ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/756 VAN DE COMMISSIE
van 24 maart 2021
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2008 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (1), en met name artikel 23 ter,
Gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (2), en met name artikel 16 bis, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De coronavirusziekte (COVID-19) is een besmettelijke ziekte die door een nieuw ontdekt coronavirus (SARS-CoV-2) wordt veroorzaakt. Op 30 januari 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de uitbraak van COVID-19 als een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang aangemerkt. Op 11 maart 2020 heeft zij COVID-19 als een pandemie aangemerkt. |
(2) |
De COVID-19-pandemie heeft een ongekende noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid veroorzaakt, die wereldwijd het leven heeft gekost aan honderdduizenden mensen, met name ouderen en mensen met onderliggende aandoeningen. |
(3) |
COVID-19 is een complexe ziekte die meerdere fysiologische processen beïnvloedt. COVID-19-vaccins worden beschouwd als een doeltreffende medische tegenmaatregel tijdens de huidige pandemie voor de bescherming van bijzonder kwetsbare groepen en de bevolking in het algemeen. |
(4) |
Op basis van de wetenschappelijke beoordeling door het Europees Geneesmiddelenbureau heeft de Commissie tot dusver verscheidene COVID-19-vaccins goedgekeurd. |
(5) |
Mutaties van het SARS-CoV-2-virus zijn een natuurlijk verschijnsel waarmee rekening moet worden gehouden. Goedgekeurde vaccins zijn niet noodzakelijkerwijs minder doeltreffend tegen mutaties, maar dat risico is er wel. |
(6) |
Om ervoor te zorgen dat de COVID-19-vaccins waarvoor een vergunning is verleend, doeltreffend blijven, kan het nodig zijn de samenstelling ervan zodanig aan te passen dat ze tijdens pandemieën of in andere omstandigheden bescherming bieden tegen nieuwe of meervoudige stammen. Dergelijke wijzigingen, met inbegrip van de vervanging of toevoeging van een serotype, stam of antigeen of een combinatie van serotypen, stammen of antigenen, moeten worden beschouwd als wijzigingen in de vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1234/2008 van de Commissie (3). Sommige vaccins zijn gebaseerd op nucleïnezuurtechnologie om een immuunrespons te veroorzaken. Wijzigingen van deze vaccins kunnen wijzigingen van de coderende sequentie omvatten. |
(7) |
Voor alle menselijke coronavirussen moet dezelfde aanpak worden gevolgd. |
(8) |
De bepalingen met betrekking tot dergelijke wijzigingen moeten worden gestroomlijnd, zeker tijdens een pandemie. Zoals met de aanpak voor griepvaccins voor de mens moeten de procedures van toepassing zijn op alle vaccins tegen coronavirussen voor de mens en moet er een versneld tijdschema gevolgd worden. Wanneer de bevoegde autoriteiten echter in de loop van hun beoordeling om aanvullende gegevens verzoeken, mag niet van hen worden verlangd dat zij een besluit nemen voordat de beoordeling van die gegevens is afgerond. |
(9) |
Tijdens een pandemie kan het in het belang van de volksgezondheid zijn om wijzigingen af te handelen op basis van minder uitgebreide gegevens dan normaal het geval is. Voor deze aanpak moet echter worden geëist dat de gegevens later worden aangevuld zodat kan worden nagegaan of de baten-risicoverhouding gunstig blijft. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 1234/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1234/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 21 wordt vervangen door: “Artikel 21 Pandemische situatie met betrekking tot griep bij de mens en coronavirus bij de mens 1) Wanneer een pandemische situatie ten aanzien van griep bij de mens of coronavirus bij de mens officieel wordt erkend door de Wereldgezondheidsorganisatie of door de Unie in het kader van Besluit 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (*1), kunnen de relevante instanties of, in het geval van gecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen, kan de Commissie, in afwijking van de hoofdstukken I, II, II bis en III, bij wijze van uitzondering en tijdelijk een wijziging in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen van een vaccin tegen griep bij de mens of coronavirus bij de mens aanvaarden wanneer bepaalde farmaceutische, niet-klinische of klinische gegevens ontbreken. 2) Om haar beoordeling te kunnen voltooien, kan de relevante instantie de aanvrager verzoeken om binnen een door haar vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken. 3) Wijzigingen overeenkomstig lid 1 kunnen alleen worden aanvaard indien de baten-risicoverhouding van het geneesmiddel gunstig is. 4) Wanneer een wijziging overeenkomstig lid 1 wordt aanvaard, dient de houder de ontbrekende farmaceutische, niet-klinische en klinische gegevens in binnen een door de relevante instantie vastgestelde termijn. 5) In het geval van gecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen worden de ontbrekende gegevens en de termijn voor indiening of naleving vermeld in de voorwaarden voor de vergunning voor het in de handel brengen. Wanneer de vergunning voor het in de handel brengen is verleend overeenkomstig artikel 14-bis, van Verordening (EG) nr. 726/2004, kan dit gebeuren als onderdeel van de in lid 4 van dat artikel bedoelde specifieke verplichtingen.”. (*1) Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1)." |
2) |
In artikel 23, lid 1 bis, onder a), wordt het volgende punt ix) toegevoegd:
|
3) |
In bijlage I, punt 1, wordt punt c) vervangen door:
|
4) |
Aan bijlage II, punt 2, wordt het volgende punt l) toegevoegd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.
(2) PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1234/2008 van de Commissie van 24 november 2008 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 7).
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/757 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2021
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Ennstaler Steirerkas” (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Oostenrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Ennstaler Steirerkas” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Ennstaler Steirerkas” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Ennstaler Steirerkas” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.3. (Kaas) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2021.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 20 van 19.1.2021, blz. 11.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/758 VAN DE COMMISSIE
van 7 mei 2021
betreffende de status van bepaalde producten als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding en betreffende het uit de handel nemen van bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Met name artikel 10, lid 2, in samenhang met artikel 10, lid 7, van die verordening voorziet in specifieke procedures voor de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor krachtens Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2) en Richtlijn 82/471/EEG van de Raad (3) een vergunning is verleend. |
(2) |
Krachtens artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is de Commissie verplicht een verordening vast te stellen om toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor binnen een bepaalde termijn geen kennisgeving als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt a), van die verordening is ingediend, uit de handel te nemen. Dezelfde verplichting is van toepassing op toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor geen aanvragen overeenkomstig artikel 10, leden 2 en 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn ingediend vóór het verstrijken van de in die bepalingen genoemde termijn, of waarvoor een aanvraag was ingediend die vervolgens is ingetrokken. |
(3) |
Daarom moeten dergelijke toevoegingsmiddelen uit de handel worden genomen. Aangezien in artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 geen onderscheid wordt gemaakt tussen vergunningen met een beperkte looptijd en vergunningen zonder tijdsbeperking is het omwille van de duidelijkheid passend om de toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor de vergunningen overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn verlopen, uit de handel te nemen. |
(4) |
In het geval van toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor slechts voor bepaalde diersoorten of -categorieën aanvragen zijn ingediend of de aanvragen slechts voor bepaalde diersoorten of -categorieën zijn ingetrokken, moet het uit de handel nemen alleen betrekking hebben op de diersoorten en -categorieën waarvoor geen aanvraag is ingediend, of waarvoor de aanvraag is ingetrokken. |
(5) |
Als gevolg van het uit de handel nemen van de toevoegingsmiddelen voor diervoeding is het passend de bepalingen in te trekken op grond waarvan een vergunning is verleend voor die toevoegingsmiddelen, indien deze bepalingen nog van kracht zijn. Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 358/2005 van de Commissie (4) dienovereenkomstig worden gewijzigd. Daarnaast moet Verordening (EG) nr. 880/2004 van de Commissie (5) worden ingetrokken, aangezien beide vermeldingen in de bijlage bij die verordening moeten worden geschrapt als gevolg van het uit de handel nemen van bèta-caroteen voor gebruik bij kanarievogels, zoals bepaald in bijlage I, hoofdstuk I.A, deel 2, en als gevolg van de verlening van een vergunning voor canthaxanthine voor gebruik bij siervogels in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1486 van de Commissie (6). Bovendien is het passend Verordening (EG) nr. 775/2008 van de Commissie (7) tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van canthaxanthine in te trekken als gevolg van zowel de verlening van een vergunning voor canthaxanthine bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1486 als het uit de handel nemen van dat toevoegingsmiddel voor niet-toegelaten soorten en gebruik bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1145 van de Commissie (8). |
(6) |
