ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 273

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
30 juli 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1228 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 met betrekking tot de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van slimme tachografen en tachograafonderdelen ( 1 )

1

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

30.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1228 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 met betrekking tot de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van slimme tachografen en tachograafonderdelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer (1), en met name artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 165/2014 voorzag in de invoering van de slimme tachograaf, met een verbinding met het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS), een communicatiesysteem voor vroegtijdige detectie op afstand en een interface met intelligente vervoerssystemen (ITS).

(2)

De technische eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen zijn uiteengezet in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie (2).

(3)

Verordening (EU) nr. 165/2014 en Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad (4). Op grond van Verordening (EU) 2020/1054 moet de slimme tachograaf worden uitgerust met diverse aanvullende functies. Bijgevolg moet een nieuwe versie van de slimme tachograaf worden gedefinieerd door Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 te wijzigen.

(4)

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 165/2014 moet de positie van het voertuig automatisch worden geregistreerd telkens wanneer het voertuig de grens van een lidstaat overschrijdt en telkens wanneer het laad- of losactiviteiten verricht.

(5)

De interface met intelligente vervoerssystemen, die facultatief is in de per 15 juni 2019 ingevoerde versie van de slimme tachograaf, moet verplicht zijn voor de nieuwe versie van de slimme tachograaf.

(6)

De nieuwe versie van de slimme tachograaf moet worden voorbereid om het Galileo-satellietsignaal te authenticeren zodra het Galileo-systeem operationeel wordt.

(7)

Om te voorkomen dat het controleapparaat fysiek moet worden vervangen na elke wijziging van de technische specificaties van de tachograaf, moet ervoor worden gezorgd dat de toekomstige tachograaffuncties door middel van software-updates kunnen worden geïmplementeerd en verbeterd.

(8)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 voorziet voor voertuigen met een gewicht van minder dan 3,5 ton die incidenteel deze drempel kunnen overschrijden, bijvoorbeeld bij het trekken van een aanhangwagen, in de mogelijkheid een adapter te plaatsen tussen de bewegingssensor en de tachograaf. Ingevolge de wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 is de verplichting om een tachograaf te installeren uitgebreid tot voertuigen van meer dan 2,5 ton. In het licht van de verplichte uitrusting van lichte bedrijfsvoertuigen met een tachograaf moet het beveiligingsniveau van de adapter worden verhoogd door de tachograaf uit te rusten met een interne sensor, die onafhankelijk van het signaal van de bewegingssensor werkt.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 165/2014 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IC bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 21 augustus 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen (PB L 139 van 26.5.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PB L 249 van 31.7.2020, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage IC bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

(a)

het volgende punt 3.6.4 wordt ingevoegd:

“3.6.4

Invoeren van laad- en losverrichtingen”;

(b)

het volgende punt 3.9.18 wordt ingevoegd:

“3.9.18

GNSS-storing”;

(c)

de volgende punten 3.12.17, 3.12.18 en 3.12.19 worden ingevoegd:

“3.12.17

Grensoverschrijdingen

3.12.18

Laden en lossen

3.12.19

Digitale kaart”;

(d)

punt 3.20 wordt vervangen door:

“3.20

Gegevensuitwisseling met aanvullende externe apparaten”;

(e)

De volgende punten 3.27 en 3.28 worden ingevoegd:

“3.27

Monitoring van grensoverschrijdingen

3.28

Software-updates”;

(f)

het volgende punt 4.5.3.2.1.1 wordt ingevoegd:

“4.5.3.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

(g)

de volgende punten 4.5.3.2.17 tot en met 4.5.3.2.22 worden ingevoegd:

“4.5.3.2.17

Authenticatiestatus voor de posities in verband met de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.3.2.18

Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.3.2.19

Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.3.2.20

Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.3.2.21

Invoeren ladingtype (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.3.2.22

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”;

(h)

het volgende punt 4.5.4.2.1.1 wordt ingevoegd:

“4.5.4.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

(i)

de volgende punten 4.5.4.2.16 tot en met .5.4.2.22 worden ingevoegd:

“4.5.4.2.16

Authenticatiestatus voor de posities in verband met de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.4.2.17

Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.4.2.18

Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.4.2.19

Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.4.2.20

Invoeren ladingtype (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.4.2.21

Kalibrering van aanvullende gegevens (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

4.5.4.2.22

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”;

(j)

het volgende punt 4.5.5.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.5.2.1:

“4.5.5.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

(k)

het volgende punt 4.5.5.2.6 wordt ingevoegd:

“4.5.5.2.6

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”;

(l)

het volgende punt 4.5.6.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.6.2.1:

“4.5.6.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

(m)

het volgende punt 4.5.6.2.6 wordt ingevoegd:

“4.5.6.2.6

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”.

2)

De inleidende tekst voor de lijst van aanhangsels wordt vervangen door:

“INLEIDING

In deze bijlagen worden de eisen beschreven voor controleapparaten en tachograafkaarten van de tweede generatie.

Sinds 15 juni 2019 worden controleapparaten van de tweede generatie geïnstalleerd in voertuigen die voor het eerst in de Unie worden ingeschreven en worden tachograafkaarten van de tweede generatie afgegeven.

Om een vlotte uitrol van tachograafsystemen van de tweede generatie mogelijk te maken is er bij het ontwerp van de tachograafkaarten van de tweede generatie voor gezorgd dat zij ook in voertuigunits van de eerste generatie kunnen worden gebruikt overeenkomstig bijlage IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85.

Omgekeerd kunnen tachograafkaarten van de eerste generatie ook worden gebruikt in voertuigunits van de tweede generatie. Voertuigunits van de tweede generatie kunnen echter alleen worden gekalibreerd met werkplaatskaarten van de tweede generatie.

In deze bijlage worden de eisen inzake de interoperabiliteit tussen tachograafsystemen van de eerste en tweede generatie gespecificeerd. In aanhangsel 15 zijn nadere bijzonderheden opgenomen betreffende het beheer van de co-existentie van beide generaties.

Bovenop de invoering van nieuwe functies, zoals de authenticatie van Galileo Open Signal Navigation-berichten, de detectie van grensoverschrijdingen, de invoer van laad- en losverrichtingen en de behoefte om de capaciteit van de bestuurderskaart op te trekken tot 56 dagen rijactiviteiten, worden bij deze verordening de technische eisen voor de tweede generatie controleapparaten en tachograafkaarten vastgesteld.”.

3)

Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt f) wordt vervangen door:

“f)

“kalibrering van een digitale tachograaf”:

het bijwerken of bevestigen van voertuigparameters die in het geheugen opgeslagen zijn. Voertuigparameters zijn onder andere de voertuigidentificatie (voertuigidentificatienummer (VIN), kentekennummer en lidstaat van registratie) en de voertuigkenmerken (w, k, l, bandenmaat, snelheidsbegrenzer (indien van toepassing), actuele UTC-tijd, actuele kilometerstand, standaard ladingtype). Bij de kalibrering van een controleapparaat worden het type en de identificatiecodes van alle aanwezige verzegelingen die relevant zijn voor de typekeuring, opgeslagen in het geheugen.

Enkel de UTC-tijd bijwerken of bevestigen wordt beschouwd als een tijdafstelling en niet als een kalibrering, op voorwaarde dat er geen tegenspraak is met voorschrift 409 als toegelicht in punt 6.4.

Voor het kalibreren van een controleapparaat is een werkplaatskaart nodig;”;

b)

punt g) wordt vervangen door:

“g)

“kaartnummer”:

een nummer van 16 alfanumerieke tekens dat een tachograafkaart binnen een lidstaat op unieke wijze identificeert. Het kaartnummer omvat een identificatie, bestaande uit een identificatie van de bestuurder of de eigenaar van de kaart in combinatie met een opeenvolgende index van de kaart, een vervangingsindex van de kaart en een vernieuwingsindex van de kaart.

Een kaart wordt dus op unieke wijze geïdentificeerd door de code van de lidstaat van afgifte en het kaartnummer;”;

c)

de punten i) en j) worden vervangen door:

“i)

“vernieuwingsindex van de kaart”:

het 16de alfanumerieke teken van een kaartnummer, dat wordt verhoogd bij elke vernieuwing van een tachograafkaart die overeenstemt met een bepaalde identificatie, d.w.z. de identificatie van een bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index;

j)

“vervangingsindex van de kaart”:

het 15de alfanumerieke teken van een kaartnummer, dat wordt verhoogd bij elke vervanging van een tachograafkaart die overeenstemt met een bepaalde identificatie, d.w.z. de identificatie van een bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index;”;

d)

punt ee) wordt vervangen door:

“ee)

“ongeldige kaart”:

een kaart die ongeldig is, waarvan de authenticatie mislukt is, of waarvan de geldigheidstermijn nog niet begonnen of reeds verstreken is.

Een kaart wordt door de voertuigunit eveneens als ongeldig beschouwd als:

in de voertuigunit reeds eerder een kaart is ingevoerd van dezelfde lidstaat van afgifte, met dezelfde identificatie, d.w.z. identificatie van de bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index, en met een hogere vernieuwingsindex; of

in de voertuigunit reeds eerder een kaart is ingevoerd van dezelfde lidstaat van afgifte, met dezelfde identificatie, d.w.z. identificatie van de bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index en vernieuwingsindex, maar met een hogere vervangingsindex,”;

e)

punt ll) wordt vervangen door:

“ll)

“systeem voor communicatie op afstand”, “module voor communicatie op afstand” of “systeem voor vroegtijdige detectie op afstand”:

de uitrusting van de voertuigunit die wordt gebruikt voor de uitvoering van gerichte wegcontroles; ”;

f)

punt nn) wordt vervangen door:

“nn)

“vernieuwing van een kaart”:

afgifte van een nieuwe tachograafkaart wanneer een bestaande kaart verlopen of defect is en teruggestuurd is naar de autoriteit van afgifte;”;

g)

punt pp) wordt vervangen door:

“pp)

“vervanging van een kaart”:

afgifte van een nieuwe tachograafkaart ter vervanging van een bestaande kaart, die als verloren, gestolen of defect gemeld is en die niet teruggestuurd is naar de autoriteit van afgifte;”;

h)

punt tt) wordt vervangen door:

“tt)

“tijdsafstelling”:

een afstelling van de lopende tijd; die afstelling gebeurt automatisch op basis van de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd, of kan tijdens een kalibrering worden uitgevoerd;”;

i)

in punt yy) wordt het eerste streepje vervangen door:

“-

alleen in voertuigen van het type M1 en N1 wordt geïnstalleerd en gebruikt (als gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (1),”;

j)

punt aaa) wordt vervangen door:

“aaa)

gereserveerd voor toekomstig gebruik;”;

k)

punt ccc) wordt vervangen door:

“ccc)

“datum van invoering”:

de in Verordening (EU) nr. 165/2014 vastgestelde datum vanaf dewelke voertuigen die voor het eerst worden ingeschreven overeenkomstig onderhavige verordening met een tachograaf moeten zijn uitgerust.”.

