a), iii).”. |
29) |
Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
Deel VII wordt als volgt gewijzigd:
|
31) |
De bijlagen III, VIII, XV, XXVIII en XXIX worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).
(3) Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten van bepaalde gehouden landdieren (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 1).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/990 van de Commissie van 28 april 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids- en certificeringsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van waterdieren en producten van dierlijke oorsprong van waterdieren (PB L 221 van 10.7.2020, blz. 42).
(6) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).
(8) Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 140).
(10) Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10).
(11) Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo’s van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1).
(12) Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).
(13) Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).
BIJLAGE
De bijlagen III, VIII, XV, XXVIII en XXIX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage VIII, punt 1, wordt voetnoot (**) vervangen door:
|
3) |
In bijlage XV wordt punt 2 vervangen door: “2. DIERGEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR PLUIMVEE EN BROEDEIEREN AFKOMSTIG UIT EEN DERDE LAND OF GEBIED OF EEN ZONE DAARVAN WAAR VACCINS DIE TEGEN INFECTIE MET HET VIRUS VAN DE ZIEKTE VAN NEWCASTLE WORDEN GEBRUIKT, NIET AAN DE IN PUNT 1 VASTGESTELDE SPECIFIEKE CRITERIA VOLDOEN Pluimvee en broedeieren afkomstig uit een derde land of gebied of een zone daarvan waar vaccins die tegen infectie met het virus van de ziekte van Newcastle worden gebruikt, niet aan de in punt 1.2 vastgestelde specifieke criteria voldoen, moeten aan onderstaande voorschriften voldoen:
|
4) |
In de derde rij van de tabel in punt 1 van bijlage XXVIII wordt de vermelding voor gedroogd eiwit vervangen door:
|
5) |
In bijlage XXIX wordt de tabel gewijzigd door onderstaande tekst in te voegen vlak boven de regel waarin naar de ziekte voorjaarsviremie van de karper (SVC) en de daarvoor vatbare soorten wordt verwezen:
|
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/56 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1706 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2021
tot wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 131, lid 1, artikel 135, artikel 136, lid 2, artikel 140, artikel 144, lid 1, artikel 147, en artikel 156, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2016/429 bevat regels voor de preventie en bestrijding van dierziekten die op dieren of mensen kunnen worden overgedragen. Deel IV, titel I, hoofdstukken 3, 4 en 5, van die verordening bevat de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van gehouden en wilde landdieren en levende producten daarvan. |
(2) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op de regels voor de preventie en bestrijding van de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, wat de verplaatsingen binnen de Unie van gehouden landdieren, wilde landdieren en broedeieren betreft. |
(3) |
Deel II, hoofdstuk 3, afdeling 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 bevat de voorschriften voor verplaatsingen van gebruikspluimvee, met inbegrip van de verblijfsduur in de inrichting van oorsprong. Er is met name een specifieke verblijfsduur vastgesteld voor gebruikspluimvee voor de productie van vlees of consumptie-eieren en een voor gebruikspluimvee dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, maar geen voor gebruikspluimvee voor de productie van andere producten. Derhalve moet ook een specifieke verblijfsduur worden vastgesteld voor die categorie gebruikspluimvee. |
(4) |
Artikel 36 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 bevat de voorschriften voor de verplaatsing van eendagskuikens naar een andere lidstaat en artikel 37 van die gedelegeerde verordening voorziet in een afwijking van de voorschriften voor verplaatsingen van pluimvee in geval van verplaatsingen van minder dan twintig stuks ander pluimvee dan loopvogels, met inbegrip van eendagskuikens, en in specifieke voorschriften voor dergelijke verplaatsingen. In de artikelen 112 tot en met 114 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (3) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld voor de verplaatsing en het werken met pluimvee dat is verkregen uit broedeieren die uit een derde land of gebied of een zone daarvan de Unie zijn binnengekomen. Om aan die voorschriften te voldoen, bepaalt artikel 36 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 dat in het geval van eendagskuikens uit broedeieren die uit een derde land of gebied of een zone daarvan de Unie zijn binnengekomen en die naar een andere lidstaat worden verplaatst, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de beoogde bestemming daarvan in kennis moet stellen. Die vereiste is echter niet opgenomen in artikel 37 van die verordening voor verplaatsingen van minder dan twintig stuks ander pluimvee dan loopvogels wanneer eendagskuikens worden verplaatst. Omwille van de consistentie moet de informatievereiste in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 derhalve ook van toepassing zijn op de verplaatsing tussen lidstaten van minder dan twintig stuks ander pluimvee dan loopvogels. |
(5) |
De definitie van “verzameling” in artikel 4, punt 49), van Verordening (EU) 2016/429 heeft betrekking op een kortere duur dan de voor de betrokken diersoorten vastgestelde verblijfsduur met het oog op de verzameling van gehouden landdieren uit meer dan een inrichting. In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 is echter geen specifieke verblijfsduur vastgesteld voor gehouden hoefdieren die voor de slacht bestemd zijn, met uitzondering van voor de slacht bestemde schapen en geiten die niet overeenkomstig artikel 45 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie (4) individueel zijn geïdentificeerd, waarvoor in artikel 18 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 een verblijfsduur is vastgesteld. Daarom moet de verblijfsduur met betrekking tot de definitie van verzameling worden gespecificeerd voor gehouden hoefdieren die voor de slacht bestemd zijn en waarvoor in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 geen verblijfsduur is vastgesteld. Dit mag pas worden toegepast nadat de dieren de inrichting van oorsprong hebben verlaten. |
(6) |
“Verzamelcentrum van honden, katten en fretten” is gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 en de voorschriften voor de erkenning ervan zijn in artikel 10 van die verordening vastgesteld. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 voorziet echter niet in verplaatsingen van honden, katten en fretten naar een andere lidstaat vanuit dergelijke verzamelcentra. Om verzamelcentra van honden, katten en fretten functioneel te maken, moeten voorschriften worden vastgesteld voor het verplaatsen van honden, katten en fretten naar andere lidstaten wanneer dieren uit meerdere inrichtingen worden verzameld nadat zij de inrichting van oorsprong hebben verlaten. |
(7) |
In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 is bepaald dat wedstrijdduiven die naar sportevenementen in een andere lidstaat worden verplaatst, moeten voldoen aan de voorschriften voor de verplaatsing van in gevangenschap levende vogels, met inbegrip van de verblijfsduur, en vergezeld moeten gaan van een diergezondheidscertificaat. Door deze verplichtingen wordt echter de mogelijkheid beperkt om die dieren te trainen voor en te laten deelnemen aan sportevenementen. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 moet daarom worden gewijzigd om wedstrijdduiven die naar sportevenementen in een andere lidstaat worden verplaatst, uit te sluiten van de verplichtingen om een verblijfsduur in acht te nemen en vergezeld te gaan van een diergezondheidscertificaat. |
(8) |
In artikel 101 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 zijn de vereisten vastgesteld voor de verplaatsing van wilde landdieren van hun habitat naar een habitat of een inrichting in een andere lidstaat. De regels van dat artikel zijn van toepassing op alle soorten landdieren. De diergezondheidsvoorschriften van artikel 101, lid 4, punt c), en lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 zijn echter specifieker en alleen relevant voor dieren van bepaalde soorten en mogen derhalve alleen op die soorten worden toegepast. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 moet daarom worden gewijzigd om te verduidelijken dat artikel 101, lid 4, punt c), en lid 5, van die gedelegeerde verordening alleen van toepassing zijn op wilde dieren van de soorten die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (5) voor elke specifieke ziekte in een lijst zijn opgenomen. |
(9) |
In bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 worden de minimumvoorschriften voorafgaand aan verplaatsingen vastgelegd wat infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) bij geiten, kameelachtigen en hertachtigen betreft. De testregeling voor geiten en kameelachtigen die in inrichtingen worden gehouden waar de ziekte is gemeld, is echter strenger dan die voor hertachtigen. Aangezien dit verschil onnodig en ongerechtvaardigd is, moeten de testregelingen voor geiten en kameelachtigen in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 worden gecorrigeerd zodat voor die specifieke ziekte dezelfde tests als voor hertachtigen kunnen worden uitgevoerd. |
(10) |
Voorts voorziet deel 1, punt 2, van bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 in een afwijking, onder specifieke voorwaarden, van de verplichting om alle geiten in de inrichting die voor fokdoeleinden worden gehouden, jaarlijks te testen. Deel 1, punt 2, a), van bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 moet worden gewijzigd om te verduidelijken aan welke van de bepalingen van deel 1, punt 1, van die bijlage in het geval van een dergelijke afwijking moet worden voldaan. |
(11) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 bevat enkele verwijzingen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (6) die niet juist en derhalve moeten worden gecorrigeerd. |
(12) |
Met het oog op de eenvoud en de transparantie, en om de toepassing ervan te vergemakkelijken en overlapping te voorkomen, moeten de regels worden vastgesteld in een enkele handeling en niet in een aantal afzonderlijke handelingen met kruisverwijzingen. Deze aanpak is ook in overeenstemming met de aanpak in Verordening (EU) 2016/429, die de stroomlijning van de regels van de Unie bevordert om de toepassing ervan te vergemakkelijken en de administratieve lasten te verminderen, en de aanpak in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 34 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 37 wordt vervangen door: “Artikel 37 Afwijking voor verplaatsingen van minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels 1. In afwijking van de voorschriften van de artikelen 34, 35 en 36 mogen exploitanten minder dan twintig stuks ander pluimvee dan loopvogels naar een andere lidstaat verplaatsen als aan de volgende voorschriften is voldaan:
2. In het geval van eendagskuikens uit broedeieren die uit een derde land of gebied of een zone daarvan in de Unie zijn binnengebracht, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong van die eendagskuikens de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de beoogde bestemming ervan in kennis dat de broedeieren uit een derde land de Unie zijn binnengekomen.”. |
3) |
Aan artikel 43 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: “4. In het geval van gehouden hoefdieren bestemd voor de slacht, met uitzondering van schapen en geiten die niet overeenkomstig artikel 45 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 individueel zijn geïdentificeerd, wordt het verzamelen van dieren uit meerdere inrichtingen gedurende een periode van minder dan twintig dagen, nadat zij de inrichting van oorsprong hebben verlaten, beschouwd als een verzameling.”. |
4) |
Aan artikel 53 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
5) |
Artikel 68 wordt vervangen door: “Artikel 68 Specifieke voorschriften voor verplaatsingen van wedstrijdduiven naar sportevenementen in een andere lidstaat Exploitanten verplaatsen wedstrijdduiven alleen naar sportevenementen in een andere lidstaat als die dieren voldoen aan de voorwaarden van artikel 59, met uitzondering van de in artikel 59, lid 1, punt a), vastgestelde verblijfsduur.”. |
6) |
In artikel 71 wordt lid 1 vervangen door: “1. Exploitanten verplaatsen in gevangenschap levende vogels met uitzondering van wedstrijdduiven naar sportevenementen, honingbijen, hommels met uitzondering van hommels uit erkende van de omgeving geïsoleerde productie-inrichtingen, primaten, honden, katten, fretten of andere carnivoren alleen naar een andere lidstaat als zij vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong.”. |
7) |
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 140).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 115).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).
BIJLAGE
Bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 wordt als volgt gerectificeerd:
1) |
Deel 1 wordt als volgt gerectificeerd:
|
2) |
In deel 2 wordt punt 3 vervangen door:
|
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/62 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1707 VAN DE COMMISSIE
van 22 september 2021
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, punt b),
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld. |
(2) |
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 september 2021.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Wolfgang BURTSCHER
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).
BIJLAGE
“BIJLAGE I
GN-code |
Omschrijving |
Representatieve prijs (EUR/100 kg) |
In artikel 3 bedoelde zekerheid (EUR/100 kg) |
Oorsprong (1) |
0207 14 10 |
Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren |
196,7 |
32 |
BR |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/65 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1708 VAN DE COMMISSIE
van 23 september 2021
tot toevoeging aan de vangstquota voor 2021 van bepaalde hoeveelheden die in 2020 op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad zijn ingehouden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (1), en met name artikel 4, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 kunnen de lidstaten de Commissie vóór 31 oktober van het jaar waarvoor het aan hen toegewezen vangstquotum geldt, verzoeken een gedeelte van hun quotum, dat ten hoogste 10 % mag bedragen, over te dragen naar het volgende jaar. |
(2) |
In de Verordeningen (EU) 2018/2025 (2), (EU) 2019/1838 (3), (EU) 2019/2236 (4) en (EU) 2020/123 (5) van de Raad zijn voor 2020 vangstquota voor bepaalde bestanden vastgesteld en is gespecificeerd op welke bestanden de in Verordening (EG) nr. 847/96 bedoelde maatregelen kunnen worden toegepast. |
(3) |
Bij de Verordeningen (EU) 2020/1579 (6), (EU) 2021/90 (7), (EU) 2021/91 (8) en (EU) 2021/92 (9) van de Raad zijn voor 2021 vangstquota voor bepaalde bestanden vastgesteld. |
(4) |
Sommige lidstaten hebben vóór 31 oktober 2020 op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 verzocht een gedeelte van hun quota voor 2020 voor de in de bijlage bij deze verordening genoemde bestanden in te houden en naar het volgende jaar over te dragen. Met inachtneming van de in die verordening vermelde grenzen moeten de quota voor 2021 worden verhoogd met de ingehouden hoeveelheden. |
(5) |
Met het oog op deze flexibiliteitsexercitie zijn de ontvankelijkheid van de verzochte bestandsoverdrachten en de exploitatiesituatie van deze bestanden geverifieerd en in aanmerking genomen. Derhalve kunnen deze bestanden het voorwerp uitmaken van een overdracht van de ingehouden quota van 2020 naar 2021 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96. |
(6) |
Om buitensporige flexibiliteit te voorkomen, die het beginsel van rationele en verantwoorde exploitatie van de levende biologische hulpbronnen van de zee zou ondermijnen, de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid zou belemmeren en de biologische situatie van de bestanden zou schaden, wordt voor de in de bijlage bij deze verordening genoemde bestanden de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) uitgesloten. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De vangstquota die voor 2021 zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) 2020/1579, (EU) 2021/90, (EU) 2021/91 en (EU) 2021/92, worden overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening verhoogd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 september 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
(2) Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7).
(3) Verordening (EU) 2019/1838 van de Raad van 30 oktober 2019 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/124 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PB L 281 van 31.10.2019, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2019/2236 van de Raad van 16 december 2019 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 336 van 30.12.2019, blz. 14).
(5) Verordening (EU) 2020/123 van de Raad van 27 januari 2020 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 25 van 30.1.2020, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2020/1579 van de Raad van 29 oktober 2020 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2020/123 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PB L 362 van 30.10.2020, blz. 3).
(7) Verordening (EU) 2021/90 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2021/91 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor de jaren 2021 en 2022, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 20).
(9) Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31).
