ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/1 |
VERORDENING (EU) 2021/337 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 februari 2021
tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 wat betreft het EU-herstelprospectus en gerichte aanpassingen voor financiële tussenpersonen en Richtlijn 2004/109/EG wat betreft het gebruik van het uniform elektronisch verslagleggingsformaat voor jaarlijkse financiële overzichten om het herstel van de COVID-19-crisis te ondersteunen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De COVID-19-pandemie heeft zware gevolgen voor mensen en bedrijven en de gezondheidszorgstelsels en economieën van de lidstaten. De Commissie heeft in haar mededeling van 27 mei 2020 met als titel “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie”, benadrukt dat liquiditeit en toegang tot financiering knelpunten zullen blijven. Het is daarom van cruciaal belang dat het herstel van de zware economische schok die door de COVID-19-pandemie is veroorzaakt, wordt ondersteund door in de bestaande Uniewetgeving inzake financiële diensten gerichte wijzigingen aan te brengen. Deze wijzigingen vormen een pakket maatregelen, dat wordt goedgekeurd onder het label “Herstelpakket voor de kapitaalmarkten”. |
(2) |
Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad (3) stelt voorschriften vast voor de opstelling, goedkeuring en verspreiding van het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten worden aangeboden aan het publiek of toegelaten tot de handel op een in een lidstaat gelegen of functionerende gereglementeerde markt. In het kader van het pakket maatregelen om uitgevende instellingen te helpen te herstellen van de economische schok ten gevolge van de COVID-19-pandemie zijn gerichte wijzigingen van de prospectusregeling noodzakelijk. Die wijzigingen moeten het voor uitgevende instellingen en financiële tussenpersonen mogelijk maken de kosten te verminderen en middelen vrij te maken voor de herstelfase in de onmiddellijke nasleep van de COVID-19-pandemie. Die wijzigingen moeten in overeenstemming blijven met de overkoepelende doelstellingen van Verordening (EU) 2017/1129, teneinde het aantrekken van financiering op de kapitaalmarkten te bevorderen, een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming te waarborgen, tot convergentie van de toezichtspraktijken in de lidstaten bij te dragen, en de goede werking van de interne markt te waarborgen. Die wijzigingen moeten daarnaast in het bijzonder ten volle rekening houden met de mate waarin de COVID-19-pandemie de huidige situatie van uitgevende instellingen en hun vooruitzichten voor de toekomst heeft beïnvloed. |
(3) |
De COVID-19-crisis maakt ondernemingen in de Unie, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s/mkb-ondernemingen) en start-ups, brozer en kwetsbaarder. Wanneer ongerechtvaardigde belemmeringen en buitensporige administratieve rompslomp, waar passend, worden afgeschaft, kunnen ondernemingen in de Unie, en met name kmo’s, met inbegrip van start-ups en mid-cap-ondernemingen, gemakkelijker beschikken over een ruimer aanbod van financieringsbronnen, en kunnen ondernemingen in de Unie gemakkelijker toegang krijgen tot de aandelenmarkten en kunnen zich voor retailbeleggers en grote beleggers bovendien meer diverse, interessantere beleggingsmogelijkheden op langere termijn openen. In dat verband moet deze verordening ook tot doel hebben het voor potentiële beleggers gemakkelijker te maken om op de hoogte te worden gesteld van de beleggingsmogelijkheden in ondernemingen, aangezien het voor potentiële beleggers doorgaans moeilijk is om start-up-ondernemingen en kleine ondernemingen met een korte bedrijfsgeschiedenis te evalueren, wat een hinderpaal vormt voor innovatieve ideeën, vooral van personen die een bedrijf starten. |
(4) |
Kredietinstellingen hebben actief aan de inspanningen bijgedragen om ondernemingen te ondersteunen die financiering nodig hadden, en zullen naar verwachting een fundamentele pijler voor het herstel vormen. Verordening (EU) 2017/1129 verleent kredietinstellingen een vrijstelling van de verplichting een prospectus te publiceren in geval van een aanbieding of de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van bepaalde effecten zonder aandelenkarakter die doorlopend of periodiek worden uitgegeven tot een samengeteld bedrag van 75 miljoen EUR over een periode van twaalf maanden. Die vrijstellingsdrempel moet voor een beperkte periode worden verhoogd om het aantrekken van financiële middelen voor kredietinstellingen te bevorderen en hun de ademruimte te geven die zij nodig hebben om hun cliënten in de reële economie te kunnen ondersteunen. Aangezien de toepassing van die vrijstellingsdrempel beperkt is tot de herstelfase, moet deze enkel beschikbaar zijn voor een beperkte periode die eindigt op 31 december 2022. |
(5) |
Om de ernstige economische gevolgen van de COVID-19-pandemie met spoed aan te pakken, is het van belang dat maatregelen worden ingevoerd om investeringen in de reële economie te vergemakkelijken, een snelle herkapitalisatie van ondernemingen in de Unie mogelijk te maken en uitgevende instellingen in staat te stellen in een vroeg stadium van het herstelproces toegang te krijgen tot publieke markten. Om die doelstellingen te bereiken, is het passend een nieuw verkort prospectus te creëren, dat EU-herstelprospectus zal heten en dat — terwijl ook de specifiek door de COVID-19-pandemie ontstane economische en financiële vraagstukken worden aangepakt — gemakkelijk op te stellen is voor uitgevende instellingen, gemakkelijk te begrijpen is voor beleggers, met name retailbeleggers, die de uitgevende instellingen willen financieren, en gemakkelijk te controleren en goed te keuren is voor de bevoegde autoriteiten. Het EU-herstelprospectus moet in eerste instantie worden gezien als een instrument ter vergemakkelijking van herkapitalisatie, waarbij de bevoegde autoriteiten er nauwlettend op moeten toezien dat de vereisten inzake beleggersinformatie worden nageleefd. Het is belangrijk dat de in deze verordening opgenomen wijzigingen van Verordening (EU) 2017/1129 niet worden gebruikt ter vervanging van de geplande toetsing en eventuele herziening van Verordening (EU) 2017/1129, die een volledige effectbeoordeling behoeven. In dit verband zou het niet passend zijn aanvullende elementen aan de openbaarmakingsregelingen toe te voegen die niet reeds verplicht zijn krachtens die verordening of krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980 van de Commissie (4), met uitzondering van specifieke informatie inzake de impact van de COVID-19-pandemie. Dergelijke elementen mogen uitsluitend worden geïntroduceerd in het geval van een wetgevingsvoorstel van de Commissie op basis van een door haar verrichte toetsing van Verordening (EU) 2017/1129, zoals bedoeld in artikel 48 van die verordening. |
(6) |
Het is belangrijk om de informatie van retailbeleggers en het essentiële-informatiedocument onderling op elkaar af te stemmen wat verschillende financiële producten en wetten betreft, en voor volledige investeringskeuze en -vergelijkbaarheid in de Unie te zorgen. Bovendien moet bij de voorziene toetsing van Verordening (EU) 2017/1129 aandacht worden besteed aan de bescherming van consumenten en retailbeleggers, om te zorgen voor geharmoniseerde, eenvoudige en gemakkelijk te begrijpen informatiedocumenten voor alle retailbeleggers. |
(7) |
Informatie over ecologische, sociale en governancefactoren (ESG) van bedrijven is steeds relevanter geworden voor beleggers om de duurzaamheidseffecten van hun beleggingen te meten en duurzaamheidsoverwegingen op te nemen in hun besluitvormingsprocessen inzake beleggingen en in hun risicobeheer. Dit heeft erin geresulteerd dat bedrijven nu onder toenemende druk van zowel beleggers als kredietinstellingen staan om antwoord te geven op vragen omtrent ESG, en zich moeten houden aan meerdere, vaak gefragmenteerde en inconsistente normen inzake ESG-openbaarmakingen. Tegen deze achtergrond, met het oog op het verbeteren van de openbaarmaking door bedrijven van aan duurzaamheid gerelateerde informatie en het harmoniseren van de in Verordening (EU) 2017/1129 vastgestelde vereisten betreffende deze openbaarmaking, en rekening houdend met andere Uniewetgeving inzake financiële diensten, moet de Commissie in het kader van de toetsing van Verordening (EU) 2017/1129 beoordelen of het aanbeveling verdient aan duurzaamheid gerelateerde informatie in Verordening (EU) 2017/1129 op te nemen en of het aanbeveling verdient een wetgevingsvoorstel voor te leggen dat tot doel heeft voor samenhang met duurzaamheidsdoelstellingen te zorgen, alsmede voor vergelijkbaarheid van aan duurzaamheid gerelateerde informatie in alle Uniewetgeving inzake financiële diensten. |
(8) |
Ondernemingen waarvan de aandelen toegelaten waren tot de handel op een gereglementeerde markt of verhandeld werden op een kmo-groeimarkt zonder onderbreking gedurende ten minste de voorbije 18 maanden vóór de aanbieding van aandelen of de toelating tot de handel, moeten hebben voldaan aan de voorschriften inzake periodieke en doorlopende openbaarmaking uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5), Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) of, voor uitgevende instellingen op kmo-groeimarkten, uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie (7). Bijgevolg zal veel van de voorgeschreven inhoud van een prospectus al voor het publiek beschikbaar zijn en zullen beleggers op basis van die informatie handelen. Het EU-herstelprospectus mag daarom alleen voor secundaire uitgiften van aandelen worden gebruikt. Het EU-herstelprospectus moet aandelenfinanciering vergemakkelijken en ondernemingen aldus in staat stellen snel te herkapitaliseren. Het EU-herstelprospectus moet uitgevende instellingen niet in staat stellen over te stappen van een kmo-groeimarkt naar een gereglementeerde markt. Het EU-herstelprospectus mag daarnaast alleen focussen op essentiële informatie die beleggers in staat stelt geïnformeerde beleggingsbeslissingen te nemen. Desalniettemin moeten uitgevende instellingen of aanbieders, in voorkomend geval, aangeven hoe de COVID-19-pandemie de bedrijfsactiviteiten van de uitgevende instelling heeft beïnvloed, en wat eventueel de verwachte gevolgen van de pandemie op de bedrijfsactiviteiten van de uitgevende instelling in de toekomst zijn. |
(9) |
Om een doeltreffend instrument voor uitgevende instellingen te zijn, moet het EU-herstelprospectus bestaan in één enkel document van beperkte omvang waarin opneming van informatie door middel van verwijzing mogelijk is, en moet het in aanmerking komen voor het paspoort voor pan-Europese aanbiedingen van aandelen aan het publiek of toelatingen tot de handel op een gereglementeerde markt. |
(10) |
Het EU-herstelprospectus moet een korte samenvatting bevatten als een nuttige bron van informatie voor beleggers, met name retailbeleggers. Die samenvatting moet zijn opgenomen aan het begin van het EU-herstelprospectus en moet focussen op essentiële informatie op basis waarvan beleggers kunnen beslissen welke aanbiedingen aan het publiek en toelatingen tot de handel van aandelen zij nader willen onderzoeken, en het EU-herstelprospectus vervolgens in zijn geheel kunnen doornemen teneinde hun beslissing te kunnen nemen. De essentiële informatie moet informatie bevatten die specifiek betrekking heeft op de eventuele bedrijfsmatige en financiële gevolgen van de COVID-19-pandemie, alsook de eventuele verwachte toekomstige gevolgen daarvan. Het EU-herstelprospectus moet bescherming van retailbeleggers garanderen middels naleving van de relevante voorschriften van Verordening (EU) 2017/1129, onder vermijding van buitensporige administratieve lasten. In dit verband is het essentieel dat de samenvatting niet tot minder beleggersbescherming leidt en beleggers geen misleidende indruk geeft. Uitgevende instellingen of aanbieders moeten derhalve een hoge mate van zorgvuldigheid betrachten bij het opstellen van die samenvatting. |
(11) |
Aangezien het EU-herstelprospectus aanmerkelijk minder informatie zou bieden dan een vereenvoudigd prospectus onder de vereenvoudigde openbaarmakingsregeling voor secundaire uitgiften, mag het voor uitgevende instellingen niet mogelijk zijn om het te gebruiken voor uiterst verwaterende uitgiften van aandelen met een significante impact op de kapitaalstructuur, de vooruitzichten en de financiële situatie van de uitgevende instelling. Het gebruik van het EU-herstelprospectus moet daarom worden beperkt tot aanbiedingen van niet meer dan 150 % van het uitstaand kapitaal. Nauwkeurige criteria voor de berekening van een dergelijke drempel moeten in deze verordening worden vastgesteld. |
(12) |
Om gegevens te verzamelen ter onderbouwing van de beoordeling van de regeling voor het EU-herstelprospectus, moet het EU-herstelprospectus worden opgenomen in het in artikel 21, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1129 bedoelde opslagmechanisme. Om de administratieve lasten voor het wijzigen van dat opslagmechanisme te beperken, moet het EU-herstelprospectus kunnen gebruikmaken van dezelfde gegevens als die welke zijn vastgesteld voor het prospectus voor secundaire uitgiften als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2017/1129, mits de twee soorten prospectussen duidelijk onderscheiden blijven. |
(13) |
Het EU-herstelprospectus moet een aanvulling zijn op de andere in Verordening (EU) 2017/1129 geregelde vormen van prospectussen, gelet op de specifieke kenmerken van verschillende soorten effecten, uitgevende instellingen, aanbiedingen en toelatingen. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, moeten daarom alle verwijzingen naar de term “prospectus” in het kader van Verordening (EU) 2017/1129 worden begrepen als verwijzingen naar alle verschillende vormen van prospectussen, met inbegrip van het in deze verordening geregelde EU-herstelprospectus. |
(14) |
Verordening (EU) 2017/1129 vereist dat financiële tussenpersonen de beleggers meedelen dat de kans bestaat dat een aanvulling wordt gepubliceerd, en, in bepaalde omstandigheden, met de beleggers contact opnemen op de dag dat een aanvulling wordt gepubliceerd. De termijn waarbinnen met beleggers contact moet worden opgenomen en de kring van beleggers waarmee dat moet gebeuren, kunnen problemen opleveren voor financiële tussenpersonen. Om financiële tussenpersonen soelaas te bieden en voor hen middelen vrij te maken, en toch een hoog niveau van beleggersbescherming te behouden, moet een meer evenredige regeling worden vastgesteld. Met name moet worden verduidelijkt dat financiële tussenpersonen uiterlijk op het moment van afsluiting van de oorspronkelijke aanbiedingsperiode contact moeten opnemen met beleggers die effecten kopen of daarop inschrijven. De oorspronkelijke aanbiedingsperiode moet worden begrepen als de periode waarin effecten aan het publiek worden aangeboden door de uitgevende instelling of aanbieder als bedoeld in het prospectus, en sluit daaropvolgende perioden waarin effecten op de markt worden doorverkocht uit. De oorspronkelijke aanbiedingsperiode moet zowel primaire als secundaire uitgiften van effecten omvatten. Die regeling moet specificeren met welke beleggers financiële tussenpersonen contact moeten opnemen wanneer een aanvulling wordt gepubliceerd, en moet de termijn verlengen waarbinnen zij met die beleggers contact moeten opnemen. Ongeacht de nieuwe regeling waarin deze verordening voorziet, moeten de bestaande bepalingen van Verordening (EU) 2017/1129, die waarborgen dat de aanvulling beschikbaar is voor alle beleggers door te verlangen dat deze aanvulling op een voor iedereen toegankelijke website wordt gepubliceerd, van toepassing blijven. |
(15) |
Aangezien de regeling voor het EU-herstelprospectus beperkt is tot de herstelfase, moet die regeling verstrijken op 31 december 2022. Om de continuïteit van de EU-herstelprospectussen te garanderen, moeten de EU-herstelprospectussen die zijn goedgekeurd vóór het verstrijken van de regeling voor het EU-herstelprospectus, in aanmerking komen voor een grandfatheringbepaling. |
(16) |
Uiterlijk op 21 juli 2022 dient de Commissie een verslag in te dienen bij het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EU) 2017/1129, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel. In dat verslag moet onder meer worden beoordeeld of de openbaarmakingsregeling voor EU-herstelprospectussen passend is om de met deze verordening beoogde doelstellingen te halen. Bij die beoordeling moet worden bepaald of in het EU-herstelprospectus een passend evenwicht gevonden is tussen de bescherming van de belegger en de vermindering van de administratieve lasten. |
(17) |
Krachtens Richtlijn 2004/109/EG moeten uitgevende instellingen waarvan de effecten toegelaten zijn tot de handel op een in een lidstaat gelegen of functionerende gereglementeerde markt hun jaarlijkse financiële overzichten met ingang van boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2020 in een uniform elektronisch verslagleggingsformaat opstellen en openbaar maken. Dit uniforme elektronische verslagleggingsformaat wordt gespecificeerd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/815 van de Commissie (8). Gezien het feit dat het opstellen van jaarlijkse financiële overzichten met gebruikmaking van het uniforme elektronische verslagleggingsformaat de terbeschikkingstelling van aanvullende personele en financiële middelen vereist, met name tijdens het eerste jaar dat op deze manier wordt gewerkt, en het feit dat de middelen van de uitgevende instellingen als gevolg van de COVID-19-pandemie reeds maximaal worden benut, moeten de lidstaten de toepassing van het vereiste om jaarlijkse financiële overzichten in het uniform elektronisch verslagleggingsformaat op te stellen en openbaar te maken met één jaar kunnen uitstellen. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken, moeten een lidstaat de Commissie van zijn desbetreffende voornemen op de hoogte brengen en dit voornemen naar behoren onderbouwen. |
(18) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk maatregelen invoeren om investeringen in de reële economie te vergemakkelijken, een snelle herkapitalisatie van ondernemingen in de Unie mogelijk te maken en uitgevende instellingen in staat te stellen in een vroeg stadium van het herstelproces toegang te krijgen tot publieke markten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(19) |
Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn 2004/109/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/1129
Verordening (EU) 2017/1129 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 1, lid 4, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
In artikel 1, lid 5, eerste alinea, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
3) |
In artikel 6, lid 1, wordt het inleidend gedeelte van de eerste alinea vervangen door: “1. Onverminderd artikel 14, lid 2, artikel 14 bis, lid 2, en artikel 18, lid 1, bevat een prospectus de noodzakelijke informatie die voor beleggers van materieel belang is om een geïnformeerde beoordeling te maken over:”. |
4) |
In artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd: “12 bis. In afwijking van de leden 3 tot en met 12 van dit artikel bevat een overeenkomstig artikel 14 bis opgestelde EU-herstelprospectus een samenvatting die is opgesteld overeenkomstig dit lid. De samenvatting van een EU-herstelprospectus wordt opgesteld in de vorm van een korte, bondig geformuleerde tekst met een maximumlengte van twee afgedrukte bladzijden van A4-formaat. De samenvatting van een EU-herstelprospectus bevat geen verwijzingen naar andere delen van het prospectus, neemt geen informatie op door middel van verwijzing en:
|
5) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 14 bis EU-herstelprospectus 1. De volgende personen kunnen er bij een aanbieding van aandelen aan het publiek of bij een toelating van aandelen tot de handel op een gereglementeerde markt voor kiezen een EU-herstelprospectus op te stellen volgens de in dit artikel vastgestelde vereenvoudigde openbaarmakingsregeling:
Uitgevende instellingen mogen alleen een EU-herstelprospectus opstellen mits het aantal aan te bieden aandelen, samen met het aantal aandelen dat eventueel reeds via een EU-herstelprospectus werd aangeboden over een periode van twaalf maanden, niet meer dan 150 % vertegenwoordigt van het aantal aandelen dat op de datum van goedkeuring van het EU-herstelprospectus reeds tot de handel op een gereglementeerde markt of, in voorkomend geval, een kmo-groeimarkt toegelaten is. De in de tweede alinea bedoelde periode van twaalf maanden vangt aan op de datum van goedkeuring van het EU-herstelprospectus. 2. In afwijking van artikel 6, lid 1, en onverminderd artikel 18, lid 1, bevat het EU-herstelprospectus de relevante verkorte informatie die noodzakelijk is om beleggers in staat te stellen inzicht te hebben in:
3. De in het EU-herstelprospectus vervatte informatie wordt opgesteld en gepresenteerd in een gemakkelijk te analyseren, bondige en begrijpelijke vorm en stelt beleggers, en met name retailbeleggers, in staat een geïnformeerde beleggingsbeslissing te nemen, rekening houdend met de gereglementeerde informatie die reeds openbaar gemaakt is overeenkomstig Richtlijn 2004/109/EG, indien van toepassing, Verordening (EU) nr. 596/2014 en, in voorkomend geval, de informatie bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie (*1). 4. Het EU-herstelprospectus wordt opgesteld als één enkel document dat de in bijlage V bis vastgestelde minimaal te verstrekken informatie bevat. Het heeft een maximumlengte van 30 afgedrukte bladzijden van A4-formaat en wordt zodanig gepresenteerd en vormgegeven dat het makkelijk leesbaar is, met gebruik van een lettertype van leesbare grootte. 5. Noch de samenvatting, noch de informatie die overeenkomstig artikel 19 door middel van verwijzing is opgenomen, wordt in aanmerking genomen voor de in lid 4 van dit artikel bedoelde maximumlengte. 6. Uitgevende instellingen kunnen de volgorde bepalen waarin de in bijlage V bis bedoelde informatie in het EU-herstelprospectus is opgenomen. (*1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 1).”." |
6) |
In artikel 20 wordt het volgende lid ingevoegd: “6 bis. In afwijking van de leden 2 en 4 worden de in de eerste alinea van lid 2 en in lid 4 vervatte termijnen beperkt tot zeven werkdagen voor een EU-herstelprospectus. De uitgevende instelling stelt de bevoegde autoriteit minstens vijf werkdagen vóór de voorgenomen datum voor de indiening van een aanvraag tot goedkeuring in kennis.”. |
7) |
In artikel 21 wordt het volgende lid ingevoegd: “5 bis. Een EU-herstelprospectus wordt geclassificeerd in het in lid 6 van dit artikel bedoelde opslagmechanisme. De gegevens die voor de classificatie van overeenkomstig artikel 14 opgestelde prospectussen worden gebruikt, kunnen worden gebruikt voor de classificatie van overeenkomstig artikel 14 bis opgestelde EU-herstelprospectussen, mits de twee soorten prospectussen in dat opslagmechanisme worden onderscheiden.”. |
8) |
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 47 bis Geldigheidsduur van de regeling voor het EU-herstelprospectus De in artikel 7, lid 12 bis, artikel 14 bis, artikel 20, lid 6 bis, en artikel 21, lid 5 bis, vastgestelde regeling voor het EU-herstelprospectus verstrijkt op 31 december 2022. EU-herstelprospectussen goedgekeurd tussen 18 maart 2021 en 31 december 2022 blijven aan artikel 14 bis onderworpen tot het einde van hun geldigheid of totdat twaalf maanden zijn verstreken na 31 december 2022, naargelang wat het eerst plaatsvindt.”. |
10) |
In artikel 48 wordt lid 2 vervangen door: “2. In het verslag wordt onder meer beoordeeld of de samenvatting van het prospectus, de in de artikelen 14, 14 bis en 15 beschreven openbaarmakingsregelingen en het in artikel 9 bedoelde universele registratiedocument geschikt blijven in het licht van de beoogde doelstellingen. Dit verslag bevat in het bijzonder:
|
11) |
De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V bis. |
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 2004/109/EG
In artikel 4, lid 7, wordt de eerste alinea vervangen door:
“7. Voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2020 worden alle jaarlijkse financiële verslagen opgesteld in een uniform elektronisch verslagleggingsformaat, mits de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (*2) een kosten-batenanalyse heeft verricht. Een lidstaat mag uitgevende instellingen echter toestaan die verslagleggingsverplichting toe te passen op boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2021, mits die lidstaat de Commissie uiterlijk op 19 maart 2021 van dat voornemen op de hoogte brengt en mits zijn voornemen met redenen is omkleed.
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
(1) PB C 10 van 11.1.2021, blz. 30.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 11 februari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 februari 2021.
(3) Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 12).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/980 van de Commissie van 14 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vorm, de inhoud, de controle en de goedkeuring van het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie (PB L 166 van 21.6.2019, blz. 26).
(5) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(6) Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 1).
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/815 van de Commissie van 17 december 2018 tot aanvulling van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de specificatie van een uniform elektronisch verslagleggingsformaat (PB L 143 van 29.5.2019, blz. 1).
BIJLAGE
“BIJLAGE V bis
MINIMAAL IN HET EU-HERSTELPROSPECTUS OP TE NEMEN INFORMATIE
I. Samenvatting
Het EU-herstelprospectus moet een samenvatting omvatten die is opgesteld overeenkomstig artikel 7, lid 12 bis.
II. Naam van de uitgevende instelling, land van oprichting, link naar de website van de uitgevende instelling
De onderneming die aandelen uitgeeft, identificeren aan de hand van haar wettelijke en handelsnaam, onder meer door middel van haar identificatiecode voor juridische entiteiten (legal entity identifier — LEI), haar land van oprichting en de website waar beleggers informatie kunnen vinden over de bedrijfsactiviteiten van de onderneming, de producten die zij vervaardigt of de diensten die zij verleent, de belangrijkste markten waarop zij concurreert, haar belangrijkste aandeelhouders, de samenstelling van haar bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en van haar hoger management en, in voorkomend geval, de informatie die door middel van verwijzing is opgenomen (met een disclaimer dat de informatie op de website geen deel uitmaakt van het prospectus tenzij die informatie middels een verwijzing is opgenomen in het prospectus).
III. Verantwoordelijkheidsverklaring en verklaring over de bevoegde autoriteit
1. Verantwoordelijkheidsverklaring
De voor het opstellen van het EU-herstelprospectus verantwoordelijke personen identificeren, en een door die personen afgelegde verklaring opnemen dat, voor zover hun bekend, de gegevens in het EU-herstelprospectus in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het EU-herstelprospectus zou kunnen wijzigen.
In voorkomend geval moet de verklaring informatie bevatten die van derden afkomstig is, met inbegrip van de bron(nen) van die informatie, en verklaringen of verslagen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige en de volgende gegevens van die persoon:
a) |
naam; |
b) |
kantooradres; |
c) |
beroepskwalificaties, en |
d) |
zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. |
2. Verklaring over de bevoegde autoriteit
In de verklaring moet worden vermeld welke bevoegde autoriteit het EU-herstelprospectus, in overeenstemming met deze verordening, heeft goedgekeurd, worden gespecificeerd dat deze goedkeuring geen goedkeuring van de uitgevende instelling is, noch van de kwaliteit van de aandelen waarop het EU-herstelprospectus betrekking heeft, en dat de bevoegde autoriteit alleen het EU-herstelprospectus heeft goedgekeurd omdat het voldoet aan de criteria van volledigheid, begrijpelijkheid en consistentie als bedoeld in deze verordening, en worden gespecificeerd dat het EU-herstelprospectus is opgesteld overeenkomstig artikel 14 bis.
IV. Risicofactoren
Een beschrijving van de materiële risico’s die specifiek zijn voor de uitgevende instelling en een beschrijving van de materiële risico’s die specifiek zijn voor de aandelen die worden aangeboden aan het publiek en/of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, in een beperkt aantal categorieën, in een afzonderlijk punt met als titel “Risicofactoren”.
In elke categorie worden eerst de belangrijkste materiële risico’s uiteengezet volgens de beoordeling van de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt, waarbij rekening wordt gehouden met het negatieve effect op de uitgevende instelling en op de aandelen die worden aangeboden aan het publiek en/of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, en de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen. De risico’s worden bevestigd door de inhoud van het EU-herstelprospectus.
V. Financiële overzichten
Het EU-herstelprospectus moet de financiële overzichten bevatten (jaarlijkse en halfjaarlijkse) die zijn gepubliceerd tijdens de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de goedkeuring van het EU-herstelprospectus. Wanneer zowel jaarlijkse als halfjaarlijkse financiële overzichten zijn gepubliceerd, moeten enkel jaarrekeningen worden vereist wanneer zij recenter zijn dan de halfjaarlijkse financiële overzichten.
De jaarlijkse financiële overzichten moeten onafhankelijk worden gecontroleerd. De controleverklaring moet worden opgesteld in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) en Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2).
Indien Richtlijn 2006/43/EG en Verordening (EU) nr. 537/2014 niet van toepassing zijn, moeten de jaarlijkse financiële overzichten worden onderworpen aan een accountantscontrole of moet in een verslag, ten behoeve van het EU-herstelprospectus, worden aangegeven of deze een getrouw beeld geven overeenkomstig de in een lidstaat toepasselijke standaarden voor accountantscontrole of gelijkwaardige standaarden. Anders moet de volgende informatie in het EU-herstelprospectus worden opgenomen:
a) |
een prominente verklaring waarin wordt aangegeven welke standaarden voor accountantscontrole zijn toegepast; |
b) |
een toelichting bij alle belangrijke afwijkingen van de internationale standaarden voor accountantscontrole. |
Indien met de wettelijke controle belaste accountants hebben geweigerd controleverklaringen betreffende de jaarlijkse financiële overzichten af te geven of indien deze verklaringen een oordeel met beperking, een aangepast oordeel, een oordeelonthouding of paragrafen ter benadrukking van aangelegenheden bevatten, moeten die oordelen met beperking, aangepaste oordelen, oordeelonthoudingen of paragrafen ter benadrukking van aangelegenheden integraal worden overgenomen.
Ook een beschrijving van alle wijzigingen van betekenis in de financiële positie van de groep welke zich hebben voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor ofwel gecontroleerde jaarrekeningen zijn gepubliceerd, ofwel tussentijdse financiële informatie is gepubliceerd, moet worden opgenomen, dan wel een passende negatieve verklaring.
In voorkomend geval moet ook pro forma informatie worden opgenomen.
VI. Dividendbeleid
Een beschrijving van het beleid van de uitgevende instelling ten aanzien van dividenduitkeringen, waaronder eventuele daarop geldende beperkingen, en ten aanzien van inkoop van aandelen.
VII. Tendensen
Een beschrijving van:
a) |
de belangrijkste recente tendensen in de ontwikkeling van productie, verkoop en voorraden, alsmede in de ontwikkeling van kosten en verkoopprijzen tussen het einde van het laatste boekjaar en de datum van het EU-herstelprospectus; |
b) |
informatie over bekende tendensen, onzekerheden, eisen, verplichtingen of gebeurtenissen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij ten minste in het lopende boekjaar wezenlijke gevolgen zullen hebben voor de vooruitzichten van de uitgevende instelling; |
c) |
informatie over de bedrijfsstrategie en de doelstellingen op de korte en lange termijn, zowel van financiële als niet-financiële aard, met inbegrip van, in voorkomend geval, een specifieke referentie van ten minste 400 woorden naar de zakelijke en financiële gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de uitgevende instelling en de verwachte gevolgen van de COVID-19-pandemie in de toekomst. |
Als er zich geen significante wijzigingen hebben voorgedaan in de tendensen als bedoeld in de punten a) en b) van dit deel, wordt daarvan melding gemaakt.
VIII. Voorwaarden van de aanbieding, plaatsingsgaranties en voornemens om in te schrijven en belangrijkste kenmerken van de afsluitings- en plaatsingsovereenkomsten
De aanbiedingsprijs vaststellen, alsook het aantal aangeboden aandelen, de hoogte van de uitgifte/aanbieding, de voorwaarden waaronder het aanbod wordt gedaan, en de procedure voor de uitoefening van een eventueel voorkooprecht.
Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, informatie verstrekken over de vraag of belangrijke aandeelhouders of leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen voornemens zijn op de aanbieding in te schrijven, dan wel of iemand voornemens is voor meer dan 5 % van de aanbieding in te schrijven.
Plaatsingsgaranties om voor meer dan 5 % van de aanbieding in te schrijven verstrekken en alle materiële kenmerken van de afsluitings- en plaatsingsovereenkomsten, met inbegrip van de naam en het adres van de entiteiten die overeengekomen zijn om in te schrijven op basis van een plaatsingsgarantie of een regeling om “alles in het werk te stellen” en de quota.
IX. Essentiële informatie over de aandelen en over de inschrijving
De volgende essentiële informatie over de aan het publiek aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen verstrekken:
a) |
de internationale effectenidentificatiecode (ISIN); |
b) |
de aan de aandelen verbonden rechten, de procedure voor de uitoefening van die rechten en eventuele beperkingen van die rechten; |
c) |
waar op de aandelen kan worden ingeschreven, alsook over de termijn, met inbegrip van mogelijke wijzigingen, waarbinnen de aanbieding openstaat, en de te volgen procedure om op de aanbieding in te gaan samen met de datum van uitgifte van de nieuwe aandelen. |
X. Redenen voor de aanbieding en aanwending van de opbrengsten
Informatie verstrekken over de redenen voor de aanbieding en, indien van toepassing, de geraamde netto-opbrengsten uitgesplitst naar voornaamste bestemmingen en gepresenteerd in orde van belangrijkheid van deze bestemmingen.
