ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 402

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
1 december 2020


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/1790 van de Raad van 16 november 2020 waarbij Portugal wordt gemachtigd een verlaagd accijnstarief toe te passen op bepaalde in de autonome regio’s Madeira en de Azoren geproduceerde alcoholhoudende producten

1

 

*

Besluit (EU) 2020/1791 van de Raad van 16 november 2020 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd een verlaagd tarief van bepaalde indirecte belastingen toe te passen op in Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion vervaardigde traditionele rum

7

 

*

Besluit (EU) 2020/1792 van de Raad van 16 november 2020 betreffende de AIEM-belastingregeling die van toepassing is op de Canarische Eilanden

13

 

*

Besluit (EU) 2020/1793 van de Raad van 16 november 2020 tot wijziging van Besluit nr. 940/2014/EU betreffende de octroi de mer-belastingregeling in de Franse ultraperifere gebieden, wat de toepassingsperiode betreft

21

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1794 van de Commissie van 16 september 2020 tot wijziging van deel I van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal en niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal ( 1 )

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1795 van de Commissie van 30 november 2020 met betrekking tot de verlening van een vergunning voor ijzerchelaat van lysine en glutaminezuur als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

27

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1796 van de Commissie van 30 november 2020 tot verlening van een vergunning voor L‐glutamine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

31

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1797 van de Commissie van 30 november 2020 tot verlening van een vergunning voor L-valine geproduceerd door Escherichia coli KCCM 80159 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

36

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1798 van de Commissie van 30 november 2020 tot verlening van een vergunning voor L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door Corynebacterium glutamicum DSM 32932 en L-lysinesulfaat geproduceerd door Corynebacterium glutamicum KFCC 11043 als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

39

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1799 van de Commissie van 30 november 2020 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van 6-fytase geproduceerd door Komagataella phaffii CGMCC 12056 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor legkippen en andere legvogels (vergunninghouder: Andrés Pintaluba S.A.) ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1800 van de Commissie van 30 november 2020 tot verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

46

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1801 van de Commissie van 30 november 2020 tot aanpassing van de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad op rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingscoëfficiënt voor het kalenderjaar 2020

49

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/1802 van de Commissie van 27 november 2020 tot wijziging van een leidraad waarin de noodzakelijke stappen voor deelname aan EMAS worden uitgelegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8151)  ( 1 )

51

 

*

Besluit (EU) 2020/1803 van de Commissie van 27 november 2020 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8155)  ( 1 )

53

 

*

Besluit (EU) 2020/1804 van de Commissie van 27 november 2020 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor elektronische beeldschermen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8156)  ( 1 )

73

 

*

Besluit (EU) 2020/1805 van de Commissie van 27 november 2020 tot wijziging van de Besluiten 2014/350/EU en (EU) 2016/1349 tot verlenging van de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan textielproducten en schoeisel en van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8152)  ( 1 )

89

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1806 van de Commissie van 25 november 2020 betreffende de goedkeuring van het gebruik van de vrijloopfunctie bij ingeschakelde motor in personenauto’s met interne verbrandingsmotoren en in niet-extern oplaadbare hybride elektrische personenauto’s als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2013/128/EU, 2013/341/EU, 2013/451/EU, 2013/529/EU, 2014/128/EU, 2014/465/EU, 2014/806/EU, (EU) 2015/158, (EU) 2015/206, (EU) 2015/279, (EU) 2015/295, (EU) 2015/1132, (EU) 2015/2280, (EU) 2016/160, (EU) 2016/265, (EU) 2016/588, (EU) 2016/362, (EU) 2016/587, (EU) 2016/1721, (EU) 2016/1926, (EU) 2017/785, (EU) 2017/1402, (EU) 2018/1876, (EU) 2018/2079, (EU) 2019/313, (EU) 2019/314, (EU) 2020/728, (EU) 2020/1102 en (EU) 2020/1222 van de Commissie ( 1 )

91

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1807 van de Commissie van 27 november 2020 betreffende de verlenging van de door de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk genomen maatregel om het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF toe te staan overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8158)

138

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1808 van de Commissie van 30 november 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 betreffende Europese normen voor bepaalde kinderartikelen, kindermeubelen, vast opgestelde trainingsapparatuur en het ontstekend vermogen van sigaretten ( 1 )

140

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1809 van de Commissie van 30 november 2020 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8591)  ( 1 )

144

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/1


BESLUIT (EU) 2020/1790 VAN DE RAAD

van 16 november 2020

waarbij Portugal wordt gemachtigd een verlaagd accijnstarief toe te passen op bepaalde in de autonome regio’s Madeira en de Azoren geproduceerde alcoholhoudende producten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 376/2014/EU van de Raad (2) wordt Portugal gemachtigd een verlaagde accijns toe te passen op lokaal geproduceerde en verbruikte rum en likeuren in de autonome regio Madeira en op lokaal geproduceerde en verbruikte likeuren en eaux de vie in de autonome regio de Azoren, die lager mag zijn dan het bij Richtlijn 92/84/EEG van de Raad (3) vastgestelde minimumaccijnstarief maar niet meer dan 75 % lager dan het normale nationale accijnstarief voor alcohol.

(2)

De Portugese autoriteiten hebben in februari 2019 de Commissie verzocht een voorstel in te dienen voor een besluit van de Raad tot verlenging van de in Besluit nr. 376/2014/EU toegekende machtiging, onder dezelfde voorwaarden en met een uitbreiding van het geografische toepassingsgebied tot het Portugese vasteland met een beperktere verlaging, voor opnieuw een periode van zeven jaar, van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

(3)

De producenten in de autonome regio’s van Madeira en de Azoren ondervinden moeilijkheden om toegang te krijgen tot markten buiten deze regio’s, en de regionale en lokale markten zijn de enige afzetmogelijkheden voor de verkoop van bepaalde alcoholhoudende producten. Die producenten krijgen te maken met extra kosten omdat grondstoffen van agrarische oorsprong duurder zijn dan in normale productieomstandigheden als gevolg van de geringe omvang, het gefragmenteerde karakter en de lage mechanisatiegraad van landbouwbedrijven. De verwerking van suikerriet levert bovendien een lagere productie op dan in andere ultraperifere gebieden als gevolg van het reliëf, het klimaat, de bodem en de ambachtelijke productiewijze. Het vervoer naar de eilanden van een aantal niet lokaal geproduceerde grondstoffen en verpakkingsmaterialen leidt tot extra kosten.

(4)

In het geval van de Azoren laat het insulaire karakter zich tweemaal gevoelen omdat het een groep eilanden is die ver uit elkaar liggen. Het vervoer naar die afgelegen en insulaire regio’s verhoogt de extra kosten verder. Hetzelfde geldt voor een aantal noodzakelijke reizen en zendingen naar het vasteland. Ook de opslag van eindproducten leidt tot extra kosten omdat de lokale consumptie niet alle productie opneemt, met name in het geval van de productie van rum. De geringe omvang van de regionale markt verhoogt de kosten per eenheid, met name door de ongunstige verhouding tussen vaste kosten en output. Tot slot hebben de betrokken producenten ook extra kosten die gelden voor de lokale economieën in het algemeen, in het bijzonder hogere arbeids- en energiekosten.

(5)

De rumproductie is toegenomen als gevolg van de toegenomen productie van suikerriet. Een deel van de rum wordt verouderd of gebruikt als basis voor likeuren, maar de onverkochte hoeveelheden rum worden opgeslagen, waaraan kosten zijn verbonden; hierrdoor lopen de extra kosten voor de producenten nog verder op. Vanwege de extra kosten, en dus een hogere prijs van het eindproduct, kunnen de producenten in de autonome regio’s van Madeira en de Azoren niet concurreren met producenten van buitenaf en derhalve geen andere markten penetreren. Toegang tot de markt van het Portugese vasteland met verlaagde accijnstarieven zou dit probleem kunnen oplossen.

(6)

Om te voorkomen dat de ontwikkeling van de autonome regio’s Madeira en de Azoren ernstig wordt belemmerd en om de alcoholindustrie en de werkgelegenheid in deze regio’s te behouden, moet de in Besluit nr. 376/2014/EU toegekende machtiging worden vernieuwd en het toepassingsgebied ervan uitgebreid.

(7)

Besluit nr. 376/2014/EU is van toepassing tot en met 31 december 2020. Omwille van de duidelijkheid moet een nieuw besluit worden vastgesteld waarbij Portugal wordt gemachtigd een verlaagd accijnstarief toe te passen in de autonome regio’s Madeira en de Azoren.

(8)

Aangezien het belastingvoordeel niet verder gaat dan wat nodig is om de extra kosten te compenseren, het om bescheiden hoeveelheden gaat en het belastingvoordeel beperkt is tot het verbruik in de autonome regio’s van Madeira en de Azoren en het Portugese vasteland, is de maatregel niet schadelijk voor de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie.

(9)

Portugal moet uiterlijk op 30 september 2025 een monitoringverslag bij de Commissie indienen, zodat zij kan beoordelen of nog steeds aan de voorwaarden voor de machtiging wordt voldaan.

(10)

Dit besluit laat de eventuele toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 110 VWEU wordt Portugal gemachtigd in de autonome regio Madeira voor lokaal geproduceerde en verbruikte rum en likeuren en in de autonome regio de Azoren voor lokaal geproduceerde en verbruikte rum, likeuren en eaux de vie een lager accijnstarief te hanteren dan het volle tarief voor alcohol overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 2

In afwijking van artikel 110 VWEU wordt Portugal gemachtigd voor in de autonome regio Madeira geproduceerde rum en likeuren bestemd voor verbruik op het Portugese vasteland, en voor in de autonome regio de Azoren geproduceerde rum, likeuren en eaux de vie bestemd voor verbruik op het Portugese vasteland een lager accijnstarief te hanteren dan het volle tarief voor alcohol overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 3

1.   In de autonome regio Madeira wordt de in de artikelen 1 en 2 bedoelde machtiging beperkt tot de volgende producten:

a)

tot en met 24 mei 2021 tot rum als omschreven in categorie 1 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4), met de geografische aanduiding “Rum da Madeira” als bedoeld in categorie 1 van bijlage III bij die verordening, en vanaf 25 mei 2021 tot rum als omschreven in categorie 1 van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad (5), met de geografische aanduiding “Rum da Madeira”;

b)

tot en met 24 mei 2021 tot likeuren en “crème de” als omschreven in de categorieën 32 respectievelijk 33 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008, van regionale vruchten of planten, en vanaf 25 mei 2021 tot likeuren en “crème de” als omschreven in de categorieën 33 respectievelijk 34 van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/787, van regionale vruchten of planten.

2.   In de autonome regio der Azoren wordt de in de artikelen 1 en 2 bedoelde machtiging beperkt tot de volgende producten:

a)

tot en met 24 mei 2021 tot rum als omschreven in categorie 1 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008, van regionaal suikerriet, en vanaf 25 mei 2021 tot rum als omschreven in categorie 1 van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/787, van regionaal suikerriet;

b)

tot en met 24 mei 2021 tot likeuren en “crème de” als omschreven in de categorieën 32 respectievelijk 33 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008, van regionale vruchten of grondstoffen, en vanaf 25 mei 2021 tot likeuren en “crème de” als omschreven in de categorieën 33 respectievelijk 34 van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/787, van regionale vruchten of grondstoffen;

c)

tot en met 24 mei 2021 tot eaux de vie van wijn of druivendraf met de kenmerken en hoedanigheden als omschreven in de categorieën 4 en 6 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008, en vanaf 25 mei 2021 tot eaux de vie van wijn of druivendraf met de kenmerken en hoedanigheden als omschreven in de categorieën 4 en 6 van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/787.

Artikel 4

Het verlaagde accijnstarief dat van toepassing is op de in artikel 1 van dit besluit bedoelde producten mag minder dan het bij Richtlijn 92/84/EEG vastgestelde minimumaccijnstarief voor alcohol bedragen, met dien verstande dat het niet meer dan 75 % lager mag zijn dan het normale nationale accijnstarief voor alcohol.

Artikel 5

Het verlaagde accijnstarief dat van toepassing is op de in artikel 2 van dit besluit bedoelde producten mag minder dan het bij Richtlijn 92/84/EEG vastgestelde minimumaccijnstarief voor alcohol bedragen, met dien verstande dat het niet meer dan 50 % lager mag zijn dan het normale nationale accijnstarief voor alcohol.

Artikel 6

Portugal dient uiterlijk op 30 september 2025 een monitoringverslag bij de Commissie in, zodat zij kan beoordelen of nog steeds aan de voorwaarden voor de in de artikelen 1 en 2 vastgestelde machtiging wordt voldaan. Het monitoringsverslag bevat de in de bijlage opgenomen informatie.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Advies van 15 september 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit nr. 376/2014/EU van de Raad van 12 juni 2014 waarbij Portugal wordt gemachtigd tot een verlaging van de accijns in de autonome regio Madeira op lokaal geproduceerde en verbruikte rum en likeuren en in de autonome regio de Azoren op lokaal geproduceerde en verbruikte likeuren en eaux de vie (PB L 182 van 21.6.2014, blz. 1).

(3)  Richtlijn 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 29).

(4)  Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).

(5)  Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1).


BIJLAGE

In het in artikel 6 bedoelde monitoringverslag op te nemen informatie

1.   

Geraamde extra kosten. Informatie wordt verstrekt voor ieder product waarop een verlaagd accijnstarief wordt toegepast. De Portugese autoriteiten vullen tabel 1 in met ten minste de volgende gegevens, voor zover beschikbaar. De informatie in tabel 1 is toereikend om te bepalen of er extra kosten zijn die de kosten van lokaal vervaardigde producten doen stijgen ten opzichte van elders geproduceerde producten.

Tabel 1

 

MADEIRA (EUR)

DE AZOREN (EUR)

Opmerkingen (3)

Prijs suikerriet (per 100 kg)

 

 

 

Prijs passievruchten (per 100 kg)

 

 

 

Prijs limoenvruchten (per 100 kg)

 

 

 

Prijs alcohol (per hza (1) — exclusief belastingen)

 

 

 

Vrachtkosten (per kg)

 

 

 

Overige kosten (2)

 

 

 

Noten bij tabel 1:

(1)

Hectoliter zuivere alcohol.

(2)

Verstrek informatie over de kosten van water, energie en afval, de kosten voor verscheidene vestigingen en andere toepasselijke kosten.

(3)

Verstrek informatie over alle specificaties en toelichtingen die aan de berekeningsmethoden ten grondslag liggen.

2.   

Andere subsidies. De Portugese autoriteiten vullen tabel 2 in voor iedere regio, onder vermelding van alle andere bijstand en steunmaatregelen op grond van de extra exploitatiekosten van de ondernemingen in verband met de ultraperifere ligging van de autonome regio’s Madeira en de Azoren.

Tabel 2

Bijstand/steunmaatregel (1)

Termijn (2)

Doelsector (3)

Begroting in EUR (4)

Jaarlijkse uitgaven, in EUR (2019‐2024) (5)

Aandeel van de begroting ter compensatie van extra kosten (6)

Geraamd aantal begunstigde ondernemingen (7)

Opmerkingen (8)

[lijst]

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 2:

(1)

Benaming en soort maatregel.

(2)

Informatie over de jaren waarvoor de maatregel geldt.

(3)

Informatie uitsluitend over sectorspecifieke maatregelen.

(4)

Informatie over de totale begroting van de maatregel en de financieringsbronnen.

(5)

Informatie over de reële uitgaven per jaar in de monitoringperiode (2019‐2024), indien beschikbaar.

(6)

Globale raming, als percentage van de totale begroting.

(7)

Globale raming, indien mogelijk.

(8)

Toelichtingen en verduidelijkingen.

3.   

Gevolgen voor de overheidsbegroting. De Portugese autoriteiten vullen tabel 3 in met het geraamde totaalbedrag (in EUR) aan niet geïnde belastingen vanwege de toegepaste belastingdifferentiatie.

Tabel 3

 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Gederfde belastinginkomsten

 

 

 

 

 

 

4.   

Gevolgen voor de algemene economische prestaties. De Portugese autoriteiten vullen tabel 4 in voor iedere regio en verstrekken gegevens waaruit blijkt wat de gevolgen van de verlaagde accijnzen op de sociaaleconomische ontwikkeling van deze regio’s zijn. De indicatoren in tabel 4 hebben betrekking op de prestaties van de ondersteunde sector in vergelijking met de algemene prestaties van de economie van Madeira en de Azoren. Indien sommige indicatoren niet beschikbaar zijn, worden alternatieve rapportagegegevens over de gevolgen voor de algemene economische prestaties opgenomen om de sociaaleconomische impact te analyseren.

