ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 412

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
8 december 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 van de Commissie van 7 december 2020 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de melding en de rapportage in de Unie van in de lijst opgenomen ziekten, de modellen en procedures voor de indiening en rapportage van bewakingsprogramma’s en uitroeiingsprogramma’s van de Unie en voor aanvragen voor erkenning van de ziektevrije status, en het geautomatiseerd informatiesysteem ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2003 van de Commissie van 7 december 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak

29

 

*

Verordening (EU) 2020/2004 van de Europese Centrale Bank van 26 november 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1333/2014 houdende geldmarktstatistieken (ECB/2020/58)

31

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2005 van de Raad van 4 december 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Ierland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 412/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2002 VAN DE COMMISSIE

van 7 december 2020

tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de melding en de rapportage in de Unie van in de lijst opgenomen ziekten, de modellen en procedures voor de indiening en rapportage van bewakingsprogramma’s en uitroeiingsprogramma’s van de Unie en voor aanvragen voor erkenning van de ziektevrije status, en het geautomatiseerd informatiesysteem

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 23, artikel 30, lid 1, punt b), en de artikelen 35 en 40,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/429 zijn regels vastgesteld voor dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, met inbegrip van bepalingen inzake de melding en rapportage van ziekten, bewakingsprogramma’s van de Unie, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status.

(2)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2016/429 en bevat regels betreffende bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen en nieuwe dierziekten. De informatie, modellen en procedurevoorschriften voor de bewaking, de uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status moeten in deze verordening worden vastgesteld.

(3)

In de lijst opgenomen ziekten, zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 18, van Verordening (EU) 2016/429, worden in een lijst opgenomen overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die verordening. Vanwege hun verschillend ziekteprofiel geldt voor uitbraken van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten een plicht tot onmiddellijke melding in de Unie, terwijl voor uitbraken van andere ziekten een plicht tot rapportage in de Unie geldt.

(4)

Rekening houdend met het ziekteprofiel en de gezondheidsstatus in een bepaalde lidstaat, zone of compartiment, moet een onmiddellijke melding van de Unie over een uitbraak van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten aan de Commissie en de andere lidstaten worden vereist, zodat zij tijdig de nodige risicobeheersmaatregelen kunnen nemen. In deze verordening moet een specifieke lijst van die in de lijst opgenomen ziekten waarvoor een onmiddellijke melding in de Unie noodzakelijk is, alsook het tijdschema voor die onmiddellijke melding worden vastgesteld.

(5)

Er zijn diergezondheidswaarborgen van toepassing op ziektevrije lidstaten, zones en compartimenten voor in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) 2016/429. Aangezien niet hoeft te worden gerapporteerd over de bewaking die wordt uitgevoerd om de ziektevrije status te handhaven, is de verplichting om primaire uitbraken van die ziekten binnen 24 uur na de bevestiging te melden, gerechtvaardigd.

(6)

In geval van secundaire uitbraken van in de lijst opgenomen ziekten waarvoor meldingsplicht geldt, is, rekening houdend met het ziekteprofiel en afhankelijk van de gezondheidsstatus van een lidstaat, zone of compartiment, het gevestigde gebruik van gegroepeerde wekelijkse meldingen passend.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (3) wordt de toepassing van de regels voor de preventie en bestrijding van ziekten op de categorieën van in de lijst opgenomen ziekten voor de in de lijst opgenomen soorten of groepen soorten geregeld. De verplichting van de lidstaten om overeenkomstig die verordening voor de betrokken in de lijst opgenomen soorten of groepen soorten te rapporteren in de Unie over de vaststelling van ziekten van categorie E, de procedurevoorschriften en informatie met betrekking tot de rapportage, moeten in deze verordening worden vastgesteld.

(8)

Met het oog op uniforme voorwaarden voor uitvoering van de melding en rapportage in de Unie moeten de regels voor de vaststelling van de te verstrekken informatie, de regels voor de vaststelling van de noodzakelijke procedures, modellen en gegevens en de regels voor het opstellen van een lijst van de meldings- en rapportageregio’s worden vastgesteld.

(9)

Met het oog op de te verstrekken informatie bij een melding in de Unie overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/429, moeten sommige informatievoorschriften nader worden gespecificeerd zodat een uniforme toepassing van die bepaling kan worden gewaarborgd en de gegevens gemakkelijker kunnen worden ingevoerd in het geautomatiseerd informatiesysteem als bedoeld in artikel 22 van die Verordening (informatiesysteem voor dierziekten (Animal Disease Information System — ADIS)).

(10)

Voor de rapportage in de Unie van in de lijst opgenomen ziekten overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2016/429 moet in deze verordening het niveau van de te verstrekken informatie in verband met de vaststelling van in de lijst opgenomen ziekten en de uitroeiingsprogramma’s worden gespecificeerd.

(11)

Op grond van artikel 21 van Verordening (EU) 2016/429 moeten de lidstaten voorzien in meldings- en rapportageregio’s. Met het oog op duidelijkheid op het gebied van melding en rapportage in de Unie, moet in deze verordening een lijst van de soorten meldings- en rapportageregio’s worden opgenomen.

(12)

Voorts is het passend geharmoniseerde procedures en modellen vast te stellen om te zorgen voor een uniforme rapportage van de resultaten van de bewakings- en uitroeiingsprogramma’s van de Unie in ADIS.

(13)

De informatie over de resultaten van de uitvoering van uitroeiingsprogramma’s moet in ADIS beschikbaar zodat de Commissie toezicht kan houden op de voortgang van de lopende uitroeiingsprogramma’s van de lidstaten. Deze informatie moet worden aangevuld met de nodige informatie om de ziektevrije status te erkennen zodra de uitroeiing heeft plaatsgevonden.

(14)

Voor in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) 2016/429 kan de gezondheidsstatus binnen het grondgebied van één lidstaat verschillen: een deel van het grondgebied kan als ziektevrij zijn erkend, terwijl voor andere delen van het grondgebied al dan niet een goedgekeurd uitroeiingsprogramma voor dezelfde ziekte van toepassing is. Via ADIS moet het mogelijk zijn gegevens te verzamelen en, in voorkomend geval, samen te voegen met aanvullende gegevens over het totale aantal uitbraken en de betrokken in de lijst opgenomen soorten of groepen soorten.

(15)

Op grond van artikel 28 van Verordening (EU) 2016/429 moeten de lidstaten bewakingsprogramma’s van de Unie bij de Commissie indienen. Op grond van artikel 31 van Verordening (EU) 2016/429 moeten de lidstaten verplichte en optionele uitroeiingsprogramma’s voor in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten b) en c), van die verordening indienen. Met het oog op de uniforme toepassing van deze bepalingen moeten in deze verordening een gemeenschappelijk model en een gemeenschappelijke procedure voor deze indieningen worden vastgesteld.

(16)

De lidstaten moeten bij de Commissie een aanvraag indienen voor de goedkeuring van de ziektevrije status voor ziekten van de categorieën B en C. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten deze aanvragen op uniforme wijze indienen, is het passend de informatie, het model en de manier van gegevensoverdracht die voor deze aanvragen zijn vereist, te specificeren.

(17)

Aangezien Verordening (EU) 2016/429 van toepassing is met ingang van 21 april 2021, moet de onderhavige verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing worden.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening voorziet in regels betreffende:

1)

ziekten van categorie E die in aanmerking komen voor melding in de Unie van uitbraken en de door de lidstaten te verstrekken informatie voor de melding en rapportage in de Unie met betrekking tot de vaststelling van ziekten van categorie E;

2)

de termijnen en frequenties van ziektemelding en -rapportage in de Unie;

3)

het model en de procedure voor het aan de Commissie rapporteren van de resultaten van de bewakingsprogramma’s van de Unie en de informatie, het model en de procedure voor de rapportage aan de Commissie en de andere lidstaten van de resultaten van de uitroeiingsprogramma’s;

4)

het model en de structuur van de in de punten 1 en 3 bedoelde gegevens die in het geautomatiseerd informatiesysteem voor ziektemelding en -rapportage in de Unie moeten worden ingevoerd;

5)

het in een lijst opnemen van meldings- en rapportageregio’s;

6)

het model en de procedure voor de indiening van informatie over bewakingsprogramma’s van de Unie bij de Commissie en de andere lidstaten;

7)

de informatie, het model en de procedurevoorschriften met betrekking tot de indiening ter goedkeuring van de ontwerpen van verplichte en optionele uitroeiingsprogramma’s aan de Commissie en tot de prestatie-indicatoren die nodig zijn om de doeltreffende toepassing van deze programma’s te beoordelen, alsook de modellen en procedures voor aanvragen om erkenning van de ziektevrije status voor het gehele grondgebied van lidstaten, of zones en compartimenten daarvan, en voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over ziektevrije lidstaten of zones en compartimenten daarvan;

8)

procedures voor de instelling en het gebruik van het informatiesysteem voor dierziekten (Animal Disease Information System — ADIS).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“ziekten van categorie B”: in de lijst opgenomen ziekten die in alle lidstaten moeten worden bestreden met als doel die ziekten in de gehele Unie uit te roeien, overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2016/429;

2)

“ziekten van categorie C”: in de lijst opgenomen ziekten die relevant zijn voor sommige lidstaten en waarvoor maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat zij zich verspreiden naar andere delen van de Unie die officieel ziektevrij zijn of waarin een uitroeiingsprogramma voor de betrokken in de lijst opgenomen ziekte loopt, overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2016/429;

3)

“ziekten van categorie E”: in de lijst opgenomen ziekten waarvoor bewaking nodig is binnen de Unie, overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2016/429;

4)

“primaire uitbraak”: een uitbraak die uit epidemiologisch oogpunt geen verband houdt met een eerdere uitbraak in dezelfde meldings- en rapportageregio van een lidstaat of de eerste uitbraak in een andere meldings- en rapportageregio van dezelfde lidstaat;

5)

“secundaire uitbraak”: een uitbraak die geen primaire uitbraak is;

6)

“Informatiesysteem voor dierziekten (Animal Disease Information System — ADIS)”: het door de Commissie op te zetten en te beheren geautomatiseerd informatiesysteem voor ziektemelding en -rapportage in de Unie als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429;

7)

“territoriale reikwijdte”: het grondgebied waarop het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van toepassing is ten aanzien van landdieren en overeenkomstig artikel 47 van die gedelegeerde verordening ten aanzien van waterdieren;

8)

“duur van het uitroeiingsprogramma”: de periode waarin het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 15 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van toepassing is ten aanzien van landdieren en overeenkomstig artikel 49 van die gedelegeerde verordening ten aanzien van waterdieren.

