ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 256

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
19 juli 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2021/1172 van de Raad van 18 juni 2021 inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake tijdsbeperkingen op regelingen voor het aanbieden van luchtvaartuigen met bemanning tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland en het Koninkrijk Noorwegen

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2021/1173 van de Raad van 13 juli 2021 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1488

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1174 van de Commissie van 12 juli 2021 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Asparago di Badoere (BGA))

52

 

*

Verordening (EU) 2021/1175 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van polyolen in bepaalde suikergoedproducten met verlaagde energetische waarde ( 1 )

53

 

*

Verordening (EU) 2021/1176 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van de bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft genotypering van positieve TSE-gevallen bij geiten, de leeftijdsbepaling bij schapen en geiten, de maatregelen die van toepassing zijn in een beslag of koppel met atypische scrapie en de voorwaarden voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten ( 1 )

56

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1177 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 wat betreft de schrapping van propoxycarbazon uit de lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen ( 1 )

60

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1178 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft bepaalde lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan ( 1 )

63

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1179 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 wat betreft de geaggregeerde tabellen en microgegevensbestanden voor de indiening van de gegevens ( 1 )

89

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/1180 van de Raad van 13 juli 2021 betreffende het namens de Europese Unie in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten in te nemen standpunt over de vaststelling van een besluit tot wijziging van de bepalingen inzake commerciële referentierentetarieven in die regeling

97

 

*

Besluit (EU) 2021/1181 van de Raad van 13 juli 2021 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden vastgesteld in het Handelscomité dat is ingesteld bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité

99

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1182 van de Commissie van 16 juli 2021 inzake de geharmoniseerde normen voor medische hulpmiddelen die zijn opgesteld ter ondersteuning van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad

100

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1183 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/450 wat betreft de bekendmaking van referentienummers van Europese beoordelingsdocumenten voor bepaalde bouwproducten ( 1 )

103

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

*

Besluit Nr. 41/2021 van de Rekenkamer betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI)

106

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/1


BESLUIT (EU) 2021/1172 VAN DE RAAD

van 18 juni 2021

inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake tijdsbeperkingen op regelingen voor het aanbieden van luchtvaartuigen met bemanning tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland en het Koninkrijk Noorwegen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2019/1580 van de Raad (2) is de Overeenkomst inzake tijdsbeperkingen op regelingen voor het aanbieden van luchtvaartuigen met bemanning tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland en het Koninkrijk Noorwegen (“de overeenkomst”) (3) ondertekend op 27 augustus 2019, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum. De overeenkomst, die is gehecht aan Besluit (EU) 2019/1580 samen met het Memorandum van overleg (4), wordt voorlopig toegepast sinds de ondertekening ervan.

(2)

Zoals bepaald in de gezamenlijke verklaring die een integrerend deel van de overeenkomst vormt en in Besluit (EU) 2019/1580, is de overeenkomst, die is ondertekend in de Engelse taal, eveneens opgesteld in de andere officiële talen van de Unie; deze extra taalversies dienen door een uitwisseling van brieven tussen de partijen authentiek te worden verklaard.

(3)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst inzake tijdsbeperkingen op regelingen voor het aanbieden van luchtvaartuigen met bemanning tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, waarvan de gezamenlijke verklaring een integrerend deel vormt, wordt hierbij goedgekeurd namens de Unie (5).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 7, lid 1, van de overeenkomst (6) bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEÃO


(1)  Goedkeuring van 18 mei 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2019/1580 van de Raad van 18 juli 2019 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake tijdsbeperkingen op regelingen voor het aanbieden van luchtvaartuigen met bemanning tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland en het Koninkrijk Noorwegen (PB L 245 van 25.9.2019, blz. 1).

(3)  Overeenkomst inzake tijdsbeperkingen op regelingen voor het aanbieden van luchtvaartuigen met bemanning (PB L 245 van 25.9.2019, blz. 3).

(4)  Voor het Memorandum van overleg, zie document ST 11100/19 op http://register.consilium.europa.eu

(5)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 245 van 25.9.2019, blz. 3, samen met het besluit tot ondertekening.

(6)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/3


VERORDENING (EU) 2021/1173 VAN DE RAAD

van 13 juli 2021

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1488

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en artikel 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3) is Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (“Horizon Europa”) vastgesteld. Onderdelen van Horizon Europa kunnen worden uitgevoerd door middel van Europese partnerschappen, met partners uit de particuliere en/of publieke sector, om een zo groot mogelijk effect van de financiering van de Unie te bereiken en zo doeltreffend mogelijk bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen van de Unie.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/695 kunnen in het kader van Horizon Europa opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen worden ondersteund. Dergelijke partnerschappen mogen alleen worden uitgevoerd indien andere onderdelen van Horizon Europa, inclusief andere vormen van Europese partnerschappen, de doelstellingen ervan niet zouden verwezenlijken of niet de nodige verwachte impact zouden hebben, en indien die gerechtvaardigd worden door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie. De voorwaarden waaronder dergelijke partnerschappen tot stand worden gebracht, worden in die verordening nader omschreven.

(3)

Bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad (4) is het programma Digitaal Europa vastgesteld. Het programma Digitaal Europa ondersteunt de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang die gericht zijn op de verwerving, uitrol en exploitatie van een supercomputing-, kwantum- en data-infrastructuur van wereldklasse, op de federatie en interconnectie, en op de verbreding van het gebruik van supercomputerdiensten en de ontwikkeling van belangrijke vaardigheden.

(4)

Bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (5) is de Connecting Europe Facility vastgesteld. De Connecting Europe Facility maakt het mogelijk dat projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van het beleid voor de trans-Europese netwerken in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie worden voorbereid en uitgevoerd. De Connecting Europe Facility verleent steun voor de uitvoering van die projecten van gemeenschappelijk belang die zijn gericht op de ontwikkeling en aanleg van nieuwe infrastructuur en diensten of de modernisering van bestaande infrastructuur en diensten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie. De Connecting Europe Facility draagt bij tot de ondersteuning van infrastructuren voor digitale connectiviteit die van gemeenschappelijk belang zijn en aanzienlijke maatschappelijke overloopeffecten opleveren.

(5)

In de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “Een Europese datastrategie” wordt de Europese strategie voor beleidsmaatregelen en investeringen ter ondersteuning van de data-economie in de komende vijf jaar uiteengezet. In de strategie wordt de nadruk gelegd op de totstandbrenging van gemeenschappelijke Europese publieke dataruimten die de groei stimuleren en waarde creëren. Door steun te bieden voor de totstandbrenging van dergelijke gemeenschappelijke Europese dataruimten en gefedereerde, beveiligde cloudinfrastructuren zouden meer gegevens beschikbaar worden voor gebruik in de economie en de samenleving, terwijl bedrijven en personen die de gegevens genereren, de controle erover behouden. High-performance- en kwantumcomputing zijn essentieel voor het naadloos aanbieden van computingmogelijkheden met verschillende prestatiekenmerken die nodig zijn om de groei en het gebruik van gemeenschappelijke Europese publieke dataruimten en gefedereerde, beveiligde cloudinfrastructuren voor publieke, industriële en wetenschappelijke toepassingen te maximaliseren.

(6)

In de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “De digitale toekomst van Europa vormgeven” wordt de digitale strategie van Europa gepresenteerd en wordt de nadruk gelegd op belangrijke doelstellingen om ervoor te zorgen dat digitale oplossingen Europa helpen zijn eigen weg te gaan naar een digitale transformatie die ten goede komt aan iedereen. Als belangrijke maatregel wordt onder meer voorgesteld om te investeren in de opbouw en uitrol van geavanceerde gezamenlijke digitale capaciteiten, waaronder supercomputing- en kwantumtechnologieën, en om de Europese supercomputercapaciteit uit te breiden voor de ontwikkeling van innovatieve oplossingen op het gebied van geneeskunde, vervoer en milieu.

(7)

De mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 getiteld “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” weerspiegelt een ambitieuze industriële strategie voor Europa om het voortouw te nemen bij de dubbele transitie naar klimaatneutraliteit en digitaal leiderschap. In de mededeling wordt onder meer de nadruk gelegd op steun voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën die van strategisch belang zijn voor de Europese industriële toekomst, waaronder high-performance computing- en kwantumtechnologieën.

(8)

In de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” wordt een aantal strategische digitale capaciteiten en vermogens, waaronder high-performance computing- en kwantumtechnologieën, als prioriteit aangemerkt voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit, InvestEU en de faciliteit voor strategische investeringen.

(9)

De leidende rol in de data-economie, de wetenschappelijke excellentie en de industriële kracht van Europa hangen steeds meer af van de mate waarin Europa belangrijke high-performance computingtechnologieën kan ontwikkelen, toegang kan bieden tot supercomputing- en data-infrastructuren van wereldklasse en het huidige leiderschap op het gebied van high-performance computingtoepassingen kan handhaven. High-performance computing is een mainstreamtechnologie voor de digitale transformatie van de Europese economie, die veel traditionele industriesectoren in staat stelt te innoveren met hoogwaardigere producten en diensten. In combinatie met andere geavanceerde digitale technologieën zoals artificiële intelligentie, big data en cloudtechnologieën, effent high-performance computing voor Europa de weg naar innovatieve maatschappelijke en industriële toepassingen in kritieke gebieden zoals gepersonaliseerde geneeskunde, weersvoorspelling en klimaatverandering, slimme en groene ontwikkeling en vervoer, nieuwe materialen voor schone energie, ontwikkeling van geneesmiddelen en virtuele tests, duurzame landbouw, en engineering en productie.

(10)

High-performance computing is een strategisch hulpmiddel voor beleidsvorming: het drijft toepassingen aan die het mogelijk maken om efficiënte oplossingen voor een groot aantal complexe mondiale uitdagingen en voor crisisbeheer te begrijpen en te ontwerpen. High-performance computing levert een bijdrage aan belangrijk beleid, zoals de Europese Green Deal, waarbij het modellen en instrumenten aanreikt om het toenemende aantal complexe milieu-uitdagingen om te zetten in kansen voor sociale innovatie en economische groei. Een voorbeeld hiervan is het initiatief “Bestemming Aarde”, dat werd aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” en die van 19 februari 2020 getiteld “Een Europese datastrategie” en “De digitale toekomst van Europa vormgeven”.

(11)

Gebeurtenissen op wereldvlak, zoals de COVID-19-pandemie, hebben aangetoond hoe belangrijk het is te investeren in high-performance computing en gezondheidsgerelateerde modelleringsplatforms en -instrumenten, aangezien zij een sleutelrol spelen in de strijd tegen de pandemie, vaak in combinatie met andere digitale technologieën zoals big data en artificiële intelligentie. High-performance computing wordt gebruikt om sneller behandelingen te vinden en te produceren, zoals vaccins, de verspreiding van het virus te voorspellen, de verdeling van medische benodigdheden en hulpmiddelen te plannen en post-epidemische exitmaatregelen te simuleren voor de beoordeling van verschillende scenario’s. Modelleringsplatforms en -instrumenten die gebruikmaken van high-performance computing zijn cruciaal in deze en toekomstige pandemieën en zullen een sleutelrol spelen in de gezondheidszorg en de gepersonaliseerde geneeskunde.

(12)

Bij Verordening (EU) 2018/1488 van de Raad (6) werd de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (de “Gemeenschappelijke Onderneming EuroHPC”) opgericht, met als opdracht in de Unie een geïntegreerde supercomputing- en data-infrastructuur van wereldklasse te ontwikkelen, uit te rollen, uit te breiden en te onderhouden en een zeer concurrerend en innovatief high-performance computingecosysteem te ontwikkelen en te ondersteunen.

(13)

Naar aanleiding van de ontwikkelingen op het gebied van high-performance computing is een herziening van Verordening (EU) 2018/1488 nodig om de voortzetting van het initiatief te waarborgen, teneinde een nieuwe opdracht en nieuwe doelstellingen voor de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC vast te stellen, rekening houdend met de analyse van de belangrijkste sociaal-economische en technologische factoren die van invloed zijn op de toekomstige ontwikkeling van high-performance computing en data-infrastructuren, -technologieën en -toepassingen in de Unie en wereldwijd, en met de lessen die zijn getrokken uit de huidige activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC. De herziening zou het ook mogelijk maken de regels van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC af te stemmen op het nieuwe rechtskader, met name op Verordening (EU) 2021/695 en Verordeningen (EU) 2021/694 en (EU) 2021/1153.

(14)

Opdat de Unie over de computingprestaties beschikt die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de industriële en onderzoekscapaciteit in de Unie tot de wereldtop blijft behoren, moeten de investeringen van de lidstaten in high-performance computing en kwantumcomputing worden gecoördineerd en moeten industriële en markttoepassingen van high-performance- en kwantumcomputingtechnologieën in de overheidssector en de particuliere sector worden bevorderd. De Unie moet effectiever worden wat betreft de omzetting van technologische ontwikkelingen in vraaggerichte en toepassingsgestuurde Europese high-performance- en kwantumcomputingsystemen van de hoogste kwaliteit, door middel van een doeltreffende koppeling tussen het technologieaanbod, het medeontwerp met gebruikers en de gezamenlijke verwerving van systemen van wereldklasse, en door de totstandbrenging van een ecosysteem van wereldklasse dat technologieën en toepassingen op het gebied van high-performance- en kwantumcomputing in heel Europa omvat. Tegelijkertijd moet de Unie haar toeleveringsbedrijven profijt laten trekken van zulke investeringen, zodat ze kunnen worden aangewend in grootschalige en opkomende toepassingsgebieden zoals gepersonaliseerde geneeskunde, klimaatverandering, geconnecteerd en geautomatiseerd rijden of andere leidende markten die steunen op artificiële intelligentie, blockchaintechnologieën, edge computing of, meer in het algemeen, op de digitalisering van de Europese industrie.

(15)

Om ervoor te zorgen dat de Unie en haar lidstaten leiderschap kunnen tonen met betrekking tot belangrijke digitale technologieën zoals high-performance computing en kwantumcomputing, moeten zij investeren in technologieën voor energiezuinige en energie-efficiënte supercomputingtechnologieën van de volgende generatie, innovatieve software en geavanceerde supercomputersystemen voor exaschaal- en post-exaschaalcomputing en kwantumcomputing, en voor innovatieve supercomputing- en datatoepassingen. Dit moet de Europese toeleveringsindustrie in staat stellen om te floreren op een groot aantal belangrijke technologie- en toepassingsgebieden die verder reiken dan high-performance computing en kwantumcomputing en om, op lange termijn, bredere ICT-markten van dergelijke technologieën te voorzien. Ook zouden op die manier de high-performance- en kwantumcomputingwetenschap en de gebruikersindustrie worden ondersteund om een digitale transformatie te ondergaan en hun innovatiepotentieel te vergroten.

(16)

Het nastreven van een gemeenschappelijke strategische visie van de Unie op high-performance- en kwantumcomputing is essentieel, willen de Unie en haar lidstaten hun ambitie om een leidende rol in de digitale economie te blijven vervullen, verwezenlijken. Het doel zou zijn om in Europa een wereldwijd toonaangevend hypergeconnecteerd, gefedereerd en beveiligd ecosysteem van diensten en data-infrastructuur op het gebied van high-performance- en kwantumcomputing tot stand te brengen en het mogelijk te maken innovatieve en concurrerende high-performance- en kwantumcomputingsystemen te produceren op basis van een veerkrachtigere toeleveringsketen die zorgt voor de beschikbaarheid van componenten, technologieën en kennis die het risico op verstoringen beperken.

(17)

Een gemeenschappelijke onderneming is het beste instrument om uitvoering te geven aan de strategische visie van de EU op het gebied van high-performance- en kwantumcomputing en er aldus voor te zorgen dat de Unie beschikt over supercomputing-, kwantumcomputing- en datacapaciteiten van wereldklasse die tegemoetkomen aan haar economisch potentieel en inspelen op de behoeften van Europese gebruikers. Zij is ook het beste instrument om de huidige beperkingen weg te werken, en heeft tegelijkertijd de grootste economische, maatschappelijke en ecologische impact en biedt de beste bescherming voor de belangen van de Unie op het gebied van high-performance- en kwantumcomputing. Er kunnen middelen in worden samengebracht van enerzijds de Unie, de lidstaten en de derde landen die geassocieerd zijn met het programma Horizon Europa, het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility, en anderzijds de particuliere sector. De onderneming kan dienen voor de uitvoering van een aanbestedingskader en voor de exploitatie van high-performance- en kwantumcomputingsystemen van wereldklasse. Er kunnen onderzoeks- en innovatieprogramma’s worden opgezet voor de ontwikkeling van Europese technologieën en de verdere integratie ervan in supercomputingsystemen van wereldklasse.

(18)

De gemeenschappelijke onderneming zal deel uitmaken van de portefeuille van geïnstitutionaliseerde partnerschappen in het kader van Horizon Europa, die bedoeld zijn om de wetenschappelijke capaciteit van de Unie in een versterkte Europese onderzoeksruimte beter bestand te maken tegen nieuwe dreigingen en toekomstige uitdagingen; om op duurzaamheid gerichte waardeketens van de Unie en de strategische autonomie van de Unie veilig te stellen, en om de invoering van innovatieve oplossingen voor klimaat-, milieu-, gezondheids- en andere mondiale maatschappelijke uitdagingen te bevorderen, conform de strategische prioriteiten van de Unie, onder meer om de Unie tegen 2050 klimaatneutraal te maken.

(19)

De gemeenschappelijke onderneming moet worden gefinancierd uit de programma’s van de Unie in het kader van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021 tot 2027 (het “MFK 2021-2027”). Zij moet in 2021 worden opgericht en tot en met 31 december 2033 operationeel blijven, om de Unie uit te rusten met een gefedereerde, beveiligde en hypergeconnecteerde supercomputinginfrastructuur van wereldklasse, om de nodige technologieën, toepassingen en vaardigheden te ontwikkelen voor het bereiken van exaschaalcapaciteiten rond 2022-2024 en post-exaschaalcapaciteiten rond 2025-2027, alsmede om de uitbouw van een Europees innovatief high-performance- en kwantumcomputing-ecosysteem van wereldklasse te bevorderen. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2021/695 dienen gemeenschappelijke ondernemingen een duidelijke levenscyclusbenadering te volgen. Met het oog op een adequate bescherming van de financiële belangen van de Unie moet de gemeenschappelijke onderneming worden opgericht voor een periode die eindigt op 31 december 2033, opdat zij haar verantwoordelijkheden kan uitoefenen wat betreft het uitvoeren van subsidies tot de laatste opgestarte indirecte acties zijn voltooid, alsmede wat betreft het afronden van de activiteiten in verband met de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers.

(20)

Met het publiek-private partnerschap in de vorm van de gemeenschappelijke onderneming moeten de noodzakelijke financiële en technische middelen worden samengebracht om opgewassen te zijn tegen de complexiteit van de steeds snellere innovatie op dit terrein. De leden van de gemeenschappelijke onderneming moeten daarom de Unie, de lidstaten en de met Horizon Europa, Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility geassocieerde derde landen zijn, die een gezamenlijk Europees initiatief voor high-performance- en kwantumcomputing overeenkomen, alsmede verenigingen die hun samenstellende entiteiten vertegenwoordigen en andere organisaties die uitdrukkelijk en actief betrokken zijn bij het leveren van onderzoeks- en innovatieresultaten, het ontwikkelen en toepassen van high-performance- of kwantumcomputingcapaciteiten, of bij het helpen dichten van de vaardigheidskloof en het behoud van de knowhow op het gebied van high-performance- en kwantumcomputing in Europa. De gemeenschappelijke onderneming moet openstaan voor nieuwe leden.

(21)

Overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695 moeten de financiële bijdragen van andere leden dan de Unie ten minste gelijk zijn aan 50 % en moeten zij kunnen oplopen tot 75 % van de totale begrotingsvastleggingen van de gemeenschappelijke onderneming. Omgekeerd mag de bijdrage van de Unie, met inbegrip van eventuele extra middelen van de met Horizon Europa, Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility geassocieerde derde landen, niet meer bedragen dan 50 % van de totale begrotingsvastleggingen van de gemeenschappelijke onderneming.

(22)

De bijdrage van de Unie moet de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming dekken.

(23)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2021/695 dient de gemeenschappelijke onderneming een centraal beheer van alle financiële bijdragen te voeren door middel van een gecoördineerde aanpak. Daarom moet elke deelnemende staat een of meer administratieve overeenkomsten met de gemeenschappelijke onderneming sluiten tot vaststelling van het coördinatiemechanisme voor de betaling van en de verslaglegging over bijdragen aan in die deelnemende staat gevestigde aanvragers. Om te zorgen voor samenhang met hun nationale strategische prioriteiten moeten de deelnemende staten een vetorecht krijgen ten aanzien van het gebruik van hun nationale financiële bijdragen voor aanvragers die in die deelnemende staten zijn gevestigd. Om de administratieve lasten voor de begunstigden tot een minimum te beperken, vereenvoudiging te realiseren en een efficiëntere uitvoering te waarborgen, moet elke deelnemende staat ernaar streven om zijn betalingsschema, verslaglegging en audits af te stemmen op die van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede om zijn subsidiabiliteit van de kosten in overeenstemming te brengen met de regels van Horizon Europa. In de deelnemende staten gevestigde begunstigden die de betalingsactiviteiten aan de gemeenschappelijke onderneming hebben toevertrouwd, moeten één enkele subsidieovereenkomst met de gemeenschappelijke onderneming ondertekenen volgens de regels van Horizon Europa.

(24)

Om opnieuw een leidende positie op het gebied van high-performance computingtechnologieën in te nemen en een volwaardig high-performance- en kwantumcomputing-ecosysteem ten behoeve van de Unie te ontwikkelen, hebben de uit het bedrijfsleven en de onderzoekswereld afkomstige belanghebbenden van de vereniging ETP4HPC (“European Technology Platform for High Performance Computing Value”) in 2014 een contractueel publiek-privaat partnerschap met de Unie opgezet. Dat partnerschap heeft als opdracht een mondiaal concurrerende Europese waardeketen voor high-performance computingtechnologie van wereldklasse op te bouwen, waarbij synergie wordt bevorderd tussen de drie voornaamste onderdelen van het high-performance computingecosysteem, namelijk de ontwikkeling van technologieën, toepassingen en supercomputing-infrastructuur. Gezien haar expertise en haar rol bij het samenbrengen van de relevante particuliere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing, moet de ETP4HPC in aanmerking komen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming.

(25)

Om de datawaardeketen te versterken, een hechtere gemeenschap op het gebied van data op te bouwen en de fundamenten voor een bloeiende data-economie in de Unie te leggen, hebben de uit het bedrijfsleven en de onderzoekswereld afkomstige belanghebbenden van de vereniging BDVA (“Big Data Value Association”) in 2014 een contractueel publiek-privaat partnerschap met de Unie opgezet. In 2020 heeft BDVA haar naam veranderd in DAIRO (“Data, AI and Robotics”). Gezien haar expertise en haar rol bij het samenbrengen van de relevante particuliere belanghebbenden op het gebied van big data, moet de vereniging DAIRO in aanmerking komen voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming.

(26)

De particuliere verenigingen ETP4HPC en DAIRO hebben zich schriftelijk bereid verklaard bij te dragen tot het strategisch meerjarenprogramma van de gemeenschappelijke onderneming en hun expertise ter beschikking te stellen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming. Het is zaak dat die particuliere verenigingen de in de bijlage bij deze verordening opgenomen statuten aanvaarden door middel van een verklaring van aanvaarding.

(27)

De gemeenschappelijke onderneming moet zich bezighouden met duidelijk gedefinieerde onderwerpen en de academische wereld en het Europese bedrijfsleven in het algemeen in staat stellen de meest innovatieve high-performance- en kwantumcomputingtechnologieën te ontwerpen, te ontwikkelen en te gebruiken, en in de hele Unie te zorgen voor een geïntegreerde, gefedereerde en beveiligde netwerkinfrastructuur met high-performance- en kwantumcomputingcapaciteiten van wereldklasse, snelle connectiviteit en leidende toepassingen en data- en softwarediensten ten behoeve van wetenschappers en andere leidende gebruikers uit het bedrijfsleven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (ook wel “het midden- en kleinbedrijf” genoemd), en de overheidssector. De gemeenschappelijke onderneming moet zich richten op de ontwikkeling en het gebruik van hoogwaardige technologieën en infrastructuren, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de hoge eisen van Europese wetenschappelijke, industriële en publieke gebruikers.

(28)

De opdracht van de gemeenschappelijke onderneming moet worden gestructureerd in één administratieve pijler en zes technische pijlers die respectievelijk betrekking hebben op de infrastructuuractiviteiten, de activiteiten voor het federeren van supercomputingdiensten, de technologiegerelateerde activiteiten, de activiteiten in verband met supercomputingtoepassingen, de activiteiten om het gebruik en de vaardigheden uit te breiden, en de internationale samenwerkingsactiviteiten. Het programma Digitaal Europa moet worden gebruikt voor de financiering van de infrastructuurpijler, een deel van de pijler voor het federeren van supercomputingdiensten alsmede voor de pijler voor de uitbreiding van het gebruik en de vaardigheden. De Connecting Europe Facility moet worden gebruikt voor de financiering van de resterende activiteiten in het kader van de pijler voor het federeren van supercomputingdiensten, d.w.z. de interconnectie van high-performance computing, kwantumcomputing en databronnen, alsmede de interconnectie met de gemeenschappelijke Europese dataruimten en beveiligde cloudinfrastructuren van de Unie. Horizon Europa moet worden gebruikt voor de financiering van de technologiepijler, de toepassingspijler en de pijler internationale samenwerking.

(29)

De gemeenschappelijke onderneming moet kunnen samenwerken met PRACE (“Partnership for Advanced Computing in Europe”) voor het verlenen en beheren van de toegang tot een gefedereerde en onderling verbonden supercomputing- en data-infrastructuur en de bijbehorende diensten, alsmede voor opleidingsfaciliteiten en mogelijkheden voor de ontwikkeling van vaardigheden. Zij moet ook met het Géant-netwerk kunnen samenwerken met het oog op de connectiviteit tussen de supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming alsmede met andere Europese supercomputing- en data-infrastructuren.

(30)

De gemeenschappelijke onderneming moet de specifieke vaardigheidskloof in de Unie helpen dichten door middel van bewustmakingsmaatregelen en ondersteuning bij de ontwikkeling van nieuwe kennis en menselijk kapitaal. Daartoe behoren het bedenken en het ondersteunen van specifieke onderwijs- en opleidingsactiviteiten in nauwe samenwerking met de betrokken publieke en private actoren.

(31)

In overeenstemming met de doelstellingen van het externe beleid en de internationale verplichtingen van de Unie moet de gemeenschappelijke onderneming de samenwerking tussen de Unie en internationale actoren vergemakkelijken door een samenwerkingsstrategie te formuleren, onder meer door gebieden voor samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en de ontwikkeling van vaardigheden in kaart te brengen en die te bevorderen, door acties uit te voeren indien er sprake is van wederzijds voordeel, en door te voorzien in een beleid voor toegang tot de capaciteiten en toepassingen inzake high-performance- en kwantumcomputing, voornamelijk op basis van wederkerigheid.

(32)

De gemeenschappelijke onderneming moet erop gericht zijn de exploitatie van alle daaruit voortvloeiende high-performance computingtechnologieën in de Unie te bevorderen. Zij moet ook gericht zijn op het veiligstellen van de investeringen in de supercomputers die zij verwerft. Daarbij moet zij passende maatregelen nemen om gedurende de volledige levensduur van die supercomputers te zorgen voor de beveiliging van de toeleveringsketen van verworven technologieën.

(33)

De gemeenschappelijke onderneming moet het fundament voor een visie op langere termijn leggen en de eerste hybride high-performance computing-infrastructuur in Europa bouwen, waarin klassieke computing-architectuur en kwantumcomputing-toestellen worden geïntegreerd. Gestructureerde en gecoördineerde financiële steun op Europees niveau is noodzakelijk om onderzoeksteams en Europese industrieën resultaten van wereldklasse te helpen leveren, teneinde in de hele Unie tot een snelle en brede industriële toepassing van onderzoek en technologie uit Europa te komen en daardoor belangrijke overloopeffecten voor de samenleving te creëren, risico’s te delen en krachten te bundelen door strategieën en investeringen op het gemeenschappelijke Europese belang te richten.

(34)

Ter verwezenlijking van haar doelstelling om de meest innovatieve high-performance- en kwantumcomputingtechnologieën te ontwerpen, te ontwikkelen en te gebruiken, moet de gemeenschappelijke onderneming financiële steun verlenen, met name in de vorm van subsidies en aanbestedingen op basis van openbare vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen op grond van jaarlijkse werkprogramma’s. Die financiële steun moet met name zijn gericht op gevallen waarin de ontwikkeling van het betrokken programma wordt belemmerd door aantoonbaar marktfalen, mag private financiering niet verdringen en moet een stimulerend effect hebben, in die zin dat het gedrag van de begunstigde erdoor wordt gewijzigd.

(35)

Ter verwezenlijking van haar doelstellingen om het innovatiepotentieel van het bedrijfsleven, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, te vergroten, de specifieke vaardigheidskloof te helpen dichten, de ontwikkeling van kennis en menselijk kapitaal te bevorderen en de high-performance- en kwantumcomputingcapaciteit op te voeren, moet de gemeenschappelijke onderneming steun verlenen aan het opzetten van nationale HPC-kenniscentra in de deelnemende staten, meer bepaald aan het tot stand brengen van netwerken en het zorgen voor coördinatie in dit verband. Die kenniscentra moeten op verzoek high-performance- en kwantumcomputingdiensten aan het bedrijfsleven, de academische wereld en overheidsdiensten leveren. In de eerste plaats moeten zij toegang tot het innovatie-ecosysteem inzake high-performance computing bevorderen en mogelijk maken, de toegang tot super- en kwantumcomputers faciliteren, de belangrijke tekorten aan gekwalificeerde technische experts aanpakken aan de hand van bewustmakings-, opleidings- en voorlichtingsactiviteiten, en netwerkactiviteiten met belanghebbenden en andere nationale HPC-kenniscentra opzetten ter bevordering van bredere innovaties, bijvoorbeeld door “use cases” van beste praktijken of toepassingservaringen uit te wisselen en te propageren, door hun opleidingsfaciliteiten en -ervaringen met anderen te delen, door de gezamenlijke ontwikkeling en uitwisseling van codes voor parallelle verwerking te faciliteren of door de uitwisseling van innovatieve toepassingen en instrumenten voor openbare en particuliere gebruikers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, te ondersteunen.

(36)

De gemeenschappelijke onderneming moet zorgen voor een vraaggericht en gebruikersgestuurd kader en een aanpak van medeontwerp mogelijk maken voor de verwerving van een geïntegreerde, gefedereerde, beveiligde en hypergeconnecteerde diensten- en data-infrastructuur voor super- en kwantumcomputing van wereldklasse in de Unie, met als doel de gebruikers toe te rusten met de strategische rekenmiddelen die zij nodig hebben om nieuwe, innovatieve oplossingen te ontwikkelen en uitdagingen op het gebied van de samenleving, het milieu, de economie en beveiliging aan te pakken. Daartoe moet de gemeenschappelijke onderneming bijdragen aan de verwerving van supercomputers van wereldklasse. De supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming, inclusief kwantumcomputers, moeten worden geïnstalleerd in een deelnemende staat die een lidstaat is.

(37)

Met het oog op een kosteneffectieve uitvoering van de opdracht van de gemeenschappelijke onderneming om in de Unie een wereldwijd toonaangevend supercomputing-ecosysteem te ontwikkelen, uit te rollen, uit te breiden en in stand te houden, moet de gemeenschappelijke onderneming waar passend de gelegenheid aangrijpen om de supercomputers waarvan zij eigenaar is, te upgraden. De upgrades moeten leiden tot een verlenging van de levensduur van de supercomputers, de operationele prestaties ervan verbeteren en nieuwe functionaliteiten bieden om tegemoet te komen aan de evolutie van de gebruikersbehoeften. Voor het upgraden van haar supercomputers moet de gemeenschappelijke onderneming een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling kunnen doen in het kader van de infrastructuurpijler. In die oproepen moeten de specifieke subsidiabiliteitsvoorwaarden worden vastgesteld die moeten worden toegepast op een gastentiteit die al een EuroHPC-supercomputer onderbrengt.

(38)

De gemeenschappelijke onderneming moet alle supercomputers en data-infrastructuren waarvan zij eigenaar of mede-eigenaar is, hyperconnecteren met geavanceerde netwerktechnologieën, zodat die in de hele Unie op grote schaal toegankelijk zijn, en moet haar data-infrastructuur voor supercomputing en kwantumcomputing, alsmede nationale, regionale en andere computerinfrastructuren, met een gemeenschappelijk platform verbinden en federeren. De gemeenschappelijke onderneming moet er ook voor zorgen dat de gefedereerde, beveiligde diensten- en data-infrastructuren voor super- en kwantumcomputing verbonden worden met de gemeenschappelijke Europese dataruimten, daaronder begrepen de Europese openwetenschapscloud, en met de gefedereerde, beveiligde cloudinfrastructuren die zijn aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “Een Europese datastrategie”, met het oog op naadloze dienstverlening aan een brede groep publieke en particuliere gebruikers in heel Europa.

(39)

De programma’s Horizon Europa en Digitaal Europa moeten respectievelijk bijdragen aan het dichten van de kloof binnen de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie en aan de opbouw van brede supercomputingcapaciteiten, door synergieën te bevorderen met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+), het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en de Europese herstel- en veerkrachtfaciliteit. Derhalve moet de gemeenschappelijke onderneming streven naar een nauwe wisselwerking met de fondsen die specifiek kunnen helpen om de onderzoeks- en innovatievermogens lokaal, regionaal en nationaal te versterken.

(40)

De gemeenschappelijke onderneming moet deelnemende staten die lidstaten zijn, een gunstig kader bieden om financiële bijdragen uit hoofde van de programma’s die worden medegefinancierd door het EFRO, het ESF+, het EFMZVA en het Elfpo, te gebruiken voor de verwerving van high-performance- en kwantumcomputing- en data-infrastructuren en de interconnectie ervan. Het gebruik van die financiële bijdragen voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming is essentieel voor de ontwikkeling in de Unie van een geïntegreerde, gefedereerde, beveiligde en hypergeconnecteerde high-performance- en kwantumcomputing- en data-infrastructuur van wereldklasse, aangezien dergelijke infrastructuur niet alleen ten goede komt aan de gebruikers in de lidstaten, maar ook daarbuiten. Indien de lidstaten besluiten om voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming gebruik te maken van die financiële bijdragen, moeten die bijdragen worden beschouwd als nationale bijdragen van de deelnemende staten die lidstaten zijn, aan de begroting van de gemeenschappelijke onderneming, mits wordt voldaan aan artikel 106 en andere toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (7) en de fondsspecifieke verordeningen.

(41)

De gemeenschappelijke onderneming kan de opname van middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit door deelnemende staten die lidstaten zijn, vergemakkelijken. De middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit kunnen een aanvulling vormen op de acties die door de gemeenschappelijke onderneming worden gefinancierd, mits de steun uit hoofde van de herstel- en veerkrachtfaciliteit bovenop de steun uit de Uniefondsen van de gemeenschappelijke onderneming komt en die steun niet dezelfde kosten dekt. De opname van middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit mag niet worden geboekt als nationale bijdrage aan de begroting van de gemeenschappelijke onderneming, meer bepaald als het gaat om diensten- en data-infrastructuren voor high-performance- en kwantumcomputing alsook om projecten voor de ontwikkeling van technologieën, toepassingen en vaardigheden.

(42)

De bijdrage van de Unie uit de fondsen van het programma Digitaal Europa moet gedeeltelijk de aankoopkosten dekken van hoogwaardige supercomputers, kwantumcomputers, industriële supercomputers en midrange-supercomputers, om in overeenstemming te zijn met de doelstelling dat de gemeenschappelijke onderneming moet bijdragen aan de bundeling van middelen om de Unie uit te rusten met supercomputers en kwantumcomputers van topkwaliteit. De aanvullende kosten van die supercomputers en kwantumcomputers moeten worden gedragen door de deelnemende staten, door de particuliere leden of door consortia van particuliere partners. Het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot die supercomputers of kwantumcomputers moet rechtstreeks evenredig zijn met de financiële bijdrage van de Unie aan de aankoop van die supercomputers en kwantumcomputers en mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale toegangstijd tot die supercomputers of kwantumcomputers.

(43)

De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar zijn van de hoogwaardige supercomputers en kwantumcomputers die zij heeft verworven. De exploitatie van elke hoogwaardige supercomputer of kwantumcomputer moet aan een gastentiteit worden toevertrouwd. De gastentiteit moet één deelnemende staat die een lidstaat is, of een gastconsortium van deelnemende staten, kunnen vertegenwoordigen. De gastentiteit moet een nauwkeurige raming van de exploitatiekosten van de supercomputer kunnen verstrekken en die kosten kunnen verifiëren, door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat een functionele en, voor zover mogelijk, fysieke scheiding wordt aangebracht tussen de hoogwaardige supercomputers of kwantumcomputers van de gemeenschappelijke onderneming en nationale of regionale computersystemen die zij exploiteert. De gastentiteit moet door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming (de “raad van bestuur”) worden geselecteerd na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld. Zodra een gastentiteit is geselecteerd, moet de deelnemende staat waar de gastentiteit of het gastconsortium is gevestigd, kunnen besluiten andere deelnemende staten op te roepen om zich aan te sluiten en bij te dragen aan de financiering van de hoogwaardige supercomputer of kwantumcomputer die in de geselecteerde gastentiteit zal worden geïnstalleerd. Indien extra deelnemende staten toetreden tot het geselecteerde gastconsortium, mag dit geen afbreuk doen aan de toegangstijd van de Unie tot de supercomputers. De bijdragen van de deelnemende staten in een gastconsortium aan de supercomputer of kwantumcomputer moeten worden omgezet in aandelen in de toegangstijd tot die supercomputer of kwantumcomputer. De deelnemende staten moeten onderling overeenstemming bereiken over de verdeling van hun aandeel in de toegangstijd tot de supercomputer of kwantumcomputer.

(44)

De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar blijven van de supercomputers of kwantumcomputers die zij verwerft, totdat die zijn afgeschreven. De gemeenschappelijke onderneming moet de eigendom ervan kunnen overdragen aan de gastentiteit met het oog op de buitengebruikstelling of de verwijdering ervan, of enig ander gebruik. Wanneer de eigendom aan de gastentiteit wordt overdragen, of wanneer de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden, moet de gastentiteit de restwaarde van de supercomputer of kwantumcomputer vergoeden aan de gemeenschappelijke onderneming.

(45)

De gemeenschappelijke onderneming moet samen met de deelnemende staten de midrange-supercomputers verwerven. De exploitatie van elke midrange-supercomputer moet aan een gastentiteit worden toevertrouwd. De gastentiteit moet één deelnemende staat die een lidstaat is, of een gastconsortium van deelnemende staten, kunnen vertegenwoordigen. De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar zijn van het aandeel dat overeenstemt met het aandeel van de Unie in de financiële bijdrage aan de verwervingskosten uit de middelen van het programma Digitaal Europa. De gastentiteit moet worden geselecteerd door de raad van bestuur na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld. Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke midrange-supercomputer moet rechtstreeks evenredig zijn met de financiële bijdrage van de Unie uit de middelen van het programma Digitaal Europa aan de verwervingskosten van die midrange-supercomputer. De gemeenschappelijke onderneming moet de eigendom ervan ten vroegste vijf jaar na de geslaagde opleveringstest door de gemeenschappelijke onderneming of wanneer ze wordt ontbonden, aan de gastentiteit kunnen overdragen. De gastentiteit vergoedt de restwaarde van de supercomputer aan de gemeenschappelijke onderneming.

(46)

Om een billijke en evenwichtige spreiding van EuroHPC-supercomputers over de Unie alsmede de invoering van een aanpak voor een gefedereerd infrastructuur-ecosysteem te bevorderen, moeten in de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor een EuroHPC-supercomputer de subsidiabiliteitsvoorwaarden worden vastgesteld die moeten gelden voor een deelnemende staat die al een EuroHPC-supercomputer onderbrengt.

(47)

De gemeenschappelijke onderneming moet samen met een consortium van particuliere partners industriële supercomputers kunnen verwerven. De exploitatie van elke dergelijke supercomputer moet aan een gastentiteit worden toevertrouwd. De gastentiteit moet zich kunnen aansluiten bij het consortium van particuliere partners voor de verwerving en exploitatie van een dergelijke supercomputer. De gemeenschappelijke onderneming moet eigenaar zijn van het aandeel dat overeenstemt met het aandeel van de Unie in de financiële bijdrage aan de verwervingskosten uit de middelen van het programma Digitaal Europa. De gastentiteit en haar consortium van particuliere partners moeten door de raad van bestuur worden geselecteerd na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling die door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld. Het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot een dergelijke supercomputer moet rechtstreeks evenredig zijn met de financiële bijdrage van de Unie uit de middelen van het programma Digitaal Europa aan de verwervingskosten van die industriële supercomputer. De gemeenschappelijke onderneming moet met het consortium van particuliere partners een overeenkomst kunnen sluiten om een dergelijke supercomputer aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen. De gemeenschappelijke onderneming moet als alternatief ook de eigendom van een dergelijke supercomputer kunnen overdragen aan het consortium van particuliere partners. In dat geval, of wanneer de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden, moet het consortium van particuliere partners de resterende waarde van het aandeel van de Unie in de supercomputer vergoeden aan de gemeenschappelijke onderneming. Indien de gemeenschappelijke onderneming en het consortium van particuliere partners besluiten over te gaan tot de buitengebruikstelling van de supercomputer nadat de exploitatie ervan volledig is afgeschreven, moeten de kosten ervan worden gedragen door het consortium van particuliere partners.

(48)

Voor industriële supercomputers moet de gemeenschappelijke onderneming rekening houden met de specifieke behoeften van industriële gebruikers, bijvoorbeeld inzake toegangsprocedures, kwaliteit en soort diensten, gegevensbescherming, bescherming van industriële innovatie en intellectuele eigendom, bruikbaarheid, vertrouwen en andere vertrouwelijkheids- en beveiligingsvereisten.

(49)

Bij het ontwerp en de exploitatie van de door de gemeenschappelijke onderneming ondersteunde supercomputers moet rekening worden gehouden met energie-efficiëntie en ecologische duurzaamheid, bijvoorbeeld door gebruik te maken van energiezuinige technologie, dynamische energiebesparende technieken en hergebruikstechnieken zoals geavanceerde terugwinning van koeling en warmte.

(50)

De supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming moeten vooral worden ingezet voor civiele toepassingen ten behoeve van publieke en particuliere gebruikers die in een lidstaat of een met Digitaal Europa of Horizon Europa geassocieerd derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden. Daartoe behoren ook toepassingen op het gebied van cyberbeveiliging die mogelijkerwijs voor tweeërlei gebruik zijn bestemd. Gebruikers moeten het aandeel van de Unie in de toegangstijd krijgen overeenkomstig de door de raad van bestuur vastgestelde toegangsregels. Het gebruik van die supercomputers moet ook in overeenstemming zijn met de door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.

(51)

De toewijzing van toegangstijd tot de supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming moet gratis zijn voor publieke gebruikers. Ze moet ook gratis zijn voor toepassingen van particuliere gebruikers in het kader van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die uit de programma’s Horizon Europa of Digitaal Europa worden gefinancierd, alsook voor particuliere innovatieactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, waar passend. Het verlenen van die toegangstijd aan gebruikers moet voornamelijk gebaseerd zijn op open oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling die door de gemeenschappelijke onderneming worden uitgeschreven en door onafhankelijke deskundigen worden beoordeeld. Met uitzondering van gebruikers van kleine en middelgrote ondernemingen die particuliere innovatieactiviteiten ontplooien, moeten alle gebruikers die genieten van een kosteloze toegangstijd tot de supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming, een open wetenschappelijke benadering volgen en de via die toegang verworven kennis verspreiden, in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/695. De toegangstijd voor andere economische activiteiten dan particuliere innovatieactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, die met specifieke tekortkomingen van de markt worden geconfronteerd, moet worden toegekend tegen marktconforme prijzen op basis van gebruik. De toewijzing van toegangstijd voor dergelijke economische activiteiten moet worden toegestaan, maar in beperkte mate, en de hoogte van de te betalen vergoeding moet door de raad van bestuur worden vastgesteld. De toegangsrechten moeten op transparante wijze worden toegewezen. De raad van bestuur moet specifieke regels vaststellen om waar passend, zonder oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, gratis toegangstijd te verlenen voor initiatieven die als strategisch voor de Unie worden beschouwd. Dit zijn enkele representatieve voorbeelden van strategische initiatieven van de Unie: Bestemming Aarde, het Human Brain Project Flagship, het initiatief “1+ Million Genomes”, de gemeenschappelijke Europese dataruimten die actief zijn op gebieden van openbaar belang, en met name de ruimte voor gezondheidsgegevens, de expertisecentra op het gebied van high-performance computing, de nationale HPC-kenniscentra en de digitale-innovatiehubs.

Op verzoek van de Unie moet de gemeenschappelijke onderneming op tijdelijke of permanente basis rechtstreekse toegangstijd verlenen voor strategische initiatieven en bestaande of toekomstige applicatieplatforms die de Unie essentieel acht voor het verlenen van gezondheidsgerelateerde of andere cruciale noodhulpdiensten van algemeen belang, en in nood- en crisissituaties of in gevallen die de Unie essentieel acht voor haar veiligheid en defensie. De gemeenschappelijke onderneming moet toestemming krijgen om een aantal beperkte economische activiteiten voor commerciële doeleinden uit te voeren. Er moet toegang worden verleend aan gebruikers die in een lidstaat of een met Digitaal Europa of Horizon Europa geassocieerd derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden. De toegangsrechten moeten voor alle gebruikers billijk zijn en op transparante wijze worden toegewezen. De raad van bestuur moet voor elke supercomputer de toegangsrechten voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd vaststellen en er toezicht op houden.

(52)

Gebruikers die zijn gevestigd in de Unie of in een met Horizon 2020 geassocieerd derde land, moeten toegang blijven krijgen tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de voorlopers van exaschaal- en petaschaalsupercomputers die zijn verworven door de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC die is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1488.

(53)

De supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming moeten worden geëxploiteerd en gebruikt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (8), en Richtlijnen 2002/58/EG (9) en (EU) 2016/943 (10) van het Europees Parlement en de Raad.

(54)

De governance van de gemeenschappelijke onderneming moet worden gewaarborgd door twee organen: een raad van bestuur en een industrieel en wetenschappelijk adviescomité. De raad van bestuur moet bestaan uit vertegenwoordigers van de Unie en de deelnemende staten. De raad van bestuur moet verantwoordelijk zijn voor de strategische beleidsvorming en de financieringsbesluiten in verband met de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, onder meer met betrekking tot alle activiteiten betreffende openbare aanbestedingen. Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité moet bestaan uit vertegenwoordigers van de academische wereld en het bedrijfsleven in hun rol van gebruikers en uit leveranciers van technologie. Het adviescomité moet de raad van bestuur onafhankelijk advies verstrekken over de strategische onderzoeks- en innovatieagenda, de aankoop en exploitatie van de supercomputers die eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming, het programma met activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding en het programma voor federatie, connectiviteit en internationale samenwerking.

(55)

Voor de algemene bestuurlijke taken van de gemeenschappelijke onderneming moeten de stemrechten van de deelnemende staten gelijkelijk over hen worden verdeeld. Voor de taken die samenhangen met het opstellen van het werkprogramma voor de aankoop van de supercomputers en kwantumcomputers, de selectie van de gastentiteit, de federatie- en connectiviteitsactiviteiten en de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming, moeten de stemrechten van de deelnemende staten die lidstaten zijn, gebaseerd zijn op het beginsel van gekwalificeerde meerderheid. De deelnemende staten die derde landen zijn die geassocieerd zijn met het programma Horizon Europa, het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility, moeten ook stemrecht hebben voor de respectieve activiteiten die met begrotingsmiddelen uit elk van die programma’s worden ondersteund. Voor de taken die verband houden met de verwerving en exploitatie van de super- en kwantumcomputers mogen alleen de Unie en de deelnemende staten die voor die taken middelen ter beschikking stellen, stemrecht hebben.

(56)

De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de toepasselijke regels voor indirect beheer zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11). De regels waaraan de gemeenschappelijke onderneming zich moet houden bij openbare aanbestedingen moeten in haar financiële regels worden vastgesteld.

(57)

Ter bevordering van een innovatief en competitief Europees high-performance- en kwantumcomputing-ecosysteem met een erkende excellentie in heel Europa moet de gemeenschappelijke onderneming gepast gebruikmaken van de aanbestedings- en subsidie-instrumenten, waaronder gezamenlijke aanbesteding, precommerciële aanbesteding en openbare aanbesteding van innovatieve oplossingen. Hiermee wordt beoogd koppelingen tot stand te brengen tussen hoofdzakelijk in de Unie ontwikkelde technologieën, medeontwerp met gebruikers en de verwerving van hoogwaardige supercomputing- en quantumcomputingsystemen van wereldklasse.

(58)

Bij de beoordeling van de algemene impact van de gemeenschappelijke onderneming moet rekening worden gehouden met investeringen door de particuliere leden in indirecte acties, in de vorm van bijdragen in natura bestaande uit de in aanmerking komende kosten die zij hebben gemaakt bij de uitvoering van acties, verminderd met de bijdragen door de gemeenschappelijke onderneming, de deelnemende staten of elke andere Uniebijdrage tot die kosten. Bij de beoordeling van de algemene impact van de gemeenschappelijke onderneming moet rekening worden gehouden met investeringen door de particuliere leden in andere acties, in de vorm van bijdragen in natura bestaande uit de in aanmerking komende kosten die zij hebben gemaakt bij de uitvoering van acties, verminderd met de bijdragen door de gemeenschappelijke onderneming, de deelnemende staten of elke andere Uniebijdrage tot die kosten.

(59)

Om een gelijk speelveld voor alle ondernemingen op de interne markt te handhaven, moet subsidiëring door de programma’s van de Unie stroken met de beginselen inzake staatssteun om de doeltreffendheid van de overheidsinvesteringen te waarborgen en marktverstoringen, zoals het verdringen van private financiering, het creëren van ineffectieve marktstructuren, het in stand houden van inefficiënte bedrijven of het tot stand brengen van een op subsidies steunende cultuur, te voorkomen.

(60)

Deelname aan indirecte acties die worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming moet voldoen aan Verordening (EU) 2021/695. De gemeenschappelijke onderneming moet er bovendien op toezien dat die regels consequent worden toegepast, op basis van de desbetreffende maatregelen die de Commissie heeft vastgesteld. Met het oog op een passende medefinanciering van indirecte acties door de deelnemende lidstaten, in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/695, moeten de deelnemende staten een bijdrage leveren die ten minste gelijk is aan de vergoeding door de gemeenschappelijke onderneming van de in aanmerking komende kosten die de begunstigden bij het uitvoeren van de acties hebben gemaakt. Daartoe moeten de in het jaarlijkse werkprogramma van de gemeenschappelijke onderneming opgenomen maximale financieringspercentages door de raad van bestuur worden vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2021/695.

(61)

Om te zorgen voor een goed evenwicht in de deelname van belanghebbenden aan door de gemeenschappelijke onderneming gefinancierde acties, is een afwijking van artikel 34 van Verordening (EU) 2021/695 nodig opdat verschillende vergoedingspercentages, afhankelijk van het soort deelnemer, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en het soort actie, zonder uitzondering kunnen worden toegepast op alle begunstigden uit alle deelnemende staten. Voor activiteiten die in het kader van het programma Digitaal Europa worden gefinancierd, moet de gemeenschappelijke onderneming ervoor zorgen dat verschillende vergoedingspercentages, afhankelijk van het soort deelnemer, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en het soort actie, zonder uitzondering kunnen worden toegepast op alle begunstigden uit alle deelnemende staten.

(62)

Financiële steun voor activiteiten in het kader van het programma Digitaal Europa moet voldoen aan Verordening (EU) 2021/694. Met betrekking tot gerubriceerde informatie moeten in het kader van het programma Digitaal Europa gefinancierde acties stroken met artikel 12, lid 1, van die verordening.

(63)

Financiële steun voor activiteiten in het kader van de Connecting Europe Facility moet voldoen aan Verordening (EU) 2021/1153 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility.

(64)

Begunstigden uit met Horizon Europa, het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility geassocieerde derde landen die deelnemende staten zijn, mogen alleen in aanmerking komen voor deelname aan een actie indien een deelnemende staat een derde land is dat geassocieerd is met een of meer programma’s die betrekking hebben op die actie.

(65)

De financiële belangen van de Unie en van de andere deelnemers aan de gemeenschappelijke onderneming moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of oneigenlijk gebruikte bedragen en, waar passend, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

(66)

De gemeenschappelijke onderneming moet op een open en transparante manier functioneren door alle relevante informatie tijdig ter beschikking te stellen en haar activiteiten, waaronder informatie- en verspreidingsactiviteiten, bij het bredere publiek te bevorderen. Het reglement van orde van de organen van de gemeenschappelijke onderneming moet openbaar worden gemaakt.

(67)

Ten behoeve van de vereenvoudiging moeten de administratieve lasten voor alle betrokken partijen worden verminderd. Dubbele audits en onevenredige documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden.

(68)

De intern controleur van de Commissie moet ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming dezelfde bevoegdheden uitoefenen als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.

(69)

De Commissie, de gemeenschappelijke onderneming, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en het Europees Openbaar Ministerie (EOM) moeten toegang hebben tot alle nodige informatie en de locaties om audits en onderzoeken uit te voeren met betrekking tot de subsidies, contracten en overeenkomsten die door de gemeenschappelijke onderneming zijn ondertekend.

(70)

Alle oproepen tot het indienen van voorstellen uit hoofde van deze verordening moeten rekening houden met de looptijd van Horizon Europa, van Digitaal Europa en van de Connecting Europe Facility, naargelang het geval, behalve in terdege gemotiveerde gevallen. Aanbestedingsprocedures voor de verwerving van de supercomputers en kwantumcomputers van de gemeenschappelijke onderneming moeten in overeenstemming zijn met de toepasselijke bepalingen van het programma Digitaal Europa. In naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de beschikbaarheid van resterende begrotingsmiddelen die afkomstig zijn uit het MFK 2021-2027, moet de gemeenschappelijke onderneming uiterlijk op 31 december 2028 oproepen tot het indienen van voorstellen of aanbestedingen kunnen lanceren.

(71)

De Commissie moet met de hulp van onafhankelijke deskundigen een tussentijdse en een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming uitvoeren. Met het oog op transparantie moet het desbetreffende door onafhankelijke deskundigen uitgebrachte verslag ter beschikking van het publiek worden gesteld, met inachtneming van de toepasselijke regels.

(72)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, met name het versterken van onderzoeks- en innovatiecapaciteit, de ontwikkeling van activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding op het gebied van supercomputing, alsmede federeren, connectiviteit en internationale samenwerking, de verwerving van supercomputers van wereldklasse, en toegang tot high-performance-, kwantumcomputing- en data-infrastructuur in de hele Unie door middel van een gemeenschappelijke onderneming, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar met het oog op het vermijden van onnodige duplicering, het behouden van de kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van de overheidsmiddelen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting

1.   Voor de uitvoering van het initiatief betreffende Europese high-performance computing wordt voor de periode tot en met 31 december 2033 een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (de “Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing”, hierna “de gemeenschappelijke onderneming” genoemd) opgericht.

2.   Teneinde rekening te houden met de looptijd van het MFK 2021-2027 en de looptijd van Horizon Europa, het programma Digitaal Europa en de Connecting Europe Facility, worden oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen in het kader van deze verordening tot en met 31 december 2027 uitgeschreven. In met redenen omklede gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen worden uitgeschreven tot en met 31 december 2028.

3.   De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. In elke lidstaat bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

4.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd in Luxemburg.

5.   De statuten van de gemeenschappelijke onderneming (“de statuten”) zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“opleveringstest”: een test die wordt uitgevoerd om te bepalen of een EuroHPC-supercomputer voldoet aan de vereisten van de systeemspecificatie;

2)

“toegangstijd”: de rekentijd van een supercomputer die ter beschikking wordt gesteld aan een gebruiker of groep gebruikers om hun computerprogramma’s uit te voeren;

3)

“verbonden entiteit”: een juridische entiteit als gedefinieerd in artikel 187, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;

4)

“expertisecentrum op het gebied van high-performance computing”: een na een openbare en vergelijkende oproep tot het indienen van voorstellen geselecteerd samenwerkingsproject ter bevordering van het gebruik van toekomstige uiterst prestatiegerichte computercapaciteiten waarmee gebruikersgemeenschappen in samenwerking met andere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing bestaande parallelle codes kunnen opschalen om exaschaal- en extreme schaalprestaties te bereiken;

5)

“medeontwerp”: een collectieve benadering van technologieleveranciers en -gebruikers die betrokken zijn bij een collaboratief en iteratief ontwerpproces voor de ontwikkeling van nieuwe technologie, toepassingen en systemen;

6)

“belangenconflict”: een situatie waarbij een financiële actor of een andere persoon als bedoeld in artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 betrokken is;

7)

“samenstellende entiteit”: de entiteit waaruit een particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming bestaat, op grond van de statuten van elk particulier lid;

8)

“consortium van particuliere partners”: een vereniging van juridische entiteiten van de Unie die samen met de gemeenschappelijke onderneming een supercomputer van industriële kwaliteit verwerft; een of meer van die particuliere partners kunnen behoren tot de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming;

9)

“EuroHPC-supercomputer”: elk computersysteem waarvan de gemeenschappelijke onderneming volledig eigenaar is of waarvan zij mede-eigenaar is samen met andere deelnemende staten, of een consortium van particuliere partners; het kan gaan om een klassieke supercomputer (hoogwaardige supercomputer, industriële supercomputer of midrange-supercomputer), een hybride klassieke kwantumcomputer, een kwantumcomputer of een kwantumsimulator;

10)

“exaschaal”: een prestatieniveau waarop het mogelijk is tien tot de achttiende macht berekeningen per seconde (of 1 exaflop) uit te voeren;

11)

“hoogwaardige supercomputer”: een computersysteem van wereldklasse dat is ontwikkeld met de meest geavanceerde technologie die op een bepaald moment beschikbaar is en ten minste prestaties op exaschaal of hoger (d.w.z. post-exaschaal) levert voor toepassingen waarmee complexere problemen worden aangepakt;

12)

“gastconsortium”: een groep deelnemende staten of een consortium van particuliere partners die hebben toegezegd bij te dragen aan de verwerving en exploitatie van een EuroHPC-supercomputer, inclusief organisaties die die deelnemende staten vertegenwoordigen;

13)

“gastentiteit”: een juridische entiteit die beschikt over voorzieningen om een EuroHPC-supercomputer in onder te brengen en te exploiteren, en die is gevestigd in een deelnemende staat die een lidstaat is;

14)

“hypergeconnecteerd”: beschikkend over een communicatiecapaciteit voor het overdragen van gegevens met 1 terabit per seconde (d.w.z. tien tot de twaalfde macht bits per seconde) of meer;

15)

“industriële supercomputer”: minstens een midrange-supercomputer die speciaal is ontworpen om te voldoen aan eisen inzake beveiliging, vertrouwelijkheid en gegevensintegriteit voor industriële gebruikers die strenger zijn dan eisen voor wetenschappelijk gebruik;

16)

“bijdragen in natura aan indirecte acties” die uit Horizon Europa worden gefinancierd: bijdragen van de deelnemende staat of de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming of hun samenstellende entiteiten of verbonden entiteiten, bestaande uit de in aanmerking komende kosten die zij maken bij de uitvoering van indirecte acties, verminderd met de bijdrage van die gemeenschappelijke onderneming, van de deelnemende staten van die gemeenschappelijke onderneming en van elke andere bijdrage van de Unie aan die kosten;

17)

“bijdragen in natura aan acties” die uit het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility worden gefinancierd: bijdragen van de deelnemende staat of de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming of hun samenstellende entiteiten of verbonden entiteiten, bestaande uit de in aanmerking komende kosten die zij maken bij de uitvoering van een deel van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, verminderd met de bijdrage van die gemeenschappelijke onderneming, van de deelnemende staten van die gemeenschappelijke onderneming en van elke andere bijdrage van de Unie aan die kosten;

18)

“midrange-supercomputer”: een supercomputer van wereldklasse waarvan het prestatieniveau ten hoogste één orde lager ligt dan dat van een hoogwaardige supercomputer;

19)

“nationaal HPC-kenniscentrum”: een juridische entiteit of een consortium van juridische entiteiten, die of dat gevestigd is in een deelnemende staat en verbonden is met een nationaal supercomputingcentrum van die deelnemende staat, die of dat gebruikers uit het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, de academische wereld en overheidsdiensten op verzoek toegang verleent tot de supercomputers en tot de recentste HPC-technologieën, -instrumenten, -toepassingen en -diensten, en die of dat expertise, vaardigheden, opleiding, netwerkactiviteiten en voorlichting biedt;

20)

“waarnemende staat”: een land dat in aanmerking komt voor deelname aan acties van de gemeenschappelijke onderneming die uit Horizon Europa of uit het programma Digitaal Europa worden gefinancierd, maar dat geen deelnemende staat is;

21)

“deelnemende staat”: een land dat lid is van de gemeenschappelijke onderneming;

22)

“prestatieniveau”: het aantal zwevendekommabewerkingen per seconde (flops) dat een supercomputer kan uitvoeren;

23)

“particulier lid”: elk lid van de gemeenschappelijke onderneming dat niet de Unie of een deelnemende staat is;

24)

“kwantumcomputer”: een computer die de wetten van de kwantummechanica benut om bepaalde specifieke vraagstukken op te lossen en daarbij minder rekenkracht gebruikt dan klassieke computers;

25)

“kwantumsimulator”: een in hoge mate regelbaar kwantumtoestel waarmee inzicht kan worden verkregen in de eigenschappen van complexe kwantumsystemen of waarmee specifieke rekenvraagstukken kunnen worden opgelost die niet met klassieke computers kunnen worden opgelost;

26)

“beveiliging van de toeleveringsketen” van een EuroHPC-supercomputer: de maatregelen die bij de selectie van iedere leverancier van die supercomputer moeten worden genomen om de beschikbaarheid van componenten, technologieën, systemen en knowhow die nodig zijn voor de verwerving en exploitatie van die supercomputer, te waarborgen; dit zijn onder meer maatregelen ter beperking van de risico’s in verband met eventuele verstoringen van de levering van dergelijke componenten, technologieën en systemen, met inbegrip van prijswijzigingen, lagere prestaties of alternatieve toeleveringsbronnen; de beveiliging van de toeleveringsketen heeft betrekking op de volledige levensduur van de EuroHPC-supercomputer;

27)

“strategische onderzoeks- en innovatieagenda”: het document dat de looptijd van Horizon Europa bestrijkt, waarin de belangrijkste prioriteiten en de essentiële technologieën en innovaties worden vermeld die nodig zijn om de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken;

28)

“strategisch meerjarenprogramma”: een document met daarin een strategie voor alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming;

29)

“supercomputing”: gegevensverwerking op prestatieniveaus die de grootschalige integratie van individuele computerelementen, met inbegrip van kwantumcomponenten, vereist voor het oplossen van problemen die niet met standaardcomputersystemen kunnen worden aangepakt;

30)

“totale kosten van eigendom” van een EuroHPC-supercomputer: de verwervingskosten plus de exploitatiekosten, met inbegrip van onderhoud, totdat de eigendom van de supercomputer wordt overgedragen naar de gastentiteit of de supercomputer wordt verkocht of totdat de supercomputer buiten gebruik wordt gesteld zonder overdracht van eigendom;

31)

“werkprogramma”: het document als bedoeld in artikel 2, punt 25), van Verordening (EU) 2021/695 of, indien relevant, het document dat ook dient als werkprogramma als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/694 of artikel 19 van Verordening (EU) 2021/1153.

Artikel 3

Opdracht en doelstellingen

1.   De gemeenschappelijke onderneming heeft als opdracht: in de Unie een wereldwijd toonaangevend ecosysteem van gefedereerde, beveiligde en hypergeconnecteerde supercomputing-, kwantumcomputing-, diensten- en data-infrastructuur te ontwikkelen, uit te rollen, uit te breiden en in stand te houden; de ontwikkeling en invoering te ondersteunen van vraag- en gebruikersgestuurde innovatieve en concurrerende supercomputingsystemen op basis van een toeleveringsketen die zorgt voor componenten, technologieën en kennis, die het risico op verstoringen beperkt, en die de ontwikkeling mogelijk maakt van een breed scala aan toepassingen die voor die systemen zijn geoptimaliseerd, en het gebruik van die supercomputinginfrastructuur uit te breiden tot een groot aantal publieke en particuliere gebruikers, en de dubbele transitie alsook de ontwikkeling van sleutelvaardigheden voor de Europese wetenschap en industrie te ondersteunen.

2.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende algemene doelstellingen:

a)

bijdragen aan de uitvoering van Verordening (EU) 2021/695, en met name artikel 3 daarvan, wetenschappelijke, economische, ecologische, technologische en maatschappelijke impact creëren met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, teneinde de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken, de strategische prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beleid van de Unie, en bijdragen aan de aanpak van wereldwijde uitdagingen, onder meer door de duurzameontwikkelingsdoelstellingen na te streven aan de hand van de beginselen van Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (12);

b)

zorgen voor nauwe samenwerking en coördinatie met andere Europese partnerschappen, onder meer door middel van gezamenlijke oproepen, en streven naar synergieën met relevante activiteiten en programma’s op het niveau van de Unie en op nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met die welke de uitrol van innovatieve oplossingen, onderwijs en regionale ontwikkeling ondersteunen, indien van toepassing;

c)

in de Unie een geïntegreerde, vraaggerichte, gebruikersgestuurde en hypergeconnecteerde supercomputing- en data-infrastructuur van wereldklasse ontwikkelen, uitrollen, uitbreiden en in stand houden;

d)

de hypergeconnecteerde supercomputing- en data-infrastructuur federeren en die verbinden met de Europese dataruimten en het Europese cloud-ecosysteem voor de levering van computer- en datadiensten aan een groot aantal publieke en particuliere gebruikers in Europa;

e)

wetenschappelijke excellentie bevorderen en ondersteuning verlenen aan de toepassing en het systematische gebruik van onderzoeks- en innovatieresultaten die in de Unie worden gegenereerd;

f)

verdergaan met de ontwikkeling en ondersteuning van een in Europa breed verspreid uiterst concurrerend en innovatief supercomputing- en data-ecosysteem dat bijdraagt aan het wetenschappelijk en digitaal leiderschap van de Unie, en dat in staat is computertechnologieën en -architecturen autonoom te produceren en te integreren in toonaangevende computersystemen, alsook geavanceerde toepassingen die geoptimaliseerd zijn voor die systemen;

g)

het gebruik van supercomputerdiensten en de ontwikkeling van de belangrijkste vaardigheden die de Europese wetenschap en industrie nodig hebben, uitbreiden.

