ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 206 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
11.6.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 206/1 |
VERORDENING (EU) 2021/821 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 mei 2021
tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid, doeltreffendheid en efficiëntie tot herschikking van die verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Deze verordening heeft tot doel ervoor te zorgen dat de Unie en haar lidstaten op het gebied van producten voor tweeërlei gebruik (dual-use items) ten volle rekening houden met alle relevante overwegingen. Tot de relevante overwegingen behoren internationale verplichtingen en verbintenissen, verplichtingen in het kader van toepasselijke sancties, overwegingen van nationaal buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van die welke zijn vervat in Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (3), waaronder de mensenrechten, en overwegingen omtrent het voorgenomen eindgebruik en het onttrekkingsgevaar. Door middel van deze verordening toont de Unie aan dat zij vastbesloten is om solide wettelijke voorschriften te handhaven met betrekking tot producten voor tweeërlei gebruik, en om de uitwisseling van relevante informatie en een grotere transparantie te versterken. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen met betrekking tot producten voor cybersurveillance met name rekening te houden met het risico dat deze worden gebruikt in verband met binnenlandse repressie of het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. |
(3) |
Deze verordening heeft ook tot doel exporteurs, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s, ook wel midden- en kleinbedrijf (mkb) genoemd), meer richtsnoeren te geven voor verantwoorde praktijken, zonder evenwel afbreuk te doen aan het mondiale concurrentievermogen van exporteurs van producten voor tweeërlei gebruik of andere aanverwante bedrijfstakken of academische instellingen die in een lidstaat gevestigd zijn of gezeteld zijn. |
(4) |
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft in Resolutie 1540 (2004) van 28 april 2004 besloten dat alle staten doeltreffende maatregelen moeten nemen en handhaven om nationale controles in te voeren ter voorkoming van de verspreiding van nucleaire, chemische of biologische wapens en hun overbrengingsmiddelen, onder meer door adequate controles op gerelateerde materialen, uitrusting en technologie in te stellen. Controles zijn ook vereist uit hoofde van de desbetreffende internationale overeenkomsten zoals het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Verdrag inzake chemische wapens; “CWC”) en het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Verdrag inzake biologische en toxinewapens; “BWC”) en overeenkomstig de in het kader van multilaterale uitvoercontroleregelingen overeengekomen verbintenissen. |
(5) |
Ter naleving van de internationale verplichtingen en verbintenissen van de lidstaten en van de Unie, met name wat non-proliferatie, regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en de eerbiediging van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht betreft, is een doeltreffend gemeenschappelijk controlesysteem voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik derhalve noodzakelijk. |
(6) |
In de Strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (“EU WMD Strategy”) van 12 december 2003 wordt de nadruk gelegd op de inzet van de Unie voor krachtige nationale en internationaal gecoördineerde uitvoercontroles. |
(7) |
De bijdrage van exporteurs, tussenhandelaren, verleners van technische bijstand of andere relevante belanghebbenden aan het algemene doel van de handelscontroles is van cruciaal belang. Om hen in staat te stellen in overeenstemming met deze verordening te handelen, moet de beoordeling van de risico’s in verband met de onder deze verordening vallende transacties worden uitgevoerd door middel van transactiescreening, ook bekend als het zorgvuldigheidsbeginsel (het due diligence-beginsel), als onderdeel van een intern nalevingsprogramma (ICP). In dat verband moet bij de ontwikkeling en implementatie van ICP’s met name rekening worden gehouden met de omvang en de organisatiestructuur van de exporteurs. |
(8) |
Om het risico te ondervangen dat bepaalde niet in de lijst opgenomen producten voor cybersurveillance die vanuit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, misbruikt worden door personen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk zijn voor het aansturen of het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten of het internationaal humanitair recht, is het passend controle op de uitvoer van dergelijke producten uit te oefenen. De daaraan verbonden risico’s hebben met name betrekking op gevallen waarin de producten voor cybersurveillance speciaal zijn ontworpen om binnendringing in of “deep packet inspection” van de informatie- en telecommunicatiesystemen mogelijk te maken, teneinde natuurlijke personen te schaduwen door gegevens, met inbegrip van biometrische gegevens, uit die systemen te monitoren, te extraheren, te verzamelen of te analyseren. Producten die worden gebruikt voor puur commerciële toepassingen zoals facturering, marketing, kwaliteitsdiensten, gebruikerstevredenheid of netwerkbeveiliging worden over het algemeen niet geacht dergelijke risico’s met zich mee te brengen. |
(9) |
Om de doeltreffende controle op de uitvoer van niet in de lijst opgenomen producten voor cybersurveillance te versterken, is het van essentieel belang de toepassing van vangnetcontroles (catch-all controls) op dat gebied verder te harmoniseren. Daartoe verbinden de lidstaten zich ertoe dergelijke controles te ondersteunen door onderling en met de Commissie informatie uit te wisselen, met name over technologische ontwikkelingen op het gebied van producten voor cybersurveillance, en door waakzaamheid te betrachten bij de toepassing van dergelijke controles om een uitwisseling op het niveau van de Unie te bevorderen. |
(10) |
Om de Unie in staat te stellen snel te reageren op het ernstige misbruik van bestaande technologieën of op nieuwe risico’s in verband met opkomende technologieën, moet een mechanisme worden ingevoerd om de lidstaten in staat te stellen hun reacties te coördineren wanneer een nieuw risico wordt vastgesteld. Deze coördinatie moet worden gevolgd door initiatieven om gelijkwaardige controles op multilateraal niveau in te voeren teneinde de respons op het geïdentificeerde risico te verbreden. |
(11) |
De overdracht van programmatuur en technologie voor tweeërlei gebruik door middel van elektronische media, faxapparaten en telefoon naar bestemmingen buiten het douanegebied van de Unie dient eveneens te worden gecontroleerd. Om de administratieve lasten voor exporteurs en de bevoegde instanties van de lidstaten te beperken, moet worden voorzien in algemene of globale vergunningen of in geharmoniseerde interpretaties van bepalingen voor bepaalde overdrachten, zoals overdrachten naar een cloud. |
(12) |
Gezien de belangrijke rol van de douaneautoriteiten bij de handhaving van de uitvoercontroles moeten de in deze verordening gebruikte termen zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de definities van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) (het “douanewetboek van de Unie”). |
(13) |
Meerdere categorieën van personen kunnen betrokken zijn bij de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, waaronder natuurlijke personen zoals dienstverleners, onderzoekers, consultants en personen die producten voor tweeërlei gebruik elektronisch overdragen. Het is van essentieel belang dat al deze personen zich bewust zijn van de risico's die verbonden zijn aan de uitvoer en het verlenen van technische bijstand met betrekking tot gevoelige producten. Met name academische en onderzoeksinstellingen staan voor verschillende uitdagingen inzake uitvoercontrole, onder meer vanwege hun algemene inzet voor de vrije uitwisseling van ideeën, het feit dat hun onderzoekswerkzaamheden vaak betrekking hebben op geavanceerde technologieën, hun organisatiestructuren en het internationale karakter van hun wetenschappelijke uitwisselingen. De lidstaten en de Commissie moeten, waar nodig, het bewustzijn van de academische en onderzoeksgemeenschap vergroten en hun op maat gesneden richtsnoeren geven om die verschillende uitdagingen aan te pakken. In aansluiting op de multilaterale uitvoercontroleregelingen moet de uitvoering van de controles in de mate van het mogelijke voorzien in een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot sommige bepalingen, in het bijzonder met betrekking tot de aan de academische wereld gerelateerde begrippen “fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en “voor iedereen beschikbaar”, die niet aan controle onderworpen zijn. |
(14) |
De definitie van de term “tussenhandelaar” moet worden herzien zodat ook rechtspersonen en partnerschappen die niet in een lidstaat ingezetene of gevestigd zijn en die vanuit het douanegebied van de Unie tussenhandeldiensten verlenen, eronder vallen. |
(15) |
Het Verdrag van Lissabon verduidelijkt dat de verlening van technische bijstand waarbij grensoverschrijdend verkeer plaatsvindt, onder de bevoegdheid van de Unie valt. Het is derhalve passend een definitie van technische bijstand in te voeren en de controles die van toepassing zijn op de levering ervan te verduidelijken. Bovendien moeten, met het oog op doeltreffendheid en samenhang, de controles op de verlening van technische bijstand worden geharmoniseerd. |
(16) |
Net als in Verordening (EG) nr. 428/2009 moet het voor de autoriteiten van de lidstaten mogelijk zijn om de doorvoer van niet-Unieproducten voor tweeërlei gebruik onder bepaalde omstandigheden te verbieden, indien zij op grond van inlichtingen of op basis van informatie uit andere bronnen een gefundeerd vermoeden hebben dat de producten volledig of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor militair eindgebruik in een land waarvoor een wapenembargo is ingesteld, of voor de verspreiding van massavernietigingswapens of hun overbrengingsmiddelen. |
(17) |
De vergunningsvoorwaarden en -plichten moeten waar passend worden geharmoniseerd om concurrentieverstoringen te vermijden en om een consequente en doeltreffende toepassing van de controles in het hele douanegebied van de Unie te waarborgen. Daartoe is het ook nodig dat voor elke controlesituatie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten duidelijk worden vastgesteld. Voor beslissingen over individuele, globale of nationale algemene uitvoervergunningen, over vergunningen voor de verlening van tussenhandeldiensten en technische bijstand, over de doorvoer van niet-Unieproducten voor tweeërlei gebruik en over vergunningen voor de overdracht binnen het douanegebied van de Unie van in bijlage IV opgenomen producten voor tweeërlei gebruik zijn de nationale autoriteiten verantwoordelijk. |
(18) |
Om bij te dragen aan het bereiken van een gelijk speelveld tussen de exporteurs en om de doeltreffende toepassing van de controles te verbeteren, moeten richtsnoeren voor interne nalevingsprogramma’s worden ingevoerd. In dergelijke richtsnoeren moet rekening worden gehouden met de verschillen in omvang, middelen, werkterreinen en andere kenmerken en omstandigheden van exporteurs en hun dochterondernemingen, zoals de nalevingsstructuren en -normen binnen de groep, zodat een “één model voor iedereen”-aanpak wordt vermeden en elke exporteur wordt geholpen bij het vinden van zijn eigen oplossingen voor de naleving van de voorschriften en het concurrentievermogen. Exporteurs die gebruikmaken van globale uitvoervergunningen moeten een ICP implementeren, tenzij de bevoegde autoriteit dit niet nodig acht vanwege andere omstandigheden waarmee zij rekening heeft gehouden bij de behandeling van de door de exporteur ingediende aanvraag voor een globale uitvoervergunning. |
(19) |
Er moeten bijkomende uniale algemene uitvoervergunningen worden ingevoerd om de administratieve lasten voor de ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (het midden- en kleinbedrijf), en de autoriteiten te verminderen en toch een passend niveau van controle van de relevante producten naar de relevante bestemmingen te waarborgen. Zo nodig kunnen de lidstaten de exporteurs richtsnoeren geven voor de toepassing van algemene vergunningen. De lidstaten kunnen ook nationale algemene uitvoervergunningen voor uitvoer met een laag risico invoeren wanneer zij dat nodig achten. Voor grote projecten moet bovendien een vergunning worden ingevoerd waarmee de vergunningsvoorwaarden kunnen worden aangepast aan de specifieke behoeften van het bedrijfsleven. |
(20) |
De Commissie moet in nauw overleg met de lidstaten en de belanghebbenden richtsnoeren en/of aanbevelingen voor beste praktijken ontwikkelen ter ondersteuning van de praktische toepassing van de controles. Bij het opstellen van de richtsnoeren en/of aanbevelingen moet de Commissie terdege rekening houden met de informatiebehoeften van kleine en middelgrote ondernemingen (het midden- en kleinbedrijf). |
(21) |
Voor een doeltreffende regeling voor uitvoercontrole zijn gemeenschappelijke lijsten van producten voor tweeërlei gebruik, van bestemmingen en van richtsnoeren essentiële elementen. |
(22) |
De lidstaten die op grond van deze verordening nationale controlelijsten opstellen, moeten de Commissie en de andere lidstaten van dergelijke lijsten in kennis stellen. De lidstaten moeten de Commissie en de andere lidstaten ook in kennis stellen van alle besluiten tot weigering van een vergunning voor een uitvoer waarvoor een vergunning vereist is op basis van een nationale controlelijst. |
(23) |