Tabel 4

Jaar (1)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Opmerkingen (3)

Regionale bruto toegevoegde waarde

 

 

 

 

 

 

 

In de ondersteunde sector (2)

 

 

 

 

 

 

 

Algemene regionale werkgelegenheid

 

 

 

 

 

 

 

In de ondersteunde sector (2)

 

 

 

 

 

 

 

Aantal actieve producenten

 

 

 

 

 

 

 

In de ondersteunde sector (2)

 

 

 

 

 

 

 

Prijsindexcijfer — Portugal vasteland

 

 

 

 

 

 

 

Prijsindexcijfer van de regio

 

 

 

 

 

 

 

Aantal toeristen in de regio

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 4:

(1)

De informatie is mogelijk niet voor alle vermelde jaren beschikbaar.

(2)

Informatie over de producenten van rum, likeuren en eaux de vie.

(3)

Eventuele relevante toelichtingen en verduidelijkingen.

5.   

Specificaties van de regeling. De Portugese autoriteiten vullen tabel 5 in voor ieder product en voor elk van de autonome regio’s Madeira en de Azoren.

Tabel 5

Hoeveelheid (in hza (1))

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Likeurproductie

 

 

 

 

 

 

Eaux de vie-productie

 

 

 

 

 

 

Rumproductie

 

 

 

 

 

 

Likeur verzonden naar het vasteland van Portugal

 

 

 

 

 

 

Likeur verzonden naar andere lidstaten

 

 

 

 

 

 

Likeuruitvoer naar derde landen

 

 

 

 

 

 

Eaux de vie verzonden naar het vasteland van Portugal

 

 

 

 

 

 

Eaux de vie verzonden naar andere lidstaten

 

 

 

 

 

 

Eaux de vie-uitvoer naar derde landen

 

 

 

 

 

 

Rum verzonden naar het vasteland van Portugal

 

 

 

 

 

 

Rum verzonden naar andere lidstaten

 

 

 

 

 

 

Rumuitvoer naar derde landen

 

 

 

 

 

 

Noot bij tabel 5:

(1)

Hectoliter zuivere alcohol.

6.   

Onregelmatigheden. De Portugese autoriteiten verstrekken informatie over eventuele onderzoeken naar administratieve onregelmatigheden, met name over belastingontduiking of smokkel, in het kader van de toepassing van de machtiging. Ze verstrekken verder gedetailleerde informatie, waaronder ten minste informatie over de aard van de zaak, de waarde en de termijn.

 

7.   

Klachten. De Portugese autoriteiten verstrekken informatie over klachten die de lokale, regionale of nationale autoriteiten hebben ontvangen over de toepassing van de machtiging, van begunstigden en niet-begunstigden.

 


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/7


BESLUIT (EU) 2020/1791 VAN DE RAAD

van 16 november 2020

waarbij Frankrijk wordt gemachtigd een verlaagd tarief van bepaalde indirecte belastingen toe te passen op in Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion vervaardigde “traditionele” rum

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking nr. 189/2014/EU van de Raad (2) machtigt Frankrijk om op in Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion vervaardigde en in continentaal Frankrijk verkochte rum een verlaagd accijnstarief toe te passen dat lager kan zijn dan het bij Richtlijn 92/84/EEG van de Raad (3) vastgestelde minimumaccijnstarief, maar niet meer dan 50 % lager dan de normale nationale accijns op alcohol. Het verlaagde accijnstarief is beperkt tot een jaarlijks contingent van 144 000 hl zuivere alcohol. Die machtiging loopt af op 31 december 2020.

(2)

De Franse autoriteiten hebben de Commissie op 18 oktober 2019 verzocht een voorstel in te dienen voor een besluit van de Raad tot verlenging voor opnieuw zeven jaar van de in Besluit nr. 189/2014/EU vastgestelde termijn van de machtiging, met een hoger contingent, van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

(3)

Gezien de beperkte omvang van de lokale markt kunnen de distilleerderijen van de vier onder deze machtiging vallende ultraperifere gebieden hun activiteiten alleen ontwikkelen indien zij voldoende toegang hebben tot de markt in continentaal Frankrijk, het voornaamste afzetgebied voor hun rum (65 %). De “traditionele rum” kan moeilijk op de Uniemarkt concurreren, vanwege de volgende twee parameters: hogere productiekosten; en hogere belastingen per fles, aangezien de “traditionele” rum doorgaans met een hoger alcoholgehalte en in grotere flessen wordt verkocht.

(4)

De productiekosten van de waardeketen riet-suiker-rum in deze vier ultraperifere gebieden zijn hoger dan in andere gebieden in de wereld. Met name de grote afstand en een moeilijk reliëf en klimaat van de vier ultraperifere gebieden hebben aanzienlijke gevolgen voor de kosten van de ingrediënten en de productie. Bovendien zijn de arbeidskosten hoger dan die in de buurlanden, omdat in Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion de Franse sociale wetgeving van toepassing is. Deze ultraperifere gebieden zijn ook onderworpen aan milieu- en veiligheidsnormen van de Unie, wat leidt tot aanzienlijke investeringen en kosten die niet rechtstreeks verband houden met de productiviteit, ook al wordt een deel van deze investeringen medegefinancierd door de structuurfondsen van de Unie. Verder zijn de distilleerderijen van deze ultraperifere gebieden kleiner dan de distilleerderijen van internationale groepen. Dit brengt hogere productiekosten per outputeenheid mee.

(5)

“Traditionele”, in continentaal Frankrijk verkochte rum wordt gewoonlijk in grotere flessen verkocht (36 % van de rum wordt verkocht in flessen van 1 liter) en kent een hoger alcoholvolumegehalte (tussen 40° en 59°) dan concurrerende op rum gebaseerde producten, die gewoonlijk in flessen van 0,7 liter en met 37,5° alcohol worden verkocht. Het hogere alcoholvolumegehalte leidt weer tot hogere accijnzen, een hoger “cotisation sur les boissons alcooliques” (ook bekend als “vignette sécurité sociale”) (VSS) en aldus een hogere btw per verkochte liter rum. Een verlaagd accijnstarief dat niet meer dan 50 % lager is dan het normale nationale accijnstarief voor alcohol blijft derhalve evenredig met de cumulatieve extra kosten van de hogere productiekosten en hogere accijnzen, VSS en btw.

(6)

Derhalve moet ook rekening worden gehouden met de extra kosten die voortvloeien uit de decenniumlange praktijk om “traditionele” rum te verkopen met een hoger alcoholvolumegehalte, met de bijbehorende hogere belastingen.

(7)

Het op de geharmoniseerde accijns en de VSS betrekking hebbende fiscale voordeel waarvoor machtiging moet worden verleend, dient evenredig te blijven teneinde geen afbreuk te doen aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie, waaronder het waarborgen van een onverstoorde mededinging in de interne markt en het staatssteunbeleid.

(8)

Het belastingvoordeel heeft tot op heden geen gevolgen gehad voor de interne markt, aangezien het marktaandeel van traditionele rum in de afgelopen jaren met 11 % is gedaald ten gevolge van de toenemende consumptie van op rum gebaseerde alcoholische dranken.

(9)

Om te voorkomen dat de ontwikkeling van de Franse ultraperifere gebieden ernstig wordt belemmerd en om de riet-suiker-rumsector en de bijbehorende werkgelegenheid in deze regio’s te behouden, moet de in Besluit nr. 189/2014/EU toegekende machtiging worden vernieuwd en het contingent ervan uitgebreid.

(10)

Om ervoor te zorgen dat deze beschikking geen afbreuk doet aan de interne markt, moeten de voor deze regeling in aanmerking komende maximale hoeveelheden rum uit de Franse overzeese departementen worden bepaald op 153 000 hectoliter zuivere alcohol per jaar.

(11)

Aangezien het belastingvoordeel niet verder gaat dan wat nodig is om de extra kosten te compenseren, het om bescheiden hoeveelheden gaat en het belastingvoordeel beperkt is tot het verbruik in continentaal Frankrijk, doet de maatregel geen afbreuk aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie.

(12)

Frankrijk moet uiterlijk op 30 september 2025 een monitoringverslag bij de Commissie indienen, zodat zij kan beoordelen of nog steeds aan de voorwaarden voor de machtiging wordt voldaan.

(13)

Dit besluit laat de eventuele toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 110 VWEU wordt Frankrijk gemachtigd in continentaal Frankrijk een accijnstarief dat lager is dan het normale tarief voor alcohol, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 92/84/EEG, te blijven toepassen op in Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion vervaardigde “traditionele” rum, alsook een tarief van de heffing genaamd “cotisation sur les boissons alcooliques” (VSS) toe te passen, dat lager is dan het volgens de nationale wetgeving toepasselijke normale tarief.

Artikel 2

De in artikel 1 van dit besluit vastgestelde afwijking geldt tot en met 24 mei 2021 voor rum als omschreven in punt 1, onder f), van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4), en vanaf 25 mei 2021 voor rum als omschreven in punt 1, onder g), i), van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad (5), die in Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion is vervaardigd van op de plaats van productie geoogst suikerriet, met een gehalte aan vluchtige stoffen, anders dan ethylalcohol en methylalcohol, van gelijk aan of meer dan 225 gram per hectoliter zuivere alcohol en een alcoholvolumegehalte van 40 % of meer.

Artikel 3

1.   De in artikel 1 bedoelde verlaagde accijns- en VSS-tarieven die op de in artikel 2 bedoelde rum van toepassing zijn, zijn beperkt tot een jaarlijks contingent van 153 000 hectoliter pure alcohol.

2.   De in artikel 1 van dit besluit bedoelde verlaagde accijns- en VSS-tarieven mogen elk lager zijn dan het in Richtlijn 92/84/EEG vastgestelde minimumaccijnstarief voor alcohol, maar mogen niet meer dan 50 % lager zijn dan het normale tarief voor alcohol overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 92/84/EEG of het normale tarief voor alcohol voor de VSS.

3.   Het cumulatieve fiscale voordeel waarvoor overeenkomstig lid 2 van dit artikel machtiging wordt verleend, is niet meer dan 50 % van het normale tarief voor alcohol overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 92/84/EEG.

Artikel 4

Frankrijk dient uiterlijk op 30 september 2025 een monitoringverslag bij de Commissie in, zodat zij kan beoordelen of nog steeds aan de in artikel 1 bepaalde voorwaarden voor de machtiging wordt voldaan. Het monitoringverslag bevat de in de bijlage opgenomen informatie.

Artikel 5

Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Advies van 6 oktober 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit nr. 189/2014/EU van de Raad van 20 februari 2014 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd een verlaagd tarief van bepaalde indirecte belastingen toe te passen op in Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique en Réunion vervaardigde “traditionele” rum en tot wijziging van Beschikking 2007/659/EG (PB L 59 van 28.2.2014, blz. 1).

(3)  Richtlijn 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 29).

(4)  Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).

(5)  Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1).


BIJLAGE

IN ARTIKEL 4 BEDOELDE, IN DE MONITORINGVERSLAG OP TE NEMEN INFORMATIE

1.   

Geraamde extra kosten. Er wordt informatie verstrekt voor elke soort rum (“agrarische rum” en “rum van gefermenteerde melasse”) waarvoor het verlaagde tarief van de relevante indirecte belastingen geldt. De Franse autoriteiten vullen tabel 1 in met ten minste de volgende gegevens, voor zover beschikbaar. De informatie in tabel 1 is toereikend om een oordeel te vellen over de extra kosten voor producenten in de Franse ultraperifere gebieden.

Tabel 1

 

Guadeloupe (EUR)

Frans Guyana (EUR)

Martinique (EUR)

Réunion (EUR)

Noten (3)

Prijs van suikerriet (per 100 kg)

 

 

 

 

 

Prijs van melasse (per 100 kg)

 

 

 

 

 

Vrachtkosten (per kg)

 

 

 

 

 

Arbeid (per hza (1) )

 

 

 

 

 

Andere input (per hza (1) )

 

 

 

 

 

Afschrijvingskosten

 

 

 

 

 

Nalevingskosten

 

 

 

 

 

Overige kosten (2)

 

 

 

 

 

Noten bij de tabel 1:

(1)

Hectoliter zuivere alcohol

(2)

Informatie over de kosten van water, energie en afval, en andere toepasselijke kosten.

(3)

Informatie over alle specificaties en toelichtingen die aan de berekeningsmethoden ten grondslag liggen.

2.   

Andere subsidies. De Franse autoriteiten vullen tabel 2 in, onder vermelding van alle andere bijstand en steunmaatregelen op grond van de extra exploitatiekosten van de ondernemingen in verband met de ultraperifere ligging van de regio.

Tabel 2

Bijstand en steunmaatregelen (1)

Periode (2)

Doelsector (3)

Begroting in EUR (4)

Jaarlijkse uitgaven, in EUR (2019-2024) (5)

Aandeel van de begroting ter compensatie van extra kosten (6)

Geraamd aantal begunstigde ondernemingen (7)

Noten (8)

[lijst]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 2:

(1)

Informatie over de aanduiding en het soort maatregel (programma, staatssteunnummer enz.).

(2)

Informatie over de jaren waarvoor de maatregel geldt.

(3)

Informatie uitsluitend over sectorspecifieke maatregelen.

(4)

Informatie over de totale begroting van de maatregel en de financieringsbronnen.

(5)

Informatie over de reële uitgaven per jaar in de monitoringperiode (2019-2024), indien beschikbaar.

(6)

Globale raming, als percentage van de totale begroting.

(7)

Globale raming, indien mogelijk.

(8)

Toelichtingen en verduidelijkingenToelichtingen en verduidelijkingen.

3.   

Gevolgen voor de overheidsbegroting. De Franse autoriteiten vullen tabel 3 in met het geraamde totaalbedrag (in EUR) aan niet geïnde belastingen vanwege de toegepaste belastingdifferentiatie.

Tabel 3

 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Gederfde belastinginkomsten

 

 

 

 

 

 

4.   

Gevolgen voor de algemene economische prestaties. De Franse autoriteiten vullen tabel 4 in en verstrekken gegevens waaruit blijkt wat de gevolgen van de relevante verlaagde indirecte belastingen op de sociaaleconomische ontwikkeling van de Franse ultraperifere regio’s zijn. De indicatoren in de tabel 4 hebben betrekking op de prestaties van de rumsector in vergelijking met de algemene prestaties van de regionale economie. Indien sommige indicatoren niet beschikbaar zijn, worden alternatieve rapportagegegevens over de algemene sociaaleconomische prestaties van de Franse ultraperifere gebieden opgenomen.

Tabel 4

Jaar (1)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Noten (2)

Regionale bruto toegevoegde waarde

 

 

 

 

 

 

 

In de rumsector

 

 

 

 

 

 

 

In de sector riet-suiker-rum

 

 

 

 

 

 

 

Werkgelegenheid in lokale distilleerderijen

 

 

 

 

 

 

 

Werkgelegenheid in de sector riet-suiker-rum

 

 

 

 

 

 

 

Werkloosheidspercentage

 

 

 

 

 

 

 

Aantal actieve producenten

 

 

 

 

 

 

 

Aantal rumproducenten (inclusief kleine en middelgrote ondernemingen)

 

 

 

 

 

 

 

Suikerrietareaal (ha)

 

 

 

 

 

 

 

Prijsindexcijfer — Contintentaal Frankrijk

 

 

 

 

 

 

 

Prijsindexcijfer — Regio’s

 

 

 

 

 

 

 

Aantal toeristen — Regio’s

 

 

 

 

 

 

 

Aantal toeristen — Distilleerderijen

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 4:

(1)

De informatie is mogelijk niet voor alle vermelde jaren beschikbaar.

(2)

Eventuele relevante toelichtingen en verduidelijkingen.

5.   

Specificaties van de regeling. De Franse autoriteiten vullen voor elke soort rum (“agrarische rum” en “rum van gefermenteerde melasse”) en per regio (Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion) de tabel 5 in. Indien sommige indicatoren niet beschikbaar zijn, worden alternatieve rapportagegegevens over de kenmerken van de regeling opgenomen.

Tabel 5

Hoeveelheid (in hza (1) )

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Rumproductie

 

 

 

 

 

 

Traditionele rumproductie

 

 

 

 

 

 

Lokale rumverkoop

 

 

 

 

 

 

Rum verzonden naar contintentaal Frankrijk

 

 

 

 

 

 

Traditionele rum die naar contintentaal Frankrijk wordt verzonden

 

 

 

 

 

 

Traditionele rum die op grond van de afwijking wordt verzonden

 

 

 

 

 

 

Rum verzonden naar andere lidstaten

 

 

 

 

 

 

Rumuitvoer naar derde landen

 

 

 

 

 

 

Rum als percentage van de totale extra uitvoer uit de ultraperifere gebieden (%)

 

 

 

 

 

 

Aandeel van Franse traditionele rum in de rummarkt in contintentaal Frankrijk (%)

 

 

 

 

 

 

Groei van de rummarkt in contintentaal Frankrijk (%)

 

 

 

 

 

 

Groei van de markt voor gedistilleerde dranken in contintentaal Frankrijk (%)

 

 

 

 

 

 

Noot bij tabel 5:

(1)

Hectoliter zuivere alcohol.

6.   