3.   De gemeenschappelijke onderneming behartigt de belangen van de Unie bij de aankoop van supercomputers en ondersteunt de ontwikkeling en invoering van HPC-technologieën, -systemen en -toepassingen. Zij maakt een benadering van medeontwerp mogelijk voor de verwerving van supercomputers van wereldklasse en waarborgt tegelijk de beveiliging van de toeleveringsketen van verworven technologieën en systemen. Zij draagt bij tot de strategische autonomie van de Unie, ondersteunt de ontwikkeling van technologieën en toepassingen die de Europese toeleveringsketen van high-performance computing versterken en bevordert de integratie ervan in supercomputingsystemen die voorzien in een groot aantal wetenschappelijke, maatschappelijke, ecologische en industriële behoeften.

Artikel 4

Activiteitenpijlers

1.   De gemeenschappelijke onderneming geeft uitvoering aan haar in artikel 3 bedoelde opdracht en doet dat overeenkomstig de volgende activiteitenpijlers:

a)

de pijler Administratie, bestaande uit de algemene activiteiten in verband met de exploitatie en het beheer van de gemeenschappelijke onderneming;

b)

de pijler Infrastructuur, bestaande uit de activiteiten voor de verwerving, uitrol, upgrade en exploitatie van de beveiligde, hypergeconnecteerde supercomputing-, kwantumcomputing- en data-infrastructuur van wereldklasse, met inbegrip van de bevordering van de toepassing en het systematische gebruik van in de Unie gegenereerde onderzoeks- en innovatieresultaten;

c)

de pijler Federatie van supercomputingdiensten, bestaande uit alle activiteiten om de onderzoeks- en wetenschapswereld, het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, en de overheidssector in de gehele Unie toegang te verlenen tot gefedereerde beveiligde middelen en diensten voor supercomputing en data, vooral in samenwerking met PRACE en Géant; die activiteiten omvatten:

i)

ondersteuning van de interconnectie van de middelen op het gebied van high-performance computing, kwantumcomputing en data die geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming of die op vrijwillige basis ter beschikking worden gesteld door de deelnemende staten;

ii)

ondersteuning van de interconnectie van de data-infrastructuren voor supercomputing en kwantumcomputing met de gemeenschappelijke Europese dataruimten van de Unie en gefedereerde beveiligde cloud- en data-infrastructuren;

iii)

ondersteuning van de ontwikkeling, verwerving en exploitatie van een platform voor naadloze federatie en beveiligde dienstverlening op het gebied van diensten- en data-infrastructuren voor super- en kwantumcomputing, waarbij één enkel contactpunt wordt opgezet voor alle supercomputing- of datadiensten die door de gemeenschappelijke onderneming worden beheerd, zodat alle gebruikers één aanspreekpunt hebben;

d)

de pijler Technologie, bestaande uit ambitieuze onderzoeks- en innovatieactiviteiten om in heel Europa een concurrerend en innovatief supercomputing-ecosysteem van wereldklasse te ontwikkelen, gericht op hardware- en softwaretechnologieën, en de integratie daarvan in computersystemen, die de gehele wetenschappelijke en industriële waardeketen bestrijken, teneinde bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie; de nadruk zal ook liggen op energie-efficiënte HPC-technologieën, waarmee wordt bijgedragen tot ecologische duurzaamheid; die activiteiten hebben onder meer betrekking op:

i)

energiezuinige componenten voor microverwerking, interconnectiecomponenten, systeemarchitectuur en aanverwante technologieën zoals nieuwe algoritmen, softwarecodes, instrumenten en omgevingen;

ii)

nieuwe computerparadigma’s en de integratie daarvan door middel van medeontwerp in toonaangevende supercomputingsystemen; die technologieën worden gekoppeld aan de ontwikkeling, verwerving en uitrol van hoogwaardige supercomputers, waaronder kwantumcomputers, en infrastructuren;

iii)

technologieën en systemen voor de interconnectie en exploitatie van klassieke supercomputingsystemen met andere, vaak complementaire computertechnologieën zoals kwantumcomputing of andere opkomende computingtechnologieën, die zorgen voor de doeltreffende werking ervan;

iv)

nieuwe algoritmen en softwaretechnologieën die aanzienlijk betere prestaties opleveren;

e)

de pijler Toepassing, bestaande uit activiteiten voor het tot stand brengen en in stand houden van Europese excellentie op het gebied van belangrijke toepassingen en codes voor computing en data ten behoeve van de wetenschap, het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, en de overheidssector; die activiteiten hebben onder meer betrekking op:

i)

toepassingen, waaronder nieuwe algoritmen en softwareontwikkelingen, voor publieke en particuliere gebruikers waarbij profijt wordt getrokken van de resultaten en capaciteiten van hoogwaardige supercomputers en de convergentie daarvan met geavanceerde digitale technologieën, zoals artificiële intelligentie, high-performance data-analyse en cloudtechnologieën, door middel van medeontwerp, ontwikkeling en optimalisatie van grootschalige en opkomende leidendemarktcodes en -toepassingen op basis van HPC;

ii)

ondersteuning van onder meer expertisecentra op het gebied van high-performance computing voor toepassingen en grootschalige demonstratiemodellen op basis van high-performance computing en proefopstellingen voor big datatoepassingen en geavanceerde digitale diensten in een breed scala van de wetenschappelijke, de publieke en de industriële sector;

f)

de pijler Uitbreiding van het gebruik en de vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van capaciteiten en vaardigheden die excellentie op het gebied van supercomputing, kwantumcomputing en datagebruik stimuleren, waarbij wordt gekeken naar synergieën met andere programma’s en instrumenten, en met name het programma Digitaal Europa, waarbij het wetenschappelijke en industriële gebruik van supercomputingmiddelen en datatoepassingen wordt uitgebreid, en waarbij de industriële toegang tot en het industriële gebruik van supercomputer- en data-infrastructuren worden bevorderd voor innovatie die is aangepast aan de industriële behoeften, alsook ervoor zorgen dat Europa beschikt over een goed geïnformeerde toonaangevende wetenschappelijke gemeenschap en geschoolde arbeidskrachten voor wetenschappelijk leiderschap en de digitale transformatie van de industrie en de overheidsdiensten, onder meer door nationale HPC-kenniscentra en expertisecentra op het gebied van high-performance computing te ondersteunen en netwerken te laten vormen;

g)

de pijler Internationale samenwerking, in overeenstemming met de doelstellingen van het externe beleid en de internationale verbintenissen van de Unie activiteiten definiëren en uitvoeren — en daaraan deelnemen — die relevant zijn voor de bevordering van internationale samenwerking op het gebied van supercomputing om mondiale wetenschappelijke en maatschappelijke kwesties op te lossen en tegelijkertijd het concurrentievermogen van het Europese ecosysteem voor voorziening en gebruik op het gebied van high-performance computing te bevorderen.

2.   Naast de in lid 1 bedoelde activiteiten kan de gemeenschappelijke onderneming worden belast met de uitvoering van aanvullende taken in geval van cumulatieve, aanvullende of gecombineerde financiering tussen programma’s van de Unie in overeenstemming met het desbetreffende werkprogramma van de Commissie.

Artikel 5

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van EER-kredieten, bedraagt tot 3 081 300 000 EUR, inclusief 92 000 000 EUR voor administratieve kosten, op voorwaarde dat dat bedrag ten minste gelijk is aan de bijdrage van de deelnemende staten, en is als volgt verdeeld:

a)

tot 900 000 000 EUR uit Horizon Europa;

b)

tot 1 981 300 000 EUR uit het programma Digitaal Europa;

c)

tot 200 000 000 EUR uit de Connecting Europe Facility.

2.   De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie aan de respectieve programma’s zijn toegewezen.

3.   Extra middelen van de Unie ter aanvulling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage kunnen aan de gemeenschappelijke onderneming worden toegekend ter ondersteuning van de in artikel 4 bedoelde activiteitenpijlers, met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, punt a), bedoelde activiteiten.

4.   Uit programma’s van de Unie gefinancierde bijdragen die betrekking hebben op aanvullende activiteiten en die overeenkomstig lid 3 aan de gemeenschappelijke onderneming worden toegekend, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de maximale financiële bijdrage van de Unie.

5.   Extra Uniemiddelen ter aanvulling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage kunnen uit de met Horizon Europa, het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility geassocieerde derde landen aan de gemeenschappelijke onderneming worden toegewezen overeenkomstig hun respectieve associatieovereenkomsten. Die extra Uniemiddelen laten de in artikel 7, lid 1, bedoelde bijdrage van de deelnemende staten onverlet, tenzij de deelnemende staten anders overeenkomen.

6.   De in lid 1, punt a), van dit artikel genoemde financiële bijdrage van de Unie wordt gebruikt voor de gemeenschappelijke onderneming om financiële steun te verlenen aan indirecte acties als omschreven in artikel 2, punt 43), van Verordening (EU) 2021/695, overeenkomstig de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

7.   De in lid 1, punt b), genoemde financiële bijdrage van de Unie wordt gebruikt voor capaciteitsopbouw in de hele Unie, bijvoorbeeld voor de verwerving, upgrade en exploitatie van high-performance computers, kwantumcomputers of kwantumsimulatoren, de federatie van HPC-, kwantumcomputing- en data-infrastructuur en de uitbreiding van het gebruik ervan, en de ontwikkeling van gespecialiseerde vaardigheden en opleiding.

8.   De in lid 1, punt c), genoemde financiële bijdrage van de Unie wordt gebruikt voor de interconnectie van de HPC-middelen en databronnen en de totstandbrenging van een geïntegreerde pan-Europese hypergeconnecteerde HPC- en data-infrastructuur.

Artikel 6

Overige bijdragen van de Unie

Bijdragen afkomstig van programma’s van de Unie die niet in artikel 5, lid 1, worden genoemd en die door de Unie worden medegefinancierd in het kader van een door een van de deelnemende staten die een lidstaat is uitgevoerd programma, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in artikel 5 genoemde maximale financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 7

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.   De deelnemende staten leveren een totale bijdrage die in verhouding staat tot de in artikel 5, lid 1, genoemde bijdrage van de Unie. De deelnemende staten spreken onderling af welke collectieve bijdrage zij leveren en hoe zij die leveren. Dit doet geen afbreuk aan het vermogen van elke deelnemende staat om zijn nationale financiële bijdrage vast te stellen, overeenkomstig artikel 8.

2.   De particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming leveren bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ten belope van ten minste 900 000 000 EUR of zorgen ervoor dat hun samenstellende entiteiten en verbonden entiteiten die bijdragen leveren.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen als bedoeld in artikel 15 van de statuten.

4.   De in artikel 15, lid 3, punt f), van de statuten bedoelde bijdragen kunnen door elke deelnemende staat worden geleverd aan in die deelnemende staat gevestigde begunstigden. De deelnemende staten kunnen de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aanvullen binnen het toepasselijke maximale vergoedingspercentage dat is vastgesteld in artikel 34 van Verordening (EU) 2021/695, in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/694 en in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/1153. Die bijdragen laten de regels inzake staatssteun onverlet.

5.   De leden van de gemeenschappelijke onderneming, met uitzondering van de Unie, brengen jaarlijks uiterlijk op 31 januari verslag uit aan de raad van bestuur als bepaald in artikel 15 van de statuten, over de hoogte van de bijdragen die zij in elk van de voorgaande begrotingsjaren overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel hebben geleverd.

6.   Voor de raming van de in artikel 15, lid 3, punten b) tot en met f), van de statuten bedoelde bijdragen worden de kosten vastgesteld overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betreffende entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de entiteit is gevestigd en overeenkomstig de van toepassing zijnde internationale boekhoudnormen en internationale normen voor financiële verslaglegging (IFRS). De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betrokken entiteit, of door de auditinstanties van de deelnemende staten. De waarderingsmethode kan door de gemeenschappelijke onderneming worden geverifieerd indien er onduidelijkheid voortvloeit uit de certificering. Mocht er nog onduidelijkheid zijn, dan kan de gemeenschappelijke onderneming een audit van de waarderingsmethode uitvoeren.

7.   De Commissie kan de financiële bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming beëindigen, evenredig verlagen of schorsen, of de in artikel 23 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure inleiden in de volgende gevallen:

a)

indien de gemeenschappelijke onderneming niet voldoet aan de voorwaarden voor de bijdrage van de Unie, of

b)

indien de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten of verbonden entiteiten geen bijdrage leveren, slechts gedeeltelijk bijdragen of de termijnen voor de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdrage niet in acht nemen, of

c)

naar aanleiding van de in artikel 24 bedoelde evaluaties.

Het besluit van de Commissie om de financiële bijdrage van de Unie te beëindigen, evenredig te verlagen of te schorsen laat de terugbetaling van in aanmerking komende kosten die door andere leden dan de Unie zijn gemaakt voordat het besluit ter kennis van de gemeenschappelijke onderneming is gebracht, onverlet.

Artikel 8

Beheer van de bijdragen van de deelnemende staten

1.   Elke deelnemende staat verstrekt een indicatie van het bedrag van hun nationale financiële bijdragen aan indirecte acties dat hij voor de gemeenschappelijke onderneming toezegt. De toezegging wordt jaarlijks aan de gemeenschappelijke onderneming gedaan voordat het werkprogramma wordt aangenomen.

Aanvullend op de criteria van artikel 22 van Verordening (EU) 2021/695, artikel 18 van Verordening (EU) 2021/694 of artikel 11 van Verordening 2021/1153, kunnen in een bijlage bij het werkprogramma criteria betreffende de deelname van nationale juridische entiteiten worden opgenomen.

Elke deelnemende staat vertrouwt de beoordeling van de voorstellen aan de gemeenschappelijke onderneming toe overeenkomstig de regels van Horizon Europa.

De selectie van de voorstellen geschiedt op basis van de ranglijst van de beoordelingscommissie. De raad van bestuur kan in naar behoren gemotiveerde gevallen van de lijst afwijken zoals bepaald in het werkprogramma om de algemene samenhang van de portefeuillebenadering te bewaken.

Elke deelnemende staat heeft op basis van zijn nationale strategische prioriteiten een vetorecht over alle kwesties die betrekking hebben op het gebruik van zijn eigen nationale financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor aanvragers die in de betrokken deelnemende staat zijn gevestigd.

2.   Elke deelnemende staat sluit een of meer administratieve overeenkomsten met de gemeenschappelijke onderneming tot vaststelling van het coördinatiemechanisme voor de betaling van en de verslaglegging over bijdragen aan in die deelnemende staat gevestigde aanvragers. Een dergelijke overeenkomst bevat het betalingsschema, de betalingsvoorwaarden en de verslagleggings- en auditvoorschriften.

Elke deelnemende staat streeft ernaar zijn betalingsschema, verslaglegging en audits te synchroniseren met die van de gemeenschappelijke onderneming en zijn kostensubsidiabiliteitsregels af te stemmen op de regels van Horizon Europa.

3.   In de in lid 2 bedoelde overeenkomst kan een deelnemende staat bepalen dat hij de betaling van zijn bijdrage aan de begunstigden toevertrouwt aan de gemeenschappelijke onderneming. Na de selectie van de voorstellen legt de deelnemende staat het voor de betalingen benodigde bedrag vast. De auditinstanties van de deelnemende staat kunnen een audit uitvoeren van de nationale bijdrage van hun eigen staat.

Artikel 9

Gastentiteit

1.   De EuroHPC-supercomputers worden geplaatst in een deelnemende staat die een lidstaat is. Een deelnemende staat waar reeds een hoogwaardige of midrange-EuroHPC-supercomputer is ondergebracht, komt gedurende minstens vijf jaar na de selectiedatum van een vorige oproep tot het indienen van blijken van belangstelling niet in aanmerking om deel nemen aan een nieuwe oproep tot het indienen van blijken van belangstelling met betrekking tot de volgende generatie van die supercomputers. Indien het de verwerving van een kwantumcomputer of kwantumsimulator betreft, of de upgrade van een EuroHPC-supercomputer met kwantumversnellers, wordt die termijn verkort tot twee jaar.

2.   Voor de in de artikelen 11, 12 en 14 bedoelde EuroHPC-supercomputers kan de gastentiteit een deelnemende staat vertegenwoordigen die een lidstaat of een gastconsortium is. De gastentiteit en de bevoegde autoriteiten van de staat/staten die deelneemt/deelnemen in een gastconsortium sluiten daartoe een overeenkomst.

3.   De gemeenschappelijke onderneming vertrouwt de exploitatie van elke afzonderlijke EuroHPC-supercomputer die volledig eigendom is van de gemeenschappelijke onderneming of die mede-eigendom is overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 14, toe aan een gastentiteit.

4.   Gastentiteiten als bedoeld in lid 2 van dit artikel worden geselecteerd overeenkomstig lid 5 van dit artikel en de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

5.   Na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling worden de gastentiteit als bedoeld in lid 2 van dit artikel en desbetreffende deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of het desbetreffende gastconsortium door de raad van bestuur geselecteerd via een eerlijk en transparant proces op basis van onder meer de volgende criteria:

a)

overeenstemming met de algemene systeemspecificaties die in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling zijn gedefinieerd;

b)

de totale kosten van de eigendom van de EuroHPC-supercomputer, met inbegrip van een nauwkeurige raming en een methode voor de verificatie van de exploitatiekosten van die supercomputer gedurende de levensduur ervan;

c)

de ervaring waarover de gastentiteit beschikt met betrekking tot het installeren en exploiteren van soortgelijke systemen;

d)

de kwaliteit van de fysieke en IT-infrastructuur van de gastfaciliteit, alsmede de beveiliging daarvan en de connectiviteit met de rest van de Unie;

e)

de kwaliteit van de dienstverlening aan de gebruikers, in het bijzonder de capaciteit te voldoen aan de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau die deel uitmaakt van de documenten van de selectieprocedure;

f)

verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat de lidstaat waar de gastentiteit is gevestigd of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten van het gastconsortium zich ertoe verbinden de totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputer die niet onder de in artikel 5 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 6 bedoelde andere bijdragen van de Unie vallen, te dragen totdat de eigendom ervan door de gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen aan die gastentiteit of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld indien de eigendom niet wordt overgedragen.

6.   Met het oog op de verwerving en de exploitatie van de in artikel 13 bedoelde industriële EuroHPC-supercomputers of partities van EuroHPC-supercomputers sluit de gastentiteit een overeenkomst met een consortium van particuliere partners;

Het onderbrengen van een industriële EuroHPC-supercomputer voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)

overeenkomstig artikel 13 vertrouwt de gemeenschappelijke onderneming de exploitatie van elke afzonderlijke industriële EuroHPC-supercomputer waarvan zij mede-eigenaar is, toe aan een gastentiteit;

b)

gastentiteiten worden geselecteerd overeenkomstig lid 5 van dit artikel en de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming;

c)

na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling worden de gastentiteit en haar geassocieerde consortium van particuliere partners door de raad van bestuur geselecteerd volgens een eerlijk en transparant proces dat onder meer gebaseerd is op het volgende:

i)

de criteria van lid 5, punten a) tot en met e), van dit artikel, en

ii)

de verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat het consortium van particuliere partners zich ertoe verbindt het deel van de totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputer dat niet onder de in artikel 5 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 6 bedoelde andere bijdragen van de Unie valt, te dragen.

7.   De geselecteerde gastentiteit kan, met voorafgaande toestemming van de Commissie, andere deelnemende staten of een consortium van particuliere partners uitnodigen om zich bij het gastconsortium aan te sluiten. De financiële bijdrage of bijdrage in natura of enige andere verbintenis van de toetredende deelnemende staten of particuliere leden heeft geen invloed op de financiële bijdrage van de Unie en de overeenkomstige eigendomsrechten en het percentage toegangstijd dat aan de Unie is toegewezen met betrekking tot die EuroHPC-supercomputer als omschreven in de artikelen 11, 12, 13 en 14.

Artikel 10

Onderbrengingsovereenkomst

1.   De gemeenschappelijke onderneming sluit een onderbrengingsovereenkomst met elke geselecteerde gastentiteit voordat de procedure voor de verwerving van een EuroHPC-supercomputer van start gaat.

2.   In de onderbrengingsovereenkomst worden met name de volgende elementen met betrekking tot de EuroHPC-supercomputers vastgesteld:

a)

de tijdens de procedure betreffende de verwerving van de supercomputer geldende rechten en plichten, met inbegrip van de opleveringstests van de supercomputer;

b)

de aansprakelijkheidsvoorwaarden voor de exploitatie van de supercomputer;

c)

de kwaliteit van de dienstverlening die aan de gebruikers wordt aangeboden bij de exploitatie van de supercomputer, zoals vastgesteld in de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau;

d)

de plannen inzake de energie-efficiëntie en ecologische duurzaamheid van de supercomputer;

e)

de toegangsvoorwaarden voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de supercomputer, zoals door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 17 vastgesteld;

f)

de rapportageregels met betrekking tot de toegangstijden;

g)

het aandeel van de totale kosten van eigendom dat als gevolg van een regeling van de gastentiteit zal worden gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium;

h)

de voorwaarden voor de in artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 7, artikel 13, lid 6, en artikel 14, lid 6, bedoelde overdracht van eigendom, in geval van EuroHPC-supercomputers met inbegrip van bepalingen voor de berekening van hun restwaarde en voor de buitengebruikstelling ervan;

i)

de verplichting van de gastentiteit om toegang tot de EuroHPC-supercomputers te verlenen, waarbij zij zorgt voor de beveiliging van de supercomputers alsmede de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, de bescherming van de privacy en elektronische communicatie overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG, de bescherming van bedrijfsgeheimen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/943 en de bescherming van de vertrouwelijkheid van andere gegevens die onder de geheimhoudingsplicht vallen;

j)

de verplichting van de gastentiteit om een gecertificeerde auditprocedure in te stellen met betrekking tot de exploitatiekosten van de EuroHPC-supercomputer en de toegangstijden van de gebruikers;

k)

de verplichting van de gastentiteit om uiterlijk op 31 januari van elk jaar aan de raad van bestuur een auditverslag en gegevens over het gebruik van de toegangstijd in het voorgaande begrotingsjaar te verstrekken;

l)

de specifieke voorwaarden die gelden wanneer de gastentiteit een EuroHPC-supercomputer voor industrieel gebruik exploiteert.

3.   Op de onderbrengingsovereenkomst is het recht van de Unie van toepassing, aangevuld door het recht van de lidstaat waar de gastentiteit is gevestigd voor aangelegenheden die niet onder deze verordening of andere rechtshandelingen van de Unie vallen.

4.   De onderbrengingsovereenkomst bevat een arbitragebeding in de zin van artikel 272 VWEU, waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegdheid wordt verleend voor alle aangelegenheden die onder de onderbrengingsovereenkomst vallen.

5.   Nadat de onderbrengingsovereenkomst is gesloten, en onverminderd lid 2 van dit artikel, leidt de gemeenschappelijke onderneming, ondersteund door de geselecteerde gastentiteit, de procedures in voor de verwerving van de EuroHPC-supercomputer in overeenstemming met de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   Voor midrange-supercomputers geldt dat, nadat de onderbrengingsovereenkomst is gesloten, de gemeenschappelijke onderneming of de gastentiteit namens beide overeenkomstsluitende partijen de procedures inleidt voor de verwerving van de EuroHPC-supercomputer in overeenstemming met de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 11

Verwerving en eigendom van de hoogwaardige supercomputers

1.   De gemeenschappelijke onderneming verwerft de hoogwaardige supercomputers en is er eigenaar van.

2.   De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 50 % van de verwervingskosten plus tot 50 % van de exploitatiekosten van de hoogwaardige supercomputers.

Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de hoogwaardige supercomputers wordt gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium, eventueel aangevuld met de in artikel 6 bedoelde bijdragen.

3.   De keuze van de leverancier van de hoogwaardige supercomputer geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.

4.   De gemeenschappelijke onderneming kan optreden als eerste gebruiker en hoogwaardige supercomputers verwerven waarin vraaggerichte, gebruikersgestuurde en concurrerende technologieën zijn geïntegreerd die hoofdzakelijk in de Unie zijn ontwikkeld.

5.   De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de hoogwaardige supercomputers aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.

6.   Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vijf jaar na de geslaagde opleveringstest door de gemeenschappelijke onderneming van de in een gastentiteit geïnstalleerde hoogwaardige supercomputers besluiten de eigendom van de hoogwaardige supercomputer aan de respectieve gastentiteit over te dragen, de hoogwaardige supercomputer aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. In geval van overdracht van eigendom van een hoogwaardige supercomputer vergoedt de gastentiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. Indien de eigendom niet wordt overgedragen aan de gastentiteit maar er tot buitengebruikstelling is besloten, worden de daaraan verbonden kosten gelijkelijk verdeeld tussen de gemeenschappelijke onderneming en de gastentiteit. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een hoogwaardige supercomputer of na de verkoop of de buitengebruikstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 12

Verwerving en eigendom van kwantumcomputers en kwantumsimulatoren

1.   De gemeenschappelijke onderneming verwerft kwantumcomputers en kwantumsimulatoren, variërend van proefprojecten en experimentele systemen tot prototypen en operationele systemen als op zichzelf staande machines of in hybride opstelling met hoogwaardige of midrange-HPC-machines en toegankelijk via de cloud, en is er eigenaar van.

2.   De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 50 % van de verwervingskosten plus tot 50 % van de exploitatiekosten van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren.

Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren wordt gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium, eventueel aangevuld met de in artikel 6 bedoelde bijdragen.

3.   De keuze van de leverancier van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.

4.   De gemeenschappelijke onderneming kan optreden als eerste gebruiker en kwantumcomputers en kwantumsimulatoren verwerven waarin technologieën zijn geïntegreerd die hoofdzakelijk in de Unie zijn ontwikkeld.

5.   De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.

6.   De kwantumcomputers en kwantumsimulatoren worden geplaatst in een gastentiteit van een EuroHPC-supercomputer of een supercomputingcentrum in de Unie.

7.   Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vier jaar na de geslaagde opleveringstest van de in een gastentiteit geïnstalleerde kwantumcomputer of kwantumsimulator besluiten de eigendom van de kwantumcomputer of kwantumsimulator aan die gastentiteit over te dragen, de kwantumcomputer of kwantumsimulator aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. In geval van overdracht van eigendom van een kwantumcomputer of kwantumsimulator vergoedt de gastentiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. Indien de eigendom niet wordt overgedragen aan de gastentiteit maar er tot buitengebruikstelling is besloten, worden de daaraan verbonden kosten gelijkelijk verdeeld tussen de gemeenschappelijke onderneming en de gastentiteit. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een kwantumcomputer of kwantumsimulator of na de verkoop of de buitengebruikstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 13

Verwerving en eigendom van industriële EuroHPC-supercomputers

1.   De gemeenschappelijke onderneming verwerft samen met een consortium van particuliere partners ten minste midrange-supercomputers of partities van EuroHPC-supercomputers die hoofdzakelijk bestemd zijn voor gebruik door de industrie, en is er eigenaar van, of mede-eigenaar samen met een consortium van particuliere partners.

2.   De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 35 % van de verwervingskosten van de EuroHPC-supercomputers of van de partities ervan. De resterende totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputers of van de partities van de EuroHPC-supercomputers worden gedragen door het consortium van particuliere partners.

3.   De keuze van de leverancier van een industriële EuroHPC-supercomputer geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.

4.   De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de industriële EuroHPC-supercomputers aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.

5.   De EuroHPC-supercomputers of de partities van EuroHPC-supercomputers voor industrieel gebruik worden ondergebracht in een gastentiteit van een EuroHPC-supercomputer.

6.   Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vier jaar na de geslaagde opleveringstest door de gemeenschappelijke onderneming van de in een gastentiteit geïnstalleerde EuroHPC-supercomputers besluiten, in samenspraak met het consortium van particuliere partners, de eigendom van de EuroHPC-supercomputer aan het consortium van particuliere partners over te dragen, de EuroHPC-supercomputer aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen. In geval van overdracht van eigendom van een EuroHPC-supercomputer vergoedt het consortium van particuliere partners de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen EuroHPC-supercomputer. Indien er geen overdracht van eigendom aan het consortium van particuliere partners plaatsvindt, maar er een besluit tot buitengebruikstelling wordt genomen, worden de desbetreffende kosten gedragen door het consortium van particuliere partners. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een EuroHPC-supercomputer of na de verkoop of de buitengebruikstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 14

Verwerving en eigendom van de midrange-supercomputers

1.   De gemeenschappelijke onderneming verwerft samen met de aanbestedende diensten van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of met de aanbestedende diensten van de deelnemende staten in het gastconsortium, de midrange-supercomputers en is er mede-eigenaar van.

2.   De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 35 % van de verwervingskosten plus tot 35 % van de exploitatiekosten van de midrange-supercomputers. Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de midrange-supercomputers wordt gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium, eventueel aangevuld met de in artikel 6 bedoelde bijdragen.

3.   De keuze van de leverancier van een midrange-supercomputer geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.

4.   De gemeenschappelijke onderneming kan optreden als eerste gebruiker en midrange-supercomputers verwerven waarin vraaggerichte, gebruikersgestuurde en concurrerende technologieën zijn geïntegreerd die hoofdzakelijk in de Unie zijn ontwikkeld.

5.   De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de midrange-supercomputers aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.

6.   Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, wordt het deel van de eigendom van de supercomputer waarvan de gemeenschappelijke onderneming eigenaar is aan de gastentiteit overgedragen nadat de supercomputer volledig is afgeschreven. De gastentiteit vergoedt de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van de midrange-supercomputer worden gemaakt.

Artikel 15

Upgraden van supercomputers

1.   De gemeenschappelijke onderneming kan een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling uitschrijven voor het upgraden van de EuroHPC-supercomputers waarvan ze eigenaar of mede-eigenaar is. De maximale EU-bijdrage aan dergelijke upgrades mag voor de periode 2021-2027 niet meer bedragen dan 150 miljoen EUR.

2.   Gastentiteiten kunnen ten vroegste één jaar en uiterlijk drie jaar na de datum van selectie van de gastentiteit van de EuroHPC-supercomputer reageren op die oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Een EuroHPC-supercomputer kan slechts eenmaal geüpgraded worden.

3.   De gastentiteit wordt door de raad van bestuur geselecteerd middels een eerlijke en transparante procedure op basis van onder meer de volgende criteria:

a)

rechtvaardiging van de upgrade;

b)

compatibiliteit met de oorspronkelijke EuroHPC-supercomputer;

c)

grotere exploitatiecapaciteit van de EuroHPC-supercomputer;

d)

verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat de lidstaat waar de gastentiteit is gevestigd of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten van het gastconsortium zich ertoe verbinden de upgradekosten van de EuroHPC-supercomputer die niet onder de in artikel 5 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 6 bedoelde andere bijdragen van de Unie vallen, te dragen totdat de eigendom ervan door de gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen aan die gastentiteit of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld indien de eigendom niet wordt overgedragen.

4.   De gemeenschappelijke onderneming verwerft samen met de aanbestedende diensten van de deelnemende staat waar de geselecteerde gastentiteit is gevestigd of met de aanbestedende diensten van de deelnemende staten in het geselecteerde gastconsortium, de upgrade van de supercomputer en is er eigenaar van onder dezelfde eigendomsvoorwaarden als van de oorspronkelijke EuroHPC-supercomputer.

5.   De financiële bijdrage van de Unie voor de upgrade dekt tot 35 % van de verwervingskosten van de upgrade, afgeschreven over de verwachte resterende levensduur van de oorspronkelijke supercomputer, plus tot 35 % van de extra exploitatiekosten. De totale upgradekosten bedragen niet meer dan 30 % van de totale verwervingskosten van de oorspronkelijke EuroHPC-supercomputer.

6.   Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot de geüpgradede EuroHPC-supercomputer blijft gedurende de hele levensduur van de machine ongewijzigd. Indien de upgrade een verhoging van de capaciteit met zich meebrengt, moet de extra toegangstijd rechtstreeks evenredig zijn met de financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 16

Gebruik van EuroHPC-supercomputers

1.   Onverminderd artikel 17, lid 9, staat het gebruik van EuroHPC-supercomputers open voor gebruikers uit de openbare en de particuliere sector en is het in de eerste plaats gericht op civiele toepassingen. Met uitzondering van de industriële EuroHPC-supercomputers is het gebruik ervan hoofdzakelijk bedoeld voor onderzoeks- en innovatiedoeleinden in het kader van overheidsfinancieringsprogramma’s, voor overheidstoepassingen en voor particuliere innovatieactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, waar passend.

2.   De raad van bestuur stelt de algemene toegangsvoorwaarden voor het gebruik van de EuroHPC- supercomputers overeenkomstig artikel 17 vast en kan specifieke toegangsvoorwaarden vaststellen voor verschillende soorten gebruikers of toepassingen. De beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening zijn dezelfde voor alle gebruikers binnen elke gebruikerscategorie, met uitzondering van de industriële EuroHPC-supercomputers, waarvan de beveiliging en de kwaliteit van de dienst moeten voldoen aan industriële eisen, overeenkomstig artikel 13, lid 1.

3.   Gebruikers die in een lidstaat of in een met Horizon 2020 geassocieerd derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, krijgen toegang tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de supercomputers die zijn verworven door de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC die is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1488.

4.   Gebruikers die in een lidstaat of in een met Digitaal Europa of Horizon Europa geassocieerd derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, krijgen toegang tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot EuroHPC-supercomputers die na 2020 zijn verworven.

5.   In naar behoren gemotiveerde gevallen besluit de raad van bestuur, rekening houdend met de belangen van de Unie, om entiteiten die in een derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, en internationale organisaties toegangstijd tot EuroHPC-supercomputers te verlenen.

Artikel 17

Toewijzing van toegangstijd van de Unie tot de EuroHPC-supercomputers

1.   Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke hoogwaardige en kwantum-EuroHPC-supercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputer en bedraagt dus maximaal 50 % van de totale toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputer.