Teneinde de Unie in staat te stellen snel te reageren op gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de beoordeling van de gevoeligheid van uitvoer uit hoofde van uniale algemene uitvoervergunningen en met betrekking tot technologische en commerciële ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlagen I, II en IV bij deze verordening. Besluiten tot het actualiseren van de gemeenschappelijke lijst van aan uitvoercontrole onderworpen producten voor tweeërlei gebruik in bijlage I moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen en verbintenissen waarmee de lidstaten of de Unie als partij bij de desbetreffende internationale overeenkomsten inzake non-proliferatie en als partij bij multilaterale uitvoercontroleregelingen of door de bekrachtiging van desbetreffende internationale verdragen hebben ingestemd. Indien de wijziging van bijlage I betrekking heeft op producten voor tweeërlei gebruik die ook zijn opgenomen in bijlage II of IV, moeten die bijlagen dienovereenkomstig gewijzigd worden. Besluiten tot het actualiseren van de gemeenschappelijke lijsten van producten en bestemmingen in bijlage II, secties A tot en met H, moeten worden genomen met inachtneming van de in deze verordening neergelegde beoordelingscriteria. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(24) |
De Commissie moet de via gedelegeerde handelingen doorgevoerde actualiseringen van bijlage I in alle officiële talen van de Unie publiceren. |
(25) |
De Commissie moet een overzicht van de in de lidstaten geldende nationale controlelijsten in alle officiële talen van de Unie publiceren en actueel houden. |
(26) |
De nationale bepalingen en besluiten in verband met de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik moeten worden vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek, en met name van Verordening (EU) 2015/479 van het Europees Parlement en de Raad (6). Passende uitwisseling van informatie en overleg over de nationale bepalingen en besluiten moeten de doeltreffende en consequente toepassing van de controles in het hele douanegebied van de Unie waarborgen. |
(27) |
Voor de totstandbrenging van het vrije verkeer van producten voor tweeërlei gebruik in het douanegebied van de Unie is het bestaan van een gemeenschappelijk controlesysteem een noodzakelijke voorwaarde. |
(28) |
Op grond van artikel 36 VWEU en binnen de grenzen van dat artikel en overeenkomstig de aangegane internationale verplichtingen, behouden de lidstaten het recht controles te verrichten op de overdracht van bepaalde producten voor tweeërlei gebruik binnen het douanegebied van de Unie teneinde het overheidsbeleid en de openbare veiligheid te waarborgen. De lijst van producten die onderworpen zijn aan de controles op de overdracht van producten binnen de Unie in bijlage IV moet regelmatig worden geëvalueerd rekening houdend met de verdere ontwikkeling van de desbetreffende internationale verplichtingen en met de technologische en commerciële ontwikkelingen wat de beoordeling van de gevoeligheid van de overdrachten betreft. Besluiten tot het actualiseren van de gemeenschappelijke lijst van aan uitvoercontrole onderworpen producten voor tweeërlei gebruik in bijlage IV moeten worden genomen met inachtneming van artikel 36 VWEU, namelijk de openbare-orde- en openbareveiligheidsbelangen van de lidstaten. |
(29) |
Op 22 september 1998 hebben de lidstaten en de Commissie aanvullende protocollen ondertekend bij de respectieve veiligheidscontroleovereenkomsten tussen de lidstaten, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, waarin, naast andere maatregelen, de lidstaten worden verplicht informatie te verstrekken over overbrengingen van nader gespecificeerde apparatuur en niet-nucleair materiaal. Controles op de overbrenging binnen de Unie moeten de Unie en de lidstaten in staat stellen aan hun verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten te voldoen. |
(30) |
Om te komen tot een eenvormige en consequente toepassing van controles in de hele Unie is het passend het overleg en de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie te verruimen en instrumenten in te voeren ter ondersteuning van de ontwikkeling van een gemeenschappelijk netwerk voor uitvoercontrole in de hele Unie, zoals elektronische vergunningsprocedures, technische deskundigengroepen en het opzetten van een mechanisme voor de coördinatie van de handhaving. Het is van bijzonder belang ervoor te zorgen dat exporteurs, tussenhandelaren, verleners van technische bijstand en andere belanghebbenden bij deze verordening, met inbegrip van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, waar passend worden geraadpleegd door de coördinatiegroep tweeërlei gebruik en de technische deskundigengroepen. |
(31) |
Hoewel douaneautoriteiten overeenkomstig de douaneregels van de Unie door middel van een systeem voor risicobeheer bepaalde gegevens delen met andere douaneautoriteiten, is het ook aangewezen een nauwe samenwerking tussen de vergunningverlenende autoriteiten en de douaneautoriteiten te waarborgen. |
(32) |
Wat persoonsgegevens betreft, moet het verwerken en uitwisselen van informatie voldoen aan de van toepassing zijnde regels inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens van Verordeningen (EU) 2016/679 (7) en (EU) 2018/1725 (8) van het Europees Parlement en de Raad. |
(33) |
De lidstaten en de Commissie moeten alle nodige maatregelen nemen om de bescherming van vertrouwelijke informatie te waarborgen, zulks met inachtneming van met name Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (9), Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (10) en de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie (11). Dit omvat met name het verbod gerubriceerde informatie een lagere rubriceringsgraad te geven of te derubriceren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller. Niet-gerubriceerde gevoelige informatie of informatie die op vertrouwelijke basis wordt verstrekt, moet door de autoriteiten als dusdanig worden behandeld. |
(34) |
Voorlichting en ondersteuning van de particuliere sector, met name kleine en middelgrote ondernemingen (het midden- en kleinbedrijf), en transparantie vormen essentiële elementen voor een doeltreffende regeling voor uitvoercontrole. Derhalve is het passend waar nodig te zorgen voor de verdere ontwikkeling van de richtsnoeren ter ondersteuning van de toepassing van deze verordening en voor de publicatie van een jaarverslag van de Unie over de uitvoering van de controles. |
(35) |
Het jaarverslag van de Unie over de uitvoering van de controles moet relevante informatie bevatten over de vergunningverlening en de handhaving van de controles uit hoofde van deze verordening, met inachtneming van de noodzaak om de bescherming van de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens te waarborgen, met name wanneer de publicatie van de vergunningsgegevens gevolgen kan hebben voor de door de lidstaten geuite bezorgdheid over de nationale veiligheid of de commerciële vertrouwelijkheid in gevaar kan brengen en leveranciers van buiten de Unie in staat kan stellen de restrictieve vergunningsbeslissingen van de lidstaten te omzeilen. |
(36) |
Om de correcte toepassing van deze verordening te waarborgen, dient elke lidstaat maatregelen te nemen om de bevoegde autoriteiten passende bevoegdheden te verlenen. |
(37) |
Overeenkomstig de EU WMD Strategy dient elke lidstaat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast te stellen die van toepassing zijn bij inbreuken op de bepalingen van deze verordening. Ter ondersteuning van een doeltreffende handhaving van de controles is het ook passend bepalingen in te voeren, onder meer door middel van een mechanisme voor de coördinatie van de handhaving. |
(38) |
Het douanewetboek van de Unie bevat onder meer bepalingen betreffende de uitvoer en wederuitvoer van goederen. Deze verordening laat de bevoegdheden uit hoofde van en op grond van het douanewetboek van de Unie en de uitvoeringsbepalingen daarvan onverlet. |
(39) |
Uitvoercontroles dragen bij aan de internationale veiligheid en hebben gevolgen voor de handel met derde landen. Derhalve is het passend een dialoog en samenwerking met derde landen te ontwikkelen ter ondersteuning van een wereldwijd gelijk speelveld en om de internationale veiligheid te bevorderen. De lidstaten en de Commissie moeten met name hun bijdrage aan de activiteiten van de multilaterale uitvoercontroleregelingen vergroten. De lidstaten en de Commissie moeten die regelingen ook steunen bij de ontwikkeling van robuuste uitvoercontroles als wereldwijde basis en model voor internationale beste praktijken, en als belangrijk instrument voor het waarborgen van internationale vrede en stabiliteit. Er moeten bijdragen worden geleverd wanneer alle lidstaten een nieuw risico hebben vastgesteld op het gebied van producten voor cybersurveillance, teneinde een multilateraal gelijk speelveld te waarborgen. |
(40) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan het Gedelegeerd Besluit van de Commissie van 15 september 2015 tot aanvulling van Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) waarin specifieke regels worden vastgesteld voor de controle van de uitvoer van producten in het kader van de publiek gereguleerde dienst die is ingevoerd door het Galileo-programma. |
(41) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
ONDERWERP EN DEFINITIES
Artikel 1
Bij deze verordening wordt een Unieregeling ingesteld voor de controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik.
Artikel 2
In deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“producten voor tweeërlei gebruik” (dual-use items): producten, met inbegrip van programmatuur en technologie, die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben, met inbegrip van producten die kunnen worden gebruikt voor het ontwerp, de ontwikkeling, de productie of het gebruik van nucleaire, chemische of biologische wapens of hun overbrengingsmiddelen, met inbegrip van alle producten die voor niet-explosieve doeleinden kunnen worden gebruikt en op enige manier bijdragen aan de vervaardiging van nucleaire wapens of andere nucleaire explosiemiddelen; |
2) |
“uitvoer”:
|
3) |
“exporteur”:
|
4) |
“uitvoeraangifte”: de handeling waarmee een natuurlijke of rechtspersoon of een partnerschap in de vorm en op de wijze die zijn voorgeschreven, de wens te kennen geeft in punt 1) genoemde producten voor tweeërlei gebruik onder een uitvoerregeling te brengen; |
5) |
“aangifte tot wederuitvoer”: de handeling bedoeld in artikel 5, punt 13), van het douanewetboek van de Unie; |
6) |
“summiere aangifte bij uitgaan”: de handeling bedoeld in artikel 5, punt 10), van het douanewetboek van de Unie; |
7) |
“tussenhandeldiensten”:
Voor de toepassing van deze verordening geldt deze definitie niet voor het louter verstrekken van nevendiensten. Nevendiensten zijn vervoer, financiële diensten, verzekering of herverzekering dan wel algemene reclame of promotie; |
8) |
“tussenhandelaar”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die of elk partnerschap dat vanuit het douanegebied van de Unie tussenhandeldiensten verricht die gericht zijn op het grondgebied van een derde land; |
9) |
“technische bijstand”: elke technische ondersteuning in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, onder meer langs elektronische weg alsmede via telefoon of andere mondelinge vormen van bijstand; |
10) |
“verlener van technische bijstand”:
|
11) |
“doorvoer”: vervoer van niet-Unieproducten voor tweeërlei gebruik die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht en door dat gebied worden vervoerd met een bestemming buiten het douanegebied van de Unie indien die producten:
|
12) |
“individuele uitvoervergunning”: vergunning die aan één specifieke exporteur voor één eindgebruiker of ontvanger in een derde land wordt verleend en betrekking heeft op één of meer producten voor tweeërlei gebruik; |
13) |
“globale uitvoervergunning”: vergunning die aan één specifieke exporteur voor een type of categorie producten voor tweeërlei gebruik wordt verleend en die voor uitvoer naar één of meer met naam genoemde eindgebruikers en/of in één of meer met naam genoemde landen geldig kan zijn; |
14) |
“vergunning voor grote projecten”: een individuele uitvoervergunning of een globale uitvoervergunning die aan één specifieke exporteur voor een type of categorie van producten voor tweeërlei gebruik wordt verleend en die voor uitvoer naar één of meer met naam genoemde eindgebruikers in één of meer met naam genoemde derde landen geldig kan zijn met het oog op een specifiek grootschalig project; |
15) |
“uniale algemene uitvoervergunning”: uitvoervergunning die voor uitvoer naar bepaalde landen van bestemming beschikbaar is voor alle exporteurs die zich houden aan de voorwaarden en eisen vermeld in bijlage II, secties A tot en met H; |
16) |
“nationale algemene uitvoervergunning”: uitvoervergunning die in de nationale wetgeving wordt gedefinieerd, overeenkomstig artikel 12, lid 6, en bijlage III, sectie C; |
17) |
“douanegebied van de Unie”: het douanegebied van de Unie, als bedoeld in artikel 4 van het douanewetboek van de Unie; |
18) |
“niet-Unieproducten voor tweeërlei gebruik”: producten die de status hebben van niet-Uniegoederen in de zin van artikel 5, punt 24), van het douanewetboek van de Unie; |
19) |
“wapenembargo”: wapenembargo dat is opgelegd door een door de Raad aangenomen besluit of gemeenschappelijk standpunt of een besluit van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), dan wel een wapenembargo uit hoofde van een bindende resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties; |
20) |
“producten voor cybersurveillance”: producten voor tweeërlei gebruik die speciaal zijn ontworpen om het heimelijk surveilleren van natuurlijke personen mogelijk te maken door gegevens uit informatie- en telecommunicatiesystemen te monitoren, te extraheren, te verzamelen of te analyseren; |
21) |
“intern nalevingsprogramma” of “ICP” (internal compliance programme): aanhoudende doeltreffende, passende en evenredige beleidsmaatregelen en procedures die door exporteurs zijn vastgesteld om de naleving van de bepalingen en doelstellingen van deze verordening en de voorwaarden van de uit hoofde van deze verordening vastgestelde vergunningen te vergemakkelijken, met inbegrip van onder meer zorgvuldigheidsmaatregelen (due diligence-maatregelen) ter beoordeling van risico’s in verband met de uitvoer van de producten naar bepaalde eindgebruikers en in verband met de uiteindelijke doeleinden; |
22) |
“wezenlijk identieke transactie”: een transactie van producten met wezenlijk identieke parameters of technische kenmerken en met dezelfde eindgebruiker of ontvanger als een andere transactie. |
HOOFSTUK II
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 3
1. Voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die voorkomen op de lijst in bijlage I is een vergunning vereist.