Artikel 3

Melding in de Unie

1.   De lidstaten melden de Commissie en de andere lidstaten binnen 24 uur na bevestiging elke primaire uitbraak op hun grondgebied van een in de lijst opgenomen ziekte als bedoeld in:

a)

bijlage I, punten 1 en 2;

b)

bijlage I, punt 3, indien de primaire uitbraak is vastgesteld in de betrokken dierpopulatie in een ziektevrije lidstaat of zone;

c)

bijlage I, punten 4 en 5, indien de primaire uitbraak is vastgesteld in een ziektevrije lidstaat, zone of, in voorkomend geval, compartiment.

2.   De lidstaten melden de Commissie uiterlijk op de eerste werkdag van elke week, met betrekking tot de voorgaande week die loopt van maandag 0.01 u tot en met zondag middernacht, elke secundaire uitbraak op hun grondgebied van een in de lijst opgenomen ziekte als bedoeld in:

a)

bijlage I, punten 1 en 2;

b)

bijlage I, punt 3, indien de secundaire uitbraken zijn vastgesteld in de betrokken dierpopulatie in een ziektevrije lidstaat of zone;

c)

bijlage I, punten 4 en 5, indien de secundaire uitbraken zijn vastgesteld in een ziektevrije lidstaat, zone of, in voorkomend geval, compartiment.

Indien de Commissie hieromtrent geen informatie ontvangt, wordt ervan uitgegaan dat er tijdens de in de eerste alinea bedoelde periode geen secundaire uitbraken zijn bevestigd.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde meldingen bevatten de in bijlage II vermelde informatie en worden via ADIS elektronisch ingediend.

Artikel 4

Rapportage in de Unie over de vaststelling van in de lijst opgenomen ziekten

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april van elk jaar, en met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar, bij de Commissie en de andere lidstaten een verslag in over de vaststelling van ziekten van categorie E die op hun grondgebied zijn bevestigd bij in de lijst opgenomen soorten en groepen soorten als bedoeld in de tabel in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882.

2.   Het eerste in lid 1 bedoelde verslag moet uiterlijk op 30 april 2022 zijn ingediend.

3.   Het in lid 1 bedoelde verslag bevat de in bijlage III vermelde informatie en wordt via ADIS elektronisch ingediend.

Artikel 5

Meldings- en rapportageregio’s

De meldings- en rapportageregio’s waarin de lidstaten overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2016/429 voorzien, zijn opgenomen in bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 6

Rapportage in de Unie van de resultaten van de bewakingsprogramma’s van de Unie

1.   De lidstaten rapporteren uiterlijk op 15 maart van elk jaar, en met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar, bij de Commissie gegevens over de resultaten van de bewakingsprogramma’s van de Unie.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens worden via ADIS elektronisch ingediend.

Artikel 7

Rapportage in de Unie over de jaarlijkse resultaten van de uitvoering van goedgekeurde bewakingsprogramma’s

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april van elk jaar bij de Commissie verslagen in over de resultaten van de uitvoering van hun lopende goedgekeurde bewakingsprogramma’s.

2.   De in lid 1 bedoelde verslagen bevatten:

a)

voor elk jaar, met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar, de informatie die is gespecificeerd in:

i)

bijlage V, deel 1, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen,

ii)

bijlage V, deel 2, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het rabiësvirus (RABV),

iii)

bijlage V, deel 3, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) (infectie met BTV),

iv)

bijlage V, deel 4, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren, en

b)

voor elke periode van zes jaar na de eerste goedkeuring van de uitroeiingsprogramma’s, met betrekking tot de voorgaande zes kalenderjaren, met uitzondering van de informatie die eerder in de in punt a) bedoelde verslagen werd verstrekt, de informatie gespecificeerd in:

i)

bijlage VI, deel 6, punt 1, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden runderen,

ii)

bijlage VI, deel 6, punt 2, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden schapen en geiten,

iii)

bijlage VI, deel 6, punt 3, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. tuberculosis, M. caprae (MTBC)),

iv)

bijlage VI, deel 6, punt 8, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV.

3.   De in lid 1 bedoelde verslagen worden via ADIS elektronisch ingediend.

Artikel 8

Rapportage in de Unie over de eindresultaten van de uitvoering van goedgekeurde bewakingsprogramma’s

1.   De lidstaten dienen bij de Commissie het eindverslag in van hun goedgekeurde uitroeiingsprogramma’s uiterlijk vier maanden na de voltooiing ervan.

2.   Het in lid 1 bedoelde eindverslag omvat:

a)

in het geval van verplichte uitroeiingsprogramma’s, de toepassingsperiode van deze programma’s vanaf het laatste overeenkomstig artikel 7, lid 2, punt b), ingediende verslag tot de voltooiing ervan;

b)

in het geval van optionele uitroeiingsprogramma’s, de volledige toepassingsperiode vanaf goedkeuring tot voltooiing.

3.   Het in lid 1 bedoelde eindverslag bevat de in artikel 11, lid 1, punten e) tot en met n), en de in artikel 11, lid 2, bedoelde informatie, naargelang het geval, met uitzondering van de informatie die eerder in de in artikel 7, lid 1, bedoelde verslagen is verstrekt, wanneer de lidstaten verzoeken om:

a)

de erkenning van de ziektevrije status, of

b)

de verlenging van de toepassingsperiode van uitroeiingsprogramma’s overeenkomstig artikel 15, lid 2, tweede zin, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 of artikel 49, lid 2, tweede zin, van die gedelegeerde verordening.

4.   Wanneer de lidstaat niet verzoekt om erkenning van de ziektevrije status voor een ziekte van categorie C of de verlenging van de toepassingsperiode van de uitroeiingsprogramma’s als bedoeld in lid 3, punten a) en b), dient de lidstaat het in lid 1 bedoelde eindverslag niet in. In plaats daarvan dient de lidstaat bij de Commissie een verklaring in waarin de lidstaat bevestigt dat het uitroeiingsprogramma niet tot de uitroeiing van de ziekte heeft geleid en dat niet om verlenging van de toepassingsperiode ervan wordt verzocht.

5.   Het in lid 1 bedoelde eindverslag wordt via ADIS elektronisch ingediend.

Artikel 9

Indiening en ingrijpende wijzigingen van de bewakingsprogramma’s van de Unie

1.   De lidstaten dienen bij de Commissie hun bewakingsprogramma’s van de Unie in uiterlijk op 31 mei van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin zij van toepassing worden.

2.   De in lid 1 bedoelde programma’s:

a)

omvatten ten minste de in artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde informatie;

b)

worden elektronisch ingediend, met gebruikmaking van de daartoe bestemde elektronische standaardmodellen.

3.   De in lid 1 bedoelde programma’s die bij de Commissie zijn ingediend als het technische deel van aanvragen voor EU-financiering, worden geacht in overeenstemming met lid 1 te zijn ingediend.

4.   In geval van substantiële wijzigingen van lopende bewakingsprogramma’s van de Unie werken de lidstaten deze bij en dienen zij deze opnieuw in.

Artikel 10

Indiening van uitroeiingsprogramma’s

1.   De lidstaten dienen ter goedkeuring bij de Commissie op elektronische wijze, met gebruikmaking van de daartoe bestemde elektronische standaardmodellen, het volgende in:

a)

hun verplichte uitroeiingsprogramma’s, uiterlijk op 31 mei van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin zij van toepassing worden;

b)

hun optionele uitroeiingsprogramma’s, te allen tijde.

2.   De in lid 1 bedoelde uitroeiingsprogramma’s bevatten de relevante informatie die is vastgesteld in:

a)

bijlage VII, deel 1, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen;

b)

bijlage VII, deel 2, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV;

c)

bijlage VII, deel 3, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV;

d)

bijlage VII, deel 4, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren.