Wat betreft de toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor de vergunningen niet zijn verstreken op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening, is het passend dat er voor de belanghebbende partijen een overgangsperiode komt waarin de bestaande voorraden van de betrokken toevoegingsmiddelen en de met die toevoegingsmiddelen geproduceerde voormengsels, voedermiddelen en mengvoeders mogen worden opgebruikt, met inachtneming van de houdbaarheid van bepaalde diervoeders die de betrokken toevoegingsmiddelen bevatten. |
(7) |
Het uit de handel nemen van de in bijlage I vermelde producten belet niet dat zij overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1831/2003 worden toegelaten of aan een maatregel betreffende hun status worden onderworpen. |
(8) |
Voor verschillende stoffen, micro-organismen en preparaten, hierna “producten” genoemd, bestaat onzekerheid of zij onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn. Deze onzekerheid kan het gevolg zijn van de opname van bepaalde producten in zowel het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als de overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgestelde catalogus van voedermiddelen. De onzekerheid kan ook voortvloeien uit diverse twijfels of vragen van nationale bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor officiële controles, of van marktdeelnemers over de indeling van bepaalde producten, waarbij vooral rekening wordt gehouden met de richtsnoeren vastgesteld bij Aanbeveling 2011/25/EU van de Commissie (10). |
(9) |
Die onzekerheid over de status van bepaalde producten met betrekking tot toevoegingsmiddelen voor diervoeding die onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallen, kan het in de handel brengen van diervoederproducten in de hele Unie in gevaar brengen, aangezien het onderscheid tussen toevoegingsmiddelen en andere diervoederproducten, afhankelijk van de toepasselijke wetgeving, gevolgen heeft voor de voorwaarden voor het in de handel brengen ervan. |
(10) |
Om de onzekerheid over de status van toevoegingsmiddelen voor diervoeding van bepaalde producten weg te nemen, is het passend op basis van Verordening (EG) nr. 1831/2003 relevante maatregelen vast te stellen om die status te verduidelijken. Dergelijke maatregelen zouden zorgen voor een consistente behandeling van de betrokken producten en zouden het werk van de nationale bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor officiële controles, vergemakkelijken, en tegelijkertijd de betrokken marktdeelnemers helpen te werken binnen een kader dat een passend niveau van rechtszekerheid biedt. |
(11) |
Om te bepalen of producten toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn die onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallen, is het passend te verwijzen naar de bij Aanbeveling 2011/25/EU vastgestelde richtsnoeren voor het onderscheid tussen toevoegingsmiddelen, voedermiddelen en andere producten. Deze richtsnoeren voorzien met name in verschillende criteria die bij een beoordeling per geval gelijktijdig in aanmerking moeten worden genomen, zodat van elk specifiek product een profiel wordt gecreëerd waarin rekening wordt gehouden met alle kenmerken ervan. Nuttige criteria voor het onderscheid tussen toevoegingsmiddelen en voedermiddelen zijn onder meer de productie- en verwerkingsmethode, de chemische definitie en mate van standaardisering of zuivering, de veiligheidsvoorwaarden en wijze van gebruik, en de functionaliteit van het betrokken product. Daarnaast moeten met het oog op de samenhang producten met vergelijkbare eigenschappen naar analogie worden ingedeeld. |
(12) |
De producten natriumcitraten, kaliumcitraten, sorbitol, mannitol en calciumhydroxide zijn in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding als bestaande producten opgenomen waarvoor geen aanvragen overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn ingediend vóór het verstrijken van de in die bepaling vastgestelde termijn. Bij Verordening (EU) nr. 575/2011 van de Commissie (11) zijn zij ook opgenomen in de catalogus van voedermiddelen. Een heronderzoek van het profiel van die producten met betrekking tot de in Aanbeveling 2011/25/EU voorgestelde criteria heeft echter tot de conclusie geleid dat zij als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding moeten worden beschouwd. Zij worden met name gedefinieerd aan de hand van hun in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding vermelde specifieke functies, en doordat zij de status van toevoegingsmiddel hebben, zijn ze doeltreffender te beheren wat betreft veiligheid en wijze van gebruik. Bovendien wordt rekening gehouden met de indeling ervan als toevoegingsmiddelen voor gebruik in levensmiddelen. |
(13) |
Aangezien de producten natriumcitraten, kaliumcitraten, sorbitol, mannitol en calciumhydroxide de status van toevoegingsmiddelen voor diervoeding hebben, moeten deze producten overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 uit de handel worden genomen. Er moet echter in een langere overgangsperiode voor het uit de handel nemen van die toevoegingsmiddelen en van de diervoeders die deze toevoegingsmiddelen bevatten, worden voorzien, om rekening te houden met de rechtsonzekerheid over de indeling ervan, zodat belanghebbende partijen een nieuwe vergunningsaanvraag voor die toevoegingsmiddelen volgens de procedures van Verordening (EG) nr. 1831/2003 kunnen indienen. |
(14) |
De meeste in bijlage II vermelde producten zijn opgenomen in de catalogus van voedermiddelen die bij Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie (12) is vastgesteld. Zij zijn echter daarnaast allemaal opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding of overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als toevoegingsmiddelen voor diervoeding uit de handel genomen. Om rechtszekerheid over de status van die producten te verschaffen, zijn hun respectieve profielen in het kader van de in Aanbeveling 2011/25/EU voorgestelde criteria onderzocht, wat tot de conclusie heeft geleid dat zij niet langer als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding mogen worden beschouwd. |
(15) |
Met betrekking tot de etikettering van de in bijlage II vermelde producten die nog steeds als toevoegingsmiddelen voor diervoeding op de markt mogen worden aangeboden, en de etikettering van voormengsels, voedermiddelen en mengvoeders die deze producten bevatten, moet in een overgangsperiode worden voorzien om de exploitanten van diervoederbedrijven in staat te stellen zich aan te passen. Voorts moeten die producten uit het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden geschrapt. |
(16) |
De producten xilitol, ammoniumlactaat en ammoniumacetaat zijn opgenomen in de catalogus van voedermiddelen die bij Verordening (EU) nr. 68/2013 is vastgesteld. Vooral nationale bevoegde autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor officiële controles, hebben echter een aantal twijfels geuit wat aanleiding is geweest tot een onderzoek van de respectieve profielen van die producten op basis van de in Aanbeveling 2011/25/EU voorgestelde criteria. Op basis van dat onderzoek is geconcludeerd dat die producten als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding moeten worden beschouwd. Met name de kenmerken van xilitol lijken sterk op die van mannitol en sorbitol, die als toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden beschouwd, en de indeling van xilitol als toevoegingsmiddel voor diervoeding zou bij de behandeling van soortgelijke producten voor consistentie zorgen. Bovendien wordt rekening gehouden met de indeling van xilitol als toevoegingsmiddel voor gebruik in levensmiddelen. Ammoniumlactaat en ammoniumacetaat zijn chemisch duidelijk omschreven stoffen die zijn gezuiverd en die een specifieke functie vervullen zoals omschreven in artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, en die, doordat zij de status van toevoegingsmiddel hebben, doeltreffender te beheren zijn wat betreft veiligheid en wijze van gebruik. Bovendien zou een indeling van ammoniumlactaat en ammoniumacetaat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding zorgen voor consistentie met andere soortgelijke producten die als toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden beschouwd, zoals ammoniumpropionaat of ammoniumformiaat. |
(17) |
Als gevolg van de indeling van xilitol, ammoniumlactaat en ammoniumacetaat als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding, is het passend in een overgangsperiode te voorzien, zodat de belanghebbenden de kans krijgen om zich aan te passen aan de nieuwe status van die producten, met inbegrip van het volgens de procedures van Verordening (EG) nr. 1831/2003 indienen en verder verwerken van een vergunningsaanvraag. |
(18) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit de handel nemen van toevoegingsmiddelen
De in bijlage I opgenomen toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden uit de handel genomen voor bepaalde diersoorten of -categorieën, zoals in die bijlage is aangegeven.
Artikel 2
Overgangsmaatregelen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding die uit de handel worden genomen
1. Bestaande voorraden van de in bijlage I, hoofdstukken I.A en I.C, vermelde toevoegingsmiddelen voor diervoeding mogen tot en met 30 mei 2022 in de handel worden gebracht en worden gebruikt.
2. Met de in lid 1 bedoelde toevoegingsmiddelen geproduceerde voormengsels mogen tot en met 30 augustus 2022 in de handel worden gebracht en worden gebruikt.
3. Met de in lid 1 bedoelde toevoegingsmiddelen of de in lid 2 bedoelde voormengsels geproduceerde mengvoeders en voedermiddelen mogen tot en met 30 mei 2023 in de handel worden gebracht en worden gebruikt.
4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3 mogen de toevoegingsmiddelen voor diervoeding natriumcitraten, kaliumcitraten, sorbitol, mannitol en calciumhydroxide die zijn opgenomen in bijlage I, hoofdstuk I.A, en diervoeders die met die toevoegingsmiddelen zijn geproduceerd, tot en met 30 mei 2028 in de handel worden gebracht en worden gebruikt.