2. Op grond van artikel 4, 5, 9 of 10 kan ook een vergunning worden geëist voor de uitvoer naar alle of bepaalde bestemmingen van bepaalde producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I voorkomen.
Artikel 4
1. Voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst in bijlage I voorkomen, is een uitvoervergunning vereist indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn:
a) |
voor gebruik in verband met de ontwikkeling, de productie, de behandeling, de bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de herkenning of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens of andere nucleaire explosiemiddelen, of voor de ontwikkeling, de productie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar hun doel kunnen voeren; |
b) |
voor militair eindgebruik, indien op het kopende land of het land van bestemming een wapenembargo rust; voor de toepassing van dit punt wordt onder “militair eindgebruik” het volgende verstaan:
|
c) |
om te worden gebruikt als onderdelen of componenten van militaire producten die op de nationale militaire lijst voorkomen en die vanaf het grondgebied van een lidstaat zijn uitgevoerd zonder vergunning of met schending van een in de nationale wetgeving van die lidstaat voorgeschreven vergunning. |
2. Indien een exporteur er kennis van draagt dat producten voor tweeërlei gebruik die hij voornemens is uit te voeren en die niet op de lijst van bijlage I voorkomen geheel of ten dele bestemd zijn voor een van de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, deelt hij dit mee aan de bevoegde autoriteit. Die bevoegde autoriteit beslist of voor de betrokken uitvoer een vergunning wordt vereist.
3. Een lidstaat kan nationale wetgeving aannemen of handhaven waarbij voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I voorkomen, een vergunningsplicht wordt opgelegd indien de exporteur een gefundeerd vermoeden heeft dat de producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een of meer van de in lid 1 van dit artikel genoemde gebruiken.
4. Een lidstaat die op grond van lid 1, 2 of 3 een vergunningsplicht oplegt, stelt zijn douaneautoriteiten en andere relevante nationale autoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis en verstrekt de andere lidstaten en de Commissie alle relevante informatie over de betreffende vergunningsplicht, met name over de desbetreffende producten en eindgebruikers, tenzij hij van mening is dat dit niet passend is gezien de aard van de transactie of de gevoeligheid van de betreffende informatie.
5. De lidstaten houden terdege rekening met de op grond van lid 4 ontvangen informatie en stellen hun douaneadministratie en andere ter zake bevoegde nationale autoriteiten daarvan in kennis.
6. Om een onderzoek van alle geldige weigeringen van de lidstaten mogelijk te maken, is artikel 16, leden 1, 2 en 5 tot en met 7, van toepassing in gevallen van niet op de lijst in bijlage I voorkomende producten voor tweeërlei gebruik.
7. Alle op grond van dit artikel vereiste informatie-uitwisselingen vinden plaats met inachtneming van de wettelijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, commercieel gevoelige informatie of beschermde informatie op het gebied van defensie, buitenlands beleid of nationale veiligheid. Dergelijke informatie-uitwisselingen vinden plaats via beveiligde elektronische middelen, inclusief door middel van het in artikel 23, lid 6, bedoelde systeem.
8. Deze verordening laat het recht van de lidstaten om nationale maatregelen vast te stellen uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EU) 2015/479, onverlet.
Artikel 5
1. Voor de uitvoer van producten voor cybersurveillance die niet op de lijst in bijlage I voorkomen, is een uitvoervergunning vereist indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor gebruik in verband met binnenlandse repressie of het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.
2. Indien een exporteur er volgens de resultaten van zijn zorgvuldigheidsonderzoek (due diligence-onderzoek) kennis van draagt dat producten voor cybersurveillance die hij voornemens is uit te voeren en die niet op de lijst van bijlage I voorkomen, geheel of ten dele bestemd zijn voor een van de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, deelt hij dat mee aan de bevoegde autoriteit. Die bevoegde autoriteit beslist of voor de betrokken uitvoer een vergunning wordt vereist. De Commissie en de Raad stellen richtsnoeren beschikbaar voor exporteurs, als bedoeld in artikel 26, lid 1.
3. Een lidstaat kan nationale wetgeving aannemen of handhaven waarbij voor de uitvoer van producten voor cybersurveillance die niet op de lijst van bijlage I voorkomen, een vergunningsplicht wordt opgelegd indien de exporteur een gefundeerd vermoeden heeft dat die producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een of meer van de in lid 1 van dit artikel genoemde gebruiken.
4. Een lidstaat die op grond van lid 1, 2 of 3 een vergunningsplicht oplegt, stelt zijn douaneautoriteiten en andere relevante nationale autoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis en verstrekt de andere lidstaten en de Commissie alle relevante informatie over de betreffende vergunningsplicht, met name over de desbetreffende producten en entiteiten, tenzij hij van mening is dat dit niet passend is gezien de aard van de transactie of de gevoeligheid van de betreffende informatie.
5. De lidstaten houden terdege rekening met de op grond van lid 4 ontvangen informatie en herzien deze binnen 30 werkdagen in het licht van de in lid 1 genoemde criteria. Zij stellen hun douaneautoriteiten en andere ter zake bevoegde nationale autoriteiten in kennis. In uitzonderlijke gevallen kan een lidstaat om verlenging van die termijn van 30 werkdagen verzoeken. De verlenging bedraagt evenwel niet meer dan 30 werkdagen.
6. Wanneer alle lidstaten elkaar en de Commissie ervan in kennis stellen dat een vergunningsplicht voor wezenlijk identieke transacties opgelegd moet worden, maakt de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie informatie bekend over de producten voor cybersurveillance en, waar passend, de bestemmingen waarvoor vergunningsplichten gelden zoals die door de lidstaten voor dat doel zijn aangemeld.
7. De lidstaten herzien de op grond van lid 6 gepubliceerde informatie ten minste jaarlijks op basis van door de Commissie verstrekte relevante informatie en analyses. Wanneer alle lidstaten elkaar en de Commissie ervan in kennis stellen dat de bekendmaking van een vergunningsplicht gewijzigd of verlengd moet worden, wijzigt of verlengt de Commissie spoedig en dienovereenkomstig de informatie die op grond van lid 6 in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.
8. Om een onderzoek van alle geldige weigeringen van de lidstaten mogelijk te maken, is artikel 16, leden 1, 2 en 5 tot en met 7, van toepassing in gevallen van niet op de lijst in bijlage I voorkomende producten voor cybersurveillance.
9. Alle op grond van dit artikel vereiste informatie-uitwisselingen vinden plaats met inachtneming van de wettelijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, commercieel gevoelige informatie of beschermde informatie op het gebied van defensie, buitenlands beleid of nationale veiligheid. Dergelijke informatie-uitwisselingen vinden plaats via beveiligde elektronische middelen, inclusief door middel van het in artikel 23, lid 6, bedoelde systeem.
10. De lidstaten overwegen steun te verlenen aan de opneming van op grond van lid 6 van dit artikel bekendgemaakte producten in de passende internationale non-proliferatieregelingen of uitvoercontroleregelingen met het oog op de uitbreiding van de controles. De Commissie verstrekt analyses van de relevante gegevens die op grond van artikel 23, lid 2, en artikel 26, lid 2, zijn verzameld.
11. Deze verordening laat het recht van de lidstaten om nationale maatregelen vast te stellen uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EU) 2015/479, onverlet.
Artikel 6
1. Voor de verlening van tussenhandeldiensten betreffende de in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik is een vergunning vereist indien de tussenhandelaar door de bevoegde autoriteit ervan in kennis is gesteld dat de betrokken producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
2. Indien een tussenhandelaar voornemens is tussenhandeldiensten te verrichten betreffende in de lijst in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik, en ervan op de hoogte is dat die producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden, stelt de tussenhandelaar de bevoegde autoriteit daarvan in kennis. Die bevoegde autoriteit beslist of voor de beoogde tussenhandeldiensten een vergunning wordt vereist.
3. Een lidstaat kan de toepassing van lid 1 uitbreiden tot niet in de lijst opgenomen producten voor tweeërlei gebruik.
4. Een lidstaat kan nationale wetgeving aannemen of handhaven waarbij een vergunningsplicht wordt opgelegd voor de verlening van tussenhandeldiensten betreffende producten voor tweeërlei gebruik, indien de tussenhandelaar een gefundeerd vermoeden heeft dat de betrokken producten bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
5. Op de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde nationale maatregelen is artikel 9, leden 2, 3 en 4, van toepassing.
Artikel 7
1. De doorvoer van niet-Unieproducten voor tweeërlei gebruik die zijn opgenomen in bijlage I, kan te allen tijde worden verboden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de producten zich bevinden, indien de producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
2. Alvorens een besluit te nemen over het al dan niet verbieden van doorvoer, kan de bevoegde autoriteit in individuele gevallen een vergunningsplicht opleggen voor een specifiek geval van doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik die zijn opgenomen in bijlage I, indien de producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden. Indien de doorvoer over het grondgebied van meerdere lidstaten plaatsvindt, kan de bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat deze doorvoer over zijn grondgebied verbieden.
De bevoegde autoriteit kan een vergunningsplicht opleggen aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die of het partnerschap dat het contract met de ontvanger in het derde land heeft en die of dat het recht heeft te beslissen over de verzending van producten die door het douanegebied van de Unie worden vervoerd.
Indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon of het partnerschap geen ingezetene is van of niet gevestigd is in het douanegebied van de Unie, kan de bevoegde autoriteit de vergunningsplicht opleggen aan:
a) |
de aangever zoals bedoeld in artikel 5, punt 15), van het douanewetboek van de Unie; |
b) |
de vervoerder zoals bedoeld in artikel 5, punt 40), van het douanewetboek van de Unie, of |
c) |
de natuurlijke persoon die de producten voor tweeërlei gebruik in doorvoer bij zich draagt wanneer deze producten voor tweeërlei gebruik deel uitmaken van de persoonlijke bagage van die persoon. |
3. Een lidstaat kan de toepassing van lid 1 uitbreiden tot niet in de lijst opgenomen producten voor tweeërlei gebruik.
4. Op de in lid 3 van dit artikel bedoelde nationale maatregelen is artikel 9, leden 2, 3 en 4, van toepassing.
Artikel 8
1. Een vergunning is vereist voor het verlenen van technische bijstand met betrekking tot in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik, indien de verlener van technische bijstand door de bevoegde autoriteit in kennis is gesteld van het feit dat de betrokken producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
2. Indien een verlener van technische bijstand voornemens is technische bijstand te verlenen voor in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik en hij er kennis van draagt dat die producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden, stelt hij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis. Die bevoegde autoriteit beslist of voor de beoogde technische bijstandsdiensten een vergunning wordt vereist.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de technische bijstand:
a) |
wordt verleend binnen of naar het grondgebied van een in bijlage II, sectie A, deel 2, genoemd land of aan een ingezetene van een in bijlage II, sectie A, deel 2, genoemd land; |
b) |
de vorm aanneemt van een overdracht van informatie die voor iedereen beschikbaar is of fundamenteel wetenschappelijk onderzoek omvat in de zin van de algemene technologienoot of de nucleaire technologienoot in bijlage I; |
c) |
wordt verleend door autoriteiten of instanties van een lidstaat in het kader van hun officiële taken; |
d) |
wordt verleend aan de strijdkrachten van een lidstaat op basis van de hun toegewezen taken; |
e) |
wordt verleend voor een doel dat wordt genoemd in de uitzonderingen voor onderdelen van het Missile Technology Control Regime (MTCR-technologie) in bijlage IV, of |
f) |
het minimaal noodzakelijke is voor de installatie, de bediening, het onderhoud (controle) of de reparatie van producten waarvoor een uitvoervergunning is afgegeven. |
4. Een lidstaat kan de toepassing van lid 1 uitbreiden tot niet in de lijst opgenomen producten voor tweeërlei gebruik.
5. Een lidstaat kan nationale wetgeving aannemen of handhaven waarbij een vergunningsplicht wordt opgelegd voor het verlenen van technische bijstand indien een verlener van technische bijstand die voornemens is technische bijstand te verlenen voor producten voor tweeërlei gebruik, een gefundeerd vermoeden heeft dat die producten bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
6. Op de in de leden 4 en 5 van dit artikel bedoelde nationale maatregelen is artikel 9, leden 2, 3 en 4, van toepassing.
Artikel 9
1. Een lidstaat kan om redenen van openbare veiligheid, met inbegrip van de voorkoming van terreurdaden, of uit mensenrechtenoverwegingen een verbod instellen op of een vergunningsplicht opleggen voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I voorkomen.
2. De lidstaten brengen de op grond van lid 1 genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de Commissie en de andere lidstaten, onder vermelding van de exacte redenen daarvoor. Indien de maatregel de opstelling van een nationale controlelijst is, stellen de lidstaten de Commissie en de andere lidstaten ook in kennis van de beschrijving van de gecontroleerde producten.
3. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen van de op grond van lid 1 genomen maatregelen, met inbegrip van wijzigingen van hun nationale controlelijsten.
4. De Commissie maakt de maatregelen waarvan haar op grond van de leden 2 en 3 kennis is gegeven, bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie publiceert afzonderlijk, onverwijld en in alle officiële talen van de Unie een overzicht van de in de lidstaten geldende nationale controlelijsten. Na kennisgeving door een lidstaat van een wijziging van zijn nationale controlelijst publiceert de Commissie, onverwijld en in alle officiële talen van de Unie, een geactualiseerde versie van de in de lidstaten geldende nationale controlelijsten.
Artikel 10
1. Voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I voorkomen, is een vergunning vereist indien een andere lidstaat voor de uitvoer van die producten een vergunningsplicht oplegt op basis van een nationale controlelijst van producten die door die lidstaat op grond van artikel 9 is vastgesteld en door de Commissie op grond van artikel 9, lid 4, is gepubliceerd, en indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor gebruik waarvoor bezorgdheid bestaat ten aanzien van de openbare veiligheid, met inbegrip van het voorkomen van terreurdaden, of ten aanzien van mensenrechtenoverwegingen.
2. Een lidstaat die een uit hoofde van lid 1 vereiste vergunning weigert, stelt ook de Commissie en de andere lidstaten van een dergelijk besluit in kennis.
3. Een lidstaat die op grond van lid 1 van dit artikel een vergunningsplicht oplegt voor de uitvoer van een niet in bijlage I opgenomen product voor tweeërlei gebruik, stelt zijn douaneautoriteiten en andere betrokken nationale autoriteiten onverwijld in kennis van de vergunningsplicht en verstrekt, waar passend, de andere lidstaten en de Commissie de relevante informatie, met name over de betrokken producten en eindgebruikers. De andere lidstaten houden terdege rekening met deze informatie en stellen hun douaneautoriteiten en andere relevante nationale autoriteiten daarvan in kennis.
Artikel 11
1. Voor de overbrenging binnen de Unie van producten voor tweeërlei gebruik van de lijst in bijlage IV is een vergunning vereist. Producten voor tweeërlei gebruik van de lijst in deel 2 van bijlage IV vallen niet onder een algemene vergunning.
2. Een lidstaat kan een vergunningsplicht opleggen voor de overbrenging van andere producten voor tweeërlei gebruik van zijn grondgebied naar een andere lidstaat indien op het tijdstip van de overbrenging:
a) |
de exporteur of de bevoegde autoriteit weet dat de eindbestemming van die producten buiten het douanegebied van de Unie ligt; |
b) |
de uitvoer van de producten naar die eindbestemming onderworpen is aan een vergunningsplicht op grond van artikel 3, 4, 5, 9 of 10 in de lidstaat van waaruit de producten moeten worden uitgevoerd, en deze export, rechtstreeks vanaf zijn grondgebied, niet is toegestaan bij een algemene of globale vergunning, en |
c) |
de producten niet worden verwerkt of bewerkt in de zin van artikel 60, lid 2, van het douanewetboek van de Unie in de lidstaat waarnaar zij worden overgebracht. |
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde overbrengingsvergunning wordt aangevraagd in de lidstaat van waaruit de producten voor tweeërlei gebruik zullen worden overgebracht.
4. In gevallen waarin de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik reeds door de lidstaat van waaruit de producten zullen worden uitgevoerd, is aanvaard in de overlegprocedures van artikel 14, wordt de overbrengingsvergunning onmiddellijk aan de exporteur afgegeven, tenzij de omstandigheden substantieel zijn veranderd.
5. Een lidstaat die wetgeving aanneemt die een vergunningsplicht als bedoeld in lid 2 oplegt, brengt de Commissie en de overige lidstaten onverwijld op de hoogte van de maatregelen die hij heeft genomen. De Commissie maakt die informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.
6. De toepassing van op grond van de leden 1 en 2 genomen maatregelen geeft geen aanleiding tot controles aan de binnengrenzen van het douanegebied van de Unie, maar vergt slechts controles die in het kader van de normale, op niet-discriminerende wijze over het gehele douanegebied van de Unie uitgevoerde controleprocedures passen.
7. De toepassing van op grond van de leden 1 en 2 genomen maatregelen leidt er in geen geval toe dat voor overbrenging van de ene lidstaat naar de andere strengere voorwaarden gelden dan voor de uitvoer van dezelfde producten naar derde landen.
8. Een lidstaat kan bij nationale wetgeving vereisen dat voor overbrengingen binnen de Unie vanuit die lidstaat van producten van bijlage I, categorie 5, deel 2, die niet in bijlage IV voorkomen, aan de bevoegde autoriteit van die lidstaat aanvullende informatie over de betrokken producten wordt verstrekt.
9. In relevante handelsbescheiden die betrekking hebben op de overbrenging binnen de Unie van in de lijst van bijlage I vermelde producten voor tweeërlei gebruik dient duidelijk te worden vermeld dat die producten bij uitvoer uit het douanegebied van de Unie aan controle worden onderworpen. Die handelsbescheiden omvatten met name een verkoopcontract, een orderbevestiging, een factuur of een verzendingsborderel.
HOOFDSTUK III
UITVOERVERGUNNING EN VERGUNNING VOOR TUSSENHANDELDIENSTEN EN TECHNISCHE BIJSTAND
Artikel 12
1. Uit hoofde van deze verordening kunnen de volgende soorten uitvoervergunningen worden afgegeven of ingesteld:
a) |
individuele uitvoervergunningen; |
b) |
globale uitvoervergunningen; |
c) |
nationale algemene uitvoervergunningen; |
d) |
uniale algemene uitvoervergunningen voor de uitvoer van bepaalde producten naar bepaalde bestemmingen onder specifieke gebruiksvoorwaarden en -eisen als bedoeld in bijlage II, secties A tot en met H. |
Uit hoofde van deze verordening afgegeven of ingestelde uitvoervergunningen zijn in het gehele douanegebied van de Unie geldig.
2. Individuele en globale uitvoervergunningen uit hoofde van deze verordening worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de exporteur ingezetene of gevestigd is.
Onverminderd artikel 2, punt 3), wordt, indien de exporteur niet in het douanegebied van de Unie ingezetene of gevestigd is, uit hoofde van deze verordening een individuele uitvoervergunning verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de producten voor tweeërlei gebruik zich bevinden.
Alle individuele en globale uitvoervergunningen worden waar mogelijk langs elektronische weg afgegeven op formulieren die ten minste alle elementen, in dezelfde volgorde, van de modellen in bijlage III, sectie A, bevatten.
3. Individuele uitvoervergunningen en globale uitvoervergunningen zijn hoogstens twee jaar geldig, tenzij de bevoegde autoriteit anders besluit.
Vergunningen voor grote projecten zijn geldig voor een door de bevoegde autoriteit vast te stellen termijn, maar niet langer dan vier jaar, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden in verband met de duur van het project.
4. Exporteurs verstrekken de bevoegde autoriteit alle informatie die vereist is voor hun aanvragen van individuele en globale uitvoervergunningen, zodat volledige informatie beschikbaar is over met name de eindgebruiker, het land van bestemming en het eindgebruik van het uitgevoerde product.
Aan individuele uitvoervergunningen wordt de verplichting verbonden een verklaring betreffende het eindgebruik af te geven. De bevoegde autoriteit kan bepaalde aanvragen vrijstellen van de verplichting om een verklaring over het eindgebruik te verstrekken. Waar passend kan voor globale uitvoervergunningen een verklaring over het eindgebruik worden verlangd.
Exporteurs die gebruikmaken van globale uitvoervergunningen implementeren een ICP, tenzij de bevoegde autoriteit dit niet nodig acht wegens andere informatie waarmee zij rekening heeft gehouden bij de behandeling van de door de exporteur ingediende aanvraag voor een globale uitvoervergunning.
De rapportage- en ICP-vereisten met betrekking tot het gebruik van globale uitvoervergunningen worden door de lidstaten vastgesteld.
Op verzoek van de exporteurs worden globale uitvoervergunningen die kwantitatieve beperkingen inhouden, gesplitst.
5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten behandelen aanvragen voor individuele of globale vergunningen binnen een volgens het nationale recht of de nationale praktijk te bepalen termijn.
6. Nationale algemene uitvoervergunningen:
a) |
zijn niet van toepassing op producten die op de lijst van bijlage II, sectie I, voorkomen; |
b) |
worden gedefinieerd in het nationale recht of in de nationale praktijk; zij kunnen worden gebruikt door alle exporteurs die ingezetene of gevestigd zijn in de lidstaat die die vergunningen afgeeft, indien zij voldoen aan de voorschriften van deze verordening en van de aanvullende nationale wetgeving; zij worden afgegeven overeenkomstig bijlage III, sectie C; |
c) |
mogen niet worden gebruikt indien de exporteur er door de bevoegde autoriteit van in kennis is gesteld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden, of indien de exporteur er kennis van draagt dat de producten bestemd zijn voor die doeleinden. |
Nationale algemene uitvoervergunningen kunnen ook van toepassing zijn op de producten en bestemmingen die op de lijst van bijlage II, secties A tot en met H, voorkomen.
De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van alle nationale algemene uitvoervergunningen die zijn afgegeven of gewijzigd. De Commissie maakt dergelijke kennisgevingen bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
7. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de exporteur ingezetene of gevestigd is, kan de exporteur verbieden om uniale algemene uitvoervergunningen te gebruiken als er redelijke twijfel bestaat over het vermogen van de exporteur om de voorwaarden van deze vergunning of een bepaling van de wetgeving inzake uitvoercontrole, na te leven.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen informatie uit over exporteurs die het verboden is gebruik te maken van een uniale algemene uitvoervergunning, tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de exporteur ingezetene of gevestigd is, vaststelt dat de exporteur niet zal pogen producten voor tweeërlei gebruik via een andere lidstaat uit te voeren. De informatie-uitwisseling vindt plaats via elektronische systemen als bedoeld in artikel 23, lid 6.
Artikel 13
1. Vergunningen voor de verlening van tussenhandeldiensten en technische bijstand uit hoofde van deze verordening worden afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de tussenhandelaar of de verlener van technische bijstand ingezetene of gevestigd is. Wanneer de tussenhandelaar of de verlener van technische bijstand niet ingezeten of gevestigd is op het douanegebied van de Unie, worden vergunningen voor het verlenen van tussenhandeldiensten en technische bijstand uit hoofde van deze verordening afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van waar de tussenhandeldiensten of de technische bijstand zullen worden verleend.
2. Vergunningen voor het verlenen van tussenhandeldiensten worden afgegeven voor een bepaalde hoeveelheid specifieke producten en vermelden duidelijk de plaats van de producten in het derde land van herkomst, de eindgebruiker en de precieze plaats waar die zich bevindt.
Vergunningen voor technische bijstand vermelden duidelijk de eindgebruiker en de precieze plaats waar die zich bevindt.
De vergunningen zijn in het gehele douanegebied van de Unie geldig.
3. Tussenhandelaren en verleners van technische bijstand verstrekken de bevoegde autoriteit alle relevante informatie die vereist is voor een aanvraag van een vergunning uit hoofde van deze verordening, en met name nadere bijzonderheden over de plaats waar de producten voor tweeërlei gebruik zich bevinden, een duidelijke beschrijving van de aard en het aantal producten, de bij de transactie betrokken derde partijen, het land van bestemming, de eindgebruiker in dat land en de precieze plaats waar die zich bevindt.
4. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten behandelen aanvragen voor vergunningen voor het verlenen van tussenhandeldiensten en technische bijstand binnen een volgens het nationale recht of de nationale praktijk te bepalen termijn.
5. Alle vergunningen voor het verlenen van tussenhandeldiensten en technische bijstand worden, waar mogelijk, langs elektronische weg afgegeven op formulieren die ten minste alle elementen, in dezelfde volgorde, van de modellen in bijlage III, sectie B, bevatten.
Artikel 14
1. Indien de producten voor tweeërlei gebruik waarvoor een individuele uitvoervergunning wordt aangevraagd voor een niet in de lijst van bijlage II, sectie A, deel 2, vermelde bestemming of, in het geval van in de lijst van bijlage IV vermelde producten voor tweeërlei gebruik, voor een willekeurige bestemming, zich in een of meer andere lidstaten bevinden of zullen bevinden dan die waar de vergunning wordt aangevraagd, wordt dat gegeven in de aanvraag vermeld. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de vergunning wordt aangevraagd, treedt onmiddellijk in overleg met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en verstrekt alle ter zake dienende informatie. Dat overleg kan plaatsvinden via het elektronische systeem bedoeld in artikel 23, lid 6. De geraadpleegde lidstaten maken eventuele bezwaren tegen de afgifte van een dergelijke vergunning binnen tien werkdagen kenbaar; die bezwaren zijn bindend voor de lidstaat waar de vergunning is aangevraagd.