(10) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
BIJLAGE
Code lidstaat |
Code bestand |
Soort |
Naam van het gebied |
Definitief quotum 2020 (1) (in ton) |
Vangsten 2020 (in ton) |
Vangsten bijzondere voorwaarden (2) 2020 (in ton) |
Percentage definitief quotum |
Overgedragen hoeveelheid (in ton) |
BE |
ANF/*8ABDE |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor ANF/07.) |
360,128 |
82,820 |
0 |
23 |
36,013 |
BE |
ANF/07. |
Zeeduivel |
7 |
2 761,522 |
1 111,675 |
82,820 |
43,25 |
276,152 |
BE |
HAD/*2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a (bijzondere voorwaarde voor HAD/5BC6A.) |
0,445 |
0 |
0 |
0 |
0,045 |
BE |
HAD/07A. |
Schelvis |
7a |
56,447 |
3,619 |
0 |
6,41 |
5,645 |
BE |
HAD/2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a |
236,000 |
40,005 |
0 |
16,95 |
23,600 |
BE |
HAD/6B1214 |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 6b, 12 en 14 |
28,501 |
0 |
0 |
0 |
2,850 |
BE |
HAD/7X7A34 |
Schelvis |
7b-k, 8, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
127,830 |
107,184 |
0 |
83,85 |
12,783 |
BE |
HER/*04B. |
Haring |
4b (bijzondere voorwaarde voor HER/4CXB7D) |
4 803,427 |
10,906 |
0 |
0,23 |
480,343 |
BE |
HER/*25B-F |
Haring |
2, 5b ten noorden van 62° N.B. (wateren van de Faeröer) (bijzondere voorwaarde voor HER/1/2-) |
2,200 |
0 |
0 |
0 |
0,220 |
BE |
HER/4CXB7D |
Haring |
4c, 7d, uitgezonderd het Blackwater-bestand |
133,811 |
104,389 |
10,906 |
86,16 |
13,381 |
BE |
HKE/*03A. |
Heek |
3a (bijzondere voorwaarde voor HKE/2AC4-C) |
6,310 |
0 |
0 |
0 |
0,631 |
BE |
HKE/*57-14 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor HKE/8ABDE.) |
4,544 |
0 |
0 |
0 |
0,454 |
BE |
HKE/*8ABDE |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor HKE/571214) |
85,327 |
0 |
0 |
0 |
8,533 |
BE |
HKE/2AC4-C |
Heek |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
63,674 |
25,622 |
0 |
40,24 |
6,367 |
BE |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
646,932 |
41,880 |
0 |
6,47 |
64,693 |
BE |
HKE/8ABDE. |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e |
21,412 |
14,503 |
0 |
67,73 |
2,141 |
BE |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
4,076 |
0,055 |
0 |
1,35 |
0,408 |
BE |
LEZ/2AC4-C |
Scharretongen |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
9,992 |
0,859 |
0 |
8,60 |
0,999 |
BE |
MAC/*02AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
83,700 |
0 |
0 |
0 |
8,370 |
BE |
MAC/*FRO1 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
85,800 |
0 |
0 |
0 |
8,580 |
BE |
MAC/2A34. |
Makreel |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22-32 |
89,447 |
73,868 |
0 |
82,58 |
8,945 |
BE |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
56,163 |
48,879 |
0 |
87,03 |
5,616 |
BE |
NEP/07. |
Langoustine |
7 |
3,468 |
2,795 |
0 |
80,59 |
0,347 |
BE |
NEP/2AC4-C |
Langoustine |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
1 517,321 |
674,836 |
0 |
44,48 |
151,732 |
BE |
NEP/8ABDE. |
Langoustine |
8a, 8b, 8d en 8e |
1,155 |
0 |
0 |
0 |
0,116 |
BE |
PLE/07A. |
Schol |
7a |
184,890 |
84,258 |
0 |
45,57 |
18,489 |
BE |
PLE/2A3AX4 |
Schol |
4; wateren van de Unie van 2a; het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
6 183,279 |
2 569,217 |
0 |
41,55 |
618,328 |
BE |
POK/2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
8,581 |
4,612 |
0 |
53,75 |
0,858 |
BE |
SOL/07E. |
Tong |
7e |
69,421 |
58,017 |
0 |
83,57 |
6,942 |
BE |
SOL/24-C. |
Tong |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
1 570,085 |
240,245 |
0 |
15,30 |
157,009 |
BE |
SOL/7FG. |
Tong |
7f en 7g |
1 183,919 |
1 121,309 |
0 |
94,71 |
62,610 |
BE |
SOL/8AB. |
Tong |
8a en 8b |
330,680 |
299,178 |
0 |
90,47 |
31,502 |
BE |
WHG/2AC4. |
Wijting |
4; wateren van de Unie van 2a |
235,871 |
211,374 |
0 |
89,61 |
23,587 |
BE |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
212,388 |
127,086 |
0 |
59,84 |
21,239 |
DE |
ANF/*8ABDE |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor ANF/07.) |
40,180 |
0 |
0 |
0 |
4,018 |
DE |
ANF/07. |
Zeeduivel |
7 |
480,770 |
359,005 |
0 |
74,67 |
48,077 |
DE |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
126,201 |
0 |
0 |
0 |
12,620 |
DE |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
16,304 |
0 |
0 |
0 |
1,630 |
DE |
HAD/*2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a (bijzondere voorwaarde voor HAD/5BC6A.) |
0,547 |
0 |
0 |
0 |
0,055 |
DE |
HAD/03A. |
Schelvis |
3a |
121,727 |
12,558 |
0 |
10,32 |
12,173 |
DE |
HAD/2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a |
779,741 |
140,387 |
231,534 |
47,70 |
77,974 |
DE |
HAD/5BC6A. |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6a |
3,466 |
0 |
0 |
0 |
0,347 |
DE |
HAD/6B1214 |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 6b, 12 en 14 |
31,239 |
0 |
0 |
0 |
3,124 |
DE |
HAD/7X7A34 |
Schelvis |
7b-k, 8, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
0,500 |
0,273 |
0 |
54,60 |
0,050 |
DE |
HER/*04B. |
Haring |
4b (bijzondere voorwaarde voor HER/4CXB7D) |
356,955 |
175,000 |
0 |
49,03 |
35,696 |
DE |
HER/*04-C. |
Haring |
Wateren van de Unie van 4 (bijzondere voorwaarde voor HER/03A.) |
94,144 |
0 |
0 |
0 |
9,414 |
DE |
HER/*25B-F |
Haring |
2, 5b ten noorden van 62° N.B. (wateren van de Faeröer) (bijzondere voorwaarde voor HER/1/2-) |
450,412 |
26,838 |
0 |
5,96 |
45,041 |
DE |
HER/03A. |
Haring |
3a |
165,834 |
155,239 |
0 |
93,61 |
10,595 |
DE |
HER/03A-BC |
Haring |
3a |
56,666 |
0 |
0 |
0 |
5,667 |
DE |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
2 916,692 |
2 774,269 |
26,838 |
96,04 |
115,585 |
DE |
HER/3D-R30 |
Haring |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |
927,872 |
835,268 |
0 |
90,02 |
92,604 |
DE |
HER/4CXB7D |
Haring |
4c, 7d, uitgezonderd het Blackwater-bestand |
8 649,383 |
8 421,322 |
175,000 |
99,39 |
53,061 |
DE |
HER/7G-K. |
Haring |
7 g, 7h, 7j en 7k |
31,457 |
0 |
0 |
0 |
3,146 |
DE |
HKE/*03A. |
Heek |
3a (bijzondere voorwaarde voor HKE/2AC4-C) |
29,680 |
3,291 |
0 |
11,09 |
2,968 |
DE |
HKE/*8ABDE |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor HKE/571214) |
0,020 |
0 |
0 |
0 |
0,002 |
DE |
HKE/2AC4-C |
Heek |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
219,785 |
137,511 |
3,291 |
64,06 |
21,979 |
DE |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
16,314 |
14,691 |
0 |
90,05 |
1,623 |
DE |
JAX/*07D. |
Horsmakrelen en bijvangsten |
7d (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
266,747 |
0 |
0 |
0 |
26,675 |
DE |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
8 633,716 |
944,627 |
94,980 |
12,04 |
863,372 |
DE |
LEZ/07. |
Scharretongen |
7 |
0,022 |
0 |
0 |
0 |
0,002 |
DE |
LEZ/2AC4-C |
Scharretongen |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
5,778 |
2,249 |
0 |
38,92 |
0,578 |
DE |
MAC/*02AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
89,127 |
0 |
0 |
0 |
8,913 |
DE |
MAC/*2AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
2 058,188 |
0 |
0 |
0 |
205,819 |
DE |
MAC/*4A-EN |
Makreel |
Wateren van de Unie van 2a; wateren van de Unie en Noorse wateren van 4a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
14 979,951 |
14 800,004 |
0 |
98,80 |
179,947 |
DE |
MAC/*8ABD. |
Makreel |
8a, 8b en 8d (bijzondere voorwaarde voor MAC/8C3411) |
989,015 |
895,731 |
0 |
90,57 |
93,284 |
DE |
MAC/*8C910 |
Makreel |
8c, 9 en 10 en wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
6 268,850 |
0 |
0 |
0 |
626,885 |
DE |
MAC/*FRO1 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
90,970 |
0 |
0 |
0 |
9,097 |
DE |
MAC/*FRO2 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
2 104,887 |
168,707 |
0 |
8,02 |
210,489 |
DE |
MAC/8C3411 |
Makreel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
989,468 |
0 |
895,731 |
90,53 |
93,737 |
DE |
NEP/03A. |
Langoustine |
3a |
31,466 |
17,345 |
0 |
55,12 |
3,147 |
DE |
NEP/2AC4-C |
Langoustine |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
435,277 |
258,235 |
0 |
59,33 |
43,528 |
DE |
OTH/*07D. |
Bijvangsten van evervissen en wijting |
7d (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
15,793 |
0 |
0 |
0 |
1,579 |
DE |
OTH/*2A-14 |
Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
324,109 |
94,980 |
0 |
29,30 |
32,411 |
DE |
PLE/03AN. |
Schol |
Skagerrak |
97,726 |
49,454 |
0 |
50,60 |
9,773 |
DE |
PLE/03AS. |
Schol |
Kattegat |
12,875 |
1,947 |
0 |
15,12 |
1,288 |
DE |
PLE/2A3AX4 |
Schol |
4; wateren van de Unie van 2a; het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
5 428,871 |
1 388,746 |
11,548 |
25,79 |
542,887 |
DE |
PLE/3BCD-C |
Schol |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
1 203,648 |
1 083,428 |
0 |
90,01 |
120,220 |
DE |
PLE/7DE. |
Schol |
7d en 7e |
2,000 |
0,554 |
0 |
27,70 |
0,200 |
DE |
POK/2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
8 055,142 |
6 878,514 |
0 |
85,39 |
805,514 |
DE |
POK/56-14 |
Zwarte koolvis |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 12 en 14 |
44,968 |
0 |
0 |
0 |
4,497 |
DE |
SOL/24-C. |
Tong |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
1 293,792 |
915,597 |
0 |
70,77 |
129,379 |
DE |
SOL/3ABC24 |
Tong |
3a; wateren van de Unie van de deelsectoren 22-24 |
26,311 |
23,752 |
0 |
90,27 |
2,559 |
DE |
SPR/3BCD-C |
Sprot |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
9 281,828 |
8 927,746 |
0 |
96,19 |
354,082 |
DE |
WHB/*05-F. |
Blauwe wijting |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor WHB/1X14) |
3 897,007 |
2 120,256 |
0 |
54,41 |
389,701 |
DE |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
45 723,053 |
39 111,854 |
2 120,256 |
90,18 |
4 490,943 |
DE |
WHG/2AC4. |
Wijting |
4; wateren van de Unie van 2a |
237,286 |
178,425 |
35,823 |
90,29 |
23,038 |
DE |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
8,000 |
0,544 |
0 |
6,80 |
0,800 |
DK |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
15,578 |
0 |
0 |
0 |
1,558 |
DK |
HAD/03A. |
Schelvis |
3a |
1 945,122 |
307,499 |
0 |
15,81 |
194,512 |
DK |
HAD/2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a |
1 643,265 |
553,909 |
620,727 |
71,48 |
164,327 |
DK |
HER/*04B. |
Haring |
4b (bijzondere voorwaarde voor HER/4CXB7D) |
449,264 |
0 |
0 |
0 |
44,926 |
DK |
HER/*04-C. |
Haring |
Wateren van de Unie van 4 (bijzondere voorwaarde voor HER/03A.) |
5 851,356 |
4 750,019 |
0 |
81,18 |
585,136 |
DK |
HER/*25B-F |
Haring |
2, 5b ten noorden van 62° N.B. (wateren van de Faeröer) (bijzondere voorwaarde voor HER/1/2-) |
2 823,962 |
0 |
0 |
0 |
282,396 |
DK |
HER/03A-BC |
Haring |
3a |
6 324,353 |
913,891 |
0 |
14,45 |
632,435 |
DK |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
17 254,997 |
3 038,584 |
13 484,836 |
95,76 |
731,577 |
DK |
HER/2A47DX |
Haring |
4, 7d en wateren van de Unie van 2a |
9 821,258 |
9 804,086 |
0 |
99,83 |
17,172 |
DK |
HER/3D-R30 |
Haring |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |
10 729,369 |
9 232,276 |
0 |
86,05 |
1 072,937 |
DK |
HER/4CXB7D |
Haring |
4c, 7d, uitgezonderd het Blackwater-bestand |
88,885 |
0 |
0 |
0 |
8,889 |
DK |
HKE/*03A. |
Heek |
3a (bijzondere voorwaarde voor HKE/2AC4-C) |
259,039 |
0 |
0 |
0 |
25,904 |
DK |
HKE/03A. |
Heek |
3a |
3 498,148 |
503,754 |
0 |
14,40 |
349,815 |
DK |
HKE/2AC4-C |
Heek |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
2 590,431 |
861,680 |
0 |
33,26 |
259,043 |
DK |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
0,531 |
0,392 |
0 |
73,82 |
0,053 |
DK |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
8 682,447 |
5 544,006 |
101,936 |
65,03 |
868,245 |
DK |
LEZ/2AC4-C |
Scharretongen |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
54,038 |
24,999 |
0 |
46,26 |
5,404 |
DK |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
3 016,543 |
2 944,102 |
0 |
97,60 |
72,441 |
DK |
NEP/03A. |
Langoustine |
3a |
11 198,756 |
3 980,089 |
0 |
35,54 |
1 119,876 |
DK |
NEP/2AC4-C |
Langoustine |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
1 532,548 |
200,439 |
0 |
13,08 |
153,255 |
DK |
OTH/*2A-14 |
Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
404,578 |
101,936 |
0 |
25,20 |
40,458 |
DK |
PLE/03AN. |
Schol |
Skagerrak |
14 784,742 |
5 068,120 |
0 |
34,28 |
1 478,474 |
DK |
PLE/03AS. |
Schol |
Kattegat |
1 183,195 |
261,547 |
0 |
22,11 |
118,320 |
DK |
PLE/2A3AX4 |
Schol |
4; wateren van de Unie van 2a; het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
20 049,884 |
3 362,767 |
2 275,459 |
28,12 |
2 004,988 |
DK |
PLE/3BCD-C |
Schol |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
5 473,160 |
2 754,146 |
0 |
50,32 |
547,316 |
DK |
POK/2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
4 400,658 |
3 790,835 |
0 |
86,14 |
440,066 |
DK |
POK/56-14 |
Zwarte koolvis |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 12 en 14 |
0,361 |
0 |
0 |
0 |
0,036 |
DK |
SOL/24-C. |
Tong |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
723,091 |
122,816 |
0 |
16,98 |
72,309 |
DK |
SOL/3ABC24 |
Tong |
3a; wateren van de Unie van de deelsectoren 22-24 |
484,418 |
312,721 |
0 |
64,56 |
48,442 |
DK |
SPR/3BCD-C |
Sprot |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
28 441,408 |
26 509,027 |
0 |
93,21 |
1 932,381 |
DK |
WHB/*05-F. |
Blauwe wijting |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor WHB/1X14) |
5 831,437 |
0 |
0 |
0 |
583,144 |
DK |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
63 233,761 |
58 126,115 |
10,827 |
91,94 |
5 096,819 |
DK |
WHG/2AC4. |
Wijting |
4; wateren van de Unie van 2a |
773,933 |
123,330 |
86,452 |
27,11 |
77,393 |
DK |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
2,210 |
2,171 |
0 |
98,24 |
0,039 |
EE |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
18,989 |
0 |
0 |
0 |
1,899 |
EE |
HER/03D.RG |
Haring |
Deelsector 28.1 |
13 922,798 |
12 230,565 |
0 |
87,85 |
1 392,280 |
EE |
HER/3D-R30 |
Haring |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |
19 057,889 |
16 377,400 |
0 |
85,94 |
1 905,789 |
EE |
SPR/3BCD-C |
Sprot |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
25 510,718 |
24 309,731 |
0 |
95,29 |
1 200,987 |
ES |
ANE/08. |
Ansjovis |
8 |
28 447,871 |
25 558,959 |
0 |
89,84 |
2 844,787 |
ES |
ANF/*8ABDE |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor ANF/07.) |
143,074 |
0 |
0 |
0 |
14,307 |
ES |
ANF/07. |
Zeeduivel |
7 |
3 035,909 |
2 864,065 |
0 |
94,34 |
171,844 |
ES |
ANF/8ABDE. |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e |
1 383,530 |
744,639 |
0 |
53,82 |
138,353 |
ES |
ANF/8C3411 |
Zeeduivel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
3 681,024 |
886,073 |
0 |
24,07 |
368,102 |
ES |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
397,670 |
271,634 |
0 |
68,31 |
39,767 |
ES |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
109,700 |
25,406 |
0 |
23,16 |
10,970 |
ES |
HER/*25B-F |
Haring |
2, 5b ten noorden van 62° N.B. (wateren van de Faeröer) (bijzondere voorwaarde voor HER/1/2-) |
8,550 |
0 |
0 |
0 |
0,855 |
ES |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
41,654 |
0 |
0 |
0 |
4,165 |
ES |
HKE/*57-14 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor HKE/8ABDE.) |
4 670,694 |
0 |
0 |
0 |
467,069 |
ES |
HKE/*8ABDE |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor HKE/571214) |
3 424,552 |
0 |
0 |
0 |
342,455 |
ES |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
21 873,305 |
16 355,164 |
0 |
74,77 |
2 187,331 |
ES |
HKE/8ABDE. |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e |
14 757,734 |
8 086,758 |
0 |
54,80 |
1 475,773 |
ES |
HKE/8C3411 |
Heek |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
6 900,174 |
6 552,227 |
0 |
94,96 |
347,947 |
ES |
JAX/*08C. |
Horsmakrelen en bijvangsten |
8c (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
12 038,172 |
9 912,610 |
0 |
82,34 |
1 203,817 |
ES |
JAX/*08C2 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