Artikel 11

Verzoek om erkenning van de ziektevrije status van lidstaten en zones met betrekking tot ziekten bij land- en waterdieren en de ziektevrije status van compartimenten met betrekking tot ziekten bij waterdieren

1.   De lidstaten vermelden, wanneer zij bij de Commissie een aanvraag indienen tot erkenning van de ziektevrije status overeenkomstig deel II, hoofdstuk 4, delen 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, in hun aanvraag de relevante informatie die is gespecificeerd in:

a)

bijlage VI, delen 1 en 2, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op de afwezigheid van in de lijst opgenomen soorten;

b)

bijlage VI, delen 1 en 3, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status is gebaseerd op het gebrek aan overlevingskansen voor de ziekteverwekker;

c)

bijlage VI, delen 1 en 4, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op het gebrek aan overlevingskansen van in de lijst opgenomen vectoren voor de in de lijst opgenomen ziekten bij landdieren;

d)

bijlage VI, delen 1 en 5, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op historische en bewakingsgegevens;

e)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 1, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden runderen;

f)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 2, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden schapen en geiten;

g)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 3, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectie met MTBC;

h)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 4, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor enzoötische boviene leukose (EBL);

i)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 5, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectieuze boviene rinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV);

j)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 6, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het virus van de ziekte van Aujeszky (ADV);

k)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 7, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor boviene virusdiarree (BVD);

l)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 8, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV;

m)

bijlage VI, deel 1, en bijlage VI, deel 6, punt 9, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV;

n)

bijlage VI, deel 1, en, indien relevant, bijlage VI, deel 6, punt 10, indien de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status gebaseerd is op uitroeiingsprogramma’s voor ziekten bij waterdieren.

2.   Aanvragen voor de erkenning van de ziektevrije status van compartimenten bevatten, naast de in lid 1, punt n), bedoelde informatie, de volgende informatie:

a)

in het geval van de in artikel 73, lid 2, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde compartimenten, de documentatie waaruit blijkt dat aan de vereisten van artikel 79, leden 3, 4 en 5, van die gedelegeerde verordening is voldaan;

b)

in het geval van de in artikel 73, lid 2, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde compartimenten, de in artikel 73, lid 3, punt a), van die gedelegeerde verordening bedoelde beoordeling en nadere bijzonderheden over eventuele maatregelen die zijn genomen om de insleep van de desbetreffende ziekte in het compartiment te voorkomen als bedoeld in artikel 73, lid 3, punt c), van die gedelegeerde verordening.

3.   De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elk bevestigd geval van de desbetreffende ziekte dat op het betrokken grondgebied is vastgesteld na de datum van indiening van de aanvragen om erkenning van de ziektevrije status en vóór de datum van erkenning van die status.

4.   De in de leden 1 en 2 bedoelde aanvragen worden via ADIS elektronisch ingediend.

Artikel 12

Uitwisseling van informatie over ziektevrije lidstaten of zones en compartimenten daarvan

1.   De lijst van gebieden, zones of compartimenten met de in artikel 38 van Verordening (EU) 2016/429 bedoelde ziektevrije status wordt opgesteld aan de hand van het elektronische standaardformulier op de website van de Commissie.

2.   De lidstaten wijzigen de in lid 1 bedoelde lijst binnen twee werkdagen indien de ziektevrije status van het grondgebied, de zones of de compartimenten verandert als gevolg van de niet-naleving van de vereisten voor de handhaving van die status.

3.   De lidstaten stellen de voorlopige verklaringen voor zones of compartimenten voor bepaalde ziekten bij waterdieren als bedoeld in artikel 83, lid 1, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 op aan de hand van het elektronische standaardformulier op de website van de Commissie.

Artikel 13

Procedures voor de instelling en het gebruik van ADIS

De lidstaten gebruiken vanaf de datum die de Commissie hun meedeelt, ADIS of een onderdeel daarvan voor het invoeren en overdragen van gegevens overeenkomstig deze verordening.

Article 14

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 21 april 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).


BIJLAGE I

IN DE LIJST OPGENOMEN ZIEKTEN DIE IN DE UNIE MOETEN WORDEN GEMELD

1.   In de lijst opgenomen ziekten bij landdieren die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt a), en artikel 3, lid 2, punt a), in de Unie moeten worden gemeld

Mond-en-klauwzeer

Infectie met het runderpestvirus

Infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus)

Infectie met het nodulaire-dermatosevirus

Infectie met Mycoplasma mycoides subsp. mycoides SC (besmettelijke boviene pleuropneumonie)

Schapen- en geitenpokken

Infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”)

Besmettelijke pleuropneumonie bij geiten

Afrikaanse paardenpest

Infectie met Burkholderia mallei (kwade droes)

Klassieke varkenspest

Afrikaanse varkenspest

Hoogpathogene aviaire influenza

Infectie met het virus van de ziekte van Newcastle, tenzij gediagnosticeerd in:

Columbiformes, tenzij gehouden als pluimvee, of

wilde dieren van in de lijst opgenomen soorten

Infectie met het rabiësvirus

Infectie met het virus van epizoötische hemorragische ziekte

Miltvuur

Surra (Trypanosoma evansi)

Ebola

Infectieuze anemie bij paarden

Dourine

Venezolaanse paardenencefalomyelitis

Infestatie met Aethina tumida (kleine kastkever)

Infestatie met Tropilaelaps spp.

Infectie met Batrachochytrium salamandrivorans

Japanse encefalitis

Westnijlkoorts

Paardenencefalomyelitis (oosterse en westerse)

2.   In de lijst opgenomen ziekten bij waterdieren die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt a), en artikel 3, lid 2, punt a), in de Unie moeten worden gemeld

Epizoötische hematopoëtische necrose

Infectie met Mikrocytos mackini

Infectie met Perkinsus marinus

Infectie met het taurasyndroomvirus

Infectie met het virus van de yellowheadziekte

3.   In de lijst opgenomen ziekten bij landdieren die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 2, punt b), in de Unie moeten worden gemeld

Infectie met Brucella abortus, B. melitensis, B. suis

Infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae, M. tuberculosis) (MTBC)

Infectieuze boviene rinotracheïtis/infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IBR/IPV)

Boviene virusdiarree (BVD)

Enzoötische boviene leukose (EBL)

Infectie met het virus van de ziekte van Aujeszky (ADV)

4.   In de lijst opgenomen ziekten bij landdieren die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt c), en artikel 3, lid 2, punt c), in de Unie moeten worden gemeld

Infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) (“infectie met BTV”) per serotype

Infestatie met Varroa spp.

Infestatie met Echinococcus multilocularis

5.   In de lijst opgenomen ziekten bij waterdieren die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt c), en artikel 3, lid 2, punt c), in de Unie moeten worden gemeld

Virale hemorragische septikemie

Infectieuze hematopoëtische necrose

Infectie met zalmanemievirus met HPR-deletie

Infectie met Marteilia refringens

Infectie met Bonamia exitiosa

Infectie met Bonamia ostreae

Infectie met het wittevlekkensyndroomvirus (“infectie met WSSV”)


BIJLAGE II

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 3, LID 3, TE VERSTREKKEN INFORMATIE VOOR DE MELDING IN DE UNIE VAN UITBRAKEN VAN IN DE LIJST OPGENOMEN ZIEKTEN

1.   

Datum van verzending.

2.   

Tijdstip van verzending.

3.   

Naam van het land.

4.   

Naam van de ziekte en, in voorkomend geval, type ziekteverwekker.

5.   

Volgnummer van de uitbraak.

6.   

Soort uitbraak (primaire/secundaire uitbraak).

7.   

Referentienummer van de uitbraak die in verband staat met deze uitbraak (in voorkomend geval).

8.   

Gebied en geografische locatie van de uitbraak.

9.   

Datum waarop infectie werd vermoed.

10.   

Datum van bevestiging.

11.   

Gehanteerde diagnosemethoden.

12.   

Oorsprong van de ziekte.

13.   

Genomen bestrijdingsmaatregelen.

14.   

Bij de uitbraak betrokken dieren:

a)

landdieren (per soort), met uitzondering van honingbijen en hommels:

i)

aantal gevoelige dieren, met inbegrip van wilde dieren, in voorkomend geval,

ii)

geschat aantal klinisch of subklinisch aangetaste of geïnfesteerde dieren, met inbegrip van wilde dieren, in voorkomend geval,

iii)

geschat aantal dieren dat is gestorven of, in het geval van wilde dieren, dat dood gevonden is,

iv)

aantal gedode dieren,

v)

aantal geslachte dieren;

b)

honingbijen en hommels:

i)

aantal gevoelige kolonies,

ii)

aantal klinisch of subklinisch aangetaste of geïnfesteerde kolonies,

iii)

aantal dode kolonies,

iv)

aantal vernietigde kolonies;

c)

waterdieren (per soort):

i)

geschat aantal of biomassa van gevoelige dieren, met inbegrip van wilde dieren, in voorkomend geval,

ii)

geschat aantal of biomassa van klinisch of subklinisch aangetaste dieren, met inbegrip van wilde dieren, in voorkomend geval,

iii)

geschat aantal of biomassa van dieren die gestorven zijn of, in het geval van wilde dieren, dat dood gevonden zijn,

iv)

geschat aantal of biomassa van gedode dieren,

v)

geschat aantal of biomassa van geslachte dieren.

15.   

Datum van voorlopige reiniging en ontsmetting (in voorkomend geval).


BIJLAGE III

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 4, LID 3, TE VERSTREKKEN INFORMATIE VOOR DE RAPPORTAGE IN DE UNIE OVER DE VASTSTELLING VAN IN DE LIJST OPGENOMEN ZIEKTEN

1.   

Datum verslag.