Onregelmatigheden. De Franse autoriteiten verstrekken informatie over eventuele onderzoeken naar administratieve onregelmatigheden, met name over ontduiking van relevante indirecte belastingen, en over smokkel van de betrokken alcoholhoudende producten, in het kader van de toepassing van de machtiging. Zij verstrekken gedetailleerde informatie, waaronder ten minste informatie over de aard van de zaak, de waarde en de termijn.

 

7.   

Klachten. De Franse autoriteiten verstrekken informatie over klachten die de lokale, regionale of nationale autoriteiten hebben ontvangen over de toepassing van de machtiging, van begunstigden en niet-begunstigden.

 


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/13


BESLUIT (EU) 2020/1792 VAN DE RAAD

van 16 november 2020

betreffende de AIEM-belastingregeling die van toepassing is op de Canarische Eilanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) neemt de Raad, rekening houdend met de structurele sociale en economische beperkingen van de ultraperifere gebieden, waaronder de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en de economische afhankelijkheid van enkele producten, specifieke maatregelen aan die er met name op gericht zijn de voorwaarden voor de toepassing van de Verdragen, met inbegrip van gemeenschappelijk beleid, op deze gebieden vast te stellen.

(2)

Het is derhalve dienstig specifieke maatregelen te nemen die erop gericht zijn de voorwaarden voor de toepassing van het VWEU op deze gebieden vast te stellen. Deze maatregelen moeten rekening houden met de bijzondere kenmerken en beperkingen van deze gebieden, zonder afbreuk te doen aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie, met inbegrip van de interne markt en het gemeenschappelijk beleid.

(3)

De economische afhankelijkheid van de Canarische Eilanden van de dienstensector en met name het toerisme, gemeten op basis van het aandeel van deze sector in het bbp van de regio, vormt een aanzienlijke beperking. Deze sector speelt een significant grotere rol in de economie van de Canarische Eilanden dan de industriële sector.

(4)

De combinatie van het geïsoleerde en insulaire karakter van een eilandengroep belemmert het vrije verkeer van personen, goederen en diensten en vormt de op één na grootste belemmering voor de Canarische Eilanden. De ligging van de eilanden vergroot hun afhankelijkheid van lucht- en zeevervoer. Het vervoer naar, van en op die afgelegen en geïsoleerde eilanden verhoogt de productiekosten voor de plaatselijke industrie nog verder. De productiekosten zijn hoger, omdat deze vervoerswijzen minder efficiënt zijn en duurder dan vervoer over de weg of per spoor.

(5)

De geïsoleerde ligging leidt ook tot hogere productiekosten omdat de eilanden afhankelijk zijn van de invoer van grondstoffen en energie, verplicht zijn voorraden aan te leggen, en moeilijkheden ondervinden bij de levering van productieapparatuur.

(6)

De geringe omvang van de markt en het weinig ontwikkelde karakter van de export, de geografische versnippering van de eilanden, en de verplichting om gediversifieerde, maar in omvang beperkte productielijnen in stand te houden om aan de behoeften van een kleine markt te voldoen, beperken de mogelijkheden om schaalvoordelen te behalen.

(7)

Het is voor bedrijven in vele gevallen moeilijker of duurder om op de Canarische Eilanden een beroep te doen op gespecialiseerde diensten en onderhoudsdiensten, te voorzien in opleidingen voor managers en technici, en activiteiten uit te besteden of te gaan ontplooien buiten de regionale markt. Bovendien zorgen de beperkte distributiemethoden voor te grote voorraden.

(8)

Op het gebied van het milieu brengen de verwijdering van industrieel afval en de verwerking van giftig afval hogere milieukosten met zich mee. Deze kosten zijn hoger omdat er geen recyclingbedrijven zijn, behalve voor enkele producten, en omdat afval moet worden getransporteerd voor verwerking buiten de Canarische Eilanden.

(9)

De belasting die bekend staat als “Arbitrio sobre Importaciones y Entregas de Mercancías en las Islas Canarias” (“AIEM-belasting”) heeft tot doel de autonome ontwikkeling van de Canarische industriële productiesectoren te bevorderen en de economie van de Canarische Eilanden te diversifiëren.

(10)

Krachtens Beschikking 2002/546/EG van de Raad (2), vastgesteld op basis van artikel 299 van het EG-Verdrag, mocht Spanje aanvankelijk tot en met 31 december 2011 bepaalde producten die lokaal worden vervaardigd op de Canarische Eilanden, vrijstellen van de “Arbitrio sobre Importaciones y Entregas de Mercancías en las islas Canarias” (“AIEM”) dan wel deze belasting verminderen. De bijlage bij die beschikking bevat een lijst van producten die in aanmerking komen voor vrijstelling en vermindering van belasting. Afhankelijk van het product kon het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 5, 15 of 25 procentpunten bedragen.

(11)

Beschikking 2002/546/EG (3) werd bij Besluit nr. 895/2011/EU van de Raad gewijzigd en de toepassingsduur ervan werd verlengd tot en met 31 december 2013.

(12)

Beschikking 2002/546/EG (4) werd bij Besluit nr. 1413/2013/EU van de Raad gewijzigd en de toepassingsduur ervan werd verlengd tot en met 30 juni 2014.

(13)

Bij Besluit nr. 377/2014/EU (5) van de Raad werd Spanje gemachtigd om tot en met 31 december 2020 vrijstelling of vermindering van de AIEM-belasting te verlenen voor bepaalde producten die lokaal worden vervaardigd op de Canarische Eilanden. In de bijlage bij dat besluit is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor belastingvrijstelling of -vermindering.

(14)

Een zorgvuldig onderzoek van de situatie bevestigt dat het nodig is in te gaan op het Spaanse verzoek tot verlenging van de machtiging.

(15)

Het maximale gedifferentieerde tarief dat kan worden toegepast op de betrokken industriële producten, mag niet hoger zijn dan 15 %. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de Spaanse autoriteiten kunnen beslisen wat voor elk product wat het passende percentage is. Het toegestane belastingverschil mag de aangetoonde extra kosten niet overschrijden. Dat fiscale voordeel dient echter te worden toegepast met inachtneming van een maximum van 150 miljoen EUR per jaar, behalve in naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

(16)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en om de nodige flexibiliteit te waarborgen, moeten de Spaanse autoriteiten de mogelijkheid krijgen de producten en hun toegestane belastingverschil te wijzigen om de werkelijke omvang van de extra kosten voor de productie van dergelijke producten op de Canarische Eilanden in aanmerking te nemen. In dat verband moet het voor de Spaanse autoriteiten mogelijk zijn lagere gedifferentieerde tarieven toe te passen en zo nodig een minimumbelasting voor specifieke producten vast te stellen, op voorwaarde dat elke wijziging in overeenstemming is met de doelstellingen van artikel 349 VWEU. Elke wijziging van de lijst van producten moet gebeuren op grond van de volgende criteria: er is lokale productie en deze heeft een aandeel van ten minste 5 % op de lokale markt; er is sprake van aanzienlijke invoer van goederen (ook van het Spaanse vasteland en van andere lidstaten) die de voortzetting van de lokale productie in gevaar zou kunnen brengen, en deze invoer is goed voor een aandeel van ten minste 10 % op de lokale markt; er zijn extra kosten waardoor de kostprijs van de lokale productie hoger is dan die van producten die elders worden geproduceerd, waardoor het concurrentievermogen van de lokaal vervaardigde producten in het gedrang komt.

(17)

De Spaanse autoriteiten moeten in naar behoren gemotiveerde omstandigheden kunnen afwijken van de marktaandeeldrempels, onder andere: als de productie arbeidsintensief is; als de productie anderszins van strategisch belang is voor de lokale ontwikkeling, als de productie onderhevig is aan periodieke schommelingen, als de productie gebeurt in bijzonder achtergestelde gebieden, als het de productie van medische producten en persoonlijke beschermingsmiddelen betreft die nodig zijn voor de aanpak van gezondheidscrises. De Spaanse autoriteiten moeten de lijst van producten en hun toegestane belastingverschil kunnen wijzigen, mits elke wijziging in overeenstemming is met de doelstellingen van artikel 349 VWEU.

(18)

De beoogde bevordering van de sociaaleconomische ontwikkeling van de Canarische Eilanden komt op nationaal niveau tot uiting in de doelstelling van de AIEM-belasting en de bestemming van de AIEM-ontvangsten. Er is bij wet voorgeschreven dat de opbrengsten van de AIEM-belasting moeten worden geïntegreerd in de middelen van het economisch en fiscaal regime van de Canarische Eilanden en dat die opbrengsten moeten worden gebruikt voor een strategie voor economische en sociale ontwikkeling door middel van bevordering van lokale activiteiten.

(19)

De vrijstellingen of verminderingen van de AIEM-belasting dienen zeven jaar te gelden. De Spaanse autoriteiten moeten uiterlijk op 30 september 2025 een monitoringverslag bij de Commissie indienen, zodat zij kan beoordelen of nog steeds aan de voorwaarden voor de machtiging wordt voldaan.

(20)

Dit besluit laat de eventuele toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In afwijking van de artikelen 28, 30 en 110 VWEU worden de Spaanse autoriteiten gemachtigd om tot en met 31 december 2027 voor de lokaal op de Canarische Eilanden vervaardigde producten die onder de in bijlage I bedoelde categorieën vallen, in een volledige vrijstelling dan wel een vermindering van de belasting genaamd “Arbitrio sobre las Importaciones y Entregas de Mercancías en las islas Canarias” (“AIEM-belasting”) te voorzien. Die vrijstellingen of verminderingen worden geïntegreerd in de strategie voor economische en sociale ontwikkeling van de Canarische Eilanden en dragen bij aan de bevordering van lokale activiteiten.

2.   De toepassing van de in lid 1 bedoelde algehele of gedeeltelijke vrijstellingen of verminderingen mag niet leiden tot verschillen die groter zijn dan 15 % voor de producten van de in bijlage I bedoelde categorieën.

De Spaanse autoriteiten zorgen ervoor dat de op de producten toegepaste vrijstellingen of verminderingen niet hoger zijn dan het percentage dat strikt noodzakelijk is voor het behoud, de bevordering en de ontwikkeling van lokale activiteiten. Het toegestane belastingverschil overschrijdt de aangetoonde extra kosten niet.

3.   Het fiscale voordeel wordt toegepast met inachtneming van een maximum van 150 miljoen EUR per jaar, behalve in naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

Artikel 2

1.   De Spaanse autoriteiten selecteren de in artikel 1, lid 1, bedoelde producten met inachtneming van de volgende criteria:

a)

er is lokale productie en deze heeft een aandeel van ten minste 5 % op de lokale markt;

b)

er is sprake van aanzienlijke invoer van goederen (ook van het Spaanse vasteland en van andere lidstaten) die de voortzetting van de lokale productie in gevaar zou kunnen brengen, en deze invoer is goed voor een aandeel van ten minste 10 % op de lokale markt;

c)

er zijn extra kosten waardoor de kostprijs van de lokale productie hoger is dan die van producten die elders worden geproduceerd, waardoor het concurrentievermogen van de lokaal vervaardigde producten in het gedrang komt.

2.   De Spaanse autoriteiten kunnenafwijken van de onder lid 1, a) en b) bedoelde marktaandeeldrempels in naar behoren gemotiveerde omstandigheden, onder andere:

a)

als de productie arbeidsintensief is;

b)

als de productie anderszins van strategisch belang is voor de lokale ontwikkeling;

c)

als de productie onderhevig is aan periodieke schommelingen;

d)

als de productie gebeurt in bijzonder achtergestelde gebieden;

e)

als het de productie van medische producten en persoonlijke beschermingsmiddelen betreft die nodig zijn voor de aanpak van gezondheidscrises.

Artikel 3

Uiterlijk op 1 januari 2021 stellen de Spaanse autoriteiten de Commissie in kennis van de initiële lijst van producten die in aanmerking komen voor vrijstelling of vermindering. Deze producten behoren tot de in bijlage I vermelde productcategorieën. De Spaanse autoriteiten mogen deze lijst van producten wijzigen, op voorwaarde dat de Commissie van alle relevante informatie in kennis wordt gesteld.

Artikel 4

Uiterlijk op 30 september 2025 dienen de Spaanse autoriteiten bij de Commissie een monitoringverslag in op basis waarvan de Commissie kan beoordelen of nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de in artikel 1 vastgestelde machtiging. Het monitoringverslag bevat de in bijlage II opgenomen informatie.

Artikel 5

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 16 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Advies van 6 oktober 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Beschikking 2002/546/EG van de Raad van 20 juni 2002 betreffende de AIEM-belastingregeling die van toepassing is op de Canarische Eilanden (PB L 179 van 9.7.2002, blz. 22).

(3)  Besluit nr. 895/2011/EU van de Raad van 19 december 2011 tot wijziging van Beschikking 2002/546/EG wat de toepassingsduur betreft (PB L 345 van 29.12.2011, blz. 17).

(4)  Besluit nr. 1413/2013/EU van de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Beschikking 2002/546/EG wat de toepassingsduur betreft (PB L 353 van 28.12.2013, blz. 13).

(5)  Besluit nr. 377/2014/EU van de Raad van 12 juni 2014 betreffende de AIEM-belastingregeling die van toepassing is op de Canarische Eilanden (PB L 182 van 21.6.2014, blz. 4).


BIJLAGE I

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 1, LID 1, BEDOELDE PRODUCTEN OVEREENKOMSTIG DE PRODUCTCATEGORIEËN VAN DE POSTEN VAN HET GEHARMONISEERDE SYSTEEM

Landbouw, veeteelt, bosbouw en visserij

0203

0204

0207

0407

0603

0701

0703

0706

0708

0810

Winning van delfstoffen

2516

6801

6802

6810

Bouwmaterialen

2523

3816

3824

6809

7006

7007

7008

7009

7010

Chemische stoffen

2804

2807

2811

2828

2853

3102

3105

3208

3209

3212

3213

3214

3304

3401

3402

3406

3814

3917

3920

3923

3925

4012

 

 

 

 

Metaalindustrie

7308

7309

7604

7608

7610

8415

8424

8907

9403

9404

9406

Levensmiddelen- en drankenindustrie

0210

0305

0403

0406

0901

1101

1102

1601

1602

1702

1704

1806

1901

1902

1904

1905

2002

2005

2006

2007

2008

2009

2103

2105

2106

2201

2202

2203

2204

2208

2309

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabak

2402

Textiel, leder en schoeisel

6109

6112

Papier

4808

4811

4818

4819

4821

4823

Grafische kunsten

4909

4910

4911


BIJLAGE II

IN HET MONITORINGVERSLAG OP TE NEMEN INFORMATIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4

1.   

Geraamde extra kosten. De Spaanse autoriteiten zenden een samenvattend verslag met voldoende gegevens aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of er extra kosten zijn die lokale producten duurder maken dan elders geproduceerde producten. In het samenvattend verslag worden ten minste, voor zover beschikbaar, de volgende gegevens opgenomen: kosten van productiemiddelen, kosten van te grote voorraden, uitrustingskosten, extra arbeidskosten en financiële kosten. Bij deze gegevens moet ten minste worden verwezen naar productcategorieën van de posten van het geharmoniseerd systeem, aan de hand van de vier cijfers van de gecombineerde nomenclatuur.

Het verslag bevat de beknopte resultaten van gedetailleerde ad-hocstudies naar de extra kosten, die Spanje periodiek zal blijven uitvoeren.

2.   

Andere subsidies. De Spaanse autoriteiten verstrekken een lijst van alle andere hulp- en steunmaatregelen ter dekking van de bijkomende exploitatiekosten van marktdeelnemers die verband houden met de status van ultraperifeer gebied van de Canarische Eilanden.

3.   

Gevolgen voor de overheidsbegroting. De Spaanse autoriteiten vullen tabel 1 in met het geraamde totaalbedrag (in EUR) aan geïnde of niet geïnde belastingen in het kader van de AIEM-regeling.

Tabel 1

Jaar (*1)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Noten (*2)

Gederfde belastinginkomsten (1)

 

 

 

 

 

 

 

Belastingontvangsten — invoer (2)

 

 

 

 

 

 

 

Belastingontvangsten — lokale (3) productie (3)

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 1:

4.   

Gevolgen voor de algemene economische prestaties. De Spaanse autoriteiten vullen tabel 2 in en verstrekken gegevens waaruit blijkt wat de gevolgen van de verlaagde belastingen op de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio zijn. De indicatoren in de tabel hebben betrekking op de prestaties van de ondersteunde sectoren in vergelijking met de algemene prestaties van de regionale economie. Indien sommige indicatoren niet beschikbaar zijn, worden alternatieve rapportagegegevens over de algemene sociaaleconomische prestaties van de regio verstrekt.

Tabel 2

Jaar (*3)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Noten (*4)

Regionale bruto toegevoegde waarde

 

 

 

 

 

 

 

In de ondersteunde sectoren (4)

 

 

 

 

 

 

 

Algemene regionale werkgelegenheid

 

 

 

 

 

 

 

In de ondersteunde sectoren (4)

 

 

 

 

 

 

 

Aantal actieve ondernemingen

 

 

 

 

 

 

 

In de ondersteunde sectoren (4)

 

 

 

 

 

 

 

Prijsindexcijfer — vasteland

 

 

 

 

 

 

 

Prijsindexcijfer — regio

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 2:

5.   