8c (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
6 593,145 |
0 |
0 |
0 |
659,315 |
ES |
JAX/*09. |
Horsmakreel |
9 (bijzondere voorwaarde voor JAX/08C.) |
1 178,295 |
0 |
0 |
0 |
117,830 |
ES |
JAX/08C. |
Horsmakreel |
8c |
12 686,421 |
11 417,780 |
0 |
90,00 |
1 268,641 |
ES |
JAX/09. |
Horsmakreel |
9 |
41 818,039 |
17 203,046 |
9 912,610 |
64,84 |
4 181,804 |
ES |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
7 295,096 |
1 128,397 |
244,697 |
18,82 |
729,510 |
ES |
LEZ/*8ABDE |
Scharretongen |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor LEZ/07.) |
2 172,525 |
0 |
0 |
0 |
217,253 |
ES |
LEZ/07. |
Scharretongen |
7 |
5 913,176 |
2 281,804 |
0 |
38,59 |
591,318 |
ES |
LEZ/56-14 |
Scharretongen |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; 6; internationale wateren van 12 en 14 |
750,461 |
413,311 |
0 |
55,07 |
75,046 |
ES |
LEZ/8ABDE. |
Scharretongen |
8a, 8b, 8d en 8e |
941,107 |
719,935 |
0 |
76,50 |
94,111 |
ES |
LEZ/8C3411 |
Scharretongen |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
2 312,295 |
869,491 |
0 |
37,60 |
231,230 |
ES |
MAC/*08B. |
Makreel |
8b (bijzondere voorwaarde voor MAC/8C3411) |
3 150,964 |
0 |
0 |
0 |
315,096 |
ES |
MAC/*8ABD. |
Makreel |
8a, 8b en 8d (bijzondere voorwaarde voor MAC/8C3411) |
9 379,337 |
0 |
0 |
0 |
937,934 |
ES |
MAC/*8C910 |
Makreel |
8c, 9 en 10 en wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
3 582,398 |
1 181,183 |
0 |
32,97 |
358,240 |
ES |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
3 025,000 |
1 843,816 |
1 181,183 |
100,00 |
0,001 |
ES |
MAC/8C3411 |
Makreel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
34 674,050 |
31 092,921 |
0 |
89,67 |
3 467,405 |
ES |
NEP/*07U16 |
Langoustine |
Functionele eenheid 16 van ICES-deelgebied 7 (bijzondere voorwaarde voor NEP/07.) |
667,009 |
64,385 |
0 |
9,65 |
66,701 |
ES |
NEP/07. |
Langoustine |
7 |
1 021,656 |
31,623 |
64,385 |
9,40 |
102,166 |
ES |
NEP/5BC6. |
Langoustine |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b |
60,200 |
0 |
0 |
0 |
6,020 |
ES |
NEP/8ABDE. |
Langoustine |
8a, 8b, 8d en 8e |
146,165 |
0,050 |
0 |
0,03 |
14,617 |
ES |
OTH/*08C2 |
Bijvangsten van evervissen en wijting |
8c (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
324,270 |
0 |
0 |
0 |
32,427 |
ES |
OTH/*2A-14 |
Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
430,740 |
244,697 |
0 |
56,81 |
43,074 |
ES |
SOL/7FG. |
Tong |
7f en 7g |
1,050 |
0,450 |
0 |
42,86 |
0,105 |
ES |
SOL/8AB. |
Tong |
8a en 8b |
8,000 |
7,200 |
0 |
90,00 |
0,800 |
ES |
WHB/*05-F. |
Blauwe wijting |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor WHB/1X14) |
2 178,066 |
0 |
0 |
0 |
217,807 |
ES |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
3 239,633 |
623,980 |
0 |
19,26 |
323,963 |
ES |
WHB/8C3411 |
Blauwe wijting |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
39 857,581 |
22 147,942 |
0 |
55,57 |
3 985,758 |
ES |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
7,500 |
4,286 |
0 |
57,15 |
0,750 |
FI |
HER/3D-R30 |
Haring |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |
34 415,928 |
31 886,256 |
0 |
92,65 |
2 529,672 |
FI |
SPR/3BCD-C |
Sprot |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
12 898,607 |
12 498,052 |
0 |
96,89 |
400,555 |
FR |
ANE/08. |
Ansjovis |
8 |
2 698,597 |
40,836 |
0 |
1,51 |
269,860 |
FR |
ANF/*8ABDE |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor ANF/07.) |
2 310,961 |
0 |
0 |
0 |
231,096 |
FR |
ANF/07. |
Zeeduivel |
7 |
21 281,821 |
12 094,559 |
0 |
56,83 |
2 128,182 |
FR |
ANF/8ABDE. |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e |
8 561,348 |
3 202,831 |
0 |
37,41 |
856,135 |
FR |
ANF/8C3411 |
Zeeduivel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
58,889 |
18,538 |
0 |
31,48 |
5,889 |
FR |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
9 073,670 |
1 566,233 |
0 |
17,26 |
907,367 |
FR |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
341,134 |
136,515 |
0 |
40,02 |
34,113 |
FR |
HAD/*2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a (bijzondere voorwaarde voor HAD/5BC6A.) |
23,957 |
0 |
0 |
0 |
2,396 |
FR |
HAD/07A. |
Schelvis |
7a |
257,119 |
0 |
0 |
0 |
25,712 |
FR |
HAD/2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a |
1 608,101 |
146,249 |
0 |
9,09 |
160,810 |
FR |
HAD/5BC6A. |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6a |
231,995 |
87,114 |
0 |
37,55 |
23,200 |
FR |
HAD/6B1214 |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 6b, 12 en 14 |
1 267,794 |
2,446 |
0 |
0,19 |
126,779 |
FR |
HAD/7X7A34 |
Schelvis |
7b-k, 8, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
7 537,862 |
3 840,932 |
0 |
50,96 |
753,786 |
FR |
HER/*04B. |
Haring |
4b (bijzondere voorwaarde voor HER/4CXB7D) |
5 743,000 |
0 |
0 |
0 |
574,300 |
FR |
HER/*25B-F |
Haring |
2, 5b ten noorden van 62° N.B. (wateren van de Faeröer) (bijzondere voorwaarde voor HER/1/2-) |
103,590 |
0 |
0 |
0 |
10,359 |
FR |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
1,002 |
0 |
0 |
0 |
0,100 |
FR |
HER/2A47DX |
Haring |
4, 7d en wateren van de Unie van 2a |
51,043 |
0 |
0 |
0 |
5,104 |
FR |
HER/4AB. |
Haring |
Wateren van de Unie en Noorse wateren van 4 ten noorden van 53° 30′ N.B. |
13 846,976 |
12 780,213 |
0 |
92,30 |
1 066,763 |
FR |
HER/4CXB7D |
Haring |
4c, 7d, uitgezonderd het Blackwater-bestand |
7 687,481 |
6 973,537 |
0 |
90,71 |
713,944 |
FR |
HER/7G-K. |
Haring |
7 g, 7h, 7j en 7k |
90,103 |
0,011 |
0 |
0,01 |
9,010 |
FR |
HKE/*03A. |
Heek |
3a (bijzondere voorwaarde voor HKE/2AC4-C) |
57,313 |
0 |
0 |
0 |
5,731 |
FR |
HKE/*57-14 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor HKE/8ABDE.) |
7 288,111 |
0 |
0 |
0 |
728,811 |
FR |
HKE/*8ABDE |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor HKE/571214) |
3 424,570 |
0 |
0 |
0 |
342,457 |
FR |
HKE/2AC4-C |
Heek |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
1 381,635 |
1 305,008 |
0 |
94,45 |
76,627 |
FR |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
31 919,526 |
16 998,116 |
0 |
53,25 |
3 191,953 |
FR |
HKE/8ABDE. |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e |
33 098,312 |
11 649,236 |
0 |
35,20 |
3 309,831 |
FR |
HKE/8C3411 |
Heek |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
195,311 |
49,247 |
0 |
25,21 |
19,531 |
FR |
JAX/*07D. |
Horsmakrelen en bijvangsten |
7d (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
162,514 |
85,828 |
0 |
52,81 |
16,251 |
FR |
JAX/*08C2 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
8c (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
2 427,258 |
0 |
0 |
0 |
242,726 |
FR |
JAX/08C. |
Horsmakreel |
8c |
206,015 |
0,411 |
0 |
0,20 |
20,602 |
FR |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
4 985,542 |
2 884,95 |
85,828 |
59,59 |
498,554 |
FR |
LEZ/*2AC4C |
Scharretongen |
Wateren van de Unie van 2a en 4 (bijzondere voorwaarde voor LEZ/56-14) |
143,565 |
6,138 |
0 |
4,28 |
14,357 |
FR |
LEZ/*8ABDE |
Scharretongen |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor LEZ/07.) |
2 633,577 |
462,501 |
0 |
17,56 |
263,358 |
FR |
LEZ/07. |
Scharretongen |
7 |
7 545,798 |
3 362,219 |
462,501 |
50,69 |
754,580 |
FR |
LEZ/2AC4-C |
Scharretongen |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
104,020 |
76,264 |
0 |
73,32 |
10,402 |
FR |
LEZ/56-14 |
Scharretongen |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; 6; internationale wateren van 12 en 14 |
2 897,750 |
162,131 |
6,138 |
5,81 |
289,775 |
FR |
LEZ/8ABDE. |
Scharretongen |
8a, 8b, 8d en 8e |
1 040,159 |
743,509 |
0 |
71,48 |
104,016 |
FR |
LEZ/8C3411 |
Scharretongen |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
98,500 |
0,975 |
0 |
0,99 |
9,850 |
FR |
MAC/*02AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
267,481 |
0 |
0 |
0 |
26,748 |
FR |
MAC/*08B. |
Makreel |
8b (bijzondere voorwaarde voor MAC/8C3411) |
20,593 |
0 |
0 |
0 |
2,059 |
FR |
MAC/*2AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
1 370,644 |
0 |
0 |
0 |
137,064 |
FR |
MAC/*3A4BC |
Makreel |
3A en 4bc (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
568,702 |
0 |
0 |
0 |
56,870 |
FR |
MAC/*4A-EN |
Makreel |
Wateren van de Unie van 2a; wateren van de Unie en Noorse wateren van 4a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
10 197,197 |
7 023,249 |
0 |
68,87 |
1 019,720 |
FR |
MAC/*8ABD. |
Makreel |
8a, 8b en 8d (bijzondere voorwaarde voor MAC/8C3411) |
2,159 |
0 |
0 |
0 |
0,216 |
FR |
MAC/*8C910 |
Makreel |
8c, 9 en 10 en wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
4 179,600 |
0 |
0 |
0 |
417,960 |
FR |
MAC/*FRO1 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
272,828 |
0 |
0 |
0 |
27,283 |
FR |
MAC/*FRO2 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
1 403,628 |
0 |
0 |
0 |
140,363 |
FR |
MAC/2A34. |
Makreel |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22-32 |
1 958,917 |
1 847,787 |
0 |
94,33 |
111,130 |
FR |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
20 615,226 |
11 484,042 |
7 023,249 |
89,77 |
2 061,523 |
FR |
MAC/8C3411 |
Makreel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
188,621 |
122,5 |
0 |
64,95 |
18,862 |
FR |
NEP/*07U16 |
Langoustine |
Functionele eenheid 16 van ICES-deelgebied 7 (bijzondere voorwaarde voor NEP/07.) |
157,686 |
0 |
0 |
0 |
15,769 |
FR |
NEP/07. |
Langoustine |
7 |
4 647,529 |
127,635 |
0 |
2,75 |
464,753 |
FR |
NEP/2AC4-C |
Langoustine |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
79,028 |
17,440 |
0 |
22,07 |
7,903 |
FR |
NEP/5BC6. |
Langoustine |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b |
142,328 |
0 |
0 |
0 |
14,233 |
FR |
NEP/8ABDE. |
Langoustine |
8a, 8b, 8d en 8e |
4 166,955 |
2 307,013 |
0 |
55,36 |
416,696 |
FR |
OTH/*07D. |
Bijvangsten van evervissen en wijting |
7d (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
8,130 |
0 |
0 |
0 |
0,813 |
FR |
OTH/*08C2 |
Bijvangsten van evervissen en wijting |
8c (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
122,353 |
0 |
0 |
0 |
12,235 |
FR |
OTH/*2A-14 |
Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
173,537 |
0 |
0 |
0 |
17,354 |
FR |
PLE/07A. |
Schol |
7a |
56,013 |
0 |
0 |
0 |
5,601 |
FR |
PLE/2A3AX4 |
Schol |
4; wateren van de Unie van 2a; het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
1 155,441 |
24,844 |
0 |
2,15 |
115,544 |
FR |
PLE/7DE. |
Schol |
7d en 7e |
5 553,886 |
1 063,11 |
0 |
19,14 |
555,389 |
FR |
POK/2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
19 734,340 |
9 782,782 |
0 |
49,57 |
1 973,434 |
FR |
POK/56-14 |
Zwarte koolvis |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 12 en 14 |
3 860,742 |
1 283,35 |
0 |
33,24 |
386,074 |
FR |
SOL/07E. |
Tong |
7e |
458,741 |
194,394 |
0 |
42,38 |
45,874 |
FR |
SOL/24-C. |
Tong |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
343,724 |
36,836 |
0 |
10,72 |
34,372 |
FR |
SOL/7FG. |
Tong |
7f en 7g |
63,729 |
43,565 |
0 |
68,36 |
6,373 |
FR |
SOL/8AB. |
Tong |
8a en 8b |
3 752,751 |
2 901,092 |
0 |
77,31 |
375,275 |
FR |
WHB/*05-F. |
Blauwe wijting |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor WHB/1X14) |
3 661,363 |
495 |
0 |
13,52 |
366,136 |
FR |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
13 862,406 |
11 757,603 |
495,000 |
88,39 |
1 386,241 |
FR |
WHG/2AC4. |
Wijting |
4; wateren van de Unie van 2a |
2 131,637 |
677,414 |
0 |
31,78 |
213,164 |
FR |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
7 512,895 |
3 977,612 |
0 |
52,94 |
751,290 |
IE |
ANF/07. |
Zeeduivel |
7 |
4 268,700 |
3 749,680 |
0 |
87,84 |
426,870 |
IE |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
34,634 |
0 |
0 |
0 |
3,463 |
IE |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
0,011 |
0 |
0 |
0 |
0,001 |
IE |
HAD/07A. |
Schelvis |
7a |
1 541,462 |
759,029 |
0 |
49,24 |
154,146 |
IE |
HAD/5BC6A. |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6a |
676,517 |
440,958 |
0 |
65,18 |
67,652 |
IE |
HAD/6B1214 |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 6b, 12 en 14 |
966,844 |
679,481 |
0 |
70,28 |
96,684 |
IE |
HAD/7X7A34 |
Schelvis |
7b-k, 8, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
2 918,358 |
2 651,852 |
0 |
90,87 |
266,506 |
IE |
HER/07A/MM |
Haring |
7a |
2 351,965 |
1 933,970 |
0 |
82,23 |
235,197 |
IE |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
2 998,687 |
2 703,594 |
0 |
90,16 |
295,093 |
IE |
HER/4AB. |
Haring |
Wateren van de Unie en Noorse wateren van 4 ten noorden van 53° 30′ N.B. |
257,429 |
234,576 |
0 |
91,12 |
22,853 |
IE |
HER/7G-K. |
Haring |
7 g, 7h, 7j en 7k |
750,000 |
136,828 |
0 |
18,24 |
75,000 |
IE |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
3 995,112 |
3 594,334 |
0,207 |
89,97 |
399,511 |
IE |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
20 555,568 |
17 357,985 |
0 |
84,44 |
2 055,557 |
IE |
LEZ/07. |
Scharretongen |
7 |
3 415,371 |
1 861,256 |
0 |
54,50 |
341,537 |
IE |
LEZ/56-14 |
Scharretongen |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; 6; internationale wateren van 12 en 14 |
950,054 |
716,278 |
0 |
75,39 |
95,005 |
IE |
MAC/*2AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
6 863,698 |
0 |
0 |
0 |
686,370 |
IE |
MAC/*4A-EN |
Makreel |
Wateren van de Unie van 2a; wateren van de Unie en Noorse wateren van 4a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
50 633,347 |
15 453,633 |
0 |
30,52 |
5 063,335 |
IE |
MAC/*FRO2 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
7 017,736 |
0 |
0 |
0 |
701,774 |
IE |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
76 657,050 |
59 019,562 |
15 453,633 |
97,15 |
2 183,855 |
IE |
NEP/*07U16 |
Langoustine |
Functionele eenheid 16 van ICES-deelgebied 7 (bijzondere voorwaarde voor NEP/07.) |
1 590,483 |
1 433,368 |
0 |
90,12 |
157,115 |
IE |
NEP/07. |
Langoustine |
7 |
7 166,915 |
4 085,628 |
1 433,368 |
77,01 |
716,692 |
IE |
NEP/5BC6. |
Langoustine |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b |
237,287 |
147,202 |
0 |
62,04 |
23,729 |
IE |
PLE/07A. |
Schol |
7a |
1 588,546 |
177,225 |
0 |
11,16 |
158,855 |
IE |
POK/56-14 |
Zwarte koolvis |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 12 en 14 |
435,457 |
125,263 |
0 |
28,77 |
43,546 |
IE |
SOL/7FG. |
Tong |
7f en 7g |
58,728 |
50,837 |
0 |
86,56 |
5,873 |
IE |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
43 029,787 |
39 180,089 |
0 |
91,05 |
3 849,698 |
IE |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
3 883,173 |
2 657,978 |
0 |
68,45 |
388,317 |
LT |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
749,069 |
4,153 |
0 |
0,55 |
74,907 |
NL |
ANF/*8ABDE. |
Zeeduivel |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor ANF/07.) |
46,591 |
0 |
0 |
0 |
4,659 |
NL |
ANF/07. |
Zeeduivel |
7 |
37,230 |
4,652 |
0 |
12,50 |
3,723 |
NL |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
7,700 |
0 |
0 |
0 |
0,770 |
NL |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
1,426 |
0,204 |
0 |
14,31 |
0,143 |
NL |
HAD/03A. |
Schelvis |
3a |
3,009 |
0,824 |
0 |
27,38 |
0,301 |
NL |
HAD/2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a |
260,505 |
90,727 |
127,330 |
83,71 |
26,051 |
NL |
HAD/5BC6A. |
Schelvis |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6a |
25,426 |
23,377 |
0 |
91,94 |
2,049 |
NL |
HAD/7X7A34 |
Schelvis |
7b-k, 8, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
62,996 |
42,392 |
0 |
67,29 |
6,300 |
NL |
HER/*04B. |
Haring |
4b (bijzondere voorwaarde voor HER/4CXB7D) |
10 081,411 |
6 447,295 |
0 |
63,95 |
1 008,141 |
NL |
HER/*25B-F |
Haring |
2, 5b ten noorden van 62° N.B. (wateren van de Faeröer) (bijzondere voorwaarde voor HER/1/2-) |
940,200 |
446,187 |
0 |
47,46 |
94,020 |
NL |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
5 510,587 |
1 562,146 |
3 398,030 |
90,01 |
550,411 |
NL |