2.   

Rapportageperiode.

3.   

Naam van het land.

4.   

Naam van de ziekte en, in voorkomend geval, type ziekteverwekker.

5.   

Aantal uitbraken per in de lijst opgenomen diersoort of groep soorten in de rapportageperiode.

6.   

Datum van bevestiging van de laatste uitbraak.


BIJLAGE IV

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5 OPGESTELDE LIJST VAN DE MELDINGS- EN RAPPORTAGEREGIO’S IN DE LIDSTATEN

Lidstaat:

Meldings- en rapportageregio’s:

België

province — provincie

Bulgarije

област

Tsjechië

okres

Denemarken

veterinaire eenheden of gemeenten

Duitsland

Kreis, Regierungsbezirk of Bundesland

Estland

maakond

Ierland

county

Griekenland

περιφερειακή ενότητα

Spanje

provincia

Frankrijk

département

Kroatië

županija

Italië

provincia

Cyprus

επαρχία

Letland

novads

Litouwen

apskritis

Luxemburg

hele land

Hongarije

megye

Malta

hele land

Nederland

gemeente

Oostenrijk

Bezirk

Polen

powiat

Portugal

vasteland: distrito

andere delen van het grondgebied: região autónoma

Roemenië

județ

Slovenië

območni urad

Slowakije

kraj

Finland

maakunta/landskap

Zweden

kommun


BIJLAGE V

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 7, LID 2, PUNT A), TE VERSTREKKEN INFORMATIE OVER DE RESULTATEN VAN DE UITVOERING VAN VERPLICHTE EN OPTIONELE UITROEIINGSPROGRAMMA’S

DEEL 1

Resultaten van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen

De te verstrekken informatie over uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen bestaat uit:

1.

Datum verslag.

2.

Rapportageperiode.

3.

Naam van het land.

4.

Naam van de ziekte.

5.

Territoriale reikwijdte (in het geval van een wijziging van de territoriale reikwijdte overeenkomstig bijlage VII, deel 1, punt 4).

6.

Informatie over de overeenkomstig punt 5 op het grondgebied gevestigde betrokken inrichtingen en dieren, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (1) bedoelde afwijking van toepassing is, op 31 december;

b)

aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de onder a) bedoelde inrichtingen werd gehouden, op 31 december;

c)

aantal van de in punt a) bedoelde inrichtingen met de ziektevrije status, met inbegrip van inrichtingen met een opgeschorte ziektevrije status, met of zonder vaccinatie, in voorkomend geval, op 31 december;

d)

aantal dieren dat in de in punt c) bedoelde inrichtingen wordt gehouden;

e)

aantal van de in punt a) bedoelde inrichtingen met minstens één bevestigd geval, op 31 december;

f)

aantal tijdens de rapportageperiode bevestigde uitbraken.

DEEL 2

Resultaten van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV

Te verstrekken informatie over uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV:

1.

Datum verslag.

2.

Rapportageperiode.

3.

Naam van het land.

4.

Territoriale reikwijdte (in het geval van een wijziging van de territoriale reikwijdte overeenkomstig bijlage VII, deel 2, punt 3).

5.

Informatie over de bewaking per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat, met minstens kaarten met de volgende gegevens:

a)

aantal geteste verklikkerdieren per soort;

b)

aantal bevestigde gevallen per soort.

6.

Informatie over de vaccinatie van wilde dieren per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal en data van de vaccinatiecampagnes;

b)

de bereikte dichtheid van aaspakketjes met vaccin en, indien de totale omvang van het vaccinatiegebied per vaccinatiecampagne meer dan 20 000 km2 bedraagt, kaarten met de dichtheid van de aaspakketjes met vaccin;

c)

op verzoek van de Commissie, elektronische bestanden met:

i)

bij de verspreiding van aaspakketjes met vaccin geregistreerde vluchtroutes;

ii)

bij de verspreiding via de lucht geregistreerde verspreiding van de aaspakketjes met vaccin (tijdstip waarop en plaats waar de aaspakketjes met vaccin werden gedropt), indien de totale omvang van het vaccinatiegebied per vaccinatiecampagne meer dan 20 000 km2 bedraagt;

d)

informatie over het toezicht op de doeltreffendheid van de vaccinatie, met kaarten met de volgende gegevens:

i)

aantal met de biomarkertest positief geteste dieren/aantal uitgevoerde biomarkertests;

ii)

aantal met een serologische test positief geteste dieren/aantal uitgevoerde serologische tests.

DEEL 3

Resultaten van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV

Te verstrekken informatie over uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV:

1.

Datum verslag.

2.

Rapportageperiode.

3.

Naam van het land.

4.

Territoriale reikwijdte (in het geval van een wijziging van de territoriale reikwijdte overeenkomstig bijlage VII, deel 3, punt 3).

5.

Informatie over de overeenkomstig punt 4 op het grondgebied uitgevoerde bewaking, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie werden gehouden, op 31 december;

b)

aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de onder a) bedoelde inrichtingen werd gehouden, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en waar is gevaccineerd tegen infectie met BTV en aantal dieren dat gedurende de rapportageperiode is gevaccineerd, per soort en, in voorkomend geval, per BTV-serotype;

d)

aantal tijdens de rapportageperiode bevestigde uitbraken per BTV-serotype;

e)

aantal en locatie van tegen vectoren beschermde inrichtingen, in voorkomend geval;

f)

beschrijving van de seizoensgebonden BTV-vrije gebieden en begin- en einddata van de vectorvrije periode, in voorkomend geval.

DEEL 4

Resultaten van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren

Te verstrekken informatie over uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren:

1.

Datum verslag.

2.

Rapportageperiode.

3.

Naam van het land.

4.

Naam van de ziekte.

5.

Territoriale reikwijdte (in het geval van een wijziging van de territoriale reikwijdte overeenkomstig bijlage VII, deel 4, punt 4).

6.

Informatie over de op het in punt 5 bedoelde grondgebied gevestigde betrokken aquacultuurinrichtingen en -dieren per compartiment, zone of regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal erkende aquacultuurinrichtingen en aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, die in het uitroeiingsprogramma zijn opgenomen, op 31 december;

b)

aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, die niet besmet zijn, op 31 december;

c)

aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, op 31 december;

d)

aantal nieuwe besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal nieuwe besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen en bemonsteringspunten, op 31 december.


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).


BIJLAGE VI

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 7, LID 2, PUNT B), TE VERSTREKKEN INFORMATIE OVER DE RESULTATEN VAN DE VERPLICHTE EN OPTIONELE UITROEIINGSPROGRAMMA’S EN INFORMATIE DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 11 MOET WORDEN OPGENOMEN IN AANVRAGEN TOT ERKENNING VAN DE ZIEKTEVRIJE STATUS VAN LIDSTATEN OF ZONES MET BETREKKING TOT ZIEKTEN BIJ LANDDIEREN EN WATERDIEREN EN IN AANVRAGEN TOT ERKENNING VAN DE ZIEKTEVRIJE STATUS VAN COMPARTIMENTEN MET BETREKKING TOT ZIEKTEN BIJ WATERDIEREN

DEEL 1

Naleving van algemene criteria

Algemene informatie die moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status:

1.

Datum van de aanvraag.

2.

Naam van het land.

3.

Naam van de ziekte.

4.

Territoriale reikwijdte van de erkenning van de ziektevrije status.

5.

Verklaring waarin wordt bevestigd dat aan de relevante algemene criteria in artikel 66, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 voor lidstaten of zones of in artikel 73, lid 1, punt a), van die gedelegeerde verordening voor compartimenten waar aquacultuurdieren worden gehouden, is voldaan.

DEEL 2

De ziektevrije status op basis van de afwezigheid van in de lijst opgenomen soorten

Informatie die moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status op basis van de afwezigheid van in de lijst opgenomen soorten:

de in artikel 67, lid 2, of artikel 74, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde documentatie.

DEEL 3

De ziektevrije status op basis van het gebrek aan overlevingskansen voor de ziekteverwekker

Informatie die moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status op basis van het gebrek aan overlevingskansen voor de ziekteverwekker:

de in artikel 68, lid 2, of artikel 75, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde documentatie.

DEEL 4

Ziektevrije status gebaseerd op het gebrek aan overlevingskansen van in de lijst opgenomen vectoren voor in de lijst opgenomen ziekten bij landdieren

In de aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status op basis van het gebrek aan overlevingskansen van in de lijst opgenomen vectoren voor in de lijst opgenomen ziekten bij landdieren op te nemen informatie:

de in artikel 69, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde documentatie.

DEEL 5

De ziektevrije status op basis van historische en bewakingsgegevens

1.