Specificaties van de regeling. De Spaanse autoriteiten vullen de tabellen 3 en 4 in voor elk product (GN4, GN6, GN8 of Taric10, naargelang het geval) en voor ieder jaar (van 2019 tot 2024). De lijst omvat alleen de producten waarvoor een gedifferentieerd belastingtarief geldt.

Tabel 3

Aanwijzing van producten en toegepaste tarieven

Ondersteunde producten — GN-code (4, 6, 8 of 10 cijfers)

Jaar

Goedgekeurde categorie GN4 (5)

Specificaties van de code (6)

Extern belastingtarief (7)

Intern belastingtarief (8)

Toegepast belastingverschil (9)

Noten ((**))

 

2019

 

 

 

 

 

 

 

2020

 

 

 

 

 

 

 

2021

 

 

 

 

 

 

 

2022

 

 

 

 

 

 

 

2023

 

 

 

 

 

 

 

2024

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 3:

Tabel 4

Marktaandeel van ondersteunde producten

Ondersteunde producten — GN-code (4, 6, 8 of 10 cijfers) (*5)

Jaar

Volume (10)

Waarde (in EUR) (11)

Noten (*7)

 

 

Lokale productie

Eenheid

invoer

Marktaandeel (*6)

Lokale productie

Invoer

Marktaandeel (*6)

 

 

2019

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2020

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2022

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2023

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2024

 

 

 

 

 

 

 

 

Noten bij tabel 4:

6.   

Onregelmatigheden. De Spaanse autoriteiten verstrekken informatie over eventuele onderzoeken naar administratieve onregelmatigheden, met name over belastingontduiking of smokkel, in het kader van de toepassing van de machtiging. Zij verstrekken gedetailleerde informatie, waaronder ten minste informatie over de aard van de zaak, de waarde en de periode.

 

7.   

Klachten. De Spaanse autoriteiten verstrekken informatie over klachten die de lokale, regionale of nationale autoriteiten over de toepassing van de machtiging hebben ontvangen van begunstigden en niet-begunstigden.

 


(1)   “Gederfde belastinginkomsten”: het totale belastingbedrag (in EUR) dat niet is geïnd ten gevolge van de op de lokale productie toegepaste belastingverschillen (vrijstellingen/verminderingen). Op productniveau wordt dat bedrag berekend door de waarde van de op de lokale markt verkochte productie (d.w.z. min de uitvoer) te vermenigvuldigen met het toegepaste belastingverschil. De indicator wordt vervolgens berekend door ramingen op productniveau op te tellen.

(2)   “Belastingontvangsten — invoer”: het totale bedrag (in EUR) van de belasting die is geheven op de invoer van belastbare producten.

(3)   “Belastingontvangsten — lokale productie”: het totale bedrag (in EUR) van de belasting die is geheven op de belastbare lokale producten.

(*1)  De informatie is mogelijk niet voor alle vermelde jaren beschikbaar.

(*2)  Eventuele relevante toelichtingen en verduidelijkingen.

(4)   “Ondersteunde sectoren”: de economische sectoren (NACE-definitie of soortgelijk) waarvan de productie voornamelijk (naar productievolume) profiteert van belastingvermindering/vrijstelling van belasting.

(*3)  De informatie is mogelijk niet voor alle vermelde jaren beschikbaar.

(*4)  Eventuele relevante toelichtingen en verduidelijkingen.

(5)   “Goedgekeurde categorie GN4”: de in dit besluit goedgekeurde categorie GN4.

(6)   “Specificaties van de code”: indien een andere behandeling wordt uitgebreid tot verschillende 10-cijfercodes of gebaseerd is op andere ad-hocspecificaties van de GN/Taric-definities.

(7)   “Extern belastingtarief”: het belastingtarief dat wordt toegepast op de invoer.

(8)   “Intern belastingtarief”: het belastingtarief dat wordt toegepast op lokale productie.

(9)   “Toegepast belastingverschil”: het verschil tussen het externe en het interne tarief.

((**))  Eventuele relevante toelichtingen en verduidelijkingen.

(*5)  De eerste kolom moet identiek zijn aan de vorige tabel om de koppeling van gegevens mogelijk te maken.

(10)   “Volume”: vermeld in de kolom “eenheid” de meeteenheid (ton, hl, stuks enz.).

(11)   “Waarde”: voor invoer komt dit overeen met de maatstaf van heffing.

(*6)   “Marktaandeel”: bij de berekening van het marktaandeel wordt de uitvoer van plaatselijke producten in mindering gebracht.

(*7)  Eventuele relevante toelichtingen en verduidelijkingen.


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/21


BESLUIT (EU) 2020/1793 VAN DE RAAD

van 16 november 2020

tot wijziging van Besluit nr. 940/2014/EU betreffende de “octroi de mer”-belastingregeling in de Franse ultraperifere gebieden, wat de toepassingsperiode betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Besluit nr. 940/2014/EU van de Raad (2) betreffende de “octroi de mer”-belastingregeling in de Franse ultraperifere gebieden mogen de Franse autoriteiten de in de bijlage bij dat besluit vermelde producten die lokaal in die ultraperifere gebieden zijn vervaardigd, van de “octroi-de-mer”-belasting vrijstellen of deze belasting verlagen. Afhankelijk van het product en het overzeese departement mag het verschil in belastingtarief ten hoogste 10, 20 of 30 procentpunten bedragen. Besluit nr. 940/2014/EG is van toepassing tot en met 31 december 2020.

(2)

Frankrijk is van mening dat de concurrentienadelen waarmee de Franse ultraperifere gebieden worden geconfronteerd, nog altijd bestaan en heeft daarom de Commissie verzocht om ook na 1 januari 2021 een systeem van gedifferentieerde belastingheffing te mogen blijven toepassen dat vergelijkbaar is met het huidige, meer bepaald tot 31 december 2027.

(3)

Het onderzoek van de lijsten van producten waarvoor Frankrijk een gedifferentieerde belastingheffing wil toepassen, is evenwel een werk van lange adem waarbij voor elk product moet worden geverifieerd of een gedifferentieerde belasting gerechtvaardigd en evenredig is, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie, met inbegrip van de integriteit en samenhang van de interne markt en het gemeenschappelijk beleid.

(4)

Vanwege de door de COVID‐19-pandemie veroorzaakte crisis hebben de werkzaamheden van de Franse autoriteiten om de voor die verificatie benodigde informatie te verzamelen grote vertraging opgelopen. Dientengevolge konden die werkzaamheden tot dusver niet worden voltooid.

(5)

Als er vóór 1 januari 2021 geen voorstel wordt aangenomen, kan er een rechtsvacuüm ontstaan voor zover iedere vorm van gedifferentieerde belastingheffing in de Franse ultraperifere gebieden na 1 januari 2021 verboden zou zijn.

(6)

Om de lopende verificatiewerkzaamheden te kunnen voltooien en de Commissie de tijd te geven met een evenwichtig voorstel te komen waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende belangen die in het spel zijn, is derhalve een extra termijn van zes maanden nodig.

(7)

Besluit nr. 940/2014/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1, lid 1, van Besluit 940/2014/EU wordt de datum “31 december 2020” vervangen door “30 juni 2021”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Advies van 6 oktober 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit nr. 940/2014/EU van 17 december 2014 betreffende de “octroi de mer”-belastingregeling in de Franse ultraperifere gebieden (PB L 367 van 23.12.2014, blz. 1).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/23


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1794 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2020

tot wijziging van deel I van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal en niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2018/848, en met name deel I van bijlage II, bevat bepaalde vereisten voor het gebruik van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal en niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal.

(2)

Gelet op de geleidelijke afschaffing van de afwijkingen van het gebruik van biologisch plantaardig teeltmateriaal, zoals vastgelegd in artikel 53 van Verordening (EU) 2018/848, is het van belang dat steeds meer plantaardig omschakelingsteeltmateriaal en biologisch plantaardig teeltmateriaal wordt geproduceerd en in de handel wordt gebracht.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) 2018/848 mag plantaardig teeltmateriaal als omschakelingsteeltmateriaal in de handel worden gebracht wanneer een omschakelingsperiode van ten minste twaalf maanden in acht is genomen. Krachtens artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat een databank wordt opgezet waarin het op hun grondgebied beschikbare biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal, met uitsluiting van zaailingen maar met inbegrip van pootaardappelen, wordt bijgehouden en regelmatig wordt geactualiseerd. Bovendien moeten de lidstaten krachtens artikel 26, lid 2, beschikken over systemen waarmee exploitanten die biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal in de handel brengen en die dit in toereikende hoeveelheden en binnen een redelijke termijn kunnen leveren, op vrijwillige basis en kosteloos informatie, alsmede hun namen en contactgegevens, openbaar kunnen maken over het beschikbare biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal, zoals plantaardig teeltmateriaal van biologisch heterogeen materiaal of van biologische rassen die geschikt zijn voor de biologische productie, met uitsluiting van zaailingen maar met inbegrip van pootaardappelen, over de hoeveelheid van dat materiaal, uitgedrukt in gewicht, en over de periode van het jaar waarin het beschikbaar is. In artikel 26, lid 5, is evenwel bepaald dat de lidstaten reeds bestaande relevante informatiesystemen mogen blijven gebruiken.

(4)

Daarom is het van belang dat wanneer biologisch plantaardig teeltmateriaal niet voldoende beschikbaar en dit wordt aangetoond met gegevens uit de bovengenoemde databank en systemen, het gebruik van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal voorrang heeft boven niet-biologische plantaardig teeltmateriaal. Daarnaast moet overeenkomstig artikel 6, onder i), van Verordening (EU) 2018/848 het gebruik van zelfgeproduceerd biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal worden toegestaan.

(5)

Omdat de aanpak momenteel van lidstaat tot lidstaat uiteenloopt, is het ook van bijzonder belang om de specifieke criteria en voorwaarden voor de afgifte van toelatingen om niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal te gebruiken in gevallen waarin biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar zijn, te harmoniseren. Een dergelijke harmonisatie moet het mogelijk maken om potentiële oneerlijke concurrentie in de biologische productie te voorkomen, en ervoor zorgen dat bepaalde preventieve voorschriften worden toegepast op plantaardig teeltmateriaal, waarbij in het geval van voorgeschreven fytosanitaire behandelingen in voorkomend geval een omschakelingsperiode voor het perceel moet gelden als bedoeld in deel I, punten 1.7.3 en 1.7.4, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848.

(6)

Ondanks de inspanningen van exploitanten die zich bezighouden met de productie van biologisch plantaardig teeltmateriaal, zijn er nog tal van soorten, ondersoorten of rassen waarvoor geen biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar is; daarvoor moet het toelatingsproces worden vereenvoudigd door de administratieve druk te beperken zonder dat het biologische karakter van de producten in het gedrang komt. Om die reden en ter beperking van het aantal verzoeken om een individuele toelating moet worden voorzien in jaarlijkse nationale algemene toelatingen voor soorten, ondersoorten of rassen, waarvoor bepaalde voorwaarden moeten gelden, en in de vaststelling van nationale lijsten van soorten of ondersoorten waarvoor de juiste rassen van het biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal in voldoende hoeveelheden beschikbaar zijn. Die aanpak moet ervoor zorgen dat een geringer beroep hoeft te worden gedaan op individuele toelatingen. Daarnaast bevatten die nationale lijsten relevante informatie waarvan verwacht wordt dat deze de kennis en zekerheid in de sector biologisch plantaardig teeltmateriaal vergroot en daarmee zowel de verdere wasdom van deze hooggespecialiseerde productiesector als de verdere ontwikkelingen in het gebruik van biologisch plantaardig teeltmateriaal bevordert.

(7)

Deel I van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel I van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.


BIJLAGE

Deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De punten 1.8.5.1 tot en met 1.8.5.5 worden vervangen door:

“1.8.5.1.

Indien uit de gegevens van de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of het in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde systeem blijkt dat niet is voldaan aan de kwalitatieve of kwantitatieve behoeften van de exploitant met betrekking tot biologisch plantaardig teeltmateriaal, kan de exploitant, in afwijking van punt 1.8.1, gebruikmaken van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, onder a).

Indien biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar zijn voor de exploitant, kunnen de bevoegde autoriteiten het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal toestaan, met inachtneming van de punten 1.8.5.3 tot en met 1.8.5.7.

Een dergelijke individuele toelating wordt alleen afgegeven in een van de volgende situaties:

a)

van de door de exploitant gewenste soort is geen ras geregistreerd in de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of het in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde systeem;

b)

er is geen leverancier — dat wil zeggen exploitant die plantaardig teeltmateriaal in de handel brengt — die het betrokken biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal tijdig voor het inzaaien of planten kan leveren, terwijl de gebruiker het plantaardig teeltmateriaal wel tijdig heeft besteld om de bereiding en levering van het biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal mogelijk te maken;

c)

het door de gebruiker gewenste ras is niet in de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of het in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde systeem geregistreerd als biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal, en de exploitant kan aantonen dat geen van de geregistreerde alternatieven van dezelfde soort geschikt is voor met name de agronomische en bodem- en klimaatomstandigheden en nodige technologische eigenschappen voor de te verkrijgen productie en dat de toelating daarom van betekenis is voor zijn of haar productie;

d)

de toelating is gerechtvaardigd voor gebruik in onderzoek, voor tests in kleinschalige veldproeven, voor de instandhouding van het ras of voor productinnovatie, en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hebben ermee ingestemd.

Alvorens om een dergelijke toelating te verzoeken, raadpleegt de exploitant de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of het in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde systeem om na te gaan of het desbetreffende biologische plantaardige teeltmateriaal of plantaardige omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar is, met andere woorden of zijn of haar verzoek wel gerechtvaardigd is.

Wanneer zulks in overeenstemming is met artikel 6, onder i), kunnen exploitanten zowel biologisch plantaardig teeltmateriaal als plantaardig omschakelingteeltmateriaal uit hun eigen bedrijf gebruiken ongeacht de kwalitatieve en kwantitatieve beschikbaarheid volgens de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of het in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde systeem.

1.8.5.2

In afwijking van punt 1.8.1 kunnen exploitanten in derde landen overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, onder a), gebruikmaken van plantaardig omschakelingsteeltmateriaal indien aangetoond wordt dat biologisch plantaardig teeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar is op het grondgebied van het derde land waar de exploitant is gevestigd.

Onverminderd de relevante nationale regelgeving kunnen exploitanten in derde landen gebruikmaken van zowel biologisch plantaardig teeltmateriaal als plantaardig omschakelingsteeltmateriaal uit hun eigen bedrijf.

De overeenkomstig artikel 46, lid 1, erkende controleautoriteiten of controleorganen kunnen exploitanten in derde landen toestaan niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal in een biologische productie-eenheid te gebruiken indien biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal niet in voldoende hoeveelheden of in de juiste kwaliteit beschikbaar is op het grondgebied van het derde land waar de exploitant is gevestigd, onder de voorwaarden van de punten 1.8.5.3, 1.8.5.4 en 1.8.5.5.

1.8.5.3

Niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal wordt na de oogst niet behandeld met andere gewasbeschermingsmiddelen dan die welke krachtens artikel 24, lid 1, van deze verordening zijn toegestaan voor de behandeling van plantaardig teeltmateriaal, tenzij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 om fytosanitaire redenen een chemische behandeling hebben voorgeschreven voor alle rassen en al het heterogene materiaal van een bepaalde soort in het gebied waar het plantaardig teeltmateriaal zal worden gebruikt.

Bij gebruik van het met de voorgeschreven chemische behandeling behandelde niet-biologische plantaardige teeltmateriaal geldt voor het perceel waarop het behandelde plantaardige teeltmateriaal groeit, in voorkomend geval een omschakelingsperiode overeenkomstig de punten 1.7.3 en 1.7.4.

1.8.5.4

De toelating voor het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal wordt verkregen voordat het gewas wordt ingezaaid of geplant.

1.8.5.5

De toelating voor het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal wordt telkens voor één seizoen aan individuele gebruikers verleend, en de bevoegde autoriteiten, de controleautoriteit of het controleorgaan verantwoordelijk voor de toelatingen registreren de hoeveelheden toegestaan plantaardig teeltmateriaal.”.

2)

De volgende punten 1.8.5.6 en 1.8.5.7 worden ingevoegd:

“1.8.5.6.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen een officiële lijst op van soorten, ondersoorten of rassen (gegroepeerd indien van toepassing) waarvan is vastgesteld dat er op hun grondgebied voldoende biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar is voor de geschikte rassen. Op het grondgebied van de betrokken lidstaat mogen voor de in die lijst vermelde soorten, ondersoorten of rassen geen toelatingen uit hoofde van punt 1.8.5.1 worden afgegeven, behalve voor een van de in punt 1.8.5.1, onder d), genoemde doeleinden. Indien de kwantiteit of kwaliteit van biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal voor een in de lijst vermelde soort, ondersoort of ras door uitzonderlijke omstandigheden ontoereikend blijkt, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een soort, ondersoort of ras uit die lijst schrappen.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten houden hun lijst op jaarbasis bij en maken die lijst openbaar.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 30 juni en voor het eerst uiterlijk op 30 juni 2022 aan de Commissie en de andere lidstaten de link naar de website toe waarop de bijgewerkte lijst openbaar wordt gemaakt. De Commissie publiceert de links naar de nationale bijgewerkte lijsten op een speciale website.