2.   Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke midrange-EuroHPC-supercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de verwervings- en exploitatiekosten van de supercomputer en bedraagt maximaal 35 % van de totale toegangstijd tot de supercomputer.

3.   Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke industriële EuroHPC-supercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de verwervingskosten van de supercomputer en bedraagt maximaal 35 % van de totale toegangstijd tot de supercomputer.

4.   Deelnemende staten waar een gastentiteit is gevestigd of deelnemende staten van een gastconsortium krijgen de resterende toegangstijd tot elke EuroHPC-supercomputer toegewezen. In geval van een gastconsortium spreken de deelnemende staten onderling af hoe de toegangstijd tot de supercomputer wordt verdeeld.

5.   De raad van bestuur stelt de toegangsrechten vast voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers.

6.   Het gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers is kosteloos voor de in artikel 16, lid 4, bedoelde gebruikers uit de openbare sector. Het is ook gratis voor toepassingen van industriële gebruikers in het kader van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die uit de programma’s Horizon Europa of Digitaal Europa worden gefinancierd, alsook voor toepassingen waaraan in het kader van de programma’s Horizon Europa of Digitaal Europa een excellentiekeur is toegekend, en voor particuliere innovatieactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, waar passend. Als leidend beginsel wordt de toewijzing van toegangstijd voor dergelijke activiteiten gebaseerd op een eerlijk en transparant proces van collegiale toetsing dat door de raad van bestuur wordt vastgesteld na permanente oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling die door de gemeenschappelijke onderneming worden uitgeschreven.

7.   Met uitzondering van gebruikers van kleine en middelgrote ondernemingen die particuliere innovatieactiviteiten ontplooien, hanteren andere gebruikers een open wetenschappelijke benadering voor de verspreiding van kennis die is verworven via toegang tot de supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming, in overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EU) 2021/695. De raad van bestuur stelt de toepasselijke regels inzake open wetenschap nader vast.

8.   De raad van bestuur stelt specifieke regels vast voor toegangsvoorwaarden die afwijken van de in lid 6 bedoelde leidende beginselen. Die betreffen de toewijzing van toegangstijd voor projecten en activiteiten die als strategisch voor de Unie worden beschouwd.

9.   Op verzoek van de Unie verleent de uitvoerend directeur rechtstreekse toegang tot de EuroHPC-supercomputers voor initiatieven die de Unie essentieel acht voor het verlenen van gezondheidsgerelateerde, klimaatgerelateerde of andere cruciale noodhulpdiensten van algemeen belang, en in nood- en crisissituaties of in gevallen die de Unie essentieel acht voor haar veiligheid en defensie. De modaliteiten en voorwaarden voor het verlenen van die toegang worden bepaald in de door de raad van bestuur vastgestelde toegangsvoorwaarden.

10.   De raad van bestuur stelt de voorwaarden vast die van toepassing zijn op industrieel gebruik teneinde toegang te verschaffen tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot beveiligde HPC-middelen en databronnen voor andere toepassingen dan die welke in lid 6 zijn gespecificeerd.

11.   De raad van bestuur controleert op gezette tijden het aandeel van de Unie in de toegangstijd per deelnemende staat en per gebruikerscategorie, ook voor commerciële doeleinden. De raad van bestuur kan onder meer besluiten:

a)

de toegangstijden per activiteiten- of gebruikerscategorie opnieuw aan te passen met het oog op een optimale benutting van de capaciteiten van de EuroHPC-supercomputers;

b)

voorstellen te doen voor aanvullende steunmaatregelen om gebruikers billijke toegangsmogelijkheden te bieden, met de bedoeling hun vaardigheden en deskundigheid op het gebied van HPC-systemen te versterken.

Artikel 18

Toegangstijd van de Unie tot EuroHPC-supercomputers voor commerciële doeleinden

1.   Voor alle industriële gebruikers voor commerciële doeleinden gelden specifieke voorwaarden wat betreft het aandeel van de Unie in de toegangstijd. Die dienst voor commercieel gebruik is een dienst met betaling op basis van gebruik, tegen marktprijzen. Het niveau van de vergoeding wordt vastgesteld door de raad van bestuur.

2.   De vergoedingen in het kader van het commerciële gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd zijn inkomsten voor de begroting van de gemeenschappelijke onderneming en worden gebruikt voor de financiering van de exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   De aan commerciële diensten toegewezen toegangstijd bedraagt niet meer dan 20 % van de totale toegangstijd van de Unie voor elke EuroHPC-supercomputer. De raad van bestuur beslist over de toewijzing van de toegangstijd van de Unie voor de gebruikers van commerciële diensten, rekening houdend met de resultaten van de controle bedoeld in artikel 17, lid 11.

4.   De kwaliteit van commerciële diensten is gelijk voor alle gebruikers.

Artikel 19

Financiële regels

1.   De gemeenschappelijke onderneming stelt haar specifieke financiële regels vast overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

2.   De financiële regels worden bekendgemaakt op de website van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 20

Personeel

1.   Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (“het Statuut”) en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (“de Regeling”), vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (13), en de door de instellingen van de Europese Unie gezamenlijk vastgestelde regelingen ter uitvoering van het Statuut en de Regeling, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   De raad van bestuur oefent, ten aanzien van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming, de bevoegdheden uit die bij het Statuut worden verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag alsmede de bevoegdheden die bij de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden worden verleend aan het tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag (“de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”).

3.   Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut stelt de raad van bestuur, op grond van artikel 2, lid 1, van het Statuut en van artikel 6 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit vast om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur kan die bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

4.   Indien uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur besluiten om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en elke daaropvolgende door hem verleende subdelegatie van die bevoegdheden tijdelijk te schorsen. In dergelijke gevallen oefent de raad van bestuur de bevoegdheden tot aanstelling zelf uit of worden die gedelegeerd aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de gemeenschappelijke onderneming dan de uitvoerend directeur.

5.   De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende bepalingen vast voor de tenuitvoerlegging van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

6.   De personele middelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming, waarin overeenkomstig de jaarlijkse begroting het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, en het aantal arbeidscontractanten, uitgedrukt in voltijdequivalenten, is aangegeven.

7.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.

8.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 21

Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.   De gemeenschappelijke onderneming kan gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs inzetten die niet in dienst zijn van de gemeenschappelijke onderneming. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdequivalenten, wordt toegevoegd aan de in artikel 20, lid 6, bedoelde informatie over personele middelen, overeenkomstig de jaarlijkse begroting.

2.   De raad van bestuur stelt een besluit vast betreffende de regels voor detachering van nationale deskundigen bij de gemeenschappelijke onderneming en de inzet van stagiairs.

Artikel 22

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel.

Artikel 23

Aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie van toepassing is.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Elke betaling door de gemeenschappelijke onderneming in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden door haar middelen gedekt.

4.   De gemeenschappelijke onderneming is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.

5.   De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit de acties van de gastentiteit met betrekking tot de exploitatie door de gastentiteit van de supercomputers die eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC.

Artikel 24

Toezicht en evaluatie

1.   Er wordt voortdurend toezicht gehouden op de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en die worden regelmatig getoetst overeenkomstig haar financiële regels, om te zorgen voor een zo groot mogelijke impact en excellentie en voor een zo doeltreffend en efficiënt mogelijk gebruik van de middelen. De resultaten van het toezicht en de periodieke toetsingen worden meegenomen in het toezicht op Europese partnerschappen en de evaluaties van de gemeenschappelijke onderneming als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa, als bedoeld in de artikelen 50 en 52 van Verordening (EU) 2021/695.

2.   De gemeenschappelijke onderneming organiseert het doorlopend toezicht op haar uitvoerende en beheeractiviteiten en periodieke toetsingen van de outputs, resultaten en effecten van de overeenkomstig artikel 50 van en bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695 uitgevoerde projecten.

3.   Evaluaties van de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen worden tijdig uitgevoerd zodat zij kunnen worden meegenomen in de tussentijdse evaluatie en eindevaluatie van Horizon Europa en in de besluitvorming over het programma, zoals bepaald in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.

4.   De Commissie verricht een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa, als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695. De tussentijdse evaluatie wordt met de hulp van onafhankelijke deskundigen en volgens een transparante procedure uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van Horizon Europa beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van Horizon Europa is begonnen. Bij de evaluaties wordt nagegaan hoe de gemeenschappelijke onderneming haar opdracht vervult overeenkomstig haar economische, technologische, wetenschappelijke, maatschappelijke en beleidsdoelstellingen, en haar klimaatgerelateerde doelstellingen, en worden de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de Unie van haar activiteiten in het kader van Horizon Europa geëvalueerd, en wordt er gekeken naar haar synergieën en complementariteit met relevante Europese, nationale en, indien relevant, regionale initiatieven, inclusief synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa, zoals taken, clusters of thematische of specifieke programma’s. De evaluaties houden rekening met de standpunten van de belanghebbenden, zowel op Europees als op nationaal niveau, en omvatten indien relevant ook een beoordeling van de wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en beleidsrelevante langetermijneffecten van de gemeenschappelijke onderneming. Zij omvatten tevens een beoordeling van de meest doeltreffende beleidsinterventiemethode voor toekomstige acties, alsook van de relevantie en samenhang van een eventuele verlenging van de gemeenschappelijke onderneming in het totale landschap van Europese partnerschappen en de beleidsprioriteiten ervan.

5.   Op basis van de conclusies van de in lid 4 van dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 7, lid 7, of andere passende maatregelen treffen.

6.   De Commissie kan, met de hulp van externe onafhankelijke deskundigen die op basis van een transparant proces zijn geselecteerd, thema’s of onderwerpen van strategisch belang nader evalueren om de door de gemeenschappelijke onderneming geboekte vooruitgang in de richting van haar doelstellingen te onderzoeken, de factoren die bijdragen aan de uitvoering van de activiteiten in kaart te brengen, en beste praktijken vast te stellen. Door die nadere evaluaties uit te voeren, houdt de Commissie ten volle rekening met de administratieve gevolgen voor de gemeenschappelijke onderneming.

7.   De gemeenschappelijke onderneming verricht periodieke toetsingen van haar activiteiten waarvan de resultaten worden verwerkt in de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.

8.   De resultaten van periodieke toetsingen en evaluaties zullen gebruikt worden voor de ontbinding of eventuele verlenging van de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695. Binnen zes maanden na de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, maar niet later dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 23 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming. De resultaten van die eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

9.   De Commissie maakt de resultaten van de evaluaties van de gemeenschappelijke onderneming, waaronder de conclusies uit de evaluatie en de opmerkingen van de Commissie, openbaar en deelt ze mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.

Artikel 25

Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijk recht

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen:

a)

op grond van alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten of contracten of in haar besluiten;

b)

in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming wordt veroorzaakt bij de uitoefening van hun taken;

c)

in elk geschil tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het Statuut of de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.   In alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van de lidstaat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming zich bevindt, van toepassing.

Artikel 26

Klachten bij de Europese Ombudsman

Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming ter uitvoering van deze verordening kan een klacht bij de Europese Ombudsman worden ingediend overeenkomstig artikel 228 VWEU.

Artikel 27

Ex-postaudits

1.   Ex-postaudits van uitgaven voor uit de begroting van Horizon Europa gefinancierde acties worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EU) 2021/695 als onderdeel van de indirecte acties van Horizon Europa, met name in overeenstemming met de in artikel 53, lid 2, van die verordening bedoelde auditstrategie.

2.   Ex-postaudits van uitgaven voor uit de begroting van het programma Digitaal Europa gefinancierde activiteiten worden door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/694.

3.   Ex-postaudits van uitgaven voor uit de begroting van de Connecting Europe Facility gefinancierde activiteiten worden door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerd overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1153 als onderdeel van de acties van de Connecting Europe Facility.

Artikel 28

Bescherming van de financiële belangen van de leden

1.   De gemeenschappelijke onderneming verleent de personeelsleden van de Commissie en andere door de betrokken gemeenschappelijke onderneming of door de Commissie gemachtigde personen, alsmede de Europese Rekenkamer of, voor de in artikel 8, lid 3, bedoelde audit, de auditinstanties van de deelnemende staten, toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die nodig is voor het uitvoeren van hun audits.

2.   OLAF en het EOM kunnen overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (14) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) onderzoeken uitvoeren, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst, een besluit of een contract dat overeenkomstig deze verordening wordt gefinancierd.

3.   Onverminderd de leden 1 en 2 van dit artikel bevatten de overeenkomsten, besluiten en contracten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen die de Commissie, de betrokken gemeenschappelijke onderneming, de Europese Rekenkamer, het EOM en OLAF en, met het oog op de in artikel 8, lid 3, bedoelde audit, de auditinstanties van de deelnemende staten, uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

4.   De gemeenschappelijke onderneming zorgt ervoor, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

5.   De gemeenschappelijke onderneming treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (16). De gemeenschappelijke onderneming neemt de nodige maatregelen om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 29

Vertrouwelijkheid

De gemeenschappelijke onderneming beschermt gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming zou kunnen schaden.

Artikel 30

Transparantie

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (17) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 31

Verwerking van persoonsgegevens

Wanneer voor de toepassing van deze verordening de verwerking van persoonsgegevens is vereist, worden die verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (18).

Artikel 32

Toegang tot resultaten en informatie over voorstellen

1.   De gemeenschappelijke onderneming verleent de instellingen, organen en instanties van de Unie, evenals de autoriteiten van de deelnemende staten, toegang tot alle informatie met betrekking tot de indirecte acties die zij financiert. Die informatie omvat de resultaten die zijn behaald door de begunstigden die deelnemen aan indirecte acties van de gemeenschappelijke onderneming of alle andere informatie die nodig wordt geacht voor de ontwikkeling, uitvoering, controle en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie. Die toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet-commercieel en niet-competitief gebruik en voldoen aan de geldende vertrouwelijkheidsregels.

2.   Met het oog op de ontwikkeling, uitvoering, controle en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie verstrekt de gemeenschappelijke onderneming de informatie in ingediende voorstellen aan de Commissie. Dit geldt mutatis mutandis voor deelnemende staten met betrekking tot voorstellen die op hun grondgebied gevestigde aanvragers omvatten, beperkt tot niet-commercieel en niet-competitief gebruik en in overeenstemming met de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels.

Artikel 33

Regels voor deelname en verspreiding van toepassing op uit Horizon Europa gefinancierde indirecte acties

1.   Verordening (EU) 2021/695 is van toepassing op de indirecte acties die door de gemeenschappelijke onderneming in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd. Overeenkomstig die verordening wordt de gemeenschappelijke onderneming aangemerkt als een financieringsorgaan en verleent zij financiële steun aan indirecte acties zoals vastgelegd in artikel 1 van de statuten.

2.   Verordening (EU) 2021/695 is tevens van toepassing op de indirecte acties die worden gefinancierd met de in artikel 15, lid 3, punt f), van de statuten bedoelde bijdragen van de deelnemende staat.

Artikel 34

Vergoedingspercentages

Voor indirecte acties die in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd, kan, in afwijking van artikel 34 van Verordening (EU) 2021/695, en voor activiteiten die in het kader van het programma Digitaal Europa worden gefinancierd, de gemeenschappelijke onderneming verschillende vergoedingspercentages toepassen voor de financiering van de Unie in het kader van een actie, afhankelijk van het soort deelnemer, namelijk kleine en middelgrote ondernemingen, en het soort actie. De vergoedingspercentages worden vermeld in het werkprogramma.

Artikel 35

Regels van toepassing op in het kader van de Connecting Europe Facility gefinancierde activiteiten

Verordening (EU) 2021/1153 is van toepassing op de activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming in het kader van de Connecting Europe Facility worden gefinancierd.

Artikel 36

Regels van toepassing op in het kader van Digitaal Europa gefinancierde activiteiten

Verordening (EU) 2021/694 is van toepassing op de activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming in het kader van de het programma Digitaal Europa worden gefinancierd.

Artikel 37

Ondersteuning door de gastlidstaat

Tussen de gemeenschappelijke onderneming en de lidstaat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende door die staat aan de gemeenschappelijke onderneming verleende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning.

Artikel 38

Intrekking

1.   Onverminderd de acties die zijn geïnitieerd in het kader van Verordening (EU) 2018/1488, met inbegrip van jaarlijkse uitvoeringsplannen en financiële verplichtingen in verband met die acties, wordt Verordening (EU) 2018/1488 ingetrokken.

De acties die op grond van de artikelen 10, 11, 13 en 14 van Verordening (EU) 2018/1488 en de artikelen 6 en 7 van de aan die verordening gehechte statuten zijn geïnitieerd, blijven van toepassing totdat zij zijn voltooid en voor zover nodig.

Acties die voortvloeien uit oproepen tot het indienen van voorstellen en oproepen tot het indienen van offertes waarin wordt voorzien in jaarlijkse uitvoeringsplannen die zijn vastgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488, worden eveneens aangemerkt als acties geïnitieerd uit hoofde van die verordening.

2.   Verwijzingen naar Verordening (EU) 2018/1488 worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 39

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening heeft geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen van personeel dat op grond van Verordening (EU) 2018/1488 in dienst is genomen. Daartoe blijven de arbeidsovereenkomsten van het personeel krachtens deze verordening van toepassing op grond van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

2.   De uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488 benoemde uitvoerend directeur wordt met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt, voor de resterende looptijd van de ambtstermijn belast met de in deze verordening voorziene taken van de uitvoerend directeur. De overige contractvoorwaarden blijven ongewijzigd.

3.   Tenzij tussen de leden anders is overeengekomen, worden alle rechten en verplichtingen, met inbegrip van activa, schulden of passiva van de leden die op grond van Verordening (EU) 2018/1488 worden aangehouden, overgedragen aan de leden op grond van deze verordening.

4.   De raad van bestuur stelt op zijn eerste vergadering na de inwerkingtreding van deze verordening een lijst vast van besluiten die zijn vastgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488 en die uit hoofde van deze verordening van toepassing blijven. Alle ongebruikte kredieten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488 worden overgedragen aan de bij deze verordening opgerichte gemeenschappelijke onderneming.

5.   Alle rechten en verplichtingen, met inbegrip van activa, schulden en passiva van de gemeenschappelijke onderneming en alle ongebruikte kredieten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488, worden overgedragen aan de uit hoofde van deze verordening opgerichte gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 40

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)  Advies van 24 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 27 januari 2021 (PB C 123 van 9.4.2021, blz. 7).

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).

(6)  Verordening (EU) 2018/1488 van de Raad van 28 september 2018 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (PB L 252 van 8.10.2018, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

(8)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(10)  Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).

(11)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(12)  PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(13)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(14)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(15)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(16)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(17)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(18)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING EUROPESE HIGH-PERFORMANCE COMPUTING

Artikel 1

Taken

De gemeenschappelijke onderneming voert de volgende taken uit:

a)

publieke en private middelen bijeenbrengen voor de financiering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming;

b)

ondersteuning bieden voor de tenuitvoerlegging van de opdracht, de doelstellingen en de activiteitenpijlers van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze verordening; die activiteiten worden gefinancierd met middelen uit de begroting van de Unie in het kader van Verordening (EU) 2021/695 tot vaststelling van Horizon Europa, Verordening (EU) 2021/694 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa en Verordening (EU) 2021/1153 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, overeenkomstig het toepassingsgebied van hun respectieve verordeningen, alsook met bijdragen van de betrokken deelnemende staten aan de gemeenschappelijke onderneming; daartoe lanceert de gemeenschappelijke onderneming oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en alle andere instrumenten of procedures waarin Horizon Europa, het programma Digitaal Europa en de Connecting Europe Facility voorzien;

c)

de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor het onderbrengen of upgraden van EuroHPC-supercomputers uitschrijven en beheren, en de ontvangen offertes beoordelen, met de steun van onafhankelijke externe deskundigen;

d)

de gastentiteit van de EuroHPC-supercomputers op een eerlijke, open en transparante manier selecteren overeenkomstig artikel 9 van deze verordening;

e)

overeenkomstig artikel 10 van deze verordening een onderbrengingsovereenkomst sluiten met de gastentiteit voor de exploitatie en het onderhoud van de EuroHPC-supercomputers en toezien op de naleving van de onderbrengingsovereenkomst, met inbegrip van de opleveringstest van de verworven supercomputers;

f)

algemene en specifieke voorwaarden voor de toekenning van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers formuleren en toezicht houden op de toegang tot die supercomputers overeenkomstig artikel 17 van deze verordening;

g)

ervoor zorgen dat haar concrete acties bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon Europa, de strategische meerjarenplanning, regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage, en andere vereisten van dat programma, zoals de uitvoering van het kader voor feedback op gemeenschappelijk beleid;

h)

open oproepen tot het indienen van voorstellen uitschrijven en financiering toekennen aan indirecte acties overeenkomstig Verordening (EU) 2021/695 en binnen de grenzen van de beschikbare middelen, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies;

i)

open oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen uitschrijven en middelen toekennen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/694 en Verordening (EU) 2021/1153, binnen de grenzen van de beschikbare middelen;

j)

toezicht houden op de uitvoering van de acties en subsidieovereenkomsten en aanbestedingscontracten beheren;

k)

de doeltreffendheid van het initiatief inzake Europese high-performance computing waarborgen, op basis van een reeks passende maatregelen;

l)

toezicht houden op de algehele voortgang in de richting van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming;

m)

hechte samenwerking ontwikkelen en voor coördinatie zorgen met activiteiten, organisaties en belanghebbenden op EU- en nationaal niveau, zodat synergieën ontstaan en de resultaten van onderzoek en innovatie op het gebied van high-performance computing beter worden benut;

n)

hechte samenwerking ontwikkelen en zorgen voor coördinatie met andere Europese partnerschappen en operationele synergieën in gemeenschappelijke backoffice-functies met andere gemeenschappelijke ondernemingen;

o)

het strategisch meerjarenprogramma vaststellen, de bijbehorende jaarlijkse werkprogramma’s voor de uitvoering ervan opstellen en uitvoeren, en eventuele noodzakelijke aanpassingen aan het strategisch meerjarenprogramma aanbrengen;

p)

activiteiten voor voorlichting, communicatie, exploitatie en informatieverspreiding verrichten door het mutatis mutandis toepassen van artikel 51 van Verordening (EU) 2021/695, en het beschikbaar en toegankelijk maken in een gemeenschappelijke elektronische Horizon Europa-gegevensbank van uitvoerige informatie over de resultaten van oproepen tot het indienen van voorstellen;

q)

alle andere taken uitvoeren die nodig zijn om de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te bereiken.

Artikel 2

Leden

1.   De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende leden:

a)

de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden;

c)

Montenegro, Noord-Macedonië, Zwitserland en Turkije, op voorwaarde dat die derde landen betrokken zijn bij ten minste één van de in artikel 5, lid 1, bedoelde relevante programma’s van deze verordening;

d)

na aanvaarding van deze statuten door middel van een verklaring van aanvaarding, het ETP4HPC (European Technology Platform for High Performance Computing), een vereniging naar Nederlands recht met zetel in Amsterdam (Nederland) en de vereniging DAIRO (“Data, AI and Robotics”), een vereniging naar Belgisch recht met zetel in Brussel (België).

2.   Elke deelnemende staat benoemt zijn vertegenwoordiger in de raad van bestuur en wijst de nationale entiteit/entiteiten aan die zal/zullen voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 3

Wijziging van het lidmaatschap

1.   Op voorwaarde dat ze een bijdrage leveren overeenkomstig artikel 7 van deze verordening of bijdragen aan de in artikel 15 van deze statuten bedoelde financiering om de opdracht en doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 3 van deze verordening te verwezenlijken, kunnen lidstaten van de Europese Unie of met Horizon Europa of Digitaal Europa geassocieerde derde landen die niet zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, punt b), van deze statuten een aanvraag indienen om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   Elke aanvraag tot lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming van een lidstaat of een met Horizon Europa of Digitaal Europa geassocieerd derde land wordt gericht aan de raad van bestuur. De kandidaat-lidstaten verstrekken een schriftelijke aanvaarding van deze statuten en van alle andere bepalingen die het functioneren van de gemeenschappelijke onderneming regelen. De kandidaten motiveren ook waarom ze lid willen worden van de gemeenschappelijke onderneming en geven aan hoe hun nationale supercomputerstrategie is afgestemd op de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming. De raad van bestuur beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de kandidaat voor het verwezenlijken van de opdracht en de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming, en kan om verduidelijkingen met betrekking tot de kandidatuur vragen alvorens een besluit over de aanvraag te nemen.

3.   Elke juridische entiteit die niet is opgenomen in artikel 2, lid 1, punt c), van deze statuten, die gevestigd is in een lidstaat en die onderzoek en innovatie in een lidstaat direct of indirect ondersteunt, kan een verzoek indienen om particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming te worden overeenkomstig lid 4 van dit artikel, op voorwaarde dat zij bijdraagt aan de financiering als bedoeld in artikel 15 van deze statuten om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde opdracht en doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken en dat zij deze statuten aanvaardt.

4.   Aanvragen om particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming te worden overeenkomstig lid 3 worden gericht tot de raad van bestuur. De raad van bestuur beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de aanvrager voor het verwezenlijken van de opdracht en doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming en neemt een besluit over de aanvraag.

5.   Elk lid kan zijn lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming opzeggen. Die opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving aan de uitvoerend directeur, die de andere leden van de raad van bestuur en de particuliere leden in kennis stelt van de opzegging, onherroepelijk van kracht. Vanaf de datum van opzegging wordt het voormalige lid ontheven van alle andere verplichtingen dan die welke door de gemeenschappelijke onderneming zijn goedgekeurd en aangegaan voordat het lid kennis had gegeven van de opzegging van zijn lidmaatschap.

6.   Elk particulier lid stelt de gemeenschappelijke onderneming eenmaal per jaar in kennis van eventuele belangrijke wijzigingen in zijn samenstelling. Indien de Commissie van oordeel is dat de wijziging in de samenstelling de belangen van de Unie of de gemeenschappelijke onderneming waarschijnlijk schaadt om redenen van veiligheid, kan zij de raad van bestuur voorstellen het lidmaatschap van het betrokken particulier lid te beëindigen. De beëindiging wordt onherroepelijk van kracht binnen zes maanden na het besluit van de raad van bestuur of op de in dat besluit vermelde datum, indien die datum eerder valt.

7.   Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming kan niet op een derde partij worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming van de raad van bestuur.

8.   Onmiddellijk na elke wijziging van het lidmaatschap op grond van dit artikel, maakt de gemeenschappelijke onderneming op haar website een geactualiseerde ledenlijst en de datum van die wijziging bekend.

Artikel 4

Organen van de gemeenschappelijke onderneming

1.   De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende organen:

a)

de raad van bestuur;

b)

de uitvoerend directeur;

c)

het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, bestaande uit de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur.

2.   Bij de uitvoering van zijn taken streeft elk orgaan van de gemeenschappelijke onderneming uitsluitend de in deze verordening vastgestelde doelstellingen na en treedt het alleen op binnen het kader van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming waarvoor het is opgericht.

Artikel 5

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, namens de Unie, en van de deelnemende staten.

2.   De Commissie en elke deelnemende staat benoemen één vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

Artikel 6

Werking van de raad van bestuur

1.   De vertegenwoordigers van de leden van de raad van bestuur doen hun uiterste best om tot een consensus te komen. Als er geen consensus kan worden bereikt, wordt overgegaan tot stemming.

2.   De Unie heeft een aandeel van 50 % in de stemmen. De stemmen van de Unie zijn ondeelbaar.

3.   Voor de in artikel 7, lid 3, van deze statuten vermelde taken wordt de overige 50 % van de stemrechten gelijkmatig over alle deelnemende staten verdeeld.

Voor de toepassing van dit lid neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid die bestaat uit de stem van de Unie en ten minste 50 % van alle stemmen van de deelnemende staten, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

4.   Voor de in artikel 7, lid 4, van deze statuten vermelde taken, met uitzondering van de taken vermeld in de punten f), g) en h), behoort de overige 50 % van de stemrechten tot de deelnemende staten die lidstaten zijn.

Voor de toepassing van dit lid worden besluiten van de raad van bestuur met gekwalificeerde meerderheid genomen. De gekwalificeerde meerderheid wordt geacht te zijn bereikt indien zij de Unie omvat en ten minste 55 % van de lidstaten zijnde deelnemende staten waarvan de bevolking ten minste 65 % van de totale bevolking van die staten uitmaakt. Om de bevolkingsaantallen te bepalen, worden de aantallen in bijlage III bij Besluit 2009/937/EU van de Raad (1) gebruikt.

5.   Voor de in artikel 7, lid 4, punten f), g) en h), van deze statuten vermelde taken en voor elke EuroHPC-supercomputer worden de stemrechten van de deelnemende staten verdeeld in verhouding tot hun toegezegde financiële bijdragen en hun bijdragen in natura aan die supercomputer, totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de gastentiteit overeenkomstig artikel 9, lid 3, van deze verordening, of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld; de bijdragen in natura worden slechts in aanmerking genomen indien zij vooraf zijn gecertificeerd door een onafhankelijke deskundige of auditor.

Voor de toepassing van dit lid neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid die ten minste 75 % van alle stemmen uitmaakt, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

6.   Voor de in artikel 7, leden 5, 6 en 7, van deze statuten vermelde taken worden besluiten van de raad van bestuur in twee fasen genomen.

In de eerste fase wordt de overige 50 % van de stemrechten gelijkmatig over alle deelnemende staten verdeeld. De raad van bestuur neemt besluiten met een meerderheid die bestaat uit de stem van de Unie en ten minste 55 % van alle stemmen van de deelnemende staten, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

In de tweede fase beslist de raad van bestuur met gekwalificeerde meerderheid van stemmen als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

7.   Onverminderd de voorgaande leden behouden landen die lid waren van de bij Verordening (EU) 2018/1488 opgerichte gemeenschappelijke onderneming en hebben bijgedragen aan de verwerving of exploitatie van de door de bij die verordening opgerichte gemeenschappelijke onderneming EuroHPC verworven supercomputers, maar die niet langer lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC, uitsluitend stemrecht wat betreft besluiten met betrekking tot die supercomputers overeenkomstig artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 5, van de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming EuroHPC, die als bijlage bij Verordening (EU) 2018/1488 zijn gevoegd.

8.   De raad van bestuur kiest een voorzitter voor een periode van twee jaar. Het mandaat van de voorzitter kan slechts eenmaal worden verlengd, na een besluit van de raad van bestuur.

9.   De vicevoorzitter van de raad van bestuur is de vertegenwoordiger van de Commissie en vervangt zo nodig de voorzitter.

10.   De raad van bestuur belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. De raad van bestuur kan buitengewone vergaderingen beleggen op verzoek van de Commissie, van een meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende staten, van de voorzitter, of van de uitvoerend directeur, overeenkomstig artikel 15, lid 5, van deze statuten. De vergaderingen van de raad van bestuur worden bijeengeroepen door zijn voorzitter en vinden gewoonlijk plaats waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd.

De uitvoerend directeur is gerechtigd om deel te nemen aan de vergaderingen en de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. De raad van bestuur kan per geval andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemers bij te wonen.

Elke waarnemende staat mag een afgevaardigde in de raad van bestuur benoemen, die alle relevante documenten ontvangt en mag deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur, tenzij de raad van bestuur daar per geval anders over beslist. Die afgevaardigden hebben geen stemrecht, waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 29 van deze verordening en zijn onderworpen aan de regels inzake belangenconflicten.

11.   De vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen die zij verrichten in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

12.   De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend. Dat reglement voorziet in specifieke procedures om belangenconflicten te identificeren en te voorkomen en de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie te waarborgen.

13.   De voorzitters van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur van de gemeenschappelijke onderneming worden uitgenodigd om, wanneer punten worden besproken die onder hun taken vallen, de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar ze hebben geen stemrecht. Zij waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 29 van deze verordening en zijn onderworpen aan de regels inzake belangenconflicten.

14.   De voorzitters van de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming worden uitgenodigd om de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar ze hebben geen stemrecht. Zij waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 29 van deze verordening en zijn onderworpen aan de regels inzake belangenconflicten.

Artikel 7

Taken van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de strategische oriëntatie en de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming, en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten. Hij zorgt ervoor dat de beginselen van eerlijkheid en transparantie naar behoren worden nagekomen bij de toewijzing van overheidsmiddelen.

2.   De Commissie streeft, in het kader van haar rol in de raad van bestuur, naar coördinatie tussen de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en de relevante activiteiten van de financieringsprogramma’s van de Unie teneinde synergieën te bevorderen bij de ontwikkeling van een geïntegreerd supercomputer- en data-infrastructuurecosysteem en bij de vaststelling van de prioriteiten van gezamenlijk onderzoek.