Indien binnen tien werkdagen geen bezwaren worden ontvangen, worden de geraadpleegde lidstaten geacht geen bezwaar te hebben.
In uitzonderlijke gevallen kan een geraadpleegde lidstaat om verlenging van die termijn van tien werkdagen verzoeken. De verlenging bedraagt evenwel niet meer dan dertig werkdagen.
2. Indien een uitvoer zijn wezenlijke veiligheidsbelangen zou kunnen schaden, kan een lidstaat een andere lidstaat verzoeken geen uitvoervergunning te verlenen of, indien deze reeds is verleend, die vergunning nietig te verklaren, te schorsen, te wijzigen of in te trekken. De lidstaat die een dergelijk verzoek ontvangt, treedt met de verzoekende lidstaat onmiddellijk in overleg van niet bindende aard, welk overleg binnen tien werkdagen dient te worden afgerond. Indien de lidstaat die het verzoek ontvangt, besluit de vergunning te verlenen, moet die lidstaat de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis stellen met gebruikmaking van het in artikel 23, lid 6, genoemde elektronische systeem.
Artikel 15
1. Bij hun besluit om al dan niet een vergunning te verlenen of een doorvoer te verbieden uit hoofde van deze verordening, houden de lidstaten rekening met alle ter zake dienende overwegingen, waaronder:
a) |
de internationale verplichtingen en verbintenissen van de Unie en de lidstaten, en met name de verplichtingen en verbintenissen waarmee ieder van hen heeft ingestemd als partij bij de internationale regimes inzake non-proliferatie en uitvoercontrole of door de bekrachtiging van de desbetreffende internationale verdragen; |
b) |
hun verplichtingen uit hoofde van sancties uit hoofde van een door de Raad vastgesteld besluit of gemeenschappelijk standpunt of uit hoofde van een besluit van de OVSE, dan wel krachtens een bindende resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties; |
c) |
overwegingen van nationaal buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van overwegingen uit hoofde van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB; |
d) |
overwegingen omtrent het voorgenomen eindgebruik en het onttrekkingsgevaar. |
2. De lidstaten nemen bij de beoordeling van een aanvraag om een globale uitvoervergunning, naast de in lid 1 vermelde criteria, ook de implementatie van een ICP door de exporteur in aanmerking.
Artikel 16
1. De bevoegde autoriteit kan, overeenkomstig deze verordening handelend, weigeren een uitvoervergunning te verlenen en een reeds door haar verleende uitvoervergunning nietig verklaren, schorsen, wijzigen of intrekken. Wanneer de bevoegde autoriteit een uitvoervergunning weigert, nietig verklaart, schorst, wezenlijk beperkt of intrekt, of wanneer zij besloten heeft dat de voorgenomen uitvoer niet mag worden toegestaan, stelt zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis en verstrekt zij hun de relevante gegevens. Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat een uitvoervergunning heeft geschorst, wordt aan het eind van de schorsingsperiode de evaluatie aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie meegedeeld.
2. Weigeringen van vergunningen waarvan uit hoofde van lid 1 kennis is gegeven, worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten binnen drie jaar na de kennisgeving opnieuw bekeken en ingetrokken, gewijzigd of verlengd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de resultaten van deze toetsing. Weigeringen die niet worden ingetrokken, blijven geldig en worden om de drie jaar opnieuw bekeken. Bij de derde toetsing moet de betrokken lidstaat de reden voor de handhaving van deze weigering toelichten.
3. De bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van hun uit hoofde van artikel 7 genomen besluit om de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik te weigeren. Deze kennisgeving bevat alle benodigde informatie, met inbegrip van de indeling van de betrokken producten, de technische kenmerken ervan, het land van bestemming en de eindgebruiker.
4. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn ook van toepassing op vergunningen voor het verlenen van de in artikel 13 bedoelde tussenhandeldiensten en technische bijstand.
5. Alvorens de bevoegde autoriteit van een lidstaat uit hoofde van deze verordening besluit al dan niet een vergunning te verlenen of een doorvoer te verbieden, gaat zij op basis van alle geldige weigeringen of besluiten betreffende een verbod op de doorvoer van in de lijst in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik uit hoofde van deze verordening na of een vergunning of doorvoer door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat voor een wezenlijk identieke transactie is geweigerd. Zij pleegt dan overleg met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die dergelijke vergunningen hebben geweigerd of het besluit hebben genomen de doorvoer te verbieden, als bedoeld in de leden 1, 3 en 4 van dit artikel.
De bevoegde autoriteiten van de geraadpleegde lidstaten maken binnen tien werkdagen bekend of zij de betrokken transactie al dan niet als een wezenlijk identieke transactie beschouwen. Indien binnen tien werkdagen geen reactie is ontvangen, worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die zijn geraadpleegd, geacht de betrokken transactie niet als een wezenlijk identieke transactie te beschouwen.
Indien meer informatie nodig is om de betrokken transactie correct te beoordelen, komen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeen die termijn van tien werkdagen te verlengen. De verlenging bedraagt evenwel niet meer dan dertig werkdagen.
Indien de bevoegde autoriteit na dit overleg besluit een vergunning te verlenen of de doorvoer toe te staan, stelt zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis en verstrekt zij daarbij alle relevante informatie om het besluit toe te lichten.
6. De op grond van dit artikel voorgeschreven kennisgevingen worden gedaan via beveiligde elektronische middelen, inclusief door middel van het in artikel 23, lid 6, bedoelde systeem.
7. Alle informatie die op grond van dit artikel wordt uitgewisseld, voldoet aan artikel 23, lid 5, betreffende de vertrouwelijkheid van dergelijke informatie.
HOOFDSTUK IV
WIJZIGING VAN LIJSTEN VAN PRODUCTEN VOOR TWEEËRLEI GEBRUIK EN VAN BESTEMMINGEN
Artikel 17
1. De Commissie is als volgt bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in de bijlagen I en IV opgenomen lijst van producten voor tweeërlei gebruik te wijzigen:
a) |
de lijst van producten voor tweeërlei gebruik in bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de desbetreffende verplichtingen en verbintenissen, en alle wijzigingen daarin, waarmee de lidstaten en in voorkomend geval de Unie hebben ingestemd als partij bij de internationale regelingen inzake non-proliferatie en uitvoercontrole of door de bekrachtiging van desbetreffende internationale verdragen; |
b) |
indien de wijziging van bijlage I betrekking heeft op producten voor tweeërlei gebruik die tevens zijn opgenomen in bijlage II of IV, worden die bijlagen dienovereenkomstig gewijzigd. |
2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage II te wijzigen door producten te schrappen of bestemmingen toe te voegen of te schrappen van het toepassingsgebied van uniale algemene uitvoervergunningen in overleg met de op grond van artikel 24 opgerichte coördinatiegroep tweeërlei gebruik en rekening houdend met de verplichtingen en verbintenissen uit hoofde van de desbetreffende non-proliferatieregelingen en uitvoercontroleregelingen, zoals wijzigingen van de controlelijsten, alsmede met de relevante geopolitieke ontwikkelingen. Indien dwingende redenen van urgentie vereisen dat bepaalde bestemmingen worden uitgesloten van het toepassingsgebied van een uniale algemene uitvoervergunning, is de procedure van artikel 19 van toepassing op de gedelegeerde handelingen die worden vastgesteld op grond van dit lid.
Artikel 18
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 17 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 9 september 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een op grond van artikel 17 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 19
1. Uit hoofde van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen treden onmiddellijk in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 18, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Artikel 20
De lijst van producten voor tweeërlei gebruik in bijlage IV, die een onderdeel is van bijlage I, wordt geactualiseerd in het licht van artikel 36 VWEU, en met name de openbare-orde- en openbareveiligheidsbelangen van de lidstaten.
HOOFDSTUK V
DOUANEPROCEDURES
Artikel 21
1. Bij het vervullen van de formaliteiten voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik bij het voor de behandeling voor de uitvoeraangifte bevoegde douanekantoor levert de exporteur het bewijs dat voor de uitvoer naar behoren een vergunning is verleend.
2. Van de exporteur kan van de als bewijs verstrekte bescheiden een vertaling worden geëist in een officiële taal van de lidstaat waar de uitvoeraangifte wordt overgelegd.
3. Onverminderd de bevoegdheden die hem uit hoofde van en op grond van het douanewetboek van de Unie zijn verleend, kan een lidstaat tevens voor een periode van ten hoogste de in lid 4 vermelde perioden de uitvoer vanaf zijn grondgebied van de producten voor tweeërlei gebruik waarvoor al dan niet een geldige uitvoervergunning werd afgegeven, schorsen of, indien nodig, op andere wijze verhinderen dat deze producten de Unie via zijn grondgebied verlaten, indien hij:
a) |
een gefundeerd vermoeden heeft dat:
|
b) |
over relevante informatie beschikt met betrekking tot de mogelijke toepassing van maatregelen uit hoofde van artikel 4, lid 1. |
4. In de in lid 3 van dit artikel bedoelde gevallen raadpleegt de in dat lid bedoelde lidstaat onverwijld de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de uitvoervergunning heeft verleend of die maatregelen kan treffen op grond van artikel 4, lid 1, zodat die bevoegde autoriteit op grond van artikel 4, lid 1, of artikel 16, lid 1, maatregelen kan treffen. Indien die bevoegde autoriteit besluit de vergunning te handhaven of geen maatregelen te treffen op grond van artikel 4, lid 1, antwoordt zij binnen tien werkdagen, welke termijn in uitzonderlijke omstandigheden op haar verzoek mag worden verlengd tot dertig werkdagen. In dat geval, of indien, naargelang van het geval, binnen tien of dertig werkdagen geen antwoord is ontvangen, worden de producten voor tweeërlei gebruik onmiddellijk vrijgegeven. De bevoegde autoriteit van de lidstaat welke de vergunning heeft verleend, stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis.
5. In samenwerking met de lidstaten kan de Commissie richtsnoeren uitwerken om de onderlinge samenwerking tussen de vergunningverlenende autoriteiten en de douaneautoriteiten te bevorderen.
Artikel 22
1. De lidstaten kunnen bepalen dat douaneformaliteiten voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik slechts bij daartoe bevoegd verklaarde douanekantoren mogen worden vervuld.
2. Wanneer zij gebruikmaken van de in lid 1 geboden mogelijkheid, delen de lidstaten de Commissie mee welke douanekantoren aldus bevoegd zijn verklaard. De Commissie maakt die informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.
HOOFDSTUK VI
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING, UITVOERING EN HANDHAVING
Artikel 23
1. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voor de uitvoering van deze verordening vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met inbegrip van:
a) |
een lijst van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die gemachtigd zijn om:
|
b) |
de maatregelen bedoeld in artikel 25, lid 1. |
De Commissie stuurt die informatie door naar de andere lidstaten en maakt die informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. De lidstaten treffen in samenwerking met de Commissie alle dienstige maatregelen om een rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te bewerkstelligen teneinde de efficiëntie van de uitvoercontroleregeling van de Unie te verbeteren en een consequente en doeltreffende uitvoering en handhaving van controles in het gehele douanegebied van de Unie te waarborgen. De uitwisseling van informatie kan het volgende omvatten:
a) |
relevante vergunningsinformatie, verstrekt voor elke afgegeven vergunning (zoals waarde en type van de vergunningen en de desbetreffende bestemmingen, aantal gebruikers van algemene vergunningen); |
b) |
aanvullende informatie met betrekking tot de toepassing van controles, met inbegrip van informatie over de toepassing van de criteria van artikel 15, lid 1, het aantal exporteurs met een ICP en, indien beschikbaar, gegevens over de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik verricht in andere lidstaten; |
c) |
informatie over de analyse die ten grondslag ligt aan aanvullingen of geplande aanvullingen op de nationale controlelijsten op grond van artikel 9; |
d) |
informatie met betrekking tot de handhaving van controles, waaronder op risico gebaseerde audits, nadere gegevens met betrekking tot de exporteurs aan wie het recht is ontzegd nationale of uniale algemene uitvoervergunningen te gebruiken, en, indien beschikbaar, het aantal schendingen, inbeslagnames en de toepassing van andere sancties; |
e) |
gegevens over gevoelige eindgebruikers, actoren die bij verdachte aankoopactiviteiten zijn betrokken en, voor zover deze beschikbaar zijn, gevolgde routes. |
3. De uitwisseling van gegevens over vergunningen vindt ten minste jaarlijks plaats overeenkomstig de richtsnoeren die worden opgesteld door de op grond van artikel 24 opgerichte coördinatiegroep tweeërlei gebruik en met inachtneming van de wettelijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, commercieel gevoelige informatie of beschermde informatie op het gebied van defensie, buitenlands beleid of nationale veiligheid.
4. De lidstaten en de Commissie onderzoeken regelmatig de tenuitvoerlegging van artikel 15 op basis van de op grond van deze verordening verstrekte informatie en de analyses van deze gegevens. Alle deelnemers aan deze uitwisselingen respecteren het vertrouwelijke karakter van de besprekingen.
5. Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (14), met name de bepalingen ervan inzake de vertrouwelijkheid van informatie, zijn van overeenkomstige toepassing.
6. De Commissie ontwikkelt, in overleg met de op grond van artikel 24 opgerichte coördinatiegroep tweeërlei gebruik, een beveiligd en versleuteld systeem ter ondersteuning van de rechtstreekse samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en, waar passend, de Commissie. Het systeem wordt, indien haalbaar, door de Commissie gekoppeld aan de elektronische vergunningssystemen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor zover dat nodig is om deze rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van informatie te vergemakkelijken. Het Europees Parlement wordt geïnformeerd over het budget, de ontwikkeling en de werking van het systeem.
7. De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats overeenkomstig de voorschriften van Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725.
Artikel 24
1. Er wordt een coördinatiegroep tweeërlei gebruik ingesteld waarvan het voorzitterschap door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt bekleed. Elke lidstaat wijst in deze groep een vertegenwoordiger aan. De groep heeft tot taak elk vraagstuk in verband met de toepassing van deze verordening te onderzoeken dat door de voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.
2. De coördinatiegroep tweeërlei gebruik raadpleegt telkens wanneer zij dit nodig acht de bij deze verordening betrokken exporteurs, tussenhandelaren, verleners van technische bijstand en andere relevante belanghebbenden.
3. De coördinatiegroep tweeërlei gebruik richt, waar passend, technische deskundigengroepen op die zijn samengesteld uit deskundigen van de lidstaten om specifieke kwesties te onderzoeken met betrekking tot de uitvoering van controles, met inbegrip van kwesties met betrekking tot de actualisering van de controlelijsten van de Unie in bijlage I. Technische deskundigengroepen raadplegen waar passend exporteurs, tussenhandelaren, verleners van technische bijstand en andere relevante belanghebbenden bij deze verordening.
4. De Commissie ondersteunt een programma van de Unie voor capaciteitsopbouw op het gebied van vergunningverlening en handhaving, onder meer door in overleg met de coördinatiegroep tweeërlei gebruik gemeenschappelijke opleidingsprogramma's voor overheidspersoneel van de lidstaten te ontwikkelen.
Artikel 25
1. Elke lidstaat treft passende maatregelen om de correcte handhaving van deze verordening te waarborgen. Met name stelt elke lidstaat de sancties vast voor inbreuken op de bepalingen van deze verordening of op de bepalingen ter uitvoering daarvan. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. De coördinatiegroep tweeërlei gebruik richt een handhavingscoördinatiemechanisme op ter ondersteuning van informatie-uitwisseling en directe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de handhavingsinstanties van de lidstaten (het “handhavingscoördinatiemechanisme”). In het kader van het handhavingscoördinatiemechanisme wisselen de lidstaten en de Commissie, indien beschikbaar, relevante informatie uit, onder meer over de toepassing, de aard en het effect van de uit hoofde van lid 1 genomen maatregelen, over de handhaving van beste praktijken en de niet-toegestane uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik en/of inbreuken op deze verordening en/of de desbetreffende nationale wetgeving.
In het kader van het handhavingscoördinatiemechanisme wisselen de lidstaten en de Commissie ook informatie uit over de beste praktijken van de nationale handhavingsautoriteiten met betrekking tot risicogebaseerde audits, de opsporing en vervolging van niet-toegelaten uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik en/of mogelijke andere inbreuken op deze verordening en/of de desbetreffende nationale wetgeving.
De uitwisseling van informatie in het kader van het handhavingscoördinatiemechanisme is vertrouwelijk.
HOOFDSTUK VII
TRANSPARANTIE, VOORLICHTING EN ONDERSTEUNING, MONITORING, BEOORDELING
Artikel 26
1. De Commissie en de Raad stellen, waar passend, richtsnoeren en/of aanbevelingen beschikbaar voor beste praktijken met betrekking tot de in deze verordening bedoelde onderwerpen om de doeltreffendheid van de regeling voor uitvoercontrole van de Unie en de consequente uitvoering ervan te waarborgen. Het verstrekken van richtsnoeren en/of aanbevelingen voor beste praktijken aan exporteurs, tussenhandelaren en verleners van technische bijstand valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten waar zij ingezetene of gevestigd zijn. In die richtsnoeren en/of aanbevelingen voor beste praktijken wordt met name rekening gehouden met de informatiebehoeften van kleine en middelgrote ondernemingen (het midden- en kleinbedrijf).
2. De Commissie legt, in overleg met de coördinatiegroep tweeërlei gebruik, jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de uitvoering van deze verordening en over de activiteiten, onderzoeken en raadplegingen van de coördinatiegroep tweeërlei gebruik. Dat jaarverslag is openbaar.
Het jaarverslag bevat informatie over de vergunningen (met name over het aantal en de waarde ervan per soort product en per bestemming op het niveau van de Unie en de lidstaten), over weigeringen en verboden uit hoofde van deze verordening. Het jaarverslag bevat ook informatie over de administratie (met name over het personeel, de naleving en de voorlichtingsactiviteiten, de specifieke vergunnings- of classificeringsinstrumenten) en over de handhaving van de controles (met name het aantal inbreuken en de sancties).
Met betrekking tot producten voor cybersurveillance bevat het jaarverslag specifieke informatie over vergunningen, met name over het aantal aanvragen dat is ontvangen, ingedeeld naar product, de lidstaat van afgifte en de bestemmingen waarop die aanvragen betrekking hebben, en over de besluiten die over die aanvragen zijn genomen.
De informatie in het jaarverslag wordt gepresenteerd overeenkomstig de in lid 3 genoemde beginselen.
De Commissie en de Raad stellen richtsnoeren beschikbaar over de methode voor het verzamelen en verwerken van gegevens met het oog op de opstelling van het jaarverslag, met inbegrip van de vaststelling van de soorten producten en de beschikbaarheid van handhavingsgegevens.
3. De lidstaten verstrekken de Commissie alle passende informatie voor de opstelling van het verslag, met inachtneming van de wettelijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, commercieel gevoelige informatie of informatie op het gebied van defensie, buitenlands beleid of nationale veiligheid. Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (15) betreffende de Europese statistiek is van toepassing op informatie die uit hoofde van dit artikel wordt uitgewisseld of gepubliceerd.
4. Tussen 10 september 2026 en 10 september 2028 voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij over de belangrijkste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Na 10 september 2024 voert de Commissie een evaluatie uit van artikel 5 en brengt zij over de belangrijkste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.
HOOFDSTUK VIII
CONTROLEMAATREGELEN
Artikel 27
1. De exporteurs van producten voor tweeërlei gebruik houden volgens de nationale wetgeving of de in de betreffende lidstaat gebruikelijke methoden gedetailleerde registers of dossiers van hun uitvoer bij. Deze registers of dossiers bevatten met name de handelsbescheiden, zoals facturen, manifesten, vrachtbrieven of andere vervoersdocumenten, waarin voldoende gegevens voorkomen voor de vaststelling van:
a) |
een omschrijving van de producten voor tweeërlei gebruik, |
b) |
de hoeveelheid producten voor tweeërlei gebruik, |
c) |
naam en adres van de exporteur en van de ontvanger, |
d) |
indien bekend, het eindgebruik en de eindgebruiker van de producten voor tweeërlei gebruik. |
2. Overeenkomstig de nationale wetgeving of volgens de in de betreffende lidstaat gebruikelijke methoden, houden tussenhandelaren en verleners van technische bijstand registers of dossiers bij betreffende tussenhandeldiensten of technische bijstandsdiensten zodat zij op verzoek een beschrijving kunnen geven van de producten voor tweeërlei gebruik die het voorwerp vormden van de tussenhandeldiensten of technische bijstandsdiensten, de periode gedurende welke de producten het voorwerp vormden van die diensten, de bestemming van die producten en diensten, en de landen waarop die diensten betrekking hadden.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde registers of dossiers en bescheiden worden bewaard gedurende ten minste vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de uitvoer is geschied dan wel die tussenhandelsdiensten of technische bijstandsdiensten werden verleend. Zij worden op verzoek voorgelegd aan de bevoegde autoriteit.
4. De bescheiden en dossiers in verband met overbrengingen binnen de Unie van in de lijst in bijlage I vermelde producten voor tweeërlei gebruik worden gedurende ten minste drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de overbrenging is geschied, bewaard en op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van waaruit die producten werden overgebracht, aan die autoriteit voorgelegd.
Artikel 28
Om de correcte toepassing van deze verordening te waarborgen, nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om hun bevoegde autoriteiten in staat te stellen:
a) |
gegevens te verzamelen over elke met producten voor tweeërlei gebruik verband houdende order of transactie; |
b) |
na te gaan of de uitvoercontrolemaatregelen op de juiste wijze worden toegepast, hetgeen met name de bevoegdheid kan omvatten tot betreding van de bedrijfsruimten van de bij een uitvoertransactie belang hebbende personen of van tussenhandelaren die bij de verlening van tussenhandeldiensten in de in artikel 6 bedoelde situaties betrokken zijn, of van verleners van technische bijstand die in de in artikel 8 bedoelde situaties betrokken zijn. |
HOOFDSTUK IX
SAMENWERKING MET DERDE LANDEN
Artikel 29
1. De Commissie en de lidstaten voeren, waar passend, overleg met derde landen om de algehele harmonisatie van de controles te bevorderen.
Dit overleg kan de regelmatige en wederzijdse samenwerking met derde landen ondersteunen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie en beste praktijken, alsmede capaciteitsopbouw en bewustmaking van derde landen. Voorts kan het overleg ertoe bijdragen dat derde landen strenge uitvoercontroles hanteren die in het kader van multilaterale uitvoercontroleregelingen zijn ontwikkeld, als model voor internationale beste praktijken.
2. Onverminderd de bepalingen van tussen de Unie en derde landen gesloten overeenkomsten of protocollen inzake wederzijdse administratieve bijstand op douanegebied kan de Raad de Commissie machtigen met derde landen te onderhandelen over overeenkomsten die voorzien in de wederzijdse erkenning van controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik waarop deze verordening betrekking heeft.
Die onderhandelingen worden gevoerd overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld, naargelang van het geval, in artikel 207, lid 3, VWEU en in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
HOOFDSTUK X
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30
Deze verordening is van toepassing onverminderd het Gedelegeerd Besluit van de Commissie van 15 september 2015 tot aanvulling van Besluit nr. 1104/2011/EU.
Artikel 31
Verordening (EG) nr. 428/2009 wordt ingetrokken.
Voor vergunningsaanvragen die vóór 9 september 2021 werden ingediend, blijven evenwel de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 428/2009 van toepassing.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.
Artikel 32
Deze verordening treedt in werking op de negentigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2021
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D. M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
A. P. ZACARIAS
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 25 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en beslut van de Raad van 10 mei 2021.
(2) Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).
(3) Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).
(4) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(5) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(6) Verordening (EU) 2015/479 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 34).
(7) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(9) Besluit (EU, Euratom) nr. 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(10) Besluit (EU, Euratom) nr. 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(11) PB C 202 van 8.7.2011, blz. 13.
(12) Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 1).
(13) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(14) Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
(15) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
BIJLAGE I
IN ARTIKEL 3 VAN DEZE VERORDENING BEDOELDE LIJST VAN PRODUCTEN VOOR TWEEËRLEI GEBRUIK
De in deze bijlage opgenomen lijst van producten voor tweeërlei gebruik is een technische implementatie van internationaal overeengekomen vergunningsregelingen voor producten voor tweeërlei gebruik, waaronder de Australiëgroep (1), het “Missile Technology Control Regime” (MTCR) (2), de Groep van Nucleaire Exportlanden (3), het Wassenaar Arrangement (4), en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC) (5).
INHOUD
Deel I - |
Algemene opmerkingen, acroniemen en afkortingen en definities |
Deel II - Categorie 0 |
Nucleaire goederen |
Deel III - Categorie 1 |
Speciale materialen en aanverwante apparatuur |
Deel IV - Categorie 2 |
Materiaalverwerking |
Deel V - Categorie 3 |
Elektronica |
Deel VI - Categorie 4 |
Computers |
Deel VII - Categorie 5 |
Telecommunicatie en “informatiebeveiliging” |
Deel VIII - Categorie 6 |
Sensoren en lasers |
Deel IX - Categorie 7 |
Navigatie en vliegtuigelektronica |
Deel X - Categorie 8 |
Zeewezen en schepen |
Deel XI - Categorie 9 |
Ruimtevaart en voortstuwing |
DEEL I - Algemene opmerkingen, acroniemen en afkortingen, en definities
ALGEMENE OPMERKINGEN BIJ BIJLAGE I
1. |
Voor de controle op de uitvoer van goederen die zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik, zij verwezen naar de desbetreffende lijst(en) van aan vergunningsplicht onderworpen militaire goederen van de afzonderlijke EU-lidstaten. Verwijzingen in deze bijlage naar de “Lijst militaire goederen” hebben betrekking op deze lijsten. |
2. |
De doelstelling van de controles op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.
|
3. |
Met “goederen” worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld. |
4. |
In sommige gevallen zijn stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers gebruikt worden, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben. |
NUCLEAIRE TECHNOLOGIE-NOOT (NTN)
(Te lezen in samenhang met sectie E van categorie 0.)