HER/2A47DX |
Haring |
4, 7d en wateren van de Unie van 2a |
92,218 |
92,126 |
0 |
99,90 |
0,092 |
NL |
HER/7G-K. |
Haring |
7 g, 7h, 7j en 7k |
75,435 |
0,154 |
0 |
0,20 |
7,544 |
NL |
HKE/*03A. |
Heek |
3a (bijzondere voorwaarde voor HKE/2AC4-C) |
14,760 |
12,920 |
0 |
87,53 |
1,476 |
NL |
HKE/*8ABDE. |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e (bijzondere voorwaarde voor HKE/571214) |
43,094 |
0 |
0 |
0 |
4,309 |
NL |
HKE/2AC4-C |
Heek |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
136,351 |
38,200 |
12,920 |
37,49 |
13,635 |
NL |
HKE/571214 |
Heek |
6 en 7; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
346,132 |
134,032 |
0 |
38,72 |
34,613 |
NL |
HKE/8ABDE. |
Heek |
8a, 8b, 8d en 8e |
43,023 |
0 |
0 |
0 |
4,302 |
NL |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
21 318,126 |
14 065,356 |
2 336,907 |
76,94 |
2 131,813 |
NL |
LEZ/07. |
Scharretongen |
7 |
0,457 |
0,390 |
0 |
85,34 |
0,046 |
NL |
LEZ/2AC4-C |
Scharretongen |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
69,335 |
1,726 |
0 |
2,49 |
6,934 |
NL |
MAC/*02AN- |
Makreel |
Noorse wateren van 2a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
248,000 |
0 |
0 |
0 |
24,800 |
NL |
MAC/*3A4BC |
Makreel |
3A en 4bc (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
1 622,290 |
918,086 |
0 |
56,59 |
162,229 |
NL |
MAC/*4A-EN |
Makreel |
Wateren van de Unie van 2a; wateren van de Unie en Noorse wateren van 4a (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
20 383,815 |
15 673,174 |
0 |
76,89 |
2 038,382 |
NL |
MAC/*8C910 |
Makreel |
8c, 9 en 10 en wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
5 756,725 |
0 |
0 |
0 |
575,673 |
NL |
MAC/*FRO1 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2A34.) |
254,000 |
0 |
0 |
0 |
25,400 |
NL |
MAC/*FRO2 |
Makreel |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor MAC/2CX14-) |
2 841,000 |
0 |
0 |
0 |
284,100 |
NL |
MAC/2A34. |
Makreel |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22-32 |
2 560,658 |
1 635,849 |
918,354 |
99,75 |
6,455 |
NL |
MAC/2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
27 881,983 |
9 792,605 |
15 673,174 |
91,33 |
2 416,204 |
NL |
NEP/07. |
Langoustine |
7 |
2,510 |
0,003 |
0 |
0,12 |
0,251 |
NL |
NEP/2AC4-C |
Langoustine |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
1 378,250 |
930,659 |
0 |
67,52 |
137,825 |
NL |
OTH/*07D. |
Bijvangsten van evervissen en wijting |
7d (bijzondere voorwaarde voor JAX/2A-14) |
63,353 |
0 |
0 |
0 |
6,335 |
NL |
PLE/03AN. |
Schol |
Skagerrak |
2 515,299 |
2 111,838 |
0 |
83,96 |
251,530 |
NL |
PLE/07A. |
Schol |
7a |
0,010 |
0 |
0 |
0 |
0,001 |
NL |
PLE/2A3AX4 |
Schol |
4; wateren van de Unie van 2a; het gedeelte van 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
41 488,820 |
14 370,487 |
2 639,831 |
41,00 |
4 148,882 |
NL |
PLE/7DE. |
Schol |
7d en 7e |
114,053 |
49,985 |
0 |
43,83 |
11,405 |
NL |
POK/2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
237,735 |
180,532 |
0 |
75,94 |
23,774 |
NL |
POK/56-14 |
Zwarte koolvis |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 12 en 14 |
1,572 |
0,186 |
0 |
11,83 |
0,157 |
NL |
SOL/24-C. |
Tong |
Wateren van de Unie van 2a en 4 |
13 929,930 |
6 706,835 |
0 |
48,15 |
1 392,993 |
NL |
SOL/3ABC24 |
Tong |
3a; wateren van de Unie van de deelsectoren 22-24 |
52,000 |
44,489 |
0 |
85,56 |
5,200 |
NL |
WHB/*05-F. |
Blauwe wijting |
Wateren van de Faeröer (bijzondere voorwaarde voor WHB/1X14) |
5 658,807 |
0 |
0 |
0 |
565,881 |
NL |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
68 833,098 |
61 946,216 |
0 |
89,99 |
6 883,310 |
NL |
WHG/2AC4. |
Wijting |
4; wateren van de Unie van 2a |
993,017 |
770,641 |
9,125 |
78,52 |
99,302 |
NL |
WHG/7X7A-C |
Wijting |
7b, 7c, 7d, 7e, 7f, 7 g, 7h, 7j en 7k |
532,924 |
460,676 |
0 |
86,44 |
53,292 |
PL |
BLI/5B67- |
Blauwe leng |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 5b, 6 en 7 |
3,400 |
0 |
0 |
0 |
0,340 |
PL |
GHL/2A-C46 |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Wateren van de Unie van 2a en 4; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b en 6 |
30,800 |
0 |
0 |
0 |
3,080 |
PL |
HER/3D-R30 |
Haring |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |
42 143,526 |
36 963,658 |
0 |
87,71 |
4 214,353 |
PL |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
2 819,600 |
989,350 |
25,000 |
35,97 |
281,960 |
PL |
PLE/3BCD-C |
Schol |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
902,639 |
369,699 |
0 |
40,96 |
90,264 |
PL |
SPR/3BCD-C |
Sprot |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
63 519,309 |
60 607,717 |
0 |
95,42 |
2 911,592 |
PL |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
51 681,791 |
45 341,264 |
1 224,384 |
90,10 |
5 116,143 |
PT |
ANF/8C3411 |
Zeeduivel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
743,369 |
739,131 |
0 |
99,43 |
4,238 |
PT |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
0,023 |
0 |
0 |
0 |
0,002 |
PT |
JAX/08C. |
Horsmakreel |
8c |
347,500 |
89,574 |
0 |
25,78 |
34,750 |
PT |
JAX/09. |
Horsmakreel |
9 |
85 091,041 |
17 267,137 |
0 |
20,29 |
8 509,104 |
PT |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
0,248 |
0 |
0 |
0 |
0,025 |
PT |
LEZ/8C3411 |
Scharretongen |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
112,063 |
105,315 |
0 |
93,98 |
6,748 |
PT |
MAC/8C3411 |
Makreel |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
5 569,390 |
4 841,746 |
34,684 |
87,56 |
556,939 |
PT |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
1,286 |
0,214 |
0 |
16,64 |
0,129 |
PT |
WHB/8C3411 |
Blauwe wijting |
8c, 9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 |
9 950,263 |
2 687,716 |
0 |
27,01 |
995,026 |
SE |
HAD/03A. |
Schelvis |
3a |
228,687 |
57,157 |
0 |
24,99 |
22,869 |
SE |
HAD/2AC4. |
Schelvis |
4; wateren van de Unie van 2a |
156,432 |
27,250 |
0,459 |
17,71 |
15,643 |
SE |
HER/03A. |
Haring |
3a |
16 459,076 |
10 864,988 |
5 187,389 |
97,53 |
406,699 |
SE |
HER/03A-BC |
Haring |
3a |
1 017,768 |
778,230 |
0 |
76,46 |
101,777 |
SE |
HER/1/2- |
Haring |
Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van 1 en 2 |
3 272,520 |
223,483 |
2 946,903 |
96,88 |
102,134 |
SE |
HER/2A47DX |
Haring |
4, 7d en wateren van de Unie van 2a |
69,708 |
54,962 |
0 |
78,85 |
6,971 |
SE |
HER/3D-R30 |
Haring |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |
48 739,637 |
44 099,887 |
0 |
90,48 |
4 639,750 |
SE |
HER/4AB. |
Haring |
Wateren van de Unie en Noorse wateren van 4 ten noorden van 53° 30′ N.B. |
7 007,631 |
6 920,034 |
71,312 |
99,77 |
16,285 |
SE |
HKE/03A. |
Heek |
3a |
303,150 |
37,034 |
0 |
12,22 |
30,315 |
SE |
JAX/2A-14 |
Horsmakrelen en bijvangsten |
Wateren van de Unie van 2a, 4a; 6, 7a-c,7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
162,366 |
1,647 |
0 |
1,01 |
16,237 |
SE |
MAC/2A34. |
Makreel |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22-32 |
3 941,910 |
3 342,000 |
346,580 |
93,57 |
253,330 |
SE |
NEP/03A. |
Langoustine |
3a |
4 006,618 |
1 792,927 |
0 |
44,75 |
400,662 |
SE |
PLE/03AN. |
Schol |
Skagerrak |
784,185 |
65,78 |
0 |
8,39 |
78,419 |
SE |
PLE/03AS. |
Schol |
Kattegat |
132,838 |
17,475 |
0 |
13,16 |
13,284 |
SE |
PLE/3BCD-C |
Schol |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
398,173 |
19,024 |
0 |
4,78 |
39,817 |
SE |
POK/2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
508,246 |
340,73 |
0 |
67,04 |
50,825 |
SE |
SOL/3ABC24 |
Tong |
3a; wateren van de Unie van de deelsectoren 22-24 |
18,890 |
9,019 |
0 |
47,74 |
1,889 |
SE |
SPR/3BCD-C |
Sprot |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 |
44 396,305 |
41 863,569 |
0 |
94,30 |
2 532,736 |
SE |
WHB/1X14 |
Blauwe wijting |
Wateren van de Unie en internationale wateren van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
85,868 |
79,339 |
0 |
92,40 |
6,529 |
SE |
WHG/2AC4. |
Wijting |
4; wateren van de Unie van 2a |
27,053 |
20,092 |
0 |
74,27 |
2,705 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22), het overdragen van quota van 2019 naar 2020 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3) en artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(2) Bijzondere voorwaarde zoals vastgelegd in de bijlagen bij de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden.
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/84 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1709 VAN DE COMMISSIE
van 23 september 2021
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 wat betreft eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van producten van dierlijke oorsprong
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 18, lid 8,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgelegd voor de officiële controles en andere officiële activiteiten die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgevoerd om na te gaan of de wetgeving van de Unie op het gebied van onder andere voedselveiligheid wordt nageleefd in alle stadia van de productie, verwerking en distributie. Die verordening voorziet met name in de uitvoering van officiële controles in verband met voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. |
(2) |
In Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie (2) zijn voorschriften vastgelegd inzake de praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) 2017/625. |
(3) |
Sinds de datum waarop Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van toepassing is geworden, d.w.z. 14 december 2019, is uit met de praktische uitvoering van deze verordening opgedane ervaringen gebleken dat er behoefte bestaat aan meer duidelijkheid omtrent een aantal wettelijke bepalingen, met name die betreffende bepaalde praktische regelingen voor de post-mortemkeuring en erkende methoden voor de detectie van mariene biotoxines in tweekleppige weekdieren. |
(4) |
Wat de praktische regelingen voor de post-mortemkeuring betreft, behoeft in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 niet te worden gespecificeerd wie de aanvullende praktische regelingen voor de post-mortemkeuring moet uitvoeren in geval van een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn. De kwestie of de officiële dierenarts dan wel de officiële assistent de post-mortemkeuring moet uitvoeren, is reeds geregeld in artikel 18, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2017/625, aangevuld met de artikelen 7 en 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie (3), en kan derhalve in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 buiten beschouwing blijven. Bovendien moet worden vermeden dat zowel artikel 19, lid 1, punt b), als artikel 19, lid 2, punt b), een insnijding van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren voorschrijft. |
(5) |
Daarnaast bevat de verordening dubbele voorschriften voor de post-mortemkeuring van gekweekt wild, met name wat de familie Suidae betreft. De voorschriften moeten verder worden verduidelijkt om de uitvoering van de verordening te vergemakkelijken. |
(6) |
Artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad (4) is met ingang van 14 december 2019 geschrapt bij Verordening (EU) 2017/625. De in dat artikel bedoelde maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het dierenwelzijn zijn vervangen door bepalingen in artikel 138 van Verordening (EU) 2017/625. De verwijzing naar artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1099/2009 in artikel 44, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 moet daarom dienovereenkomstig worden geschrapt. |
(7) |
In artikel 48 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 zijn de voorwaarden vastgelegd voor het aanbrengen van gezondheidsmerken. Deze voorwaarden zijn voor het testen op Trichinella reeds vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie (5) en voor het testen op overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE) in Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6). Duidelijkheidshalve is het wenselijk de betrokken formulering van artikel 48 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 te vervangen door verwijzingen naar de desbetreffende verordeningen. |
(8) |
Artikel 4 van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) verplicht de lidstaten, waar mogelijk, te zorgen voor een methode waarbij geen levende dieren worden gebruikt. Aangezien voor de detectie van paralytic shellfish poisoning (PSP)-gifstoffen norm EN 14526 beschikbaar is als alternatieve methode die voldoet aan de voorwaarden van artikel 4 van Richtlijn 2010/63/EU, moet de gebruikmaking van de bioassay in muizen worden stopgezet. |
(9) |
Levende tweekleppige weekdieren die in de handel worden gebracht, mogen geen mariene biotoxines bevatten die de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (8) vastgestelde maximumwaarden overschrijden. Wat pectenotoxines (PTX’s) betreft, is de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) tot de conclusie gekomen dat er geen meldingen zijn van schadelijke effecten bij de mens in verband met toxines uit de pectenotoxinegroep (9). Aangezien pectenotoxines zijn geschrapt uit de gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren als bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1374 van de Commissie (10), moeten deze eveneens worden geschrapt uit de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627. |
(10) |
Van aquacultuur afkomstige visserijproducten moeten overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG van de Raad (11) en Beschikking 97/747/EG van de Commissie (12) worden getest op contaminanten en bestrijdingsmiddelen. Producten van in het wild gevangen vis moeten eveneens worden getest met het oog op naleving van de regels voor verontreinigingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (13). De huidige wetgeving moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 18, lid 3, artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 2, wordt de inleidende zin vervangen door: “Wanneer er aanwijzingen zijn voor een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn in de zin van artikel 24, worden de procedures voor de post-mortemkeuring verricht overeenkomstig artikel 18, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2017/625 en de artikelen 7 en 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:”. |
2. |
In artikel 19, lid 2, punt b), worden de woorden “een insnijding van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales);” geschrapt. |
3. |
In artikel 24 wordt de inleidende zin vervangen door: “Wanneer naar het oordeel van de officiële dierenarts een van de volgende elementen wijst op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, worden de in artikel 18, lid 3, artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 2, bedoelde aanvullende procedures voor de post-mortemkeuring verricht, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:”. |
4. |
In artikel 27, lid 1, wordt punt c) vervangen door:
|
5. |
In artikel 44 wordt lid 1 vervangen door: “1. In gevallen waarin niet wordt voldaan aan de in de artikelen 3 tot en met 9, 14 tot en met 17 en 19 van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad vastgelegde voorschriften inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden, ziet de officiële dierenarts erop toe dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen neemt om soortgelijke problemen in de toekomst te voorkomen.”. |
6. |
In artikel 48, lid 2, wordt punt a) vervangen door:
|
7. |
Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
8. |
Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 september 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 51).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2019 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB L 212 van 11.8.2015, blz. 7).