Artikel 3
Wijziging van Verordening (EG) nr. 358/2005
In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 358/2005 wordt de vermelding E 141 voor chlorofyl-kopercomplex geschrapt.
Artikel 4
Intrekkingen
De Verordeningen (EG) nr. 880/2004 en (EG) nr. 775/2008 worden ingetrokken.
Artikel 5
Producten die niet als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden beschouwd
1. De in bijlage II genoemde stoffen, micro-organismen of preparaten, hierna “producten” genoemd, zijn geen onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding.
2. De in lid 1 bedoelde producten die vóór 30 mei 2024 wettig in de handel zijn en als toevoegingsmiddelen en voormengsels zijn geëtiketteerd, mogen verder in de handel worden gebracht totdat de voorraden zijn uitgeput. Hetzelfde geldt voor voedermiddelen of mengvoeders waarvan de etikettering die producten vermeldt als toevoegingsmiddelen voor diervoeding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 767/2009.
Artikel 6
Producten die als onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding worden beschouwd
1. De in bijlage III genoemde stoffen, micro-organismen en preparaten, hierna “producten” genoemd, zijn onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding.
2. De in lid 1 bedoelde producten mogen tot en met 30 mei 2028 verder in de handel gebracht en gebruikt worden.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).
(3) Richtlijn 82/471/EEG van de Raad van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten (PB L 213 van 21.7.1982, blz. 8).
(4) Verordening (EG) nr. 358/2005 van de Commissie van 2 maart 2005 tot verlening van een vergunning zonder tijdsbeperking voor bepaalde toevoegingsmiddelen en van een vergunning voor nieuwe toepassingen van al toegelaten toevoegingsmiddelen in diervoeding (PB L 57 van 3.3.2005, blz. 3).
(5) Verordening (EG) nr. 880/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot verlening van een vergunning zonder tijdsbeperking voor het gebruik van bèta-caroteen en canthaxanthine als toevoegingsmiddelen in de diervoeding van de groep “Kleurstoffen met inbegrip van pigmenten” (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 68).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1486 van de Commissie van 2 september 2015 tot verlening van een vergunning voor canthaxanthine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor bepaalde categorieën pluimvee, siervissen en siervogels (PB L 229 van 3.9.2015, blz. 5).
(7) Verordening (EG) nr. 775/2008 van de Commissie van 4 augustus 2008 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van het toevoegingsmiddel voor diervoeding canthaxanthine in aanvulling op de voorwaarden van Richtlijn 2003/7/EG (PB L 207 van 5.8.2008, blz. 5).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1145 van de Commissie van 8 juni 2017 betreffende het uit de handel nemen van bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor overeenkomstig Richtlijnen 70/524/EEG en 82/471/EEG van de Raad een vergunning is verleend en tot intrekking van de verouderde bepalingen waarbij voor die toevoegingsmiddelen een vergunning is verleend (PB L 166 van 29.6.2017, blz. 1).
(9) Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).
(10) Aanbeveling 2011/25/EU van de Commissie van 14 januari 2011 tot vaststelling van richtsnoeren voor het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen, biociden en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 11 van 15.1.2011, blz. 75).
(11) Verordening (EU) nr. 575/2011 van de Commissie van 16 juni 2011 betreffende de catalogus van voedermiddelen (PB L 159 van 17.6.2011, blz. 25).
(12) Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen (PB L 29 van 30.1.2013, blz. 1).
BIJLAGE I
Uit de handel te nemen toevoegingsmiddelen voor diervoeding als bedoeld in artikel 1
HOOFDSTUK I.A
Toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor een vergunning zonder tijdsbeperking is verleend
Deel 1
Toevoegingsmiddelen voor diervoeding die voor alle diersoorten en -categorieën uit de handel worden genomen
Identificatienummer |
Toevoegingsmiddel |
Diersoort of -categorie |
||||||||
Conserveermiddelen |
||||||||||
E 331 |
Natriumcitraten |
Alle soorten |
||||||||
E 332 |
Kaliumcitraten |
Alle soorten |
||||||||
E 325 |
Natriumlactaat |
Alle soorten |
||||||||
E 326 |
Kaliumlactaat |
Alle soorten |
||||||||
Emulgatoren en stabilisatoren, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen |
||||||||||
E 420 |
Sorbitol |
Alle soorten |
||||||||
E 421 |
Mannitol |
Alle soorten |
||||||||
Bindmiddelen, antiklontermiddelen en stollingsmiddelen |
||||||||||
E 558 |
Bentoniet-montmorilloniet |
Alle soorten |
||||||||
Vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking |
||||||||||
|
Riboflavine of vitamine B2, alle vormen met uitzondering van:
|
Alle soorten |
||||||||
E 160 a |
Bètacaroteen: alle vormen, met uitzondering van bètacaroteen waarvoor een vergunning is verleend bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1103 van de Commissie (3) [3a160(a)] |
Alle soorten |
||||||||
Inkuiltoevoegingsmiddelen |
||||||||||
Micro-organismen |
||||||||||
|
Enterococcus faecium CNCM I-3236/ATCC 19434 |
Alle soorten |
||||||||
|
Bacillus subtilis MBS-BS-01 |
Alle soorten |
||||||||
|
Lactobacillus plantarum DSM 11520 |
Alle soorten |
||||||||
Kleurstoffen met inbegrip van pigmenten |
||||||||||
Andere kleurstoffen |
||||||||||
E 153 |
Roetzwart als kleurstof die op grond van de communautaire voorschriften voor het kleuren van levensmiddelen is toegestaan |
Alle soorten |
||||||||
Aromatische en eetlustopwekkende stoffen |
||||||||||
Natuurlijke producten — botanisch gedefinieerd |
||||||||||
|
Allium cepa L.: uienconcentraat RvE-nr. 24 |
Alle soorten |
||||||||
|
Allium sativum L.: knoflookextract (op waterbasis) |
Alle soorten |
||||||||
|
Amyris balsamifera L.: amyrisolie RvE-nr. 33 |
Alle soorten |
||||||||
|
Anacardium occidentale L.: cashewolie RvE-nr. 34 |
Alle soorten |
||||||||
|
Anethum graveolens L.: extract van dillezaad CAS-nr. 8006-75-5 RvE-nr. 42 Einecs-nr. 289-790-8 |
Alle soorten |
||||||||
|
Apium graveolens L.: extract van zaad van selderij CAS-nr. 89997-35-3 FEMA-nr. 2270 RvE-nr. 52 Einecs-nr. 289-668-4 |
Alle soorten |
||||||||
|
Artemisia absinthium L.: alsemolie CAS-nr. 8008-93-3 FEMA-nr. 3116 RvE-nr. 61 Einecs-nr. 284-503-2 |
Alle soorten |
||||||||
|
Artemisia annua L.: extract van zomeralsem (op waterbasis)/olie van zomeralsem |
Alle soorten |
||||||||
|
Artemisia pallens Wall.: olie van davana CAS-nr. 8016-03-3 FEMA-nr. 2359 RvE-nr. 69 Einecs-nr. 295-155-6 |
Alle soorten |
||||||||
|
Bacopa monnieri (L.) Pennell: tinctuur van kleinbladige bacopa |
Alle soorten |
||||||||
|
Carum carvi L. = Apium carvi L.: extract van karwijzaad/oleohars van karwij CAS-nr. 8000-42-8 RvE-nr. 112 Einecs-nr. 288-921-6 |
Alle soorten |
||||||||
|
Cimicifuga simplex (Wormsk. ex DC.) Ledeb. = C. racemosa (L.) Nutt.: extract van zilverkaars |
Alle soorten |
||||||||
|
Cinnamomum aromaticum Nees, C. cassia Nees ex Blume: extract van cassiabast CAS-nr. 84961-46-6 FEMA-nr. 2257 RvE-nr. 131 Einecs-nr. 284-635-0 |
Alle soorten |
||||||||
|
Cinnamomum zeylanicum Bl., C. verum J.S. Presl: oleohars van kaneelbast CAS-nr. 84961-46-6 FEMA-nr. 2290 RvE-nr. 133 Einecs-nr. 283-479-0 |
Alle soorten |
||||||||
|
Citrus aurantium L.: neroli-olie CAS-nr. 8016-38-4 FEMA-nr. 2771 RvE-nr. 136 Einecs-nr. 277-143-2/absolue van zure sinaasappel CAS-nr. 8014-17-3 RvE-nr. 136 Einecs-nr. 283-881-6 |
Alle soorten |
||||||||
|
Citrus reticulata Blanco: terpenen van mandarijn, tangerine RvE-nr. 142 |
Alle soorten |
||||||||
|
Citrus x paradisi Macfad.: geperste olie van grapefruit CAS-nr. 8016-20-4 FEMA-nr. 2530 RvE-nr. 140 Einecs-nr. 289-904-6/extract van grapefruit RvE-nr. 140 |
Alle soorten |
||||||||
|
Glycyrrhiza glabra L.: zoethoutextract (op oplosmiddelbasis) CAS-nr. 97676-23-8 FEMA-nr. 2628 RvE-nr. 218 Einecs-nr. 272-837-1 |
Alle soorten |
||||||||
|
Juniperus communis L.: extract van vrucht van jeneverbes CAS-nr. 84603-69-0 RvE-nr. 249 Einecs-nr. 283-268-3 |
Alle soorten |
||||||||
|
Laurus nobilis L.: extract van laurierbladeren/oleohars van laurierbladeren CAS-nr. 84603-73-6 FEMA-nr. 2613 RvE-nr. 255 Einecs-nr. 283-272-5 |
Alle soorten |
||||||||
|
Lavandula latifolia Medik.: olie van breedbladige lavendel RvE-nr. 256 |
Alle soorten |
||||||||
|
Lepidium meyenii Walp.: maca-extract |
Alle soorten |
||||||||
|
Leptospermum scoparium J. R. et G. Forst.: olie van manuka |
Alle soorten |
||||||||
|