3.   De raad van bestuur voert met name de volgende algemene administratieve taken van de gemeenschappelijke onderneming uit:

a)

nieuwe lidmaatschapsaanvragen beoordelen, aanvaarden of afwijzen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van deze statuten;

b)

beslissen over de beëindiging van het lidmaatschap van leden van de gemeenschappelijke onderneming die hun verplichtingen niet nakomen;

c)

de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming bespreken en goedkeuren overeenkomstig artikel 19 van deze verordening;

d)

de jaarlijkse administratieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming bespreken en goedkeuren, met inbegrip van de daarmee overeenstemmende personeelsformatie waarin, uitgedrukt in voltijdequivalenten, het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, het aantal arbeidscontractanten en het aantal gedetacheerde nationale deskundigen is aangegeven;

e)

de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, zijn ambtstermijn verlengen, hem adviseren en toezicht houden op zijn prestaties;

f)

het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bespreken en goedkeuren, met inbegrip van de in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde, daarmee verband houdende uitgaven;

g)

de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uitoefenen met betrekking tot het personeel, overeenkomstig artikel 20 van deze verordening;

h)

waar passend uitvoeringsregels voor het Statuut en de Regeling vaststellen overeenkomstig artikel 20, lid 3, van deze verordening;

i)

waar passend regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen naar de gemeenschappelijke onderneming en voor het inzetten van stagiairs overeenkomstig artikel 21, lid 2, van deze verordening;

j)

waar passend adviesgroepen oprichten als aanvulling op de organen van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 4 van deze statuten;

k)

regels en specifieke criteria vaststellen voor de selectie, de benoeming en het ontslag van de leden van de overeenkomstig punt j) opgerichte adviesgroepen, met inbegrip van overwegingen betreffende gender- en geografische diversiteit, en het door die adviesgroepen autonoom vastgestelde reglement van orde goedkeuren;

l)

de organisatiestructuur van het programmabureau bespreken en goedkeuren, na een aanbeveling van de uitvoerend directeur;

m)

waar passend door leden van de gemeenschappelijke onderneming gedane verzoeken tot wijziging van deze verordening voorleggen aan de Commissie;

n)

de algemene en specifieke toegangsvoorwaarden voor het gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers formuleren overeenkomstig artikel 17 van deze verordening;

o)

de hoogte van de vergoeding voor de commerciële diensten als bedoeld in artikel 18 van deze verordening vaststellen, en beslissen over de toewijzing van toegangstijd aan die diensten;

p)

het communicatiebeleid van de gemeenschappelijke onderneming bespreken en goedkeuren op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

q)

de verantwoordelijkheid dragen voor elke taak die niet specifiek aan een bepaald orgaan van de gemeenschappelijke onderneming is toegewezen; de raad van bestuur kan dergelijke taken aan elk orgaan van de gemeenschappelijke onderneming toewijzen.

4.   De raad van bestuur voert met name de volgende taken in verband met de verwerving en exploitatie van de EuroHPC-supercomputers en de gegenereerde inkomsten als bedoeld in artikel 16 van deze verordening uit:

a)

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de verwerving van EuroHPC-supercomputers als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

b)

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma dat verband houdt met de verwerving van EuroHPC-supercomputers en de selectie van gastentiteiten en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

c)

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkprogramma;

d)

de selectie goedkeuren van de gastentiteiten voor de EuroHPC-supercomputers die zijn geselecteerd aan de hand van een eerlijk, open en transparant proces overeenkomstig artikel 9 van deze verordening;

e)

jaarlijks beslissen over het gebruik van de inkomsten uit de vergoedingen voor commerciële diensten als bedoeld in artikel 18 van deze verordening;

f)

het uitschrijven van aanbestedingen goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkprogramma;

g)

de voor financiering geselecteerde inschrijvingen goedkeuren;

h)

beslissen over de mogelijke overdracht van eigendom van de EuroHPC-supercomputers aan een gastentiteit, de verkoop ervan aan een andere entiteit of het buiten gebruik stellen ervan, overeenkomstig artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 7, en artikel 14, lid 6, van deze verordening;

i)

beslissen over de mogelijke overdracht van eigendom van de EuroHPC-supercomputers aan een consortium van particuliere partners, de verkoop ervan aan een andere entiteit of het buiten gebruik stellen ervan, overeenkomstig artikel 13, lid 6, van deze verordening.

5.   De raad van bestuur voert met name de volgende taken uit in verband met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten en de activiteiten inzake datagebruik en vaardigheden van de gemeenschappelijke onderneming:

a)

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten, aan het begin van het initiatief bespreken en goedkeuren en het indien nodig gedurende de looptijd van Horizon Europa wijzigen; het strategisch meerjarenprogramma vermeldt onder meer de andere Europese partnerschappen waarmee de gemeenschappelijke onderneming een formele en regelmatige samenwerking tot stand brengt, alsmede mogelijkheden voor synergieën tussen de acties van de gemeenschappelijke onderneming en nationale of regionale initiatieven en beleidsmaatregelen, op basis van door de deelnemende staten ontvangen informatie;

b)

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma bespreken en goedkeuren dat betrekking heeft op de onderzoeks- en innovatieactiviteiten en de overeenkomstige uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten, met het oog op de uitvoering van het strategisch meerjarenprogramma, met inbegrip van de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen, het toepasselijke financieringspercentage per onderwerp van de oproep en de daarmee verband houdende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, gunnings- en beroepsprocedures;

c)

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen goedkeuren overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d)

de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren op basis van de aanbeveling van de uitvoerend directeur, op grond van artikel 8 van deze verordening;

e)

verantwoordelijkheid dragen voor het nauwlettend en tijdig monitoren van de voortgang van het onderzoeks- en innovatieprogramma en de afzonderlijke acties van de gemeenschappelijke onderneming met betrekking tot de prioriteiten van de Commissie en het strategisch meerjarenprogramma, en waar nodig corrigerende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke onderneming haar doelstellingen bereikt.

6.   De raad van bestuur voert met name de volgende taken in verband met de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding van de gemeenschappelijke onderneming uit:

a)

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

b)

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma dat verband houdt met de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

c)

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen goedkeuren overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d)

de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren op basis van de aanbeveling van de uitvoerend directeur.

7.   De raad van bestuur voert met name de volgende taken uit met betrekking tot de federatie en connectiviteit van de HPC- en data-infrastructuuractiviteiten, alsook met betrekking tot de internationale samenwerkingsactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming:

a)

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de federatie en connectiviteit van de HPC- en data-infrastructuuractiviteiten en de internationale samenwerking als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

b)

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma dat verband houdt met de federatie en connectiviteit van de HPC- en data-infrastructuuractiviteiten en met de internationale samenwerking en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

c)

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen goedkeuren overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d)

de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren op basis van de aanbeveling van de uitvoerend directeur.

Artikel 8

Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.   De Commissie stelt na raadpleging van de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de Unie een lijst van kandidaten voor de functie van uitvoerend directeur voor. Met het oog op die raadpleging benoemen de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de Unie in onderlinge overeenstemming zowel hun vertegenwoordigers als een waarnemer namens de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur wordt na een openbare en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2.   De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van de gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig artikel 2, punt a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de gemeenschappelijke onderneming vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vier jaar. Aan het einde van die periode beoordeelt de Commissie, eventueel gezamenlijk met de andere leden dan de Unie, het functioneren van de uitvoerend directeur en evalueert zij de toekomstige taken en uitdagingen van de gemeenschappelijke onderneming.

4.   De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie, die rekening houdt met de in lid 3 bedoelde beoordeling, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen voor een periode van ten hoogste vier jaar.

5.   Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

6.   De uitvoerend directeur kan alleen worden ontslagen na een besluit daartoe van de raad van bestuur op grond van artikel 7, lid 3, punt e), van deze statuten, handelend op voorstel van de Commissie, eventueel gezamenlijk met de andere leden dan de Unie.

7.   De Commissie kan een ambtenaar van de Commissie aanstellen om als tijdelijk uitvoerend directeur op te treden en de aan de uitvoerend directeur opgedragen taken uit te voeren voor elke periode waarin de functie van uitvoerend directeur vacant is.

Artikel 9

Taken van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur.

2.   De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur en verricht zijn of haar taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem of haar verleende bevoegdheden.

3.   De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming uit.

4.   De uitvoerend directeur voert met name de volgende taken onafhankelijk uit:

a)

het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten ter bespreking en goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen;

b)

de jaarlijkse ontwerpbegroting opstellen, met inbegrip van de daarmee overeenkomende personeelsformatie, en die ter bespreking en goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en daarbij het aantal tijdelijke ambten per rang en functiegroep aangeven, alsook het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

c)

het ontwerp van jaarlijks werkprogramma opstellen en dit ter bespreking en goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en in dat programma een omschrijving geven van het toepassingsgebied van de oproepen tot het indienen van voorstellen, de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en de aanbestedingen die nodig zijn om het onderzoeks- en innovatieactiviteitenprogramma, het aanbestedingsprogramma, het activiteitenprogramma inzake capaciteitsopbouw en -verbreding, en het activiteitenprogramma inzake federatie, connectiviteit en internationale samenwerking die door het industrieel en wetenschappelijk adviescomité zijn voorgesteld, uit te voeren, alsmede de daarmee verband houdende, door de deelnemende staten en de Commissie voorgestelde uitgavenramingen;

d)

de jaarrekening voor advies voorleggen aan de raad van bestuur;

e)

het geconsolideerde jaarlijks activiteitenverslag opstellen, met inbegrip van de informatie over de overeenkomstige uitgaven, en dit ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

f)

namens de gemeenschappelijke onderneming individuele subsidieovereenkomsten, -contracten en -besluiten ondertekenen;

g)

aanbestedingscontracten ondertekenen;

h)

toezicht houden op de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers die eigendom zijn van of worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van de toewijzing van het aandeel van de Unie in de toegangstijd, de naleving van de toegangsrechten voor gebruikers uit de academische wereld en het bedrijfsleven, alsook de kwaliteit van de dienstverlening;

i)

het communicatiebeleid van de gemeenschappelijke onderneming aan de raad van bestuur voorstellen;

j)

instaan voor de organisatie van, de leiding over en het toezicht op de werkzaamheden en het personeel van de gemeenschappelijke onderneming binnen de grenzen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur zoals bepaald in artikel 20, lid 2, van deze verordening;

k)

een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging daarvan aan de raad van bestuur melden;

l)

erover waken dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

m)

indien van toepassing zorg dragen voor het tot stand brengen van interne auditcapaciteit bij de gemeenschappelijke onderneming;

n)

toegangstijd toewijzen voor nood- en crisissituaties, in overeenstemming met het door de raad van bestuur vastgestelde toegangsbeleid;

o)

alle andere maatregelen nemen die nodig zijn voor de beoordeling van de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming boekt bij de verwezenlijking van haar doelstellingen, zoals vastgesteld in artikel 3 van deze verordening;

p)

alle andere taken uitvoeren die door de raad van bestuur aan de uitvoerend directeur zijn toevertrouwd of gedelegeerd.

5.   De uitvoerend directeur zet een programmabureau op voor de uitvoering, onder zijn of haar verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau bestaat uit het personeel van de gemeenschappelijke onderneming en voert met name de volgende taken uit:

a)

bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regels als bedoeld in artikel 19 van deze verordening;

b)

het beheer voeren over de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde oproepen tot het indienen van voorstellen en over de subsidieovereenkomsten en -besluiten;

c)

het beheer voeren over de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde aanbestedingen en de contracten;

d)

het beheer voeren over het proces voor de selectie van de gastentiteiten en de onderbrengingsovereenkomsten;

e)

de leden en de andere organen van de gemeenschappelijke onderneming alle relevante informatie en de nodige ondersteuning geven zodat zij hun taken kunnen vervullen, en aan hun specifieke verzoeken voldoen;

f)

fungeren als het secretariaat van de organen van de gemeenschappelijke onderneming en assistentie verlenen aan de door de raad van bestuur opgerichte adviesgroepen.

Artikel 10

Samenstelling van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité

1.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité bestaat uit een adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en een adviesgroep inzake infrastructuur.

2.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie bestaat uit maximaal twaalf leden, waarvan er maximaal zes door de particuliere leden worden benoemd, rekening houdend met hun toezeggingen aan de gemeenschappelijke onderneming, en maximaal zes door de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt k), van deze statuten.

3.   In de adviesgroep voor onderzoek en innovatie kunnen maximaal zes waarnemers zetelen die door de deelnemende staten worden voorgedragen en door de raad van bestuur worden benoemd.

4.   De adviesgroep inzake infrastructuur bestaat uit twaalf leden. De raad van bestuur benoemt de leden van de adviesgroep inzake infrastructuur, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt k), van deze statuten.

5.   De leden van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en van de adviesgroep inzake infrastructuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

6.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur komen ten minste eenmaal per jaar bijeen om hun activiteiten te coördineren.

Artikel 11

Werking van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie

1.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd worden door een of meer leden.

3.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie kiest haar voorzitter.

4.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de benoeming van de samenstellende entiteiten die de adviesgroep vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 12

Werking van de adviesgroep inzake infrastructuur

1.   De adviesgroep inzake infrastructuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2.   De adviesgroep inzake infrastructuur kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd worden door een of meer leden.

3.   De adviesgroep inzake infrastructuur kiest haar voorzitter.

4.   De adviesgroep inzake infrastructuur stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de benoeming van de samenstellende entiteiten die de adviesgroep vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 13

Taken van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie

1.   De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie:

a)

stelt haar bijdrage aan het in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde ontwerp van strategisch meerjarenprogramma met betrekking tot onderzoeks- en innovatieactiviteiten op en herziet dat geregeld, overeenkomstig de ontwikkeling van de wetenschappelijke en industriële vraag;

b)

organiseert openbare raadplegingen die openstaan voor alle publieke en particuliere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing en kwantumcomputing, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma en de daarmee verband houdende ontwerpactiviteiten van het werkprogramma voor onderzoek en innovatie voor een bepaald jaar.

2.   Het in lid 1 bedoelde ontwerp van strategisch meerjarenprogramma omvat:

a)

de strategische onderzoeks- en innovatieagenda met de onderzoeks- en innovatieprioriteiten voor de ontwikkeling en invoering van technologieën en toepassingen voor eindgebruikers voor high-performance computing op verschillende toepassingsgebieden, teneinde de ontwikkeling van een geïntegreerd HPC-, kwantumcomputing- en data-ecosysteem in de Unie te ondersteunen, de veerkracht van de Unie te vergroten en nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te helpen creëren, evenals maatregelen om de ontwikkeling en invoering van Europese technologie te bevorderen;

b)

potentiële internationale samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek en innovatie die waarde toevoegen en van wederzijds belang zijn;

c)

prioriteiten op het gebied van opleiding en onderwijs om te voorzien in kerncompetenties en de vaardigheidskloof op het gebied van HPC- en kwantumcomputingtechnologieën en -toepassingen aan te pakken, met name voor de industrie.

Artikel 14

Taken van de adviesgroep inzake infrastructuur

1.   De adviesgroep inzake infrastructuur verstrekt advies aan de raad van bestuur voor de verwerving en de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers. De adviesgroep doet daartoe het volgende:

a)

zij stelt haar bijdrage aan het in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde ontwerp van strategisch meerjarenprogramma met betrekking tot de aanschaf van EuroHPC supercomputers, capaciteitsopbouw en -verbreding op en herziet dat geregeld, overeenkomstig de ontwikkeling van de wetenschappelijke en industriële vraag;

b)

zij organiseert openbare raadplegingen die openstaan voor alle publieke en particuliere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing, inclusief kwantumcomputing, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma voor de verwerving en de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers en de daarmee verband houdende ontwerpactiviteiten van het werkprogramma voor een bepaald jaar.

2.   De in lid 1 bedoelde bijdrage aan het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma omvat:

a)

de aankoop van EuroHPC-supercomputers, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de planning van de verwerving, de vereiste capaciteitsuitbreiding, de betrokken soorten toepassingen en gebruikersgemeenschappen, de relevante gebruikerseisen en passende systeemarchitectuur, de gebruikerseisen en de architectuur van de infrastructuur;

b)

de federatie en interconnectie van die infrastructuur, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de integratie met nationale HPC- of kwantumcomputinginfrastructuren, en de architectuur van de hypergeconnecteerde en gefedereerde infrastructuur, en

c)

capaciteitsopbouw, inclusief de nationale HPC-kenniscentra en verbredings- en opleidingsactiviteiten voor eindgebruikers, alsmede mogelijkheden om de invoering en het gebruik van Europese technologische oplossingen, met name door de nationale HPC-kenniscentra, te bevorderen.

Artikel 15

Financieringsbronnen

1.   De gemeenschappelijke onderneming wordt gezamenlijk door haar leden gefinancierd door middel van in tranches betaalde financiële bijdragen en bijdragen in natura als bedoeld in de leden 2 en 3.

2.   De administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedragen niet meer dan 92 000 000 EUR en worden gedekt door de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 5, lid 1, van deze verordening.

Indien een deel van de bijdrage van de Unie voor de administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan het ter beschikking worden gesteld om de exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming te dekken.

3.   De exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming worden gedekt door:

a)

de financiële bijdrage van de Unie;

b)

financiële bijdragen van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een gastconsortium aan de gemeenschappelijke onderneming — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — voor de verwerving van de hoogwaardige EuroHPC-supercomputers of kwantummachines en voor de exploitatie ervan totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de gastentiteit of totdat ze worden verkocht of buiten gebruik worden gesteld overeenkomstig artikel 11, lid 5, en artikel 12, lid 7, van deze verordening, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

c)

bijdragen in natura van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een gastconsortium — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — bestaande uit de exploitatiekosten van de EuroHPC-supercomputers die eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming, die door de gastentiteiten zijn gemaakt, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

d)

financiële bijdragen van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een gastconsortium — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — bestaande uit de gemaakte kosten voor de verwerving, samen met de gemeenschappelijke onderneming, van de midrange-EuroHPC-supercomputers, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

e)

financiële bijdragen van een consortium van particuliere partners, bestaande uit de kosten die zijn gemaakt voor de verwerving en exploitatie, samen met de gemeenschappelijke onderneming, van de industriële EuroHPC-supercomputers, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten, totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de gastentiteit of totdat ze worden verkocht of buiten gebruik worden gesteld overeenkomstig artikel 13, lid 6, van deze verordening;

f)

financiële bijdragen van deelnemende staten aan de in aanmerking komende kosten die in die deelnemende staten gevestigde begunstigden maken — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — bij het verrichten van indirecte acties die overeenstemmen met de onderzoeks- en innovatieagenda, als aanvulling op de vergoeding van die kosten door de gemeenschappelijke onderneming, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten. Die bijdragen laten de regels inzake staatssteun onverlet;

g)

bijdragen in natura van de particuliere leden of hun samenstellende en verbonden entiteiten als omschreven in artikel 9, lid 7, van deze verordening.

4.   De in de begroting van de gemeenschappelijke onderneming opgenomen middelen bestaan uit de volgende bijdragen:

a)

de financiële bijdragen van de Unie aan de administratieve kosten;

b)

de financiële bijdragen van de leden aan de exploitatiekosten;

c)

alle door de gemeenschappelijke onderneming gegenereerde inkomsten;

d)

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten;

e)

de interesten op de bijdragen die aan de gemeenschappelijke onderneming zijn betaald, gelden als inkomsten.

5.   Wanneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming zijn verplichtingen in verband met zijn financiële bijdrage niet nakomt, maakt de uitvoerend directeur daarvan schriftelijk melding en stelt hij een redelijke termijn vast waarbinnen de betalingsachterstand moet worden weggewerkt. Indien de betalingsachterstand niet binnen die termijn is weggewerkt, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of het lidmaatschap van het desbetreffende lid moet worden ingetrokken, dan wel of andere maatregelen moeten worden genomen tot het lid zijn verbintenissen wel nakomt. Het stemrecht van het lid dat in gebreke blijft, wordt geschorst totdat het zijn betalingsachterstand heeft weggewerkt. De gemeenschappelijke onderneming en haar leden zijn niet verplicht de financiële bijdrage van de in gebreke blijvende leden te dekken.

6.   Alle middelen en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming zijn bedoeld om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen te bereiken.

7.   De gemeenschappelijke onderneming is eigenaar van alle activa die door haar zijn gegenereerd of aan haar zijn overgedragen voor de verwezenlijking van de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen. Dit heeft geen betrekking op de EuroHPC-supercomputers waarvan de gemeenschappelijke onderneming de eigendom aan een gastentiteit heeft overgedragen overeenkomstig artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 7, artikel 13, lid 6, en artikel 14, lid 6, van deze verordening.

8.   Behalve bij ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, worden de inkomsten, voor zover zij meer bedragen dan de uitgaven, niet aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming uitbetaald.

Artikel 16

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden. De Commissie kan meerjarige verbintenissen aangaan.

Artikel 17

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Artikel 18

Operationele en financiële planning

1.   In het strategisch meerjarenprogramma wordt gespecificeerd wat de strategie en de plannen zijn om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken. Het omvat de verwerving van: supercomputers; de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van de strategische onderzoeks- en innovatieagenda; de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en –verbreding, en inzake federatie, connectiviteit en internationale samenwerking. Het omvat ook de van de deelnemende staten en de Commissie ontvangen meerjarige financiële vooruitzichten.

2.   De particuliere leden stellen de strategische onderzoeks- en innovatieagenda op en leggen die voor aan de adviesgroep voor onderzoek en innovatie.

3.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité consolideert het strategisch meerjarenprogramma en legt het voor aan de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur baseert zich hierop om het jaarlijks werkprogramma op te stellen.

4.   Het ontwerp van jaarlijks werkprogramma omvat de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de aanbestedingsactiviteiten, de activiteiten voor capaciteitsopbouw en -verbreding, de activiteiten inzake federatie, connectiviteit en internationale samenwerking, de administratieve werkzaamheden en de overeenkomstige uitgavenramingen voor het volgende jaar.

5.   De uitvoerend directeur legt de in artikel 8, lid 2, van deze verordening bedoelde administratieve overeenkomsten ter ondersteuning van de uitgavenramingen voor aan de raad van bestuur.

6.   Het jaarlijkse werkprogramma wordt aan het einde van het jaar vóór de uitvoering ervan goedgekeurd. Het jaarlijkse werkprogramma wordt openbaar gemaakt.

7.   De uitvoerend directeur stelt de jaarlijkse ontwerpbegroting voor het volgende jaar op en legt die ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

8.   De begroting voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het jaar vóór de uitvoering ervan goedgekeurd door de raad van bestuur.

9.   De jaarlijkse begroting wordt aangepast aan de hoogte van de financiële bijdrage van de Unie die in de algemene begroting van de Unie is vastgesteld.

Artikel 19

Operationele en financiële verslaglegging

1.   De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van zijn of haar taken in overeenstemming met de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 19 van deze verordening. Het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

a)

onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de bijbehorende uitgaven;

b)

de verwerving en exploitatie van infrastructuur, met inbegrip van het gebruik van en de toegang tot de infrastructuur, zoals de door elke deelnemende staat daadwerkelijk gebruikte toegangstijden;

c)

de ingediende voorstellen en inschrijvingen, met inbegrip van een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land;

d)

de voor financiering geselecteerde indirecte acties, met een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land, met vermelding van de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming aan de afzonderlijke deelnemers en acties;

e)

de voor financiering geselecteerde inschrijvingen, met een uitsplitsing per type contractant (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land, met vermelding van de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de afzonderlijke contractanten en aanbestedingsactiviteiten;

f)

het resultaat van de aanbestedingsactiviteiten;

g)

vorderingen in de richting van de verwezenlijking van de in artikel 3 van deze verordening omschreven doelstellingen, en voorstellen voor verdere noodzakelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van die doelstellingen.

2.   De rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming zendt de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer overeenkomstig de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   De uitvoerend directeur zendt het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer overeenkomstig de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

4.   De kwijtingsprocedure wordt uitgevoerd overeenkomstig de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 20

Interne audit

1.   De intern controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.

2.   De gemeenschappelijke onderneming is in staat haar eigen interne audit uit te voeren.

Artikel 21

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.   De financiële aansprakelijkheid van de leden van de gemeenschappelijke onderneming voor de schulden van de gemeenschappelijke onderneming is beperkt tot hun financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming.

2.   De gemeenschappelijke onderneming sluit de nodige verzekeringen af en houdt die aan.

Artikel 22

Belangenconflicten

1.   De gemeenschappelijke onderneming, haar organen en haar personeel vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2.   De raad van bestuur stelt regels vast voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot de personen die zitting hebben in de raad van bestuur en in de andere organen of groepen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 23

Ontbinding

1.   De gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening vastgelegde periode.

2.   Behalve in het in lid 1 genoemde geval, wordt de ontbindingsprocedure automatisch in werking gesteld als de Unie zich terugtrekt of alle andere leden dan de Unie zich terugtrekken uit de gemeenschappelijke onderneming.

3.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars die handelen volgens de door de raad van bestuur genomen besluiten.

4.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. De supercomputers die de gemeenschappelijke onderneming in eigendom heeft, worden overgedragen aan de respectieve gastentiteiten of aan het consortium van particuliere partners, verkocht of buiten gebruik gesteld bij besluit van de raad van bestuur en in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een supercomputer of de verkoop of buitengebruikstelling ervan worden gemaakt. In geval van overdracht van eigendom vergoeden de gastentiteit of het consortium van particuliere partners de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputers. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de algemene begroting van de Unie.

5.   Er wordt een ad-hoc procedure ingesteld om een passende afwikkeling te verzekeren van alle door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de duur die van het bestaan van de gemeenschappelijke onderneming overschrijdt.


(1)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/52


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1174 VAN DE COMMISSIE

van 12 juli 2021

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Asparago di Badoere” (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Italië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding “Asparago di Badoere”, die bij Verordening (EU) nr. 923/2010 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier voor de naam “Asparago di Badoere” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2021.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 923/2010 van de Commissie van 14 oktober 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Asparago di Badoere (BGA)) (PB L 271 van 15.10.2010, blz. 4).

(3)  PB C 102 van 24.3.2021, blz. 13.


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/53


VERORDENING (EU) 2021/1175 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van polyolen in bepaalde suikergoedproducten met verlaagde energetische waarde

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en de desbetreffende gebruiksvoorwaarden.

(2)

Die lijst kan volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt.

(3)

Op 18 december 2018 is een aanvraag ingediend voor de goedkeuring van het gebruik van polyolen als zoetstof in hard snoepgoed met verlaagde energetische waarde (snoep en lolly’s), zacht snoepgoed (kauwsnoep, gomsnoep met vruchtensmaak en schuimachtig suikerwerk/spekken), drop, nougat en marsepein; verfrissende, sterk gearomatiseerde keelpastilles en microproducten van suikerwerk ter verfrissing van de adem. Die aanvraag is vervolgens overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 toegankelijk gemaakt voor de lidstaten.

(4)

Polyolen zijn caloriearme zoetstoffen en kunnen worden gebruikt om calorierijke suikers in bepaalde suikergoedproducten gedeeltelijk of geheel te vervangen. Dit leidt tot een vermindering van de calorische waarde van deze producten, zodat aan de consumenten producten met verminderde verbrandingswaarde kunnen worden aangeboden overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1333/2008. Het gecombineerde gebruik van polyolen en suikers in suikerwerk met verlaagde energetische waarde zorgt voor de zoetheid van producten en de gewenste werking en organoleptische eigenschappen die niet kunnen worden bereikt met andere ingrediënten of door alleen polyolen te gebruiken.

(5)

Een beperkt gebruik van polyolen als zoetstoffen in levensmiddelen wordt aanvaardbaar geacht, mits rekening wordt gehouden met de laxerende werking ervan (3). Verordening (EG) nr. 1333/2008 staat over het algemeen het gebruik van polyolen in dranken niet toe, omdat zij laxerend kunnen werken. Bij gebruik in vaste levensmiddelen, zoals de suikergoedproducten waarop de aanvraag betrekking heeft, is het echter niet waarschijnlijk dat polyolen bij een inname van minder dan 20 g polyolen per dag uit alle bronnen ongewenste laxerende symptomen veroorzaken (4). Daarom staat Verordening (EG) nr. 1333/2008 het gebruik ervan al in quantum satis toe in levensmiddelencategorie 05.2 “Ander snoepgoed, inclusief microproducten ter verfrissing van de adem” voor, onder andere, de volledige vervanging van suikers in producten zonder toegevoegde suikers. De voorgestelde uitbreiding van het gebruik heeft alleen betrekking op de gedeeltelijke vervanging van suikers in dezelfde soorten producten, zodat polyolen zouden worden gebruikt in een mate die niet leidt tot ongewenste laxerende symptomen.

(6)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de EFSA inwinnen als zij de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wil bijwerken, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. De toelating van het gebruik van polyolen als zoetstoffen in suikerwerk met verlaagde energetische waarde, naast het reeds toegestane gebruik ervan in suikerwerk zonder toegevoegde suikers, betekent een bijwerking van die lijst die geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Daarom is het niet nodig het advies van de EFSA in te winnen. Om ervoor te zorgen dat de consument adequate informatie krijgt, moet op het etiket van levensmiddelen met meer dan 10 % toegevoegde polyolen die overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 zijn toegelaten, de verplichte vermelding “overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben” worden vermeld overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(7)

Daarom moet het gebruik van polyolen als zoetstof in bepaalde producten met verlaagde energetische waarde als bedoeld in de eerste zin van overweging 3) in levensmiddelensubcategorie 05.2 “Ander snoepgoed, inclusief microproducten ter verfrissing van de adem” in quantum satis worden toegestaan.

(8)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Report of the scientific Committee for Food (SCF) concerning sweeteners (SCF, 1984), Opinion of the Scientific Committee on Food on Erythritol (advies van 5 maart 2003).

(4)  Report of the scientific Committee for Food (SCF) concerning sweeteners (advies uitgebracht op 11 december 1987 en 10 november 1988)

(5)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).


BIJLAGE

In bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt in levensmiddelencategorie 05.2 “Ander snoepgoed, inclusief microproducten ter verfrissing van de adem” na de vermelding voor groep IV “Polyolen”, toegestaan met de beperking “alleen gekristalliseerde vruchten, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”, de volgende vermelding ingevoegd:

 

“Groep IV

Polyolen

quantum satis

 

alleen hard snoepgoed en lolly’s, kauwsnoep, gomsnoep met vruchtensmaak en schuimachtig suikerwerk/spekken, drop, nougat, marsepein, microproducten ter verfrissing van de adem en sterk gearomatiseerde verfrissende keelpastilles, met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/56


VERORDENING (EU) 2021/1176 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van de bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft genotypering van positieve TSE-gevallen bij geiten, de leeftijdsbepaling bij schapen en geiten, de maatregelen die van toepassing zijn in een beslag of koppel met atypische scrapie en de voorwaarden voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea, en artikel 23 bis, inleidende zin en punt m),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. De lidstaten, derde landen of gebieden daarvan worden, afhankelijk van hun risico op boviene spongiforme encefalopathie (BSE), ingedeeld in die met een verwaarloosbaar BSE-risico, een gecontroleerd BSE-risico of een onbepaald BSE-risico.

(2)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake een systeem van toezicht ter preventie van TSE’s, waaronder toezicht op schapen en geiten. Hoofdstuk A, deel II, punt 8, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voorziet in de verplichte genotypering van positieve TSE-gevallen bij schapen en in de verplichting om elk TSE-geval dat bij een schaap met genotype ARR/ARR wordt aangetroffen, onmiddellijk aan de Commissie te melden. Schapen met genotype ARR/ARR worden geacht resistent te zijn tegen klassieke scrapie en daarom is elk geval van de ziekte bij een dergelijk schaap een onverwacht onderzoeksresultaat dat aandacht verdient. Dit moet dan ook onmiddellijk worden gemeld, zodat nader onderzoek kan worden ingesteld.

(3)

Bij Verordening (EU) 2020/772 van de Commissie (2) is Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd, overeenkomstig de aanbevelingen van het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 5 juli 2017 over de genetische resistentie tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij geiten (3), om te erkennen dat geiten ook genetisch resistent kunnen zijn tegen stammen van klassieke scrapie waarvan bekend is dat zij van nature in de geitenpopulatie van de Unie voorkomen, wanneer zij de K222-, D146- of S146-allelen hebben. Bij Verordening (EU) 2020/772 is bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd door voorschriften in te voeren die het doden en vernietigen van geiten in een beslag waar een geval van klassieke scrapie is bevestigd, beperken tot alleen die dieren die vatbaar zijn voor deze ziekte. De bij Verordening (EU) 2020/772 in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 aangebrachte wijzigingen hadden echter geen betrekking op de genotypering van positieve TSE-gevallen bij geiten. Hoofdstuk A, deel II, punt 8, van bijlage III en hoofdstuk B, deel I, titel A, punt 8, van bijlage III moeten daarom worden gewijzigd om te voorzien in passend toezicht op en passende melding van het genotype van positieve TSE-gevallen bij geiten.

(4)

Bovendien bevat Verordening (EG) nr. 999/2001 voorschriften voor gespecificeerd risicomateriaal en bepaalt zij onder meer dat gespecificeerd risicomateriaal moet worden verwijderd overeenkomstig bijlage V bij die verordening en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4). Meer in het bijzonder definieert punt 1, b) van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gespecificeerd risicomateriaal bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden, dat moet worden verwijderd overeenkomstig bijlage V bij die verordening en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009.

(5)

Gezien de specifieke omstandigheden van de schapen- en geitenhouderij kan maar zelden de exacte geboortedatum van schapen en geiten worden bepaald, zodat deze gegevens niet worden opgenomen in het overeenkomstig Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (5) voorgeschreven bedrijfsregister. Daarom moest vóór de wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bij Verordening (EU) 2018/969 van de Commissie (6) gespecificeerd risicomateriaal worden verwijderd bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden of bij schapen en geiten waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken.

(6)

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 is bij Verordening (EU) 2018/969 gewijzigd door de mogelijkheid toe te voegen om aan de hand van een methode die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de dieren worden geslacht, schapen en geiten op te sporen die meer dan twaalf maanden oud zijn. Deze mogelijkheid is in 2018 toegevoegd, maar er is sindsdien door geen enkele lidstaat gebruik van gemaakt. Bovendien was het de bedoeling deze mogelijkheid alleen in de lidstaten en niet in derde landen toe te passen. In het belang van de rechtszekerheid en de duidelijkheid is het nu derhalve passend deze mogelijkheid te schrappen. Daarom moet de mogelijkheid om aan de hand van een methode die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de dieren worden geslacht, schapen en geiten op te sporen die meer dan twaalf maanden oud zijn, uit punt 1, b) van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden geschrapt.