4)

Punt 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 05) wordt vervangen door:

“05)

De voertuigunit moet zijn uitgerust met een ITS-interface als gespecificeerd in aanhangsel 13.

Het controleapparaat mag door middel van een extra interface en/of de ITS-interface op andere systemen worden aangesloten.”;

b)

in paragraaf 07) wordt de laatste alinea vervangen door:

“Dit gebeurt met inachtneming van de toepasselijke EU-regelgeving inzake gegevensbescherming en overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 165/2014.”.

5)

Punt 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het zesde streepje wordt vervangen door:

“-

handmatige invoer door de bestuurder:

invoer van de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt,

manuele invoer van bestuurdersactiviteiten en toestemming van de bestuurder voor de ITS-interface,

invoer van specifieke omstandigheden,

invoer van laad- /losverrichtingen,”;

b)

de volgende streepjes worden toegevoegd:

“—

monitoring van grensoverschrijdingen,

software-updates.”.

6)

Punt 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in paragraaf 12) wordt het vijfde streepje vervangen door:

“-

de downloadfunctie is niet toegankelijk in de operationele modus, behalve:

a)

in de gevallen als voorzien in voorschrift 193,

b)

voor het downloaden van een bestuurderskaart als er geen andere kaart in de VU is ingebracht.”;

b)

paragraaf 13) wordt als volgt gewijzigd:

i)

het tweede streepje wordt vervangen door:

“-

in bedrijfsmodus: gegevens over de bestuurder (voorschriften 102, 105, 108, 133a en 133e) kunnen alleen worden uitgevoerd tijdens perioden waarvoor geen vergrendeling aanwezig is of die niet door een ander bedrijf zijn vergrendeld (zoals geïdentificeerd door de eerste 13 cijfers van het bedrijfskaartnummer),”;

ii)

het vierde streepje wordt vervangen door:

“-

persoonsgegevens die door de tachograaf of de tachograafkaarten zijn geregistreerd of gegenereerd, worden slechts via de ITS-interface van de VU doorgegeven na controle van de instemming door de bestuurder waarop die gegevens betrekking hebben;”.

7)

In punt 2.4, wordt paragraaf 14), vierde streepje, vervangen door:

“-

externe GNSS-module (dit profiel is alleen vereist en van toepassing voor de variant met een externe GNSS-module).”.

8)

Punt 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 16) wordt vervangen door:

“16)

Bij het inbrengen van de kaart (of de authenticatie van de kaart op afstand) bepaalt het controleapparaat of de kaart geldig is overeenkomstig de definitie in deel 1, punt ee). Indien dit het geval is, worden het kaarttype en de generatie van de kaart geïdentificeerd.

Om te controleren of de kaart reeds eerder werd ingevoerd, maakt het controleapparaat gebruik van de in zijn geheugen opgeslagen gegevens van de tachograafkaart als bepaald in voorschrift 133.”;

b)

paragraaf 20) wordt vervangen door:

“20)

De tachograafkaart kan alleen worden uitgenomen wanneer het voertuig stilstaat en nadat de relevante gegevens op de kaart opgeslagen zijn. Het uitnemen van de kaart vereist een doelgerichte handeling van de gebruiker.”.

9)

Punt 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de paragrafen 26) en 27) worden vervangen door:

“26)

Om manipulatie van bewegingsgegevens te detecteren, moet informatie van de bewegingssensor worden bevestigd door informatie over beweging van het voertuig die afkomstig is van de GNSS-ontvanger of andere van de bewegingssensor onafhankelijke bronnen. Er moet in de VU ten minste één andere onafhankelijke bron van bewegingsinformatie aanwezig zijn waarvoor geen externe interface vereist is.

27)

Deze functie meet de positie van het voertuig met het oog op de registratie van:

de posities waar de bestuurder en/of de bijrijder hun dagelijkse werktijd aanvatten;

de posities waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt;

de posities waar het voertuig een landsgrens heeft overschreden;

de posities waar laad-/losverrichtingen zijn uitgevoerd;

de posities waar de bestuurder en/of de bijrijder hun dagelijkse werktijd beëindigen.”;

b)

in punt 3.2.1 wordt de volgende zin toegevoegd aan paragraaf 30):

“De tolerantie mag niet worden gebruikt om de gemeten afstand doelbewust te wijzigen.”;

c)

In punt 3.2.2 wordt paragraaf 33) vervangen door:

“33)

Om een maximumtolerantie op de getoonde snelheid van ± 6 km/h tijdens gebruik te garanderen en rekening houdend met:

een tolerantie van ± 2 km/h voor invoervariaties (bandenvariaties, …),

een tolerantie van ± 1 km/h voor metingen gedurende de installatie of periodieke controles,

moet het controleapparaat bij snelheden tussen 20 en 180 km/h en bij kenmerkende coëfficiënten van het voertuig tussen 2 400 en 25 000 imp/km de snelheid meten met een tolerantie van ± 1 km/h (bij constante snelheid).

Opmerking: de resolutie van de gegevensopslag geeft een extra tolerantie van ± 0,5 km/h aan de door het controleapparaat opgeslagen snelheid.”;

d)

In punt 3.2.3 wordt paragraaf 37) vervangen door:

“37)

De absolute positie moet worden gemeten in geografische coördinaten van de lengte- en breedtegraad in graden en minuten met een resolutie van 1/10 minuut.”.

10)

Punt 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 41) wordt vervangen door:

“41)

Afwijkingen mogen niet meer dan ± 1 seconde per dag bedragen in temperatuuromstandigheden overeenkomstig voorschrift 213, zonder enige vorm van tijdsafstelling.”;

b)

de volgende paragrafen 41a), 41b) en 41c) worden ingevoegd:

“41a)

Als de tijdsafstelling door een werkplaats wordt uitgevoerd overeenkomstig voorschrift 212, moet de tijd tot op 3 seconden nauwkeurig zijn.

41b)

De voertuigunit bevat een afwijkingsmeter, die de maximale afwijking sinds de laatste tijdsafstelling berekent overeenkomstig punt 3.23. De maximale tijdsafwijking wordt bepaald door de fabrikant van de voertuigunit en mag niet meer dan 1 seconde/dag bedragen, als gespecificeerd in voorschrift 41.

41c)

De afwijkingsmeter wordt 1 seconde na elke tijdsafstelling van het controleapparaat gereset overeenkomstig punt 3.23. Dit omvat:

automatische tijdsafstellingen,

in kalibreringsmodus uitgevoerde tijdsafstellingen.”.

11)

Punt 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de paragrafen 57) tot en met 59) worden vervangen door:

“57)

Plaatsen worden gedefinieerd als het land en — voor zover relevant — de regio.

58)

Bij het uitnemen van de bestuurders- of werkplaatskaart geeft het controleapparaat de huidige plaats van het voertuig weer op basis van de GNSS-informatie en van de opgeslagen digitale kaart overeenkomstig punt 3.12.19 en vraagt het de kaarthouder die plaats te bevestigen of manueel te corrigeren.

59)

De overeenkomstig voorschrift 58 ingevoerde plaats wordt beschouwd als de plaats waar de dagelijkse werkperiode eindigt. Ze wordt tijdelijk op de relevante bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen en mag derhalve later worden overschreven.

In de volgende omstandigheden wordt de tijdelijke invoer die bij de laatste kaartuitneming is gebeurd gevalideerd (d.w.z. niet meer overschreven):

invoer van een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint tijdens manuele invoer overeenkomstig voorschrift 61);

de volgende invoer van een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint als de kaarthouder tijdens de manuele invoer overeenkomstig voorschrift 61) niet invoert op welke de werkperiode begint of eindigt.

In de volgende omstandigheden wordt de tijdelijke invoer die bij de laatste kaartuitneming is gebeurd overschreven en wordt de nieuwe waarde gevalideerd:

de volgende invoer van een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode eindigt als de kaarthouder tijdens de manuele invoer overeenkomstig voorschrift 61) niet invoert op welke plaats de werkperiode begint of eindigt.”;

ii)

aan paragraaf 60) wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het controleapparaat moet de huidige plaats van het voertuig weergeven op basis van de GNSS-informatie en van de opgeslagen digitale kaart(en) overeenkomstig punt 3.12.19 en het moet de bestuurder vragen die plaats te bevestigen of manueel te corrigeren.”;

b)

In punt 3.6.2 wordt paragraaf 61) vervangen door:

“61)

Manuele invoer van activiteiten is uitsluitend toegestaan bij het inbrengen van een bestuurderskaart of werkplaatskaart. Bij het manueel invoeren van activiteiten worden de plaatselijke tijd- en datumwaarden van de tijdszone (UTC offset) gebruikt die op dat moment voor de voertuigunit zijn ingesteld.

Bij het inbrengen van een bestuurders- of werkplaatskaart wordt de kaarthouder herinnerd aan:

de datum en de tijd waarop de kaart voor het laatst is uitgenomen;

facultatief: de voor de voertuigunit ingestelde plaatselijke tijd.

Bij de invoer van een bestuurders- of werkplaatskaart die voor de voertuigunit nog niet bekend is, wordt de kaarthouder gevraagd te bevestigen dat hij ermee instemt dat zijn persoonlijke tachograafgegevens via de ITS-interface worden doorgegeven. Om te controleren of de kaart reeds ingevoerd is geweest, maakt het controleapparaat gebruik van de in zijn geheugen opgeslagen gegevens van de tachograafkaart, als bepaald in voorschrift 133.

Wanneer de bestuurderskaart (resp. werkplaatskaart) is ingebracht, kan de bestuurder (resp. werkplaats) op elk moment via het menu zijn of haar instemming geven of intrekken.

Activiteiten kunnen worden ingevoerd met de volgende beperkingen:

Activiteiten zijn WERKEN, BESCHIKBAARHEID of RUSTPAUZE;

De begin- en eindtijden van elke activiteit moeten binnen de laatste periode tussen het uitnemen en inbrengen van de kaart vallen;

Activiteiten mogen elkaar niet in tijd overlappen.

Indien nodig is manuele invoer mogelijk wanneer een nog niet eerder gebruikte bestuurderskaart (of werkplaatskaart) voor het eerst wordt ingebracht.

De procedure voor manuele invoer van activiteiten bestaat uit evenveel opeenvolgende stappen als nodig voor het instellen van het type en de begin- en eindtijd van elke activiteit. Voor elk willekeurig deel van de laatste periode tussen het uitnemen en invoeren van de kaart kan de kaarthouder ervoor kiezen geen enkele activiteit op te geven.

Tijdens de met het inbrengen van een kaart verbonden manuele invoer kan de kaarthouder, indien van toepassing, het volgende invoeren:

een plaats waar een vorige dagelijkse werkperiode is geëindigd, alsook de relevante tijd (waarbij de invoer tijdens de laatste kaartuitneming wordt overschreven en dus gevalideerd),

een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint, alsook de relevante tijd (waarbij de tijdelijke invoer die bij de laatste kaartuitneming is gebeurd wordt gevalideerd).

Met betrekking tot de bij het inbrengen van de huidige kaart ingevoerde plaats waar de huidige dagelijkse werkperiode begint, moet het controleapparaat de huidige plaats van het voertuig weergeven op basis van de GNSS-informatie en de opgeslagen digitale kaart(en) overeenkomstig punt 3.12.19, en moet het de bestuurder vragen die plaats te bevestigen of manueel te corrigeren.

Wanneer de kaarthouder tijdens de manuele invoer bij het inbrengen van een kaart niet invoert op welke plaats de werkperiode begint of eindigt, wordt aangenomen dat die plaats niet is gewijzigd na de laatste keer dat de kaart is uitgenomen. De volgende invoer van een plaats waar de vorige dagelijkse werkperiode eindigt, overschrijft in dat geval de tijdelijke invoer bij de laatste kaartuitneming.

Wanneer een plaats is ingevoerd, wordt deze geregistreerd op de relevante tachograafkaart.

De manuele invoer wordt onderbroken indien:

de kaart wordt uitgenomen; of

het voertuig in beweging is en de kaart zich in de lezer van de bestuurder bevindt.

Extra onderbrekingen zijn toegestaan, bv. een time-out na een zekere periode van inactiviteit van de gebruiker. Indien de manuele invoer wordt onderbroken, valideert het controleapparaat elke volledige invoer van plaats en activiteit (met ondubbelzinnige vermelding van hetzij plaats en tijd, hetzij het type activiteit en de begin- en eindtijd).

Indien een tweede bestuurders- of werkplaatskaart wordt ingebracht terwijl de manuele invoer voor een eerder ingebrachte kaart nog bezig is, mag die manuele invoer worden voltooid voordat de manuele invoer voor de tweede kaart begint.

De kaarthouder kan manueel activiteiten invoeren overeenkomstig de volgende minimumprocedure:

Voer voor de laatste periode tussen het uitnemen en inbrengen van de kaart activiteiten manueel in, in chronologische volgorde;

De begintijd van de eerste activiteit is het tijdstip waarop de kaart wordt uitgenomen. Voor elke volgende invoer wordt de begintijd vooraf ingesteld als onmiddellijk volgend op de eindtijd van de voorafgaande invoer. Voor elke activiteit wordt het type activiteit en de eindtijd geselecteerd.

De procedure eindigt wanneer de eindtijd van een manueel ingevoerde activiteit gelijk is aan het tijdstip waarop de kaart is ingebracht.

Het controleapparaat moet het mogelijk maken dat de gegevens die tijdens de procedure moeten worden ingevoerd via de in aanhangsel 13 gespecificeerde ITS-interface en, optioneel, via andere interfaces, manueel worden ingevoerd door de bestuurders of werkplaatsen.

Het controleapparaat moet de kaarthouder vervolgens in staat stellen een manueel ingevoerde activiteit te wijzigen, totdat ze wordt gevalideerd door een specifiek commando te selecteren. Daarna kunnen er geen wijzigingen meer worden aangebracht.”;

c)

In punt 3.6.3 wordt paragraaf 62) vervangen door:

“62)

De bestuurder kan de twee onderstaande specifieke omstandigheden in real-time in het controleapparaat invoeren:

“NIET VERPLICHT” (begin, einde);

“VERVOER PER FERRY/TREIN” (begin, einde).

“VERVOER PER FERRY/TREIN” is niet toegestaan wanneer een omstandigheid “NIET VERPLICHT” geopend is. Als een omstandigheid “NIET VERPLICHT” is geopend, mag het controleapparaat de gebruiker niet de mogelijkheid bieden een beginvlag “VERVOER PER FERRY/TREIN” in te voeren.

Een geopende omstandigheid “NIET VERPLICHT” moet door het controleapparaat automatisch worden gesloten wanneer een bestuurderskaart wordt ingebracht of uitgenomen.

Een geopende omstandigheid “NIET VERPLICHT” onderdrukt de volgende voorvallen en waarschuwingssignalen:

rijden zonder geschikte kaart,

waarschuwingssignalen in verband met de rijtijd.

Onmiddellijk na het selecteren van RUSTPAUZE op de ferry of trein voert de bestuurder het beginvlagje VERVOER PER FERRY/TREIN in.

Een geopende omstandigheid VERVOER PER FERRY/TREIN moet door het controleapparaat worden beëindigd in de volgende gevallen:

als de bestuurder het VERVOER PER FERRY/TREIN manueel beëindigt, namelijk bij aankomst van de ferry of trein op zijn bestemming en alvorens van de trein of ferry te rijden,

als een omstandigheid ”NIET VERPLICHT” is geopend,

als de bestuurder zijn kaart uitneemt;

als de rijactiviteit overeenkomstig punt 3.4 gedurende een kalenderminuut wordt gerekend als RIJTIJD.

Als meer dan één specifieke omstandigheid van hetzelfde type binnen éénzelfde kalenderminuut wordt ingevoerd, wordt alleen de laatste geregistreerd.”;

d)

het volgende punt 3.6.4 wordt toegevoegd:

“3.6.4

Invoeren van laad- of losverrichtingen

62a)

Het controleapparaat moet de bestuurder in staat stellen in realtime in te voeren en te bevestigen dat het voertuig wordt geladen, gelost of dat er tegelijkertijd wordt geladen en gelost.

Als meer dan één specifieke laad- of losverrichting van hetzelfde type binnen éénzelfde kalenderminuut worden ingevoerd, wordt alleen de laatste geregistreerd.”;

62b)

Laden, lossen of gelijktijdig laden en lossen worden ingevoerd als afzonderlijke voorvallen.

62c)

De laad-/losinformatie wordt ingevoerd vooraleer het voertuig de plaats waar de laad- en losverrichtingen plaatsvinden verlaat.”.

12)

Punt 3.9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt 3.9.12 wordt paragraaf 83) vervangen door:

“83)

Dit voorval treedt op als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt bij een onderbreking in de normale gegevensstroom tussen de bewegingssensor en de voertuigunit en/of bij een fout in de integriteit of authenticatie van de gegevens tijdens de gegevensuitwisseling tussen de bewegingssensor en de voertuigunit. Dit voorval treedt eveneens op als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt en de op basis van de impulsen van de bewegingssensor berekende snelheid in één seconde van 0 naar meer dan 40 km/h stijgt en daarna gedurende minstens 3 seconden boven de 40 km/h blijft.”;

b)

In punt 3.9.13 wordt paragraaf 84) vervangen door:

“84)

Dit voorval treedt op, als gespecificeerd in aanhangsel 12, als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt, wanneer de op basis van de bewegingssensor berekende bewegingsinformatie verschilt van de bewegingsinformatie die is berekend op basis van informatie van de interne GNSS-ontvanger of de externe GNSS-module, en eventuele andere onafhankelijke bronnen overeenkomstig voorschrift 26. Dit voorval treedt niet op tijdens een vervoer per ferry of trein.”;

c)

In punt 3.9.15 wordt paragraaf 86) vervangen door:

“86)

Dit voorval treedt op wanneer een VU die zich niet in de kalibreringsmodus bevindt een afwijking detecteert tussen de tijd van de meetfunctie van de voertuigunit en de tijd op basis van de door de GNSS-ontvanger of de externe GNSS-module verzonden geauthenticeerde plaatsen. Er wordt een “tijdsafwijking” gedetecteerd als het tijdsverschil groter is dan ±3 seconden overeenkomstig de tijdkundige nauwkeurigheid als bepaald in voorschrift 41a), verhoogd met de maximale tijdsafwijking per dag. Dit voorval wordt opgeslagen samen met de interne klokwaarde van het controleapparaat. De VU verricht de controle om het voorval “tijdsconflict” te genereren net voordat de VU de interne klok van de VU automatisch bijwerkt overeenkomstig voorschrift 211.”;

d)

in punt 3.9.17 wordt het achtste streepje vervangen door:

“-

ITS interfacefout.”;

e)

het volgende punt wordt toegevoegd:

“3.9.18

GNSS-storing

88a)

Dit voorval treedt op als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt, als de GNSS-ontvanger een aanval detecteert of als de authenticatie van de navigatieberichten mislukt is, als gespecificeerd in aanhangsel 12. Nadat een GNSS-storing is veroorzaakt, mag de VU de volgende 10 minuten geen andere GNSS-storingsvoorvallen genereren.”.