(6) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
(7) Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
(8) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(9) https://doi.org/10.2903/j.efsa.2009.1109
(10) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1374 van de Commissie van 12 april 2021 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 297 van 20 augustus 2021, blz. 1).
(11) Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
(12) Beschikking 97/747/EG van de Commissie van 27 oktober 1997 tot vaststelling van de niveaus en frequenties van de monsternemingen zoals bedoeld in Richtlijn 96/23/EG van de Raad, ten behoeve van de controle op bepaalde stoffen en residuen daarvan in bepaalde dierlijke producten (PB L 303 van 6.11.1997, blz. 12).
(13) Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
BIJLAGE
Bijlage V en bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage V wordt hoofdstuk I vervangen door: “HOOFDSTUK I DETECTIEMETHODE VOOR PARALYTIC SHELLFISH POISON
(*1) Bepaling van gifstoffen uit de saxitoxinegroep in schaal- en schelpdieren — HPLC-methode met gebruikmaking van pre-kolomderivatisering met oxidatie van peroxide of perjodaat." (*2) http://www.aecosan.msssi.gob.es/en/CRLMB/web/home.html" |
2) |
In bijlage V, hoofdstuk III, deel A, wordt punt b) geschrapt. |
3) |
In bijlage VI, hoofdstuk I, deel D, wordt aan het einde een nieuwe alinea toegevoegd: “Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen worden voor producten van in het wild gevangen vis toezichtsregelingen vastgesteld om na te gaan of de EU-wetgeving inzake verontreinigingen wordt nageleefd.”. |
(*1) Bepaling van gifstoffen uit de saxitoxinegroep in schaal- en schelpdieren — HPLC-methode met gebruikmaking van pre-kolomderivatisering met oxidatie van peroxide of perjodaat.
(*2) http://www.aecosan.msssi.gob.es/en/CRLMB/web/home.html”
BESLUITEN
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/89 |
BESLUIT (EU) 2021/1710 VAN DE RAAD
van 21 september 2021
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid dat is opgericht bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van een besluit tot wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”), is door de Unie gesloten door middel van Besluit (EU) 2021/689 van de Raad (1) en is op 1 mei 2021 in werking getreden, met voorlopige toepassing ervan sinds 1 januari 2021. |
(2) |
Op grond van artikel 778, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst maken de protocollen en bijlagen bij die overeenkomst integrerend deel uit van die overeenkomst. Op grond van artikel 783, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst worden vanaf de datum waarop de overeenkomst voorlopig wordt toegepast, verwijzingen naar de datum van inwerkingtreding ervan begrepen als verwijzingen naar de datum met ingang waarvan zij voorlopig wordt toegepast. |
(3) |
Bij Artikel 8, lid 4, punt c), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid de bevoegdheid verleend om besluiten, met inbegrip van wijzigingen, vast te stellen en aanbevelingen te doen ten aanzien van alle aangelegenheden waarin de handels- en samenwerkingsovereenkomst zulks bepaalt. Op grond van artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid kan het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid de bijlagen en aanhangsels bij dat protocol wijzigen. Op grond van artikel 10 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn de door een comité genomen besluiten bindend voor de partijen. |
(4) |
De bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid moeten, voor zover zij de nationale wetgeving van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk weergeven, worden gewijzigd, met name om rekening te houden met recente wijzigingen in nationale wetgeving. De titel van bijlage SSC-1 moet worden gecorrigeerd, zodat deze niet alleen verwijst naar “uitkeringen”. Aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 moet worden gewijzigd om rekening te houden met het besluit van een van de partijen bij een daarin vermelde regeling. |
(5) |
Artikel SSC.11, lid 6, van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt dat de partijen nadat één maand na de datum van inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is verstreken, zo spoedig mogelijk een bijgewerkte bijlage SSC-8 moeten bekendmaken. Het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid moet een besluit vaststellen om aan die verplichting te voldoen. |
(6) |
Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid met betrekking tot de wijziging van de bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5, SSC-6 en SSC-8 en van aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij artikel 8, lid 1, punt p), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst opgerichte Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid, is gehecht aan dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 21 september 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
G. DOVŽAN
(1) Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2).
ONTWERP
BESLUIT NR. 1/2021 VAN HET GESPECIALISEERD COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ ARTIKEL 8, LID 1, PUNT P), VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS,
van ...
betreffende de wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid
HET GESPECIALISEERD COMITÉ,
Gezien de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”) (1), en met name artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid de bijlagen en aanhangsels bij dat protocol wijzigen. |
(2) |
De bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid moeten, voor zover zij de nationale wetgeving van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk weergeven, worden gewijzigd, met name om rekening te houden met recente wijzigingen in nationale wetgeving. De titel van bijlage SSC-1 moet worden gecorrigeerd, zodat deze niet alleen verwijst naar “uitkeringen”. Aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 moet worden gewijzigd om rekening te houden met het besluit van een van de partijen bij een daarin vermelde regeling. |
(3) |
Artikel SSC.11, lid 6, van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt dat de partijen nadat één maand na de datum van inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is verstreken, zo spoedig mogelijk een bijgewerkte bijlage SSC-8 moeten bekendmaken. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De vermeldingen van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk in de bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 alsook de vermeldingen in aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid worden bijgewerkt zoals bepaald in bijlage I bij dit besluit.
Bijlage SSC-8 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid wordt bijgewerkt zoals bepaald in bijlage II bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan.
Gedaan te …,
Voor de Partnerschapsraad
De medevoorzitters
BIJLAGE I BIJ BESLUIT NR. 1/2021
BIJLAGE SSC-1
BEPAALDE UITKERINGEN EN VERSTREKKINGEN WAAROP DIT PROTOCOL NIET VAN TOEPASSING IS
DEEL 1
BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE UITKERINGEN
(artikel SSC.3, lid 4, punt a), van dit protocol)
i) VERENIGD KONINKRIJK
a) |
Pensioenuitkering van de staat (State Pension Credit Act 2002 (Wet van 2002 op de pensioen-uitkeringen van de staat) en State Pension Credit Act (Northern Ireland) 2002 (Wet van 2002 op de pensioenuitkeringen van de staat (Noord-Ierland)); |
b) |
Op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Jobseekers Act 1995 (Wet werkzoekenden 1995) en Jobseekers (Northern Ireland) Order 1995 (Besluit werkzoekenden (Noord-Ierland) 1995)); |
c) |
Onderhoudsuitkering voor gehandicapten, mobiliteitscomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (Wet van 1992 op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid) en Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (Wet van 1992 op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (Noord-Ierland)); |
d) |
Persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering, mobiliteitscomponent (Welfare Reform Act 2012 (Part 4) (Bijstandsherzieningswet 2007 (deel 4)) en Welfare Reform (Northern Ireland) Order 2015 (Part 5) (Besluit bijstandsherziening (Noord-Ierland) 2015 (deel 5)); |
e) |
Werk en inkomensgerelateerde steun (Welfare Reform Act 2007 (Bijstandsherzieningswet 2007) en Welfare Reform Act (Northern Ireland) 2007 (Bijstandsherzieningswet (Noord Ierland) 2007)); |
f) |
“Best Start”-voedingsbijstand (Welfare Foods (Best Start Foods) (Scotland) Regulations (Regeling voedingsbijstand (voeding voor jonge kinderen) (Schotland) 2019 (SSI 2019/193)); |
g) |
“Best Start”-toelagen (zwangerschaps- en babytoelage, kinderopvangtoelage, schooltoelage) (The Early Years Assistance (Best Start Grants) (Scotland) Regulations 2018 (Regeling bijstand voor jonge kinderen (“Best Start”-toelagen) (Schotland) 2018) (SSI 2018/370)); |
h) |
Uitvaartuitkering (Funeral Expense Assistance (Scotland) Regulations 2019 (Regeling inzake bijstand voor uitvaartkosten (Schotland) 2019) (SSI 2019/292)); |
i) |
Scottish Child Payment (The Scottish Child Payment Regulations 2020 (Schotse regeling voor kinderbijslag 2020) (SSI 2020/351)). |
ii) LIDSTATEN
OOSTENRIJK
Compenserende aanvulling (Federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering — ASVG, Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen werkzaam in de handel — GSVG, en Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers — BSVG).
BELGIË
a) |
Inkomensvervangende tegemoetkoming (Wet van 27 februari 1987); |
b) |
Inkomensgarantie voor ouderen (Wet van 22 maart 2001). |
BULGARIJE
Sociaal pensioen voor ouderen (artikel 89 bis van het Wetboek voor sociale verzekeringen).
CΥΡRUS
a) |
Sociaal pensioen (Wet op het sociaal pensioen van 1995 (Wet 25(I)/95), zoals gewijzigd); |
b) |
Uitkering voor ernstig motorisch gehandicapten (Besluiten van de ministerraad nr. 38210 van 16 oktober 1992, nr. 41370 van 1 augustus 1994, nr. 46183 van 11 juni 1997, en nr. 53675 van 16 mei 2001); |
c) |
Speciale toelage voor blinden (Wet op de speciale toelagen van 1996 (Wet 77(I)/96), zoals gewijzigd). |
DENEMARKEN
Huisvestingskosten van gepensioneerden (Wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij Wet nr. 204 van 29 maart 1995).
ESTLAND
Werkloosheidsuitkering van de staat (Wet arbeidsmarktdiensten en -ondersteuning van 29 september 2005).
FINLAND
a) |
Huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 571/2007); |
b) |
Werkgelegenheidsuitkering (Wet betreffende de werkloosheidsuitkeringen 1290/2002). |
FRANKRIJK
a) |
Aanvullende uitkeringen van:
(Wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid); |
b) |
Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid); |
c) |
Bijzondere uitkering (Wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet), met betrekking tot verworven rechten; |
d) |
Solidariteitsuitkering voor ouderen (Verordening van 24 juni 2004, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid) per 1 januari 2006. |
DUITSLAND
a) |
Minimuminkomen voor ouderen en voor personen met verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van hoofdstuk 4 van boek XII van het Sociaal Wetboek (Leistungen der Grundsicherung im Alter und bei Erwerbsminderung nach dem Vierten Kapitel des Zwölften Buches Sozialgesetzbuch); |
b) |
Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden uit hoofde van boek II van het Sociaal Wetboek (Leistungen zur Sicherung des Lebensunterhalts in der Grundsicherung für Arbeitssuchende nach dem Zweiten Buch Sozialgesetzbuch). |
GRIEKENLAND
Bijzondere prestaties voor bejaarden (Wet nr. 1296/82).
HONGARIJE
a) |
Invaliditeitsrente (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Raad van ministers betreffende de invaliditeitsrente); |
b) |
Ouderdomsuitkering (Wet III op de sociale administratie en de sociale uitkeringen van 1993). |
IERLAND
a) |
Uitkering voor werkzoekenden (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 2); |
b) |
(Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend) overheidspensioen (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 4); |
c) |
(Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend) pensioen voor weduwen, weduwnaars of overlevende geregistreerde partners (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 6); |
d) |
Invaliditeitsuitkering (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 10); |
e) |
Mobiliteitstoelage (Volksgezondheidswet van 1970 (Health Act 1970), zoals gewijzigd, artikel 61); |
f) |
Blindenpensioen (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 5). |
ITALIË
a) |
Sociaal pensioen voor personen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969); |
b) |
Pensioen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1971, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988); |
c) |
Pensioen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988); |
d) |
Pensioenen en vergoedingen voor niet-oorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988); |
e) |
Aanvullingen op het minimumpensioen (Wet nr. 218 van 4 april 1952, Wet nr. 638 van 11 november 1983 en Wet nr. 407 van 29 december 1990); |
f) |
Aanvullingen op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984); |
g) |
Sociale toelage (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995); |
h) |
Sociaal supplement (artikel 1, leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988, en achtereenvolgende wijzigingen). |
LETLAND
a) |
Overheidsprestatie in het kader van de sociale zekerheid (Socialebijstandswet van 1 januari 2003); |
b) |
Uitkering als tegemoetkoming in de vervoerskosten van gehandicapten met een beperkte mobiliteit (Socialebijstandswet van 1 januari 2003). |
LITOUWEN
a) |
Socialebijstandspensioenen voor invaliditeit en ouderdom (Wet van 1994 op de socialebijstandspensioenen nr. 1-675, artikelen 5 en 6, zoals gewijzigd); |
b) |
Steunvergoeding (Wet van 1994 op de socialebijstandspensioenen nr. I-675, artikel 12, zoals gewijzigd); |
c) |
Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, de artikelen 7 en 71, zoals gewijzigd). |
LUXEMBURG
Inkomenssteun voor ernstig gehandicapten (artikel 1, lid 2, van de Wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die officieel als gehandicapte werknemers zijn erkend en werkzaam zijn op de gewone arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving.
MALTA
a) |
Aanvullende uitkering (artikel 73 van de Wet op de sociale zekerheid (hoofdstuk 318) van 1987); |
b) |
Ouderdomspensioen (Wet op de sociale zekerheid (hoofdstuk 318) van 1987). |
NEDERLAND
a) |
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van 24 april 1997 (Wet Wajong); |
b) |
Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW). |
POLEN
a) |
Wet op de sociale pensioenen (Renta socjalna) van 27 juni 2003 (Ustawa o rencie socjalnej); |
b) |
Aanvullende ouderschapsuitkering (Rodzicielskie świadczenie uzupełniające Mama 4+): Wet van 31 januari 2019 betreffende de aanvullende ouderschapsuitkering (Ustawa o rodzicielskim świadczeniu uzupełniającym); |
c) |
Aanvullende uitkering voor personen die niet zelfstandig kunnen wonen (Świadczenie uzupełniające dla osób niezdolnych do samodzielnej egzystencji): Wet van 31 juli betreffende de aanvullende uitkering voor personen die niet zelfstandig kunnen wonen (Ustawa o świadczeniu uzupełniającym dla osób niezdolnych do samodzielnej egzystencji). |
PORTUGAL
a) |
Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend algemeen ouderdomspensioen van de staat (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980, zoals gewijzigd); |
b) |
Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwepensioen (Reglement nr. 52/81 van 11 november 1981); |
c) |
Solidariteitstoeslag voor bejaarden (Wetsbesluit nr. 232/2005 van 29 december 2005, zoals gewijzigd). |
SLOWAKIJE
a) |
Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten vormen; |
b) |
Vóór 1 januari 2004 toegekende sociale pensioenen. |
SPANJE
a) |
Gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982); |
b) |
Bijstandsuitkeringen voor ouderen en arbeidsongeschikte invaliden (Koninklijk Decreet nr. 2620/81 van 24 juli 1981):
|
c) |
Uitkeringen ter bevordering van mobiliteit en ter compensatie van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982). |
ZWEDEN
a) |
Huisvestingstoeslag (hoofdstukken 100 tot en met 103 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
b) |
Bijstandsuitkering voor ouderen (hoofdstuk 74 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)). |
DEEL 2
PRESTATIES BIJ LANGDURIGE ZORG
(artikel SSC.3, lid 4, punt d), van dit protocol)
i) VERENIGD KONINKRIJK
a) |
Verzorgingstoelage (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen 1992), Social Security (Attendance Allowance) Regulations 1991 (socialezekerheidsregeling inzake de verzorgingstoelage 1991), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen (Noord-Ierland) 1992) en Social Security (Attendance Allowance) Regulations (Northern Ireland) 1992 (socialezekerheidsregeling inzake de verzorgingstoelage (Noord-Ierland) 1992)); |
b) |
Zorgverlenerstoelage (Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Social Security (Invalid Care Allowance) Regulations 1976 (socialezekerheidsregeling (verzorging van personen met een handicap) 1976), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992) en Social Security (Invalid Care Allowance) Regulations 1976 (Northern Ireland) (socialezekerheidsregeling (verzorging van personen met een handicap) (Noord-Ierland) 1976)); |
c) |
Onderhoudsuitkering voor personen met een handicap, zorgcomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Social Security (Disability Living Allowance) Regulations 1991 (socialezekerheidsregeling (onderhoudsuitkering voor personen met een handicap) 1991), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 en Social Security (Disability Living Allowance) Regulations (Northern Ireland) 1992 (socialezekerheidsregeling (onderhoudsuitkering voor personen met een handicap) (Noord-Ierland) 1992)); |
d) |
Persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering, component dagelijks leven (Welfare Reform Act 2012 (Part 4) (Bijstandsherzieningswet 2012 (deel 4)), Social Security (Personal Independence Payment) Regulations 2013 (socialezekerheidsregeling (persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering) 2013), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) Regulations 2013 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) 2013), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) (Amendment) Regulations 2019 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (wijziging) 2019), Welfare Reform (Northern Ireland) Order 2015 (Part 5) (Besluit bijstandsherziening (Noord-Ierland) 2015 (deel 5)), Personal Independence Payment Regulations (Northern Ireland) 2016 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (Noord-Ierland) 2016), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) Regulations (Northern Ireland) 2016 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (Noord-Ierland) 2016) en Personal Independence Payment (Transitional Provisions) (Amendment) Regulations (Northern Ireland) 2019 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (wijziging) (Noord-Ierland) 2019)); |
e) |
Aanvullende toelage voor de verzorging van invaliden (Social Security (Scotland) Act 2018 (Socialezekerheidswet (Schotland) 2018)); |
f) |
Toelage voor jonge verzorgers (The Carer’s Assistance (Young Carer Grants) (Scotland) Regulations 2020 (regeling voor verzorgingsbijstand (toelage voor jonge verzorgers) (Schotland) 2020) (zoals gewijzigd)); |
g) |
Verwarmingstoelage voor kinderen tijdens de winter (The Winter Heating Assistance for Children and Young People (Scotland) Regulations 2020 (regeling voor bijstand voor verwarming tijdens de winter voor kinderen en jongeren (Schotland) 2020) (SSI 2020/352)). |
ii) LIDSTATEN
OOSTENRIJK
Federale wet betreffende de uitkering voor langdurige zorg (Bundespflegegeldgesetz, BPGG), oorspronkelijke versie BGBl. nr. 110/1993, zoals gewijzigd: Pflegegeld (§ 1), Pflegekarenzgeld (§ 21c).