Indien de uitgevende instelling weet dat de verwachte opbrengsten ontoereikend zullen zijn om alle beoogde bestemmingen te financieren, moet zij het bedrag en de bronnen van de andere benodigde financieringsmiddelen vermelden. Tevens moeten nadere bijzonderheden worden verstrekt over de bestemming van de opbrengsten, met name wanneer deze worden aangewend om buiten het kader van de normale bedrijfsuitoefening activa te verwerven, aangekondigde overnames van andere bedrijven te financieren of schulden volledig terug te betalen, te verminderen of vroegtijdig af te lossen.
XI. Ontvangst van overheidssteun
Een verklaring met informatie verstrekken over de vraag of de uitgevende instelling in de context van het herstel in welke vorm dan ook overheidssteun heeft genoten, alsook het doel, het soort instrument en het bedrag van de ontvangen steun, en eventuele daaraan verbonden voorwaarden.
De verklaring met betrekking tot de vraag of de uitgevende instelling staatssteun heeft ontvangen moet een verklaring bevatten dat de informatie uitsluitend is verstrekt onder de verantwoordelijkheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het prospectus, als bedoeld in artikel 11, lid 1, dat de bevoegde autoriteit bij de goedkeuring van het prospectus als taak heeft nauwgezet de volledigheid, begrijpelijkheid en consistentie van de informatie daarin te onderzoeken, en dat derhalve de bevoegde autoriteit met betrekking tot de verklaring over de staatssteun niet verplicht is die verklaring onafhankelijk te controleren.
XII. Verklaring inzake het werkkapitaal
Verklaring door de uitgevende instelling dat het werkkapitaal, naar haar oordeel, toereikend is voor haar actuele behoeften of, indien dat niet het geval is, hoe zij in het benodigde extra werkkapitaal denkt te voorzien.
XIII. Kapitalisatie en schuldenlast
Een overzicht van de kapitalisatie en de schuldenlast (met een uitsplitsing in schulden met en zonder garantie en schulden wel en niet door zekerheden gedekt) van uiterlijk 90 dagen vóór de datum van het EU-herstelprospectus. De term “schuldenlast” omvat ook indirecte en voorwaardelijke schulden.
In geval van belangrijke wijzigingen van de kapitalisatie en de schuldenlast van de uitgevende instelling binnen de periode van 90 dagen moet aanvullende informatie verstrekt worden door een beschrijving van die wijzigingen te geven of door deze cijfers bij te werken.
XIV. Belangenconflicten
Informatie verstrekken over belangen, met inbegrip van eventuele belangenconflicten, in verband met de uitgifte, met details over de betrokken personen en de aard van de belangen.
XV. Verwatering en aandelenbezit na de uitgifte
Vergelijkende informatie verstrekken over de deelneming in het aandelenkapitaal en de stemrechten voor bestaande aandeelhouders voor en na de kapitaalverhoging die voortvloeit uit de aanbieding aan het publiek, met aanname waarin bestaande aandeelhouders niet inschrijven op de nieuwe aandelen, en afzonderlijk, met aanname dat bestaande aandeelhouders gebruikmaken van hun recht op inschrijving.
XVI. Beschikbare documenten
Een verklaring dat tijdens de geldigheidsduur van het EU-herstelprospectus inzage mogelijk is van de volgende documenten, indien toepasselijk:
a) |
de geactualiseerde akte van oprichting en statuten van de uitgevende instelling; |
b) |
alle verslagen, briefwisseling en andere documenten, alsmede door een deskundige op verzoek van de uitgevende instelling opgestelde taxaties en verklaringen wanneer het EU-herstelprospectus gedeelten daarvan bevat of naar gedeelten daarvan verwijst. |
Een vermelding van de website waar de documenten kunnen worden geraadpleegd.
(1) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
(2) Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77).
RICHTLIJNEN
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/14 |
RICHTLIJN (EU) 2021/338VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 februari 2021
tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De COVID-19-pandemie heeft zware gevolgen voor mensen en bedrijven en voor de gezondheidszorgstelsels, economieën en financiële stelsels van de lidstaten. De Commissie heeft in haar mededeling van 27 mei 2020 met als titel “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” benadrukt dat liquiditeit en toegang tot financiering knelpunten zullen blijven. Het is daarom van cruciaal belang dat het herstel van de zware economische schok die door de COVID-19-pandemie is veroorzaakt, wordt ondersteund door in de bestaande Uniewetgeving inzake financiële diensten beperkte gerichte wijzigingen aan te brengen. Het algemene doel van die wijzigingen moet daarom zijn onnodige bureaucratie weg te nemen en weloverwogen maatregelen te treffen die effectief worden geacht om de economische onrust te verzachten. Hierbij moeten veranderingen worden voorkomen die de administratieve lasten voor de sector verhogen, terwijl complexe wetgevingskwesties tijdens de geplande evaluatie van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) moeten worden geregeld. Deze wijzigingen vormen een pakket maatregelen, dat wordt goedgekeurd onder het label “Herstelpakket voor de kapitaalmarkten”. |
(2) |
Richtlijn 2014/65/EU werd in 2014 vastgesteld als reactie op de financiële crisis die zich ontvouwde in 2007 en 2008. Die richtlijn heeft het financiële stelsel van de Unie aanzienlijk versterkt en garandeert een hoog niveau van beleggersbescherming in de gehele Unie. Verdere inspanningen om de complexiteit van de regelgeving en de nalevingskosten van de beleggingsondernemingen te verminderen en concurrentieverstoringen weg te nemen, kunnen in overweging worden genomen, mits tegelijkertijd voldoende rekening wordt gehouden met beleggersbescherming. |
(3) |
Wat de vereisten betreft die tot doel hadden de beleggers te beschermen, heeft Richtlijn 2014/65/EU zijn doelstelling om maatregelen vast te stellen die voldoende rekening houden met de bijzondere kenmerken van elke categorie beleggers, d.w.z. niet-professionele cliënten, professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen, niet volledig verwezenlijkt. Sommige van die vereisten hebben niet altijd de beleggersbescherming verbeterd, maar hebben soms de vlotte uitvoering van beleggingsbeslissingen belemmerd. Daarom moeten bepaalde vereisten van Richtlijn 2014/65/EU worden gewijzigd om de verlening van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten te faciliteren, en deze wijzigingen moeten plaatsvinden op een evenwichtige manier die de beleggers volledig beschermt. |
(4) |
De uitgifte van obligaties is van cruciaal belang om kapitaal op te halen en de COVID-19-crisis te boven te komen. De vereisten inzake productgovernance kunnen de verkoop van obligaties beperken. Obligaties zonder andere ingebedde derivaten dan een make-whole-clausule worden doorgaans beschouwd als veilige en eenvoudige producten die geschikt zijn voor niet-professionele cliënten. Indien een obligatie waarin geen ander ingebed derivaat is opgenomen dan een make-whole-clausule, vervroegd wordt afgelost, biedt deze obligatie beleggers bescherming tegen verliezen door ervoor te zorgen dat die beleggers een betaling ontvangen die gelijk is aan de som van de netto contante waarde van de resterende couponbetalingen en de hoofdsom van de obligatie die zij zouden hebben ontvangen indien de obligatie niet vervroegd was afgelost. De vereisten inzake productgovernance moeten daarom niet langer van toepassing zijn op obligaties zonder andere ingebedde derivaten dan een make-whole-clausule. Daarnaast worden in aanmerking komende tegenpartijen geacht voldoende kennis van financiële instrumenten te hebben. Het is dan ook gerechtvaardigd in aanmerking komende tegenpartijen vrij te stellen van de vereisten inzake productgovernance die van toepassing zijn op financiële instrumenten die uitsluitend onder hen worden verhandeld of verspreid. |
(5) |
In de oproep tot het indienen van feitelijke gegevens over het effect van “inducements” en de vereisten inzake bekendmaking van kosten en lasten uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU, gelanceerd door de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Autoriteit voor effecten en markten) (ESMA), en in de door de Commissie gehouden openbare raadpleging is bevestigd dat professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen geen gestandaardiseerde en verplichte kosteninformatie nodig hebben omdat zij reeds de nodige informatie ontvangen wanneer zij met hun dienstverlener onderhandelen. De aan professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen verstrekte informatie is afgestemd op hun behoeften en is vaak gedetailleerder. Aan professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen verleende diensten moeten derhalve worden vrijgesteld van de vereisten inzake de bekendmaking van kosten en lasten, behalve met betrekking tot de diensten van beleggingsadvies en vermogensbeheer, omdat professionele cliënten die beleggingsadvies- of vermogensbeheerrelaties aangaan, niet noodzakelijkerwijs over voldoende deskundigheid of kennis beschikken om dergelijke diensten te kunnen vrijstellen van de bekendmakingen van kosten en lasten. |
(6) |
Beleggingsondernemingen zijn momenteel verplicht een kosten-batenanalyse te verrichten van bepaalde portefeuilleactiviteiten in het geval van doorlopende relaties met hun cliënten waarin financiële instrumenten worden gewisseld. Dit verplicht beleggingsondernemingen ertoe de nodige informatie bij hun cliënten in te winnen en te kunnen aantonen dat de baten van een dergelijke wissel opwegen tegen de kosten. Aangezien deze procedure te belastend is ten aanzien van professionele cliënten, die de neiging hebben om frequent om te wisselen, moeten de aan hen verleende diensten van die eis worden vrijgesteld. Professionele cliënten moeten echter de mogelijkheid behouden om er toch voor te kiezen. Aangezien niet-professionele cliënten een hoog niveau van bescherming nodig hebben, moet die vrijstelling worden beperkt tot professionele cliënten. |
(7) |
Cliënten die een doorlopende relatie met een beleggingsonderneming onderhouden, ontvangen periodiek of op basis van triggers verplichte dienstverslagen. Noch beleggingsondernemingen noch hun professionele cliënten of in aanmerking komende tegenpartijen vinden dergelijke dienstverslagen nuttig. Die verslagen zijn met name nutteloos gebleken voor professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen op uiterst volatiele markten, aangezien de verslagen zeer frequent en in grote aantallen worden verstrekt. Professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen reageren vaak op die verslagen hetzij door ze niet te lezen, hetzij door snelle beleggingsbeslissingen te nemen in plaats van door te gaan met een beleggingsstrategie op lange termijn. In aanmerking komende tegenpartijen zouden daarom niet langer verplichte dienstverslagen moeten ontvangen. Professionele cliënten zouden die dienstverslagen ook niet langer moeten ontvangen, maar zij moeten ervoor kunnen kiezen om ze toch te ontvangen. |
(8) |
In de onmiddellijke nasleep van de COVID-19-pandemie moeten emittenten, en met name small- en midcapbedrijven, worden ondersteund door sterke kapitaalmarkten. Onderzoek naar small- en midcapemittenten is van essentieel belang om emittenten te helpen contact te leggen met investeerders. Dat onderzoek vergroot de zichtbaarheid van emittenten en zorgt zo voor voldoende investeringen en liquiditeit. Beleggingsondernemingen moeten gezamenlijk kunnen betalen voor de verstrekking van onderzoek en de verstrekking van uitvoerende diensten, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden moet zijn dat het onderzoek wordt verstrekt met betrekking tot emittenten van wie de marktkapitalisatie niet hoger was dan 1 miljard EUR, op basis van de eindejaarskoersen, gedurende de 36 maanden voorafgaand aan het verrichten van het onderzoek. Dat vereiste inzake marktkapitalisatie moet aldus worden opgevat dat het betrekking heeft op zowel beursgenoteerde ondernemingen als niet-beursgenoteerde ondernemingen, met dien verstande dat voor deze laatste de balanspost eigen vermogen niet hoger was dan de drempel van 1 miljard EUR. Er zij ook op gewezen dat recentelijk aan de beurs genoteerde ondernemingen en minder dan 36 maanden voordien opgerichte niet-beursgenoteerde ondernemingen onder het toepassingsgebied vallen zolang zij kunnen aantonen dat hun marktkapitalisatie op basis van de eindejaarskoersen sinds hun notering of uitgedrukt in eigen vermogen voor de boekjaren waarin zij niet genoteerd zijn of waren, niet hoger was dan de drempel van 1 miljard EUR. Om ervoor te zorgen dat pas opgerichte ondernemingen die minder dan twaalf maanden bestaan, evenzeer van de vrijstelling kunnen profiteren, is het voldoende dat zij sinds hun oprichting de drempel van 1 miljard EUR niet hebben overschreden. |
(9) |
Bij Richtlijn 2014/65/EU zijn voor handelsplatformen, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling en andere plaatsen van uitvoering rapportagevereisten ingevoerd over de wijze waarop orders onder de voor de cliënt voordeligste voorwaarden werden uitgevoerd. De daaruit voortvloeiende technische rapporten bevatten grote hoeveelheden gedetailleerde kwantitatieve informatie over de plaats van uitvoering, het financiële instrument, de prijs, de kosten en de waarschijnlijkheid van uitvoering. Zoals blijkt uit het zeer lage aantal views op de websites van handelsplatformen, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling en andere plaatsen van uitvoering, worden die verslagen zelden gelezen. Aangezien zij beleggers en andere gebruikers niet in staat stellen op basis van de informatie die zij bevatten zinvolle vergelijkingen te maken, moet de publicatie van die rapporten tijdelijk worden opgeschort. |
(10) |
Om communicatie tussen beleggingsondernemingen en hun cliënten te vergemakkelijken en dus het beleggingsproces zelf te vergemakkelijken, hoeft de informatie over beleggingen niet langer op papier te worden verstrekt, maar moet deze, als standaardoptie, elektronisch worden verstrekt. Niet-professionele cliënten moeten echter kunnen verzoeken om die informatie op papier te ontvangen. |
(11) |
Richtlijn 2014/65/EU voorziet erin dat personen die beroepsmatig handelen in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan, kunnen gebruikmaken van een vrijstelling van de verplichting om een vergunning als beleggingsonderneming te verkrijgen wanneer hun handelsactiviteit een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijf. Personen die de vrijstelling voor nevenactiviteit aanvragen, zijn momenteel verplicht de betrokken bevoegde autoriteit jaarlijks in kennis te stellen van het feit dat zij van die vrijstelling gebruikmaken, en de benodigde gegevens te verstrekken om te voldoen aan de twee kwantitatieve toetsen die bepalen of hun handelsactiviteit een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijf. Bij de eerste toets wordt de omvang van de speculatieve handelsactiviteit van een entiteit vergeleken met de totale handelsactiviteit in de Unie op basis van de activaklasse. Bij de tweede toets wordt de omvang van de speculatieve handelsactiviteit, waarbij alle activaklassen in aanmerking worden genomen, vergeleken met de totale handelsactiviteit op het gebied van financiële instrumenten door de entiteit op groepsniveau. Er is een alternatieve vorm van de tweede toets, die erin bestaat het voor de speculatieve handelsactiviteit gebruikte geraamde kapitaal te vergelijken met de werkelijke hoeveelheid kapitaal die op groepsniveau voor de hoofdactiviteit wordt gebruikt. Om vast te stellen wanneer een activiteit als een nevenactiviteit wordt beschouwd, moeten de bevoegde autoriteiten onder duidelijk omschreven voorwaarden op een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve elementen kunnen steunen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om toelichting te verstrekken over de omstandigheden waarin nationale autoriteiten een aanpak met een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve drempelcriteria kunnen toepassen, en om een gedelegeerde handeling inzake de criteria te ontwikkelen. Personen die voor de vrijstelling voor nevenactiviteit in aanmerking komen, met inbegrip van market makers, zijn zij die handelen voor eigen rekening of andere beleggingsdiensten verlenen dan handelen voor eigen rekening in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan voor cliënten of leveranciers van hun hoofdbedrijf. De vrijstelling moet in elk van deze gevallen afzonderlijk en op geaggregeerde basis beschikbaar zijn wanneer de activiteit een nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf is, op groepsbasis beschouwd. De vrijstelling voor nevenactiviteit mag niet worden verleend aan personen die een techniek van hoogfrequente algoritmische handel toepassen of behoren tot een groep waarvan het hoofdbedrijf bestaat in het verlenen van beleggingsdiensten of bankactiviteiten, of het optreden als market maker met betrekking tot grondstoffenderivaten. |
(12) |
De bevoegde autoriteiten moeten momenteel limieten vaststellen en toepassen ten aanzien van de omvang van een nettopositie die een persoon op elk moment kan aanhouden in grondstoffenderivaten die op handelsplatformen worden verhandeld en economisch gelijkwaardige OTC-contracten. Aangezien de regeling inzake positielimieten ongunstig is gebleken voor de ontwikkeling van nieuwe grondstoffenmarkten, moeten opkomende grondstoffenmarkten worden uitgesloten van de regeling inzake positielimieten. In plaats daarvan mogen positielimieten alleen van toepassing zijn op cruciale of significante grondstoffenderivaten die op handelsplatformen worden verhandeld, en op hun economisch gelijkwaardige OTC-contracten. Cruciale of significante derivaten zijn grondstoffenderivaten met een positie in openstaande contracten van gemiddeld ten minste 300 000 eenheden in een periode van één jaar. Vanwege het cruciale belang van landbouwgrondstoffen voor burgers zullen landbouwgrondstoffenderivaten en hun economisch gelijkwaardige OTC-contracten onder de huidige regeling inzake positielimieten blijven vallen. |
(13) |
Richtlijn 2014/65/EU staat geen vrijstelling voor afdekking voor financiële entiteiten toe. Verschillende overwegend commerciële groepen die een financiële entiteit voor hun handelsactiviteiten oprichtten, bevonden zich in een situatie waarin hun financiële entiteit niet alle transacties voor de groep kon uitvoeren, omdat de financiële entiteit niet in aanmerking kwam voor de vrijstelling voor afdekking. Daarom moet een strikt omschreven vrijstelling voor afdekking voor financiële entiteiten worden ingevoerd. Die vrijstelling voor afdekking moet beschikbaar zijn wanneer, binnen een overwegend commerciële groep, een persoon als beleggingsonderneming is ingeschreven en namens die commerciële groep handelt. Om de vrijstelling voor afdekking te beperken tot die financiële entiteiten die handeldrijven namens de niet-financiële entiteiten in een overwegend commerciële groep, mag die vrijstelling alleen van toepassing zijn op de door een dergelijke financiële entiteit aangehouden posities waarvan objectief kan worden aangetoond dat zij de risico’s verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële bedrijvigheid van de niet-financiële entiteiten van de groep. |
(14) |
Zelfs in liquide contracten treedt doorgaans slechts een beperkt aantal marktdeelnemers op als market makers op grondstoffenmarkten. Wanneer die marktdeelnemers positielimieten moeten toepassen, kunnen zij als market makers niet even doeltreffend zijn. Daarom moet een vrijstelling van de regeling inzake positielimieten worden ingevoerd voor financiële en niet-financiële tegenpartijen voor posities die het gevolg zijn van transacties die worden aangegaan om te voldoen aan de verplichting een handelsplatform van liquiditeit te voorzien. |
(15) |
De wijzigingen met betrekking tot de regeling inzake positielimieten zijn bedoeld om de ontwikkeling van nieuwe energiecontracten te ondersteunen, en strekken er niet toe de regeling voor landbouwgrondstoffenderivaten te versoepelen. |
(16) |
De huidige regeling inzake positielimieten houdt ook geen rekening met de unieke kenmerken van gesecuritiseerde derivaten. Gesecuritiseerde derivaten zijn effecten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU. De markt van gesecuritiseerde derivaten wordt gekenmerkt door een groot aantal verschillende uitgiften, waarvan elke bij de centrale effectenbewaarinstelling is geregistreerd voor een bepaalde omvang, en elke mogelijke toename volgt een specifieke procedure die naar behoren is goedgekeurd door de relevante bevoegde autoriteit. Dit staat in contrast met grondstoffenderivatencontracten, waarvoor het bedrag aan openstaande contracten, en daarmee de omvang van een positie, potentieel onbeperkt is. Op het moment van uitgifte houdt de emittent of de tussenpersoon die verantwoordelijk is voor de distributie van de uitgifte 100 % van de uitgifte onder zich, wat haaks staat op de toepassing van een regeling inzake positielimieten. Bovendien worden de meeste gesecuritiseerde derivaten uiteindelijk aangehouden door een groot aantal niet-professionele beleggers, wat niet hetzelfde risico op misbruik van een dominante positie of met betrekking tot ordelijke koersvormings- en afwikkelingsvoorwaarden oplevert als bij grondstoffenderivatencontracten. Voorts is het begrip spotmaand en andere maanden waarvoor positielimieten moeten worden vastgesteld op grond van artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU, niet van toepassing op gesecuritiseerde derivaten. Gesecuritiseerde derivaten moeten daarom worden uitgesloten van de toepassing van de vereisten inzake positielimieten en rapportage. |
(17) |
Sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 2014/65/EU konden geen gelijkwaardige grondstoffenderivatencontracten worden vastgesteld. Door het concept van “hetzelfde grondstoffenderivaat” in die richtlijn is de berekeningsmethode voor het bepalen van de positielimiet van andere maanden nadelig voor het handelsplatform met de minder liquide markt wanneer handelsplatformen concurreren voor grondstoffenderivaten die gebaseerd zijn op dezelfde onderliggende waarde en dezelfde kenmerken hebben. Daarom moet de verwijzing naar “hetzelfde contract” in Richtlijn 2014/65/EU worden geschrapt. De bevoegde autoriteiten moeten kunnen overeenkomen dat de op hun respectieve handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten gebaseerd zijn op dezelfde onderliggende waarde en dezelfde kenmerken hebben; in dat geval moet de centrale bevoegde autoriteit in de zin van artikel 57, lid 6, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU de positielimiet vaststellen. |
(18) |
Er bestaan aanzienlijke verschillen in de wijze waarop posities door handelsplatformen in de Unie worden beheerd. Daarom moeten de positiebeheerscontroles waar nodig worden versterkt. |
(19) |
Teneinde de verdere ontwikkeling van in euro luidende grondstoffenmarkten in de Unie te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van al het volgende: de procedure waarmee personen een vrijstelling kunnen aanvragen voor posities die het gevolg zijn van transacties die worden aangegaan om te voldoen aan de verplichting een handelsplatform van liquiditeit te voorzien; de procedure waarmee een financiële entiteit die behoort tot een overwegend commerciële groep, een vrijstelling voor afdekking kan aanvragen voor door die financiële entiteit aangehouden posities waarvan objectief kan worden aangetoond dat zij de risico’s verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële bedrijvigheid van de niet-financiële entiteiten van die overwegend commerciële groep; de verduidelijking van de inhoud van de positiebeheerscontroles, en de ontwikkeling van criteria om uit te maken wanneer een activiteit moet worden aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf op groepsniveau. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(20) |
Het EU-emissiehandelssysteem (ETS) is het vlaggenschipbeleid van de Unie om de economie koolstofarm te maken, in overeenstemming met de Europese Green Deal. De handel in emissierechten en derivaten daarvan is onderworpen aan Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) en is een belangrijk onderdeel van de koolstofmarkt van de Unie. Dankzij de vrijstelling voor nevenactiviteit uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU kunnen bepaalde marktdeelnemers actief zijn op de markten voor emissierechten zonder over een vergunning als beleggingsonderneming te moeten beschikken, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Gezien het belang van ordelijke, goed gereguleerde en onder toezicht staande financiële markten, de aanzienlijke rol van het ETS bij de verwezenlijking van de duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie en de rol die een goed functionerende secundaire markt voor emissierechten speelt bij de ondersteuning van de werking van het ETS, is het van essentieel belang dat de vrijstelling voor nevenactiviteit passend ontworpen is om bij te dragen aan die doelstellingen. Dat is bijzonder relevant wanneer de handel in emissierechten plaatsvindt op handelsplatformen in derde landen. Om de financiële stabiliteit, de marktintegriteit, de beleggersbescherming en het gelijke speelveld in de Unie te beschermen en ervoor te zorgen dat het ETS op een transparante en robuuste manier blijft functioneren om kosteneffectieve emissiereducties te verzekeren, moet de Commissie toezicht houden op de verdere ontwikkeling van de handel in emissierechten en derivaten daarvan in de Unie en in derde landen, het effect van de vrijstelling voor nevenactiviteit op het ETS beoordelen en, waar nodig, passende wijzigingen voorstellen met betrekking tot het toepassingsgebied en de toepassing van de vrijstelling voor nevenactiviteit. |
(21) |
Om voor meer juridische duidelijkheid te zorgen, onnodige administratieve lasten voor de lidstaten te vermijden en te zorgen voor een uniform rechtskader voor beleggingsondernemingen, die met ingang van 26 juni 2021 onder het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad (7) zullen vallen, is het passend de omzettingsdatum van Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad (8) uit te stellen wat betreft de maatregelen die van toepassing zijn op beleggingsondernemingen. Om te zorgen voor een consistente toepassing van het rechtskader dat van toepassing is op beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 67 van Richtlijn (EU) 2019/2034, moet de omzettingstermijn voor Richtlijn (EU) 2019/878 met betrekking tot beleggingsondernemingen derhalve worden verlengd tot 26 juni 2021. |
(22) |
Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de wijzigingen van de Richtlijnen 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) en (EU) 2019/878 worden bereikt, en met name om verstorende effecten voor de lidstaten te voorkomen, is het passend te bepalen dat die wijzigingen van toepassing worden met ingang van 28 december 2020. De toepassing met terugwerkende kracht van de wijzigingen doet echter geen afbreuk aan het gewettigd vertrouwen van de betrokken personen, omdat de wijzigingen geen inbreuk maken op de rechten en verplichtingen van economische actoren of natuurlijke personen. |
(23) |
Richtlijnen 2013/36/EU, 2014/65/EU en (EU) 2019/878 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(24) |
Deze wijzigingsrichtlijn heeft tot doel bestaand Unierecht aan te vullen en de doelstelling ervan kan dus het best op het niveau van de Unie worden bereikt, in plaats van door uiteenlopende nationale initiatieven. Financiële markten zijn per definitie grensoverschrijdend en worden dat steeds meer. Door deze integratie zou een geïsoleerde nationale interventie veel minder efficiënt zijn en tot versnippering van de markten leiden, met regelgevingsarbitrage en verstoring van de mededinging tot gevolg. |
(25) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verfijnen van bestaand Unierecht om te komen tot eenvormige en passende vereisten die van toepassing zijn op beleggingsondernemingen in de hele Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(26) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (10) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd. |
(27) |
Gezien de noodzaak gerichte maatregelen in te voeren om een zo snel mogelijk economisch herstel van de COVID-19-crisis te ondersteunen, moet deze richtlijn met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2014/65/EU
Richtlijn 2014/65/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 4, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 16 bis Vrijstellingen van de vereisten inzake productgovernance Een beleggingsonderneming wordt vrijgesteld van de vereisten van artikel 16, lid 3, tweede tot en met vijfde alinea, en artikel 24, lid 2, indien de beleggingsdienst die zij verleent betrekking heeft op obligaties zonder andere ingebedde derivaten dan een bepaling inzake vervroegde aflossing of indien de financiële instrumenten uitsluitend onder in aanmerking komende tegenpartijen worden verhandeld of verspreid.”. |
4) |
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Aan artikel 25, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd: “Bij het verstrekken van beleggingsadvies of het verrichten van vermogensbeheer waarbij tussen financiële instrumenten wordt gewisseld, winnen beleggingsondernemingen de nodige informatie in met betrekking tot de investering van de cliënt en analyseren zij de kosten en baten van de wissel van financiële instrumenten. Bij het verstrekken van beleggingsadvies delen beleggingsondernemingen de cliënt mee of de baten van de wissel van financiële instrumenten al dan niet groter zijn dan de kosten daarvan.”. |
6) |
Aan artikel 27, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd: “Het in dit lid vastgestelde vereiste inzake periodieke rapportage aan het publiek is niet van toepassing tot 28 februari 2023. De Commissie evalueert uitvoerig de toereikendheid van de in dit lid vastgestelde rapportagevereisten en dient uiterlijk op 28 februari 2022 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.”. |
7) |
Aan artikel 27, lid 6, wordt de volgende alinea toegevoegd: “De Commissie evalueert uitvoerig de toereikendheid van de in dit lid vastgestelde vereisten inzake periodieke rapportage en dient uiterlijk op 28 februari 2022 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.”. |
8) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 29 bis Aan professionele cliënten verleende diensten 1. De vereisten van artikel 24, lid 4, onder c), zijn niet van toepassing op andere aan professionele cliënten verleende diensten dan beleggingsadvies en vermogensbeheer. 2. De vereisten van artikel 25, lid 2, derde alinea, en artikel 25, lid 6, zijn niet van toepassing op diensten die worden verleend aan professionele cliënten, tenzij die cliënten de beleggingsonderneming in elektronische vorm of op papier meedelen dat zij gebruik wensen te maken van de rechten waarin deze bepalingen voorzien. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen een register bijhouden van de in lid 2 bedoelde communicatie met cliënten.”. |
9) |
In artikel 30, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: “1. De lidstaten dragen er zorg voor dat beleggingsondernemingen met een vergunning om orders voor rekening van cliënten uit te voeren, en/of te handelen voor eigen rekening, en/of orders te ontvangen en door te geven, de mogelijkheid hebben transacties met in aanmerking komende tegenpartijen tot stand te brengen of te sluiten zonder dat zij ertoe gehouden zijn met betrekking tot deze transacties of met betrekking tot rechtstreeks met deze transacties verband houdende nevendiensten de verplichtingen van artikel 24, met uitzondering van lid 5 bis, artikel 25, artikel 27 en artikel 28, lid 1, na te komen.”. |
10) |
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
In artikel 73, wordt lid 2 vervangen door: “2. De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen, marktexploitanten, APA’s en ARM’s waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 een vergunning is verleend en die een vrijstelling genieten overeenkomstig artikel 2, lid 3, van die verordening, kredietinstellingen op het vlak van beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten en nevendiensten, en bijkantoren van ondernemingen in derde landen over passende procedures beschikken opdat hun werknemers in staat zijn potentiële of daadwerkelijke inbreuken intern via een specifiek kanaal te melden.”. |
13) |
In artikel 89 worden de leden 2 tot en met 5 vervangen door: “2. De in artikel 2, leden 3 en 4, artikel 4, lid 1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 13, lid 1, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, artikel 64, lid 7, artikel 65, lid 7, en artikel 79, lid 8, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 2 juli 2014. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 2, leden 3 en 4, artikel 4, lid 1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 13, lid 1, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, artikel 64, lid 7, artikel 65, lid 7, en artikel 79, lid 8, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 4, artikel 4, lid 1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 13, lid 1, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, artikel 64, lid 7, artikel 65, lid 7, of artikel 79, lid 8, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.”. |
(14) |
In artikel 90 wordt het volgende lid ingevoegd: “1 bis. Uiterlijk op 31 december 2021 evalueert de Commissie de gevolgen van de in artikel 2, lid 1, onder j), vastgestelde vrijstelling met betrekking tot emissierechten of derivaten daarvan, en zij doet die evaluatie, zo nodig, vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van die vrijstelling. In dat verband beoordeelt de Commissie de handel in emissierechten en derivaten daarvan in de Unie en in derde landen, de gevolgen van de in artikel 2, lid 1, onder j), vastgestelde vrijstelling op de beleggersbescherming en de integriteit en transparantie van de markten voor emissierechten en derivaten daarvan, en of er maatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de handel die plaatsvindt op handelsplatformen in derde landen.”. |
Artikel 2
Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2019/878
In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:
“1. De lidstaten dienen uiterlijk op 28 december 2020 de nodige bepalingen vast te stellen en bekend te maken om te voldoen aan:
a) |
de bepalingen van deze richtlijn voor zover deze betrekking hebben op kredietinstellingen; |
b) |
artikel 1, punten 1 en 9, van deze richtlijn wat betreft artikel 2, leden 5 en 6, en artikel 21 ter van Richtlijn 2013/36/EU, voor zover deze betrekking hebben op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. |
Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 29 december 2020. De bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan de wijzigingen bedoeld in punt 21 en in punt 29, onder a), b) en c), van artikel 1 van deze richtlijn, die betrekking hebben op artikel 84 en artikel 98, leden 5 en 5 bis, van Richtlijn 2013/36/EU, zijn echter van toepassing met ingang van 28 juni 2021, en de bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan de wijzigingen bedoeld in de punten 52 en 53 van artikel 1 van deze richtlijn, die betrekking hebben op artikel 141 ter, artikel 141 quater en artikel 142, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
De lidstaten dienen uiterlijk op 26 juni 2021 de nodige bepalingen vast te stellen, bekend te maken en toe te passen om aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen, voor zover deze betrekking hebben op beleggingsondernemingen, met uitzondering van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde bepalingen.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.”.