1.8.5.7

In afwijking van punt 1.8.5.5. kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan alle betrokken exploitanten een algemene toelating verlenen voor het gebruik van:

a)

een bepaalde soort of ondersoort voor zover geen ras is geregistreerd in de in artikel 26, lid 1, bedoelde databank of het in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde systeem;

b)

een bepaald ras, voor zover de voorwaarden van punt 1.8.5.1, onder c), zijn vervuld.

Bij het gebruik van een algemene toelating houden de exploitanten de gebruikte hoeveelheid bij en registreert de bevoegde autoriteit die voor de toelatingen verantwoordelijk is, de hoeveelheden toegestaan niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten houden de lijst van soorten, ondersoorten of rassen waarvoor een algemene toelating is afgegeven, op jaarbasis bij en maken die lijst openbaar.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 30 juni en voor het eerst uiterlijk op 30 juni 2022 aan de Commissie en de andere lidstaten de link naar de website toe waarop de bijgewerkte lijst openbaar wordt gemaakt. De Commissie publiceert de links naar de nationale bijgewerkte lijsten op een speciale website.”.


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1795 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

met betrekking tot de verlening van een vergunning voor ijzerchelaat van lysine en glutaminezuur als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor ijzerchelaat van lysine en glutaminezuur. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

Die aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor ijzerchelaat van lysine en glutaminezuur als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 4 juli 2019 (2) en 25 mei 2020 (3) geconcludeerd dat ijzerchelaat van lysine en glutaminezuur onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid en de consumentenveiligheid. Zij heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel irriterend voor de ogen is en huid- en inhallatieallergeen, en heeft verklaard dat het toevoegingsmiddel bij inademing een risico vormt voor de gebruikers. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel in vergelijking met andere toegestane ijzerverbindingen geen extra risico voor het milieu met zich meebrengt en dat het voor alle diersoorten een doeltreffende bron van ijzer is. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het toevoegingsmiddel blijkt dat, behoudens de desbetreffende beschermende maatregelen voor de gebruikers van dit toevoegingsmiddel, aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het toevoegingsmiddel moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verbindingen van sporenelementen”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)   EFSA Journal 2019;17(7):5792.

(3)   EFSA Journal 18(6):6164.


BIJLAGE

Iden-tificatie-nummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegings-middel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maxi-mum-leeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Maximumgehalte van het element (Fe) in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verbindingen van sporenelementen

3b111

-

IJzerchelaat van lysine en glutaminezuur

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Mengsel van ijzerchelaten met lysine en ijzerchelaten met glutaminezuur in een verhouding van 1:1 in poedervorm met

 

een ijzergehalte tussen 15 en 16 %,

 

een lysinegehalte tussen 19 en 21 %,

 

een gehalte aan glutaminezuur tussen 18,5 en 21,5 % en

 

een vochtgehalte van maximaal 3 %

Alle diersoorten

-

-

Schapen: 500 (totaal  (2))

Runderen en pluimvee: 450 (totaal  (2))

Biggen tot één week voor het spenen: 250 mg/dag (totaal  (2))

Gezelschapsdieren: 600 (totaal  (2))

Andere diersoorten: 750 (totaal  (2))

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

2.

IJzerchelaat van lysine en glutaminezuur mag als een uit een preparaat bestaand toevoegingsmiddel in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

3.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels om met de mogelijke risico’s bij inademing, contact met de huid of contact met de ogen om te gaan. Indien de risico’s met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, moeten bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming.

21.12.2030

Karakterisering van de werkzame stoffen

Chemische formules:

ijzer-2,6-diaminohexaanzuur, chloride- en waterstofsulfaatzout:

C6H17ClFeN2O7S

ijzer-2-aminopentaandizuur, natrium- en waterstofsulfaatzout:

C5H12FeNNaO10S

Analysemethoden  (1)

Voor de kwantificering van het gehalte aan lysine en glutaminezuur in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS).

Voor het aantonen van de chelaatstructuur van het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

middel-infraroodspectrometrie in combinatie met de bepaling van het gehalte van het sporenelement en van lysine en glutaminezuur in het toevoegingsmiddel.

Voor de kwantificering van de totale hoeveelheid ijzer in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

atomaireabsorptiespectrometrie, AAS (EN ISO 6869), of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, ICP-AES (EN 15510), of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma na ontsluiting onder druk, ICP-AES (EN 15621).

Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan ijzer in voormengsels:

atomaireabsorptiespectrometrie, AAS (EN ISO 6869), of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, ICP-AES (EN 15510), of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma na ontsluiting onder druk, ICP-AES (EN 15621), of

massaspectrometrie— met inductief gekoppeld plasma, ICP-MS (EN 17053).

Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan ijzer in voedermiddelen en mengvoeders:

atoomabsorptiespectrometrie, AAS (Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie, bijlage IV, deel C), of

atoomabsorptiespectrometrie, AAS (EN ISO 6869), of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, ICP-AES (EN 15510), of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma na ontsluiting onder druk, ICP-AES (EN 15621) of

massaspectrometrie— met inductief gekoppeld plasma, ICP-MS (EN 17053).


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  De hoeveelheid inert ijzer wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het totale ijzergehalte van het diervoeder.


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1796 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot verlening van een vergunning voor L‐glutamine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en ‐procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor L‐glutamine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor L‐glutamine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen”, functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan” en in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen”, functionele groep “aromatische stoffen”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 18 maart 2020 (2) geconcludeerd dat L‐glutamine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel voor alle diersoorten een doeltreffende bron van het aminozuur glutamine is en dat het toegevoegde L‐glutamine tegen afbraak in de pens moet worden beschermd om bij herkauwers volledig doeltreffend te zijn.

(5)

Wat het gebruik als aromatische stof betreft, heeft de EFSA verklaard dat de werkzaamheid niet meer hoeft te worden aangetoond bij gebruik in de aanbevolen dosis. L‐glutamine mag niet als aromatische stof in drinkwater worden gebruikt. In de aanbevolen dosis levert L‐glutamine als aromatische stof waarschijnlijk geen problemen op. Het feit dat L‐glutamine niet als aromatische stof in drinkwater mag worden gebruikt, sluit het gebruik ervan in mengvoeders die via water worden toegediend niet uit. Om een betere controle van L‐glutamine als aromatische stof mogelijk te maken, moeten beperkingen en voorwaarden worden vastgesteld. Voor L‐glutamine moeten de aanbevolen gehalten op het etiket van het toevoegingsmiddel worden vermeld. In gevallen waarin dit gehalte wordt overschreden, moet bepaalde informatie op het etiket van de voormengsels worden vermeld.

(6)

Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook de verslagen over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd die door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium waren ingediend.

(7)

Uit de beoordeling van L‐glutamine geproduceerd door Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dit toevoegingsmiddel, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning verleend voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding.

2.   Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning verleend voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)   EFSA Journal 2020;18(4):6075


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of ‐categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aminozuren, de zouten en de analogen daarvan.

3c451

L-glutamine

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Poeder met een minimumgehalte aan L‐glutamine van 98 %

Karakterisering van de werkzame stof

L-glutamine geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524

IUPAC-benaming: (2S)-2,5-diamino-5-oxopentaanzuur

CAS-nummer: 56-85-9

Einecs-nummer: 200-292-1

Chemische formule: C5H10N2O3

Analysemethode (1)

Voor de identificatie van L‐glutamine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

monografie van de Food Chemical Codex over L‐glutamine

Voor de bepaling van het gehalte aan glutamine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding, voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en optische detectie (IEC-VIS/FLD)

Alle diersoorten

1.

L‐glutamine mag als een uit een preparaat bestaand toevoegingsmiddel in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

2.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel worden de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel en het voormengsel moet het volgende worden vermeld:

“Bij toevoeging van L‐glutamine moet erop worden toegezien dat het aminozuurprofiel in het diervoeder adequaat is en moeten mogelijke glutaminetekorten tijdens kritieke levensfasen worden aangepakt.”

21.12.2030

Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aromatische stoffen.

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig voeder met een vochtgehalte van 12 %

3c451

L-glutamine

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Poeder met een minimumgehalte

aan L‐glutamine van 98 %

Karakterisering van de werkzame stof

L-glutamine geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum NITE BP‐02524

IUPAC-benaming: (2S)-2,5-diamino-

5-oxopentaanzuur

CAS-nummer: 56-85-9

Einecs-nummer: 200-292-1

Chemische formule: C5H10N2O3

Flavis-nummer: 17.007

Analysemethode  (1)

Voor de identificatie van L‐glutamine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

monografie van de Food Chemical Codex over L-glutamine

Voor de kwantificering van glutamine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

ionenwisselingschromatografie gekoppeld aan detectie door middel van zichtbaar-licht of fluorescentie met nakolomsderivatisering en optische detectie (IEC-VIS/FLD), zoals beschreven in EN ISO 17180 2013

Alle diersoorten

1.

L-glutamine mag als een uit een preparaat bestaand toevoegingsmiddel in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

2.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

3.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel worden de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling vermeld.

4.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel moet het volgende worden vermeld:

“Aanbevolen maximumgehalte van de werkzame stof in volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %: 25 mg/kg.”

5.

De functionele groep, het identificatienummer, de naam en de toegevoegde hoeveelheid van de werkzame stof worden vermeld op het etiket van voormengsels indien het gehalte van de werkzame stof in volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % meer bedraagt dan: 25 mg/kg.

21.12.2030


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1797 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot verlening van een vergunning voor L-valine geproduceerd door Escherichia coli KCCM 80159 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor L-valine. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor L-valine geproduceerd door Escherichia coli KCCM 80159 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen”, functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 18 maart 2020 (2) geconcludeerd dat L-valine geproduceerd door Escherichia coli KCCM 80159, indien in passende hoeveelheden aan de voeding toegevoegd, geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. Voorts heeft de EFSA geconcludeerd dat het als een doeltreffende bron van het essentiële aminozuur L-valine voor diervoeding wordt beschouwd en dat het toevoegingsmiddel tegen afbraak in de pens moet worden beschermd om bij herkauwers doeltreffend te zijn. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook de verslagen over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd die door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium zijn ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van L-valine geproduceerd door Escherichia coli KCCM 80159 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stof zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2020;18(4):6074.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode.

Diersoort of-categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aminozuren, de zouten en de analogen daarvan

3c370

L-valine

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Poeder met een minimumgehalte aan L-valine van 98 % (op basis van de droge stof) en een maximumgehalte aan water van 1,5 %

Alle diersoorten

 

 

1.

L-valine mag als een uit een preparaat bestaand toevoegingsmiddel in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

2.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel en het voormengsel moet het volgende worden vermeld: “Bij de toevoeging van L-valine moet rekening worden gehouden met alle essentiële en voorwaardelijk essentiële aminozuren om onevenwichtigheden te voorkomen.”

21.12.2030

Karakterisering van de werkzame stof

L-valine ((2S)-2-amino-3-methylbutaanzuur) geproduceerd door Escherichia coli KCCM 80159

Chemische formule: C5H11NO2

CAS-nummer: 72-18-4

Analysemethode  (1)

Voor de identificatie van L-valine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

monografie van de Food Chemical Codex over L-valine

Voor de kwantificering van valine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC‐VIS).

Voor de kwantificering van valine in voormengsels, voedermiddelen en mengvoeders:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS), Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (2) (bijlage III, deel F).


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz.1).


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1798 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot verlening van een vergunning voor L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door Corynebacterium glutamicum DSM 32932 en L-lysinesulfaat geproduceerd door Corynebacterium glutamicum KFCC 11043 als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn aanvragen ingediend voor de verlening van een vergunning voor L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door Corynebacterium glutamicum DSM 32932 en L-lysinesulfaat geproduceerd door Corynebacterium glutamicum KFCC 11043. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvragen gevoegd.

(3)

De aanvragen betreffen de verlening van een vergunning voor L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door Corynebacterium glutamicum DSM 32932 en L-lysinesulfaat geproduceerd door Corynebacterium glutamicum KFCC 11043 als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen”, functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 19 maart 2020 (2) geconcludeerd dat L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door Corynebacterium glutamicum DSM 32932, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de consumentenveiligheid of het milieu. De EFSA heeft gewezen op een risico voor de gebruikers, aangezien het als irriterend voor de ogen moet worden beschouwd. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. In haar advies van 1 juli 2020 (3) heeft de EFSA geconcludeerd dat L-lysinesulfaat geproduceerd door Corynebacterium glutamicum KFCC 11043, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat beide toevoegingsmiddelen voor alle diersoorten een doeltreffende bron van het aminozuur L-lysine zijn en dat de toevoegingsmiddelen tegen afbraak in de pens moeten worden beschermd zodat ze bij herkauwers even doeltreffend zijn als bij niet-herkauwers. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook de verslagen over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd die door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium zijn ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door Corynebacterium glutamicum (DSM 32932) en van L-lysinesulfaat geproduceerd door Corynebacterium glutamicum KFCC 11043 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stoffen zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde stoffen, die tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aminozuren, de zouten en de analogen daarvan” behoren, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)   EFSA Journal 2020;18(4):6078.

(3)   EFSA Journal 2020;18(7):6203.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aminozuren, de zouten en de analogen daarvan

3c322i

 

L-lysinemonohydrochloride, technisch zuiver

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

L-lysinemonohydrochloridepoeder met een minimumgehalte aan L lysine van 78 % en een maximumvochtgehalte van 1,5 %.

Alle soorten

1.

Het lysinegehalte moet op het etiket van het toevoegingsmiddel worden vermeld.

2.

L-lysinemonohydrochloride, technisch zuiver, mag als een uit een preparaat bestaand toevoegingsmiddel in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

3.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels voor het omgaan met mogelijke risico’s voor de huid en de ogen. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

4.

Verklaringen die moeten worden aangebracht op het etiket van het toevoegingsmiddel en de voormengsels: “Bij de toevoeging van L-lysine moet rekening worden gehouden met alle essentiële en voorwaardelijk essentiële aminozuren om onevenwichtigheden te voorkomen.”

21.12.2030

Karakterisering van de werkzame stof

L-lysinemonohydrochloride geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum DSM 32932.

Chemische formule: C6H15ClN2O2

CAS-nummer: 657-27-2

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van L-lysinemonohydrochloride in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

monografie van de Food Chemical Codex over L-lysinemonohydrochloride.

Voor de kwantificering van lysine in toevoegingsmiddelen voor diervoeding en in voormengsels die meer dan 10 % lysine bevatten:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS/FLD) — EN ISO 17180.

Voor de kwantificering van lysine in voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS), Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie  (2) (bijlage III, deel F).

3c323

 

L-lysinesulfaat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Granulaat met een minimumgehalte aan L-lysine van 55 %, een maximumgehalte aan sulfaat van 22 % en een maximumvochtgehalte van 4 %

Alle soorten

10 000

1.

Het gehalte aan L-lysine moet op het etiket van het toevoegingsmiddel worden vermeld.

2.

L-lysinesulfaat mag als een uit een preparaat bestaand toevoegingsmiddel in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

3.

Verklaringen die moeten worden aangebracht op het etiket van het toevoegingsmiddel en de voormengsels: “Bij de toevoeging van L-lysine moet rekening worden gehouden met alle essentiële en voorwaardelijk essentiële aminozuren om onevenwichtigheden te voorkomen.”

21.12.2030

Karakterisering van de werkzame stof

L-lysinesulfaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KFCC 11043

Chemische formule: C12H30N4O8S

CAS-nummer: 60343-69-3

Analysemethoden  (1)

Voor de kwantificering van lysine in toevoegingsmiddelen voor diervoeding en in voormengsels die meer dan 10 % lysine bevatten:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS/FLD) — EN ISO 17180

Voor de identificatie van sulfaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

Europese farmacopee, monografie 20301

Voor de kwantificering van lysine in voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS), Verordening (EG) nr. 152/2009 (bijlage III, deel F).