13)

In punt 3.10 wordt de laatste rij in de tabel vervangen door:

“ITS-interface

Correcte werking”

 

14)

Punt 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

“Voor de toepassing van dit artikel:

“wordt “365 dagen” gedefinieerd als 365 kalenderdagen van gemiddelde activiteit van de bestuurder in een voertuig. De gemiddelde activiteit per dag in een voertuig wordt gedefinieerd als ten minste 6 bestuurders of bijrijders, 6 cycli van kaartinvoer en -uitname en 256 wijzigingen in de activiteiten. “365 dagen” omvat derhalve ten minste 2190 bestuurders of bijrijders, 2190 cycli van kaartinvoer en kaartuitname en 93 440 wijzigingen van activiteiten;

het gemiddeld aantal ingevoerde plaatsen per dag wordt gedefinieerd als ten minste 6 invoerverrichtingen bij het begin van de dagelijkse werktijd en 6 invoerverrichtingen aan het einde van de dagelijkse werktijd, zodat "365 dagen" overeenstemt met minstens 4380 ingevoerde plaatsen,

het gemiddeld aantal posities per dag wanneer de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van 3 uur bereikt is gedefinieerd als ten minste 6 posities, zodat “365 dagen” overeenstemt met minstens 2190 posities,

het gemiddelde aantal grensoverschrijdingen per dag is gedefinieerd als minstens 20 overschrijdingen, zodat “365 dagen” overeenstemt met minstens 7300 grensoverschrijdingen,

het gemiddelde aantal laad- en losverrichtingen per dag is gedefinieerd als minstens 25 verrichtingen (ongeacht het type), zodat “365 dagen” overeenstemt met minstens 9125 laad- en losverrichtingen,

de tijd wordt met een resolutie van 1 minuut geregistreerd, tenzij anders gespecificeerd;

kilometerstanden worden met een resolutie van 1 kilometer geregistreerd;

de snelheid wordt geregistreerd met een resolutie van 1 km/h;

posities (lengte en breedte) worden geregistreerd in graden en minuten, met een resolutie van 1/10 minuut, met de daaraan gekoppelde GNSS-nauwkeurigheid en acquisitietijd, en met een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.”;

b)

punt 3.12.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

aan paragraaf 93 wordt het volgende streepje toegevoegd:

“-

aanduiding versie digitale kaart (voorschrift 133l).”;

ii)

paragraaf 94) wordt vervangen door:

“94)

Identificatiegegevens van de VU worden door de fabrikant van de VU definitief geregistreerd en opgeslagen, met uitzondering van gegevens die in geval van een software-update overeenkomstig deze verordening gewijzigd kunnen worden, en de compatibiliteit met tachograafkaarten van de eerste generatie.”;

c)

in punt 3.12.1.2 komt de eerste alinea van paragraaf 97) als volgt te luiden:

“97)

De voertuigunit moet voor de 20 recentste geslaagde verbindingen met bewegingssensoren (indien op één kalenderdag meerdere verbindingen tot stand worden gebracht, worden alleen de eerste en laatste van de dag opgeslagen) de volgende gegevens in zijn geheugen kunnen registeren en opslaan:”;

d)

in punt 3.12.1.3 komt de eerste alinea van paragraaf 100) als volgt te luiden:

“100)

De voertuigunit moet voor de 20 recentste geslaagde koppelingen met externe GNSS-systemen (indien op één kalenderdag meerdere koppelingen tot stand worden gebracht, worden alleen de eerste en laatste van de dag opgeslagen) de volgende gegevens in zijn geheugen kunnen registreren en opslaan:”;

e)

punt 3.12.5 wordt als volgt gewijzigd:

i)

paragraaf 110) wordt als volgt gewijzigd:

1)

het eerste streepje wordt vervangen door:

“-

het nummer van de bestuurders- en/of bijrijderskaart en de lidstaat van afgifte”;

2)

het volgende streepje wordt toegevoegd:

“-

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.”;

ii)

de volgende paragraaf 110a) wordt ingevoegd:

“110 a)

Voor tijdens de manuele invoerprocedure bij het inbrengen van de kaart overeenkomstig voorschrift 61 ingevoerde plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint of eindigt, worden de huidige kilometerstand en positie van het voertuig opgeslagen.”;

f)

in punt 3.12.8 wordt de tabel in paragraaf 117) als volgt gewijzigd:

i)

de vijfde rij wordt vervangen door:

“Laatste kaartsessie niet correct afgesloten

de 10 meest recente voorvallen.

datum en tijd van kaartinvoer,

kaartsoort, kaartnummer, lidstaat van afgifte en generatie van de kaart,

laatste sessiegegevens zoals af te lezen van de kaart:

datum en tijd van kaartinvoer.”

ii)

de volgende rij wordt toegevoegd:

“GNSS-storing

de langste voorvallen op elk van de laatste 10 dagen waarop een dergelijk voorval is opgetreden,

de 5 langste voorvallen gedurende de afgelopen 365 dagen.

datum en tijd van het begin van het voorval,

datum en tijd van het einde van het voorval,

kaartsoort, kaartnummer, lidstaat van afgifte en generatie van de kaart die bij het begin en/of einde van het voorval is ingebracht,

aantal vergelijkbare voorvallen op die dag.”

g)

in punt 3.12.10 worden de volgende streepjes toegevoegd aan paragraaf 120):

“-

het serienummer van de bewegingssensor, de externe GNSS-module (indien aanwezig), en het systeem voor communicatie op afstand (indien aanwezig),

-

het standaard ladingtype dat met het voertuig is geassocieerd (vervoer van goederen of passagiers),

-

het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden, en de datum en tijd waarop de positie die gebruikt is om dat land te bepalen aan de GNSS-ontvanger is meegedeeld.”;

h)

de volgende punten worden toegevoegd:

“3.12.17   Grensoverschrijdingen

133 a)

Het controleapparaat moet in zijn geheugen de volgende gegevens over grensoverschrijdingen registreren en opslaan:

het land dat het voertuig verlaat,

het land dat het voertuig binnen rijdt,

de positie waar het voertuig de grens heeft overschreden;

133b)

Samen met de landen en posities moet het controleapparaat gegevens registreren en in zijn geheugen opslaan met betrekking tot:

het nummer van bestuurders- en/of bijrijderskaart en de lidstaat van afgifte,

de generatie van de kaart,

de gerelateerde GNSS-nauwkeurigheid, datum- en tijd,

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

de kilometerstand van het voertuig op het tijdstip waarop de grens wordt overschreden.

133c)

Het geheugen moet de gegevens betreffende grensoverschrijdingen van ten minste 365 dagen kunnen bewaren.

133d)

Wanneer de opslagcapaciteit opgebruikt is, worden de oudste gegevens door nieuwe overschreven.

3.12.18   Laden en lossen

133e)

Het controleapparaat moet in zijn geheugen de volgende gegevens over laad- en losverrichtingen van het voertuig registreren en opslaan:

het type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen),

de positie waar de laad-/losverrichting heeft plaatsgevonden.

133f)

Wanneer de positie van het voertuig op het tijdstip van de laad-/losverrichting niet via de GNSS-ontvanger kan worden bepaald, gebruikt het controleapparaat de recentste beschikbare positie en de daaraan gekoppelde datum en tijd.

133g)

Samen met het type verrichting moet het controleapparaat gegevens registreren en in zijn geheugen opslaan met betrekking tot:

het nummer van bestuurders- en/of bijrijderskaart en de lidstaat van afgifte,

de generatie van de kaart,

de datum en het tijdstip van de laad- en/of losverrichting,

desgevallend de gerelateerde GNSS-nauwkeurigheid, datum en tijd,

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

de kilometerstand van het voertuig.

133h)

Het geheugen moet laad- en losverrichtingen van ten minste 365 kalenderdagen kunnen opslaan.

133i)

Wanneer de opslagcapaciteit opgebruikt is, worden de oudste gegevens door nieuwe overschreven.

3.12.19   Digitale kaart

133j)

Met het oog op de registratie van de positie van het voertuig op het moment waarop een landsgrens wordt overschreden, bewaart het controleapparaat de gegevens op een digitale kaart in het geheugen.

133k)

De Europese Commissie zorgt ervoor dat de digitale kaarten die mogen worden gebruikt om de functie monitoring van grensoverschrijdingen door het controleapparaat te ondersteunen in verschillende formaten van een specifieke beveiligde website kunnen worden gedownload.

133l)

Bij elke kaart wordt op de website een aanduiding van de versie en hashwaarde vermeld.

133m)

De kaarten bezitten de volgende eigenschappen:

een definiëringsniveau dat overeenstemt met NUTS niveau 0, overeenkomstig de Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek,

een schaal van 1:1 000 000.

133n)

Tachograaffabrikanten kiezen een kaart op de website en downloaden deze op een beveiligde manier.

133o)

Tachograaffabrikanten gebruiken een van de website gedownloade kaart slechts nadat ze de integriteit daarvan door middel van de hashwaarde van de kaart hebben gecontroleerd.

133p)

De geselecteerde kaart wordt door de fabrikant in het controleapparaat opgeslagen in een passend formaat; de inhoud van de geïmporteerde kaart wordt niet gewijzigd.

133q)

De aanduiding van de versie van de gebruikte kaart wordt door de fabrikant opgeslagen in het controleapparaat.

133r)

De opgeslagen digitale kaart moet kunnen worden geüpdatet of vervangen door een nieuwe kaart die door de Europese Commissie beschikbaar is gesteld.

133s)

De update van digitale kaarten gebeurt door middel van de mechanismen voor software-updates die door de fabrikant zijn voorzien middels toepassing van de voorschriften 226d en 226e, zodat het controleapparaat de authenticiteit en integriteit van een nieuwe ingevoerde kaart kan verifiëren alvorens die op te slaan en de vorige versie te overschrijven.

133 t)

Tachograaffabrikanten kunnen extra informatie toevoegen aan de basiskaart als bedoeld in voorschrift 133m) voor andere doeleinden dan grensoverschrijdingen, zoals de grenzen van EU-regio's, voor zover de inhoud van de basiskaart niet wordt gewijzigd.”.

