ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
3.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/715 VAN DE COMMISSIE
van 20 januari 2021
tot wijziging van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor groepen exploitanten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 36, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 bevat een aantal voorschriften voor groepen exploitanten. Met het oog op een geharmoniseerde interpretatie van de geografische nabijheid van de leden van een groep exploitanten, dient expliciet te worden vermeld dat de activiteiten van die leden moeten plaatsvinden in hetzelfde land. |
(2) |
Met het oog op de vaststelling van minimumvereisten voor de opzet en de werking van het systeem voor interne controle (ICS), moeten de volgende aspecten worden vastgelegd: registratie van leden, interne inspecties, goedkeuring van nieuwe leden, productie-eenheden of activiteiten van bestaande leden, opleiding van ICS-inspecteurs, maatregelen bij gevallen van niet-naleving en interne traceerbaarheid. |
(3) |
In die context moet de vereiste worden toegevoegd om een ICS-beheerder en een of meer ICS-inspecteurs aan te stellen teneinde te zorgen voor een correcte uitvoering van het ICS door het bevoegde personeel. |
(4) |
Om te voorzien in een geharmoniseerd beoordelingskader voor het ICS, is het bovendien passend een lijst op te nemen van situaties die als tekortkomingen worden beschouwd. |
(5) |
Verordening (EU) 2018/848 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/848
Artikel 36 van Verordening (EU) 2018/848 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd: “Ten minste de volgende situaties worden als tekortkomingen in het ICS beschouwd:
|
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 januari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
3.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/5 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/716 VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 2021
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de biologische-productievoorschriften inzake gekiemde zaden en witloofkroppen, inzake voeder voor bepaalde aquacultuurdieren en inzake parasietenbehandelingen in de aquacultuur
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 2, onder a), en artikel 15, lid 2, punten b) en c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/427 van de Commissie (2) is onlangs bijlage II, deel I, punt 1.3, bij Verordening (EU) 2018/848 gewijzigd wat betreft biologische gekiemde zaden om de productie ervan uit biologische zaden te waarborgen. Aangezien gekiemde zaden kiemgroenten, scheuten en kers (3) omvatten, die uitsluitend de reserves in de zaden kunnen gebruiken om te kiemen, mag voor de biologische productie uitsluitend water worden gebruikt. Daarom moet worden verduidelijkt dat de afwijking voor bodemgebonden teelt voor gekiemde zaden beperkt is tot het bevochtigen van zaden en moet uitdrukkelijk worden vermeld dat het gebruik van een groeimedium niet is toegestaan, behalve het gebruik van een inert medium om de zaden vochtig te houden wanneer de bestanddelen van dat inerte medium overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2018/848 zijn toegestaan. |
(2) |
De specifieke productiecyclus van witloofkroppen kan uit twee fasen bestaan, waarvan een in de grond, en een zogeheten “forceriefase”, die in de grond kan plaatsvinden, maar ook op water of substraten. Daarom moet worden verduidelijkt dat de afwijking van bodemgebonden teelt voor witloofkroppen onderdompeling in helder water omvat en dat het gebruik van een groeimedium enkel is toegestaan indien de bestanddelen ervan zijn toegestaan overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2018/848. |
(3) |
Bij artikel 25 terdecies, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (4) werd het gebruik van biologische cholesterol toegestaan als aanvulling op natuurlijk voeder in de opkweekfase en eerdere levensstadia van peneïdegarnalen en zoetwatergarnalen (Macrobrachium spp.). Daarom moet in bijlage II, deel III, punt 3.1.3.4, bij Verordening (EU) 2018/848 worden voorzien in de aanvulling van voeder met biologische cholesterol voor die garnalen. |
(4) |
In 2019 hebben sommige lidstaten bij de bespreking van het ontwerp van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/427 om de herziening van andere voorschriften met betrekking tot biologische aquacultuur verzocht. De bij Besluit 2017/C 287/03 van de Commissie (5) opgerichte deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (Egtop) heeft die verzoeken beoordeeld. Rekening houdend met de in januari 2020 gepubliceerde conclusies van Egtop (6)heeft de Commissie vastgesteld dat de bestaande productievoorschriften voor aquacultuurdieren moeten worden geactualiseerd, met name wat diergeneeskundige behandelingen betreft. |
(5) |