(7)

Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat maatregelen voor de bestrijding en uitroeiing van TSE’s, met inbegrip van atypische scrapie. Hoofdstuk B van die bijlage bevat met name de maatregelen die moeten worden toegepast na bevestiging van de aanwezigheid van een TSE bij runderen, schapen en geiten. Bij Verordening (EU) nr. 630/2013 van de Commissie (7) is bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd om alle vervoersbeperkingen voor schapen en geiten indien een geval van atypische scrapie is bevestigd, in te trekken, maar is de intensievere bewaking van die koppels of beslagen gedurende twee jaar gehandhaafd om meer wetenschappelijke gegevens over atypische scrapie te verzamelen. Sinds de datum van goedkeuring van Verordening (EU) nr. 630/2013 is een aanzienlijke hoeveelheid gegevens verzameld. De maatregel van hoofdstuk B, punt 2.2.3, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, die geen verband houdt met volksgezondheidsproblemen, moet daarom nu worden geschrapt.

(8)

Hoofdstuk C van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de invoer in de Unie van producten van runderen, schapen en geiten. Deze voorschriften verschillen naargelang van de BSE-status van het land of gebied van oorsprong van de producten en van de BSE-status van het land of gebied van oorsprong van de dieren waarvan de producten zijn afgeleid. De BSE-status van landen of gebieden naargelang van hun BSE-risico is vastgesteld in Beschikking 2007/453/EG van de Commissie (8), waarin de landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico en met een gecontroleerd BSE-risico zijn opgenomen en is bepaald dat alle andere landen of gebieden moeten worden geacht een onbepaald BSE-risico te hebben.

(9)

In hoofdstuk C, afdeling B, punten g) en h), van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn specifieke voorschriften vastgesteld voor de invoer van producten uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico die zijn afgeleid van dieren van oorsprong uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico: in punt g) is vastgesteld dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen mogen zijn vervoederd, en in punt h) is bepaald dat de producten moeten zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.

(10)

De specifieke voorschriften van hoofdstuk C, afdeling B, punten g) en h), van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn in overeenstemming met de voorschriften van afdeling D, punt 1, a) en punt 1, c), ii), van dat hoofdstuk voor de rechtstreekse invoer in de Unie uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico. Die specifieke voorschriften zijn thans echter niet vastgelegd in hoofdstuk C, afdeling C, van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001, waarin de voorschriften zijn vastgelegd voor de invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico. Vanwege die onopzettelijke omissie is het thans derhalve toegestaan om uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico producten in de Unie in te voeren die zijn afgeleid van dieren van oorsprong uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico die niet aan die specifieke voorschriften voldoen. De specifieke voorschriften van hoofdstuk C, afdeling B, punten g) en h), van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom worden ingevoegd in hoofdstuk C, afdeling C, van die bijlage.

(11)

De bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2020/772 van de Commissie van 11 juni 2020 tot wijziging van de bijlagen I, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft uitroeiingsmaatregelen voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij geiten en met uitsterven bedreigde rassen (PB L 184 van 12.6.2020, blz. 43).

(3)  EFSA Journal 2017;15(8):4962.

(4)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(6)  Verordening (EU) 2018/969 van de Commissie van 9 juli 2018 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor het verwijderen van gespecificeerd risicomateriaal bij kleine herkauwers (PB L 174 van 10.7.2018, blz. 12).

(7)  Verordening (EU) nr. 630/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 60).

(8)  Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84).


BIJLAGE

De bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

in hoofdstuk A, deel II, wordt punt 8 vervangen door:

“8.

Genotypering

8.1.

Voor elk positief TSE-geval bij schapen wordt het prioneiwitgenotype voor de codonen 136, 154 en 171 bepaald. TSE-gevallen bij schapen met genotypen die op beide allelen van codon 136 voor alanine (A) coderen, op beide allelen van codon 154 voor arginine (R) en op beide allelen van codon 171 voor arginine (R) worden onmiddellijk aan de Commissie gemeld. Als het positieve TSE-geval een geval van atypische scrapie is, wordt tevens het prioneiwitgenotype voor codon 141 bepaald.

8.2.

Voor elk positief TSE-geval bij geiten wordt het prioneiwitgenotype voor de codonen 146 en 222 bepaald. TSE-gevallen bij geiten met genotypen die op ten minste één allel van codon 146 voor serine (S) of asparaginezuur (D) coderen en/of op ten minste één allel van codon 222 voor lysine (K) coderen, worden onmiddellijk aan de Commissie gemeld.”;

b)

in hoofdstuk B, deel I, titel A, wordt punt 8 vervangen door:

“8.

Het genotype en zo mogelijk het ras van elk schaap en elke geit dat/die positief op TSE is getest en is bemonsterd overeenkomstig hoofdstuk A, deel II, punt 8.”.

2)

In bijlage V wordt punt 1, b), vervangen door:

“b)

voor schapen en geiten: de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van dieren van meer dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken.”.

3)

In bijlage VII wordt hoofdstuk B wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2.2.3 wordt geschrapt;

b)

in punt 3.5 wordt punt d) vervangen door:

“d)

gedurende twee jaar na de datum waarop alle in punt 2.2.1 en punt 2.2.2, b) of c), genoemde maatregelen zijn voltooid, mits gedurende die twee jaar geen enkel TSE-geval, met uitzondering van atypische scrapie, wordt vastgesteld.”;

c)

punt 4.6 wordt vervangen door:

“4.6.

De in de punten 4.1 tot en met 4.5 vastgestelde beperkingen zijn gedurende twee jaar na de opsporing van het laatste TSE-geval dat geen geval van atypische scrapie was, van toepassing op de bedrijven waar optie 3 zoals beschreven in punt 2.2.2, d), is toegepast.”.

4)

In hoofdstuk C, afdeling C, punt 1, van bijlage IX worden de volgende subpunten toegevoegd:

“e)

indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, vervoederd;

f)

indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn de producten vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.”.


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/60


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1177 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 wat betreft de schrapping van propoxycarbazon uit de lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die voldoen aan de in punt 4 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgestelde criteria om te worden beschouwd als stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen. Propoxycarbazon is in die lijst opgenomen omdat het overeenkomstig punt 4, tweede streepje, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 werd geacht te voldoen aan twee van de drie criteria om als persistente, bioaccumulerende en toxische stof (PBT-stof) te worden beschouwd.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1115 van de Commissie (3) is de goedkeuring van propoxycarbazon verlengd als werkzame stof, maar niet als stof die in aanmerking komt om te worden vervangen. Bij de nieuwe beoordeling werd immers niet bevestigd dat de stof persistent was, wat ertoe heeft geleid dat de stof niet meer voldoet aan twee van de criteria om als PBT-stof te worden beschouwd. Daarom is de stof in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4) opgenomen.

(3)

Aangezien propoxycarbazon niet meer moet worden beschouwd als een stof die in aanmerking komt om te worden vervangen, moet deze, om verwarring te voorkomen, ook worden geschrapt uit de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408, die een lijst bevat van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie van 11 maart 2015 inzake uitvoering van artikel 80, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot vaststelling van een lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen (PB L 67 van 12.3.2015, blz. 18).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1115 van de Commissie van 22 juni 2017 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof propoxycarbazon overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 162 van 23.6.2017, blz. 38).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE

In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 wordt de vermelding “propoxycarbazon” geschrapt.


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1178 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft bepaalde lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2016/429 bevat onder andere de diergezondheidsvoorschriften voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong, en is sinds 21 april 2021 van toepassing. Eén van die diergezondheidsvoorschriften houdt in dat die zendingen afkomstig moeten zijn uit een overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in de lijst opgenomen derde land of gebied of een zone of compartiment daarvan.

(2)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2016/429 wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of — in het geval van aquacultuurdieren — compartimenten daarvan, en is ook sinds 21 april 2021 van toepassing. In artikel 3, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 wordt bepaald dat de binnenkomst in de Unie van zendingen van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen, alleen wordt toegestaan als zij afkomstig zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die voor de specifieke soorten dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong in de lijst is opgenomen overeenkomstig de in die gedelegeerde verordening vastgestelde diergezondheidsvoorschriften.

(3)

Daarnaast zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) de lijsten vastgesteld van derde landen of gebieden, of zones of — in het geval van aquacultuurdieren — compartimenten daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren en van de categorieën levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 is ook sinds 21 april 2021 van toepassing en de in de bijlagen bij die uitvoeringsverordening vastgestelde lijsten van derde landen, gebieden en zones dienen hetzelfde doel als soortgelijke lijsten die eerder waren vastgesteld in verschillende handelingen van de Commissie die met ingang van die datum door die uitvoeringsverordening zijn ingetrokken en vervangen. Een aantal wijzigingen van de lijsten in die eerdere handelingen van de Commissie is echter niet overgenomen in de lijsten die nu in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 zijn vastgesteld. Dit is voornamelijk het gevolg van de frequente wijzigingen van die lijsten om ze aan te passen aan onder andere veranderende epidemiologische situaties wat dierziekten betreft, sanitaire omstandigheden of garanties inzake de dier- of volksgezondheid in derde landen of gebieden.

(5)

Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (4) bevat een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mochten worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie. Die verordening is ingetrokken en vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 en de bijlagen V en XIV bij die uitvoeringsverordening bevatten nu de lijsten van derde landen, gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee, en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan. Een aantal wijzigingen van de lijst in Verordening (EG) nr. 798/2008 is echter niet overgenomen in de lijsten in de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404. Verordening (EG) nr. 798/2008 is met name gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/626 (5) wat de gegevens voor de Republiek Noord-Macedonië betreft, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1166 (6) wat de gegevens voor de Verenigde Staten betreft, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1752 (7) wat de vermelding voor Australië betreft, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2083 (8) wat de vermelding voor Japan betreft, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/460 (9) wat de vermelding voor Oekraïne betreft, en bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/568 (10) wat de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk betreft. Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd om rekening te houden met die wijzigingen van de lijst in Verordening (EG) nr. 798/2008.

(6)

Daarnaast heeft Australië bijgewerkte informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied na een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) die op 31 juli 2020 in een pluimveebedrijf op zijn grondgebied is bevestigd, en over de maatregelen die het heeft genomen om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. Naar aanleiding van die HPAI-uitbraak heeft Australië meer bepaald een ruimingsbeleid gevoerd om die ziekte te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. Daarnaast heeft Australië na de ruiming de vereiste reiniging en ontsmetting op het pluimveebedrijf op zijn grondgebied dat besmet was, voltooid.

(7)

De Commissie heeft de door Australië ingediende informatie geëvalueerd en heeft geconcludeerd dat die HPAI-uitbraak voorbij is en dat de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit dat derde land niet langer een risico vormt.

(8)

Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk bijgewerkte informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied na HPAI-uitbraken in pluimveebedrijven die zijn bevestigd op 27 januari 2021 in Isle of Anglesey in Wales, op 8 februari 2021 in Redcar and Cleveland in Engeland, op 12 februari 2021 in Glenrothes in Fife in Schotland en op 29 maart 2021 in het graafschap Staffordshire in Engeland, en over de maatregelen die het heeft genomen om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. Naar aanleiding van die HPAI-uitbraken heeft het Verenigd Koninkrijk meer bepaald een ruimingsbeleid gevoerd om die ziekte te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk na de ruiming de vereiste reiniging en ontsmetting op de getroffen pluimveebedrijven op zijn grondgebied voltooid.

(9)

De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende informatie geëvalueerd en heeft geconcludeerd dat de HPAI-uitbraken in de pluimveebedrijven in Isle of Anglesey in Wales, in Redcar and Cleveland in Engeland, in Glenrothes in Fife in Schotland en in het graafschap Staffordshire in Engeland voorbij zijn en dat de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit de gebieden van het Verenigd Koninkrijk waarvoor de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten wegens die uitbraken was opgeschort, niet langer een risico vormt.

(10)

In de vermeldingen voor Australië en het Verenigd Koninkrijk in de tabel in deel 1 van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet derhalve ook rekening worden gehouden met de huidige epidemiologische situatie in die derde landen.

(11)

Daarnaast bevat bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijst van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen in gevangenschap levende vogels en levende producten van in gevangenschap levende vogels is toegestaan. In die lijst moet rekening worden gehouden met de lijst van derde landen waaruit de invoer in de Unie van in gevangenschap gefokte vogels is toegestaan in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie (11), die bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 is ingetrokken. Bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet derhalve worden gewijzigd om Argentinië en de Filipijnen erin op te nemen.

(12)

Bepaalde derde landen hebben ook geantwoord op een vragenlijst van de Commissie betreffende de binnenkomst in de Unie van casings wat de dier- en volksgezondheid betreft. Die derde landen hebben de Commissie voldoende bewijsmateriaal en garanties verstrekt om te worden opgenomen in de lijst van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen casings is toegestaan. Zij moeten derhalve worden opgenomen in de in bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 vastgestelde lijst van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen casings is toegestaan en die bijlage moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 bevat de lijst van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van rauwe melk, colostrum, producten op basis van colostrum, van rauwe melk afgeleide zuivelproducten en zuivelproducten die geen specifieke risicobeperkende behandeling tegen mond-en-klauwzeer hoeven te ondergaan, is toegestaan. In die lijst moet rekening worden gehouden met de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie (12) vastgestelde lijst van derde landen of delen daarvan waaruit zendingen rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, met vermelding van het type warmtebehandeling dat voor die goederen vereist is, aangezien Verordening (EU) nr. 605/2010 door Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 is ingetrokken en vervangen. Bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet derhalve worden gewijzigd om Bosnië en Herzegovina erin op te nemen.

(14)

Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 bevat de lijst van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zuivelproducten die een specifieke risicobeperkende behandeling tegen mond-en-klauwzeer moeten ondergaan, is toegestaan. De lijst in bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet overeenkomen met de lijst in kolom C van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010, die tot en met 20 april 2021 van toepassing was. Moldavië was opgenomen in kolom C van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 605/2010 zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/645 (13). Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet derhalve worden gewijzigd om Moldavië erin op te nemen.

(15)

Bijlage XXII bevat de lijst van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de doorvoer door de Unie onder specifieke voorwaarden is toegestaan. Om onnodige verstoringen van de handel te voorkomen, moeten die specifieke voorwaarden overeenstemmen met die waarin werd voorzien door de regels van de Unie die voor de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van toepassing waren. Bijlage XXII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moet derhalve worden gewijzigd om bepaalde specifieke voorwaarden voor de doorvoer door de Unie van zendingen van bepaalde vleesproducten vanuit Bosnië en Herzegovina aan te passen.

(16)

De bijlagen V, VI, XIV, XVI, XVII, XVIII en XXII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Aangezien Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 sinds 21 april 2021 van toepassing is, moet deze verordening omwille van de rechtszekerheid met spoed in werking treden.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen V, VI, XIV, XVI, XVII, XVIII en XXII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/626 van de Commissie van 7 mei 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Republiek Noord-Macedonië in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met de ziekte van Newcastle (PB L 146 van 8.5.2020, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1166 van de Commissie van 6 augustus 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 258 van 7.8.2020, blz. 11).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1752 van de Commissie van 23 november 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor Australië in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 394 van 24.11.2020, blz. 5).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2083 van de Commissie van 14 december 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor Japan in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 423 van 15.12.2020, blz. 20).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/460 van de Commissie van 16 maart 2021 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor Oekraïne in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 91 van 17.3.2021, blz. 7).

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/568 van de Commissie van 6 april 2021 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 118 van 7.4.2021, blz. 10).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie van 7 januari 2013 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PB L 47 van 20.2.2013, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie van 2 juli 2010 tot vaststelling van de volks- en diergezondheidsvoorwaarden en de veterinaire certificeringsvoorschriften voor het binnenbrengen in de Europese Unie van rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum, bestemd voor menselijke consumptie (PB L 175 van 10.7.2010, blz. 1).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/645 van de Commissie van 15 april 2021 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 wat betreft de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit het binnenbrengen in de Europese Unie van zendingen rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum is toegestaan (PB L 133 van 20.4.2021, blz. 29).


BIJLAGE

De bijlagen V, VI, XIV, XVI, XVII, XVIII en XXII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de vermelding voor Australië wordt vervangen door:

AU

Australië

AU-0

Eieren die vrij zijn van specifieke pathogenen

SPF

 

 

 

 

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

C, P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

C, P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

C, P1

 

31.7.2020

20.7.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

P1

 

31.7.2020

20.7.2021”

ii)

de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-0

Eieren die vrij zijn van specifieke pathogenen

SPF

 

 

 

 

GB-1

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N

 

 

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N

 

 

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N

 

 

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N

 

 

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N

 

 

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N

 

 

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N

 

 

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N

 

 

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N

 

 

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N

 

 

 

GB-2

 

 

 

 

 

 

GB-2.1

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

GB-2.2

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

GB-2.3

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

GB-2.4

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

GB-2.5

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

 

GB-2.6

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

 

GB-2.7

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

GB-2.8

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

 

GB-2.9

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

 

GB-2.10

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

 

GB-2.11

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

 

GB-2.12

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

 

GB-2.13

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

 

GB-2.14

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

 

GB-2.15

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

 

GB-2.16

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021”

iii)

de vermelding voor de Verenigde Staten wordt vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-0

Eieren die vrij zijn van specifieke pathogenen

SPF

 

 

 

 

US-1

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N

 

 

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N

 

 

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N

 

 

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N

 

 

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N

 

 

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N

 

 

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N

 

 

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N

 

 

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N

 

 

 

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N

 

 

 

US-2

 

 

 

 

 

 

US-2.1

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

US-2.2

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

US-2.3

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020”

b)

in deel 2 wordt de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk vervangen door:

“Verenigd Koninkrijk

GB-1

Geheel het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van gebied GB-2

GB-2

Gebied van het Verenigd Koninkrijk dat overeenkomt met:

GB-2.1

het graafschap North Yorkshire:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.30 en W1.47

GB-2.2

het graafschap North Yorkshire:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.29 en W1.45

GB-2.3

het graafschap Norfolk:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.49 en E0.95

GB-2.4

het graafschap Norfolk:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.72 en E0.15

GB-2.5

het graafschap Derbyshire:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.93 en W1.57

GB-2.6

het graafschap North Yorkshire:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.37 en W2.16

GB-2.7

Orkneyeilanden:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N59.28 en W2.44

GB-2.8

het graafschap Dorset:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N51.06 en W2.27

GB-2.9

het graafschap Norfolk:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.52 en E0.96

GB-2.10

het graafschap Norfolk:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.52 en E0.95

GB-2.11

het graafschap Norfolk:

 

het gebied binnen een straal van 10,4 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.53 en E0.66

GB-2.12

het graafschap Devon:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N50.70 en W3.36

GB-2.13

Omgeving van Amlwch, het eiland Anglesey, Wales:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N53.38 en W4.30

GB-2.14

Omgeving van Redcar, Redcar en Cleveland, Engeland:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.57 en W1.07

GB-2.15

Glenrothes, Fife, Schotland:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N56.23 en W3.02

GB-2.16

het graafschap Staffordshire, het graafschap Derbyshire:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.99 en W1.85”

2)

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

vóór de vermelding betreffende Australië wordt de volgende vermelding ingevoegd:

AR

Argentinië

AR-0

In gevangenschap levende vogels

CAPTIVE-BIRDS

 

 

 

 

Broedeieren van in gevangenschap levende vogels

HE-CAPTIVE-BIRDS”

 

 

 

 

ii)

de volgende vermelding wordt ingevoegd tussen de vermelding voor Nieuw-Zeeland en die voor Tunesië:

PH

Filipijnen

PH-0

-

-

 

 

 

 

PH-1

In gevangenschap levende vogels

CAPTIVE-BIRDS

 

 

 

 

Broedeieren van in gevangenschap levende vogels

HE-CAPTIVE-BIRDS”

 

 

 

 

b)

in deel 2 wordt na de vermelding voor Brazilië de volgende vermelding toegevoegd:

“Filipijnen

PH-1

National Capital Region”

3)

Bijlage XIV wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de vermelding voor Australië wordt vervangen door:

AU

Australië

AU-0

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

 

B

31.7.2020

20.7.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

 

C

31.7.2020

20.7.2021”

ii)

de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-0

-

 

 

 

 

GB-1

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N

 

 

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

N

 

 

 

Vers vlees van vederwild

GBM

 

 

 

 

GB-2

 

 

 

 

 

 

GB-2.1

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

6.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

6.1.2021

GB-2.2

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

8.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

8.1.2021

GB-2.3

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

10.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

10.1.2021

GB-2.4

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

11.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

11.1.2021

GB-2.5

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

17.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

17.1.2021

GB-2.6

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

19.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

19.1.2021

GB-2.7

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

20.1.2021

GB-2.8

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

20.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

20.1.2021

GB-2.9

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

23.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

23.1.2021

GB-2.10

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

28.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

28.1.2021

GB-2.11

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

7.2.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

7.2.2021

GB-2.12

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

1.1.2021

31.1.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

1.1.2021

31.1.2021

GB-2.13

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

27.1.2021

1.5.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

27.1.2021

1.5.2021

GB-2.14

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

8.2.2021

10.5.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

8.2.2021

10.5.2021

GB-2.15

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

12.2.2021

19.5.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

12.2.2021

19.5.2021

GB-2.16

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

29.3.2021

2.7.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

29.3.2021

2.7.2021”

iii)

de vermelding voor Japan wordt vervangen door:

JP

Japan

JP-0

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

5.11.2020”

 

iv)

de vermelding voor de Republiek Noord-Macedonië wordt vervangen door:

MK

Noord-Macedonië

MK-0

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P2

 

22.4.2020”

 

v)

de vermelding voor Oekraïne wordt vervangen door:

UA

Oekraïne

UA-0

-

-

 

 

 

 

UA-1

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

 

 

 

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

 

 

 

 

Vers vlees van vederwild

GBM

 

 

 

 

UA-2

 

 

 

 

 

 

UA-2.1

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

30.11.2016

7.3.2020

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

30.11.2016

7.3.2020

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

30.11.2016

7.3.2020

UA-2.2

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

4.1.2017

7.3.2020

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

4.1.2017

7.3.2020

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

4.1.2017

7.3.2020

UA-2.3

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

4.1.2017

7.3.2020

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

4.1.2017

7.3.2020

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

4.1.2017

7.3.2020

UA-2.4

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

19.1.2020

20.3.2021

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

19.1.2020

20.3.2021

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

19.1.2020

20.3.2021

UA-2.5

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

4.12.2020

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

4.12.2020

 

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

4.12.2020

 

UA-2.6

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

24.12.2020

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

24.12.2020

 

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

24.12.2020

 

UA-2.7

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

27.12.2020

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

27.12.2020

 

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

27.12.2020

 

UA-2.8

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

29.12.2020

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

29.12.2020

 

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

29.12.2020

 

UA-2.9

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

18.1.2021

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

18.1.2021

 

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

18.1.2021

 

UA-2.10

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

P1

 

3.2.2021

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

P1

 

3.2.2021

 

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

3.2.2021”

 

vi)

de gegevens voor de Verenigde Staten worden vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-0

 

 

 

 

US-1

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N

 

 

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

N

 

 

 

Vers vlees van vederwild

GBM

 

 

 

 

US-2

 

 

 

 

 

 

US-2.1

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

4.3.2017

11.8.2017

US-2.2

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

4.3.2017

11.8.2017

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

4.3.2017

11.8.2017

US-2.3

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

8.4.2020

5.8.2020

Vers vlees van vederwild

GBM

P1

 

8.4.2020

5.8.2020”

b)

in deel 2 wordt de vermelding voor Oekraïne vervangen door:

“Oekraïne

UA-1

Het hele land Oekraïne, met uitzondering van gebied UA-2

UA-2

Gebied van Oekraïne dat overeenkomt met:

UA-2.1

de oblast Cherson (regio)

UA-2.2

de oblast Odessa (regio)

UA-2.3

de oblast Tsjernivtsi (regio)

UA-2.4

de oblast Vinnytsia (regio), het rayon Nemyriv (district), de gemeenten:

 

het dorp Berezivka

 

het dorp Bratslav

 

het dorp Budky

 

het dorp Bugakiv

 

het dorp Chervone

 

het dorp Chukiv

 

het dorp Danylky

 

het dorp Dovzhok

 

het dorp Horodnytsia

 

het dorp Hrabovets

 

het dorp Hranitne

 

het dorp Karolina

 

het dorp Korovayna

 

het dorp Korzhiv

 

het dorp Korzhivka

 

het dorp Kryklivtsi

 

het dorp Maryanivka

 

het dorp Melnykivtsi

 

het dorp Monastyrok

 

het dorp Monastyrske

 

de stad Nemyriv

 

het dorp Novi Obyhody

 

het dorp Ostapkivtsi

 

het dorp Ozero

 

het dorp Perepelychcha

 

het dorp Rachky

 

het dorp Salyntsi

 

het dorp Samchyntsi

 

het dorp Sazhky

 

het dorp Selevintsi

 

het dorp Sholudky

 

het dorp Slobidka

 

het dorp Sorokoduby

 

het dorp Sorokotiazhyntsi

 

het dorp Velyka Bushynka

 

het dorp Vovchok

 

het dorp Vyhnanka

 

het dorp Yosypenky

 

het dorp Zarudyntsi

 

het dorp Zelenianka

UA-2.5

de oblast Mykolajiv (regio)

de oblast Cherson (regio), het rayon Chersonskyi (Bilozerskyi) (district), de volgende gemeenten:

 

het dorp Tavriyske

 

het dorp Nova zoria

UA-2.6

de oblast Kiev (regio):

 

het rayon Ivankiv (district),

de volgende gemeenten:

 

het dorp Leonivka

 

het dorp Blidcha

 

het dorp Kolentsi

 

het dorp Zymovyshche

 

het dorp Rudnia-Talska

 

het dorp Sosnivka

het rayon Borodianka (district), de volgende gemeenten:

 

het dorp Koblytsia

 

het dorp Talske

 

het dorp Myrcha

 

het dorp Stara Buda

 

het dorp Velykyi Lis

 

het dorp Krasnyi Rih

 

het kleine dorp Mykhailivskyi

UA-2.7

de oblast Kiev (regio):

 

het rayon Borodianka (district), de volgende gemeenten:

 

de stad Borodianka

 

het dorp Kachaly

 

het dorp Shybene

 

het dorp Nebrat

 

het dorp Nove Zalissia

 

het dorp Berestianka

 

het dorp Zdvyzhivka

 

het dorp Babyntsi

 

het dorp Buda-Babynetska

 

de stad Klavdiyevo-Tarasove

 

het dorp Poroskoten

 

het dorp Pylypovychi

 

het dorp Nova Hreblia

 

het dorp Vablia

 

het dorp Druzhnia

 

het dorp Halynka

 

het dorp Zahaltsi

 

het dorp Mykhailivskyi (Mykhailenkiv)

 

het landgoed “Blyzhni sady”

het rayon Buchanskyi (district), de volgende gemeenten:

 

de stad Nemishayeve

 

het dorp Mykulychi

 

het dorp Dibrova

 

het dorp Kozyntsi

 

het dorp Chervona Hilka

 

het dorp Plakhtianka

 

het dorp Myrotske

 

een deel van de stad Vorzel, begrensd door de straten Bilostotskykh en Pushkina

UA-2.8

de oblast Cherson (regio):

 

het rayon Kakhovskyi (district), de volgende gemeenten:

 

het dorp Zaozerne

 

het dorp Skvortsivka

 

het dorp Maryanivka

 

het dorp Slynenko

 

het dorp Olhivka

 

het rayon Novotroyitskyi (district), de volgende gemeenten:

 

het dorp Volodymyro-Ilyinka

 

het dorp Sofiivka

 

het dorp Katerynivka

UA-2.9

de oblast Kiev (regio), stad Kiev:

 

het gebied binnen een straal van 10 km rond het dorp Hostomel in het rayon Buchanskyi, dat zich met de wijzers van de klok mee uitstrekt:

a)

noord, noordwest, west, zuidwest:

 

de oblast Kiev (regio), het rayon Buchanskyi (district), de volgende gemeenten: het dorp Moshchun, de stad Hostomel, de stad Kotsiubynske, de stad Irpin, de stad Bucha, het dorp Horenka;

b)

noordoost, oost, zuidoost, zuid:

 

de grens van de oblast Kiev (regio) met de rayons Obolonskyi, Podilskyi, Shevchenkivskyi (districten) van de stad Kiev, vanaf het kruispunt van de straten Polyarna, Avtozavodska en Semena Skliarenko tot het kruispunt van de straten Oleny Telihy en Oleksandra Dovzhenko met Peremohy

UA-2.10

de oblast Donetsk (regio):

 

het district Volnovaskyi (ex Velykonovosilkivskyi), de volgende gemeenten:

 

het dorp Vesele

 

het dorp Fedorivka

 

het dorp Skudne

 

het dorp Dniproenerhiia

 

de stad Velyka Novosilka

 

het dorp Rozdolne

 

het dorp Novyi Komar

 

het dorp Perebudova

 

het dorp Novoocheretuvate

 

het dorp Myrne

 

het dorp Ordadne

 

het dorp Komar

 

het dorp Vremivka

 

het dorp Voskresenka

 

het dorp Vilne Pole

 

het dorp Shevchenko

 

het dorp Burlatske

 

het dorp Pryvilne

 

de oblast Dnipropetrovsk (regio):

 

het district Prokrovskyi, de volgende gemeenten:

 

het dorp Maliivka”

4)

Deel 1 van bijlage XVI wordt als volgt gewijzigd:

a)

vóór de vermelding betreffende Argentinië wordt de volgende vermelding ingevoegd:

AL

Albanië

AL-0

Hoefdieren en pluimvee

CAS”

 

 

b)

de volgende vermelding wordt ingevoegd tussen de vermelding voor Colombia en die voor India:

EG

Egypte

EG-0

Hoefdieren en pluimvee

CAS”

 

 

c)

de volgende vermelding wordt ingevoegd tussen de vermelding voor India en die voor Japan:

IR

Iran

IR-0

Hoefdieren en pluimvee

CAS”

 

 

d)

de volgende vermelding wordt ingevoegd tussen de vermelding voor Japan en die voor Marokko:

LB

Libanon

LB-0

Hoefdieren en pluimvee

CAS”

 

 

e)

de volgende vermelding wordt ingevoegd tussen de vermelding voor Nieuw-Zeeland en die voor Paraguay:

PK

Pakistan

PK-0

Hoefdieren en pluimvee

CAS”

 

 

5)

In deel 1 van bijlage XVII wordt de volgende vermelding ingevoegd tussen de vermelding voor Australië en die voor Canada:

BA

Bosnië en Herzegovina

BA-0

Hoefdieren

MILK-RM, MILK-RMP/NT, COLOSTRUM, COLOSTRUM-BP, DAIRY-PRODUCTS-PT”

 

 

 

 

6)

In deel 1 van bijlage XVIII wordt de volgende vermelding ingevoegd tussen de vermelding voor Marokko en die voor Madagaskar:

MD

Moldavië

MD-0

Hoefdieren

DAIRY-PRODUCTS-ST”

 

7)

Bijlage XXII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel 1 wordt de vermelding voor Bosnië en Herzegovina vervangen door:

BA

Bosnië en Herzegovina

 

Vers vlees van runderen

 

BOV

Van Bosnië en Herzegovina naar Turkije via Bulgarije

 

 

BA-0

Vers vlees van hoefdieren

 

BOV, OV/CAP, POR

Van Bosnië en Herzegovina naar andere derde landen via Kroatië

 

 

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

Vers vlees van loopvogels

Vers vlees van vederwild

Eieren

Eiproducten

Eieren die vrij zijn van specifieke pathogenen

 

POU, RAT, GBM, E, EP, SPF

Van Bosnië en Herzegovina naar andere derde landen via Kroatië

 

 

Vleesproducten

 

MPST

Van Bosnië en Herzegovina naar andere derde landen via Kroatië

 

 

Vleesproducten van runderen en gekweekt wild (met uitzondering van varkens)

 

MPST

Van Bosnië en Herzegovina door de Unie

 

 

Melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum

 

MILK-RM, MILK-RMP/NT, COLOSTRUM, COLOSTRUM-BP, DAIRY-PRODUCTS-PT

Van Bosnië en Herzegovina naar andere derde landen via Kroatië”

 

 

b)

in deel 3 worden de vermeldingen voor de specifieke voorwaarden “Van Bosnië en Herzegovina naar Turkije via Bulgarije” en “Van Bosnië en Herzegovina naar andere derde landen via Kroatië” vervangen door:

 

Van Bosnië en Herzegovina naar Turkije via Bulgarije

 

De goedkeuring geldt alleen voor zendingen van de in kolom 3 van de tabel in deel 1 bedoelde goederen die afkomstig zijn uit Bosnië en Herzegovina en via Bulgarije door de Unie worden doorgevoerd naar Turkije.

 

Van Bosnië en Herzegovina naar andere derde landen via Kroatië

 

De goedkeuring geldt alleen voor zendingen van de in kolom 3 van de tabel in deel 1 bedoelde goederen die afkomstig zijn uit Bosnië en Herzegovina en via Kroatië naar andere derde landen of gebieden worden gevoerd.

 

Van Bosnië en Herzegovina door de Unie

 

De goedkeuring geldt alleen voor zendingen van de in kolom 3 van de tabel in deel 1 bedoelde goederen die afkomstig zijn uit Bosnië en Herzegovina en via de Unie naar andere derde landen of gebieden worden gevoerd.”


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/89


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1179 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 wat betreft de geaggregeerde tabellen en microgegevensbestanden voor de indiening van de gegevens

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 betreffende Europese statistieken over toerisme en tot intrekking van Richtlijn 95/57/EG van de Raad (1), en met name artikel 9, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 van de Commissie (2) bevat de uitwisselingsnorm voor geaggregeerde tabellen en microgegevensbestanden.

(2)

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1681 van de Commissie (3), waarin de technische wijzigingen worden vastgesteld in het indieningsformaat van de aan de Commissie te verstrekken jaarlijkse gegevens, moeten de bijlagen II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 worden aangepast wat de geaggregeerde tabellen en microgegevensbestanden voor de indiening van gegevens betreft.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 7 van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) ingestelde Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

Onder “Header” worden de achter het derde streepje vermelde gegevensreeksen als volgt gewijzigd:

1)

“int_cap_annual” wordt vervangen door “TOUR_CAP_A”;

2)

“int_occ_annual” wordt vervangen door “TOUR_OCC_A”;

3)

“int_occ_mnight” wordt vervangen door “TOUR_NIGHTS_M”;

4)

“int_occ_marrno” wordt vervangen door “TOUR_ARRNOCC_M”;

5)

“int_non_rented” wordt vervangen door “TOUR_NONRENT_A”;

6)

“nat_dem_partic” wordt vervangen door “TOUR_PARTIC_A”;

7)

“nat_dem_sdvout” wordt vervangen door “TOUR_SDVOUT_Q”;

8)

“nat_dem_sdvdom” wordt vervangen door “TOUR_SDVDOM_Q”.

2)

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 192 van 22.7.2011, blz. 17.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 van de Commissie van 20 oktober 2011 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese statistieken over toerisme, wat de opzet van de kwaliteitsverslagen en de indiening van de resultaten betreft (PB L 276 van 21.10.2011, blz. 13).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1681 van de Commissie van 1 augustus 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese statistieken over toerisme, wat de indieningstermijnen en de aanpassing van de bijlagen I en II betreft (PB L 258 van 9.10.2019, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).


BIJLAGE

“BIJLAGE III

Microgegevensbestanden voor de indiening van de in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 692/2011 vermelde gegevens

Bestandsstructuur en codering: praktische regelingen

Elke waargenomen reis is een afzonderlijke record in het ingediende microgegevensbestand. De gegevens in dit bestand moeten volledig worden gecontroleerd, bewerkt en waar nodig geïmputeerd; de structuur en codes voor het bestand worden in onderstaande tabel beschreven. De Commissie (Eurostat) zal aanvullende richtsnoeren over het indieningsformaat verstrekken.

Gegevens die niet volgens de in deze bijlage gespecificeerde uitwisselingsnorm worden verstrekt, worden geacht niet te zijn ingediend.

Header

De header is bedoeld ter identificatie van de ingediende gegevensreeksen en bestaat uit vier velden:

het veld referentieperiode bestaat uit zeven tekens waarvan de eerste vier het referentiejaar en de laatste drie de referentieperiode binnen dat jaar (A00) aangeven;

het veld landencode bestaande uit twee tekens, te weten de tweelettercode voor de lidstaat die de gegevens indient. Bijvoorbeeld: BE (België), BG (Bulgarije) enz.;

het veld onderwerp bevat een van onderstaande identificatoren van de gegevensreeks: nat_dem_microgegevens;

het veld valuta geeft de valuta aan waarin de uitgaven worden gerapporteerd (EUR of NAC). De lidstaten van de eurozone verstrekken de gegevens in euro (code EUR), en de niet-eurolanden mogen de gegevens rapporteren in euro of in hun nationale valuta (code NAC). Binnen één bestand moeten alle uitgaven echter in dezelfde valuta worden gerapporteerd.

Gegevens

Kolom

Identificator

Beschrijving

Betreft/opmerkingen

ID

000001-999999

Volgnummer van de reis

 

 

 

KENMERKEN VAN DE REIS

 

Veld 1

 

Maand van vertrek

 

 

01-24

Maand in cijfers (januari van het referentiejaar = 01, december van het referentiejaar = 12; januari van het vorige kalenderjaar = 13, december van het vorige kalenderjaar = 24)

 

Veld 2

 

Duur van de reis in aantal overnachtingen

 

 

001-366

Aantal overnachtingen (maximaal 3 cijfers)

 

Veld 3

 

Duur van de reis: aantal overnachtingen op binnenlands grondgebied

Alleen voor uitgaande reizen

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

000-183

Aantal overnachtingen (maximaal 3 cijfers)

 

Veld 4

 

Belangrijkste land van bestemming

 

 

 

Codering volgens de landenlijst in de methodologische handleiding die overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 692/2011 is opgesteld.

 

Veld 5

 

Hoofddoel van de reis

 

 

1

Persoonlijke redenen: vrijetijdsbesteding, recreatie en vakantie

 

 

2

Persoonlijke redenen: bezoek aan vrienden en familieleden

 

 

3

Persoonlijke redenen: andere (gezondheidsbehandeling, bedevaart enz.)

 

 

4

Beroepsmatige reis/zakenreis

 

 

 

Type bestemming

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

Veld 6

1

Stad = ja

 

 

2

Stad = neen

 

 

9

Stad = niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 7

1

Kust = ja

 

 

2

Kust = neen

 

 

9

Kust = niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 8

1

Platteland (ook aan een meer, rivier enz.) = ja

 

 

2

Platteland (ook aan een meer, rivier enz.) = neen

 

 

9

Platteland (ook aan een meer, rivier enz.) = niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 9

1

Cruiseschip = ja

 

 

2

Cruiseschip = neen

 

 

9

Cruiseschip = niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 10

1

Bergen (hooggebergte, heuvellandschap enz.) = ja

 

 

2

Bergen (hooggebergte, heuvellandschap enz.) = neen

 

 

9

Bergen (hooggebergte, heuvellandschap enz.) = niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 11

1

Ander = ja

 

 

2

Ander = neen

 

 

9

Ander = niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 12

 

Met kinderen

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

 

9

Niet van toepassing (veld 5 = 4)

 

Veld 13

 

Belangrijkste vervoermiddel

 

 

1

Vliegtuig (lijn- of chartervlucht, andere luchtvaartdienst)

 

 

2

Schip (lijn- of veerdienst, cruise, plezierboot, huurboot enz.)

 

 

3

Trein

 

 

4

Bus, touringcar (lijndienst of niet-lijndienst)

 

 

5

Bus of touringcar in lijndienst

Facultatieve onderverdeling

 

6

Bus of touringcar niet in lijndienst

Facultatieve onderverdeling

 

7

Eigen motorvoertuig (in eigendom of geleased, met inbegrip van auto van vrienden/familie)

 

 

8

Gehuurd motorvoertuig (met inbegrip van carpooling of autodeelsysteem)

 

 

9

Ander (bv. fiets)

 

Veld 14

 

Belangrijkste accommodatie

 

 

1

Gehuurde accommodatie: hotels of soortgelijke logiesverstrekkende bedrijven

 

 

2

Gehuurde accommodatie: kampeer- en caravanterreinen (niet voor permanente bewoning)

 

 

3

Gehuurde accommodatie: bijvoorbeeld een huis, villa of appartement; gehuurde kamer(s) in een woning

 

 

4

Gehuurde accommodatie: andere gehuurde accommodatie (zoals jeugdherbergen, ligplaatsen in jachthavens, gezondheidsinstellingen)

 

 

5

Niet-gehuurde accommodatie: eigen vakantiewoning

 

 

6

Niet-gehuurde accommodatie: accommodatie die kosteloos door familie of vrienden beschikbaar wordt gesteld

 

 

7

Niet-gehuurde accommodatie: andere niet-gehuurde accommodatie

 

Veld 15

 

Boeking van de reis: boeking via internet van de belangrijkste accommodatie

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

Veld 16

 

Boeking van de reis: boekingskanaal voor de belangrijkste accommodatie

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Rechtstreeks bij de accommodatieaanbieder

 

 

2

Via een reisbureau, touroperator, portaal, agentschap voor kortlopende verhuur van onroerend goed of vakantieverhuuragentschap, met een aanbod van meerdere accommodatieaanbieders

 

 

3

Geen boeking noodzakelijk

 

Veld 17

 

Boeking van de belangrijkste accommodatie via een website of een app zoals Airbnb, Booking.com, Expedia, Home Away

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

 

9

Niet van toepassing (veld 14 ≠ 3 of veld 15 ≠ 1 of veld 16 ≠ 2)

 

Veld 18

 

Boeking van de reis: boeking via internet van het belangrijkste vervoermiddel

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

Veld 19

 

Boeking van de reis: boekingskanaal voor het belangrijkste vervoermiddel

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Rechtstreeks bij de vervoersaanbieder

 

 

2

Via een reisbureau, touroperator, portaalsite

 

 

3

Geen boeking noodzakelijk

 

Veld 20

 

Boeking van het belangrijkste vervoermiddel via een website of een app zoals BlaBlaCar

Facultatieve driejaarlijkse variabele, indien niet verstrekt: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

 

9

Niet van toepassing (veld 18 ≠ 1 of veld 19 ≠ 2)

 

Veld 21

 

Boeking van de reis: pakketreis

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

Veld 22

 

Boeking van de reis: boeking van het pakket via internet

Driejaarlijkse variabele, in de facultatieve jaren: code = blanco

 

1

Ja

 

 

2

Neen

 

Veld 23

 

Uitgaven in verband met de reis van de individuele toerist aan pakketreizen

 

 

00000000-99999998

Bedrag in euro (of in nationale valuta voor lidstaten buiten de eurozone) (maximaal 8 cijfers)

 

Veld 24

 

Uitgaven in verband met de reis van de individuele toerist aan vervoer

 

 

00000000-99999998

Bedrag in euro (of in nationale valuta voor lidstaten buiten de eurozone) (maximaal 8 cijfers)

 

Veld 25

 

Uitgaven in verband met de reis van de individuele toerist aan accommodatie

 

 

00000000-99999998

Bedrag in euro (of in nationale valuta voor lidstaten buiten de eurozone) (maximaal 8 cijfers)

 

Veld 26

 

Uitgaven in verband met de reis van de individuele toerist aan eten en drinken in cafés en restaurants

Facultatieve variabele, indien niet verstrekt: code = blanco

 

00000000-99999998

Bedrag in euro (of in nationale valuta voor lidstaten buiten de eurozone) (maximaal 8 cijfers)

 

Veld 27

 

Andere uitgaven in verband met de reis van de individuele toerist (totaal andere uitgaven, inclusief duurzame goederen en waardevolle goederen)

 

 

00000000-99999998

Bedrag in euro (of in nationale valuta voor lidstaten buiten de eurozone) (maximaal 8 cijfers)

 

Veld 28

 

Duurzame goederen en waardevolle goederen (subcategorie van Andere uitgaven per persoon tijdens de reis)

 

 

00000000-99999998

Bedrag in euro (of in nationale valuta voor lidstaten buiten de eurozone) (maximaal 8 cijfers)

 

 

 

PROFIEL VAN DE TOERIST

 

Veld 29

 

Geslacht

 

 

1

Man

 

 

2

Vrouw

 

Veld 30

 

Leeftijd

 

 

000-198

Aantal volle jaren (3 cijfers)

 

Veld 31

 

Land van ingezetenschap

 

 

 

Tweelettercode voor het land (België = BE, Bulgarije = BG enz.)

 

Veld 32

 

Opleidingsniveau

Facultatieve variabele, indien niet verstrekt: code = blanco

 

1

Lager secundair of minder (ISCED 2011 niveaus 0, 1 en 2)

 

 

2

Hoger secundair en postsecundair (niet-tertiair) (ISCED 2011 niveaus 3 en 4)

 

 

3

Tertiair (ISCED 2011 niveaus 5 t/m 8)

 

Veld 33

 

Werkstatus

Facultatieve variabele, indien niet verstrekt: code = blanco

 

1

Werkzaam (werknemer of zelfstandige)

 

 

2

Werkloos

 

 

3

Student (of scholier)

 

 

4

Andere, geen deel uitmakend van de beroepsbevolking

 

Veld 34

 

Inkomen van het huishouden in kwartielen

Facultatieve variabele, indien niet verstrekt: code = blanco

 

1

1e kwartiel

 

 

2

2e kwartiel

 

 

3

3e kwartiel

 

 

4

4e kwartiel

 

 

 

Ophogingsfactor

 

 

 

Ophogingsfactor van steekproef naar populatie

 

Veld 35

000000-999999

Veld 35 bevat hele getallen

 

Veld 36

000-999

Veld 36 bevat decimalen

 


BESLUITEN

19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/97


BESLUIT (EU) 2021/1180 VAN DE RAAD

van 13 juli 2021

betreffende het namens de Europese Unie in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten in te nemen standpunt over de vaststelling van een besluit tot wijziging van de bepalingen inzake commerciële referentierentetarieven in die regeling

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De richtsnoeren van de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (de “regeling”), die in het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling is opgesteld, zijn in de Unie van toepassing krachtens Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1).

(2)

Op grond van artikel 63 van de regeling moeten de deelnemers aan de regeling op gezette tijden het systeem voor de vaststelling van de commerciële referentierentetarieven (Commercial Interest Reference Rates — CIRR’s) evalueren om ervoor te zorgen dat de medegedeelde tarieven de marktvoorwaarden weerspiegelen en aan de doelstellingen beantwoorden waarvoor ze zijn vastgesteld. Die evaluaties moeten ook de marge omvatten die moet worden toegevoegd wanneer die rentetarieven worden toegepast.

(3)

De deelnemers moeten via een schriftelijke procedure een besluit nemen over een beoogd besluit tot wijziging van de in de bijlage XVI bij de regeling opgenomen bepalingen inzake CIRR’s.

(4)

Het beoogde besluit tot wijziging van de bepalingen inzake CIRR’s moet zorgen voor meer beleidscoherentie en harmonisatie van de kredietverleningspraktijken, waardoor het gelijke speelveld voor de deelnemers wordt verbeterd. Voorts moet dat besluit de vaste rentetarieven die worden aangeboden bij door de overheid gesteunde exportkrediettransacties dichter bij de marktrente brengen en ervoor zorgen dat die vaste rentetarieven beter worden aangepast aan de voorwaarden die op de particuliere financiële markt worden geboden. Een overgangsperiode van twee jaar moet de exportkredietinstellingen de tijd geven om de nieuwe richtsnoeren vast te stellen en mee te delen.

(5)

Aangezien het beoogde besluit tot wijziging van de bepalingen inzake CIRR’s krachtens artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1233/2011 bindend zal zijn voor de Unie en een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen over het door de deelnemers in de schriftelijke procedure vast te stellen besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten over de vaststelling van een besluit tot wijziging van de bepalingen inzake commerciële referentierentetarieven, wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van de deerlnemers aan de regeling (2).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)  Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 45).

(2)  Zie document ST 10046/21 op http://register.consilium.europa.eu


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/99


BESLUIT (EU) 2021/1181 VAN DE RAAD

van 13 juli 2021

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden vastgesteld in het Handelscomité dat is ingesteld bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam (de “overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/753 van de Raad (1) en is op 1 augustus 2020 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 17.1, lid 4, punt f), van de overeenkomst kan het Handelscomité dat bij de overeenkomst is opgericht (het “Handelscomité”) zijn eigen reglement van orde vaststellen.

(3)

Het Handelscomité moet tijdens zijn eerste vergadering zijn eigen reglement van orde vaststellen, zoals bepaald in de overeenkomst.

(4)

Het is derhalve wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden vastgesteld in het Handelscomité met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de overeenkomst.

(5)

Het standpunt van de Unie in het Handelscomité moet worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Handelscomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden vastgesteld tijdens de eerste vergadering van het Handelscomité dat is ingesteld bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Handelscomité, wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Handelscomité (2).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum warop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)  Besluit (EU) 2020/753 van de Raad van 30 maart 2020 betreffende de sluiting van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam (PB L 186 van 12.6.2020, blz. 1).

(2)  Zie document ST 10040/21 op http://register.consilium.europa.eu


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/100


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1182 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

inzake de geharmoniseerde normen voor medische hulpmiddelen die zijn opgesteld ter ondersteuning van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad (2) worden hulpmiddelen die in overeenstemming zijn met de desbetreffende geharmoniseerde normen of de desbetreffende delen van die normen, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten van deze verordening die door die normen of delen ervan worden bestreken.

(2)

Bij Verordening (EU) 2017/745 zijn de Richtlijnen 90/385/EEG (3) en 93/42/EEG (4) van de Raad met ingang van 26 mei 2021 ingetrokken.

(3)

Bij Uitvoeringsbesluit C(2021) 2406 van de Commissie (5) heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht om bestaande geharmoniseerde normen voor medische hulpmiddelen ter ondersteuning van de Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG te herzien en om nieuwe geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Verordening (EU) 2017/745 op te stellen.

(4)

Op basis van het verzoek in Uitvoeringsbesluit C(2021) 2406 heeft het CEN de bestaande geharmoniseerde normen EN ISO 11135:2014, EN ISO 11137-1:2015, EN ISO 11737-2:2009 en EN ISO 25424:2011 herzien om de norm in overeenstemming te brengen met de recentste technische en wetenschappelijke vooruitgang en deze aan te passen aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2017/745. Dit heeft geleid tot de vaststelling van de nieuwe geharmoniseerde normen EN ISO 11737-2:2020 en EN ISO 25424:2019, en van wijziging EN ISO 11135:2014/A1:2019 van EN ISO 11135:2014 en wijziging EN ISO 11137-1:2015/A2:2019 van EN ISO 11137-1:2015.

(5)

Op basis van het verzoek in Uitvoeringsbesluit C(2021) 2406 heeft het CEN de nieuwe geharmoniseerde norm EN ISO 10993-23:2021 opgesteld.

(6)

Samen met het CEN is de Commissie nagegaan of de door het CEN herziene en opgestelde normen voldoen aan het in Uitvoeringsbesluit C(2021) 2406 omschreven verzoek.

(7)

De geharmoniseerde normen EN ISO 10993-23:2021, EN ISO 11737-2:2020 en EN ISO 25424:2019 en wijziging EN ISO 11135: 2014/A1:2019 van EN ISO 11135:2014 en wijziging EN ISO 11137-1:2015/A2: 2019 van EN ISO 11137-1:2015 voldoen aan de eisen die zij beogen te bestrijken en die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2017/745. Daarom moeten de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

(8)

Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt vanaf de datum van bekendmaking van de verwijzing naar deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentienummers van de in de bijlage bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor medische hulpmiddelen die zijn opgesteld ter ondersteuning van Verordening (EU) 2017/745, worden hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1).

(3)  Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17).

(4)  Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1).

(5)  Commission Implementing Decision C(2021) 2406 of 14.4.2021 on a standardisation request to the European Committee for Standardization and the European Committee for Electrotechnical Standardization as regards medical devices in support of Regulation (EU) 2017/745 of the European Parliament and of the Council and in vitro diagnostic medical devices in support of Regulation (EU) 2017/746 of the European Parliament and of the Council (alleen in het Engels, Frans en Duits beschikbaar).


BIJLAGE

Nr

Referentie van de norm

1.

EN ISO 10993-23:2021

Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen — Deel 23: Testen voor irritatie (ISO 10993-23:2021)

2.

EN ISO 11135:2014

Sterilisatie van producten in de gezondheidszorg — Ethyleenoxide — Eisen voor de ontwikkeling, validatie en besturingscontrole van een sterilisatieproces voor medische hulpmiddelen (ISO 11135:2014)

EN ISO 11135:2014/A1:2019

3.

EN ISO 11137-1:2015

Sterilisatie van producten in de gezondheidszorg — Radiatie — Deel 1: Eisen voor de ontwikkeling, validatie en routinecontrole van een sterilisatieproces voor medische hulpmiddelen (ISO 11137-1:2006, met inbegrip van Amd 1:2013)

EN ISO 11137-1:2015/A2:2019

4.

EN ISO 11737-2:2020

Sterilisatie van medische apparatuur — Microbiologische methoden — Deel 2: Steriliteitsproeven uitgevoerd bij de definitie, validatie en onderhoud van een steriliteitsproces (ISO 11737-2:2019)

5.

EN ISO 25424:2019

Sterilisatie van medische hulpmiddelen — Lage temperatuurstoom en formaldehyde — Eisen voor ontwikkeling, validatie en routinecontrole van een sterilisatieproces voor medische hulpmiddelen (ISO 25424:2018)


19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/103


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1183 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/450 wat betreft de bekendmaking van referentienummers van Europese beoordelingsdocumenten voor bepaalde bouwproducten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (1), en met name artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 moeten technische beoordelingsinstanties bij de beoordeling van de prestaties van bouwproducten die vallen onder de Europese beoordelingsdocumenten waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, de methoden en criteria van die beoordelingsdocumenten gebruiken.

(2)

Overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 305/2011 heeft de organisatie van technische beoordelingsinstanties 16 Europese beoordelingsdocumenten en één correctie (2) opgesteld en aangenomen op grond van verschillende verzoeken van fabrikanten om Europese technische beoordelingen.

(3)

De door de technische beoordelingsinstanties opgestelde en aangenomen Europese beoordelingsdocumenten hebben betrekking op de volgende bouwproducten:

sets voor enkele en dubbele brand- en/of rookwerende deuren met speciale staalframeprofielen;

glasvezelgaas voor het versterken van pleisterwerk van cement of op cementbasis;

minerale wol plafondtegels met een coating;

samengestelde systemen voor externe thermische isolatie (ETICS) met pleisterwerk op een isolatie van polystyreencement;

gelijmd gelamineerd hout van massief hardhout;

L- of Z-vormige metalen platen voor het verhogen van de ponsweerstand van vlakke platen of funderingen en bodemplaten;

koppelingen voor mechanische betonstaalverbindingen;

geprefabriceerde waterzuiveringsinstallaties voor 51 tot 500 PT;

droge-estrichsystemen voor thermische en akoestische isolatie met geprefabriceerde dekvloerelementen;

set voor dragende buiten- en binnenmuren;

mengsel voor het waterdicht maken van beton;

kunststof pluggen voor meervoudig gebruik in niet-dragende systemen in beton en metselwerk;

puntbevestiging voor glazen bekledingen;

bouwset met constructiepanelen;

modulaire geprefabriceerde constructie voor begraafplaatsen;

drainagesysteem voor ondergrondse steengrotten;

pennen voor constructieve verbindingen onder statische en quasi-statische belasting.

(4)

De Europese beoordelingsdocumenten die door de organisatie van technische beoordelingsinstanties zijn opgesteld en aangenomen, voldoen aan de fundamentele eisen voor bouwwerken in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 305/2011. Daarom is het passend de referentienummers van die Europese beoordelingsdocumenten bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

De lijst van referentienummers van Europese beoordelingsdocumenten is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/450 van de Commissie (3) bekendgemaakt. Duidelijkheidshalve moeten de referentienummers van nieuwe Europese beoordelingsdocumenten aan die lijst worden toegevoegd.

(6)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/450 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Om de Europese beoordelingsdocumenten zo snel mogelijk voor gebruik beschikbaar te stellen, moet dit besluit op de dag van de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/450 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.

(2)  Het Europees beoordelingsdocument met betrekking tot “pennen voor constructieve verbindingen onder statische en quasi-statische belasting” is een correctie van het Europees beoordelingsdocument dat in PB L 359 van 29.10.2020 is gepubliceerd.

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/450 van de Commissie van 19 maart 2019 inzake de bekendmaking van de Europese beoordelingsdocumenten (EBD’s) voor bouwproducten die zijn opgesteld ter ondersteuning van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 20.3.2019, blz. 78).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/450 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In de bijlage worden de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de referentienummers:

“020062-00-1102

Sets voor enkele en dubbele brand- en/of rookwerende deuren met speciale staalframeprofielen”

“040016-01-0404

Glasvezelgaas voor het versterken van pleisterwerk van cement of op cementbasis

(vervangt EAD 040016-00-0404)”

“040036-00-0501

Minerale wol plafondtegels met een coating”

“040759-00-0404

Samengestelde systemen voor externe thermische isolatie (ETICS) met pleisterwerk op een isolatie van polystyreencement”

“130320-00-0304

Gelijmd gelamineerd hout van massief hardhout”

“160057-00-0301

L- of Z-vormige metalen platen voor het verhogen van de ponsweerstand van vlakke platen of funderingen en bodemplaten”

“160129-00-0301

Koppelingen voor mechanische betonstaalverbindingen”

“180025-00-0704

Geprefabriceerde waterzuiveringsinstallaties voor 51 tot 500 PT”

“190013-00-0502

Droge-estrichsystemen voor thermische en akoestische isolatie met geprefabriceerde dekvloerelementen”

“200207-00-0302

Set voor dragende buiten- en binnenmuren”

“260026-00-0301

Mengsel voor het waterdicht maken van beton”

“330284-00-0604

Kunststof pluggen voor meervoudig gebruik in niet-dragende systemen in beton en metselwerk

(vervangt technische specificatie ETAG 020)”

“332229-00-0602

Puntbevestiging voor glazen bekledingen”

“340179-00-0203

Bouwset met constructiepanelen”

“340383-00-0203

Modulaire geprefabriceerde constructie voor begraafplaatsen”

“360027-00-0101

Drainagesysteem voor ondergrondse steengrotten”

b)

De volgende rij:

“050019-00-0601

Pennen voor constructieve verbindingen onder statische en quasi-statische belasting

(vervangt technische specificatie ETAG 030)”

wordt vervangen door:

“050019-00-0301

Pennen voor constructieve verbindingen onder statische en quasi-statische belasting

(vervangt technische specificatie ETAG 030)”


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/106


BESLUIT Nr. 41/2021 VAN DE REKENKAMER

betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI)

DE EUROPESE REKENKAMER,

Gelet op artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gelet op artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op artikel 257 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie,

Gelet op artikel 1, lid 6, van de uitvoeringsvoorschriften bij het reglement van orde van de Rekenkamer (Besluit nr. 21/2021 van de Rekenkamer),

Gelet op de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie van de andere instellingen, organen en instanties van de EU,

Gelet op het informatiebeveiligingsbeleid (DEC 127/15 FINAL) en het informatierubriceringsbeleid (Personeelsmededeling nr. 123/2020) van de Rekenkamer,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 287, lid 3, VWEU heeft de Rekenkamer recht op toegang tot alle relevante documenten en informatie die zij nodig acht voor de uitvoering van haar mandaat, met inbegrip van gerubriceerde EU-informatie (EUCI), dat moet worden vervuld met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen en het beginsel van bevoegdheidstoedeling; dat recht op toegang tot EUCI, verankerd in het VWEU, kan niet ter discussie worden gesteld door de bron van EUCI, terwijl de Rekenkamer kan worden verzocht bepaalde veiligheidsmaatregelen in te voeren en na te leven, zoals hieronder nader wordt beschreven.

(2)

De leden van de Rekenkamer en haar ambtenaren en ander personeel zijn zelfs na beëindiging van de dienst gebonden aan een geheimhoudingsplicht uit hoofde van artikel 339 VWEU, artikel 17 van het Statuut en de op grond daarvan vastgestelde handelingen.

(3)

Gezien de gevoelige aard ervan vereist de behandeling van EUCI dat de naleving van de geheimhoudingsplicht wordt gewaarborgd door middel van passende veiligheidsmaatregelen die een hoog beschermingsniveau voor die informatie kunnen waarborgen en die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgelegd in de voorschriften inzake de bescherming van EUCI die zijn vastgesteld door de andere instellingen, organen en instanties van de EU, met dien verstande dat, indien de Rekenkamer van oordeel is dat dergelijke veiligheidsmaatregelen niet gerechtvaardigd zijn in het licht van de aard en het soort EUCI, de Rekenkamer zich het recht voorbehoudt opmerkingen te maken die zij passend acht, met inachtneming van de rubriceringsgraad van EUCI.

(4)

De veiligheidsmaatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de aan de Rekenkamer verstrekte informatie moeten zijn afgestemd op de aard en het soort informatie in kwestie.

(5)

De toegang tot gerubriceerde informatie aan de Rekenkamer moet worden verleend volgens het beginsel van noodzaak tot kennisname met het oog op de uitvoering van de taken die haar zijn toevertrouwd bij de Verdragen en bij op grond van de Verdragen vastgestelde rechtshandelingen.

(6)

Gezien de aard en de gevoelige inhoud van bepaalde informatie is het passend om een speciale procedure vast te stellen voor de behandeling van documenten met EUCI door de Rekenkamer.

(7)

De instelling moet ervoor zorgen dat dit besluit wordt uitgevoerd overeenkomstig alle toepasselijke voorschriften, met name de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, de fysieke veiligheid van personen, gebouwen en IT, en de toegang van het publiek tot documenten,

BESLUIT:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In dit besluit worden de basisbeginselen en minimumveiligheidsnormen vastgesteld voor de bescherming van gerubriceerde informatie die de Rekenkamer behandelt bij de uitoefening van haar mandaat.

2.   Voor de toepassing van dit besluit wordt onder gerubriceerde informatie een of alle van de onderstaande soorten informatie verstaan:

a)

“gerubriceerde EU-informatie” (EUCI) zoals gedefinieerd in de veiligheidsvoorschriften van andere instellingen, organen of instanties van de EU, die voorzien is van een van de onderstaande rubriceringsmarkeringen:

TRÈS SECRET UE/EU TOP SECRET: informatie en materiaal waarvan de ongeoorloofde openbaarmaking de wezenlijke belangen van de Europese Unie of van een of meer van haar lidstaten uitzonderlijk ernstig kan schaden;

SECRET UE/EU SECRET: informatie en materiaal waarvan de ongeoorloofde openbaarmaking de wezenlijke belangen van de Europese Unie of van een of meer van haar lidstaten ernstig kan schaden;

CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL: informatie en materiaal waarvan de ongeoorloofde openbaarmaking de wezenlijke belangen van de Europese Unie of van een of meer van haar lidstaten kan schaden;

RESTREINT UE/EU RESTRICTED: informatie en materiaal waarvan de ongeoorloofde openbaarmaking nadelig kan zijn voor de belangen van de Europese Unie of van een of meer van haar lidstaten.

b)

gerubriceerde informatie die door lidstaten is verstrekt en een nationale rubriceringsmarkering heeft welke gelijkwaardig is aan een van de in punt a) genoemde rubriceringsmarkeringen voor EUCI (1);

c)

gerubriceerde informatie die door derde landen of internationale organisaties aan de Europese Rekenkamer is verstrekt en een rubriceringsmarkering heeft welke gelijkwaardig is aan een van de in punt a) genoemde rubriceringsmarkeringen voor EUCI, overeenkomstig de betrokken informatiebeveiligingsovereenkomsten of bestuurlijke regelingen.

3.   De Rekenkamer behandelt informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED op haar locaties en neemt daartoe alle nodige beschermingsmaatregelen. Er worden regelingen getroffen zodat het personeel van de Rekenkamer dat toegang moet krijgen tot EUCI met hogere rubriceringsgraden, dit kan doen op geschikte locaties van andere instellingen, organen en instanties van de EU.

4.   Dit besluit is van toepassing op alle diensten en locaties van de Rekenkamer.

5.   Behalve wanneer een bepaling betrekking heeft op specifieke categorieën personeel, is dit besluit van toepassing op de leden van de Rekenkamer, het personeel van de Rekenkamer dat valt onder het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (2), de nationale deskundigen die bij de Rekenkamer zijn gedetacheerd (GND’s), de verstrekkers van diensten en hun personeel, stagiairs en alle andere personen die toegang hebben tot de gebouwen en andere eigendommen van de Rekenkamer, of tot informatie die wordt beheerd door de Rekenkamer.

6.   Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen inzake EUCI op gelijkwaardige wijze van toepassing op de gerubriceerde informatie als bedoeld in lid 2, punten b) en c), van dit artikel.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a)

“machtiging tot toegang tot EUCI”: een besluit van de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer op grond van een van een bevoegde autoriteit van een lidstaat verkregen zekerheid dat een ambtenaar van de Rekenkamer, een ander personeelslid of een GND, mits zijn/haar noodzaak tot kennisname is vastgesteld en hij/zij op passende wijze in kennis is gesteld van zijn/haar verantwoordelijkheden, tot een bepaalde rubriceringsgraad (CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger) en tot een bepaalde datum toegang wordt verleend tot EUCI; van die persoon wordt dan gezegd dat hij/zij “gemachtigd” is;

b)

“rubricering”: de toekenning van een rubriceringsgraad aan informatie op basis van de mate waarin schade kan worden berokkend door de ongeoorloofde openbaarmaking ervan;

c)

“encryptiemateriaal”: encryptiealgoritmen, hard- en softwaremodules voor encryptie en encryptieproducten, inclusief nadere informatie betreffende de uitvoering en bijbehorende documentatie en bedieningsmateriaal;

d)

“derubricering”: de opheffing van een rubricering;

e)

“document”: opgeslagen informatie, ongeacht de vorm of fysieke kenmerken ervan;

f)

“lagere rubricering”: verlaging van de rubriceringsgraad;

g)

“veiligheidsverklaring voor een vestiging”: een administratieve beslissing van een bevoegde veiligheidsautoriteit waaruit blijkt dat de vestiging vanuit beveiligingsoogpunt een afdoend niveau van bescherming biedt voor EUCI met een bepaalde rubriceringsgraad;

h)

“behandeling”: alle mogelijke handelingen waaraan EUCI tijdens de gehele levenscyclus kan worden onderworpen: het genereren, de registratie, het verwerken, het vervoer, lagere rubricering, derubricering, en de vernietiging van de informatie. Met betrekking tot communicatie- en informatiesystemen (Communication and Information Systems — CIS) behoren hiertoe ook het verzamelen, tonen, overdragen en opslaan van de informatie;

i)

“houder”: een naar behoren gemachtigde persoon van wie de noodzaak tot kennisname vaststaat en die gerubriceerde informatie in zijn bezit heeft en derhalve voor de bescherming daarvan verantwoordelijk is;

j)

“autoriteit voor informatiebeveiliging”: de functionaris voor informatiebeveiliging van de Rekenkamer, die de in dit besluit vastgestelde taken geheel of gedeeltelijk kan delegeren;

k)

“informatie”: elke schriftelijke of mondelinge informatie, ongeacht het medium of de auteur;

l)

“materiaal”: een medium, gegevensdrager of enigerlei onderdeel van machines of uitrustingen;

m)

“bron”: de instelling, het agentschap of orgaan van de EU, of de lidstaat, het derde land of de internationale organisatie onder het gezag waarvan informatie is gegenereerd en/of ingevoerd in de structuren van de EU;

n)

“veiligheidsverklaring voor personeel” (PSC): een verklaring van een bevoegde autoriteit van een lidstaat, die wordt afgelegd na voltooiing van een veiligheidsonderzoek door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, waarbij wordt bevestigd dat de betrokkene, mits zijn noodzaak tot kennisname is vastgesteld en hij/zij terdege is geïnstrueerd over zijn verantwoordelijkheden, tot een bepaalde datum toegang kan krijgen tot EUCI tot op een bepaald niveau (CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger);

o)

“certificaat van veiligheidsverklaring voor personeel” (PSCC): een door de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer afgegeven certificaat waarin wordt bevestigd dat een betrokkene in het bezit is van een geldige veiligheidsverklaring of veiligheidsmachtiging, en dat de rubriceringsgraad vermeldt van EUCI waartoe hij/zij toegang mag hebben (CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger), alsook de geldigheidsduur van die veiligheidsverklaring of -machtiging en de datum waarop de geldigheid van het certificaat zelf afloopt;

p)

“autoriteit voor fysieke veiligheid”: het hoofd van de veiligheidsdienst van de Rekenkamer, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de nodige maatregelen en procedures voor fysieke veiligheid ter bescherming van EUCI;

q)

“archief”: wordt beheerd door het secretariaat van de Rekenkamer en is ondergebracht in een administratieve zone onder de verantwoordelijkheid van de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer. Het is verantwoordelijk voor het in- en uitgaan van informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED, of het equivalent daarvan, die/dat wordt uitgewisseld met de Rekenkamer;

r)

“EUCI-register”: een zone binnen een beveiligde zone. Dit register wordt beheerd door de registercontrolefunctionaris van de Rekenkamer, die over een veiligheidsverklaring en -machtiging beschikt. Het is verantwoordelijk voor het in- en uitgaan van informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, of het equivalent daarvan, die/dat wordt uitgewisseld met de Rekenkamer;

s)

“veiligheidshomologatieautoriteit (SAA)”: de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer.

Artikel 3

Maatregelen ter bescherming van EUCI

1.   De Rekenkamer waarborgt de bescherming van alle gerubriceerde informatie die haar wordt verstrekt op een wijze die in verhouding staat tot het door de bron vastgestelde rubriceringsniveau, en in overeenstemming met dit besluit.

2.   Daartoe stelt de Rekenkamer de behandeling van EUCI afhankelijk van fysieke en, in voorkomend geval, personeelsgerelateerde veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van machtigingen tot toegang voor de geïdentificeerde personen en maatregelen ter bescherming van communicatie- en informatiesystemen. Deze maatregelen worden beschreven in de artikelen 4, 5 en 6 en zijn van toepassing gedurende de gehele levenscyclus van de EUCI. Deze maatregelen dienen evenredig te zijn met de rubricering van de EUCI, de vorm en de omvang van de informatie of het materiaal, de locatie en constructie van de faciliteiten waar de EUCI in is ondergebracht en de lokaal beoordeelde dreiging of kwaadwillige en/of criminele activiteiten, met inbegrip van spionage, sabotage en terrorisme.

3.   EUCI wordt beschermd door middel van fysieke veiligheidsmaatregelen en informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger wordt ook beschermd door middel van personeelsgerelateerde veiligheidsmaatregelen.

4.   EUCI mag alleen worden verstrekt aan personen met een noodzaak tot kennisname binnen de instelling. De houder van enige EUCI moet deze beschermen overeenkomstig dit besluit.

5.   EUCI mag niet mondeling of schriftelijk openbaar worden gemaakt. De preliminaire opmerkingen, verslagen, adviezen, persberichten en andere producten van de Rekenkamer, haar website en intranet, mondelinge opmerkingen, antwoorden op verzoeken om toegang tot documenten (3) en spraak- of video-opnamen mogen geen EUCI of uittreksels daarvan bevatten en er niet naar verwijzen. Indien de bron documenten of informatie met een verwijzing naar EUCI heeft gepubliceerd, mag die verwijzing evenwel worden vermeld.

6.   Niettegenstaande lid 5 kunnen de Rekenkamer en de bron overeenkomen dat de Rekenkamer in geval van een specifieke controle elementen van EUCI mag overnemen of gebruiken in een document. In dat geval wordt dat document van de Rekenkamer eerst vóór of tijdens de contradictoire procedure voorgelegd aan de bron van de EUCI in kwestie. In deze situatie bereiken de Rekenkamer en de bron overeenstemming over de vraag of het door de Rekenkamer uitgebrachte document al dan niet moet worden gerubriceerd. Wanneer een rapporterend lid van de Rekenkamer het noodzakelijk acht een controleverslag dat geheel of gedeeltelijk is gerubriceerd, aan bepaalde geadresseerden van het Europees Parlement of de Raad voor te leggen — rekening houdend met alle veiligheidsmaatregelen uit hoofde van dit besluit — moet de bron van de gerubriceerde informatie hiervoor toestemming geven. Het rechtskader en de procedure voor de uitwisseling van dergelijke documenten zijn vastgesteld in artikel 7.

7.   Wanneer de uitoefening van haar mandaat vereist dat bepaalde elementen van een gerubriceerd document of gerubriceerde informatie op grotere schaal worden gedeeld, raadpleegt de Rekenkamer, door terdege rekening te houden met de rubriceringsmarkering, de bron voordat zij besluit die elementen of informatie te gebruiken, indien zij van oordeel is dat dit een hoger openbaar belang dient. De informatie wordt in het verslag alleen op zodanige wijze gebruikt dat de belangen van de bron niet kunnen worden geschaad. Dit zou op passende wijze kunnen worden gewaarborgd door de bron te verzoeken opmerkingen te maken om overeenstemming te bereiken over de wijze waarop de informatie kan worden geanonimiseerd, ingekort of veralgemeend enz., en tegelijkertijd de belangen van de voornaamste betrokkenen bij de gepubliceerde informatie te eerbiedigen.

8.   De Rekenkamer verstrekt geen EUCI aan andere instellingen, organen of instanties van de EU, lidstaten, derde landen of internationale organisaties zonder voorafgaande raadpleging en uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bron.

9.   Tenzij de bron van een document met rubricering SECRET UE/EU SECRET of lager beperkingen heeft opgelegd aan het dupliceren of vertalen ervan, mogen dergelijke documenten worden gedupliceerd of vertaald op verzoek van de houder en met inachtneming van de praktische werkinstructies van de autoriteit voor informatiebeveiliging van de Rekenkamer. De veiligheidsmaatregelen die voor het originele document gelden, zijn ook van toepassing op kopieën en vertalingen ervan.

10.   Indien de Rekenkamer van oordeel is dat een gerubriceerd document dat zij heeft ontvangen of waartoe zij toegang heeft, een lagere rubricering moet krijgen of gederubriceerd moet worden, raadpleegt zij de bron om deze te verzoeken een lager gerubriceerde of gederubriceerde versie van het document te verstrekken.

Artikel 4

Personeelsgerelateerde veiligheid

1.   Uit hoofde van hun functie zijn de leden van de Rekenkamer gemachtigd om toegang te krijgen tot alle EUCI en deel te nemen aan vergaderingen waar EUCI wordt behandeld. De leden worden in kennis gesteld van hun veiligheidsverplichtingen met betrekking tot de bescherming van EUCI en bevestigen schriftelijk dat zij verantwoordelijk zijn voor de bescherming van dergelijke informatie.

2.   Personeelsleden van de Rekenkamer, ongeacht of het gaat om ambtenaren, personeelsleden die onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vallen, of GND’s, krijgen alleen toegang tot EUCI nadat:

i)

hun noodzaak tot kennisname is vastgesteld;

ii)

zij in kennis zijn gesteld van de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van EUCI en de relevante veiligheidsnormen en -richtsnoeren, en zij schriftelijk hebben bevestigd dat zij verantwoordelijk zijn voor de bescherming van dergelijke informatie;

iii)

in het geval van informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, hun een veiligheidsverklaring en een machtiging tot toegang is verleend.

3.   De procedure om te bepalen of een ambtenaar of een ander personeelslid van de Rekenkamer gemachtigd kan worden om toegang te krijgen tot informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, rekening houdend met de loyaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de betrokkene, en na van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat zekerheid te hebben verkregen als bedoeld in artikel 2, punt n), wordt vastgesteld in een overeenkomstig artikel 10, lid 10, vastgesteld gedelegeerd besluit. Besluiten waarbij een machtiging tot toegang wordt verleend, worden genomen door de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer.

4.   De directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer kan PSCC’s afgeven met vermelding van de rubriceringsgraad waarvoor betrokkenen toegang kunnen krijgen tot EUCI (CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger), de geldigheidsduur van de overeenkomstige machtiging tot toegang en de datum waarop de geldigheid van het PSCC afloopt.

5.   Alleen personen met de in lid 2, punt iii), bedoelde machtiging en leden van de Rekenkamer overeenkomstig lid 1 mogen deelnemen aan vergaderingen waar informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger wordt behandeld. De Rekenkamer en de bron stellen per geval de praktische regelingen voor dergelijke vergaderingen vast.

6.   De diensten van de Rekenkamer die belast zijn met de organisatie van vergaderingen waarop informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger moet worden behandeld, stellen de autoriteit voor informatiebeveiliging tijdig in kennis van de data, tijdstippen en locaties van vergaderingen, met lijsten van deelnemers.

7.   Alle personen die in het bezit zijn van EUCI zonder de vereiste machtiging en/of zonder vastgestelde noodzaak tot kennisname moeten de situatie zo spoedig mogelijk melden aan de autoriteit voor informatiebeveiliging en ervoor zorgen dat de EUCI overeenkomstig dit besluit wordt beschermd.

Artikel 5

Fysieke veiligheidsmaatregelen ter bescherming van gerubriceerde informatie

1.   Fysieke beveiliging is het gebruik van fysieke en technische beschermingsmaatregelen om toegang zonder machtiging tot EUCI te voorkomen.

2.   Met de fysieke veiligheidsmaatregelen wordt beoogd het binnendringen door list of geweld te verhinderen, acties waarvoor geen toestemming is verleend te ontmoedigen, te verhinderen en op te sporen en op basis van het principe van noodzaak tot kennisname ten aanzien van toegang tot EUCI onderscheid tussen personeelsleden mogelijk te maken. Dergelijke maatregelen worden vastgesteld op basis van een risicobeheersprocedure, overeenkomstig dit besluit.

3.   Zones waar EUCI wordt behandeld of opgeslagen, worden regelmatig geïnspecteerd door de bevoegde veiligheidsautoriteit van de Rekenkamer.

4.   Voor de behandeling en opslag van EUCI wordt alleen gebruikgemaakt van apparatuur of voorzieningen die voldoen aan de voorschriften die binnen de instellingen, organen en instanties van de EU gelden voor de bescherming van EUCI.

5.   Personeelsleden van de Rekenkamer kunnen toegang krijgen tot EUCI met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, of het equivalent daarvan, in beveiligde zones buiten de gebouwen van de Rekenkamer.

6.   De Rekenkamer kan een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau sluiten met een andere EU-instelling in Luxemburg om informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger te kunnen behandelen en opslaan in een beveiligde zone van die instelling. Tenzij de bron hier specifiek mee instemt, wordt deze EUCI niet behandeld of opgeslagen in de gebouwen van de Rekenkamer en wordt deze niet gedupliceerd of vertaald door de Rekenkamer.

7.   Ontvangen informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED wordt geregistreerd door de Rekenkamer. De raadpleging van informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, of het equivalent daarvan, buiten de gebouwen van de Rekenkamer wordt geregistreerd voor veiligheidsdoeleinden.

8.   EUCI met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED mag worden opgeslagen in daarvoor geschikt afgesloten kantoormeubilair in een administratieve zone of een beveiligde zone. EUCI met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of SECRET UE/EU SECRET wordt krachtens een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau opgeslagen in een beveiligd opbergmiddel in een beveiligde zone van een andere EU-instelling in Luxemburg.

9.   Wanneer EUCI zich buiten het register bevindt, wordt deze als volgt tussen afdelingen en locaties overgedragen:

a)

EUCI wordt over het algemeen overgedragen met elektronische middelen, beschermd door encryptieproducten die overeenkomstig artikel 6, lid 8, zijn goedgekeurd;

b)

indien EUCI niet wordt overgedragen zoals beschreven in punt a), wordt deze overgedragen met gebruikmaking van een gegevensdrager (bijv. USB-geheugenstick, cd, harde schijf), beschermd door encryptieproducten die overeenkomstig artikel 6, lid 8, zijn goedgekeurd, of als een papieren exemplaar in een ondoorzichtige verzegelde envelop.

10.   Informatie met rubricering RESTREINT UE/EU mag worden vernietigd door de houder, met inachtneming van de bij de Rekenkamer geldende voorschriften inzake archivering. Informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger wordt alleen vernietigd door de registercontrolefunctionaris wanneer de houder of een bevoegde autoriteit daartoe opdracht geeft, overeenkomstig de bij de Rekenkamer geldende voorschriften inzake archivering. Documenten met rubricering SECRET UE/EU SECRET worden vernietigd in het bijzijn van een getuige met een veiligheidsverklaring voor ten minste de rubriceringsgraad van het document dat wordt vernietigd. De registercontrolefunctionaris en de getuige, als de aanwezigheid van deze laatste vereist is, ondertekenen een vernietigingscertificaat, dat wordt bewaard in het register. De registercontrolefunctionaris bewaart vernietigingscertificaten van documenten met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL en SECRET UE/EU SECRET gedurende ten minste vijf jaar.

11.   De autoriteit voor fysieke veiligheid en de autoriteit voor informatiebeveiliging stellen, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, een gezamenlijk plan op voor de bescherming van EUCI in crisissituaties, met inbegrip van, indien nodig, plannen voor de vernietiging of evacuatie ervan in noodsituaties. Zij geven dergelijke instructies die zij passend achten om te voorkomen dat EUCI in handen van onbevoegden valt.

12.   Wanneer EUCI fysiek moet worden vervoerd, neemt de Rekenkamer de door de bron opgelegde maatregelen in acht om de informatie tijdens het vervoer te beschermen tegen ongeoorloofde openbaarmaking.

13.   De fysieke veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn in administratieve zones waar informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED wordt behandeld en opgeslagen, worden uiteengezet in de bijlage.

Artikel 6

Bescherming van EUCI in communicatie- en informatiesystemen

1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “communicatie- en informatiesysteem” verstaan elk systeem waarmee informatie in elektronische vorm kan worden behandeld. Een communicatie- en informatiesysteem omvat alle functionele bestanddelen die voor het functioneren ervan vereist zijn, waaronder infrastructurele, organisatorische, personele en informatiemiddelen.

2.   Een “legitieme gebruiker” is een lid, ambtenaar, ander personeelslid of GND van de Rekenkamer met een vastgestelde en erkende behoefte aan toegang tot een specifiek informatiesysteem.

3.   De Rekenkamer waarborgt dat haar systemen de erin opgenomen informatie op passende wijze zullen beschermen en zullen functioneren zoals nodig en wanneer nodig, onder de controle van legitieme gebruikers. Daartoe waarborgen zij passende niveaus van:

authenticiteit: de garantie dat informatie echt is en van bonafide bronnen afkomstig is;

beschikbaarheid: de eigenschap dat informatie op verzoek van een gemachtigde entiteit toegankelijk en bruikbaar is;

vertrouwelijkheid: de eigenschap dat informatie niet wordt vrijgegeven aan niet-gemachtigde personen, entiteiten of processen;

integriteit: de eigenschap dat de nauwkeurigheid en de volledigheid van de goederen en de informatie is gewaarborgd;

onweerlegbaarheid: de eigenschap dat bewezen kan worden dat een actie of gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zodat deze actie of gebeurtenis niet achteraf kan worden ontkend.

Deze waarborging is op een risicobeheersprocedure gebaseerd. Een “risico” is de mogelijkheid dat een bepaald gevaar de interne en externe kwetsbaarheden van een organisatie of een van de door haar gebruikte systemen zal uitbuiten en daarbij schade zal toebrengen aan de organisatie en haar materiële en immateriële bestanddelen. Risico wordt gemeten als een combinatie van de waarschijnlijkheid dat gevaren zich zullen voordoen en het effect daarvan. De risicobeheersprocedure bestaat uit de volgende stappen: identificatie van het gevaar en de kwetsbaarheid, risicobeoordeling, risicobehandeling, risicoaanvaarding en risicocommunicatie.

De “risicobeoordeling” bestaat uit het in kaart brengen van gevaren en kwetsbaarheden en het verrichten van de daarmee verband houdende risicoanalyse, dat wil zeggen het beoordelen van de waarschijnlijkheid en het effect.

De “risicobehandeling” bestaat uit het verzachten, wegnemen, verkleinen (via een passende combinatie van technische, fysieke, organisatorische of procedurele maatregelen), overbrengen of onder toezicht houden van het risico.

De “risicoaanvaarding” is het besluit om erin te berusten dat er na de risicobehandeling een residueel risico blijft bestaan.

Het “residueel risico” is het risico dat blijft bestaan nadat er veiligheidsmaatregelen zijn genomen, aangezien niet alle dreigingen kunnen worden tegengegaan en niet alle kwetsbaarheden kunnen worden weggenomen.

“Risicocommunicatie” houdt in dat er risicovoorlichtingscampagnes worden gevoerd, gericht op gebruikers van een communicatie- en informatiesysteem, dat goedkeuringsautoriteiten over die risico’s worden geïnformeerd en dat er verslag over wordt uitgebracht aan de operationele autoriteiten.

4.   Alle elektronische toestellen en apparatuur die worden gebruikt om EUCI te behandelen, voldoen aan de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van EUCI. De voorkeur gaat uit naar elektronische toestellen en apparatuur die reeds zijn gehomologeerd door andere instellingen, organen of instanties van de EU. De toestellen worden gedurende hun volledige levenscyclus beveiligd.

5.   Het communicatie- en informatiesysteem van de Rekenkamer voor de behandeling van EUCI wordt gehomologeerd door een bevoegde autoriteit. Daartoe streeft de Rekenkamer naar een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau (Service Level Agreement — SLA) met een veiligheidshomologatieautoriteit van een EU-instelling die CIS kan homologeren waarmee EUCI wordt behandeld, met het oog op het ontvangen van een homologatieverklaring voor informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED die door het CIS van de Rekenkamer kan worden behandeld, en de voorwaarden daarvoor. De SLA verwijst ook naar de normen die moeten worden toegepast voor de homologatieprocedure en wordt gesloten volgens de in artikel 10, lid 3, vastgestelde procedure.

6.   Indien de Rekenkamer haar eigen homologatieprocedure voor haar CIS moet vaststellen, wordt in een gedelegeerd besluit als bedoeld in artikel 10, lid 10, van dit besluit de procedure vastgesteld in overeenstemming met de normen voor de homologatieprocedure voor CIS waarmee EUCI worden behandeld in andere instellingen, organen en instanties van de EU.

7.   De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van de homologatiedossiers en de documentatie in overeenstemming met de toepasselijke normen berust volledig bij de eigenaar van de CIS.

8.   Wanneer EUCI wordt beschermd door encryptieproducten, geeft de Rekenkamer de voorkeur aan producten die zijn goedgekeurd door de Raad of de secretaris-generaal van de Raad in zijn/haar hoedanigheid van autoriteit voor de goedkeuring van encryptieproducten, of aan producten die zijn goedgekeurd voor de bescherming van EUCI door andere instellingen, organen en instanties van de EU.

9.   Informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED wordt alleen behandeld op elektronische toestellen (zoals werkstations, printers, fotokopieerapparaten) die zich in een administratieve zone of een beveiligde zone bevinden. Elektronische toestellen waarmee informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED wordt behandeld, worden gescheiden van andere computernetwerken en worden beschermd door middel van passende fysieke of technische maatregelen.

10.   Al het personeel van de Rekenkamer dat betrokken is bij het ontwerpen, ontwikkelen, testen, in werking stellen, beheren of gebruiken van CIS voor de behandeling van EUCI, meldt aan de functionaris voor informatiebeveiliging alle mogelijke tekortkomingen, incidenten, inbreuken of gevaren in verband met de veiligheid die een effect kunnen hebben op de bescherming van de CIS en/of de daarin opgenomen EUCI.

Artikel 7

Procedure voor het uitwisselen en toegankelijk maken van gerubriceerde informatie

1.   Wanneer zij daartoe wettelijk verplicht zijn op grond van de Verdragen of rechtshandelingen die op grond van de Verdragen zijn vastgesteld, verlenen de instellingen, organen en instanties van de EU en de nationale autoriteiten op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van de president, het (de) rapporterende lid (leden) of de secretaris-generaal toegang tot EUCI aan de Rekenkamer volgens onderstaande procedure.

2.   Verzoeken om toegang worden aan de betrokken instellingen toegezonden via het archief van de Rekenkamer.

3.   Indien nodig treft de Rekenkamer een administratieve regeling betreffende de praktische aspecten van de uitwisseling van EUCI of gelijkwaardige informatie.

4.   Met het oog op het treffen van dergelijke administratieve regelingen verstrekt de Rekenkamer de bron alle nodige informatie over haar informatiebeveiligingssysteem. Indien nodig kan een evaluatiebezoek worden georganiseerd.

5.   Deze administratieve regelingen worden getroffen met volledige inachtneming van de in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginselen van bevoegdheidstoedeling en loyale samenwerking. Ze worden getroffen volgens de in artikel 10, lid 4, vastgestelde procedure.

6.   Indien er geen administratieve regeling met een instelling, orgaan of instantie van de EU, een derde land of een internationale organisatie bestaat voor het verstrekken van gerubriceerde informatie aan de Rekenkamer, ondertekent de Rekenkamer een verklaring waarin zij zich ertoe verbindt de door haar ontvangen gerubriceerde informatie te beschermen.

Artikel 8

Inbreuk op de beveiliging, het verlies of de compromittering van gerubriceerde informatie

1.   Een inbreuk op de beveiliging is iemands handeling of nalatigheid, in strijd met de beveiligingsvoorschriften van dit besluit en de uitvoeringsbepalingen daarbij.

2.   Compromittering van EUCI doet zich voor wanneer, ten gevolge van een inbreuk op de beveiliging, EUCI geheel of gedeeltelijk is bekendgemaakt aan onbevoegden.

3.   Inbreuken of vermoedelijke inbreuken op de beveiliging moeten onmiddellijk worden gemeld aan de autoriteit voor informatiebeveiliging van de Rekenkamer.

4.   Indien vaststaat of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat EUCI is gecompromitteerd of verloren is gegaan, stelt de autoriteit voor informatiebeveiliging de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten en de secretaris-generaal van de Rekenkamer daarvan in kennis. De directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten stelt de respectieve veiligheidsautoriteit van de bron onmiddellijk in kennis. De bovengenoemde directeur van de Rekenkamer voert een onderzoek uit en stelt de secretaris-generaal van de Rekenkamer en de veiligheidsautoriteit van de bron in kennis van de resultaten en de maatregelen die zijn genomen om te voorkomen dat de situatie zich herhaalt. Wanneer een lid van de Rekenkamer betrokken is, treedt de president van de Rekenkamer op in samenwerking met de secretaris-generaal van de Rekenkamer.

5.   Elke ambtenaar of elk ander personeelslid van de Rekenkamer die/dat verantwoordelijk is voor een inbreuk op de beveiligingsvoorschriften van dit besluit en de uitvoeringsbepalingen daarbij, is onderworpen aan de sancties waarin het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie voorzien.

6.   Elk lid van de Rekenkamer dat de bepalingen van dit besluit niet naleeft, is onderworpen aan de in artikel 286, lid 6, van het Verdrag vastgestelde maatregelen en sancties.

7.   Eenieder die verantwoordelijk is voor het verloren gaan of compromitteren van EUCI, stelt zich bloot aan disciplinaire maatregelen en/of strafvervolging, in overeenstemming met de geldende wetten, regels en voorschriften.

Artikel 9

Beveiliging in geval van externe interventie

1.   De Rekenkamer kan aan contractanten die in een lidstaat zijn geregistreerd, taken toevertrouwen die op grond van hun contract toegang tot EUCI inhouden of vereisen. Dit kan met name het geval zijn bij het onderhoud van communicatie- en informatiesystemen en het computernetwerk.

2.   In geval van externe interventie neemt de Rekenkamer alle nodige veiligheidsmaatregelen als bedoeld in lid 3 van dit artikel, met inbegrip van een verzoek om een veiligheidsverklaring voor een vestiging om ervoor te zorgen dat EUCI gedurende de gehele duur van een aanbestedingsprocedure wordt beschermd door gegadigden en inschrijvers, en gedurende de gehele looptijd van een opdracht door contractanten en subcontractanten. De aanbestedende dienst ziet erop toe dat de minimumveiligheidsnormen waarin dit besluit voorziet, worden vermeld in overeenkomsten om de contractanten te verplichten deze na te leven.

3.   Veiligheidsvoorschriften, aanbestedingsprocedures en templates en modellen voor contracten en onderaannemingen die toegang tot EUCI behelzen, aankondigingen van opdrachten, informatie over de omstandigheden waarin veiligheidsverklaringen voor vestigingen en personeel zijn vereist, programma-/projectbeveiligingsinstructies, memoranda over de beveiligingsaspecten, bezoeken en de overdracht en het vervoer van EUCI in het kader van dergelijke contracten en onderaannemingen, moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften, templates en modellen die de Europese Commissie voor gerubriceerde contracten heeft vastgesteld in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (4) betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie.

Artikel 10

Uitvoering van het besluit en daarmee samenhangende verantwoordelijkheden

1.   De diensten van de Rekenkamer nemen alle noodzakelijke maatregelen die binnen hun verantwoordelijkheid vallen om de toepassing van dit besluit en de relevante uitvoeringsbepalingen te waarborgen bij de behandeling of opslag van EUCI of enige andere gerubriceerde informatie.

2.   De secretaris-generaal is het tot aanstelling bevoegde gezag en het tot het sluiten van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag voor alle ambtenaren en andere personeelsleden. De secretaris-generaal kan aan de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten de verantwoordelijkheid delegeren voor het verlenen van machtiging aan ambtenaren en andere personeelsleden om toegang te krijgen tot informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, voor de uitoefening van zijn functie als veiligheidshomologatieautoriteit en voor het toezicht op het secretariaat van de Rekenkamer wat de behandeling van EUCI betreft.

3.   De secretaris-generaal is bevoegd om SLA’s te sluiten inzake de homologatie van de communicatie- en informatieapparatuur en -systemen van de Rekenkamer, het gebruik van een beveiligde zone in een andere EU-instelling en de procedure voor verzoeken om persoonlijke veiligheidsverklaringen voor toegang tot EUCI.

4.   De directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten is bevoegd om administratieve regelingen te treffen met de instellingen, organen en instanties van de EU voor de uitwisseling van EUCI die de Rekenkamer nodig heeft om haar mandaat uit te voeren. Deze directeur kan ook administratieve regelingen treffen met derde landen of internationale organisaties inzake de bescherming van ontvangen gerubriceerde informatie.

5.   De directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten is bevoegd om verklaringen te ondertekenen waarin hij/zij zich ertoe verbindt EUCI te beschermen die in het kader van een uitzonderlijke ad-hocvrijgave moet worden verstrekt.

6.   De functionaris voor informatiebeveiliging van de Rekenkamer treedt op als autoriteit voor informatiebeveiliging. De functionaris voor informatiebeveiliging en de personen aan wie hij/zij zijn taken geheel of gedeeltelijk delegeert, beschikken over een passende veiligheidsverklaring. De autoriteit voor informatiebeveiliging kwijt zich van haar verantwoordelijkheden in nauwe samenwerking met het directoraat Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten, het directoraat Informatie, Werkomgeving en Innovatie en het Comité belast met de kwaliteitsbewaking van de controle (zie met name de artikelen 4, 6 en 8). De autoriteit voor informatiebeveiliging is ook verantwoordelijk voor opleidingen en voorlichtingsbijeenkomsten over informatiebeveiliging en voor periodieke inspecties om na te gaan of dit besluit wordt nageleefd, ook in geval van externe interventie en maatregelen die moeten worden genomen om de naleving te waarborgen.

7.   Het hoofd van de veiligheidsdienst is verantwoordelijk voor de fysieke veiligheidsmaatregelen (met name artikel 5).

8.   Een bij het secretariaat van de Rekenkamer ondergebracht archief is het in- en uitgangspunt voor informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED die de Rekenkamer kan uitwisselen met andere instellingen, organen en instanties van de EU en de lidstaten. Het is ook het in- en uitgangspunt voor gelijkwaardige informatie van derde landen en internationale organisaties. Het archief wordt beheerd zoals bepaald in een gedelegeerd besluit. De archiefambtenaar neemt de volgende hoofdverantwoordelijkheden op zich:

a)

registratie van het in- en uitgaan van informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED;

b)

beheer van specifieke administratieve zones voor de registratie van het behandelen, opslaan en raadplegen van EUCI met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED.

9.   In het kader van een SLA wordt een register opgezet voor het gebruik van de beveiligde zone van een andere EU-instelling. Dit register, dat wordt beheerd door het secretariaat van de Rekenkamer onder de verantwoordelijkheid van de directeur Personeelszaken, Financiën en Algemene Diensten van de Rekenkamer, is het in- en uitgangspunt voor informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger die de Rekenkamer kan uitwisselen met andere instellingen, organen en instanties van de EU en de lidstaten. Het is ook het in- en uitgangspunt voor gelijkwaardige informatie van derde landen en internationale organisaties. Het is uitgerust met passende kluizen en andere beveiligingsapparatuur die geschikt is voor de bescherming van informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger. Het register wordt beheerd zoals bepaald in een gedelegeerd besluit. De registercontrolefunctionaris beschikt over een passende veiligheidsverklaring en neemt de volgende hoofdverantwoordelijkheden op zich:

a)

beheer van operaties in verband met de registratie, raadpleging, bewaring, reproductie, vertaling, overdracht, verzending en, in voorkomend geval, vernietiging van EUCI;

b)

andere taken in verband met de bescherming van EUCI als vastgesteld in een gedelegeerd besluit.

10.   Het Administratief Comité stelt een gedelegeerd besluit met uitvoeringsbepalingen voor dit besluit vast. De functionaris voor informatiebeveiliging stelt richtsnoeren voor informatiebeveiliging op. Het Comité belast met de kwaliteitsbewaking van de controle stelt controlerichtsnoeren op.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 3 juni 2021.

Voor de Rekenkamer

De president

Klaus-Heiner LEHNE


(1)  Zie de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie (PB C 202 van 8.7.2011, blz. 13) en de bijlage daarbij.

(2)  Verordening nr. 31 (EEG) tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, zoals gewijzigd (PB 45 van 14.6.1962, blz. 1385/62) (https://eur-lex.europa.eu/eli/reg/1962/31 (1)/2020-01-01).

(3)  Overeenkomstig Besluit nr. 12/2005 van de Rekenkamer inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Rekenkamer, als gewijzigd bij Besluit nr. 14/2009 (PB C 67 van 20.3.2009, blz. 1).

(4)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).


BIJLAGE

FYSIEKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT ADMINISTRATIEVE ZONES VOOR EUCI

1.   

Deze bijlage bevat voorschriften ter uitvoering van artikel 5 van het besluit. Dit zijn minimumvoorschriften voor de fysieke bescherming van administratieve zones voor informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED bij de Rekenkamer: zones die zijn aangewezen voor het registreren, opslaan en raadplegen van informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED.

2.   

Fysieke veiligheidsmaatregelen in administratieve zones hebben tot doel de ongeoorloofde toegang tot deze zones als volgt te voorkomen:

a)

er wordt een duidelijk omschreven afscheiding ingesteld waar personen kunnen worden gecontroleerd;

b)

toegang zonder begeleiding wordt alleen toegestaan aan personen die naar behoren door de autoriteit voor informatiebeveiliging van de Rekenkamer of een andere bevoegde autoriteit gemachtigd zijn;

c)

alle andere personen worden altijd begeleid of aan gelijkwaardige controles onderworpen.

3.   

De autoriteit voor informatiebeveiliging van de Rekenkamer kan bij wijze van uitzondering toegang verlenen aan onbevoegden, onder meer voor werkzaamheden in een administratieve zone, op voorwaarde dat dit geen toegang tot EUCI inhoudt, die veilig opgeborgen blijft. Deze personen mogen alleen binnenkomen indien zij worden begeleid door en voortdurend onder toezicht staan van de autoriteit voor informatiebeveiliging of de registercontrolefunctionaris.

4.   

De autoriteit voor informatiebeveiliging stelt procedures vast voor de controle van de sleutels en/of codecombinaties voor alle administratieve zones en al het beveiligd meubilair. Deze procedures moeten ongeoorloofde toegang verhinderen.

5.   

De codecombinaties worden gememoriseerd door het kleinst mogelijke aantal personen die er kennis van moeten nemen. De codecombinaties voor beveiligd meubilair dat wordt gebruikt voor de opslag van informatie met rubricering van RESTREINT UE/EU RESTRICTED worden gewijzigd:

bij ontvangst van een nieuw beveiligd meubelstuk;

in geval van een wijziging in het personeel dat de combinatie kent;

indien de code is gecompromitteerd of een vermoeden daarvan bestaat;

indien aan een slot onderhoud of reparaties is/zijn verricht;

ten minste om de twaalf maanden.

6.   

De autoriteit voor informatiebeveiliging en het hoofd van de veiligheidsdienst zijn verantwoordelijk voor de naleving van deze voorschriften.