De “technologie” die rechtstreeks samenhangt met goederen die in categorie 0 vallen, valt onder de bepalingen van categorie 0.
“Technologie” voor de “ontwikkeling”, de “productie” of het “gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.
Het verlenen van een uitvoervergunning voor goederen houdt tevens in dat de uitvoer naar dezelfde eindgebruiker van de minimaal noodzakelijke “technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van de goederen is toegestaan.
Vergunningsregelingen voor overdracht van “technologie” zijn niet van toepassing op informatie die “voor iedereen beschikbaar” is, en op “fundamenteel wetenschappelijk onderzoek”.
ALGEMENE TECHNOLOGIENOOT (ATN)
(Te lezen in samenhang met sectie E van de categorieën 1 tot en met 9.)
De uitvoer van “technologie” die “noodzakelijk” is voor de “ontwikkeling”, “productie” of het “gebruik” van in de categorieën 1 tot en met 9 bedoelde goederen, is onderworpen aan de op de categorieën 1 tot en met 9 van toepassing zijnde bepalingen.
“Technologie” die “noodzakelijk” is voor de “ontwikkeling”, de “productie” of het “gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.
De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke “technologie” voor installatie, bediening, onderhoud of reparatie van niet onder de vergunningsplicht vallende goederen of op de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan.
Noot: |
Deze bepaling laat de controlestatus van de in 1E002.e., 1E002.f., 8E002.a. en 8E002.b. bedoelde “technologie” onverlet. |
De vergunningsplicht voor de overdracht van “technologie” is niet van toepassing op informatie die “voor iedereen beschikbaar” is, op “fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.
NUCLEAIRE PROGRAMMATUURNOOT (NPN)
(Deze noot heeft voorrang boven het bepaalde in sectie D van categorie 0.)
Sectie D van categorie 0 heeft geen betrekking op “programmatuur” die de minimaal noodzakelijke “objectcode” is voor de installatie, de bediening, het onderhoud (controle) of de reparatie van goederen waarvan de uitvoer is toegestaan.
Het verlenen van een uitvoervergunning voor goederen houdt tevens in dat de uitvoer naar dezelfde eindgebruiker van de minimaal noodzakelijke “objectcode” voor de installatie, de bediening, het onderhoud (controle) of de reparatie van de goederen is toegestaan.
Noot: |
De Nucleaire programmatuurnoot laat de controlestatus van de in categorie 5, deel 2 (“Informatiebeveiliging”) bedoelde “programmatuur” onverlet. |
ALGEMENE PROGRAMMATUURNOOT (APN)
(Deze noot heeft voorrang boven het bepaalde in sectie D van de categorieën 1 tot en met 9.)
De categorieën 1 tot en met 9 van deze lijst zijn niet van toepassing op “programmatuur” die:
a. |
algemeen voor het publiek verkrijgbaar is doordat de “programmatuur”:
|
b. |
“voor iedereen beschikbaar” is, of |
c. |
de minimaal noodzakelijke “objectcode” voor de installatie, de bediening, het onderhoud (controle) of de reparatie van goederen waarvan de uitvoer is toegestaan. |
Noot: |
Punt c. van de Algemene programmatuurnoot laat de controlestatus van de in categorie 5, deel 2 (“Informatiebeveiliging”) bedoelde “programmatuur” onverlet. |
ALGEMENE NOOT “INFORMATIEBEVEILIGING” (ANIB)
Producten of functies ten behoeve van “informatiebeveiliging” moeten worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen in categorie 5, deel 2, ook indien het onderdelen, “programmatuur” of functies van andere producten betreft.
REDACTIONELE CONVENTIES IN HET PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE UNIE
In overeenstemming met de regels uiteengezet in de Interinstitutionele schrijfwijzer, voor in het Nederlands gepubliceerde teksten in het Publicatieblad van de Europese Unie:
— |
worden decimalen van gehele getallen gescheiden door een komma,
|
In deze bijlage wordt de hierboven beschreven praktijk aangehouden.
IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN
Voor acroniemen en afkortingen die als gedefinieerde term gebruikt worden, zie ‘Definities van in deze bijlage gebruikte termen’.
ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN
ABEC |
Annular Bearing Engineers Committee |
ABMA |
American Bearing Manufacturers Association |
ADC |
Analoog-digitaalomzetters |
AGMA |
American Gear Manufacturers Association |
AHRS |
Stand- en koersreferentiesysteem |
AISI |
American Iron and Steel Institute |
ALE |
Atomaire-lagenepitaxie |
ALU |
Logische rekeneenheid |
ANSI |
American National Standards Institute |
APP |
Aangepast piekvermogen |
APU |
Hulpaggregaat |
ASTM |
American Society for Testing and Materials |
ATC |
Luchtverkeersleiding |
BJT |
Bipolaire junctietransistors |
BPP |
Beam Parameter Product |
BSC |
Base Station Controller |
CAD |
Computerondersteund ontwerpen |
CAS |
Chemical Abstracts Service |
CCD |
Ladinggekoppelde componenten |
CDU |
Visualisatie- en bedieningsinrichtingen |
CEP |
Circular error probable (50 %-trefkanscirkel) |
CMM |
Coördinatenmeetmachines |
CMOS |
Componenten met metaaloxide veldeffecttransistoren |
CNTD |
Thermische ontleding met beheerste nucleatie |
CPLD |
Complexe programmeerbare logische bouwsteen |
CPU |
Centrale verwerkingseenheid |
CVD |
Chemische afzetting uit de dampfase |
CW |
Chemische oorlogsvoering |
CW (voor lasers) |
Continugolf |
DAC |
Digitaal-analoogomzetter |
DANL |
Gemiddeld ruisniveau |
DBRN |
Navigatiesystemen met als referentie een gegevensbestand |
DDS |
Directe digitale synthesizer |
DMA |
Dynamisch-mechanische analyse |
DME |
Instrument voor het aangeven van afstand |
DMOSFET |
Gediffundeerde metaaloxide-halfgeleider-veldeffecttransistor |
DS |
Gerichte stolling |
EB |
Exploding Bridge |
EB-PVD |
Elektronenstraalverdampen |
EBW |
Exploding Bridge Wire |
ECM |
Electro-Chemical Machining |
EDM |
Vonkverspaningsmachine |
EFI |
“Exploding foil”-ontstekingen |
EIRP |
Effectief isotroop uitgestraald vermogen |
EMP |
Elektromagnetische puls |
ENOB |
Effectief aantal bits |
ERF |
Elektrorheologisch afwerkingsprocedé |
ERP |
Effectief uitgestraald vermogen |
ESD |
Elektrostatische ontlading |
ETO |
Emitter Turn-Off Thyristor |
ETT |
Electrical Triggering Thyristors |
EU |
Europese Unie |
EUV |
Extreem ultraviolet |
FADEC |
Digitale elektronische motorregelapparatuur welke volledig zelfstandig in de motorregeling kan ingrijpen |
FFT |
Snelle Fourier-transformatie |
FPGA |
Door de gebruiker te programmeren ‹gate array› |
FPIC |
Door de gebruiker te programmeren ‹interconnect› |
FPLA |
Door de gebruiker te programmeren ‹logic array› |
FPO |
Drijvendekommabewerking |
FWHM |
Brandpuntsvlak met een halfwaardebreedte |
GLONASS |
Wereldwijd satellietnavigatiesysteem |
GNSS |
Wereldwijd satellietnavigatiesysteem |
GPS |
Wereldwijd plaatsbepalingssysteem |
GSM |
Wereldwijd systeem voor mobiele communicatie |
GTO |
Uitschakelbare thyristor |
HBT |
Heterobipolaire transistors |
HDMI |
High-Definition Multimedia Interface |
HEMT |
Transistor met hoge elektronenmobiliteit |
ICAO |
Internationale Burgerluchtvaartorganisatie |
IEC |
Internationale Elektrotechnische Commissie |
IED |
Geïmproviseerde explosieven |
IEEE |
Institute of Electrical and Electronic Engineers |
IFOV |
Momenteel gezichtsveld |
IGBT |
Bipolaire transistors met geïsoleerde poort |
IGCT |
Integrated Gate Commutated thyristor |
IHO |
Internationale Hydrografische Organisatie |
ILS |
Instrumentlandingssysteem |
IMU |
Traagheidsmetingseenheid |
INS |
Traagheidsnavigatiesysteem |
IP |
Internetprotocol |
IRS |
Inertieel referentiesysteem |
IRU |
Inertiële referentie-eenheid |
ISA |
Internationale standaard-atmosfeer |
ISAR |
Radarmodus met omgekeerde kunstmatig ingestelde apertuur |
ISO |
Internationale organisatie voor normalisatie |
ITU |
Internationale Telecommunicatie-unie |
JT |
Joule-Thomson |
LIDAR |
Lichtdetectie- en afstandsbepaling |
LIDT |
Schadegrens veroorzaakt door lasers |
LOA |
Lengte over alles |
LRU |
Line Replaceable Unit |
LTT |
Light Triggering Thyristor |
MLS |
Microgolflandingssysteem |
MMIC |
Monolithisch geïntegreerde microgolfschakeling |
MOCVD |
Chemische afzetting van organometaaldamp |
MOSFET |
Metaaloxide-halfgeleider-veldeffecttransistor |
MPM |
Microgolfvermogensmodules |
MRF |
Magnetorheologisch afwerkingsprocedé |
MRF |
Minimum resolvable feature size |
MRI |
Magnetic resonance imaging (beeldvorming door middel van magnetische resonantie) |
MTBF |
Mean time between failures (gemiddeld storingsvrij interval) |
MTTF |
Mean time to failure (gemiddeld interval vóór storing) |
NA |
Numerieke apertuur |
NDT |
Non-destructive test (niet-destructief onderzoek) |
NEH |
Netto equivalente hoeveelheid |
NIJ |
Nationaal Instituut voor Justitie |
OAM |
Bediening, beheer en onderhoud |
OSI |
Open Systems Interconnection |
PAI |
Polyamide-imiden |
PAR |
Precisienaderingsradar |
PCL |
Passieve lokalisering |
PDK |
Process Design Kit |
PIN |
Persoonlijk identificatienummer |
PMR |
Particuliere mobiele radio |
PVD |
Physical Vapour Deposition (fysieke afzetting uit de dampfase) |
ppm |
parts per million (delen per miljoen) |
QAM |
Quadrature-Amplitude-Modulation (kwadratuuramplitudemodulatie) |
QE |
Kwantumefficiëntie |
RAP |
Reactive Atom Plasma-technologie (reactief atomair plasma) |
RF |
Radiofrequentie |
rms |
root mean square (kwadratisch gemiddelde) |
RNC |
Radio Network Controller |
RNSS |
Regionaal satellietnavigatiesysteem |
ROIC |
Read-out Integrated Circuit (geïntegreerde schakeling voor het uitlezen) |
S-FIL |
Step and Flash Imprint Lithography |
SAR |
Synthetic Aperture Radar (radarmodus met kunstmatig ingestelde apertuur) |
SAS |
Synthetic Aperture Sonar |
SC |
Single Crystal (eenkristal) |
SCR |
Gestuurde halfgeleidergelijkrichters |
SFDR |
Spurious Free Dynamic Range (Storingsvrij dynamisch bereik) |
SHPL |
Super High Powered Laser |
SLAR |
Side-looking airborne radar (zijwaarts stralende radarmodus in vliegtuigen) |
SOI |
Silicon-on-Insulator |
SQUID |
Superconducting Quantum Interference Device |
SRA |
Shop replaceable assembly (in de werkplaats vervangbaar moduul) |
SRAM |
Static Random Access Memory |
SSB |
Single sideband (enkele zijband) |
SSR |
Secundaire surveillanceradar |
SSS |
Side Scan Sonar |
TIR |
Total Indicated Reading (totale meetklokuitslag) |
TVR |
Transmitting Voltage Response |
u |
Atomaire massa-eenheid |
UPR |
Unidirectional positioning repeatability (herhaalbaarheid van de unidirectionele positionering) |
UTS |
Ultimate tensile strength (eindtreksterkte) |
UV |
Ultraviolet |
VJFET |
Verticale junctie-veldeffecttransistor |
VOR |
Very High Frequency Omni-directional Range |
WHO |
Wereldgezondheidsorganisatie |
WLAN |
Wireless Local Area Network (draadloos lokaal netwerk) |
DEFINITIES VAN IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE TERMEN
DEEL II — Categorie 0
CATEGORIE 0— NUCLEAIRE GOEDEREN
0A Systemen, apparatuur en onderdelen
0A001 |
“Kernreactoren” en speciaal ontworpen en gebouwde uitrusting en onderdelen ervan, als hieronder:
|
0B Test-, inspectie- en productieapparatuur
0B001 |
Fabrieken voor de scheiding van isotopen van “natuurlijk uranium”, “verarmd uranium”, of “speciale splijtstoffen” en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
0B002 |
Speciaal voor isotoopscheidingsinstallaties als bedoeld in 0B001 ontworpen of vervaardigde hulpsystemen voor uitrusting en onderdelen vervaardigd van of beschermd door “materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”, als hieronder:
|
0B003 |
Fabrieken voor de omzetting van uranium en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:
|
0B004 |
Fabriek voor de productie of concentratie van zwaar water, deuterium en deuteriumverbindingen en speciaal ontworpen en gebouwde uitrusting en onderdelen ervan, als hieronder:
|
0B005 |
Fabrieken, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor “kernreactoren” en speciaal ontworpen of vervaardigde uitrusting daarvoor.