Macleaya cordata (Willd.) R. Br.: absolue van pluimpapaver/extract van pluimpapaver/olie van pluimpapaver/tinctuur van pluimpapaver |
Alle soorten |
||||||||
|
Mallotus philippinensis (Lam.) Muell. Arg.: extract van kamala RvE-nr. 535 |
Alle soorten |
||||||||
|
Malpighia glabra L.: extract van acerola |
Alle soorten |
||||||||
|
Malus sylvestris Mill.: appelconcentraat RvE-nr. 386 |
Alle soorten |
||||||||
|
Medicago sativa L.: luzernetinctuur RvE-nr. 274 |
Alle soorten |
||||||||
|
Melissa officinalis L.: olie van citroenmelisse RvE-nr. 280 |
Alle soorten |
||||||||
|
Mentha pulegium L.: olie van polei CAS-nr. 8013-99-8 FEMA-nr. 2839 RvE-nr. 283 Einecs-nr. 290-061-1 |
Alle soorten |
||||||||
|
Myristica fragrans Houtt.: olie van foelie CAS-nr. 8007-12-3 FEMA-nr. 2653 RvE-nr. 296 Einecs-nr. 282-013-3/oleohars van nootmuskaat CAS-nr. 8408268-8 RvE-nr. 296 Einecs-nr. 282-013-3 |
Alle soorten |
||||||||
|
Myroxylon balsamum (L.) Harms: extract van tolubalsem (op oplosmiddelbasis) CAS-nr. 9000-64-0 FEMA-nr. 3069 RvE-nr. 297 Einecs-nr. 232-550-4 |
Alle soorten |
||||||||
|
Myroxylon balsamum (L.) Harms var. Pereirae: extract van perubalsem (op oplosmiddelbasis) CAS-nr. 8007-00-9 FEMA-nr. 2117, 2116 RvE-nr. 298 Einecs-nr. 232-352-8 |
Alle soorten |
||||||||
|
Ocimum basilicum L.: olie van basilicum CAS-nr. 801573-4 FEMA-nr. 2119 RvE-nr. 308 Einecs-nr. 283-900-8 |
Alle soorten |
||||||||
|
Opopanax chironium (L.) Koch, Commiphora erythrea Engler: olie van opoponax CAS-nr. 8021-36-1 RvE-nr. 313 Einecs-nr. 232-558-8 |
Alle soorten |
||||||||
|
Passiflora edulis Sims. = P. incarnata L.: extract van passievrucht (op waterbasis) RvE-nr. 321 |
Alle soorten |
||||||||
|
Pelargonium asperum Her. ex Spreng.: geraniumolie |
Alle soorten |
||||||||
|
Peumus boldus Mol.: extract van boldo RvE-nr. 328/tinctuur van boldo RvE-nr. 328 |
Alle soorten |
||||||||
|
Pinus pinaster Soland.: pijnolie |
Alle soorten |
||||||||
|
Pimenta racemosa (Mill.) J.W. Moore: olie van West-Indische laurier CAS-nr. 8006-78-8 RvE-nr. 334 |
Alle soorten |
||||||||
|
Piper methysticum G. Forst.: tinctuur van kawa |
Alle soorten |
||||||||
|
Quillaja saponaria Molina: quillajaextract (op oplosmiddelbasis) RvE-nr. 391/quillajaconcentraat |
Alle soorten |
||||||||
|
Ribes nigrum L.: extract van zwarte bes RvE-nr. 399 |
Alle soorten |
||||||||
|
Satureja hortensis L.: olie van bonenkruid CAS-nr. 8016-68-0 FEMA-nr. 3013 RvE-nr. 425 Einecs-nr. 283-922-8 |
Alle soorten |
||||||||
|
Sophora japonica L.: olie van honingboom |
Alle soorten |
||||||||
|
Styrax benzoin Dryand., S. tonkinensis (Pierre) Craib ex Hartwich: harsaroma van benzoë CAS-nr. 9000 -05-9 FEMA-nr. 2133 RvE-nr. 439 Einecs-nr. 232-523-7 |
Alle soorten |
||||||||
|
Tagetes erecta L., T. glandulifera Schrank., T. minuta L. e.a.: tagetesolie CAS-nr. 8016-84-0 FEMA-nr. 3040 RvE-nr. 443/494 Einecs-nr. 294-862-7 |
Alle soorten |
||||||||
|
Thea sinensis L. = Camellia thea Link. = Camellia sinensis (L.) O. Kuntze: tinctuur van thee RvE-nr. 451 |
Alle soorten |
||||||||
|
Uncaria tomentosa L. = Ourouparia guianensis Aubl.: extract van kattenklauw |
Alle soorten |
||||||||
|
Valeriana officinalis L.: tinctuur van valeriaanwortel RvE-nr. 473 |
Alle soorten |
||||||||
|
Vetiveria zizanoides (L.) Nash.: vetiverolie CAS-nr. 8016-96-4 RvE-nr. 479 Einecs-nr. 282-490-8 |
Alle soorten |
||||||||
|
Vitis vinifera L.: groene cognac-olie CAS-nr. 8016-21-5 FEMA-nr. 2331 RvE-nr. 485 Einecs-nr. 232-403-4/witte cognac-olie CAS-nr. 801621-5 FEMA-nr. 2332 RvE-nr. 485 Einecs-nr. 232-403-4 |
Alle soorten |
||||||||
|
Vitis vinifera L.: druivenpitextract RvE-nr. 485 |
Alle soorten |
||||||||
|
Yucca mohavensis Sarg. = Y. schidigera Roezl ex Ortgies: extract van mojaveyucca (op oplosmiddelbasis) CAS-nr. 90147-57-2 FEMA-nr. 3121 Einecs-nr. 290-449-0/concentraat van yucca/residuen van yucca |
Alle soorten |
||||||||
|
Zingiber officinale Rosc.: gemberextract CAS-nr. 84696-15-1 FEMA-nr. 2521 RvE-nr. 489 Einecs-nr. 283-634-2 |
Alle soorten |
||||||||
Natuurlijke producten en dienovereenkomstige synthetische producten |
||||||||||
|
CAS-nr. 1128 -08-1/3-methyl-2-pentylcyclopent-2-een-1-on/Flavis-nr. 07.140 |
Alle soorten |
||||||||
|
CAS-nr. 352195-40-5/dinatrium-inosine-5-monofosfaat (IMP) |
Alle soorten |
Deel 2
Toevoegingsmiddelen voor diervoeding die voor bepaalde diersoorten of -categorieën uit de handel worden genomen
Identificatienummer |
Toevoegingsmiddel |
Diersoort en -categorie |
||||
Sporenelementen |
||||||
E 7 |
Molybdeen — Mo, natriummolybdaat |
Alle diersoorten en -categorieën met uitzondering van schapen |
||||
Zuurteregelaars |
||||||
E 503 (i) |
Ammoniumcarbonaat |
Katten; honden |
||||
E 503 (ii) |
Ammoniumwaterstofcarbonaat |
Katten; honden |
||||
E 525 |
Kaliumhydroxide |
Katten; honden |
||||
E 526 |
Calciumhydroxide |
Katten; honden |
||||
Kleurstoffen met inbegrip van pigmenten |
||||||
Carotenoïden en xanthofylen |
||||||
E 160 a |
Bètacaroteen |
Kanarievogels |
||||
Andere kleurstoffen |
||||||
E 141 |
Chlorofylline-kopercomplex als kleurstof die op grond van de communautaire voorschriften voor het kleuren van levensmiddelen is toegestaan |
Alle diersoorten en -categorieën met uitzondering van katten en honden |
||||
E 141 |
Chlorofyl-kopercomplex als kleurstof [functionele groep 2, punt a), iii)] |
Zaadetende siervogels; kleine knaagdieren; siervissen |
||||
E 153 |
Roetzwart als kleurstof [functionele groep 2, punt a), iii)] |
siervissen |
||||
E 172 |
Rood ijzeroxide, zwart ijzeroxide, geel ijzeroxide als kleurstoffen die op grond van de communautaire voorschriften voor het kleuren van levensmiddelen zijn toegestaan |
Paarden |
||||
Aromatische en eetlustopwekkende stoffen |
||||||
Natuurlijke producten — botanisch gedefinieerd |
||||||
|
Helianthus annuus L.: extract van zonnebloem |
Katten; honden |
||||
|
Hyssopus officinalis L. = H. decumbens Jord. & Fourr.: olie van hysop CAS-nr. 8006-83-5 FEMA-nr. 2591 RvE-nr. 235 Einecs-nr. 283-266-3 |
Katten; honden |
||||
|
Sus scrofa (extract van ontvette alvleesklieren van varkens) |
Katten en honden en andere carnivore en omnivore gezelschapsdieren zoals fretten |
||||
Aminozuren, de zouten en de analogen daarvan |
||||||
3.2.7. |
Mengsels van:
beschermd met copolymeer vinyl-pyridine/styreen |
Melkkoeien |
HOOFDSTUK I.B
Toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor een vergunning voor een beperkte periode is verleend
Identificatienummer |
Toevoegingsmiddel |
Diersoort of -categorie |
Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen |
||
E 758 |
Robenidinehydrochloride 66 g/kg (vergunninghouder Zoetis Belgium SA) |
Kalkoenen |
E 770 |
Maduramicineammonium alfa 1 g/100 g (vergunninghouder Zoetis Belgium SA) |
Kalkoenen |
HOOFDSTUK I.C
Toevoegingsmiddelen voor diervoeding waarvoor geen kennisgeving als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt a), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is ingediend
Identificatienummer |
Toevoegingsmiddel |
Diersoort of -categorie |
Aminozuren, de zouten en de analogen daarvan |
||
3.2.6. |
L-lysinefosfaat en bijproducten daarvan, geproduceerd door fermentatie met Brevibacterium lactofermentum NRRL B-11470 |
Pluimvee; varkens |
(1) Die vormen van riboflavine zijn toegestaan bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/901 van de Commissie van 29 mei 2019 tot verlening van een vergunning voor riboflavine geproduceerd door Ashbya gossypii (DSM 23096), riboflavine geproduceerd door Bacillus subtilis (DSM 17339 en/of DSM 23984) en riboflavine-5′-fosfaat, mononatriumzout geproduceerd door Bacillus subtilis (DSM 17339 en/of DSM 23984) (bronnen van vitamine B2) als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 144 van 3.6.2019, blz. 41).
(2) Deze vorm van riboflavine is onderwerp geweest van een weigering van een vergunning bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1254 van de Commissie van 19 september 2018 betreffende de weigering van een vergunning voor door Bacillus subtilis KCCM-10445 geproduceerd riboflavine (80 %) als toevoegingsmiddel voor diervoeding, behorende tot de functionele groep “vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking” (PB L 237 van 20.9.2018, blz. 5).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1103 van de Commissie van 8 juli 2015 tot verlening van een vergunning voor bètacaroteen als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 181 van 9.7.2015, blz. 57).
BIJLAGE II
Producten die geen onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn als bedoeld in artikel 5, lid 1