15)

Punt 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in paragraaf 134) wordt het derde streepje, vervangen door:

“-

de rijtijd van de bestuurder, de cumulatieve rustperiode en de gecumuleerde rijtijden gedurende de voorafgaande en de lopende week te berekenen,”;

b)

de volgende paragraaf 135a) wordt toegevoegd:

“135 a)

De structuur in de TACHO_G2-toepassing is afhankelijk van de versie. Kaarten van versie 2 bevatten extra hoofdbestanden ten opzichte van de kaarten van versie 1, namelijk:

in bestuurders- en werkplaatskaarten:

EF Places_Authentication bevat de authenticatiestatus van de in EF Places opgeslagen voertuigposities. Samen met elke authenticatiestatus wordt een tijdsstempel opgeslagen; die moet exact overeenstemmen met de datum en het tijdstip van de samen met de overeenkomstige positie in EF Places ingevoerde gegevens;

EF GNSS_Places_Authentication bevat de authenticatiestatus van de in EF GNSS_Places opgeslagen voertuigposities. Samen met elke authenticatiestatus wordt een tijdsstempel opgeslagen; die moet exact overeenstemmen met de datum en het tijdstip van de samen met de overeenkomstige positie in EF Places ingevoerde gegevens;

EF Border_Crossings, EF Load_Unload_Operations en EF Load_Type_Entries bevatten gegevens die verband houden met grensoverschrijdingen, laad- en losverrichtingen en het ladingtype.

op werkplaatskaarten:

EF Calibration_Add_Data bevat extra kalibreringsgegevens in aanvulling van de in EF Calibration opgeslagen gegevens. De oude datum- en tijdswaarde en het VIN-nummer van het voertuig worden telkens samen met de kalibreringsgegevens opgeslagen en moeten exact overeenstemmen met de datum- en tijdswaarde van het VIN-nummer die samen met de overeenkomstige kalibreringsgegevens in EF Calibration zijn opgeslagen.

op alle tachograafkaarten:

EF VU_Configuration bevat de specifieke settings van de houder van de tachograafkaart.

The VU negeert elke in EF Places_Authentication of EF GNSS_Places_Authentication aanwezige authenticatiestatus als er in EF Places of EF GNSS_Places geen voertuigpositie met dezelfde tijdsstempel is gevonden.

De VU negeert het hoofdbestand EF VU_Configuration op alle kaarten zolang er geen specifieke regels zijn vastgesteld betreffende het gebruik van die hoofdbestanden. Die regels zullen worden vastgesteld door de wijziging van bijlage IC, op dat moment zal deze paragraaf worden gewijzigd of geschrapt.”.

16)

Punt 3.14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3.14.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

paragraaf 140) wordt vervangen door:

“140)

Alle voorvallen en fouten die niet zijn gedefinieerd voor controleapparaten van de eerste generatie worden niet op de bestuurders- en werkplaatskaarten van de eerste generatie opgeslagen.”;

ii)

paragraaf 143) wordt vervangen door:

“143)

Voordat een bestuurders- of werkplaatskaart uitgenomen wordt en nadat alle relevante gegevens op de kaart zijn opgeslagen, moet het controleapparaat de “gegevens van de kaartsessie” resetten.”;

b)

punt 3.14.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

aan paragraaf 144) wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De structuur in de TACHO_G2-toepassing is afhankelijk van de versie. Kaarten van versie 2 bevatten extra hoofdbestanden ten opzichte van de kaarten van versie 1.”;

ii)

de volgende paragrafen 147 a) en 147b) worden ingevoegd:

“147 a)

Bij het inbrengen van de bestuurders- of werkplaatskaart wordt het standaard ladingtype door het controleapparaat opgeslagen op de kaart.

147b)

Bij het inbrengen van de bestuurders- of werkplaatskaart, en na de manuele invoerprocedure, verifieert het controleapparaat de laatste op de kaart opgeslagen plaats waar de dagelijkse werkperiode begint of eindigt. Die plaats kan tijdelijk zijn, zoals gespecificeerd in voorschrift 59. Als die plaats in een ander land ligt dan die waar het voertuig zich bevindt, worden de gegevens betreffende de grensoverschrijdingen door het controleapparaat opgeslagen op de kaart, met:

het land dat de bestuurder verlaat: niet beschikbaar,

het land dat de bestuurder binnenrijdt: het huidige land waar het voertuig zich bevindt,

de datum en tijd waarop de bestuurder de grens heeft overschreden: het tijdstip waarop de kaart wordt ingebracht,

de positie van de bestuurder wanneer de grens werd overschreden: niet beschikbaar,

de kilometerstand van het voertuig: niet beschikbaar.”;

iii)

de volgende paragraaf 150a) wordt toegevoegd:

“150 a)

Zolang er geen specifieke regels zijn vastgesteld betreffende het gebruik van die hoofdbestanden, negeert de VU het hoofdbestand EF VU_Configuration op alle kaarten. Die regels zullen worden vastgesteld door de wijziging van bijlage IC; op dat moment zal deze paragraaf worden gewijzigd of geschrapt.”.

17)

In punt 3.15.4 wordt paragraaf 167) als volgt gewijzigd:

a)

het tweede streepje wordt vervangen door:

“-

de inhoud van de in voorschrift 169 genoemde afgedrukte documenten in hetzelfde formaat als de afdrukken zelf,”;

b)

het vijfde en zesde streepje worden vervangen door:

“-

de gecumuleerde rijtijd van de bestuurder tijdens de voorbije en de lopende week,

-

de gecumuleerde rijtijd van de bijrijder tijdens de voorbije en de lopende week,”;

c)

het achtste en negende streepje worden vervangen door:

“-

de gecumuleerde rijtijd van de bestuurder tijdens de lopende week,

-

de gecumuleerde rijtijd van de bijrijder tijdens de lopende dagelijkse werkperiode,

-

de gecumuleerde rijtijd van de bestuurder tijdens de lopende dagelijkse werkperiode.”.

18)

Punt 3.18 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 193) wordt vervangen door:

“193)

Verder is er een optie waardoor het controleapparaat in elke werkingsmodus gegevens via een willekeurige andere interface naar een door dit kanaal geauthenticeerd bedrijf kan downloaden. In dit geval zijn de gegevenstoegangsrechten in de bedrijfsmodus van toepassing op die download.”;

b)

de volgende paragrafen 196a) en 196b) worden ingevoegd:

“196a)

Een vervoersonderneming die gebruik maakt van voertuigen die uitgerust zijn met een controleapparaat dat aan deze bijlage voldoet en die onder Verordening (EG) nr. 561/2006 vallen, moet ervoor zorgen dat alle gegevens van de voertuigunits en bestuurderskaarten worden gedownload.

De maximumtermijn binnen dewelke de relevante gegevens moeten worden gedownload bedraagt:

90 dagen voor gegevens van de voertuigunit;

28 dagen voor gegevens van de bestuurderskaart.

196b)

Vervoersondernemingen bewaren de van de voertuigunit en bestuurderskaarten gedownloade gegevens gedurende ten minste twaalf maanden na de registratie van die gegevens.”.

19)

In punt 3.19 worden aan paragraaf 199) de volgende streepjes toegevoegd:

“-

positie van het voertuig,

-

een indicatie dat de bestuurder op dat moment wellicht inbreuk pleegt op de rijtijden.”.

20)

Punt 3.20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

“3.20

Gegevensuitwisseling met aanvullende externe apparaten”;

b)

paragraaf 200) wordt vervangen door:

“200)

Het controleapparaat moet overeenkomstig aanhangsel 13 worden uitgerust met een ITS-interface die ervoor zorgt dat de door de tachograaf of de tachograafkaart geregistreerde of gegenereerde gegevens kunnen worden gebruikt door externe apparaten.

In de operationele modus mogen de persoonsgegevens niet via de ITS-interface worden verzonden zonder de instemming van de bestuurder. Instemming van de bestuurder is echter niet vereist voor de toegang tot de tachograaf of tachograafkaart in de controle-, bedrijfs- of kalibreringsmodus. De gegevens en functionele toegangsrechten voor die modi zijn gespecificeerd in de voorschriften 12 en 13.

De volgende eisen moeten van toepassing zijn voor ITS-gegevens die via die interface worden verstrekt:

persoonsgegevens mogen slechts beschikbaar zijn na de controleerbare bevestiging door de bestuurder dat hij ermee instemt dat zijn persoonsgegevens het voertuignetwerk mogen verlaten.

Een set bestaande gegevens die via de ITS-interface beschikbaar kan worden gesteld, en de classificatie als al dan niet persoonsgebonden zijn gespecificeerd in aanhangsel 13. Er kunnen ook aanvullende gegevens worden gegenereerd in aanvulling op de in aanhangsel 13 genoemde reeks gegevens. De fabrikant van de VU classificeert die gegevens als “persoonsgegevens” of “niet-persoonsgebonden gegevens”; de instemming van de bestuurder heeft betrekking op de “persoonsgegevens”,

wanneer de bestuurderskaart is ingebracht, kan de bestuurder op elk moment via het menu zijn instemming geven of intrekken,

de ITS-interface mag de correcte werking en beveiliging van de voertuigunit in geen geval verstoren of aantasten.

Aanvullende VU-interfaces zijn eveneens toegestaan indien zij volledig voldoen aan de vereisten van aanhangsel 13 inzake de instemming van de bestuurder. Het controleapparaat moet de instemmingsstatus van de bestuurder kunnen meedelen aan andere platforms in het voertuignetwerk en aan externe apparaten.

Voor persoonsgegevens die in het voertuignetwerk worden ingevoerd en die verder worden verwerkt buiten het voertuignetwerk, berust de verantwoordelijkheid om dat proces in overeenstemming te brengen met de geldende Uniewetgeving inzake gegevensbescherming niet bij de fabrikant van de tachograaf.

De ITS-interface moet, zowel voor de bestuurder als de bijrijder, de mogelijkheid bieden gegevens in te voeren tijdens de procedure voor manuele gegevensinvoer overeenkomstig voorschrift 61.

De ITS-interface mag ook worden gebruikt voor de invoer van aanvullende informatie in realtime, zoals:

selectie van de bestuurdersactiviteit, overeenkomstig voorschrift 46,

plaatsen overeenkomstig voorschrift 56,

specifieke omstandigheden overeenkomstig voorschrift 62,

laad- en losverrichtingen overeenkomstig voorschrift 62a.

Die informatie kan ook via andere interfaces worden ingevoerd.”;

c)

paragraaf 201) wordt vervangen door:

“201)

Om de achterwaartse compatibiliteit te waarborgen mogen tachografen ook worden voorzien van de in bijlage IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85, als laatstelijk gewijzigd, gespecificeerde seriële verbinding. Die seriële verbinding is geclassificeerd als een onderdeel van het voertuignetwerk, overeenkomstig voorschrift 200.”.