Technische noot: Speciaal ontworpen of vervaardigde uitrusting voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor “kernreactoren” omvat uitrusting die:
|
0B006 |
Fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstofelementen van “kernreactoren” en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen.
|
0B007 |
Fabrieken voor de omzetting van plutonium en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:
|
0C Materialen
0C001 |
“Natuurlijk uranium” of “verarmd uranium” of thorium in de vorm van metaal, legering, chemische verbinding of concentraat en elk materiaal dat het voorgaande bevat;
|
0C002 |
“Speciale splijtstoffen”
|
0C003 |
Deuterium, zwaar water (deuteriumoxide) en andere deuteriumverbindingen, en mengsels en oplossingen die deuterium bevatten, waarin de isotoopverhouding van deuterium tot waterstof groter is dan 1:5 000. |
0C004 |
Grafiet met een zuiverheid beter dan 5 ppm ‘boorequivalent’ en met een dichtheid groter dan 1,50 g/cm3 voor gebruik in een “kernreactor”, in hoeveelheden groter dan 1 kg.
|
0C005 |
Speciaal vervaardigde verbindingen of poeders voor de fabricage van membranen voor gasdiffusie die bestand zijn tegen corrosie door UF6 (bv. nikkel of legeringen met 60 gewichtspercent of meer aan nikkel, aluminiumoxide en volledig gefluoreerde koolwaterstofpolymeren), met een zuiverheidsgraad van 99,9 gewichtspercent of meer, met een gemiddelde korrelgrootte van minder dan 10 μm, gemeten volgens Standard B330 van de ASTM en met een zeer uniforme deeltjesgrootte. |
0D Programmatuur
0D001 |
“Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de “ontwikkeling”, de “productie” of het “gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie. |
0E Technologie
0E001 |
“Technologie” overeenkomstig de nucleaire technologienoot voor de “ontwikkeling”, de “productie” of het “gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie. |
DEEL III — Categorie 1
CATEGORIE 1 — SPECIALE MATERIALEN EN AANVERWANTE APPARATUUR
1A Systemen, apparatuur en onderdelen
1A001 |
Onderdelen vervaardigd van gefluoreerde verbindingen, als hieronder:
|
1A002 |
“Composieten” of laminaten, als volgt:
|
1A003 |
Producten vervaardigd van on“smeltbare” aromatische polyimiden in de vorm van film, vellen, band of lint, met een of meer van de onderstaande eigenschappen:
|
1A004 |
Beschermings- en detectieapparatuur en onderdelen daarvan die niet onder de lijst militaire goederen vallen, als hieronder:
|
1A005 |
Kogelvrije kleding en onderdelen daarvoor, als hieronder:
|
1A006 |
Apparatuur als hieronder, die speciaal is ontworpen of aangepast voor het demonteren van geïmproviseerde explosieven (IED), als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren:
Technische noot: Voor de toepassing van 1A006.b. zijn ‘disruptoren’ toestellen die speciaal zijn ontworpen om de ontploffing van een explosiemiddel te voorkomen door het afschieten van een vloeibaar, vast of versplinterend projectiel.
|
1A007 |
Apparatuur en toestellen als hieronder, die speciaal zijn ontworpen om explosieve ladingen en middelen die “energetische materialen” bevatten, op elektrische wijze tot ontploffing te brengen:
Technische noten:
|
1A008 |
Explosieve ladingen, middelen en componenten, waaronder:
Technische noot: Onder ‘gevormde ladingen’ wordt verstaan explosieve ladingen die zodanig zijn gevormd dat zij het effect van een explosie kunnen sturen. |
1A102 |
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofcomponenten bestemd voor ruimtelanceervoertuigen, bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten, bedoeld in 9A104. |
1A202 |
Composiete structuren, met uitzondering van de in 1A002 bedoelde composieten, in buisvorm, met beide volgende eigenschappen:
|
1A225 |
Geplatineerde katalysatoren, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bevorderen van de waterstofisotoopuitwisseling tussen waterstof en water voor het terugwinnen van tritium uit zwaar water of voor de productie van zwaar water. |
1A226 |
Specifieke pakkingen die kunnen worden gebruikt voor de scheiding van zwaar water van gewoon water, met beide volgende eigenschappen:
|
1A227 |
Hoge densiteit stralingafschermende ramen (van loodglas of ander materiaal) met alle hiernavolgende eigenschappen en speciaal ontworpen kozijnen daarvoor:
Technische noot: In 1A227 wordt onder ‘koude zone’ verstaan de kijkzone van het raam die is blootgesteld aan het laagste stralingsniveau in de constructietoepassing. |
1B Test-, inspectie- en productieapparatuur
1B001 |
Apparatuur voor de vervaardiging of de inspectie van “composieten” of laminaten als bedoeld in 1A002 of “stapel- of continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
Technische noten:
|
1B002 |
Apparatuur ontworpen voor het vervaardigen van metaallegeringspoeder of uit deeltjes bestaand materiaal, met alle volgende eigenschappen:
|
1B003 |
Gereedschap, matrijzen, stempels of klemmen voor het “superplastisch vormen” of “diffusielassen” van titaan of aluminium of legeringen daarvan, speciaal ontworpen voor het vervaardigen van één of meer:
|
1B101 |
Apparatuur, met uitzondering van de onder 1B001 bedoelde apparatuur voor de “productie” van composieten, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
|
1B102 |
Andere metaalpoeder-“productieapparatuur” dan die bedoeld in 1B002 en onderdelen, als hieronder:
|
1B115 |
Andere apparatuur dan die bedoeld in 1B002 en 1B102, voor de productie van stuwstoffen en bestanddelen daarvan, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
1B116 |
Speciaal ontworpen spuitmonden (sproeikoppen) voor de “productie” van pyrolytisch gevormde materialen op een as, mal of ander substraat van voorlopergassen die ontleden bij temperaturen van 1 573 K (1 300 °C) tot 3 173 K (2 900 °C) en een druk van 130 Pa tot 20 kPa. |
1B117 |
Niet-continumengers met alle hiernavolgende eigenschappen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
1B118 |
Continumengers met alle hiernavolgende eigenschappen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
1B119 |
Luchtstraalmolens die gebruikt kunnen worden om de stoffen, genoemd in 1C011.a., 1C011.b., 1C111 of in de lijst militaire goederen, te malen of te stampen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor. |
1B201 |
continuvezelwindmachines, uitgezonderd machines als bedoeld in 1B001 of 1B101, en bijbehorende apparatuur, als hieronder:
|
1B225 |
Elektrolytische cellen voor de productie van fluor met een capaciteit van meer dan 250 g fluor per uur. |
1B226 |
Elektromagnetische isotopenscheiders, ontworpen voor of uitgerust met enkelvoudige of meervoudige ionenbronnen die een totale ionenbundelstroom van 50 mA of meer kunnen leveren.
|
1B228 |
Kolommen voor de cryogene distillatie van waterstof met alle volgende eigenschappen:
Technische noot: In 1B228 betekent ‘nuttige lengte’ de actieve hoogte van het verpakkingsmateriaal in een kolom van het gestapelde type of de actieve hoogte van de platen van het interne contactorgaan in een kolom van het plaattype. |
1B230 |
Pompen, geschikt voor de circulatie van geconcentreerde of verdunde oplossingen van de katalysator kaliumamide in vloeibare ammoniak (KNH2/NH3), met alle volgende eigenschappen:
|
1B231 |
Tritiuminstallaties of -fabrieken, en apparatuur daarvoor, als hieronder:
|
1B232 |
Turbo expanders of turbo-expansie/compressiesets met beide volgende eigenschappen:
|
1B233 |
Installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen en systemen en apparatuur daarvoor, als hieronder:
|
1B234 |
Brisante insluitingsvaten, -kamers of -containers en andere soortgelijke insluitingsinrichtingen die zijn ontworpen voor het testen van brisante springstoffen of explosiemiddelen, met beide volgende eigenschappen:
|
1B235 |
Doelelementen en -onderdelen voor de productie van tritium, als volgt:
Technische noot: Bij onderdelen, speciaal ontworpen voor doelelementen voor de productie van lithium, kunnen zijn inbegrepen lithiumpellets, tritiumgetters en speciaal bedekte hulzen. |
1C Materialen
Technische noot:
Metalen en legeringen:
behoudens andersluidende bepalingen wordt in 1C001 tot en met 1C012 onder ‘metalen’ en ‘legeringen’ verstaan, ruwe of onbewerkte vormen en halffabricaten, als hieronder:
Ruwe of onbewerkte vormen:
|
anoden, kogels, staven (met inbegrip van gekerfde proefstaven en draadmetaal), knuppels, blokken, blooms, briketten, uitgangsblokken, kathoden, kristallen, kubussen, blokjes, korrels, granules, walsblokken, bobbels, pastilles, gietelingen, poeder, rondellen, schroot, plakken, brokken, sponsen, stiften; |
Halffabricaten (al dan niet bekleed, beplaat, geboord of gestanst):
a. |
gesmede of bewerkte materialen die zijn vervaardigd door middel van walsen, doortrekken, spuitgieten, smeden, slagextrusie, persen, korrelen, verstuiven en slijpen, namelijk: hoekstaven, gootmetaal, ronde voorprofielen, schijven, stof, vlokken, foelies en bladmetaal, smeedstukken, platen, poeder, geperste stukken allerhande, linten, ringen, staven (met inbegrip van ruwe lasstaven, walsdraad en diverse gewalste draden), profielen, gietvormen, dunne platen, banden en buizen allerhande (met inbegrip van ronde, vierkante en holle pijpen), getrokken of geëxtrudeerde draad; |
b. |
gegoten metaal vervaardigd door gieten in zand, metaal, gips of andere types gietvormen, met inbegrip van onder hoge druk gegoten producten, gesinterde vormen en door middel van poedermetallurgie vervaardigde producten. |
De doelstellingen van de controle mogen niet worden omzeild door de uitvoer van niet gespecificeerde vormen waarvan wordt beweerd dat het om afgewerkte producten gaat, maar die in feite onbewerkte vormen of halffabricaten zijn.
1C001 |
Materialen, speciaal ontworpen voor het absorberen van elektromagnetische straling, of intrinsiek geleidende polymeren, als hieronder:
|
1C002 |
Metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, als hieronder:
Technische noten:
|
1C003 |
Magnetische metalen van alle soorten, ongeacht de vorm, met één of meer van de volgende eigenschappen:
|
1C004 |
Uraan-titaanlegeringen of wolfraamlegeringen met een “matrix” op basis van ijzer, nikkel of koper, met alle volgende eigenschappen:
|
1C005 |
“Supergeleidende”“composiet”-geleiders in lengten groter dan 100 m of met een massa groter dan 100 g, als hieronder:
Technische noot: Voor de toepassing van 1C005 kunnen de ‘filamenten’ de vorm van een draad, cilinder, film, band of lint hebben. |
1C006 |
Vloeistoffen en smeermiddelen, als hieronder:
|
1C007 |
Keramische poeders, “composieten” met een keramische “matrix”, en ‘voorlopermaterialen’, als hieronder:
|
1C008 |
Niet-gefluoreerde polymeren, als hieronder:
Technische noten:
|
1C009 |
Onbewerkte fluorverbindingen, als hieronder:
|
1C010 |
“Stapel- en continuvezelmateriaal”, als hieronder:
Technische noten:
|
1C011 |
Metalen en verbindingen, als hieronder:
|
1C012 |
Materialen, als hieronder:
Technische noot: Deze materialen worden doorgaans voor nucleaire warmtebronnen gebruikt.
|
1C101 |
Materialen voor het beperken van de zichtbaarheid zoals de radarreflectie, het ultraviolet/infrarood of akoestische beeld, anders dan de materialen bedoeld in 1C001, geschikt voor gebruik in ‘raketten’, subsystemen van “raketten” of onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in 9A012 of 9A112.a.
Technische noot: In 1C101 worden onder ‘raketten’ complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen verstaan die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen. |
1C102 |
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstof-materialen bestemd voor ruimtelanceervoertuigen, bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten, bedoeld in 9A104. |
1C107 |
Niet in 1C007 beschreven grafiet en keramische materialen, als hieronder:
|