BELGIË
a) |
Artikel 93, paragraaf 8, en hoofdstuk V bis van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994; |
b) |
Wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; |
c) |
Vlaamse sociale bescherming: Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming en besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 2018;
|
d) |
Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg (Dekret über die Angebote für Senioren und Personen mit Unterstützungsbedarf sowie über die Palliativpflege); |
e) |
Decreet van 4 juni 2007 betreffende psychiatrische verzorgingstehuizen (Dekret über die psychiatrischen Pflegewohnheime); |
f) |
Besluit van de regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen (Erlass über die Mobilitätshilfen); |
g) |
Besluit van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven (Dekret zur Schaffung einer Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für selbstbestimmtes Leben); |
h) |
Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (Königliches Dekret vom 5. März 1990 über die Beihilfe für ältere Menschen); |
i) |
Ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen; |
j) |
Artikel 215 bis van het Koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994; |
k) |
Artikel 12 van het Koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten; |
l) |
De artikelen 43/32 tot en met 43/46 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden; |
m) |
Artikel 799 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: budget inzake persoonlijke bijstandsverlening; |
n) |
Besluit van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen; |
o) |
Algemene kinderbijslagwet (AKBW) van 19 december 1939: gezinsbijslag; |
p) |
Ordonnantie van 10 december 2020 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden; |
q) |
Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 2018:
|
r) |
Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg (Dekret über die Angebote für Senioren und Personen mit Unterstützungsbedarf sowie über die Palliativpflege); |
s) |
Besluit van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen (Dekret über die psychiatrischen Pflegewohnheime); |
t) |
Besluit van de regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen (Erlass über die Mobilitätshilfen); |
u) |
Besluit van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven (Dekret zur Schaffung einer Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für selbstbestimmtes Leben); |
v) |
Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (Königliches Dekret vom 5. März 1990 über die Beihilfe für ältere Menschen); |
w) |
Regeringsbesluit van 19 december 2019 tot invoering van een overgangsregeling voor de procedure om een voorafgaande toestemming voor een kostenovername of een instemming met een tegemoetkoming in de kosten te verkrijgen in het kader van een longtermcare-revalidatie in het buitenland (Erlass der Regierung zur übergangsweisen Regelung des Verfahrens zur Erlangung einer Vorabgeehmigung oder Zustimmung zwecks Kostenübernahme oder Kostenbeteiligung für eine Langzeitrehabilitation im Ausland); |
x) |
Ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen; |
y) |
Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen:
|
z) |
Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994:
|
aa) |
Koninklijk besluit van 18 juli 2001 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald: diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP); |
bb) |
Koninklijk besluit van 31 augustus 2009 inzake de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de hulp bij tabaksontwenning; |
cc) |
Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid:
|
dd) |
Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: artikel 726;
|
ee) |
Besluit van 9 maart 2017 betreffende de verblijfkosten en de financiering van sommige apparaten van de zware medisch-technische diensten in ziekenhuizen: medisch-sociale infrastructuren; |
ff) |
Besluit van de Waalse regering van 15 mei 2008: medisch-sociale infrastructuren; |
gg) |
Koninklijk besluit van 14 mei 2003: geïntegreerde diensten voor thuisverzorging; |
hh) |
Samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de mobiliteitshulpmiddelen; |
ii) |
Samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende het uniek loket voor de mobiliteitshulpmiddelen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. |
BULGARIJE
a) |
Artikel 103 van het Wetboek sociale verzekeringen (член 103 от Кодекса за социално осигуряване), 1999, titel gewijzigd in 2003; |
b) |
Wet betreffende sociale bijstand (Закон за социално подпомагане), 1998; |
c) |
Verordening betreffende de tenuitvoerlegging van de Wet op de sociale bijstand (Правилник за прилагане на Закона за социално подпомагане), 1998; |
d) |
Wet inzake personen met een handicap (Закон за хората с увреждания), 2019; |
e) |
Wet inzake persoonlijke bijstand (Закон за личната помощ), 2019; |
f) |
Verordening betreffende tenuitvoerlegging van de Wet inzake personen met een handicap (Правилник за прилагане на Закона за интеграция на хората с увреждания), 2019; |
g) |
Verordening inzake medische expertise (Наредба за медицинската експертиза), 2017. |
KROATIË
a) |
Wet betreffende sociale bijstand (Zakon o socijalnoj skrbi, OG 157/13, 152/14, 99/15, 52/16, 16/17, 130/17, 98/19, 64/20 en 138/20):
|
b) |
Wet inzake pleeggezinnen (Zakon o udomiteljstvu OG 115/18):
|
CΥΡRUS
a) |
Diensten voor sociaal welzijn (Υπηρεσίες Κοινωνικής Ευημερίας); |
b) |
Verordeningen en decreten inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen (bij noodbehoeften en zorgbehoeften), zoals gewijzigd of vervangen. Wetten betreffende tehuizen voor ouderen en gehandicapten (Οι περί Στεγών για Ηλικιωμένους και Αναπήρους Νόμοι) van 1991-2011; [L 222/91 en L. 65 (I)/2011]. |
c) |
Wetten betreffende dagopvangcentra voor volwassenen (Οι περί Κέντρων Ενηλίκων Νόμοι) (L. 38(Ι)/1997 en L. 64(Ι)/2011); |
d) |
Staatssteunregeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 360/2012 betreffende de verlening van diensten van algemeen economisch belang (de minimis) (Σχέδιο Κρατικών Ενισχύσεων ‘Ησσονος Σημασίας, βαση του Κανονισμού 360/2012 για την παροχή υπηρεσιών γενικού οικονομικού συμφέροντος); |
e) |
Dienst voor de administratie van sociale uitkeringen (Υπηρεσία Διαχείρισης Επιδομάτων Πρόνοιας); |
f) |
Wet inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen van 2014, zoals gewijzigd of vervangen; |
g) |
Verordeningen en decreten inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen, zoals gewijzigd of vervangen. |
TSJECHIË
Verzorgingstoelage overeenkomstig Wet nr. 108/2006 betreffende de sociale diensten (Zákon o sociálních službách).
DENEMARKEN
a) |
Geconsolideerde wet betreffende sociale diensten (Lov om social service):
|
b) |
Geconsolideerde wet inzake de huisvestingstoelage (Lov om individuel boligstøtte):
|
c) |
Geconsolideerde wet betreffende sociale huisvesting (Lov om almene boliger):
|
ESTLAND
a) |
Wet betreffende de sociale zekerheid (Sotsiaalhoolekande seadus) 2016; |
b) |
Wet betreffende de sociale uitkeringen voor gehandicapten (Puuetega inimeste sotsiaaltoetuste seadus) 1999. |
FRANKRIJK
a) |
Toeslag voor een derde (majoration pour tierce personne, MTP): artikelen L. 341-4 en L. 355-1 van het Wetboek sociale zekerheid (Code de la sécurité sociale); |
b) |
Aanvullende prestatie voor de inzet van een derde (prestation complémentaire pour recours à tierce personne): artikel L. 434-2 van het Wetboek sociale zekerheid; |
c) |
Speciale aanvullende studietoelage voor een gehandicapt kind (complément d’allocation d’éducation de l’enfant handicapé): artikel L. 541-1 van het Wetboek sociale zekerheid; |
d) |
Invaliditeitsuitkering (prestation de compensation du handicap, PCH): artikelen L. 245-1 tot en met L. 245-14 van het Wetboek sociale actie en gezin (Code de l’action sociale et des familles); |
e) |
Vergoeding voor het verlies van autonomie (allocation personnalisée d’autonomie, APA): artikelen L. 232-1 tot en met L. 232-28 van het Wetboek sociale actie en gezin (Code de l’action sociale et des familles). |
DUITSLAND
Prestaties bij langdurige zorg uit hoofde van boek XI, hoofdstuk 4, van het Sociaal Wetboek (Leistungen der Pflegeversicherung nach Kapitel 4 des Elften Buches Sozialgesetzbuch).
GRIEKENLAND
a) |
Wet nr. 1140/1981, zoals gewijzigd; |
b) |
Wetsbesluit nr. 162/73 en gezamenlijk ministerieel besluit nr. Π4β/5814/1997; |
c) |
Ministerieel Besluit nr. Π1γ/ΑΓΠ/οικ. 14963 van 9 oktober 2001; |
d) |
Wet nr. 4025/2011; |
e) |
Wet nr. 4109/2013; |
f) |
Wet nr. 4199/2013, artikel 127. |
g) |
Wet nr. 4368/2016, artikel 334; |
h) |
Wet nr. 4483/2017, artikel 153; |
i) |
Wet nr. 498/1-11-2018, artikelen 28, 30 en 31, betreffende de uniforme regeling voor gezondheidsverstrekkingen van de Nationale Organisatie voor zorgverlening (EOPYY/ΕΟΠΥΥ). |
HONGARIJE
Prestaties bij langdurige zorg voor personen die persoonlijke zorg verstrekken (Wet III van 1993 betreffende sociaal bestuur en sociale bijstand, aangevuld met regeringsdecreten en ministeriële decreten).
IERLAND
a) |
Wet steunregeling verpleeghuizen (Nursing Homes Support Scheme Act) 2009 (nr. 15 van 2009); |
b) |
Toelage voor thuisverzorging (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 8A). |
ITALIË
a) |
Wet nr. 118 van 30 maart 1971 betreffende civiele invaliditeitsuitkeringen (Legge 30 Marzo 1971, n. 118 - Conversione in Legge del D.L. 30 gennaio 1971, n. 5 e nuove norme in favore dei mutilati ed invalidi civili); |
b) |
Wet nr. 18 van 11 februari 1980 betreffende de toelage voor constante zorg (Legge 11 Febbraio 1980, n. 18 - Indennità di accompagnamento agli invalidi civili totalmente inabili); |
c) |
Wet nr. 104 van 5 februari 1992, artikel 33 (Kaderwet inzake handicaps) (Legge 5 Febbraio 1992, n. 104 — Legge-quadro per l’assistenza, l’integrazione sociale e i diritti delle persone handicappate); |
d) |
Wetsbesluit nr. 112 van 31 maart 1998 betreffende de overdracht van wetgevende en administratieve bevoegdheden van de staat aan de regio’s en lokale entiteiten (Decreto Legislativo 31 Marzo 1998, n. 112 - Conferimento di funzioni e compiti amministrativi dello Stato alle regioni ed agli enti locali, in attuazione del capo I della Legge 15 Marzo 1997, n. 59); |
e) |
Wet nr. 183 van 4 november 2010, artikel 24, tot wijziging van de regels inzake vergunningen voor bijstandsverlening aan gehandicapten in ernstige situaties (Legge n. 183 del 4 Novembre 2010, art. 24 - Modifiche alla disciplina in materia di permessi per l’assistenza a portatori di handicap in situazione di gravità); |
f) |
Wet nr. 147 van 27 december 2013 houdende bepalingen voor de opstelling van de jaarlijkse en meerjarenbegroting van de staat — stabiliteitswet 2014 (Disposizioni per la formazione del bilancio annuale e pluriennale dello Stato - Legge di stabilità 2014). |
LETLAND
a) |
Wet inzake sociale dienstverlening en sociale bijstand (Sociālo pakalpojumu un sociālās palīdzības likums) 31/10/2002; |
b) |
Wet inzake medische behandeling (Ārstniecības likums) 12/06/1997; |
c) |
Wet inzake patiëntenrechten (Pacientu tiesību likums) 30/12/2009; |
d) |
Reglement nr. 555 van het kabinet van ministers betreffende de organisatie van de gezondheidszorg en de betalingsprocedure (Ministru kabineta 2018. gada 28. augusta noteikumi Nr.555 “Veselības aprūpes pakalpojumu organizēšanas un samaksas kārtība”) 28/08/2018; |
e) |
Reglement nr. 275 van het kabinet van ministers betreffende betalingsprocedures voor diensten op het gebied van sociale zorg en sociale rehabilitatie en de procedures voor de dekking van dienstverleningskosten uit een begroting van de lokale overheid (Ministru kabineta 2003. gada 27. maija noteikumi Nr.275 “Sociālās aprūpes un sociālās rehabilitācijas pakalpojumu samaksas kārtība un kārtība, kādā pakalpojuma izmaksas tiek segtas no pašvaldības budžeta”) 27/05/2003; |
f) |
Reglement nr. 138 van het kabinet van ministers betreffende de ontvangst van sociale diensten en sociale bijstand (Ministru kabineta 2019.gada 2.aprīļa noteikumi Nr 138 “Noteiku mi par sociālo pakalpojumu un sociālās palīdzības saņemšanu”) 02/04/2019; |
g) |
Wet op de socialezekerheidsuitkeringen van de staat — uitkering voor een zorgbehoevende persoon met een handicap (Valsts sociālo pabalstu likums) 01/01/2003. |
LITOUWEN
a) |
Wet van de Republiek Litouwen nr. XII 2507 van 29 juni 2016 inzake gerichte compensaties (Tikslinių kompensacijų įstatymas); |
b) |
Wet van de Republiek Litouwen nr. I-1343 van 21 mei 1996 inzake de zorgverzekering (Lietuvos Respublikos sveikatos draudimo įstatymas); |
c) |
Wet van de Republiek Litouwen nr. I-552 van 19 juli 1994 inzake het zorgstelsel (Lietuvos Respublikos sveikatos sistemos įstatymas); |
d) |
Wet van de Republiek Litouwen nr. I-1367 van 6 juni 1996 inzake zorginstellingen (Lietuvos Respublikos sveikatos priežiūros įstaigų įstatymas). |
LUXEMBURG
Prestaties die onder de verzekering voor langdurige zorg vallen uit hoofde van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid, boek V — Verzekering langdurige zorg, met name:
— |
Zorg en ondersteuning voor activiteiten in het dagelijkse leven; |
— |
Activiteiten ter ondersteuning van onafhankelijkheid en autonomie; |
— |
Activiteiten op het gebied van individueel toezicht, groepstoezicht en toezicht ’s nachts; |
— |
Activiteiten op het gebied van opleiding van mantelzorgers; |
— |
Hulp bij huishoudelijke taken; |
— |
Ondersteunende activiteiten in inrichtingen voor langdurige zorg; |
— |
Forfaitaire toelage voor incontinentie-artikelen; |
— |
Hulptechnologie en opleiding op het gebied van hulptechnologie; |
— |
Woningaanpassing; |
— |
Forfaitaire uitkering ter vervanging van verstrekkingen voor activiteiten in het dagelijkse leven en voor hulp bij huishoudelijke taken die door de zorgverlener in overeenstemming met de samenvatting van zorg en bijstand worden verstrekt; |
— |
Dekking van de pensioenbijdragen van zorgverleners; |
— |
Forfaitaire uitkeringen bij bepaalde ziekten. |
MALTA
a) |
Wet betreffende de sociale zekerheid (Att dwar is-Sigurtà Soċjali) (Kap. 318); |
b) |
Subsidiaire wetgeving 318.19: Verordeningen betreffende de tarieven van instellingen en inrichtingen die staatseigendom zijn (Regolamenti dwar it-Trasferiment ta’ Fondi għal Hostels Statali Indikati); |
c) |
Subsidiaire wetgeving 318.17: Verordeningen betreffende de overdracht van middelen voor door de overheid gefinancierde bedden (Regolamenti dwar it-Trasferiment ta’ Fondi għal Sodod Iffinanzjati mill-Gvern); |
d) |
Subsidiaire wetgeving 318.13: Verordeningen betreffende de tarieven van door de staat gefinancierde residentiële diensten (Regolamenti dwar Rati għal Servizzi Residenzjali Finanzjali mill-Istat); |
e) |
Zorgverlenerstoelage — artikel 68, lid 1, punt a), van de Wet op de sociale zekerheid; |
f) |
Verhoogde zorgverlenerstoelage — artikel 68, lid 1, punt b), van de Wet op de sociale zekerheid. |
NEDERLAND
Wet langdurige zorg (WLZ) van 3 december 2014.