Informatie die door de bevoegde autoriteit moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status op basis van historische en bewakingsgegevens, op voorwaarde dat de ziekte nooit is gerapporteerd voor het betrokken gebied of ten minste 25 jaar vóór de aanvraag tot erkenning van de ziektevrije status in dat gebied werd uitgeroeid en niet meer werd gerapporteerd:

a)

indien om erkenning van de status vrij van infestatie met Varroa spp. wordt verzocht:

bewijsmateriaal dat aan de vereisten van bijlage V, deel III, afdeling 1, punten a) tot en met f), bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 is voldaan;

b)

indien om erkenning van de status vrij van infectie met Bonamia exitiosa wordt verzocht:

i)

de resultaten van een onderzoek dat gedurende minstens één jaar is uitgevoerd in alle inrichtingen of groepen van inrichtingen waar in de lijst opgenomen soorten worden gehouden in de lidstaat, de zone of het compartiment, en waar nodig, op bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties. De tests moeten er zijn uitgevoerd op basis van een monstergrootte waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % infectie met Bonamia exitiosa kan worden vastgesteld, indien de ziekteverwekker met een prevalentie van 2 % in de populatie aanwezig is,

ii)

maatregelen om de insleep van Bonamia exitiosa in het betrokken gebied te voorkomen,

iii)

bij een uitbraak toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen;

c)

indien om erkenning van de status vrij van infectie met WSSV wordt verzocht:

i)

de resultaten van een onderzoek dat gedurende minstens één jaar is uitgevoerd in alle inrichtingen of groepen van inrichtingen waar in de lijst opgenomen soorten worden gehouden in de lidstaat, de zone of het compartiment, en waar nodig, op bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties. De tests moeten er zijn uitgevoerd op basis van een monstergrootte waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % infectie met WSSV kan worden vastgesteld, indien de ziekteverwekker met een prevalentie van 2 % in de populatie aanwezig is,

ii)

maatregelen om de insleep van WSSV in het betrokken gebied te voorkomen,

iii)

bij een uitbraak toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen.

2.

Informatie over minstens de voorgaande tien jaar, op te nemen in aanvragen tot erkenning van de status vrij van BVD op basis van historische en bewakingsgegevens, wanneer BVD in de afgelopen 25 jaar is gerapporteerd en in het betrokken gebied is uitgeroeid:

a)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden per gezondheidsstatus (1) en aantal runderen dat in deze inrichtingen wordt gehouden op 31 december van elk jaar;

b)

teststrategieën/regelingen en diagnosemethoden om de BVD-status te bepalen van de inrichtingen waar runderen worden gehouden (besmet, niet-besmet);

c)

teststrategieën/regelingen en diagnosemethoden om de handhaving van de status niet besmet van inrichtingen waar runderen worden gehouden te bewijzen;

d)

maatregelen om de insleep van het BVD-virus in het betrokken gebied te voorkomen;

e)

bij een uitbraak toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen;

f)

aantal uitbraken per jaar;

g)

aantal bevestigde gevallen in de voorgaande 18 maanden;

h)

vaccinatiegeschiedenis en datum van het verbod op vaccinatie tegen BVD bij gehouden runderen.

3.

Informatie die moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status op basis van historische en bewakingsgegevens indien wordt verzocht om erkenning van de status vrij van infectie met het virus van de ziekte van Newcastle zonder vaccinatie:

bewijsmateriaal dat aan de vereisten van bijlage V, deel IV, afdeling 1, punten a) tot en met e), bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 is voldaan.

DEEL 6

Ziektevrije status op basis van uitroeiingsprogramma’s

Informatie die moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status op basis van uitroeiingsprogramma’s, per kalenderjaar:

1.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden runderen per zone of regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden met de status vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis met of zonder vaccinatie, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden waarop jaarlijks serologische tests worden uitgevoerd voor de verlening of de handhaving van de status, en aantal geteste runderen;

d)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt c) bedoelde tests;

e)

aantal runderen dat in een in punt a) bedoelde inrichting is binnengebracht;

f)

aantal runderen dat met een serologische test is getest in het kader van de binnenbrenging ervan in een inrichting;

g)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt f) bedoelde tests;

h)

aantal inrichtingen van het totale aantal in de punten d) en g) bedoelde inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd;

i)

aantal inrichtingen met onderzoeken naar abortusgevallen die mogelijk het gevolg zijn van een infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis;

j)

aantal inrichtingen van het totale aantal in de punt i) bedoelde inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd;

k)

het totale aantal inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd, indien verschillend van de som van het aantal in de punten h) en j) gerapporteerde inrichtingen;

l)

datum van laatste vaccinatie tegen infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden runderen,

m)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december.

2.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden schapen en geiten per zone of regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar schapen of geiten worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden schapen en geiten, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen waar schapen of geiten worden gehouden met de status vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis met of zonder vaccinatie, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, en aantal in deze inrichtingen gehouden schapen en geiten, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen waar schapen of geiten worden gehouden waarop jaarlijks serologische tests worden uitgevoerd voor de verlening of de handhaving van de status, en aantal geteste schapen en geiten;

d)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt c) bedoelde tests;

e)

aantal schapen of geiten dat in een in punt a) bedoelde inrichting is binnengebracht;

f)

aantal schapen of geiten dat met een serologische test is getest in het kader van de binnenbrenging ervan in een inrichting;

g)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt f) bedoelde tests;

h)

aantal inrichtingen van het totale aantal in de punten d) en g) bedoelde inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd;

i)

aantal inrichtingen met onderzoeken naar abortusgevallen die mogelijk het gevolg zijn van een infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis;

j)

aantal inrichtingen van het totale aantal in de punt i) bedoelde inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd;

k)

totale aantal inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd, indien verschillend van de som van het aantal in de punten h) en j) gerapporteerde inrichtingen;

l)

datum van laatste vaccinatie tegen infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden schapen en geiten,

m)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden schapen of geiten, op 31 december.

3.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met MTBC, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden met de status vrij van infectie met MTBC, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden waarop tijdens het jaar tests worden uitgevoerd voor de verlening of de handhaving van de status, en aantal geteste runderen voor elk van de volgende in bijlage IV, deel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgestelde testregelingen:

i)

tests vereist om de twaalf maanden;

ii)

tests vereist om de 24 maanden;

iii)

tests vereist om de 36 maanden;

iv)

tests vereist om de 48 maanden;

d)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt c) bedoelde tests;

e)

aantal runderen dat in een in punt a) bedoelde inrichting is binnengebracht;

f)

aantal runderen dat in het kader van de binnenbrenging ervan in een inrichting is getest;

g)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt f) bedoelde tests;

h)

aantal inrichtingen van het totale aantal in de punten d) en g) bedoelde inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd;

i)

aantal runderen dat van een inrichting met de status vrij van infectie met MTBC naar het slachthuis is gebracht;

j)

aantal van het totale aantal in punt i) bedoelde runderen met vermoedelijke laesies van infectie met MTBC die werden onderzocht, dat is geslacht;

k)

aantal van het totale aantal in punt j) bedoelde runderen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd;

l)

totale aantal inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd na vaststelling van een vermoedelijke laesie in het slachthuis;

m)

totale aantal inrichtingen waarvoor de aanwezigheid van infectie is bevestigd, indien verschillend van de som van het aantal in de punten h) en l) gerapporteerde inrichtingen;

n)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december.

4.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor EBL, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen met de status vrij van EBL, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen met de status vrij van EBL en aantal in deze inrichtingen geteste runderen;

d)

aantal inrichtingen dat is getest voor de handhaving van de status vrij van EBL en aantal in deze inrichtingen geteste runderen;

e)

aantal in punt c) bedoelde inrichtingen en aantal in punt d) bedoelde inrichtingen met één of meer vermoedelijke gevallen;

f)

aantal in punt c) bedoelde inrichtingen en runderen met bevestigde gevallen na onderzoek van de in punt e) bedoelde vermoedelijke gevallen;

g)

aantal in punt d) bedoelde inrichtingen en runderen met bevestigde gevallen na onderzoek van de in punt e) bedoelde vermoedelijke gevallen, met inbegrip van het aantal bevestigde gevallen;

h)

aantal geslachte runderen ouder dan 24 maanden;

i)

aantal vermoedelijke gevallen dat is aangetroffen in het kader van het officiële postmortemonderzoek bij de in punt h) bedoelde dieren en dat is onderzocht om de aanwezigheid van EBL te bevestigen of uit te sluiten;

j)

aantal bevestigde gevallen na het in punt i) bedoelde onderzoek bij runderen die in een inrichting zijn gehouden;

k)

aantal inrichtingen met minstens één besmet geval, op 31 december;

l)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december.

5.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor IBR/IPV, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen met de status vrij van IBR/IPV, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen met de status vrij van IBR/IPV en aantal in deze inrichtingen geteste runderen;

d)

aantal inrichtingen dat is getest voor de handhaving van de status vrij van IBR/IPV en aantal in deze inrichtingen geteste runderen volgens de in bijlage IV, deel IV, hoofdstuk 1, afdeling 2, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgestelde testregelingen;

e)

aantal inrichtingen met bevestigde gevallen, met inbegrip van aantal bevestigde gevallen;

f)

aantal in de punten a) en b) bedoelde inrichtingen waar DIVA-gevaccineerde runderen worden gehouden en aantal in deze inrichtingen gehouden DIVA-gevaccineerde dieren, op 31 december;

g)

aantal tijdens de rapportageperiode DIVA-gevaccineerde runderen;

h)

indien passend, datum van de laatste vaccinatie tegen IBR/IPV bij gehouden runderen;

i)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december.

6.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met ADV, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar varkens worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden varkens, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen met de status vrij van ADV, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, en aantal in deze inrichtingen gehouden varkens, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen met de status vrij van ADV en aantal in deze inrichtingen geteste varkens;

d)

aantal inrichtingen dat is getest voor de handhaving van de status vrij van infectie met ADV en aantal in deze inrichtingen geteste varkens;

e)

aantal inrichtingen met klinische, virologische of serologische aanwijzingen voor infectie met ADV;

f)

aantal inrichtingen met bevestigde gevallen, op 31 december;

g)

aantal in punt a) bedoelde inrichtingen die DIVA-vaccinatie uitvoeren en aantal DIVA-gevaccineerde varkens;

h)

indien passend, datum van de laatste vaccinatie tegen ADV bij gehouden varkens;

i)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden varkens, op 31 december.

