ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 129

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
15 april 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/606 van de Commissie van 14 april 2021 tot wijziging van de bijlagen I, IV tot en met XIII en XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 wat betreft de vermeldingen van Belarus en het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey in de lijst van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan ( 1 )

65

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 van de Commissie van 14 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot uit Maleisië verzonden citroenzuur, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

73

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/608 van de Commissie van 14 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

119

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/609 van de Commissie van 14 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 wat geharmoniseerde normen betreffende verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking en sterilisatie van medische apparatuur betreft

150

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/610 van de Commissie van 14 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 wat betreft geharmoniseerde normen voor medische voertuigen en hun uitrusting, anesthesie- en ademhalingsapparatuur, biologische evaluatie van medische hulpmiddelen, verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking, sterilisatie van medische apparatuur, klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen, niet-actieve chirurgische implantaten, medische hulpmiddelen waarin dierlijke weefsels en daarvan afgeleide producten zijn gebruikt, elektroakoestiek en medische elektrische toestellen

153

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/611 van de Commissie van 14 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 wat betreft geharmoniseerde normen inzake de biologische evaluatie van medische hulpmiddelen, verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking, de sterilisatie van medische apparatuur en klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen

158

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 509/2012 van de Raad van 15 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië ( PB L 156 van 16.6.2012 )

161

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/605 VAN DE COMMISSIE

van 7 april 2021

tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 71, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Afrikaanse varkenspest is een infectieuze virale ziekte bij gehouden en in het wild levende varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de betrokken dierpopulatie en de rentabiliteit van de landbouw, waardoor de verplaatsingen van zendingen van die dieren en producten daarvan binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord. In geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bestaat het risico dat de ziekteverwekker zich kan verspreiden tussen inrichtingen waar varkens worden gehouden en in de metapopulaties van in het wild levende varkens. De verspreiding van de ziekte kan door directe en indirecte verliezen aanzienlijke gevolgen hebben voor de productiviteit van de landbouwsector.

(2)

Sinds 1978 is het Afrikaanse-varkenspestvirus aanwezig in Sardinië, Italië, en sinds 2014 zijn er uitbraken van die ziekte geweest in andere lidstaten en in aangrenzende derde landen. Afrikaanse varkenspest kan momenteel worden beschouwd als een endemische ziekte onder de varkenspopulaties in een aantal derde landen die aan de Unie grenzen en vormt een permanente bedreiging voor de varkenspopulaties in de Unie. De huidige situatie met betrekking tot de Afrikaanse varkenspest houdt ook een gezondheidsrisico in voor gehouden varkens in niet-getroffen gebieden van de lidstaten waar de ziekte momenteel voorkomt, en voor gehouden varkens in andere lidstaten, met name met het oog op verplaatsingen van zendingen varkens en producten van varkens.

(3)

Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (2) bevat maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in de lidstaten en is herhaaldelijk gewijzigd, voornamelijk om rekening te houden met ontwikkelingen in de epidemiologische situatie in de Unie met betrekking tot die ziekte en met nieuwe wetenschappelijke gegevens. Zij is van toepassing tot 21 april 2021.

(4)

Bij Verordening (EU) 2016/429 is een nieuw wetgevingskader vastgesteld voor de preventie en bestrijding van ziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen. Afrikaanse varkenspest valt in die verordening onder de definitie van een in de lijst opgenomen ziekte en is onderworpen aan de regels van die verordening voor de preventie en bestrijding van ziekten. Daarnaast is Afrikaanse varkenspest opgenomen in de lijst van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (3) als een ziekte van categorie A, D en E bij Suidae, terwijl bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie (4) de in Verordening (EU) 2016/429 vastgestelde regels voor de bestrijding van ziekten van de categorieën A, B en C worden aangevuld, onder meer met ziektebestrijdingsmaatregelen voor Afrikaanse varkenspest. Die drie handelingen zijn van toepassing met ingang van 21 april 2021.

(5)

Het is nodig de huidige in Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU vastgestelde maatregelen van de Unie ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest aan te passen om ze in overeenstemming te brengen met het nieuwe wetgevingskader voor diergezondheid zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2016/429, en om de bestrijding van die ziekte in de Unie te verbeteren door de regels van de Unie te vereenvoudigen, zodat de bestrijdingsmaatregelen doeltreffender en sneller kunnen worden uitgevoerd. Ook is het nodig de regels van de Unie zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met internationale normen, zoals die van hoofdstuk 15.1 “Infection with African swine fever virus” van de Gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (5) (OIE-code). Bij de in deze verordening vastgestelde bestrijdingsmaatregelen moet rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU.

(6)

De epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de getroffen lidstaten en wereldwijd houdt een groot risico in van verdere verspreiding van die ziekte in de Unie. De algemene ziektebestrijdingsmaatregelen van Verordening (EU) 2016/429 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 bestrijken niet alle specifieke details en aspecten in verband met de verspreiding en de epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest. Het is daarom passend in deze verordening bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen vast te stellen voor een beperkte periode, onder voorwaarden die passen bij de epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de Unie.

(7)

Deze verordening moet een regionaliseringsaanpak mogelijk maken, die in aanvulling op de ziektebestrijdingsmaatregelen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt toegepast en in het kader waarvan een lijst wordt opgesteld van de beperkingszones van de lidstaten die betrokken zijn bij uitbraken van Afrikaanse varkenspest of die vanwege de nabijheid van dergelijke uitbraken risico lopen. Die beperkingszones moeten worden gedifferentieerd aan de hand van de epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest en het risiconiveau, en worden ingedeeld als beperkingszones I, II en III, waarbij beperkingszone III de gebieden met het hoogste risiconiveau ten aanzien van de verspreiding van die ziekte en met de meest dynamische ziektesituatie bij gehouden varkens omvat. Zij moeten worden opgenomen in de lijst in bijlage I bij deze verordening, rekening houdend met de door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten verstrekte informatie over de ziektesituatie, met wetenschappelijk gefundeerde beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van een regionalisering ten aanzien van Afrikaanse varkenspest en de met de lidstaten in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders overeengekomen richtsnoeren van de Unie, openbaar beschikbaar op de website van de Commissie (6), met het risiconiveau ten aanzien van de verspreiding van Afrikaanse varkenspest en met de algemene epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de betrokken lidstaat en, in voorkomend geval, in naburige gebieden.

(8)

Bij eventuele wijzigingen van de beperkingszones I, II en III in bijlage I bij deze verordening moet worden uitgegaan van soortgelijke overwegingen als bij de opname ervan in de lijst, en moet rekening worden gehouden met internationale normen, zoals hoofdstuk 15.1 “Infection with African swine fever virus” van de OIE-code, waarin onder meer sprake is van de afwezigheid van de ziekte gedurende een periode van ten minste twaalf maanden in de zone of een land. In bepaalde situaties moet, rekening houdend met de door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten verstrekte motivering en met wetenschappelijk gefundeerde beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van een regionalisering ten aanzien van Afrikaanse varkenspest en de op het niveau van de Unie beschikbare richtsnoeren, die periode tot drie maanden worden teruggebracht.

(9)

Wat de risico’s op de verspreiding van Afrikaanse varkenspest betreft, zijn aan verplaatsingen van zendingen van varkens en van verschillende varkensproducten verschillende risiconiveaus verbonden. Als algemene regel geldt dat aan verplaatsingen van zendingen van gehouden varkens, levende producten en dierlijke bijproducten afkomstig van varkens uit beperkingszones een hoger risiconiveau in termen van blootstelling en gevolgen is verbonden dan aan verplaatsingen van zendingen van producten van dierlijke oorsprong, waaronder met name vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, zoals aangegeven in het op 11 maart 2010 goedgekeurde wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid over Afrikaanse varkenspest (7). Daarom moeten verplaatsingen van zendingen van gehouden varkens en van verschillende producten afkomstig van varkens uit de in de lijst in bijlage I opgenomen beperkingszones II en III worden verboden op een wijze die in verhouding staat tot het risico dat daaraan is verbonden en die rekening houdt met de regels van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 van de Commissie (8).

(10)

De bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686 van de Commissie (9) vastgestelde regels vullen Verordening (EU) 2016/429 aan wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten, de door de bevoegde autoriteiten te houden registers van inrichtingen voor levende producten, de documentatieverplichtingen van exploitanten, de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften, en de voorschriften inzake certificering en kennisgeving voor verplaatsingen binnen de Unie van zendingen levende producten van bepaalde gehouden landdieren om de verspreiding van overdraagbare dierziekten door die producten binnen de Unie te voorkomen. Deze verordening moet verwijzen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 wat betreft de informatie die de bevoegde autoriteit van erkende inrichtingen voor levende producten voor varkens moet bewaren.

(11)

Bij Verordening (EG) nr. 1069/2009 (10) zijn veterinairrechtelijke voorschriften voor dierlijke bijproducten vastgesteld teneinde risico’s voor de diergezondheid die aan deze bijproducten verbonden zijn, te voorkomen en tot een minimum te beperken. Daarnaast zijn bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (11) bepaalde diergezondheidsvoorschriften vastgesteld voor dierlijke bijproducten die onder Verordening (EG) nr. 1069/2009 vallen, met inbegrip van voorschriften inzake de certificeringsvereisten voor verplaatsingen in de Unie van zendingen van die bijproducten. Die rechtshandelingen bestrijken niet alle specifieke details en aspecten in verband met het risico op verspreiding van Afrikaanse varkenspest via van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten en van in het wild levende varkens uit beperkingszones I, II en III verkregen dierlijke bijproducten. Daarom is het passend in deze verordening bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen vast te stellen ten aanzien van dierlijke bijproducten en verplaatsingen daarvan vanuit beperkingszones I, II en III.

(12)

Om rekening te houden met de verschillende risiconiveaus naargelang het soort varkensproduct en de epidemiologische situatie in de lidstaten en de beperkingszones die betrokken zijn bij de verspreiding van Afrikaanse varkenspest, moet deze verordening voorzien in bepaalde verbodsbepalingen voor verplaatsingen van verschillende soorten varkensproducten die zijn verkregen van in de in de lijst van bijlage I vermelde beperkingszones I, II en III gehouden varkens. Om te voorkomen dat de handel onnodig wordt verstoord, moeten in deze verordening bepaalde afwijkingen van die verbodsbepalingen en specifieke voorwaarden worden vastgesteld. Bij die afwijkingen moet ook rekening worden gehouden met de algemene regels voor de preventie en bestrijding van dierziekten die reeds zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2016/429 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687, en met de beginselen van de OIE-code wat betreft risicobeperkingsmaatregelen voor Afrikaanse varkenspest.

(13)

Aan verplaatsingen van gehouden dieren voor onmiddellijke slacht is over het algemeen een lager risico op de verspreiding van dierziekten verbonden dan aan andere soorten verplaatsingen van gehouden dieren, mits risicobeperkingsmaatregelen worden getroffen. Het is daarom passend dat de betrokken lidstaten bij wijze van uitzondering afwijkingen van bepaalde verbodsbepalingen van deze verordening kunnen toestaan voor verplaatsingen, met het oog op onmiddellijke slacht, van zendingen van gehouden varkens vanuit beperkingszones II en III naar een slachthuis buiten beperkingszones I, II en III in dezelfde lidstaat. Daarom moet deze verordening voorzien in specifieke voorwaarden voor die afwijkingen om ervoor te zorgen dat verplaatsingen van zendingen van gehouden varkens vanuit beperkingszones I, II en III geen risico vormen op de verspreiding van Afrikaanse varkenspest.

(14)

De afwijkingen voor verplaatsingen van bepaalde gehouden varkens vanuit een beperkingszone II naar andere beperkingszones II of III van een andere lidstaat zijn gerechtvaardigd, mits specifieke risicobeperkingsmaatregelen worden toegepast. Dit vereist de totstandbrenging van een veilige kanalisatieprocedure onder strikt toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending, doorgang en bestemming.

(15)

Artikel 143 van Verordening (EU) 2016/429 bepaalt dat bij verplaatsingen van dieren, met inbegrip van gehouden varkens, de betrokken dieren vergezeld moeten gaan van diergezondheidscertificaten. Wanneer afwijkingen van het verbod op verplaatsingen van gehouden varkens vanuit de beperkingszones I, II en III worden toegepast op zendingen van gehouden varkens die bestemd zijn voor verplaatsingen binnen de Unie, moeten die diergezondheidscertificaten een verwijzing naar deze verordening bevatten om te waarborgen dat in die diergezondheidscertificaten adequate en juiste informatie over de diergezondheid wordt verstrekt. Het is nodig de risico’s te beperken die voortvloeien uit verplaatsingen van zendingen en verplaatsingen voor particulier gebruik van vers vlees, vleesproducten en alle andere van in het wild levende varkens verkregen producten van dierlijke oorsprong, voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, en in het wild levende varkens vanuit de beperkingszones I, II en III binnen dezelfde betrokken lidstaat en naar andere lidstaten. De risico’s op de verspreiding van de ziekte moeten worden beperkt door verplaatsingen van die producten en verplaatsingen van in het wild levende varkens door exploitanten overeenkomstig artikel 101 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie (12) binnen en vanuit de lidstaten te verbieden.

(16)

Artikel 167, lid 1, onder b), i) en ii), van Verordening (EU) 2016/429 bepaalt dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong afgegeven diergezondheidscertificaten zendingen van producten van dierlijke oorsprong, met inbegrip van producten van varkens, moeten vergezellen die mogen worden verplaatst uit een overeenkomstig artikel 71, lid 3, van die verordening ingestelde beperkingszone waarvoor bepaalde ziektebestrijdingsmaatregelen gelden. Waar deze uitvoeringsverordening voorziet in afwijkingen van de verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van producten van dierlijke oorsprong vanuit de beperkingszones I, II en III, moeten de vergezellende diergezondheidscertificaten een verwijzing naar deze verordening bevatten om adequate en juiste gezondheidsinformatie te waarborgen overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154.

(17)

Voor verplaatsingen van zendingen van vers of verwerkt vlees en vleesproducten, met inbegrip van casing, verkregen van varkens die in beperkingszones I en II zijn gehouden of buiten beperkingszones I, II en III zijn gehouden en in beperkingszones I, II en III zijn geslacht, moeten minder strenge certificeringsvoorschriften gelden om onnodige en al te zware handelsbeperkingen te vermijden. Het moet mogelijk zijn verplaatsingen van relevante zendingen binnen het grondgebied van dezelfde lidstaat en naar andere lidstaten toe te staan op basis van de in inrichtingen aangebrachte gezondheids- of identificatiemerken, op voorwaarde dat die inrichtingen overeenkomstig deze verordening zijn aangewezen. De bevoegde autoriteiten moeten inrichtingen slechts aanwijzen indien gehouden varkens en producten daarvan die in aanmerking komen voor verplaatsingen buiten beperkingszones I, II en III duidelijk gescheiden zijn van dieren en producten die niet voor dergelijke toegestane verplaatsingen in aanmerking komen. Vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van in beperkingszone III gehouden varkens, en vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van in beperkingszone II gehouden varkens moeten, indien niet is voldaan aan de specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van die zendingen buiten beperkingszone II waarin deze verordening voorziet, worden voorzien van speciale gezondheidsmerken overeenkomstig deze verordening.

(18)

Bovendien moeten aan verplaatsingen van zendingen van vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, van gehouden varkens uit in de lijst in bijlage I opgenomen beperkingszones III strengere voorwaarden worden verbonden. In specifieke situaties moet vers vlees van gehouden varkens worden gemerkt overeenkomstig de voorschriften van bijlage IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 voor het merken van vers vlees uit beschermings- en bewakingszones of moeten vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, van gehouden varkens worden voorzien van speciale merktekens die niet kunnen worden verward met het in artikel 48 van Verordening (EU) 2019/627 (13) bedoelde gezondheidsmerk of het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 853/2004 (14) bedoelde identificatiemerk.

(19)

Artikel 15 van Verordening (EU) 2016/429 bepaalt dat de bevoegde autoriteit de nodige stappen moet nemen om het publiek te informeren over de aard van risico’s als gevolg van dieren of producten en over de maatregelen die zijn genomen of die worden gepland om dat risico te voorkomen of te beheersen. Deze verordening moet voorzien in speciale informatieverplichtingen met betrekking tot Afrikaanse varkenspest om de risico’s van verplaatsingen van zendingen van besmette dieren, verontreinigde vleesproducten en de illegale verwijdering van karkassen aan te pakken. Daarom is het uiterst belangrijk de versleping van Afrikaanse varkenspest door menselijke activiteiten te voorkomen en ervoor te zorgen dat informatie over de in deze verordening vastgestelde maatregelen op het gebied van de diergezondheid, met inbegrip van beperkingen op verplaatsingen van gehouden varkens en relevante producten, doeltreffend onder de aandacht wordt gebracht van reizigers, ongeacht of zij over de weg of per trein reizen. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat ondernemers van personenvervoer en postdiensten de aandacht van reizigers die de in de lijst in bijlage I opgenomen beperkingszones I, II en III verlaten, vestigen op de in die zones geldende beperkingen in verband met de diergezondheid. Dergelijke informatie moet worden afgestemd op het niveau van het risico op verspreiding van die ziekte. Bovendien moet een gecoördineerd optreden van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten ter bestrijding van het risico op verspreiding van Afrikaanse varkenspest ervoor zorgen dat de informatie die via specifieke bewustmakingscampagnes wordt verspreid, geschikt is voor het beoogde doel.

(20)

Uit de ervaring die is opgedaan op het gebied van de bestrijding van Afrikaanse varkenspest in de Unie blijkt dat bepaalde risicobeperkingsmaatregelen en versterkte biobeveiligingsmaatregelen nodig zijn om die ziekte in inrichtingen waar varkens worden gehouden, te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in bijlage II bij deze verordening en betrekking hebben op inrichtingen waarvoor afwijkingen gelden die zijn vastgesteld voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens.

(21)

Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het terugtrekkingsakkoord), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn Verordening (EU) 2016/429 en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Daarom moeten verwijzingen naar lidstaten in deze verordening ook betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

(22)

Aangezien Verordening (EU) 2016/429 met ingang van 21 april 2021 van toepassing is, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn.

(23)

Deze verordening moet van toepassing blijven gedurende een periode van ten minste zeven jaar, rekening houdend met de ervaring die de Unie heeft opgedaan op het gebied van de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en de huidige epidemiologische situatie van deze ziekte in de betrokken lidstaten. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden regels vastgesteld betreffende:

a)

bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest die gedurende een beperkte periode moeten worden toegepast door de lidstaten (15) waarvoor in bijlage I beperkingszones I, II of III zijn opgenomen (de betrokken lidstaten).

Deze bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen zijn van toepassing op gehouden en in het wild levende varkens en op producten die zijn verkregen van varkens, naast de maatregelen die van toepassing zijn op de beschermings-, bewakings-, extra beperkings- en besmette zones die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 21, lid 1, en artikel 63 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

b)

bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest die door alle lidstaten gedurende een beperkte periode moeten worden toegepast.

2.   Deze verordening is van toepassing op:

a)

de verplaatsingen van zendingen van:

i)

varkens die worden gehouden in inrichtingen in beperkingszones I, II en III buiten die zones;

ii)

levende producten, producten van dierlijke oorsprong en dierlijke bijproducten die zijn verkregen van gehouden varkens zoals bedoeld onder a), i);

b)

de verplaatsingen van:

i)

zendingen van in het wild levende varkens in alle lidstaten;

ii)

zendingen en verplaatsingen voor particulier gebruik door jagers van producten van dierlijke oorsprong en dierlijke bijproducten die zijn verkregen van in het wild levende varkens in beperkingszones I, II en III of zijn verwerkt in inrichtingen in beperkingszones I, II en III;

c)

exploitanten van levensmiddelenbedrijven die omgaan met de onder a) en b) bedoelde zendingen;

d)

alle lidstaten, met betrekking tot het onder de aandacht brengen van Afrikaanse varkenspest.

3.   De in lid 1 bedoelde regels hebben betrekking op het volgende:

a)

hoofdstuk II bevat bijzondere regels voor de instelling van beperkingszones I, II en III in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest en voor de toepassing van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen in alle lidstaten;

b)

hoofdstuk III bevat bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen die van toepassing zijn op zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens en de daarvan verkregen producten in de betrokken lidstaten;

c)

hoofdstuk IV bevat bijzondere risicobeperkingsmaatregelen met betrekking tot Afrikaanse varkenspest voor levensmiddelenbedrijven in de betrokken lidstaten;

d)

hoofdstuk V bevat bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen die van toepassing zijn op in het wild levende varkens in de lidstaten;

e)

hoofdstuk VI bevat bijzondere informatie- en opleidingsverplichtingen die gelden in de lidstaten;

f)

Hoofdstuk VII bevat de slotbepalingen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

Daarnaast wordt verstaan onder:

a)

“varken”: een in de lijst in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/429 opgenomen dier dat behoort tot de hoefdiersoorten in de familie Suidae;

b)

“levende producten”: sperma, oöcyten en embryo’s van varkens, verkregen van gehouden varkens voor kunstmatige voortplanting;

c)

“beperkingszone I”: een in bijlage I, deel I, opgenomen gebied van een lidstaat met een nauwkeurige geografische afbakening waarvoor bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen gelden en dat grenst aan beperkingszones II of III;

d)

“beperkingszone II”: een in bijlage I, deel II, opgenomen gebied van een lidstaat met een nauwkeurige geografische afbakening waarvoor bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen gelden;

e)

“beperkingszone III”: een in bijlage I, deel III, opgenomen gebied van een lidstaat met een nauwkeurige geografische afbakening waarvoor bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen gelden;

f)

“voorheen ziektevrije lidstaat”: een lidstaat waar tijdens de voorafgaande periode van twaalf maanden bij gehouden varkens geen Afrikaanse varkenspest is bevestigd;

g)

“categorie 2-materiaal”: dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1069/2009, verkregen van gehouden varkens;

h)

“categorie 3-materiaal”: dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009, verkregen van gehouden varkens.

HOOFDSTUK II

BIJZONDERE REGELS VOOR DE INSTELLING VAN BEPERKINGSZONES I, II EN III IN GEVAL VAN EEN UITBRAAK VAN AFRIKAANSE VARKENSPEST EN DE TOEPASSING VAN BIJZONDERE ZIEKTEBESTRIJDINGSMAATREGELEN IN ALLE LIDSTATEN

Artikel 3

Bijzondere regels voor de instelling van beperkings- en besmette zones in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest

In geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden of in het wild levende varkens stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat een van de volgende zones in:

a)

in geval van een uitbraak bij gehouden varkens, een beperkingszone overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en onder de in dat artikel vastgestelde voorwaarden, ofwel

b)

in geval van een uitbraak bij in het wild levende varkens, een besmette zone overeenkomstig artikel 63 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

Artikel 4

Bijzondere regels voor de instelling van een aanvullende beperkingszone in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden of in het wild levende varkens

1.   In geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden of in het wild levende varkens kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op basis van de criteria en beginselen voor de geografische afbakening van beperkingszones zoals vastgesteld in artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, een extra beperkingszone instellen die grenst aan de in artikel 3 van deze verordening bedoelde ingestelde beperkingszone of besmette zone, teneinde die zones af te bakenen ten opzichte van gebieden waarvoor geen beperkingen gelden.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde aanvullende beperkingszone overeenstemt met de beperkingszone I die overeenkomstig artikel 5 in de lijst in bijlage I, deel I, is opgenomen.

Artikel 5

Bijzondere regels voor opname in de lijst van beperkingszones I in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden of in het wild levende varkens in een gebied van een lidstaat dat grenst aan een gebied waar geen uitbraak van Afrikaanse varkenspest officieel is bevestigd

1.   Naar aanleiding van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden of in het wild levende varkens in een gebied van de lidstaat dat grenst aan een gebied waar geen uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden of in het wild levende varkens officieel is bevestigd, wordt dat gebied waar geen uitbraak is bevestigd, indien nodig in de lijst in bijlage I, deel I opgenomen als beperkingszone I.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat, nadat een gebied in de lijst in bijlage I, deel I, is opgenomen als beperkingszone I, een overeenkomstig artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 ingestelde aanvullende beperkingszone onverwijld wordt aangepast zodat deze ten minste de desbetreffende beperkingszone I omvat die voor die lidstaat in de lijst in bijlage I is opgenomen.

3.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt onverwijld de desbetreffende aanvullende beperkingszone in overeenkomstig artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, indien de beperkingszone I in de lijst in bijlage I is opgenomen.

Artikel 6

Bijzondere regels voor opname in de lijst van beperkingszones II in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij in het wild levende varkens in een lidstaat

1.   Naar aanleiding van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij in het wild levende varkens in een gebied van een lidstaat wordt dat gebied als beperkingszone II in bijlage I, deel II, opgenomen.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat de overeenkomstig artikel 63 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 ingestelde besmette zone onverwijld wordt aangepast zodat deze ten minste de desbetreffende beperkingszone II omvat die voor die lidstaat in de lijst in bijlage I is opgenomen.

Artikel 7

Bijzondere regels voor opname in de lijst van beperkingszones III in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens in een lidstaat

1.   Naar aanleiding van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens in een gebied van een lidstaat wordt dat gebied als beperkingszone III in bijlage I, deel III, opgenomen.

Wanneer echter in een gebied van een voorheen ziektevrije lidstaat slechts één eerste uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens is bevestigd, wordt dat gebied niet als beperkingszone III in bijlage I, deel III, opgenomen.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat de overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 ingestelde beperkingszone onverwijld wordt aangepast zodat deze ten minste de desbetreffende beperkingszone III omvat die voor die lidstaat in de lijst in bijlage I is opgenomen.

Artikel 8

Algemene toepassing van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen in beperkingszones I, II en III

De betrokken lidstaten passen in beperkingszones I, II en III, naast de overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen, de bij deze verordening vastgestelde bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen toe in:

a)

overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 ingestelde beperkingszones;

b)

overeenkomstig artikel 63 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 ingestelde besmette zones.

HOOFDSTUK III

BIJZONDERE ZIEKTEBESTRIJDINGSMAATREGELEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP ZENDINGEN VAN IN BEPERKINGSZONES I, II EN III GEHOUDEN VARKENS EN DE DAARVAN VERKREGEN PRODUCTEN IN DE BETROKKEN LIDSTATEN

AFDELING 1

Toepassing van specifieke verbodsbepalingen inzake zendingen van gehouden varkens en producten daarvan in de betrokken lidstaten

Artikel 9

Specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verbiedt verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones II en III gehouden varkens buiten die zones.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan besluiten dat het in lid 1 vastgestelde verbod niet van toepassing is op verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone I gehouden varkens naar inrichtingen die in andere beperkingszones I, II en III of buiten die zones zijn gelegen, op voorwaarde dat de inrichting van bestemming op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat is gelegen.

Artikel 10

Specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen levende producten buiten die zones

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verbiedt verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen levende producten buiten die zones.

Artikel 11

Specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten buiten die zones

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verbiedt verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten buiten die zones.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan besluiten dat het in lid 1 vastgestelde verbod niet van toepassing is op dierlijke bijproducten die zijn verkregen van varkens die buiten beperkingszone II en III zijn gehouden en in slachthuizen in beperkingszones II en III zijn geslacht, mits die dierlijke bijproducten in inrichtingen en tijdens het vervoer duidelijk worden gescheiden van dierlijke bijproducten die zijn verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens.

Artikel 12

Specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zones

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verbiedt verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zones.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan besluiten dat het in lid 1 vastgestelde verbod niet van toepassing is op vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens en die wat betreft Afrikaanse varkenspest de desbetreffende behandeling overeenkomstig bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 hebben ondergaan in overeenkomstig artikel 41, lid 1, van deze verordening aangewezen inrichtingen.

Artikel 13

Algemene verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van gehouden varkens en producten daarvan die als risico worden beschouwd wat betreft de verspreiding van Afrikaanse varkenspest

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan de verplaatsingen van zendingen van gehouden varkens en van gehouden varkens verkregen producten op het grondgebied van dezelfde lidstaat verbieden indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat er een risico bestaat op de verspreiding van Afrikaanse varkenspest naar, van of via die gehouden varkens of producten daarvan.

AFDELING 2

Algemene en specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones worden toegestaan

Artikel 14

Algemene voorwaarden voor afwijkingen van specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones

1.   In afwijking van de in artikel 9, lid 1, vastgestelde specifieke verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones in de door de artikelen 22, 23, 24, 25, 28 en 29 bestreken gevallen en onder de specifieke voorwaarden van die artikelen, en:

a)

de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687, en

b)

de aanvullende algemene voorwaarden betreffende:

i)

verplaatsingen van zendingen gehouden varkens uit beperkingszones I, II en III, zoals vastgesteld in artikel 15;

ii)

inrichtingen voor gehouden varkens in beperkingszones I, II en III, zoals vastgesteld in artikel 16;

iii)

de vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van gehouden varkens vanuit beperkingszones I, II en III, zoals vastgesteld in artikel 17.

2.   Alvorens de in de artikelen 22 tot en met 25 en 28 tot en met 30 bedoelde toestemming te verlenen, beoordeelt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat de risico’s die aan het verlenen van een dergelijke toestemming verbonden zijn; uit die beoordeling moet blijken dat het risico op verspreiding van Afrikaanse varkenspest verwaarloosbaar is.

3.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan besluiten dat de in de artikelen 15 en 16 bedoelde aanvullende algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op verplaatsingen van zendingen van in slachthuizen in beperkingszones I, II en III gehouden varkens, op voorwaarde dat:

a)

de gehouden varkens wegens uitzonderlijke omstandigheden, zoals een grote storing in het slachthuis, naar een ander slachthuis moeten worden verplaatst;

b)

het slachthuis van bestemming zich ofwel:

i)

in beperkingszones I, II of III van dezelfde lidstaat bevindt, ofwel

ii)

in uitzonderlijke omstandigheden, zoals het ontbreken van slachthuizen zoals bedoeld in onder b), i), buiten beperkingszones I, II of III op het grondgebied van dezelfde lidstaat bevindt;

c)

de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming heeft verleend voor de verplaatsing.

Artikel 15

Aanvullende algemene voorwaarden ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent toestemming voor verplaatsingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones in de door de artikelen 22 tot en met 25 en 28 tot en met 30 bestreken gevallen en onder de specifieke voorwaarden van die artikelen, op voorwaarde dat:

a)

de varkens zijn gehouden in en niet zijn verplaatst uit de inrichting van verzending gedurende een periode van ten minste 30 dagen vóór de datum van verplaatsing, of, indien zij jonger zijn dan 30 dagen, sedert hun geboorte, en gedurende die periode in die inrichting geen andere gehouden varkens uit beperkingszones II en III zijn binnengebracht in ofwel:

i)

die inrichting, ofwel

ii)

de epidemiologische eenheid waar de te verplaatsen varkens volledig gescheiden zijn gehouden. De bevoegde autoriteit stelt, na uitvoering van een risicobeoordeling, de grenzen van die epidemiologische eenheid vast, waarbij wordt bevestigd dat de structuur, de omvang en de onderlinge afstand van de verschillende epidemiologische eenheden en de uitgevoerde verrichtingen zodanig zijn dat afzonderlijke voorzieningen voor huisvesting, verzorging en voederen van de gehouden varkens gewaarborgd worden, zodat het Afrikaanse-varkenspestvirus zich niet van de ene epidemiologische eenheid naar de andere kan verspreiden;

b)

de varkens die in de inrichting van verzending worden gehouden, met inbegrip van de dieren die zullen worden verplaatst of gebruikt voor de winning van levende producten, klinisch zijn onderzocht, met gunstige resultaat ten aanzien van Afrikaanse varkenspest:

i)

door een officiële dierenarts;

ii)

binnen de laatste 24 uur vóór het tijdstip van de verplaatsing van de zending varkens of vóór het tijdstip van de winning van de levende producten, en

iii)

overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en punt A.1 van bijlage I bij die verordening.

c)

indien nodig, vóór de datum van de verplaatsing van de zending vanuit de inrichting van verzending of vóór de datum van de winning van de levende producten tests ter opsporing van ziekteverwekkers zijn uitgevoerd volgens de instructies van de bevoegde autoriteit:

i)

na het onder b) bedoelde klinisch onderzoek voor varkens die in de inrichting worden gehouden, met inbegrip van dieren die zullen worden verplaatst of gebruikt voor de winning van levende producten, en

ii)

overeenkomstig punt A.2 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat geeft pas toestemming voor de verplaatsing van de zending na, in voorkomend geval, eerst negatieve resultaten te hebben verkregen op de in lid 1), onder c), bedoelde tests ter opsporing van ziekteverwekkers.

3.   De bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat kan besluiten dat, in geval van verplaatsingen van zendingen van gehouden varkens van in beperkingszones I en II gelegen inrichtingen van verzending buiten die zones naar inrichtingen in dezelfde betrokken lidstaat, het in lid 1), onder b), bedoelde klinisch onderzoek:

a)

alleen behoeft te worden uitgevoerd voor dieren die zullen worden verplaatst, of

b)

niet behoeft te worden uitgevoerd, op voorwaarde dat:

i)

de inrichting van verzending door een officiële dierenarts met een frequentie zoals bedoeld in artikel 16, onder a), i), en met gunstige resultaten voor alle bezoeken van een officiële dierenarts gedurende ten minste twaalf maanden vóór de datum van verplaatsing, is bezocht voor inspectie, waarbij is gebleken dat:

de in artikel 16, onder b), bedoelde biobeveiligingsvoorschriften zijn toegepast in de inrichting van verzending;

een officiële dierenarts tijdens die inspectiebezoeken met gunstige resultaten ten aanzien van Afrikaanse varkenspest een klinisch onderzoek overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en punt A.1 van bijlage I bij die verordening heeft uitgevoerd bij de in de inrichting van verzending gehouden varkens;

ii)

gedurende een periode van ten minste twaalf maanden vóór de datum van verplaatsing in de inrichting van verzending de in artikel 16, onder c), bedoelde permanente bewaking heeft plaatsgevonden.

Artikel 16

Aanvullende algemene voorwaarden ten aanzien van inrichtingen waar varkens worden gehouden in beperkingszones I, II en III

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent slechts toestemming voor verplaatsingen van in inrichtingen in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones in de door de artikelen 22 tot en met 25 en 28 tot en met 30 bestreken gevallen en onder de specifieke voorwaarden van die artikelen, indien:

a)

de inrichting van verzending na de opname van de beperkingszones I, II en III in bijlage I bij deze verordening of gedurende de laatste drie maanden vóór de verplaatsing ten minste eenmaal door een officiële dierenarts is bezocht voor inspectie en er regelmatig overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 inspectiebezoeken aan de inrichting worden gebracht door officiële dierenartsen, en wel als volgt:

i)

in de beperkingszones I en II: ten minste tweemaal per jaar, met een tussenpoos van ten minste vier maanden tussen dergelijke inspectiebezoeken;

ii)

in de beperkingszone III: ten minste eens in de drie maanden.

De bevoegde autoriteit kan besluiten inspectiebezoeken aan de inrichting in beperkingszone III te brengen met een frequentie zoals bedoeld onder a), i), op basis van de gunstige resultaten van het laatste bezoek na de opname van de beperkingszones I, II en III in bijlage I bij deze verordening of gedurende de laatste drie maanden vóór de verplaatsing, waaruit is gebleken dat de onder b) bedoelde biobeveiligingsvoorschriften worden toegepast en dat in die inrichting de onder c) bedoelde permanente bewaking plaatsvindt.

b)

de inrichting van verzending biobeveiligingsvoorschriften voor Afrikaanse varkenspest uitvoert:

i)

overeenkomstig de versterkte biobeveiligingsmaatregelen van bijlage II, en

ii)

zoals door de betrokken lidstaat vastgesteld;

c)

in de inrichting van verzending permanente bewaking plaatsvindt door tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest uit te voeren:

i)

overeenkomstig artikel 3, lid 2, van en bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

ii)

wekelijks met negatieve resultaten bij ten minste de eerste twee dode gehouden varkens ouder dan 60 dagen of, indien er geen dergelijke dode dieren ouder dan 60 dagen zijn, op alle dode, gespeende gehouden varkens, in elke epidemiologische eenheid;

iii)

ten minste gedurende de in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 vastgestelde monitoringperiode voor Afrikaanse varkenspest vóór de verplaatsing van de zending uit de inrichting van verzending.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan besluiten dat de veekerende afrastering zoals bedoeld in bijlage II, punt 2, h), waarnaar in lid 1), onder b), i), van dit artikel wordt verwezen, gedurende drie maanden na de bevestiging van een eerste uitbraak van Afrikaanse varkenspest in die lidstaat niet vereist is voor inrichtingen waar varkens worden gehouden, op voorwaarde dat:

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat de risico’s die aan een dergelijk besluit verbonden zijn, heeft beoordeeld en uit die beoordeling blijkt dat het risico op verspreiding van Afrikaanse varkenspest verwaarloosbaar is;

b)

er een alternatief systeem aanwezig is dat waarborgt dat varkens die in inrichtingen worden gehouden, gescheiden zijn van in het wild levende varkens in lidstaten met een populatie in het wild levende varkens;

c)

gehouden varkens uit die inrichtingen niet naar een andere lidstaat worden verplaatst.

Artikel 17

Aanvullende algemene voorwaarden ten aanzien van de vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent slechts toestemming voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones II en III gehouden varkens buiten die zones, indien de voor het vervoer van die zendingen gebruikte vervoermiddelen:

a)

aan de voorschriften van artikel 24, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 voldoen, en

b)

worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig artikel 24, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 onder controle of toezicht van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.

AFDELING 3

Verplichtingen van exploitanten met betrekking tot diergezondheidscertificaten

Artikel 18

Verplichtingen van exploitanten ten aanzien van diergezondheidscertificaten voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones

Exploitanten verplaatsen zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens slechts buiten die zones binnen de betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat in gevallen die worden bestreken door de artikelen 22 tot en met 25 en 28 tot en met 30, indien die zendingen vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 143, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat ten minste een van de volgende verklaringen bevat dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

a)

“Varkens die in een beperkingszone I zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”;

b)

“Varkens die in een beperkingszone II zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”;

c)

“Varkens die in een beperkingszone III zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”.

In geval van verplaatsingen binnen dezelfde betrokken lidstaat kan de bevoegde autoriteit evenwel besluiten dat geen diergezondheidscertificaat hoeft te worden uitgereikt, zoals bedoeld in artikel 143, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) 2016/429.

Artikel 19

Verplichtingen van exploitanten ten aanzien van diergezondheidscertificaten voor verplaatsingen van zendingen van van gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, vanuit beperkingszones I, II en III

1.   Exploitanten verplaatsen zendingen van van in beperkingszones I en II gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat in gevallen die worden bestreken door de artikelen 38 en 39, indien die zendingen vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat de volgende elementen bevat:

a)

de overeenkomstig artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 vereiste informatie, en

b)

ten minste een van de volgende verklaringen dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

i)

“Vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die in een beperkingszone I zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”;

ii)

“Vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die in een beperkingszone I zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie.”.

2.   Exploitanten verplaatsen zendingen van verwerkte vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens, slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

producten van dierlijke oorsprong de desbetreffende risicobeperkende behandeling hebben ondergaan zoals vastgesteld in bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

b)

die zendingen vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat de volgende elementen bevat:

i)

de overeenkomstig artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 vereiste informatie, en

ii)

de volgende verklaring dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

“Verwerkte vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die in beperkingszones I, II en III zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”.

3.   Exploitanten verplaatsen zendingen van vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die zijn gehouden in gebieden buiten beperkingszones I, II en III en zijn geslacht in slachthuizen in beperkingszones I, II en III slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, indien die zendingen vergezeld gaan van:

a)

een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat de overeenkomstig artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 vereiste informatie bevat, en

b)

de volgende verklaring dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

“Vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die in gebieden buiten beperkingszones I, II en III zijn gehouden en zijn geslacht in beperkingszones I, II en III overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”.

4.   Exploitanten verplaatsen zendingen van verwerkte vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die zijn gehouden in gebieden buiten beperkingszones I, II en III en zijn verwerkt in beperkingszones I, II en III slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

producten van dierlijke oorsprong de desbetreffende risicobeperkende behandeling hebben ondergaan zoals vastgesteld in bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

b)

die zendingen vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat de volgende elementen bevat:

i)

de overeenkomstig artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 vereiste informatie, en

ii)

de volgende verklaring dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

“Verwerkte vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die in gebieden buiten beperkingszones I, II en III zijn gehouden en zijn verwerkt in beperkingszones I, II en III overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”.

5.   In geval van verplaatsingen van zendingen zoals bedoeld in de leden 1, 2, 3 en 4 binnen dezelfde betrokken lidstaat kan de bevoegde autoriteit besluiten dat geen diergezondheidscertificaat hoeft te worden uitgereikt, zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) 2016/429.

6.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan besluiten dat een gezondheidsmerk of, in voorkomend geval, een identificatiemerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 853/2004, aangebracht op vers of verwerkt vlees, of op vleesproducten, met inbegrip van casings, in overeenkomstig artikel 41, lid 1, van deze verordening aangewezen inrichtingen of inrichtingen die vers of verwerkt vlees, of vleesproducten, met inbegrip van casings, hanteren die zijn verkregen van in beperkingszone I of gebieden buiten beperkingszones I, II en III gehouden varkens, het diergezondheidscertificaat kan vervangen voor verplaatsingen van de volgende zendingen van:

a)

vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van in beperkingszones I en II gehouden varkens, buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, zoals bepaald in lid 1;

b)

verwerkte vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van in beperkingszones I en II gehouden varkens, buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, zoals bepaald in lid 2;

c)

vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die zijn gehouden in gebieden buiten beperkingszones I, II en III en zijn geslacht in slachthuizen in beperkingszones I, II en III slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, zoals bepaald in lid 3;

d)

verwerkte vleesproducten, met inbegrip van casings, verkregen van varkens die zijn gehouden in gebieden buiten beperkingszones I, II en III en zijn verwerkt in beperkingszones I, II en III, buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat, zoals bepaald in lid 4.

Artikel 20

Verplichtingen van exploitanten ten aanzien van diergezondheidscertificaten voor verplaatsingen van zendingen van van in inrichtingen in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen levende producten buiten die zones

Exploitanten verplaatsen zendingen van levende producten, verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens, slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat in gevallen die worden bestreken door de artikelen 31 en 32, indien die zendingen vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 161, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat ten minste een van de volgende verklaringen bevat dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

a)

“Levende producten, verkregen van varkens die in een beperkingszone II zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”;

b)

“Levende producten, verkregen van varkens die in een beperkingszone III zijn gehouden overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”.

In geval van verplaatsingen binnen dezelfde betrokken lidstaat kan de bevoegde autoriteit evenwel besluiten dat geen diergezondheidscertificaat hoeft te worden uitgereikt, zoals bedoeld in artikel 161, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) 2016/429.

Artikel 21

Verplichtingen van exploitanten ten aanzien van diergezondheidscertificaten voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen categorie 2- en categorie 3-materaal buiten die zones

Exploitanten verplaatsen zendingen van categorie 2- en categorie 3-materiaal, verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens, slechts buiten die zones binnen dezelfde betrokken lidstaat of naar een andere lidstaat in gevallen die worden bestreken door de artikelen 33 tot en met 37, indien die zendingen vergezeld gaan van:

a)

het handelsdocument zoals bedoeld in hoofdstuk III van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011, en

b)

een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 22, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

In geval van verplaatsingen binnen dezelfde betrokken lidstaat kan de bevoegde autoriteit evenwel besluiten dat geen diergezondheidscertificaat wordt uitgereikt, zoals bedoeld in artikel 22, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

AFDELING 4

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone I gehouden varkens buiten die zone worden toegestaan

Artikel 22

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone I gehouden varkens buiten die zone worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 9, lid 1, vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone I gehouden varkens buiten die zone naar:

a)

een inrichting die op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat is gelegen:

i)

in een andere beperkingszone I;

ii)

in beperkingszones II en III;

iii)

buiten de beperkingszones I, II en III;

b)

een inrichting die op het grondgebied van een andere lidstaat is gelegen;

c)

derde landen.

2.   De bevoegde autoriteit verleent de in lid 1 bedoelde toestemming slechts op voorwaarde dat wordt voldaan aan:

a)

de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

b)

de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 1, onder b) en c), en leden 2 en 3, en de artikelen 16 en 17.

AFDELING 5

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone worden toegestaan

Artikel 23

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 9 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar een inrichting die zich op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat bevindt:

a)

in een andere beperkingszone II;

b)

in beperkingszones I en III;

c)

buiten de beperkingszones I, II en III.

2.   De bevoegde autoriteit verleent de in lid 1 bedoelde toestemming slechts op voorwaarde dat wordt voldaan aan:

a)

de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

b)

de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, en de artikelen 15, 16 en 17.

3.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat varkens die het voorwerp vormen van een in lid 1 bedoelde toegestane verplaatsing, ten minste gedurende de in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 vastgestelde monitoringperiode voor Afrikaanse varkenspest in de inrichting van bestemming blijven.

Artikel 24

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen worden toegestaan van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar een slachthuis op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat met het oog op onmiddellijke slacht

1.   In afwijking van het in artikel 9 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar een slachthuis dat zich op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat bevindt, op voorwaarde dat:

a)

de gehouden varkens worden verplaatst met het oog op onmiddellijke slacht;

b)

het slachthuis van bestemming is aangewezen overeenkomstig artikel 41, lid 1.

2.   De bevoegde autoriteit verleent de in lid 1 bedoelde toestemming slechts op voorwaarde dat wordt voldaan aan:

a)

de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

b)

de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 1, onder b) en c), en leden 2 en 3, en de artikelen 16 en 17.

Artikel 25

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar beperkingszones II of III in een andere lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 9 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar een inrichting die zich in beperkingszone II of III in een andere lidstaat bevindt.

2.   De bevoegde autoriteit verleent de in lid 1 bedoelde toestemming slechts op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, en de artikelen 15, 16 en 17 wordt voldaan;

c)

overeenkomstig artikel 26 een kanalisatieprocedure is ingesteld;

d)

de gehouden varkens voldoen aan alle andere aanvullende passende garanties met betrekking tot Afrikaanse varkenspest die op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de maatregelen tegen de verspreiding van die ziekte:

i)

door de bevoegde autoriteit van de inrichting van verzending zijn voorgeschreven;

ii)

door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van doorgang en van de inrichting van bestemming zijn goedgekeurd, voorafgaand aan de verplaatsing van de gehouden varkens;

e)

er gedurende een periode van ten minste twaalf maanden bij in de inrichting van verzending gehouden varkens geen uitbraak van Afrikaanse varkenspest officieel is bevestigd overeenkomstig artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687;

f)

de exploitant overeenkomstig artikel 152, onder b), van Verordening (EU) 2016/429 en artikel 96 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 de bevoegde autoriteit vooraf in kennis heeft gesteld van het voornemen de zending gehouden varkens te verplaatsen.

3.   De bevoegde autoriteit van de inrichting van verzending:

a)

stelt een lijst op van inrichtingen die voldoen aan de in lid 2, onder d), bedoelde garanties;

b)

stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de in lid 2, onder d), bedoelde garanties en van de in lid 2, onder d), ii), bedoelde goedkeuring door de bevoegde autoriteiten.

4.   De in lid 2, onder d), ii), bedoelde goedkeuring en de in lid 3, onder b), bedoelde verplichting tot onmiddellijke kennisgeving zijn niet vereist wanneer de inrichting van verzending, de plaatsen van doorgang en de inrichting van bestemming alle in beperkingszones I, II en III zijn gelegen en die zones aaneensluitend zijn, zodat wordt gewaarborgd dat de gehouden varkens alleen door die beperkingszones I, II en III worden verplaatst overeenkomstig de specifieke voorwaarden van artikel 22, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

Artikel 26

Specifieke kanalisatieprocedure voor het verlenen van afwijkingen voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar beperkingszones II of III in een andere lidstaat

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zet voor verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone II gehouden varkens buiten die zone naar een inrichting in beperkingszones II of III in een andere lidstaat een kanalisatieprocedure op zoals bedoeld in artikel 25, lid 2, onder c), onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van:

a)

de inrichting van verzending;

b)

doorgang;

c)

de inrichting van bestemming.