Artikel 3
Wijzigingen van Richtlijn 2013/36/EU
In artikel 94, lid 2, worden de derde, vierde en vijfde alinea vervangen door:
“Voor het identificeren van personeelsleden wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling wezenlijk beïnvloeden als bedoeld in artikel 92, lid 3, behalve wat betreft personeelsleden in beleggingsondernemingen, ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de criteria worden uiteengezet om het volgende te definiëren:
a) |
leidinggevende verantwoordelijkheid en controlefuncties; |
b) |
essentiële bedrijfseenheid en aanzienlijke impact op het risicoprofiel van de betrokken bedrijfseenheid, en |
c) |
andere categorieën personeelsleden die niet uitdrukkelijk in artikel 92, lid 3, worden bedoeld, wier beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling even wezenlijk beïnvloeden als die van de in dat lid bedoelde categorieën personeelsleden. |
De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 28 december 2019 in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Wat betreft technische reguleringsnormen die van toepassing zijn op beleggingsondernemingen, blijft de bevoegdheid als bedoeld in artikel 94, lid 2, van deze richtlijn, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad (*3), van toepassing tot 26 juni 2021.
Artikel 4
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 28 november 2021 aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
De lidstaten passen die bepalingen toe met ingang van 28 februari 2022.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
3. In afwijking van lid 1 zijn de wijzigingen van de Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 van toepassing met ingang van 28 december 2020.
Artikel 5
Evaluatie
Uiterlijk op 31 juli 2021, en op basis van de resultaten van een door de Commissie gehouden openbare raadpleging, evalueert de Commissie onder meer a) de werking van de structuur van de effectenmarkten, waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwe economische realiteit na 2020, kwesties met betrekking tot gegevens en de kwaliteit van gegevens in verband met de marktstructuur, en de transparantieregels, met inbegrip van kwesties in verband met derde landen, b) de regels inzake onderzoek, c) de regels inzake alle vormen van betalingen aan adviseurs en hun beroepskwalificatieniveau, d) de productgovernance, e) de verliesrapportage en f) de categorie-indeling van cliënten. In voorkomend geval dient de Commissie een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 7
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
(1) PB C 10 van 11.1.2021, blz. 30.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 11 februari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 februari 2021.
(3) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(4) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(5) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(6) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(7) Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64).
(8) Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 253).
(9) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/29 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/339 VAN DE RAAD
van 25 februari 2021
tot uitvoering van artikel 8 bis van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (1), en met name artikel 8 bis, leden 1 en 3,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 18 mei 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus vastgesteld. |
(2) |
Op basis van een evaluatie van Besluit 2012/642/GBVB van de Raad (2), heeft de Raad besloten dat de daarin vervatte beperkende maatregelen moeten worden verlengd tot en met 28 februari 2022. |
(3) |
De motiveringen voor negen natuurlijke personen en drie rechtspersonen op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 opgenomen lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn, moeten worden gewijzigd. De datum van plaatsing op de lijst moet voor alle natuurlijke personen in die bijlage worden toegevoegd. |
(4) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
(1) PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1.
(2) Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).
BIJLAGE
“BIJLAGE I
Lijst van in artikel 2, lid 1, bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen
A. In artikel 2, lid 1, bedoelde natuurlijke personen
|
Naam (Engelse transcriptie van Belarussische spelling) (Engelse transcriptie van Russische spelling) |
Naam (Belarussische spelling) (Russische spelling) |
Informatie ter identificatie |
Redenen voor plaatsing op de lijst |
Datum van plaatsing op de lijst |
1. |
Uladzimir Uladzimiravich NAVUMAU Vladimir Vladimirovich NAUMOV |
Уладзiмiр Уладзiмiравiч НАВУМАЎ Владимир Владимирович НАУМОВ |
Functie(s): Voormalig viceminister van Binnenlandse Zaken; voormalig hoofd van de veiligheidsdienst van de president Geboortedatum: 7.2.1956 Geboorteplaats: Smolensk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Russische Federatie) Geslacht: man |
Heeft geen actie ondernomen om de onopgeloste verdwijningen van Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus in 1999-2000 te onderzoeken. Voormalig minister van Binnenlandse Zaken en ook voormalig hoofd van de veiligheidsdienst van de president. Tot zijn pensionering om gezondheidsredenen op 6 april 2009 was hij als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie tegen vreedzame demonstraties. Kreeg van het presidentieel kabinet staf een woning in Drozdy, de nomenklatoerawijk van Minsk. Ontving in oktober 2014 de orde “van verdienste” niveau III van president Lukashenka. |
24.9.2004 |
2. |
Dzmitry Valerievich PAULICHENKA Dmitri Valerievich PAVLICHENKO (Dmitriy Valeriyevich PAVLICHENKO) |
Дзмiтрый Валер'евiч ПАЎЛIЧЭНКА Дмитрий Валериевич ПАВЛИЧЕНКО |
Functie(s): Bevelhebber van de speciale snelle interventie-eenheid (SOBR) Geboortedatum: 1966 Geboorteplaats: regio/oblast Vitebsk/Viciebsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Adres: “Eer”, de vereniging van oudgedienden van de speciale interventie-eenheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 111 Mayakovskogo St., Minsk 220028, Belarus Geslacht: man |
Sleutelfiguur in de onopgeloste verdwijningen van Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus tussen 1999 en 2000. Voormalig bevelhebber van de speciale snelle interventie-eenheid (SOBR) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zakenman, hoofd van “Eer”, de vereniging van oudgedienden van de speciale interventie-eenheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. |
24.9.2004 |
3. |
Viktar Uladzimiravich SHEIMAN (Viktar Uladzimiravich SHEYMAN) Viktor Vladimirovich SHEIMAN (Viktor Vladimirovich SHEYMAN) |
Вiктар Уладзiмiравiч ШЭЙМАН Виктор Владимирович ШЕЙМАН |
Functies(s): Hoofd van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus Voormalig minister van Binnenlandse Zaken Geboortedatum: 26.5.1958 Geboorteplaats: Soltanishki, regio/oblast Grodno/Hrodna, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Adres: Directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus, 38 K. Marx St., Minsk 220016, Belarus Geslacht: man |
Hoofd van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus. Is verantwoordelijk voor de onopgeloste verdwijning van Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus in 1999-2000. Voormalig secretaris van de veiligheidsraad. Sheiman is nog steeds bijzonder assistent/adviseur van de president. |
24.9.2004 |
4. |
Iury Leanidavich SIVAKAU (Yuri Leanidavich SIVAKAU, SIVAKOU) Iury (Yuri) Leonidovich SIVAKOV |
Юрый Леанiдавiч СIВАКАЎ, СIВАКОЎ Юрий Леонидович СИВАКОВ |
Functie(s): Voormalig minister van Binnenlandse Zaken, voormalig adjunct-kabinetschef van de president Geboortedatum: 5.8.1946 Geboorteplaats: Onor, regio/oblast Sakhalin, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Russische Federatie) Adres: “Eer”, de vereniging van oudgedienden van de speciale interventie-eenheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 111 Mayakovskogo St., Minsk 220028, Belarus Geslacht: man |
Is het brein achter de onopgeloste verdwijningen van Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus tussen 1999 en 2000. Voormalig minister van Toerisme en Sport, voormalig minister van Binnenlandse Zaken en voormalig adjunct-kabinetschef van de president. |
24.9.2004 |
5. |
Yuri Khadzimuratavich KARAEU Yuri Khadzimuratovich KARAEV |
Юрый Хаджымуратавiч КАРАЕЎ Юрий Хаджимуратович КАРАЕВ |
Functie(s): Voormalig minister van Binnenlandse Zaken, luitenant-generaal van de militia (politietroepen) Adviseur van de president van de Republiek Belarus - Inspecteur voor de regio/oblast Grodno /Hrodna Geboortedatum: 21.6.1966 Geboorteplaats: Ordzhonikidze, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Vladikavkaz, Russische Federatie) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Blijft actief in het Lukashenka-regime als adviseur van de president van Belarus — inspecteur voor de regio/oblast Grodno /Hrodna |
2.10.2020 |
6. |
Genadz Arkadzievich KAZAKEVICH Gennadi Arkadievich KAZAKEVICH |
Генадзь Аркадзьевiч КАЗАКЕВIЧ Геннадий Аркадьевич КАЗАКЕВИЧ |
Functie(s): Voormalig eerste viceminister van Binnenlandse Zaken Viceminister van Binnenlandse Zaken, hoofd van de misdaadbestrijdende militia, kolonel van de militia (politietroepen) Geboortedatum: 14.2.1975 Geboorteplaats: Minsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als eerste viceminister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Blijft actief in het Lukashenka-regime als viceminister van Binnenlandse Zaken. Is nog steeds hoofd van de misdaadbestrijdende militia. |
2.10.2020 |
7. |
Aliaksandr Piatrovich BARSUKOU Alexander (Alexandr) Petrovich BARSUKOV |
Аляксандр Пятровiч БАРСУКОЎ Александр Петрович БАРСУКОВ |
Functie(s): Voormalig viceminister van Binnenlandse Zaken, luitenant-generaal van de militia (politietroepen) Adviseur van de president van de Republiek Belarus - Inspecteur voor de regio/oblast Minsk Geboortedatum: 29.4.1965 Geboorteplaats: Vetkovski-district (Vetka), voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als viceminister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Blijft actief in het Lukashenka-regime als adviseur van de president van Belarus — inspecteur voor de regio/oblast Minsk. |
2.10.2020 |
8. |
Siarhei Mikalaevich KHAMENKA Sergei Nikolaevich KHOMENKO |
Сяргей Мiкалаевiч ХАМЕНКА Сергей Николаевич ХОМЕНКО |
Functie(s): Viceminister van Binnenlandse Zaken, generaal-majoor van de militia (politietroepen) Geboortedatum: 21.9.1966 Geboorteplaats: Yasinovataya, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Oekraïne) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als viceminister van het Ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
2.10.2020 |
9. |
Yuri Genadzevich NAZARANKA Yuri Gennadievich NAZARENKO |
Юрый Генадзевiч НАЗАРАНКА Юрий Геннадьевич НАЗАРЕНКО |
Functie(s): Voormalig viceminister van Binnenlandse Zaken, voormalig bevelhebber van de binnenlandse troepen Eerste viceminister van Binnenlandse Zaken, hoofd van de Politie Openbare Veiligheid, generaal-majoor van de militia (politietroepen) Geboortedatum: 17.4.1976 Geboorteplaats: Slonim, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als viceminister van Binnenlandse Zaken en als bevelhebber van de binnenlandse troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, met name binnenlandse troepen onder zijn bevel, in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Blijft actief in het Lukashenka-regime als eerste viceminister van Binnenlandse Zaken en hoofd van de Politie Openbare Veiligheid. |
2.10.2020 |
10. |
Khazalbek Baktibekavich ATABEKAU Khazalbek Bakhtibekovich ATABEKOV |
Хазалбек Бактiбекавiч АТАБЕКАЎ Хазалбек Бахтибекович АТАБЕКОВ |
Functie(s): Onderbevelhebber van de binnenlandse troepen Geboortedatum: 18.3.1967 Geslacht: man |
In zijn functie als onderbevelhebber van de binnenlandse troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, met name de binnenlandse troepen onder zijn bevel, in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
2.10.2020 |
11. |
Aliaksandr Valerievich BYKAU Alexander (Alexandr) Valerievich BYKOV |
Аляксандр Валер'евiч БЫКАЎ Александр Валерьевич БЫКОВ |
Functie(s): Bevelhebber van de speciale snelle interventie-eenheid (SOBR), luitenant-kolonel Geslacht: man |
In zijn functie als de bevelhebber van de speciale snelle interventie-eenheid (SOBR) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van SOBR-troepen in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten. |
2.10.2020 |
12. |
Aliaksandr Sviataslavavich SHEPELEU Alexander (Alexandr) Svyatoslavovich SHEPELEV |
Аляксандр Святаслававiч ШЭПЕЛЕЎ Александр Святославович ШЕПЕЛЕВ |
Functie(s): Hoofd van het departement voor veiligheid en beveiliging, Ministerie van Binnenlandse Zaken Geboortedatum: 14.10.1975 Geboorteplaats: het dorpje Rublevsk in het Kruglyanskiy-district, regio/oblast Mogilev/Mahiliou, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als hoofd van het departement voor veiligheid en beveiliging van het Ministerie van Binnenlandse Zaken betrokken bij de repressie- en intimidatiecampagne van troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
2.10.2020 |
13. |
Dzmitry Uladzimiravich BALABA Dmitry Vladimirovich BALABA |
Дзмiтрый Уладзiмiравiч БАЛАБА Дмитрий Владимирович БАЛАБА |
Functie(s): Hoofd van de OMON (oproerpolitie, “Special Purpose Police Detachment”) voor het uitvoerend comité van de stad Minsk Geboortedatum: 1.6.1972 Geboorteplaats: het dorpje Gorodilovo in de regio/oblast Minsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als bevelhebber over de OMON in Minsk verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van OMON-leden in Minsk in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten, en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
2.10.2020 |
14. |
Ivan Uladzimiravich KUBRAKOU Ivan Vladimirovich KUBRAKOV |
Iван Уладзiмiравiч КУБРАКОЎ Иван Владимирович КУБРАКОВ |
Functie(s): Voormalig hoofd van het hoofddirectoraat binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de stad Minsk Minister van Binnenlandse Zaken, generaal-majoor van de militia (politietroepen) Geboortedatum: 5.5.1975 Geboorteplaats: het dorpje Malinovka in de regio/oblast Mogilev/Mahiliou, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige functie als hoofd van het hoofddirectoraat binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de stad Minsk verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van politietroepen in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Blijft actief in het Lukashenka-regime als minister van Binnenlandse Zaken. |
2.10.2020 |
15. |
Maxim Aliaksandravich GAMOLA (HAMOLA) Maxim Alexandrovich GAMOLA |
Максiм Аляксандравiч ГАМОЛА Максим Александрович ГАМОЛА |
Functie(s): Voormalig hoofd van het politiedepartement van het Moskovski-district, Minsk Adjunct-hoofd van het politiedepartement van de stad Minsk, hoofd van de recherche Geslacht: man |
In zijn voormalige functie als hoofd van het politiedepartement van het Moskovski-district van Minsk verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in dat district tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, het gebruik van buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. Blijft actief in het Lukashenka-regime als adjunct-hoofd van het politiedepartement van de stad Minsk en als hoofd van de recherche. |
2.10.2020 |
16. |
Aliaksandr Mikhailavich ALIASHKEVICH Alexander (Alexandr) Mikhailovich ALESHKEVICH |
Аляксандр Мiхайлавiч АЛЯШКЕВIЧ Александр Михайлович АЛЕШКЕВИЧ |
Functie(s): Eerste adjunct-hoofd van het districtsdepartement binnenlandse zaken van het Moskovski-district van Minsk, hoofd van de recherche Geslacht: man |
In zijn functie als eerste adjunct-hoofd van het districtsdepartement binnenlandse zaken van het Moskovski-district van Minsk en hoofd van de recherche verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in dat district tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, het gebruik van buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. |
2.10.2020 |
17. |
Andrei Vasilievich GALENKA Andrey Vasilievich GALENKA |
Андрэй Васiльевiч ГАЛЕНКА Андрей Васильевич ГАЛЕНКА |
Functie(s): Adjunct-hoofd van het districtsdepartement binnenlandse zaken van het Moskovski-district van Minsk, hoofd van de politiedienst openbare veiligheid Geslacht: man |
In zijn functie als adjunct-hoofd van het districtsdepartement binnenlandse zaken van het Moskovski-district van Minsk en hoofd van de politiedienst openbare veiligheid verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in dat district tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, het gebruik van buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. |
2.10.2020 |
18. |
Aliaksandr Paulavich VASILIEU Alexander (Alexandr) Pavlovich VASILIEV |
Аляксандр Паўлавiч ВАСIЛЬЕЎ Александр Павлович ВАСИЛЬЕВ |
Functie(s): Hoofd van het departement binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de regio/oblast Gomel/Homyel Geboortedatum: 24.3.1975 Geboorteplaats: Mogilev/Mahilou, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als hoofd van het departement binnenlandse zaken van hetuitvoerend comité van de regio/oblast Gomel/Homyel verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in die regio/oblast tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, het gebruik van buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. |
2.10.2020 |
19. |
Aleh Mikalaevich SHULIAKOUSKI Oleg Nikolaevich SHULIAKOVSKI |
Алег Мiкалаевiч ШУЛЯКОЎСКI Олег Николаевич ШУЛЯКОВСКИЙ |
Functie(s): Eerste adjunct-hoofd van het departement binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de regio/oblast Gomel/Homyel, hoofd van de recherche Geboortedatum: 26.7.1977 Geslacht: man |
In zijn functie als eerste adjunct-hoofd van het departement binnenlandse zaken vanhet uitvoerend comité van de regio/oblast Gomel/Homyel en hoofd van de recherche verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in die regio/oblast tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, het gebruik van buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. |
2.10.2020 |
20. |
Anatol Anatolievich VASILIEU Anatoli Anatolievich VASILIEV |
Анатоль Анатольевiч ВАСIЛЬЕЎ Анатолий Анатольевич ВАСИЛЬЕВ |
Functie(s): Adjunct-hoofd van het departement binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de regio/oblast Gomel/Homyel, hoofd van de politiedienst openbare veiligheid Geboortedatum: 26.1.1972 Geboorteplaats: Gomel/Homyel in de regio/oblast Gomel/Homyel, voormalige Sovjet-Únie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als adjunct-hoofd van het departement binnenlandse zaken van hetuitvoerend comité van de regio/oblast Gomel/Homyel en hoofd van de politiedienst openbare veiligheid, verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in die regio/oblast tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. |
2.10.2020 |
21. |
Aliaksandr Viachaslavavich ASTREIKA Alexander (Alexandr) Viacheslavovich ASTREIKO |
Аляксандр Вячаслававiч АСТРЭЙКА Александр Вячеславович АСТРЕЙКО |
Functie(s): Hoofd van het departement binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de regio/oblast Brest, generaal-majoor van de militia (politietroepen) Geboortedatum: 22.12.1971 Geboorteplaats: Kapyl, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als hoofd van het departement binnenlandse zaken van het uitvoerend comité van de regio/oblast Brest en generaal-majoor van de politie verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne in die regio/oblast tegen vreedzame demonstranten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties, buitensporig geweld en mishandeling, waaronder marteling. |
2.10.2020 |
22. |
Leanid ZHURAUSKI Leonid ZHURAVSKI |
Леанiд ЖУРАЎСКI Леонид ЖУРАВСКИЙ |
Functie(s): Hoofd van de OMON (oproerpolitie, “Special Purpose Police Detachment”) in Vitebsk/Viciebsk Geboortedatum: 20.9.1975 Geslacht: man |
In zijn functie als bevelhebber van de OMON in Vitebsk/Viciebsk verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne door OMON-leden in Vitebsk/Viciebsk in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling van vreedzame demonstranten. |
2.10.2020 |
23. |
Mikhail DAMARNACKI Mikhail DOMARNATSKY |
Мiхаiл ДАМАРНАЦКI Михаил ДОМАРНАЦКИЙ |
Functie(s): Hoofd van de OMON (oproerpolitie, “Special Purpose Police Detachment”) in Gomel/Homyel Geslacht: man |
In zijn functie als bevelhebber van de OMON inGomel/Homyel verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne door OMON-leden in Gomel/Homyel in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling van vreedzame demonstranten. |
2.10.2020 |
24. |
Maxim MIKHOVICH Maxim MIKHOVICH |
Максiм МIХОВIЧ Максим МИХОВИЧ |
Functie(s): Hoofd van de OMON (oproerpolitie, “Special Purpose Police Detachment”) in Brest, luitenant-kolonel Geslacht: man |
In zijn functie als bevelhebber van de OMON in Brest verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne door OMON-leden in Brest in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling van vreedzame demonstranten. |
2.10.2020 |
25. |
Aleh Uladzimiravich MATKIN Oleg Vladimirovitch MATKIN |
Алег Уладзiмiравiч МАТКIН Олег Владимирович МАТКИН |
Functie(s): Hoofd van het departement voor strafuitvoering (“Penal Correction Department”) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, generaal-majoor van de militia (politietroepen) Geslacht: man |
In zijn functie als hoofd van het departement voor strafuitvoering, dat bevoegd is voor de detentiecentra van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, verantwoordelijk voor de onmenselijke en onterende behandeling, waaronder marteling, van in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020 in die detentiecentra vastgehouden burgers, en voor het algemene, brute politiegeweld tegen vreedzame demonstranten. |
2.10.2020 |
26. |
Ivan Yurievich SAKALOUSKI Ivan Yurievich SOKOLOVSKI |
Iван Юр'евiч САКАЛОЎСКI Иван Юрьевич СОКОЛОВСКИЙ |
Functie(s): Directeur van het Akrestina-detentiecentrum in Minsk Geslacht: man |
In zijn functie als directeur van het Akrestina-detentiecentrum in Minsk verantwoordelijk voor de onmenselijke en onterende behandeling, waaronder marteling, van in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020 in Akrestina vastgehouden burgers. |
2.10.2020 |
27. |
Valeri Paulavich VAKULCHYK Valery Pavlovich VAKULCHIK |
Валерый Паўлавiч ВАКУЛЬЧЫК Валерий Павлович ВАКУЛЬЧИК |
Functie(s): Voormalig voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (“State Security Committee” of “KGB”). Voormalig staatssecretaris van de veiligheidsraad Adviseur van de president van de Republiek Belarus — Inspecteur voor de regio/oblast Brest Geboortedatum: 19.6.1964 Geboorteplaats: Radostovo, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (KGB) verantwoordelijk voor de deelname van de KGB aan de repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en leden van de oppositie. Blijft actief in het Lukashenka-regime als adviseur van de president van Belarus — inspecteur voor de regio/oblast Brest. |
2.10.2020 |
28. |
Siarhei Yaugenavich TSERABAU Sergey Evgenievich TEREBOV |
Сяргей Яўгенавiч ЦЕРАБАЎ Сергей Евгеньевич ТЕРЕБОВ |
Functie(s): Eerste adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (“State Security Committee” of “KGB”) Geboortedatum: 1972 Geboorteplaats: Borisov/Barisaw, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als eerste adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (KGB) verantwoordelijk voor de deelname van de KGB aan de repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en leden van de oppositie. |
2.10.2020 |
29. |
Dzmitry Vasilievich RAVUTSKI Dmitry Vasilievich REUTSKY |
Дзмiтрый Васiльевiч РАВУЦКI Дмитрий Васильевич РЕУЦКИЙ |
Functie(s): Adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (“State Security Committee” of “KGB”) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (KGB) verantwoordelijk voor de deelname van de KGB aan de repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en leden van de oppositie. |
2.10.2020 |
30. |
Uladzimir Viktaravich KALACH Vladimir Viktorovich KALACH |
Уладзiмiр Вiктаравiч КАЛАЧ Владимир Викторович КАЛАЧ |
Functie(s): Adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (“State Security Committee” of “KGB”) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (KGB) verantwoordelijk voor de deelname van de KGB aan de repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en leden van de oppositie. |
2.10.2020 |
31. |
Alieg Anatolevich CHARNYSHOU Oleg Anatolievich CHERNYSHEV |
Алег Анатольевiч ЧАРНЫШОЎ Олег Анатольевич ЧЕРНЫШЁВ |
Functie(s): Adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (“State Security Committee” of “KGB”) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als adjunct-voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (KGB) verantwoordelijk voor de deelname van de KGB aan de repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de willekeurige arrestatie en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en leden van de oppositie. |
2.10.2020 |
32. |
Aliaksandr Uladzimiravich KANYUK Alexander (Alexandr) Vladimirovich KONYUK |
Аляксандр Уладзiмiравiч КАНЮК Александр Владимирович КОНЮК |
Functie(s): Voormalige procureur-generaal van de Republiek Belarus; Ambassadeur van de Republiek Belarus in Armenië Geboortedatum: 11.7.1960 Geboorteplaats: Grodno/Hrodna, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige functie als procureur-generaal was hij verantwoordelijk voor het wijdverbreide gebruik van strafrechtelijke procedures om oppositiekandidaten uit te sluiten in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2020 en om personen ervan te weerhouden deel te nemen aan de coördinatieraad die door de oppositie werd opgericht om de uitslag van die verkiezingen te betwisten. Blijft actief in het Lukashenka-regime als ambassadeur van Belarus in Armenië. |
2.10.2020 |
33. |
Lidzia Mihailauna YARMOSHINA Lidia Mikhailovna YERMOSHINA |
Лiдзiя Мiхайлаўна ЯРМОШЫНА Лидия Михайловна ЕРМОШИНА |
Functie(s): Voorzitster van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 29.1.1953 Geboorteplaats: Slutsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: vrouw |
Als voorzitster van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar leidinggevenden hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
34. |
Vadzim Dzmitryevich IPATAU Vadim Dmitrievich IPATOV |
Вадзiм Дзмiтрыевiч IПАТАЎ Вадим Дмитриевич ИПАТОВ |
Functie(s): Adjunct-voorzitter van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 30.10.1964 Geboorteplaats: Kolomyia in de regio/oblast Ivano-Frankivsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Oekraïne) Geslacht: man |
Als adjunct-voorzitter van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar leidinggevenden hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
35. |
Alena Mikalaeuna DMUHAILA Elena Nikolaevna DMUHAILO |
Алена Мiкалаеўна ДМУХАЙЛА Елена Николаевна ДМУХАЙЛО |
Functie(s): Secretaris van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 1.7.1971 Geslacht: vrouw |
Als secretaris van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar leidinggevenden hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
36. |
Andrei Anatolievich GURZHY Andrey Anatolievich GURZHIY |
Андрэй Анатольевiч ГУРЖЫ Андрей Анатольевич ГУРЖИЙ |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 10.10.1975 Geslacht: man |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
37. |
Volga Leanidauna DARASHENKA Olga Leonidovna DOROSHENKO |
Вольга Леанiдаўна ДАРАШЭНКА Ольга Леонидовна ДОРОШЕНКО |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 1976 Geslacht: vrouw |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
38. |
Siarhei Aliakseevich KALINOUSKI Sergey Alexeyevich KALINOVSKIY |
Сяргей Аляксеевiч КАЛIНОЎСКI Сергей Алексеевич КАЛИНОВСКИЙ |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 3.1.1969 Geslacht: man |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
39. |
Sviatlana Piatrouna KATSUBA Svetlana Petrovna KATSUBO |
Святлана Пятроўна КАЦУБА Светлана Петровна КАЦУБО |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 6.8.1959 Geboorteplaats: Podilsk in de regio/oblast Odessa, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Oekraïne) Geslacht: vrouw |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
40. |
Aliaksandr Mikhailavich LASYAKIN Alexander (Alexandr) Mikhailovich LOSYAKIN |
Аляксандр Мiхайлавiч ЛАСЯКIН Александр Михайлович ЛОСЯКИН |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 21.7.1957 Geslacht: man |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
41. |
Igar Anatolievich PLYSHEUSKI Ihor Anatolievich PLYSHEVSKIY |
Iгар Анатольевiч ПЛЫШЭЎСКI Игорь Анатольевич ПЛЫШЕВСКИЙ |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 19.2.1979 Geboorteplaats: Lyuban, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
42. |
Marina Yureuna RAKHMANAVA Marina Yurievna RAKHMANOVA |
Марына Юр'еўна РАХМАНАВА Марина Юрьевна РАХМАНОВА |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 26.9.1970 Geslacht: vrouw |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
43. |
Aleh Leanidavich SLIZHEUSKI Oleg Leonidovich SLIZHEVSKI |
Алег Леанiдавiч СЛIЖЭЎСКI Олег Леонидович СЛИЖЕВСКИЙ |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 16.8.1972 Geboorteplaats: Grodno/Hrodna, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
44. |
Irina Aliaksandrauna TSELIKAVETS Irina Alexandrovna TSELIKOVEC |
Iрына Аляксандраўна ЦЭЛIКАВЕЦ Ирина Александровна ЦЕЛИКОВЕЦ |
Functie(s): Lid van de centrale kiescommissie Geboortedatum: 2.11.1976 Geboorteplaats: Zhlobin. voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: vrouw |
Als lid van het college van de centrale kiescommissie verantwoordelijk voor het wanbeheer van het verkiezingsproces voor de presidentsverkiezingen van 2020, de schending van fundamentele internationale normen voor eerlijke en transparante verkiezingen, en de vervalsing van verkiezingsuitslagen. De centrale kiescommissie en haar college hebben met name bepaalde oppositiekandidaten om bedrieglijke redenen afgewezen en onevenredige beperkingen opgelegd aan waarnemers in stembureaus. Daarnaast heeft de centrale kiescommissie ervoor gezorgd dat de kiescommissies onder haar toezicht op een vooringenomen wijze zijn samengesteld. |
2.10.2020 |
45. |
Aliaksandr Ryhoravich LUKASHENKA Alexander (Alexandr) Grigorievich LUKASHENKO |
Аляксандр Рыгоравiч ЛУКАШЭНКА Александр Григорьевич ЛУКАШЕНКО |
Functie(s): President van de Republiek Belarus Geboortedatum: 30.8.1954 Geboorteplaats: het dorp Kopys in de regio/oblast Vitebsk/Viciebsk, voormalige Sovjet-Unie, (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
Als president van Belarus met gezag over staatsorganen verantwoordelijk voor de gewelddadige repressie die het staatsapparaat uitoefende vóór en na de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor de uitsluiting van belangrijke oppositiekandidaten, willekeurige arrestaties en de mishandeling van vreedzame demonstranten, en voor intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
6.11.2020 |
46. |
Viktar Aliaksandravich LUKASHENKA Viktor Alexandrovich LUKASHENKO |
Вiктар Аляксандравiч ЛУКАШЭНКА Виктор Александрович ЛУКАШЕНКО |
Functie(s): Nationale veiligheidsadviseur van de president, lid van de veiligheidsraad Geboortedatum: 28.11.1975 Geboorteplaats: Mogilev/Mahiliou, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie van nationale veiligheidsadviseur van de president en als lid van de veiligheidsraad, alsmede in zijn informele functie als overste van de veiligheidsdiensten, verantwoordelijk voor de door het staatsapparaat geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
6.11.2020 |
47. |
Ihar Piatrovich SERGYAENKA Igor Petrovich SERGEENKO |
Iгар Пятровiч СЕРГЯЕНКА Игорь Петрович СЕРГЕЕНКО |
Functie(s): Personeelschef van het presidentieel kabinet Geboortedatum: 14.1.1963 Geboorteplaats: het dorp Stolitsa in de regio/oblast Vitebsk/Viciebsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie van personeelschef van het presidentieel kabinet heeft hij nauwe banden met de president en is hij verantwoordelijk voor de uitoefening van de presidentiële bevoegdheden op het gebied van binnenlands en buitenlands beleid. Op die manier ondersteunt hij het Lukashenka-regime, onder meer bij de door het staatsapparaat geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020. |
6.11.2020 |
48. |
Ivan Stanislavavich TERTEL Ivan Stanislavovich TERTEL |
Iван Станiслававiч ТЭРТЭЛЬ Иван Станиславович ТЕРТЕЛЬ |
Functie(s): Voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid KGB), voormalig voorzitter van het Comité staatscontrole Geboortedatum: 8.9.1966 Geboorteplaats: het dorp Privalki/Privalka in Grodno/Hrodna/ regio/oblast, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als voorzitter van het Comité voor Staatsveiligheid (KGB) en in zijn voormalige functie als voorzitter van het Comité staatscontrole verantwoordelijk voor de door het staatsapparaat geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
6.11.2020 |
49. |
Raman Ivanavich MELNIK Roman Ivanovich MELNIK |
Раман Iванавiч МЕЛЬНIК Роман Иванович МЕЛЬНИК |
Functie(s): Hoofd van het hoofddirectoraat rechtshandhaving, bescherming van de openbare orde en preventie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken Geboortedatum: 29.5.1964 Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als hoofd van het hoofddirectoraat rechtshandhaving, bescherming van de openbare orde en preventie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de door het staatsapparaat geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
6.11.2020 |
50. |
Ivan Danilavich NASKEVICH Ivan Danilovich NOSKEVICH |
Iван Данiлавiч НАСКЕВIЧ Иван Данилович НОСКЕВИЧ |
Functie(s): Voorzitter van het Onderzoekscomité Geboortedatum: 25.3.1970 Geboorteplaats: het dorp Cierabličy in de regio/oblast Brest, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als voorzitter van het Onderzoekscomité verantwoordelijk voor de door het comité geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, meer bepaald met onderzoeken tegen de coördinatieraad en tegen vreedzame demonstranten. |
6.11.2020 |
51. |
Aliaksey Aliaksandravich VOLKAU Alexei Alexandrovich VOLKOV |
Аляксей Аляксандравiч ВОЛКАЎ Алексей Александрович ВОЛКОВ |
Functie(s): Voormalige eerste ondervoorzitter van het Onderzoekscomité, tegenwoordig voorzitter van het Staatscomité voor forensische expertise Geboortedatum: 7.9.1973 Geboorteplaats: Minsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als eerste ondervoorzitter van het Onderzoekscomité verantwoordelijk voor de door het comité geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, meer bepaald met onderzoeken tegen de coördinatieraad en tegen vreedzame demonstranten. |
6.11.2020 |
52. |
Siarhei Yakaulevich AZEMSHA Sergei Yakovlevich AZEMSHA |
Сяргей Якаўлевiч АЗЕМША Сергей Яковлевич АЗЕМША |
Functie(s): Ondervoorzitter van het Onderzoekscomité Geboortedatum: 17.7.1974 Geboorteplaats: Rechitsa, Gomel/Homyel regio/oblast, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als ondervoorzitter van het Onderzoekscomité verantwoordelijk voor de door het comité geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, meer bepaald met onderzoeken tegen de coördinatieraad en tegen vreedzame demonstranten. |
6.11.2020 |
53. |
Andrei Fiodaravich SMAL Andrei Fyodorovich SMAL |
Андрэй Фёдаравiч СМАЛЬ Андрей Федорович СМАЛЬ |
Functie(s): Ondervoorzitter van het Onderzoekscomité Geboortedatum: 1.8.1973 Geboorteplaats: Brest, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als ondervoorzitter van het Onderzoekscomité verantwoordelijk voor de door het comité geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, meer bepaald met onderzoeken tegen de coördinatieraad en tegen vreedzame demonstranten. |
6.11.2020 |
54. |
Andrei Yurevich PAULIUCHENKA Andrei Yurevich PAVLYUCHENKO |
Андрэй Юр'евiч ПАЎЛЮЧЕНКА Андрей Юрьевич ПАВЛЮЧЕНКО |
Functie(s): Hoofd van het Operationeel-Analytisch Centrum Geboortedatum: 1.8.1971 Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als hoofd van het Operationeel-Analytisch Centrum heeft hij nauwe banden met de president en is hij verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld, meer bepaald voor het verstoren van de verbinding met telecommunicatienetwerken als repressiemiddel tegen het maatschappelijk middenveld, vreedzame demonstranten en journalisten. |
6.11.2020 |
55. |
Ihar Ivanavich BUZOUSKI Igor Ivanovich BUZOVSKI |
Iгар Iванавiч БУЗОЎСКI Игорь Иванович БУЗОВСКИЙ |
Functie(s): Viceminister van Informatie Geboortedatum: 10.7.1972 Geboorteplaats: het dorp Koshelevo in de regio/oblast Hrodna/Grodno, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als viceminister van Informatie verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld, meer bepaald door de beslissing van het Ministerie van Informatie om de toegang tot onafhankelijke websites te blokkeren en de internettoegang te beperken in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, als repressiemiddel tegen het maatschappelijk middenveld, vreedzame demonstranten en journalisten. |
6.11.2020 |
56. |
Natallia Mikalaeuna EISMANT Natalia Nikolayevna EISMONT |
Наталля Мiкалаеўна ЭЙСМАНТ Наталья Николаевна ЭЙСМОНТ |
Functie(s): Perssecretaris van de president van Belarus Geboortedatum: 16.2.1984 Geboorteplaats: Minsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Meisjesnaam: Kirsanova (Russische spelling: Кирсанова) of Selyun (Russische spelling: Селюн) Geslacht: vrouw |
In haar functie als perssecretaris van de president van Belarus heeft zij nauwe banden met de president en is zij verantwoordelijk voor de coördinatie van de media-activiteiten van de president, waaronder het opstellen van verklaringen en het organiseren van publieke optredens. Hierdoor ondersteunt zij het Lukashenka-regime, onder meer bij de door het staatsapparaat geleide repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020. Met name droeg ze in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020 in aanzienlijke mate bij tot het ondermijnen van de democratie en de rechtsstaat in Belarus met haar openbare verklaringen waarin ze de president in verdediging neemt en kritiek levert op de oppositieactivisten en de vreedzame demonstranten. |
6.11.2020 |
57. |
Siarhei Yaugenavich ZUBKOU Sergei Yevgenevich ZUBKOV |
Сяргей Яўгенавiч ЗУБКОЎ Сергей Евгеньевич ЗУБКОВ |
Functie(s): Commandant van de Alfa-eenheid Geboortedatum: 21.8.1975 Geslacht: man |
In zijn functie als commandant van de troepen van de Alfa-eenheid verantwoordelijk voor de door die troepen gevoerde repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en door de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
6.11.2020 |
58. |
Andrei Aliakseevich RAUKOU Andrei Alexeyevich RAVKOV |
Андрэй Аляксеевiч РАЎКОЎ Андрей Алексеевич РАВКОВ |
Functie(s): Voormalig staatssecretaris van de veiligheidsraad Ambassadeur van de Republiek Belarus in Azerbeidzjan Geboortedatum: 25.6.1967 Geboorteplaats: het dorp Revyaki in de regio/oblast Vitebsk/Viciebsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
Als voormalig staatssecretaris van de veiligheidsraad heeft hij nauwe banden met de president en is hij verantwoordelijk voor de door het staatsapparaat gevoerde repressie- en intimidatiecampagne in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Hij blijft actief in het Lukashenka-regime als ambassadeur van Belarus in Azerbeidzjan. |
6.11.2020 |
59. |
Pyotr Piatrovich MIKLASHEVICH Petr Petrovich MIKLASHEVICH |
Пётр Пятровiч МIКЛАШЭВIЧ Петр Петрович МИКЛАШЕВИЧ |
Functie(s): Voorzitter van het Grondwettelijk Hof van de Republiek Belarus Geboortedatum: 18.10.1954 Geboorteplaats: regio/oblast Minsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
Als voorzitter van het Grondwettelijk Hof verantwoordelijk voor de beslissing van het Grondwettelijk Hof van 25 augustus 2020 om de uitslag van de frauduleuze verkiezingen te legitimeren. Zo heeft hij acties in het kader van de repressie- en intimidatiecampagne van het staatsapparaat tegen vreedzame demonstranten en journalisten ondersteund en gefaciliteerd, en is hij dus verantwoordelijk voor het ernstig ondermijnen van de democratie en de rechtsstaat in Belarus. |
6.11.2020 |
60. |
Anatol Aliaksandravich SIVAK Anatoli Alexandrovich SIVAK |
Анатоль Аляксандравiч СIВАК Анатолий Александрович СИВАК |
Functie(s): Vicepremier, voormalig voorzitter van het uitvoerend comité van de stad Minsk Geboortedatum: 19.7.1962 Geboorteplaats: Zavoit, Narovlya-district, regio/oblast Gomel/Homyel, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als voorzitter van het uitvoerend comité van de stad Minsk was hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van het onder zijn toezicht staande lokale staatsapparaat in Minsk in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Hij heeft een groot aantal publieke verklaringen afgelegd waarin hij de vreedzame protesten in Belarus hekelde. In zijn huidige leidinggevende functie als vicepremier blijft hij het Lukashenka-regime steunen. |
17.12.2020 |
61. |
Ivan Mikhailavich EISMANT Ivan Mikhailovich EISMONT |
Iван Мiхайлавiч ЭЙСМАНТ Иван Михайлович ЭЙСМОНТ |
Functie(s): Voorzitter van de Belarussische staatstelevisie en -radio-omroep, hoofd van Belteleradio Geboortedatum: 20.1.1977 Geboorteplaats: Hrodna/Grodno, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn huidige functie als voorzitter van de Belarussische staatstelevisie en -radio-omroep is hij verantwoordelijk voor de verspreiding van staatspropaganda in de publieke media en blijft hij het Lukashenka-regime steunen. Dit omvat onder meer het gebruik van mediakanalen om de voortzetting van het presidentschap van Lukashenka te steunen ondanks de frauduleuze presidentsverkiezingen van 9 augustus 2020 en het daaropvolgende en herhaaldelijke gewelddadige neerslaan van vreedzame en legitieme protesten. Eismont heeft de vreedzame demonstranten publiekelijk gehekeld en heeft geweigerd in de media verslag van de protesten uit te brengen. Ook heeft hij stakende medewerkers van het onder zijn leiding staande Belteleradio ontslagen, hetgeen hem schuldig maakt aan schendingen van de mensenrechten. |
17.12.2020 |
62. |
Uladzimir Stsiapanavich KARANIK Vladimir Stepanovich KARANIK |
Уладзiмiр Сцяпанавiч КАРАНIК Владимир Степанович КАРАНИК |
Functie(s): Gouverneur van de regio/oblast Hrodna/Grodno; voormalig minister van Volksgezondheid Geboortedatum: 30.11.1973 Geboorteplaats: Hrodna/Grodno, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn voormalige leidinggevende functie als minister van Volksgezondheid was hij verantwoordelijk voor het gebruik van de gezondheidszorg ter repressie van vreedzame demonstranten, waaronder het gebruik van ziekenwagens voor het vervoer van demonstranten die medische hulp nodig hadden naar isoleerafdelingen in plaats van naar ziekenhuizen. Hij heeft een groot aantal publieke verklaringen afgelegd waarin hij de vreedzame protesten in Belarus hekelde, en bij één gelegenheid beschuldigde hij een demonstrant ervan onder invloed te zijn. In zijn huidige leidinggevende functie als gouverneur van de regio/oblast Hrodna/Grodno blijft hij het Lukashenka-regime steunen. |
17.12.2020 |
63. |
Natallia Ivanauna KACHANAVA Natalia Ivanovna KOCHANOVA |
Наталля Iванаўна КАЧАНАВА Наталья Ивановна КОЧАНОВА |
Functie(s): Voorzitter van de Raad van de Republiek van de Nationale Vergadering van Belarus Geboortedatum: 25.9.1960 Geboorteplaats: Polotsk, regio/oblast Vitebsk/Viciebsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: vrouw |
In haar huidige leidinggevende functie als voorzitter van de Raad van de Republiek van de Nationale Vergadering van Belarus is zij verantwoordelijk voor de ondersteuning van de besluiten van de president op het gebied van binnenlands beleid. Ook is zij verantwoordelijk voor de organisatie van de frauduleuze verkiezingen van 9 augustus 2020. Zij heeft publieke verklaringen afgelegd ter verdediging van het hardhandige neerslaan van vreedzame demonstranten door het veiligheidsapparaat. |
17.12.2020 |
64. |
Pavel Mikalaevich LIOHKI Pavel Nikolaevich LIOHKI |
Павел Мiкалаевiч ЛЁГКI Павел Николаевич ЛЁГКИЙ |
Functie(s): Eerste viceminister van Informatie Geboortedatum: 30.5.1972 Geboorteplaats: Baranavichy, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als eerste viceminister van Informatie is hij verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld, en met name voor de beslissing van het Ministerie van Informatie om in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020 de toegang tot onafhankelijke websites te blokkeren en de internettoegang te beperken, als repressiemiddel tegen het maatschappelijk middenveld, vreedzame demonstranten en journalisten. |
17.12.2020 |
65. |
Ihar Uladzimiravich LUTSKY Igor Vladimirovich LUTSKY |
Iгар Уладзiмiравiч ЛУЦКI Игорь Владимирович ЛУЦКИЙ |
Functie(s): Minister van Informatie Geboortedatum: 31.10.1972 Geboorteplaats: Stolin, regio/oblast Brest, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als minister van Informatie is hij verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld, en met name voor de beslissing van het Ministerie van Informatie om in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020 de toegang tot onafhankelijke websites te blokkeren en de internettoegang te beperken, als repressiemiddel tegen het maatschappelijk middenveld, vreedzame demonstranten en journalisten. |
17.12.2020 |
66. |
Andrei Ivanavich SHVED Andrei Ivanovich SHVED |
Андрэй Iванавiч ШВЕД Андрей Иванович ШВЕД |
Functie(s): Procureur-generaal van de Republiek Belarus Geboortedatum: 21.4.1973 Geboorteplaats: Glushkovichi, regio/oblast Gomel/Homyel, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als procureur-generaal is hij verantwoordelijk voor de aanhoudende repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en met name voor de aanhangigmaking van talloze strafzaken tegen vreedzame demonstranten, oppositieleiders en journalisten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020. Ook bedreigde hij in publieke verklaringen deelnemers aan “illegale bijeenkomsten” met straffen. |
17.12.2020 |
67. |
Genadz Andreevich BOGDAN Gennady Andreievich BOGDAN |
Генадзь Андрэевiч БОГДАН Геннадий Андреевич БОГДАН |
Functie(s): Hoofd van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus Geboortedatum: 8.1.1977 Geslacht: man |
In zijn functie als adjunct-hoofd van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus houdt hij toezicht op het functioneren van een groot aantal ondernemingen. Het orgaan onder zijn leiding verstrekt financiële, materiële en technische, sociale, huishoudelijke en medische steun aan de instanties van het staatsapparaat en aan de republikeinse instanties. Hij heeft nauwe banden met de president en blijft het Lukashenka-regime steunen. |
17.12.2020 |
68. |
Ihar Paulavich BURMISTRAU Igor Pavlovich BURMISTROV |
Iгар Паўлавiч БУРМIСТРАЎ Игорь Павлович БУРМИСТРОВ |
Functie(s): Chef-staf en eerste onderbevelhebber van de binnenlandse troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Geboortedatum: 30.9.1968 Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als eerste onderbevelhebber van de binnenlandse troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne door de onder zijn bevel staande binnenlandse troepen in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
17.12.2020 |
69. |
Arciom Kanstantinavich DUNKA Artem Konstantinovich DUNKO |
Арцём Канстанцiнавiч ДУНЬКА Артем Константинович ДУНЬКО |
Functie(s): Hoofdinspecteur Speciale zaken van het departement Financieel Onderzoek van de Staatscontrolecommissie Geslacht: man Geboortedatum: 8.6.1990 Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als hoofdinspecteur Speciale zaken van het departement Financieel Onderzoek van de Staatscontrolecommissie is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van het staatsapparaat in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name middels de naar oppositieleiders en activisten geopende onderzoeken. |
17.12.2020 |
70. |
Aleh Heorhievich KARAZIEI Oleg Georgevich KARAZEI |
Алег Георгiевiч КАРАЗЕЙ Олег Георгиевич КАРАЗЕЙ |
Functie(s): Hoofd van het departement Preventie van het hoofddepartement Wetshandhaving en Preventie van de Politie Openbare Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Geboortedatum: 1.1.1979 Geboorteplaats: regio/oblast Minsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als hoofd van het departement Preventie van het hoofddepartement Wetshandhaving en Preventie van de Politie Openbare Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van de politie in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
17.12.2020 |
71. |
Dzmitry Aliaksandravich KURYAN Dmitry Alexandrovich KURYAN |
Дзмiтрый Аляксандравiч КУРЬЯН Дмитрий Александрович КУРЬЯН |
Functie(s): Kolonel bij de politie, adjunct-hoofd van het hoofddepartement en hoofd van het departement Wetshandhaving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Geboortedatum: 3.10.1974 Geslacht: man |
In zijn leidinggevende functie als kolonel bij de politie en als adjunct-hoofd van het hoofddepartement en hoofd van het departement Wetshandhaving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van de politie in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. |
17.12.2020 |
72. |
Aliaksandr Henrykavich TURCHIN Alexander (Alexandr) Henrihovich TURCHIN |
Аляксандр Генрыхавiч ТУРЧЫН Александр Генрихович ТУРЧИН |
Functie(s): Voorzitter van het uitvoerend comité van de regio/oblast Minsk Geboortedatum: 2.7.1975 Geboorteplaats: Novogrudok, regio/oblast Hrodna/Grodno, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als voorzitter van het uitvoerend comité van de regio/oblast Minsk is hij belast met het toezicht op het plaatselijk bestuur, waaronder een aantal commissies. Op die manier steunt hij het Lukashenka-regime. |
17.12.2020 |
73. |
Dzmitry Mikalaevich SHUMILIN Dmitry Nikolayevich SHUMILIN |
Дзмiтрый Мiкалаевiч ШУМIЛIН Дмитрий Николаевич ШУМИЛИН |
Functie(s): Adjunct-hoofd van het departement voor massa-evenementen van het GUVD (hoofddepartement Binnenlandse Zaken) van het uitvoerend comité van de stad Minsk Geboortedatum: 26.7.1977 Geslacht: man |
In zijn functie als adjunct-hoofd van het departement voor massa-evenementen van het GUVD van het uitvoerend comité van de stad Minsk is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van het lokale apparaat in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Er is bewijs dat hij persoonlijk deelneemt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van vreedzame demonstranten. |
17.12.2020 |
74. |
Vital Ivanavich STASIUKEVICH Vitalyi Ivanovich STASIUKEVICH |
Вiталь Iванавiч СТАСЮКЕВIЧ Виталий Иванович СТАСЮКЕВИЧ |
Functie(s): Adjunct-chef van de Politie Openbare Veiligheid in Hrodna/Grodno Geboortedatum: 5.3.1976 Geboorteplaats: Hrodna/Grodno, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
In zijn functie als adjunct-chef van de Politie Openbare Veiligheid in Hrodna/Grodno is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van de onder zijn bevel staande lokale politie in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Volgens getuigen hield hij persoonlijk toezicht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van vreedzame demonstranten. |
17.12.2020 |
75. |
Siarhei Leanidavich KALINNIK Sergei Leonidovich KALINNIK |
Сяргей Леанiдавiч КАЛИННИК Сергей Леонидович КАЛИННИК |
Functie(s): Kolonel bij de politie, hoofdcommissaris van het politiedepartement van het Sovetski-district in Minsk Geboortedatum: 23.7.1979 Geslacht: man |
In zijn functie als hoofdcommissaris van het politiedepartement van het Sovetski-district in Minsk is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van de onder zijn bevel staande lokale politie in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en door de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Volgens getuigen hield hij persoonlijk toezicht op en nam hij deel aan de marteling van wederrechtelijk vastgehouden demonstranten. |
17.12.2020 |
76. |
Vadzim Siarhaevich PRYGARA Vadim Sergeyevich PRIGARA |
Вадзiм Сяргеевiч ПРЫГАРА Вадим Сергеевич ПРИГАРА |
Functie(s): Luitenant-kolonel bij de politie, hoofdcommissaris van het politiedepartement van het Molodechno-district Geboortedatum: 31.10.1980 Geslacht: man |
Als hoofdcommissaris van het politiekorps van het Molodechno-district is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van de onder zijn bevel staande lokale politie in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Volgens getuigen werden onder zijn persoonlijk toezicht wederrechtelijk vastgehouden demonstranten geslagen. Hij liet zich in de media ook meerdere keren minachtend uit over de demonstranten. |
17.12.2020 |
77. |
Viktar Ivanavich STANISLAUCHYK Viktor Ivanovich STANISLAVCHIK |
Вiктар Iванавiч СТАНIСЛАЎЧЫК Виктор Иванович СТАНИСЛАВЧИК |
Functie(s): Adjunct-hoofdcommissaris van het politiedepartement van het Sovetski-district in Minsk, korpschef van de Politie Openbare Veiligheid Geboortedatum: 27.1.1971 Geslacht: man |
In zijn functie als adjunct-hoofdcommissaris van het politiedepartement van het Sovetski-district in Minsk en korpschef van de Politie Openbare Veiligheid is hij verantwoordelijk voor de repressie- en intimidatiecampagne van de onder zijn bevel staande lokale politie in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020, met name voor willekeurige arrestaties en de mishandeling, waaronder marteling, van vreedzame demonstranten en voor de intimidatie van en het gebruik van geweld tegen journalisten. Volgens getuigen werden onder zijn persoonlijk toezicht vreedzame demonstranten wederrechtelijk vastgehouden en geslagen. |
17.12.2020 |
78. |
Aliaksandr Aliaksandravich PIETRASH Alexander (Alexandr) Alexandrovich PETRASH |
Аляксандр Аляксандравiч ПЕТРАШ Александр Александрович ПЕТРАШ |
Functie(s): Voorzitter van de rechtbank van het Moskovski-district in Minsk Geboortedatum: 16.5.1988 Geslacht: man |
In zijn functie als voorzitter van de rechtbank van het Moskovski-district in Minsk is hij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging en van het gebruik van verklaringen van valse getuigen tijdens processen die onder zijn toezicht plaatsvonden. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij het beboeten en vasthouden van demonstranten, journalisten en oppositieleiders in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020. Hij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
79. |
Andrei Aliaksandravich LAHUNOVICH Andrei Alexandrovich LAHUNOVICH |
Андрэй Аляксандравiч ЛАГУНОВIЧ Андрей Александрович ЛАГУНОВИЧ |
Functie(s): Rechter bij de rechtbank van het Sovetski-district in Gomel/Homyel Geslacht: man |
In zijn functie als rechter bij de rechtbank van het Sovetski-district in Gomel/Homyel is hij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, activisten en demonstranten. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder zijn toezicht plaatsvonden. Hij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
80. |
Alena Vasileuna LITVINA Elena Vasilevna LITVINA |
Алена Васiльеўна ЛIТВIНА Елена Васильевна ЛИТВИНА |
Functie(s): Rechter bij de rechtbank van het Leninski-district in Mogilev/Mahiliou Geslacht: vrouw |
In haar functie als rechter bij de rechtbank van het Leninski-district in Mogilev/Mahiliou is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten, en met name voor de veroordeling van Siarhei Tsikhanousky, activist voor de oppositie en echtgenoot van presidentskandidate Svetlana Tsikhanouska. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
81. |
Victoria Valeryeuna SHABUNYA Victoria Valerevna SHABUNYA |
Вiкторыя Валер'еўна ШАБУНЯ Виктория Валерьевна ШАБУНЯ |
Functie(s): Rechter bij de centrale districtsrechtbank in Minsk Geboortedatum: 27.2.1974 Geslacht: vrouw |
In haar functie als rechter bij de centrale districtsrechtbank in Minsk is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten, en met name voor de veroordeling van Sergei Dylevsky, lid van de Coördinatieraad en hoofd van een stakingscomité. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
82. |
Alena Aliaksandravna ZHYVITSA Elena Alexandrovna ZHYVITSA |
Алена Аляксандравна ЖЫВIЦА Елена Александровна ЖИВИЦА |
Functie(s): Rechter bij de rechtbank van het Oktyabrski-district in Minsk Geboortedatum: 9.4.1990 Geslacht: vrouw |
In haar functie als rechter bij de rechtbank van het Oktyabrski-district in Minsk is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
83. |
Natallia Anatolievna DZIADKOVA Natalia Anatolievna DEDKOVA |
Наталля Анатольеўна ДЗЯДКОВА Наталья Анатольевна ДЕДКОВА |
Functie(s): Rechter bij de rechtbank van het Partizanski-district in Minsk Geboortedatum: 2.12.1979 Geslacht: vrouw |
In haar functie als rechter bij de rechtbank van het Partizanski-district in Minsk is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten, en met name voor de veroordeling van Mariya Kalesnikava, hoofd van de Coördinatieraad. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
84. |
Maryna Arkadzeuna FIODARAVA Marina Arkadievna FEDOROVA |
Марына Аркадзьеўна ФЁДАРАВА Марина Аркадьевна ФЕДОРОВА |
Functie(s): Rechter bij de rechtbank van het Sovetski-district in Minsk Geboortedatum: 11.9.1965 Geslacht: vrouw |
In haar functie als rechter bij de rechtbank van het Sovetski-district in Minsk is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
85. |
Yulia Chaslavauna HUSTYR Yulia Cheslavovna HUSTYR |
Юлiя Чаславаўна ГУСТЫР Юлия Чеславовна ГУСТЫР |
Functie(s): Rechter bij de centrale districtsrechtbank in Minsk Geboortedatum: 14.1.1984 Geslacht: vrouw |
In haar positie als rechter bij de centrale districtsrechtbank in Minsk is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten, en met name voor de veroordeling van Viktar Babarika, presidentskandidaat voor de oppositie. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
86. |
Alena Tsimafeeuna NYAKRASAVA Elena Timofeyevna NEKRASOVA |
Алена Цiмафееўна НЯКРАСАВА Елена Тимофеевна НЕКРАСОВА |
Functie(s): Rechter bij de rechtbank van het Zavodski-district in Minsk Geboortedatum: 26.11.1974 Geslacht: vrouw |
In haar functie als rechter bij de rechtbank van het Zavodski-district in Minsk is zij verantwoordelijk voor talrijke politiek gemotiveerde vonnissen tegen journalisten, oppositieleiders, activisten en demonstranten. Er zijn meldingen van schendingen van de rechten van verdediging tijdens processen die onder haar leiding plaatsvonden. Zij is bijgevolg verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen, ondermijning van de rechtsstaat en voor het bijdragen aan de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
87. |
Aliaksandr Vasilevich SHAKUTSIN Alexander (Alexandr Vasilevich SHAKUTIN |
Аляксандр Васiльевiч ШАКУЦIН Александр Васильевич ШАКУТИН |
Functie(s): Zakenman, eigenaar van de Holding Amkodor Geboortedatum: 12.1.1959 Geboorteplaats: Bolshoe Babino, rayon Orsha, regio/oblast Vitebsk/Viciebsk, voormalige Sovjet-Unie (tegenwoordig Belarus) Geslacht: man |
Hij is een van de meest vooraanstaande zakenlieden die in Belarus actief zijn, met zakenbelangen in de bouwsector, de machinebouwsector, de landbouwsector en andere sectoren. Naar verluidt is hij een van de personen die het meest profijt hebben getrokken van de privatisering onder het presidentschap van Lukashenka. Hij zit ook in het presidium van de Lukashenka-gezinde openbare vereniging “Belaya Rus” en is lid van de Raad voor de ontwikkeling van het ondernemerschap in de Republiek Belarus. Aldus trekt hij profijt van en steunt hij het Lukashenka-regime. In juli 2020 heeft hij de protesten van de oppositie in Belarus openlijk veroordeeld en daarmee bijgedragen tot de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
88. |
Mikalai Mikalaevich VARABEI/VERABEI Nikolay Nikolaevich VOROBEY |
Мiкалай Мiкалаевiч ВАРАБЕЙ/ВЕРАБЕЙ Николай Николаевич ВОРОБЕЙ |
Functie(s): Zakenman en mede-eigenaar van de Bremino-groep Geboortedatum: 4.5.1963 Geboorteplaats: voormalige Socialistische Sovjetrepubliek Oekraïne (tegenwoordig Oekraïne) Geslacht: man |
Hij is een van de meest vooraanstaande zakenlieden die in Belarus actief zijn, met zakenbelangen in de oliesector, de kolentransportsector, de bankensector en andere sectoren. Hij is mede-eigenaar van de Bremino-groep, een bedrijf dat belastingvoordelen en andere vormen van steun van de Belarussische regering heeft genoten. Aldus trekt hij profijt van en steunt hij het Lukashenka-regime. |
17.12.2020 |
B. In artikel 2, lid 1, bedoelde rechtspersonen, entiteiten en lichamen
|
Naam Engelse transcriptie van Belarussische spelling Engelse transcriptie van Russische spelling |
Naam (Belarussische spelling) (Russische spelling) |
Informatie ter identificatie |
Redenen voor plaatsing op de lijst |
Datum van plaatsing op de lijst |
1. |
Beltechexport |
Белтехэкспорт |
Adres: Nezavisimosti ave. 86-B Minsk, Belarus Website: https://bte.by/ E-mailadres: mail@bte.by |
Beltechexport is een particuliere entiteit die door Belarussische staatsbedrijven geproduceerde wapens en militaire uitrusting uitvoert naar landen in Afrika, Zuid-Amerika, Azië en het Midden-Oosten. Beltechexport heeft nauwe banden met het Ministerie van Defensie van Belarus. Aldus trekt Beltechexport profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime door het presidentieel kabinet voordelen te verschaffen. |
17.12.2020 |
2. |
Dana Holdings / Dana Astra |
Дана Холдингз / Дана Астра |
Adres: P. Mstislavtsa 9 (1st floor), Minsk, Belarus Registratienummer: (Dana Astra: 191295361) Website: https://en.dana-holdings.com; https://dana-holdings.com/ E-mailadres: PR@bir.by Tel.: +375 17 26 93 290; +375 17 39 39 465 |
Dana Holdings / Dana Astra is een van de voornaamste vastgoedontwikkelaars en bouwondernemingen in Belarus. De onderneming heeft percelen ontvangen voor de ontwikkeling van een aantal grote wooncomplexen en kantorencentra. De eigenaren van Dana Holdings/Dana Astra onderhouden nauwe contacten met Alaksandr Lukashenka. Liliya Lukashenka, de schoondochter van de president, bekleedde een hoge positie in het bedrijf. Aldus trekt Dana Holdings/Dana Astra profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime. |
17.12.2020 |
3. |
GHU — Hoofdbureau Economie van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus |
Главное хозяйственное управление |
Adres: Miasnikova str. 37, Minsk, Belarus Website: http://ghu.by E-mailadres: ghu@ghu.by |
Het hoofdbureau Economie (GHU) van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus is de grootste exploitant van niet-residentieel vastgoed in Belarus en stuurt talloze ondernemingen aan. Viktor Sheiman, die als hoofd van het directoraat Vastgoedbeheer van de president van Belarus rechtstreeks controle uitoefent over het GHU, heeft op verzoek van president Lukashenka toezicht op de veiligheid van de presidentsverkiezingen van 2020 gehouden. Aldus trekt het GHU profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime. |
17.12.2020 |
4. |
LLC SYNESIS |
ООО “Синезис” |
Adres: 220005, Platonova 20B 220005, Minsk, Belarus; Mantulinskaya 24, Moscow 123100, Russia. Inschrijvingsnummer (УНН/ИНН): 190950894 (Belarus); 7704734000/770301001 (Rusland) Website: https://synesis.partners; https://synesis-group.com/ Tel.: +375 (17) 240-36-50 E-mailadres: s@synesis.by |
LLC Synesis levert de Belarussische autoriteiten een surveillanceplatform dat video-opnamen kan doorzoeken en analyseren en dat gebruikmaakt van gezichtsherkenningssoftware, waardoor het bedrijf verantwoordelijk is voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie door het staatsapparaat van Belarus. Medewerkers van Synesis mogen niet in het Belarussisch communiceren, waarmee het bedrijf het door het Lukashenka-regime gevoerde beleid van discriminatie op grond van taal ondersteunt. Het Belarussische Comité voor Staatsveiligheid (KGB) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn geregistreerd als gebruikers van een door Synesis ontworpen systeem. Aldus trekt het bedrijf profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime. De algemeen directeur van Synesis, Alexander Shatrov, heeft de mensen die tegen het Lukashenka-regime protesteren openlijk bekritiseerd en het gebrek aan democratie in Belarus gerelativeerd. |
17.12.2020 |
5. |
Open vennootschap op aandelen AGAT electromechanical Plant |
Агат-электромеханический завод |
Adres:.Nezavisimosti ave., 115, 220114, Minsk, Belarus Tel.: +375 17 272-01-32 +375 17 570-41-45 E-mailadres: marketing@agat-emz.by Web: https://agat-emz.by/ |
De open vennootschap op aandelen AGAT Electromechanical Plant is onderdeel van de Belarussische staatsautoriteit voor militaire industrie van de Republiek Belarus (ook bekend als SAMI of State Military Industrial Committee (Militair-industrieel staatscomité)) die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het militair-technische beleid van de staat en ondergeschikt is aan de Raad van Ministers en de president van Belarus. Aldus trekt de open vennootschap op aandelen AGAT Electromechanical Plant profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime. De onderneming produceert “Rubezh”, een anti-oproerversperringsysteem dat is ingezet tegen vreedzame demonstraties in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 9 augustus 2020, waarmee de onderneming verantwoordelijk is voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
6. |
140 Repair Plant |
140 ремонтный завод |
Website: 140zavod.org |
140 Repair Plant is onderdeel van de Belarussische staatsautoriteit voor militaire industrie van de Republiek Belarus (ook bekend als SAMI of State Military Industrial Committee (Militair-industrieel staatscomité)) die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het militair-technische beleid van de staat en ondergeschikt is aan de Raad van Ministers en de president van Belarus. Aldus trekt 140 Repair Plant profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime. De onderneming produceert transport- en pantservoertuigen die zijn ingezet tegen vreedzame demonstraties in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 9 augustus 2020, waarmee de onderneming verantwoordelijk is voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. |
17.12.2020 |
7. |
MZKT (ook bekend als VOLAT) |
МЗКТ - Минский завод колёсных тягачей |
Website: www.mzkt.by |
MZKT (ook bekend als VOLAT) is onderdeel van de Belarussische staatsautoriteit voor militaire industrie van de Republiek Belarus (ook bekend als SAMI of State Military Industrial Committee (Militair-industrieel staatscomité)) die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het militair-technische beleid van de staat en ondergeschikt is aan de Raad van Ministers en de president van Belarus. Aldus trekt MZKT (ook bekend als VOLAT) profijt van zijn banden met het Lukashenka-regime en steunt het dit regime. Medewerkers van MZKT die protesteerden tijdens het bezoek van president Lukashenka aan de fabriek en die in de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2020 in Belarus in staking gingen, zijn ontslagen, hetgeen het bedrijf verantwoordelijk maakt voor schending van de mensenrechten. |
17.12.2020 |
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/62 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/340 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2020
tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2013, (EU) 2019/2014, (EU) 2019/2015, (EU) 2019/2016, (EU) 2019/2017 en (EU) 2019/2018 wat betreft de eisen inzake energie-etikettering voor elektronische beeldschermen, huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties, lichtbronnen, koelapparaten, huishoudelijke afwasmachines, en koelapparaten met een directe-verkoopfunctie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (1), en met name artikel 11, lid 5, en artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2017/1369 wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen. |
(2) |
Bepalingen inzake de energie-etikettering van elektronische beeldschermen, huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties, lichtbronnen, koelapparaten, huishoudelijke afwasmachines en koelapparaten met een directe-verkoopfunctie zijn vastgesteld bij Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2013 (2), (EU) 2019/2014 (3), (EU) 2019/2015 (4), (EU) 2019/2016 (5), (EU) 2019/2017 (6) en (EU) 2019/2018 (7) van de Commissie (hierna “de gewijzigde verordeningen” genoemd). |
(3) |
Om te voorkomen dat bij fabrikanten en nationale markttoezichtautoriteiten verwarring ontstaat over de waarden die in de technische documentatie moeten worden opgenomen en naar de productdatabank moeten worden geüpload, en die betrekking hebben op controletoleranties, moet er een definitie van opgegeven waarden worden toegevoegd. |
(4) |
De technische documentatie moet voldoende zijn om de markttoezichtautoriteiten in staat te stellen de op het etiket en in het productinformatieblad gepubliceerde waarden te controleren. Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2017/1369 moeten de opgegeven waarden van het model in de productendatabank worden ingevoerd. |
(5) |
De relevante productparameters moeten worden gemeten of berekend aan de hand van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden. Bij die methoden moet rekening worden gehouden met de erkende, meest recente meetmethoden, waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die door de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) genoemde Europese normalisatieorganisaties worden vastgesteld. |
(6) |
Producten die lichtbronnen bevatten waaruit deze lichtbronnen niet voor controle kunnen worden verwijderd zonder een of meer daarvan te beschadigen, moeten voor de doeleinden van de conformiteitsbeoordeling en controle als lichtbronnen worden getest. |
(7) |
Voor elektronische beeldschermen zijn nog geen geharmoniseerde normen ontwikkeld en de relevante bestaande normen bestrijken niet alle noodzakelijke gereguleerde parameters, met name wat betreft de High Dynamic Range en de automatische helderheidsregeling. Totdat de Europese normalisatieorganisaties geharmoniseerde normen voor die productgroepen vaststellen, moeten de in deze verordening beschreven overgangsmethoden of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, die rekening houden met de algemeen erkende stand van de techniek, worden gebruikt om de vergelijkbaarheid van metingen en berekeningen te waarborgen. |
(8) |
Verticale bewaarkasten met statische lucht en niet-doorzichtige deuren zijn professionele koelapparaten en zijn gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/1094 van de Commissie (9), en vallen derhalve niet onder Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2018. |
(9) |
De in deze verordening gebruikte terminologie en testmethoden zijn in overeenstemming met de terminologie en testmethoden die zijn vastgesteld in de normen EN 16901, EN 16902, EN 50597, EN ISO 23953-2 en EN 16838. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn besproken door het overlegforum en met de deskundigen van de lidstaten overeenkomstig de artikelen 14 en 17 van Verordening (EU) 2017/1369. |
(11) |
De gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2013, (EU) 2019/2014, (EU) 2019/2015, (EU) 2019/2016, (EU) 2019/2017 en (EU) 2019/2018 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1, lid 2, wordt punt g), vervangen door:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 3, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
4) |
De bijlagen I, II, III, IV, V, VI en IX worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2014
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
2) |
De bijlagen I, IV, VI, VIII, IX en X worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 3
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt punt 3) vervangen door:
|
2) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 4 wordt punt e) vervangen door:
|
4) |
De laatste alinea van artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: “Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2021. Evenwel is artikel 3, lid 1, onder b), met ingang van 1 mei 2021 en artikel 3, lid 2, onder a), met ingang van 1 maart 2022 van toepassing.”. |
5) |
De bijlagen I, III, IV, V, VI en IX worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 4
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt punt 31) vervangen door:
|
2) |
In artikel 3, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
3) |
In artikel 11 wordt de laatste alinea vervangen door: “Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2021. Evenwel is artikel 10 van toepassing met ingang van 25 december 2019, artikel 3, lid 1, onder a), b) en c), met ingang van 1 november 2020, en de verplichting om de in bijlage V, tabel 6, vermelde energie-efficiëntieklasse voor de lichtbronparameters te verstrekken met ingang van 1 maart 2022.”. |
4) |
De bijlagen I, II, IV, V, VI en IX worden gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening. |
Artikel 5
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2017
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2017 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
2) |
De bijlagen I, II, IV, V, VI en IX worden gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
Artikel 6
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2018
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2018 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1, lid 2, wordt punt j) vervangen door:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 3, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
4) |
In artikel 9 wordt de laatste alinea vervangen door: “Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2021, met uitzondering van de verplichting om de energie-efficiëntieklasse te verstrekken voor de in bijlage V, tabel 10, deel 5, bedoelde lichtbronparameters, die van toepassing is met ingang van 1 maart 2022.”. |
5) |
De bijlagen I, III, IV, V, VI en IX worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening. |
Artikel 7
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, lid 4, artikel 2, lid 2, artikel 4, lid 4, artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 5, zijn van toepassing met ingang van 1 mei 2021. Artikel 3, lid 2, onder a), is van toepassing met ingang van 1 mei 2021. Artikel 3, lid 2, onder c), is van toepassing met ingang van 1 juli 2021. Artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 2, onder b), artikel 3, lid 3, en artikel 3, lid 5, zijn van toepassing met ingang van 1 september 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektronische beeldschermen en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2014 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 van de Commissie en Richtlijn 96/60/EG van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 29).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van lichtbronnen en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 68).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van koelapparaten en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 102).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2017 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke afwasmachines en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1059/2010 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 134).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2018 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van koelapparaten met een directe-verkoopfunctie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 155).
(8) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1094 van de Commissie van 5 mei 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van professionele koelbewaarkasten betreft (PB L 177 van 8.7.2015, blz. 2).
BIJLAGE I
De bijlagen I, II, III, IV, V, VI en IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I worden de volgende punten 29) en 30) toegevoegd:
|
2) |
Aan het einde van punt B van bijlage II wordt de volgende alinea toegevoegd: “De opgegeven waarden van het in tabel 5 van bijlage VI vermelde vermogen in de gebruiksstand (Pmeasured ) en de kijkoppervlakte (A) worden gebruikt voor de berekening van de EEI.”. |
3) |
In bijlage III wordt de volgende alinea toegevoegd aan het einde van deel 2, onder f), punt 10: “Indien het elektronische beeldscherm HDR niet ondersteunt, worden het HDR-pictogram en de letters van de energie-efficiëntieklassen niet weergegeven. Het schermpictogram, dat de schermgrootte en -resolutie aangeeft, wordt verticaal gecentreerd in het gebied onder de aanduiding van het energieverbruik.”. |
4) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
In bijlage V wordt tabel 4 vervangen door:
|
6) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Verordening (EU) 2019/2021 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektronische beeldschermen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie (zie bladzijde 241 van dit Publicatieblad).
(2) Dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.
(3) Wijzigingen van dit element worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(4) De leverancier voert deze gegevens niet in voor elk model indien deze automatisch door de databank worden verstrekt.”.
(*1) de waarden van de parameters met betrekking tot de ABC-luminantie zijn indicatief en de controle vindt plaats aan de hand van de toepasselijke ABC-gerelateerde eisen”
(*2) Indien de vastgestelde waarde niet voldoet, worden het model en alle equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen.
(*3) Indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, is de vastgestelde waarde het rekenkundige gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.”.
BIJLAGE II
De bijlagen I, IV, V, VI, VIII, IX en X bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2014 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 33) toegevoegd:
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
In bijlage VIII wordt punt 1 vervangen door:
|
6) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
in bijlage X wordt punt f) vervangen door:
|
(1) dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.
(2) voor het programma “eco 40-60”.
(3) wijzigingen van dit element worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(4) de leverancier voert deze gegevens niet in indien de productendatabank de definitieve inhoud van deze cel automatisch aanmaakt.
(5) dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.
(6) voor het programma “eco 40-60”.
(7) voor de cyclus wassen en drogen.
(8) wijzigingen van dit element worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(9) de leverancier voert deze gegevens niet in indien de productendatabank de definitieve inhoud van deze cel automatisch aanmaakt.”.
(*1) Indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, is de vastgestelde waarde het rekenkundige gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.”
BIJLAGE III
De bijlagen I, III, IV, V en IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 42) vervangen door:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1).”;”
(1) wijzigingen van deze elementen worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(2) de leverancier voert deze gegevens niet in indien de productendatabank de definitieve inhoud van deze cel automatisch aanmaakt.
(3) “—”: niet van toepassing;
“ja”: alleen in de volgende gevallen mag worden beweerd dat de lichtbron equivalent is aan een vervangen lichtbrontype:
— |
voor gerichte lichtbronnen is het lichtbrontype in tabel 4 opgenomen en is de lichtstroom van de lichtbron in een kegel van 90° (Φ90°) niet kleiner dan de overeenkomstige referentielichtstroom in tabel 4. De referentielichtstroom wordt vermenigvuldigd met de correctiefactor in tabel 5. Voor ledlichtbronnen wordt de referentielichtstroom ook vermenigvuldigd met de correctiefactor in tabel 6; |
— |
voor niet-gerichte lichtbronnen komt het beweerde equivalente vermogen van de gloeilichtbron (in watt, afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) overeen met de in tabel 7 opgenomen waarde van de lichtstroom van de lichtbron. |
De tussenwaarden van zowel de lichtstroom als het beweerde equivalente vermogen van de lichtbron (in watt, afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal) worden berekend door lineaire interpolatie tussen de twee aangrenzende waarden.
(4) “—”: niet van toepassing;
“ja”: Bewering dat een ledlichtbron een vervanging vormt voor een fluorescentielichtbron zonder geïntegreerde ballast van een bepaalde wattage. Deze bewering is alleen toegestaan op voorwaarde dat:
— |
de lichtsterkte in elke richting rond de as van de buis niet meer dan 25 % van de gemiddelde lichtsterkte rond de buis afwijkt, en |
— |
de lichtstroom van de ledlichtbron niet kleiner is dan de lichtstroom van de fluorescentielichtbron van de beweerde wattage. De lichtstroom van de fluorescentielichtbron wordt berekend door de beweerde wattage te vermenigvuldigen met de minimumwaarden voor het lichtrendement van de fluorescentielichtbron in tabel 8, en |
— |
de wattage van de ledlichtbron niet groter is dan de wattage van de fluorescentielichtbron die deze beweerdelijk vervangt. |
In de technische documentatie worden de gegevens verstrekt om de desbetreffende beweringen te staven.
(5) dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.”
(2) Verordening (EU) 2019/2020 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 244/2009, (EG) nr. 245/2009 en (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie (zie bladzijde 209 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE IV
De bijlagen I, II, IV, V, VI en IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 42) toegevoegd:
|
2) |
In bijlage II wordt tabel 1 vervangen door: “Tabel 1 Energie-efficiëntieklassen van koelapparaten
|
3) |
In bijlage IV wordt punt 1 als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage V wordt tabel 6 vervangen door: “Tabel 6 Productinformatieblad
|
5) |
In bijlage VI wordt punt 1 vervangen door:
Deze elementen vormen ook de verplichte specifieke delen van de technische documentatie die de leverancier overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1369 in de databank moet invoeren. Tabel 7 Technische parameters van het model en de bijbehorende opgegeven waarden voor koelapparaten
Indien het koelapparaat meerdere compartimenten van hetzelfde type heeft, worden de regels voor deze compartimenten herhaald. Indien het koelapparaat niet is voorzien van een bepaald compartimenttype, worden de waarden van de parameters van het compartiment ingevuld met “—”.
|
6) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) zoals vastgesteld overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015 van de Commissie (1).
(2) wijzigingen van dit element worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(3) de leverancier voert deze gegevens niet in indien de productendatabank de definitieve inhoud van deze cel automatisch aanmaakt.
(4) dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.
(a) Indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, is de vastgestelde waarde het rekenkundige gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.”
BIJLAGE V
De bijlagen I, II, IV, V, VI en IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2017 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 24) toegevoegd:
|
2) |
In bijlage II wordt de titel van tabel 1 vervangen door: “Energie-efficiëntieklassen van huishoudelijke afwasmachines”. |
3) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage V wordt tabel 3 vervangen door: “Tabel 3 Inhoud, volgorde en formaat van het productinformatieblad
|
5) |
In bijlage VI wordt punt 1 vervangen door:
Deze elementen vormen ook de verplichte specifieke delen van de technische documentatie die de leverancier overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1369 in de databank moet invoeren. Tabel 4 Technische parameters van het model en de bijbehorende opgegeven waarden voor huishoudelijke afwasmachines
|
6) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.
(2) voor het ecoprogramma.
(3) wijzigingen van dit element worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(4) de leverancier voert deze gegevens niet in indien de productendatabank de definitieve inhoud van deze cel automatisch aanmaakt.
BIJLAGE VI
De bijlagen I, III, IV, V en IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2018 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 18) vervangen door:
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In bijlage VI wordt punt 1 vervangen door:
Deze elementen vormen ook de verplichte specifieke delen van de technische documentatie die de leverancier overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1369 in de databank moet invoeren. Tabel 11 Technische parameters van het model en de bijbehorende opgegeven waarden voor koelapparaten met een directe-verkoopfunctie
|
4) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) zoals vastgesteld overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015 van de Commissie (1).
(2) wijzigingen van dit element worden niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(3) de leverancier voert deze gegevens niet in indien de productendatabank de definitieve inhoud van deze cel automatisch aanmaakt.
(4) indien het koelapparaat met een directe-verkoopfunctie verschillende compartimenten heeft met verschillende bedrijfstemperaturen, wordt het jaarlijkse energieverbruik van de geïntegreerde koelgroep verstrekt. Indien aparte koelsystemen koeling voor gescheiden compartimenten van dezelfde eenheid leveren, moet zo mogelijk ook het energieverbruik in verband met elk subsysteem worden verstrekt.
(5) dit element wordt niet relevant geacht voor de toepassing van artikel 2, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1369.
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/108 |
VERORDENING (EU) 2021/341 VAN DE COMMISSIE
van 23 februari 2021
tot wijziging van Verordeningen (EU) 2019/424, (EU) 2019/1781, (EU) 2019/2019, (EU) 2019/2020, (EU) 2019/2021, (EU) 2019/2022, (EU) 2019/2023 en (EU) 2019/2024, wat betreft de eisen inzake ecologisch ontwerp voor servers en gegevensopslagproducten, elektromotoren en snelheidsvariatoren, koelapparaten, lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur, elektronische beeldschermen, huishoudelijke afwasmachines, huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties en koelapparaten met een directe-verkoopfunctie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2009/125/EG verleent de Commissie de bevoegdheid tot het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten. |
(2) |
Voorschriften betreffende servers en gegevensopslagproducten, elektromotoren en snelheidsvariatoren, koelapparaten, lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur, elektronische beeldschermen, huishoudelijke afwasmachines, huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties en koelapparaten met een directe-verkoopfunctie zijn vastgesteld bij Verordeningen (EU) 2019/424 (2), (EU) 2019/1781 (3), (EU) 2019/2019 (4), (EU) 2019/2020 (5), (EU) 2019/2021 (6), (EU) 2019/2022 (7), (EU) 2019/2023 (8) en (EU) 2019/2024 (9) van de Commissie (hierna de “gewijzigde verordeningen” genoemd). |
(3) |
Om verwarring bij fabrikanten en nationale markttoezichtautoriteiten over de in de technische documentatie op te nemen waarden en met betrekking tot controletoleranties te voorkomen, moet in de gewijzigde verordeningen een definitie van opgegeven waarden worden opgenomen. |
(4) |
Om de doeltreffendheid en geloofwaardigheid van de productspecifieke verordeningen te verbeteren en de consumenten te beschermen, mogen producten die in staat zijn te herkennen dat zij worden getest en die automatisch hun prestaties in testomstandigheden veranderen om een gunstiger niveau te bereiken voor een van de parameters die in deze verordeningen zijn gespecificeerd of in de technische documentatie zijn opgenomen of in de verstrekte documentatie zijn opgenomen, niet in de handel worden gebracht. |
(5) |
De relevante productparameters moeten worden gemeten of berekend aan de hand van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden. Bij die methoden moet rekening worden gehouden met de erkende, meest recente meetmethoden, waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die door de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad genoemde Europese normalisatie-instellingen worden vastgesteld (10). |
(6) |
Producten die lichtbronnen bevatten waaruit deze lichtbronnen niet voor verificatie kunnen worden verwijderd zonder een of meer daarvan te beschadigen, moeten voor de doeleinden van de conformiteitsbeoordeling en controle als lichtbronnen worden getest. |
(7) |
Voor elektronische beeldschermen en voor servers en gegevensopslagproducten zijn nog geen geharmoniseerde normen ontwikkeld en hebben de relevante bestaande normen geen betrekking op alle noodzakelijke gereguleerde parameters, met name wat betreft de High Dynamic Range en Auto Brightness Control voor elektronische beeldschermen en de categorie van bedrijfsomstandigheden voor servers en gegevensopslagproducten. Totdat de Europese normalisatieorganisaties geharmoniseerde normen voor deze productgroep vaststellen, moeten de in deze verordening beschreven overgangsmethoden of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, die rekening houden met de algemeen erkende stand van de techniek, worden gebruikt om de vergelijkbaarheid van metingen en berekeningen te waarborgen. |
(8) |
Elektronische beeldschermen voor professioneel gebruik, zoals videomontage, computerondersteund ontwerp en grafische vormgeving, of voor de omroepsector, leveren verbeterde prestaties en hebben zeer specifieke kenmerken die, hoewel ze gewoonlijk met een hoger energieverbruik gepaard gaan, niet aan de eisen inzake energie-efficiëntie in de gebruiksstand voor meer generieke producten moeten worden onderworpen. Industriële beeldschermen die zijn ontworpen om onder zware bedrijfsomstandigheden te worden gebruikt voor meting, beproeving of procesbewaking en -controle, moeten voldoen aan specifieke hoge eisen, zoals die voor de minimale beschermingsgraad IP 65, zoals gedefinieerd in EN 60529, en mogen niet worden onderworpen aan eisen inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld voor producten die zijn ontworpen voor gebruik in commerciële of huishoudelijke omgevingen. |
(9) |
Verticale bewaarkasten met statische lucht met niet-transparante deuren zijn professionele koelinrichtingen en zijn gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/1095 van de Commissie (11), en vallen derhalve niet onder Verordening (EU) 2019/2024. |
(10) |
Er moeten verdere wijzigingen worden aangebracht om de duidelijkheid en consistentie van de verordeningen te verbeteren. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn besproken door het overlegforum overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2009/125/EG. |
(12) |
Verordeningen (EU) 2019/424, (EU) 2019/1781, (EU) 2019/2019, (EU) 2019/2020, (EU) 2019/2021, (EU) 2019/2022, (EU) 2019/2023 en (EU) 2019/2024 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19 van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen in Verordening (EU) 2019/424
Verordening (EU) 2019/424 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door: “2. Ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat het technisch documentatiedossier een exemplaar van de productinformatie die overeenkomstig bijlage II, punt 3.4, is verstrekt, alsmede de details en de resultaten van de in bijlage III, en, indien van toepassing, in bijlage II, punt 2, bij deze verordening vermelde berekeningen.”. |
2) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 Ontwijking De fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger mag geen producten in de handel brengen die zijn ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat zij worden getest (bijvoorbeeld door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters.”. |
3) |
De bijlagen I, III en IV worden gewijzigd en bijlage III bis wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/1781
Verordening (EU) 2019/1781 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
De bijlagen I, II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 3
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/2019
Verordening (EU) 2019/2019 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt punt 28 vervangen door:
|
2) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 Ontwijking en software-updates De fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger brengt geen producten in de handel die zijn ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat zij worden getest (bijvoorbeeld door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters. Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven. Wanneer de update wordt geweigerd, veranderen de prestaties niet. Een software-update heeft nooit tot gevolg dat de prestaties van het product zodanig veranderen dat het niet langer voldoet aan de eisen inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op de verklaring van overeenstemming.”. |
3) |
Het volgende artikel 11 wordt toegevoegd: “Artikel 11 Gelijkwaardigheid van de naleving in de overgangsperiode Indien vóór 1 november 2020 geen exemplaar van hetzelfde model of equivalente modellen in de handel is gebracht, worden de exemplaren van modellen die tussen 1 november 2020 en 28 februari 2021 in de handel zijn gebracht en die aan de bepalingen van deze verordening voldoen, geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie.”. |
4) |
De bijlagen I tot en met IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 4
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/2020
Verordening (EU) 2019/2020 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2, punt 4, wordt vervangen door:
|
2) |
In artikel 4, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door: “Fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers van producten die deze bevatten, zorgen ervoor dat lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur met het oog op controle door de markttoezichtautoriteiten kunnen worden verwijderd zonder blijvend te worden beschadigd. De technische documentatie bevat instructies over de wijze waarop dit moet gebeuren.”. |
3) |
Artikel 7 wordt vervangen door: “Artikel 7 Ontwijking en software-updates De fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger brengt geen producten in de handel die zijn ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat zij worden getest (bijvoorbeeld door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters. Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven. Wanneer de update wordt geweigerd, veranderen de prestaties niet. Een software-update heeft nooit tot gevolg dat de prestaties van het product zodanig veranderen dat het niet langer voldoet aan de eisen inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op de verklaring van overeenstemming.”. |
4) |
Het volgende artikel 12 wordt toegevoegd: “Artikel 12 Gelijkwaardigheid van de naleving in de overgangsperiode Indien vóór 1 juli 2021 geen exemplaar van hetzelfde model of equivalente modellen in de handel is gebracht, worden de exemplaren van modellen die tussen 1 juli 2021 en 31 augustus 2021 in de handel zijn gebracht en die aan de bepalingen van deze verordening voldoen, geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van Verordeningen (EG) nr. 244/2009, (EG) nr. 245/2009 en (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie.”. |
5) |
De bijlagen I tot en met IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening. |
Artikel 5
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/2021
Verordening (EU) 2019/2021 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door: “2. Ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG vermeldt het technische documentatiedossier de reden waarom, in voorkomend geval, bepaalde kunststof onderdelen niet gemarkeerd zijn overeenkomstig de in bijlage II, deel D, punt 2, vastgestelde vrijstelling, alsmede de resultaten van de in de bijlagen II en III vermelde berekeningen.”. |
4) |
In artikel 6 worden de tweede en derde alinea vervangen door: “Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven. Wanneer de update wordt geweigerd, veranderen de prestaties niet. Een software-update heeft nooit tot gevolg dat de prestaties van het product zodanig veranderen dat het niet langer voldoet aan de eisen inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op de verklaring van overeenstemming.”. |
5) |
Het volgende artikel 12 wordt toegevoegd: “Artikel 12 Gelijkwaardigheid van de naleving in de overgangsperiode Indien vóór 1 november 2020 geen exemplaar van hetzelfde model of equivalente modellen in de handel is gebracht, worden de exemplaren van modellen die tussen 1 november 2020 en 28 februari 2021 in de handel zijn gebracht en die aan de bepalingen van deze verordening voldoen, geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van Verordening (EG) nr. 642/2009.”. |
6) |
De bijlagen I tot en met IV worden gewijzigd en bijlage III bis wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
Artikel 6
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/2022
Verordening (EU) 2019/2022 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 Ontwijking en software-updates De fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger brengt geen producten in de handel die zijn ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat zij worden getest (bijvoorbeeld door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters. Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven. Wanneer de update wordt geweigerd, veranderen de prestaties niet. Een software-update heeft nooit tot gevolg dat de prestaties van het product zodanig veranderen dat het niet langer voldoet aan de eisen inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op de verklaring van overeenstemming.”. |
2) |
Het volgende artikel 13 wordt toegevoegd: “Artikel 13 Gelijkwaardigheid van de naleving in de overgangsperiode Indien vóór 1 november 2020 geen exemplaar van hetzelfde model of equivalente modellen in de handel is gebracht, worden de exemplaren van modellen die tussen 1 november 2020 en 28 februari 2021 in de handel zijn gebracht en die aan de bepalingen van deze verordening voldoen, geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van Verordening (EU) nr. 1016/2010.”. |
3) |
De bijlagen I, III en IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening. |
Artikel 7
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/2023
Verordening (EU) 2019/2023 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2, punt 12, wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 Ontwijking en software-updates De fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger brengt geen producten in de handel die zijn ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat zij worden getest (bijvoorbeeld door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters. Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven. Wanneer de update wordt geweigerd, veranderen de prestaties niet. Een software-update heeft nooit tot gevolg dat de prestaties van het product zodanig veranderen dat het niet langer voldoet aan de eisen inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op de verklaring van overeenstemming.”. |
3) |
Het volgende artikel 13 wordt toegevoegd: “Artikel 13 Gelijkwaardigheid van de naleving in de overgangsperiode Indien vóór 1 november 2020 geen exemplaar van hetzelfde model of equivalente modellen in de handel is gebracht, worden de exemplaren van modellen die tussen 1 november 2020 en 28 februari 2021 in de handel zijn gebracht en die aan de bepalingen van deze verordening voldoen, geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van Verordening (EU) nr. 1015/2010.”. |
4) |
De bijlagen I, III, IV en VI worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VII bij deze verordening. |
Artikel 8
Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/2024
Verordening (EU) 2019/2024 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, lid 3, onder e), wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
De bijlagen I, III en IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij deze verordening. |
Artikel 9
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, punt 3, artikel 3, punt 4, artikel 5, punt 6, artikel 6, punt 3, artikel 7, punt 4 en artikel 8, punt 3, zijn van toepassing met ingang van 1 mei 2021. Artikel 2 en artikel 4, punt 4, zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2021. Artikel 4, punten 1, 2 en 5, zijn van toepassing met ingang van 1 september 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) Verordening (EU) 2019/424 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor servers en gegevensopslagproducten overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 617/2013 van de Commissie (PB L 74 van 18.3.2019, blz. 46).
(3) Verordening (EU) 2019/1781 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren en snelheidsvariatoren overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie (PB L 272 van 25.10.2019, blz. 74).
(4) Verordening (EU) 2019/2019 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 187).
(5) Verordening (EU) 2019/2020 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 244/2009, (EG) nr. 245/2009 en (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 209).
(6) Verordening (EU) 2019/2021 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektronische beeldschermen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 241).
(7) Verordening (EU) 2019/2022 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke afwasmachines overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1016/2010 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 267).
(8) Verordening (EU) 2019/2023 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1015/2010 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 285).
(9) Verordening (EU) 2019/2024 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten met een directe-verkoopfunctie overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 313).
(10) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(11) Verordening (EU) 2015/1095 van de Commissie van 5 mei 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor professionele koelbewaarkasten, snelkoelers/-vriezers, condensoreenheden en proces-chillers betreft (PB L 177 van 8.7.2015, blz. 19).
BIJLAGE I
De bijlagen I, III en IV bij Verordening (EU) 2019/424 worden gewijzigd en bijlage III bis wordt toegevoegd, als volgt:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage III wordt de volgende tweede alinea ingevoegd: “Bij ontstentenis van relevante normen en totdat de referenties van de desbetreffende geharmoniseerde normen in het Publicatieblad zijn bekendgemaakt, worden de in bijlage III bis beschreven overgangstestmethoden of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende stand van de techniek.”. |
3) |
De volgende bijlage III bis wordt ingevoegd: “BIJLAGE III bis Overgangsmethoden Tabel 1 Referenties en toelichting voor servers
Tabel 2 Referenties en toelichting voor gegevensopslagproducten
|
4) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Dit is noodzakelijk vanwege de grote verschillen tussen de versnellerkaarten in de handel en het feit dat de SERT-tool geen betrekking heeft op worklets die APA’s uitvoeren. Daarom zouden de resultaten van de SERT-efficiëntie voor servers met de uitbreidingsversnellerkaarten of andere add-incards niet representatief zijn voor de prestatie/vermogenscapaciteit van de server.
(2) In het geval van servers die zijn opgegeven als behorend tot een serverproductfamilie, bepaalt punt 1 van bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/424 dat de autoriteiten van de lidstaten de configuratie met lage prestaties of de configuratie met hoge prestaties kunnen testen en, overeenkomstig de definities 21 en 22 van bijlage I, alle geheugenkanalen met hetzelfde ontwerp en dezelfde capaciteit van de DIMM-kaart moeten hebben.
BIJLAGE II
De bijlagen I, II en III bij Verordening (EU) 2019/1781 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In deel 1 van bijlage II wordt de tweede alinea vervangen door: “Voor de zeven werkingspunten overeenkomstig bijlage I.2, punt 13, worden de verliezen echter bepaald door directe input-outputmeting of door berekening.”. |
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE III
De bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EU) 2019/2019 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 38 toegevoegd:
|
2) |
In bijlage II, deel 2, wordt punt f) vervangen door:
|
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, is de vastgestelde waarde het rekenkundige gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.”.
BIJLAGE IV
De bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EU) 2019/2020 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 52 vervangen door:
|
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1).”;”
BIJLAGE V
De bijlagen I tot en met IV bij Verordening (EU) 2019/2021 worden gewijzigd en bijlage III bis wordt toegevoegd, als volgt:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage II, deel A, wordt punt 1 als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
De volgende bijlage III bis wordt ingevoegd: “BIJLAGE III bis Overgangsmethoden 1. AANVULLENDE ELEMENTEN VOOR METINGEN EN BEREKENINGEN Tabel 3b Eisen voor testapparatuur en UUT (*1)-configuratie
1.1. Samenvatting van de volgorde van de tests
1.2. Details van het testen 1.2.1. UUT (display) en meetinstrument geïnstalleerd
Figuur 1: Fysieke opstelling van beeldscherm en omgevingslichtbron Indien een ABC-functie beschikbaar is en er bij de UUT een standaard is geleverd, wordt deze aan het beeldschermgedeelte bevestigd en wordt de UUT op een horizontale tafel of platform met een hoogte van ten minste 0,75 meter geplaatst die bedekt is met een zwart, laagreflecterend materiaal (typische materialen zijn vilt, fleece of doek als theatrale achtergrond). Alle delen van de standaard moeten zichtbaar blijven. Beeldschermen die voornamelijk bedoeld zijn om aan de muur te worden gemonteerd, worden met het oog op gemakkelijke toegang op een frame gemonteerd, met de onderste rand van het beeldscherm op ten minste 0,75 meter van de vloer. Het vloeroppervlak onder het beeldscherm en tot 0,5 meter vóór het beeldscherm mag niet zeer reflectief en idealiter bedekt zijn met zwart, laagreflecterend materiaal. De fysieke locatie van de ABC-sensor van de UUT wordt bepaald en de gemeten coördinaten van die locatie ten opzichte van een vast punt buiten de UUT, worden genoteerd. De afstanden H en D, alsmede de hoek van de projectorbundel (zie figuur 1) worden genoteerd om de herhaalbaarheid van de metingen te ondersteunen. Afhankelijk van de lichtsterkte van de lichtbron moeten de afstanden H en D normaliter gelijk zijn (± 5 mm) en tussen 1,5 m en 3 m meten. Voor de afstelling van de projectorlichtbundel kan een zwarte slide met een klein wit middenvlak worden gebruikt die op de ABC-sensor wordt gericht en die een smalle lichtbundel produceert voor hoekmeting. Als een ABC-sensor ontworpen is om optimaal te werken met een lichtbundelhoek buiten de aanbevolen hoek van 45°, mag deze voorkeurshoek worden gebruikt en worden de details geregistreerd. Wanneer voor de lichtbron een luminantiemeter zonder contact (op afstand) wordt gebruikt met een lage lichtbundelhoek, wordt ervoor gezorgd dat de bron niet reflecteert in het gedeelte van het beeldscherm dat voor luminantiemeting wordt gebruikt. Zo dicht mogelijk bij de ABC-sensor wordt een verlichtingsmeter gemonteerd, waarbij voorzorgsmaatregelen worden genomen om te voorkomen dat reflecties van omgevingslicht door de behuizing van de meter tot de sensor doordringen. Dit kan worden bereikt door een combinatie van verschillende methoden, onder meer door de verlichtingsmeter in zwart vilt te hullen en door te zorgen voor een verstelbare mechanische montage waardoor de behuizing van de meter niet verder dan de voorkant van de ABC-sensor kan uitsteken. De volgende beproefde procedure wordt aanbevolen voor nauwkeurige en herhaalbare registratie van de metingen van de verlichtingsniveaus met de ABC-sensor met zo min mogelijk mechanische montageproblemen. Deze procedure maakt het mogelijk eventuele verlichtingsfouten te corrigeren die worden veroorzaakt door de praktische onmogelijkheid om de verlichtingsmeter in exact dezelfde fysieke positie te monteren als de ABC-sensor voor gelijktijdige verlichting. De procedure maakt dus gelijktijdige verlichting van de ABC-sensor en de verlichtingsmeter mogelijk zonder fysieke verstoring van de UUT en de meter na de opstelling ervan. Met passende registratiesoftware kunnen de vereiste stapsgewijze veranderingen in verlichtingssterkte worden gesynchroniseerd met de meting van het vermogen in de gebruiksstand en de luminantiemeting van het beeldscherm om de ABC automatisch te registreren en te profileren. De verlichtingsmeter wordt op een paar centimeter afstand van de ABC-sensor geplaatst om ervoor te zorgen dat rechtstreekse reflecties van de projectorbundel vanuit de behuizing van de meter niet de ABC-sensor kunnen binnendringen. De horizontale as van de detector van de verlichtingsmeter bevindt zich op dezelfde horizontale as als de ABC-sensor, waarbij de verticale as van de meter exact evenwijdig loopt aan het verticale vlak van het beeldscherm. De fysieke coördinaten van het montagepunt van de meter ten opzichte van het vaste externe punt dat wordt gebruikt om de fysieke locatie van de ABC-sensor te registreren, moeten worden gemeten en genoteerd. De projector wordt gemonteerd in een positie waarbij de as van de geprojecteerde bundel in één lijn is met een verticaal vlak dat loodrecht op het oppervlak van het beeldscherm staat en dat door de verticale as van de ABC-sensor loopt (zie figuur 1). De hoogte, de kantelhoek en de afstand tot de UUT van het projectorplatform wordt zo afgesteld dat een geprojecteerd beeld van een volledig wit piekluminantie-kader kan worden gericht op een oppervlak dat de ABC-sensor en de verlichtingsmeter beslaat en tegelijkertijd het maximale omgevingsverlichtingsniveau (lux) dat de sensor voor de test nodig heeft, oplevert. In dit verband moet worden opgemerkt dat sommige digitale informatiebeeldschermen een actieve ABC hebben in omgevingslicht van 20 000 lux tot minder dan 100 lux. De contactluminantiemeter voor het meten van de luminantie van beeldschermen wordt toegerust om gelijkgesteld te worden met het midden van het scherm van de UUT. Het geprojecteerde verlichtingsbeeld dat het horizontale oppervlak onder het UUT-beeldscherm overlapt mag niet buiten het verticale vlak van het beeldscherm uitsteken, tenzij een reflecterende standaard zich in een groter gebied aan de voorzijde uitstrekt dan dit, in welk geval de rand van het beeld gelijk wordt gesteld met de uiteinden van de standaard (zie figuur 1). De bovenste horizontale bovenrand van het geprojecteerde beeld bevindt zich niet minder van 1 cm onder de onderrand van de omhulling van de contactluminantiemeter. Dit kan worden bereikt door optische afstelling of door de fysieke positionering van de projector, binnen de beperkingen van de vereiste 45°-bundelhoek en de vereiste maximale lichtsterkte bij de ABC-sensor. Wanneer de coördinaten van de positie van de UUT en de verlichtingsmeter zijn genoteerd en de projector een stabiele verlichtingssterkte produceert binnen het te meten bereik (normaal gesproken wordt stabiliteit bereikt na het inschakelen van motoren voor solid-state lampen), wordt de UUT voldoende verplaatst om de voorzijde en de verlichtingsmeter en het midden van de detector op één lijn te brengen met de voor de ABC-sensor van de UUT vastgestelde fysieke positiecoördinaten. De op dit punt gemeten verlichtingssterkte wordt genoteerd en de meter wordt, samen met de UUT, naar zijn oorspronkelijke instelling teruggebracht. De verlichtingssterkte wordt opnieuw gemeten in de oorspronkelijke instelling. Het procentuele verschil tussen de op de twee testposities gemeten verlichtingssterkte (indien voorhanden) mag in de eindrapportage worden toegepast als correctiefactor op alle verdere metingen van de verlichtingssterkte (deze correctiefactor verandert niet met het verlichtingsniveau). Dit zorgt voor een nauwkeurige gegevensreeks voor de verlichtingssterkte bij de ABC-sensor, ook al bevindt het lux-meetinstrument zich niet op dat punt en maakt het gelijktijdig profileren van de luminantie, de stroomtoevoer en de verlichtingssterkte van het beeldscherm mogelijk. In de testopstelling mogen geen verdere fysieke veranderingen worden aangebracht. In tegenstelling tot televisies kunnen digitale informatiebeeldschermen meer dan één omgevingslichtsensor hebben Voor testdoeleinden bepaalt de technicus één voor de test te gebruiken sensor, waarbij de andere lichtsensoren worden uitgeschakeld door ze met ondoorzichtige tape te verbergen. Ongewenste sensoren kunnen ook buiten werking worden gesteld als daartoe een schakelaar is voorzien. In de meeste gevallen is de meest geschikte sensor een voorwaarts gerichte sensor. Meetmethoden voor digitale informatiebeeldschermen met meerdere lichtsensoren kunnen verder worden onderzocht als verfijning van de testmethode om te worden toegelaten in een geharmoniseerde norm. Voor testlaboratoria die in de beschreven testopstelling de voorkeur geven aan het gebruik van een dimbare lichtbron in plaats van een lichtbron voor projectoren, is de volgende lampspecificatie van toepassing en worden de gemeten lampkenmerken geregistreerd. De lichtbron die wordt gebruikt om de ABC-sensor met specifieke verlichtingsniveaus te verlichten, maakt gebruik van een dimbare ledreflectorlamp en heeft een diameter van 90 mm ± 5 mm. De nominale hoek van de lichtbundel van de lamp bedraagt 40° ± 5°. De nominale toegevoegde kleurtemperatuur (CCT) bedraagt 2700 K ± 300 K over het gehele verlichtingsgebied van 12 lux tot de voor de test vereiste piekverlichtingssterkte. De nominale kleurweergave-index (CRI) bedraagt 80 ± 3. De voorkant van de lamp moet helder zijn (d.w.z. niet gekleurd of bedekt met een spectrummodificerend materiaal) en mag een glad of korrelig voorvlak hebben; wanneer het diffusiepatroon op een gelijkmatig wit oppervlak wordt gericht, moet het met het blote oog glad lijken. Het samenstel van lampen mag het spectrum van de ledbron niet wijzigen, ook niet in de infrarood- en ultraviolet-bandbreedten. De kenmerken van het licht mogen niet variëren over het volledige dimbereik dat nodig is voor de ABC-test. 1.2.2. Controle van de correcte uitvoering van de “normale configuratie” en energie-effectwaarschuwingen Voor observatiedoeleinden wordt een energiemeter met de UUT en ten minste één beschikbaar gestelde videosignaalbron verbonden. Tijdens deze test wordt de persistentie van ABC in alle andere vooraf ingestelde configuraties, met uitzondering van de “winkelstand”, bevestigd. 1.2.3. Geluidsinstelling Er wordt een ingangssignaal met audio en video verstrekt (de 1 kHz-toon op het testmateriaal voor SDR-videovermogen is ideaal). De instelling van het geluidsvolume wordt beperkt tot een nul op de beeldschermindicator of inschakeling van de mute-schakelaar. Bevestigd moet worden dat activering van de mute-schakelaar geen invloed heeft op de parameters van de “normale configuratie”. 1.2.4. Vaststelling van het piekluminantiepatroon voor piekluminantiemetingen Wanneer een UUT een piekluminantiepatroon vertoont, kan het beeldscherm binnen de eerste paar seconden snel dimmen en vervolgens geleidelijk dimmen tot het stabiel is. Dit maakt het onmogelijk om de vermogens- en luminantiewaarden onmiddellijk na het weergeven van het beeld op consistente en herhaalbare wijze te meten. Om herhaalbare metingen mogelijk te maken, moet een zekere mate van stabiliteit worden bereikt. Het testen van beeldschermen met behulp van de bestaande technologie geeft aan dat dertig seconden lang genoeg moet zijn om luminantiestabiliteit van een piekluminantiebeeld mogelijk te maken. Bij wijze van praktische waarneming kan met dit tijdsinterval ook elke weergave van de status op het beeldscherm verdwijnen. De huidige beeldschermproducten hebben vaak ingebouwde elektronica en drive-software van het beeldscherm om de stroomvoorziening van het beeldscherm te beschermen tegen overdrive en het beeldscherm zelf tegen persistentie (inbranden) door het totale vermogen dat naar het scherm gaat, te beperken. Dit kan leiden tot een beperkte luminantie en een beperkt stroomverbruik bij het tonen van bijvoorbeeld een groot gebied van een wit dynamisch testpatroon. In deze testmethode wordt de piekluminantie gemeten met een 100 % wit dynamisch testpatroon, maar het witte oppervlak wordt proefondervindelijk beperkt om te voorkomen dat beschermingsmechanismen in werking treden. Het juiste testpatroon wordt bepaald door het bereik van acht “box and outline” dynamische testpatronen weer te geven op basis van dynamische VESA “L”-testpatronen van de kleinste (L10) tot de grootste (L80), terwijl het vermogen en de schermluminantie worden geregistreerd. Een grafiek waarin vermogen en schermluminantie zijn afgezet tegen het L-patroon moet helpen vaststellen of, en zo ja wanneer zich een beperking van de drive van het beeldscherm voordoet. Als bijvoorbeeld het opgenomen vermogen stijgt van L 10 tot L 60, terwijl de luminantie toeneemt of constant blijft (niet afneemt), dan lijken die patronen niet tot beperking te leiden. Indien het dynamisch testpatroon L 70 niet wijst op een toename van het energieverbruik of de luminantie (waar eerder sprake was van een toename van L-patronen), zou dit erop wijzen dat er sprake is van een beperking bij L 70 of bij L 60 tot L 70. Ook kan het zijn dat de beperking heeft plaatsgevonden tussen L 50 en L 60 en dat de punten op de grafiek bij L 60 in feite daalden. Het grootste patroon waarbij wij er zeker van zijn dat er geen beperking optreedt, is L 50 en dit is het correcte patroon om voor de piekluminantiemeting te gebruiken. Wanneer een luminantieverhouding moet worden opgegeven, wordt het luminantiepatroon gekozen in de helderste voorinstelling. Indien bekend is dat de UUT luminantiedrivekenmerken heeft die het niet mogelijk maken een optimaal testpatroon voor piekluminantie te kiezen volgens de bovenstaande selectieprocedure, mag de volgende vereenvoudigde selectieprocedure worden toegepast. Voor beeldschermen met een diagonaal groter dan 15,24 cm (6 inch) en minder dan 30,48 cm (12 inch) wordt het L 40-PeakLumMotiesignaal gebruikt. Voor beeldschermen met een diagonaal van 30,48 cm (12 inch) wordt het L 20-PeakLumMotiesignaal gebruikt. Het dynamische piekluminantie-testpatroon dat volgens een van beide procedures is gekozen, moet voor alle luminantietests worden opgegeven en gebruikt. 1.2.5. Bepaling van het ABC-bereik voor omgevingslicht en de latentietijd van de ABC-actie Voor de doeleinden van Verordening (EU) 2019/2021 wordt in de EEI-verklaring een toegestaan vermogen voor ABC verstrekt, indien de ABC-controlekenmerken voldoen aan specifieke eisen op het gebied van beeldschermluminantiebeheersing tussen omgevingslichtniveaus van 100 lux en 12 lux met datapunten van 60 lux en 35 lux. De verandering in luminantie van het beeldscherm tussen 100 lux en 12 lux omgevingslicht moet leiden tot een afname van het opgenomen vermogen van het beeldscherm met ten minste 20 % om te voldoen aan in de verordening bepaalde voorwaarden voor toepassing van het toegestane vermogen voor ABC. Het dynamische luminantie-L-testpatroon dat wordt gebruikt om de conformiteit van de ABC-luminantieregeling te beoordelen, mag ook tegelijkertijd worden gebruikt om de conformiteit van de vermogensvermindering te beoordelen. Voor digitale informatiebeeldschermen kan een veel breder scala van ABC-controles met wijziging van de lichtsterkte van toepassing zijn en kan de hier beschreven testmethode worden uitgebreid om gegevens te verzamelen voor toekomstige herzieningen van de verordening. 1.2.5.1. ABC-latentieprofilering De wachttijd van de ABC-controlefunctie is de tijd tussen de bij de ABC-detector gemeten omgevingslichtverandering en de resulterende verandering in de luminantie van het UUT-beeldscherm. Uit de testgegevens is gebleken dat deze vertraging kan oplopen tot zestig seconden en hiermee moet rekening worden gehouden bij het profileren van ABC-controle. Voor de schatting van de latentietijd wordt de 100 lux-slide (zie punt 1.2.5.2), bij een stabiele beeldschermluminantie, overgeschakeld op de 60 lux-slide en het tijdsinterval dat nodig is om een stabiel lager luminantieniveau van het beeldscherm te bereiken. Op het lagere stabiele luminantieniveau wordt de 60 lux-slide overgeschakeld op de 100 lux-slide en wordt het tijdsinterval om een stabiel hoger luminantieniveau te bereiken, genoteerd. De hogere waarde van het tijdsinterval is die welke wordt gebruikt voor de latentietijd met een discretionair interval van tien seconden extra. Dit wordt opgeslagen als de slideshow-projectieperiode van elke slide. 1.2.5.2. Lichtbronverlichtingscontrole Voor ABC-profilering wordt op de UUT een dynamisch piekluminantie-testpatroon weergegeven zoals aangegeven in punt 1.2.4, aangezien de helderheid van de lichtbron verandert van wit via een reeks grijze slides om veranderingen in de omgevingsverlichting te simuleren. Voor de controle van het verlichtingsniveau wordt de eerste grijze transparante slide gewijzigd om een beginpunt te bereiken van de profilering (bv. 120 lux) door het lux-niveau op de verlichtingsmeter te meten. De slide wordt opgeslagen en gekopieerd. Een nieuw grijs transparantieniveau is vastgesteld voor de kopie op het vereiste datapunt van 100 lux en de slide wordt opgeslagen en gekopieerd. Het proces wordt herhaald voor de datapunten van 60 lux, 35 lux en 12 lux. Hier kan een zwarte verlichtingsslide (0 % transparantie) worden toegevoegd om symmetrie van gegevens en de datapuntslides te kopiëren en in oplopende verlichtingsvolgorde terug te brengen tot 120 lux. 1.2.5.3. Lichtbronkleurtemperatuurcontrole Voorts is een eis dat voor het witte punt van het geprojecteerde licht een kleurtemperatuur wordt ingesteld om de herhaalbaarheid van de testgegevens te waarborgen indien voor verificatiedoeleinden een andere projectorlichtbron wordt gebruikt. Voor deze testmethode wordt een witte-punt-kleurtemperatuur van 2 700 K ± 300 K gespecificeerd voor consistentie met de ABC-methode in eerdere testnormen. Dit witte punt wordt gemakkelijk ingesteld in elke belangrijke computertoepassing voor het aanmaken van slides door middel van een geschikte vaste kleurenvulling (bv. rood/oranje) en aanpassing van de transparantie. Met deze instrumenten mag het witte punt van de normaal gesproken koudere projector worden aangepast aan de voorgestelde 2 700 K door de transparantie van de gekozen kleur te wijzigen terwijl de kleurtemperatuur wordt gemeten met behulp van een functie van de verlichtingsmeter. Zodra de vereiste temperatuur is bereikt, wordt deze op alle slides toegepast. 1.2.5.4. Gegevensregistratie Het stroomverbruik, de schermluminantie en de verlichtingssterkte bij de ABC-sensor worden gemeten en tijdens de slideshow geregistreerd. Deze gegevens moeten overeenkomen met de tijd. Voor drie parameters moeten de gegevenspunten worden geregistreerd om opgenomen vermogen, schermluminantie en verlichtingssterkte van de ABC-sensor met elkaar in verband te brengen. Binnen de beperkingen van de beschikbare testtijdduur kan naar believen een aantal slides worden aangemaakt ten behoeve van een hoge granulariteit van de gegevens. Voor DSD, ontworpen om te functioneren in een breed scala van omgevingsverlichtingsomstandigheden, kan het werkbereik van de ABC-controle over de luminantie van het beeldscherm handmatig worden vastgesteld, waarbij de zwarte transparantieregeling werkt op één enkele maximaal witte geprojecteerde slide die vooraf is ingesteld op de vereiste kleurtemperatuur. De aanbevolen vooraf ingestelde configuratie van de DSD voor een breed scala aan omgevingslichtomstandigheden wordt uit het gebruikersmenu gekozen. Bij een stabiel luminantiepunt van het beeldscherm wordt de geprojecteerde slide overgeschakeld van 0 % naar 100 % zwarte transparantie om de latentieperiode vast te stellen. Dit wordt vervolgens stapsgewijs toegepast op de grijze transparante slide van zwart naar een punt waar geen verandering in de beeldschermluminantie optreedt om het werkbereik van de ABC vast te stellen. Vervolgens kan een slideshow worden aangemaakt in de granulariteit die nodig is om dat bereik te profileren. 1.2.6. Luminantiemetingen van het beeldscherm Met ABC ingeschakeld en 100 lux omgevingslicht gemeten op de verlichtingsmeter, moet de UUT het geselecteerde piekluminantiepatroon (zie punt 1.2.4) met een stabiele luminantie weergeven. Ten behoeve van de conformiteit met de verordening moet de luminantiemeting bevestigen dat het luminantieniveau van het beeldscherm 220 cd/m2 of meer bedraagt voor alle andere beeldschermcategorieën dan monitors. Voor monitors is een conformiteitspeil van 150 cd/m2 of meer vereist. Voor beeldschermen zonder ABC of inrichtingen waarvoor geen ABC-tolerantie is aangevraagd, mogen metingen worden verricht zonder het onderdeel met omgevingslicht van de testopstelling. Voor beeldschermen waarvan het ontwerp een opgegeven piekluminantie van het beeldscherm in de normale configuratie heeft van minder dan de conformiteitseis van 220 cd/m2 of 150 cd/m2, naargelang van het geval, wordt de piekluminantie van de helderste vooraf ingestelde kijkconfiguratie gemeten die de hoogste gemeten piekluminantie biedt. Ten behoeve van de conformiteit met de verordening moet de berekende verhouding tussen de piekluminantiemeting in de normale kijkconfiguratie en de hoogste piekluminantiemeting 65 % of meer bedragen. Dit wordt opgegeven als de “luminantieverhouding”. Voor UUT met een ABC die kan worden uitgeschakeld, moet een nieuwe conformiteitstest worden uitgevoerd in de normale configuratie. Het gestabiliseerde piekluminantiepatroon moet worden weergegeven bij gemeten omgevingslicht van 100 lux. Er moet worden bevestigd dat het vereiste UUT-vermogen, gemeten met ABC ingeschakeld, gelijk is aan of lager is dan het vereiste vermogen, gemeten bij een gestabiliseerde luminantie met ABC uitgeschakeld. Als het gemeten vermogen niet hetzelfde is, moet voor de gebruiksstand de stand worden gebruikt die het hoogste gemeten vermogen oplevert. 1.2.7. Meting van het vermogen in de gebruiksstand Voor elk van de hieronder bedoelde UUT-systemen wordt het SDR-vermogen in de normale configuratie gemeten met behulp van de HD-versie van het bestand “SDR dynamische videovermogenstest” van tien minuten, tenzij de compatibiliteit van het ingangssignaal tot SD is beperkt. Er wordt bevestigd dat de bestandsbron en de UUT-inputinterface volledig zwarte en volledig witte videogegevensniveaus kunnen leveren. Elke opwaardering van de HD-videoresolutie tot de oorspronkelijke resolutie van het UUT-scherm moet worden verwerkt door de UUT en niet door een extern apparaat, wanneer de UUT dit toelaat. Als een extern apparaat moet worden gebruikt om de oorspronkelijke resolutie van de UUT te bereiken, worden de details van dat apparaat en de interface ervan met de UUT geregistreerd. Het opgegeven vermogen is het gemiddelde vermogen dat wordt bepaald tijdens het afspelen van het volledige 10-minutenbestand. HDR-vermogen, als de functie van toepassing is, wordt gemeten met gebruikmaking van de twee 5-minuten HDR-bestanden “HDR-HLG-vermogen” en “HDR- HDR10-vermogen”. Als een van deze HDR-modi niet wordt ondersteund, moet het HDR-vermogen in de ondersteunde modus worden opgegeven. De eigenschappen van de testinstrumenten en testomstandigheden zoals beschreven in de desbetreffende normen, zijn van toepassing op alle vermogenstests. De opwarming van het product met de huidige UUT-beeldschermtechnologie hoeft niet te lang te duren en wordt het gemakkelijkst uitgevoerd met het dynamisch testpatroon voor piekluminantie zoals hierboven beschreven in punt 1.2.4. Wanneer de vermogensaflezingen stabiel zijn en de UUT dit patroon weergeeft, mogen de metingen van het vermogen met de testbestanden voor het dynamische SDR- en HDR-videovermogen beginnen. Indien een product ABC heeft, moet dit worden uitgeschakeld. Als het niet kan worden uitgeschakeld, moet het worden getest bij het gemeten omgevingslicht van 100 lux als beschreven in bovenstaand punt 1.2.5. Voor UUT die bestemd zijn voor gebruik op een wisselstroomnet, met inbegrip van die welke gebruikmaken van een gestandaardiseerde gelijkstroominput maar met een externe stroomvoorziening (EPS) die geleverd is in één verpakking met de UUT, wordt het vermogen in de gebruiksstand gemeten op het wisselstroomtoevoerpunt.
Voor de toepassing van de methode gelden de volgende kwalificaties: Volledig opgeladen batterij: Het punt tijdens het laden wanneer het product volgens de aanwijzingen van de fabrikant niet meer hoeft te worden opgeladen, aan de hand van de indicator of de tijdsperiode. Dit punt wordt visueel geprofileerd om vervolgens te worden vergeleken met een grafische weergave van het laadlogboek van de energiemeter met vermogensmetingen van één seconde granulariteit in een periode van dertig minuten voor en na het punt van volledige oplading. Volledig ontladen batterij: Een punt in de gebruiksstand, waarbij de UUT losgekoppeld is van een externe stroombron, waarbij het beeldscherm automatisch wordt uitgeschakeld (niet via automatische stand-byfuncties) of niet langer functioneert terwijl een beeld wordt weergegeven. Als er geen indicator of geen aangegeven laadtijd is, moet de batterij volledig worden ontladen. De batterij wordt vervolgens weer opgeladen met alle door de gebruiker gecontroleerde functies uitgeschakeld. Het opgenomen vermogen per eenheid tijd wordt automatisch geregistreerd, met een gegevensgranulariteit van niet minder dan één aflezing per seconde. Wanneer de logbestanden het begin van een onderhoudsmodus van een batterij met weinig of geen lading of het begin van een periode met zeer laag vermogen met energiestoten laten zien, wordt de tot dat punt geregistreerde tijd vanaf het begin van de oplaadcyclus van de batterij als de basislaadtijd beschouwd. Voorbereiding van de batterij: Alle ongebruikte Li-ionbatterijen worden eenmaal volledig opgeladen en volledig ontladen, voordat de eerste test op een UUT wordt uitgevoerd. Alle andere ongebruikte batterijen van een ander chemisch-technologisch type worden driemaal volledig opgeladen en volledig ontladen, voordat de eerste test op de UUT wordt uitgevoerd. Methode Zet de UUT op voor alle relevante tests zoals beschreven in dit document over de testmethode. Voor de keuze van de metingsopgave in wisselstroom of gelijkstroom, pas de bovenstaande voorbehouden op het gebied van stroomvoorziening toe. Alle dynamische testsequenties waarbij het vermogen wordt gemeten met het oog op de naleving van de verordening en het rapporteren daarover, worden uitgevoerd terwijl de batterij van het product volledig is opgeladen en de externe energiebron ontkoppeld. Dat de batterij volledig is opgeladen wordt bevestigd door het met de gegevens van de vermogensmeter vastgestelde opladingsprofiel. Het product wordt naar de vereiste meetmodus overgeschakeld en de dynamische testsequentie wordt onmiddellijk gestart. Nadat de dynamische testsequentie is voltooid wordt het product uitgeschakeld en wordt een ladingssequentie gestart. Wanneer het laadprofiel een volledig opgeladen toestand aangeeft, wordt het gemiddelde vermogen dat is geregistreerd vanaf het geregistreerde begin van het laden tot het geregistreerde begin van de volledig geladen toestand, gebruikt om het vermogen dat moet worden geregistreerd voor de doeleinden van de verordening, te berekenen. In de stand-bystand, de netwerkgebonden stand-bystand en de uitstand (indien van toepassing) zullen lange perioden voor het opladen van de batterij nodig zijn om te zorgen voor een goede herhaalbaarheid van de gegevens met betrekking tot het gemiddelde voor het opladen benodigde vermogen (bv. 48 uur voor uitstand of stand-by en 24 uur voor netwerkgebonden stand-by). Ten behoeve van de luminantiemeting en ABC-luminantieprofilering kan de externe stroombron aangesloten blijven. Voor de ABC-vermogensverminderingstest wordt de passende dynamische piekluminantiesequentie gedurende dertig minuten continu afgespeeld bij omgevingslicht van 12 lux. De batterij wordt onmiddellijk weer opgeladen en het gemiddelde vermogen genoteerd. Hetzelfde moet worden herhaald bij omgevingslicht van 100 lux en het verschil tussen gemiddelde oplaadvermogens moet bewezen 20 % of meer bedragen. Voor de opgave van het SDR-vermogen wordt de passende 10-minutenreeks van dynamische vermogensmeting driemaal opeenvolgend afgespeeld en wordt het vereiste gemiddelde oplaadvermogen voor de batterij geregistreerd (P measured (SDR) = oplaadenergie/totale afspeeltijd). Voor de opgave van het HDR-vermogen wordt elk van de twee vijf minuten durende dynamische vermogensmeetbestanden driemaal kort na elkaar afgespeeld en wordt het vereiste gemiddelde oplaadvermogen voor de batterij geregistreerd (P measured (HDR) = oplaadenergie/totale afspeeltijd). 1.2.8. Meting van het vereiste vermogen van de spaarstand en de uitstand De testinstrumenten en testomstandigheden zoals beschreven in de desbetreffende normen zijn van toepassing op alle vermogenstests voor de spaarstand en de uitstand. De wisselstroom- of gelijkstroom-vermogensmeting van bovenstaand punt 1.2.7 en de in punt 1.2.7 besproken speciale testprocedure voor beeldschermen op batterijen wordt gebruikt, indien van toepassing. |
5) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Te testen eenheid (Unit Under Test)
BIJLAGE VI
De bijlagen I, III en IV bij Verordening (EU) 2019/2022 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 19 toegevoegd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE VII
De bijlagen I, III, IV en VI bij Verordening (EU) 2019/2023 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 29 toegevoegd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Punt h) van bijlage VI wordt vervangen door:
|
(*1) Indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, is de vastgestelde waarde het rekenkundige gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.”
BIJLAGE VIII
De bijlagen I, III en IV bij Verordening (EU) 2019/2024 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 22 vervangen door:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/149 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/342 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot wederinstelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit het Koninkrijk Thailand, voor zover het River Kwai International Food Industry Co., Ltd betreft, naar aanleiding van de heropening van het tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”) , en met name artikel 9, lid 4, artikel 11, leden 2 en 3, en artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 (2) heeft de Raad het definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, wederingesteld. |
(2) |
Naar aanleiding van een verzoek dat op 14 februari 2013 was ingediend door River Kwai International Food Industry Co., Ltd (“RK”), een producent-exporteur uit Thailand, kondigde de Commissie de opening aan van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3 van de basisverordening, dat beperkt was tot een onderzoek naar dumping wat de indiener van het verzoek betreft. |
(3) |
In de loop van het onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat de omstandigheden op basis waarvan de geldende maatregelen werden ingesteld, waren gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard waren. |
(4) |
De Commissie heeft met name vastgesteld dat de gewijzigde omstandigheden verband hielden met veranderingen in het productassortiment van RK. Deze wijzigingen hebben een rechtstreeks effect op de productiekosten. In het licht van de resultaten van het onderzoek achtte de Commissie het passend het antidumpingrecht op invoer door RK van het onderzochte product (3) te wijzigen. |
(5) |
Op 24 maart 2014 heeft de Raad Uitvoeringsverordening (EU) nr. 307/2014 (4) (“de verordening van 2014”) tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (5) vastgesteld. |
(6) |
Bij de verordening van 2014 werd het antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, dat van toepassing was op RK, verlaagd van 12,8 % tot 3,6 %. |
(7) |
Na de heropening van dit onderzoek werd de duur van de maatregelen verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1996 van de Commissie (6) (“de verordening van 2019 tot instelling van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen”) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermais in korrels van oorsprong uit het Koninkrijk Thailand, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2 van de basisverordening. Dat is de thans geldende verordening met betrekking tot RK en andere producenten-exporteurs. |
1.2. Arresten van het Gerecht en het Hof van Justitie van de Europese Unie
(8) |
Op 18 juni 2014 heeft de Association européenne des transformateurs de maïs doux (AETMD) bij het Gerecht van de Europese Unie (“het Gerecht”) een verzoekschrift tot nietigverklaring van de verordening van 2014 ingesteld. |
(9) |
In zijn arrest van 14 december 2017 (“het arrest van het Gerecht”) (7) heeft het Gerecht de verordening van 2014 nietig verklaard. |
(10) |
Op 23 februari 2018 heeft RK een beroep ingesteld tot vernietiging van het arrest van het Gerecht. |
(11) |
In zijn arrest van 28 maart 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof”) het door RK ingestelde beroep ongegrond verklaard en het arrest van het Gerecht bevestigd (“het arrest van het Hof”) (8). |
(12) |
Het HvJ bevestigde de vaststelling van het Gerecht dat de procedurele rechten van AETMD waren geschonden met betrekking tot haar verzoek om openbaarmaking van informatie over de mogelijkheid van een onjuiste verdeling van de kosten tussen RK en haar verbonden entiteit AgriFresh Co., Ltd (“AgriFresh”); de toerekening van de kosten is een van de door RK ter ondersteuning van zijn verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek geopperde mogelijke oorzaken van de verlaging van de productiekosten. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de AETMD in dit verband tijdens de administratieve procedure geen mededeling van feiten en overwegingen, waardoor zij haar standpunt daadwerkelijk kenbaar zou hebben kunnen maken, heeft verkregen. |
2. UITVOERING VAN DE ARRESTEN VAN HET HOF
(13) |
Overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de instellingen van de Unie verplicht arresten van het Hof van Justitie uit te voeren. Indien een door de instellingen van de Unie in het kader van een bestuurlijke procedure, zoals het antidumpingonderzoek in casu, vastgestelde handeling nietig wordt verklaard, wordt aan een arrest uitvoering gegeven door de nietig verklaarde handeling te vervangen door een nieuwe waarin de door het Hof vastgestelde onwettigheid wordt opgeheven (9). |
(14) |
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie mag de procedure ter vervanging van een nietig verklaarde handeling worden hervat op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan (10). Dit houdt met name in dat wanneer een handeling tot afsluiting van een bestuurlijke procedure nietig wordt verklaard, de nietigverklaring niet noodzakelijkerwijs betrekking heeft op de voorbereidende handelingen, zoals die tot inleiding van de antidumpingprocedure. Derhalve heeft de Commissie bij de uitvoering van het arrest de mogelijkheid om de aspecten van de procedure die tot de nietigverklaring hebben geleid te herstellen en de delen waarvoor het arrest geen gevolgen heeft, ongewijzigd te laten (11). |
(15) |
De nietigverklaring van de verordening van 2014 was het gevolg van de niet-eerbiediging van de rechten van de verdediging in één fase van de betrokken administratieve procedure, namelijk het ontbreken van de mededeling aan AETMD van bepaalde informatie over de herstructurering van RK en het effect van die herstructurering op de beoordeling van zowel de blijvende aard van de aangevoerde wijzigingen in de omstandigheden als de berekening van de dumpingmarge (12). |
(16) |
Derhalve moet, overeenkomstig de arresten van het Hof, de mogelijkheid van een onjuiste verdeling van de kosten tussen RK en AgriFresh, die door AETMD tijdens de administratieve procedure is aangevoerd en die, naast een rationalisering van de activiteit van RK, een van de mogelijke oorzaken van de verlaging van de productiekosten vormde, worden onderzocht door het onderzoek te heropenen met volledige inachtneming van de rechten van verdediging van AETMD, zoals die door de rechterlijke instanties van de Unie zijn geëerbiedigd. Daarentegen blijven bevindingen die door verzoekers niet zijn betwist of die door het Gerecht zijn afgewezen of niet zijn onderzocht (“onbetwiste of bevestigde bevindingen”), geldig. Deze bevindingen worden beschreven en beoordeeld in de verordening van 2014. Met betrekking tot deze onbetwiste of bevestigde vaststellingen verwijst de Commissie naar de tekst van de verordening van 2014 (13), zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (14). |
(17) |
Ter uitvoering van de arresten van het Hof heeft de Commissie een bericht (15) gepubliceerd tot heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, dat heeft geleid tot de vaststelling van de verordening van 2014, voor zover deze betrekking had op RK. |
(18) |
De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de heropening van het antidumpingonderzoek door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(19) |
De Commissie heeft RK, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en AETMD officieel in kennis gesteld van de gedeeltelijke heropening van het onderzoek. |
(20) |
Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en een verzoek in te dienen om te worden gehoord. |
2.1. Procedurele stappen ter uitvoering van de arresten van het Hof
(21) |
Na de heropening heeft de Commissie RK en zijn verbonden ondernemingen een vragenlijst toegezonden over de productiekosten van het onderzochte product, met inbegrip van interondernemingsaspecten van dergelijke kosten. |
(22) |
Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van RK, Agripure Holdings Public Co. Ltd, AgriFresh en Sweet Corn Products Co. Ltd. |
(23) |
De Commissie heeft op grond van artikel 16 van de basisverordening bij de vier ondernemingen in Thailand een controle ter plaatse uitgevoerd om de in de vragenlijsten verstrekte informatie te controleren.
|
2.2. Onderzoektijdvak
(24) |
Het onderzoek heeft betrekking op de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2012 (“het nieuwe onderzoektijdvak” of “NOT”). |
2.3. Onderzoek naar de verdeling van de kosten tussen River Kwai International Food Industry Co., Ltd en haar verbonden ondernemingen
(25) |
Volgens de arresten van het Hof moest de Commissie de verdeling van de kosten tussen RK en haar dochteronderneming AgriFresh opnieuw onderzoeken. De Commissie heeft eerst de groepsstructuur onderzocht om ervoor te zorgen dat alle relevante kosten, die mogelijk zijn of hadden moeten zijn in rekening gebracht, toegerekend of verdeeld over groepsondernemingen en die van invloed kunnen zijn geweest op de productiekosten van River Kwai International Food Industry Co., Ltd en/of AgriFresh, in aanmerking werden genomen. |
(26) |
In dit verband heeft de Commissie twee andere groepsondernemingen geïdentificeerd: Agripure Holdings Public Co. Ltd (de moedermaatschappij van RK — “Agripure”) en Sweet Corn Products Co. Ltd (een dochteronderneming van RK — “SCP”, eveneens gevestigd in Kanchanaburi) waarvan de kosten nader onderzoek rechtvaardigden. |
(27) |
Naast de in de overwegingen 28 tot 50 beschreven elementen heeft de Commissie in haar beoordeling ook rekening gehouden met de volgende argumenten van AETMD in het kader van deze heropeningsprocedure:
|
(28) |
De Commissie heeft vastgesteld dat de meest voorkomende grondstoffen van RK blikken, deksels en groene maïs zijn. Aangezien blikken en deksels niet worden gebruikt voor de verse producten die AgriFresh verkoopt, heeft de Commissie de rekeningen van de leveranciers van groene maïs van RK onderzocht. De Commissie heeft vastgesteld dat er veel verschillende leveranciers waren aan RK met vergelijkbare gemiddelde prijzen en dat er in het TNO geen groene maïs van Agrifresh aan RK werd verkocht. |
(29) |
Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat de aankoop van babymaïs door RK bij AgriFresh niet werd aangerekend op de productiekosten van RK voor het onderzochte product (16), aangezien babymaïs geen grondstof voor het onderzochte product is. |
2.3.1. Agripure Holdings Public Co. Ltd (“Agripure”)
Beheersvergoedingen
(30) |
Agripure rekende RK in het TNO een aanzienlijke beheersvergoeding aan. Deze vergoeding werd niet in rekening gebracht bij andere vennootschappen van de groep. De hoogte van de vergoeding werd periodiek herzien om alle kosten van Agripure te dekken en winst te maken. De door Agripure verleende diensten omvatten contractueel advies, strategie, organisatie, interne controle en financiën. De Commissie werd ervan in kennis gesteld dat de vergoeding ook betrekking had op marketing, die door de werknemers van Agripure vrijwel uitsluitend ten behoeve van RK werd verricht. |
(31) |
Bepaalde afdelingen van Agripure verleenden echter soorten diensten die ook ten goede zouden zijn gekomen aan andere groepsondernemingen, namelijk AgriFresh en SCP. Als zodanig heeft de Commissie vastgesteld dat RK in haar boekhouding de beheersvergoeding die RK in het TNO aan Agripure betaalde, niet te laag had opgegeven. |
Intragroepslening van Agripure aan RK
(32) |
Er was sprake van een kortlopende lening van Agripure aan RK tegen een jaarlijkse rentevoet van tussen 4 % en 6 %, die binnen ongeveer 40 dagen door RK werd terugbetaald. Het percentage werd geacht marktconform te zijn, aangezien het vergelijkbaar was met de rente op andere kortlopende leningen van niet-verbonden financiële instellingen (met een jaarlijkse rente die eveneens varieerde van 4 % tot 6 %). Gezien de zeer korte looptijd van de lening waren de werkelijke rentekosten van RK in het tijdvak van het nieuwe onderzoek niet van belang. |
2.3.2. Sweet Corn Products Co. Ltd, Kanchanaburi, Thailand
(33) |
De operationele activiteiten van SCP bevinden zich op dezelfde locatie als RK, hoewel het hoofdkantoor een paar kilometer verderop ligt. |
(34) |
Vastgesteld werd dat SCP suikermaïs tegen marktprijzen aan RK verkocht en de aankoopkosten door RK niet aan het onderzochte product werden toegerekend, aangezien suikermaïs geen grondstof is die door RK wordt gebruikt voor de productie van het onderzochte product. |
(35) |
SCP huurde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een klein stuk grond op het terrein van RK. Aangezien de waarde van de grond niet wordt afgeschreven, werden geen kosten voor dat perceel in de uitgaven van RK opgenomen, terwijl de huurinkomsten van RK niet aan het onderzochte product werden toegerekend. Als zodanig hadden de huurinkomsten geen invloed op de kosten van RK. |
2.3.3. Door RK en AgriFresh gedeelde kosten
(36) |
De Commissie onderzocht de kosten die door RK of AgriFresh waren betaald en die opnieuw in rekening werden gebracht, omgeslagen of aan de andere onderneming werden toegerekend. |
Elektriciteitskosten
(37) |
Bepaalde elektriciteitskosten werden aanvankelijk door RK betaald en vervolgens aan AgriFresh doorberekend. De Commissie merkte op dat de herberekende bedragen vergelijkbaar waren, maar iets hoger dan wanneer de kosten waren toegerekend op basis van de respectieve omzet. Dit was echter in overeenstemming met de verklaring dat de verse productieactiviteiten van AgriFresh hogere koelkosten vergen. De elektriciteitskosten van RK werden toegerekend aan het onderzochte product, terwijl de inkomsten van AgriFresh niet aan het onderzochte product werden toegerekend. Als zodanig concludeerde de Commissie dat de elektriciteitskosten van RK voor het onderzochte product niet te laag waren opgegeven. |
Kwaliteitscontrole en reserveonderdelen
(38) |
RK rekent AgriFresh kwaliteitscontrole aan, aangezien AgriFresh geen eigen kwaliteitscontroleafdeling heeft, en occasioneel onderdelen voor onderhoud. De door RK gemaakte kosten werden toegerekend aan het onderzochte product. De van AgriFresh ontvangen inkomsten werden niet aan het onderzochte product toegerekend. Als zodanig werd voor het onderzochte product geen melding gemaakt van dergelijke kosten voor RK. |
2.3.4. Transacties tussen RK en AgriFresh
Grond, gebouwen en machines die AgriFresh van RK huurt
(39) |
Gedurende de eerste zes maanden van het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft AgriFresh van RK een klein perceel grond gehuurd, evenals een aantal machines en wat uitrusting op een aangrenzend perceel grond, gelegen op de locatie van RK. Op dat moment huurde AgriFresh het aangrenzende stuk grond van een niet-verbonden derde. |
(40) |
De afschrijvingskosten voor RK werden toegerekend aan het onderzochte product, terwijl de huurinkomsten van AgriFresh in andere inkomsten werden geregistreerd en niet aan het onderzochte product werden toegerekend. Als zodanig was er in dit verband geen onderschatting van de kosten van RK voor het onderzochte product. |
(41) |
Vanaf begin 2012 kocht AgriFresh de machines voor de productie van verse producten tegen nettoboekwaarde van RK en pacht zij grond en een klein deel van een gebouw op dezelfde locatie als RK van een partij die als verbonden kan worden beschouwd. Dit had geen gevolgen voor de aan het onderzochte product toegewezen kosten van RK. |
(42) |
Bovendien heeft AgriFresh in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een stuk landbouwgrond van RK gehuurd. De door AgriFresh betaalde huur bedroeg minder kosten per vierkante meter dan AgriFresh aan een niet-verbonden derde betaalde. Er waren echter geen gevolgen voor de kosten voor RK, aangezien de door RK ontvangen inkomsten niet aan het onderzochte product werden toegerekend. |
Lening van AgriFresh aan RK
(43) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was er sprake van een lening van AgriFresh aan RK voor een zeer korte duur (zes dagen) tegen een rente van 4 % tot 6 %. Vanwege de zeer korte looptijd van de lening was de betaalde rente in absolute termen niet van belang, terwijl de rente als marktconform werd beschouwd, aangezien deze in overeenstemming was met de rentetarieven die RK aan niet-verbonden financiële instellingen betaalde. |
Administratief personeel
(44) |
Wat het administratieve personeel betreft, zijn de aan AgriFresh doorgerekende kosten onderzocht en in overeenstemming bevonden met de respectieve omzet van de ondernemingen. Bovendien werden de inkomsten die RK ontving van AgriFresh niet toegerekend aan het onderzochte product. Als zodanig was er in dit verband geen sprake van een te lage kostendeclaratie door RK. |
Overige kosten
(45) |
De kostenrekeningen in de procesbalansen van beide ondernemingen werden voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek onderzocht om vast te stellen of er andere kostenposten waren die ongewoon laag leken voor RK of hoog voor AgriFresh, wat de mogelijkheid van een over- of onderverdeling van kosten tussen de ondernemingen mogelijk had gemaakt. Het onderzoek van andere kosten heeft dergelijke bezwaren niet doen rijzen. |
(46) |
De Commissie heeft ook de rekeningen tussen ondernemingen van de groep onderzocht, maar heeft geen onredelijke kostenallocaties vastgesteld. |
2.4. Conclusie over de verdeling van de kosten tussen RK en AgriFresh en andere groepsondernemingen
(47) |
Overeenkomstig de arresten van het Hof heeft de Commissie de verdeling van de kosten tussen RK en haar dochteronderneming AgriFresh grondig onderzocht. Ook breidde zij haar onderzoek uit tot de verdeling van de kosten tussen RK en haar moedermaatschappij Agripure en haar dochteronderneming SCP. |
(48) |
Met betrekking tot de beheersvergoeding die Agripure aan RK aanrekende, heeft de Commissie vastgesteld dat RK in dit verband in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen te lage kostendeclaraties had ingediend. |
(49) |
Wat de elektriciteitskosten, kwaliteitscontrole en reserveonderdelen betreft, zijn de aan RK en het onderzochte product in rekening gebrachte bedragen niet onderschat en hebben de inkomsten van AgriFresh de kosten van het onderzochte product niet verlaagd. |
(50) |
Wat de door RK aan AgriFresh en SCP verhuurde terreinen, gebouwen en machines betreft, werden de desbetreffende afschrijvingskosten voor RK toegerekend aan het onderzochte product en niet gecompenseerd door de inkomsten van respectievelijk AgriFresh en SCP. Als zodanig was er geen onderschatting van de kosten voor het onderzochte product. |
(51) |
De leningen van Agripure en AgriFresh aan RK die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek van toepassing waren, waren beide tegen een rentevoet die marktconform en hoe dan ook van zeer korte duur kon worden beschouwd, wat betekent dat de rentebetalingen niet van belang waren voor de totale kosten van RK. |
(52) |
Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat de vergoeding van administratieve kosten van RK aan AgriFresh redelijk was, terwijl een onderzoek van de kostenrekeningen en de rekeningen tussen ondernemingen geen aanleiding gaf tot andere bezwaren met betrekking tot onjuiste kostentoewijzingen. |
(53) |
Bovendien heeft de Commissie geen bewijs gevonden van prijsmanipulatie bij de aankoop van grondstoffen door RK en AgriFresh bij gemeenschappelijke leveranciers en heeft zij vastgesteld dat de aankoop van babymaïs door RK bij AgriFresh en de aankoop van suikermaïs door RK bij SCP niet ten laste van het onderzochte product werden gebracht en geen gevolgen hadden voor de productiekosten van het onderzochte product. |
(54) |
Daarom heeft de Commissie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen overbesteding of overbesteding van de kosten van RK aan AgriFresh of de andere in aanmerking genomen ondernemingen van de groep vastgesteld. |
(55) |
Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de bevindingen met betrekking tot de productiekosten die zijn gebruikt om de normale waarde vast te stellen en de dumpingmarge die in het tussentijdse nieuwe onderzoek is berekend, zoals beschreven in de verordening van 2014, geldig blijven, zoals uiteengezet in overweging 16. Bovendien heeft het onderzoek dat tot de verordening van 2014 heeft geleid, bevestigd dat RK als gevolg van een herstructurering van de onderneming bepaalde andere producten niet langer produceert en verkocht in vergelijking met het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. De Commissie heeft in dit heropeningsonderzoek bevestigd dat deze wijziging gevolgen heeft gehad voor de productiekosten van RK voor het onderzochte product, waardoor de dumpingmarge lager was. De bevindingen in de verordening van 2014 met betrekking tot de blijvende aard van de verandering van omstandigheden blijven dus ook gelden, zoals uiteengezet in overweging 16. |
(56) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening werd in het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen van 2019 dezelfde methode toegepast als in de verordening van 2014 wat RK betreft. Aangezien bij de heropening de bevindingen van de verordening van 2014 zijn bevestigd, heeft dit geen gevolgen voor de bevindingen van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van 2019, met name de in overweging 63 van de verordening van 2019 tot instelling van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen vermelde dumpingmarge. |
2.5. Conclusie
(57) |
Op basis van bovenstaande bevindingen moet de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, van 3,6 % voor RK, zoals vastgesteld in de verordening van 2014, opnieuw worden ingesteld. |
3. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(58) |
Op 1 december 2020 heeft de Commissie alle belanghebbenden in kennis gesteld van bovenstaande bevindingen, op basis waarvan zij voornemens was voor RK een antidumpingrecht van 3,6 % in te stellen op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand. Zij heeft de belanghebbenden ook de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 875/2013 en (EU) 2019/1996 te wijzigen. Zij konden hierover tevens binnen een termijn van tien dagen opmerkingen maken. Er zijn geen opmerkingen ontvangen. |
4. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(59) |
Op basis van deze beoordeling achtte de Commissie het passend het voor RK geldende antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand te wijzigen. Het herziene antidumpingrecht is van toepassing zonder onderbreking sinds de inwerkingtreding van de verordening van 2014 (namelijk sinds 28 maart 2014). De douaneautoriteiten wordt opgedragen het passende bedrag te innen bij invoer met betrekking tot RK en het overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving eventueel te veel geïnde bedrag terug te betalen. |
5. DUUR VAN DE MAATREGELEN
(60) |
Deze procedure is overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening niet van invloed op de datum waarop de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1996 ingestelde maatregelen vervallen. |
(61) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, niet bevroren, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2001 90 30 (Taric-code 2001903010), en suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan producten van post 2006, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2005 80 00 (Taric-code 2005800010), van oorsprong uit Thailand en vervaardigd door River Kwai International Food Industry Co., Ltd, Kanchanaburi, Thailand, met ingang van 28 maart 2014.
2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door River Kwai International Food Industry Co., Ltd vervaardigde product bedraagt 3,6 % (aanvullende Taric-code A791). Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Alle definitieve antidumpingrechten die River Kwai International Food Industry Co., Ltd heeft betaald op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1996 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit het Koninkrijk Thailand naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 die het in artikel 1 vastgestelde definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden terugbetaald of kwijtgescholden.
De terugbetaling of kwijtschelding wordt overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten aangevraagd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermais in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 244 van 13.9.2013, blz. 1).
(3) Het “onderzochte product” is hetzelfde als bij het onderzoek dat tot de verordening van 2014 heeft geleid, namelijk suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, niet bevroren, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2001 90 30 (Taric-code 2001903010), en suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan producten van hoofding 2006, momenteel ingedeeld onder GN-code 2005 80 00 (Taric-code 2005800010) van oorsprong uit Thailand.
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 307/2014 van de Raad van 24 maart 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1996 van de Commissie van 28 november 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermais in korrels van oorsprong uit het Koninkrijk Thailand, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 310 van 2.12.2019, blz. 6).
(7) Arrest van het Gerecht van 14 december 2017, Association européenne des transformateurs de maïs doux (“AETMD”)/Raad, T-460/14, niet gepubliceerd, ECLI: EU:T:2017:916.
(8) Arrest van het Hof van Justitie van 28 maart 2019, River Kwai International Food Industry Co. Ltd/Raad van de Europese Unie, C-144/18 P, ECLI:EU:C:2019:266.
(9) Arrest van het Hof van 26 april 1988, Asteris AE e.a. en Helleense Republiek/Commissie, gevoegde zaken 97, 193, 99 en 215/86, ECLI:EU:C:1988:199, punten 27 en 28.
(10) Arrest van het Hof van 12 november 1998, Spanje/Commissie, C-415/96, ECLI:EU:C:1998:533, punt 31; arrest van het Hof van 3 oktober 2000, Industrie des Poudres Spheriques/Raad, C-458/98 P, ECLI:EU:C:2000:531, punten 80-85; arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 9 juli 2008, Alitalia/Commissie, T-301/01, ECLI:EU:T:2008:262, punten 99 en 142; arrest van het Gerecht van 12 mei 2011, Region Nord-Pas-de-Calais en Communauté d’agglomération du Douaisis/Commissie, gevoegde zaken T-267/08 en T-279/08, ECLI:EU:T:2011:209, punt 83.
(11) Arrest van het Hof van Justitie van dinsdag 14 juni 2016, Commissie/McBride, C-361/14 P, ECLI:EU:C:2016:434, punt 56; zie tevens, op het gebied van dumping, arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, C-458/98 P, ECLI:EU:C:2000:531, punt 84.
(12) Arrest van het Hof van Justitie, punt 37, arrest van het Gerecht, punt 72.
(13) Zie, mutatis mutandis, arrest van het Gerecht van 20 september 2019, Jinan Meide Casting Co. Ltd/Commissie, T-650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punten 333-342.
(14) Zie voetnoot 4.
(15) PB C 291 van 29.8.2019, blz. 3.
(16) Het “onderzochte product” is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek en het onderzoek dat tot de verordening van 2014 heeft geleid, namelijk suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, niet bevroren, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2001 90 30 (Taric-code 2001903010), en suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan met azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan producten van post 2006, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2005 80 00 (Taric-code 2005800010), van oorsprong uit Thailand.
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/157 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/343 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus buchneri DSM 29026 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus buchneri DSM 29026 ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus buchneri DSM 29026 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen”. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 25 mei 2020 (2) geconcludeerd dat het preparaat van Lactobacillus buchneri DSM 29026 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de consumentenveiligheid of het milieu. Zij heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel als inhalatieallergeen moet worden beschouwd en dat bij gebrek aan gegevens geen conclusie kon worden getrokken over de irriterende werking van het toevoegingsmiddel op de huid en de ogen of over de vraag of het huidallergeen is. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat het betrokken preparaat de aerobe stabiliteit van kuilvoer met gemakkelijk en middelmatig moeilijk in te kuilen voedermateriaal kan verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethoden voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van het preparaat van Lactobacillus buchneri DSM 29026 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “inkuiltoevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2020;18(6):6159.
BIJLAGE
Iden-tificatienum-mer van het toevoe-gings-middel |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Dier-soort of -catego-rie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximum-gehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||
kve toevoegingsmiddel/kg vers materiaal |
||||||||||||||
Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: inkuiltoevoegingsmiddelen |
||||||||||||||
1k20759 |
Lactobacillus buchneri DSM 29026 |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Preparaat van Lactobacillus buchneri DSM 29026 met minimaal 2 × 1010 kve/g toevoegingsmiddel. |
Alle diersoorten |
— |
— |
— |
|
18.3.2031 |
||||||
Karakterisering van de werkzame stof Levensvatbare cellen van Lactobacillus buchneri DSM 29026. |
||||||||||||||
Analysemethode (1)
|
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium:https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
(2) Gemakkelijk in te kuilen voedergewassen: > 3 % oplosbare koolhydraten in het verse materiaal; middelmatig moeilijk in te kuilen voedergewassen: 1,5-3,0 % oplosbare koolhydraten in het verse materiaal overeenkomstig Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 1).
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/160 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/344 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot verlening van een vergunning voor sorbitaanmonolauraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). |
(2) |
Overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG is een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor het gebruik van sorbitaanmonolauraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van sorbitaanmonolauraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. |
(4) |
De aanvrager heeft gevraagd dit toevoegingsmiddel in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “emulgatoren” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 27 februari 2019 (3) en 25 mei 2020 (4) geconcludeerd dat sorbitaanmonolauraat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de consumentenveiligheid of het milieu. Zij heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel irriterend voor de huid en de ogen is. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat, aangezien sorbitaanmonolauraat is toegelaten als levensmiddelenadditief met een emulgerende werking, het technologische effect dat ten grondslag ligt aan het gebruik ervan als levensmiddelenadditief, redelijkerwijs ook kan worden verwacht wanneer het wordt gebruikt in diervoeders. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethoden voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(6) |
Uit de beoordeling van sorbitaanmonolauraat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van sorbitaanmonolauraat moet daarom worden toegestaan. |
(7) |
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden voor sorbitaanmonolauraat vereisen, moet in een overgangsperiode worden voorzien waarin de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verlening van een vergunning
Voor het in de bijlage beschreven toevoegingsmiddel, dat behoort tot de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “emulgatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Overgangsmaatregelen
1. Het in de bijlage omschreven toevoegingsmiddel en de voormengsels die dit toevoegingsmiddel bevatten en die vóór 18 september 2021 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 18 maart 2021 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.
2. De mengvoeders en voedermiddelen die het in de bijlage beschreven toevoegingsmiddel bevatten en die vóór 18 maart 2022 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 18 maart 2021 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.
3. De mengvoeders en voedermiddelen die het in de bijlage gespecificeerde toevoegingsmiddel bevatten en die vóór 18 maart 2023 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 18 maart 2021 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).
(3) EFSA Journal 2019;17(3):5651.
(4) EFSA Journal 2020;18(6):6162.
BIJLAGE
Identi-ficatie-num-mer van het toevoe-ging-smiddel |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximum-leeftijd |
Minimum-gehalte |
Maximum-gehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||
mg toevoegingsmiddel/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||
Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: emulgatoren |
||||||||||||
1c493 |
Sorbitaanmonolauraat |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Een preparaat van sorbitaanmonolauraat dat ≥ 95 % van een mengsel bevat van sorbitol, sorbitaan, en isosorbide-ester, dat is veresterd met vetzuren afkomstig van kokosolie. Vloeibare vorm |
Alle diersoorten |
— |
— |
85 |
|
18 maart 2031 |
||||
Karakterisering van de werkzame stof Sorbitaanmonolauraat CAS-nummer: 1338-39-2 C18H34O6 |
||||||||||||
Analysemethode (1) Voor de karakterisering van sorbitaanmonolauraat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:
|
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/163 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/345 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot goedkeuring van actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, is in die lijst opgenomen. |
(2) |
Actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 2 (desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg en andere biociden), productsoort 3 (biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden), productsoort 4 (ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders) en productsoort 5 (ontsmettingsmiddelen voor drinkwater) zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), die respectievelijk overeenstemmen met de productsoorten 2, 3, 4 en 5 zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
Slowakije is als lidstaat-rapporteur aangewezen en de beoordelende bevoegde autoriteit van Slowakije heeft op 19 november 2010 de beoordelingsverslagen en haar conclusies bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 16 juni 2020 de adviezen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (4) (“het Agentschap”) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens die adviezen kan van biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5 die gebruikmaken van actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden betreffende het gebruik ervan worden nageleefd. |
(6) |
Rekening houdend met de adviezen van het Agentschap moet actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5, mits bepaalde specificaties en voorwaarden worden nageleefd. |
(7) |
Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Advies van het Comité voor biociden over de aanvraag tot goedkeuring van de werkzame stof actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride, productsoorten: 2, 3, 4 en 5, ECHA/BPC/251, 252, 253, 254, aangenomen op 16 juni 2020.
BIJLAGE
Benaming |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden |
||||
Actief chloor, door middel van elektrolyse verkregen uit natriumchloride |
IUPAC-benaming: niet van toepassing EG-nr.: niet van toepassing CAS-nr.: niet van toepassing Precursor: IUPAC-benaming: natriumchloride EG-nr.: 231-598-3 CAS-nr.: 7647-14-5 |
De specificatie voor in situ gegenereerd actief chloor is afhankelijk van de precursor natriumchloride, die moet voldoen aan de zuiverheidseisen van een van de volgende normen: NF Brand, EN 973 A, EN 973 B, EN 14805 Type 1, EN 14805 Type 2, EN 16370 Type 1, EN 16370 Type 2, EN 16401 Type 1, EN 16401 Type 2, CODEX STAN 150-1985 of Europese farmacopee 9.0 |
1 juli 2022 |
30 juni 2032 |
2 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
||||
3 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
4 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
5 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De zuiverheidseisen voor de in deze kolom vermelde precursor zijn die welke zijn opgenomen in de aanvraag tot goedkeuring van de beoordeelde werkzame stof.
(2) Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).
(3) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/167 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/346 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “technologische toevoegingsmiddelen”. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 1 juli 2020 (2) geconcludeerd dat het preparaat van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de consumentenveiligheid of het milieu. Zij heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel moet worden beschouwd als mogelijk inhalatieallergeen en dat er geen conclusies kunnen worden getrokken over de vraag of het toevoegingsmiddel mogelijk huidallergeen is. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat het betrokken preparaat de aerobe stabiliteit van kuilvoer van voedermateriaal met een gehalte aan droge stof van 30 tot 70 % kan verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding gecontroleerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van het preparaat van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie “technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “inkuiltoevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2020;18(7):6201.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||
kve toevoegingsmiddel/kg vers materiaal |
||||||||||||||
Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: inkuiltoevoegingsmiddelen. |
||||||||||||||
1k20760 |
Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Preparaat van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962 met minimaal 5 × 1011 kve/g toevoegingsmiddel. Vaste vorm |
Alle diersoorten |
— |
— |
— |
|
18.3.2031 |
||||||
Karakterisering van de werkzame stof Levensvatbare cellen van Lactobacillus parafarraginis DSM 32962. |
||||||||||||||
Analysemethode (2)
|
(1) Gemakkelijk in te kuilen voedergewassen: > 3 % oplosbare koolhydraten in het verse materiaal; middelmatig moeilijk in te kuilen voedergewassen: 1,5-3,0 % oplosbare koolhydraten in het verse materiaal overeenkomstig Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 1).
(2) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium:https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/170 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/347 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot goedkeuring van uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor is in die lijst opgenomen. |
(2) |
Uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 2 (desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg en andere biociden), productsoort 3 (biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden), productsoort 4 (ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders) en productsoort 5 (ontsmettingsmiddelen voor drinkwater) zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), die respectievelijk overeenstemmen met de productsoorten 2, 3, 4 en 5 zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
Slowakije is als lidstaat-rapporteur aangewezen en de beoordelende bevoegde autoriteit van Slowakije heeft op 19 november 2010 de beoordelingsverslagen en haar conclusies bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 16 juni 2020 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (4) (“het agentschap”) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens die adviezen kan van biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5 die gebruikmaken van uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden betreffende het gebruik ervan worden nageleefd. |
(6) |
Rekening houdend met de adviezen van het agentschap moet uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5, mits bepaalde specificaties en voorwaarden worden nageleefd. |
(7) |
Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3, 4 en 5, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 582/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Advies van het Comité voor biociden over de aanvraag tot goedkeuring van de werkzame stof uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor, productsoort: 2, 3, 4 en 5, ECHA/BPC/256, 257, 258, 259, aangenomen op 16 juni 2020.
BIJLAGE
Benaming |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden |
||||
Uit hypochloorzuur vrijgekomen actief chloor |
IUPAC-benaming: hypochloorzuur EG-nr.: 232-232-5 CAS-nr.: 7790-92-3 |
Specificatie vastgesteld voor hypochloorzuur (als drooggewicht min. 90,87 % m/m) dat actief chloor vrijmaakt. Hypochloorzuur is de overheersende soort bij een pH van 3,0-7,4. |
1 juli 2022 |
30 juni 2032 |
2 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
||||
3 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
4 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
5 |
Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
(2) Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).
(3) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/174 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/348 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot goedkeuring van carbendazim als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 7 en 10
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Carbendazim is in die lijst opgenomen. |
(2) |
Carbendazim is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 7 (filmconserveringsmiddelen) en productsoort 10 (conserveringsmiddelen voor metselwerk), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), hetgeen overeenstemt met de productsoorten 7 en 10 zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
De beoordelende bevoegde autoriteit van Duitsland heeft de beoordelingsrapporten en haar conclusies op 2 augustus 2013 bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 10 december 2019 de adviezen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) (4) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Uit artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 kan worden afgeleid dat stoffen waarvan de beoordeling door de lidstaten per 1 september 2013 is afgerond, worden beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 98/8/EG. |
(6) |
Volgens de adviezen van het agentschap kan van biociden van de productsoorten 7 en 10 die carbendazim bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden betreffende het gebruik ervan worden nageleefd. |
(7) |
Bijgevolg moet carbendazim worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van de productsoorten 7 en 10, mits bepaalde specificaties en voorwaarden worden nageleefd. |
(8) |
In de adviezen van het agentschap wordt geconcludeerd dat carbendazim voldoet aan de criteria voor indeling als mutagene stof van categorie 1B en als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
(9) |
Aangezien de goedkeuring van carbendazim moet geschieden onder de voorwaarden van Richtlijn 98/8/EG, waarbij rekening moet worden gehouden met die eigenschappen, moet de geldigheidsduur van de goedkeuring, in overeenstemming met de meest recente in het kader van die richtlijn vastgestelde praktijk, aanzienlijk korter zijn dan 10 jaar. Aangezien voor carbendazim bovendien sinds 14 mei 2000 de in artikel 89 van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde overgangsperiode geldt en de stof sinds 2 augustus 2013 onder collegiale toetsing staat, en om met het oog op een mogelijke verlenging van de goedkeuring zo snel mogelijk op Unieniveau na te gaan of voor carbendazim aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 kan worden voldaan, moet de geldigheidsduur van de goedkeuring drie jaar bedragen. |
(10) |
Voorts moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig punt 10 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 beoordelen of op hun grondgebied aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van die verordening kan worden voldaan om te beslissen of een biocide dat carbendazim bevat, kan worden toegelaten. |
(11) |
In de adviezen van het agentschap wordt tevens geconcludeerd dat carbendazim aan de voorwaarden voldoet om als persistente en als toxische stof te worden ingedeeld overeenkomstig bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(12) |
Voor de toepassing van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoet carbendazim aan de voorwaarden van artikel 10, lid 1, punten a) en d), van die verordening, en moet het daarom in aanmerking worden genomen voor vervanging. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten daarom een vergelijkende evaluatie uitvoeren als onderdeel van de beoordeling van een aanvraag tot toelating of tot verlenging van de toelating van een biocide dat carbendazim bevat. |
(13) |
In de adviezen van het agentschap wordt tevens geconcludeerd dat het gebruik buiten van verf en gips die met carbendazim zijn behandeld of deze stof bevatten, onaanvaardbare risico’s inhoudt voor oppervlaktewater en sediment tijdens hun levensduur. Er kon geen passende risicobeperkende maatregel worden vastgesteld waarmee het vrijkomen van carbendazim in rioleringen tijdens de levensduur van dergelijke behandelde voorwerpen bij gebruik buiten kan worden voorkomen. Daarom acht de Commissie het passend, naast de aanbevelingen in de adviezen van het agentschap, dat biociden die carbendazim bevatten, niet worden toegelaten voor gebruik in verf en gips die bestemd zijn voor gebruik buiten. Voorts mogen verf en gips die met carbendazim zijn behandeld of deze stof bevatten, niet in de handel worden gebracht voor gebruik buiten. Ten slotte moeten verf en gips die met carbendazim zijn behandeld of deze stof bevatten, worden geëtiketteerd om aan te geven dat zij niet buiten mogen worden gebruikt. |
(14) |
Aangezien carbendazim volgens de conclusies van het agentschap voldoet aan de criteria voor indeling als mutagene stof van categorie 1B, als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B en als gevoelig voor de huid categorie 1 overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008, moeten voorwerpen die met carbendazim zijn behandeld of deze stof bevatten, op passende wijze worden geëtiketteerd wanneer zij in de handel worden gebracht. |
(15) |
Deze verordening laat de toepassing van het Unierecht op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, met name de Richtlijnen 89/391/EEG (7) en 98/24/EG (8) van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), onverlet. |
(16) |
Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(17) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Carbendazim wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 7 en 10, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz.1).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Comité voor biociden (BPC): Advies over de aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof carbendazim, productsoort: 7, ECHA/BPC/234/2019, aangenomen op 10 december 2019; Comité voor biociden (BPC): Advies over de aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof carbendazim, productsoort: 10, ECHA/BPC/235/2019, aangenomen op 10 december 2019.
(5) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(7) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).
(8) Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).
(9) Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
Benaming |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van de goed-keuring |
Datum van het verstrijken van de goed-keuring |
Productsoort |
Specifieke voorwaarden |
||||||||||||
Carbendazim |
IUPAC-benaming: methylbenzimidazool-2-ylcarbamaat EG-nummer: 234-232-0 CAS-nr.: 10605-21-7 |
99,0 % (m/m) |
1 februari 2022 |
31 januari 2025 |
7 |
Carbendazim komt in aanmerking voor vervanging overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder a) en d), van Verordening (EU) nr. 528/2012. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
Aan het in de handel brengen van behandelde voorwerpen wordt de volgende voorwaarde verbonden:
|
||||||||||||
10 |
Carbendazim komt in aanmerking voor vervanging overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder a) en d), van Verordening (EU) nr. 528/2012. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
Aan het in de handel brengen van behandelde voorwerpen worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/179 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/349 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld. |
(2) |
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Wolfgang BURTSCHER
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).
BIJLAGE
“BIJLAGE I
GN-code |
Omschrijving |
Representatieve prijs (EUR/100 kg) |
In artikel 3 bedoelde zekerheid (EUR/100 kg) |
Oorsprong (1) |
0207 14 10 |
Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren |
178,5 154,6 165,2 |
41 53 47 |
AR BR TH |
0207 27 10 |
Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren |
206,8 |
27 |
BR |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).”
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/182 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/350 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot 318e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da’esh) en Al Qaida
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da’esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Op 19 februari 2021 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten twee vermeldingen te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie
BIJLAGE
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de volgende vermeldingen geschrapt van de lijst “Natuurlijke personen”:
1) |
“Said Ben Abdelhakim Ben Omar Al-Cherif (oorspronkelijk schrift: سعيد بن عبد الحكيم بن عمر الشريف) (goed bekend als: a) Cherif Said (geboortedatum: 25.1.1970; geboorteplaats: Tunesië); b) Binhamoda Hokri (geboortedatum: 25.1.1970; geboorteplaats: Sosa, Tunesië); c) Hcrif Ataf (geboortedatum: 25.1.1971; geboorteplaats: Solisse, Tunesië); d) Bin Homoda Chokri (geboortedatum: 25.1.1970; geboorteplaats: Tunis, Tunesië); e) Atef Cherif (geboortedatum: 12.12.1973; geboorteplaats: Algerije); f) Sherif Ataf (geboortedatum: 12.12.1973; geboorteplaats: Aras, Algerije); g) Ataf Cherif Said (geboortedatum: 12.12.1973; geboorteplaats: Tunis, Tunesië); h) Cherif Said (geboortedatum: 25.1.1970; geboorteplaats: Tunis, Tunesië); i) Cherif Said (geboortedatum: 12.12.1973; geboorteplaats: Algerije); minder goed bekend als: a) Djallal; b) Youcef; c) Abou Salman; d) Said Tmimi). Geboortedatum: 25.1.1970. Geboorteplaats: Manzil Tmim, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoortnummer: M307968 (Tunesisch paspoort afgegeven op 8.9.2001, vervallen op 7.9.2006). Adres: Corso Lodi 59, Milaan, Italië. Overige informatie: a) naam van moeder is Radhiyah Makki; b) uitgeleverd aan Tunesië op 27.11.2013. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 12.11.2003.” |
2) |
“Emrah Erdogan (ook bekend als a) Imraan Al-Kurdy, b) Imraan, c) Imran, d) Imran ibn Hassan, e) Salahaddin El Kurdy, f) Salahaddin Al Kudy, g) Salahaddin Al-Kurdy, h) Salah Aldin, i) Sulaiman, j) Ismatollah, k) Ismatullah, l) Ismatullah Al Kurdy). Geboortedatum: 2.2.1988. Geboorteplaats: Karliova, Turkije. Adres: strafinrichting te Werl, Duitsland (sinds mei 2015). Nationaliteit: Duits. Paspoortnummer: BPA C700RKL8R4 (Duits nationaal identificatienummer, afgegeven op 18 februari 2010, vervalt op 17 februari 2016). Overige informatie: a) persoonsbeschrijving: bruine ogen, bruin haar, stevige lichaamsbouw, gewicht: 92 kg, lengte: 176 cm, moedervlek rechts op de rug; b) naam moeder: Emine Erdogan; c) naam vader: Sait Erdogan.”. |
BESLUITEN
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/184 |
BESLUIT (EU) 2021/351 VAN DE RAAD
van 22 februari 2021
betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de bijeenkomst van de partijen bij de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (“de overeenkomst”), waarover is onderhandeld onder de auspiciën van de Voedsel- en Landbouworganisatie (de “FAO”), waarvan de Unie lid is, is door de Unie goedgekeurd door middel van Besluit 2011/443/EU van de Raad (1). De overeenkomst is op 5 juni 2016 in werking getreden. |
(2) |
De bijeenkomst van de partijen is het besluitvormingsorgaan in het kader van de overeenkomst en is bevoegd voor de vaststelling van maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen die bindend zijn voor de partijen. Zij vindt elke twee jaar plaats, of vaker indien zij daartoe besluit. |
(3) |
In artikel 24, lid 2, van de overeenkomst is bepaald dat de FAO vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst een bijeenkomst van de partijen moet organiseren teneinde te evalueren en te beoordelen of de overeenkomst doeltreffend is voor het bereiken van de erin vooropgestelde doelstelling (“de eerste evaluatiebijeenkomst”). De partijen moeten vervolgens besluiten of meer van dergelijke bijeenkomsten vereist zijn. Als de partijen dat noodzakelijk achten of op schriftelijk verzoek van een partij kunnen ook op andere momenten bijzondere bijeenkomsten worden gehouden. |
(4) |
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen voor de eerste evaluatiebijeenkomst, die gepland is voor 31 mei tot en met 4 juni 2021, alsook voor de drie daaropvolgende tweejaarlijkse bijeenkomsten van de partijen en eventuele bijbehorende intersessionele bijeenkomsten, aangezien de maatregelen uit hoofde van de overeenkomst voor de Unie bindend zullen zijn en beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, te weten de Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 (2) en (EG) nr. 1224/2009 (3) van de Raad, Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (5). |
(5) |
Aangezien in het standpunt van de Unie rekening moet worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen, op basis van relevante informatie die voor of tijdens de bijeenkomsten van de partijen wordt gepresenteerd, moeten tevens procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de bijeenkomst van de partijen, zulks in overeenstemming met het in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie. |
(6) |
Het doel van de overeenkomst is om, aan de hand van de tenuitvoerlegging van doeltreffende havenstaatmaatregelen, IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. De overeenkomst vermindert de prikkel voor vaartuigen die betrokken zijn bij IOO-visserij om hun activiteiten voort te zetten, terwijl ook wordt verhinderd dat visserijproducten afkomstig van IOO-visserij op de nationale en internationale markten terechtkomen. |
(7) |
IOO-visserij vormt een van de ernstigste bedreigingen voor de duurzame exploitatie van de levende aquatische rijkdommen, namelijk een bedreiging die het fundament zelf van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie alsook van de internationale inspanningen ter bevordering van betere oceaangovernance in gevaar brengt. |
(8) |
De bijeenkomst van de partijen is verantwoordelijk voor de vaststelling van maatregelen die de uitvoering van de overeenkomst waarborgen en zodoende voor de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen. De Unie moet in de bijeenkomst van de partijen teneinde een actieve, doeltreffende en constructieve rol spelen om de uitvoering van de overeenkomst te waarborgen en de internationale samenwerking op het gebied van IOO-visserij te bevorderen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de bijeenkomst van de partijen bij de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, is in overeenstemming met de beginselen en richtsnoeren van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de bijeenkomst van de partijen (6).
2. Het in lid 1 bedoelde standpunt wordt vastgesteld voor de eerste evaluatiebijeenkomst, en voor de drie daaropvolgende tweejaarlijkse bijeenkomsten van de partijen en eventuele bijbehorende intersessionele bijeenkomsten.
Artikel 2
1. Vóór elke bijeenkomst van de partijen worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie tot uitdrukking zal worden gebracht, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie verstrekte recentste wetenschappelijke en andere relevante informatie, overeenkomstig de in artikel 1, lid 1, bedoelde beginselen en richtsnoeren.
2. Voor de toepassing van lid 1 en op basis van de in dat lid bedoelde informatie dient de Commissie, tijdig vóór elke bijeenkomst van de partijen, een schriftelijk document in bij de Raad met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie met het oog op bespreking en goedkeuring van de nadere bijzonderheden van het namens de Unie tot uitdrukking te brengen standpunt.
3. Indien tijdens een bijeenkomst van de partijen, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het door de Unie in te nemen standpunt, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.
Artikel 3
Het in artikel 1, lid 1, bedoelde bijlage I vervatte standpunt wordt uiterlijk vóór de bijeenkomst van de partijen die volgt op de derde tweejaarlijkse bijeenkomst van de partijen na de de eerste evaluatiebijeenkomst door de Raad getoetst en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 22 februari 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit 2011/443/EU van de Raad van 20 juni 2011 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB L 191 van 22.7.2011, blz. 1).
(2) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).
(6) Zie document ST 5410/21 op http://register.consilium.europa.eu
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/187 |
BESLUIT (GBVB) 2021/352 VAN DE RAAD
van 25 februari 2021
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/905 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 8 december 2011 heeft de Raad Besluit 2011/819/GBVB (1) vastgesteld tot benoeming van de heer Alexander RONDOS tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Hoorn van Afrika. |
(2) |
Het mandaat van de heer Alexander RONDOS als SVEU voor de Hoorn van Afrika is verschillende malen verlengd, voor het laatst bij Besluit (GBVB) 2018/905 van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1014 van de Raad (3). Het mandaat van de SVEU eindigt op 28 februari 2021. |
(3) |
Het mandaat van de SVEU moet met vier maanden worden verlengd, en voor de periode van 1 maart 2021 tot en met 30 juni 2021 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld. |
(4) |
De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2018/905 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door: “1. Het mandaat van de heer Alexander RONDOS als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Hoorn van Afrika wordt verlengd tot en met 30 juni 2021. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.”. |
2) |
Aan artikel 5, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: “Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2021 tot en met 30 juni 2021 bedraagt 345 000 EUR.”. |
3) |
In artikel 14 wordt de tweede alinea vervangen door: “Het uitvoerige eindverslag over de uitvoering van het mandaat van de SVEU wordt uiterlijk op 30 april 2021 ingediend.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
(1) Besluit 2011/819/GBVB van de Raad van 8 december 2011 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 327 van 9.12.2011, blz. 62).
(2) Besluit (GBVB) 2018/905 van de Raad van 25 juni 2018 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 161 van 26.6.2018, blz. 16).
(3) Besluit (GBVB) 2020/1014 van de Raad van 13 juli 2020 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/905 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 225 I van 14.7.2020, blz. 1).
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/189 |
BESLUIT (GBVB) 2021/353 VAN DE RAAD
van 25 februari 2021
tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 15 oktober 2012 Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (1) vastgesteld. |
(2) |
Op basis van een evaluatie van Besluit 2012/642/GBVB moeten de beperkende maatregelen worden verlengd tot en met 28 februari 2022. |
(3) |
De titel van Besluit 2012/642/GBVB, en de motiveringen voor negen natuurlijke personen en drie rechtspersonen op de in de bijlage bij dat besluit opgenomen lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn, moeten worden gewijzigd. De datum van plaatsing op de lijst moet voor alle natuurlijke personen in die bijlage worden toegevoegd. |
(4) |
Besluit 2012/642/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2012/642/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel wordt vervangen door: ” Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus ”. |
2) |
Artikel 8 wordt vervangen door: “Artikel 8 1. Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 2022. 2. Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd en wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”. |
3) |
De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
(1) Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).
BIJLAGE
“BIJLAGE
Lijst van in artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen
A. |
In artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, bedoelde natuurlijke personen
|
B. |
In artikel 4, lid 1, bedoo0elde rechtspersonen, entiteiten en lichamen
|
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/219 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/354 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 14, lid 5,
Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Propiconazool is in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgenomen als werkzame stof die mag worden gebruikt in biociden van productsoort 8, en wordt ingevolge artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 derhalve geacht op grond van die verordening te zijn goedgekeurd, onder voorbehoud van de naleving van de in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde specificaties en voorwaarden. |
(2) |
Op 1 oktober 2018 is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de goedkeuring van propiconazool overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
De beoordelende bevoegde autoriteit van Finland heeft de Commissie op 8 februari 2019 geïnformeerd over haar besluit op grond van artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 dat een volledige beoordeling van de aanvraag noodzakelijk was. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet de beoordelende bevoegde autoriteit binnen 365 dagen na de validering van een aanvraag een volledige beoordeling hiervan uitvoeren. De beoordelende bevoegde autoriteit heeft de aanvrager overeenkomstig artikel 8, lid 2, van die verordening verzocht voldoende gegevens te verstrekken om de beoordeling uit te voeren. |
(4) |
Aangezien de bevoegde autoriteit een volledige beoordeling van de aanvraag uitvoert, moet het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een advies opstellen over de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof en dit binnen 270 dagen na ontvangst van de aanbeveling van de beoordelende bevoegde autoriteit bij de Commissie indienen. |
(5) |
Aangezien propiconazool overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B is ingedeeld en derhalve voldoet aan het uitsluitingscriterium van artikel 5, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 528/2012, moet verder onderzoek worden verricht om te beslissen of aan ten minste een van de voorwaarden van artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 is voldaan en of de goedkeuring van propiconazool derhalve kan worden verlengd. |
(6) |
De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/27 van de Commissie (4) tot en met 31 maart 2021 verlengd om voldoende tijd te laten voor de behandeling van de aanvraag. Deze behandeling is nog niet afgerond en de beoordelende bevoegde autoriteit heeft haar beoordelingsrapport en de conclusies van haar beoordeling nog niet bij het agentschap ingediend. |
(7) |
De goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 zal dus om redenen buiten de invloed van de aanvrager waarschijnlijk vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan is genomen. Daarom moet de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 met een zodanige termijn worden verlengd dat er voldoende tijd is om de aanvraag te behandelen. |
(8) |
Gezien de termijn die het agentschap nodig heeft voor het opstellen en indienen van het advies en de termijn die nodig is om te besluiten of ten minste een van de voorwaarden van artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 is vervuld en de goedkeuring van propiconazool dus kan worden verlengd, is het passend de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool te verlengen tot en met 31 december 2022. |
(9) |
Behalve wat de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring betreft, blijft de goedkeuring van propiconazool gelden voor gebruik in biociden van productsoort 8, onder voorbehoud van de naleving van de specificaties en voorwaarden vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 wordt verlengd tot en met 31 december 2022.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/27 van de Commissie van 13 januari 2020 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 (PB L 8 van 14.1.2020, blz. 39).
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/221 |
BESLUIT (EU) 2021/355 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2021
betreffende nationale uitvoeringsmaatregelen voor de voorlopige kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 1215)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de toewijzing van emissierechten aan exploitanten van installaties die onder het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (EU-ETS) vallen is veiling sinds 2013 de norm. Exploitanten die hiervoor in aanmerking komen, blijven in de handelsperiode 2021-2030 kosteloos emissierechten ontvangen. De hoeveelheid rechten die een dergelijke exploitant ontvangt, wordt bepaald op basis van in Richtlijn 2003/87/EG en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie (2) vastgestelde geharmoniseerde voorschriften voor de hele Unie. |
(2) |
De lidstaten moesten uiterlijk op 30 september 2019 hun nationale uitvoeringsmaatregelen, bestaande uit een lijst van installaties op hun grondgebied die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen, met inbegrip van informatie over de productieactiviteit, de overdracht van warmte en gassen, de elektriciteitsproductie en de emissies op het niveau van de subinstallatie betreffende vastgestelde referentieperiode (2014-2018) overeenkomstig bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, bij de Commissie indienen. |
(3) |
Om de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de gegevens te waarborgen, hebben de lidstaten hun nationale uitvoeringsmaatregelen ingediend door middel van een elektronisch sjabloon dat de Commissie overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 heeft verstrekt en waarop de relevante gegevens per installatie zijn opgenomen. De lidstaten hebben ook een methodologisch verslag ingediend waarin zij het proces van gegevensverzameling door hun autoriteiten beschrijven. |
(4) |
Gezien het brede scala van ingediende informatie en gegevens is de Commissie eerst nagegaan of alle nationale uitvoeringsmaatregelen compleet waren. Als de Commissie constateerde dat de ingediende gegevens niet compleet waren, heeft zij de betrokken lidstaten om aanvullende informatie verzocht. In antwoord op die verzoeken hebben de desbetreffende autoriteiten aanvullende relevante informatie verstrekt om de ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen te completeren. |
(5) |
Daarna heeft de Commissie, met inachtneming van de tussen januari en april 2020 gepubliceerde richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten, de nationale uitvoeringsmaatregelen getoetst aan de criteria van Richtlijn 2003/87/EG en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331. Deze consistentiecontroles vormden de tweede fase van de beoordeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen. |
(6) |
De consistentiecontroles van de nationale uitvoeringsmaatregelen werden voor elke lidstaat en elke installatie afzonderlijk en in vergelijking met andere installaties in dezelfde sector uitgevoerd. De Commissie heeft als onderdeel van die beoordeling de consistentie van de gegevens zelf en de consistentie van de gegevens met de voor de hele Unie geldende en bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 vastgestelde voorschriften voor geharmoniseerde kosteloze toewijzing in de vierde fase geanalyseerd. De Commissie heeft onderzocht of installaties in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing, en heeft splitsing van installaties in subinstallaties en de grenzen daarvan onderzocht, om de juiste benchmark toe te passen. Aangezien de gegevens worden gebruikt voor de berekening van de herziene benchmarkwaarden, heeft de Commissie bijzondere aandacht besteed aan de toewijzing van emissies aan elke subinstallatie. Bovendien heeft de Commissie de gegevens met betrekking tot de berekening van de historische activiteitsniveaus van installaties tijdens de referentieperiode in detail geanalyseerd, aangezien deze gegevens van grote invloed zijn op de toewijzingen. De Commissie heeft ook onderzocht of de opname van een installatie in de lijsten van de nationale uitvoeringsmaatregelen in overeenstemming was met de bepalingen van bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG. |
(7) |
Er zijn aanvullende grondige analysen van de gegevens voor specifieke installaties die van invloed waren op de berekening van de herziene benchmarkwaarden, en van de gegevens per lidstaat, uitgevoerd. De specifieke beoordelingen waren gebaseerd op een risicobeoordeling waarin rekening werd gehouden met verschillende criteria, met inbegrip van de emissie-intensiteit voor elke productbenchmark-subinstallatie. |
(8) |
De Commissie heeft op basis van de resultaten van die controles een gedetailleerde beoordeling uitgevoerd van de installaties waar mogelijke onregelmatigheden bij de toepassing van de voorschriften inzake de geharmoniseerde toewijzing zijn vastgesteld. Voor die installaties is nadere opheldering gevraagd aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. |
(9) |
Gezien de resultaten van die nalevingsbeoordeling worden de nationale uitvoeringsmaatregelen van België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië en Zweden geacht in overeenstemming met Richtlijn 2003/87/EG en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 te zijn, met uitzondering van de hieronder beschreven gevallen. De installaties die door die lidstaten in de nationale uitvoeringsmaatregelen zijn opgenomen, worden geacht in aanmerking te komen voor kosteloze toewijzing en er zijn geen onregelmatigheden met betrekking tot de voor de hele Unie geldende voorschriften voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vastgesteld, met uitzondering van de hieronder beschreven gevallen. |
(10) |
Gezien de resultaten van de beoordeling zijn bepaalde aspecten van de door Finland en Zweden ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen echter niet in overeenstemming met de in Richtlijn 2003/87/EG en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 vastgestelde criteria. |
(11) |
Finland en Zweden stelden voor 51 installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, op te nemen. Sommige van deze installaties waren in de periode 2004-2007 unilateraal opgenomen en die opneming was overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG door de Commissie goedgekeurd. Installaties die uitsluitend biomassa gebruiken zijn daarna echter, door middel van een nieuwe bepaling in bijlage I, punt 1), bij Richtlijn 2003/87/EG, van het EU-ETS uitgesloten. Die bepaling, waarmee met ingang van de toepassing ervan op 1 januari 2013 een nieuw toepassingsgebied voor het ETS, met inbegrip van eerdere opnemingen, is vastgesteld, is bij Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) opgenomen in de ETS-richtlijn. Daarom moet de opneming van installaties die uitsluitend biomassa gebruikten voor alle jaren van de referentieperiode, ook toen die installaties in de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde lijst waren opgenomen, worden afgewezen. |
(12) |
Zweden stelde voor een installatie op te nemen waarvan de emissies afkomstig zijn van een kalkoven waarin kalkneerslag, een residu van het terugwinnen van kookchemicaliën in fabrieken die oplosbare kraftpulp produceren, wordt gecalcineerd. Het proces van terugwinning van kalk uit kalkneerslag valt onder de definities van de systeemgrenzen van kortvezelige en langvezelige kraftpulp. Met de betreffende installatie wordt zo een tussenproduct dat onder een productbenchmark valt, ingevoerd. Aangezien emissies, zoals vermeld in artikel 16, lid 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 niet dubbel mogen worden geteld, moeten de gegevens voor kosteloze toewijzing van die installatie worden afgewezen. |
(13) |
Zweden stelde voor om voor drie installaties andere benchmark-subinstallaties te gebruiken in vergelijking met de in de nationale uitvoeringsmaatregelen voor de derde fase voor de productie van pellets van ijzererts gebruikte benchmark-subinstallaties. Zweden heeft voorgesteld een benchmark-subinstallatie voor gesinterd erts voor de productie van pellets van ijzererts te gebruiken, terwijl in de derde fase warmte- en brandstofbenchmarks werden gebruikt. De benchmark voor gesinterd erts wordt echter gedefinieerd in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, en de definities van producten, processen en emissies die onder die productbenchmark vallen zijn afgestemd op de productie van sinterproductie en omvatten geen pellets van ijzererts. Bovendien worden de benchmarkwaarden voor de vierde fase bij artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG geactualiseerd, maar wordt niet voorzien in de mogelijkheid de interpretatie van de benchmarkdefinities aan te passen. De ingediende gegevens voor de productie van pellets van ijzererts op basis van een subinstallatie voor gesinterd erts moeten daarom worden afgewezen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1) De opneming van de in bijlage I bij dit besluit vermelde installaties die zijn opgenomen in de lijsten van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen en overeenkomstig artikel 11, lid 1, van die richtlijn bij de Commissie zijn ingediend, en de bij deze installaties horende gegevens, wordt afgewezen.
2) De gegevens over de kosteloze toewijzing van de in bijlage II bij dit besluit vermelde installatie die zijn opgenomen in de lijsten van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen en overeenkomstig artikel 11, lid 1, van die richtlijn bij de Commissie zijn ingediend, worden afgewezen.
3) De gegevens die overeenstemmen met de productbenchmark-subinstallaties van de in bijlage III bij dit besluit genoemde installaties in de lijsten van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen en overeenkomstig artikel 11, lid 1, van die richtlijn bij de Commissie zijn ingediend, worden afgewezen.
4) Er worden geen bezwaren gemaakt indien een lidstaat voorafgaand aan de bepaling van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloze emissierechten voor elk jaar van 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 de gegevens met betrekking tot de voor de installaties op zijn grondgebied ingediende splitsing in subinstallaties, als opgenomen in de in lid 3 bedoelde lijsten en vermeld in de bijlage III bij dit besluit, wijzigt.
5) De Commissie wordt zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van elke in lid 4 bedoelde wijziging, en een lidstaat mag niet overgaan tot bepaling van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloze emissierechten voor elk jaar van 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 voordat aanvaardbare wijzigingen zijn aangebracht.
Artikel 2
Behoudens het bepaalde in lid 1, worden geen bezwaren gemaakt met betrekking tot de lijsten van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen, zoals door de lidstaten overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG ingediend, en de bij die installaties horende gegevens.
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2021.
Voor de Commissie
Frans TIMMERMANS
Uitvoerend vicevoorzitter
(1) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).
(3) Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).
BIJLAGE I
Installaties die uitsluitend biomassa gebruiken
Identificatiecode van de installaties in de lijsten van de nationale uitvoeringsmaatregelen
FI000000000000645 |
FI000000000207696 |
|
|
SE000000000000031 SE000000000000086 SE000000000000169 SE000000000000211 SE000000000000320 SE000000000000523 SE000000000000583 SE000000000000686 SE000000000000789 SE000000000000845 SE000000000205887 SE000000000209930 SE000000000000779 |
SE000000000000064 SE000000000000088 SE000000000000186 SE000000000000249 SE000000000000324 SE000000000000543 SE000000000000629 SE000000000000687 SE000000000000798 SE000000000000847 SE000000000206192 SE000000000211058 |
SE000000000000073 SE000000000000099 SE000000000000199 SE000000000000261 SE000000000000382 SE000000000000547 SE000000000000659 SE000000000000705 SE000000000000830 SE000000000202297 SE000000000208282 SE000000000000153 |
SE000000000000074 SE000000000000102 SE000000000000205 SE000000000000319 SE000000000000468 SE000000000000565 SE000000000000681 SE000000000000785 SE000000000000838 SE000000000205800 SE000000000209062 SE000000000000231 |
BIJLAGE II
Installatie die tussenproduct voor kalkproductie gebruikt
Identificatiecode van de installaties in de lijst van de nationale uitvoeringsmaatregelen
SE000000000000419 |
BIJLAGE III
Installaties die de productbenchmark van gesinterd erts gebruiken in plaats van warmte- of brandstofbenchmarks
Identificatiecode van de installaties in de lijst van de nationale uitvoeringsmaatregelen
SE000000000000497 |
SE000000000000498 |
SE000000000000499 |
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/227 |
BESLUIT nr. 1/2021 VAN DE PARTNERSCHAPSRAAD DIE IS OPGERICHT BIJ DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS,
van 23 februari 2021
met betrekking tot de datum waarop de voorlopige toepassing overeenkomstig de Handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt beëindigd [2021/356]
DE PARTNERSCHAPSRAAD,
Gezien de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en met name artikel FINPROV.11 [Inwerkingtreding en voorlopige toepassing], lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel FINPROV.11 [Inwerkingtreding en voorlopige toepassing], lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (1) (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”), zijn de partijen overeengekomen de handels- en samenwerkingsovereenkomst met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toe te passen, mits zij elkaar vóór die datum ervan in kennis hebben gesteld dat hun respectieve interne vereisten en procedures die voor voorlopige toepassing nodig zijn, vervuld zijn. De voorlopig toepassing wordt beëindigd op een van de volgende data, al naargelang welke datum eerder valt: 28 februari 2021 of een andere door de Partnerschapsraad vastgestelde datum; de eerste dag van de maand volgende op die waarin beide partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat zij hun respectieve interne vereisten en procedures voor het vaststellen van hun instemming om gebonden te zijn, hebben vervuld. |
(2) |
Omdat de Europese Unie wegens interne procedurele vereisten de handels- en samenwerkingsovereenkomst niet kan sluiten tegen 28 februari 2021, dient de Partnerschapsraad 30 april 2021 vast te stellen als datum waarop de voorlopige toepassing overeenkomstig artikel FINPROV.11 [Inwerkingtreding en voorlopige toepassing], lid 2, onder a), van de handelsovereenkomst wordt beëindigd. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De datum waarop de voorlopige toepassing overeenkomstig artikel FINPROV.11 [Inwerkingtreding en voorlopige toepassing], lid 2, onder a), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt beëindigd, is 30 april 2021.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel en Londen, 23 februari 2021.
Voor de Partnerschapsraad
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
Rectificaties
26.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 68/229 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2021/250 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad voor wat betreft de tijdelijke ontheffing van de regels voor slotgebruik op luchthavens in de Unie als gevolg van de COVID-19-crisis
( Publicatieblad van de Europese Unie L 58 van 19 februari 2021 )
Bladzijde 5, artikel 1, punt 5), onder a):
in plaats van:
“a) |
het volgende lid wordt ingevoegd:
|
lezen:
“a) |
het volgende lid wordt ingevoegd:
|