7.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor BVD, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

b)

aantal inrichtingen met de status vrij van BVD, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december;

c)

aantal inrichtingen met de status vrij van BVD overeenkomstig bijlage IV, deel VI, hoofdstuk 1, afdeling 1, punt 2, b), bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, die de status vrij van BVD hebben gehandhaafd overeenkomstig bijlage IV, deel VI, hoofdstuk 1, afdeling 2, punt 2, bij die gedelegeerde verordening, en aantal runderen dat in deze inrichtingen werd gehouden, op 31 december;

d)

aantal inrichtingen met de status vrij van BVD en aantal in deze inrichtingen geteste runderen;

e)

aantal inrichtingen dat is getest voor de handhaving van de status vrij van BVD en aantal in deze inrichtingen geteste runderen;

f)

aantal inrichtingen met bevestigde gevallen, met inbegrip van aantal bevestigde gevallen, op 31 december;

g)

aantal inrichtingen met bevestigde gevallen die epidemiologisch verband houden met de binnenbrenging van dieren;

h)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die tegen BVD zijn gevaccineerd en aantal gevaccineerde dieren;

i)

indien passend, datum van de laatste vaccinatie tegen BVD bij gehouden runderen;

j)

aantal inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is en aantal in deze inrichtingen gehouden runderen, op 31 december.

8.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV, per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat, informatie over:

a)

bewaking, met minstens kaarten met de volgende gegevens:

i)

geteste verklikkerdieren per soort,

ii)

bevestigde gevallen per soort;

b)

vaccinatie van wilde dieren:

i)

aantal en data van de vaccinatiecampagnes,

ii)

de bereikte dichtheid van aaspakketjes met vaccin per zone of regio en, indien de totale omvang van het vaccinatiegebied per vaccinatiecampagne meer dan 20 000 km2 bedraagt, kaarten met de dichtheid van de aaspakketjes met vaccin;

iii)

op verzoek van de Commissie, elektronische bestanden met:

bij de verspreiding van aaspakketjes met vaccin geregistreerde vluchtroutes,

verspreiding van aaspakketjes met vaccin: tijdstip waarop en plaats waar de gedropte aaspakketjes met vaccin die bij de verspreiding via de lucht zijn geregistreerd, indien de totale omvang van het vaccinatiegebied per vaccinatiecampagne meer dan 20 000 km2 bedraagt;

iv)

toezicht op de doeltreffendheid van de vaccinatie, met kaarten met de volgende gegevens:

aantal met de biomarkertest positief geteste dieren/aantal uitgevoerde biomarkertests;

aantal met een serologische test geteste positieve dieren/aantal serologische tests;

v)

aantal en resultaten van de titratie van de aaspakketjes met vaccin;

c)

aantal bevestigde gevallen waarvoor infectie met RABV niet voorkwam op het betrokken grondgebied (geïmporteerde gevallen);

d)

indien er epidemiologische verbanden zijn vastgesteld in de in punt c) bedoelde gevallen, in voorkomend geval de resultaten van de verhoogde bewaking die gedurende een periode van zes maanden na het overlijden van het betrokken dier is uitgevoerd.

9.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV:

a)

territoriale reikwijdte met een kaart en een beschrijving en afbakening van de geografische en administratieve gebieden waarop het uitroeiingsprogramma betrekking heeft en de namen van de zones en regio’s indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat; in voorkomend geval, de redenen voor de toepassing van de in artikel 37, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgelegde afwijking en de ontwikkeling van de zone gedurende het programma;

b)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, op 31 december;

c)

aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de punt b) bedoelde inrichtingen werd gehouden, op 31 december;

d)

jaarlijks uitgevoerde steekproefschema’s: de toegepaste kaarteenheid en selectiecriteria, de frequentie van de tests, het aantal tests, de aard van de diagnosemethoden en de resultaten;

e)

aantal bevestigde gevallen per zone, soort, jaar/maand en BTV-serotype;

f)

aantal gevaccineerde dieren per jaar, soort en BTV-serotype;

g)

afwijkingen voor de toegestane verplaatsingen, aantal betrokken dieren en, in voorkomend geval, aanpassing van de uitgevoerde bewaking;

h)

gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen, in voorkomend geval, en aanpassing van de bewaking van externe bronnen van infectie met BTV.

10.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren, per zone, compartiment of regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal erkende aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, die in het uitroeiingsprogramma zijn opgenomen, alsook kaarten met de locatie van de inrichtingen en bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, op 31 december;

b)

aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, die niet besmet zijn, op 31 december;

c)

aantal diergezondheidsinspecties per erkende en, in voorkomend geval, geregistreerde aquacultuurinrichting;

d)

aantal bemonsteringen per erkende en, in voorkomend geval, geregistreerde aquacultuurinrichting of bemonsteringspunt bij in het wild levende populaties, alsmede nadere gegevens over de soorten, de resultaten van de bemonstering (positief/negatief) en de watertemperatuur bij de bemonstering;

e)

aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen, op 31 december;

f)

aantal nieuwe besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal nieuwe besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen, op 31 december.


(1)  Besmet, niet besmet, onbekend.


BIJLAGE VII

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 10 BIJ DE INDIENING VAN UITROEIINGSPROGRAMMA’S TE VERSTREKKEN INFORMATIE

DEEL 1

Indiening van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen

Informatie die moet worden opgenomen in de uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen:

1.

Datum van indiening.

2.

Naam van het land.

3.

Naam van de ziekte.

4.

Territoriale reikwijdte en een beschrijving en afbakening van de geografische en administratieve gebieden waarop het uitroeiingsprogramma betrekking heeft en de namen van de zones en regio’s indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat.

5.

Een beschrijving van de epidemiologische situatie per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden per gezondheidsstatus (1), met uitzondering van inrichtingen waarop de in punt 6, f), bedoelde afwijking van toepassing is, op 31 december;

b)

aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de in punt a) bedoelde inrichtingen wordt gehouden, per gezondheidsstatus;

c)

kaarten met de dichtheid van de in punt b) bedoelde betrokken dierpopulatie per gezondheidsstatus;

d)

tijdslijn met prevalentie, incidentiegegevens en, in voorkomend geval, vaccinatiegeschiedenis van minstens de afgelopen vijf jaar, en

e)

in voorkomend geval, informatie over de epidemiologische situatie van aanvullende dierpopulaties.

6.

Een beschrijving van de ziektebestrijdingsstrategie van het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie, met minstens:

a)

de overeenkomstig bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 te gebruiken bemonsteringsschema’s en diagnosemethoden:

i)

voor de verlening van de ziektevrije status aan inrichtingen en voor het handhaven van die status,

ii)

om de ziekte te bevestigen of uit te sluiten in het geval van een vermoedelijk geval;

b)

de bij een bevestigd geval toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen;

c)

de uit te voeren biobeveiligings- en risicobeperkingsmaatregelen;

d)

de te gebruiken soort vaccins en, in voorkomend geval, het vaccinatieschema;

e)

de uit te voeren maatregelen met betrekking tot aanvullende dierpopulaties, in voorkomend geval;

f)

de overeenkomstig artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 toe te passen afwijkingen, in voorkomend geval;

g)

gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen, in voorkomend geval.

7.

Een beschrijving van de organisatie van, het toezicht op en de rol van de in het uitroeiingsprogramma betrokken partijen, met minstens:

a)

de autoriteiten die belast zijn met de coördinatie van en het toezicht op de uitvoering van het programma;

b)

de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen.

8.

De geschatte looptijd van het uitroeiingsprogramma.

9.

De tussentijdse doelstellingen van het uitroeiingsprogramma, met minstens:

a)

de verwachte jaarlijkse daling van het aantal besmette inrichtingen;

b)

de verwachte jaarlijkse toename van het aantal ziektevrije inrichtingen;

c)

in voorkomend geval, de verwachte vaccinatiegraad.

DEEL 2

Indiening van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV

De in uitroeiingsprogramma’s voor infectie met RABV op te nemen informatie:

1.

Datum van indiening.

2.

Naam van het land.

3.

Territoriale reikwijdte en een beschrijving en afbakening van het geografische en administratieve gebied waarop het uitroeiingsprogramma betrekking heeft en de namen van de zones en regio’s indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat.

4.

Een beschrijving van de epidemiologische situatie gedurende minstens de voorbije 5 jaar, met inbegrip van:

a)

aantal bevestigde gevallen per in de lijst opgenomen diersoort;

b)

kaarten met de verspreiding van de in punt a) bedoelde bevestigde gevallen per jaar;

c)

ziektebestrijdingsstrategie en resultaten van bestrijdingsmaatregelen.

5.