1.
Tamarindepitmeel
2.
Kaliumdiwaterstoforthofosfaat
3.
Dikaliumwaterstoforthofosfaat
4.
Trikaliumorthofosfaat
5.
Ammoniumdiwaterstoforthofosfaat
6.
Diammoniumwaterstoforthofosfaat
7.
Dinatriumdiwaterstofdifosfaat
8.
Tetrakaliumdifosfaat
9.
Pentakaliumtrifosfaat
10.
Natriumsesquicarbonaat
11.
Kaliumwaterstofcarbonaat
12.
Calciumoxide
13.
Sucrose-esters van vetzuren (esters van sacharose en van in spijsvetten voorkomende vetzuren)
14.
Suikerglyceriden (mengsels van esters van sacharose en mono- en diglyceriden van in spijsvetten voorkomende vetzuren)
15.
Polyglycerolesters van ongepolymeriseerde in spijsvetten voorkomende vetzuren
16.
Mono-esters van propyleenglycol (1,2-propaandiol) en van in spijsvetten voorkomende vetzuren, al dan niet gemengd met di-esters
17.
Merluccius capensis, Galeorhinus australis e.a./kraakbeen
BIJLAGE III
Producten die onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding zijn als bedoeld in artikel 6, lid 1
1.
Xilitol
2.
Ammoniumlactaat
3.
Ammoniumacetaat
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/759 VAN DE COMMISSIE
van 7 mei 2021
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wat betreft de vrijstellingen van plantenpaspoort, de status van Italië, Ierland, Litouwen, Slovenië en Slowakije of bepaalde gebieden daarvan als beschermde gebieden, en de verwijzing naar een beschermd gebied in Portugal
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 32, leden 3 en 6, artikel 35, leden 1 en 2, en artikel 79, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2) zijn voorschriften vastgesteld betreffende plantenpaspoorten voor het verkeer binnen de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen. Bovendien zijn in bijlage III bij die verordening bepaalde lidstaten en gebieden in de lidstaten erkend als beschermde gebieden ten aanzien van bepaalde ZP-quarantaineorganismen. Voorts zijn bepaalde beschermde gebieden tot en met 30 april 2020 als tijdelijke beschermde gebieden erkend om elke betrokken lidstaat de gelegenheid te bieden alle nodige informatie te verstrekken om aan te tonen dat de betrokken plaagorganismen niet in de betrokken lidstaat of het betrokken gebied voorkomen, of om de inspanningen voor de uitroeiing van het betrokken plaagorganisme af te ronden dan wel voort te zetten. |
(2) |
Uit ervaring is gebleken dat het toepassingsgebied van bepaalde regels betreffende vrijstellingen van plantenpaspoort, die zijn vastgesteld in artikel 13, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, moet worden uitgebreid. Om alle gevallen van gereguleerde planten, plantaardige producten en andere materialen te bestrijken, moeten dergelijke uitzonderingen met het oog op de consistentie met name ook gelden voor zaden van planten, plantaardige producten en andere materialen die niet onder de krachtens artikel 28, lid 1, artikel 30, lid 1, of artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen vallen. |
(3) |
Voor Italië waren het grondgebied van Campania en dat van bepaalde delen van Piemonte erkend als beschermd gebied ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. In 2020 heeft Italië informatie verstrekt waaruit blijkt dat Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. nu in de gemeenten Agerola, Gragnano, Lettere, Pimonte en Vico Equense in de provincie Napels, en Amalfi, Atrani, Conca dei Marini, Corbara, Furore, Maiori, Minori, Positano, Praiano, Ravello, Scala en Tramonti in de provincie Salerno, en in het gehele grondgebied van Piemonte voorkomt. Die gemeenten en het gehele grondgebied van Piemonte mogen daarom niet langer worden erkend als behorend tot het beschermde gebied ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. |
(4) |
Verder waren bepaalde delen van het grondgebied van Italië tot en met 30 april 2020 erkend als tijdelijk beschermd gebied ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. Uit de onderzoeksresultaten die Italië in 2019 en 2020 heeft verstrekt, blijkt dat het ZP-quarantaineorganisme, dat in sporadische en geïsoleerde uitbraken in sommige delen van het beschermde gebied werd aangetroffen, is of wordt uitgeroeid en dat de overige delen van het beschermde gebied nog steeds vrij zijn van dat schadelijke organisme. Uit die informatie blijkt tevens dat de uitroeiing tot dusver nooit meer dan twee jaar heeft geduurd. Daarom moet de erkenning van die delen van het grondgebied van Italië als beschermd gebied ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. voor onbepaalde tijd worden voortgezet. |
(5) |
De grondgebieden van Ierland, Litouwen, Slovenië en Slowakije waren tot en met 30 april 2020 erkend als tijdelijke beschermde gebieden ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. Uit de onderzoeksresultaten die Ierland, Litouwen, Slovenië en Slowakije in 2019 en 2020 hebben verstrekt, blijkt dat het ZP-quarantaineorganisme, dat in sporadische en geïsoleerde uitbraken in sommige delen van de beschermde gebieden werd aangetroffen, is of wordt uitgeroeid en dat de rest van het beschermde gebied nog steeds vrij is van dat plaagorganisme. Uit die informatie blijkt tevens dat de uitroeiing van uitbraken tot dusver nooit meer dan twee jaar heeft geduurd. Daarom moet de erkenning van de grondgebieden van Ierland, Litouwen, Slovenië en Slowakije als beschermde gebieden ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. voor onbepaalde tijd worden voortgezet. |
(6) |
Daarnaast heeft Slowakije in 2020 informatie verstrekt waaruit blijkt dat Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. nu in de gemeenten Valice, Jesenské en Rimavská Sobota in het district Rimavská Sobota voorkomt. Die gemeenten mogen daarom niet langer worden erkend als behorend tot het beschermde gebied ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. |
(7) |
Ierland heeft verzocht zijn grondgebied te erkennen als beschermd gebied ten aanzien van Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller. Op basis van onderzoeken die in 2018 en 2019 zijn uitgevoerd, heeft Ierland het bewijs geleverd dat het betrokken plaagorganisme niet op zijn grondgebied voorkomt, hoewel de omstandigheden voor de ontwikkeling van dat organisme in dat gebied gunstig zijn. Het is echter noodzakelijk dat er meer onderzoeken worden verricht. Daarom moet Ierland tot en met 30 april 2023 worden erkend als tijdelijk beschermd gebied ten aanzien van Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller. |
(8) |
Met het oog op de consistentie met de wijzigingen van bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, waarin de beschermde gebieden en de respectieve ZP-quarantaineorganismen worden vermeld, moeten de overeenkomstige wijzigingen worden aangebracht in de bijlagen IX en X bij die verordening, waarin respectievelijk de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen in bepaalde beschermde gebieden verboden is, en de planten, plantaardige producten en andere materialen die overeenkomstige bijzondere voorschriften worden binnengebracht in of in het verkeer zijn binnen beschermde gebieden, worden vermeld. |
(9) |
Op basis van de van Portugal ontvangen informatie was het eiland Terceira reeds bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2210 van de Commissie (3) uitgesloten van het in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen beschermde gebied van Portugal ten aanzien van Gonipterus scutellatus Gyllenhal, zonder dat bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 was gewijzigd. Daarom moet de verwijzing naar dat beschermde gebied in die bijlage ook worden gewijzigd. |
(10) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Voor de duidelijkheid moeten de wijzigingen met betrekking tot gebieden die tot en met 30 april 2020 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 als beschermde gebieden waren erkend, met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 mei 2020. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 13, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
|
2) |
Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig deel 1 van de bijlage bij deze verordening. |
3) |
Bijlage IX wordt gewijzigd overeenkomstig deel 2 van de bijlage bij deze verordening. |
4) |
Bijlage X wordt gewijzigd overeenkomstig deel 3 van de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De volgende punten zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 mei 2020:
— |
artikel 1, punt 2, met uitzondering van deel 1, punt 2, van de bijlage; |
— |
artikel 1, punt 3; |
— |