Niettegenstaande de voorschriften in verband met de preventie van ziekten, zoals de aanbeveling voor biologische bestrijding van parasieten, waarbij de voorkeur moet worden gegeven aan het gebruik van poetsvis en van zoet water, zeewater en natriumchlorideoplossingen, is momenteel op algemene basis een beperkt aantal behandelingen toegestaan in geval van een ernstige aanwezigheid van parasieten. Op basis van de bovengenoemde Egtop-conclusies is het passend de huidige bepalingen inzake parasietenbehandelingen in bijlage II, deel III, punt 3.1.4.2, bij Verordening (EU) 2018/848 te wijzigen door een meer soortspecifieke aanpak in te voeren om beter in te spelen op de behoeften van aquacultuurdieren zonder de biologische aard van de productie in het gedrang te brengen. |
(6) |
Met name vanwege de variabele duur van de productiecyclus van andere soorten dan zalm en de mogelijke aanwezigheid van parasieten in de juveniele fase, in combinatie met de neiging van exploitanten om behandelingen zo veel mogelijk uit te stellen vanwege de frequentielimiet, wordt in het eerste jaar van de levenscyclus een hoog sterftecijfer voor broed en juvenielen gerapporteerd. Daarom is het passend om, voor andere soorten dan zalm, de frequentie en het maximale aantal van parasietenbehandelingen in overeenstemming te brengen met de frequentielimieten die voor andere chemisch gesynthetiseerde, allopathische diergeneesmiddelen zijn vastgesteld om toe te staan dat wordt geïntervenieerd wanneer het echt nodig is en om hoge sterfte in de eerste stadia van de levenscyclus te voorkomen. |
(7) |
Wat zalm betreft, moeten, gezien de duur van de productiecyclus en de noodzaak om te waarborgen dat tijdens de periode in zoet water geen zeeluis voorkomt, de huidige limieten inzake de frequentie en het maximale aantal van de kuren voor parasietenbehandelingen worden gehandhaafd. |
(8) |
Bovendien is het belangrijk de huidige bepalingen te verduidelijken door een duidelijke algemene limiet vast te stellen voor het maximale aantal parasietenbehandelingen dat mag worden toegediend, ongeacht de soort in kwestie. |
(9) |
Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/427 van de Commissie van 13 januari 2020 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde gedetailleerde productievoorschriften voor biologische producten (PB L 87 van 23.3.2020, blz. 1).
(3) Beschrijving van de productiecycli in EFSA Scientific Opinion on the risk posed by Shiga toxin-producing Escherichia coli (STEC) and other pathogenic bacteria in seeds and sprouted seeds — EFSA Journal 2011;9 (11): 2424.[101 blz.] doi:10.2903/j.efsa.2011,2424.
(4) Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).
(5) Besluit van de Commissie van 30 augustus 2017 tot benoeming van de leden van de groep voor technisch advies inzake de biologische productie, en tot opstelling van de reservelijst (PB C 287 van 30.8.2017, blz. 3).
(6) Eindverslag van Egtop inzake aquacultuur IV — 13 december 2019.
BIJLAGE
Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In deel I wordt punt 1.3 vervangen door:
|
2) |
Deel III wordt als volgt gewijzigd:
|
3.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/717 VAN DE COMMISSIE
van 26 april 2021
tot registratie van een geografische aanduiding van een gedistilleerde drank op grond van artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad “Nagykunsági szilvapálinka”
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (1), en met name artikel 30, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft de Commissie de aanvraag van Hongarije van 14 oktober 2016 tot registratie van de geografische aanduiding “Nagykunsági szilvapálinka” onderzocht. |
(2) |
Verordening (EU) 2019/787, die Verordening (EG) nr. 110/2008 vervangt, is op 25 mei 2019 in werking getreden. Overeenkomstig artikel 49, lid 1, van die verordening is hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 110/2008, dat betrekking heeft op geografische aanduidingen, ingetrokken met ingang van 8 juni 2019. |
(3) |
Nadat de Commissie tot de conclusie was gekomen dat de aanvraag voldoet aan Verordening (EG) nr. 110/2008, heeft zij overeenkomstig artikel 50, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EU) 2019/787 de belangrijke specificaties uit het technisch dossier krachtens artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 110/2008 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). |
(4) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) 2019/787. |
(5) |
Derhalve moet de aanduiding “Nagykunsági szilvapálinka” als geografische aanduiding worden geregistreerd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De geografische aanduiding “Nagykunsági szilvapálinka” wordt geregistreerd. Overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Verordening (EU) 2019/787 verleent de onderhavige verordening de in artikel 21 van Verordening (EU) 2019/787 bedoelde bescherming aan de naam “Nagykunsági szilvapálinka”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 april 2021.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).