Een beschrijving van de ziektebestrijdingsstrategie van het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 32 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie:

a)

bewaking, met minstens:

i)

betrokken dierpopulatie,

ii)

bemonsteringsschema’s en gegevens over de verzameling van dode dieren,

iii)

diagnosemethoden;

b)

in voorkomend geval, vaccinatie, met minstens:

i)

vaccinatie van gehouden dieren in het kader van het uitroeiingsprogramma:

te gebruiken soort vaccins,

betrokken populatie;

ii)

vaccinatie van wilde dieren:

beschrijving/afbakening van het vaccinatiegebied,

frequentie en verwachte data van de vaccinatiecampagnes,

te gebruiken aaspakketjes met vaccin,

de wijze waarop aaspakketjes met vaccin worden verspreid en de ontworpen dichtheid van aaspakketjes met vaccin,

beschrijving van de te gebruiken methoden om de juiste verspreiding van aaspakketjes met vaccin te beoordelen;

beschrijving van de strategie om toe te zien op de doeltreffendheid van de vaccinatie met betrekking tot serologie en de inname van aaspakketjes met vaccin in de beoogde dierpopulatie, de bemonsteringschema’s, met nadere gegevens over het verzamelen van dode dieren, en diagnostische methoden,

beschrijving van de maatregelen om de blijvende kwaliteit van de aaspakketjes met vaccin te waarborgen voordat ze worden verspreid, met name wat betreft de titratie van de aaspakketjes met vaccin en de controles van de koudeketen,

de vaccinatie van zwerfhonden met de te gebruiken soort vaccins en de betrokken populatie;

c)

de bij een bevestigd geval toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen;

d)

de uit te voeren voorlichtingscampagnes;

e)

de te nemen maatregelen om het contact met besmette dieren te beperken;

f)

de gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen, in voorkomend geval.

6.

Een beschrijving van de organisatie van, het toezicht op en de rol van de in het uitroeiingsprogramma betrokken partijen, met minstens:

a)

de autoriteiten die belast zijn met de coördinatie van en het toezicht op de uitvoering van het programma;

b)

de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen.

7.

De geschatte looptijd van het uitroeiingsprogramma.

8.

De tussentijdse doelstellingen van het uitroeiingsprogramma, met minstens:

a)

de verwachte jaarlijkse daling van het aantal uitbraken;

b)

het verwachte aantal bevestigde uitbraken in gebieden met uitbraken tijdens het voorgaande jaar;

c)

het verwachte percentage van seroconversie bij betrokken dierpopulaties;

d)

de verwachte vaccinatie-inname bij dieren van de betrokken soorten.

DEEL 3

Indiening van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV

De in uitroeiingsprogramma’s voor infectie met BTV op te nemen informatie:

1.

Datum van indiening.

2.

Naam van het land.

3.

Territoriale reikwijdte en een beschrijving en afbakening van het geografische en administratieve gebied waarop het uitroeiingsprogramma betrekking heeft en de namen van de zones en regio’s indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat en, in voorkomend geval, de redenen voor de toepassing van de in artikel 37, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgelegde afwijking.

4.

Een beschrijving van de epidemiologische situatie per zone of per regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie werden gehouden, op 31 december;

b)

aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de punt a) bedoelde inrichtingen wordt gehouden;

c)

kaarten met de volgende gegevens:

i)

de dichtheid van de in punt b) bedoelde betrokken dierpopulatie, en

ii)

de geografische verspreiding van de gevallen van infectie met BTV per serotype gedurende minstens de afgelopen vijf jaar;

d)

tijdslijn met prevalentie, incidentiegegevens en, in voorkomend geval, vaccinatiegeschiedenis van minstens de afgelopen vijf jaar,

e)

resultaten van vectorbewaking van minstens de afgelopen vijf jaar;

f)

in voorkomend geval, informatie over de epidemiologische situatie van aanvullende dierpopulaties.

5.

Een beschrijving van de ziektebestrijdingsstrategie van het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, met minstens:

a)

nadere gegevens over de overeenkomstig bijlage V, deel II, hoofdstuk 1, afdeling 4, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 uit te voeren actieve bewaking, met:

i)

kaarten waarop de geografische eenheden zijn aangegeven,

ii)

de keuze van de bemonsteringsplaatsen, de bemonsteringsschema’s en de diagnosemethoden die voor de monitoring van verklikkerdieren worden gebruikt;

iii)

keuze van bemonsteringsplaatsen, bemonsteringsschema’s en diagnosemethoden die voor de gestructureerde prevalentiestudies worden gebruikt,

b)

in voorkomend geval, te gebruiken soort vaccins en vaccinatieschema’s voor de vaccinatie van de betrokken dierpopulatie;

c)

procedure en diagnosemethoden om de ziekte te bevestigen of uit te sluiten in het geval van een vermoedelijk geval;

d)

de bij een bevestigd geval toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen;

e)

toegepaste beperkingen op verplaatsingen van gehouden dieren en levende producten;

f)

de uit te voeren biobeveiligings- en risicobeperkingsmaatregelen;

g)

nadere gegevens over vectorbewaking en, in voorkomend geval, de vaststelling van seizoensgebonden BTV-vrije gebieden;

h)

in voorkomend geval, nadere gegevens over de verlening van de status “tegen vectoren beschermde inrichting” aan inrichtingen;

i)

in voorkomend geval, gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen.

6.

Een beschrijving van de organisatie van, het toezicht op en de rol van de in het uitroeiingsprogramma betrokken partijen, met minstens:

a)

de autoriteiten die belast zijn met de coördinatie van en het toezicht op de uitvoering van het programma;

b)

de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen.

7.

De geschatte looptijd van het uitroeiingsprogramma.

8.

De tussentijdse doelstellingen van het uitroeiingsprogramma, met minstens:

a)

de verwachte jaarlijkse daling van het aantal bevestigde gevallen bij de betrokken dierpopulatie;

b)

de verwachte jaarlijkse toename van het aantal ziektevrije geografische eenheden;

c)

in voorkomend geval, de verwachte vaccinatiegraad.

DEEL 4

Indiening van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren

In uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren op te nemen informatie:

1.

Datum van indiening.

2.

Naam van het land.

3.

Naam van de ziekte.

4.

Territoriale reikwijdte en een beschrijving en afbakening van de geografische en administratieve gebieden waarop het uitroeiingsprogramma betrekking heeft en de namen van de zones of compartimenten.

5.

Een beschrijving van de epidemiologische situatie per zone, compartiment of regio indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere regio’s beslaat:

a)

aantal erkende aquacultuurinrichtingen en aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, per type productie en per gezondheidsstatus (2), op 31 december;

b)

in de in punt a) bedoelde aquacultuurinrichtingen gehouden in de lijst opgenomen soorten per gezondheidsstatus;

c)

kaarten met de volgende gegevens:

i)

de geografische locatie van de in punt a) bedoelde aquacultuurinrichtingen en de betrokken stroomgebieden, en

ii)

de geografische verspreiding van gevallen van infectie met de betreffende ziekte van categorie B of C voor minstens de afgelopen vijf jaar;

d)

in voorkomend geval, informatie over de epidemiologische situatie van in het wild levende waterdieren.

6.

Een beschrijving van de ziektebestrijdingsstrategie van het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 46 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, met minstens:

a)

de overeenkomstig bijlage VI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 te gebruiken bemonsteringsschema’s en diagnosemethoden voor:

i)

gezondheidsinspecties en bemonstering in aquacultuurinrichtingen,

ii)

in voorkomend geval, doelgerichte bewaking van in het wild levende populaties;

b)

de bij een bevestigd geval toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen;

c)

de uit te voeren biobeveiligings- en risicobeperkingsmaatregelen;

d)

in voorkomend geval, vaccinatieschema’s;

e)

de uit te voeren maatregelen met betrekking tot in het wild levende waterdieren en het aantal en de geografische locatie van de bemonsteringspunten;

f)

in voorkomend geval, de overeenkomstig artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 toe te passen afwijkingen;

g)

in voorkomend geval, gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen.

7.

Een beschrijving van de organisatie van, het toezicht op en de rol van de in het uitroeiingsprogramma betrokken partijen, met minstens:

a)

de autoriteiten die belast zijn met de coördinatie van en het toezicht op de uitvoering van het programma;

b)

de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen.

8.

De geschatte looptijd van het uitroeiingsprogramma.

9.

de tussentijdse doelstellingen en de ziektebestrijdingsstrategieën voor de uitvoering van het uitroeiingsprogramma, met minstens:

a)

de verwachte jaarlijkse daling van het aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties;

b)

de verwachte jaarlijkse toename van het aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met negatief testresultaat;

c)

in voorkomend geval, de verwachte vaccinatiegraad.


(1)  Ziektevrij, besmet of onbekend.

(2)  Niet-besmet, besmet, onbekend.


8.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 412/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2003 VAN DE COMMISSIE

van 7 december 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (1), en met name artikel 11, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 bevat een lijst van overheidsinstellingen, -ondernemingen en -agentschappen, natuurlijke personen, rechtspersonen, organen en entiteiten van de voormalige regering van Irak, waarvan de tegoeden en economische middelen die zich op 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, overeenkomstig die verordening worden bevroren.

(2)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 bevat een lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, organen of entiteiten die banden hebben met het regime van de voormalige president Saddam Hussein, waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren en waarvoor een verbod geldt om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen.

(3)

Op 1 december 2020 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten één persoon en elf entiteiten te schrappen van de lijst van personen of entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren.

(4)

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2020.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie


(1)   PB L 169 van 8.7.2003, blz. 6.


BIJLAGE

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage III worden de volgende vermeldingen geschrapt:

“36.

FACTORY OF MANUFACTURING SPARE PARTS FOR AGRICULTURAL MACHINERY. Adres: Karh - Otaefia, near Steel Bridge, Bagdad, Irak.”

“94.

NATIONAL ENTERPRISE FOR EQUIPMENT MARKETING AND MAINTENANCE. Adres: P.O. Box 12014, Al-Daura, Bayaa, Bagdad, Irak.”

“108.

SARCHINAR STATE CEMENT ENTERPRISE. Adres: P.O. Box 1, Sarchina, Sulaimaniya, Irak.”

“118.

STATE COMPANY FOR MACHINERY (alias GENERAL ESTABLISHMENT FOR MACHINERY AND IMPLEMENT REPAIR). Adressen: a) Sara Camp, P.O. Box 2218, Bagdad, Irak; b) P.O. Box 12050, Al-Doura, Bagdad, Irak.”

“133.

STATE ENTERPRISE FOR DRINKS AND MINERAL WATER (alias STATE ENTERPRISE FOR SOFT & ALCOHOLIC DRINKS). Adressen: a) P.O. Box 5689, Sara Khatoon Camp, Bagdad, Irak; b) P.O. Box 2108, Al-Za'afaraniya, Bagdad, Irak.”

“152.

STATE ENTERPRISE FOR TEXTILE AND SPINNING PRODUCTS IMPORTING AND DISTRIBUTION (alias STATE ORGANIZATION FOR TEXTILE INDUSTRIES). Adressen: a) Al Zawria Building, Al Hindiya, P.O. Box 5856, Bagdad, Irak; b) P.O. Box 5817, Al-Nidhal St., Bagdad, Irak.”

“176.

STATE ORGANIZATION FOR CHEMICAL INDUSTRIES. Adres: Jumhiriya St., Khullani Square, P.O. Box 5424, Bagdad, Irak.”

“179.

STATE ORGANIZATION FOR ENGINEERING INDUSTRIES. Adressen: a) Ministry of Industry Building, Al Nidal St., P.O. Box 5614, Bagdad, Irak; b) P.O. Box 3093, Tayaran Square, Bagdad, Irak.”

“188.

STATE ORGANIZATION FOR TECHNICAL INDUSTRIES. Adres: Khullani St., Bagdad, Irak.”

“192.

STATE STEEL PIPES COMPANY. Adres: P.O. Box 352, Um Qasr, Basra, Irak.”

“200.

SULAIMANIYAH SUGAR STATE COMPANY (alias SULAIMANIYA SUGAR STATE ENTERPRISE). Adres: P.O. Box 5, Sulaimaniyah, Irak.”.

2)

In bijlage II wordt de volgende vermelding geschrapt:

“35.

NAAM: Muhammad Mahdi Al-Salih. GEBOORTEDATUM/GEBOORTEPLAATS: 1947 of 1949, Gouvernement al-Anbar. NATIONALITEIT: Iraakse. GRONDSLAG UNSC-RESOLUTIE 1483: Minister van Handel, 1987-2003; Chef Presidentieel Bureau, halverwege jaren 1980.”.


8.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 412/31


VERORDENING (EU) 2020/2004 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 26 november 2020

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1333/2014 houdende geldmarktstatistieken (ECB/2020/58)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), en met name artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt dat de Europese Centrale Bank (ECB) in naar behoren gemotiveerde gevallen het recht heeft om bij informatieplichtigen statistische gegevens op geconsolideerde basis te verzamelen, waaronder gegevens over de lichamen die onder hun toezicht staan. Hiertoe specificeert de ECB de mate van consolidering. Ten behoeve van de regelmatige productie van geldmarkstatistieken schrijft Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48) van de Europese Centrale Bank (2) voor dat informatieplichtigen aan de nationale centrale bank van de lidstaat waarin zij ingezeten zijn of aan de ECB op een geconsolideerde basis, waaronder voor al hun in de Unie en de EVA gevestigde bijkantoren, dagelijkse statistische gegevens in verband met geldmarktinstrumenten rapporteren.

(2)

De statistische gegevens ten aanzien van bijkantoren van informatieplichtigen in het Verenigd Koninkrijk zijn significant in termen van het totale volume. Aangezien de kortetermijnrente voor de euro (€STR) afhankelijk is van de statistische gegevens die worden gerapporteerd uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48), is het noodzakelijk om te zorgen voor een continue rapportage van statistische gegevens voor deze bijkantoren teneinde de beschikbaarheid van statistieken van hoge kwaliteit over de eurogeldmarkt te handhaven.

(3)

De overgangsperiode zoals vastgelegd in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie verstrijkt op 31 december 2020. Opdat het Europees Stelsel van centrale banken dagelijkse statistische gegevens in verband met geldmarktinstrumenten ten aanzien van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde bijkantoren van informatieplichtigen kan blijven ontvangen, moet de reikwijdte van de geconsolideerde rapportage voor bijkantoren in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48) worden uitgebreid.

(4)

Derhalve moet Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48) dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

Artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48) wordt vervangen door:

“1.   Ten behoeve van de regelmatige productie van geldmarkstatistieken rapporteren informatieplichtigen aan de NCB van de lidstaat waarin zij ingezeten zijn op een geconsolideerde basis, waaronder voor al hun in de Unie en de EVA gevestigde bijkantoren, alsmede voor in het Verenigd Koninkrijk gevestigde bijkantoren, dagelijkse statistische gegevens in verband met geldmarktinstrumenten. De vereiste statistische gegevens zijn gespecificeerd in de bijlagen I, II en III. De informatieplichtigen rapporteren de vereiste statistische gegevens in overeenstemming met de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving, herzieningen en gegevensintegriteit zoals vastgelegd in bijlage IV. De NCB stuurt de van de informatieplichtigen ontvangen statistische gegevens naar de ECB overeenkomstig artikel 4, lid 2, van deze verordening.”.

Artikel 2

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de vierde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 26 november 2020.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8).

(2)  Verordening (EU) nr. 1333/2014 van de Europese Centrale Bank van 26 november 2014 houdende geldmarktstatistieken (ECB/2014/48) (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 97).


BESLUITEN

8.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 412/33


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/2005 VAN DE RAAD

van 4 december 2020

tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Ierland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 oktober 2020 heeft Ierland de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Ierland heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de najaarsprognoses 2020 van de Commissie zou Ierland tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 6,8 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 63,1 % van het bbp hebben, en zou het bbp van Ierland naar verwachting in 2020 krimpen met 2,3 %.

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Ierland inactief geworden. Dat heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Ierland in verband met de tijdelijke loonsubsidieregeling (“Temporary Wage Subsidy Scheme”), zoals uiteengezet in overweging 4.

(4)

De “Emergency Measures in the Public Interest (Covid-19) Act 2020”, en met name artikel 28 daarvan “Covid-19: Temporary Wage Subsidy Provisions”, waarnaar in het verzoek van Ierland van 27 oktober is verwezen, voeren een regeling in om met name een deel van de loonsom van de werkgever te subsidiëren ingeval het bedrijf van de werkgever getroffen is door de beperkingen die in verband met de COVID-19-crisis zijn ingevoerd. Werkgevers die personeel op hun loonlijst behouden, komen in aanmerking voor de regeling, die tot doel heeft de levensvatbaarheid van bedrijven te ondersteunen en de arbeidsbetrekking tussen de werkgever en de werknemer in stand te houden. De regeling was van kracht van 26 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020. Aanvankelijk, tot en met 3 mei 2020, voorzag de subsidieregeling in een vergoeding voor werkgevers tot een maximum van 410 EUR per week voor elke in aanmerking komende werknemer. Vanaf 4 mei 2020 ging de subsidiebetaling over in een systeem op basis van het vorige wekelijkse nettoloon voor elke werknemer, waarbij werkgevers een vergoeding kregen van 70 % tot 85 % van het nettoloon van de werknemer, met een maximum van 350 EUR of 410 EUR per week, afhankelijk van het salarisniveau.

(5)

Ierland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Ierland heeft de Commissie de nodige gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de huidige overheidsuitgaven met ingang van 1 februari 2020 met 2 473 887 900 EUR zijn gestegen als gevolg van de verhoging van het bedrag dat rechtstreeks verband houdt met de tijdelijke loonsubsidieregeling. Dit is een plotse en sterke stijging doordat de nieuwe maatregel betrekking heeft op een aanzienlijk deel van de ondernemingen en van de arbeidskrachten in Ierland.

(6)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Ierland geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, waarvan sprake is in het verzoek van 27 oktober 2020.

(7)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Ierland te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(8)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(9)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Ierland en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ierland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

Artikel 2

1.   De Unie stelt Ierland een lening van maximaal 2 473 887 900 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

2.   De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag nadat dit besluit van kracht is geworden.

3.   De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal acht tranches beschikbaar aan Ierland. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.

4.   De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.

5.   Ierland betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit de financiering van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel toegekende lening voortvloeien.

6.   De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3

Ierland mag de tijdelijke loonsubsidieregeling financieren die een deel van de loonsom van de werkgever subsidieert ingeval het bedrijf van de werkgever getroffen is door de beperkingen die in verband met de COVID-19-crisis zijn ingevoerd, en de arbeidsbetrekking in stand wordt gehouden, zoals bepaald in de “Emergency Measures in the Public Interest (Covid-19) Act 2020”, en met name artikel 28 daarvan “Covid-19: Temporary Wage Subsidy Provisions”.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot Ierland.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 december 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)   PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.