artikel 1, punt 4, met uitzondering van deel 3, punt 3, van de bijlage. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2210 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van de bijlagen III, VI, VII, IX, X, XI en XII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wat betreft de voorschriften betreffende het beschermd gebied Noord-Ierland en de verboden en voorschriften voor het in de Unie binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen vanuit het Verenigd Koninkrijk (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 28).
BIJLAGE
DEEL 1
Wijzigingen van bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072
De tabel in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In deel a) “Bacteriën” wordt de derde kolom “Beschermde gebieden” van punt 1 als volgt gewijzigd:
|
2) |
In deel c) “Insecten en mijten” wordt punt 19 vervangen door:
|
DEEL 2
Wijzigingen van bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072
Bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 1 wordt de derde kolom “Beschermde gebieden” als volgt gewijzigd:
|
2) |
In punt 2 wordt de derde kolom “Beschermde gebieden” als volgt gewijzigd:
|
DEEL 3
Wijzigingen van bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072
Bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 3 wordt de vierde kolom “Beschermde gebieden” als volgt gewijzigd:
|
2) |
In punt 9 wordt de vierde kolom “Beschermde gebieden” als volgt gewijzigd:
|
3) |
In punt 16 wordt de tekst in de vierde kolom “Beschermde gebieden” als volgt gewijzigd:
|
4) |
In punt 19 wordt de tekst in de vierde kolom “Beschermde gebieden” als volgt gewijzigd:
|
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/25 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/760 VAN DE COMMISSIE
van 7 mei 2021
tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/761 en (EU) 2020/1988 wat betreft het systeem voor het beheer van bepaalde tariefcontingenten met certificaten en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/991
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187 en artikel 223, lid 3,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 66, lid 4,
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (3), en met name artikel 9, eerste alinea, punten a) tot en met d), en artikel 16, lid 1, eerste alinea, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 van de Commissie (4) zijn regels vastgesteld voor het beheer van tariefcontingenten voor de invoer en uitvoer van landbouwproducten die worden beheerd door middel van een stelsel van invoer- en uitvoercertificaten, zijn een aantal handelingen waarbij deze contingenten zijn geopend, vervangen en ingetrokken en zijn specifieke voorschriften vastgesteld. |
(2) |
Ter precisering van de uiterste termijn waarbinnen de lidstaten kennis moeten geven van de onder certificaten vallende hoeveelheden en de informatie met betrekking tot het elektronisch systeem voor de registratie en identificatie van marktdeelnemers die certificaten aanvragen (“Licence Operator Registration and Identification” — LORI) als bedoeld in artikel 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/760 van de Commissie (5), de echtheidscertificaten en de IMA 1-certificaten, moeten de artikelen 16, 17 en 61 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 worden gewijzigd. |
(3) |
De regels inzake de geldigheid van IMA 1-certificaten voor zuivelproducten moeten worden gewijzigd en afgestemd op de algemene regels inzake de geldigheidsduur van invoercertificaten. Daarom moet de laatste zin van artikel 53, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 worden geschrapt. |
(4) |
Wanneer marktdeelnemers langs elektronische weg uitvoercertificaten aanvragen, moet het hun ook worden toegestaan om op dezelfde wijze de verklaring van gerechtigdheid tot invoer voor importeurs in de Verenigde Staten in te dienen waarvan de aanvragen voor uitvoercertificaten in het kader van de door de Verenigde Staten geopende kaascontingenten vergezeld moeten gaan. Artikel 59 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 moet derhalve worden gewijzigd. |
(5) |
Op grond van artikel 61, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van alle gegevens betreffende de marktdeelnemers die aanvragen voor uitvoer in het kader van door de Verenigde Staten geopende kaascontingenten hebben ingediend, waaronder hun EORI-nummer. Aangezien niet alle marktdeelnemers verplicht zijn een dergelijk nummer te hebben, moeten de lidstaten dit nummer alleen meedelen indien de marktdeelnemers er een hebben. Dat artikel moet derhalve worden gewijzigd. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 71, lid 3, en artikel 72, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761, en in afwijking van artikel 6, leden 1 en 2, van die verordening, kunnen marktdeelnemers die een aanvraag indienen voor uitvoertariefcontingenten die worden beheerd door derde landen en die zijn onderworpen aan specifieke EU-regels, en voor invoertariefcontingenten die worden beheerd op basis van door de landen van uitvoer afgegeven documenten, meer dan één certificaataanvraag per maand indienen, op om het even welke dag. Om de samenhang van deze beheermethode te waarborgen, moet de afwijking van artikel 6 van die verordening betrekking hebben op het hele artikel en niet enkel op de leden 1 en 2 ervan. Bovendien moet artikel 72, lid 4, van die verordening worden gerectificeerd door een specifieke verwijzing naar de IMA 1-certificaten te introduceren. |
(7) |
Duidelijkheidshalve moeten de regels voor het invullen van de vakken 8 en 24 van invoercertificaataanvragen en van certificaten worden geharmoniseerd wat de vermelding van het land van oorsprong van de goederen betreft. Daarom moeten de artikelen 22 en 29 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 en de desbetreffende vakken voor de tariefcontingenten in de bijlagen II tot en met XII bij die verordening worden gewijzigd. |
(8) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/991 van de Commissie (6) zijn drie tariefcontingenten geopend voor rijst van oorsprong uit Vietnam. Om het beheer van deze tariefcontingenten in overeenstemming te brengen met de regels die zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761, moeten de tabellen en regels voor die drie tariefcontingenten worden opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 en moet Uitvoeringsverordening (EU) 2020/991 worden ingetrokken. Daarom moeten de artikelen 27 en 29 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 worden gewijzigd en moet een nieuw artikel 29 bis in die verordening worden opgenomen. |
(9) |
De in bijlage VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 vastgestelde tabel betreffende het tariefcontingent met volgnummer 09.4450 moet worden bijgewerkt met de nieuwe indeling van rundvlees en de nieuwe naam van de voor de afgifte van echtheidscertificaten bevoegde autoriteit die door Argentinië zijn meegedeeld. |
(10) |
Om misverstanden te voorkomen met betrekking tot de maximumleeftijd van runderen waarvan de karkassen in aanmerking komen voor het in bijlage VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 vastgestelde tariefcontingent met volgnummer 09.4002, moet de desbetreffende tabel in die bijlage worden gewijzigd. |
(11) |
Om haasjes uit te sluiten van de producten die in aanmerking komen voor de in bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 vastgestelde tariefcontingenten met de volgnummers 09.4038 en 09.4170, moeten de desbetreffende tabellen van die bijlage worden gewijzigd. |
(12) |
Een verwijzing naar artikel 61 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) in het vak “Bewijs van oorsprong voor het in het vrije verkeer brengen” van de tabellen van verscheidene tariefcontingenten is niet nodig en kan verkeerd worden geïnterpreteerd. Om misverstanden en daarmee samenhangende problemen voor de handelaren te voorkomen, moet die verwijzing worden geschrapt. Evenzo moet artikel 4, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 van de Commissie (8) worden gewijzigd om de reikwijdte van de verwijzing naar artikel 61 van Verordening (EU) nr. 952/2013 te verduidelijken. Voorts moet de verwijzing naar de echtheidscertificaten in artikel 4, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 worden uitgebreid tot alle in hoofdstuk II van en bijlage II bij die verordening bedoelde documenten. |
(13) |