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1799 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van 6-fytase geproduceerd door Komagataella phaffii CGMCC 12056 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor legkippen en andere legvogels (vergunninghouder: Andrés Pintaluba S.A.)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor een preparaat van 6-fytase. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van 6-fytase geproduceerd door Komagataella phaffii CGMCC 12056 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor legkippen en andere legvogels, in te delen in de categorie “zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verteringsbevorderaars”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 7 mei 2020 (2) geconcludeerd dat het preparaat van 6-fytase geproduceerd door Komagataella phaffii CGMCC 12056, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de gezondheid van legkippen en andere legvogels, de consumentenveiligheid of het milieu. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel als een mogelijk inhalatieallergeen moet worden beschouwd. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen. De EFSA heeft geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel doeltreffend is als zoötechnisch toevoegingsmiddel voor het verbeteren van de verteerbaarheid van de voeding bij legkippen en andere legvogels. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van 6‐fytase geproduceerd door Komagataella phaffii CGMCC 12056 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie “zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2020;18(5): 6142.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheid/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars.

4a31

Andrés Pintaluba S.A.

6-fytase

(EC 3.1.3.26)

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van 6-fytase (EC 3.1.3.26)

geproduceerd door Komagataella phaffii (CGMCC 12056) met een minimale activiteit van:

in vaste vorm: 20 000 E  (1)/g

in vloeibare vorm: 20 000 E/ml

legkippen en andere legvogels

300 E

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

2.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels om met de mogelijke risico’s van het gebruik ervan om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming.

21.12.2030

Karakterisering van de werkzame stof

6-fytase (EC 3.1.3.26) geproduceerd door fermentatie met Komagataella phaffii (CGMCC 12056)

Analysemethode  (2)

Voor de kwantificering van de werkzaamheid van fytase in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

colorimetrische methode gebaseerd op de enzymatische reactie van fytase op het fytaat — VDLUFA 27.1.4.

Voor de kwantificering van de werkzaamheid van fytase in voormengsels:

colorimetrische methode gebaseerd op de enzymatische reactie van fytase op het fytaat — VDLUFA 27.1.3.

Voor de kwantificering van de werkzaamheid van fytase in voedermiddelen en mengvoeders:

colorimetrische methode gebaseerd op de enzymatische reactie van fytase op het fytaat — EN ISO 30024.


(1)  Eén eenheid is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,5 en een temperatuur van 37 °C één micromol anorganisch fosfaat per minuut vrijmaakt uit fytaat.

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/46


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1800 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188). De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten. De aanvrager heeft verzocht dit toevoegingsmiddel in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” in te delen.

(4)

De aanvrager heeft ook verzocht om een vergunning te verlenen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel voor diervoeding in drinkwater. Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet echter niet in de verlening van een vergunning voor het gebruik van “aromatische stoffen” in drinkwater. Daarom kan het gebruik van mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188) als toevoegingsmiddel voor drinkwater niet worden toegestaan. Het feit dat het toevoegingsmiddel niet als aromatische stof in drinkwater mag worden gebruikt, sluit het gebruik ervan in mengvoeders die via water worden toegediend, niet uit.

(5)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 19 maart 2020 (2) geconcludeerd dat mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188) onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de gezondheid van de consument of het milieu. De EFSA heeft in het advies geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel niet giftig is bij inademing, niet irriterend voor de huid of de ogen en niet huidallergeen is. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het effect van mononatriumglutamaat op de verbetering van de smaak van levensmiddelen goed is bewezen en dat de werkzaamheid in diervoeders derhalve niet verder hoeft te worden aangetoond. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethoden voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum (KCCM 80188) blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van de stof, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan.

(7)

Om een betere controle mogelijk te maken, moeten beperkingen en voorwaarden worden vastgelegd. Het is vooral van belang dat er een aanbevolen gehalte vermeld wordt op het etiket van het toevoegingsmiddel. Indien dat gehalte wordt overschreden, moet bepaalde informatie op het etiket van voormengsels worden vermeld.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning verleend voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)   EFSA Journal 2020;18(4):6085.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg in volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aromatische stoffen

2b621i

Mononatriumglutamaat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Mononatriumglutamaat

Karakterisering van de werkzame stof:

Mononatrium-L-glutamaat

Geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80188

Zuiverheid: ≥ 99 % gehalte

Chemische formule:

C5H8NaNO4•H2O

CAS-nummer 6106-04-3

Analysemethode  (1):

Voor de identificatie van mononatrium-L-glutamaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: monografie van de Food Chemical Codex over “Mononatrium L-glutamaat”.

Voor de kwantificering van mononatrium-L-glutamaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC‐VIS), zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie  (2) (bijlage III, deel F).

Voor de kwantificering van mononatrium-L-glutamaat in voormengsels: ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC‐VIS), Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (bijlage III, deel F).

Alle diersoorten

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

2.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel moet het volgende worden vermeld:

“Aanbevolen maximumgehalte van de werkzame stof in volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %: 25 mg/kg.”.

4.

De functionele groep, het identificatienummer, de naam en de toegevoegde hoeveelheid van de werkzame stof moeten worden vermeld op het etiket van voormengsels indien het gehalte van de werkzame stof in volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % meer bedraagt dan: 25 mg/kg.

21.12.2030


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1801 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot aanpassing van de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad op rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingscoëfficiënt voor het kalenderjaar 2020

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 26, lid 4,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/862 van de Commissie (2) is op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 de aanpassingscoëfficiënt voor rechtstreekse betalingen vastgesteld voor het kalenderjaar 2020. Die aanpassingscoëfficiënt is vastgesteld op basis van de in de context van de ontwerpbegroting 2021 beschikbare informatie, en met name rekening houdend met een financiële-disciplinebedrag van 487,6 miljoen EUR voor de in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde reserve voor crises in de landbouwsector.

(2)

Bij die aanpassingscoëfficiënt is ook rekening gehouden met de noodzaak om financiële discipline toe te passen teneinde de in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde jaarlijkse maxima in acht te nemen, zoals bepaald in artikel 26, lid 1, van die verordening.

(3)

Hoewel de financiële discipline 487,6 miljoen EUR voor de reserve voor crises in de landbouwsector moet blijven bedragen, blijkt uit de voorlopige ramingen die beschikbaar zijn in verband met de verwachte nota van wijzigingen nr. 1 van de Commissie bij de ontwerpbegroting 2021, die ramingen van rechtstreekse betalingen en marktgerelateerde uitgaven betreft, desalniettemin de noodzaak om de in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/862 vastgestelde coëfficiënt van de financiële discipline aan te passen.

(4)

Op grond van de nieuwe informatie waarover de Commissie beschikt, is het bijgevolg passend de aanpassingscoëfficiënt overeenkomstig artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan te passen vóór 1 december van het kalenderjaar waarvoor de aanpassingscoëfficiënt geldt.

(5)

Het gewijzigde voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021 tot en met 2027 (3) is nog niet goedgekeurd. Daarom moet bij wijze van voorzorgsmaatregel en rekening houdend met het reeds zeer vergevorderde stadium van de besluitvormingsprocedure voor de vaststelling van die verordening, het voor de uitgaven van het Europees Landbouwgarantiefonds voor het begrotingsjaar 2021 beschikbare nettosaldo van 40 368,0 miljoen EUR (submaximum zoals vastgesteld in de conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020, aangepast voor door de lidstaten gemelde overdrachten in toewijzingen tussen het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en rechtstreekse betalingen) worden gebruikt voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënt.

(6)

Landbouwers die een steunaanvraag voor rechtstreekse betalingen voor een bepaald kalenderjaar N indienen, ontvangen de betaling doorgaans binnen een vastgestelde betalingstermijn die in het begrotingsjaar N+1 valt. De lidstaten mogen echter, binnen bepaalde grenzen, betalingen aan landbouwers doen nadat die betalingstermijn is verstreken. Dergelijke betalingen kunnen in een later begrotingsjaar worden gedaan. Bij de toepassing van de financiële discipline voor een bepaald kalenderjaar mag de aanpassingscoëfficiënt niet worden toegepast op betalingen waarvoor steunaanvragen zijn ingediend in andere kalenderjaren dan het kalenderjaar waarvoor de financiële discipline geldt. Daarom moet met het oog op een gelijke behandeling van de landbouwers worden bepaald dat de aanpassingscoëfficiënt alleen wordt toegepast op betalingen waarvoor steunaanvragen zijn ingediend in het kalenderjaar waarvoor de financiële discipline geldt, ongeacht het moment waarop de betaling aan de landbouwers wordt gedaan.

(7)

In artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) is bepaald dat de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde aanpassingscoëfficiënt voor rechtstreekse betalingen alleen van toepassing is op rechtstreekse betalingen van meer dan 2 000 EUR die in het desbetreffende kalenderjaar aan een landbouwer worden toegekend. Voorts is in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bepaald dat als gevolg van de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen de aanpassingscoëfficiënt pas vanaf 1 januari 2022 van toepassing is op Kroatië. De bij deze verordening bepaalde aanpassingscoëfficiënt mag dus niet van toepassing zijn op betalingen aan landbouwers in die lidstaat.

(8)

De aangepaste aanpassingscoëfficiënt moet worden gebruikt voor de berekening van alle betalingen die in het kader van een voor het kalenderjaar 2020 ingediende steunaanvraag aan een landbouwer moeten worden toegekend. Duidelijkheidshalve dient Uitvoeringsverordening (EU) 2020/862 te worden ingetrokken.

(9)

Om te garanderen dat de aangepaste aanpassingscoëfficiënt geldt met ingang van de datum waarop de betalingen aan de landbouwers overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 van start moeten gaan, dient deze verordening met ingang van 1 december 2020 van toepassing te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Met het oog op de vaststelling van de in de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde aanpassingscoëfficiënt worden, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, de rechtstreekse betalingen van meer dan 2 000 EUR die in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 vermelde steunregelingen aan landbouwers worden toegekend voor een voor het kalenderjaar 2020 ingediende steunaanvraag, verminderd met een aanpassingscoëfficiënt van 2,906192 %.

2.   De in lid 1 bedoelde vermindering geldt niet voor Kroatië.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/862 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/862 van de Commissie van 19 juni 2020 tot vaststelling, op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de aanpassingscoëfficiënt voor de rechtstreekse betalingen voor het kalenderjaar 2020 (PB L 197 van 22.6.2020, blz. 3).

(3)  COM(2020) 443 final.

(4)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).


BESLUITEN

1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/51


BESLUIT (EU) 2020/1802 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2020

tot wijziging van een leidraad waarin de noodzakelijke stappen voor deelname aan EMAS worden uitgelegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8151)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (1), en met name artikel 46, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In sectie 2.4.3 van bijlage I bij Besluit (EU) 2017/2285 van de Commissie van 6 december 2017 tot wijziging van de leidraad waarin de noodzakelijke stappen voor deelname aan EMAS worden uitgelegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (2), zijn de eisen voor het gebruik van een steekproefmethode voor de verificatie van organisaties met meerdere vestigingen vastgelegd.

(2)

In sectie 2.4.3.3, onder a), van de leidraad in bijlage I bij Besluit (EU) 2017/2285 zijn de sectoren vastgesteld waarin het gebruik van een steekproefmethode voor de verificatie van organisaties met meerdere vestigingen kan worden toegestaan (tabel 9).

(3)

In sectie 2.4.3.3, onder b), van de leidraad zijn de sectoren vastgesteld waarin het gebruik van een steekproefmethode voor de verificatie van organisaties met meerdere vestigingen in proefprojecten kan worden toegestaan (tabel 10) en wordt gespecificeerd dat het EMAS-comité na een proefproject en op basis van de evaluatie van het proefproject kan aanbevelen de sector op te nemen in de lijst van sectoren waarin het gebruik van een steekproefmethode is toegestaan (tabel 9).

(4)

In Duitsland zijn twee proefprojecten in de in tabel 10 genoemde sectoren uitgevoerd: één project in de detailhandel (NACE-code 47.1) en één project voor tehuizen (NACE-code 87) en maatschappelijke dienstverlening waarbij geen onderdak wordt verschaft (NACE-code 88). Van elk proefproject werd een beoordeling aan het EMAS-comité voorgelegd.

(5)

Het EMAS-comité heeft op basis van de beoordeling van deze proefprojecten aanbevolen om deze sectoren op te nemen in de lijst van sectoren waarin het gebruik van een steekproefmethode voor de verificatie van organisaties met meerdere vestigingen wordt toegestaan (tabel 9),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De NACE-codes 47.1, 87 en 88 zijn sectoren waarin het gebruik van een steekproefmethode voor de verificatie van organisaties met meerdere vestigingen wordt toegestaan. Deze sectoren worden daarom uit tabel 10 geschrapt en opgenomen in tabel 9 van bijlage I bij de leidraad.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2020.

Voor de Commissie

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)   PB L 328 van 12.12.2017, blz. 38.


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/53


BESLUIT (EU) 2020/1803 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2020

tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8155)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

(2)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke EU-milieukeurcriteria moeten worden vastgesteld.

(3)

In Besluit 2012/481/EU van de Commissie (2) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep “bedrukt papier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2018/1590 van de Commissie (3) tot en met 31 december 2020 verlengd.

(4)

In Besluit 2014/256/EU van de Commissie (4) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep “producten van verwerkt papier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2017/1525 van de Commissie (5) tot en met 31 december 2020 verlengd.

(5)

Om voor deze productgroepen beter rekening te houden met de beste praktijken op de markt en de in de tussentijd ingevoerde innovaties, moet voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier een nieuwe reeks criteria worden vastgesteld.

(6)

In het verslag over de geschiktheidscontrole betreffende de EU-milieukeur (6) van 30 juni 2017, waarbij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 66/2010 is geëvalueerd, werd geconcludeerd dat een meer strategische aanpak voor de EU-milieukeur moet worden ontwikkeld, onder meer door, in voorkomend geval, nauw aan elkaar verwante productgroepen te bundelen.

(7)

In overeenstemming met die conclusies en in overleg met het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie wordt het passend geacht de criteria voor de productgroepen “bedrukt papier” en “producten van verwerkt papier” te herzien, rekening houdend met het huidige succes, de belangen van de belanghebbenden in het product en eventuele toekomstige mogelijkheden voor grotere acceptatie en marktvraag naar duurzame producten.

(8)

Aangezien de twee productgroepen “bedrukt papier” en “producten van verwerkt papier” nauw met elkaar verband houden en de hiervoor geldende criteria elkaar zullen overlappen, is het passend een enkel besluit met één bijlage voor beide productgroepen vast te stellen.

(9)

De productgroep moet de nieuwe naam “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” krijgen om de functie van het product beter weer te geven en duidelijk te maken welke producten onder het toepassingsgebied vallen. Dit moet bovendien de zichtbaarheid van de regelingen voor marktdeelnemers vergroten en de administratieve belasting voor nationale autoriteiten verminderen.

(10)

Daarnaast moet overeenkomstig de evaluatie de definitie van de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” op bepaalde punten worden aangepast, met name om een duidelijker onderscheid te maken tussen verschillende productsoorten.

(11)

In het nieuwe actieplan voor een circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa (7), dat op 11 maart 2020 is aangenomen, is bepaald dat de eisen inzake duurzaamheid, recycleerbaarheid en gerecyclede inhoud systematischer deel moeten uitmaken van de EU-milieukeurcriteria.

(12)

De herziene EU-milieukeurcriteria voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier moeten met name gericht zijn op het gebruik van producten op basis van papier die op duurzamere wijze zijn geproduceerd en afkomstig zijn van duurzaam beheerde bossen of gerecyclede materialen. De nieuwe criteria moeten gebaseerd zijn op een aanpak op basis van de levenscyclusanalyse en gericht zijn op het bevorderen van energie-efficiënte productieprocessen en op het verminderen van de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) die bijdragen aan fotochemische oxidatie, menselijke toxiciteit, abiotische depletie, eutrofiëring, verzuring en klimaatverandering. De herziene criteria moeten het gebruik van gevaarlijke stoffen beperken, de tijdens het drukken vrijgekomen emissies aanpakken, de hoeveelheid papierafval in een proces verminderen en de recycleerbaarheid van producten verhogen, wat de transitie naar een meer circulaire economie bevordert.

(13)

De nieuwe criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor elke productgroep moeten — rekening houdend met de innovatiecyclus van beide productgroepen — tot en met 31 december 2028 geldig blijven.

(14)

Ter wille van de rechtszekerheid moeten de Besluiten 2012/481/EU en 2014/256/EU worden ingetrokken.

(15)

Voor producenten van wie de producten op grond van de criteria van Besluit 2012/481/EU of Besluit 2014/256/EU de EU-milieukeur voor respectievelijk producten van bedrukt papier of producten van verwerkt papier hebben gekregen, moet worden voorzien in een overgangsperiode, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten zodanig aan te passen dat ze aan de nieuwe criteria en eisen voldoen. Gedurende een beperkte periode na de vaststelling van dit besluit moet aan producenten tevens worden toegestaan aanvragen in te dienen op basis van de bij die besluiten vastgestelde criteria of de bij dit besluit vastgestelde nieuwe criteria. Een EU-milieukeur die is toegekend op basis van de in een van de oude besluiten uiteengezette criteria, moet kunnen worden gebruikt gedurende een periode van achttien maanden vanaf de datum waarop dit besluit is vastgesteld.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” omvat de volgende producten:

a)

producten van bedrukt papier die ten minste voor 90 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten, met uitzondering van boeken, catalogi, boekjes of formulieren die ten minste voor 80 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten. Bijlagen, omslagen en elk onderdeel uit bedrukt papier van het eindproduct worden beschouwd als onderdeel van het product, met uitzondering van bijlagen die niet aan het product zijn gehecht (zoals folders, verwijderbare etiketten), maar wel met producten van bedrukt papier worden verkocht of geleverd. Als de EU-milieukeur bedoeld is om op losse bijlagen te worden aangebracht, moeten die bijlagen voldoen aan de eisen in de bijlage bij dit besluit. Vaste bijlagen bij het product van bedrukt papier (die niet zijn bedoeld om te worden verwijderd) moeten voldoen aan de eisen in de bijlage bij dit besluit;

b)

enveloppen die ten minste voor 90 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten;

c)

draagtassen van papier, met inbegrip van pakpapier, die voor 100 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten;

d)

kantoormateriaal van papier, met inbegrip van archiveringsproducten, die voor ten minste 70 gewichtsprocent bestaan uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten, met uitzondering van hangmappen en vouwmappen met metalen bevestigingsmechanismen waarvoor de drempel niet geldt.

2.   Voor de in lid 1, onder a), bedoelde producten die ten minste voor 80 gewichtsprocent uit papier, karton of op papier gebaseerde substraten bestaan, en voor de in lid 1, onder d), bedoelde producten mag het gehalte aan kunststof niet meer bedragen dan 10 gewichtsprocent, behalve voor ringbanden, (school)schriften, notitieboekjes, agenda’s en ordners met hefboommechaniek, waarvoor het gehalte aan kunststof niet meer dan 13 gewichtsprocent mag bedragen.

3.   Het gewicht aan metaal mag niet meer bedragen dan 30 g per product, met uitzondering van hangmappen, vouwmappen met metalen bevestigingsmechanismen, ringbanden en ordners met hefboommechaniek met een archiveercapaciteit van maximaal 225 vellen, waarvoor een maximum geldt van 75 g, en met uitzondering van ordners met hefboommechaniek met een archiveercapaciteit van meer dan 225 vellen, waarvoor een maximum geldt van 170 g.

4.   De productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” omvat niet de volgende producten of materialen:

a)

verpakkingen en elementen die aan verpakkingen zijn gehecht, zoals etiketten (met uitzondering van draagtassen van papier en pakpapier);

b)

golfkarton;

c)

voedselcontactmaterialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen, als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (8);

d)

producten die onder de productgroep “tissuepapier en tissueproducten” vallen, zoals omschreven in artikel 2 van Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie (9);

e)

geparfumeerde producten van bedrukt papier, geparfumeerd kantoormateriaal van papier en geparfumeerde draagtassen;

f)

polyvinylchloride (pvc).

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.

“opbergmappen”: producten op basis van papier voor het opbergen van documenten of tijdschriften en bestaande uit een kaft, meestal van karton, met ringen voor het samenhouden van losse vellen papier, met inbegrip van ringbanden en ordners met hefboommechaniek;

2.

“boeken”: met garen gebonden of met lijm gebonden producten van bedrukt papier met harde of zachte kaft, met uitzondering van jaarverslagen, kranten, brochures, tijdschriften en regelmatig gepubliceerde catalogi;

3.

“archiveringsproducten”: product dat wordt gebruikt voor het organiseren, opbergen en beschermen van papieren documenten, met inbegrip van hangmappen en ordners met hefboommechaniek;

4.

“map”: een gevouwen doos of omslag voor het opbergen van losse papieren, met inbegrip van producten als mappen met tabbladen en schutbladen, documentenportefeuilles, vierkant gesneden mappen, hangmappen, kartonnen dozen en mappen met drie flappen;

5.

“bijlage”: een extra blad of gedeelte, los van het product van bedrukt papier gedrukt, dat ofwel tussen de pagina’s van het product van bedrukt papier wordt geplaatst en kan worden verwijderd (losse bijlage) of samen met de pagina’s van het product van bedrukt papier is gebonden en er dus een integraal onderdeel van vormt (vaste bijlage), met inbegrip van uit meerdere pagina’s bestaande advertenties, boekjes, brochures, antwoordkaarten of ander promotiemateriaal;

6.

“verpakking”: alle producten, vervaardigd van materiaal van welke aard ook, die kunnen worden gebruikt voor het insluiten, beschermen, verwerken, afleveren of aanbieden van goederen, van grondstoffen tot afgewerkte producten, van producent tot gebruiker of consument;

7.

“draagtassen van papier”: producten op basis van papier die worden gebruikt voor het hanteren of vervoeren van goederen;

8.

“product van bedrukt papier”: product met het gedrukte beeld dat het resultaat is van de verwerking van op papier gedrukt drukmateriaal, met inbegrip van de afwerking;

9.

“kantoormateriaal van papier”: schrijf- en archiveringsmateriaal van papier, met inbegrip van enveloppen en kantoormateriaal;

10.

“pakpapier”: een blad of rol van papier die wordt gebruikt voor het inpakken van goederen zoals geschenken en pakjes.

Artikel 3

Om in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 voor de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier”, moet een product onder de definitie van die productgroep in artikel 1 van dit besluit vallen en moet het aan de criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgelegd, voldoen.

Artikel 4

De EU-milieukeur voor de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2028.

Artikel 5

Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” toegekende codenummer is “053”.

Artikel 6

De Besluiten 2012/481/EU en 2014/256/EU worden ingetrokken.

Artikel 7

1.   Niettegenstaande artikel 6 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor de productgroep “bedrukt papier”, zoals in Besluit 2012/481/EU omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Besluit 2012/481/EU vastgelegde voorwaarden.

2.   Niettegenstaande artikel 6 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor de productgroep “producten van verwerkt papier”, zoals in Besluit 2014/256/EU omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Besluit 2014/256/EU vastgelegde voorwaarden.

3.   Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die onder de productgroep “bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier” vallen en die op of binnen twee maanden na de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, mogen naargelang van het geval hetzij op de in dit besluit vastgelegde criteria zijn gebaseerd, hetzij op de in Besluit 2012/481/EU voor de productgroep “bedrukt papier” of Besluit 2014/256/EU voor de productgroep “producten van verwerkt papier” vastgelegde criteria zijn gebaseerd. Die aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de criteria waarop ze zijn gebaseerd.

4.   De EU-milieukeuren die zijn toegekend op basis van een aanvraag die aan de hand van de criteria in Besluit 2012/481/EU of Besluit 2014/256/EU is geëvalueerd, kunnen gedurende achttien maanden na vaststelling van dit besluit worden gebruikt.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2020.

Voor de Commissie

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Besluit 2012/481/EU van de Commissie van 16 augustus 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier (PB L 223 van 21.8.2012, blz. 55).

(3)  Besluit (EU) 2018/1590 van de Commissie van 19 oktober 2018 tot wijziging van de Besluiten 2012/481/EU, 2014/391/EU, 2014/763/EU en 2014/893/EU wat de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bepaalde producten alsmede van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle betreft (PB L 264 van 23.10.2018, blz. 24).

(4)  Besluit 2014/256/EU van de Commissie van 2 mei 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor producten van verwerkt papier (PB L 135 van 8.5.2014, blz. 24).

(5)  Besluit (EU) 2017/1525 van de Commissie van 4 september 2017 tot wijziging van Besluit 2014/256/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor producten van verwerkt papier te verlengen (PB L 230 van 6.9.2017, blz. 28).

(6)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (COM(2017) 355).

(7)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).

(8)  Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).

(9)  Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie van 11 januari 2019 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor grafisch papier en de EU-milieukeurcriteria voor tissuepapier en tissueproducten (PB L 15 van 17.1.2019, blz. 27).


BIJLAGE

EU-milieukeurcriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier

KADER

Doelstellingen van de criteria

De EU-milieukeurcriteria zijn gericht op bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de beste milieuprestaties in de handel. De criteria betreffen de belangrijkste milieueffecten in de levenscyclus van deze producten en bevorderen aspecten van de circulaire economie.

De criteria beogen met name de bevordering van producten die een hoog gehalte aan duurzame of gerecyclede vezels bevatten, recycleerbaar zijn, in verband worden gebracht met lage emissies en die slechts een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen bevatten.

Daartoe worden in de criteria de volgende eisen opgelegd:

het substraat van papier, met inbegrip van karton, moet een EU-milieukeur dragen;

er worden strikte grenswaarden voor het gebruik van gevaarlijke stoffen vastgesteld;

er worden eisen vastgesteld om de recycleerbaarheid van het product en een adequaat afvalbeheersysteem te waarborgen, met inbegrip van grenswaarden voor de maximale hoeveelheid geproduceerd papierafval;

er worden eisen inzake emissies vastgesteld, met name inzake de vermindering van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS), wat voordelen met zich meebrengt voor de gezondheid van de werknemers en leidt tot minder plaatselijke en regionale luchtverontreiniging;

er worden eisen inzake het energieverbruik op de productielocatie vastgesteld.

De criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier zijn als volgt:

1.

substraat

2.

aan beperkingen onderworpen stoffen:

2.1.

beperkingen met betrekking tot zeer zorgwekkende stoffen (SVHC — Substances of Very High Concern);

2.2.

beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1) zijn ingedeeld;

2.3.

biociden en werkzame stoffen van biociden;

2.4.

reinigingsmiddelen;

2.5.

alkylfenolethoxylaten, gehalogeneerde oplosmiddelen en ftalaten;

2.6.

nadere beperkingen voor drukinkten, toners en lakken;

2.7.

terugwinning van tolueen bij rotatiediepdruk;

3.

recycleerbaarheid:

3.1.

verwijderbaarheid van niet-papieren elementen;

3.2.

verpulpbaarheid;

3.3.

verwijderbaarheid van kleefmiddelen;

3.4.

ontinktbaarheid;

4.

emissies:

4.1.

emissies in water afkomstig van rotatiediepdruk;

4.2.

emissies afkomstig van installaties die onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) vallen;

4.3.

VOS-emissie afkomstig van drukprocessen die niet onder Richtlijn 2010/75/EU vallen;

5.

afval:

5.1.

afvalbeheersysteem;

5.2.

papier voor recycling uit drukkerijen;

5.3.

papier voor recycling van locaties waar kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier worden geproduceerd;

6.

energieverbruik;

7.

opleiding;

8.

geschiktheid voor gebruik;

9.

informatie op het product;

10.

informatie op de EU-milieukeur.

De milieucriteria hebben betrekking op de productie van bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier, met inbegrip van subprocessen die daarvan deel uitmaken, vanaf de papierproductie tot de locatie(s) en specifieke productielijnen waar bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier worden gedrukt en/of verwerkt. De milieucriteria hebben geen betrekking op het vervoer en de verpakking.

Alle druk- en verwerkingsactiviteiten met betrekking tot bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier moeten aan de respectieve eisen voldoen. Onderdelen van het eindproduct die door een toeleverancier zijn bedrukt of verwerkt, moeten eveneens aan de desbetreffende vereisten voldoen. De aanvraag moet een lijst bevatten van alle drukkerijen en toeleveranciers die betrokken zijn bij de productie van het product, en hun geografische locaties.

Een aanvraag kan worden ingediend voor een productlijn van een bepaalde soort product, bv. een gelijmde brochure van twee tot dertig bladzijden. In dat geval moet het productmonster dat de productlijn vertegenwoordigt, aan de criteria voldoen. Het productmonster moet met betrekking tot alle gebruikte materialen en chemische stoffen, soorten papier, het maximale aantal bladzijden, het maximale formaat en alle mogelijke methoden van binding worden geanalyseerd. De EU-milieukeur kan worden gebruikt voor alle daaropvolgende producten die aan de voor het productmonster vastgestelde criteria voldoen.

Veranderingen van toeleverancier, productielocatie of productieproces die betrekking hebben op producten waaraan de milieukeur is toegekend, moeten aan de bevoegde instanties worden gemeld, vergezeld van ondersteunende informatie op grond waarvan kan worden nagegaan of de desbetreffende producten aan de criteria blijven voldoen. De aanvraag voor een op terugkerende basis geproduceerd producttype of een productsoort die slechts een keer zal worden geproduceerd, moet betrekking hebben op het specifieke product.

Beoordeling en controle: Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat aan de criteria is voldaan, kunnen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of diens toeleverancier(s) en/of hun toeleverancier(s) enz., naargelang het geval.

De bevoegde instanties baseren zich bij voorkeur op verklaringen die zijn afgegeven door instanties die volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor test- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd, en op controles door instanties die zijn geaccrediteerd volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor instellingen die producten, processen en diensten certificeren.

Eventueel mogen andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.

Indien nodig, kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles of inspecties ter plaatse uitvoeren om te controleren of aan deze criteria is voldaan.

Veranderingen van leverancier of productielocatie die invloed hebben op producten waaraan de EU-milieukeur is toegekend, worden aan de bevoegde instanties gemeld, vergezeld van ondersteunende informatie op grond waarvan kan worden vastgesteld of de desbetreffende producten aan de criteria blijven voldoen.

Het bedrukte papier, het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier moeten voldoen aan alle toepasselijke wettelijke eisen van het land of de landen waar het product in de handel wordt gebracht. De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product aan deze eis voldoet.

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

1.

“kleefmiddel”: verwerkte kleefmiddelen die worden gebruikt in afgewerkte producten van papier (meestal als film);

2.

“reinigingsmiddelen”: a) vloeibare chemische stoffen die worden gebruikt om drukvormen, zowel afzonderlijk (buiten het drukprocedé) als geïntegreerd (tijdens het drukprocedé), en drukpersen te reinigen om drukinkten, papierstof en vergelijkbare producten te verwijderen; b) reinigingsmiddelen voor afwerkmachines en drukmachines, zoals reinigingsmiddelen om kleefmiddel- en lakresten te verwijderen, en c) drukinktverwijderaars die worden gebruikt voor het wegwassen van droge drukinkten; hieronder vallen geen reinigingsmiddelen voor het reinigen van andere onderdelen van de drukmachine of voor het reinigen van andere machines dan drukmachines en afwerkmachines;

3.

“verwerkingsproces”: een proces waarbij materiaal wordt verwerkt tot een product van verwerkt papier, dat soms een drukproces kan omvatten (behandelingen voor, tijdens en na het drukken);

4.

“product van verwerkt papier”: een substraat van papier of karton of op basis van papier, al dan niet bedrukt, meestal gebruikt voor de bescherming, hantering of opslag van artikelen of notities, waarbij het verwerkingsproces een essentieel onderdeel uitmaakt van het productieproces en bestaande uit drie hoofdcategorieën: enveloppen, draagtassen van papier en kantoormateriaal van papier;

5.

“flexografie”: een drukactiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van een beelddrager van rubber of elastische fotopolymeren, waarop de drukkende delen zich boven de niet-drukkende delen bevinden, en van vloeibare inkt die door verdamping droogt;

6.

“diffuse emissie”: emissie, in een andere vorm dan van afgassen, van vluchtige organische stoffen in lucht, bodem of water alsmede oplosmiddelen die zich in enig product bevinden, tenzij anders vermeld in bijlage VII, deel 2, bij Richtlijn 2010/75/EU;

7.

“gehalogeneerd organisch oplosmiddel”: een organisch oplosmiddel dat ten minste één broom-, chloor-, fluor- of jodiumatoom per molecuul bevat;

8.

“heatsetrotatie-offset”: een rotatiedrukactiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van een beelddrager waarop de drukkende delen en de niet-drukkende delen in hetzelfde vlak liggen, waarbij rotatie inhoudt dat het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen maar van een rol in de machine wordt gevoerd;

9.

“lamineren”: de samenhechting van twee of meer flexibele materialen tot een laminaat;

10.

“papier voor recycling”: de papierafvalstroom die tijdens de productie van een afgewerkt product wordt gegenereerd;

11.

“drukgevoelig kleefmiddelen” (PSA): kleefmiddelen met nog steeds mobiele moleculen aan hun oppervlak die, ook na het uitharden, kunnen voldoende hechting bieden wanneer hun cohesieve films (coating) tegen het te hechten oppervlak worden gedrukt;

12.

“illustratiediepdruk”: rotatiediepdrukactiviteit waarbij papier voor tijdschriften, brochures, catalogi of soortgelijke producten met inkt op basis van tolueen wordt bedrukt;

13.

“opnieuw verpulpen”: het opnieuw verwerken van papier tot pulp;

14.

“rotatiezeefdruk”: een rotatiedrukactiviteit waarbij de inkt door een poreuze beelddrager wordt geperst, waarbij de drukkende delen open zijn en het niet-drukkende deel wordt afgedekt, en zo op het te bedrukken oppervlak wordt gebracht en waarbij wordt gebruikgemaakt van vloeibare inkt die uitsluitend door verdamping droogt;

15.

“rotatiediepdruk”: een drukactiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van een cilindrische beelddrager, waarop de drukkende delen lager liggen dan de niet-drukkende delen, en vloeibare inkt die door verdamping droogt;

16.