21)

Punt 3.21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 202) wordt als volgt gewijzigd:

i)

het negende streepje wordt vervangen door:

“-

andere parameters van het controleapparaat bijwerken of bevestigen: VIN van het voertuig, w, l, bandenmaat en instelling van de snelheidsbegrenzer, indien van toepassing, en het standaard ladingtype.”;

ii)

het volgende streepje wordt toegevoegd:

“-

automatische opslag van het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden, en van de datum en tijd waarop de positie die gebruikt is om dat land te bepalen aan de GNSS-ontvanger is meegedeeld.”;

b)

paragraaf 205) wordt vervangen door:

“205)

Het koppelen van de externe GNSS-module aan de VU omvat ten minste:

het bijwerken van de installatiegegevens van de externe GNSS-module die in dat systeem zijn opgeslagen (indien nodig),

het kopiëren van de vereiste identificatiegegevens van de externe GNSS-module naar het geheugen van de VU, m.i.v. het serienummer van de externe GNSS-module.”.

22)

In punt 3.22 wordt de volgende alinea toegevoegd aan paragraaf 209):

“Als de I/O-modus van de I/O signaallijn voor kalibrering actief is overeenkomstig dit voorschrift, genereert de VU geen waarschuwing “Rijden zonder geschikte kaart” (voorschrift 75).”.

23)

Punt 3.23 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 211) wordt vervangen door:

“211)

De tijdsbepaling van de interne klok van de VU wordt met variabele tussenpozen automatisch bijgewerkt. De volgende automatische tijdsafstelling wordt geïnitieerd tussen 72h en 168h na de vorige, en nadat de VU via een geldig geauthenticeerd positiebericht overeenkomstig aanhangsel 12 toegang krijgt tot de GNSS-tijdgegevens. Niettemin mag de tijdsafstelling nooit verder reiken dan de gecumuleerde maximale tijdsafwijking per dag, als door de VU-fabrikant berekend overeenkomstig eis 41b. Als het verschil tussen de interne klok van de VU en de GNSS-ontvanger groter is dan de maximale afwijking per dag, brengt de tijdsafstelling de interne klok van de VU zo dicht mogelijk bij de tijd van de GNSS-ontvanger. De tijdsafstelling mag alleen gebeuren als de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd wordt ontvangen via geauthenticeerde positieberichten als toegelicht in aanhangsel 12. De referentietijd voor de automatische tijdsafstelling van de interne klok van de VU is de door het geauthenticeerde positiebericht verstrekte tijd.”;

b)

paragraaf 212) wordt vervangen door:

“212)

In de kalibreringsmodus kan de tijdafstellingsfunctie voor de bijwerking van de huidige tijd worden geactiveerd.

Werkplaatsen kunnen de tijd afstellen:

hetzij door in de VU een tijd in te voeren aan de hand van de WriteDataByIdentifier-dienst overeenkomstig punt 6.2 van aanhangsel 8,

hetzij door een afstemming van de VU-klok op de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd te vragen. Dit mag alleen gebeuren als de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd wordt ontvangen via geauthenticeerde positieberichten. In het laatste geval wordt gebruik gemaakt van de RoutineControl-dienst overeenkomstig deel 8 van aanhangsel 8.”.

24)

De volgende punten 3.27 en 3.28 worden ingevoegd:

“3.27

Monitoring van grensoverschrijdingen

226a)

Deze functie detecteert wanneer het voertuig een landsgrens heeft overschreden, welk land het heeft verlaten en welk land het is binnengereden.

226b)

De grensoverschrijding wordt gedetecteerd op basis van de door het controleapparaat gemeten positie, en de overeenkomstig punt 3.12.19 opgeslagen digitale kaart.

226c)

Grensoverschrijdingen in verband met de aanwezigheid van het voertuig in een land gedurende minder dan 120s mogen niet worden geregistreerd.

3.28

Software-updates

226d)

De voertuigunit van het voertuig moet een functie bevatten voor de uitvoering van software-updates voor zover voor die updates geen andere hardware nodig is dan de hardwarecapaciteit als toegelicht in voorschrift 226f, en de typekeuringsinstanties hun goedkeuring verlenen voor de software-updates op basis van de bestaande typegoedkeuring van de VU, overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) nr. 165/2014.

226e)

De software-updatefunctie wordt ontworpen voor de ondersteuning van de volgende functies, voor zover die wettelijk verplicht zijn:

wijziging van de functies als bedoeld in punt 2.2, behalve de software-updatefunctie zelf,

de toevoeging van nieuwe functies die direct verband houden met de handhaving van de Uniewetgeving inzake het wegvervoer,

de wijziging van de operationele modi in punt 2.3,

de wijziging van de bestandsstructuur, zoals de toevoeging van nieuwe gegevens of de vergroting van het bestandsformaat,

de uitrol van softwarepatches om fouten in de software of beveiliging of gerapporteerde aanvallen op functies van het controleapparaat aan te pakken.

226f)

De voertuigunit moet over een vrije hardwarecapaciteit beschikken van ten minste 35% voor de software en gegevens die nodig zijn voor de toepassing van voorschrift 226e en van ten minste 65% voor de update van de digitale kaart op basis van de hardware die vereist is voor de NUTS 0-kaart, versie 2021.”.

25)

In punt 4.1, na paragraaf 235), wordt de afbeelding “Community model tachograph cards”, betreffende de achterzijde van de tachograafkaart vervangen door de volgende afbeelding:

Image 1

”.

26)

Punt 4.5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 246) wordt vervangen door:

“246)

Er mogen aanvullende gegevens op tachograafkaarten worden opgeslagen, voor zover de toepasselijke regelgeving inzake gegevensbescherming daarbij in acht wordt genomen.”;

b)

in paragraaf 247) wordt na het tweede streepje de volgende noot ingevoegd:

“Noot: versie 2 van de tweede generatie kaarten bevat aanvullende hoofdbestanden in DF Tachograph G2.”;

c)

punt 4.5.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

“4.5.3.2

Toepassingen voor tachografen van de tweede generatie (niet toegankelijk voor voertuigunits van de eerste generatie en versie 2 van de voertuigunits van de tweede generatie)”;

ii)

het volgende punt 4.5.3.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.3.2.1:

“4.5.3.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

278 a)

Op bestuurderskaarten moeten de aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen.”;

iii)

in punt 4.5.3.2.7 wordt paragraaf 287) vervangen door:

“287)

Op een bestuurderskaart moeten gegevens over de 12 meest recente voorvallen van elke soort (d.w.z. 132 voorvallen) kunnen worden opgeslagen.”;

iv)

in punt 4.5.3.2.8 wordt paragraaf 290) vervangen door:

“290)

Op de bestuurderskaart moeten gegevens over de 24 meest recente fouten van elke soort (d.w.z. 48 fouten) kunnen worden opgeslagen.”;

v)

in punt 4.5.3.2.9 wordt paragraaf 292) vervangen door:

“292)

Het geheugen van de bestuurderskaart moet de gegevens over de activiteiten van de bestuurder 56 dagen vasthouden (voor dit voorschrift wordt aangenomen dat een bestuurder zijn activiteiten gemiddeld 117 keer per dag wijzigt).”;

vi)

in punt 4.5.3.2.10 wordt paragraaf 295) vervangen door:

“295)

Op de bestuurderskaart moeten 200 records kunnen worden opgeslagen.”;

vii)

in punt 4.5.3.2.11 wordt paragraaf 297) vervangen door:

“297)

In het geheugen van de bestuurderskaart moeten 112 records kunnen worden bewaard.”;

viii)

in punt 4.5.3.2.14 wordt paragraaf 302) vervangen door:

“302)

Op een bestuurderskaart moeten 112 records kunnen worden opgeslagen.”;

ix)

in punt 4.5.3.2.15 wordt paragraaf 304) vervangen door:

“304)

Op de bestuurderskaart moeten 200 records kunnen worden opgeslagen.”;

x)

in punt 4.5.3.2.16 wordt paragraaf 306) vervangen door:

“306)

Op de bestuurderskaart moeten 336 records kunnen worden opgeslagen.”;

xi)

de volgende punten 4.5.3.2.17 tot en met 4.5.3.2.22 worden ingevoegd:

“4.5.3.2.17

Authenticatiestatus voor posities in verband met plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

306 a)

Een bestuurderskaart moet de door de bestuurder ingevoerde aanvullende gegevens betreffende de plaatsen waar dagelijkse werkperioden beginnen en/of eindigen, kunnen opslaan overeenkomstig punt 4.5.3.2.11.

de datum en het tijdstip van invoer, die volledig identiek moeten zijn aan de datum en het tijdstip die zijn opgeslagen in EF Places onder DF Tachograph_G2,

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.

306b)

Het geheugen van de bestuurderskaart moet 112 records kunnen bewaren.

4.5.3.2.18

Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

306c)

Een bestuurderskaart moet de aanvullende gegevens kunnen bewaren in verband met de positie van het voertuig waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt overeenkomstig punt 4.5.3.2.16::

de datum en het tijdstip waarop de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uren bereikt, die volledig identiek moeten zijn aan de datum en het tijdstip die zijn opgeslagen in EF GNSS_Places onder F Tachograph_G2,

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.

306d)

Op de bestuurderskaart moeten 336 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.3.2.19

Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

306e)

De bestuurder moet de volgende gegevens in verband met grensoverschrijdingen kunnen opslaan bij het inbrengen van de kaart overeenkomstig voorschrift 147b of als de kaart reeds is ingebracht:

het land dat het voertuig verlaat,

het land dat het voertuig binnenrijdt,

de datum en het tijdstip waarop het voertuig de grens overschrijdt;

de positie van het voertuig wanneer het de grens overschrijdt,

de GNSS-nauwkeurigheid,

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

de kilometerstand van het voertuig.

306f)

In het geheugen van de bestuurderskaart moeten 1120 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.3.2.20

Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

306 g)

De bestuurder moet de volgende gegevens met betrekking tot laad- en losverrichtingen kunnen opslaan:

het type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen),

de datum en het tijdstip van de laad- en/of losverrichting,

de positie van het voertuig,

de GNSS-nauwkeurigheid, de datum en het tijdstip waarop de positie is bepaald,

een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

de kilometerstand van het voertuig.

306h)

Op de bestuurderskaart moeten 1624 laad- en losverrichtingen kunnen worden opgeslagen.

4.5.3.2.21

Invoeren ladingtypes (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

306i)

Op de bestuurderskaart moeten telkens wanneer de kaart in de VU wordt ingebracht automatisch de volgende gegevens met betrekking tot het ladingtype worden opgeslagen:

het ladingtype (goederen of passagiers),

de datum en het tijdstip van de invoer.

306j)

Op de bestuurderskaart moeten 336 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.3.2.22

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

306k)

Op de bestuurderskaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

306 l)

De opslagcapaciteit van de bestuurderskaart voor de specifieke settings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”;

d)

punt 4.5.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

“4.5.4.2

Toepassingen voor tachografen van de tweede generatie (niet toegankelijk voor voertuigunits van de eerste generatie en versie 2 van de voertuigunits van de tweede generatie).”;

ii)

het volgende punt 4.5.4.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.4.2.1:

“4.5.4.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

330 a)

Op werkplaatskaarten moeten de aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen.”;

iii)

in punt 4.5.3.2.16 wordt paragraaf 338) vervangen door:

“338)

Op de werkplaatskaart moeten 255 records kunnen worden opgeslagen.”;

iv)

in punt 4.5.4.2.8 wordt paragraaf 344) vervangen door:

“344)

Op een werkplaatskaart moeten de gegevens over de activiteiten van de bestuurder ten minste gedurende 1 dag, met 240 veranderingen van activiteiten, kunnen worden bewaard.”;

v)

in punt 4.5.4.2.9 wordt paragraaf 346) vervangen door:

“346)

Op de werkplaatskaart moeten 8 records kunnen worden opgeslagen.”;

vi)

punt 4.5.4.2.10 wordt vervangen door:

“4.5.4.2.10

Plaatsen en posities waar de dagelijkse werkperioden beginnen en/of eindigen

347)

Een werkplaatskaart moet records betreffende de plaatsen en posities waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt op dezelfde manier kunnen opslaan als een bestuurderskaart.

348)

Op de werkplaatskaart moeten 4 paren records kunnen worden opgeslagen.”;

vii)

in punt 4.5.4.2.13 wordt paragraaf 352) vervangen door:

“352)

Op de werkplaatskaart moeten 8 records kunnen worden opgeslagen.”;

viii)

in punt 4.5.4.2.14 wordt paragraaf 354) vervangen door:

“354)

Op de werkplaatskaart moeten 24 records kunnen worden opgeslagen.”;

ix)

in punt 4.5.4.2.15 wordt paragraaf 356) vervangen door:

“356)

Op de werkplaatskaart moeten 4 records kunnen worden opgeslagen.”;

x)

de volgende punten 4.5.4.2.16 tot en met 4.5.4.2.22 worden ingevoegd:

“4.5.4.2.16

Authenticatiestatus voor posities in verband met plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356 a)

Op een werkplaatskaart moeten aanvullende gegevens over de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

356b)

In het geheugen van de werkplaatskaart moeten 4 paren records kunnen worden opgeslagen.

4.5.4.2.17

Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356c)

Op een werkplaatskaart moeten de aanvullende gegevens in verband met de positie van het voertuig waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

356d)

Op een werkplaatskaart moeten 24 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.4.2.18

Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356e)

Op de werkplaatskaart moeten de gegevens over grensoverschrijdingen op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

356f)

In het geheugen van de werkplaatskaart moeten gegevens van 4 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.4.2.19

Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356 g)

Op de werkplaatskaart moeten de gegevens over laad- en losverrichtingen op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

356h)

Op de werkplaatskaart moeten 8 laad-, los- of gelijktijdige laad- en losverrichtingen kunnen worden opgeslagen.

4.5.4.2.20

Invoeren ladingtypes (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356i)

Op de werkplaatskaart moeten de gegevens over het ladingtype op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

356j)

Op de werkplaatskaart moeten 4 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.4.2.21

Kalibrering aanvullende gegevens (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356k)

Op werkplaatskaarten moeten de aanvullende kalibreringsgegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen:

de oude datum en tijd en het VIN-nummer, die volledig identiek moeten zijn aan de waarden die zijn opgeslagen in EF Calibration onder DF Tachograph_G2,

het tijdens die kalibrering ingevoerde standaardladingtype,

het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden, en de datum en tijd waarop de positie die gebruikt is om dat land te bepalen aan de GNSS-ontvanger is meegedeeld.

356 l)

Op de werkplaatskaart moeten 255 records kunnen worden opgeslagen.

4.5.4.2.22

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

356 m)

Op de werkplaatskaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

356n)

De opslagcapaciteit van de werkplaatskaart voor de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”;

e)

punt 4.5.5 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt 4.5.5.1.5 wordt het tweede streepje vervangen door:

“-

aard van de controle (tonen en/of afdrukken en/of VU overbrengen en/of kaart overbrengen),”;

ii)

het volgende punt 4.5.5.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.5.2.1:

“4.5.5.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

363 a)

Op controlekaarten moeten de in aanhangsel 2 gespecificeerde aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen.”;

iii)

het volgende punt wordt ingevoerd na punt 4.5.5.2.5:

“4.5.5.2.6

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

368 a)

Op de controlekaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

368b)

De opslagcapaciteit van de controlekaart voor de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”;

f)

punt 4.5.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het volgende punt wordt ingevoerd na punt 4.5.6.2.1:

“4.5.6.2.1.1

Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

375 a)

Op bedrijfskaarten moeten de in aanhangsel 2 gespecificeerde aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 van toepassing zijn, kunnen worden opgeslagen.”;

ii)

het volgende punt 4.5.6.2.6 wordt ingevoegd:

“4.5.6.2.6

VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de 2de generatie)

380 a)

Op de bedrijfskaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

380b)

De opslagcapaciteit van de bedrijfskaart voor de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”.

27)

Punt 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

paragraaf 383) wordt vervangen door:

“383)

Vóór de activering mag het controleapparaat geen gegevens als bedoeld in de voorschriften 102 tot en met 133 opslaan. Niettemin mag het controleapparaat, voordat het wordt geactiveerd, pogingen tot inbreuk op de beveiliging van de voertuigunit en controleapparaatfouten registreren en opslaan overeenkomstig respectievelijk de voorschriften 117 en 118.”;

ii)

paragraaf 392) wordt vervangen door:

“392)

Na de installatie moet een kalibrering volgen. Bij de eerste kalibrering worden niet noodzakelijk het kentekennummer van het voertuig (VRN en de lidstaat) ingevoerd, wanneer die gegevens niet bekend zijn bij de erkende werkplaats die de kalibrering uitvoert. In dat geval, en alleen op dat moment, kan de eigenaar van het voertuig het VRN en de lidstaat invoeren met behulp van zijn bedrijfskaart, voordat het voertuig gebruikt wordt in het kader van Verordening (EG) nr. 561/2006 (bv. door middel van commando's in een juiste menustructuur van de mens-machine-interface van de voertuigunit). Die invoer mag alleen met behulp van een werkplaatskaart worden bijgewerkt of bevestigd.”;

b)

punt 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in paragraaf 395) wordt de eerste alinea vervangen door:

“Na controle van het controleapparaat bij de installatie wordt op het controleapparaat een gegraveerd of onuitwisbaar bedrukt installatieplaatje aangebracht. Dat plaatje moet duidelijk zichtbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn. Waar dat niet mogelijk is, wordt het plaatje aangebracht op de B-stijl van het voertuig, zodat het duidelijk zichtbaar is. Bij voertuigen zonder B-stijl moet het installatieplaatje worden aangebracht op de deur van het voertuig, en ten allen tijde duidelijk zichtbaar zijn.”;

ii)

paragraaf 396) wordt als volgt gewijzigd:

1)

het tiende streepje wordt vervangen door:

“-

het serienummer van de apparatuur voor communicatie op afstand, indien van toepassing,”;

2)

het volgende zestiende streepje wordt toegevoegd:

“-

het standaard ladingtype van het voertuig.”.

28)

punt 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 409) wordt vervangen door:

“409)

Periodieke controles van in de voertuigen geïnstalleerde inrichtingen moeten plaatsvinden na iedere reparatie van de inrichting, of na iedere wijziging van de kenmerkende coëfficiënt van het voertuig of van de effectieve omtrek van de wielbanden, of wanneer de UTC-tijd van de inrichting meer dan 5 minuten afwijkt, of wanneer het kentekennummer gewijzigd is en ten minste om de twee jaar (24 maanden) na de laatste controle.”:

b)

aan paragraaf 410) wordt het volgende streepje toegevoegd:

“-

dat de versie-aanduiding van de opgeslagen digitale kaart de recentste is.”;

c)

de volgende paragraaf 410 a) wordt ingevoegd:

“410 a)

Als de bevoegde nationale instanties een manipulatie detecteren, kan het voertuig voor een herkalibrering van het controleapparaat naar een erkende werkplaats worden gestuurd.”.

29)

Punt 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt 8.1 worden de paragrafen 429) en 430) vervangen door:

“429)

Procedures voor het updaten van de in-situ software van het controleapparaat moeten worden goedgekeurd door de autoriteit die de typegoedkeuring voor het controleapparaat heeft verleend. Een software-update mag de in het controleapparaat opgeslagen gegevens over de activiteiten van de bestuurder wijzigen noch verwijderen. Software mag alleen onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het apparaat worden geüpdatet.

430)

De typegoedkeuring van softwarewijzigingen met het oog op een update van voorheen goedgekeurde apparatuur mag niet worden geweigerd indien de wijzigingen alleen betrekking hebben op functies die niet in deze bijlage zijn gespecificeerd. Indien technisch niet uitvoerbaar, mag de invoering van nieuwe tekensets bij de software-update van controleapparaten achterwege worden gelaten.”;

b)

Punt 8.4 wordt als volgt gewijzigd:

i)

paragraaf 443) wordt vervangen door:

“443)

Het laboratorium voert slechts interoperabiliteitstests uit van controleapparaten of tachograafkaarten na een geslaagde kwetsbaarheidsanalyse van de beveiligingsbeoordeling en functiebeoordeling, behalve in de uitzonderlijke omstandigheden als beschreven in voorschrift 432).”;

ii)

paragraaf 447) wordt vervangen door:

“447)

Het interoperabiliteitscertificaat wordt door het laboratorium aan de fabrikant afgegeven nadat alle vereiste interoperabiliteitstests zijn geslaagd en nadat de fabrikant heeft aangetoond dat voor het product zowel een geldig functioneel certificaat als een geldig veiligheidscertificaat zijn verleend, behalve in de uitzonderlijke omstandigheden als beschreven in voorschrift 432).”.