Om het beheer van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 geregelde tariefcontingenten te vereenvoudigen, moeten bepaalde hoofdcontingenten voor boter en kalfsvlees worden geschrapt en moeten de desbetreffende deelcontingenten als tariefcontingenten worden beheerd. |
(14) |
Als gevolg van een vergissing bij de opneming van Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad (9) in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 moet de tabel van het tariefcontingent met volgnummer 09.0141 worden aangevuld met alle andere volgnummers die gelden voor de in de productomschrijving ervan vermelde producten, met ingang van de lopende tariefcontingentperiode. |
(15) |
De Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/761 en (EU) nr. 2020/1988 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(16) |
Om ervoor te zorgen dat de wijzigingen tijdig worden toegepast wanneer marktdeelnemers certificaataanvragen indienen voor tariefcontingenten met perioden die beginnen in juli 2021, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wijzigingen van tariefcontingenten die aan de hand van certificaten worden beheerd, moeten van toepassing zijn vanaf de eerste periode voor de indiening van certificaataanvragen na de inwerkingtreding van deze verordening, met uitzondering van die welke de voorschriften inzake het bewijs van oorsprong voor het in het vrije verkeer brengen wijzigen voor de tariefcontingenten met volgnummers 09.4123, 09.4125, 09.4112, 09.4116, 09.4117, 09.4118, 09.4119, 09.4130 en 09.4154, die van toepassing moeten zijn vanaf het begin van de lopende tariefcontingentperioden. Wijzigingen van tariefcontingenten die volgens het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt” worden beheerd, moeten op de lopende tariefcontingentperioden van toepassing zijn vanaf het begin ervan. Wijzigingen betreffende de opneming van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/991 in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 moeten van toepassing zijn vanaf de volgende tariefcontingentperiode, die ingaat op 1 januari 2022. |
(17) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 17 wordt lid 5 als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 22 wordt vervangen door: “Artikel 22 Inhoud van certificaataanvraag en certificaat In vak 24 van de invoercertificaataanvraag en het certificaat wordt in elk geval een van de in bijlage XIV opgenomen vermeldingen ingevuld.”. |
4) |
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Het volgende artikel 29 bis wordt ingevoegd: “Artikel 29 bis Echtheidscertificaat 1. Het echtheidscertificaat, afgegeven door een in bijlage III opgenomen bevoegde instantie van Vietnam, waarin wordt verklaard dat de rijst behoort tot een van de voor het tariefcontingent met volgnummer 09.4731 vermelde specifieke variëteiten van geurige rijst, wordt opgesteld op een formulier overeenkomstig het model in bijlage XIV.2 RIJST – Deel D. Oorsprong Vietnam. De formulieren worden in het Engels gedrukt en ingevuld. 2. Op elk echtheidscertificaat wordt in het vak bovenaan rechts een individueel serienummer vermeld dat is toegekend door de autoriteiten van afgifte. De kopieën dragen hetzelfde nummer als het origineel. 3. Het echtheidscertificaat is geldig gedurende 120 dagen vanaf de datum van afgifte. Het is alleen geldig als de vakken naar behoren zijn ingevuld en het is ondertekend. De echtheidscertificaten zijn naar behoren ondertekend als de plaats en datum van afgifte op het certificaat zijn vermeld en ze zijn voorzien van het stempel van de autoriteit van afgifte en zijn ondertekend door de daartoe bevoegde persoon of personen. 4. Het echtheidscertificaat wordt ingediend bij de douaneautoriteiten om te verifiëren of is voldaan aan de vereiste voorwaarden om gebruik te maken van het tariefcontingent met volgnummer 09.4731. De in bijlage III opgenomen bevoegde instantie van Vietnam verschaft de Commissie alle relevante informatie die behulpzaam kan zijn bij het verifiëren van de in de echtheidscertificaten opgenomen informatie, met name specimens van de stempels die zij heeft gebruikt.”. |
7) |
In artikel 53 wordt lid 6 vervangen door: “6. Een naar behoren geviseerd afschrift van het IMA 1-certificaat wordt, samen met het overeenkomstige invoercertificaat en de producten waarop deze certificaten betrekking hebben, aan de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer overgelegd op hetzelfde moment als dat van de indiening van de aangifte voor het vrije verkeer in de Unie.”. |
8) |
In artikel 59 wordt lid 8 vervangen door: “8. Aanvragen voor uitvoercertificaten gaan vergezeld van een verklaring van de aangewezen importeur in de Verenigde Staten dat hij het recht heeft om in te voeren op grond van de in titel 7, subtitel A, deel 6, van de Code of Federal Regulations vastgestelde voorschriften van de Verenigde Staten inzake invoercertificaten voor tariefcontingenten voor zuivelproducten. In geval van een elektronische aanvraag kan een elektronische kopie van deze verklaring worden ingediend.”. |
9) |
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
In artikel 71 wordt lid 3 vervangen door: “3. In afwijking van artikel 6 kunnen marktdeelnemers meer dan één certificaataanvraag per maand indienen, en kunnen de certificaataanvragen op om het even welke dag worden ingediend, met inachtneming van artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239.”. |
11) |
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
De bijlagen I, II, III, IV, VI, VII, VIII, IX, X, XI, XII en XIV.2 RIJST worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door: “2. Artikel 53, lid 2, punten b) en c), en artikel 53, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn niet van toepassing op de tariefcontingenten en deeltariefcontingenten met de volgnummers 09.0138, 09.0139, 09.0140, 09.0141, 09.0165, 09.0166, 09.0167, 09.0168, 09.0169, 09.0142, 09.0143, 09.0161, 09.0162, 09.0163, 09.0164, 09.0146, 09.0147, 09.0148, 09.0149, 09.0150, 09.0151, 09.0152, 09.0159, 09.0160, 09.0154, 09.0155, 09.0156, 09.0157 en 09.0158.”. |
2) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 17 wordt vervangen door: “Artikel 17 Beheer van de tariefcontingenten met de volgnummers 09.0161, 09.0162, 09.0163 en 09.0164 De tariefcontingenten met de volgnummers 09.0161 en 09.0163 worden gebruikt voor aanvragen voor GN-code ex 0202 20 30; de tariefcontingenten met de volgnummers 09.0162 en 09.0164 worden gebruikt voor aanvragen voor de GN-codes ex 0202 30 10, ex 0202 30 50, ex 0202 30 90 en ex 0206 29 91.”. |
5) |
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 29 wordt vervangen door: “Artikel 29 Tariefcontingenten met de volgnummers 09.0159 en 09.0160 Het tariefcontingent 09.0159 wordt gebruikt voor aanvragen voor GN-code 0405 10; het tariefcontingent 09.0160 wordt gebruikt voor aanvragen voor GN-code 0405 90.”. |
8) |
De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 3
Intrekking
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/991 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2022.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 is van toepassing met ingang van de eerste periode voor de indiening van certificaataanvragen na de inwerkingtreding van deze verordening.
In afwijking van het bovenstaande geldt het volgende:
a) |
de punten 2, d), en 3, e), van bijlage I zijn van toepassing met ingang van het begin van de lopende tariefcontingentperioden; |
b) |
artikel 1, punt 4, punt 5, b), en punt 6, en bijlage I, punt 1, punt 3, f), en punt 12, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2022. |
Artikel 2 is van toepassing met ingang van het begin van de lopende tariefcontingentperioden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(3) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 van de Commissie van 17 december 2019 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de Verordeningen (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het systeem voor het beheer van tariefcontingenten met certificaten (PB L 185 van 12.6.2020, blz. 24).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/760 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten voor invoer en uitvoer waarvoor een certificaat verplicht is, en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het stellen van zekerheden bij het beheer van tariefcontingenten (PB L 185 van 12.6.2020, blz. 1).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/991 van de Commissie van 13 mei 2020 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor de invoer van rijst van oorsprong uit de Socialistische Republiek Vietnam (PB L 221 van 10.7.2020, blz. 64).