POLEN
a) |
Toelage voor medische zorg (zasiłek pielęgnacyjny), speciale zorgtoelage (specjalny Zasiłek opiekuńczy), zorguitkering (świadczenie pielęgnacyjne): Wet van 28 november 2003 betreffende gezinsbijslagen (Ustawa o świadczeniach rodzinnych) |
b) |
Mantelzorgtoelage (zasiłek dla opiekuna): Wet van 4 april 2014 betreffende de vaststelling en betaling van de mantelzorgtoelagen (Ustawa o ustalaniu i wypłacaniu zasiłków dla opiekunów). |
PORTUGAL
Sociale verzekering en waarborging van voldoende bestaansmiddelen:
a) |
Toeslag bij langdurige zorg: Wetsbesluit nr. 265/99 van 14 juli 1999, zoals gewijzigd (complemento por dependência); |
b) |
Toeslag bij langdurige zorg in het kader van de bijzondere beschermingsregeling in geval van invaliditeit: Wet nr. 90/2009 van 31 augustus 2009, opnieuw gepubliceerd in geconsolideerde versie bij wetsbesluit nr. 246/2015 van 20 oktober 2015, gewijzigd (regime especial de proteção na invalidez). |
Socialezekerheidsstelsel en nationale gezondheidsdienst:
c) |
Nationaal netwerk van geïntegreerde continue zorg: Wetsbesluit nr. 101/06 van 6 juni 2006, opnieuw gepubliceerd in geconsolideerde versie bij wetsbesluit nr. 136/2015 van 28 juli 2015, gewijzigd (rede de cuidados continuados integrados); |
d) |
Geïntegreerde continue geestelijke gezondheidszorg: Wetsbesluit nr. 8/2010 van 28 januari 2010, gewijzigd en opnieuw gepubliceerd bij Wetsbesluit nr. 22/2011 van 10 februari 2011 betreffende de oprichting van eenheden en teams voor geïntegreerde continue geestelijke gezondheidszorg (unidades e equipas de cuidados continuados integrados de saúde mental); |
e) |
Pediatrische zorg (Nationaal netwerk van geïntegreerde continue verpleegzorg): Decreet nr. 343/2015 van 12 oktober 2015 betreffende normen voor intramurale en ambulante pediatrische zorg in het kader van het nationale netwerk van geïntegreerde continue zorg (condições de instalação e funcionamento das unidades de internamento de cuidados integrados e de ambulatório pediátricas da Rede Nacional de Cuidados Continuados Integrados); |
f) |
Mantelzorger (toelage): Wet nr. 100/2019 van 6 september betreffende de status van mantelzorger (Estatuto do cuidador informal). |
ROEMENIË
a) |
Wet nr. 448/2006 van 6 december 2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen:
|
b) |
Wet nr. 584/2002 betreffende maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de ziekte aids in Roemenië en ter bescherming van personen die met hiv besmet zijn of aids hebben, met latere wijzigingen en aanvullingen;
|
SLOVENIË
Geen specifieke wetgeving met betrekking tot langdurige zorg.
Verstrekkingen en uitkeringen met betrekking tot langdurige zorg zijn opgenomen in de volgende handelingen:
a) |
Wet betreffende de pensioen- en invaliditeitsverzekering (Zakon o pokojninskem in invalidskem zavarovanju) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 96/2012, en latere wijzigingen); |
b) |
Wet betreffende financiële sociale bijstand (Zakon o socialno vartsvenih prejemkih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 61/2010, en latere wijzigingen); |
c) |
Wet betreffende de uitoefening van rechten op openbare middelen (Zakon o uveljavljanju pravic iz javnih sredstev) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 62/2010, en latere wijzigingen); |
d) |
Wet betreffende sociale bescherming (Zakon o socialnem varstvu) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 3/2004, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen); |
e) |
Wet betreffende ouderlijke zorg en gezinsbijslagen (Zakon o starševskem varstvu in družinskih prejemkih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 110/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen); |
f) |
Wet betreffende personen met een mentale of lichamelijke handicap (Zakon o družbenem varstvu duševno in telesno prizadetih oseb) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 41/83, en latere wijzigingen); |
g) |
Wet betreffende gezondheidszorg en ziekteverzekering (Zakon o zdravstvenem varstvu in zdravstvenem zavarovanju) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 72/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen); |
h) |
Wet betreffende oorlogsveteranen (Zakon o vojnih veteranih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 59/06, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen); |
i) |
Wet betreffende oorlogsgehandicapten (Zakon o vojnih invalidih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 63/59, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen); |
j) |
Wet betreffende het begrotingsevenwicht (Zakon za uravnoteženje javnih finance (ZUJF)) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 40/2012, en latere wijzigingen); |
k) |
Wet tot regeling van aanpassingen van overdrachten aan particulieren en huishoudens in de Republiek Slovenië (Zakon o usklajevanju transferjev posameznikom in gospodinjstvom v Republiki Sloveniji) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 114/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen). |
SPANJE
a) |
Wet nr. 39/2006 betreffende de bevordering van de persoonlijke autonomie en bijstand aan personen in een afhankelijkheidssituatie van 14 december 2006, zoals gewijzigd; |
b) |
Ministerieel besluit van 15 april 1969; |
c) |
Koninklijk besluit nr. 1300/95 van 21 juli 1995, zoals gewijzigd; |
d) |
Koninklijk besluit nr. 1647/97 van 31 oktober 1997, zoals gewijzigd. |
ZWEDEN
a) |
Zorgtoelage (hoofdstuk 22 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
b) |
Toelage voor extra uitgaven (hoofdstuk 50 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
c) |
Toelage voor bijstand (hoofdstuk 51 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
d) |
Vervoerkostenvergoeding (hoofdstuk 52 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010: 110)). |
DEEL 3
BETALINGEN DIE VERBAND HOUDEN MET EEN IN ARTIKEL SSC.3, LID 1, VAN DIT PROTOCOL VERMELDE TAK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID EN DIE WORDEN BETAALD OM DE KOSTEN VOOR VERWARMING BIJ KOUD WEER TE DEKKEN
(artikel SSC.3, lid 4, punt f), van dit protocol)
i) VERENIGD KONINKRIJK
Toelage voor stookkosten in de winter (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen 1992), Social Fund Winter Fuel Payment Regulations 2000 (regeling betreffende het sociaal fonds voor toelagen voor stookkosten in de winter 2000), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen (Noord-Ierland) 1992) en Social Fund Winter Fuel Payment Regulations (Northern Ireland) 2000 (regeling betreffende het sociaal fonds voor toelagen voor stookkosten in de winter (Noord-Ierland) 2000).
ii) LIDSTATEN
DENEMARKEN
a) |
Wet op de sociale en staatspensioenen, LBK nr. 983 van 23/09/2019. |
b) |
Verordeningen inzake sociale pensioenen en overheidspensioenen, BEK nr. 1602 van 27/12/2019. |
BIJLAGE SSC-3
MEER RECHTEN VOOR PENSIOENGERECHTIGDEN DIE NAAR DE BEVOEGDE STAAT TERUGKEREN
(artikel SSC.25, lid 2, van dit protocol)
OOSTENRIJK
BELGIË
BULGARIJE
CΥΡRUS
TSJECHIË
FRANKRIJK
DUITSLAND
GRIEKENLAND
HONGARIJE
LETLAND
LITOUWEN
LUXEMBURG
NEDERLAND
POLEN
PORTUGAL
ROEMENIË
SLOVENIË
SPANJE
ZWEDEN
BIJLAGE SSC-4
GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OF WAARIN DIE NIET VAN TOEPASSING IS
(artikel SSC.47, leden 4 en 5, van dit protocol)
DEEL 1
GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OP GROND VAN ARTIKEL SSC.47, LID 4
OOSTENRIJK
a) |
Alle aanvragen voor uitkeringen uit hoofde van de federale wet van 9 september 1955 inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz — ASVG), de federale wet van 11 oktober 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz — GSVG), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor zelfstandige landbouwers (Bauern-Sozialversicherungsgesetz — BSVG) en de federale wet van 30 november 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen en vrije beroepen (Freiberuflichen-Selbständigen Sozialversicherungsgesetz — FSVG); |
b) |
Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, met uitzondering van de gevallen onder deel 2; |
c) |
Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers (Landesärztekammer), gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen); |
d) |
Alle aanvragen voor nabestaandensteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen; |
e) |
Alle aanvragen voor weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A; |
f) |
Alle aanvragen voor uitkeringen op grond van de Wet sociale verzekering notarissen van 3 februari 1972 — NVG 1972. |
CΥΡRUS
Alle aanvragen voor ouderdoms-, weduwe- en weduwnaarspensioenen.
DENEMARKEN
Alle aanvragen voor pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage SSC-5 bij dit protocol vermelde pensioenen.
IERLAND
Alle aanvragen voor (op bijdrage of premiebetaling berustende) overheidspensioenen, (op bijdrage of premiebetaling berustende) pensioenen voor weduwen, weduwnaars en overlevende geregistreerde partners.
LETLAND
Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).
LITOUWEN
Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen op grond van de nationale sociale verzekering, berekend aan de hand van het basisbedrag van het nabestaandenpensioen (Wet sociale-verzekeringspensioenen).
NEDERLAND
Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
POLEN
Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen (uit hoofde van vaste-uitkeringsregelingen) en nabestaandenpensioenen, behalve wanneer het totale aantal verzekeringstijdvakken uit hoofde van de wetgeving van meer dan een land 20 jaar of meer bedraagt voor vrouwen en 25 jaar of meer voor mannen, maar het aantal nationale verzekeringstijdvakken onder die grenzen ligt (en niet minder dan 15 jaar bedraagt voor vrouwen en 20 jaar voor mannen), en de berekening is gebaseerd op de artikelen 27 en 28 van de wet van 17 december 1998 (PB 2015, punt 748).
PORTUGAL
Alle aanvragen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die uit hoofde van de wetgeving van meer dan een staat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedraagt maar het aantal nationale verzekeringstijdvakken 20 jaar of minder bedraagt en de berekening is gebaseerd op artikel 32 en artikel 33 van Wetsdecreet nr. 187/2007 van 10 mei 2007, zoals gewijzigd.
SLOWAKIJE
a) |
Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen (weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioenen) die volgens de wetgeving welke voor 1 januari 2004 van kracht was, worden berekend op basis van het bedrag van een pensioen dat eerder aan de overledene werd betaald; |
b) |
Alle aanvragen voor pensioenen die worden berekend op grond van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd. |
ZWEDEN
a) |
Aanvragen voor een ouderdomspensioen in de vorm van een gegarandeerd pensioen voor personen die in of voor 1937 zijn geboren (hoofdstuk 66 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
b) |
Aanvragen voor een ouderdomspensioen in de vorm van een aanvullend pensioen (hoofdstuk 63 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)). |
VERENIGD KONINKRIJK
Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen, overheidspensioenen op grond van deel 1 van de pensioenwet uit 2014, en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden, met uitzondering van de aanvragen waarvoor tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:
i) |
de betrokkene uit hoofde van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en één (of meer) belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk; |
ii) |
de uit hoofde van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat. |
Alle aanvragen voor aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Section 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, Section 44.
DEEL 2
GEVALLEN WAARIN ARTIKEL SSC.47, LID 5, VAN TOEPASSING IS
OOSTENRIJK
a) |
Ouderdomspensioenen en daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen uit hoofde van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004; |
b) |
Verplichte uitkeringen uit hoofde van artikel 41 van de federale wet van 28 december 2001, BGBl I Nr. 154, inzake het algemeen inkomensfonds van de Oostenrijkse apothekers (Pharmazeutische Gehaltskasse für Österreich); |
c) |
Ouderdomspensioenen en vervroegde pensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen), en alle pensioenuitkeringen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een aanvullende regeling (aanvullend of individueel pensioen); |
d) |
Ouderdomssteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen; |
e) |
Uitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, delen A en B, met uitzondering van aanvragen voor weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A; |
f) |
Uitkeringen bij de instellingen van sociale zekerheid van de federale kamer van architecten en raadgevende ingenieurs op grond van de Oostenrijkse wet inzake de kamer van civiele ingenieurs (Ziviltechnikerkammergesetz) van 1993 en de statuten van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de uitkeringen op grond van nabestaandenuitkeringen uit hoofde van laatstgenoemde uitkeringen; |
g) |
Uitkeringen volgens het statuut van de instelling van sociale zekerheid van de Federale Kamer van professionele accountants en belastingadviseurs uit hoofde van de Oostenrijkse Wet betreffende professionele accountants en belastingadviseurs (Wirtschaftstreuhandberufsgesetz). |
BULGARIJE
Ouderdomspensioenen uit hoofde van de aanvullende verplichte pensioenverzekering, onder deel II, titel II, van de Socialeverzekeringswet.
KROATIË
Op individueel kapitaalsparen gebaseerde pensioenen van de verplichte pensioenregeling overeenkomstig de Wet op de verplichte en vrijwillige pensioenfondsen (Staatsblad 49/99, als gewijzigd) en de Wet op de pensioenverzekeringsondernemingen en de betaling van op individueel kapitaalsparen gebaseerde pensioenen (Staatsblad 106/99, als gewijzigd), behoudens gevallen bedoeld in de artikelen 47 en 48 van de Wet op de verplichte en vrijwillige pensioenfondsen (nabestaandenpensioenen).
DENEMARKEN
a) |
Individuele pensioenen; |
b) |
Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode voor 1 januari 2002); |
c) |
Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode na 1 januari 2002) zoals bedoeld in de geconsolideerde wet inzake aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) 942:2009. |
ESTLAND
Verplichte gekapitaliseerde ouderdomspensioenregeling.
FRANKRIJK
Basis- of aanvullende regelingen waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten.
HONGARIJE
Pensioenuitkeringen gebaseerd op lidmaatschap van private pensioenfondsen.
LETLAND
Ouderdomspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).
POLEN
Ouderdomspensioenen van het op vaste bijdragen gebaseerde stelsel.
PORTUGAL
Aanvullende pensioenen die zijn toegekend krachtens Wetsdecreet nr. 26/2008 van 22 februari 2008, zoals gewijzigd (openbaar kapitalisatiestelsel).
SLOWAKIJE
Verplicht ouderdomspensioensparen.
SLOVENIË
Pensioen van de verplichte aanvullendpensioenverzekering.
ZWEDEN
Ouderdomspensioen in de vorm van een inkomenspensioen en een op premie gebaseerd pensioen (hoofdstukken 62 en 64 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).
VERENIGD KONINKRIJK
Getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (nationale verzekeringswet 1965), Sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966 (nationale verzekeringswet (Noord-Ierland) 1966), Sections 35 en 36.
BIJLAGE SSC-5
PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL SSC.49 KAN WORDEN TOEGEPAST
I. |
Prestaties als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt a), van dit protocol, waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen |
DENEMARKEN
Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar wonen door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.
FINLAND
Nationale pensioenen en weduwe- en weduwnaarspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).
Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen bij het berekenen van de autonome uitkering in overeenstemming met de nationale pensioenwet (Nationale pensioenwet, 568/2007).
FRANKRIJK
Het invalide-, weduwe- of weduwnaarspensioen van het Franse algemene socialezekerheidsstelsel of van het stelsel voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgeno(o)t(e), vastgesteld overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt a).
GRIEKENLAND
Uitkeringen uit hoofde van Wet nr. 4169/1961 – bepalingen betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA).
NEDERLAND
Algemene nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995;
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005.
SPANJE
Nabestaandenpensioenen, toegekend uit hoofde van de algemene en bijzondere stelsels, met uitzondering van het bijzondere stelsel voor ambtenaren.
ZWEDEN
a) |
Inkomensgerelateerde vergoeding bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
b) |
Gegarandeerde pensioenen en uitkeringen die in de plaats zijn gekomen van de volledige staatspensioenen die zijn toegekend uit hoofde van de wetgeving inzake staatspensioenen die tot 1 januari 1993 van kracht was, en de volledige staatspensioenen die zijn toegekend uit hoofde van de overgangsregelingen die daarna van kracht waren. |
II. |
Uitkeringen als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt b), van dit protocol, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum. |
FINLAND
Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.
DUITSLAND
Duitse nabestaandenpensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak;
Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.
ITALIË
Italiaanse pensioenen bij algehele arbeidsongeschiktheid (inabilità).
LETLAND
Nabestaandenpensioenen berekend op basis van veronderstelde tijdvakken van verzekering (artikel 23, lid 8, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996).
LITOUWEN
a) |
Socialeverzekeringspensioenen van de staat wegens arbeidsongeschiktheid, uitgekeerd uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat; |
b) |
Socialeverzekeringspensioenen van de staat voor nabestaanden en wezen, berekend op basis van het pensioen wegens arbeidsongeschiktheid van de overledene uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat. |
LUXEMBURG
Nabestaandenpensioenen.