3.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/10 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/718 VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2021
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011 wat betreft de naam van de houder van de vergunning voor natriumzout van dimethylglycine als toevoegingsmiddel voor diervoeding
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Taminco BVBA heeft in overeenstemming met artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 een aanvraag ingediend met het voorstel de naam van de vergunninghouder in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011 van de Commissie (2) te wijzigen. De aanvrager stelde dat België zijn Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen heeft hervormd, wat veranderingen inhoudt voor alle Belgische entiteiten. In het kader van de gewijzigde wetgeving is de rechtsvorm “besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid” (“BVBA”), waaronder Taminco actief is, veranderd in “besloten vennootschap” (“BV”). De onderneming blijft een privaatrechtelijke vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht. Dit betekent dat Taminco vanaf 1 januari 2021 zal optreden als “Taminco BV”. Bij de aanvraag waren de nodige onderbouwende gegevens gevoegd. |
(3) |
De voorgestelde wijziging van de vergunningsvoorwaarden is louter administratief en maakt geen nieuwe beoordeling van het desbetreffende toevoegingsmiddel noodzakelijk. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is in kennis gesteld van de aanvraag. |
(4) |
Om de aanvrager in staat te stellen gebruik te maken van zijn rechten voor het in de handel brengen van de toevoegingsmiddelen onder de naam Taminco BV, moeten de voorwaarden van de vergunning worden gewijzigd. |
(5) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011 door deze verordening verplichten, mogen de bestaande voorraden worden opgebruikt tijdens een overgangsperiode. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In de titel worden de woorden “vergunninghouder Taminco nv” vervangen door de woorden “vergunninghouder Taminco BV”. |
2) |
In de tweede kolom van de bijlage, “Naam van de vergunninghouder”, worden de woorden “Taminco bvba” vervangen door “Taminco BV”. |
Artikel 2
Overgangsmaatregelen
Bestaande voorraden van het toevoegingsmiddel die voldoen aan de bepalingen die golden vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening mogen verder in de handel worden gebracht en gebruikt tot zij zijn opgebruikt.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 april 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2011 van de Commissie van 15 april 2011 tot verlening van een vergunning voor natriumzout van dimethylglycine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Taminco nv) (PB L 102 van 16.4.2011, blz. 6).
3.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/719 VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2021
tot verlening van een vergunning voor L-valine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum CGMCC 7.358 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor L-valine. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor L-valine, geproduceerd door Corynebacterium glutamicum CGMCC 7.358, als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen”, functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 30 september 2020 (2) geconcludeerd dat L-valine, geproduceerd door Corynebacterium glutamicum CGMCC 7.358, geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de gezondheid van de consument of het milieu indien het in passende hoeveelheden aan de voeding wordt toegevoegd. Wat betreft de veiligheid van de gebruiker van L-valine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum CGMCC 7.358, kon de EFSA noch een risico bij inademing van de stof uitsluiten, noch dat deze huid- en oogirritatie veroorzaakt of huidallergeen is. Daarom moeten voor dit toevoegingsmiddel passende beschermende maatregelen worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. Bovendien heeft de EFSA geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel als een doeltreffende bron van het essentiële aminozuur L-valine voor diervoeding wordt beschouwd en dat het tegen afbraak in de pens moet worden beschermd om bij herkauwers doeltreffend te zijn. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook de verslagen over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding gecontroleerd die door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium waren ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van L-valine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum CGMCC 7.358) blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stof zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 april 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2020; 18(11):6286.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||
mg toevoegingsmiddel/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||
Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aminozuren, de zouten en de analogen daarvan. |
|||||||||||||||||||
3c371i |
— |
L-valine |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Poeder met een minimumgehalte aan L-valine van 98 % (op basis van de droge stof) en een maximumgehalte aan water van 1,5 % |
Alle soorten |
— |
— |
— |
|
23.5.2031 |
||||||||||
Karakterisering van de werkzame stof L-valine ((2S)-2-amino-3-methylbutaanzuur) geproduceerd door Corynebacterium glutamicum CGMCC 7.358 Chemische formule: C5H11NO2 CAS-nummer: 72-18-4 |
|||||||||||||||||||
Analysemethode (1) Voor de identificatie van L-valine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:
Voor de kwantificering van valine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:
Voor de kwantificering van valine in voormengsels, voedermiddelen en mengvoeders:
Voor de kwantificering van valine in water:
|
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports