ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 444

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
31 december 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Kennisgeving aan de lezer

1

 

*

Besluit (EU) 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

2

 

*

Besluit (Euratom) 2020/2253 van de Raad van 29 december 2020 tot goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, van de Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie, en tot goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

11

 

*

HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS

14

 

*

OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND INZAKE BEVEILIGINGSPROCEDURES VOOR DE UITWISSELING EN BESCHERMING VAN GERUBRICEERDE GEGEVENS

1463

 

*

Verklaringen, bedoeld in het besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende een voorlopige toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en de overeenkomst inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

1475

 

*

Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK - Kennisgeving van de Unie

1486

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/1


Kennisgeving aan de lezer

Door de zeer late afronding van de onderhandelingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, op 24 december 2020, en bijgevolg de zeer late beschikbaarheid van alle taalversies van de overeenkomsten, op 27 december 2020, was het materieel onmogelijk om de definitieve bijwerking door de juristen-vertalers van de teksten van de overeenkomsten in alle 24 taalversies te laten plaatsvinden vóór de ondertekening ervan door de partijen en de bekendmaking ervan in het Publicatieblad. Gezien de urgentie (de overgangsperiode krachtens het terugtrekkingsakkoord van 1 februari 2020 liep op 31 december 2020 af), werd het echter in het belang van zowel de Europese Unie als het Verenigd Koninkrijk geacht de teksten van de overeenkomsten zoals die er na de onderhandelingen uitzien, te ondertekenen en bekend te maken zonder voorafgaande bijwerking door de juristen-vertalers. Bijgevolg kunnen de hier bekendgemaakte teksten technische fouten en onnauwkeurigheden bevatten die de komende maanden zullen worden gecorrigeerd.

Overeenkomstig artikel FINPROV.9 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, artikel 21 van de overeenkomst inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens, en artikel 25 van de overeenkomst voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie zullen de teksten van die overeenkomsten in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal aan een definitieve juridische en taalkundige revisie worden onderworpen en zullen de uit die juridische en taalkundige revisie resulterende authentieke en definitieve teksten ab initio in de plaats treden van de ondertekende versies van de overeenkomsten.

Deze authentieke en definitieve teksten van de overeenkomsten zullen bijtijds, d.w.z. uiterlijk op 30 april 2021 in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/2


BESLUIT (EU) 2020/2252 VAN DE RAAD

van 29 december 2020

betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het "Verenigd Koninkrijk") de Europese Raad op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) kennisgegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Unie en uit de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(2)

Op 30 januari 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/135 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1) (het "terugtrekkingsakkoord") vastgesteld. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden.

(3)

Op 25 februari 2020 heeft de Raad Besluit (EU, Euratom) 2020/266 (2) vastgesteld waarbij de Commissie werd gemachtigd tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over een nieuwe partnerschapsovereenkomst. Die onderhandelingen zijn gevoerd volgens de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad van 25 februari 2020.

(4)

De onderhandelingen hebben geresulteerd in een Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de "handels- en samenwerkingsovereenkomst"), een Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (de "informatiebeveiligingsovereenkomst") en een Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie (de "kernenergieovereenkomst").

(5)

Bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt de basis voor brede betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk vastgesteld, die wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures. De informatiebeveiligingsovereenkomst is een aanvullende overeenkomst bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst en is intrinsiek verbonden met die overeenkomst, met name wat betreft de datums van toepassing en van beëindiging. Het besluit betreffende de ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en de informatiebeveiligingsovereenkomst (de "overeenkomsten") moet daarom worden gebaseerd op de rechtsgrondslag voor de totstandbrenging van een associatie op basis waarvan de Unie verbintenissen kan aangaan op alle terreinen waarop de Verdragen van toepassing zijn..

(6)

Gezien de uitzonderlijke en unieke aard van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, die bestaat in een brede overeenkomst met een land dat zich heeft teruggetrokken uit de Unie, besluit de Raad hierbij gebruik te maken van de mogelijkheid dat de Unie haar externe bevoegdheid ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk uitoefent.

(7)

Het is passend de regelingen vast te stellen voor de vertegenwoordiging van de Unie in de partnerschapsraad en de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU dient de Commissie de Unie te vertegenwoordigen en de standpunten van de Unie in te nemen die door de Raad overeenkomstig de Verdragen worden vastgesteld. De Raad dient zijn beleidsbepalende en coördinerende taken als bedoeld in artikel 16, lid 1, VEU uit te oefenen door de standpunten vast te stellen die namens de Unie in de partnerschapsraad en de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités moeten worden ingenomen. Indien de partnerschapsraad of de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités wordt gevraagd handelingen met rechtsgevolgen vast te stellen, moeten de standpunten die namens de Unie in die organen worden ingenomen, worden bepaald volgens de procedure van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(8)

Elke lidstaat moet de mogelijkheid hebben om, als deel van de delegatie van de Unie, één vertegenwoordiger af te vaardigen om de vertegenwoordiger van de Commissie te vergezellen in vergaderingen van de partnerschapsraad en van andere uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gemengde organen.

(9)

Teneinde de Unie in staat te stellen snel en doeltreffend op te treden ter bescherming van haar belangen overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en totdat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van corrigerende maatregelen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt vastgesteld en in de Unie in werking treedt, moet de Commissie worden gemachtigd om corrigerende maatregelen te nemen, zoals de schorsing van verplichtingen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst of een aanvullende overeenkomst, bij inbreuken op bepaalde bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, dan wel bij niet-naleving van bepaalde voorwaarden, met name ten aanzien van de handel in goederen, het gelijke speelveld, wegvervoer, luchtvervoer, visserij en programma's van de Unie, als vastgesteld in de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om corrigerende en evenwichtsherstellende maatregelen en tegenmaatregelen te nemen. De Commissie moet de Raad tijdig en volledig informeren over haar voornemen dergelijke maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie moet ten volle rekening houden met de geuite zienswijzen. Een of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken dergelijke maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.

(10)

Om de Unie in staat te stellen tijdig te reageren indien niet langer aan de relevante voorwaarden wordt voldaan, moet de Commissie worden gemachtigd om bepaalde besluiten te nemen tot schorsing van de voordelen die aan het Verenigd Koninkrijk zijn toegekend uit hoofde van de bijlage betreffende biologische producten en de bijlage betreffende geneesmiddelen. De Commissie moet de Raad tijdig en volledig informeren over haar voornemen dergelijke maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie moet ten volle rekening houden met de geuite zienswijzen. Een of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken dergelijke maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.

(11)

Wanneer de Unie actie moet ondernemen om te voldoen aan de overeenkomsten, dient zij dat te doen overeenkomstig de Verdragen en met inachtneming van de grenzen van de aan elke instelling van de Unie toegekende bevoegdheden. Het is derhalve aan de Commissie om het Verenigd Koninkrijk de bij de overeenkomsten vereiste informatie te verstrekken of de bij de overeenkomsten vereiste kennisgevingen te verrichten, behalve wanneer de overeenkomsten verwijzen naar andere specifieke instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie, en om het Verenigd Koninkrijk over specifieke aangelegenheden te raadplegen. Het is eveneens aan de Commissie om de Unie te vertegenwoordigen voor een arbitragepanel als een geschil ter arbitrage is voorgelegd overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Krachtens de in artikel 4, lid 3, VEU vermelde plicht tot loyale samenwerking dient de Commissie de Raad van tevoren te raadplegen, bijvoorbeeld door aan de Raad de hoofdpunten van de bijdragen die de Unie bij het arbitragepanel wil indienen, voor te leggen en door zo veel mogelijk met opmerkingen van de Raad rekening te houden.

(12)

De handels- en samenwerkingsovereenkomst sluit de mogelijkheid niet uit dat de lidstaten bilaterale regelingen of overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk aangaan met betrekking tot specifieke aangelegenheden die onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, op het vlak van luchtvervoer, administratieve samenwerking op de gebieden douane en btw en sociale zekerheid, onder bepaalde voorwaarden.

(13)

Het is daarom noodzakelijk te voorzien in een kader voor de lidstaten die besluiten een bilaterale regeling of overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk aan te gaan op het vlak van luchtvervoer, administratieve samenwerking op de gebieden douane en btw en sociale zekerheid, met inbegrip van de voorwaarden en de procedure die de lidstaten bij de onderhandelingen over en de sluiting van dergelijke bilaterale regelingen of overeenkomsten in acht moeten nemen, zodat deze verenigbaar zijn met het doel van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en met het Unierecht, en daarin rekening wordt gehouden met de interne markt en de ruimere belangen van de Unie. Voorts moeten lidstaten die voornemens zijn over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten met het Verenigd Koninkrijk op gebieden die niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de Commissie in kennis stellen van hun intenties en van de voortgang van de onderhandelingen.

(14)

Er wordt aan herinnerd dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst, overeenkomstig artikel FINPROV.1, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en in overeenstemming met de in de notulen van de bijeenkomst van de Europese Raad van 25 november 2018 opgenomen verklaring van de Europese Raad en van de Europese Commissie over de territoriale werkingssfeer van de toekomstige overeenkomsten, niet van toepassing is op Gibraltar en op dat grondgebied geen gevolgen heeft. Zoals aangegeven in die verklaring, sluit dit niet uit dat er met betrekking tot Gibraltar afzonderlijke overeenkomsten tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk kunnen worden gesloten, en, onverminderd de bevoegdheden van de Unie en met volledige eerbiediging van de territoriale integriteit van haar lidstaten, zoals gewaarborgd door artikel 4, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is voor die afzonderlijke overeenkomsten een voorafgaande goedkeuring van het Koninkrijk Spanje vereist.

(15)

De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten met betrekking tot lopende of toekomstige onderhandelingen over, of ondertekening of sluiting van, internationale overeenkomsten met elk ander derde land, of met betrekking tot toekomstige onderhandelingen over, of ondertekening of sluiting van, aanvullende overeenkomsten als bedoeld in artikel COMPROV.2 [aanvullende overeenkomsten] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

(16)

Als land dat zich uit de Unie heeft teruggetrokken, bevindt het Verenigd Koninkrijk zich ten aanzien van de Unie in een andere en uitzonderlijke situatie in vergelijking met andere derde landen waarmee de Unie over overeenkomsten heeft onderhandeld en overeenkomsten heeft gesloten. In het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat het Unierecht tijdens de overgangsperiode op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is, en dat de basis voor samenwerking met de lidstaten van de Unie aan het einde van die periode derhalve zeer groot is, met name op het gebied van de interne markt, het gemeenschappelijk visserijbeleid en vrijheid, veiligheid en recht. De overgangsperiode loopt af op 31 december 2020; na die datum zullen de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord inzake andere scheidingskwesties de vlotte beëindiging regelen van die samenwerking op een aantal gebieden. Indien de overeenkomsten niet in werking treden op 1 januari 2021, zal de samenwerking tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk afnemen tot een niveau dat noch gewenst is, noch in het belang van de Unie is, met een verstoring van de betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk tot gevolg. Die verstoringen kunnen worden beperkt door de voorlopige toepassing van de overeenkomsten.

(17)

Gelet op de uitzonderlijke situatie van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de Unie, de urgentie van de situatie met het verstrijken van de overgangsperiode op 31 december 2020, en de noodzaak voldoende tijd te gunnen aan het Europees Parlement en de Raad om het beoogde besluit over de sluiting van de overeenkomsten en de teksten van de overeenkomsten op gepaste wijze te bestuderen, moeten de overeenkomsten derhalve voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

(18)

Gezien de bijzonder laattijdige voltooiing van de onderhandelingen over de overeenkomsten, slechts zeven dagen voordat de overgangsperiode ten einde loopt, was het niet mogelijk de teksten van de overeenkomsten vóór de ondertekening ervan te onderwerpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie. Daarom moeten de partijen onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomsten overgaan tot de definitieve juridische en taalkundige revisie van de teksten van de overeenkomsten in alle 24 authentieke talen. Die juridische en taalkundige revisie moet tijdig worden afgerond. Vervolgens moeten de partijen die gereviseerde teksten van de overeenkomsten in al die talen als authentiek en definitief vaststellen middels uitwisseling van diplomatieke nota's. Die gereviseerde teksten moeten ab initio in de plaats treden van de ondertekende versies van de overeenkomsten.

(19)

De overeenkomsten moeten worden ondertekend en de aangehechte verklaringen en kennisgeving moeten worden goedgekeurd namens de Unie.

(20)

De ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst voor wat betreft aangelegenheden die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het "Euratom-Verdrag") vallen, is onderworpen aan een afzonderlijke procedure,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, met betrekking tot de andere aangelegenheden dan die welke onder het Euratom-Verdrag vallen, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst.

2.   Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst.

3.   De teksten van de overeenkomsten zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   De Commissie vertegenwoordigt de Unie in de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en de gespecialiseerde comités die zijn ingesteld op grond van de artikelen INST.1 [partnerschapsraad] en INST.2 [comités] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede in overeenkomstig artikel INST.1 [partnerschapsraad], lid 4, punt g), of artikel INST.2 [comités], lid 2, punt g), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst daarnaast ingestelde gespecialiseerde handelscomités of gespecialiseerde comités.

Elke lidstaat heeft de mogelijkheid om, als deel van de delegatie van de Unie, één vertegenwoordiger af te vaardigen om de vertegenwoordiger van de Commissie te vergezellen in vergaderingen van de partnerschapsraad en van andere uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gemengde organen.

2.   Teneinde de Raad in staat te stellen zijn beleidsvormende, coördinerende en besluitvormende functies overeenkomstig de Verdragen uit te oefenen, in het bijzonder via vaststelling van de namens de Unie in de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en gespecialiseerde comités in te nemen standpunten, zorgt de Commissie ervoor dat de Raad alle met om het even welke vergadering van die gemengde organen en met om het even welke via de schriftelijke procedure vast te stellen handelingen verband houdende informatie en documenten ruimschoots doch uiterlijk acht werkdagen vóór de aanvang van de desbetreffende vergadering of schriftelijke procedure ontvangt.

De Raad wordt ook tijdig op de hoogte gebracht van de besprekingen en het resultaat van de vergaderingen van de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en de gespecialiseerde comités en van het gebruik van de schriftelijke procedure; tevens ontvangt hij de ontwerpnotulen en alle documenten met betrekking tot die vergaderingen of het gebruik van die procedure.

3.   Het Europees Parlement wordt in staat gesteld om gedurende het gehele proces overeenkomstig de Verdragen zijn institutionele prerogatieven ten volle uit te oefenen.

4.   Gedurende een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2021 brengt de Commissie jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad over de uitvoering en de toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 3

1.   Tot het moment dat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in de punten a) tot en met i) genoemde maatregelen in de Unie in werking treedt, wordt elk besluit van de Unie om dergelijke maatregelen te nemen door de Commissie genomen overeenkomstig de voorwaarden in de desbetreffende bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, voor wat betreft:

a)

de schorsing van de desbetreffende preferentiële behandeling van het (de) betrokken product(en), zoals uiteengezet in artikel GOODS.19 [maatregelen in geval van inbreuken op of ontduiking van de douanewetgeving] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

b)

de toepassing van corrigerende maatregelen en de schorsing van verplichtingen als uiteengezet in artikel LPFOFCSD.3.12 [corrigerende maatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

c)

de toepassing van evenwichtsherstellende maatregelen en tegenmaatregelen als uiteengezet in artikel LPFOFCSD.9.4 [evenwichtsherstel] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

d)

de toepassing van corrigerende maatregelen als uiteengezet in artikel ROAD.11 [corrigerende maatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

e)

compenserende maatregelen als uiteengezet in artikel FISH.9 [compenserende maatregelen in geval van intrekking of beperking van toegang] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

f)

de toepassing van corrigerende maatregelen als uiteengezet in artikel FISH.14 [corrigerende maatregelen en geschillenbeslechting] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

g)

de schorsing of beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan programma's van de Unie als uiteengezet in artikel UNPRO.3.1 [schorsing door de Europese Unie van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan een programma van de Unie] en artikel UNPRO.3.20 [beëindiging door de Europese Unie van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan een programma van de Unie] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

h)

een aanbod of aanvaarding van tijdelijke compensatie of de schorsing van verplichtingen in de context van naleving na een arbitrage- of deskundigenpanelprocedure uit hoofde van artikel INST.24 [tijdelijke maatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met uitzondering van het bepaalde in Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3);

i)

de vrijwaringsmaatregelen en evenwichtsherstellende maatregelen als uiteengezet in artikel INST.36 [vrijwaringsmaatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

2.   De Commissie informeert de Raad tijdig en volledig over haar voornemen om in lid 1 genoemde maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie houdt ten volle rekening met de geuite zienswijzen. De Commissie brengt waar passend ook het Europees Parlement op de hoogte.

3.   Wanneer er een bijzonder belang is voor één of meer lidstaten, kan die lidstaat of kunnen die lidstaten de Commissie verzoeken in lid 1 genoemde maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.

4.   De Commissie kan ook maatregelen vaststellen tot herinvoering van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, zoals die bestonden vóór de vaststelling van in lid 1 bedoelde maatregelen. De leden 2 en 3 zijn mutatis mutandis van toepassing.

5.   Voordat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in lid 1 genoemde maatregelen wordt vastgesteld, worden de in dit artikel vastgestelde regelingen door de Raad aan een toetsing onderworpen.

Artikel 4

Indien één of meer lidstaten een aanzienlijke moeilijkheid als gevolg van de uitvoering van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aan de orde stellen, met name op het gebied van visserij, onderzoekt de Commissie dat verzoek bij voorrang en legt zij die kwestie indien nodig voor aan de partnerschapsraad, overeenkomstig de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. In gevallen waarin geen bevredigende oplossing werd gevonden, wordt die kwestie zo spoedig mogelijk behandeld in het kader van de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst voorziene toetsing. Wanneer die moeilijkheid voortduurt, worden de nodige stappen ondernomen om te onderhandelen over, en over te gaan tot de sluiting van, een overeenkomst waarbij in de handels- en samenwerkingsovereenkomst de nodige wijzigingen worden aangebracht.

Artikel 5

1.   De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie een besluit te nemen om:

a)

de erkenning van gelijkwaardigheid te bevestigen of te schorsen na de beoordeling van de gelijkwaardigheid die uiterlijk op 31 december 2023 moet worden verricht overeenkomstig artikel 3 [erkenning van gelijkwaardigheid], lid 3, van bijlage TBT-4 [biologische producten] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

b)

de erkenning van gelijkwaardigheid te schorsen overeenkomstig artikel 3 [erkenning van gelijkwaardigheid], leden 5 en 6, van bijlage TBT-4 [biologische producten] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

c)

officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken te aanvaarden die door een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk zijn afgegeven voor buiten het bevoegdheidsgebied van de autoriteit van afgifte gevestigde productie-inrichtingen, en de voorwaarden te bepalen waaronder de Unie die officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken aanvaardt overeenkomstig artikel 5 [erkenning van inspecties], leden 3 en 4, van bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

d)

de nodige uitvoeringsregelingen vast te stellen voor de uitwisseling van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken met een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 6 [uitwisseling van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken] van bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst en voor de uitwisseling van informatie met een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk betreffende inspecties van productie-inrichtingen uit hoofde van artikel 7 [waarborgen] van die bijlage;

e)

de erkenning van inspecties of de aanvaarding van door het Verenigd Koninkrijk afgegeven officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken te schorsen en het Verenigd Koninkrijk in kennis te stellen van haar voornemen om artikel 9 [schorsing] van bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst toe te passen en overleg te plegen met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 8 [wijzigingen in de toepasselijke wetgeving], lid 3, van die bijlage;

f)

voor alle of enkele van de in aanhangsel C bij bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst genoemde producten de erkenning van inspecties of de aanvaarding van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken van de andere Partij geheel of gedeeltelijk te schorsen overeenkomstig artikel 9 [schorsing], lid 1, van die bijlage.

2.   De leden 2, 3, en 4 van artikel 3 zijn van toepassing.

Artikel 6

1.   De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over de regelingen bedoeld in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om die te ondertekenen en te sluiten:

a)

die regelingen worden uitsluitend aangegaan voor het in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst beschreven doel en overeenkomstig de bepalingen daarvan, en betreffen geen andere aangelegenheden, ongeacht of die al dan niet onder het toepassingsgebied van titel I van rubriek twee van deel twee [luchtvervoer] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen;

b)

die regelingen discrimineren niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.

2.   De lidstaten zijn gemachtigd de in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde vergunningen te verlenen onder de voorwaarden in die overeenkomst en overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het recht van de Unie en dat van de lidstaten. Daarbij discrimineren de lidstaten niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

3.   De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over de regelingen bedoeld in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om die te ondertekenen en te sluiten:

a)

die regelingen worden uitsluitend aangegaan voor het in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst beschreven doel en overeenkomstig de bepalingen daarvan, en betreffen geen andere aangelegenheden, ongeacht of die al dan niet onder het toepassingsgebied van titel I van rubriek twee van deel twee [luchtvervoer] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen;

b)

die regelingen discrimineren niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.

Artikel 7

De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over bilaterale overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk, en om die te ondertekenen en te sluiten, in overeenstemming met artikel 41 van het protocol betreffende administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen en rechten of op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid met betrekking tot aangelegenheden die niet onder het protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid vallen:

a)

de beoogde overeenkomst is verenigbaar met de werking van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en van de interne markt en mag die niet ondermijnen;

b)

de beoogde overeenkomst is verenigbaar met het Unierecht, en mag geen risico vormen voor de verwezenlijking van een doelstelling van het externe optreden van de Unie op het betrokken gebied of anderszins schadelijk zijn voor de belangen van de Unie;

c)

de beoogde overeenkomst voldoet aan het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit zoals vastgelegd in het VWEU.

De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.

Artikel 8

1.   Elke lidstaat die voornemens is te onderhandelen over een bilaterale regeling als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 3, of een bilaterale overeenkomst als bedoeld in artikel 7, houdt de Commissie op de hoogte van zijn onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over die regelingen of overeenkomsten en verzoekt de Commissie, waar passend, om als waarnemer deel te nemen aan de onderhandelingen.

2.   Na afronding van de onderhandelingen dient de betrokken lidstaat de uit de onderhandelingen voortvloeiende ontwerpregeling of ontwerpovereenkomst in bij de Commissie. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad daar onverwijld van in kennis.

3.   Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de ontwerpregeling of ontwerpovereenkomst besluit de Commissie of aan de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, of artikel 6, lid 3, eerste alinea, respectievelijk in artikel 7, eerste alinea, vermelde voorwaarden is voldaan. Indien de Commissie besluit dat aan die voorwaarden is voldaan, mag de betrokken lidstaat de regeling of overeenkomst in kwestie ondertekenen en sluiten.

4.   De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie binnen één maand na de inwerkingtreding van de regeling of overeenkomst of, ingeval de regeling of overeenkomst voorlopig wordt toegepast, binnen één maand na aanvang van die voorlopige toepassing, een kopie van de regeling of overeenkomst.

Artikel 9

De lidstaten die voornemens zijn over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten met het Verenigd Koninkrijk op gebieden die niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, moeten, met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de Commissie tijdig in kennis stellen van hun intenties en van de voortgang van de onderhandelingen.

Artikel 10

De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten bij lopende of toekomstige onderhandelingen over, of de ondertekening of sluiting van, internationale overeenkomsten met elk ander derde land, of, met betrekking tot toekomstige onderhandelingen over, of de ondertekening of sluiting van, aanvullende overeenkomsten als bedoeld in artikel COMPROV.2 [aanvullende overeenkomsten] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 11

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomsten namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 12

1.   Op voorwaarde van wederkerigheid worden de overeenkomsten met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

2.   De Unie geeft het Verenigd Koninkrijk kennis van de voltooiing van de interne voorschriften en procedures van de Unie die nodig zijn voor die voorlopige toepassing, op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de Unie vóór de in lid 1 bedoelde datum ervan in kennis heeft gesteld dat zijn interne voorschriften en procedures voor voorlopige toepassing zijn voltooid.

3.   De versies van de overeenkomsten in het Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds zijn onderworpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie.

De taalversies die het resultaat zijn van de in de eerste alinea bedoelde juridische en taalkundige revisie worden middels een uitwisseling van diplomatieke nota's met het Verenigd Koninkrijk als authentiek en definitief vastgesteld.

De in de tweede alinea bedoelde authentieke en definitieve teksten treden ab initio in de plaats van de ondertekende versies van de overeenkomsten.

4.   De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in lid 2 bedoelde kennisgeving en dient namens de Unie de in lid 3, tweede alinea, bedoelde diplomatieke nota in.

Artikel 13

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst en in artikel 19 van de informatiebeveiligingsovereenkomst bedoelde kennisgeving(en).

Artikel 14

De aan dit besluit gehechte verklaringen en kennisgeving worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 december 2020

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).

(2)  Besluit (EU, Euratom) 2020/266 van de Raad van 25 februari 2020 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over een nieuwe partnerschapsovereenkomst (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 53).

(3)  Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50)


31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/11


BESLUIT (Euratom) 2020/2253 VAN DE RAAD

van 29 december 2020

tot goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, van de Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie, en tot goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 februari 2020 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om met het Verenigd Koninkrijk onderhandelingen te openen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst. Die onderhandelingen resulteerden in een Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de "handels- en samenwerkingsovereenkomst"), een Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (de "informatiebeveiligingsovereenkomst") en een Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie (de "kernenergieovereenkomst") (de "overeenkomsten").

(2)

De handels- en samenwerkingsovereenkomst bestrijkt gebieden die onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (de "Gemeenschap") vallen, namelijk de associatie met het onderzoeks- en opleidingsprogramma van Euratom en met de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarop deel vijf van de handels- en samenwerkingsovereenkomst (deelname aan programma's van de Unie, gezond financieel beheer en financiële bepalingen) van toepassing is. De handels- en samenwerkingsovereenkomst moet derhalve namens de Gemeenschap worden gesloten voor wat betreft aangelegenheden die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het "Euratom-Verdrag") vallen. De ondertekening en de sluiting van de handels- en samenwerkingsovereenkomst namens de Unie zijn onderworpen aan een afzonderlijke procedure.

(3)

Er zij op gewezen dat bilaterale ontwerpovereenkomsten tussen een lidstaat van de Gemeenschap en het Verenigd Koninkrijk binnen het kader van het Euratom-Verdrag, met inbegrip van overeenkomsten voor de uitwisseling van wetenschappelijke of industriële informatie op nucleair gebied, kunnen worden gesloten mits is voldaan aan de voorwaarden en de procedures, bedoeld in de artikelen 29 en 103 van dat Verdrag.

(4)

Gezien de uitzonderlijke situatie van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de Unie en de Gemeenschap en de urgentie van de situatie met de overgangsperiode die op 31 december 2020 verstrijkt, moet de handels- en samenwerkingsovereenkomst, voor wat betreft aangelegenheden die onder het Euratom-Verdrag vallen, worden ondertekend en voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures. Om dezelfde redenen moet de kernenergieovereenkomst worden ondertekend en voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures en van de voltooiing van de definitieve juridische en taalkundige revisie, alsook van de vaststelling van die definitief gereviseerde taalversies als authentiek en definitief door de partijen.

(5)

Gezien de bijzonder laattijdige voltooiing van de onderhandelingen over de overeenkomsten, slechts zeven dagen voordat de overgangsperiode ten einde loopt, was het niet mogelijk de teksten van de overeenkomsten vóór de ondertekening ervan te onderwerpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie. Daarom moeten de partijen onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomsten overgaan tot de definitieve juridische en taalkundige revisie van de teksten van de overeenkomsten in alle 24 authentieke talen. Die juridische en taalkundige revisie moet tijdig worden afgerond. Vervolgens moeten de partijen die gereviseerde teksten van de overeenkomsten in al die talen als authentiek en definitief vaststellen middels uitwisseling van diplomatieke nota's. Die gereviseerde teksten moeten ab initio in de plaats treden van de ondertekende versies van de overeenkomsten.

(6)

De sluiting, door de Commissie, van de kernenergieovereenkomst moet worden goedgekeurd.

(7)

De sluiting, door de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, voor wat betreft aangelegenheden die onder het Euratom-Verdrag vallen, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onder voorbehoud van de in artikel 2 genoemde voorwaarden wordt de sluiting, door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie goedgekeurd.

2.   Onder voorbehoud van de in artikel 3 genoemde voorwaarden wordt de sluiting, door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met inbegrip van de bepalingen inzake voorlopige toepassing, goedgekeurd voor wat betreft aangelegenheden die onder het Euratom-Verdrag vallen.

3.   De tekst van de in lid 1 bedoelde overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

De tekst van de in lid 2 bedoelde overeenkomst is gehecht aan Besluit (EU) 2020/2252 van de Raad (1).

Artikel 2

1.   Vóór de sluiting ervan en op voorwaarde van wederkerigheid wordt de in artikel 1, lid 1, bedoelde overeenkomst ondertekend en met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures en van de in lid 2 bedoelde procedures.

2.   De versies van de in artikel 1, lid 1, bedoelde overeenkomst in het Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds zijn onderworpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie.

De taalversies die het resultaat zijn van de in de eerste alinea bedoelde juridische en taalkundige revisie, worden middels een uitwisseling van diplomatieke nota's met het Verenigd Koninkrijk als authentiek en definitief vastgesteld.

De in de tweede alinea bedoelde authentieke en definitieve teksten treden ab initio in de plaats van de ondertekende versies van de in artikel 1, lid 1, bedoelde overeenkomst.

3.   De in lid 1 bedoelde voorlopige toepassing wordt overeengekomen door middel van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en de regering van het Verenigd Koninkrijk. De tekst van die brieven is aan dit besluit gehecht.

Artikel 3

1.   Vóór de sluiting ervan en op voorwaarde van wederkerigheid wordt de in artikel 1, lid 2, bedoelde overeenkomst, voor wat betreft aangelegenheden die onder het Euratom-Verdrag vallen, ondertekend en met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

2.   De kennisgeving aan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Besluit (EU) 2020/2252 betreffende de voltooiing van de interne voorschriften en procedures van de Unie die nodig zijn voor de voorlopige toepassing, wordt door de voorzitter van de Raad verricht op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de Unie vóór de in lid 1 bedoelde datum ervan in kennis heeft gesteld dat zijn interne voorschriften en procedures voor voorlopige toepassing zijn voltooid.

3.   De versies van de in artikel 1, lid 2, bedoelde overeenkomst in het Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds zijn onderworpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie.

De taalversies die het resultaat zijn van de in de eerste alinea bedoelde juridische en taalkundige revisie, worden middels een uitwisseling van diplomatieke nota's met het Verenigd Koninkrijk als authentiek en definitief vastgesteld.

De in de tweede alinea bedoelde authentieke en definitieve teksten treden ab initio in de plaats van de ondertekende versies van de in artikel 1, lid 2, bedoelde overeenkomst.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 december 2020

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Besluit (EU) 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 444 van 31.12.2020, blz. 2).


31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/14


HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS

 


31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/1463


OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND INZAKE BEVEILIGINGSPROCEDURES VOOR DE UITWISSELING EN BESCHERMING VAN GERUBRICEERDE GEGEVENS

 


31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/1475


Verklaringen, bedoeld in het besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende een voorlopige toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en de overeenkomst inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

GEZAMENLIJKE VERKLARING OVER REGELGEVINGSSAMENWERKING OP HET GEBIED VAN FINANCIËLE DIENSTEN TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN HET VERENIGD KONINKRIJK

1.

De Unie en het Verenigd Koninkrijk komen overeen gestructureerde regelgevingssamenwerking op het gebied van financiële diensten vast te stellen teneinde duurzame en stabiele betrekkingen tussen autonome rechtsgebieden tot stand te brengen. Die regelingen zijn gebaseerd op een gedeeld engagement om de financiële stabiliteit, marktintegriteit en bescherming van investeerders en consumenten te bewaren, en maken het volgende mogelijk:

de bilaterale uitwisseling van standpunten en analyses met betrekking tot regelgevingsinitiatieven en andere belangrijke kwesties;

transparantie en een goede dialoog in het proces van de vaststelling, schorsing en intrekking van gelijkwaardigheidsbesluiten; alsmede

betere samenwerking en coördinatie, onder meer in internationale organisaties, voor zover noodzakelijk.

2.

Beide partijen zullen tegen maart 2021 een memorandum van overeenstemming over de instelling van een kader voor die samenwerking overeenkomen. De partijen zullen onder meer bespreken hoe zij vorderingen moeten maken met gelijkwaardigverklaringen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk, onverminderd het unilaterale en autonome besluitvormingsproces aan beide zijden.

GEZAMENLIJKE POLITIEKE VERKLARING BETREFFENDE DE BESTRIJDING VAN SCHADELIJKE BELASTINGREGELINGEN

De Europese Unie (1)en het Verenigd Koninkrijk (de "deelnemers") onderschrijven de volgende politieke verklaring betreffende de bestrijding van schadelijke belastingregelingen.

De deelnemers bevestigen, in overeenstemming met de mondiale beginselen van eerlijke belastingconcurrentie, hun verbintenis om schadelijke belastingregelingen tegen te gaan, met name die welke grondslaguitholling en winstverschuiving in de hand kunnen werken, overeenkomstig actie 5 van het OESO-actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS). In die context bevestigen de deelnemers hun verbintenis om de beginselen inzake de bestrijding van schadelijke belastingregelingen toe te passen, overeenkomstig deze gezamenlijke politieke verklaring.

Schadelijke belastingregelingen omvatten belastingregelingen voor ondernemingen die de locatie van bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van de locatie van groepen ondernemingen, binnen de deelnemers aanzienlijk beïnvloeden of kunnen beïnvloeden. Belastingregelingen omvatten zowel wet- en regelgeving als administratieve praktijken.

Als een belastingregeling voldoet aan het primaire criterium, zijnde het opleggen van een daadwerkelijk belastingniveau dat beduidend lager is, inclusief belasting tegen nultarief, dan de niveaus die doorgaans in de deelnemers van toepassing zijn, moet de belastingregeling als potentieel schadelijk worden beschouwd. Een dergelijk belastingniveau kan worden bewerkstelligd door middel van het nominale belastingtarief, de belastinggrondslag of enige andere relevante factor.

In dit verband en rekening houdend met de op mondiaal niveau bepaalde aanpak, moet bij de beoordeling of een voor ondernemingen geldende belastingregeling schadelijk is, worden nagegaan of een dan wel meer van de volgende sleutelfactoren van toepassing zijn:

a)

de voordelen staan los van de binnenlandse economie, zodat zij geen gevolgen hebben voor de nationale belastinggrondslag of alleen aan niet-ingezetenen worden toegekend;

b)

de regeling waarbij de voordelen worden toegekend, vereist geen aanzienlijke economische activiteit en aanzienlijke economische aanwezigheid binnen de deelnemer die dergelijke belastingvoordelen toekent;

c)

de regels voor het bepalen van de winst uit de activiteiten binnen een multinationale groep van ondernemingen wijken af van de internationaal aanvaarde beginselen, met name van de in OESO-verband goedgekeurde regels;

d)

het belastingstelsel is niet transparant, onder meer als wettelijke bepalingen op administratief niveau op niet-transparante wijze worden versoepeld of als er geen effectieve uitwisseling van informatie met betrekking tot de regeling plaatsvindt.

De deelnemers moeten aanmoedigen dat die beginselen, in het kader van hun grondwettelijke regelingen, worden toegepast op de gebieden waarvoor zij bijzondere verantwoordelijkheden of fiscale voorrechten hebben.

De deelnemers moeten een jaarlijkse dialoog organiseren om kwesties in verband met de toepassing van die beginselen te bespreken.

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE EN HET VERENIGD KONINKRIJK BETREFFENDE MONETAIR BELEID EN TOEZICHT OP SUBSIDIES

De partijen bevestigen dat zij onderling zijn overeengekomen dat activiteiten van een centrale bank in het kader van monetair beleid niet binnen het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk 3 [Toezicht op subsidies] van titel XI [Gelijk speelveld voor open en eerlijke concurrentie en duurzame ontwikkeling] van rubriek een [Handel] van deel twee van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.

GEZAMENLIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET BELEID INZAKE TOEZICHT OP SUBSIDIES

De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk (de "deelnemers") onderschrijven de volgende politieke verklaring betreffende het beleid inzake het toezicht op subsidies.

De richtsnoeren in deze gezamenlijke verklaring vertegenwoordigen het gedeelde begrip van de deelnemers van het toepasselijke subsidiebeleid in de hieronder vermelde gebieden.

Hoewel ze niet bindend zijn, kunnen de deelnemers de richtsnoeren in overweging nemen voor hun respectieve systemen voor toezicht op subsidies.

De deelnemers kunnen ermee instemmen die richtsnoeren te actualiseren.

Subsidies voor de ontwikkeling van achtergebleven gebieden

1.

Subsidies kunnen worden verleend voor de ontwikkeling van achtergebleven of achtergestelde gebieden of regio's. Bij de vaststelling van het subsidiebedrag kan rekening worden gehouden met:

de sociaal-economische situatie van het desbetreffende achtergebleven gebied;

de omvang van de begunstigde; alsmede

de omvang van het investeringsproject.

2.

De begunstigde levert zelf een substantiële bijdrage aan de investeringskosten. De subsidie mag niet als voornaamste doel of gevolg hebben dat de begunstigde ertoe wordt aangezet dezelfde of een soortgelijke activiteit te verplaatsen van het grondgebied van de ene partij naar het grondgebied van de andere partij.

Vervoer

1.

Bij de toekenning van subsidies aan luchthavens voor investeringen in infrastructuur en werkingskosten moet rekening worden gehouden met de omvang van de luchthaven in termen van het jaarlijkse aantal passagiers. Om subsidies voor werkingskosten te ontvangen, moeten andere dan kleine regionale luchthavens bewijzen dat zij in de toekomst kunnen overleven gedurende een periode waarin de subsidie geleidelijk kan worden afgebouwd.

2.

Subsidies voor weginfrastructuurprojecten mogen worden toegekend als zij niet zijn ontworpen om selectief ten goede te komen aan een bepaalde economische actor of sector, maar de samenleving in het algemeen ten goede komen. Bij de toekenning van de subsidie moet worden gewaarborgd dat alle gebruikers op niet-discriminerende basis open toegang hebben tot de infrastructuur (2).

3.

Subsidies aan havens kunnen worden toegekend voor bagger- of infrastructuurprojecten als die beperkt blijven tot het noodzakelijke minimumbedrag om het project te beginnen.

Onderzoek en ontwikkeling

Subsidies kunnen worden toegekend voor onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten (3). Het gaat onder meer om fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling, met name de ontwikkeling van nieuwe en zeer innovatieve technologie die de productiviteitsgroei en het concurrentievermogen stimuleert, op voorwaarde dat de subsidies noodzakelijk en evenredig zijn en niet als voornaamste doel of gevolg hebben dat dergelijke activiteiten op het grondgebied van de andere partij worden verplaatst of beëindigd. Ook voor andere initiatieven kunnen subsidies worden toegekend, zoals nieuwe productieprocessen, belangrijke infrastructuur, innovatieclusters en digitale hubs. Het subsidiebedrag moet een weerspiegeling zijn van, onder andere, het risico en de mate van technologische innovatie van het project, hoe dicht het project bij de markt staat, en de bijdrage tot het genereren van kennis.

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE UNIE EN HET VERENIGD KONINKRIJK BETREFFENDE BIJLAGE ENER-4

De partijen zijn het erover eens dat de doelstelling om de voordelen van handel als bedoeld in bijlage ENER-4 te maximaliseren, inhoudt dat, binnen de in die bijlage genoemde beperkingen, de handelsregelingen:

zo efficiënt mogelijk moeten zijn; alsmede

er onder normale omstandigheden toe moeten leiden dat stromen tussen elektriciteitsinterconnectoren in overeenstemming zijn met de prijzen op de day-aheadmarkten van de partijen.

GEZAMENLIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL EXC.1 [ALGEMENE UITZONDERINGEN] EN ARTIKEL EXC.4 [UITZONDERINGEN INZAKE VEILIGHEID]

De partijen bevestigen hun gezamenlijke opvatting dat:

1.

artikel EXC.1 [Algemene uitzonderingen] en artikel EXC.4 [Uitzonderingen inzake veiligheid] elkaar niet uitsluiten. Het is met name niet uitgesloten dat een veiligheidsbelang van een partij tegelijk als "essentieel veiligheidsbelang" in de zin van artikel EXC.4 [Uitzonderingen inzake veiligheid] en als kwestie van "openbare veiligheid" of "openbare orde" in de zin van artikel EXC.1 [Algemene uitzonderingen] wordt aangemerkt;

2.

artikel EXC.1 [Algemene uitzonderingen] en artikel EXC.4 [Uitzonderingen inzake veiligheid], met inbegrip van met name de termen "essentiële veiligheidsbelangen", "openbare veiligheid", "openbare zeden" en "openbare orde", moeten worden uitgelegd in overeenstemming met de interpretatieregels van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, zoals bepaald in artikel COMPROV.13 [Uitlegging] en artikel OTH.[4a] [WTO-jurisprudentie].

GEZAMENLIJKE POLITIEKE VERKLARING BETREFFENDE WEGVERVOERDERS

De partijen nemen er nota van dat hoewel de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk geen betrekking heeft op visum- of grensregelingen voor wegvervoerders die actief zijn op het grondgebied van de andere partij, een goed en efficiënt beheer van de visum- en grensregelingen voor wegvervoerders belangrijk is voor het vervoer van goederen, met name over de grens van het Verenigd Koninkrijk.

Onverminderd de rechten van elke partij om de toegang tot of het tijdelijke verblijf op haar grondgebied van natuurlijke personen te regelen, komen de partijen daartoe overeen om binnen hun eigen wetgeving op passende wijze de toegang en het verblijf te vergemakkelijken van bestuurders die de activiteiten uitvoeren die zijn toegestaan volgens deel twee [Handel, vervoer en visserij], rubriek drie [Wegvervoer], titel I [Goederenvervoer over de weg], van die overeenkomst.

GEZAMENLIJK POLITIEKE VERKLARING BETREFFENDE ASIEL EN TERUGKEER

Hoewel de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk geen bepalingen inzake asiel, terugkeer, gezinshereniging van niet-begeleide minderjarigen of irreguliere migratie bevat, nemen de partijen nota van het belang van een goed beheer van migratiestromen en erkennen zij de bijzondere omstandigheden als gevolg van de aangrenzende controleregelingen, ro-ro-veerbootdiensten, de Kanaaltunnel en het gemeenschappelijk reisgebied.

Daartoe nemen de partijen nota van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om met de meest betrokken lidstaten bilaterale gesprekken aan te gaan over geschikte praktische regelingen voor asiel, gezinshereniging van niet-begeleide minderjarigen of irreguliere migratie, in overeenstemming met de respectieve wetten en voorschriften van de partijen.

GEZAMENLIJKE POLITIEKE VERKLARING BETREFFENDE TITEL III [PNR] VAN DEEL DRIE [RECHTSHANDHAVING EN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN]

De partijen erkennen dat het doeltreffende gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) betreffende andere vervoerswijzen dan vluchten, zoals zee-, spoor- en wegvervoerders, operationele waarde heeft voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terrorisme en zware criminaliteit, en verklaren voornemens te zijn de in titel III van deel drie van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bereikte overeenkomst te herzien en, zo nodig, uit te breiden als de Unie een intern rechtskader vaststelt voor de doorgifte en verwerking van PNR-gegevens voor andere vervoerswijzen.

De overeenkomst doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk om bilaterale overeenkomsten te sluiten en uit te voeren ten aanzien van een systeem voor het verzamelen en verwerken van PNR-gegevens van andere vervoerders dan die welke in de overeenkomst zijn gespecificeerd, mits de lidstaten handelen in overeenstemming met het recht van de Unie.

GEZAMENLIJKE POLITIEKE VERKLARING BETREFFENDE TITEL VII [UITLEVERING] VAN DEEL DRIE [RECHTSHANDHAVING EN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN]

In artikel LAW.SURR.77 [Evenredigheidsbeginsel] van titel VII [Uitlevering] van deel drie [Rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken] is bepaald dat samenwerking bij uitlevering noodzakelijk en evenredig moet zijn, rekening houdend met de rechten van de gezochte persoon en de belangen van de slachtoffers, en rekening houdend met de ernst van het feit, de te verwachten straf die zou worden opgelegd en de mogelijkheid dat een staat minder dwingende maatregelen neemt dan de uitlevering van de gezochte persoon, met name om onnodig lange perioden van voorlopige hechtenis te vermijden.

Het evenredigheidsbeginsel is relevant gedurende de gehele procedure die leidt tot de in titel VII [Uitlevering] bedoelde beslissing over de uitlevering. Als de uitvoerende rechterlijke autoriteit twijfels heeft over het evenredigheidsbeginsel, verzoekt zij om de nodige aanvullende informatie teneinde de uitvaardigende rechterlijke autoriteit in staat te stellen haar standpunt over de toepassing van het evenredigheidsbeginsel kenbaar te maken.

Beide partijen merken op dat artikel LAW.SURR 77 [Evenredigheidsbeginsel] en artikel 93 [Beslissing over de uitlevering] de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de staten in staat stellen bij de uitvoering van titel VII [Uitlevering] evenredigheid en de mogelijke duur van voorlopige hechtenis in aanmerking te nemen, en merken op dat dit in overeenstemming is met hun respectieve nationale wetgeving.

GEZAMENLIJKE POLITIEKE VERKLARING BETREFFENDE TITEL IX [UITWISSELING VAN STRAFREGISTERGEGEVENS] VAN DEEL DRIE [RECHTSHANDHAVING EN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN]

De partijen erkennen dat het belangrijk is dat werkgevers beschikken over informatie over het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen en over eventuele uit dergelijke veroordelingen voortvloeiende relevante ontzettingen uit een recht met betrekking tot personen die zij aanwerven voor professionele of georganiseerde vrijwilligersactiviteiten die rechtstreekse en regelmatige contacten met kwetsbare volwassenen inhouden. De partijen verklaren voornemens te zijn titel IX [Uitwisseling van strafregistergegevens] van deel drie [Rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken] te herzien en indien nodig uit te breiden indien de Unie haar rechtskader op dit gebied wijzigt.

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE EN HET VERENIGD KONINKRIJK BETREFFENDE DE UITWISSELING EN BESCHERMING VAN GERUBRICEERDE INFORMATIE

De partijen erkennen dat het belangrijk is om zo snel mogelijk regelingen te treffen voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. In dat opzicht zullen de partijen hun uiterste best doen om de onderhandelingen over de uitvoeringsregeling van de informatiebeveiligingsovereenkomst zo snel als redelijkerwijze mogelijk is, af te ronden, zodat de informatiebeveiligingsovereenkomst van toepassing kan worden als vereist op grond van artikel 19, lid 2, van de overeenkomst. Ondertussen kunnen de partijen gerubriceerde informatie uitwisselen overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften.

GEZAMENLIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE DEELNAME AAN PROGRAMMA'S VAN DE UNIE EN DE TOEGANG TOT PROGRAMMADIENSTEN

De partijen erkennen het wederzijdse voordeel van samenwerking op gebieden met gemeenschappelijk belang, zoals wetenschap, onderzoek en innovatie, nucleair onderzoek en ruimtevaart. Om toekomstige samenwerking op die gebieden aan te moedigen, zijn de partijen voornemens om een formele basis voor toekomstige samenwerking te leggen in de vorm van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de overeenkomstige programma's van de Unie onder eerlijke en toepasselijke voorwaarden en, indien nodig, in de vorm van toegang tot bepaalde diensten die in het kader van de programma's van de Unie worden verleend.

De partijen erkennen dat de tekst van protocol I "Programma's en activiteiten waaraan het Verenigd Koninkrijk deelneemt", tot vaststelling van een associatie met het Verenigd Koninkrijk voor deelname aan bepaalde programma's en activiteiten van de Unie, en van protocol II "betreffende toegang van het Verenigd Koninkrijk tot bepaalde diensten die in het kader van programma's en activiteiten van de Unie worden verleend", niet kon worden afgewerkt tijdens de onderhandelingen over de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, omdat het meerjarig financieel kader en de overeenkomstige rechtshandelingen van de Unie nog niet zijn vastgesteld op het moment dat de overeenkomst wordt ondertekend.

De partijen bevestigen dat de hieronder beschreven ontwerpprotocollen in principe zijn goedgekeurd en ter bespreking en vaststelling zullen worden voorgelegd aan het gespecialiseerd comité voor deelname aan programma's van de Unie. Het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie behouden zich het recht voor om deelname aan de in de protocollen [I en II] opgenomen programma's, activiteiten en diensten te herzien voordat die protocollen worden vastgesteld, omdat de juridische instrumenten die op de programma's en activiteiten van de Unie van toepassing zijn, kunnen worden gewijzigd. Het is ook mogelijk dat de ontwerpprotocollen moeten worden gewijzigd om te verzekeren dat zij voldoen aan die instrumenten, zoals vastgesteld.

De partijen zijn vastberaden om de protocollen zo snel mogelijk te laten vaststellen door het gespecialiseerd comité voor deelname aan programma's van de Unie, zodat zij zo snel mogelijk kunnen worden toegepast, met name omdat entiteiten van het Verenigd Koninkrijk vanaf het begin zouden kunnen deelnemen aan de vastgestelde programma's en activiteiten en de desbetreffende regelingen en akkoorden zouden gelden, voor zover mogelijk en in overeenkomst met de wetgeving van de Unie.

De partijen herhalen ook hun verbintenis om uitvoering te geven aan het PEACE+-programma, dat zal worden opgenomen in een afzonderlijke financieringsovereenkomst.

ONTWERPPROTOCOL I

Programma's en activiteiten waaraan het Verenigd Koninkrijk deelneemt

Artikel 1: Reikwijdte van de deelname van het Verenigd Koninkrijk

1.

Vanaf 1 januari 2021 neemt het Verenigd Koninkrijk deel aan en draagt het bij tot de programma's en activiteiten van de Unie, of delen daarvan, die zijn vastgesteld bij de volgende handelingen:

a)

Verordening XXX van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2020, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit 541/2014/EU (4), in zoverre die betrekking heeft op de regels die van toepassing zijn op de in artikel 3, punt c), van die verordening bedoelde component; [Copernicus]

b)

Verordening XXX van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding (5), in zoverre die betrekking heeft op de regels die van toepassing zijn op de in artikel 1, lid 3, punten a) en aa), van die verordening bedoelde componenten;

c)

Besluit XXX van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifiek programma tot uitvoering van Horizon Europa - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (6);

d)

Verordening XXX van de Raad tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, Euratom, voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (7) (het "Euratom-programma);

e)

2007/198/Euratom: Beschikking van de Raad tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan ("Besluit van de Raad inzake F4E") (8).

Artikel 2: Duur van de deelname van het Verenigd Koninkrijk

1.

Het Verenigd Koninkrijk neemt met ingang van [1 januari 2021] deel aan de programma's en activiteiten van de Unie, of delen daarvan, als bedoeld in artikel 1 [Reikwijdte van de deelname van het Verenigd Koninkrijk], voor de duur ervan of voor de duur van het meerjarig financieel kader 2021-2027, als dat korter is.

2.

Het Verenigd Koninkrijk of de entiteiten van het Verenigd Koninkrijk komen in aanmerking onder de voorwaarden van artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels], met betrekking tot de toekenningsprocedures van de Unie, die de in artikel 1 [Reikwijdte van de deelname van het Verenigd Koninkrijk] bedoelde begrotingsvastleggingen van de programma's en activiteiten of delen daarvan uitvoeren binnen de in het eerste lid van dit artikel vastgestelde termijnen.

3.

Dit protocol wordt voor de periode 2026-2027 onder dezelfde voorwaarden verlengd en toegepast op de opvolger van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, Euratom ("Euratom-programma"), tenzij een van de partijen binnen drie maanden na de bekendmaking van dat vervolgprogramma in het Publicatieblad van de Europese Unie kennis geeft van haar besluit om dit protocol niet tot dat vervolgprogramma uit te breiden. In geval van een dergelijke kennisgeving is dit protocol niet met ingang van 1 januari 2026 van toepassing op de opvolger van het Euratom-programma. Dat laat de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan andere programma's en activiteiten van de Unie, of delen daarvan, onverlet.

Artikel 3: Specifieke voorwaarden voor deelname aan het ruimtevaartprogramma

1.

Onverminderd de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, en met name artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels], neemt het Verenigd Koninkrijk deel aan de Copernicuscomponent van het ruimtevaartprogramma en profiteert het van Copernicusdiensten en -producten op dezelfde wijze als andere deelnemende landen (9).

2.

Het Verenigd Koninkrijk heeft volledige toegang tot de dienst van Copernicus voor het beheer van noodsituaties. Over de wijze van activering en gebruik moet een specifieke overeenkomst worden gesloten.

Nadere regels voor de toegang tot dergelijke diensten worden vastgelegd in de respectieve overeenkomsten, onder meer met betrekking tot de specifieke werking van de artikelen UNPRO.3.1, lid 4, UNPRO.3.2, lid 4, en UNPRO.3.3, lid 5.

3.

Het Verenigd Koninkrijk heeft als gemachtigde gebruiker toegang tot de componenten van de veiligheidsdienst van Copernicus voor zover de samenwerking tussen de partijen op de relevante beleidsgebieden is overeengekomen. Over de wijze van activering en gebruik moet een specifieke overeenkomst worden gesloten.

Nadere regels voor de toegang tot dergelijke diensten worden vastgelegd in de respectieve overeenkomsten, onder meer met betrekking tot de specifieke werking van de artikelen UNPRO.3.1, lid 4, UNPRO.3.2, lid 4, en UNPRO.3.3, lid 5.

4.

Voor de toepassing van lid 3 beginnen de onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk of entiteiten van het Verenigd Koninkrijk en het betrokken orgaan van de Unie zo spoedig mogelijk nadat de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan Copernicus is vastgesteld in dit protocol en in overeenstemming met de bepalingen inzake de toegang tot dergelijke diensten.

Als een dergelijke overeenkomst aanzienlijk wordt vertraagd of onmogelijk blijkt, onderzoekt het gespecialiseerd comité voor deelname aan programma's van de Unie hoe de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan Copernicus en de financiering ervan in het licht van die situatie kunnen worden aangepast.

5.

Voor deelname van vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk aan de vergaderingen van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie gelden de regels en procedures voor deelname aan die raad, rekening houdend met de status van het Verenigd Koninkrijk als derde land.

Artikel 4: Specifieke voorwaarden voor deelname aan het programma Horizon Europa

1.

Onder voorbehoud van artikel 6 neemt het Verenigd Koninkrijk als geassocieerd land deel aan alle onderdelen van Horizon Europa als bedoeld in artikel 4 van Verordening XXX, uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit XXX tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008.

2.

Onverminderd de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, en met name artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels], kunnen entiteiten van het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en aan acties onder contract onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op entiteiten uit de Unie.

3.

Als de Unie maatregelen vaststelt voor de uitvoering van de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kunnen het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan de krachtens die bepalingen opgerichte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Unie betreffende de oprichting van die juridische structuren.

4.

Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (10), als gewijzigd, en Besluit XXX betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa (11) stimuleren, als gewijzigd, zijn van toepassing op de deelname van entiteiten van het Verenigd Koninkrijk aan kennis- en innovatiegemeenschappen conform artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels].

5.

Als entiteiten van het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, hebben vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk het recht om als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als die welke gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot een punt dat betrekking heeft op het Verenigd Koninkrijk.

6.

Voor de berekening van de operationele bijdrage overeenkomstig artikel UNPRO.2.1, lid 5, worden de initiële vastleggingskredieten die definitief in de begroting van de Unie voor het toepasselijke jaar zijn vastgesteld ter financiering van Horizon Europa, met inbegrip van de ondersteunende uitgaven van het programma, verhoogd met de kredieten die overeenstemmen met externe bestemmingsontvangsten uit hoofde van [artikel XXX ] van Verordening [XXX] van de Raad tot instelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de COVID-19-pandemie (12).

7.

De rechten van het Verenigd Koninkrijk om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese Onderzoeksruimte en zijn subgroepen, zijn die welke van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.

Het Verenigd Koninkrijk kan deelnemen aan een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur ("ERIC") overeenkomstig de rechtshandelingen waarbij dat consortium is opgericht, en rekening houdend met zijn deelname aan Horizon 2020 overeenkomstig de voorwaarden die onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van dit protocol op die deelname van toepassing zijn en met zijn deelname aan Horizon Europa zoals vastgesteld in dit protocol.

Artikel 5: Modaliteiten voor de toepassing van een automatisch correctiemechanisme voor Horizon Europa uit hoofde van artikel UNPRO.2.2 [Programma's waarop een automatisch correctiemechanisme van toepassing is]

1.

Artikel UNPRO.2.2 [Programma's waarvoor een automatisch correctiemechanisme geldt] is van toepassing op Horizon Europa.

2.

De volgende bepalingen zijn van toepassing:

a)

voor de berekening van de automatische correctie wordt onder "subsidies op basis van mededinging" verstaan, subsidies die worden toegekend via oproepen tot het indienen van voorstellen waarbij de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd op het moment van de berekening van de automatische correctie, met uitzondering van financiële steun aan derden als gedefinieerd in artikel 204 van het Financieel Reglement (13) van toepassing op de algemene begroting van de Unie;

b)

als een juridische verbintenis wordt ondertekend met een coördinator van een consortium, zijn de bedragen die worden gebruikt voor het vaststellen van de initiële bedragen van de juridische verbintenis als bedoeld in het eerste lid van artikel UNPRO.2.2 [Programma's waarop een automatisch correctiemechanisme van toepassing is] de cumulatieve initiële bedragen die in de juridische verbintenis zijn toegewezen aan leden van een consortium die entiteiten van het Verenigd Koninkrijk zijn;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem eCorda van de Europese Commissie;

d)

"niet-interventiekosten" zijn andere kosten van het operationele programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer, andere acties (14);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (15), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

3.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor jaar N in verband met de uitvoering van vastleggingskredieten voor jaar N worden toegepast op basis van gegevens over jaar N en jaar N+1 uit eCorda als bedoeld in lid 2, punt c), in jaar N+2, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel UNPRO.2.1, lid 8, zijn toegepast op de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan Horizon Europa. Het in aanmerking genomen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn;

b)

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend door het verschil te nemen tussen:

i)

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan entiteiten van het Verenigd Koninkrijk is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N; alsmede

ii)

het bedrag van de aangepaste bijdrage van het Verenigd Koninkrijk voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A)

het bedrag aan subsidies op basis van mededinging uit vastleggingskredieten van jaar N voor dat programma, en

B)

het totaal van alle juridische verbintenissen die zijn aangegaan met betrekking tot vastleggingskredieten van jaar N, met inbegrip van ondersteunende uitgaven.

Als een correctie wordt toegepast voor situaties waarin entiteiten van het Verenigd Koninkrijk zijn uitgesloten, overeenkomstig de toepassing van artikel UNPRO.2.1, lid 8, worden de overeenkomstige bedragen van subsidies op basis van mededinging niet in de berekening opgenomen.

Artikel 6: Uitsluiting van het Fonds van de Europese Innovatieraad

1.

Het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk nemen niet deel aan het in het kader van Horizon Europa opgerichte Fonds van de Europese Innovatieraad (EIC). Het EIC-fonds is het financiële instrument dat deel uitmaakt van de EIC-Accelerator van Horizon Europa, die investeringen verstrekt in de vorm van eigen vermogen of een andere terugbetaalbare vorm (16).

2.

Vanaf 2021 en tot en met 2027 wordt de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan Horizon Europa jaarlijks aangepast met een bedrag dat wordt verkregen door de in het kader van het programma aan begunstigden van het EIC-fonds toe te wijzen geraamde bedragen, exclusief het bedrag afkomstig van terugbetalingen en terugvloeiende middelen, te vermenigvuldigen met de bijdragesleutel als gedefinieerd in artikel UNPRO.2.1, lid 6.

3.

Na elk jaar N waarin overeenkomstig lid 2 een aanpassing is verricht, wordt de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in de daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden bijgesteld door het verschil tussen het geraamde bedrag dat is toegewezen aan de begunstigden van het EIC-fonds, als bedoeld in artikel 6, lid 2, en het bedrag dat in jaar N aan de begunstigden van het EIC-fonds is toegewezen, te vermenigvuldigen met de bijdragesleutel als gedefinieerd in artikel UNPRO 2.1, lid 6.

Artikel 7: Specifieke voorwaarden voor deelname aan het Euratom-programma

1.

Het Verenigd Koninkrijk neemt als geassocieerd land deel aan alle onderdelen van het Euratom-programma.

2.

Onverminderd de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, en met name artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels], kunnen entiteiten van het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan alle aspecten van het Euratom-programma onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op juridische entiteiten van Euratom.

3.

Entiteiten van het Verenigd Koninkrijk kunnen deelnemen aan eigen acties van het JRC overeenkomstig artikel 4, lid 2, van dit protocol.

Artikel 8: Specifieke voorwaarden voor deelname aan activiteiten van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de ITER-overeenkomst en de Overeenkomst inzake de bredere aanpak

1.

Het Verenigd Koninkrijk neemt als lid deel aan de gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (F4E) overeenkomstig het F4E-besluit van de Raad en de daaraan gehechte statuten (de "F4E-statuten"), zoals laatstelijk gewijzigd of in de toekomst te wijzigen, en draagt bij tot de toekomstige wetenschappelijke en technologische samenwerking op het gebied van beheerste kernfusie via de associatie van het Verenigd Koninkrijk met het Euratom-programma.

2.

Onverminderd de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, en met name artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels], kunnen entiteiten van het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan alle activiteiten van F4E onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op juridische entiteiten van Euratom.

3.

Vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk nemen deel aan de vergaderingen van F4E overeenkomstig de statuten van F4E.

4.

Overeenkomstig artikel 7 van het F4E-besluit van de Raad past het Verenigd Koninkrijk het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toe op de gemeenschappelijke onderneming, haar directeur en personeel in verband met hun activiteiten overeenkomstig het F4E-besluit van de Raad. Overeenkomstig artikel 8 van het F4E-besluit van de Raad verleent het Verenigd Koninkrijk ook alle voordelen waarin bijlage III bij het Euratom-Verdrag voorziet, aan de Gemeenschappelijke Onderneming F4E binnen het kader van haar officiële activiteiten.

5.

De partijen komen het volgende overeen:

a)

de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (ITER-overeenkomst) is van toepassing op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, en voor de toepassing van dit artikel wordt dit protocol beschouwd als een relevante overeenkomst voor de toepassing van artikel 21 van de ITER-Overeenkomst;

b)

de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten) is van toepassing op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, en voor de toepassing van dit artikel wordt dit protocol beschouwd als een relevante overeenkomst voor de toepassing van artikel 24 van de Overeenkomst inzake voorrechten en immuniteiten; alsmede

c)

de Overeenkomst tussen Euratom en de regering van Japan voor de gezamenlijke uitvoering van de bredereaanpakactiviteiten op het gebied van fusie-energie (Overeenkomst inzake de bredere aanpak) is van toepassing op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, met name de voorrechten en immuniteiten uit hoofde van artikel 13 en artikel 14, lid 5, en voor de toepassing van dit artikel wordt dit protocol beschouwd als een relevante overeenkomst voor de toepassing van artikel 26 van de Overeenkomst inzake de bredere aanpak.

6.

Het Verenigd Koninkrijk wordt door Euratom in kennis gesteld als de ITER-Overeenkomst, de Overeenkomst inzake de bredere aanpak of de Overeenkomst betreffende de voorrechten en immuniteiten moet worden gewijzigd. Elke wijziging die gevolgen zou hebben voor de rechten of verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk, wordt in dat verband besproken in het gespecialiseerd comité voor deelname aan programma's van de Unie, teneinde de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de nieuwe situatie aan te passen. Elke wijziging die gevolgen zou hebben voor de rechten en verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk, vereist de formele instemming van het Verenigd Koninkrijk alvorens ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk van kracht te worden.

7.

Euratom en het Verenigd Koninkrijk kunnen in een specifieke overeenkomst overeenkomen dat in de Unie gevestigde juridische entiteiten in aanmerking kunnen komen voor deelname aan activiteiten van het Verenigd Koninkrijk in verband met de door F4E uitgevoerde activiteiten.

Artikel 9: Wederkerigheid

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "entiteit van de Unie" verstaan, elk type entiteit, ongeacht of het een natuurlijke persoon, rechtspersoon of een ander type entiteit betreft, die in de Unie verblijft of is gevestigd.

Subsidiabele entiteiten uit de Unie kunnen deelnemen aan programma's van het Verenigd Koninkrijk die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in artikel 1 [Reikwijdte van de deelname van het Verenigd Koninkrijk], punt b), c) en d), van dit protocol, overeenkomstig de wetgeving en regels van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 10: Intellectuele eigendom

Voor de in artikel 1 [Reikwijdte van de deelname van het Verenigd Koninkrijk] genoemde programma's en activiteiten en behoudens de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, en met name artikel UNPRO.1.4 [Naleving van de programmaregels], hebben entiteiten van het Verenigd Koninkrijk die deelnemen aan programma's die onder dit protocol vallen, wat betreft eigendom, exploitatie en verspreiding van informatie en intellectuele eigendom die uit die deelname voortvloeien, dezelfde rechten en verplichtingen als in de Unie gevestigde entiteiten die aan de desbetreffende programma's en activiteiten deelnemen. Deze bepaling is niet van toepassing op resultaten van projecten die vóór de toepassing van dit protocol begonnen waren.

ONTWERPPROTOCOL II

betreffende de toegang van het Verenigd Koninkrijk tot diensten die zijn vastgesteld in het kader van bepaalde programma's en activiteiten van de Unie waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt

Artikel 1: Reikwijdte van de toegang

Het Verenigd Koninkrijk heeft toegang tot de volgende diensten onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, de basishandelingen en alle andere regels met betrekking tot de uitvoering van de desbetreffende programma's en activiteiten van de Unie:

a)

diensten voor ruimtebewaking en -monitoring (SST) zoals gedefinieerd in artikel 54 van Verordening XXX (17) [de ruimtevaartverordening].

In afwachting van de inwerkingtreding van de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de voorwaarden voor derde landen voor de drie algemeen beschikbare SST-diensten, worden de in artikel 5, lid 1, van Besluit 541/2014/EU bedoelde SST-diensten verleend aan het Verenigd Koninkrijk en aan publieke en particuliere eigenaren en exploitanten van ruimtevaartuigen die in of vanuit het Verenigd Koninkrijk actief zijn, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van dit besluit (of wetgeving die deze met of zonder wijziging vervangt).

Artikel 2: Duur van de toegang

Het Verenigd Koninkrijk heeft toegang tot de in artikel 1 bedoelde diensten voor de gehele duur ervan of voor de gehele duur van het meerjarig financieel kader 2021-2027, als dat korter is.

Artikel 3: Specifieke voorwaarden voor toegang tot SST-diensten

De toegang tot algemeen beschikbare SST-diensten als bedoeld in artikel 54, lid 1, punt a), b) en c), van die verordening wordt aan het Verenigd Koninkrijk verleend (18) overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening XXX, op verzoek en onder voorwaarden die gelden voor derde landen.

De toegang van het Verenigd Koninkrijk tot de in artikel 54, lid 1, punt d), van de basishandeling bedoelde SST-diensten wordt, indien beschikbaar (19), onderworpen aan voorwaarden die gelden voor derde landen.

VERKLARING BETREFFENDE DE VASTSTELLING VAN ADEQUAATHEIDSBESLUITEN MET BETREKKING TOT HET VERENIGD KONINKRIJK

De partijen nemen nota van het voornemen van de Europese Commissie om onverwijld de procedure in te leiden voor de vaststelling van adequaatheidsbesluiten met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk in het kader van de algemene verordening gegevensbescherming en de richtlijn wetshandhaving, en van haar voornemen om daartoe nauw samen te werken met de andere organen en instellingen die betrokken zijn bij de desbetreffende besluitvormingsprocedure.


(1)  Wat betreft de verbintenissen in deze verklaring wordt, ten aanzien van de Europese Unie, onder "deelnemers" de Europese Unie en/of haar lidstaten verstaan, al naargelang het geval.

(2)  In dit geval wordt met "discriminatie" bedoeld dat vergelijkbare situaties op verschillende wijze worden behandeld en dat die differentiatie niet objectief gerechtvaardigd is.

(3)  Onderzoek en ontwikkeling zoals gedefinieerd in het Frascati-handboek van de OESO.

(4)  [publicatiegegevens PB]

(5)  [publicatiegegevens PB]

(6)  [publicatiegegevens PB]

(7)  [publicatiegegevens PB]

(8)  [publicatiegegevens PB] (als gewijzigd)

(9)  Verwijzingen naar "deelnemende landen" moeten worden afgerond in overeenstemming met de terminologie van basisbesluiten wanneer zij worden vastgesteld.

(10)  PB L 97 van 9.4.2008.

(11)  [PB L …]

(12)  [PB L …; COM(2020) 441]

(13)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB EU L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(14)  "Andere acties" kunnen prijzen, financiële instrumenten, verlening van technische/wetenschappelijke diensten door het JRC, bijdragen (OESO, Eureka, IPEEC, IEA, ...), delegatieovereenkomsten, deskundigen (beoordelaars, toezicht op projecten) omvatten.

(15)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).

(16)  Die definitie wordt vervangen door de definitie uit een wetgevingshandeling met een verwijzing in een voetnoot naar die wetgevingshandeling in de definitieve versie van het protocol (de recentste definitie van het EIC-fonds in Horizon 2020 is Besluit C(2020) 4001 van de Commissie tot wijziging van Besluit C(2019) 5323). Als er op het moment van de voltooiing van het protocol geen definitie met betrekking tot Horizon Europa beschikbaar is, kan het nodig zijn de definitie te herzien.

(17)  Verordening XXX van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit 541/2014/EU [COM/2018/447 final] [PB L ...].

(18)  Dit is onderworpen aan de laatste voorwaarde van de basishandeling en op voorwaarde dat beide partijen overeenstemming bereiken over de voorwaarde voor de verlening van de SST-dienst.

(19)  Dit is onderworpen aan de laatste voorwaarde van de basishandeling en op voorwaarde dat beide partijen overeenstemming bereiken over de voorwaarde voor de verlening van de SST-dienst.


31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/1486


Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK - Kennisgeving van de Unie

Met betrekking tot de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds ("de handels- en samenwerkingsovereenkomst"), stelt de Europese Unie het Verenigd Koninkrijk in kennis van het volgende:

A.    KENNISGEVING NAMENS DE UNIE BETREFFENDE HET EUROPEES OPENBAAR MINISTERIE (EOM)

Artikel LAW.OTHER.134, lid 7, punten d) en g)

1.

Overeenkomstig deel drie [Samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie in strafzaken], artikel LAW.MUTAS.114 [Definitie van bevoegde autoriteit], van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en artikel LAW.OTHER.134 [Kennisgevingen], lid 7, punt d), van die overeenkomst stelt de Unie hierbij, namens zichzelf, het Verenigd Koninkrijk ervan in kennis dat het EOM in de uitoefening van zijn bevoegdheden, zoals bepaald in de artikelen 22, 23 en 25 van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (1), wordt beschouwd als een bevoegde autoriteit voor de toepassing van deel drie [Samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie in strafzaken], titel VIII [Wederzijdse rechtshulp], van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Deze kennisgeving is van toepassing met ingang van de datum die wordt vastgesteld bij het besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 120, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad. Het Verenigd Koninkrijk wordt van die datum in kennis gesteld.

2.

Overeenkomstig deel drie [Samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie in strafzaken], artikel LAW.CONFISC.21 [Autoriteiten], lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en artikel LAW.OTHER.134 [Kennisgevingen], lid 7, punt g), van die overeenkomst stelt de Unie hierbij, namens zichzelf, het Verenigd Koninkrijk ervan in kennis dat het EOM in de uitoefening van zijn bevoegdheden, zoals bepaald in de artikelen 22, 23 en 25 van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad, wordt beschouwd als een bevoegde autoriteit voor het doen en, indien van toepassing, het uitvoeren van verzoeken om bevriezing uit hoofde van deel drie [Samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie in strafzaken], titel XI [Bevriezing en confiscatie], van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede als een centrale autoriteit voor het toezenden en beantwoorden van dergelijke verzoeken. Deze kennisgeving is van toepassing met ingang van de datum die wordt vastgesteld bij het besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 120, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad. Het Verenigd Koninkrijk wordt van die datum in kennis gesteld.

3.

Verzoeken worden toegezonden aan het centrale kantoor van het EOM.

B.    KENNISGEVING NAMENS DE UNIE BETREFFENDE DE DOOR DE LIDSTATEN GEMAAKTE KEUZES MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

1.

Als gevolg van de late ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zal de kennisgeving van de Unie betreffende de door de lidstaten gemaakte keuzes in verband met de hieronder vermelde bepalingen uiterlijk op 31 januari 2021 worden gedaan.

Lijst van bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst waarvoor kennisgeving moet worden gedaan bij de inwerkingtreding of het begin van toepassing van die overeenkomst:

a)

Artikel LAW.OTHER 134, lid 7, punt a): kennisgeving van de passagiersinformatie-eenheden die door elke lidstaat zijn opgericht of aangewezen met het oog op de ontvangst en verwerking van PNR-gegevens uit hoofde van titel III [Doorgifte en verwerking van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens)];

b)

Artikel LAW.OTHER 134, lid 7, punt b): kennisgeving van de autoriteit die krachtens het nationale recht van elke lidstaat bevoegd is voor de tenuitvoerlegging van een aanhoudingsbevel;

c)

Artikel LAW.OTHER 134, lid 7, punt b): kennisgeving van de autoriteit die krachtens het nationale recht van elke lidstaat bevoegd is voor de uitvaardiging van een aanhoudingsbevel;

d)

Artikel LAW.OTHER 134, lid 7, punt c): kennisgeving van de autoriteit die bevoegd is voor de ontvangst van verzoeken om doortocht, over het grondgebied van de lidstaat, van een gezochte persoon die wordt overgeleverd;

e)

Artikel LAW.OTHER 134, lid 7, punt e): kennisgeving van de centrale autoriteit die bevoegd is voor de uitwisseling van gegevens uit het strafregister uit hoofde van titel IX [Uitwisseling van strafregistergegevens] en voor de uitwisseling als bedoeld in artikel 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;

f)

Artikel LAW.OTHER 134, lid 7, punt f): kennisgeving van de centrale autoriteit die verantwoordelijk is voor het verzenden en beantwoorden van verzoeken uit hoofde van titel XI [Bevriezing en confiscatie], en voor de uitvoering van dergelijke verzoeken of voor de doorzending ervan aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor de uitvoering ervan.

2.

Overeenkomstig artikel SSC.11 [Gedetacheerde werknemers], lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst stelt de Unie het Verenigd Koninkrijk hierbij ervan in kennis dat de volgende lidstaten vallen onder:

Categorie A: lidstaten die de wens te kennen hebben gegeven af te wijken van artikel SSC.10 [Algemene regels] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst met ingang van 1 januari 2021: Oostenrijk, Hongarije, Portugal, Zweden;

Categorie B: lidstaten die de wens te kennen hebben gegeven niet af te wijken van artikel SSC.10 [Algemene regels] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst met ingang van 1 januari 2021: - ;

Categorie C: lidstaten die niet hebben aangegeven of zij al dan niet wensen af te wijken van artikel SSC.10 [Algemene regels] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst met ingang van 1 januari 2021: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en Tsjechië.

3.

De kennisgevingen met betrekking tot de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst betreffende de keuzes van de lidstaten die na de inwerkingtreding of het begin van toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kunnen worden gemaakt, volgen te zijner tijd, binnen de in die overeenkomst vastgestelde termijnen, al naargelang het geval.

(1)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).