30)

Aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

i)

de volgende punten 2.11 bis en 2.11 ter worden ingevoegd:

“2.11 bis

CardBorderCrossing

2.11 ter

CardBorderCrossingRecord’;

ii)

de volgende punten 2.24 bis, 2.24 ter, 2.24 quater en 2.24 quinquies worden ingevoegd:

“2.24 bis

CardLoadTypeEntries

2.24 ter

CardLoadTypeEntryRecord

2.24 quater

CardLoadUnloadOperations

2.24 quinquies

CardLoadUnloadRecord”;

iii)

het volgende punt 2.26 bis wordt ingevoegd:

“2.26 bis

CardPlaceAuthDailyWorkPeriod”;

iv)

Het volgende punt 2.48 bis wordt ingevoegd:

“2.48 bis

CompanyCardApplicationIdentificationV2”;

v)

het volgende punt 2.50 bis wordt ingevoegd:

“2.50 bis

ControlCardApplicationIdentificationV2’;

vi)

het volgende punt 2.60 bis wordt ingevoegd:

“2.60 bis

DownloadInterfaceVersion”;

vii)

het volgende punt 2.61 bis wordt ingevoegd:

“2.61 bis

DriverCardApplicationIdentificationV2”;

viii)

de volgende punten 2.79 bis, 2.79 ter en 2.79 quater worden ingevoegd:

“2.79 bis

GNSSAuthAccumulatedDriving

2.79 ter

GNSSAuthStatusADRecord

2.79 quater

GNSSPlaceAuthRecord”;

ix)

punt 2.84 wordt vervangen door:

“2.84

Gereserveerd voor toekomstig gebruik”;

x)

het volgende punt 2.89 bis wordt ingevoegd:

“2.89 bis

LengthOfFollowingData”;

xi)

het volgende punt 2.90 bis wordt ingevoegd:

“2.90 bis

LoadType”;

xii)

het volgende punt 2.101 bis wordt ingevoegd:

“2.101 bis

NoOfBorderCrossingRecords”;

xiii)

het volgende punt 2.111 bis wordt ingevoegd:

“2.111 bis

NoOfLoadUnloadRecords”;

xiv)

het volgende punt 2.112 bis wordt ingevoegd:

“2.112 bis

NoOfLoadTypeEntryRecords”;

xv)

het volgende punt 2.114 bis wordt ingevoegd:

“2.114 bis

OperationType”;

xvi)

de volgende punten 2.116 bis en 2.116 ter worden ingevoegd:

“2.116 bis

PlaceAuthRecord

2.116 ter

PlaceAuthStatusRecord”;

xvii)

het volgende punt 2.117 bis wordt ingevoegd:

“2.117 bis

PositionAuthenticationStatus”;

xviii)

het volgende punt 2.158 bis wordt ingevoegd:

“2.158 bis

TachographCardsGen1Suppression”;

xix)

het volgende punt 2.166 bis wordt ingevoegd:

“2.166 bis

VehicleRegistrationIdentificationRecordArray”;

xx)

het volgende punt 2.185 bis wordt ingevoegd:

“2.185 bis

VuConfigurationLengthRange”;

xxi)

het volgende punt 2.192 bis wordt ingevoegd:

“2.192 bis

VuDigitalMapVersion”;

xxii)

de volgende punten 2.203 bis en 2.203 ter worden ingevoegd:

“2.203 bis.

VuBorderCrossingRecord

2.203 ter.

VuBorderCrossingRecordArray”;

xxiii)

het volgende punt 2.204 bis wordt ingevoegd:

“2.204 bis

VuGnssMaximalTimeDifference”;

xxiv)

de volgende punten 2.208 bis en 2.208 ter worden ingevoegd:

“2.208 bis

VuLoadUnloadRecord

2.208 ter

VuLoadUnloadRecordArray”;

xxv)

het volgende punt 2.222 bis wordt ingevoegd:

“2.222 bis

VuRtcTime”

xxvi)

de volgende punten 2.234 bis, 2.234 ter en 2.234 quater. worden ingevoegd:

“2.234 bis

WorkshopCardApplicationIdentificationV2

2.234 ter

WorkshopCardCalibrationAddData

2.234 quater

WorkshopCardCalibrationAddDataRecord”;

b)

in punt 2 wordt de tekst vóór punt 2.1) vervangen door:

“Voor elk van de volgende gegevenssoorten bestaat de standaardwaarde voor een ”onbekende” of een ”niet-toepasbare” inhoud in het opvullen van het dataelement met ‘FF’-bytes, tenzij anders gespecificeerd.

Tenzij anders gespecificeerd, worden alle gegevenssoorten gebruikt voor toepassingen van de eerste en tweede generatie. Er wordt vermeld welke types gegevens alleen voor versie 2 van de tweede generatie worden gebruikt.

Voor kaartgegevenstypes die worden gebruikt voor toepassingen van de eerste en tweede generatie is het in dit aanhangsel gespecificeerde formaat dat voor toepassingen van de tweede generatie. Het formaat voor toepassingen van de eerste generatie wordt geacht reeds bekend te zijn bij de lezer. Het voorschrift van bijlage IC met betrekking tot dergelijke gegevenstypes heeft betrekking op toepassingen van zowel de eerste als de tweede generatie.

Types kaartgegevens die niet zijn gedefinieerd voor kaarten van de eerste generatie worden niet opgeslagen in toepassingen van de eerste generatie op kaarten van de tweede generatie. Met name:

Typekeuringsnummers die zijn opgeslagen in toepassingen van de eerste generatie op kaarten van de tweede generatie worden, indien nodig, ingekort tot de eerste 8 tekens,

Alleen het “begin VERVOER PER FERRY OF TREIN” van een specifieke omstandigheid “VERVOER PER FERRY OF TREIN” wordt opgeslagen in een toepassing van de eerste generatie op kaarten van de tweede generatie.”;

c)

de volgende punten 2.11 bis en 2.11 ter worden ingevoegd:

“2.11 bis

CardBorderCrossings

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot grensoverschrijdingen van het voertuig wanneer dat een landsgrens heeft overschreden (voorschriften 306f en 356f van bijlage IC).

Image 2

borderCrossingPointerNewestRecord is de index van de laatst gewijzigde op de kaart opgeslagen record betreffende een grensoverschrijding.

Waardetoekenning is het cijfer dat correspondeert met de teller van de op de kaart opgeslagen grensoverschrijding, beginnend met "0" voor de eerste grensoverschrijding in de structuur.

cardBorderCrossingRecords is de set op de kaart opgeslagen grensoverschrijdingen.

2.11 ter

CardBorderCrossingRecord

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot grensoverschrijdingen wanneer het voertuig een landsgrens heeft overschreden (voorschriften 147b, 306e en 356e van bijlage IC).

Image 3

countryLeft is het land dat het voertuig heeft verlaten, of “geen informatie beschikbaar” overeenkomstig voorschrift 147b van bijlage 1C. “Rest van de wereld” (NationNumeric code ‘FF’H) wordt gebruikt als de VU niet in staat is te bepalen in welk land het voertuig zich bevindt (bv. omdat het huidige land niet op de opgeslagen digitale kaarten staat).

countryEntered is het land waar het voertuig is binnen gereden, of het land waar het voertuig zich bevindt op het moment waarop de kaart wordt ingebracht. “Rest van de wereld”(NationNumeric code ‘FF’H) wordt gebruikt als de VU niet in staat is te bepalen in welk land het voertuig zich bevindt (bv. omdat het huidige land niet op de opgeslagen digitale kaarten staat).

gnssPlaceAuthRecord bevat informatie over de positie van het voertuig, als de VU detecteert dat het voertuig een landsgrens heeft overschreden, of “geen informatie beschikbaar” overeenkomstig voorschrift 147b van bijlage IC, en de authenticatiestatus daarvan.

vehicleOdometerValue is de kilometerstand van het voertuig als de VU detecteert dat het voertuig een landsgrens heeft overschreden, of “geen informatie beschikbaar” overeenkomstig voorschrift 147b van bijlage IC, en de authenticatiestatus daarvan.”;

d)

de volgende paragrafen 2.24 bis, 2.24 ter, 2.24 quater en 2.24 quinquies worden ingevoegd:

“2.24 bis

CardLoadTypeEntries

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot het ladingtype als de kaart in de unit wordt ingebracht (Bijlage IC, voorschriften 306j, en 365j).

Image 4

loadTypeEntryPointerNewestRecord is de index van de laatst gewijzigde op de kaart opgeslagen record betreffende het ladingtype

Waardetoekenning is het cijfer dat correspondeert met de teller van het record betreffende het ladingtype, beginnend met “0” voor het eerste op de kaart opgeslagen record van het ladingtype in de structuur.

cardLoadTypeEntryRecords is de reeks records die de datum en tijd en het ingevoerde ladingtype bevatten.

2.24 ter

CardLoadTypeEntryRecord

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot wijzigingen van het ladingtype als de kaart in de unit wordt ingebracht (Bijlage IC, voorschriften 306i, en 365i).

Image 5

timeStamp is de datum en tijd waarop het ladingtype is ingevoerd.

loadTypeEntered is het ingevoerde ladingtype.

2.24 quater

CardLoadUnloadOperations

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de laad- en losverrichtingen van het voertuig (Bijlage IC, voorschriften 306h) en 365h).

Image 6

loadUnloadPointerNewestRecord is de index van de laatst bijgewerkte record betreffende het inbrengen/uitnemen van de kaart.

Value assignement is het cijfer dat correspondeert met de teller van de op de kaart opgeslagen laad- en losrecord, beginnend met "0" voor de laad- en losrecord in de structuur.

cardLoadUnloadRecords is de reeks records die de identificatie van het type uitgevoerde verrichting bevat (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen), de datum en tijd waarop de laad- en losverrichting is verricht, informatie over de positie van het voertuig en de kilometerstand.

2.24 quinquies

CardLoadUnloadRecord

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de laad- en losverrichtingen van het voertuig (voorschriften 306g en 365g van Bijlage IC).

Image 7

timeStamp is de datum en het tijdstip van het begin van de laad- en losverrichting,

operationType is het ingevoerde type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen).

gnssPlaceAuthRecord bevat informatie met betrekking tot de positie van het voertuig.

vehicleOdometerValue is de kilometerstand bij het begin van de laad- en losverrichting.”;

e)

het volgende punt 2.26 bis wordt ingevoegd:

“2.26 bis

CardPlaceAuthDailyWorkPeriod

Generatie 2, versie 2:

Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de authenticatiestatus van de plaats waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (voorschriften 306b en 356b van bijlage 1C).