(7) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 van de Commissie van 11 november 2020 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het beheer van invoertariefcontingenten volgens het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt” (PB L 422 van 14.12.2020, blz. 4).
(9) Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1).
BIJLAGE I
De bijlagen I, II, III, IV, VI, VII, VIII, IX, X, XI, XII en XIV.2 RIJST bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761 worden als volgt gewijzigd:
(1) |
In bijlage I worden onder de rij met betrekking tot tariefcontingent 09.4168 de volgende rijen ingevoegd:
|
(2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
(3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(4) |
In bijlage IV wordt het vak “Specifieke informatie die op de certificaataanvraag en op het certificaat moet worden vermeld” van de tabel met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.4320 vervangen door:
|
(5) |
In bijlage VI wordt het vak “Specifieke informatie die op de certificaataanvraag en op het certificaat moet worden vermeld” van de tabel met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.4287 vervangen door:
|
(6) |
In bijlage VII wordt het vak “Specifieke informatie die op de certificaataanvraag en op het certificaat moet worden vermeld” van de tabel met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.4286 vervangen door:
|
(7) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
(8) |
In bijlage IX wordt het vak “Specifieke informatie die op de certificaataanvraag en op het certificaat moet worden vermeld” van de tabel met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.4595 vervangen door:
|
(9) |
Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:
|
(10) |
In bijlage XI wordt het vak “Specifieke informatie die op de certificaataanvraag en op het certificaat moet worden vermeld” van de tabellen met betrekking tot de tariefcontingenten met de volgnummers 09.4401 en 09.4402 vervangen door:
|
(11) |
Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:
|
(12) |
In bijlage XIV.2 RIJST wordt het volgende deel D toegevoegd: “DEEL D. Oorsprong Vietnam Certificate of Authenticity
|
BIJLAGE II
De bijlagen I en II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 worden als volgt gewijzigd:
(1) |
De tabellen met betrekking tot de tariefcontingenten met de volgnummers 09.0144, 09.0145 en 09.0153 worden geschrapt. |
(2) |
De tabel met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.0141 wordt vervangen door:
|
(3) |
De tabel met betrekking tot de tariefcontingenten met de volgnummers 09.0161 en 09.0162 wordt vervangen door:
|
(4) |
De tabel met betrekking tot de tariefcontingenten met de volgnummers 09.0163 en 09.0164 wordt vervangen door:
|
(5) |
De tabel met betrekking tot de tariefcontingenten met de volgnummers 09.0159 en 09.0160 wordt vervangen door:
|
(6) |
In bijlage II wordt de titel van deel B vervangen door:
|
(1) PB L 47 van 17.2.2006, blz. 54.
(2) Besluit van de Raad van 30 januari 2006 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Australië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (PB L 47 van 17.2.2006, blz. 52).”;
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/46 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/761 VAN DE COMMISSIE
van 7 mei 2021
tot wijziging van de bijlagen I tot en met IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 wat de modelformulieren voor zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (“fokkerijverordening”) (1), en met name artikel 30, lid 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 (2) van de Commissie zijn de modelformulieren voor zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan vastgelegd. Deze modelformulieren voor zoötechnische certificaten zijn opgesteld na overleg met de lidstaten en de relevante belanghebbenden. |
(2) |
Sinds de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 hebben de lidstaten en belanghebbenden de Commissie in kennis gesteld van bepaalde praktische problemen in verband met de modelformulieren van zoötechnische certificaten wat de verificatie van de identiteit van fokdieren betreft. Gezien de ervaring die sinds de datum van toepassing van die uitvoeringsverordening is opgedaan, moeten de modelformulieren van de zoötechnische certificaten worden gewijzigd om de verificatie van de identiteit van fokdieren te vergemakkelijken. Nadere gegevens of het dossiernummer dat verwijst naar de databank waar de gegevens beschikbaar zijn, moeten worden vermeld in een zoötechnisch certificaat, in het vak dat betrekking heeft op de resultaten van de verificatie van de identiteit van fokdieren. Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Zoötechnisch Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I tot en met IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 10 augustus 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 171 van 29.6.2016, blz. 66.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 van de Commissie van 10 april 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad wat de modelformulieren voor zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan betreft (PB L 109 van 26.4.2017, blz. 9).
BIJLAGE
De bijlagen I tot en met IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/717 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
BESLUITEN
10.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/50 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/762 VAN DE COMMISSIE
van 6 mei 2021
betreffende de verlenging van de door het Ierse Ministerie van Landbouw, Voedselvoorziening en Mariene Zaken genomen maatregel om het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden met propaan-2-ol als middel voor menselijke hygiëne toe te staan overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 3127)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 55, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 18 september 2020 heeft het Ierse Ministerie van Landbouw, Voedselvoorziening en Mariene Zaken (“de bevoegde autoriteit”) overeenkomstig artikel 55, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een besluit vastgesteld om het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden met propaan-2-ol als middel voor menselijke hygiëne tot en met 16 maart 2021 toe te staan (“de maatregel”). De bevoegde autoriteit heeft de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten overeenkomstig artikel 55, lid 1, tweede alinea, van die verordening ingelicht over de maatregel en de redenen daarvoor. |
(2) |
Volgens de door de bevoegde autoriteit verstrekte informatie was de maatregel noodzakelijk om de volksgezondheid te beschermen. Als alternatief voor het wassen van de handen met water en zeep raadt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ter preventie van de verspreiding van COVID-19 het gebruik van ontsmettingsmiddelen op basis van alcohol aan. |
(3) |
De door de WHO aanbevolen op propaan-2-ol gebaseerde formulering bevat propaan-2-ol als werkzame stof. Propaan-2-ol is goedgekeurd voor gebruik in biociden van productsoort 1 (menselijke hygiëne), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(4) |
Sinds de uitbraak van de COVID-19-pandemie is er in Ierland een zeer grote vraag naar ontsmettingsmiddelen, wat heeft geleid tot een ongekend tekort aan dergelijke producten op de Ierse markt. COVID-19 vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid in Ierland en een toereikende beschikbaarheid van ontsmettingsmiddelen is van cruciaal belang voor de beheersing van de verspreiding ervan. |
(5) |
Overeenkomstig de in de maatregel gespecificeerde voorwaarden moeten ondernemingen die dergelijke producten op de markt willen aanbieden, specifieke informatie over de producten aan de bevoegde autoriteit overleggen; die beslist vervolgens of zij toestemming verleent om de producten op de markt aan te bieden. |
(6) |
Op 5 februari 2021 heeft de Commissie een gemotiveerd verzoek van de bevoegde autoriteit ontvangen om de maatregel te mogen verlengen overeenkomstig artikel 55, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012. Het verzoek werd gedaan op basis van de bezorgdheid dat de volksgezondheid ook na 16 maart 2021 door COVID-19 in gevaar zou kunnen zijn, en rekening houdend met het feit dat het toestaan van extra ontsmettingsmiddelen op de markt van cruciaal belang is om het gevaar van COVID-19 in te perken. |
(7) |
Volgens de bevoegde autoriteit blijft de vraag naar ontsmettingsmiddelen voor menselijke hygiëne zeer hoog omdat COVID-19 nog altijd in Ierland voorkomt. |
(8) |
De bevoegde autoriteit heeft alle bedrijven die in het kader van de maatregel hun producten op de markt hebben aangeboden, aangemoedigd om zo spoedig mogelijk een reguliere productvergunning aan te vragen, om lacunes bij het in de handel brengen van de producten tot een minimum te beperken. Sommige bedrijven hebben een nationale toelating voor hun producten aangevraagd. Er is echter veel tijd nodig om de aanvragen te beoordelen. |
(9) |
Aangezien COVID-19 een gevaar blijft vormen voor de volksgezondheid en een dergelijk gevaar in Ierland niet adequaat kan worden ingeperkt als er geen extra ontsmettingsmiddelen op de markt toegelaten mogen worden, is het passend de bevoegde autoriteit toe te staan de maatregel te verlengen. |
(10) |
Aangezien de maatregel sinds 17 maart 2021 niet meer geldig is, moet dit besluit met terugwerkende kracht worden toegepast. |
(11) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Ierse Ministerie van Landbouw, Voedselvoorziening en Mariene Zaken mag de toelating voor het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden met propaan-2-ol als middel voor menselijke hygiëne verlengen tot en met 18 september 2022.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Ierse Ministerie van Landbouw, Voedselvoorziening en Mariene Zaken.
Het is van toepassing met ingang van 17 maart 2021.
Gedaan te Brussel, 6 mei 2021.
Voor de Commissie
Stella KYRIAKIDES
Lid van de Commissie