2.   De bevoegde autoriteit van de inrichting van verzending:

a)

zorgt ervoor dat elk vervoermiddel dat voor de in lid 1 bedoelde verplaatsingen wordt gebruikt:

i)

afzonderlijk vergezeld gaat van een satellietnavigatiesysteem om in real time de locatie ervan te bepalen, door te geven en te registreren;

ii)

onmiddellijk na het laden van de zending van gehouden varkens door een officiële dierenarts wordt verzegeld; alleen een officiële dierenarts of handhavingsautoriteit van de betrokken lidstaat, zoals overeengekomen met de bevoegde autoriteit, mag het zegel verbreken en in voorkomend geval vervangen door een nieuw zegel;

b)

stelt de bevoegde autoriteit van de plaats van de inrichting van bestemming en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit van de plaats van doorgang vooraf in kennis van het voornemen om de zending van gehouden varkens te versturen;

c)

zet een systeem op waarbij exploitanten verplicht zijn de bevoegde autoriteit van de plaats van de inrichting van verzending onmiddellijk in kennis te stellen van elk ongeval of defect van een vervoermiddel dat wordt gebruikt voor het vervoer van de zending van gehouden varkens;

d)

zorgt voor de opstelling van een noodplan, de commandostructuur en de nodige regelingen voor samenwerking tussen de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde bevoegde autoriteiten in geval van eventuele ongevallen tijdens het vervoer, ernstige defecten aan de vervoermiddelen of frauduleus handelen van exploitanten.

Artikel 27

Verplichtingen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van de plaats van de inrichting van bestemming voor zendingen van in een beperkingszone II van een andere lidstaat gehouden varkens

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van de plaats van de inrichting van bestemming voor zendingen van in een beperkingszone II van een andere lidstaat gehouden varkens:

a)

stelt de bevoegde autoriteit van de inrichting van verzending onverwijld in kennis van de aankomst van de zending;

b)

zorgt ervoor dat gehouden varkens ofwel:

i)

ten minste gedurende de in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 vastgestelde monitoringperiode voor Afrikaanse varkenspest in de inrichting van bestemming blijven, of

ii)

rechtstreeks naar een overeenkomstig artikel 41, lid 1, van deze verordening aangewezen slachthuis worden verplaatst.

AFDELING 6

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone III gehouden varkens buiten die zone worden toegestaan

Artikel 28

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone III gehouden varkens buiten die zone naar een beperkingszone II in dezelfde betrokken lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 9 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zich als gevolg van dat verbod problemen op het gebied van dierenwelzijn voordoen in een inrichting waar varkens worden gehouden, toestemming verlenen voor verplaatsingen van in beperkingszone III gehouden varkens buiten die zone naar een inrichting in beperkingszone II op het grondgebied van dezelfde lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, en de artikelen 15, 16 en 17 wordt voldaan;

c)

de inrichting van bestemming tot dezelfde toeleveringsketen behoort en gehouden varkens moeten worden verplaatst om de productiecyclus te voltooien.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat gehouden varkens ten minste gedurende de in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 vastgestelde monitoringperiode voor Afrikaanse varkenspest niet uit de inrichting van bestemming in de beperkingszone II worden verplaatst.

Artikel 29

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszone III gehouden varkens buiten die zone voor onmiddellijke slacht in dezelfde betrokken lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 9 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zich als gevolg van het in artikel 5, lid 1, bedoelde verbod problemen op het gebied van dierenwelzijn voordoen in een inrichting waar varkens worden gehouden, en in geval van logistieke beperkingen van de slachtcapaciteit van de overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen slachthuizen in de beperkingszone III of bij het ontbreken van een aangewezen slachthuis in de beperkingszone III, met het oog op onmiddellijke slacht toestemming verlenen voor verplaatsingen van in beperkingszone III gehouden varkens buiten die zone naar een overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen slachthuis in dezelfde lidstaat, zo dicht mogelijk in de nabijheid van de inrichting van verzending gelegen in:

a)

in een beperkingszone II;

b)

in een beperkingszone I, indien het niet mogelijk is de dieren binnen de beperkingszone II te slachten;

c)

buiten beperkingszones I, II en III, indien het niet mogelijk is de dieren binnen de beperkingszones III, II en I te slachten.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent slechts toestemming zoals bedoeld in lid 1 op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 1, onder b) en c), en lid 2, en de artikelen 16 en 17 wordt voldaan;

3.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat:

a)

de gehouden varkens bestemd zijn voor onmiddellijke slacht na rechtstreeks naar een overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen slachthuis te zijn overgebracht;

b)

de varkens uit beperkingszone III na aankomst in het aangewezen slachthuis gescheiden worden gehouden van andere varkens en worden geslacht ofwel:

i)

op een bepaalde dag waarop alleen varkens uit beperkingszone III worden geslacht, ofwel

ii)

aan het einde van een slachtdag, zodat wordt gewaarborgd dat nadien geen andere varkens meer worden geslacht;

c)

nadat de varkens uit beperkingszone III zijn geslacht en voordat andere gehouden varkens worden geslacht, moet het slachthuis worden gereinigd en ontsmet volgens de instructies van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.

4.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat:

a)

van in beperkingszone III gehouden en buiten die zone verplaatste varkens verkregen dierlijke bijproducten worden verwerkt of verwijderd overeenkomstig de artikelen 33 en 36;

b)

van in beperkingszone III gehouden en buiten beperkingszone III verplaatste varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, worden verwerkt en opgeslagen overeenkomstig artikel 40.

AFDELING 7

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van in beperkingszones i, ii en iii gehouden varkens buiten die zones naar een erkend bedrijf voor dierlijke bijproducten worden toegestaan

Artikel 30

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens naar een erkend bedrijf voor dierlijke bijproducten dat buiten beperkingszones I, II en III in dezelfde betrokken lidstaat is gelegen, worden toegestaan

1.   In afwijking van de in artikel 9 vastgestelde verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens naar een erkend bedrijf voor dierlijke bijproducten dat buiten beperkingszones I, II en III in dezelfde betrokken lidstaat is gelegen en waar:

a)

de gehouden varkens onmiddellijk worden gedood, en

b)

de dierlijke bijproducten die daardoor ontstaan, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verwijderd.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent slechts toestemming zoals bedoeld in lid 1 op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, en artikel 17 wordt voldaan.

AFDELING 8

Specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen levende producten buiten die zone

Artikel 31

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen levende producten vanuit die zone op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat worden toegestaan

In afwijking van het in artikel 10 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van levende producten vanuit een inrichting voor levende producten die zich in beperkingszone II bevindt naar een andere beperkingszone II en naar beperkingszones I en III of naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III op het grondgebied van dezelfde lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

de levende producten zijn gewonnen of geproduceerd, verwerkt en opgeslagen in inrichtingen en verkregen van gehouden varkens die voldoen aan de voorwaarden van artikel 15, lid 1, onder b) en c), en lid 2, en artikel 16;

b)

de mannelijke en vrouwelijke donordieren van de varkens zijn gehouden in inrichtingen voor levende producten waar gedurende ten minste 30 dagen vóór de datum van winning of productie van de levende producten geen andere gehouden varkens uit beperkingszones II en III zijn binnengebracht.

Artikel 32

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen levende producten vanuit die zone naar beperkingszones II en III in een andere lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 10 vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen levende producten vanuit een erkende inrichting voor levende producten die zich in beperkingszone II bevindt naar beperkingszones II en III op het grondgebied van een andere betrokken lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

de levende producten zijn gewonnen of geproduceerd, verwerkt en opgeslagen in inrichtingen voor levende producten onder de voorwaarden van artikel 15, lid 1, onder b) en c), en lid 2, en artikel 16;

b)

de mannelijke en vrouwelijke donordieren van de varkens zijn gehouden in erkende inrichtingen voor levende producten waar gedurende ten minste 30 dagen vóór de datum van winning of productie van de levende producten geen andere gehouden varkens uit beperkingszones II en III zijn binnengebracht;

c)

voldoen aan alle andere passende diergezondheidsgaranties die op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de maatregelen tegen de verspreiding van Afrikaanse varkenspest:

i)

door de bevoegde autoriteiten van de inrichting van verzending zijn voorgeschreven;

ii)

door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de inrichting van bestemming zijn goedgekeurd, voorafgaand aan de verplaatsing van de levende producten.

2.   De bevoegde instantie van de betrokken lidstaat:

a)

stelt een lijst op van erkende inrichtingen voor levende producten die voldoen aan de voorwaarden van lid 1 en die toestemming hebben voor verplaatsingen van levende producten vanuit beperkingszone II in die betrokken lidstaat naar beperkingszones II en III in een andere betrokken lidstaat; die lijst bevat de informatie die de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat moet bewaren over erkende inrichtingen voor levende producten voor varkens overeenkomstig artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686;

b)

stelt de onder a) bedoelde lijst op haar website ter beschikking van het publiek en houdt deze actueel;

c)

verstrekt de Commissie en de lidstaten de link naar de onder b) bedoelde website.

AFDELING 9

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten buiten die zones worden toegestaan

Artikel 33

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten buiten die zones binnen dezelfde lidstaat met het oog op verwerking of verwijdering worden toegestaan

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten buiten die zones naar een bedrijf dat of inrichting die door de bevoegde autoriteit is erkend met het oog op de verwerking, verwijdering als afval door verbranding of verwijdering of hergebruik door meeverbranding van dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, en buiten beperkingszones II of III in dezelfde lidstaat is gelegen, mits de vervoermiddelen afzonderlijk zijn uitgerust met een satellietnavigatiesysteem om in real time de locatie ervan te bepalen, door te geven en te registreren.

2.   De vervoersondernemer die verantwoordelijk is voor de verplaatsingen van dierlijke bijproducten zoals bedoeld in lid 1:

a)

stelt de bevoegde autoriteit in staat met behulp van een satellietnavigatiesysteem de verplaatsing van het vervoermiddel in real time te controleren;

b)

bewaart de elektronische registratie van die verplaatsing gedurende ten minste twee maanden na de datum van de verplaatsing.

3.   De bevoegde instantie kan besluiten dat het in lid 1 bedoelde satellietnavigatiesysteem wordt vervangen door een afzonderlijke verzegeling van vervoermiddelen, op voorwaarde dat:

a)

zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten slechts binnen dezelfde lidstaat worden verplaatst voor de in lid 1 bedoelde toepassingen;

b)

elk vervoermiddel onmiddellijk na het laden van de zending van dierlijke bijproducten door een officiële dierenarts wordt verzegeld; alleen een officiële dierenarts of handhavingsautoriteit van de lidstaat, zoals overeengekomen met de bevoegde autoriteit, mag het zegel verbreken en in voorkomend geval vervangen door een nieuw zegel.

Artikel 34

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen mest buiten die zones binnen dezelfde lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, naar een buiten die zones binnen dezelfde lidstaat gelegen stortplaats, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van artikel 51 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, voor verwerking of verwijdering overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 in een daartoe erkend bedrijf op het grondgebied van dezelfde lidstaat.

3.   De vervoersondernemer die verantwoordelijk is voor de verplaatsingen van zendingen van mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, zoals bedoeld in de leden 1 en 2:

a)

stelt de bevoegde autoriteit in staat met behulp van een satellietnavigatiesysteem de verplaatsing van het vervoermiddel in real time te controleren;

b)

bewaart de elektronische registratie van die verplaatsing gedurende ten minste twee maanden na de datum van de verplaatsing.

4.   De bevoegde instantie kan besluiten dat het in lid 3, onder a), bedoelde satellietnavigatiesysteem wordt vervangen door een afzonderlijke verzegeling van vervoermiddelen, op voorwaarde dat elk vervoermiddel onmiddellijk na het laden van de zending van mest, met inbegrip van gebruikt strooisel, zoals bedoeld in de leden 1 en 2, door een officiële dierenarts wordt verzegeld.

Alleen een officiële dierenarts of handhavingsautoriteit van de betrokken lidstaat, zoals overeengekomen met de bevoegde autoriteit, mag het zegel verbreken en in voorkomend geval vervangen door een nieuw zegel.

Artikel 35

Specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II gehouden varkens verkregen categorie 3-materiaal buiten die zones binnen dezelfde lidstaat met het oog op de verwerking van dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a), e) en g), van Verordening (EG) nr. 1069/2009

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen categorie 3-materiaal buiten die zone naar een bedrijf dat of inrichting die door de bevoegde autoriteit is erkend met het oog op verdere verwerking tot verwerkt diervoeder, de vervaardiging van verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, afgeleide producten die bestemd zijn voor toepassingen buiten de voederketen, of de omzetting van dierlijke bijproducten in biogas of compost zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a), e) en g), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, en buiten de beperkingszone II in dezelfde lidstaat is gelegen, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, wordt voldaan;

c)

het categorie 3-materiaal afkomstig is van gehouden varkens en inrichtingen die voldoen aan de algemene voorwaarden van artikel 15, lid 1, onder b) en c), en leden 2 en 3, en artikel 16;

d)

het categorie 3-materiaal is verkregen van varkens die in beperkingszone II zijn gehouden en zijn geslacht ofwel:

i)

in beperkingszone II van:

dezelfde betrokken lidstaat, of

een andere betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 25,

ofwel

ii)

buiten beperkingszone II in dezelfde betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 24;

e)

het vervoermiddel afzonderlijk is uitgerust met een satellietnavigatiesysteem om in real time de locatie ervan te bepalen, door te geven en te registreren;

f)

de zendingen van categorie 3-materiaal van het overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen slachthuis rechtstreeks worden verplaatst naar:

i)

een verwerkingsbedrijf voor de verwerking van afgeleide producten zoals bedoeld in bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

ii)

een bedrijf dat voeder voor gezelschapsdieren maakt en dat erkend is voor de productie van verwerkt voeder voor gezelschapsdieren zoals bedoeld in hoofdstuk II, punt 3, a) en b), i) tot en met iii), van bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

iii)

een biogas- of composteerinstallatie die erkend is voor de omzetting van dierlijke bijproducten in compost of biogas overeenkomstig de standaardomzettingsparameters zoals bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 1, van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 142/2011, of

iv)

een verwerkingsbedrijf voor de verwerking van afgeleide producten zoals bedoeld in bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011.

2.   De vervoersondernemer die verantwoordelijk is voor de verplaatsingen van zendingen van categorie 3-materiaal:

a)

stelt de bevoegde autoriteit in staat met behulp van een satellietnavigatiesysteem de verplaatsing van het vervoermiddel in real time te controleren;

b)

bewaart de elektronische registratie van die verplaatsing gedurende ten minste twee maanden na de datum van de verplaatsing.

3.   De bevoegde instantie kan besluiten dat het in lid 1, onder e), bedoelde satellietnavigatiesysteem wordt vervangen door een afzonderlijke verzegeling van vervoermiddelen, op voorwaarde dat:

a)

het categorie 3-materiaal:

i)

is verkregen van in beperkingszones II gehouden varkens;

ii)

alleen binnen dezelfde lidstaat wordt verplaatst voor de in lid 1 bedoelde toepassingen;

b)

elk vervoermiddel onmiddellijk na het laden van de zending van categorie 3-materiaal door een officiële dierenarts wordt verzegeld; alleen een officiële dierenarts of handhavingsautoriteit van de lidstaat, zoals overeengekomen met de bevoegde autoriteit, mag het zegel verbreken en in voorkomend geval vervangen door een nieuw zegel.

Artikel 36

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen categorie 2-materiaal buiten die zones met het oog op verwerking en verwijdering in een andere lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten van categorie 2-materiaal, naar een verwerkingsfabriek om volgens de methoden 1 tot en met 5 van hoofdstuk III van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 te worden verwerkt, of naar een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, in beide gevallen gelegen in een andere lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, wordt voldaan;

c)

het vervoermiddel afzonderlijk is uitgerust met een satellietnavigatiesysteem om in real time de locatie ervan te bepalen, door te geven en te registreren;

2.   De vervoersondernemer die verantwoordelijk is voor verplaatsingen van zendingen van categorie 2-materiaal:

a)

stelt de bevoegde autoriteit in staat met behulp van een satellietnavigatiesysteem de verplaatsing van het vervoermiddel in real time te controleren, en

b)

bewaart de elektronische registratie van die verplaatsing gedurende ten minste twee maanden na de datum van de verplaatsing.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending en van bestemming van de zending categorie 2-materiaal zorgen voor de controles van die zending overeenkomstig artikel 48, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Artikel 37

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen categorie 3-materiaal buiten die zone voor verwerking of omzetting in een andere lidstaat worden toegestaan

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen categorie 3-materiaal buiten die zone naar een bedrijf dat of inrichting die door de bevoegde autoriteit is erkend voor verwerking van categorie 3-materiaal tot verwerkt diervoeder, verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, afgeleide producten die bestemd zijn voor toepassingen buiten de voederketen, of de omzetting van categorie 3-materialen in biogas of compost zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a), e) en g), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, en in een andere lidstaat is gelegen, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, wordt voldaan;

c)

het categorie 3-materiaal afkomstig is van gehouden varkens en inrichtingen die voldoen aan de algemene voorwaarden van artikel 15, lid 1, onder b en c, en leden 2 en 3, en artikel 16;

d)

het categorie 3-materiaal is verkregen van varkens die in beperkingszone II zijn gehouden en zijn geslacht ofwel:

i)

in beperkingszone II van:

dezelfde betrokken lidstaat, of

een andere betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 25,

ofwel

ii)

buiten beperkingszone II in dezelfde betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 24;

e)

het vervoermiddel afzonderlijk is uitgerust met een satellietnavigatiesysteem om in real time de locatie ervan te bepalen, door te geven en te registreren;

f)

de dierlijke bijproducten rechtstreeks van het overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen slachthuis worden verplaatst naar:

i)

een verwerkingsbedrijf voor de verwerking van afgeleide producten zoals bedoeld in de bijlagen X en XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

ii)

een bedrijf dat voeder voor gezelschapsdieren maakt en dat erkend is voor de productie van verwerkt voeder voor gezelschapsdieren zoals bedoeld in hoofdstuk II, punt 3, b), i), ii) en iii), van bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011;

iii)

een biogas- of composteerinstallatie die erkend is voor omzetting van dierlijke bijproducten in compost of biogas overeenkomstig de standaardomzettingsparameters zoals bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 1, van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 142/2011.

2.   De vervoersondernemer die verantwoordelijk is voor verplaatsingen van zendingen van categorie 3-materiaal:

a)

stelt de bevoegde autoriteit in staat met behulp van een satellietnavigatiesysteem de verplaatsing van het vervoermiddel in real time te controleren, en

b)

bewaart de elektronische registratie van de verplaatsing gedurende ten minste twee maanden na de datum van de verplaatsing.

AFDELING 10

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zones worden toegestaan

Artikel 38

Specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zone op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat

1.   In afwijking van de in artikel 12 vastgestelde verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zone op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, zijn verkregen van varkens die worden gehouden in inrichtingen die voldoen aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 1, onder b) en c), en leden 2 en 3, en artikel 16;

c)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, zijn geproduceerd in overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichtingen;

2.   In afwijking van de in artikel 12 vastgestelde verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, indien niet aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan, toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zone op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, zijn geproduceerd in overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichtingen;

b)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, ofwel

i)

uitsluitend in het geval van vers vlees, zijn gemerkt en verplaatst overeenkomstig de specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van vers vlees van gehouden dieren van in de lijst opgenomen soorten vanuit bepaalde inrichtingen, zoals vastgesteld in artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687, naar een verwerkingsinrichting om een van de in bijlage VII bij die verordening vastgestelde risicobeperkende behandelingen te ondergaan,

ofwel

ii)

overeenkomstig artikel 44 zijn voorzien van een speciaal gezondheidsmerk of, in voorkomend geval, een identificatiemerk dat niet ovaal is en niet kan worden verward met het gezondheids- of identificatiemerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 853/2004, en

iii)

alleen bestemd zijn voor verplaatsing binnen dezelfde betrokken lidstaat.

Artikel 39

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zone naar andere lidstaten en naar derde landen worden toegestaan

In afwijking van de in artikel 12 vastgestelde verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zone naar andere lidstaten en naar derde landen, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, wordt voldaan;

c)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, zijn verkregen van varkens die worden gehouden in inrichtingen die voldoen aan de algemene voorwaarden van de artikelen 15 en 16;

d)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, zijn geproduceerd in overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichtingen;

Artikel 40

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, naar andere beperkingszones I, II en III of naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III op het grondgebied van dezelfde lidstaat worden toegestaan

In afwijking van de in artikel 12 vastgestelde verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van zendingen van van in beperkingszone III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, naar andere beperkingszones I, II en III of naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III op het grondgebied van dezelfde lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

aan de algemene voorwaarden van artikel 28, leden 2 tot en met 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 wordt voldaan;

b)

aan de aanvullende algemene voorwaarden van artikel 14, lid 2, wordt voldaan;

c)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, afkomstig zijn van varkens die:

i)

zijn gehouden in inrichtingen die voldoen aan de algemene voorwaarden van de artikelen 15 en 16, en

ii)

zijn geslacht:

binnen dezelfde beperkingszone III, of

buiten beperkingszone III, na de toegestane verplaatsing overeenkomstig artikel 29;

d)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, zijn geproduceerd in overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichtingen, en ofwel

i)

uitsluitend in het geval van vers vlees, zijn gemerkt en verplaatst overeenkomstig de specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van vers vlees van gehouden dieren van in de lijst opgenomen soorten vanuit bepaalde inrichtingen, zoals vastgesteld in artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687, naar een verwerkingsinrichting om een van de in bijlage VII bij die verordening vastgestelde risicobeperkende behandelingen te ondergaan,

ofwel

ii)

overeenkomstig artikel 44 zijn voorzien van een speciaal gezondheidsmerk of, in voorkomend geval, een identificatiemerk dat niet ovaal is en niet kan worden verward met het gezondheids- of identificatiemerk zoals bedoeld in artikel 5, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 853/2004, en

iii)

alleen bestemd zijn voor verplaatsing binnen dezelfde betrokken lidstaat.

HOOFDSTUK IV

BIJZONDERE RISICOBEPERKINGSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT AFRIKAANSE VARKENSPEST VOOR LEVENSMIDDELENBEDRIJVEN IN DE BETROKKEN LIDSTATEN

Artikel 41

Bijzondere aanwijzing van slachthuizen, uitsnijderijen, koelhuizen, vleesverwerkingsinrichtingen en wildbewerkingsinrichtingen

1.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat wijst op aanvraag van een exploitant van een levensmiddelenbedrijf inrichtingen aan voor:

a)

de onmiddellijke slacht van gehouden varkens uit de beperkingszones II en III:

i)

binnen die beperkingszones I, II en III.

ii)

buiten die beperkingszones II en III, zoals bedoeld in de artikelen 24 en 29;

b)

het uitsnijden, verwerken en opslaan van het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, van in beperkingszones II en III gehouden varkens, zoals bedoeld in de artikelen 38, 39 en 40;

c)

het prepareren van vlees van wild zoals bedoeld in punt 1.18 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en de verwerking en opslag van in beperkingszones I, II en III verkregen vers vlees en vleesproducten van in het wild levende varkens, zoals bedoeld in de artikelen 48 en 49 van deze verordening;

d)

het prepareren van vlees van wild zoals bedoeld in punt 1.18 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en de verwerking en opslag van vers vlees en vleesproducten van in het wild levende varkens, indien die inrichtingen zijn gelegen in beperkingszones I, II en III, zoals bedoeld in de artikelen 48 en 49 van deze verordening.

2.   De bevoegde autoriteit kan besluiten dat de in lid 1 bedoelde aanwijzing niet vereist is voor inrichtingen die vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens en van in beperkingszones I, II en III verkregen in het wild levende varkens verwerken, uitsnijden en opslaan, en inrichtingen zoals bedoeld in lid 1, onder d), op voorwaarde dat:

a)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, afkomstig van varkens in die inrichtingen worden voorzien van een speciaal gezondheidsmerk of, in voorkomend geval, van een identificatiemerk zoals bedoeld in artikel 44;

b)

het verse vlees en de vleesproducten, met inbegrip van casings, afkomstig van varkens, die uit die inrichtingen komen, uitsluitend bestemd zijn voor dezelfde betrokken lidstaat;

c)

de dierlijke bijproducten afkomstig van varkens, die uit die inrichtingen komen, uitsluitend binnen dezelfde lidstaat worden verwerkt of verwijderd overeenkomstig artikel 33.

3.   De bevoegde instantie van de betrokken lidstaat:

a)

verstrekt de Commissie en de andere lidstaten een link naar de website van de bevoegde autoriteit met een lijst van aangewezen inrichtingen en hun activiteiten zoals bedoeld in lid 1;

b)

houdt de onder a) bedoelde lijst actueel.

Artikel 42

Bijzondere voorwaarden voor de aanwijzing van inrichtingen voor de onmiddellijke slacht van in beperkingszones II en III gehouden varkens

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat wijst slechts inrichtingen aan voor de onmiddellijke slacht van in beperkingszones II en III gehouden varkens, indien:

a)

het slachten van buiten beperkingszones II en III gehouden varkens, en van in beperkingszones II en III gehouden varkens die het voorwerp vormen van toegestane verplaatsingen overeenkomstig de artikelen 24 en 29, en de productie en opslag van producten daarvan, wordt gescheiden uitgevoerd van het slachten van in beperkingszones I, II en III gehouden varkens, en van de productie en opslag van producten daarvan, die niet voldoen aan de desbetreffende:

i)

aanvullende algemene voorwaarden van de artikelen 15, 16 en 17, en

ii)

specifieke voorwaarden van de artikelen 24 en 29;

b)

de exploitant van de inrichting beschikt over door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat goedgekeurde gedocumenteerde instructies of procedures om te waarborgen dat aan de voorwaarden onder a) wordt voldaan.

Artikel 43

Bijzondere voorwaarden voor de aanwijzing van inrichtingen voor het uitsnijden, verwerken en opslaan van van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat wijst slechts inrichtingen aan voor het uitsnijden, verwerken en opslaan van vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens die het voorwerp vormen van toegestane verplaatsingen overeenkomstig de artikelen 38, 39 en 40, indien:

a)

het uitsnijden, verwerken en opslaan van vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van buiten beperkingszones II en III gehouden varkens en van in beperkingszones II en III gehouden varkens, worden gescheiden uitgevoerd van het uitsnijden, verwerken en opslaan van vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van in beperkingszones II en III gehouden varkens die niet voldoen aan:

i)

aanvullende algemene voorwaarden van de artikelen 15, 16 en 17, en

ii)

specifieke voorwaarden van de artikelen 38, 39 en 40;

b)

de exploitant van de inrichting beschikt over door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat goedgekeurde gedocumenteerde instructies of procedures om te waarborgen dat aan de voorwaarden onder a) wordt voldaan.

Artikel 44

Speciale gezondheids- of identificatiemerken

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten zorgt ervoor dat de volgende producten van dierlijke oorsprong worden gemerkt met een speciaal gezondheidsmerk of, in voorkomend geval, een identificatiemerk dat niet ovaal is en niet kan worden verward met het gezondheids- of identificatiemerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004:

a)

vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van in beperkingszone III gehouden varkens, overeenkomstig artikel 40, onder d), ii);

b)

vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, die zijn verkregen van in beperkingszone II gehouden varkens, indien niet is voldaan aan de specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen van die zendingen buiten beperkingszone II, overeenkomstig artikel 38, lid 2, onder b), ii);

c)

vers vlees en vleesproducten van in het wild levende varkens die binnen beperkingszone I of buiten die zone worden verplaatst vanuit de overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichting, overeenkomstig artikel 49, lid 1, onder c), iii), eerste streepje.

HOOFDSTUK V

BIJZONDERE ZIEKTEBESTRIJDINGSMAATREGELEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP IN HET WILD LEVENDE VARKENS IN DE LIDSTATEN

Artikel 45

Specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen van in het wild levende varkens

De bevoegde autoriteiten van alle lidstaten verbieden verplaatsingen van in het wild levende varkens door exploitanten overeenkomstig artikel 101 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688:

a)

op het hele grondgebied van de lidstaat;

b)

vanuit het hele grondgebied van de lidstaat naar:

i)

andere lidstaten, en

ii)

derde landen.

Artikel 46

Specifieke verbodsbepalingen ten aanzien van verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en vanuit die zones van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, dierlijke bijproducten en afgeleide producten, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens

1.   De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verbieden verplaatsingen binnen en vanuit beperkingszones I, II en III van zendingen van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, dierlijke bijproducten en afgeleide producten, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens.

2.   De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verbieden verplaatsingen binnen en vanuit beperkingszones I, II en III van zendingen van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, dierlijke bijproducten en afgeleide producten, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens:

a)

voor particulier huishoudelijk gebruik;

b)

in verband met de activiteiten van jagers die kleine hoeveelheden wilde zwijnen of vlees van wilde zwijnen rechtstreeks leveren aan de eindverbruiker of de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert, overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 47

Algemene verbodsbepalingen met betrekking tot verplaatsingen van zendingen van producten die zijn verkregen van in het wild levende varkens en voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, met het oog op het risico op verspreiding van Afrikaanse varkenspest

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan de verplaatsingen van vers vlees, vleesproducten en alle andere van in het wild levende varkens verkregen producten, en voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, op het grondgebied van dezelfde lidstaat verbieden indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat er een risico bestaat op de verspreiding van Afrikaanse varkenspest naar, van of via die in het wild levende varkens of producten daarvan.

Artikel 48

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en vanuit die zones van zendingen van van in het wilde levende varkens verkregen verwerkte vleesproducten worden toegestaan

1.   In afwijking van het in artikel 46, lid 1, vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en vanuit die zones van zendingen van verwerkte vleesproducten die zijn verkregen van in het wild levende varkens uit in beperkingszones I, II en III gelegen inrichtingen, naar:

a)

naar andere beperkingszones I, II en III in dezelfde betrokken lidstaat;

b)

naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III van dezelfde betrokken lidstaat, en

c)

naar andere lidstaten en naar derde landen.

2.   De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent slechts toestemming voor verplaatsingen van zendingen van verwerkte vleesproducten die zijn verkregen van in het wild levende varkens uit in beperkingszones I, II en III gelegen inrichtingen, zoals bedoeld in lid 1, indien:

a)

voor elk in het wild levend varken dat voor de productie en verwerking van vleesproducten in beperkingszones I, II en III wordt gebruikt, tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest zijn uitgevoerd;

b)

de bevoegde autoriteit vóór de in onder c), ii) bedoelde behandeling negatieve resultaten heeft verkregen op de onder a) bedoelde tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest;

c)

de vleesproducten van in het wild levende varkens:

i)

zijn geproduceerd, verwerkt en opgeslagen in overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichtingen, en

ii)

wat betreft Afrikaanse varkenspest de desbetreffende risicobeperkende behandeling overeenkomstig bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 voor producten van dierlijke oorsprong uit beperkingszones hebben ondergaan.

Artikel 49

Specifieke voorwaarden voor afwijkingen waarbij verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en vanuit beperkingszone I van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, worden toegestaan

1.   In afwijking van de verbodsbepalingen van artikel 46, leden 1 en 2, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen binnen beperkingszone I en vanuit die zone van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, naar andere beperkingszones I, II en III of naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III van dezelfde lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

voor elk desbetreffend in het wild levend varken vóór de verplaatsing van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong van dat in het wild levend varken tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest zijn uitgevoerd;

b)

de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat vóór de verplaatsing negatieve resultaten heeft verkregen op de onder a) bedoelde tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest;

c)

het verse vlees, de vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong van in het wild levende varkens, en de voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, binnen of buiten beperkingszone I binnen dezelfde lidstaat worden verplaatst:

i)

voor particulier huishoudelijk gebruik, of

ii)

in verband met de activiteiten van jagers die kleine hoeveelheden wilde zwijnen of vlees van wilde zwijnen rechtstreeks leveren aan de eindverbruiker of de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert, overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 853/2004, of

iii)

vanuit de overeenkomstig artikel 41, lid 1, aangewezen inrichting, waar het verse vlees en de vleesproducten zijn gemerkt ofwel:

met een speciaal gezondheids- of identificatiemerk overeenkomstig artikel 44, onder c),

ofwel

overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en zij worden verplaatst naar een verwerkingsinrichting om een van de in bijlage VII bij die verordening vastgestelde risicobeperkende behandelingen te ondergaan.

2.   In afwijking van de verbodsbepalingen van artikel 46, lid 2, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, binnen beperkingszones II en III van dezelfde lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

voor elk desbetreffend in het wild levend varken vóór de verplaatsing van vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong van dat in het wild levend varken, of van het kadaver van dat in het wild levende varken. tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest zijn uitgevoerd;

b)

de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat vóór de verplaatsing negatieve resultaten heeft verkregen op de onder a) bedoelde tests ter opsporing van ziekteverwekkers voor Afrikaanse varkenspest;

c)

het verse vlees, de vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong van in het wild levende varkens, en de voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, binnen beperkingszones II en III binnen dezelfde lidstaat worden verplaatst:

i)

voor particulier huishoudelijk gebruik,

of

ii)

overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687, naar een verwerkingsinrichting om één van de relevante in bijlage VII bij die verordening vastgestelde risicobeperkende behandelingen te ondergaan.

Artikel 50

Verplichtingen van exploitanten ten aanzien van diergezondheidscertificaten voor zendingen vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, voor verplaatsingen buiten beperkingszones I, II en III

Exploitanten verplaatsen vers vlees, vleesproducten en alle andere producten van dierlijke oorsprong, verkregen van in het wild levende varkens, en van voor menselijke consumptie bestemde kadavers van in het wild levende varkens, slechts buiten beperkingszones I, II en III:

a)

in gevallen die worden bestreken door de artikelen 48 en 49, en

b)

indien die zendingen vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429, dat de volgende elementen bevat:

i)

de overeenkomstig artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 vereiste informatie, en

ii)

ten minste een van de volgende verklaringen dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan:

“Vers vlees en vleesproducten, en overige producten van dierlijke oorsprong uit een beperkingszone I, verkregen van in het wild levende varkens overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”;

“Voor menselijke consumptie bedoelde kadavers van in het wild levende varkens uit een beperkingszone I, overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”;

“Verwerkte vleesproducten uit beperkingszones I, II en III, verkregen van in het wild levende varkens overeenkomstig de bijzondere bestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie”.

In geval van verplaatsing binnen dezelfde betrokken lidstaat kan de bevoegde autoriteit evenwel besluiten dat geen diergezondheidscertificaat hoeft te worden uitgereikt, zoals bedoeld in artikel 167, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) 2016/429.

Artikel 51

Specifieke voorwaarden voor het toestaan van verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en buiten die zones van zendingen van dierlijke bijproducten en afgeleide producten van in het wild levende varkens

1.   In afwijking van de verbodsbepalingen van artikel 46 kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en buiten die zones van zendingen van van in het wild levende varkens verkregen afgeleide producten naar andere beperkingszones I, II en III of naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III van dezelfde lidstaat en naar andere lidstaten, op voorwaarde dat zij een behandeling hebben ondergaan die waarborgt dat de afgeleide producten geen risico’s inhouden ten aanzien van Afrikaanse varkenspest.

2.   In afwijking van de in artikel 46, lid 1, vastgestelde verbodsbepalingen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming verlenen voor verplaatsingen binnen beperkingszones I, II en III en buiten die zones van zendingen van dierlijke bijproducten van in het wild levende varkens naar andere beperkingszones I, II en III en naar gebieden buiten beperkingszones I, II en III van dezelfde lidstaat, op voorwaarde dat:

a)

de dierlijke bijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verzameld, vervoerd en verwijderd;

b)

voor de verplaatsingen buiten beperkingszones I, II en III, de vervoermiddelen afzonderlijk zijn uitgerust met een satellietnavigatiesysteem om in real time de locatie ervan te bepalen, door te geven en te registreren. De exploitant van het vervoer stelt de bevoegde autoriteit in staat in real time toezicht te houden op de verplaatsing van de vervoermiddelen en bewaart de elektronische registratie van de verplaatsing gedurende ten minste twee maanden vanaf het tijdstip van de verplaatsing van de zending.

Artikel 52

Verplichtingen van de exploitanten ten aanzien van diergezondheidscertificaten voor verplaatsingen van zendingen van dierlijke bijproducten van in het wild levende varkens buiten beperkingszones I, II en III op het grondgebied van dezelfde betrokken lidstaat

Exploitanten verplaatsen zendingen dierlijke bijproducten van in het wild levende varkens in het in artikel 51, lid 2, bedoelde geval slechts buiten de beperkingszones I, II en III binnen dezelfde betrokken lidstaat, indien die zendingen vergezeld gaan van:

a)

een handelsdocument zoals bedoeld in hoofdstuk III van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011, en

b)

een diergezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 22, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan evenwel besluiten dat geen diergezondheidscertificaat wordt uitgereikt, zoals bedoeld in artikel 22, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE INFORMATIE- EN OPLEIDINGSVERPLICHTINGEN IN DE LIDSTATEN

Artikel 53

Bijzondere informatieverplichtingen van de betrokken lidstaten

1.   De betrokken lidstaten zien erop toe dat ten minste exploitanten van spoorwegen, touringcars, luchthavens en havens, reisbureaus, organisatoren van jachtreizen en exploitanten van postdiensten, verplicht zijn de aandacht van hun klanten te vestigen op de in deze verordening vastgestelde bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen, door aan klanten van postdiensten en reizigers die beperkingszones I, II en III verlaten, ten minste op passende wijze informatie te verstrekken over de belangrijkste verbodsbepalingen zoals vastgesteld in de artikelen 9, 11, 12, 45 en 46.

Daartoe moeten de betrokken lidstaten regelmatige bewustmakingscampagnes organiseren en uitvoeren om de informatie over de in deze verordening vastgestelde bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen bekend te maken en te verspreiden.

2.   De betrokken lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders in kennis van:

a)

veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest op hun grondgebied;

b)

de resultaten van het toezicht op Afrikaanse varkenspest zoals in beperkingszones I, II en III en gebieden buiten beperkingszones I, II en III uitgevoerd bij gehouden en in het wild levende varkens;

c)

andere maatregelen en initiatieven die zijn genomen om Afrikaanse varkenspest te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien.

Artikel 54

Bijzondere opleidingsverplichtingen van de betrokken lidstaten

De betrokken lidstaten organiseren en houden regelmatig of met passende tussenpozen specifieke opleidingsactiviteiten over de risico’s van Afrikaanse varkenspest en mogelijke preventie-, bestrijdings- en uitroeiingsmaatregelen voor ten minste de volgende doelgroepen:

a)

dierenartsen;

b)

landbouwers die varkens houden;

c)

jagers.

Artikel 55

Bijzondere informatieverplichtingen van alle lidstaten

1.   Alle lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

op belangrijke infrastructuurtracés over land, zoals internationale verbindingswegen en spoorwegen, en aanverwante transportnetwerken voor het vervoer over land, passende informatie over de risico’s van de overdracht van Afrikaanse varkenspest en over de in deze verordening vastgestelde bijzonder ziektebestrijdingsmaatregelen, onder de aandacht van reizigers wordt gebracht:

i)

op zichtbare en prominente wijze;

ii)

zodanig gepresenteerd dat zij gemakkelijk te begrijpen is door reizigers die reizen uit of op weg zijn naar:

de beperkingszones I, II en III, of

derde landen die risico lopen met betrekking tot de verspreiding van Afrikaanse varkenspest;

b)

de nodige maatregelen zijn getroffen om belanghebbenden die actief zijn in de sector gehouden varkens, met inbegrip van kleine inrichtingen, bewust te maken van de risico’s op de insleep van het Afrikaanse-varkenspestvirus en hun de meest geschikte informatie te verstrekken over de versterkte biobeveiligingsmaatregelen voor inrichtingen waar varkens worden gehouden in de beperkingszones I, II en III, zoals opgenomen in bijlage II, en met name de maatregelen die in beperkingszones I, II en III moeten worden toegepast, met behulp van de meest geschikte middelen om dergelijke informatie onder hun aandacht te brengen.

2.   Alle lidstaten brengen Afrikaanse varkenspest onder de aandacht bij:

a)

het publiek, zoals bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) 2016/429;

b)

dierenartsen, landbouwers en jagers, en verstrekken hun de meest geschikte informatie over risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen, zoals die beschikbaar is in de vorm van:

i)

bijlage II bij deze verordening;

ii)

de met de lidstaten in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders overeengekomen richtsnoeren van de Unie;

iii)

de door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid beschikbaar gestelde wetenschappelijke gegevens;

iv)

de Gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 56

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 21 april 2021 tot en met 20 april 2028.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 64).

(5)  https://www.oie.int/en/standard-setting/terrestrial-code/access-online/

(6)  https://ec.europa.eu/food/animals/animal-diseases/control-measures/asf_en

(7)  EFSA Journal 2010; 8(3):1556.

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 van de Commissie van 14 oktober 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids-, certificerings- en kennisgevingsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van van landdieren afkomstige producten van dierlijke oorsprong (PB L 431 van 21.12.2020, blz. 5).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten van bepaalde gehouden landdieren (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(12)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 140).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 51).

(14)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(15)  Voor de toepassing van deze verordening wordt, overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, bij verwijzingen naar de lidstaten ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland bedoeld.


BIJLAGE I

BEPERKINGSZONES

DEEL I

1.   Estland

De volgende beperkingszones I in Estland:

Hiiu maakond.

2.   Hongarije

De volgende beperkingszones I in Hongarije:

Békés megye 950950, 950960, 950970, 951950, 952050, 952750, 952850, 952950, 953050, 953150, 953650, 953660, 953750, 953850, 953960, 954250, 954260, 954350, 954450, 954550, 954650, 954750, 954850, 954860, 954950, 955050, 955150, 955250, 955260, 955270, 955350, 955450, 955510, 955650, 955750, 955760, 955850, 955950, 956050, 956060, 956150 és 956160 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Bács-Kiskun megye 600150, 600850, 601550, 601650, 601660, 601750, 601850, 601950, 602050, 603250, 603750 és 603850 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Budapest 1 kódszámú, vadgazdálkodási tevékenységre nem alkalmas területe,

Csongrád-Csanád megye 800150, 800160, 800250, 802220, 802260, 802310 és 802450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Fejér megye 400150, 400250, 400351, 400352, 400450, 400550, 401150, 401250, 401350, 402050, 402350, 402360, 402850, 402950, 403050, 403250, 403350, 403450, 403550, 403650, 403750, 403950, 403960, 403970, 404570, 404650, 404750, 404850, 404950, 404960, 405050, 405750, 405850, 405950, 406050, 406150, 406550, 406650 és 406750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750150, 750160, 750260, 750350, 750450, 750460, 754450, 754550, 754560, 754570, 754650, 754750, 754950, 755050, 755150, 755250, 755350 és 755450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Komárom-Esztergom megye 250150, 250250, 250350, 250450, 250460, 250550, 250650, 250750, 250850, 250950, 251050, 251150, 251250, 251350, 251360, 251450, 251550, 251650, 251750, 251850, 252150 és 252250, kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Pest megye 571550, 572150, 572250, 572350, 572550, 572650, 572750, 572850, 572950, 573150, 573250, 573260, 573350, 573360, 573450, 573850, 573950, 573960, 574050, 574150, 574350, 574360, 574550, 574650, 574750, 574850, 574860, 574950, 575050, 575150, 575250, 575350, 575550, 575650, 575750, 575850, 575950, 576050, 576150, 576250, 576350, 576450, 576650, 576750, 576850, 576950, 577050, 577150, 577350, 577450, 577650, 577850, 577950, 578050, 578150, 578250, 578350, 578360, 578450, 578550, 578560, 578650, 578850, 578950, 579050, 579150, 579250, 579350, 579450, 579460, 579550, 579650, 579750, 580250 és 580450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe.

3.   Letland

De volgende beperkingszones I in Letland:

Pāvilostas novada Vērgales pagasts,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Grobiņas novads,

Rucavas novada Dunikas pagasts.

4.   Litouwen

De volgende beperkingszones I in Litouwen:

Klaipėdos rajono savivaldybė: Agluonėnų, Dovilų, Gargždų, Priekulės, Vėžaičių, Kretingalės ir Dauparų-Kvietinių seniūnijos,

Palangos miesto savivaldybė.

5.   Polen

De volgende beperkingszones I in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Wielbark i Rozogi w powiecie szczycieńskim,

gminy Janowiec Kościelny, Janowo i część gminy Kozłowo położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie nidzickim,

gminy Iłowo — Osada, Lidzbark, Płośnica, Rybno, miasto Działdowo, część gminy wiejskiej Działdowo położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejowe biegnące od wschodniej do zachodniej granicy gminy w powiecie działdowskim,

gminy Kisielice, Susz, miasto Iława i część gminy wiejskiej Iława położona na na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 521 biegnącą od zachodniej granicy gminy do zachodniej granicy miasta Iława oraz na zachód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od południowej granicy gminy miasta Iława przez miejscowość Katarzynki do południowej granicy gminy w powiecie iławskim,

powiat nowomiejski.

w województwie podlaskim:

gminy Wysokie Mazowieckie z miastem Wysokie Mazowieckie, Czyżew i część gminy Kulesze Kościelne położona na południe od linii wyznaczonej przez linię koleją w powiecie wysokomazowieckim,

gminy Miastkowo, Nowogród, Śniadowo i Zbójna w powiecie łomżyńskim,

gminy Szumowo, Zambrów z miastem Zambrów i część gminy Kołaki Kościelne położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie zambrowskim,

w województwie mazowieckim:

powiat ostrołęcki,

powiat miejski Ostrołęka,

gminy Bielsk, Brudzeń Duży, Drobin, Gąbin, Łąck, Nowy Duninów, Radzanowo, Słupno i Stara Biała w powiecie płockim,

powiat miejski Płock,

powiat sierpecki,

powiat żuromiński,

gminy Andrzejewo, Brok, Stary Lubotyń, Szulborze Wielkie, Wąsewo, Ostrów Mazowiecka z miastem Ostrów Mazowiecka, część gminy Małkinia Górna położona na północ od rzeki Brok w powiecie ostrowskim,

gminy Dzierzgowo, Lipowiec Kościelny, miasto Mława, Radzanów, Szreńsk, Szydłowo i Wieczfnia Kościelna, w powiecie mławskim,

powiat przasnyski,

powiat makowski,

gminy Gzy, Obryte, Zatory, Pułtusk i część gminy Winnica położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Bielany, Winnica i Pokrzywnica w powiecie pułtuskim,

gminy wyszkowski,

gminy Jadów, Strachówka i Tłuszcz w powiecie wołomińskim,

gminy Korytnica, Liw, Łochów, Miedzna, Sadowne, Stoczek i miasto Węgrów w powiecie węgrowskim,

gminy Kowala, Wierzbica, część gminy Wolanów położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 w powiecie radomskim,

powiat miejski Radom,

gminy Jastrząb, Mirów, Orońsko w powiecie szydłowieckim,

powiat gostyniński,

w województwie podkarpackim:

gminy Pruchnik, Rokietnica, Roźwienica, w powiecie jarosławskim,

gminy Fredropol, Krasiczyn, Krzywcza, Medyka, Orły, Żurawica, Przemyśl w powiecie przemyskim,

powiat miejski Przemyśl,

gminy Gać, Jawornik Polski, Kańczuga, część gminy wiejskiej Przeworsk położona na zachód od miasta Przeworsk i na zachód od linii wyznaczonej przez autostradę A4 biegnącą od granicy z gminą Tryńcza do granicy miasta Przeworsk, część gminy Zarzecze położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1594R biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Zarzecze oraz na południe od linii wyznaczonej przez drogi nr 1617R oraz 1619R biegnącą do południowej granicy gminy w powiecie przeworskim,

powiat łańcucki,

gminy Trzebownisko, Głogów Małopolski i część gminy Sokołów Małopolski położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 875 w powiecie rzeszowskim,

gminy Dzikowiec, Kolbuszowa, Niwiska i Raniżów w powiecie kolbuszowskim,

gminy Borowa, Czermin, Gawłuszowice, Mielec z miastem Mielec, Padew Narodowa, Przecław, Tuszów Narodowy w powiecie mieleckim,

w województwie świętokrzyskim:

powiat opatowski,

powiat sandomierski,

gminy Bogoria, Łubnice, Oleśnica, Osiek, Połaniec, Rytwiany i Staszów w powiecie staszowskim,

gminy Bliżyn, Skarżysko — Kamienna, Suchedniów i Skarżysko Kościelne w powiecie skarżyskim,

gmina Wąchock, część gminy Brody położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 9 oraz na południowy — zachód od linii wyznaczonej przez drogi: nr 0618T biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania w miejscowości Lipie, drogę biegnącą od miejscowości Lipie do wschodniej granicy gminy oraz na północ od drogi nr 42 i część gminy Mirzec położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 744 biegnącą od południowej granicy gminy do miejscowości Tychów Stary a następnie przez drogę nr 0566T biegnącą od miejscowości Tychów Stary w kierunku północno — wschodnim do granicy gminy w powiecie starachowickim,

powiat ostrowiecki,

gminy Fałków, Ruda Maleniecka, Radoszyce, Smyków, część gminy Końskie położona na zachód od linii kolejowej, część gminy Stąporków położona na południe od linii kolejowej w powiecie koneckim,

gminy Mniów i Zagnańsk w powiecie kieleckim,

w województwie łódzkim:

gminy Łyszkowice, Kocierzew Południowy, Kiernozia, Chąśno, Nieborów, część gminy wiejskiej Łowicz położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 biegnącej od granicy miasta Łowicz do zachodniej granicy gminy oraz część gminy wiejskiej Łowicz położona na wschód od granicy miasta Łowicz i na północ od granicy gminy Nieborów w powiecie łowickim,

gminy Cielądz, Rawa Mazowiecka z miastem Rawa Mazowiecka w powiecie rawskim,

gminy Bolimów, Głuchów, Godzianów, Lipce Reymontowskie, Maków, Nowy Kawęczyn, Skierniewice, Słupia w powiecie skierniewickim,

powiat miejski Skierniewice,

gminy Mniszków, Paradyż, Sławno i Żarnów w powiecie opoczyńskim,

gminy Czerniewice, Inowłódz, Lubochnia, Rzeczyca, Tomaszów Mazowiecki z miastem Tomaszów Mazowiecki i Żelechlinek w powiecie tomaszowskim,

gmina Aleksandrów w powiecie piotrkowskim,

w województwie pomorskim:

gminy Ostaszewo, miasto Krynica Morska oraz część gminy Nowy Dwór Gdański położona na południowy — zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 55 biegnącą od południowej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 7, następnie przez drogę nr 7 i S7 biegnącą do zachodniej granicy gminy w powiecie nowodworskim,

gminy Lichnowy, Miłoradz, Nowy Staw, Malbork z miastem Malbork w powiecie malborskim,

gminy Mikołajki Pomorskie, Stary Targ i Sztum w powiecie sztumskim,

powiat gdański,

Miasto Gdańsk,

powiat tczewski,

powiat kwidzyński,

w województwie lubuskim:

gminy Przytoczna, Pszczew, Skwierzyna i część gminy Trzciel położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 w powiecie międzyrzeckim,

gminy Lubniewice i Krzeszyce w powiecie sulęcińskim,

gminy Bogdaniec, Deszczno, Lubiszyn i część gminy Witnica położona na północny — wschód od drogi biegnącej od zachodniej granicy gminy od miejscowości Krześnica, przez miejscowości Kamień Wielki — Mościce -Witnica — Kłopotowo do południowej granicy gminy w powiecie gorzowskim,

w województwie dolnośląskim:

gminy Bolesławiec z miastem Bolesławiec, Gromadka i Osiecznica w powiecie bolesławieckim,

gmina Węgliniec w powiecie zgorzeleckim,

gmina Chocianów i część gminy Przemków położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 w powiecie polkowickim,

gmina Jemielno, Niechlów i Góra w powiecie górowskim,

gmina Rudna i Lubin z miastem Lubin w powiecie lubińskim,

w województwie wielkopolskim:

gminy Krzemieniewo, Rydzyna, część gminy Święciechowa położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 12w powiecie leszczyńskim,

część gminy Kwilcz położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 24, część gminy Międzychód położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 24 w powiecie międzychodzkim,

gminy Lwówek, Kuślin, Opalenica, część gminy Miedzichowo położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92, część gminy Nowy Tomyśl położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 305 w powiecie nowotomyskim,

gminy Granowo, Grodzisk Wielkopolski i część gminy Kamieniec położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 308 w powiecie grodziskim,

gmina Czempiń, miasto Kościan, część gminy wiejskiej Kościan położona na północny — zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 5 oraz na wschód od linii wyznaczonej przez kanał Obry, część gminy Krzywiń położona na wschód od linii wyznaczonej przez kanał Obry w powiecie kościańskim,

powiat miejski Poznań,

gminy Buk, Dopiewo, Komorniki, Tarnowo Podgórne, Stęszew, Swarzędz, Pobiedziska, Czerwonak, Mosina, miasto Luboń, miasto Puszczykowo i część gminy Kórnik położona na zachód od linii wyznaczonych przez drogi: nr S11 biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 434 i drogę nr 434 biegnącą od tego skrzyżowania do południowej granicy gminy, część gminy Rokietnica położona na południowy zachód od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy gminy w miejscowości Krzyszkowo do południowej granicy gminy w miejscowości Kiekrz oraz część gminy wiejskiej Murowana Goślina położona na południe od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy miasta Murowana Goślina do północno-wschodniej granicy gminy w powiecie poznańskim,

gmina Kiszkowo i część gminy Kłecko położona na zachód od rzeki Mała Wełna w powiecie gnieźnieńskim,

gminy Lubasz, Czarnków z miastem Czarnków, część gminy Połajewo na położona na północ od drogi łączącej miejscowości Chraplewo, Tarnówko-Boruszyn, Krosin, Jakubowo, Połajewo — ul. Ryczywolska do północno-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Wieleń położona na południe od linii kolejowej biegnącej od wschodniej granicy gminy przez miasto Wieleń i miejscowość Herburtowo do zachodniej granicy gminy w powiecie czarnkowsko-trzcianeckim,

gminy Duszniki, Kaźmierz, Pniewy, Ostroróg, Wronki, miasto Szamotuły i część gminy Szamotuły położona na zachód od zachodniej granicy miasta Szamotuły i na południe od linii kolejowej biegnącej od południowej granicy miasta Szamotuły, do południowo-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Obrzycko położona na zachód od drogi nr 185 łączącej miejscowości Gaj Mały, Słopanowo i Obrzycko do północnej granicy miasta Obrzycko, a następnie na zachód od drogi przebiegającej przez miejscowość Chraplewo w powiecie szamotulskim,

gmina Budzyń w powiecie chodzieskim,

gminy Mieścisko, Skoki i Wągrowiec z miastem Wągrowiec w powiecie wągrowieckim,

gmina Dobrzyca i część gminy Gizałki położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 w powiecie pleszewskim,

gmina Zagórów w powiecie słupeckim,

gmina Pyzdry w powiecie wrzesińskim,

gminy Kotlin, Żerków i część gminy Jarocin położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr S11 i 15 w powiecie jarocińskim,

gmina Rozdrażew, część gminy Koźmin Wielkopolski położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 15, część gminy Krotoszyn położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 15 oraz na wschód od granic miasta Krotoszyn w powiecie krotoszyńskim,

gminy Nowe Skalmierzyce, Raszków, Ostrów Wielkopolski z miastem Ostrów Wielkopolski w powiecie ostrowskim,

powiat miejski Kalisz,

gminy Ceków — Kolonia, Godziesze Wielkie, Koźminek, Lisków, Mycielin, Opatówek, Szczytniki w powiecie kaliskim,

gmina Malanów i część gminy Tuliszków położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 72 w powiecie tureckim,

gminy Rychwał, Rzgów, część gminy Grodziec położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 443, część gminy Stare Miasto położona na południe od linii wyznaczonej przez autostradę nr A2 w powiecie konińskim,

w województwie zachodniopomorskim:

część gminy Dębno położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 126 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 23 w miejscowości Dębno, następnie na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 23 do skrzyżowania z ul. Jana Pawła II w miejscowości Cychry, następnie na północ od ul. Jana Pawła II do skrzyżowania z ul. Ogrodową i dalej na północ od linii wyznaczonej przez ul. Ogrodową, której przedłużenie biegnie do wschodniej granicy gminy w powiecie myśliborskim,

gminy Chojna, Trzcińsko — Zdrój oraz część gminy Cedynia położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 124 biegnącą od zachodniej granicy gminy do miasta Cedynia, a następnie na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 125 biegnącą od miasta Cedynia do wschodniej granicy gminy w powiecie gryfińskim.

6.   Slowakije

De volgende beperkingszones I in Slowakije:

the whole district of Vranov nad Topľou, except municipalities included in part II,

the whole district of Humenné,

the whole district of Snina,

the whole district of Medzilaborce

the whole district of Stropkov

the whole district of Svidník, except municipalities included in part II,

the whole district of Stará Ľubovňa, except municipalities included in part II,

the whole district of whole Kežmarok,

the whole district of Poprad,

in the district of Rožňava, the whole municipalities of Dobšiná,Vlachovo, Gočovo, Kobeliarovo, Markuška, Koceľovce, Vyšná Slaná Rejdová, Čierna Lehota, Slavošovce, Rochovce, Brdárka, Hanková, Slavoška, Dedinky, Stratená,

the whole district of Revúca, except municipalities included in part II,

in the district of Michalovce, the whole municipality of Strážske,

in the district of Rimavská Sobota, municipalities located south of the road No.526 not included in part II,

the whole district of Lučenec, except municipalities included in part II,

the whole district of Veľký Krtíš, except municipalities included in part II,

in the district of Zvolen, the whole municipality of Lešť,

in the district of Detva, the whole municipality of Horný Tisovník.

7.   Griekenland

De volgende beperkingszones I in Griekenland:

in the regional unit of Drama:

the community departments of Sidironero and Skaloti and the municipal departments of Livadero and Ksiropotamo (in Drama municipality),

the municipal department of Paranesti (in Paranesti municipality),

the municipal departments of Kokkinogeia, Mikropoli, Panorama, Pyrgoi (in Prosotsani municipality),

the municipal departments of Kato Nevrokopi, Chrysokefalo, Achladea, Vathytopos, Volakas, Granitis, Dasotos, Eksohi, Katafyto, Lefkogeia, Mikrokleisoura, Mikromilea, Ochyro, Pagoneri, Perithorio, Kato Vrontou and Potamoi (in Kato Nevrokopi municipality),

in the regional unit of Xanthi:

the municipal departments of Kimmerion, Stavroupoli, Gerakas, Dafnonas, Komnina, Kariofyto and Neochori (in Xanthi municipality),

the community departments of Satres, Thermes, Kotyli, and the municipal departments of Myki, Echinos and Oraio and (in Myki municipality),

the community department of Selero and the municipal department of Sounio (in Avdira municipality),

in the regional unit of Rodopi:

the municipal departments of Komotini, Anthochorio, Gratini, Thrylorio, Kalhas, Karydia, Kikidio, Kosmio, Pandrosos, Aigeiros, Kallisti, Meleti, Neo Sidirochori and Mega Doukato (in Komotini municipality),

the municipal departments of Ipio, Arriana, Darmeni, Archontika, Fillyra, Ano Drosini, Aratos and the Community Departments Kehros and Organi (in Arriana municipality),

the municipal departments of Iasmos, Sostis, Asomatoi, Polyanthos and Amvrosia and the community department of Amaxades (in Iasmos municipality),

the municipal department of Amaranta (in Maroneia Sapon municipality),

in the regional unit of Evros:

the municipal departments of Kyriaki, Mandra, Mavrokklisi, Mikro Dereio, Protokklisi, Roussa, Goniko, Geriko, Sidirochori, Megalo Derio, Sidiro, Giannouli, Agriani and Petrolofos (in Soufli municipality),

the municipal departments of Dikaia, Arzos, Elaia, Therapio, Komara, Marasia, Ormenio, Pentalofos, Petrota, Plati, Ptelea, Kyprinos, Zoni, Fulakio, Spilaio, Nea Vyssa, Kavili, Kastanies, Rizia, Sterna, Ampelakia, Valtos, Megali Doxipara, Neochori and Chandras (in Orestiada municipality),

the municipal departments of Asvestades, Ellinochori, Karoti, Koufovouno, Kiani, Mani, Sitochori, Alepochori, Asproneri, Metaxades, Vrysika, Doksa, Elafoxori, Ladi, Paliouri and Poimeniko (in Didymoteixo municipality),

in the regional unit of Serres:

the municipal departments of Kerkini, Livadia, Makrynitsa, Neochori, Platanakia, Petritsi, Akritochori, Vyroneia, Gonimo, Mandraki, Megalochori, Rodopoli, Ano Poroia, Katw Poroia, Sidirokastro, Vamvakophyto, Promahonas, Kamaroto, Strymonochori, Charopo, Kastanousi and Chortero and the community departments of Achladochori, Agkistro and Kapnophyto (in Sintiki municipality),

the municipal departments of Serres, Elaionas and Oinoussa and the community departments of Orini and Ano Vrontou (in Serres municipality),

the municipal departments of Dasochoriou, Irakleia, Valtero, Karperi, Koimisi, Lithotopos, Limnochori, Podismeno and Chrysochorafa (in Irakleia municipality).

8.   Duitsland

De volgende beperkingszones I in Duitsland:

Bundesland Brandenburg:

Landkreis Dahme-Spreewald:

Gemeinde Alt Zauche-Wußwerk,

Gemeinde Byhleguhre-Byhlen,

Gemeinde Märkische Heide,

Gemeinde Neu Zauche,

Gemeinde Schwielochsee mit den Gemarkungen Groß Liebitz, Guhlen, Mochow und Siegadel,

Gemeinde Spreewaldheide,

Gemeinde Straupitz,

Landkreis Märkisch-Oderland:

Gemeinde Neuhardenberg,

Gemeinde Gusow-Platkow,

Gemeinde Lietzen,

Gemeinde Falkenhagen (Mark),

Gemeinde Zeschdorf,

Gemeinde Treplin,

Gemeinde Lebus mit den Gemarkungen Wüste-Kunersdorf, Wulkow bei Booßen, Schönfließ, Mallnow — westlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Fichtenhöhe — westlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Lindendorf — westlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Vierlinden — westlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Müncheberg mit den Gemarkungen Trebnitz und Jahnsfelde,

Gemeinde Letschin mit den Gemarkungen Steintoch, Neu Rosenthal, Letschin, Kiehnwerder, Sietzing, Kienitz, Wilhelmsaue, Posedin, Solikante, Klein Neuendorf, Neubarnim, Ortwig, Groß Neuendorf, Ortwig Graben, Mehrin-Graben und Zelliner Loose,

Gemeinde Seelow — westlich der Bahnstrecke RB 60,

Landkreis Oder-Spree:

Gemeinde Storkow (Mark),

Gemeinde Wendisch Rietz,

Gemeinde Reichenwalde,

Gemeinde Diensdorf-Radlow,

Gemeinde Bad Saarow,

Gemeinde Rietz-Neuendorf mit den Gemarkungen Buckow, Glienicke, Behrensdorf, Ahrensdorf, Herzberg, Görzig, Pfaffendorf, Sauen, Wilmersdorf (G), Neubrück, Drahendorf, Alt Golm,

Gemeinde Tauche mit den Gemarkungen Briescht, Kossenblatt, Werder, Görsdorf (B), Giesendorf, Wiesendorf, Wulfersdorf, Falkenberg (T), Lindenberg,

Gemeinde Steinhöfel mit den Gemarkungen Demnitz, Steinhöfel, Hasenfelde, Ahrensdorf, Heinersdorf, Tempelberg,

Gemeinde Langewahl,

Gemeinde Berkenbrück,

Gemeinde Briesen (Mark),

Gemeinde Jacobsdorf,

Landkreis Spree-Neiße:

Gemeinde Jänschwalde,

Gemeinde Peitz,

Gemeinde Tauer,

Gemeinde Turnow-Preilack,

Gemeinde Drachhausen,

Gemeinde Schmogrow-Fehrow,

Gemeinde Drehnow,

Gemeinde Guben mit der Gemarkung Schlagsdorf,

Gemeinde Schenkendöbern mit den Gemarkungen Grabko, Kerkwitz, Groß Gastrose,

Gemeinde Teichland,

Gemeinde Dissen-Striesow,

Gemeinde Heinersbrück,

Gemeinde Briesen,

Gemeinde Forst,

Gemeinde Wiesengrund,

Gemeinde Groß Schacksdorf-Simmersdorf,

Gemeinde Neiße-Malxetal,

Gemeinde Jämlitz-Klein Düben,

Gemeinde Tschernitz,

Gemeinde Döbern,

Gemeinde Felixsee,

Gemeinde Spremberg mit den Gemarkungen Lieskau, Schönheide, Graustein, Türkendorf, Groß Luja, Wadelsdorf, Hornow,

Gemeinde Neuhausen/Spree mit den Gemarkungen Kathlow, Haasow,

Stadt Cottbus mit den Gemarkungen Dissenchen, Döbbrick, Merzdorf, Saspow, Schmellwitz, Sielow, Willmersdorf,

kreisfreie Stadt Frankfurt (Oder),

Bundesland Sachsen:

Landkreis Görlitz:

Landkreis Görlitz nördlich der Bundesautobahn 4 sofern nicht bereits Teil des gefährdeten Gebietes.

DEEL II

1.   Bulgarije

De volgende beperkingszones II in Bulgarije:

the whole region of Haskovo,

the whole region of Yambol,

the whole region of Stara Zagora,

the whole region of Pernik,

the whole region of Kyustendil,

the whole region of Plovdiv,

the whole region of Pazardzhik,

the whole region of Smolyan,

the whole region of Burgas excluding the areas in Part III.

2.   Estland

De volgende beperkingszones II in Estland:

Eesti Vabariik (välja arvatud Hiiu maakond).

3.   Hongarije

De volgende beperkingszones II in Hongarije:

Békés megye 950150, 950250, 950350, 950450, 950550, 950650, 950660, 950750, 950850, 950860, 951050, 951150, 951250, 951260, 951350, 951450, 951460, 951550, 951650, 951750, 952150, 952250, 952350, 952450, 952550, 952650, 953250, 953260, 953270, 953350, 953450, 953550, 953560, 953950, 954050, 954060, 954150, 956250, 956350, 956450, 956550, 956650 és 956750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Borsod-Abaúj-Zemplén megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe,

Fejér megye 403150, 403160, 403260, 404250, 404550, 404560, 405450, 405550, 405650, 406450 és 407050 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Hajdú-Bihar megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe,

Heves megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750250, 750550, 750650, 750750, 750850, 750970, 750980, 751050, 751150, 751160, 751250, 751260, 751350, 751360, 751450, 751460, 751470, 751550, 751650, 751750, 751850, 751950, 752150, 752250, 752350, 752450, 752460, 752550, 752560, 752650, 752750, 752850, 752950, 753060, 753070, 753150, 753250, 753310, 753450, 753550, 753650, 753660, 753750, 753850, 753950, 753960, 754050, 754150, 754250, 754360, 754370, 754850, 755550, 755650 és 755750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Komárom-Esztergom megye: 251950, 252050, 252350, 252450, 252460, 252550, 252650, 252750, 252850, 252860, 252950, 252960, 253050, 253150, 253250, 253350, 253450 és 253550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Nógrád megye valamennyi vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Pest megye 570150, 570250, 570350, 570450, 570550, 570650, 570750, 570850, 570950, 571050, 571150, 571250, 571350, 571650, 571750, 571760, 571850, 571950, 572050, 573550, 573650, 574250, 577250, 580050 és 580150 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Szabolcs-Szatmár-Bereg megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe.

4.   Letland

De volgende beperkingszones II in Letland:

Ādažu novads,

Aizputes novada Aizputes, Cīravas un Lažas pagasts, Kalvenes pagasta daļa uz rietumiem no ceļa pie Vārtājas upes līdz autoceļam A9, uz dienvidiem no autoceļa A9, uz rietumiem no autoceļa V1200, Kazdangas pagasta daļa uz rietumiem no ceļa V1200, P115, P117, V1296, Aizputes pilsēta,

Aglonas novads,

Aizkraukles novads,

Aknīstes novads,

Alojas novads,

Alsungas novads,

Alūksnes novads,

Amatas novads,

Apes novads,

Auces novads,

Babītes novads,

Baldones novads,

Baltinavas novads,

Balvu novads,

Bauskas novads,

Beverīnas novads,

Brocēnu novads,

Burtnieku novads,

Carnikavas novads,

Cēsu novads,

Cesvaines novads,

Ciblas novads,

Dagdas novads,

Daugavpils novads,

Dobeles novads,

Dundagas novads,

Durbes novads,

Engures novads,

Ērgļu novads,

Garkalnes novads,

Gulbenes novads,

Iecavas novads,

Ikšķiles novads,

Ilūkstes novads,

Inčukalna novads,

Jaunjelgavas novads,

Jaunpiebalgas novads,

Jaunpils novads,

Jēkabpils novads,

Jelgavas novads,

Kandavas novads,

Kārsavas novads,

Ķeguma novads,

Ķekavas novads,

Kocēnu novads,

Kokneses novads,

Krāslavas novads,

Krimuldas novads,

Krustpils novads,

Kuldīgas novada, Laidu pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V1296, Padures, Rumbas, Rendas, Kabiles, Vārmes, Pelču, Ēdoles, Īvandes, Kurmāles, Turlavas, Gudenieku un Snēpeles pagasts, Kuldīgas pilsēta,

Lielvārdes novads,

Līgatnes novads,

Limbažu novads,

Līvānu novads,

Lubānas novads,

Ludzas novads,

Madonas novads,

Mālpils novads,

Mārupes novads,

Mazsalacas novads,

Mērsraga novads,

Naukšēnu novads,

Neretas novads,

Ogres novads,

Olaines novads,

Ozolnieku novads,

Pārgaujas novads,

Pāvilostas novada Sakas pagasts, Pāvilostas pilsēta,

Pļaviņu novads,

Preiļu novads,

Priekules novads,

Priekuļu novads,

Raunas novads,

republikas pilsēta Daugavpils,

republikas pilsēta Jelgava,

republikas pilsēta Jēkabpils,

republikas pilsēta Jūrmala,

republikas pilsēta Rēzekne,

republikas pilsēta Valmiera,

Rēzeknes novads,

Riebiņu novads,

Rojas novads,

Ropažu novads,

Rugāju novads,

Rundāles novads,

Rūjienas novads,

Salacgrīvas novads,

Salas novads,

Salaspils novads,

Saldus novads,

Saulkrastu novads,

Sējas novads,

Siguldas novads,

Skrīveru novads,

Skrundas novada Raņķu pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V1272 līdz robežai ar Ventas upi, Skrundas pagasta daļa no Skrundas uz ziemeļiem no autoceļa A9 un austrumiem no Ventas upes,

Smiltenes novads,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Strenču novads,

Talsu novads,

Tērvetes novads,

Tukuma novads,

Vaiņodes novada Vaiņodes pagasts un Embūtes pagasta daļa uz dienvidiem autoceļa P116, P106,

Valkas novads,

Varakļānu novads,

Vārkavas novads,

Vecpiebalgas novads,

Vecumnieku novads,

Ventspils novads,

Viesītes novads,

Viļakas novads,

Viļānu novads,

Zilupes novads.

5.   Litouwen

De volgende beperkingszones II in Litouwen:

Alytaus miesto savivaldybė,

Alytaus rajono savivaldybė,

Anykščių rajono savivaldybė,

Akmenės rajono savivaldybė,

Birštono savivaldybė,

Biržų miesto savivaldybė,

Biržų rajono savivaldybė,

Druskininkų savivaldybė,

Elektrėnų savivaldybė,

Ignalinos rajono savivaldybė,

Jonavos rajono savivaldybė,

Joniškio rajono savivaldybė,

Jurbarko rajono savivaldybė: Eržvilko, Girdžių, Jurbarko miesto, Jurbarkų, Raudonės, Šimkaičių, Skirsnemunės, Smalininkų, Veliuonos ir Viešvilės seniūnijos,

Kaišiadorių rajono savivaldybė,

Kalvarijos savivaldybė,

Kauno miesto savivaldybė,

Kauno rajono savivaldybė: Akademijos, Alšėnų, Batniavos, Ežerėlio, Domeikavos, Garliavos, Garliavos apylinkių, Karmėlavos, Kulautuvos, Lapių, Linksmakalnio, Neveronių, Raudondvario, Ringaudų, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Vandžiogalos, Užliedžių, Vilkijos, ir Zapyškio seniūnijos, Babtų seniūnijos dalis į rytus nuo kelio A1, ir Vilkijos apylinkių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 1907,

Kazlų rūdos savivaldybė,

Kelmės rajono savivaldybė,

Kėdainių rajono savivaldybė: Dotnuvos, Gudžiūnų, Kėdainių miesto, Krakių, Pelėdnagių, Surviliškio, Šėtos, Truskavos, Vilainių ir Josvainių seniūnijos dalis į šiaurę ir rytus nuo kelio Nr. 229 ir Nr. 2032,

Klaipėdos rajono savivaldybė: Judrėnų, Endriejavo ir Veiviržėnų seniūnijos,

Kupiškio rajono savivaldybė,

Kretingos rajono savivaldybė,

Lazdijų rajono savivaldybė,

Marijampolės savivaldybė,

Mažeikių rajono savivaldybė,

Molėtų rajono savivaldybė,

Pagėgių savivaldybė,

Pakruojo rajono savivaldybė,

Panevėžio rajono savivaldybė,

Panevėžio miesto savivaldybė,

Pasvalio rajono savivaldybė,

Radviliškio rajono savivaldybė,

Rietavo savivaldybė,

Prienų rajono savivaldybė,

Plungės rajono savivaldybė: Žlibinų, Stalgėnų, Nausodžio, Plungės miesto, Šateikių ir Kulių seniūnijos,

Raseinių rajono savivaldybė: Betygalos, Girkalnio, Kalnujų, Nemakščių, Pagojukų, Paliepių, Raseinių miesto, Raseinių, Šiluvos, Viduklės seniūnijos,

Rokiškio rajono savivaldybė,

Skuodo rajono savivaldybės: Aleksandrijos, Ylakių, Lenkimų, Mosėdžio, Skuodo ir Skuodo miesto seniūnijos,

Šakių rajono savivaldybė,

Šalčininkų rajono savivaldybė,

Šiaulių miesto savivaldybė,

Šiaulių rajono savivaldybė,

Šilutės rajono savivaldybė,

Širvintų rajono savivaldybė,

Šilalės rajono savivaldybė,

Švenčionių rajono savivaldybė,

Tauragės rajono savivaldybė,

Telšių rajono savivaldybė,

Trakų rajono savivaldybė,

Ukmergės rajono savivaldybė,

Utenos rajono savivaldybė,

Varėnos rajono savivaldybė,

Vilniaus miesto savivaldybė,

Vilniaus rajono savivaldybė,

Vilkaviškio rajono savivaldybė,

Visagino savivaldybė,

Zarasų rajono savivaldybė.

6.   Polen

De volgende beperkingszones II in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Kalinowo, Stare Juchy, Prostki oraz gmina wiejska Ełk w powiecie ełckim,

powiat elbląski,

powiat miejski Elbląg,

powiat gołdapski,

powiat piski,

gminy Górowo Iławeckie z miastem Górowo Iławeckie i Sępopol w powiecie bartoszyckim,

gminy Biskupiec, Kolno, część gminy Olsztynek położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr S51 biegnącą od wschodniej granicy gminy do miejscowości Ameryka oraz na zachód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od skrzyżowania z drogą S51 do północnej granicy gminy, łączącej miejscowości Mańki — Mycyny — Ameryka w powiecie olsztyńskim,

gminy Dąbrówno, Grunwald, część gminy Małdyty położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7, część gminy Miłomłyn położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7, część gminy wiejskiej Ostróda położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7 oraz na południe od drogi nr 16, część miasta Ostróda położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7 w powiecie ostródzkim,

powiat giżycki,

powiat braniewski,

powiat kętrzyński,

gminy Lubomino i Orneta w powiecie lidzbarskim,

gmina Nidzica i część gminy Kozłowo położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie nidzickim,

gminy Dźwierzuty, Jedwabno, Pasym, Szczytno i miasto Szczytno i Świętajno w powiecie szczycieńskim,

powiat mrągowski,

gminy Lubawa, miasto Lubawa, Zalewo i część gminy wiejskiej Iława położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 521 biegnącą od zachodniej granicy gminy do zachodniej granicy miasta Iława oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od południowej granicy gminy miasta Iława przez miejscowość Katarzynki do południowej granicy gminy w powiecie iławskim,

powiat węgorzewski,

część gminy wiejskiej Działdowo położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejowe biegnące od wschodniej do zachodniej granicy gminy w powiecie działdowskim,

w województwie podlaskim:

powiat bielski,

powiat grajewski,

powiat moniecki,

powiat sejneński,

gminy Łomża, Piątnica, Jedwabne, Przytuły i Wizna w powiecie łomżyńskim,

powiat miejski Łomża,

powiat siemiatycki,

powiat hajnowski,

gminy Ciechanowiec, Klukowo, Szepietowo, Kobylin-Borzymy, Nowe Piekuty, Sokoły i część gminy Kulesze Kościelne położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie wysokomazowieckim,

gmina Rutki i część gminy Kołaki Kościelne położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie zambrowskim,

powiat kolneński z miastem Kolno,

powiat białostocki,

gminy Filipów, Jeleniewo, Przerośl, Raczki, Rutka-Tartak, Suwałki, Szypliszki Wiżajny oraz część gminy Bakałarzewo położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę 653 biegnącej od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą 1122B oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1122B biegnącą od drogi 653 w kierunku południowym do skrzyżowania z drogą 1124B i następnie na północny — wschód od drogi nr 1124B biegnącej od skrzyżowania z drogą 1122B do granicy z gminą Raczki w powiecie suwalskim,

powiat miejski Suwałki,

powiat augustowski,

powiat sokólski,

powiat miejski Białystok,

w województwie mazowieckim:

powiat siedlecki,

powiat miejski Siedlce,

gminy Bielany, Ceranów, Jabłonna Lacka, Kosów Lacki, Repki, Sabnie, Sterdyń i gmina wiejska Sokołów Podlaski w powiecie sokołowskim,

gminy Grębków i Wierzbno w powiecie węgrowskim,

powiat łosicki,

powiat ciechanowski,

powiat sochaczewski,

gminy Policzna, Przyłęk, Tczów i Zwoleń w powiecie zwoleńskim,

powiat kozienicki,

gminy Chotcza i Solec nad Wisłą w powiecie lipskim,

gminy Gózd, Jastrzębia, Jedlnia Letnisko, Pionki z miastem Pionki, Skaryszew, Jedlińsk, Przytyk, Zakrzew, część gminy Iłża położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 9, część gminy Wolanów położona na północ od drogi nr 12 w powiecie radomskim,

gminy Bodzanów, Bulkowo, Staroźreby, Słubice, Wyszogród i Mała Wieś w powiecie płockim,

powiat nowodworski,

powiat płoński,

gminy Pokrzywnica, Świercze i część gminy Winnica położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Bielany, Winnica i Pokrzywnica w powiecie pułtuskim,

gminy Dębówka, Klembów, Poświętne, Radzymin, Wołomin, miasto Kobyłka, miasto Marki, miasto Ząbki, miasto Zielonka w powiecie wołomińskim,

gminy Borowie, Garwolin z miastem Garwolin, Miastków Kościelny, Parysów, Pilawa, część gminy Wilga położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Wilga biegnącą od wschodniej granicy gminy do ujścia do rzeki Wisły, część gminy Górzno położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Łąki i Górzno biegnącą od wschodniej granicy gminy, następnie od miejscowości Górzno na północ od drogi nr 1328W biegnącej do drogi nr 17, a następnie na północ od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od drogi nr 17 do zachodniej granicy gminy przez miejscowości Józefów i Kobyla Wola w powiecie garwolińskim,

gminy Boguty — Pianki, Zaręby Kościelne, Nur i część gminy Małkinia Górna położona na południe od rzeki Brok w powiecie ostrowskim,

gminy Stupsk, Wiśniewo i Strzegowo w powiecie mławskim,

gminy Chlewiska i Szydłowiec w powiecie szydłowieckim,

powiat miński,

powiat otwocki,

powiat warszawski zachodni,

powiat legionowski,

powiat piaseczyński,

powiat pruszkowski,

powiat grójecki,

powiat grodziski,

powiat żyrardowski,

powiat białobrzeski,

powiat przysuski,

powiat miejski Warszawa,

w województwie lubelskim:

powiat bialski,

powiat miejski Biała Podlaska,

gminy Batorz, Godziszów, Janów Lubelski, Modliborzyce i Potok Wielki w powiecie janowskim,

gminy Janowiec, Kazimierz Dolny, Końskowola, Kurów, Markuszów, Nałęczów, Puławy z miastem Puławy, Wąwolnica i Żyrzyn w powiecie puławskim,

gminy Nowodwór, miasto Dęblin i część gminy Ryki położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową powiecie ryckim,

gminy Adamów, Krzywda, Stoczek Łukowski z miastem Stoczek Łukowski, Wola Mysłowska, Trzebieszów, Stanin, Wojcieszków, gmina wiejska Łuków i miasto Łuków w powiecie łukowskim,

powiat lubelski,

powiat miejski Lublin,

gminy Niedźwiada, Ostrów Lubelski, Serniki i Uścimów w powiecie lubartowskim,

powiat łęczyński,

powiat świdnicki,

gminy Fajsławice, Gorzków, Izbica, Krasnystaw z miastem Krasnystaw, Kraśniczyn, Łopiennik Górny, Siennica Różana i część gminy Żółkiewka położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 842 w powiecie krasnostawskim,

gminy Chełm, Ruda — Huta, Sawin, Rejowiec, Rejowiec Fabryczny z miastem Rejowiec Fabryczny, Siedliszcze, Wierzbica, część gminy Dorohusk położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową, część gminy Wojsławice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę 1839L, część gminy Leśniowice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę 1839L w powiecie chełmskim,

powiat miejski Chełm,

powiat kraśnicki,

powiat opolski,

powiat parczewski,

powiat włodawski,

powiat radzyński,

w województwie podkarpackim:

powiat stalowowolski,

gminy Oleszyce, Lubaczów z miastem Lubaczów, Wielkie Oczy w powiecie lubaczowskim,

część gminy Kamień położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19, część gminy Sokołów Małopolski położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 875 w powiecie rzeszowskim,

gminy Cmolas i Majdan Królewski w powiecie kolbuszowskim,

gminy Grodzisko Dolne, część gminy wiejskiej Leżajsk położona na południe od miasta Leżajsk oraz na zachód od linii wyznaczonej przez rzekę San, w powiecie leżajskim,

gmina Jarocin, część gminy Harasiuki położona na północ od linii wyznaczona przez drogę nr 1048 R, część gminy Ulanów położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Tanew, część gminy Nisko położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 oraz na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową biegnącą od wschodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 19, część gminy Jeżowe położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 w powiecie niżańskim,

powiat tarnobrzeski,

w województwie pomorskim:

gminy Dzierzgoń i Stary Dzierzgoń w powiecie sztumskim,

gmina Stare Pole w powiecie malborskim,

gminy Stegny, Sztutowo i część gminy Nowy Dwór Gdański położona na północny — wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 55 biegnącą od południowej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 7, następnie przez drogę nr 7 i S7 biegnącą do zachodniej granicy gminy w powiecie nowodworskim,

w województwie świętokrzyskim:

gmina Tarłów i część gminy Ożarów położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 w powiecie opatowskim,

część gminy Brody położona na zachód od linii kolejowej biegnącej od miejscowości Marcule i od północnej granicy gminy przez miejscowości Klepacze i Karczma Kunowska do południowej granicy gminy oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 9 i na północny — wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 0618T biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania w miejscowości Lipie oraz przez drogę biegnącą od miejscowości Lipie do wschodniej granicy gminy i część gminy Mirzec położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 744 biegnącą od południowej granicy gminy do miejscowości Tychów Stary a następnie przez drogę nr 0566T biegnącą od miejscowości Tychów Stary w kierunku północno — wschodnim do granicy gminy w powiecie starachowickim,

gmina Gowarczów, część gminy Końskie położona na wschód od linii kolejowej, część gminy Stąporków położona na północ od linii kolejowej w powiecie koneckim,

w województwie lubuskim:

powiat wschowski,

gmina Kostrzyn nad Odrą i część gminy Witnica położona na południowy zachód od drogi biegnącej od zachodniej granicy gminy od miejscowości Krześnica, przez miejscowości Kamień Wielki — Mościce — Witnica — Kłopotowo do południowej granicy gminy w powiecie gorzowskim,

gminy Gubin z miastem Gubin, Maszewo i część gminy Bytnica położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1157F w powiecie krośnieńskim,

powiat słubicki,

gminy Słońsk, Sulęcin i Torzym w powiecie sulęcińskim,

gminy Bledzew i Międzyrzecz w powiecie międzyrzeckim,

gminy Kolsko, część gminy Kożuchów położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 283 biegnącą od wschodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 290 i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 290 biegnącej od miasta Mirocin Dolny do zachodniej granicy gminy, część gminy Bytom Odrzański położona na północny zachód od linii wyznaczonej przez drogi nr 293 i 326, część gminy Nowe Miasteczko położona na zachód od linii wyznaczonych przez drogi 293 i 328, część gminy Siedlisko położona na północny zachód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od rzeki Odry przy południowe granicy gminy do drogi nr 326 łączącej się z drogą nr 325 biegnącą w kierunku miejscowości Różanówka do skrzyżowania z drogą nr 321 biegnącą od tego skrzyżowania w kierunku miejscowości Bielawy, a następnie przedłużoną przez drogę przeciwpożarową biegnącą od drogi nr 321 w miejscowości Bielawy do granicy gminy w powiecie nowosolskim,

gminy Nowogród Bobrzański, Trzebiechów część gminy Bojadła położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 278 biegnącą od wschodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 282 i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 282 biegnącej od miasta Bojadła do zachodniej granicy gminy i część gminy Sulechów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S3 w powiecie zielonogórskim,

powiat żarski,

gminy Brzeźnica, Iłowa, Małomice, Szprotawa, Wymiarki, Żagań, miasto Żagań, miasto Gozdnica, część gminy Niegosławice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 328 w powiecie żagańskim,

gminy Lubrza, Łagów i Świebodzin w powiecie świebodzińskim,

w województwie dolnośląskim:

gmina Pęcław, część gminy Kotla położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Krzycki Rów, część gminy wiejskiej Głogów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr 12, 319 oraz 329, część miasta Głogów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 w powiecie głogowskim,

gminy Grębocice i Polkowice w powiecie polkowickim,

w województwie wielkopolskim:

gminy Przemęt i Wolsztyn w powiecie wolsztyńskim,

gmina Wielichowo część gminy Kamieniec położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 308 i część gminy Rakoniewice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 305 w powiecie grodziskim,

gminy Lipno, Osieczna, Wijewo, Włoszakowice i część gminy Święciechowa położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 w powiecie leszczyńskim,

gmina Śmigiel, część gminy wiejskiej Kościan położona na południowy — wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 5 oraz na zachód od linii wyznaczonej przez kanał Obry, część gminy Krzywiń położona na zachód od linii wyznaczonej przez kanał Obry w powiecie kościańskim,

powiat miejski Leszno,

powiat obornicki,

część gminy Połajewo na położona na południe od drogi łączącej miejscowości Chraplewo, Tarnówko-Boruszyn, Krosin, Jakubowo, Połajewo — ul. Ryczywolska do północno-wschodniej granicy gminy w powiecie czarnkowsko-trzcianeckim,

gmina Suchy Las, część gminy wiejskiej Murowana Goślina położona na północ od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy miasta Murowana Goślina do północno-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Rokietnica położona na północ i na wschód od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy gminy w miejscowości Krzyszkowo do południowej granicy gminy w miejscowości Kiekrz w powiecie poznańskim,

część gminy Szamotuły położona na wschód od wschodniej granicy miasta Szamotuły i na północ od linii kolejowej biegnącej od południowej granicy miasta Szamotuły do południowo-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Obrzycko położona na wschód od drogi nr 185 łączącej miejscowości Gaj Mały, Słopanowo i Obrzycko do północnej granicy miasta Obrzycko, a następnie na wschód od drogi przebiegającej przez miejscowość Chraplewo w powiecie szamotulskim.

w województwie łódzkim:

gminy Białaczów, Drzewica, Opoczno i Poświętne w powiecie opoczyńskim,

gminy Biała Rawska, Regnów i Sadkowice w powiecie rawskim,

gmina Kowiesy w powiecie skierniewickim,

w województwie zachodniopomorskim:

gmina Boleszkowice i część gminy Dębno położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 126 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 23 w miejscowości Dębno, następnie na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 23 do skrzyżowania z ul. Jana Pawła II w miejscowości Cychry, następnie na południe od ul. Jana Pawła II do skrzyżowania z ul. Ogrodową i dalej na południe od linii wyznaczonej przez ul. Ogrodową, której przedłużenie biegnie do wschodniej granicy gminy w powiecie myśliborskim,

gminy Mieszkowice, Moryń, część gminy Cedynia położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 124 biegnącą od zachodniej granicy gminy do miasta Cedynia, a następnie na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 125 biegnącą od miasta Cedynia do wschodniej granicy gminy w powiecie gryfińskim.

7.   Slowakije

De volgende beperkingszones II in Slowakije:

the whole district of Gelnica,

the whole district of Spišská Nová Ves,

the whole district of Levoča,

in the district of Michalovce, the whole municipalities of the district not included in Part I,

the whole district of Košice-okolie,

the whole district of Rožnava, except the municipalities included in Part I,

the whole city of Košice,

the whole district of Sobrance,

in the district of Vranov nad Topľou, the whole municipalities of Zámutov, Rudlov, Jusková Voľa, Banské, Cabov, Davidov, Kamenná Poruba, Vechec, Čaklov, Soľ, Komárany, Čičava, Nižný Kručov, Vranov nad Topľou, Sačurov, Sečovská Polianka, Dlhé Klčovo, Nižný Hrušov, Poša, Nižný Hrabovec, Hencovce, Kučín, Majerovce, Sedliská, Kladzany and Tovarnianska Polianka, Herrmanovce nad Topľou, Petrovce, Pavlovce, Hanušovce nad Topľou, Medzianky, Radvanovce, Babie, Vlača, Ďurďoš, Prosačov, Remeniny, Skrabské, Bystré, Petkovce, Michalok, Vyšný Žipov, Čierne nad Topľou, Zlatník, Hlinné, Jastrabie nad Topľou, Merník,

the whole district of Prešov,

in the whole district of Sabinov,

in the district of Svidník, the whole municipalities of Dukovce, Želmanovce, Kuková, Kalnište, Lužany pri Ondave, Lúčka, Giraltovce, Kračúnovce, Železník, Kobylince, Mičakovce,

the whole district of Bardejov,

in the district of Stará Ľubovňa, the whole municipalities of Kyjov, Pusté Pole, Šarišské Jastrabie, Čirč, Ruská Voľa nad Popradom, Obručné, Vislanka, Ďurková, Plaveč, Ľubotín, Orlov,

in the district of Revúca, the whole municipalities of Gemer, Tornaľa, Žiar, Gemerská Ves, Levkuška, Otročok, Polina, Rašice, Licince, Leváre, Držkovce, Chvalová, Sekerešovo, Višňové, Gemerské Teplice, Gemerský Sad, Hucín, Jelšava, Nadraž, Prihradzany, Šivetice, Kameňany,

in the district of Rimavská Sobota, the whole municipalities of Abovce, Barca, Bátka, Cakov, Chanava, Dulovo, Figa, Gemerské Michalovce, Hubovo, Ivanice, Kaloša, Kesovce, Kráľ, Lenartovce, Lenka, Neporadza, Orávka, Radnovce, Rakytník, Riečka, Rimavská Seč, Rumince, Stránska, Uzovská Panica, Valice, Vieska nad Blhom, Vlkyňa, Vyšné Valice, Včelince, Zádor, Číž, Štrkovec Tomášovce, Žíp, Španie Pole, Hostišovce, Budikovany, Teplý Vrch, Veľký Blh, Janice, Chrámec, Orávka, Martinová, Bottovo, Dubovec, Šimonovce, Širkovce Drňa, Hostice, Gemerské Dechtáre, Jestice, Petrovce, Dubno, Gemerský Jablonec,

in the district of Veľký Krtíš, the whole municipalities of Ľuboriečka, Muľa, Dolná Strehová, Závada, Pravica, Chrťany, Senné, Brusník, Horná Strehová, Slovenské Kľačany, Vieska, Veľký Lom, Suché Brezovo, Horné Strháre, Dolné Strháre, Modrý Kameň,Veľký Krtíš, Veľké Zlievce, Malé Zlievce, Veľké Stračiny, Malé Stračiny, Bušince, Čeláre, Gabušovce, Zombor, Olováry, Malý Krtíš, Nová Ves

in the district of Lučenec the whole municipalities of Kalonda, Panické Dravce, Halič, Mašková, Lehôtka, Ľuboreč, Jelšovec, Veľká nad Ipľom, Trenč, Rapovce, Mučín, Lipovany.

8.   Duitsland

De volgende beperkingszones II in Duitsland:

Bundesland Brandenburg:

Landkreis Oder-Spree:

Gemeinde Grunow-Dammendorf,

Gemeinde Mixdorf

Gemeinde Schlaubetal,

Gemeinde Neuzelle,

Gemeinde Neißemünde,

Gemeinde Lawitz,

Gemeinde Eisenhüttenstadt,

Gemeinde Vogelsang,

Gemeinde Ziltendorf,

Gemeinde Wiesenau,

Gemeinde Friedland,

Gemeinde Siehdichum

Gemeinde Müllrose,

Gemeinde Groß Lindow,

Gemeinde Brieskow-Finkenheerd,

Gemeinde Ragow-Merz,

Gemeinde Beeskow,

Gemeinde Rietz-Neuendorf mit den Gemarkungen Groß Rietz und Birkholz,

Gemeinde Tauche mit den Gemarkungen Stremmen, Ranzig, Trebatsch, Sabrodt, Sawall, Mitweide und Tauche,

Landkreis Dahme-Spreewald:

Gemeinde Jamlitz,

Gemeinde Lieberose,

Gemeinde Schwielochsee mit den Gemarkungen Goyatz, Jessern, Lamsfeld, Ressen, Speichrow und Zaue,

Landkreis Spree-Neiße:

Gemeinde Schenkendöbern mit den Gemarkungen Stakow, Reicherskreuz, Groß Drewitz, Sembten, Lauschütz, Krayne, Lübbinchen, Grano, Pinnow, Bärenklau, Schenkendöbern und Atterwasch,

Gemeinde Guben mit den Gemarkungen Bresinchen, Guben und Deulowitz,

Landkreis Märkisch-Oderland:

Gemeinde Zechin,

Gemeinde Bleyen-Genschmar,

Gemeinde Golzow,

Gemeinde Küstriner Vorland,

Gemeinde Alt Tucheband,

Gemeinde Reitwein,

Gemeinde Podelzig,

Gemeinde Letschin mit der Gemarkung Sophienthal,

Gemeinde Seelow — östlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Vierlinden — östlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Lindendorf — östlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Fichtenhöhe — östlich der Bahnstrecke RB 60,

Gemeinde Lebus mit den Gemarkungen Lebus und Mallnow — östlich der Bahnstrecke RB 60,

Bundesland Sachsen:

Landkreis Görlitz:

Gemeinde Bad Muskau,

Gemeinde Krauschwitz i.d. O.L. östlich der Linie: Straßenzug B115/B156 nördlicher Teil (Jämlitzer Weg) bis Abzweig Forstweg, weiter entlang des Wildzaunes: Forstweg — Bautzener Straße — Waldstück “Drachenberge“ — S126 bis B115,

Gemeinde Hähnichen östlich der B115,

Gemeinde Horka nördlich der Bahnstrecke DB6207 “Roßlau (Elbe) — Horka — Grenze DE/PL”,

Gemeinde Neißeaue nördlich der Bahnstrecke DB6207 “Roßlau (Elbe) — Horka — Grenze DE/PL”,

Gemeinde Niesky östlich der B115 und nördlich der Bahnstrecke DB6207 “Roßlau (Elbe) — Horka — Grenze DE/PL”,

Gemeinde Rietschen östlich der B115,

Gemeinde Rothenburg/O.L. nördlich der Bahnstrecke DB6207 “Roßlau (Elbe) — Horka — Grenze DE/PL”,

Gemeinde Weißkeißel östlich der B115 sowie Gebiet westlich der B115 und nördlich der S126 (Friedhof).

DEEL III

1.   Bulgarije

De volgende beperkingszones III in Bulgarije:

the whole region of Blagoevgrad,

the whole region of Dobrich,

the whole region of Gabrovo,

the whole region of Kardzhali,

the whole region of Lovech,

the whole region of Montana,

the whole region of Pleven,

the whole region of Razgrad,

the whole region of Ruse,

the whole region of Shumen,

the whole region of Silistra,

the whole region of Sliven,

the whole region of Sofia city,

the whole region of Sofia Province,

the whole region of Targovishte,

the whole region of Vidin,

the whole region of Varna,

the whole region of Veliko Tarnovo,

the whole region of Vratza,

in Burgas region:

the whole municipality of Burgas,

the whole municipality of Kameno,

the whole municipality of Malko Tarnovo,

the whole municipality of Primorsko,

the whole municipality of Sozopol,

the whole municipality of Sredets,

the whole municipality of Tsarevo,

the whole municipality of Sungurlare,

the whole municipality of Ruen,

the whole municipality of Aytos.

2.   Letland

De volgende beperkingszones III in Letland:

Aizputes novada Kalvenes pagasta daļa uz austrumiem no ceļa pie Vārtājas upes līdz autoceļam A9, uz ziemeļiem no autoceļa A9, uz austrumiem no autoceļa V1200, Kazdangas pagasta daļa uz austrumiem no ceļa V1200, P115, P117, V1296,

Kuldīgas novada, Laidu pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V1296,

Skrundas novada Rudbāržu, Nīkrāces pagasts, Raņķu pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V1272 līdz robežai ar Ventas upi, Skrundas pagasts (izņemot pagasta daļa no Skrundas uz ziemeļiem no autoceļa A9 un austrumiem no Ventas upes), Skrundas pilsēta,

Vaiņodes novada Embūtes pagasta daļa uz ziemeļiem autoceļa P116, P106.

3.   Litouwen

De volgende beperkingszones III in Litouwen:

Jurbarko rajono savivaldybė: Seredžiaus ir Juodaičių seniūnijos,

Kauno rajono savivaldybė: Čekiškės seniūnija, Babtų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio A1ir Vilkijos apylinkių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 1907,

Kėdainių rajono savivaldybė: Pernaravos seniūnija ir Josvainių seniūnijos pietvakarinė dalis tarp kelio Nr. 229 ir Nr. 2032,

Plungės rajono savivaldybė: Alsėdžių, Babrungo, Paukštakių, Platelių ir Žemaičių Kalvarijos seniūnijos,

Raseinių rajono savivaldybė: Ariogalos ir Ariogalos miesto seniūnijos,

Skuodo rajono savivaldybės: Barstyčių, Notėnų ir Šačių seniūnijos.

4.   Polen

De volgende beperkingszones III in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Bisztynek i Bartoszyce z miastem Bartoszyce w powiecie bartoszyckim,

gminy Kiwity i Lidzbark Warmiński z miastem Lidzbark Warmiński w powiecie lidzbarskim,

gminy Łukta, Morąg, Miłakowo, część gminy Małdyty położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7, część gminy Miłomłyn położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7, część gminy wiejskiej Ostróda położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S7 oraz na północ od drogi nr 16, część miasta Ostróda położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr w powiecie ostródzkim,

powiat olecki,

gminy Barczewo, Gietrzwałd, Jeziorany, Jonkowo, Dywity, Dobre Miasto, Purda, Stawiguda, Świątki, część gminy Olsztynek położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr S51 biegnącą od wschodniej granicy gminy do miejscowości Ameryka oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od skrzyżowania z drogą S51 do północnej granicy gminy, łączącej miejscowości Mańki — Mycyny — Ameryka w powiecie olsztyńskim,

powiat miejski Olsztyn,

w województwie podlaskim:

część gminy Bakałarzewo położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę 653 biegnącej od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą 1122B oraz na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1122B biegnącą od drogi 653 w kierunku południowym do skrzyżowania z drogą 1124B i następnie na południowy — zachód od drogi nr 1124B biegnącej od skrzyżowania z drogą 1122B do granicy z gminą Raczki w powiecie suwalskim,

w województwie mazowieckim:

gminy Łaskarzew z miastem Łaskarzew, Maciejowice, Sobolew, Trojanów, Żelechów, część gminy Wilga położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Wilga biegnącą od wschodniej granicy gminy do ujścia do rzeki Wisły, część gminy Górzno położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Łąki i Górzno biegnącą od wschodniej granicy gminy, następnie od miejscowości Górzno na południe od drogi nr 1328W biegnącej do drogi nr 17, a następnie na południe od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od drogi nr 17 do zachodniej granicy gminy przez miejscowości Józefów i Kobyla Wola w powiecie garwolińskim,

część gminy Iłża położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 9 w powiecie radomskim,

gmina Kazanów w powiecie zwoleńskim,

gminy Ciepielów, Lipsko, Rzeczniów i Sienno w powiecie lipskim,

w województwie lubelskim:

powiat tomaszowski,

gminy Białopole, Dubienka, Kamień, Żmudź, część gminy Dorohusk położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową, część gminy Wojsławice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę 1839L, część gminy Leśniowice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę 1839L w powiecie chełmskim,

gmina Rudnik i część gminy Żółkiewka położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 842 w powiecie krasnostawskim,

powiat zamojski,

powiat miejski Zamość,

powiat biłgorajski,

powiat hrubieszowski,

gminy Dzwola i Chrzanów w powiecie janowskim,

gmina Serokomla w powiecie łukowskim,

gminy Abramów, Kamionka, Michów, Lubartów z miastem Lubartów, Firlej, Jeziorzany, Kock, Ostrówek w powiecie lubartowskim,

gminy Kłoczew, Stężyca, Ułęż i część gminy Ryki położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie ryckim,

gmina Baranów w powiecie puławskim,

w województwie podkarpackim:

gminy Cieszanów, Horyniec — Zdrój, Narol i Stary Dzików w powiecie lubaczowskim,

gminy Kuryłówka, Nowa Sarzyna, miasto Leżajsk, część gminy wiejskiej Leżajsk położona na północ od miasta Leżajsk oraz część gminy wiejskiej Leżajsk położona na wschód od linii wyznaczonej przez rzekę San, w powiecie leżajskim,

gminy Krzeszów, Rudnik nad Sanem, część gminy Harasiuki położona na południe od linii wyznaczona przez drogę nr 1048 R, część gminy Ulanów położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Tanew, część gminy Nisko położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 oraz na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową biegnącą od wschodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 19, część gminy Jeżowe położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 w powiecie niżańskim,

gminy Chłopice, Jarosław z miastem Jarosław, Laszki, Wiązownica, Pawłosiów, Radymno z miastem Radymno, w powiecie jarosławskim,

gmina Stubno w powiecie przemyskim,

część gminy Kamień położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 w powiecie rzeszowskim,

gminy Adamówka, Sieniawa, Tryńcza, miasto Przeworsk, część gminy wiejskiej Przeworsk położona na wschód od miasta Przeworsk i na wschód od linii wyznaczonej przez autostradę A4 biegnącą od granicy z gminą Tryńcza do granicy miasta Przeworsk, część gminy Zarzecze położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1594R biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Zarzecze oraz na północ od linii wyznaczonej przez drogi nr 1617R oraz 1619R biegnącą do południowej granicy gminy w powiecie przeworskim,

w województwie lubuskim:

gminy Nowa Sól i miasto Nowa Sól, Otyń oraz część gminy Kożuchów położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 283 biegnącą od wschodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 290 i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 290 biegnącej od miasta Mirocin Dolny do zachodniej granicy gminy, część gminy Bytom Odrzański położona na południowy wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr 293 i 326, część gminy Nowe Miasteczko położona na wschód od linii wyznaczonych przez drogi 293 i 328, część gminy Siedlisko położona na południowy wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od rzeki Odry przy południowe granicy gminy do drogi nr 326 łączącej się z drogą nr 325 biegnącą w kierunku miejscowości Różanówka do skrzyżowania z drogą nr 321 biegnącą od tego skrzyżowania w kierunku miejscowości Bielawy, a następnie przedłużoną przez drogę przeciwpożarową biegnącą od drogi nr 321 w miejscowości Bielawy do granicy gminy w powiecie nowosolskim,

gminy Babimost, Czerwieńsk, Kargowa, Świdnica, Zabór, część gminy Bojadła położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 278 biegnącą od wschodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 282 i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 282 biegnącej od miasta Bojadła do zachodniej granicy gminy i część gminy Sulechów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S3 w powiecie zielonogórskim,

część gminy Niegosławice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 328 w powiecie żagańskim,

powiat miejski Zielona Góra,

gminy Skąpe, Szczaniec i Zbąszynek w powiecie świebodzińskim,

gminy Bobrowice, Dąbie, Krosno Odrzańskie i część gminy Bytnica położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1157F w powiecie krośnieńskim,

część gminy Trzciel położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 w powiecie międzyrzeckim,

w województwie wielkopolskim:

gmina Zbąszyń, część gminy Miedzichowo położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 92, część gminy Nowy Tomyśl położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 305 w powiecie nowotomyskim,

gmina Siedlec w powiecie wolsztyńskim,

część gminy Rakoniewice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 305 w powiecie grodziskim,

gminy Chocz, Czermin, Gołuchów, Pleszew i część gminy Gizałki położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 w powiecie pleszewskim,

część gminy Grodziec położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 w powiecie konińskim,

gminy Blizanów, Stawiszyn, Żelazków w powiecie kaliskim,

w województwie dolnośląskim:

gminy Jerzmanowa, Żukowice, część gminy Kotla położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Krzycki Rów, część gminy wiejskiej Głogów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogi nr 12, 319 oraz 329, część miasta Głogów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 w powiecie głogowskim,

gminy Gaworzyce, Radwanice i część gminy Przemków położona na północ od linii wyznaczonej prze drogę nr 12 w powiecie polkowickim,

w województwie świętokrzyskim:

część gminy Brody położona na wschód od linii kolejowej biegnącej od miejscowości Marcule i od północnej granicy gminy przez miejscowości Klepacze i Karczma Kunowska do południowej granicy gminy w powiecie starachowickim.

5.   Roemenië

De volgende beperkingszones III in Roemenië:

Zona orașului București,

Județul Constanța,

Județul Satu Mare,

Județul Tulcea,

Județul Bacău,

Județul Bihor,

Județul Bistrița Năsăud,

Județul Brăila,

Județul Buzău,

Județul Călărași,

Județul Dâmbovița,

Județul Galați,

Județul Giurgiu,

Județul Ialomița,

Județul Ilfov,

Județul Prahova,

Județul Sălaj,

Județul Suceava

Județul Vaslui,

Județul Vrancea,

Județul Teleorman,

Judeţul Mehedinţi,

Județul Gorj,

Județul Argeș,

Judeţul Olt,

Judeţul Dolj,

Județul Arad,

Județul Timiș,

Județul Covasna,

Județul Brașov,

Județul Botoșani,

Județul Vâlcea,

Județul Iași,

Județul Hunedoara,

Județul Alba,

Județul Sibiu,

Județul Caraș-Severin,

Județul Neamț,

Județul Harghita,

Județul Mureș,

Județul Cluj,

Județul Maramureş.

6.   Slowakije

De volgende beperkingszones III in Slowakije:

the whole district of Trebišov.

7.   Italië

De volgende beperkingszones III in Italië:

tutto il territorio della Sardegna.


BIJLAGE II

VERSTERKTE BIOBEVEILIGINGSMAATREGELEN VOOR INRICHTINGEN WAAR VARKENS WORDEN GEHOUDEN IN BEPERKINGSZONES I, II EN III

(zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b), i))

1.   

De volgende versterkte biobeveiligingsmaatregelen, zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b), i), gelden voor inrichtingen waar varkens worden gehouden in beperkingszones I, II en III in de betrokken lidstaten, in het geval van toegestane verplaatsingen van zendingen van:

a)

in beperkingszones I, II en III gehouden varkens buiten die zones, overeenkomstig de artikelen 22, 23, 24, 25, 28 en 29;

b)

van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen levende producten buiten die zone, overeenkomstig de artikelen 31 en 32;

c)

van in beperkingszone II gehouden varkens verkregen dierlijke bijproducten buiten die zone, overeenkomstig de artikelen 35 en 37;

d)

van in beperkingszones II en III gehouden varkens verkregen vers vlees en vleesproducten, met inbegrip van casings, buiten die zones, overeenkomstig de artikelen 38, 39 en 40.

2.   

De exploitanten van inrichtingen waar varkens worden gehouden in beperkingszones I, II en III in de betrokken lidstaten zorgen er bij toegestane verplaatsingen buiten die zones voor dat in inrichtingen waar varkens worden gehouden de volgende versterkte biobeveiligingsmaatregelen worden toegepast:

a)

er mag geen direct of indirect contact zijn tussen gehouden varkens en ten minste:

i)

andere gehouden varkens van andere inrichtingen;

ii)

in het wild levende varkens;

b)

passende hygiënemaatregelen, zoals omkleden en ander schoeisel aantrekken bij het betreden en verlaten van de bedrijfsruimten waar varkens worden gehouden;

c)

wassen en ontsmetten van de handen en ontsmetten van schoeisel bij de ingang van de bedrijfsruimten waar varkens worden gehouden;

d)

de afwezigheid van alle contact met gehouden varkens gedurende een periode van ten minste 48 uur na enige jachtactiviteit in verband met in het wild levende varkens, of enig ander contact met in het wild levende varkens;

e)

een verbod op de binnenkomst van onbevoegde personen of vervoermiddelen in de inrichting, met inbegrip van de bedrijfsruimten, waar varkens worden gehouden;

f)

adequate registratie van personen en vervoermiddelen die toegang hebben tot de inrichting waar de varkens worden gehouden;

g)

de bedrijfsruimten en gebouwen van de inrichting waar varkens worden gehouden, moeten:

i)

zo zijn gebouwd dat geen enkel andere dier de bedrijfsruimten en gebouwen kan binnendringen of in contact kan komen met de gehouden varkens of met hun voeder en strooisel;

ii)

het wassen en ontsmetten van de handen mogelijk maken;

iii)

de reiniging en ontsmetting van de bedrijfsruimten mogelijk maken;

iv)

bij de ingang van de bedrijfsruimten waar varkens worden gehouden over passende voorzieningen voor omkleden en aantrekken van ander schoeisel beschikken;

h)

veekerende afrastering van ten minste de bedrijfsruimten waar de varkens worden gehouden en de gebouwen waar voeder en strooisel worden bewaard;

i)

er moet een biobeveiligingsplan voorhanden zijn dat is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, rekening houdend met het profiel van de inrichting en de nationale wetgeving; dat bioveiligheidsplan omvat ten minste:

i)

de inrichting van de “schone” en “vuile” ruimten voor personeel zoals passend bij de typologie van het bedrijf, zoals kleedkamers, douche, eetzaal;

ii)

het opzetten en, in voorkomend geval, herzien van de logistieke regelingen voor het binnenbrengen van nieuwe gehouden varkens in de inrichting;

iii)

de procedures voor de reiniging en ontsmetting van de voorzieningen, de vervoersmiddelen en de uitrusting, en voor de hygiëne van het personeel;

iv)

regels voor levensmiddelen voor het personeel ter plaatse en een verbod op het houden van varkens door het personeel, voor zover relevant en indien toepasbaar;

v)

speciaal periodiek bewustmakingsprogramma voor het personeel van de inrichting;

vi)

het opzetten en, in voorkomend geval, herzien van logistieke regelingen om te zorgen voor een goede scheiding tussen de verschillende epidemiologische eenheden en te voorkomen dat varkens direct of indirect in contact komen met dierlijke bijproducten en andere eenheden;

vii)

de procedures en instructies voor de handhaving van biobeveiligingsvoorschriften tijdens bouw- of herstelwerkzaamheden aan de bedrijfsruimten of gebouwen;

viii)

interne audit of zelfevaluatie voor de handhaving van de biobeveiligingsmaatregelen.


15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/65


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/606 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2021

tot wijziging van de bijlagen I, IV tot en met XIII en XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 wat betreft de vermeldingen van Belarus en het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey in de lijst van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 127, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie (2) vult Verordening (EU) 2017/625 aan wat betreft de voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen uit derde landen of regio’s daarvan om te verzekeren dat zij voldoen aan de toepasselijke vereisten in de regels inzake voedselveiligheid bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 of aan voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn. Die voorwaarden omvatten de identificatie van de voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen die de Unie slechts mogen binnenkomen als zij afkomstig zijn van derde landen of regio’s die in een lijst worden vermeld overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625.

(2)

Bij Verordeningen (EG) nr. 798/2008 (3), (EG) nr. 119/2009 (4), (EU) nr. 206/2010 (5) en (EU) nr. 605/2010 (6) van de Commissie, die met ingang van 21 april 2021 worden ingetrokken bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (7), en bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 van de Commissie (8), die met ingang van 21 april 2021 wordt ingetrokken bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 van de Commissie (9), zijn de lijsten vastgesteld van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van bepaalde dieren en goederen is toegestaan. Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405, die van toepassing is met ingang van 21 april 2021, vervangt de lijsten inzake voedselveiligheidsvoorschriften in de Verordeningen (EG) nr. 798/2008, (EG) nr. 119/2009, (EU) nr. 206/2010 en (EU) nr. 605/2010, alsook in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626.

(3)

Belarus is opgenomen in de lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van andere visserijproducten dan tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen is toegestaan, zoals vastgesteld in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626, en heeft een overeenkomstig artikel 1 van Besluit 2011/163/EU van de Commissie (10) goedgekeurd residubewakingsplan voor aquacultuur. Er zijn derhalve passende bewijzen en garanties om te waarborgen dat Belarus voldoet aan de voorschriften van artikel 4, onder a) tot en met f), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 voor de binnenkomst in de Unie van andere visserijproducten, waaronder van aquacultuur afkomstige visserijproducten, dan tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen. De opmerking “alleen wildvangst” voor Belarus in de lijst van bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) (2021)405 moet worden geschrapt om het binnenbrengen in de Unie van aquacultuur afkomstige visserijproducten uit dat derde land toe te staan.

(4)

De Verordeningen (EG) nr. 798/2008, (EG) nr. 119/2009, (EU) nr. 206/2010 en (EU) nr. 605/2010 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 zijn gewijzigd wat betreft de vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey in de lijsten van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan bij respectievelijk de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/2205 (11), (EU) 2020/2206 (12), (EU) 2020/2204 (13), (EU) 2020/2207 (14) en (EU) 2020/2209 (15) van de Commissie.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 zijn het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey niet in die lijsten opgenomen. Die uitvoeringsverordening moet daarom worden gewijzigd om die vermeldingen erin op te nemen.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk heeft passende bewijzen en garanties verstrekt om te waarborgen dat de dieren en goederen waarvan de binnenkomst in de Unie vanuit het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey is toegestaan, voldoen aan de voorschriften van artikel 4, onder a) tot en met e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625.

(7)

In artikel 4, onder f), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 is bepaald dat het bestaan, de uitvoering en de mededeling van een programma voor de controle op residuen dat in voorkomend geval door de Commissie is erkend, een aanvullende vereiste is voor de opneming van derde landen of regio’s daarvan in de in artikel 126, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijst. De lijst van derde landen waarvan de residubewakingsplannen zijn goedgekeurd, is opgenomen in de bijlage bij Besluit 2011/163/EU, die is gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2218 van de Commissie (16) wat betreft de goedkeuring van residubewakingsplannen die door het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey zijn ingediend.

(8)

Rekening houdend met de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte bewijzen en garanties, moeten dat derde land en de van de Kroon afhankelijke gebieden Guernsey, Man en Jersey worden opgenomen in de bijlagen I, IV tot en met XIII en XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405, onverminderd de toepassing van het recht van de Unie op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland in overeenstemming met artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol. Een herbeoordeling van de naleving van de voorschriften van artikel 4, onder a) tot en met f), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 is niet nodig.

(9)

De bijlagen I, IV tot en met XIII en XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Aangezien Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 met ingang van 21 april 2021 van toepassing is, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, IV tot en met XIII en XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 21 april 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie van 4 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 18).

(3)  Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen daarvan voor de invoer in of de doorvoer door de Gemeenschap van vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen en tot vaststelling van de voorschriften inzake de veterinaire certificering (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12).

(5)  Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie van 2 juli 2010 tot vaststelling van de volks- en diergezondheidsvoorwaarden en de veterinaire certificeringsvoorschriften voor het binnenbrengen in de Europese Unie van rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum, bestemd voor menselijke consumptie (PB L 175 van 10.7.2010, blz. 1).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 van de Commissie van 5 maart 2019 betreffende lijsten van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Europese Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wat deze lijsten betreft (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 31).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 118).

(10)  Besluit 2011/163/EU van de Commissie van 16 maart 2011 tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2205 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermeldingen voor het Verenigd Koninkrijk en het van de Kroon afhankelijke gebied Guernsey in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit zendingen pluimvee en pluimveeproducten mogen worden binnengebracht in of doorgevoerd door de Unie (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 11).

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2206 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 119/2009 wat betreft de vermelding van het Verenigd Koninkrijk in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit zendingen vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen in de Unie mogen worden binnengebracht (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 15).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2204 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 wat betreft de vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden in de lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Unie mogen worden binnengebracht (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 7).

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2207 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 wat betreft de vermelding van het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit zendingen rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum, bestemd voor menselijke consumptie, in de Unie mogen worden binnengebracht (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 18).

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2209 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 wat betreft de vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden in de lijst van derde landen of regio’s daarvan waaruit de binnenkomst in de Europese Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 24).

(16)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2218 van de Commissie van 22 december 2020 tot wijziging van de bijlage bij Besluit 2011/163/EU wat de goedkeuring van de door het Verenigd Koninkrijk en de van de Kroon afhankelijke gebieden ingediende residubewakingsplannen betreft (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 63).


BIJLAGE

De bijlagen I, IV tot en met XIII en XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/405 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt tussen de vermelding van Zwitserland en die van Nieuw-Zeeland de volgende vermelding ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*1)

 

2)

In bijlage IV wordt tussen de vermelding van Zwitserland en die van Japan de volgende vermelding ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*2)

 

3)

In bijlage V wordt tussen de vermelding van China en die van Noord-Macedonië de volgende vermelding ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*3)

 

4)

In bijlage VI wordt tussen de vermelding van Canada en die van Groenland de volgende vermelding ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*4)

 

5)

In bijlage VII wordt tussen de vermelding van China en die van Groenland de volgende vermelding ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*5)

A

A

A

A

A

6)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

tussen de vermelding van Chili en die van Groenland worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*6)

 

GG

Guernsey

Alleen wildvangst

b)

tussen de vermelding van Groenland en die van Jamaica worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

“IM

Man

 

JE

Jersey

Alleen wildvangst”

7)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

de vermelding voor Belarus wordt vervangen door:

“BY

Belarus”

 

b)

tussen de vermelding van Gabon en die van Grenada wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*7)

 

c)

tussen de vermelding van Georgië en die van Ghana wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“GG

Guernsey

Alleen wildvangst”

d)

tussen de vermelding van Israël en die van India wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“IM

Man”

 

e)

tussen de vermelding van Iran en die van Jamaica wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“JE

Jersey

Alleen wildvangst”

8)

In bijlage X worden tussen de vermelding van Zwitserland en die van Japan de volgende vermeldingen ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*8)

 

GG

Guernsey

 

IM

Man

 

JE

Jersey

 

9)

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

tussen de vermelding van Egypte en die van Ghana worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*9)

 

GG

Guernsey

 

b)

tussen de vermelding van Indonesië en die van India wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“IM

Man”

 

c)

tussen de vermelding van India en die van Marokko wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“JE

Jersey”

 

10)

Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:

a)

tussen de vermelding van Falklandeilanden en die van Groenland worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*10)

 

GG

Guernsey

 

b)

tussen de vermelding van Israël en die van India wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“IM

Man”

 

c)

tussen de vermelding van India en die van Japan wordt de volgende vermelding ingevoegd:

“JE

Jersey”

 

11)

In bijlage XIII worden tussen de vermelding van China en die van Groenland de volgende vermeldingen ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*11)

 

GG

Guernsey

 

12)

In bijlage XVI worden tussen de vermelding van Zwitserland en die van Israël de volgende vermeldingen ingevoegd:

“GB

Verenigd Koninkrijk (*12)

BPP, DOC, HEP

BPP, DOC, HEP

GG

Guernsey

BPP

BPP



15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/73


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/607 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2021

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot uit Maleisië verzonden citroenzuur, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1193/2008 (2) heeft de Raad antidumpingrechten ingesteld op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“VRC”, “China” of “het betrokken land”) (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat leidde tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd. De maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht van 6,6 % tot 42,7 %.

(2)

Bij Besluit 2008/899/EG (3) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) de prijsverbintenissen die waren aangeboden door zes Chinese producenten-exporteurs (met inbegrip van een groep van producenten-exporteurs), samen met de Chinese Kamer van Koophandel van importeurs en exporteurs van metalen, mineralen en chemicaliën (“CCCMC”), aanvaard. De producenten waren Anhui BBCA Biochemical Co., Ltd (nu COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co., Ltd); Laiwu Taihe Biochemistry Co., Ltd; RZBC Co., Ltd en RZBC (Juxian) Co., Ltd; TTCA Co., Ltd; Weifang Ensign Industry Co., Ltd en Yixing Union Biochemical Co., Ltd (nu Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd).

(3)

Bij Besluit 2012/501/EU (4) heeft de Commissie de verbintenis van één producent-exporteur ingetrokken, te weten Laiwu Taihe Biochemistry Co. Ltd (“Laiwu Taihe”).

(4)

Bij Verordening (EU) 2015/82 (5) heeft de Commissie de definitieve antidumpingmaatregelen op citroenzuur van oorsprong uit de VRC opnieuw ingesteld naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen (het “vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”).

(5)

Bij Verordening (EU) 2016/32 (6) heeft de Commissie de maatregelen op citroenzuur van oorsprong uit de VRC uitgebreid tot citroenzuur verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

(6)

Bij Verordening (EU) 2016/704 (7) heeft de Commissie de verbintenis van twee bijkomende ondernemingen ingetrokken op basis van bevindingen met betrekking tot schendingen van de verbintenis en de onuitvoerbaarheid ervan, die beide de intrekking van de aanvaarding van de verbintenis rechtvaardigden.

(7)

Bij Verordening (EU) 2018/1236 (8) heeft de Commissie het onderzoek beëindigd naar de mogelijke ontwijking bij de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van citroenzuur verzonden vanuit Cambodja, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Cambodja.

(8)

De thans geldende antidumpingrechten variëren tussen 15,3 % en 42,7 % voor invoer van de medewerkende producenten-exporteurs en een recht van 42,7 % voor invoer van alle andere ondernemingen.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(9)

Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (9), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen.

(10)

Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 21 oktober 2019 ingediend door N.V. Citrique Belge SA en Jungbunzlauer Austria AG (“de indieners van het verzoek”) in naam van producenten in de Unie die 100 % van de totale citroenzuurproductie in de Unie vertegenwoordigen. De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(11)

Nadat de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer van citroenzuur van oorsprong uit China. Op 20 januari 2020 heeft de Commissie daartoe in het Publicatieblad van de Europese Unie (10) een bericht van opening bekendgemaakt (“het bericht van opening”).

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(12)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (“tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2016 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.5.   Belanghebbende partijen

(13)

In het bericht van opening werden de belanghebbenden uitgenodigd om de Commissie te benaderen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indieners van het verzoek, de haar bekende producenten-exporteurs, de Chinese autoriteiten, de haar bekende importeurs en gebruikers specifiek in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek en hen uitgenodigd mee te werken.

(14)

De belanghebbenden zijn tevens in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een aanvraag in te dienen voor een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.6.   Steekproeven

(15)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.6.1.   Geen steekproef van producenten in de Unie

(16)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat de twee bekende producenten in de Unie, N.V. Citrique Belge SA en Jungbunzlauer Austria AG, haar uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht, tenzij anders aangegeven, de ingevulde vragenlijst moesten toesturen. De Commissie verzocht eventuele andere producenten en representatieve verenigingen in de Unie zich kenbaar te maken en een vragenlijst aan te vragen. Er heeft zich geen andere producent of representatieve vereniging kenbaar gemaakt.

1.6.2.   Steekproef van importeurs

(17)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(18)

Eén niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie geleverd en heeft ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

1.6.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(19)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft zij de vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te achterhalen en/of met hen contact op te nemen.

(20)

Vier producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

(21)

In het algemeen was de medewerking van de Chinese producenten-exporteurs ontoereikend. Laiwu Taihe, de grootste producent-exporteur, die meer dan 53 % van de uitvoer uit de VRC naar de Unie vertegenwoordigt, heeft bovendien niet meegewerkt aan dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen. De Commissie heeft in plaats daarvan de gegevens gebruikt van de vier medewerkende producenten-exporteurs.

1.7.   Antwoorden op de vragenlijst

(22)

Bij de opening van het onderzoek heeft de Commissie de vragenlijsten voor de producenten in de Unie, de importeurs, de gebruikers en de producenten-exporteurs in de VRC beschikbaar gesteld in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (11). Daarnaast heeft de Commissie de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden over het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening.

(23)

De Commissie heeft een ingevulde vragenlijst ontvangen van de indieners van het verzoek, een importeur, vier gebruikers en vier producenten-exporteurs. Van de Chinese overheid werd geen antwoord ontvangen op de vragenlijst over het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC.

1.8.   Controle

(24)

Ten gevolge van de uitbraak van de COVID-19-pandemie en de daaruit voortvloeiende maatregelen om de uitbraak aan te pakken, zoals beschreven in het bericht bekendgemaakt in het dossier (“het COVID-19-bericht” (12)), kon de Commissie geen controlebezoeken op grond van artikel 16 van de basisverordening ter plaatse verrichten bij de entiteiten die geantwoord hadden op de vragenlijst.

(25)

In plaats daarvan heeft de Commissie alle informatie die zij voor haar vaststellingen nodig achtte, op afstand getoetst. De Commissie heeft controles op afstand verricht bij de volgende ondernemingen/partijen:

 

Producenten in de Unie:

SA Citrique Belge N.V., Tienen, België;

Jungbunzlauer Austria AG, Wenen, Oostenrijk en Jungbunzlauer Ladenburg GmbH, Ladenburg, Duitsland.

 

Gebruikers:

Reckitt Benckiser (ENA) BV, Schiphol, Nederland;

Henkel AG & Co. KGaA, Düsseldorf, Duitsland.

 

Producenten-exporteurs in de VRC:

COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co. Ltd, Changchun, provincie Jilin, Volksrepubliek China;

Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd, Yixing, provincie Jiangsu, Volksrepubliek China;

RZBC Group, Rizhao, provincie Shandong, Volksrepubliek China;

Weifang Ensign Industry Co., Ltd, Weifang, provincie Shandong, Volksrepubliek China.

1.9.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(26)

Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, achtte de Commissie het passend om het onderzoek te openen uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(27)

Om de nodige gegevens te verzamelen voor de uiteindelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening heeft de Commissie bijgevolg in het bericht van inleiding alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in bijlage III bij het bericht van inleiding gevraagde informatie met betrekking tot de voor de productie van citroenzuur gebruikte basisproducten te verstrekken. Vier Chinese producenten-exporteurs hebben de relevante informatie verstrekt.

(28)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de gestelde verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening nodig achtte, heeft de Commissie ook aan de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. De Chinese overheid heeft die vragenlijst echter niet beantwoord. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen.

(29)

In het bericht van opening heeft de Commissie alle belanghebbenden ook verzocht om binnen 37 dagen na de bekendmaking van het bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie te verstrekken en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Naar aanleiding van het bericht van opening heeft de CCCMC opmerkingen ingediend over het bestaan van verstoringen van betekenis. Deze opmerkingen worden hieronder in detail geanalyseerd in punt 3.2.

(30)

In het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijs, wellicht op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening een geschikt representatief land moet kiezen om op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks de normale waarde vast te stellen.

(31)

Op 5 maart 2020 heeft de Commissie een eerste mededeling in het dossier over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de mededeling van 5 maart 2020”) bekendgemaakt, waarin de belanghebbenden overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder e), tweede alinea, van de basisverordening werd verzocht hun standpunt kenbaar te maken over de relevante bronnen die de Commissie zou kunnen gebruiken om de normale waarde vast te stellen (13). In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, energie en arbeid die bij de productie van het onderzochte product door de producenten-exporteurs worden gebruikt. Daarnaast heeft de Commissie op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in dat stadium Brazilië, Colombia en Thailand als mogelijke representatieve landen aangewezen. Op 13 maart 2020 heeft de Commissie op verzoek van de CCCMC bijlage IV bij de mededeling van 5 maart 2020 meegedeeld, met daarin de openbaar beschikbare gegevens uit de Global Trade Atlas (“GTA”) (14) die de diensten van de Commissie voorstelden te gebruiken voor de basisproducten en bijproducten vermeld in de mededeling van 5 maart 2020.

(32)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van vier Chinese producenten-exporteurs, van de CCCMC en van de indieners van het verzoek. De Chinese overheid heeft geen opmerkingen ingediend.

(33)

De Commissie heeft de opmerkingen die zij had ontvangen over de mededeling van 5 maart behandeld in een tweede mededeling, van 30 november 2020, over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de mededeling van 30 november 2020”) (15). De Commissie heeft ook een voorlopige lijst van productiefactoren opgesteld en geconcludeerd dat zij in dat stadium van plan was om Colombia te kiezen als representatief land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken en heeft opmerkingen ontvangen van de indieners van het verzoek en van de CCCMC. Deze opmerkingen worden in detail geanalyseerd in de punten 3.3 en 3.4.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(34)

Het nieuwe onderzoek betreft hetzelfde product als het oorspronkelijke onderzoek en het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, namelijk citroenzuur en trinatriumcitraat-dihydraat, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2918 14 00 en ex 2918 15 00 (Taric-codes 2918150011 en 2918150019) (“het onderzochte product”).

(35)

Citroenzuur wordt gebruikt als een voedingszuur en pH-regelaar in een breed scala van toepassingen zoals in huishoudelijke detergenten, dranken, levensmiddelen, cosmetica en geneesmiddelen. De belangrijkste grondstoffen zijn suiker/melasse, tapioca, mais of glucose (verkregen uit granen) en verschillende middelen voor de microbiële fermentatie onder water van koolhydraten.

2.2.   Soortgelijk product

(36)

Net als het oorspronkelijke onderzoek en het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, heeft dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen bevestigd dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land;

het product dat in het betrokken land wordt vervaardigd en daar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd en aldaar wordt verkocht.

(37)

Deze producten worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(38)

De Commissie heeft geen argumenten betreffende de productomschrijving ontvangen. De CCCMC heeft in zijn opmerkingen bij de opening van het onderzoek vermeld dat het onderzochte product zoals omschreven in het bericht van opening zowel de productsoorten omvat die onderworpen waren aan de oorspronkelijke maatregelen als de door het eerste nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen bestreken soorten.

3.   DUMPING

3.1.   Opmerkingen vooraf

(39)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

(40)

De totale opgegeven productiecapaciteit van de medewerkende producenten-exporteurs bedroeg ongeveer 72 % van de totale geschatte Chinese productiecapaciteit. Gezien de geringe mate van medewerking heeft de Commissie artikel 18 toegepast en haar bevindingen over de Chinese citroenzuurmarkt, inclusief productie, capaciteit en reservecapaciteit, op de beschikbare gegevens gebaseerd.

(41)

De onderstaande bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping werden met name gebaseerd op de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek, de statistieken op basis van de door de lidstaten aan de Commissie verstrekte gegevens overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening (“databank van artikel 14, lid 6”), alsook de op het moment van opening verstrekte antwoorden in het kader van de steekproef en de antwoorden op de vragenlijst. Bovendien heeft de Commissie gebruikgemaakt van andere openbare bronnen, zoals de databanken GTA en Orbis van Bureau van Dijk (16) (“Orbis”).

3.2.   Normale waarde

(42)

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening is de normale waarde “normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(43)

In artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening is echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en de normale waarde “omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”

(44)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.2.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

3.2.1.1.   Inleiding

(45)

In artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening worden verstoringen van betekenis gedefinieerd als “verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

“het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat”.

(46)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), onder meer rekening gehouden met de niet-uitputtende lijst van factoren in voornoemde bepaling. Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van deze factoren voor de prijzen en kosten in het land van uitvoer van het onderzochte product. Aangezien de lijst niet-cumulatief is, hoeft niet op alle factoren acht te worden geslagen om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen mag ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer de overheid op grond van fundamentele elementen van de economische en bestuursstructuur van het land van uitvoer over ruime bevoegdheden beschikt om zodanig in te grijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking.

(47)

In artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening is bepaald: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.”

(48)

In dit verband heeft de Commissie een landenrapport opgesteld met betrekking tot de VRC (“het rapport” of “het rapport inzake de VRC”) (17), waaruit blijkt dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) evenals met betrekking tot specifieke sectoren (zoals staal en chemie). De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Het rapport is in de openingsfase van het onderzoek in het onderzoeksdossier opgenomen.

(49)

In het verzoek van de indiener om een nieuw onderzoek werden niet alleen de in het rapport vastgestelde bevindingen herhaald, met name in de chemische sector, het bevatte tevens aanvullende informatie over eerdere Amerikaanse antidumpingprocedures met betrekking tot citroenzuur en in het bijzonder de bevindingen in de meest recente procedure, zoals gepubliceerd in het “Issues and Decision Memorandum for the Final Results of Countervailing Duty Administrative Review: Citric Acid and Certain Citrate Salts” van 7 december 2015. De indiener van het verzoek verwees in het bijzonder naar de bevindingen met betrekking tot: programmaleningen (leningen met lagere rentevoeten dan de marktrente, die door staatsbanken ter beschikking worden gesteld aan de citroenzuurindustrie); de verlaagde inkomstenbelasting (de citroenzuurindustrie profiteert van een verlaagde inkomstenbelasting en maakt aanspraak op belastingteruggave bij de aankoop van binnenlandse apparatuur); de goedkopere toegang tot grond- en hulpstoffen, met name chemicaliën, met inbegrip van zwavelzuur, bijtende soda, ketelkool, calciumcarbonaat of kalk; grond (bevindingen inzake grondgebruiksrechten verkregen tegen een minder dan toereikende vergoeding); elektriciteit (bevinding van het Ministerie van Handel van de Verenigde Staten dat de onderzochte onderneming elektriciteit had ontvangen tegen een minder dan toereikende vergoeding) alsook subsidies in de vorm van een rechtstreekse overdracht van middelen en een verrekening voor de milieubelasting.

(50)

Zoals aangegeven in respectievelijk overweging 23 en overweging 28 heeft de Chinese overheid geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport, en het door de indiener van het verzoek verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

(51)

Naar aanleiding van de opening van het onderzoek werden hierover opmerkingen ontvangen van de CCCMC namens bij de CCCMC aangesloten medewerkende producenten.

(52)

In de eerste plaats voerde de CCCMC aan dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening niet strookt met het WTO-recht. Ten eerste stelde de CCCMC dat het begrip “verstoringen van betekenis” niet wordt erkend in artikel 2.2 van de antidumpingovereenkomst van de WTO (“ADA”), dat de berekening van de normale waarde alleen toelaat wanneer er geen verkoop plaatsvindt in het kader van normale handelstransacties. De CCCMC merkte op dat in dit artikel geen gewag wordt gemaakt van verstoringen van betekenis die een berekening van de normale waarde mogelijk maken. Ten tweede stelde de CCCMC dat zelfs indien het begrip “verstoringen van betekenis” in overeenstemming met het WTO-recht zou zijn, de door berekening vastgestelde waarde zou moeten worden berekend overeenkomstig artikel 2.2.1.1. ADA en de uitlegging daarvan door de WTO-beroepsinstantie in EU — Biodiesel (DS478). Ten derde voerde de CCCMC aan dat hoewel het begrip “kader van normale handelstransacties” niet expliciet gedefinieerd is in de ADA, in artikel 2.2.1 is bepaald dat de verkoop van een product slechts mag worden beschouwd als verkoop die niet in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden en buiten beschouwing mag worden gelaten “indien […] een dergelijke verkoop over een langere periode en in aanzienlijke hoeveelheden plaatsvindt tegen prijzen die het niet mogelijk maken […] alle kosten terug te verdienen”. Ten vierde moet de normale waarde volgens de ADA worden vastgesteld aan de hand van de verkoopprijzen of kosten die het prijs- of kostenniveau in het land van oorsprong weerspiegelen. De berekende prijs op basis van het representatieve land mag dus niet het prijs- en kostenniveau in het land van uitvoer weerspiegelen. Volgens de CCCMC bevat het WTO-recht geen bepaling die het mogelijk maakt gegevens van een derde land te gebruiken.

(53)

De Commissie was van oordeel dat de bepaling in artikel 2, lid 6 bis, volledig in overeenstemming is met de WTO-verplichtingen van de Europese Unie en de jurisprudentie aangehaald door de CCCMC. De Commissie meent dat, overeenkomstig het advies van het WTO-panel en de Beroepsinstantie in EU — Biodiesel (DS473), de bepalingen van de basisverordening die over het algemeen voor alle WTO-leden gelden, en met name artikel 2, lid 5, tweede alinea, gebruikmaking van gegevens van een derde land toestaan, die naar behoren kunnen worden gecorrigeerd wanneer een dergelijke correctie noodzakelijk en onderbouwd is. Het bestaan van verstoringen van betekenis maakt de kosten en prijzen in het land van uitvoer ongeschikt voor de berekening van de normale waarde. In deze omstandigheden is in deze bepaling voorzien in een berekening van productie- en verkoopkosten aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, waaronder die in een geschikt representatief land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau als het land van uitvoer. Daarom verwierp de Commissie dit argument.

(54)

In de tweede plaats voerde de CCCMC aan dat er in het onderhavige geval geen aanwijzingen zijn voor verstoringen van betekenis. Ten eerste stelde de CCCMC dat de indieners van het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot het bestaan van verstoringen van betekenis hebben verstrekt om de opening van een onderzoek op grond van artikel 5, lid 3, van de basisverordening te rechtvaardigen, in het bijzonder omdat het bewijsmateriaal erg algemeen was en niet specifiek betrekking had op de citroenzuurindustrie. Ten tweede werd het rapport bekendgemaakt in december 2017, terwijl het huidige TNO betrekking had op 2019. Het in het rapport verzamelde bewijsmateriaal was derhalve achterhaald en vormde geen afspiegeling van de situatie van de citroenzuurindustrie in het onderhavige geval. Ten derde concludeerde de Beroepsinstantie in US — Countervailing Measures (China) (Article 21.5) (DS437) dat “het bestaan van prijsverstoring als gevolg van overheidsingrijpen moet worden vastgesteld en voldoende moet worden toegelicht” en dat “de vaststelling […] voor elk geval afzonderlijk moet worden bepaald”. Derhalve voerde de CCCMC aan dat het rapport een ongeschikte bron was om als bewijslast te gebruiken in de citroenzuurindustrie, aangezien het verstoringen beschrijft in de bredere chemische sector. Ten vierde betoogde de CCCMC dat de door de indieners van het verzoek aangehaalde Amerikaanse antidumpingprocedures in dit geval niet relevant zijn, aangezien zij betrekking hebben op bevindingen die dateren van vóór het TNO.

(55)

In antwoord hierop herinnerde de Commissie eraan dat in punt 4.1 van het bericht van opening naar een aantal elementen in de Chinese citroenzuurmarkt werd verwezen om te staven dat die werd beïnvloed door de verstoringen in de Chinese petrochemische, chemische en grondstoffensector. De Commissie was van mening dat het bewijsmateriaal dat vermeld staat in het bericht van opening voldoende was om de opening van een onderzoek op basis van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te rechtvaardigen. Bovendien vormen de bevindingen in door autoriteiten van andere landen uitgevoerde onderzoeken naar dumping weliswaar niet automatisch bewijs voor verstoringen in antidumpingonderzoeken van de EU, maar kunnen zij wel andere relevante bewijselementen bevatten om aan te tonen dat er op de relevante markt van het land van uitvoer bepaalde afwijkingen zijn, zoals hier het geval was voor de Chinese citroenzuurindustrie.

(56)

Aangaande het argument dat het rapport achterhaald zou zijn, herinnerde de Commissie eraan dat tot op heden geen bewijs is geleverd om aan te tonen dat het verslag achterhaald is. Integendeel, de Commissie merkte met name op dat de belangrijkste beleidsdocumenten en bewijslast in het verslag, met in het bijzonder de relevante vijfjarenplannen en de wetgeving die op het onderzochte product van toepassing is, nog steeds relevant waren tijdens het TNO en dat noch de CCCMC noch andere partijen hebben bewezen dat dit niet langer het geval zou zijn.

(57)

Verder wees de Commissie erop dat US — Countervailing Measures (China) (DS437) geen betrekking had op de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, wat voor de vaststelling van de normale waarde in dit onderzoek de relevante rechtsgrondslag vormt. Dat geschil had betrekking op een andere feitelijke situatie en betrof de uitlegging van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, niet de ADA. Hoe dan ook houdt het aangedragen bewijsmateriaal, zoals toegelicht in de overwegingen 49 en 55, duidelijk verband met de Chinese citroenzuurmarkt en dus met het onderzochte product in het onderhavige geval. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(58)

Wat betreft het laatste argument van de CCCMC dat de bevindingen in de Amerikaanse antidumpingprocedures in dit geval irrelevant waren, merkt de Commissie op dat het door de indiener van het verzoek vermelde bewijsmateriaal in het bericht van opening ook andere bevindingen bevat naast de resultaten van Amerikaanse onderzoeken, met name een aantal op het rapport gebaseerde bewijselementen. Het bewijsmateriaal werd voldoende geacht om de opening van een onderzoek op basis van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te rechtvaardigen. Hoewel het Amerikaanse onderzoek plaatsvond vóór het TNO, dienden de bij de opening van het onderzoek door de indieners van het verzoek verstrekte opmerkingen als aanvullende ondersteunende indicatie van onregelmatigheden op de Chinese markt.

(59)

Daarnaast heeft de CCCMC opmerkingen ingediend inzake de eerste mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde. In deze opmerkingen herhaalde de CCCMC eerst zijn opmerkingen bij de opening van het onderzoek. Ten tweede stelde de instantie dat volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening uitsluitend die productie- en verkoopkosten waarvan was bewezen dat zij verstoord waren, zouden moeten worden vervangen door niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De CCCMC merkte met name op dat de indieners van het verzoek niet hadden bewezen dat de loonkosten in China verstoord waren, en dat de Commissie zodoende de daadwerkelijke loonkosten zoals gerapporteerd door de producenten-exporteurs had moeten gebruiken. De CCCMC verklaarde dat het vervangen van de loonkosten door die van een derde land onredelijk was, omdat die loonkosten door meerdere factoren werden beïnvloed, zoals het verband tussen vraag en aanbod op de betrokken markt, de mate van automatisering van de productie en het prijsniveau van grondstoffen in de regio waar de producenten gevestigd zijn. De CCCMC voegde eraan toe dat de loonkosten niet alleen varieerden tussen verschillende landen, maar ook tussen verschillende Chinese producenten. Bovendien merkte de CCCMC op dat de energiekosten varieerden naargelang van een aantal factoren, waaronder het soort energie en de beschikbaarheid ervan in het desbetreffende gebied, de technologie voor het opwekken van de energie, het verband tussen vraag en aanbod enz. De energieprijzen in één land kunnen het niveau van de energieprijzen onder normale marktomstandigheden in een ander land derhalve niet weerspiegelen.

(60)

De Commissie merkte op dat, zodra is vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis voor het land van uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), niet passend is gebruik te maken van binnenlandse prijzen en kosten in het land van uitvoer, zij overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), normale prijzen of benchmarks kan berekenen in een geschikt representatief land voor elke producent-exporteur. Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), mogen binnenlandse kosten uitsluitend worden gebruikt als duidelijk is vastgesteld dat zij niet verstoord zijn. In het licht van het beschikbare bewijsmateriaal kon echter niet worden vastgesteld dat individuele arbeids- en energiekosten en/of andere inputkosten voor de productie en verkoop van het onderzochte product niet-verstoord waren. De Commissie heeft, zoals blijkt uit de punten 3.2.1.1 tot en met 3.2.1.9, vastgesteld dat er sprake is van verstoringen van betekenis in de citroenzuurindustrie en er was geen duidelijk bewijs dat de productiefactoren van individuele producenten-exporteurs niet verstoord waren.

(61)

In elk geval was de berekening van de loon- en energiekosten gebaseerd op de respectieve hoeveelheid arbeid en energie die werd gebruikt in het fabricageproces, zoals aangegeven door de producenten-exporteurs. De hoeveelheid arbeid en energie kwam daarom overeen met het reële gebruik van die factoren door Chinese producenten; alleen de loon- en energiekosten werden immers vervangen door de niet-verstoorde waarde uit het representatieve land. Hoewel de loon- en energiekosten tot op zekere hoogte kunnen variëren tussen verschillende geografische gebieden, gebruikt de Commissie alleen kosten die niet onderhevig zijn aan verstoringen in een geschikt representatief land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a). De Commissie publiceerde in het dossier twee mededelingen over de productiefactoren zodat de partijen ruimschoots de gelegenheid hadden om opmerkingen te maken, onder meer door te wijzen op eventuele afwijkingen of andere overwegingen die in het representatieve land of de representatieve landen van invloed zouden kunnen zijn op de productiefactoren. In dat verband hebben de belanghebbende partijen het niveau van de loon- en/of energiekosten in het geschikte representatieve land in de mededeling van 30 november 2020 niet in twijfel getrokken. Derhalve werden deze argumenten verworpen.

(62)

Ten derde merkte de CCCMC op dat in artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening is bepaald dat de beoordeling met betrekking tot het bestaan van verstoringen van betekenis voor iedere producent-exporteur afzonderlijk moet worden uitgevoerd. Derhalve was de Commissie verplicht de situatie van iedere in de steekproef opgenomen Chinese producent te analyseren en voor ieder van hen te beslissen of er factoren van de productie- of verkoopkosten verstoord zijn.

(63)

De Commissie merkte op dat het bestaan van verstoringen van betekenis die aanleiding zijn voor de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening wordt vastgesteld voor het gehele land en dus van toepassing is op alle producenten-exporteurs in dat land, zoals hier het geval is. Zoals in overweging 60 is vermeld, is in dezelfde bepaling van de basisverordening bepaald dat binnenlandse kosten kunnen worden gebruikt indien wordt vastgesteld dat zij niet worden beïnvloed door verstoringen van betekenis, in welke gevallen zij worden gebruikt voor de berekening van de normale waarde. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(64)

In afzonderlijk ingediende antwoorden hebben de producenten-exporteurs Weifang Ensign Industry, RZBC en Jiangsu Guoxin Union Energy de argumenten van de CCCMC inzake de eerste mededeling herhaald. In de opmerkingen van COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) merkt deze producent-exporteur op dat de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening indruist tegen de bepaling van artikel 2.2 van de ADA.

(65)

De Commissie merkte op dat de kwestie van de verenigbaarheid van artikel 2, lid 6 bis, met het WTO-recht reeds is besproken in overweging 53.

(66)

Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben de CCCMC en Weifang Ensign Industry, RZBC en Jiangsu Guoxin Union Energy (“de drie producenten-exporteurs”) opmerkingen ingediend over het bestaan van verstoringen van betekenis.

(67)

Ten eerste herhaalden de CCCMC en de drie producenten-exporteurs het argument dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening onverenigbaar is met de artikelen 2.2.1.1 en 2.2 van de ADA en met de bevindingen in de volgende WTO-zaken: EU — Biodiesel (Argentina) (Panel and AB findings), EU-Biodiesel (Indonesia) (Panel findings), Ukraine — Ammonium Nitrate (Panel and AB findings), Australia — Copy Paper (Panel findings) en EU — COST Adjustment Methodologies (Panel findings). Deze partijen verwijzen specifiek naar de bevindingen in laatstgenoemd panelverslag, namelijk dat de vermeende Russische overheidsinterventie/marktverstoring geen toereikende basis vormde om te concluderen dat de administratie van de producenten-exporteurs geen redelijk beeld gaf van de kosten in verband met de productie en verkoop van het betrokken product.

(68)

De Commissie herinnerde eraan dat geen van de hierboven aangehaalde WTO-zaken betrekking had op de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening en op de voorwaarden voor de toepassing ervan. Bovendien verschillen de onderliggende feitelijke situaties in die zaken allemaal van de onderliggende situatie en de criteria die aanleiding geven tot de toepassing van de methode uit hoofde van deze bepaling van de basisverordening. Wat het WTO-geschil EU — COST Adjustment Methodologies betreft, herinnerde de Commissie eraan dat zowel de EU als Rusland beroep hebben aangetekend tegen de bevindingen van het panel, die derhalve niet definitief zijn en derhalve, volgens vaste rechtspraak van de WTO, geen juridische status hebben in het GATT- of WTO-systeem, aangezien deze niet zijn bekrachtigd door besluiten van de overeenkomstsluitende partijen bij de GATT of WTO-leden. In elk geval werd in het panelverslag specifiek geoordeeld dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening buiten het toepassingsgebied van het geschil vielen. Het panel was van oordeel dat deze bepalingen van wezenlijk belang zijn en andere rechtsgevolgen hebben dan de bepalingen van artikel 2, lid 5, van de basisverordening, die het voorwerp van dat geschil waren, en dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, niet in de plaats kwamen van laatstgenoemde bepalingen toen zij werden ingevoerd (18). Daarom zijn de bevindingen in bovengenoemde zaken niet relevant voor de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, dat een nieuwe bepaling is en nooit het voorwerp is geweest van een WTO-procedure, en niet in de plaats komt van artikel 2, lid 5 en/of artikel 2, lid 3. Deze bevindingen zijn derhalve niet van belang voor de beoordeling van de verenigbaarheid van artikel 2, lid 6 bis, met de relevante WTO-regels. Om deze redenen werd dat argument afgewezen.

(69)

Ten tweede voerden de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat ondanks de bevindingen van de WTO waarnaar in overweging 67 wordt verwezen en die een integrerend deel vormen van de EU-bevindingen inzake de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, in de mededeling van feiten en overwegingen geen motivering werd gegeven over de wijze waarop deze bepaling in overeenstemming was met de bepalingen van artikel 2.2.1.1 van de ADA en de overeenkomstige bepalingen van artikel 2, lid 5, van de basisverordening. Evenmin was er een verband tussen artikel 2, lid 6 bis, en een potentiële “bijzondere marktsituatie” als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de ADA en de overeenkomstige bepalingen van artikel 2, lid 3, van de basisverordening. Bovendien hebben de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aangevoerd dat de Commissie geen uitleg heeft verstrekt over de wijze waarop het gebruik door de Commissie van gegevens over derde landen gerechtvaardigd zou zijn op grond van artikel 2, lid 5, tweede alinea, van de basisverordening. Daarom hebben de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aangevoerd dat de Commissie de juridische samenhang van artikel 2, lid 6 bis, met de aangehaalde WTO-jurisprudentie niet heeft uitgelegd.

(70)

De Commissie herinnerde er eerst aan dat de bepalingen van artikel 2, lid 5, en artikel 2, lid 3, van de basisverordening van toepassing zijn op antidumpingonderzoeken, mits aan de desbetreffende voorwaarden van deze respectieve bepalingen is voldaan. De bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, hebben daarentegen betrekking op het specifieke geval van onderzoeken naar producten van oorsprong uit landen waar het bestaan van verstoringen van betekenis is bevestigd, en wanneer het bestaan van verstoringen van betekenis de binnenlandse kosten en prijzen ongeschikt maakt voor de berekening van de normale waarde. De op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toegepaste procedure en de inhoud van de beoordeling verschillen derhalve van die van artikel 2, lid 3, en artikel 2, lid 5, van de basisverordening. In hun argument gaan de CCCMC en de drie producenten-exporteurs ervan uit dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, noodzakelijkerwijs verband houden met de bepalingen van artikel 2, lid 5, en artikel 2, lid 3, van de basisverordening, en voeren zij aan dat de Commissie de toepassing van de methode uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, op grond van artikel 2, lid 5, en/of artikel 2, lid 3, van de basisverordening juridisch moet rechtvaardigen. Deze veronderstelling van de CCCMC en de drie producenten-exporteurs was louter speculatief, omdat in artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening is bepaald dat, zodra aan de relevante voorwaarden voor de toepassing ervan is voldaan, de methode van dit artikel moet worden toegepast. Deze bepaling bevat geen vereisten voor het uitvoeren van een aanvullende juridische analyse op grond van artikel 2, lid 3, en/of artikel 2, lid 5, van de basisverordening, laat staan de onderliggende jurisprudentie ervan, zoals de CCCME en de drie producenten-exporteurs ten onrechte beweren. Deze bepalingen staan los van elkaar. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(71)

Ten derde voerden CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat de bevindingen van het panel in EU — COST Adjustment Methodologies met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 5, van de basisverordening ook van toepassing zijn op artikel 2, lid 6 bis. Bovendien voerden de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat in de mededeling van feiten en overwegingen geen melding werd gemaakt van correcties van Colombiaanse gegevens om de productiekosten in de VRC weer te geven, hetgeen een vereiste stap zou zijn op grond van artikel 2.2 van de ADA, dat voorziet in een aanpassing van gegevens uit derde landen die door de onderzoekende autoriteit worden gebruikt om de productiekosten in het land van oorsprong weer te geven.

(72)

In haar antwoord hierop merkte de Commissie op dat, zoals reeds uiteengezet in de overwegingen 68 en 70, de bevindingen in de WTO-onderzoeken tot dusver, met inbegrip van EU — COST Adjustment Methodologies, niet specifiek betrekking hadden op de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, maar op de toepassing van artikel 2, lid 5, van de basisverordening. Het belangrijkste is dat de bevindingen in dat geschil niet definitief zijn, aangezien zowel de EU als Rusland daartegen beroep hebben aangetekend en derhalve, volgens vaste rechtspraak van de WTO, geen juridische status hebben in het GATT- of WTO-systeem, aangezien zij niet zijn bekrachtigd door besluiten van de overeenkomstsluitende partijen bij de GATT of WTO-leden. Bovendien is in dit rapport van het Panel specifiek verklaard dat de respectieve bepalingen niet van dezelfde inhoud zijn en andere rechtsgevolgen hebben dan artikel 2, lid 6 bis. Even belangrijk is, zoals uiteengezet in overweging 53 en nader besproken in overweging 74, krachtens de desbetreffende WTO-jurisprudentie het gebruik van gegevens uit een derde land toegestaan wanneer dat gerechtvaardigd is. Wat de Colombiaanse gegevens betreft, baseren de CCCMC en de drie producenten-exporteurs hun argument opnieuw op een combinatie van de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening met artikel 2, lid 3, van de basisverordening. Zoals in de punten 3.3 tot en met 3.8 van deze verordening en in de specifieke bekendmakingen nader wordt toegelicht, heeft de Commissie de relevante gegevens in Colombia (of uit andere bronnen voor bepaalde productiefactoren) volledig in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening gebruikt. Er zijn bepaalde correcties toegepast op de relevante waarde om te komen tot niet-verstoorde prijzen of benchmarks voor de berekening van de normale waarde. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(73)

Ten vierde voerden de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat de bevindingen van de Commissie over de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping in de overwegingen 170 tot en met 186 van de mededeling van feiten en overwegingen en haar voornemen om de bestaande maatregelen te handhaven, niet gerechtvaardigd waren in het licht van de bevindingen van het panel in EU — COST Adjustment Methodologies met betrekking tot de toepassing van artikel 11, lid 3, van de ADA. De CCCMC en de drie producenten-exporteurs drongen er bij de Commissie op aan haar juridische argument in overweging 53 van de mededeling van feiten en overwegingen dat de op artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening gebaseerde methode in overeenstemming is met de toepasselijke ADA-bepalingen en rechtspraak, gedetailleerd toe te lichten en te motiveren.

(74)

De Commissie wijst er nogmaals op dat de bevindingen van dit verslag van het WTO-panel niet definitief zijn, aangezien zij zowel door de EU als door Rusland zijn aangevochten en derhalve, volgens vaste rechtspraak van de WTO, geen juridische status hebben in het GATT- of WTO-systeem, aangezien zij niet zijn bekrachtigd door besluiten van de overeenkomstsluitende partijen bij de GATT of WTO-leden. Bovendien heeft het panel uitdrukkelijk geoordeeld dat artikel 2, lid 6 bis, buiten zijn taakomschrijving viel gezien de andere wezenlijke inhoud en juridische implicaties van deze bepaling in vergelijking met die van artikel 2, lid 5. Voorts was de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 53, van oordeel dat volgens de bevindingen in de WTO-zaak EU — Biodiesel (DS473) de bepalingen van de basisverordening die algemeen van toepassing zijn op alle WTO-leden, met name artikel 2, lid 5, tweede alinea, het gebruik van gegevens uit een derde land, naar behoren aangepast wanneer een dergelijke aanpassing noodzakelijk en onderbouwd is, toestaan. Aangezien het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO geen specifieke bevindingen heeft gedaan met betrekking tot de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, was de Commissie van oordeel dat, indien de bevindingen in de zaak EU — Biodiesel (DS473) relevant worden geacht in de verschillende context en situatie die onder artikel 2, lid 6 bis, van de antidumpingbasisverordening vallen, zij hoe dan ook volledig in overeenstemming zouden zijn met de mogelijkheid om gegevens uit het buitenland te gebruiken om niet-verstoorde waarden in een geschikt representatief land te verkrijgen. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(75)

Ten vijfde voerden de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat er sinds het verstrijken van het WTO-toetredingsprotocol voor China in december 2016 in de WTO geen rechtsgrondslag is om buiten het kader van de ADA van de WTO een berekening van de normale waarde toe te passen. De EU is derhalve gebonden aan haar internationale verplichtingen om zich strikt te houden aan de bepalingen van artikel 2 van de ADA die van toepassing zijn op de vaststelling van de normale waarde.

(76)

De Commissie herinnerde er om te beginnen aan dat in antidumpingprocedures betreffende producten uit China de delen van afdeling 15 van het toetredingsprotocol van China tot de WTO die nog niet zijn verstreken, van toepassing blijven bij de vaststelling van de normale waarde, zowel met betrekking tot de norm voor een markteconomie als met betrekking tot het gebruik van een methode die niet is gebaseerd op een strikte vergelijking met Chinese prijzen of kosten. Voorts herinnerde de Commissie eraan dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening is ingevoerd bij Verordening (EU) 2017/2321 van het Europees Parlement en de Raad (19), waarin wordt verwezen naar artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als rechtsgrondslag. Zoals ook wordt verduidelijkt in overweging 53, zijn de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, volledig in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de EU, met inbegrip van de desbetreffende WTO-regels. Aangezien de Commissie in deel 3.2.1 heeft geconcludeerd dat het passend is artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen op dit onderzoek en deze bepaling volledig in overeenstemming is met de WTO-regels, werd dit argument afgewezen.

(77)

Ten zesde verklaarden de CCCMC en de drie producenten-exporteurs dat de bevindingen van het onderzoek grotendeels waren gebaseerd op het verslag van de Commissie van 2017, dat niet specifiek betrekking heeft op de citroenzuursector, maar meer in het algemeen op de bredere chemische sector, de toeleveringsmarkten voor grondstoffen en/of op elementen van de Chinese economie en het Chinese overheidsbeleid die duidelijk niet specifiek zijn voor de citroenzuursector. In dit verband merkten de CCCMC en de drie producenten-exporteurs op dat de Commissie volgens de bevindingen van de WTO-beroepsinstantie in US — Countervailing Measures per geval moet vaststellen of er sprake is van verstoringen. De CCCMC en de drie producenten-exporteurs voegden hieraan toe dat zij het niet eens waren met de verklaring van de Commissie dat deze bevindingen niet relevant zijn voor deze zaak omdat zij betrekking hebben op de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (“OSCM”). De CCCMC en de drie producenten-exporteurs benadrukten dat die bevindingen ook in het onderhavige geval relevant zijn.

(78)

De Commissie herinnerde eraan dat in het kader van de OSCM de context van de verstoringen wordt aangepakt vanuit het specifieke oogpunt van de subsidiëring die zij ten gunste van de producenten-exporteurs veroorzaken. Het gevolg van deze procedure is de toepassing van een compenserend recht dat specifiek wordt berekend op basis van het bedrag van de door een onderzoekende autoriteit vastgestelde immateriële subsidiëring. In de antidumpingcontext overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening is de analyse daarentegen niet gericht op de vraag of deze verstoringen een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie vormen en aan de relevante voorwaarden voldoen, maar of zij significant zijn in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), en dus de toepassing rechtvaardigen van de methode voor de berekening van de normale waarde waarin deze bepaling voorziet. De achterliggende rechtsorde, situaties en context zijn verschillend, hebben verschillende doeleinden en leiden tot verschillende rechtsgevolgen. Daarom bleef de Commissie bij haar standpunt dat de bevindingen in bovengenoemde zaak niet relevant zijn voor het huidige onderzoek en heeft zij dit argument derhalve afgewezen.

(79)

Met betrekking tot het argument dat het verslag van de Commissie van 2017 geen specifiek hoofdstuk over citroenzuur bevat, merkte de Commissie op dat het bestaan van de verstoringen van betekenis die aanleiding geven tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening geen verband houdt met het bestaan van een specifiek sectoraal hoofdstuk dat betrekking heeft op het onderzochte product. Het rapport beschrijft verschillende soorten in de VRC voorkomende verstoringen die van toepassing zijn op de gehele Chinese economie en de prijzen en/of grondstoffen en productiekosten van het onderzochte product beïnvloeden. Bovendien is het verslag niet de enige bron van bewijs die de Commissie voor haar vaststelling heeft gebruikt, aangezien er voor dit doel aanvullende elementen op proeftijd worden gebruikt. Zoals uiteengezet in de onderstaande punten 3.2.1.2 tot en met 3.2.1.9, is de citroenzuurindustrie onderworpen aan een aantal in het rapport beschreven vormen van overheidsingrijpen (onderwerping aan de vijfjarenplannen en andere documenten, verstoringen van de grondstoffenmarkt, verstoringen van de financiële markten enz.), die expliciet worden opgesomd en waarnaar expliciet wordt verwezen in deze verordening. Daarnaast wordt in de overwegingen 94, 97, 100 en 101 van deze verordening tevens een beschrijving gegeven van een aantal verstoringen van de citroenzuursector en/of de markt voor de daarvoor gebruikte grondstoffen en basisproducten, naast de reeds in het rapport opgenomen verstoringen van betekenis. De marktomstandigheden en het beleid en de plannen die daaraan ten grondslag liggen vormen de aanleiding voor de verstoringen van betekenis die nog steeds voor de citroenzuursector gelden en voor de productiekosten ervan, ondanks het feit dat het rapport in december 2017 gepubliceerd is. Geen van de partijen heeft bewijs van het tegendeel verstrekt. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(80)

In de zevende plaats voerden CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat de Commissie weliswaar verschillende leidende overheidsconcepten en uitvoeringsbepalingen vermeldde die overheidsingrijpen in de economie mogelijk maken en zelfs uitdrukkelijk kunnen verplichten, maar dat de Commissie niet heeft aangetoond dat er sprake was van feitelijke verstoringen als gevolg daarvan. De CCCMC en de drie producenten-exporteurs hebben daaraan toegevoegd dat krachtens de bevindingen van de Beroepsinstantie in US — Countervailing Measures “het bestaan van prijsverstoring als gevolg van overheidsingrijpen moet worden vastgesteld en voldoende moet worden toegelicht” en dat “de vaststelling […] voor elk geval afzonderlijk moet worden bepaald”. De CCCMC en de drie producenten-exporteurs hebben verder aangevoerd dat de prijsverstoringsanalyse van de Commissie op individuele basis, producent per producent en kost per kost worden uitgevoerd, omdat daadwerkelijke uitoefening van overheidsinterventie bijvoorbeeld op verschillende overheidsniveaus en met betrekking tot verschillende regio’s in het land kan plaatsvinden, en derhalve niet alle producenten van het onderzochte product in alle delen van het land op dezelfde manier treft.

(81)

De Commissie herinnerde eraan dat bij artikel 2, lid 6 bis, onder b), is bepaald dat de Commissie bij de beoordeling van het bestaan van verstoringen van betekenis rekening moet houden met de “mogelijke gevolgen” van de in dat artikel genoemde elementen. Uit de bevindingen in de punten 3.2.1.2 tot en met 3.2.1.9 van deze verordening blijkt dat de Chinese citroenzuurproducenten preferentiële toegang hebben tot overheidsfinanciering en dat er sprake is van verstoringen voor het gehele land met betrekking tot alle zes elementen die wijzen op verstoringen, zoals vermeld in artikel 2, lid 6 bis, onder b). Daarom is de aanwezigheid van dergelijke verstoringen in de sector relevant voor de beoordeling van het bestaan van verstoringen op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder b). De Commissie herinnerde er voorts aan dat ongeacht of de producenten-exporteurs daadwerkelijk worden getroffen door rechtstreeks overheidsingrijpen, zoals de ontvangst van subsidies, hun leveranciers of andere actoren die betrokken zijn bij de upstream- of downstreammarkten van de productie van het betrokken product, waarschijnlijk gevolgen ondervinden van overheidsingrijpen, zoals preferentiële toegang tot financiering, wat een extra indicator is dat prijzen of kosten niet het resultaat zijn van de vrije marktwerking. Met betrekking tot de verwijzing naar de WTO-bevindingen in US — Countervailing measures, zoals uiteengezet in de overwegingen 57 en 78, herhaalt de Commissie dat deze niet relevant zijn in het kader van dit onderzoek, aangezien zij betrekking hebben op het antisubsidie-instrument, en hoe dan ook geen wijziging inhouden van de bevindingen inzake het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Derhalve werd dit argument afgewezen.

(82)

Tot slot voerden CCCMC en de drie producenten-exporteurs aan dat de mededeling van feiten en overwegingen, zowel wat betreft de verwijzingen naar het beleid of de plannen van de overheid als met betrekking tot het vermeende overheidsingrijpen in de citroenzuursector, consequent heeft nagelaten om gevallen van feitelijk overheidsingrijpen in de activiteiten van de Chinese citroenzuurproducenten met een verstoring van de prijzen van deze producenten tot gevolg, aan te halen. Zo hebben CCCMC en de drie producenten-exporteurs geciteerd uit het in overweging 76 van de mededeling genoemde overheidsplan, waarin de citroenzuurproducenten werden aangemoedigd grotere ondernemingen op te richten door middel van fusies en reorganisaties. De CCCMC en de drie producenten-exporteurs voerden aan dat het genoemde plan slechts betrekking heeft op bepaalde provincies, regio’s of productiegebieden, wat betekent dat zelfs de aanmoediging niet breed wordt uitgebreid tot alle producenten in de VRC, wat opnieuw een analyse en bekendmaking per producent zou rechtvaardigen. Bovendien hebben de CCCMC en de drie producenten-exporteurs daaraan toegevoegd dat een eenvoudige “aanmoediging” in feite niet gelijkstaat aan daadwerkelijke interventie om fusies/reorganisaties te eisen en dat de Commissie geen voorbeelden van daadwerkelijke interventie heeft gegeven. Tot slot hebben de CCCMC en de drie producenten-exporteurs aangevoerd dat hetzelfde document andere maatregelen omvatte, zoals de toepassing van milieubeschermingsnormen, inspanningen voor de verificatie van schone productie en uitgebreide verbeteringen op het gebied van energiebesparing en emissiereductie, vermindering van energie- en waterverbruik en bevordering van schone productie en recycling. Al deze maatregelen zouden redelijkerwijs efficiënter kunnen worden toegepast als de productie-eenheden groter zijn, waartoe de overheid aanmoedigt.

(83)

De Commissie herinnerde eraan dat de “aanmoediging” door de overheid van bepaalde acties, zoals fusies en reorganisaties om grotere conglomeraten op te richten, niet alleen lege verklaringen en aanbevelingen zijn, maar dat er daadwerkelijke financiële stimulansen zijn die de aanbevelingen van de regering in de officiële plannen ondersteunen (zie met name punt 3.2.1.8 en overweging 110). Zelfs indien de Chinese regering, op basis van haar plan, de ondernemingen niet zou dwingen of verplichten zich te groeperen in grotere entiteiten, quod non, zijn er in elk geval bepaalde financiële voordelen of gunstige kredietvoorwaarden beschikbaar voor de ondernemingen die besluiten de aanbevelingen van het plan op te volgen, zodat de vrije marktkrachten die de ondernemingen zonder dergelijke plannen zouden sturen, verstoord zijn. De analyse en bevindingen in de punten 3.2.1.2 tot en met 3.2.1.9 van deze verordening wijzen hoe dan ook duidelijk op het bestaan van verstoringen van betekenis in de citroenzuursector en op het feit dat zij waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de leveranciers van grondstoffen aan de producenten van het betrokken product.

(84)

De Commissie heeft vervolgens onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening al dan niet passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft zij gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het rapport, dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. Op grond hiervan werden deze argumenten afgewezen.

3.2.1.2.   Verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC

(85)

Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en bepaalt het economische bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie is de “leidende kracht van de nationale economie” en de staat heeft het mandaat “om de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (20). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publiek eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. De Chinese eigendomswetgeving vormt bij uitstek een voorbeeld hiervan: het verwijst naar het feit dat de VRC zich in de eerste fase van het socialisme bevindt en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin staatseigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toestaat dat deze zich samen met het staatseigendom ontwikkelen (21).

(86)

Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar te onderscheiden zijn. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in artikel 1 van de grondwet. Na de reeds bestaande eerste zin van de bepaling, “[h]et socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt: “[D]e bepalende eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China.” (22) Dit illustreert de onbetwiste en steeds toenemende zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. Dit leiderschap en deze zeggenschap is inherent aan het Chinese systeem en gaat veel verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen waar de regering algemene macro-economische zeggenschap uitoefent binnen de limieten van de vrije marktwerking.

(87)

De Chinese staat voert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (23). De Chinese autoriteiten hanteren talrijke interventionistische economische instrumenten, waaronder het systeem van industriële planning, het financiële stelsel en het niveau van de regelgeving.

(88)

Ten eerste, wat de algehele administratieve controle betreft, wordt de Chinese economie gestuurd door middel van een complex systeem van industriële planning dat gevolgen heeft voor alle economische activiteiten in het land. Al deze plannen samen bestrijken een complete en complexe matrix van sectoren en transversale beleidsmaatregelen en zijn aanwezig op alle overheidsniveaus. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen beschreven om de betrokken bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiestreefcijfers, terwijl dit in eerdere planningscycli de regel was. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de regering en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteiten. Dit geldt niet slechts vanwege de bindende aard van de plannen, maar ook omdat de Chinese autoriteiten zich op alle overheidsniveaus aan het plansysteem houden en de aan hen verleende bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, en de marktdeelnemers er aldus toe bewegen zich te houden aan de prioriteiten die in de plannen zijn gesteld (zie ook punt 3.2.1.5) (24).

(89)

Ten tweede, wat de toewijzing van financiële middelen betreft, wordt het financiële stelsel van de VRC gedomineerd door handelsbanken in staatseigendom. Bij het vaststellen en uitvoeren van hun kredietverleningsbeleid moeten deze banken niet zozeer de economische merites van een bepaald project beoordelen, maar zich in de eerste plaats voegen naar de doelstellingen van het industriële beleid van de overheid (zie ook punt 3.2.1.8) (25). Hetzelfde geldt voor de andere onderdelen van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze niet-bancaire onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op gericht is de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar de zeggenschap van de staat en de CCP te waarborgen en hun ingrijpen mogelijk te maken (26).

(90)

Ten derde, wat het regelgevingsklimaat betreft, grijpt de staat op een aantal manieren in de economie in. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen na te streven dan economische doelmatigheid, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst om de verwezenlijking van in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen wordt echter niet omschreven, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (27). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen en diverse stimulansen, beperkingen en verbodsbepalingen in verband met investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument ter ondersteuning van de doelstellingen van het industriebeleid, zoals de handhaving van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of de versterking van de binnenlandse industrie (28).

(91)

Kortom, het Chinese economische model is gebaseerd op bepaalde fundamentele axioma’s die voorzien in grootschalig overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (29).

3.2.1.3.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

(92)

In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie.

(93)

De Chinese overheid en de CCP houden structuren in stand waarmee hun blijvende invloed op ondernemingen, en met name staatsondernemingen, wordt verzekerd. De staat (en in veel opzichten de CCP) speelt niet alleen een actieve rol in het formuleren en controleren van de uitvoering van algemeen bedrijfseconomisch beleid door individuele staatsondernemingen, maar eist ook het recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming in staatsondernemingen. Dit gebeurt doorgaans door de roulatie van leidinggevend personeel tussen overheidsinstanties en staatsondernemingen, door de aanwezigheid van partijleden in de uitvoerende organen van staatsondernemingen en van partijcellen in ondernemingen (zie ook punt 3.2.1.4), alsook door het vormgeven van de bedrijfsstructuur van de sector staatsondernemingen (30). In ruil daarvoor genieten staatsondernemingen een bijzondere status binnen de Chinese economie, wat een aantal economische voordelen inhoudt, zoals met name afscherming tegen concurrentie en preferentiële toegang tot relevante productiemiddelen, waaronder financiële middelen (31). De factoren die wijzen op het bestaan van zeggenschap van de staat over ondernemingen in de citroenzuursector worden nader beschreven in punt 3.2.1.4.

(94)

Met name in de citroenzuursector is een deel van de ondernemingen in handen van de Chinese overheid. Het onderzoek heeft aangetoond dat ten minste drie van de producenten-exporteurs, COFCO, Jiangsu Guoxin Union Energy en Laiwu Taihe, staatsondernemingen zijn. Bovendien wordt de citroenzuurindustrie volgens het dertiende vijfjarenplan voor graan- en olieverwerking aangemoedigd om grotere ondernemingen te vormen door middel van fusies en reorganisaties (32). Deze aanmoediging vormt een aanwijzing voor overheidsinmenging in de industrie.

(95)

Door de hoge mate van overheidsingrijpen in de citroenzuursector en het voorkomen van staatsondernemingen in de sector, worden zelfs particuliere producenten verhinderd om onder marktvoorwaarden te opereren. Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de citroenzuursector staan immers onder beleidstoezicht, zoals nader omschreven in punt 3.2.1.5.

3.2.1.4.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), tweede streepje, van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(96)

Naast de uitoefening van zeggenschap over de economie door staatsondernemingen en andere instrumenten in handen te hebben, kan de Chinese overheid zich ook in de prijzen en kosten mengen via overheidsdeelneming in ondernemingen. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten (33), maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Overeenkomstig het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (34)) worden opgezet en de onderneming dient de noodzakelijke voorwaarden voor de activiteiten van de partijorganisatie te scheppen. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. In elk geval sinds 2016 echter heeft de CCP haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk heeft uitgeoefend op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (35). In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (36). Deze regels zijn van algemene toepassing in de hele Chinese economie, in alle sectoren, ook bij de producenten van citroenzuur en de leveranciers van de basisproducten daarvoor.

(97)

Zoals reeds is opgemerkt, zijn specifiek in de citroenzuurindustrie sommige producenten in handen van de staat. Bovendien bleek uit het onderzoek dat bij vijf van de citroenzuurproducenten, waaronder Cofco, Weifang Ensign, RZBC, Jiangsu Guoxin en Laiwu Taihe Biochemistry, het hogere management banden heeft met de CCP en dat er sprake is van partijopbouwende activiteiten.

(98)

De aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen daarin door de staat (zie ook punt 3.2.1.8), alsmede het ingrijpen door de staat in de levering van grondstoffen en basisproducten, hebben een aanvullend verstorend effect op de markt (37). De aanwezigheid van de staat in ondernemingen, met inbegrip van staatsondernemingen, in de citroenzuurindustrie en andere sectoren (zoals de financiële sector en de sector voor basisproducten) maakt het de Chinese overheid dus mogelijk zich te mengen in de prijzen en kosten.

3.2.1.5.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), derde streepje, van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(99)

De koers van de Chinese economie wordt in aanzienlijke mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten worden gesteld en waarin de doelstellingen worden voorgeschreven waar de centrale en lokale overheden zich op moeten concentreren. Op alle overheidsniveaus bestaan plannen die vrijwel alle economische sectoren bestrijken. De bij de planningsinstrumenten bepaalde doelstellingen zijn van bindende aard en de autoriteiten op elk bestuurlijk niveau houden toezicht op de uitvoering van de plannen door het desbetreffende lagere overheidsniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, waarbij de marktwerking buiten beschouwing blijft (38).

(100)

Hoewel de citroenzuurindustrie op zich geen belangrijke sector is in de VRC, zijn de voor de productie van citroenzuur gebruikte grondstoffen sterk gereglementeerd in het land. De voornaamste grondstof, mais, is onderworpen aan intensieve reglementering.

(101)

De VRC bewaart grote voorraden mais, waardoor de overheid de prijzen van deze grondstof kunstmatig kan verlagen of verhogen door op de markt grote hoeveelheden mais te kopen of te verkopen. Ofschoon de VRC het probleem van de buitensporige maisvoorraden in 2016 is beginnen aan te pakken, bewaart het land nog altijd enorme voorraden, wat een verstorend effect heeft op de prijzen (39). Daarnaast heeft de overheid zeggenschap over de diverse aspecten van de gehele maiswaardeketen, met inbegrip van subsidies voor de productie van mais (40) en toezicht op de verwerking: “[a]lle lokale overheidsinstanties zullen het toezicht op en de analyse van de vraag naar en het aanbod van mais in de relevante gebieden uitbreiden, het toezicht op de opbouwfase van projecten voor de intensieve bewerking van mais en de fase daarna versterken, het evenwicht van de vraag naar en het aanbod van mais bevorderen en de nationale voedselzekerheid waarborgen” (41). In de VRC gelden ook maatregelen voor het toezicht op investeringen: “[D]e bouwaanvraag voor projecten voor de intensieve bewerking van mais is onderworpen aan geharmoniseerd beheer overeenkomstig Besluit nr. 673 van de Staatsraad.” (42) Deze overheidsinmenging in de gehele waardeketen heeft of kan tenminste een verstorend effect hebben op de prijzen.

(102)

Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van mais; waarbij mais de belangrijkste grondstof is voor de productie van citroenzuur. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

3.2.1.6.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(103)

Volgens de informatie in het dossier slaagt het Chinese systeem voor faillissementen er niet in zijn belangrijkste doelstellingen te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. Dit lijkt zijn oorsprong te hebben in het feit dat het Chinese faillissementsrecht, ook al berust het formeel op beginselen die gelijkenis vertonen met de beginselen van het overeenkomstige recht in andere landen dan de VRC, wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen is nog altijd opvallend laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats doordat de insolventieprocedures lijden aan een aantal tekortkomingen die in de praktijk ontmoedigen om een faillissementsaanvraag in te dienen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (43).

(104)

Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (44). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing ervan is volledig in handen van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd en dat sommige kopers hun grond kosteloos of onder de marktprijs verkrijgen (45). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (46).

(105)

De Commissie heeft voorlopig geconcludeerd dat de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert en dus verstoringen veroorzaakt wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen. Net als andere sectoren in de Chinese economie zijn de producenten van citroenzuur onderworpen aan deze wetten en dus ook aan de verstoringen van bovenaf die het gevolg zijn van de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving ervan. Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie stelt.

(106)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de citroenzuursector, ook ten aanzien van het onderzochte product.

3.2.1.7.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(107)

Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. Een aantal essentiële verdragen van de International Arbeidsorganisatie (“IAO”), met name die inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, is door de VRC niet geratificeerd (47). Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter niet onafhankelijk van de overheid en houdt zich slechts in beperkte mate bezig met collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers (48). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in de VRC beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (49). Deze bevindingen leiden tot verstoring van de loonkosten in de VRC.

(108)

Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de citroenzuursector niet onderworpen zou zijn aan het hierboven beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De citroenzuursector staat derhalve bloot aan verstoringen van de loonkosten, zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging ervan) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn).

3.2.1.8.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(109)

De toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC is onderhevig aan diverse verstoringen.

(110)

Ten eerste wordt het Chinese financiële systeem gekenmerkt door de sterke positie van staatsbanken (50), die bij het verschaffen van toegang tot kapitaal andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project hanteren. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (51), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld overheidsbeleid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (52). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden aangemoedigd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (53).

(111)

Hoewel wordt erkend dat in diverse wettelijke bepalingen is vastgesteld dat het normale gedrag van banken en de prudentiële regels, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, moeten worden geëerbiedigd, wijst het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen.

(112)

Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid. Ramingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch samengaan met lagere internationale ratings (54).

(113)

Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden aangemoedigd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (55). Dit leidt ertoe dat gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn.

(114)

Ten tweede zijn de financieringskosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de recente toename van de schulden van de ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren.

(115)

Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel verstrekte kredieten tegen of onder de referentierente maakt immers nog steeds 45 % van alle kredieten uit, en gerichte kredietverlening lijkt te zijn geïntensiveerd, aangezien dit aandeel sinds 2015 ondanks de verslechterende economische omstandigheden aanzienlijk is toegenomen. Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal.

(116)

De algemene toename van kredietverlening in de VRC wijst op een steeds minder efficiënte kapitaaltoewijzing, zonder dat er tekenen zijn van een krappere kredietverlening die men in een niet-verstoorde marktomgeving zou verwachten. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Geconfronteerd met een situatie van toenemende risicovolle schulden, heeft de Chinese overheid ervoor gekozen wanbetalingen te voorkomen. Als gevolg hiervan is het probleem van oninbare vorderingen aangepakt door schulden door te rollen, wat heeft geleid tot het ontstaan van “zombie”-ondernemingen, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen.

(117)

In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die onlangs zijn genomen om de markt te liberaliseren, beïnvloed door verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en alomtegenwoordige rol van de staat op de kapitaalmarkten.

(118)

Er is geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de citroenzuursector, en/of de leveranciers van deze bedrijfstak, niet onderworpen zouden zijn aan het hierboven beschreven overheidsingrijpen in het financiële systeem. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

3.2.1.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

(119)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem zoals beschreven in de punten 3.2.1.1 tot en met 3.2.1.5, en in deel A van het rapport, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren zoals beschreven in de punten 3.2.1.6 tot en met 3.2.1.8 en in deel B van het rapport.

(120)

De Commissie herinnerde eraan dat voor de productie van citroenzuur een brede waaier van basisproducten nodig is, waaronder mais, gedroogde zoete aardappelen, zwavelzuur, zoutzuur, steenkool enz. Volgens het bewijsmateriaal in het dossier kochten de meeste in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs al hun basisproducten aan in de VRC en vormen de ingevoerde basisproducten een verwaarloosbaar deel van de grondstoffen van die producenten-exporteurs die een aantal basisproducten in het buitenland aankopen. Wanneer de citroenzuurproducenten deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij hebben mogelijk middelen geleend die onderhevig zijn aan de verstoringen in de financiële sector. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(121)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van citroenzuur ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, maar zijn alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) aangetast omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen A en B van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat elk basisproduct dat in de VRC is geproduceerd, zelfs als het een reeks productiefactoren combineert, aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz. Noch de Chinese overheid noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van dit onderzoek bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen.

3.2.1.10.   Conclusie

(122)

Uit de analyse in de punten 3.2.1.2 tot en met 3.2.1.9, waarbij al het beschikbare bewijsmateriaal over het ingrijpen van de VRC in haar economie in het algemeen en in de citroenzuursector (inclusief het onderzochte product) is onderzocht, is gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand zijn gekomen doordat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, hetgeen wordt aangetoond door de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid heeft de Commissie geconcludeerd dat het in dit geval niet passend is om voor het vaststellen van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten.

(123)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt.

3.3.   Representatief land

(124)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening heeft de Commissie een geschikt representatief land gekozen om op basis van de volgende criteria de niet-verstoorde prijzen of benchmarks vast te stellen voor de productie- en verkoopkosten van het onderzochte product:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen in overweging genomen met een bruto nationaal inkomen dat volgens de databank van de Wereldbank vergelijkbaar is met dat van de VRC;

vervaardiging van het onderzochte product in dat land;

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in dat land, en

waar er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, zou in voorkomend geval de voorkeur gegeven worden aan een land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(125)

Op basis hiervan heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen bekendgemaakt over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde en over het representatieve land.

(126)

In de mededeling van 5 maart 2020 heeft de Commissie gedetailleerde informatie over de bovenstaande criteria verstrekt en Brazilië, Colombia en Thailand als potentiële geschikte representatieve landen aangemerkt. De Commissie heeft ook de producenten van het onderzochte product geïdentificeerd in de mogelijk geschikte representatieve landen waarvoor zij openbaar beschikbare financiële gegevens ter beschikking had.

(127)

De Commissie heeft belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken in dit verband. De Commissie heeft van de CCCMC, de vier medewerkende producenten-exporteurs en de bedrijfstak van de Unie opmerkingen ontvangen over diverse aspecten van de selectie van het representatieve land.

(128)

In hun opmerkingen van 23 maart 2020 gaven de CCCMC en de vier Chinese producenten-exporteurs te kennen dat Brazilië het beste representatieve land zou zijn. Ten eerste sluit het bruto nationaal inkomen (“bni”) van Brazilië volgens de databank van de Wereldbank het dichtst aan bij dat van de VRC, terwijl het bni van Colombia en Thailand veel lager ligt. Ook waren de twee als citroenzuurproducenten geïdentificeerde Braziliaanse ondernemingen de afgelopen jaren winstgevend. Daarnaast heeft Brazilië een toereikend niveau van sociale en milieubescherming. Tegelijkertijd gaven de CCCMC en de medewerkende producenten te kennen dat zij tegen de keuze van Colombia als geschikt representatief land waren. Zij betoogden dat sommige invoergegevens van Colombia met betrekking tot bepaalde productiefactoren niet beschikbaar of representatief waren. Zij voerden ook aan dat de Colombiaanse invoerprijzen van een aantal belangrijke grondstoffen (zwavelzuur, zoutzuur en ruwe steenkool) aanzienlijk en onredelijk veel hoger waren dan die van de andere mogelijke representatieve landen en bijgevolg niet mochten worden beschouwd als niet-verstoorde prijzen die zouden kunnen worden gebruikt om de normale waarde van citroenzuur te berekenen.

(129)

De CCCMC en de medewerkende producenten-exporteurs stelden ook dat Thailand geen geschikt representatief land was, aangezien twee van de drie vastgestelde citroenzuurproducenten in 2018 niet winstgevend waren en de derde hoofdzakelijk gericht is op uitvoermarkten.

(130)

De bedrijfstak van de Unie voerde in zijn opmerkingen aan dat Colombia de meest geschikte keuze was om de niet-verstoorde kosten te bepalen. Hij benadrukte dat de financiële gegevens van de ondernemingen in Thailand niet waren gecontroleerd, wat de betrouwbaarheid ervan sterk aantast. Bovendien betoogde de bedrijfstak van de Unie dat Chinese ondernemingen of de Chinese staat een meerderheidsbelang hadden in twee van de drie vastgestelde producenten in Thailand en dat deze ondernemingen zich vooral op de uitvoer richtten. Wat Brazilië betreft, voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat de twee Braziliaanse ondernemingen tot groepen behoorden en dat de invloed van groepen op de financiële gegevens moeilijk te beoordelen leek, en dat deze ondernemingen een breed scala van producten verkochten.

(131)

Na een gedetailleerde analyse van bovenstaande argumenten heeft de Commissie op 30 november 2020 een tweede mededeling bekendgemaakt, waarin zij inging op al deze opmerkingen aan de hand van bovengenoemde criteria en de belanghebbenden op de hoogte stelde van haar voorlopige conclusies. De Commissie verklaarde in deze mededeling dat zij voornemens was Colombia te gebruiken als geschikt representatief land indien het bestaan van verstoringen van betekenis zou worden bevestigd. Voorts wees de Commissie erop dat zij voor de berekening van de normale waarde ook gebruik mag maken van geschikte niet-verstoorde internationale prijzen, kosten of benchmarks en dat zij voor niet-verstoorde verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en winst alle geschikte alternatieven in overweging nemen mag nemen die beschikbaar zijn overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. Aangezien de enige Colombiaanse onderneming die het onderzochte product vervaardigt in 2018 een lage winstgevendheid registreerde en in 2017 verliesgevend was — vergelijkbaar met de situatie van de producenten in Thailand en Brazilië — zou de Commissie met name recentere gegevens overwegen indien die beschikbaar waren en indien uit die gegevens een redelijk niveau van VAA-kosten en winstgevendheid zouden blijken. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken.

(132)

Met betrekking tot de mededeling van 30 november 2020 heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de CCCMC en de producenten in de Unie.

(133)

In zijn opmerkingen van 9 december 2020 bleef de CCCMC erbij dat Colombia geen geschikt representatief land was en dat Brazilië zou moeten worden gekozen als het geschikte land. De CCCMC voerde aan dat de lagere invoerprijzen voor mais in Brazilië niet werden veroorzaakt door verstoringen, maar door voordelen met betrekking tot vervoersafstanden en hoeveelheden. De CCCMC betoogde voorts dat indien de Braziliaanse invoerprijzen niet konden worden gebruikt, internationale prijzen zouden moeten worden gebruikt in plaats van Brazilië volledig buiten beschouwing te laten bij de keuze van het representatieve land. De CCCMC voerde ook aan dat Colombia geen geschikt representatief land was aangezien de aangeduide producent onredelijke bedrijfskosten had.

(134)

Volgens de bedrijfstak van de Unie was Colombia het meest geschikte representatieve land. Aangezien de Colombiaanse onderneming die het onderzochte product vervaardigt verliesgevend was of een lage winstgevendheid kende in 2018 en ook in 2019, waarvoor intussen gegevens beschikbaar waren geworden, wees een van de producenten in de Unie een aantal ondernemingen aan die een product vervaardigen dat gelijkenissen vertoont met het onderzochte product. De producent in de Unie richtte zich met name op ondernemingen die ingrediënten vervaardigen voor de dranken-, de schoonmaak-, de levensmiddelen- en de gezondheidssector en de farmaceutische sector in Colombia en waarvan de financiële gegevens overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening een redelijk niveau van VAA-kosten en winst lieten zien.

(135)

De Commissie heeft alle argumenten die door alle partijen werden aangevoerd zorgvuldig overwogen. Wat Thailand betreft, was de Commissie het eens met de CCCMC en met de producent in de Unie dat dit geen geschikt representatief land is, aangezien de producenten van het onderzochte product verliesgevend zijn en/of dochterondernemingen zijn van Chinese ondernemingen en er bovendien uitvoerbeperkingen bestaan voor bepaalde productiefactoren. Ook legden de ondernemingen die het onderzochte product vervaardigden geen redelijk niveau van VAA-kosten en winst voor. Derhalve werd Thailand verworpen.

(136)

De Commissie spitste haar analyse bijgevolg toe op Brazilië en Colombia. De Commissie analyseerde ten eerste of er uitvoerbeperkingen of andere verstoringen bestonden met betrekking tot de belangrijkste productiefactoren. De belangrijkste productiefactor van het onderzochte product, die meer dan 70 % van de totale kosten voor basisproducten vertegenwoordigt voor de producenten-exporteurs, is mais. De Commissie merkte op dat de hoeveelheid ingevoerde mais in Brazilië slechts 1,5 miljoen ton bedroeg, vergeleken met de Braziliaanse binnenlandse maisproductie van meer dan 100 miljoen ton (56). De CCCMC betwistte het feit dat deze naar Brazilië ingevoerde hoeveelheden mais laag waren. Vergeleken met de omvang van de Braziliaanse productie vertegenwoordigen deze ingevoerde hoeveelheden echter slechts 1,5 % van de productie. Gezien deze zeer beperkte hoeveelheid invoer in vergelijking met de grote binnenlandse productie, controleerde de Commissie ook de prijzen van de invoer naar Brazilië en merkte zij op dat die aanzienlijk verschilden van de internationale prijzen voor mais. De CCCMC betwistte in zijn opmerkingen bij de mededeling van 30 november dat de prijzen aanzienlijk verschilden en verzocht om aanvullende informatie over de prijsvergelijking. De gemiddelde internationale prijs voor mais die de Commissie in de mededeling van 30 november aanhaalt voor 2019, bedroeg volgens IndexMundi (57) 151 EUR per ton op fob-basis, terwijl de gemiddelde invoerprijs van mais in Brazilië volgens GTA slechts 116 EUR per ton op fob-basis bedroeg. Dit cijfer toont duidelijk aan dat de prijzen bij invoer in Brazilië aanzienlijk lager waren dan de internationale prijsindex.

(137)

Daarnaast voerde de CCCMC aan dat de invoerprijzen voor mais lager lagen in Brazilië dan in Colombia vanwege de lagere vervoerskosten, aangezien de invoer in Brazilië hoofdzakelijk afkomstig was uit buurlanden zoals Argentinië en Paraguay, terwijl Colombia mais hoofdzakelijk invoert uit de VS en uit Argentinië. Die bewering was niet onderbouwd, aangezien de CCCMC noch de werkelijke oorsprong en haven van binnenkomst in de respectieve landen, noch dat de invloed van de vervoerskosten naar de respectieve landen van invloed aantoonde. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(138)

De CCCMC stelde ook dat Chinese producenten een grote deel van hun mais in eigen land aankopen. De CCCMC beweerde derhalve dat de Braziliaanse invoerprijs beter zou aansluiten op de situatie inzake de aankopen van mais door de Chinese producenten. De Commissie merkte op dat dit argument niets afdoet aan het feit dat de in Brazilië ingevoerde hoeveelheden objectief gezien laag zijn in vergelijking met de omvang van de binnenlandse productie, hetgeen de representativiteit van de invoerprijs van mais in Brazilië ondermijnt. Dit argument doet ook geen afbreuk aan de conclusie dat prijzen bij invoer in Brazilië aanzienlijk verschillen van de internationale maisprijzen, waarschijnlijk vanwege de beperkte invoer en de aanzienlijke omvang van de binnenlandse productie. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(139)

De CCCMC betoogde voorts dat, zelfs als de prijzen voor de invoer van mais in Brazilië niet konden worden gebruikt omdat zij niet representatief waren, wat niet het geval was, Brazilië toch als representatief land zou moeten worden gekozen en er een passende niet-verstoorde internationale prijs voor mais zou moeten worden toegepast in plaats van de prijzen bij invoer in Brazilië.

(140)

In antwoord hierop merkte de Commissie op dat zij, zoals nader wordt toegelicht in dit punt, Colombia als een geschikt representatief land in dit onderzoek beschouwde op grond van de in de basisverordening opgenomen relevante elementen, waaronder de beschikbaarheid van geschiktere financiële gegevens voor producenten van producten die vergelijkbaar zijn met citroenzuur vergeleken met Brazilië. Wat de ingevoerde hoeveelheden en maisprijzen voor Colombia betreft, bedraagt de totale binnenlandse maisproductie in Colombia volgens IndexMundi 1,5 miljoen ton, terwijl de maisinvoer volgens GTA-gegevens ongeveer 5,5 miljoen ton bedraagt en dus 365 % van de productie vertegenwoordigt. Deze vergelijking toont aan dat de ingevoerde hoeveelheden in Colombia, in tegenstelling tot in Brazilië, representatief lijken te zijn gelet op de omvang van de binnenlandse productie. Wat de maisprijzen betreft, bedroeg de gemiddelde invoerprijs voor mais in Colombia in 2019 volgens GTA 174 EUR per ton op cif-basis, een prijs die veel dichter aanleunt bij en in overeenstemming is met de gemiddelde internationale prijs voor mais van 151 EUR per ton op fob-basis, aangezien de internationale invoerprijs op cif-basis hoger zou zijn. Aangezien Colombia in andere opzichten als een geschikt representatief land wordt beschouwd, zoals hieronder nader wordt uiteengezet; de invoerprijzen voor mais in Colombia grotendeels overeenkomen met de internationale maisprijzen, en er geen bewijs is voor een verstoring die de maisprijzen in Colombia zou beïnvloeden; is er geen reden om Brazilië te kiezen als een geschikt representatief land en een internationale benchmark te gebruiken in plaats van de prijzen bij invoer in het geschikte representatieve land, zoals voorgeschreven bij artikel 2, lid 6 bis, onder a), tweede alinea, eerste streepje.

(141)

Met betrekking tot de overige productiefactoren bestaan er uitvoerbeperkingen voor bepaalde productiefactoren in Brazilië (vergunningseis voor de uitvoer van kalk) en Thailand (vergunningseis voor de uitvoer van gips), terwijl die niet bestaan in Colombia, zoals wordt bevestigd door de relevante OESO-lijst (58). Hoewel deze factoren een veel beperkter aandeel hebben in de productiekosten van bepaalde producenten-exporteurs en zij niet van toepassing waren op alle producenten-exporteurs, was dit een bijkomend relevant element in de keuze van het geschikte representatieve land.

(142)

Voor de keuze van het geschikte representatieve land heeft de Commissie overeenkomstig de basisverordening ook gekeken naar de beschikbaarheid van openbare financiële gegevens voor producenten van het onderzochte product in Thailand, Brazilië en Colombia.

(143)

Aangezien Thailand niet werd beschouwd als een geschikt representatief land, zoals toegelicht in overweging 117, heeft de Commissie haar vergelijkende analyse toegespitst op Brazilië en Colombia.

(144)

Wat Brazilië en Colombia betreft, heeft de Commissie in de mededeling van 5 maart de ondernemingen vermeld die in die landen citroenzuur vervaardigen. Destijds waren er noch in Brazilië, noch in Colombia producenten met een redelijke winst voor 2018.

(145)

In de mededeling van 30 november 2020 verklaarde de Commissie dat de Colombiaanse onderneming Sucroal SA, waarvoor gegevens betreffende VAA-kosten en winst openbaar toegankelijk waren, een geschikte representatieve onderneming was omdat zij het onderzochte product vervaardigt, alsmede een productassortiment dat nauwer aansluit bij citroenzuur. Tegelijkertijd registreerde Sucroal SA in 2018 een lage winstgevendheid en was de onderneming in 2017 verliesgevend.

(146)

In Brazilië was de situatie vergelijkbaar: de Braziliaanse onderneming waarvoor financiële gegevens openbaar beschikbaar waren, een groot conglomeraat dat een breed scala aan producten vervaardigt waaronder citroenzuur, registreerde in 2018 een lage winstgevendheid. In de mededeling van 30 november 2020 signaleerde de Commissie dat indien recentere gegevens beschikbaar zouden komen voor het jaar 2019, zij deze gegevens zou kunnen gebruiken mits daaruit een redelijk niveau van VAA-kosten en winstgevendheid zou blijken of dat zij, indien dat niet geval zou zijn, alle beschikbare passende alternatieven in overweging zou nemen.

(147)

Na de bekendmaking van deze mededeling van 30 november 2020 werden de gegevens voor 2019 voor Sucroal SA beschikbaar in Orbis. Aangezien Sucroal SA in 2019 verlies had geleden, konden de financiële gegevens voor deze onderneming niet als geschikt worden beschouwd voor het bepalen van een niet-verstoord niveau van VAA-kosten en winst.

(148)

De Commissie nam derhalve geschikte alternatieven in overweging. Met name in situaties waarin geen enkele producent van het onderzochte product in een mogelijk representatief land een redelijk niveau van VAA-kosten en winst vertoont, mag de Commissie producenten van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het onderzochte product met openbaar beschikbare financiële gegevens in aanmerking nemen.

(149)

Aangezien Sucroal SA in 2019 verlies had geleden, voerde de CCCMC aan dat Colombia niet mag worden beschouwd als een geschikt representatief land en dat in plaats daarvan Brazilië zou moeten worden gebruikt. De CCCMC merkte op dat de aangeduide producent Cargill Agricola in 2019 opnieuw winstgevend was en dat zijn VAA-kosten en winst derhalve geschikt waren voor de behoeften van het onderzoek. De Commissie merkte echter op dat de winst van Cargill Agricola in 2019 minder dan één procent van zijn omzet bedroeg en dus nog lager lag dan zijn winst in 2018. Dit lage winstniveau was vergelijkbaar met het niveau van Sucroal SA in hetzelfde jaar en werd niet als redelijk beschouwd. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(150)

De bedrijfstak van de Unie stelde in zijn twee reeksen opmerkingen voor om de gegevens te gebruiken van ondernemingen in hetzelfde land die dezelfde categorie goederen vervaardigen of zich in dezelfde verwerkende sector als het onderzochte product bevinden. De categorie van fabrikanten van ingrediënten voor de dranken-, schoonmaak-, levensmiddelen- en gezondheidssector en de farmaceutische sector in Colombia werd voorgesteld, samen met een lijst van elf ondernemingen in dezelfde sector.

(151)

Gelet op alle feiten van het onderzoek en op de ontvangen opmerkingen heeft de Commissie de Orbis-databank doorzocht op NAICS-code 3259 98 (All Other Miscellaneous Chemical Product and Preparation Manufacturing). Dat is dezelfde code als wordt gebruikt door zowel Cargill Agricola SA als Sucroal SA. Uit deze zoekopdracht bleek dat in Colombia veel meer ondernemingen een redelijk winstniveau vertoonden dan in Brazilië, hetgeen aangeeft dat de beschikbaarheid van openbare financiële gegevens ook in Colombia representatief en betrouwbaar was. Teneinde de zoekresultaten te beperken tot die ondernemingen die een product vervaardigen dat vergelijkbaar is met citroenzuur, heeft de Commissie daarnaast de activiteiten en productie van alle winstgevende Colombiaanse ondernemingen in detail geanalyseerd. Aan de hand van de omschrijving van hun bedrijfsactiviteit, zoals te vinden in Orbis, heeft de Commissie uiteindelijk zeven ondernemingen in Colombia aangewezen die producten vervaardigen in een productcategorie die nauw aansluit bij citroenzuur. De VAA-kosten en winst van deze ondernemingen werden betrouwbaar geacht. Ter vergelijking merkte de Commissie op dat er in Brazilië geen ondernemingen met dezelfde bedrijfsactiviteit waren waarvoor openbaar toegankelijke financiële gegevens over 2019 beschikbaar waren in Orbis.

(152)

De aldus door de Commissie aangewezen Colombiaanse ondernemingen stemden overeen met de ondernemingen die door de bedrijfstak van de Unie werden aangewezen als geschikte ondernemingen in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het onderzochte product. De bedrijfstak van de Unie stelde naast die zeven ondernemingen nog vier andere ondernemingen in Colombia voor waarvoor de financiële gegevens of de omschrijving van de activiteit niet onmiddellijk beschikbaar waren in Orbis. Derhalve werden die ondernemingen niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de VAA-kosten en winst.

(153)

Op grond van de voorgaande elementen en met name de beschikbare financiële gegevens en de representativiteit van de invoerprijs voor mais, als belangrijkste productiefactor, kwam de Commissie derhalve tot de conclusie dat Colombia het geschikte representatieve land was voor de berekening van de normale waarde in dit onderzoek.

(154)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistten de CCCMC en drie medewerkende producenten-exporteurs de keuze van de Commissie voor Colombia als geschikt representatief land. Zij herhaalden het bovengenoemde argument dat de keuze van Colombia niet redelijk was gezien het feit dat de enige Colombiaanse citroenzuurproducent tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek niet winstgevend was, terwijl een Braziliaanse producent dat wel was. Zij herhaalden ook het bovengenoemde argument dat de maïsprijzen in Brazilië niet verstoord waren. Aangezien deze argumenten reeds in de overwegingen 136 en 149 van deze verordening waren behandeld en er in dit verband geen nieuw bewijsmateriaal werd verstrekt, werden de argumenten afgewezen.

(155)

De bovengenoemde partijen voerden verder aan dat de Commissie gebruik heeft gemaakt van VAA-gegevens en winstgevendheidsgegevens van Colombiaanse ondernemingen in andere productsectoren, zonder aan te tonen dat deze ondernemingen dezelfde VAA-kosten en winst hebben als de producenten van citroenzuur.

(156)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening wordt de normale waarde berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uiting komen, wanneer de aanwezigheid van verstoringen van betekenis wordt bevestigd. De normale waarde moet een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en voor winst omvatten. Aangezien de VAA-kosten en de winst van de Colombiaanse onderneming Sucroal SA om de in de overwegingen 145 en 147 uiteengezette redenen niet konden worden gebruikt, heeft de Commissie gegevens gebruikt voor de meest nabije sector, waaronder het onderzochte product, waar de bovengenoemde kostenelementen als niet-verstoord en redelijk werden beschouwd. Er is geen bewijs geleverd voor het betwisten van deze conclusie, en met name de stelling dat het niveau van de VAA-kosten en de winst van de Colombiaanse ondernemingen in de sector die het dichtst bij citroenzuur staat, niet redelijk waren overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening.

(157)

De Commissie merkte verder op dat, in tegenstelling tot de bedrijfstak van de Unie, CCCMC en de medewerkende producenten-exporteurs geen lijst hebben verstrekt of voorgesteld van fabrikanten in hetzelfde potentiële representatieve land die dezelfde of soortgelijke categorie goederen vervaardigen of zich in dezelfde of soortgelijke productiesector bevinden als het onderzochte product, waarvan de Commissie de financiële gegevens kon gebruiken.

(158)

Daarom, en om de in overweging 151 uiteengezette redenen, beschouwde de Commissie de financiële gegevens van de zeven ondernemingen die in Colombia producten in een nauwe categorie producten als citroenzuur vervaardigden, als een redelijke maatstaf voor niet-verstoorde VAA-kosten en winst voor de berekening van de normale waarde in het onderzoek. Het argument van CCCMC en drie medewerkende producenten-exporteurs werd daarom afgewezen.

3.4.   Bronnen aan de hand waarvan niet-verstoorde kosten worden vastgesteld

(159)

Op basis van de informatie die de belanghebbenden hebben verstrekt en andere relevante informatie in het dossier, heeft de Commissie een lijst opgesteld van productiefactoren en bronnen zoals materialen, energie en arbeid die bij de productie van het onderzochte product door de producenten-exporteurs worden gebruikt.

(160)

De Commissie heeft ook vastgesteld welke bronnen moeten worden gebruikt voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening (GTA, nationale statistieken enz.). In dezelfde mededeling heeft de Commissie de codes van het geharmoniseerd systeem (GS-codes) voor productiefactoren vastgesteld die, op basis van de door de belanghebbenden verstrekte informatie, aanvankelijk bedoeld waren om te worden gebruikt voor de GTA-analyse.

(161)

In de mededeling van 30 november 2020 heeft de Commissie bevestigd dat zij GTA-gegevens zal gebruiken om de niet-verstoorde kosten van de productiefactoren vast te stellen, met inbegrip van de grondstoffen.

3.5.   Bronnen gebruikt voor elektriciteits-, water- en loonkosten

3.5.1.   Elektriciteit

(162)

Voor elektriciteit heeft de Commissie gebruikgemaakt van de onmiddellijk beschikbare prijs van Enel, de belangrijkste elektriciteitsleverancier in Colombia. Deze bron biedt één enkele gemiddelde elektriciteitsprijs aan per maand.

3.5.2.   Water

(163)

Het watertarief van de onderneming Acueducto, die verantwoordelijk is voor de watervoorziening en de afvalwaterverzameling en -behandeling in Bogota, was eenvoudig te raadplegen. De informatie maakte het mogelijk om de tarieven te bepalen die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek golden voor industriële gebruikers.

3.5.3.   Arbeid

(164)

De Commissie heeft statistieken van de IAO gebruikt om de lonen in Colombia vast te stellen (59). Deze statistieken verschaffen informatie over de maandlonen van werknemers in de verwerkende industrie en de gemiddelde werkuren per week in Colombia in 2019.

(165)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen over de bronnen die zij heeft gebruikt voor het vaststellen van de niet-verstoorde elektriciteits-, water en loonkosten en heeft derhalve die bronnen gebruikt om de normale waarde vast te stellen.

3.6.   Bronnen gebruikt voor VAA-kosten en winst

(166)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening dient de door berekening vastgestelde normale waarde een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en voor winst te omvatten. Bovendien moest een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de kosten te dekken die niet zijn opgenomen in de productiefactoren.

(167)

Teneinde een niet-verstoorde waarde vast te stellen voor VAA-kosten en winst, heeft de Commissie gebruikgemaakt van het aandeel dat VAA-kosten en winst uitmaken in de productiekosten van de representatieve ondernemingen in Colombia zoals uiteengezet in punt 3.3.

(168)

De resulterende waarden, uitgedrukt als percentage van de inkomsten, bedroegen 14,2 % voor de winst en 17 % voor VAA-kosten.

3.7.   Grondstoffen

(169)

Voor alle grondstoffen en hulpstoffen heeft de Commissie gebruikgemaakt van de invoerprijzen in het representatieve land. De invoerprijs in het representatieve land werd vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat dezelfde verstoringen gevolgen hebben gehad voor deze prijzen. Om dezelfde reden werd de invoer in het representatieve land uit niet-WTO-landen zoals vermeld in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (60) eveneens uitgesloten.

(170)

Teneinde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening de niet-verstoorde prijs van grondstoffen vast te stellen, heeft de Commissie de desbetreffende invoerrechten van het representatieve land toegepast. In een later stadium, tijdens de berekeningen van de individuele dumpingmarge, heeft de Commissie er ondernemingsspecifieke binnenlandse vervoerskosten bij opgeteld. De kosten van binnenlands vervoer voor alle grondstoffen werden gebaseerd op de gecontroleerde gegevens die door de medewerkende producenten-exporteurs waren verstrekt.

(171)

Grondstoffen met een verwaarloosbaar effect op de kosten, die de ondernemingen niet in bijlage III bij het bericht van opening hebben gerapporteerd, werden opgenomen in de algemene productiekosten, zoals uiteengezet in punt 3.8. De productiefactoren die werden uitgedrukt als algemene kosten zijn opgenomen in de ondernemingsspecifieke mededelingen.

(172)

De bedrijfstak van de Unie merkte in zijn opmerkingen van 16 maart 2020 op dat er voor een aantal grondstoffen ofwel geen gemiddelde invoerwaarden bestonden, ofwel dat de gemiddelde waarden betrekking hadden op kleine hoeveelheden en bijgevolg onbetrouwbaar waren, ofwel dat er andere redenen bestonden die twijfels deden rijzen over de betrouwbaarheid van de gemiddelde waarden. Hij stelde voor dat in dergelijke gevallen de statistische waarden voor de regio of de door marktonderzoek van dienstverleners zoals ArgusMedia, AgroChart of IntraTec gepubliceerde waarden zouden worden gebruikt.

(173)

De bedrijfstak van de Unie herhaalde in zijn opmerkingen van 11 december 2020 dat wat Colombia betreft, de kosten voor de productiefactoren konden worden bepaald met de gegevens voor de invoer en de beschikbare openbare gegevens over de prijzen van elektriciteit en water en de openbare gegevens over de loonkosten. Hij benadrukte dat sommige gemiddelde invoerwaarden voor minder belangrijke kostenfactoren hoog leken en stelde voor die te vervangen door gegevens van gespecialiseerde aanbieders van gegevensdiensten.

(174)

In zijn opmerkingen van 23 maart 2020 merkte de CCCMC op dat sommige invoerprijzen voor bepaalde belangrijke grondstoffen zoals steenkool, zwavelzuur en zoutzuur in Colombia uitzonderlijk hoog en bijgevolg niet representatief waren. Hij stelde ook dat er grote verschillen waren tussen de bekendgemaakte invoerprijzen van Colombia, Thailand en Brazilië en dat de invoerprijzen zelfs voor dezelfde grondstof ingevoerd door hetzelfde land aanzienlijk varieerden, mogelijk vanwege kwaliteitsverschillen binnen dezelfde GS-code. De CCCMC verzocht de Commissie de redenen aan te geven voor deze verschillen en die te verhelpen. De Commissie nam dit argument in overweging en heeft, wanneer dat gerechtvaardigd was, niet-representatieve invoerprijzen vervangen door betrouwbare bronnen zoals gespecificeerd in tabel A hieronder.

(175)

De CCCMC voerde ook aan dat aangezien bepaalde voor de vervaardiging van het onderzochte product gebruikte grondstoffen in de VRC zelf worden aangekocht, het onredelijk is om eenvoudigweg uit te gaan van de invoerprijzen van een specifiek derde land, omdat laatstgenoemde prijzen waarschijnlijk hogere verzend-/leveringskosten omvatten dan de prijzen van in eigen land aangekochte grondstoffen. Dat is met name het geval bij gevaarlijke chemische stoffen zoals zwavelzuur en zoutzuur, waarvoor bij levering speciale voertuigen worden gebruikt. Derhalve was de CCCMC van mening dat er gepaste correcties moesten worden toegepast om een billijke vergelijking te waarborgen.

(176)

Wat dat argument betreft, merkte de Commissie op dat zij in dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen om de in punt 3.2.1 genoemde redenen artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toepast. De Commissie is derhalve op zoek naar niet-verstoorde kosten in een geschikt representatief land om te verzekeren dat de toegepaste kosten niet beïnvloed zijn door verstoringen en gebaseerd zijn op onmiddellijk beschikbare gegevens. Bij gebrek aan informatie over mogelijke verstoringen op de markt van het representatieve land wat die gevaarlijke chemische stoffen betreft en bij gebrek aan gegevens verstrekt door de CCCMC ter staving van de bewering over de hoge vervoerskosten, worden de invoerwaarden van het representatieve land geacht te voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening en een redelijke raming te vormen van de prijs in het representatieve land, met inbegrip van de vervoerskosten. De Commissie was bovendien van mening dat aangezien de ingevoerde basisproducten qua prijzen concurreren op de binnenlandse markt van het representatieve land, zij een betrouwbare vervangende waarde zijn.

(177)

De Commissie heeft vervolgens de invoerprijzen in Colombia volgens GTA gebruikt. Daar waar die prijzen niet representatief of in andere opzichten onbetrouwbaar waren, werd gezocht naar internationale benchmarks. Wanneer die niet beschikbaar waren, werden betrouwbare prijzen uit andere bronnen gebruikt, zoals gespecificeerd in tabel A hieronder.

(178)

Op basis van alle door belanghebbenden verstrekte en tijdens de controles op afstand verzamelde informatie zijn, waar van toepassing, de volgende in Brazilië, Colombia of Thailand gebruikte productiefactoren en tariefcodes vastgesteld:

Tabel A

Productiefactor

Tariefcode

Bron van invoergegevens die de Commissie voornemens is te gebruiken

Meeteenheid

Grondstoffen/verbruiksgoederen

 

 

 

Mais

1005901100

GTA Colombia (61)

kg

Gedroogde zoete aardappelen

0714209000

GTA Colombia

kg

Natriumchloride/eetbaar zout

2501009100 /2501001000 , 2501002000 , 2501009200 , 2501009900

GTA Colombia

kg

Zwavelzuur

2807 00 10

GTA Brazilië

kg

Zwavel/vloeibare zwavel

2503000000

GTA Colombia

kg

Zoutzuur

2806 10 20

GTA Brazilië

kg

Actieve kool

3802100000

GTA Colombia

kg

Kalksteenpoeder/meel

2521 00 00

GTA Brazilië

kg

Ontschuimer

3402200000 /3402909000

GTA Colombia

kg

Diatomiet

2512000000 /3802901000

GTA Colombia

kg

Perliet

2530100000

GTA Colombia

kg

Amylase

(Glucoamylase)/Suikervormend enzym

3507909000

GTA Colombia

kg

Calcium

2805 12 00

GTA Brazilië

kg

Bijtende soda (Natriumhydroxide)

2815110000 /2815120000

GTA Colombia

kg

Alkalische vloeistof

2815120000

GTA Colombia

kg

Waterstofperoxide

2847000000

GTA Colombia

kg

Meel (tarwe of mengkoren)

1101000000

GTA Colombia

kg

Houtmeel

4405000000

GTA Colombia

m3

Calciumoxide

2825904000

GTA Colombia

kg

Ongebluste kalk

2522100000

GTA Colombia

kg

Zemelen van maïs

2302100000

GTA Colombia

kg

Zwelwater van mais

1901901000

GTA Colombia

kg

Calciumcarbonaat/Calciet

2836500000

GTA Colombia

kg

Geactiveerde klei

3802901000

GTA Colombia

kg

Filtersteun (perliet)

2530100000

GTA Colombia

kg

Natriumdiacetaat

2915292000

GTA Colombia

kg

Citroenzuur

2918140000

GTA Colombia

kg

Natriumcitraat

2918153000

GTA Colombia

kg

Corrosie- en kalkwerend middel

2921 59

GTA Brazilië

kg

Ruwe steenkool/Slijm

2701 19 00

GTA Brazilië

kg

Diesel

2710192100

GTA Colombia

m3

Verpakking — Folie

3923299000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Zachte schaal

3923900000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Pallet

4421999000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Kartonnen doos

4819200000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Papieren zak

4819301000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Papieren zak

4819400000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Geweven zak

6305331000

GTA Colombia

stuk

Verpakking — Zak van zware folie

3920100000

GTA Colombia

stuk

Bijproduct/afval

 

 

 

Aardgas

2705000000

GTA Colombia

kg

Eitwitrijk afval/Afval van maiszetmeel

2303100000

GTA Colombia

kg

Maisvoeder

2303300000

GTA Colombia

kg

Calciumsulfaat

2833299000

GTA Colombia

kg

Overige restproducten van de chemische industrie (granulair slib)

3825 90 00

GTA Brazilië

kg

Maiskiemolie/Maisolie

1518009000 /1515290000

GTA Colombia

kg

Maisgrutten/Afval van maiszetmeel

2303100000

GTA Colombia

kg

Tarweglutenbloem

1109000000

GTA Colombia

kg

Mycelium (diervoerpreparaat)

2309909000

GTA Colombia

kg

Graankiemen

1104300000

GTA Colombia

kg

Calcietsteenpoeder

2836500000

GTA Colombia

kg

Gips

2520100000

GTA Colombia

kg

As, slakken

2621900000

GTA Colombia

kg

Extractieresidu van maiskiemolie

23069010 /90

GTA Thailand

kg

Maisglutenmeel/poeder

2302100000

GTA Brazilië

kg

Eiwithoudende poederkorrels (maïsresidu)

2302100000

GTA Brazilië

kg

Eiwitfilterkoek (maïsresidu)

2302100000

GTA Brazilië

kg

Maisvezelvoeder

2302100000

GTA Brazilië

kg

3.8.   Berekening van de normale waarde

(179)

Om de normale waarde te bepalen, heeft de Commissie de volgende stappen ondernomen.

(180)

Als eerste heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld (die het verbruik van grondstoffen, arbeid en energie omvatten). Zij heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid op basis van de hierboven genoemde bronnen toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(181)

Ten tweede heeft de Commissie, om tot de niet-verstoorde productiekosten te komen, de algemene productiekosten erbij opgeteld. De algemene productiekosten van de medewerkende producenten-exporteurs werden verhoogd met de kosten van grondstoffen en hulpstoffen waarnaar in overweging 171 wordt verwezen, en vervolgens uitgedrukt als percentage van de werkelijke productiekosten van elk van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten.

(182)

Tot slot heeft de Commissie de VAA-kosten en de gewogen gemiddelde winst van zeven representatieve Colombiaanse producenten van de dranken-, schoonmaak-, levensmiddelen- en gezondheidssector en de farmaceutische sector toegepast op de bovenstaande berekening.

(183)

Uitgedrukt in procenten van de productiekosten bedroeg het resultaat 24,82 % voor de VAA-kosten en 20,72 % voor de winst. Uitgedrukt in procenten van de inkomsten kwam dit neer op 17 % voor de VAA-kosten en 14,2 % voor de winst.

(184)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. De Commissie berekende de normale waarde per productsoort voor ieder van de vier medewerkende producenten-exporteurs.

3.9.   Uitvoerprijs

(185)

De medewerkende producenten-exporteurs voerden rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. De uitvoerprijs was daarom de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het onderzochte product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

3.10.   Vergelijking

(186)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de medewerkende producent-exporteur vergeleken in het stadium af fabriek.

(187)

Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op grond hiervan werden in voorkomend geval correcties toegepast voor de kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies, waar die gerechtvaardigd waren.

3.11.   Dumpingmarges voor de medewerkende producenten-exporteurs

(188)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het onderzochte product, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(189)

Op basis hiervan bedragen de gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring 42 % voor Weifang Ensign Industry Co., Ltd en 144 % voor COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co. Ltd Er werd geen dumpingmarge berekend voor RZBC Group (RZBC (Juxian) Co., Ltd en verbonden handelaar RZBC Imp. & Exp. Co., Ltd), noch voor Jiangsu Guoxin Union Energy Co. Ltd, waarvoor prijsverbintenissen gelden zoals uiteengezet in overweging 191.

3.12.   Dumpingmarges voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs

(190)

De Commissie heeft tevens de gemiddelde dumpingmarge voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs vastgesteld. Op basis van de beschikbare gegevens werd overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de hoogste dumpingmarge van de medewerkende producenten gebruikt, zeker gezien het aanzienlijk lagere niveau van de prijzen bij uitvoer van niet-medewerkende ondernemingen.

3.13.   Conclusie inzake de voortzetting van dumping

(191)

Alles bij elkaar werd een meerderheid van de uitvoer uit de VRC naar de EU (tussen 70 en 90 %) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aangeboden met aanzienlijke dumping. De overige uitvoer uit de VRC was afkomstig van de twee medewerkende producenten-exporteurs waarvoor geen dumping was vastgesteld. Voor deze twee producenten-exporteurs gelden prijsverbintenissen en hun uitvoer naar de Unie gebeurde tegen de minimuminvoerprijs. Hun prijzen bij uitvoer naar de Unie werden dus geacht te zijn beïnvloed door de verbintenissen; zij werden derhalve onvoldoende betrouwbaar geacht voor gebruik bij de vaststelling of de dumping zal worden voortgezet in de context van het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(192)

De dumping is kortom voortgezet voor het overgrote deel van de uitvoer uit de VRC naar de Unie. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

(193)

Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie nagegaan hoe waarschijnlijk voortzetting van dumping is indien de maatregelen zouden worden ingetrokken overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en reservecapaciteit in het betrokken land en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie; het verband tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie, en ontwijkingspraktijken.

(194)

Zoals hierboven vermeld, hebben slechts vier Chinese producenten-exporteurs zich kenbaar gemaakt. De Commissie beschikte bijgevolg over beperkte informatie over de productiecapaciteit en reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs.

(195)

Om die reden moesten de meeste van de onderstaande bevindingen met betrekking tot de voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd worden op andere bronnen, namelijk databanken van Eurostat en de GTA en de informatie die de bedrijfstak van de Unie bij het verzoek om een nieuw onderzoek had verstrekt. Uit analyse van die informatie bleek het volgende.

4.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in het betrokken land

(196)

Louter op basis van de antwoorden van de medewerkende producenten-exporteurs op de vragenlijst heeft het onderzoek aan het licht gebracht dat de reserveproductiecapaciteit ongeveer 129 000 ton bedroeg, wat goed is voor 20 tot 40 % van de EU-vraag. Er wordt geschat dat de totale Chinese productiecapaciteit in het TNO drie tot vier keer hoger is dan het totale verbruik in de EU.

(197)

De binnenlandse Chinese vraag werd op 465 000 ton geschat, minder dan 24 % van de productiecapaciteit van het land. Bovendien wijzen de geplande verdere verhogingen van de capaciteit erop dat de capaciteit in 2021 het niveau van het totale wereldverbruik zal bereiken (62), wat de bestaande Chinese overcapaciteit nog zal versterken. Deze nieuwe capaciteit zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een nog hogere druk om uit te voeren, vooral gezien de kloof tussen de capaciteit en voornoemde binnenlandse vraag. Het is bijzonder onwaarschijnlijk dat het Chinese binnenlandse verbruik zodanig zou toenemen dat het de bestaande capaciteit kan opvangen, laat staan de verhoogde capaciteit. Daarnaast is het door het bestaan van reeds genomen maatregelen op een aantal andere markten zeer waarschijnlijk dat de invoer met dumping aanzienlijk zou toenemen indien de maatregelen in de Unie worden ingetrokken.

4.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(198)

De markt van de Unie was duidelijk aantrekkelijk voor uitvoer vanuit de VRC, aangezien de uitvoer zelfs met maatregelen op grote schaal blijft plaatsvinden en 30 % à 50 % van het marktaandeel van de Unie vertegenwoordigt.

(199)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie werd verder benadrukt door het feit dat een Chinese investeerder in de Unie een nieuwe fabriek aan het bouwen is met een capaciteit van tot wel 60 000 ton (63).

(200)

Bovendien werd de uitvoer vanuit de VRC naar andere belangrijke markten zoals de VS, Brazilië, Colombia, India of Thailand beperkt door het bestaan van handelsbeschermingsmaatregelen.

(201)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie werd verder bevestigd door onderstaande prijsbestanddelen.

4.3.   Relatie tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie

(202)

De prijzen bij uitvoer naar derde landen door de vier medewerkende ondernemingen waren 20 tot 40 % lager dan de prijzen bij uitvoer naar de Unie, wat de Unie nog aantrekkelijker maakt.

4.4.   Ontwijkingspraktijken

(203)

Ontwijkingspraktijken via Maleisië, die in januari 2016 tot de instelling van in de overweging 5 vermelde anti-ontwijkingsrechten hebben geleid, benadrukten verder hoe aantrekkelijk de markt van de Unie is voor uitvoer uit de VRC.

4.5.   Waarschijnlijke prijzen en dumpingmarges indien de maatregelen worden ingetrokken

(204)

Zoals hierboven uitgelegd, werd de dumping voor het overgrote deel van de uitvoer uit de VRC voortgezet.

(205)

Daarnaast wezen alle signalen erop dat er verkoop met dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen zouden vervallen.

(206)

Ten eerste duidde het feit dat alle ondernemingen met verbintenissen precies de minimuminvoerprijs als verkoopprijs hanteerden erop dat de verbintenis als bodemprijs fungeerde. Bij gebrek aan een dergelijke bodemprijs, en geconfronteerd met concurrentie van andere uitvoer uit de VRC die zo’n 30 tot 40 % lager geprijsd is dan die in de verbintenis, zouden bedrijven tegen die lagere prijzen moeten verkopen om op de markt te kunnen blijven. Dat zou naar alle waarschijnlijkheid leiden tot hogere dumpingmarges voor alle ondernemingen waarop de verbintenis van toepassing is.

(207)

Ten tweede zou ontwijking kunnen worden beschouwd als een extra factor die wijst op interesse van exporteurs om de markt van de Unie op te gaan en op hun onvermogen om zonder dumping in de Unie te concurreren. Er was ook sprake van een patroon van oneerlijk prijsbeleid door bedrijven in de VRC wanneer zij uitvoeren naar andere markten, hetgeen blijkt uit het grote aantal handelsbeschermingsmaatregelen tegen citroenzuur in derde landen, zoals vermeld in overweging 200.

(208)

Ten derde waren de prijzen van de vier medewerkende ondernemingen bij uitvoer naar derde landen veel lager dan bij uitvoer naar de Unie, wat erop wijst dat de prijzen bij uitvoer naar alle waarschijnlijkheid verder zouden dalen en de dumpingmarges dus verder zouden toenemen indien de maatregelen zouden vervallen.

4.6.   Conclusie

(209)

Uit bovenstaande analyse is gebleken dat de dumping zal worden voortgezet en de dumpingmarges naar alle waarschijnlijkheid zullen toenemen indien de maatregelen zouden vervallen, en dat de invoer naar de aantrekkelijke markt van de Unie nog prominenter zou worden.

(210)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistten de CCCMC en drie medewerkende producenten-exporteurs de bevindingen inzake reservecapaciteit. Zij voerden aan dat de reservecapaciteit op basis van de eigen berekeningen van de Commissie daalde van 192 000 ton in 2015 (het vorige nieuwe onderzoek) tot 129 000 ton in het TNO, hetgeen in tegenspraak was met de bevinding dat de reservecapaciteit steeds groter werd, wat tot een hogere uitvoerdruk zou leiden. De Commissie merkte op dat zij de reservecapaciteit heeft beoordeeld op basis van gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs. Deze medewerkende producenten-exporteurs verschillen van de medewerkende producenten-exporteurs in het vorige nieuwe onderzoek. Daarom is de vergelijking tussen de CCCMC en de drie medewerkende producenten-exporteurs onjuist. In ieder geval is 129 000 ton nog steeds een enorme overcapaciteit. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

(211)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden de CCCMC en drie medewerkende producenten-exporteurs aan dat de Commissie de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van het door de bedrijfstak van de Unie ingediende bewijsmateriaal over geplande capaciteitsverhogingen niet had geverifieerd. De Commissie merkte op dat zij de opmerkingen van zowel de bedrijfstak van de Unie als de CCCMC in dit verband zorgvuldig heeft onderzocht en dat haar onderzoek geen elementen aan het licht heeft gebracht die haar bevindingen, zoals vastgesteld in overweging 197, zouden kunnen wijzigen.

(212)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden de CCCMC en drie medewerkende producenten-exporteurs aan dat de conclusie van de Commissie dat de prijzen bij uitvoer naar de Unie zonder nieuwe maatregelen zouden dalen tot het niveau van derde landen, een totale speculatie is. Zij voerden ook aan dat de Commissie geen kwantificering of analyse had verstrekt met betrekking tot haar conclusie dat de uitvoer uit de VRC waarschijnlijk zou toenemen en bij afwezigheid van maatregelen met hogere dumpingmarges zou plaatsvinden. Tot slot voerden zij aan dat de Commissie geen deugdelijke economische redenering heeft gegeven waarom de Chinese producenten-exporteurs hun prijzen bij uitvoer naar de Unie aanzienlijk zouden verlagen zonder de maatregelen te verlengen.

(213)

In antwoord hierop merkte de Commissie op dat uit het onderzoek duidelijk is gebleken dat de dumping zelfs voortduurt op basis van uitvoerprijzen die door de MIP van de verbintenissen worden verhoogd. De prijzen van producenten/exporteurs waarop geen verbintenissen van toepassing waren, waren aanzienlijk lager, wat duidelijk aangeeft dat de prijzen waarschijnlijk zouden dalen als er geen verbintenissen waren. Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat de prijzen bij uitvoer naar de Unie voor alle aan verbintenissen onderworpen producenten-exporteurs aanzienlijk hoger waren dan de prijzen bij uitvoer naar andere markten, wat erop wijst dat de markt van de Unie een toename van de invoer zou aantrekken. Deze elementen, samen met de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC, steunden duidelijk de conclusie dat de uitvoer naar de Unie waarschijnlijk tegen dumpingprijzen en in grotere hoeveelheden zou blijven plaatsvinden indien de maatregelen zouden worden ingetrokken.

5.   SCHADE

5.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(214)

In het TNO werd het soortgelijke product vervaardigd door twee producenten in de Unie. De twee producenten vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(215)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie uit slechts twee producenten bestaat, heeft de Commissie ter waarborging van de vertrouwelijkheid van informatie overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening sommige van de cijfers in deze verordening gepresenteerd in de vorm van een bereik en/of index.

(216)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op tussen de 300 000 en 350 000 ton. De Commissie heeft dat cijfer vastgesteld aan de hand van de antwoorden van de twee producenten in de Unie op de vragenlijst.

5.2.   Verbruik in de Unie

(217)

De Commissie heeft het verbruik op de vrije markt van de Unie vastgesteld op basis van de verkoop op de vrije markt van de bedrijfstak van de Unie en de invoer uit de VRC en uit andere derde landen, zoals vermeld in de antwoorden op de vragenlijst en invoerstatistieken op basis van de databank van artikel 14, lid 6.

(218)

Het verbruik op de vrije markt van de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (in ton)

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totaal verbruik in de Unie

500 000 -550 000

535 000 -585 000

535 000 -585 000

515 000 -565 000

Index

100

107

107

103

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en de databank van artikel 14, lid 6.

(219)

Het verbruik in de Unie nam aanvankelijk toe met 7 %, met een verbruikspiek in 2017 en 2018. Tussen 2018 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek nam het verbruik enigszins af, maar het lag nog wel 3 % hoger dan bij het begin van de beoordelingsperiode.

(220)

De reden voor de stijging van het verbruik van citroenzuur was het toegenomen verbruik van producten waarvoor het onderzochte product wordt gebruikt in verschillende sectoren, zoals de dranken-, levensmiddelen-, detergenten-, cosmetica- en geneesmiddelensector. Bovendien heeft de regelgeving die vervangmiddelen voorschrijft voor fosfaten in huishoudelijke schoonmaakmiddelen bijgedragen aan de stijging van het verbruik van het onderzochte product, aangezien citroenzuur in deze toepassingen een van de meest geschikte vervangmiddelen is voor fosfaten.

5.3.   Invoer uit het betrokken land

5.3.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(221)

De Commissie heeft het volume van de invoer vastgesteld op basis van de databank van artikel 14, lid 6. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld aan de hand van de databank van artikel 14, lid 6, en de antwoorden op de vragenlijst van de bedrijfstak van de Unie.

(222)

De invoer uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Invoervolume (in ton) en marktaandeel

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Volume van invoer uit de VRC

207 295

190 750

223 185

205 595

Index

100

92

108

99

Marktaandeel (%)

40-45

34-39

40-45

38-43

Index

100

86

100

96

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en de databank van artikel 14, lid 6.

(223)

Het volume van de invoer uit de VRC was gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk en bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vergeleken met 2016 op nagenoeg hetzelfde niveau. De lagere invoer in 2017 en de hogere invoer in 2018 houden verband met het feit dat citroenzuur een product is dat in grote hoeveelheden wordt vervoerd, en een dergelijke grote hoeveelheid kwam in januari 2018 op de markt van de Unie en werd derhalve toegeschreven aan de invoer van 2018 (de invoer van januari 2018 ligt ongeveer 50 % hoger dan die van december 2017). In het algemeen was de ingevoerde hoeveelheid uit de VRC stabiel.

(224)

Het marktaandeel van de invoer van citroenzuur uit de VRC was aanzienlijk en bleef grotendeels rond de 40 %, met een kleine daling van 1,4 procentpunt in de beoordelingsperiode. Aangezien de invoer uit andere landen eveneens afnam, zoals beschreven in de overwegingen 234 tot en met 235, merkte de Commissie op dat aan de toegenomen vraag tijdens de beoordelingsperiode werd voldaan door de toename van de productie door de bedrijfstak van de Unie.

5.3.2.   Prijzen van de ingevoerde producten uit het betrokken land en prijsonderbieding

(225)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de databank van artikel 14, lid 6. De gemiddelde prijzen van de invoer uit het betrokken land ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

China

736,7

773,8

738,2

701,9

Index

100

105

100

95

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

(226)

De prijs voor citroenzuur ingevoerd uit de VRC was stabiel tijdens de beoordelingsperiode. In totaal daalde de prijs voor citroenzuur uit de VRC met 5 % in vergelijking met 2016. De invoerprijzen uit de VRC bleven aanzienlijk lager dan de prijzen in de Unie, zoals blijkt uit tabel 8.

(227)

De stijging van de invoerprijzen in 2017 kan in verband worden gebracht met de stijging van het verbruik, dat, zoals toegelicht in overweging 219, in 2017 bijzonder hoog lag vanwege de in overweging 220 beschreven wijziging van de regelgeving inzake fosfaten. Deze toename van de vraag leidde tot een toename van de invoerprijzen. In 2018 en 2019 daalden de prijzen vervolgens weer onder invloed van een aanpassing van de vraag.

(228)

De Commissie stelde de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van:

a)

de gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort van de producenten in de Unie die in rekening werden gebracht aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

b)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de Chinese medewerkende producenten-exporteurs aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend op basis van kosten, verzekering en vracht (cif), inclusief het antidumpingrecht, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(229)

Hieronder worden twee niveaus van prijsonderbiedingsmarges genoemd, het eerste behelst de medewerkende producenten-exporteurs waarvoor de in overweging 189 vermelde verbintenis niet geldt. Het tweede omvat ook de drie medewerkende producenten-exporteurs die onder de verbintenis vallen. Er wordt een onderscheid gemaakt omdat de prijzen van de ondernemingen waarvoor de verbintenis geldt, waren beïnvloed door de bepalingen van de verbintenis.

(230)

Voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs kon prijsonderbieding niet worden vastgesteld aan de hand van de prijzen per productsoort, aangezien deze informatie niet beschikbaar was. Derhalve geschiedde de vaststelling met betrekking tot prijsonderbieding aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde verkoopprijzen voor zowel de producenten in de Unie als voor de niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs.

(231)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. De resultaten van de vergelijkingen werden uitgedrukt als percentage van de omzet van de producenten in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Daaruit bleek dat er sprake was van een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van meer dan 19 % voor producenten-exporteurs die niet onder de verbintenissen vallen en van 10 % voor producenten-exporteurs die wel onder de verbintenis vallen.

5.4.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(232)

De invoer van citroenzuur uit andere derde landen dan de VRC kwam hoofdzakelijk uit Cambodja, Colombia en Thailand.

(233)

De geaggregeerde hoeveelheden invoer evenals het marktaandeel en de prijsontwikkelingen voor de invoer van citroenzuur uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 4

Invoer uit derde landen

Land

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Thailand

Volume (ton)

19 410

20 163

13 203

13 305

Index

100

104

68

69

Marktaandeel (%)

< 5

< 5

< 5

< 5

Gemiddelde prijs (EUR)

817

887

847

784

Index

100

109

104

96

Overige derde landen

Volume (ton)

10 331

18 612

7 909

7 194

Index

100

180

77

70

Marktaandeel (%)

< 5

< 5

< 5

< 5

Gemiddelde prijs (EUR)

1 094

1 001

1 251

1 265

Index

100

92

114

116

Totaal van alle derde landen

Volume (ton)

29 741

38 775

21 112

20 500

Index

100

130

71

69

Marktaandeel (%)

5-10

5-10

< 5

< 5

Gemiddelde prijs (EUR)

913

942

998

952

Index

100

103

109

104

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

(234)

De grootste ingevoerde hoeveelheden citroenzuur uit andere derde landen dan de VRC kwamen tijdens de beoordelingsperiode uit Thailand. De invoer uit Thailand is tijdens de beoordelingsperiode met 31 % gedaald. In elk jaar van de beoordelingsperiode volgden de prijzen de tendens van de prijsontwikkeling van de invoer uit de VRC, maar lagen zij 11 % tot 15 % hoger.

(235)

De invoer van citroenzuur uit alle derde landen is tijdens de beoordelingsperiode met 30 % gedaald. De prijzen voor deze invoer waren ook hoger dan de prijzen van de invoer uit de VRC.

5.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.5.1.   Algemene opmerkingen

(236)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

5.5.2.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(237)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Productievolume (ton)

300 000 -350 000

342 000 -392 000

339 000 -389 000

327 000 -377 000

Index

100

114

113

109

Productiecapaciteit (ton)

350 000 -400 000

381 000 -431 000

395 000 -445 000

395 000 -445 000

Index

100

109

113

113

Bezettingsgraad (%)

90-100

90-100

90-100

87-97

Index

100

105

100

97

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(238)

Het productievolume is tijdens de beoordelingsperiode met 9 % gestegen en de productiepiek werd bereikt in 2017 (toen de productie 14 % hoger lag dan in 2016). De tendens van het productievolume van de bedrijfstak van de Unie volgt grotendeels de tendens van het verbruik in de Unie.

(239)

De productiecapaciteit is tijdens de beoordelingsperiode gestaag toegenomen en was in de beoordelingsperiode 13 % hoger dan in 2016.

(240)

De bezettingsgraad fluctueerde tijdens de beoordelingsperiode en bereikte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zijn laagste niveau, 3 % onder het niveau van 2016.

5.5.3.   Verkoopvolume en marktaandeel

(241)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel in de Unie

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totale verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

250 000 -300 000

292 000 -342 000

280 000 -330 000

275 000 -325 000

Index

100

117

112

110

Verkoop op de markt voor intern gebruik

0-5 000

0-5 000

0-5 000

0-5 000

Verkoop op de vrije markt

245 000 -300 000

287 000 -342 000

275 000 -330 000

270 000 -325 000

Index

100

116

112

110

Marktaandeel van de verkoop op de vrije markt (%)

50-60

54-64

52-62

54-64

Index

100

109

104

107

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(242)

De verkoop op de markt voor intern gebruik, die voornamelijk verband houdt met de productie van specialiteiten en speciale zouten waarvoor citroenzuur als basisproduct wordt gebruikt, lag op een laag niveau van minder dan 5 000 ton in elk jaar van de beoordelingsperiode en had derhalve geen aantoonbare invloed op de situatie van de bedrijfstak van de Unie of op zijn marktaandeel.

(243)

De verkoop volgde de tendens van de productie en is tijdens de beoordelingsperiode met 10 % gestegen, met het hoogst behaalde niveau in 2017.

(244)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie lag in elk jaar van de beoordelingsperiode tussen 50 % en 64 %. Het steeg tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek met ongeveer 4 procentpunt.

5.5.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(245)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld in de Unie:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit in de Unie

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Aantal werknemers

600-650

624-674

642-692

642-792

Index

100

104

107

107

Productiviteit (eenheid/werknemer)

500-550

550-600

530-580

510-560

Index

100

110

106

102

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(246)

Het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdequivalenten is tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 7 % gestegen tot meer dan 640 werknemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(247)

De productiviteit is tijdens de beoordelingsperiode slechts licht toegenomen, met ongeveer 2 %. De productiviteit is in dit verband uitgedrukt als aantal ton per werknemer (voltijdequivalenten) tijdens het jaar.

5.5.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(248)

De gevolgen van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Unie werden verzacht door de verbintenis die van toepassing is op het prijsniveau van grote producenten-exporteurs in de VRC, dat als minimum fungeerde voor de relevante Chinese prijzen bij uitvoer.

(249)

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich heeft hersteld van de schade als gevolg van de dumping in het verleden door Chinese producenten-exporteurs. Het herstelproces van de bedrijfstak van de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode voortgezet, zoals blijkt uit een gunstige tendens van de belangrijkste schade-indicatoren.

5.5.6.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(250)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoopprijzen in de Unie

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt (EUR/ton)

1 000 -1 100

980-1 080

1 010 -1 110

1 010 -1 110

Index

100

98

101

101

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

800-900

760-860

824-924

840-940

Index

100

95

103

105

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(251)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producenten van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie waren zeer stabiel en stegen in de beoordelingsperiode slechts met 1 %.

(252)

De productiekosten per eenheid fluctueerden tijdens de beoordelingsperiode en bereikten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een niveau dat 5 % hoger was dan in 2016. De stijging van de kosten leidde in combinatie met de beperkte stijging van de verkoopprijzen tot een afname van de winstgevendheid, zoals beschreven in overweging 257.

5.5.7.   Loonkosten

(253)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

70 000 -80 000

70 000 -80 000

71 400 -81 400

72 800 -82 800

Index

100

100

102

104

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(254)

De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode met 4 % gestegen, minder dan de inflatie in de Unie tijdens deze periode.

5.5.8.   Voorraden

(255)

De voorraden van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Voorraden

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Eindvoorraden (ton)

20 000 -25 000

16 200 -21 200

24 400 -39 400

24 000 -28 000

Index

100

81

122

120

Eindvoorraden als percentage van de productie (%)

5-10

3-8

5-10

5-11

Index

100

71

107

110

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(256)

De eindvoorraden van de producenten in de Unie namen toe in de beoordelingsperiode. De voorraden bevinden zich op een stabiel niveau na de toename van de verkoop en de productie. Het veel lagere voorraadniveau was de uitzondering aan het einde van het jaar 2017. De uitzondering houdt verband met de toegenomen vraag naar citroenzuur vanwege de vervanging van fosfaten in de chemische samenstelling van bepaalde producten, zoals toegelicht in overweging 220.

5.5.9.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(257)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

15-20

18-23

14-19

11-16

Index

100

120

94

79

Kasstroom

100

140

100

102

Investeringen (EUR)

40 000 000 -50 000 000

35 600 000 -45 600 000

31 200 000 -41 200 000

39 600 000 -49 600 000

Index

100

89

78

99

Rendement van investeringen (%)

30-40

37-48

27-38

26-36

Index

100

125

92

86

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(258)

De Commissie stelde de winstgevendheid van de producenten in de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de omzet uit die verkoop.

(259)

De winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode was op haar hoogst in 2017. De uitzonderlijke omstandigheden hielden verband met de vervanging van fosfaten, zoals beschreven in overweging 220, en de hogere winstgevendheid in dat jaar dient te worden beschouwd in samenhang met de hogere vraag in dat specifieke jaar. De totale winstgevendheid van de bedrijfstak in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg meer dan 10 %.

(260)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De ontwikkeling daarvan bleef vergelijkbaar gedurende de beoordelingsperiode, behalve in het jaar 2017.

(261)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. De ontwikkeling ervan was vergelijkbaar met de ontwikkeling van de winstgevendheid en bleef gedurende de gehele beoordelingsperiode voldoende op peil.

(262)

Geen van de producenten in de Unie heeft melding gemaakt van moeilijkheden gedurende de beoordelingsperiode bij het aantrekken van kapitaal.

5.6.   Conclusie met betrekking tot schade

(263)

De meeste schade-indicatoren zoals productie, omvang van de verkoop, werkgelegenheid, capaciteit, productiviteit en kasstroom lieten een positieve ontwikkeling zien. Hoewel de ontwikkeling van de financiële indicatoren zoals de winstgevendheid, en het rendement van investeringen negatief is, zijn de absolute niveaus bevredigend en duiden zij niet op schade.

(264)

Derhalve concludeert de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

6.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

6.1.   Algemene opmerkingen

(265)

De Commissie concludeerde in overweging 262 dat de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden tijdens de beoordelingsperiode en beoordeelde overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening of een herhaling van de oorspronkelijk door de invoer uit de VRC toegebrachte schade waarschijnlijk is als de maatregelen ten aanzien van de VRC zouden komen te vervallen (64).

(266)

Uit de ontwikkelingen betreffende prijzen en de omvang van de invoer van het betrokken product uit de VRC blijkt dat de Chinese exporteurs weliswaar aanzienlijk aanwezig bleven op de markt van de Unie, maar dat de geldende maatregelen (recht en verbintenissen) hebben geleid tot een verbetering van marktomstandigheden. De bedrijfstak van de Unie profiteerde het meest van deze ontwikkeling, aangezien de aanwezigheid op de markt van andere derde landen beperkt bleef. Dit geeft aan dat het verdwijnen van de schade vooral aan de geldende maatregelen is te danken.

(267)

Zoals vermeld in de overwegingen 196 en 197 beschikken de producenten-exporteurs in de VRC over een enorme en toenemende reservecapaciteit, die hen in staat stelt om hun uitvoer zeer snel te vergroten. Voorts is het, gezien de lucratievere prijzen op de markt van de Unie vergeleken met de markten van de meeste derde landen, waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden die momenteel naar deze landen worden uitgevoerd, tevens zullen worden verlegd naar de markt van de Unie als de antidumpingmaatregelen vervallen.

(268)

Bovendien gelden op grote internationale markten handelsbeschermende maatregelen tegen citroenzuur uit de VRC. Daardoor zal het voor de Chinese producenten-exporteurs moeilijker zijn om op die markten te verkopen dan in een onbeschermde markt van de Unie als de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen.

(269)

Bovendien onderbood het prijsniveau van de exporteurs uit de VRC zelfs met de geldende maatregelen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk. Zonder rechten zou de onderbieding door producenten-exporteurs zonder verbintenissen meer dan 29 % bedragen. Het voorgaande is een indicatie voor de prijzen die Chinese producenten-exporteurs waarschijnlijk zouden hanteren in geval van toegang tot de markt van de Unie zonder het bestaan van maatregelen. Zonder de geldende maatregelen zou de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kunnen handhaven, wat waarschijnlijk tot verliezen zou leiden zoals in het oorspronkelijke onderzoek.

(270)

De waarschijnlijkheid van laaggeprijsde Chinese uitvoer bij ontbreken van maatregelen wordt ook bevestigd door de talrijke antidumpingonderzoeken betreffende Chinees citroenzuur in andere landen, zoals vermeld in overweging 200.

(271)

De combinatie van de hoge uitvoercapaciteit van producenten in de VRC en de schadeveroorzakende prijzen zou rechtstreeks leiden tot een snel verlies van verkoop van de bedrijfstak van de Unie en/of een daling van zijn prijzen, waarvan het effect tot een diepgaande financiële verslechtering zou leiden en het voortbestaan van de bedrijfstak van de Unie in gevaar zou brengen, hetgeen wordt aangetoond door de sluiting van andere producenten in de Unie, zoals vermeld in overweging 276.

(272)

Na de mededeling van feiten en overwegingen merkten de CCCMC en drie medewerkende producenten-exporteurs in verband met de waarschijnlijkheid van herhaling van schade op dat een toename van de invoer tegen lagere prijzen vanuit commercieel of marktoogpunt zinvol zou zijn indien de maatregelen zouden vervallen. Bovendien voerde de CCCMC aan dat handelsbeschermingsmaatregelen in andere landen geen significante gevolgen zouden hebben voor de besluitvorming van producenten-exporteurs uit China. Deze argumenten werden noch onderbouwd, noch werd op enigerlei wijze aangetoond dat het brede scala aan inhoudelijke elementen en motivering hierboven onjuist was. Bovendien merkte de Commissie op dat de invoerprijzen zonder rechten, zoals blijkt uit tabel 3, reeds ver onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie liggen (zoals weergegeven in tabel 11). Bijgevolg zou zelfs het handhaven van dergelijke lage invoerprijzen druk uitoefenen op de bedrijfstak van de Unie, wat waarschijnlijk opnieuw tot schade zou leiden. Deze argumenten moeten daarom worden afgewezen.

(273)

Derhalve wordt geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping tegen schade veroorzakende prijzen uit de VRC en dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen.

7.   BELANG VAN DE UNIE

(274)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(275)

De beide producenten in de Unie die samen goed zijn voor 100 % van de productie in de Unie, hebben aan het onderzoek meegewerkt. Zoals vermeld in overweging 263 heeft de bedrijfstak van de Unie zich hersteld van de schade als gevolg van de dumping in het verleden en zijn de activiteiten van de bedrijfstak levensvatbaar wanneer zij niet te lijden hebben onder onbillijke concurrentie door invoer met dumping.

(276)

De bedrijfstak van de Unie volgde de toegenomen vraag naar citroenzuur, onder meer met de nodige investeringen om zijn productiecapaciteit te verhogen, en is van plan die capaciteit verder uit te breiden.

(277)

Tegelijkertijd zou opheffing van de maatregelen zeer waarschijnlijk leiden tot meer oneerlijke concurrentie door de invoer met dumping uit de VRC, waardoor de continuïteit van de activiteiten van de resterende producenten in een voor het overige levensvatbare bedrijfstak in gevaar zou komen. Er zij aan herinnerd dat drie producenten in de Unie hun activiteiten hadden beëindigd vóór de instelling van de maatregelen tegen de invoer uit de VRC.

(278)

Derhalve concludeerde de Commissie dat het in het belang van de bedrijfstak van de Unie is om de maatregelen te handhaven.

7.2.   Belang van niet-verbonden importeurs

(279)

Zoals vermeld in overweging 18, beantwoordde slechts één niet-verbonden importeur de vragenlijst. Er was dus niet veel belangstelling voor het huidige onderzoek bij de importeurs.

(280)

Importeurs van citroenzuur handelen vaak in een breder scala aan chemische producten en beperken zich dus niet tot citroenzuur. Bovendien voeren de handelaren chemische producten in uit andere derde landen dan de VRC en handelen zij ook in door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde producten. Derhalve zullen de mogelijke gevolgen van het handhaven van de rechten voor importeurs naar verwachting zeer beperkt zijn.

7.3.   Belang van de gebruikers

(281)

Zoals beschreven in overweging 23, heeft de Commissie antwoorden op de vragenlijst ontvangen van vier gebruikers uit de sectoren voor gezondheid en persoonlijke en huishoudelijke verzorging. Hoewel de levensmiddelen- en drankensector de grootste gebruiker van citroenzuur is, heeft geen enkele gebruiker uit die sector meegewerkt aan het onderzoek.

(282)

Voor de meeste gebruikers vertegenwoordigt citroenzuur een klein of zelfs verwaarloosbaar deel van hun kostenstructuur. In sommige specifieke productsoorten, in het bijzonder huishoudelijke schoonmaakproducten zoals vaatwastabletten, is het citroenzuurgehalte veel hoger.

(283)

In hun opmerkingen voerden de medewerkende gebruikers aan dat de bedrijfstak van de Unie volledig is hersteld en gaven zij te kennen dat de bedrijfstak niet volledig aan de vraag in de Unie kan voldoen. In de opmerkingen werd ook vermeld dat, met name voor producten met een uitzonderlijk hoog citroenzuurgehalte, de vervaardiging van die producten in de Unie minder concurrerend is in vergelijking met landen waar citroenzuur niet onderworpen is aan rechten. De gebruikers wezen ook op de goede financiële situatie van de producenten in de Unie.

(284)

Uit de aanhoudende aanwezigheid van aanzienlijke uitvoer uit de VRC blijkt dat de bestaande maatregelen geen invloed hebben gehad op de beschikbaarheid van citroenzuur uit bronnen van buiten de Unie. Er zijn verhogingen van de productiecapaciteit gepland in de Unie, zowel door de producenten in de Unie als door de in overweging 199 bedoelde Chinese investering in de Unie.

(285)

De winstgevendheid van de medewerkende gebruikers was hoog en voor de grote meerderheid van de gebruikers waren de financiële gevolgen van de kosten van citroenzuur als grondstof verwaarloosbaar. Voor de gebruikers die betrokken zijn bij de vervaardiging van de productsoorten met een hoger citroenzuurgehalte vormden die producten slechts een onderdeel van een veel breder productassortiment. Tijdens het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, toen meer gebruikers meewerkten aan het onderzoek, stelde de Commissie vast dat citroenzuur niet meer dan 5 % vertegenwoordigde van de kosten van grondstoffen van de gebruikers die chemische producten vervaardigen. Het effect van de maatregelen op deze gebruikers werd derhalve beperkt geacht.

(286)

Per saldo legden de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie veel meer gewicht in de schaal dan de beperkte negatieve gevolgen van de geldende maatregelen voor de gebruikers.

7.4.   Andere factoren — zekerheid van leveringsbronnen

(287)

Voorzieningszekerheid is een belangrijk aspect van de citroenzuurmarkt. Voor het merendeel van de toepassingen van citroenzuur was de prijsfactor verwaarloosbaar, maar de beschikbaarheid van het onderzochte product als grondstof was cruciaal. Bij gebrek aan maatregelen zou het voortbestaan van de sector in de Unie in gevaar zijn, met gevolgen die verder reiken dan de sector zelf, zoals een afname van de beschikbare leveringsbronnen of een afname van concurrenten op de markt.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(288)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen waren om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

8.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(289)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake herhaling van dumping, herhaling van schade en belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van citroenzuur uit de VRC worden gehandhaafd.

(290)

In het licht van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“VK”) uit de Europese Unie, van kracht vanaf 1 januari 2021, heeft de Commissie ook de gevolgen geanalyseerd van een dergelijke terugtrekking op de conclusies van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

(291)

In dat verband heeft de Commissie opgemerkt dat het aandeel van de totale invoer van citroenzuur naar het VK vergeleken met de totale invoer op basis van de EU-28 in de beoordelingsperiode minder dan 10 % bedroeg (bron: databank 14.6). Noch de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, noch het prijsniveau van de invoer van het betrokken product in de Unie zou worden beïnvloed door de inkrimping van de interne markt naar EU-27.

(292)

De verkoop naar het VK van de twee enige producenten in de Unie ligt in dezelfde orde van grootte.

(293)

Indien voor de twee Chinese producenten-exporteurs waarvoor de dumpingmarge was berekend zoals toegelicht in overweging 189, de verkoop voor uitvoer naar het VK voor de berekening van een dumpingmarge buiten beschouwing zou worden gelaten, zou het effect ervan niet meer dan één procentpunt bedragen. De daaruit voortvloeiende dumpingmarges voor niet-medewerkende producenten zouden evenmin veranderen.

(294)

Derhalve concludeerde de Commissie dat de resultaten van dit onderzoek leidend tot de handhaving van de antidumpingmaatregelen niet zouden variëren, ongeacht of in de analyse al dan niet rekening werd gehouden met het VK. Geen enkele belanghebbende heeft hierover opmerkingen gemaakt.

(295)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(296)

Indien op basis van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (65) een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals op de eerste kalenderdag van elke maand bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

(297)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op citroenzuur en trinatriumcitraat-dihydraat, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2918 14 00 en ex 2918 15 00 (Taric-codes 2918150011 en 2918150019), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Onderneming

Definitieve antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

COFCO Bio-Chemical Energy (Yushu) Co. Ltd — No 1 Dongfeng Avenue, Wukeshu Economic Development Zone, Changchun City 130401, VRC

35,7

A874

Laiwu Taihe Biochemistry Co., Ltd — No 89 Changjiang Street, Laiwu City, provincie Shandong, VRC

15,3

A880

RZBC Co., Ltd — No 9 Xinghai West Road, Rizhao City, provincie Shandong, VRC

36,8

A876

RZBC (Juxian) Co., Ltd — No 209 Laiyang Road, Juxian Economic Development Zone, Rizhao City, provincie Shandong, VRC

36,8

A877

TTCA Co., Ltd — West, Wenhe Bridge North, Anqiu City, provincie Shandong, VRC

42,7

A878

Weifang Ensign Industry Co., Ltd — No 1567 Changsheng Street, Changle, Weifang, provincie Shandong, VRC

33,8

A882

Jiangsu Guoxin Union Energy Co., Ltd — No 1 Redian Road, Yixing Economic Development Zone, provincie Jiangsu, VRC

32,6

A879

Alle overige ondernemingen

42,7

A999

3.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uiteengezet in lid 2, wordt hierbij uitgebreid tot invoer van hetzelfde citroenzuur en trinatriumcitraat-dihydraat verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (GN-codes ex 2918 14 00 (Taric-code 2918140010) en ex 2918 15 00 (Taric-code 2918150011).

4.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Ingevoerde goederen die voor het vrije verkeer zijn aangegeven en zijn gefactureerd door ondernemingen waarvan de Commissie verbintenissen heeft aanvaard en wier namen zijn vermeld in Besluit 2008/899/EG, verder gewijzigd bij Besluit 2012/501/EU en Verordening (EU) 2016/704, zijn vrijgesteld van de bij artikel 1 ingestelde antidumpingrechten op voorwaarde dat:

a)

de goederen door de genoemde ondernemingen zijn vervaardigd en verzonden en door hen direct aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie zijn gefactureerd, en

b)

de goederen vergezeld gaan van een verbintenisfactuur, zijnde een handelsfactuur die ten minste de in de bijlage bij deze verordening vermelde gegevens en verklaring bevat, en

c)

de goederen die bij de douane worden aangegeven en aangeboden, exact overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

2.   Er ontstaat een douaneschuld op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer:

a)

wanneer ten aanzien van de in lid 1 beschreven ingevoerde goederen wordt vastgesteld dat aan een of meer van de in dat lid genoemde voorwaarden niet is voldaan, of

b)

wanneer de Commissie haar aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (66) intrekt bij een verordening of besluit waarin zij naar specifieke transacties verwijst en de desbetreffende verbintenisfacturen ongeldig verklaart.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 62.

(4)  PB L 244 van 8.9.2012, blz. 27.

(5)  PB L 15 van 22.1.2015, blz. 8.

(6)  PB L 10 van 15.1.2016, blz. 3.

(7)  PB L 122 van 12.5.2016, blz. 19.

(8)  PB L 231 van 14.9.2018, blz. 20.

(9)  PB C 165 van 14.5.2019, blz. 3.

(10)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 18 van 20.1.2020, blz. 3).

(11)  Link naar de specifieke website over de zaak: https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2432

(12)  Bericht beschikbaar in het dossier onder nummer t20.002450.

(13)  Bericht beschikbaar in het dossier onder nummer t20.002149.

(14)  Databank met handelsinformatie afkomstig van IHS Markit: https://ihsmarkit.com/products.html

(15)  Bericht beschikbaar in het dossier onder nummer t20.007937.

(16)  Financiële databank met gegevens over ondernemingen afkomstig van Bureau van Dijk: www.bvdinfo.com

(17)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2 (“het rapport”).

(18)  WTO DS 494, EU — COST Adjustment Methodologies, leden 7.76, 7.80 en 7.81.

(19)  PB L 338 van 19.12.2017, blz. 1.

(20)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 6-7.

(21)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 10.

(22)  Beschikbaar op http://www.fdi.gov.cn/1800000121_39_4866_0_7.html (laatst geraadpleegd op 15 juli 2019).

(23)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 20-21.

(24)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.

(25)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120-121.

(26)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 122-135.

(27)  Rapport — hoofdstuk 7, blz. 167-168.

(28)  Rapport — hoofdstuk 8, blz. 169-170, 200-201.

(29)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 15-16; rapport — hoofdstuk 4, blz. 50 en 84; rapport — hoofdstuk 5, blz. 108-109.

(30)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 22-24, en hoofdstuk 5, blz. 97-108.

(31)  Rapport — hoofdstuk 5, blz. 104-109.

(32)  Zie het 13e vijfjarenplan voor graan- en olieverwerking, punt IV.2.1, online beschikbaar op http://www.gov.cn/xinwen/2017-01/03/content_5155835.htm (laatst geraadpleegd op 21 december 2020).

(33)  Rapport — hoofdstuk 5, blz. 100-101.

(34)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 26.

(35)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 31-32.

(36)  Beschikbaar op https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (laatst geraadpleegd op 15 juli 2019).

(37)  Rapport — hoofdstukken 14.1 tot en met 14.3.

(38)  Rapport — hoofdstuk 4, blz. 41-42, 83.

(39)  Rapport — hoofdstuk 12, blz. 319.

(40)  Informatie over subsidies beschikbaar op de website van het Ministerie van Landbouw: http://www.moa.gov.cn/gk/zcfg/qnhnzc/201904/t20190416_6179338.htm

(41)  Zie kennisgeving 2017/627 van de NOHC tot intrekking van de “Kennisgeving van de NOHC inzake aangelegenheden met betrekking tot het beheer van projecten voor de intensieve bewerking van mais”, beschikbaar op: https://www.ndrc.gov.cn/fggz/cyfz/zcyfz/201704/t20170417_1149901.html

(42)  Ibidem.

(43)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 138-149.

(44)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 216.

(45)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 213-215.

(46)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 209-211.

(47)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 332-337.

(48)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 336.

(49)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 337-341.

(50)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 114-117.

(51)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 119.

(52)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120.

(53)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(54)  Zie IMF Working Paper “Resolving China’s Corporate Debt Problem”, door Wojciech Maliszewski, Serkan Arslanalp, John Caparusso, José Garrido, Si Guo, Joong Shik Kang, W. Raphael Lam, T. Daniel Law, Wei Liao, Nadia Rendak, Philippe Wingender, Jiangyan, oktober 2016, WP/16/203.

(55)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(56)  https://www.indexmundi.com/agriculture/?commodity=corn

(57)  https://www.indexmundi.com/commodities/?commodity=corn&months=60&currency=eur

(58)  https://qdd.oecd.org/subject.aspx?Subject=ExportRestrictions_IndustrialRawMaterials

(59)  https://www.ilo.org/ilostat/faces/oracle/webcenter/portalapp/pagehierarchy/Page21.jspx?_afrLoop=2007202804813928&_afrWindowMode=0&_afrWindowId=ejmgka3iz_63#!%40%40%3F_afrWindowId%3Dejmgka3iz_63%26_afrLoop%3D2007202804813928%26_afrWindowMode%3D0%26_adf.ctrl-state%3Dejmgka3iz_119

(60)  PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33. Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde; de betrokken invoergegevens waren hoe dan ook verwaarloosbaar.

(61)  Beschikbaar op: http://www.gtis.com/gta/

(62)  De Commissie heeft de informatie betreffende de capaciteit in China samen met het bronmateriaal ter beschikking gesteld in het dossier voor inzage door belanghebbenden op 7 juni 2020, referentienummer (“save number”) t20.004035.

(63)  China-CEE Institute: “China and Hungary: 70 years of bilateral relations in a changing world” van december 2019, blz. 75.

(64)  Zie verslag van de Beroepsinstantie, United States — Anti-Dumping Measures on Oil Country Tubular Goods (OCTG) from Mexico (WT/DS282/AB/R), punten 108, 122 en 123.

(65)  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(66)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.


BIJLAGE

De volgende gegevens moeten worden vermeld in de handelsfactuur die de door de onderneming in de Europese Unie ingevoerde goederen waarop een verbintenis van toepassing is, vergezelt:

1.

het opschrift “HANDELSFACTUUR — GOEDEREN DIE ONDER EEN VERBINTENIS VALLEN”;

2.

de naam van de onderneming die de handelsfactuur heeft afgegeven;

3.

het nummer van de handelsfactuur;

4.

de datum van afgifte van de handelsfactuur;

5.

de aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Europese Unie moeten worden ingeklaard;

6.

een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

het productcodenummer (PCN) dat in de verbintenis wordt gebruikt;

een omschrijving van de goederen die onder het betrokken PCN vallen;

het productcodenummer van de onderneming (CPC: company product code);

de Taric-code;

de hoeveelheid (in ton);

7.

de verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per ton;

de betalingsvoorwaarden;

de leveringsvoorwaarden;

het totale bedrag aan kortingen en rabatten;

8.

de naam van de onderneming die als importeur in de Europese Unie de rechtstreekse ontvanger is van de handelsfactuur die de in het kader van de verbintenis geleverde goederen vergezelt;

9.

de naam van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

“Ondergetekende bevestigt dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Unie van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft, plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die door [ONDERNEMING] werd aangeboden en door de Europese Commissie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/87 werd aanvaard. Hij/zij verklaart dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.”.


15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/119


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/608 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, punt b),

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (2), en met name artikel 47, lid 2, eerste alinea, punt b), artikel 54, lid 4, punten a) en b), en artikel 90, eerste alinea, punten a), b) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 van de Commissie (3) bevat voorschriften inzake de tijdelijke verhoging van de officiële controles bij de binnenkomst in de Unie van bepaalde levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong uit bepaalde derde landen die zijn vermeld in de lijst in bijlage I bij die uitvoeringsverordening, en bijzondere voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde levensmiddelen en diervoeders uit bepaalde derde landen wegens het risico op verontreiniging met mycotoxinen, waaronder aflatoxinen, bestrijdingsmiddelenresiduen, pentachloorfenol en dioxinen alsmede microbiologische besmetting, die zijn vermeld in de lijst in bijlage II bij die uitvoeringsverordening.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 bevat voorschriften voor het model van officieel certificaat voor binnenkomst in de Unie voor zendingen van in bijlage II bij die uitvoeringsverordening opgenomen levensmiddelen en diervoeders en voor de afgifte van een dergelijk certificaat, hetzij op papier hetzij in elektronische vorm. Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 (4) van de Commissie is Traces de component van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) waarmee het volledige proces van het opstellen van certificaten elektronisch kan worden uitgevoerd, waardoor mogelijke frauduleuze of bedrieglijke praktijken met betrekking tot officiële certificaten worden voorkomen. Daarom bevat Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 een model van officieel certificaat dat compatibel is met Traces.

(3)

De certificeringsvoorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 zijn in overeenstemming met de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie (5) voor wat betreft officiële certificaten voor binnenkomst in de Unie. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie (6) wordt Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 met ingang van 21 april 2021 ingetrokken en vervangen, en worden de voorschriften voor modellen van officiële certificaten van die uitvoeringsverordening gewijzigd en verduidelijkt.

(4)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 wordt met name een onderscheid gemaakt tussen papieren officiële certificaten, elektronische officiële certificaten die overeenkomstig de voorschriften van artikel 39, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 zijn afgegeven, en papieren officiële certificaten die zijn ingevuld in en afgedrukt vanuit Traces. Daarnaast bevat die uitvoeringsverordening taaleisen voor officiële certificaten voor binnenkomst in de Unie om de officiële controles aan de grenscontroleposten van binnenkomst in de Unie te vergemakkelijken. Om ervoor te zorgen dat de officiële certificaten voor verschillende categorieën goederen in overeenstemming zijn met elkaar en met de nieuwe certificeringsvoorschriften voor de officiële certificaten voor binnenkomst in de Unie van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235, moet artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden gewijzigd.

(5)

In artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 is bepaald dat de lijsten in de bijlagen I en II regelmatig, maar ten minste eens in de zes maanden, moeten worden herzien teneinde rekening te houden met nieuwe informatie over risico’s en niet-naleving van de Uniewetgeving.

(6)

Uit de frequentie en relevantie van recente incidenten met levensmiddelen die zijn gemeld via het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 opgezette systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (Rapid Alert System for Food and Feed, RASFF) en uit informatie over door lidstaten uitgevoerde officiële controles van levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong blijkt dat de lijsten in de bijlagen I en II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 moeten worden gewijzigd.

(7)

Met name omdat tijdens officiële controles door de lidstaten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 in 2019 en de eerste helft van 2020 vaak niet-naleving van de voorschriften van de Uniewetgeving met betrekking tot verontreiniging met Salmonella is vastgesteld, en omdat in die periode veel meldingen in het RASFF zijn gedaan, moet de frequentie van de overeenstemmingscontroles en materiële controles van zwarte pepers (Piper nigrum) uit Brazilië worden verhoogd van 20 % naar 50 %.

(8)

Omdat tijdens officiële controles door de lidstaten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 in de tweede helft van 2019 en de eerste helft van 2020 vaak niet-naleving van de voorschriften van de Uniewetgeving met betrekking tot verontreiniging met bestrijdingsmiddelenresiduen is vastgesteld, moet de frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles van andere dan niet-scherpsmakende pepers van het geslacht Capsicum uit Thailand worden verhoogd van 10 % naar 20 %.

(9)

Omdat tijdens officiële controles door de lidstaten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 in de tweede helft van 2019 en de eerste helft van 2020 vaak niet-naleving van de voorschriften van de Uniewetgeving met betrekking tot verontreiniging met aflatoxinen is vastgesteld, en omdat in de eerste helft van 2020 veel meldingen in het RASFF zijn gedaan, moet de frequentie van de overeenstemmingscontroles en materiële controles van grondnoten uit India worden verhoogd van 10 % naar 50 %.

(10)

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum) uit Turkije zijn al opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 vanwege het risico op verontreiniging met bestrijdingsmiddelenresiduen. Voor zendingen van andere dan niet-scherpsmakende pepers van het geslacht Capsicum uit Turkije blijkt uit de gegevens die in de eerste helft van 2020 via het RASFF zijn ontvangen dat er nieuwe risico’s voor de volksgezondheid als gevolg van mogelijke verontreiniging met bestrijdingsmiddelenresiduen in opkomst zijn, waardoor meer officiële controles nodig zijn. De huidige vermelding van niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum) uit Turkije moet daarom worden gewijzigd, zodat alle pepers van de soort Capsicum daaronder vallen.

(11)

Voor gojibessen uit China die vanwege het risico op verontreiniging met bestrijdingsmiddelenresiduen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 zijn opgenomen en voor rozijnen en krenten uit Turkije die vanwege het risico op verontreiniging met ochratoxine A in die bijlage zijn opgenomen, blijkt uit de informatie over de tweede helft van 2019 en de eerste helft van 2020 dat de desbetreffende voorschriften van de Uniewetgeving in het algemeen naar behoren zijn nageleefd. Aangezien meer officiële controles van die producten daarom niet langer gerechtvaardigd zijn, moeten de vermeldingen van die producten uit bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden geschrapt.

(12)

Voor grondnoten uit Brazilië die vanwege het risico op verontreiniging met aflatoxinen in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 zijn opgenomen, blijkt uit de officiële controles door de lidstaten dat het aantal gevallen van niet-naleving van de desbetreffende voorschriften van de Uniewetgeving in de tweede helft van 2019 is afgenomen en in de eerste helft van 2020 laag is gebleven. Daarom moet de vermelding van grondnoten uit Brazilië uit bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden geschrapt en in bijlage I bij die uitvoeringsverordening worden opgenomen, en moet de frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles worden vastgesteld op 10 %.

(13)

Voor grondnoten uit China die vanwege het risico op verontreiniging met aflatoxinen in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 zijn opgenomen, blijkt uit de officiële controles door de lidstaten dat het aantal gevallen van niet-naleving van de desbetreffende voorschriften van de Uniewetgeving in de tweede helft van 2019 en de eerste helft van 2020 is afgenomen. Daarom moet de vermelding van grondnoten uit China uit bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden geschrapt en in bijlage I bij die uitvoeringsverordening worden opgenomen, en moet de frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles worden vastgesteld op 10 %. Vanwege de omvang van de handel in dat product is die frequentie voldoende om een passende mate van toezicht te waarborgen.

(14)

Voor hazelnoten uit Turkije die vanwege het risico op verontreiniging met aflatoxinen in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 zijn opgenomen, blijkt uit de officiële controles door de lidstaten dat het aantal gevallen van niet-naleving van de desbetreffende voorschriften van de Uniewetgeving in de tweede helft van 2019 en de eerste helft van 2020 is afgenomen. Daarom moet de vermelding van hazelnoten uit Turkije uit bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden geschrapt en in bijlage I bij die uitvoeringsverordening worden opgenomen, en moet de frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles worden vastgesteld op 5 %. Vanwege de omvang van de handel in dat product is die frequentie voldoende om een passende mate van toezicht te waarborgen.

(15)

Levensmiddelen die betelbladeren (Piper betle) bevatten of daaruit bestaan van oorsprong of verzonden uit Bangladesh zijn vanwege het risico op verontreiniging met Salmonella opgenomen in bijlage II bis bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793. De invoer van die producten naar de Unie is daarom sinds juni 2014 verboden. Bangladesh heeft schriftelijke garanties gegeven door op 27 juli 2020 een nieuw actieplan in te dienen met maatregelen voor alle stappen in de productieketen, dat de Commissie als toereikend heeft beoordeeld. Naar aanleiding van deze beoordeling moet de vermelding van levensmiddelen die betelbladeren (Piper betle) bevatten of daaruit bestaan van oorsprong of verzonden uit Bangladesh uit bijlage II bis bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden geschrapt en in bijlage II bij die uitvoeringsverordening worden opgenomen, en moet de frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles worden vastgesteld op 50 %.

(16)

Om te zorgen voor efficiënte bescherming tegen mogelijke gezondheidsrisico’s als gevolg van microbiologische of chemische verontreiniging van sesamzaad, moet in de kolommen voor de GN-codes in de tabellen in de bijlagen I en II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 de GN-code van sesamzaad worden toegevoegd in de rijen “Sesamzaad (Levensmiddelen)”.

(17)

In deel II van het model van officieel certificaat in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 wordt bepaald welke informatie over de gezondheid de certificerend ambtenaar moet verstrekken wanneer hij dat certificaat invult. Ten behoeve van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat de gezondheidsinformatie over levensmiddelen of diervoeders van niet-dierlijke oorsprong meer dan één certificering kan bevatten indien die certificering krachtens artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 in samenhang met bijlage II bij die uitvoeringsverordening verplicht is.

(18)

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Omwille van de consistentie en duidelijkheid moeten de bijlagen I, II, II bis en IV bij die uitvoeringsverordening volledig worden vervangen.

(19)

Aangezien Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 met ingang van 21 april 2021 van toepassing is, moet artikel 1, punt 1, van deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn.

(20)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 11 wordt vervangen door:

“Artikel 11

Officieel certificaat

1.   Elke zending van de in bijlage II opgenomen levensmiddelen en diervoeders gaat vergezeld van een officieel certificaat volgens het model in bijlage IV (“officieel certificaat”).

2.   Het officiële certificaat voldoet aan de volgende vereisten:

a)

het officiële certificaat wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land van oorsprong of van het derde land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is;

b)

het officiële certificaat is voorzien van de in artikel 9, lid 1, bedoelde identificatiecode van de zending waarop het betrekking heeft;

c)

het officiële certificaat draagt de handtekening van de certificerende ambtenaar en het officiële stempel;

d)

indien het officiële certificaat meerdere vermeldingen of vermeldingen bevat waaruit een keuze gemaakt moet worden, worden de niet-relevante vermeldingen door de certificerende ambtenaar doorgehaald, geparafeerd en van een stempel voorzien dan wel volledig uit het certificaat verwijderd;

e)

het officiële certificaat bestaat uit:

i)

één enkel vel papier,

ii)

meerdere vellen papier die ondeelbaar zijn en een geïntegreerd geheel vormen, of

iii)

een reeks bladzijden waarvan elke bladzijde zo genummerd is dat duidelijk is dat het een specifieke bladzijde uit een eindige reeks betreft;

f)

indien het officiële certificaat uit een reeks bladzijden bestaat, zoals bedoeld in punt e), iii), van dit lid, draagt elke bladzijde de in artikel 89, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde unieke code, de handtekening van de certificerende ambtenaar en het officiële stempel;

g)

het officiële certificaat wordt aan de bevoegde autoriteit voorgelegd bij de grenscontrolepost van binnenkomst in de Unie, alwaar de zending aan officiële controles wordt onderworpen;

h)

het officiële certificaat wordt afgegeven voordat de zending waarop het betrekking heeft de controle van de bevoegde autoriteiten in het derde land die het certificaat afgeven, verlaat;

i)

het officiële certificaat wordt opgesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van de grenscontrolepost van binnenkomst in de Unie;

j)

het officiële certificaat is geldig gedurende ten hoogste vier maanden na de dag van afgifte, maar in geen geval langer dan zes maanden na de datum van de resultaten van de laboratoriumanalyses als bedoeld in artikel 10, lid 1.

3.   In afwijking van lid 2, punt i), kan een lidstaat ermee instemmen dat officiële certificaten in een andere officiële taal van de Unie worden opgesteld en zo nodig vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling.

4.   De kleur van de handtekening en de kleur van het stempel (behalve in het geval ven een reliëfstempel of een watermerk) als bedoeld in lid 2, punt c), verschilt van die van de gedrukte tekst.

5.   Lid 2, punten c) tot en met g), en lid 4 zijn niet van toepassing op elektronische officiële certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig de voorwaarden van artikel 39, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie (*1).

6.   Lid 2, punten d), e) en f), zijn niet van toepassing op op papier afgegeven officiële certificaten die zijn ingevuld in, en afgedrukt uit, Traces.

7.   De bevoegde autoriteiten mogen alleen een vervangend officieel certificaat afgeven overeenkomstig de voorschriften van artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie (*2).

8.   Het officiële certificaat wordt ingevuld op basis van de aanwijzingen in bijlage IV.

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”) (PB L 261 van 14.10.2019, blz. 37)."

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten, modellen van officiële certificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten, voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen binnen de Unie van zendingen van bepaalde categorieën dieren en goederen, en officiële certificering met betrekking tot dergelijke certificaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 599/2004, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 636/2014 en (EU) 2019/628, Richtlijn 98/68/EG en de Beschikkingen 2000/572/EG, 2003/779/EG en 2007/240/EG (PB L 442 van 30.12.2020, blz. 1).”."

2)

De bijlagen I, II, II bis en IV worden vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 1, is van toepassing met ingang van 21 april 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 van de Commissie van 22 oktober 2019 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 669/2009, (EU) nr. 884/2014, (EU) 2015/175, (EU) 2017/186 en (EU) 2018/1660 van de Commissie (PB L 277 van 29.10.2019, blz. 89).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”) (PB L 261 van 14.10.2019, blz. 37).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie van 8 april 2019 betreffende modellen van officiële certificaten voor bepaalde dieren en goederen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wat deze modelcertificaten betreft (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 101).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten, modellen van officiële certificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten, voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen binnen de Unie van zendingen van bepaalde categorieën dieren en goederen, en officiële certificering met betrekking tot dergelijke certificaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 599/2004, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 636/2014 en (EU) 2019/628, Richtlijn 98/68/EG en de Beschikkingen 2000/572/EG, 2003/779/EG en 2007/240/EG (PB L 442 van 30.12.2020, blz. 1).


BIJLAGE I

Levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong uit bepaalde derde landen die aan een tijdelijke uitbreiding van de officiële controles aan grenscontroleposten en controlepunten worden onderworpen

Rij

Levensmiddelen en diervoeders

(beoogd gebruik)

GN-code  (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong

Gevaar

Frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles (%)

1

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Bolivia (BO)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

2

Zwarte peper (Piper nigrum)

(Levensmiddelen — niet fijngemaakt en niet gemalen)

ex 0904 11 00

10

Brazilië (BR)

Salmonella  (2)

50

3

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Brazilië (BR)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

4

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

China (CN)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

5

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

(Levensmiddelen — fijngemaakt of gemalen)

ex 0904 22 00

11

China (CN)

Salmonella  (6)

20

6

Thee, ook indien gearomatiseerd

(Levensmiddelen)

0902

 

China (CN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (7)

20

7

Aubergines (Solanum melongena)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0709 30 00

 

Dominicaanse Republiek (DO)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)

20

8

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Dominicaanse Republiek (DO)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (8)

50

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

20

ex 0710 80 59

20

Kousenband

(Vigna unguiculata ssp. sesquipedalis, Vigna unguiculata ssp. unguiculata)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0708 20 00 ;

10

ex 0710 22 00

10

9

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Egypte (EG)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (9)

20

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 60 99 ;

20

ex 0710 80 59

20

10

Sesamzaad

(Levensmiddelen)

1207 40 90

 

Ethiopië (ET)

Salmonella  (2)

50

ex 2008 19 19

40

ex 2008 19 99

40

11

Hazelnoten, in de dop

0802 21 00

 

Georgië (GE)

Aflatoxinen

50

Hazelnoten, zonder dop

0802 22 00

Meel, gries en poeder van hazelnoten

ex 1106 30 90

40

Hazelnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

(Levensmiddelen)

ex 2008 19 19 ;

30

ex 2008 19 95 ;

20

ex 2008 19 99

30

12

Palmolie

(Levensmiddelen)

1511 10 90 ;

1511 90 11 ;

 

Ghana (GH)

Sudan-kleurstoffen  (10)

50

ex 1511 90 19 ;

90

1511 90 99

 

13

Kerrieblad (Bergera/Murraya koenigii)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld, bevroren of gedroogd)

ex 1211 90 86

10

India (IN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (11)

50

14

Okra’s

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 99 90 ;

20

India (IN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (12)

10

ex 0710 80 95

30

15

Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0708 20

 

Kenia (KE)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)

10

16

Chinese bleekselderij (Apium graveolens)

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

ex 0709 40 00

20

Cambodja (KH)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (13)

50

17

Kousenband

(Vigna unguiculata ssp. sesquipedalis, Vigna unguiculata ssp. unguiculata)

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

ex 0708 20 00 ;

10

Cambodja (KH)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (14)

50

ex 0710 22 00

10

18

Rapen (Brassica rapa ssp. rapa)

(Levensmiddelen — bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur)

ex 2001 90 97

11; 19

Libanon (LB)

Rodamine B

50

19

Rapen (Brassica rapa ssp. rapa)

(Levensmiddelen — bereid of verduurzaamd in pekel of in citroenzuur, niet bevroren)

ex 2005 99 80

93

Libanon (LB)

Rodamine B

50

20

Pepers (niet-scherpsmakende of andere dan niet-scherpsmakende)

(Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — gedroogd, gebrand, fijngemaakt of gemalen)

0904 21 10 ;

 

Sri Lanka (LK)

Aflatoxinen

50

ex 0904 21 90 ;

20

ex 0904 22 00 ;

11; 19

ex 2005 99 10 ;

10; 90

ex 2005 99 80

94

21

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Madagaskar (MG)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

22

Nangka’s (Artocarpus heterophyllus)

(Levensmiddelen — vers)

ex 0810 90 20

20

Maleisië (MY)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)

20

23

Sesamzaad

(Levensmiddelen)

1207 40 90

 

Nigeria (NG)

Salmonella (2)

50

ex 2008 19 19

40

ex 2008 19 99

40

24

Kruidenmengsels

(Levensmiddelen)

0910 91 10 ;

0910 91 90

 

Pakistan (PK)

Aflatoxinen

50

25

Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus spp.) en afgeleide producten

(Levensmiddelen)

ex 1207 70 00 ;

10

Sierra Leone (SL)

Aflatoxinen

50

ex 1208 90 00 ;

10

ex 2008 99 99

50

26

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Senegal (SN)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

27

Rapen (Brassica rapa ssp. rapa)

(Levensmiddelen — bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur)

ex 2001 90 97

11; 19

Syrië (SY)

Rodamine B

50

28

Rapen (Brassica rapa ssp. rapa)

(Levensmiddelen — bereid of verduurzaamd in pekel of in citroenzuur, niet bevroren)

ex 2005 99 80

93

Syrië (SY)

Rodamine B

50

29

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 60 99 ;

20

Thailand (TH)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (15)

20

ex 0710 80 59

20

30

Hazelnoten (Corylus sp.) in de dop

0802 21 00

 

Turkije (TR)

Aflatoxinen

5

Hazelnoten (Corylus sp.) zonder dop

0802 22 00

 

 

 

 

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten

ex 0813 50 39 ;

70

 

ex 0813 50 91 ;

70

 

ex 0813 50 99

70

Hazelnootpasta

ex 2007 10 10 ;

70

 

ex 2007 10 99 ;

40

 

ex 2007 99 39 ;

05; 06

 

ex 2007 99 50 ;

33

 

ex 2007 99 97

23

Bereide of verduurzaamde hazelnoten, met inbegrip van mengsels

ex 2008 19 12 ;

30

ex 2008 19 19 ;

30

ex 2008 19 92 ;

30

ex 2008 19 95 ;

20

ex 2008 19 99 ;

30

ex 2008 97 12 ;

15

ex 2008 97 14 ;

15

ex 2008 97 16 ;

15

ex 2008 97 18 ;

15

ex 2008 97 32 ;

15

ex 2008 97 34 ;

15

ex 2008 97 36 ;

15

ex 2008 97 38 ;

15

ex 2008 97 51 ;

15

ex 2008 97 59 ;

15

ex 2008 97 72 ;

15

ex 2008 97 74 ;

15

ex 2008 97 76 ;

15

ex 2008 97 78 ;

15

ex 2008 97 92 ;

15

ex 2008 97 93 ;

15

ex 2008 97 94 ;

15

ex 2008 97 96 ;

15

ex 2008 97 97 ;

15

ex 2008 97 98

15

Meel, gries en poeder van hazelnoten

ex 1106 30 90

40

Hazelnootolie

(Levensmiddelen)

ex 1515 90 99

20

31

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten

(Levensmiddelen — vers of gedroogd)

0805 21 ;

0805 22 ;

0805 29

 

Turkije (TR)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)

5

32

Sinaasappelen

(Levensmiddelen — vers of gedroogd)

0805 10

 

Turkije (TR)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)

10

33

Granaatappelen

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0810 90 75

30

Turkije (TR)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (16)

20

34

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

0709 60 10 ;

0710 80 51 ;

 

Turkije (TR)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (17)

10

ex 0709 60 99 ;

20

ex 0710 80 59

20

35

Onverwerkte hele, vermalen, gemalen, gekraakte of fijngehakte abrikozenpitten die bestemd zijn om voor de eindverbruiker in de handel te worden gebracht  (18)  (19)

(Levensmiddelen)

ex 1212 99 95

20

Turkije (TR)

Cyanide

50

36

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 60 99 ;

20

Uganda (UG)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)

20

ex 0710 80 59

20

37

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Verenigde Staten (US)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

38

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Verenigde Staten (US)

Aflatoxinen

10

Pistaches zonder dop

0802 52 00

 

Pistaches, gebrand

ex 2008 19 13 ;

20

 

ex 2008 19 93

20

39

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Oezbekistan (UZ)

Sulfieten  (20)

50

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

(Levensmiddelen)

2008 50

40

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

Vietnam (VN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (21)

50

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 86

20

Munt

ex 1211 90 86

30

Peterselie

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

ex 0709 99 90

40

41

Okra’s

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 99 90 ;

20

Vietnam (VN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (21)

50

ex 0710 80 95

30

42

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 60 99 ;

20

Vietnam (VN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (3)  (21)

50

ex 0710 80 59

20


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht, wordt de GN-code voorafgegaan door “ex”.

(2)  De bemonstering en de analyses worden uitgevoerd overeenkomstig de bemonsteringsprocedures en de referentieanalysemethoden als bedoeld in punt 1, a), van bijlage III.

(3)  Residuen van ten minste die bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS (controle op bestrijdingsmiddelen alleen in/op producten van plantaardige oorsprong).

(4)  Residuen van amitraz.

(5)  Residuen van nicotine.

(6)  De bemonstering en de analyses worden uitgevoerd overeenkomstig de bemonsteringsprocedures en de referentieanalysemethoden als bedoeld in punt 1, b), van bijlage III.

(7)  Residuen van tolfenpyrad.

(8)  Residuen van amitraz (amitraz met inbegrip van alle metabolieten die het 2,4-dimethylanilinegedeelte bevatten, uitgedrukt als amitraz), diafenthiuron, dicofol (som van de p,p'- en o,p'-isomeren), dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram).

(9)  Residuen van dicofol (som van de p,p'- en o,p'-isomeren), dinotefuran, folpet, prochloraz (som van prochloraz en de metabolieten daarvan die het 2,4,6-trichloorfenolgedeelte bevatten, uitgedrukt als prochloraz), thiofanaat-methyl en triforine.

(10)  In deze bijlage worden onder “Sudan-kleurstoffen” de volgende chemische stoffen verstaan: i) Sudan I (CAS-nummer 842-07-9); ii) Sudan II (CAS-nummer 3118-97-6); iii) Sudan III (CAS-nummer 85-86-9); iv) Scarlet Red; of Sudan IV (CAS-nummer 85-83-6).

(11)  Residuen van acefaat.

(12)  Residuen van diafenthiuron.

(13)  Residuen van fenthoaat.

(14)  Residuen van chloorbufam.

(15)  Residuen van formetanaat (som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(-hydrochloride)), prothiofos en triforine.

(16)  Residuen van prochloraz.

(17)  Residuen van diafenthiuron, formetanaat (som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(-hydrochloride)) en thiofanaat-methyl.

(18)  “Onverwerkte producten” zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

(19)  “In de handel brengen” en “eindverbruiker” zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(20)  Referentiemethoden: EN 1988-1:1998, EN 1988-2:1998 of ISO 5522:1981.

(21)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), fenthoaat en quinalfos.


BIJLAGE II

Levensmiddelen en diervoeders uit bepaalde derde landen die zijn onderworpen aan bijzondere voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie in verband met het risico van verontreiniging met mycotoxinen, met inbegrip van aflatoxinen, residuen van bestrijdingsmiddelen, pentachloorfenol en dioxinen, en microbiologische besmetting

1.   Levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), i)

Rij

Levensmiddelen en diervoeders (beoogd gebruik)

GN-code  (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong

Gevaar

Frequentie van overeenstemmingscontroles en materiële controles (%)

1

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Argentinië (AR)

Aflatoxinen

5

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

2

Hazelnoten (Corylus sp.) in de dop

0802 21 00

 

Azerbeidzjan (AZ)

Aflatoxinen

20

Hazelnoten (Corylus sp.) zonder dop

0802 22 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten

ex 0813 50 39 ;

70

ex 0813 50 91 ;

70

ex 0813 50 99

70

Hazelnootpasta

ex 2007 10 10 ;

70

ex 2007 10 99 ;

40

ex 2007 99 39 ;

05; 06

ex 2007 99 50 ;

33

ex 2007 99 97

23

Bereide of verduurzaamde hazelnoten, met inbegrip van mengsels

ex 2008 19 12 ;

30

ex 2008 19 19 ;

30

ex 2008 19 92 ;

30

ex 2008 19 95 ;

20

ex 2008 19 99 ;

30

ex 2008 97 12 ;

15

ex 2008 97 14 ;

15

ex 2008 97 16 ;

15

ex 2008 97 18 ;

15

ex 2008 97 32 ;

15

ex 2008 97 34 ;

15

ex 2008 97 36 ;

15

ex 2008 97 38 ;

15

ex 2008 97 51 ;

15

ex 2008 97 59 ;

15

ex 2008 97 72 ;

15

ex 2008 97 74 ;

15

ex 2008 97 76 ;

15

ex 2008 97 78 ;

15

ex 2008 97 92 ;

15

ex 2008 97 93 ;

15

ex 2008 97 94 ;

15

ex 2008 97 96 ;

15

ex 2008 97 97 ;

15

ex 2008 97 98

15

Meel, gries en poeder van hazelnoten

ex 1106 30 90

40

Hazelnootolie

(Levensmiddelen)

ex 1515 90 99

20

3

Levensmiddelen die betelbladeren (Piper betle) bevatten of daaruit bestaan

(Levensmiddelen)

ex 1404 90 00  (10)

10

Bangladesh (BD)

Salmonella  (6)

50

4

Paranoten in de dop

0801 21 00

 

Brazilië (BR)

Aflatoxinen

50

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die paranoten in de dop bevatten

(Levensmiddelen)

ex 0813 50 31 ;

20

ex 0813 50 39 ;

20

ex 0813 50 91 ;

20

ex 0813 50 99

20

5

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Egypte (EG)

Aflatoxinen

20

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

6

Peper van het geslacht Piper; vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen

0904

 

Ethiopië (ET)

Aflatoxinen

50

Gember, saffraan, kurkuma, tijm, laurierbladeren, kerrie en andere specerijen

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

0910

7

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Ghana (GH)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

8

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Gambia (GM)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

9

Nootmuskaat (Myristica fragrans)

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

0908 11 00 ;

0908 12 00

 

Indonesië (ID)

Aflatoxinen

20

10

Betelbladeren (Piper betle L.)

(Levensmiddelen)

ex 1404 90 00

10

India (IN)

Salmonella  (2)

10

11

Pepers (niet-scherpsmakende of andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — gedroogd, gebrand, fijngemaakt of gemalen)

0904 21 10 ;

 

India (IN)

Aflatoxinen

20

ex 0904 22 00 ;

11; 19

ex 0904 21 90 ;

20

ex 2005 99 10 ;

10; 90

ex 2005 99 80

94

12

Nootmuskaat (Myristica fragrans)

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

0908 11 00 ;

0908 12 00

 

India (IN)

Aflatoxinen

20

13

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

India (IN)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

14

Guarpitmeel

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1302 32 90

10

India (IN)

Pentachloorfenol en dioxinen  (3)

5

15

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 60 99 ;

20

India (IN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (4)  (5)

10

ex 0710 80 59

20

 

16

Sesamzaad

(Levensmiddelen)

1207 40 90

 

India (IN)

Salmonella  (6)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (4)  (11)

20

ex 2008 19 19

40

 

ex 2008 19 99

40

50

17

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Iran (IR)

Aflatoxinen

50

Pistaches zonder dop

0802 52 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die pistaches bevatten

ex 0813 50 39 ;

60

ex 0813 50 91 ;

60

ex 0813 50 99

60

Pasta van pistaches

ex 2007 10 10 ;

60

ex 2007 10 99 ;

30

ex 2007 99 39 ;

03; 04

ex 2007 99 50 ;

32

ex 2007 99 97

22

Pistaches, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels

ex 2008 19 13 ;

20

ex 2008 19 93 ;

20

ex 2008 97 12 ;

19

ex 2008 97 14 ;

19

ex 2008 97 16 ;

19

ex 2008 97 18 ;

19

ex 2008 97 32 ;

19

ex 2008 97 34 ;

19

ex 2008 97 36 ;

19

ex 2008 97 38 ;

19

ex 2008 97 51 ;

19

ex 2008 97 59 ;

19

ex 2008 97 72 ;

19

ex 2008 97 74 ;

19

ex 2008 97 76 ;

19

ex 2008 97 78 ;

19

ex 2008 97 92 ;

19

ex 2008 97 93 ;

19

ex 2008 97 94 ;

19

ex 2008 97 96 ;

19

ex 2008 97 97 ;

19

ex 2008 97 98

19

Meel, gries en poeder van pistaches

(Levensmiddelen)

ex 1106 30 90

50

18

Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus spp.) en afgeleide producten

(Levensmiddelen)

ex 1207 70 00 ;

10

Nigeria (NG)

Aflatoxinen

50

ex 1208 90 00 ;

10

ex 2008 99 99

50

19

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

ex 0709 60 99 ;

20

Pakistan (PK)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (4)

20

ex 0710 80 59

20

20

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Sudan (SD)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in de vorm van pellets

2305 00 00

Meel en gries van grondnoten

(Levensmiddelen en diervoeders)

ex 1208 90 00

20

21

Sesamzaad

(Levensmiddelen)

1207 40 90

 

Sudan (SD)

Salmonella  (6)

20

ex 2008 19 19

40

ex 2008 19 99

40

22

Gedroogde vijgen

0804 20 90

 

Turkije (TR)

Aflatoxinen

20

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die vijgen bevatten

ex 0813 50 99

50

Gedroogdevijgenpasta

ex 2007 10 10 ;

50

ex 2007 10 99 ;

20

ex 2007 99 39 ;

01; 02

ex 2007 99 50 ;

31

ex 2007 99 97

21

Bereide of verduurzaamde gedroogde vijgen (met inbegrip van mengsels)

ex 2008 97 12 ;

11

ex 2008 97 14 ;

11

ex 2008 97 16 ;

11

ex 2008 97 18 ;

11

ex 2008 97 32 ;

11

ex 2008 97 34 ;

11

ex 2008 97 36 ;

11

ex 2008 97 38 ;

11

ex 2008 97 51 ;

11

ex 2008 97 59 ;

11

ex 2008 97 72 ;

11

ex 2008 97 74 ;

11

ex 2008 97 76 ;

11

ex 2008 97 78 ;

11

ex 2008 97 92 ;

11

ex 2008 97 93 ;

11

ex 2008 97 94 ;

11

ex 2008 97 96 ;

11

ex 2008 97 97 ;

11

ex 2008 97 98 ;

11

ex 2008 99 28 ;

10

ex 2008 99 34 ;

10

ex 2008 99 37 ;

10

ex 2008 99 40 ;

10

ex 2008 99 49 ;

60

ex 2008 99 67 ;

95

ex 2008 99 99

60

Meel, gries en poeder van gedroogde vijgen

(Levensmiddelen)

ex 1106 30 90

60

23

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Turkije (TR)

Aflatoxinen

50

Pistaches zonder dop

0802 52 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die pistaches bevatten

ex 0813 50 39 ;

60

ex 0813 50 91 ;

60

ex 0813 50 99

60

Pasta van pistaches

ex 2007 10 10 ;

60

ex 2007 10 99

30

Pistaches, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels

ex 2007 99 39 ;

03; 04

ex 2007 99 50 ;

32

ex 2007 99 97 ;

22

ex 2008 19 13 ;

20

ex 2008 19 93 ;

20

ex 2008 97 12 ;

19

ex 2008 97 14 ;

19

ex 2008 97 16 ;

19

ex 2008 97 18 ;

19

ex 2008 97 32 ;

19

ex 2008 97 34 ;

19

ex 2008 97 36 ;

19

ex 2008 97 38 ;

19

ex 2008 97 51 ;

19

ex 2008 97 59 ;

19

ex 2008 97 72 ;

19

ex 2008 97 74 ;

19

ex 2008 97 76 ;

19

ex 2008 97 78 ;

19

ex 2008 97 92 ;

19

ex 2008 97 93 ;

19

ex 2008 97 94 ;

19

ex 2008 97 96 ;

19

ex 2008 97 97 ;

19

ex 2008 97 98

19

Meel, gries en poeder van pistaches

(Levensmiddelen)

ex 1106 30 90

50

24

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

(Levensmiddelen)

ex 2008 99 99

11; 19

Turkije (TR)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (4)  (7)

20

25

Sesamzaad

(Levensmiddelen)

1207 40 90

 

Uganda (UG)

Salmonella  (6)

20

ex 2008 19 19

40

ex 2008 19 99

40

26

Pitahaja’s (drakenvruchten)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0810 90 20

10

Vietnam (VN)

Bestrijdingsmiddelenresiduen  (4)  (8)

10

2.   Samengestelde levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), ii)

Rij

Samengestelde levensmiddelen die meer dan 20 % van de afzonderlijke producten bevatten die wegens het risico van verontreiniging met aflatoxinen in de tabel van punt 1 van deze bijlage zijn opgenomen, hetzij in de vorm van één product, hetzij als de som van de in de lijst opgenomen producten

 

GN-code  (12)

Omschrijving  (13)

1

ex 1704 90

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), ander dan kauwgom, ook indien bedekt met een laagje suiker

2

ex 1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

3

ex 1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten, van meel of van zetmeel


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht, wordt de GN-code voorafgegaan door “ex”.

(2)  De bemonstering en de analyses worden uitgevoerd overeenkomstig de bemonsteringsprocedures en de referentieanalysemethoden als bedoeld in punt 1, b), van bijlage III.

(3)  Het in artikel 10, lid 3, bedoelde analyserapport wordt afgegeven door een laboratorium dat overeenkomstig EN ISO/IEC 17025 is geaccrediteerd voor de analyse van pentachloorfenol (PCP) in levensmiddelen en diervoeders.

In het analyserapport wordt het volgende vermeld:

a)

de resultaten van bemonstering en analyse voor de aanwezigheid van PCP, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is;

b)

de meetonzekerheid van het analyseresultaat;

c)

de aantoonbaarheidsgrens van de analysemethode, en

d)

de bepaalbaarheidsgrens van de analysemethode.

De extractie vóór de analyse wordt verricht met een zuur oplosmiddel. De analyse wordt uitgevoerd overeenkomstig de gewijzigde versie van de QuEChERS-methode, die wordt beschreven op de websites van de referentielaboratoria van de Europese Unie voor residuen van bestrijdingsmiddelen, of volgens een even betrouwbare methode.

(4)  Residuen van ten minste die bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS (controle op bestrijdingsmiddelen alleen in/op producten van plantaardige oorsprong).

(5)  Residuen van carbofuran.

(6)  De bemonstering en de analyses worden uitgevoerd overeenkomstig de bemonsteringsprocedures en de referentieanalysemethoden als bedoeld in punt 1, a), van bijlage III.

(7)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en metrafenon.

(8)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), fenthoaat en quinalfos.

(9)  De omschrijving van de goederen komt overeen met die in de kolom “Omschrijving” van de GN in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(10)  Levensmiddelen die betelbladeren (Piper betle) bevatten of daaruit bestaan, met inbegrip van maar niet uitsluitend de levensmiddelen die onder GN-code 1404 90 00 zijn aangegeven.

(11)  Residuen van ethyleenoxide (som van ethyleenoxide en 2-chloorethanol, uitgedrukt als ethyleenoxide).

(12)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht, wordt de GN-code voorafgegaan door “ex”.

(13)  De omschrijving van de goederen komt overeen met die in de kolom “Omschrijving” van de GN in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE II bis

Levensmiddelen en diervoeders uit bepaalde derde landen waarvan de binnenkomst in de Unie is opgeschort als bedoeld in artikel 11 bis

Rij

Levensmiddelen en diervoeders

(beoogd gebruik)

GN-code  (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong

Gevaar

1

Levensmiddelen die bestaan uit gedroogde bonen

(Levensmiddelen)

0713 35 00

0713 39 00

0713 90 00

 

Nigeria (NG)

Bestrijdingsmiddelenresiduen


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht, wordt de GN-code voorafgegaan door “ex”.


BIJLAGE IV

MODEL VAN OFFICIEEL CERTIFICAAT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 11 VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1793 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BINNENKOMST VAN BEPAALDE LEVENSMIDDELEN OF DIERVOEDERS IN DE UNIE

Image 1

 

LAND

Certificaat voor de binnenkomst van levensmiddelen of diervoeders in de Unie

Deel II: Certificering

II.

Gezondheidsgegevens

II.a.

Referentienummer certificaat

II.b.

Referentienummer Imsoc

 

II.1.

Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1), Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1) en Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1) en verklaart dat:

 

(1) hetzij

[II.1.1.

de levensmiddelen van de hierboven omschreven zending met de identificatiecode (vermeld de identificatiecode voor de zending als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 van de Commissie) zijn geproduceerd overeenkomstig de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 178/2002 en (EG) nr. 852/2004, en met name:

de primaire productie van dergelijke levensmiddelen en de daarmee verband houdende bewerkingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 852/2004, voldoen aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage I, deel A, bij Verordening (EG) nr. 852/2004;

(1) (2) en, in het geval van een op de primaire productie volgende fase van de productie, de verwerking en de distributie en daarmee verband houdende handelingen:

zij op hygiënische wijze zijn gehanteerd en, in voorkomend geval, bereid, verpakt en opgeslagen overeenkomstig de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004, en

zij afkomstig zijn van een of meer inrichtingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepassen;]

 

(1) hetzij

[II.1.2.

de diervoeders van de hierboven omschreven zending met de identificatiecode (vermeld de identificatiecode voor de zending als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793) zijn geproduceerd overeenkomstig de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 178/2002 en (EG) nr. 183/2005, en met name:

de primaire productie van dergelijke diervoeders en de daarmee verband houdende bewerkingen als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 183/2005 voldoen aan de bepalingen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 183/2005;

(1) (2) en, in het geval van een op de primaire productie volgende fase van de productie, de verwerking en de distributie en daarmee verband houdende handelingen:

zij op hygiënische wijze zijn gehanteerd en, in voorkomend geval, bereid, verpakt en opgeslagen overeenkomstig de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005, en

zij afkomstig zijn van een of meer inrichtingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 183/2005 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepassen.]

II.2.

Ondergetekende verklaart, overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 van de Commissie van 22 oktober 2019 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 669/2009, (EU) nr. 884/2014, (EU) 2015/175, (EU) 2017/186 en (EU) 2018/1660 van de Commissie (PB L 277 van 29.10.2019, blz. 89), dat:

[II.2.1.

Certificering voor in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 vermelde levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong, alsmede voor samengestelde levensmiddelen die wegens het risico van verontreiniging met mycotoxinen in die bijlage zijn opgenomen

uit de hierboven omschreven zending steekproeven zijn genomen overeenkomstig:

Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie om het gehalte aan aflatoxine B1 en de totale verontreiniging met aflatoxinen voor levensmiddelen te bepalen

Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie om het gehalte aan aflatoxine B1 voor diervoeders te bepalen

op… (datum), onder voorbehoud van de laboratoriumanalyses op… (datum)

in het… (naam van het laboratorium) aan de hand van methoden waarmee ten minste de in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 genoemde risico’s kunnen worden vastgesteld.

De gegevens met betrekking tot de methoden voor laboratoriumanalyses en alle resultaten zijn bijgevoegd en daaruit blijkt dat aan de wetgeving van de Unie inzake de maximumgehalten aan aflatoxinen is voldaan.]

(3) en/of

[II.2.2.

Certificering voor in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 vermelde levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong, alsmede voor samengestelde levensmiddelen die wegens het risico van verontreiniging met bestrijdingsmiddelenresiduen in die bijlage zijn opgenomen

uit de hierboven omschreven zending steekproeven overeenkomstig Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie zijn genomen op … (datum), onder voorbehoud van de laboratoriumanalyses op … (datum) in het … (naam van het laboratorium) aan de hand van methoden waarmee ten minste de in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 genoemde risico’s kunnen worden vastgesteld.

De gegevens met betrekking tot de methoden voor laboratoriumanalyses en alle resultaten zijn bijgevoegd en daaruit blijkt dat aan de wetgeving van de Unie inzake de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen is voldaan.]

(3) en/of

[II.2.3.

Certificering voor in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 vermeld guarpitmeel, met inbegrip van samengestelde levensmiddelen die wegens het risico van verontreiniging met pentachloorfenol en dioxinen in die bijlage zijn opgenomen

uit de hierboven omschreven zending steekproeven overeenkomstig Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie zijn genomen op … (datum), onder voorbehoud van de laboratoriumanalyses op … (datum) in het … (naam van het laboratorium) aan de hand van methoden waarmee ten minste de in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 genoemde risico’s kunnen worden vastgesteld.

De gegevens met betrekking tot de methoden voor laboratoriumanalyses en alle resultaten zijn bijgevoegd en daaruit blijkt dat de goederen niet meer dan 0,01 mg/kg pentachloorfenol bevatten.]

(3) en/of

[II.2.4.

Certificering voor in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 vermelde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong, alsmede voor samengestelde levensmiddelen die wegens het risico van microbiologische besmetting in die bijlage zijn opgenomen

uit de hierboven omschreven zending steekproeven zijn genomen overeenkomstig bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793

op … (datum), onder voorbehoud van de laboratoriumanalyses op … (datum)

in het … (naam van het laboratorium) aan de hand van methoden waarmee ten minste de in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 genoemde risico’s kunnen worden vastgesteld.

De gegevens met betrekking tot de methoden voor laboratoriumanalyses en alle resultaten zijn bijgevoegd en bevestigen de afwezigheid van Salmonella in 25 g.]

II.3.

Dit certificaat is afgegeven voordat de zending waarop het betrekking heeft, de controle van de afgevende bevoegde autoriteit verlaat.

II.4.

Dit certificaat is geldig gedurende vier maanden na de dag van afgifte, maar in geen geval langer dan zes maanden na de datum van de resultaten van de laatste laboratoriumanalyses.

Opmerkingen

Zie de aanwijzingen voor het invullen in deze bijlage.

Deel II:

(1)

Schrappen of doorhalen wat niet van toepassing is (bv. levensmiddelen of diervoeders)

(2)

Is alleen van toepassing in het geval van een op de primaire productie volgende fase van de productie, de verwerking en de distributie en daarmee verband houdende handelingen.

(3)

Schrappen of doorhalen wat niet van toepassing is indien u dit punt niet selecteert voor de certificering.

(4)

De kleur van de handtekening moet verschillen van die van de gedrukte tekst. Hetzelfde geldt voor andere stempels dan reliëfstempels en watermerken.

 

 

Certificerend ambtenaar:

Naam (in blokletters):

Hoedanigheid en titel:

Datum:

Handtekening:

Stempel

AANWIJZINGEN VOOR HET INVULLEN VAN HET MODEL VAN OFFICIEEL CERTIFICAAT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 11 VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1793 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BINNENKOMST VAN BEPAALDE LEVENSMIDDELEN OF DIERVOEDERS IN DE UNIE

Algemeen

Om een optie te selecteren moet het overeenstemmende vak worden aangevinkt of met een kruisje (X) worden gemerkt.

De “ISO-code” is de internationale gestandaardiseerde tweeletterige code voor een land overeenkomstig de internationale norm ISO 3166 alpha-2 (1).

In de vakken I.15, I.18 en I.20 mag slechts één optie worden geselecteerd.

Tenzij anders vermeld, zijn de vakken verplicht.

Indien de geadresseerde, de grenscontrolepost van binnenkomst of de gegevens over het vervoer (d.w.z. de vervoermiddelen en de datum) veranderen nadat het certificaat is afgegeven, moet de voor de zending verantwoordelijke exploitant de bevoegde autoriteit van de lidstaat van binnenkomst hiervan in kennis stellen. Een dergelijke verandering leidt niet tot een verzoek om een vervangend certificaat.

Indien het certificaat in het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) is ingediend, geldt het volgende:

de in deel I vermelde gegevens of vakken vormen de gegevenswoordenboeken voor de elektronische versie van het officiële certificaat;

de volgorde van de vakken in deel I van het model van officieel certificaat en de grootte en vorm van die vakken zijn indicatief;

wanneer een stempel vereist is, is het elektronische equivalent daarvan een elektronisch zegel. Dit zegel moet voldoen aan de regels voor de afgifte van elektronische certificaten als bedoeld in artikel 90, punt f), van Verordening (EU) 2017/625.

Deel I: Gegevens betreffende de zending

Land:

De naam van het derde land dat het certificaat afgeeft.

Vak I.1.

Verzender/exporteur: de naam en het adres (straat, stad en regio, provincie of staat, naargelang het geval) van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de zending verzendt en die in het derde land moet zijn gevestigd.

Vak I.2.

Referentienummer certificaat: de unieke verplichte code die door de bevoegde autoriteit van het derde land wordt toegewezen overeenkomstig haar eigen classificatie. Dit vak is verplicht voor alle certificaten die niet via het Imsoc worden ingediend.

Vak I.2.a.

Referentienummer Imsoc: de unieke referentiecode die automatisch door het Imsoc wordt toegewezen als het certificaat in het Imsoc wordt geregistreerd. Dit vak moet niet worden ingevuld als het certificaat niet via het Imsoc wordt ingediend.

Vak I.3.

Centrale bevoegde autoriteit: de naam van de centrale autoriteit in het derde land die het certificaat afgeeft.

Vak I.4.

Lokale bevoegde autoriteit: de naam van de lokale autoriteit in het derde land die het certificaat afgeeft, indien van toepassing.

Vak I.5.

Geadresseerde/importeur: naam en adres van de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wie de zending bestemd is in de lidstaat.

Vak I.6.

Voor de zending verantwoordelijke exploitant: de naam en het adres van de persoon in de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de zending wanneer die bij de grenscontrolepost wordt aangeboden en die als importeur of namens de importeur de nodige verklaringen indient bij de bevoegde autoriteiten. Dit vak is optioneel.

Vak I.7.

Land van oorsprong: de naam en de ISO-code van het land waaruit de goederen afkomstig zijn dan wel waar zij zijn geteeld, geoogst of geproduceerd.

Vak I.8.

Niet van toepassing.

Vak I.9.

Land van bestemming: de naam en de ISO-code van de lidstaat van de Europese Unie van bestemming van de producten.

Vak I.10.

Niet van toepassing.

Vak I.11.

Plaats van verzending: de naam en het adres van de bedrijven of inrichtingen waaruit de producten afkomstig zijn.

Elke eenheid van een onderneming in de levensmiddelen- of diervoederssector. Alleen de inrichting die de producten verzendt, moet worden genoemd. In het geval van handel waarbij meer dan één derde land is betrokken (driehoekshandel), is de plaats van verzending de laatste in een derde land gevestigde inrichting van de uitvoerketen waaruit de definitieve zending naar de Europese Unie wordt vervoerd.

Vak I.12.

Plaats van bestemming: deze informatie is optioneel.

Voor het in de handel brengen: de plaats waar de producten naartoe worden gebracht voor de laatste lossing. Vermeld de naam, het adres en het erkenningsnummer van de bedrijven of inrichtingen van de plaats van bestemming, indien van toepassing.

Vak I.13.

Plaats van lading: niet van toepassing.

Vak I.14.

Datum en tijdstip van vertrek: de datum waarop het vervoermiddel vertrekt (vliegtuig, vaartuig, treinwagon of wegvoertuig).

Vak I.15.

Vervoermiddel: vervoermiddel bij het verlaten van het land van verzending.

Vervoerswijze: vliegtuig, vaartuig, treinwagon, wegvoertuig of ander. Onder “ander” worden vervoerswijzen verstaan die niet onder Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad  (2) vallen.

Identificatie van het vervoermiddel: voor vliegtuigen het vluchtnummer, voor vaartuigen de naam/namen van het schip, voor treinwagons de code van de trein en het wagonnummer, voor wegvoertuigen het kentekennummer en indien van toepassing ook het nummer van de aanhanger.

Vermeld in het geval van een ferry de identificatiegegevens van het wegvoertuig, het kentekennummer en indien van toepassing ook het nummer van de aanhanger, en de naam van de geplande ferry.

Vak I.16

Grenscontrolepost van binnenkomst: vermeld de naam van de grenscontrolepost en de door het Imsoc toegewezen identificatiecode ervan.

Vak I.17.

Begeleidende documenten:

Laboratoriumrapport: vermeld het referentienummer en de datum van afgifte van het rapport/de resultaten van de laboratoriumanalyses als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793.

Andere: het type en het referentienummer van het document moeten worden vermeld wanneer een zending vergezeld gaat van andere documenten, zoals handelsdocumenten (bv. het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van het vervoersdocumentnummer of het commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig).

Vak I.18.

Vervoersomstandigheden: categorie van de vereiste temperatuur tijdens het vervoer van de producten (omgevingstemperatuur, gekoeld, ingevroren). Er mag slechts één categorie worden geselecteerd.

Vak I.19.

Containernummer/zegelnummer: de desbetreffende nummers, indien van toepassing.

Het containernummer moet worden vermeld als de goederen in gesloten containers worden vervoerd.

Alleen het nummer van het officiële zegel moet worden vermeld. Het gaat om een officieel zegel als een zegel op de container, vrachtwagen of treinwagon wordt aangebracht onder toezicht van de bevoegde autoriteit die het certificaat afgeeft.

Vak I.20.

Goederen gecertificeerd voor: vermeld het beoogde gebruik voor producten als vermeld in het desbetreffende officiële certificaat van de Europese Unie.

Menselijke consumptie: betreft alleen voor menselijke consumptie bestemde producten.

Diervoeders: betreft alleen producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren.

Vak I.21.

Niet van toepassing.

Vak I.22.

Voor de interne markt: voor alle zendingen die bestemd zijn om in de Europese Unie in de handel te worden gebracht.

Vak I.23.

Totaal aantal verpakkingen: het aantal verpakkingen. In het geval van bulkzendingen is dit vak optioneel.

Vak I.24.

Hoeveelheid:

Totaal nettogewicht: dit wordt gedefinieerd als de massa van de goederen zelf zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen.

Totaal brutogewicht: het totale gewicht in kilogram. Dit wordt gedefinieerd als de totale massa van de producten inclusief de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers en andere transportmiddelen.

Vak I.25.

Omschrijving van de goederen: Vermeld de desbetreffende code van het geharmoniseerd systeem (GS-code) en de door de Werelddouaneorganisatie bepaalde titel zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad  (3). Deze douanebeschrijving wordt in voorkomend geval aangevuld met alle informatie die nodig is voor de indeling van de producten.

Vermeld de soort, productsoorten, het aantal verpakkingen, de aard van de verpakking, het nummer van de partij en het nettogewicht, en vermeld de “eindverbruiker” indien producten voor de eindverbruiker worden verpakt.

Soort: de wetenschappelijke benaming of zoals gedefinieerd overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie.

Type verpakking: geef het type verpakking aan overeenkomstig de definitie in de bijlagen V en VI bij aanbeveling 21 van UN/Cefact (Centrum van de Verenigde Naties voor de bevordering van handel en elektronisch zakendoen).

Deel II: Certificering

Dit deel moet worden ingevuld door een certificerende ambtenaar die door de bevoegde autoriteit van het derde land gemachtigd is om het officiële certificaat te ondertekenen, zoals bepaald in artikel 88, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625.

Vak II.

Gezondheidsgegevens: vul dit deel in overeenkomstig de specifieke gezondheidsvoorschriften van de Europese Unie voor de aard van de producten en zoals bepaald in de gelijkwaardigheidsovereenkomsten met bepaalde derde landen of in andere wetgeving van de Europese Unie, zoals die inzake certificering.

Selecteer uit de punten II.2.1, II.2.2, II.2.3 en II.2.4 het punt dat overeenkomt met de productcategorie en het gevaar/de gevaren waarvoor de certificering wordt gegeven.

Indien het officiële certificaat niet in het Imsoc wordt ingediend, moeten de niet-relevante vermeldingen worden doorgehaald en door de certificerende ambtenaar worden geparafeerd en van een stempel worden voorzien dan wel volledig uit het certificaat worden verwijderd.

Indien het certificaat in het Imsoc wordt ingediend, moeten de niet-relevante verklaringen worden doorgehaald of volledig uit het certificaat worden verwijderd.

Vak II.a.

Referentienummer certificaat: dezelfde referentiecode als in vak I.2.

Vak II.b.

Referentienummer Imsoc: dezelfde referentiecode als in vak I.2.a. Alleen verplicht voor in het Imsoc afgegeven officiële certificaten.

Certificerend ambtenaar:

Ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het derde land die door die autoriteit gemachtigd is om officiële certificaten te ondertekenen: vermeld de naam in hoofdletters, hoedanigheid en titel, indien van toepassing, identificatienummer en origineel stempel van de bevoegde autoriteit en datum van ondertekening.


(1)  Lijst van namen van landen en code-elementen:http://www.iso.org/iso/country_codes/iso-3166-1_decoding_table.htm

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).

(3)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BESLUITEN

15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/150


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/609 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 wat geharmoniseerde normen betreffende verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking en sterilisatie van medische apparatuur betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten de lidstaten ervan uitgaan dat medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek die in overeenstemming zijn met de desbetreffende nationale normen die op grond van de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, zijn vastgesteld, aan de in artikel 3 van die richtlijn bedoelde essentiële eisen voldoen.

(2)

Bij de brieven M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 van 5 augustus 1993 en M/252 van 12 september 1997 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht om nieuwe geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Richtlijn 98/79/EG op te stellen en de desbetreffende bestaande geharmoniseerde normen te herzien.

(3)

Op basis van verzoek M/252 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN ISO 11737-2:2009, waarvan de referentie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 van de Commissie (3) is bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN ISO 11737-2:2020 betreffende de sterilisatie van medische apparatuur.

(4)

Op basis van verzoek M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het CEN de geharmoniseerde normen EN ISO 11607-1:2020 en EN ISO 11607-2:2020 betreffende verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking opgesteld.

(5)

De Commissie heeft samen met het CEN beoordeeld of de door het CEN opgestelde en herziene geharmoniseerde normen aan de desbetreffende verzoeken voldoen.

(6)

De geharmoniseerde normen EN ISO 11607-1:2020, EN ISO 11607-2:2020 en EN ISO 11737-2:2020 voldoen aan de eisen die zij beogen te bestrijken en die in Richtlijn 98/79/EG zijn vastgelegd. Daarom moeten de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

(7)

De referentie van de geharmoniseerde norm EN ISO 11737-2:2009, die bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 is bekendgemaakt, moet worden vervangen, aangezien die norm is herzien.

(8)

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 bevat een lijst van de referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 98/79/EG opgestelde geharmoniseerde normen. Om ervoor te zorgen dat de referenties van geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 98/79/EG zijn opgesteld in één handeling worden vermeld, moeten de referenties van de normen EN ISO 11607-1:2020 en EN ISO 11607-2:2020 in dat uitvoeringsbesluit worden opgenomen.

(9)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt vanaf de datum van bekendmaking van de verwijzing naar deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/439 van de Commissie van 24 maart 2020 betreffende de ter ondersteuning van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (PB L 90I van 25.3.2020, blz. 33).


BIJLAGE

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

Vermelding 5 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“5.

EN ISO 11737-2:2020

Sterilisatie van medische apparatuur — Microbiologische methoden — Deel 2: Steriliteitsproeven uitgevoerd bij de definitie, validatie en onderhoud van een steriliteitsproces (ISO 11737-2:2019)”.

2)

De volgende vermeldingen 42 en 43 worden toegevoegd:

Nr.

Referentienummer van de norm

“42.

EN ISO 11607-1:2020

Verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking — Deel 1: Materiaaleisen, steriele barrièresystemen en verpakkingssystemen (ISO 11607-1:2019);

43.

EN ISO 11607-2:2020

Verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking — Deel 2: Eisen voor vorming, afdichtingen assemblageprocessen (ISO 11607-2:2019)”.


15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/153


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/610 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 wat betreft geharmoniseerde normen voor medische voertuigen en hun uitrusting, anesthesie- en ademhalingsapparatuur, biologische evaluatie van medische hulpmiddelen, verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking, sterilisatie van medische apparatuur, klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen, niet-actieve chirurgische implantaten, medische hulpmiddelen waarin dierlijke weefsels en daarvan afgeleide producten zijn gebruikt, elektroakoestiek en medische elektrische toestellen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 93/42/EEG van de Raad (2) moeten de lidstaten ervan uitgaan dat aan de in artikel 3 van die richtlijn bedoelde essentiële eisen is voldaan voor medische hulpmiddelen die in overeenstemming zijn met de desbetreffende nationale normen waarmee uitvoering wordt gegeven aan de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(2)

Bij de brieven BC/CEN/CENELEC/09/89 van 19 december 1991, M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 van 5 augustus 1993, M/295 van 9 september 1999, M/320 van 13 juni 2002 en M/432 van 24 november 2008 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht om nieuwe geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Richtlijn 93/42/EEG op te stellen en de desbetreffende bestaande geharmoniseerde normen te herzien.

(3)

Op basis van verzoek M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het CEN de geharmoniseerde normen EN 1789:2007+A1:2010, EN ISO 10993-16:2010, EN ISO 11607-1:2009, EN ISO 11607-2:2006, EN ISO 11737-2:2009, EN 13718-1:2008, EN 13718-2:2015, EN ISO 22442-1:2007 en EN ISO 22442-2:2007, waarvan de referenties bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 van de Commissie (3) zijn bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde normen EN 1789:2020 betreffende medische voertuigen en hun uitrusting, EN ISO 10993-16:2017 betreffende biologische evaluatie van medische hulpmiddelen, EN ISO 11607-1:2020 en EN ISO 11607-2:2020 betreffende verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking, EN ISO 11737-2:2020 betreffende sterilisatie van medische apparatuur, EN 13718-1:2014+A1:2020 en EN 13718-2:2015+A1:2020 betreffende medische voertuigen en hun uitrusting en ten slotte EN ISO 22442-1:2020 en EN ISO 22442-2:2020 betreffende medische hulpmiddelen waarin dierlijke weefsels en daarvan afgeleide producten zijn gebruikt.

(4)

Op basis van verzoek BC/CEN/CENELEC/09/89 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN ISO 10993-18:2009, waarvan de referentie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 van de Commissie is bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN ISO 10993-18:2020 betreffende de biologische evaluatie van medische hulpmiddelen.

(5)

Op basis van verzoek M/295 hebben het CEN en het Cenelec de geharmoniseerde normen EN ISO 14155:2011, zoals gecorrigeerd bij EN ISO 14155:2011/AC:2011, en EN 60601-2-4:2003, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 van de Commissie, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde normen EN ISO 14155:2020 betreffende klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen en EN 60601-2-4:2011 betreffende medische elektrische toestellen.

(6)

Op basis van verzoeken M/320 en M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN ISO 14607:2009, waarvan de referentie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 van de Commissie is bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN ISO 14607:2018 betreffende niet-actieve chirurgische implantaten.

(7)

Op basis van verzoeken M/432 en M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het Cenelec de geharmoniseerde norm EN 60118-13:2005, waarvan de referentie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 van de Commissie is bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN IEC 60118-13:2020 betreffende elektroakoestiek.

(8)

Op basis van verzoek M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 hebben het CEN en het Cenelec de geharmoniseerde norm EN ISO 5361:2016 betreffende anesthesie- en ademhalingsapparatuur en de geharmoniseerde normen EN IEC 60601-2-83:2020 en EN ISO 80601-2-55:2018 betreffende medische elektrische toestellen opgesteld.

(9)

Op basis van verzoeken M/432 en M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het Cenelec de geharmoniseerde norm EN IEC 60601-2-66:2020 betreffende medische elektrische toestellen opgesteld.

(10)

De Commissie heeft samen met het CEN en het Cenelec beoordeeld of de door het CEN en het Cenelec opgestelde en herziene geharmoniseerde normen aan de desbetreffende verzoeken voldoen.

(11)

De geharmoniseerde normen EN 1789:2020, EN ISO 5361:2016, EN ISO 10993-16:2017, EN ISO 10993-18:2020, EN ISO 11607-1:2020, EN ISO 11607-2:2020, EN ISO 11737-2:2020, EN 13718-1:2014+A1:2020, EN 13718-2:2015+A1:2020, EN ISO 14155:2020, EN ISO 14607:2018, EN ISO 22442-1:2020, EN ISO 22442-2:2020, EN IEC 60118-13:2020, EN 60601-2-4:2011, EN IEC 60601-2-66:2020, EN IEC 60601-2-83:2020 en EN ISO 80601-2-55:2018 voldoen aan de eisen die zij beogen te bestrijken en die in Richtlijn 93/42/EEG zijn vastgelegd. Het is derhalve aangewezen de referentienummers van die normen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(12)

De referenties van de geharmoniseerde normen EN 1789:2007+A1:2010, EN ISO 10993-16:2010, EN ISO 10993-18:2009, EN ISO 11607-1:2009, EN ISO 11607-2:2006, EN ISO 11737-2:2009, EN 13718-1:2008, EN 13718-2:2015, EN ISO 14155:2011, zoals gecorrigeerd bij EN ISO 14155:2011/AC:2011, EN ISO 14607:2009, EN ISO 22442-1:2007, EN ISO 22442-2:2007, EN 60118-13:2005 en EN 60601-2-4:2003, die bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 zijn bekendgemaakt, moeten worden vervangen, aangezien die normen zijn herzien.

(13)

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 bevat een lijst van de referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 93/42/EEG opgestelde geharmoniseerde normen. Om ervoor te zorgen dat de referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 93/42/EEG opgestelde geharmoniseerde normen in één handeling worden vermeld, moeten de referenties van de normen EN ISO 5361:2016, EN IEC 60601-2-66:2020, EN IEC 60601-2-83:2020 en EN ISO 80601-2-55:2018 in dat uitvoeringsbesluit worden opgenomen.

(14)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt vanaf de datum van bekendmaking van de verwijzing naar deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/437 van de Commissie van 24 maart 2020 betreffende de ter ondersteuning van Richtlijn 93/42/EEG van de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor medische hulpmiddelen (PB L 90I van 25.3.2020, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

vermelding 22 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“22.

EN 1789:2020

Medische voertuigen en hun uitrusting — Ambulances”

2)

vermelding 81 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“81.

EN ISO 10993-16:2017

Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen — Deel 16: Ontwerp voor toxikinetische studies voor degradatieproducten en uit het materiaal lekkende stoffen (ISO 10993-16:2017)”

3)

vermelding 83 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“83.

EN ISO 10993-18:2020

Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen — Deel 18: Chemische karakterisering van materialen voor medische hulpmiddelen binnen een risicomanagementproces (ISO 10993-18:2020)”

4)

de rijen 92 en 93 worden vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“92.

EN ISO 11607-1:2020

Verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking — Deel 1: Materiaaleisen, steriele barrièresystemen en verpakkingssystemen (ISO 11607-1:2019)

93.

EN ISO 11607-2:2020

Verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking — Deel 2: Eisen voor vorming, afdichtingen assemblageprocessen (ISO 11607-2:2019)”

5)

vermelding 96 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“96.

EN ISO 11737-2:2020

Sterilisatie van medische apparatuur — Microbiologische methoden — Deel 2: Steriliteitsproeven uitgevoerd bij de definitie, validatie en onderhoud van een steriliteitsproces (ISO 11737-2:2019)”

6)

de rijen 125 en 126 worden vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“125.

EN 13718-1:2014+A1:2020

Medische voertuigen en hun uitrusting — Luchtvervoer — Deel 1: Eisen aan medische apparatuur voor gebruik bij luchtvervoer

126.

EN 13718-2:2015+A1:2020

Medische voertuigen en hun uitrusting — Luchtambulance — Deel 2: Operationele en technische eisen voor luchtambulances”

7)

vermelding 137 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“137.

EN ISO 14155:2020

Klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen — Goede klinische praktijkrichtlijnen (GCP) (ISO 14155:2020)”

8)

vermelding 145 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“145.

EN ISO 14607:2018

Niet-actieve chirurgische implantaten — Borstimplantaten — Bijzondere eisen (ISO 14607:2018, gecorrigeerde versie 2018-08)”

9)

de rijen 180 en 181 worden vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“180.

EN ISO 22442-1:2020

Medische hulpmiddelen waarin dierlijke weefsels en daarvan afgeleide producten zijn gebruikt — Deel 1: Toepassing van risicomanagement (ISO 22442-1:2020)

181.

EN ISO 22442-2:2020

Medische hulpmiddelen waarin dierlijke weefsels en daarvan afgeleide producten zijn gebruikt — Deel 2: Controles op inkoop, verzameling en bewerking (ISO 22442-2:2020)”

10)

vermelding 193 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“193.

EN IEC 60118-13:2020

Elektroakoestiek — Hoortoestellen — Deel 13: Eisen en meetmethoden voor elektromagnetische immuniteit voor mobiele digitale draadloze apparaten”

11)

vermelding 208 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“208.

EN 60601-2-4:2011

Medische elektrische toestellen; Deel 2-4: Speciale eisen voor de veiligheid en essentiële prestaties van hartdefibrilatoren”

12)

de volgende nummers 265 tot en met 268 worden toegevoegd:

Nr.

Referentienummer van de norm

“265.

EN ISO 5361:2016

Anesthesie- en ademhalingsapparatuur — Trachealebuizen en buisaansluitingen (ISO 5361:2016)

266.

EN IEC 60601-2-66:2020

Medische elektrische toestellen; Deel 2-66: Bijzondere eisen voor de basisveiligheid en essentiële prestaties voor hoorinstrumenten en hoorinstrumentsystemen (IEC 60601-2-66:2019)

267.

EN IEC 60601-2-83:2020

Medische elektrische toestellen; Deel 2-83: Bijzondere eisen voor de basisveiligheid en essentiële prestaties voor particuliere lichttherapie-uitrusting

268.

EN ISO 80601-2-55:2018

Medische elektrische toestellen; Deel 2-55: Bijzondere eisen voor basisveiligheid en essentiële prestaties van ademhalingsgassenmonitoren (ISO 80601-2-55:2018)”


15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/158


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/611 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 wat betreft geharmoniseerde normen inzake de biologische evaluatie van medische hulpmiddelen, verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking, de sterilisatie van medische apparatuur en klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 90/385/EEG van de Raad (2) moeten de lidstaten ervan uitgaan dat aan de in artikel 3 van die richtlijn bedoelde essentiële eisen is voldaan bij actieve implanteerbare medische hulpmiddelen die in overeenstemming zijn met de desbetreffende nationale normen waarmee uitvoering wordt gegeven aan de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(2)

Bij de brieven BC/CEN/CENELEC/09/89 van 19 december 1991, M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 van 5 augustus 1993 en M/295 van 9 september 1999 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht om nieuwe geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Richtlijn 90/385/EEG op te stellen en de desbetreffende bestaande geharmoniseerde normen te herzien.

(3)

Op basis van verzoek M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het CEN de geharmoniseerde normen EN ISO 10993-16:2010, EN ISO 11607-1:2009 en EN ISO 11737-2:2009, waarvan de referenties bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 van de Commissie (3) zijn bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde normen EN ISO 10993-16:2017 inzake biologische evaluatie van medische hulpmiddelen, EN ISO 11607-1:2020 betreffende verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking en EN ISO 11737-2:2020 betreffende sterilisatie van medische apparatuur.

(4)

Op basis van verzoek BC/CEN/CENELEC/09/89 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN ISO 10993-18:2009, waarvan de referentie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 van de Commissie is bekendgemaakt, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN ISO 10993-18:2020 inzake de biologische evaluatie van medische hulpmiddelen.

(5)

Op basis van verzoek M/295 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN ISO 14155:2011, zoals gecorrigeerd bij EN ISO 14155:2011/AC:2011, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 van de Commissie, herzien. Deze herziening heeft geleid tot de vaststelling van de geharmoniseerde norm EN ISO 14155:2020 betreffende klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen.

(6)

Op basis van verzoek M/023 — BC/CEN/03/023/93-08 heeft het CEN de geharmoniseerde norm EN ISO 11607-2:2020 betreffende verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking opgesteld.

(7)

De Commissie heeft samen met het CEN beoordeeld of de door het CEN opgestelde en herziene geharmoniseerde normen aan de desbetreffende verzoeken voldoen.

(8)

De geharmoniseerde normen EN ISO 10993-16:2017, EN ISO 10993-18:2020, EN ISO 11607-1:2020, EN ISO 11607-2:2020, EN ISO 11737-2:2020 en EN ISO 14155:2020 voldoen aan de eisen die zij beogen te bestrijken en die in Richtlijn 90/385/EEG zijn vastgelegd. Daarom moeten de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

(9)

De referenties van de geharmoniseerde normen EN ISO 10993-16:2010, EN ISO 10993-18:2009, EN ISO 11607-1:2009, EN ISO 11737-2:2009 en EN ISO 14155:2011, zoals gecorrigeerd bij EN ISO 14155:2011/AC:2011, die bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 zijn bekendgemaakt, moeten worden vervangen, aangezien die normen zijn herzien.

(10)

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 bevat een lijst van de referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 90/385/EEG opgestelde geharmoniseerde normen. Om ervoor te zorgen dat de referenties van geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 90/385/EEG zijn opgesteld in één handeling worden vermeld, moet de referentie van de norm EN ISO 11607-2:2020 in dat uitvoeringsbesluit worden opgenomen.

(11)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt vanaf de datum van bekendmaking van de verwijzing naar deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/438 van de Commissie van 24 maart 2020 betreffende de ter ondersteuning van Richtlijn 90/385/EEG van de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (PB L 90 I van 25.3.2020, blz. 25).


BIJLAGE

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

Vermelding 14 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“14

EN ISO 10993-16:2017

Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen — Deel 16: Ontwerp voor toxikinetische studies voor degradatieproducten en uit het materiaal lekkende stoffen (ISO 10993-16:2017)”

2)

Vermelding 16 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“16

EN ISO 10993-18:2020

Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen — Deel 18: Chemische karakterisering van materialen voor medische hulpmiddelen binnen een risicomanagementproces (ISO 10993-18:2020)”

3)

Vermelding 23 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“23

EN ISO 11607-1:2020

Verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking — Deel 1: Materiaaleisen, steriele barrièresystemen en verpakkingssystemen (ISO 11607-1:2019)”

4)

Vermelding 25 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“25

EN ISO 11737-2:2020

Sterilisatie van medische apparatuur — Microbiologische methoden — Deel 2: Steriliteitsproeven uitgevoerd bij de definitie, validatie en onderhoud van een steriliteitsproces (ISO 11737-2:2019)”

5)

Vermelding 34 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

“34

EN ISO 14155:2020

Klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen voor gebruik bij mensen — Goede klinische praktijkrichtlijnen (GCP) (ISO 14155:2020)”

6)

De volgende vermelding 47 wordt toegevoegd:

Nr.

Referentienummer van de norm

“47

EN ISO 11607-2:2020

Verpakkingsmateriaal ten behoeve van steriele medische hulpmiddelen die gesteriliseerd worden in de verpakking – Deel 2: Eisen voor vorming, afdichtingen assemblageprocessen (ISO 11607-2:2019)”


Rectificaties

15.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/161


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 509/2012 van de Raad van 15 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

( Publicatieblad van de Europese Unie L 156 van 16 juni 2012 )

Bladzijde 31, tabel IX.A1 (Materialen, chemicaliën, “micro-organismen” en “toxines”), nummer IX.A1.003:

in plaats van:

“dichloormethaan, (CAS 75-09-3)”,

lezen:

“dichloormethaan, (CAS 75-09-2)”.