SLOWAKIJE
Slowaakse nabestaandenpensioenen, afgeleid van de invaliditeitspensioenen.
SPANJE
De rustpensioenen uit hoofde van het bijzondere stelsel voor ambtenaren die zijn verschuldigd uit hoofde van titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon; overlijdens- en nabestaandenpensioenen (weduwe-/weduwnaarspensioen, wezenpensioen en ouderpensioen) die verschuldigd zijn uit hoofde van titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van overlijden een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon.
ZWEDEN
a) |
Vergoeding bij ziekte en vergoeding bij arbeidsongeschiktheid in de vorm van een gegarandeerde vergoeding (hoofdstuk 35 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)); |
b) |
Nabestaandenpensioen berekend op basis van in aanmerking genomen tijdvakken van verzekering (hoofdstukken 76 tot en met 85 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)). |
III. |
Overeenkomsten als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt b), i), van dit protocol teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen:
Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Republiek Finland en de Bondsrepubliek Duitsland; Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg; Noords Verdrag van 12 juni 2012 betreffende de sociale zekerheid. |
BIJLAGE SSC-6
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN EN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK
(artikel SSC.3, lid 2, artikel SSC.51, lid 1, en artikel SSC.66)
OOSTENRIJK
1. |
Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere staat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling op grond van de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (federale wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering landbouwers), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn. |
2. |
Voor de berekening van de in artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol bedoelde uitkering pro rata worden speciale verhogingen voor premies voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers uit hoofde van de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing gelaten. In die gevallen wordt de zonder die premies berekende uitkering pro rata, indien nodig, verhoogd met onverminderde speciale verhogingen voor bijdragen voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers. |
3. |
Wanneer op grond van artikel SSC.7 van dit protocol vervangende tijdvakken onder een Oostenrijks pensioenverzekeringsstelsel zijn vervuld, maar die geen basis voor berekening op grond van de artikelen 238 en 239 van de ASVG, de artikelen 122 en 123 van de GSVG en de artikelen 113 en 114 van de BSVG kunnen vormen, wordt de berekeningsgrondslag voor tijdvakken van kinderverzorging op grond van artikel 239 van de ASVG, artikel 123 van de GSVG en artikel 114 van de BSVG gebruikt. |
4. |
In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering op grond van de Oostenrijkste wetgeving, de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing. |
BULGARIJE
Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziektekostenverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1, van dit protocol.
CΥΡRUS
Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen SSC.7, SSC.46 en SSC.56 van dit protocol wordt voor tijdvakken die op of na 6 oktober 1980 aanvingen, een week van verzekering uit hoofde van de wetgeving van de Republiek Cyprus bepaald door het totale verzekerbare inkomen in de betreffende periode te delen door het wekelijkse bedrag van het verzekerbare basisinkomen waarover in het betreffende bijdragejaar bijdragen moesten worden betaald, mits het aldus berekende aantal weken niet hoger uitvalt dan het aantal kalenderweken in de betreffende periode.
TSJECHIË
1. |
Met het oog op het aanmerken als gezinslid overeenkomstig artikel SSC.1, punt s), van dit protocol, wordt onder “echtgeno(o)t(e)” mede verstaan een geregistreerde partner in de zin van de Tsjechische Wet nr. 115/2006 Verz. inzake geregistreerd partnerschap. |
2. |
Niettegenstaande de artikelen SSC.6 en SSC.7 van dit protocol kunnen voor de toekenning van de aanvullende uitkering voor de verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de wetgeving van de voormalige Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek, uitsluitend de op grond van de Tsjechische wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde van minstens één jaar Tsjechische pensioenverzekering binnen de vastgestelde termijn na de datum van ontbinding van de Federatie (artikel 106a, lid 1, punt b), van Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering). |
3. |
In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering overeenkomstig Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing. |
DENEMARKEN
1. |
|
2. |
|
3. |
De tijdelijke uitkering voor werklozen die zijn opgenomen in het “ledighedsydelse” (flexibelebanenstelsel) (Wet nr. 455 van 10 juni 1997) valt onder titel III, hoofdstuk 6, van dit protocol. |
4. |
Wanneer de ontvanger van een Deens sociaal pensioen ook recht heeft op een overlevingspensioen van een andere staat, worden die pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel SSC.48, lid 1, van dit protocol op voorwaarde dat de persoon wiens tijdvakken van verzekering of van wonen de basis voor de berekening van het overlevingspensioen vormen, ook recht op een Deens sociaal pensioen heeft verworven. |
FINLAND
1. |
Voor de vaststelling van het recht en de berekening van het bedrag van het Finse nationale pensioen uit hoofde van de artikelen SSC.47 tot en met SSC.49 van dit protocol, worden uit hoofde van de wetgeving van een andere staat verkregen pensioenen op dezelfde wijze behandeld als uit hoofde van de Finse wetgeving verkregen pensioenen. |
2. |
Bij de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak uit hoofde van de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, in een andere staat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren. |
FRANKRIJK
1. |
Voor personen die verstrekkingen ontvangen in Frankrijk op grond van artikel SSC.15 of artikel SSC.24 van dit protocol en die woonachtig zijn in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin of Moselle, omvatten de verleende verstrekkingen, verstrekt voor rekening van het orgaan van een andere staat die de kosten daarvan moet dragen, de verstrekkingen waarin het algemene ziekteverzekeringsstelsel voorziet en het verplichte aanvullende plaatselijke ziekteverzekeringsstelsel van Alsace-Moselle. |
2. |
De Franse wetgeving die voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing is op een persoon die al dan niet in loondienst werkzaam is of is geweest, omvat zowel de basisregeling(en) voor pensioenverzekering als de regeling(en) voor aanvullend pensioen waaronder de betrokkene viel. |
DUITSLAND
1. |
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die uit hoofde van de wetgeving van een andere staat een volledig ouderdomspensioen ontvangt, verzoeken om verplicht aangesloten te zijn bij het Duitse pensioenstelsel. |
2. |
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 7 van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere staat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere staat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland. |
3. |
Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch VII en artikel 24i van Socialgesetzbuch V aan in een andere staat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon. |
4. |
Onderdanen van andere staten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen vrijwillig bijdragen, mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Duitse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dat geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere staat hebben. |
5. |
De “pauschale Anrechnungszeit” vast toerekeningstijdvak) op grond van artikel 253 van Sozialgesetzbuch VI (boek VI van het Sociaal Wetboek) wordt vastgesteld op basis van uitsluitend Duitse verzekeringstijdvakken. |
6. |
In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving. |
7. |
De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend uit hoofde van het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (Wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van dit protocol van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz. |
8. |
Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere staat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten. |
GRIEKENLAND
1. |
Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere staten, staatlozen en vluchtelingen wanneer die betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. |
2. |
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kan een persoon die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte uit hoofde van de wetgeving van een andere staat ontvangt, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn uit hoofde van de door de OGA toegepaste wetgeving, voor zover die persoon werkzaamheden uitoefent die binnen de werkingssfeer van die wetgeving vallen. |
IERLAND
Niettegenstaande artikel SSC.19, lid 2, en artikel SSC.57 van dit protocol wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentie-inkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die zij/hij gedurende dat referentiejaar als werkne(e)m(st)er onder de wetgeving van een andere staat heeft gewerkt.
MALTA
Bijzondere bepalingen voor ambtenaren
a) |
Uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.43 en artikel SSC.55 van dit protocol worden personen met een dienstbetrekking uit hoofde van de Maltese Wet op de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese Wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese Wet), de Wet op het gevangeniswezen (hoofdstuk 260 van de Maltese Wet) en de Wet civiele bescherming (hoofdstuk 411 van de Maltese Wet) met ambtenaren gelijkgesteld. |
b) |
De pensioenen of renten die verschuldigd zijn uit hoofde van bovenstaande wetgeving en uit hoofde van de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese Wet) worden uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.1, punt cc), van dit protocol beschouwd als “bijzondere stelsels voor ambtenaren”. |
NEDERLAND
1. |
Zorgverzekering
|
2. |
Toepassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW)
|
3. |
Toepassing van de Algemene nabestaandenwet (ANW)
|
4. |
Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid Bij de berekening van uitkeringen uit hoofde van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) houden de Nederlandse organen rekening met:
|
SPANJE
1. |
Voor de toepassing van dit protocol worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, lid 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de Clases Pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen) alleen als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een overlevingspensioen deed ontstaan, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt, of indien zij/hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een pensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen. |
2. |
|
3. |
In andere staten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat, worden voor de toepassing van artikel SSC.51 van dit protocol op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn vervuld. |
4. |
De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde leeftijdsgerelateerde aanvullende bedragen zijn van toepassing voor alle begunstigden van dit protocol die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om overeenkomstig artikel SSC.6 van dit protocol, louter met het oog op de toepassing van dit protocol, tijdvakken van verzekering die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de wetgeving van andere staten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969. |
ZWEDEN
1. |
De bepalingen van het protocol betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering en verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (hoofdstuk 6 van de wet (2010:111) betreffende de invoering van het Wetboek voor sociale verzekeringen). |
2. |
Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende. Indien de verzekerde tijdens de referentieperiode wegens een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, ook onder de wetgeving van een of meer andere staten viel, wordt het inkomen in die andere staat of staten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de in Zweden vervulde referentieperiode, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dat inkomen is ontvangen. |
3. |
|
VERENIGD KONINKRIJK
1. |
Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk mogelijk recht op ouderdomspensioen heeft:
|
2. |
Voor de toepassing van artikel SSC.8 van dit protocol worden personen die onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen en die op het grondgebied van een andere staat verblijven, tijdens hun verblijf behandeld alsof zij hun woonplaats op het grondgebied van die andere staat hadden.
|
3. |
Wanneer het ontvangen van een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) afhankelijk is van het recht op kinderbijslag in het Verenigd Koninkrijk, zal een persoon die aan alle andere criteria voor het verkrijgen van die uitkeringen voldoet en in aanmerking zou komen voor kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk indien zij of het betrokken kind in het Verenigd Koninkrijk woonden, niet kunnen worden belet om de uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) overeenkomstig dit protocol aan te vragen, ook al is kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel SSC.3, lid 4, punt g), van de materiële werkingssfeer van dit protocol uitgesloten. |
AANHANGSEL SSCI-1
ADMINISTRATIEVE REGELINGEN TUSSEN TWEE OF MEER STATEN
(als bedoeld in artikel SSCI.8 van deze bijlage)
BELGIË — VERENIGD KONINKRIJK
Briefwisseling van 4 mei en 14 juni 1976 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve en medische controle)
Briefwisseling van 18 januari en 14 maart 1977 betreffende artikel 36, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (regeling betreffende de vergoeding of het afzien van vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen verleend uit hoofde van titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EEG) nr. 1408/71), gewijzigd bij briefwisseling van 4 mei en 23 juli 1982 (regeling betreffende de vergoeding van kosten uit hoofde van artikel 22, lid 1, punt a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71)
DENEMARKEN — VERENIGD KONINKRIJK
Briefwisseling van 30 maart en 19 april 1977, gewijzigd bij briefwisseling van 8 november 1989 en 10 januari 1990, over de overeenkomst betreffende het afzien van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen en voor administratieve en medische controles
ESTLAND — VERENIGD KONINKRIJK
Overeenkomst van 29 maart 2006 tussen de bevoegde organen van de Republiek Estland en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 door beide landen met ingang van 1 mei 2004
FINLAND — VERENIGD KONINKRIJK
Briefwisseling van 1 en 20 juni 1995 betreffende artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (terugbetaling of afzien van vergoeding van de kosten van verstrekkingen) en artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding van de kosten van administratieve en medische controle)
FRANKRIJK — VERENIGD KONINKRIJK
Briefwisseling van 25 maart en 28 april 1997 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve controle en medisch onderzoek)
Overeenkomst van 8 december 1998 over de wijze van vaststellen van de te vergoeden uitgaven voor verstrekkingen op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72
HONGARIJE — VERENIGD KONINKRIJK
Overeenkomst van 1 november 2005 tussen de bevoegde organen van de Republiek Hongarije en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 35, lid 3, en artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 883/2004 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van die verordening door beide landen met ingang van 1 mei 2004
IERLAND — VERENIGD KONINKRIJK
Briefwisseling van 9 juli 1975 betreffende artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (regeling betreffende de vergoeding of het afzien van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen verleend uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1 of hoofdstuk 4, van Verordening (EEG) nr. 1408/71) en artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding van de kosten voor administratieve en medische controle)
ITALIË — VERENIGD KONINKRIJK
Overeenkomst ondertekend op 15 december 2005 tussen de bevoegde organen van de Republiek Italië en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 door beide landen met ingang van 1 januari 2005
LUXEMBURG — VERENIGD KONINKRIJK
Briefwisseling van 18 december 1975 en 20 januari 1976 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve controle en medisch onderzoek als bedoeld in artikel 105 van Verordening (EEG) nr. 574/72)
MALTA — VERENIGD KONINKRIJK
Overeenkomst van 17 januari 2007 tussen de bevoegde organen van Malta en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 35, lid 3, en artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 883/2004 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van die verordening door beide landen met ingang van 1 mei 2004
NEDERLAND — VERENIGD KONINKRIJK
Artikel 3, tweede zin, van het Administratieve Akkoord van 12 juni 1956 voor de toepassing van het Verdrag van 11 augustus 1954
PORTUGAL — VERENIGD KONINKRIJK
Akkoord van 8 juni 2004 tot vaststelling van andere vormen van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen door beide landen, in werking tredend op 1 januari 2003
SPANJE — VERENIGD KONINKRIJK
Overeenkomst van 18 juni 1999 over de vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen die verleend zijn op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72
BIJLAGE II BIJ BESLUIT NR. 1/2021
BIJLAGE SSC-8
OVERGANGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN ARTIKEL SSC.11
LIDSTATEN
Oostenrijk
België
Bulgarije
Kroatië
Cyprus
Tsjechië
Denemarken
Estland
Finland
Frankrijk
Duitsland
Griekenland
Hongarije
Ierland
Italië
Letland
Litouwen
Luxemburg
Malta
Nederland
Polen
Portugal
Roemenië
Slowakije
Slovenië
Spanje
Zweden
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 339/123 |
BESLUIT (EU) 2021/1711 VAN DE COMMISSIE
van 23 september 2021
tot benoeming van de leden van het panel dat de Commissie bijstaat bij de selectie van kandidaten voor de uitoefening van de taken van leden van internationale investeringsgerechten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 16 december 2020 heeft de Commissie Besluit C(2020) 8905 final vastgesteld tot instelling van een panel dat de Commissie moet bijstaan bij de selectie van kandidaten voor de uitoefening van de taken van leden van internationale investeringsgerechten, alsmede van kandidaten voor arbiterlijsten of andere internationale hoven en tribunalen (het “panel”). |
(2) |
Overeenkomstig Besluit C(2020) 8905 final heeft het panel tot doel te zorgen voor een strikt selectieproces en te zorgen voor de hoogste normen inzake onafhankelijkheid, onpartijdigheid en bekwaamheid van de geselecteerde personen. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Besluit C(2020) 8905 final moet het panel bestaan uit vier leden, waarvan er één door de Commissie, één door de Raad, één door de lidstaten en één door het Europees Parlement wordt benoemd. |
(4) |
In januari 2021 heeft de Commissie een open oproep tot kandidaatstelling voor de door de Commissie voor te dragen kandidaat gepubliceerd (1).In de tussentijd hebben zowel het Europees Parlement als de Raad, samen met de lidstaten, hun procedures voor de selectie van hun respectieve kandidaten voor het panel uitgevoerd. |
(5) |
Op 17 maart 2021 heeft de voorzitter van het Europees Parlement de voorzitter van de Commissie in kennis gesteld van de namen van een vrouwelijke en een mannelijke kandidaat voor de voordracht van het Parlement in het panel, zodat de Commissie in haar benoemingsbesluit rekening kon houden met het algemene genderevenwicht van het panel. |
(6) |
Op 17 mei 2021 heeft de Commissie haar selectieprocedure afgerond. |
(7) |
Op 22 juli 2021 heeft de Raad de Commissie in kennis gesteld van de namen van de respectieve kandidaten van de Raad en van de lidstaten, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De volgende personen worden benoemd tot lid van het bij Besluit C(2020) 8905 final ingestelde panel:
1) |
de heer Bruno Simma; |
2) |
mevrouw Inge Govaere; |
3) |
de heer Jan Klabbers; |
4) |
de heer Pavel Šturma. |
Artikel 2
Overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Besluit C(2020) 8905 final worden, na vaststelling door loting:
1) |
mevrouw Inge Govaere en de heer Pavel Šturma benoemd voor een niet-verlengbare periode van zes jaar, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit; |
2) |
de heer Bruno Simma en de heer Jan Klabbers benoemd voor een niet-verlengbare periode van negen jaar, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit. |
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 23 september 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) Beschikbaar op https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2021/january/tradoc_159356.01.2021.pdf