“TVOS”: totaal aan vluchtige organische koolstof, uitgedrukt als C (in lucht);

17.

“rotatief drukproces”: een proces waarbij het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen, maar van een rol in de machine wordt gebracht;

18.

“lakken”: een proces waarbij een lak of een kleefmiddel om later het verpakkingsmateriaal af te sluiten op een flexibel materiaal wordt aangebracht;

19.

“vluchtige organische stof” (VOS): een organische verbinding alsook de fractie creosoot die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer heeft of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft.

EU-MILIEUKEURCRITERIA

Criterium 1 — Substraat

Het substraat van papier, met inbegrip van karton, dat in een eindproduct is gebruikt, moet de EU-milieukeur voor “grafisch papier” dragen overeenkomstig bijlage I bij Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie (3).

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een kopie van een geldig EU-milieukeurcertificaat overeenkomstig bijlage I bij Besluit (EU) 2019/70 voor elk substraat van papier dat in bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de EU-milieukeur is gebruikt.

De aanvrager verstrekt de omschrijving van de substraten met de EU-milieukeur, met inbegrip van de handelsnamen en de hoeveelheden gebruikt papier. De lijst bevat eveneens de namen van de toeleveranciers van het gebruikte papier.

Criterium 2 — Aan beperkingen onderworpen stoffen

De basis om aan te tonen dat aan elk van de subcriteria van criterium 2 is voldaan, is dat de aanvrager een lijst verstrekt van alle chemische stoffen die worden gebruikt, samen met de bijbehorende documentatie (veiligheidsinformatieblad en/of een verklaring van de toeleverancier van de chemische stof). Alle chemische stoffen die de aanvrager in relevante druk- of verwerkingsprocessen gebruikt, moeten worden gescreend.

2.1.   Beperkingen met betrekking tot zeer zorgwekkende stoffen (SVHC — Substances of Very High Concern)

Voor alle chemische stoffen die de aanvrager in het productieproces gebruikt en alle geleverde materialen die deel uitmaken van het eindproduct, moeten verklaringen van toeleveranciers worden verstrekt waarin staat dat zij geen stoffen bevatten in hogere concentraties dan 0,10 gewichtsprocent die voldoen aan de in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) bedoelde criteria en die volgens de in artikel 59 van die verordening beschreven procedure zijn vastgesteld en in de opgestelde lijst van in aanmerking komende zeer zorgwekkende stoffen voor autorisatie zijn opgenomen. Geen enkele afwijking van deze eis wordt toegestaan.

Beoordeling en controle: De aanvrager legt een verklaring over dat het product is geproduceerd met geleverde chemische stoffen of materialen die geen zeer zorgwekkende stoffen bevatten in hogere concentraties dan 0,10 gewichtsprocent. De verklaring wordt gestaafd door veiligheidsinformatiebladen van de in het productieproces gebruikte chemische stoffen of passende verklaringen van leveranciers van chemische stoffen of materialen.

De lijst van stoffen die zijn vastgesteld als zeer zorgwekkend en die zijn opgenomen in de lijst van stoffen die in aanmerking komen overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006, is via de volgende link te vinden:

https://echa.europa.eu/nl/candidate-list-table

Deze lijst wordt op de datum van indiening van de EU-milieukeuraanvraag geraadpleegd.

2.2.   Beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn ingedeeld

Tenzij in tabel 1 uitgezonderd, mag het product, en alle componenten erin, geen stoffen of mengsels in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent bevatten waaraan, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, een van de volgende gevarenklassen, gevarencategorieën of daarmee verband houdende gevarenaanduidingen zijn toegewezen:

gevaren van groep 1: kankerverwekkend, mutageen en/of giftig voor de voortplanting (CMR) van categorie 1A of 1B: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df;

gevaren van groep 2: CMR categorie 2: H341, H351, H361, H361f, H361d, H361fd, H362; aquatische toxiciteit categorie 1: H400, H410; acute toxiciteit van categorieën 1 en 2: H300, H310, H330; aspiratietoxiciteit van categorie 1: H304; specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) van categorie 1: H370, H372; huidallergeen van categorie 1: H317 (6);

gevaren van groep 3: aquatische toxiciteit van categorieën 2, 3 en 4: H411, H412, H413; acute toxiciteit van categorie 3: H301, H311, H331; STOT van categorie 2: H371, H373.

Uitgesloten van bovenstaande eis is het gebruik van stoffen of mengsels waarvan de chemische samenstelling tijdens het productieproces dusdanig verandert dat het desbetreffende gevaar waarvoor de stof of het mengsel op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 is ingedeeld, niet meer van toepassing is.

Tabel 1

Afwijkingen op de beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld en toepasselijke voorwaarden

Soort stof/mengsel

Toepasselijkheid

Gevarenklasse, gevarencategorie en gevarenaanduiding waarvan wordt afgeweken

Voorwaarden voor afwijking

Minerale oliën en destillaten

Heatset, coldset of digitaal bedrukt papier

Aspiratiegevaar, categorie 1, H304

De aanvrager moet de bevoegde instantie aantonen dat alle relevante instructies in het veiligheidsinformatieblad betreffende veilige behandeling en opslag, passende controles van de blootstelling en persoonlijke bescherming aanwezig zijn en moet verklaren dat deze instructies in acht worden genomen.

Nikkel

Metalen componenten

Huidsensibilisatie, categorie 1, H317, kankerverwekkendheid, categorie 2, H351, specifieke doelorgaantoxiciteit, herhaalde blootstelling, categorie 1, H372

De aanvrager moet de consument informeren over het gebruik van nikkel voor galvanisering, coating of legering.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst van alle desbetreffende chemische stoffen die in het productieproces worden gebruikt, samen met het desbetreffende veiligheidsinformatieblad of de desbetreffende verklaring van de toeleverancier van de chemische stoffen en van de leveranciers van de componenten.

Chemische stoffen die stoffen of mengsels bevatten die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld als stoffen waarvoor beperkingen gelden, worden duidelijk aangegeven. De bij benadering aangegeven doseringshoeveelheid van de chemische stof, de concentratie van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, in die chemische stof (zoals aangegeven in het veiligheidsinformatieblad of de verklaring van de toeleverancier) en een veronderstelde retentiefactor van 100 % worden gebruikt om de hoeveelheid van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, te schatten die in het eindproduct overblijft.

Aangezien één EU-milieukeur betrekking kan hebben op meerdere producten of mogelijke producten die met gebruik van dezelfde chemische stoffen worden geproduceerd, hoeft de berekening alleen te worden verstrekt voor het worstcaseproduct dat onder de EU-milieukeur valt (bv. het sterkst bedrukte product).

Een rechtvaardiging voor een mogelijke afwijking van een retentiefactor van 100 % (bv. verdamping van oplosmiddelen) of voor een verandering van chemische samenstelling van een gevaarlijke stof of een gevaarlijk mengsel waarvoor een beperking geldt, moet schriftelijk aan de bevoegde instantie worden verstrekt.

Voor stoffen of mengsels waarvoor een beperking geldt, die in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent in het uiteindelijke bedrukte papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier, of in desbetreffende componenten ervan, aanwezig zijn, moet een desbetreffende afwijking gelden en een bewijs van conformiteit met de desbetreffende afwijkingsbepalingen worden verstrekt.

2.3.   Biociden en werkzame stoffen van biociden

Bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier mogen niet worden behandeld met biociden, met inbegrip van biociden van soort 7 (filmconserveringsmiddelen) en van soort 9 (conserveringsmiddelen voor vezels, leer, rubber en gepolymeriseerde materialen).

Alleen in-blik-conserveringsmiddelen (d.w.z. biociden van soort 6: conserveermiddelen voor producten tijdens opslag) die aanwezig zijn in drukinkten, lakken, vernissen en andere formuleringen die worden gebruikt tijdens de productieprocessen en conserveermiddelen die worden gebruikt voor vloeistofkoelings- en verwerkingssystemen (d.w.z. biociden van soort 11), mogen worden toegestaan, op voorwaarde dat:

zij bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7) voor gebruik als productsoort 6 of productsoort 11, naargelang het geval, zijn goedgekeurd, of

zij worden onderzocht in afwachting van een besluit over goedkeuring bij Verordening (EU) nr. 528/2012 voor productsoort 6 of productsoort 11, naargelang het geval.

Indien aan een werkzame stof van een biocide die aan de bovengenoemde voorwaarde(n) voldoet, de gevarenaanduiding H410 of H411 (chronisch gevaar voor het aquatisch milieu, categorie 1 of 2) is toegekend, mag het gebruik ervan alleen worden toegestaan als het bioaccumulatievermogen (log Pow octanol/water-verdelingscoëfficiënt) < 3,0 is of als de bioconcentratiefactor (BCF) ≤ 100 is.

Beoordeling en controle: De aanvrager verklaart welke biociden in het productieproces zijn gebruikt, vermeldt de aard van het gebruik van de biocide (d.w.z. productsoort 6 of 11) en verstrekt kopieën van de veiligheidsinformatiebladen en alle desbetreffende verklaringen of testverslagen van de fabrikant van de biociden.

2.4.   Reinigingsmiddelen

Reinigingsmiddelen die worden gebruikt voor routinereiniging in drukprocessen en/of subprocessen mogen:

geen oplosmiddelen met een vlampunt < 60 °C in een concentratie > 0,10 gewichtsprocent bevatten;

geen benzeen in een concentratie > 0,10 gewichtsprocent bevatten;

geen tolueen of xyleen in een concentratie > 1,0 gewichtsprocent bevatten;

geen aromatische koolwaterstoffen (≥ C9) in een concentratie > 0,1 gewichtsprocent bevatten;

geen ingrediënten op basis van gehalogeneerde koolwaterstoffen, terpenen, n‐hexaan, nonylfenolen, N‐methyl-2-pyrrolidon of 2‐butoxyethanol in een concentratie > 0,10 gewichtsprocent bevatten.

Deze beperkingen zijn niet van toepassing op reinigingsmiddelen die worden gebruikt in speciale formuleringen die slechts occasioneel worden toegepast, zoals in verwijderaars van droge inkt en poetsmiddel voor rubberdoeken.

De beperking voor tolueen is niet van toepassing op reinigingsmiddelen die worden gebruikt in rotatiediepdrukprocessen.

Beoordeling en controle: De aanvrager verklaart welke verschillende reinigingsmiddelen worden gebruikt en of zij worden gebruikt voor routinereinigingsprocedures of voor speciale procedures zoals de verwijdering van droge inkt of het poetsen van rubberdoeken. Voor elke gebruikt reinigingsmiddel wordt een veiligheidsinformatieblad verstrekt. Voor de routinematig gebruikte reinigingsmiddelen worden de veiligheidsinformatiebladen ondersteund door een verklaring van de toeleverancier van het reinigingsmiddel dat aan de hierboven vermelde relevante beperkingen is voldaan.

2.5.   Alkylfenolethoxylaten, gehalogeneerde oplosmiddelen en ftalaten

De volgende stoffen of preparaten mogen niet aanwezig zijn in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent in inkt, kleurstoffen, toners, kleefmiddelen of reinigingsmiddelen voor gebruik in het drukproces of subprocessen om bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier te produceren:

alkylfenolethoxylaten en hun derivaten die bij afbraak alkylfenolen kunnen produceren;

gehalogeneerde oplosmiddelen die ten tijde van de aanvraag zijn ingedeeld in de in punt 2.2 genoemde gevarenklassen;

ftalaten waaraan ten tijde van de aanvraag gevarenklassen “giftig voor de voortplanting” (categorie 1A, 1B of 2) en een of meer van de volgende bijbehorende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df, H361, H361f, H361d, H361fd of H362 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt (een) veiligheidsinformatieblad(en) en (een) verklaring(en) van zijn toeleverancier(s) van chemische stoffen waaruit blijkt dat er geen alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten, gehalogeneerde oplosmiddelen of relevante ftalaten in een concentratie hoger dan 0,10 gewichtsprocent in deze chemische producten aanwezig zijn.

2.6.   Nadere beperkingen voor drukinkten, toners en lakken

Opmerking

:

Voor de toepassing van dit criterium en tenzij anders is bepaald, houden de beperkingen de afwezigheid in van de gevaarlijke stof of het gevaarlijke mengsel in een hogere concentraties dan 0,10 % gewichtsprocent in de formulering van de inkt, de toner of de lak.

De volgende beperkingen zijn van toepassing op alle stoffen of mengsels die worden gebruikt in drukinkten, toners en lakken voor gebruik in het drukproces of subprocessen om bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met een EU-milieukeur te produceren:

er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “kankerverwekkend”, “mutageen” of “giftig voor de voortplanting” (categorie 1A, 1B of 2) en een of meer van de volgende bijbehorende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df;

er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “acute toxiciteit” (oraal, via de huid, inademing) (categorie 1 of 2) en een of meer van de volgende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H300, H310, H330;

er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “acute toxiciteit”(oraal, via de huid) (categorie 3) en een of meer van de volgende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H301, H311;

er mogen geen stoffen of mengsels worden gebruikt waaraan gevarenklassen “specifieke doelorgaantoxiciteit” (eenmalige of herhaalde blootstelling) (categorie 1) en een of meer van de volgende gevarenaanduidingen zijn toegewezen: H370, H372;

er mogen geen pigmenten of additieven op basis van antimoon, arseen, cadmium, chroom (VI), lood, kwik, selenium, kobalt of verbindingen daarvan worden gebruikt en uitsluitend sporen van deze metalen tot 0,010 gewichtsprocent zijn toegelaten;

er mogen geen azokleurstoffen worden gebruikt die door reductieve splitsing van een of meer azogroepen een of meer van de in bijlage XVII, aanhangsel 8, vermelding 43, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, genoemde aromatische amines kunnen afgeven (zie indicatieve lijst in aanhangsel 1 van die bijlage);

de volgende oplosmiddelen: 2‐methoxyethanol, 2‐ethoxyethanol, 2‐methoxyethylacetaat, 2‐ethoxyethylacetaat, 2‐nitropropaan en methanol mogen niet worden gebruikt;

de volgende weekmakers: chloornaftalenen, gechloreerde paraffines, monocresylfosfaat, tricresylfosfaat en monocresyldifenylfosfaat mogen niet worden gebruikt;

diaminostilbeen en derivaten daarvan, 2,4-dimethyl-6-tert-butylfenol, 4,4'-bis(dimethylamino)benzofenon (Michler’s keton) en hexachloorcyclohexaan mogen niet worden gebruikt.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst van alle drukinkten en aanverwante producten die worden gebruikt bij de productie van bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de EU-milieukeur, vergezeld van een veiligheidsinformatieblad en een verklaring van de toeleverancier/producent van elk product dat aan dit criterium is voldaan voor elke drukinkt, toner en lak.

2.7.   Terugwinning van tolueen bij rotatiediepdruk

De rotatiediepdrukprocessen die worden gebruikt voor het produceren van bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier met de EU-milieukeur, moeten over een systeem voor de terugwinning van oplosmiddelen beschikken en moeten een terugwinningsefficiëntie voor tolueen van ten minste 97 % kunnen aantonen.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, ondersteund door een beschrijving van het systeem voor de terugwinning van oplosmiddelen en een massabalans van tolueen waaruit blijkt dat tijdens het meest recente volledige kalenderjaar ten minste 97 % werd teruggewonnen. In het geval van een nieuwe of herbouwde productiefaciliteit worden de berekeningen gebaseerd op ten minste drie maanden representatief in bedrijf zijn van de faciliteit.

Criterium 3 — Recycleerbaarheid

3.1.   Verwijderbaarheid van niet-papieren elementen

De niet-papieren elementen van kantoormateriaal van papier, zoals een metalen staaf of een kunststof omslag, moeten eenvoudig te verwijderen zijn om te waarborgen dat deze componenten het recyclingproces niet verstoren. Kleine niet-papieren elementen zoals nietjes of vensters van enveloppen zijn van deze eis vrijgesteld.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met minstens een van de volgende documenten: een verklaring van een fabrikant of ontwerper van een product, een papierophaaldienst, een recyclingbedrijf of een gelijksoortige organisatie. De verklaring gaat vergezeld van een lijst van in een product gebruikte andere materialen dan papier.

3.2.   Verpulpbaarheid

Het product moet opnieuw kunnen worden verpulpt.

Natsterktemiddelen mogen niet worden gebruikt, behalve voor draagtassen van papier en pakpapier, waarin zij alleen mogen worden gebruikt als kan worden aangetoond dat het product opnieuw kan worden verpulpt.

Lamineermiddelen, met inbegrip van polyetheen en/of polypropyleen, mogen uitsluitend worden gebruikt om de duurzaamheid van producten met een levensduur van minstens een jaar te verhogen. Deze producten omvatten boeken, opbergmappen, vouwmappen, (school)schriften, kalenders, notitieboekjes en agenda’s. Tijdschriften, draagtassen van papier of pakpapier mogen niet worden gelamineerd. Dubbele laminering mag op geen enkel product worden toegepast.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met de volgende ondersteunende documentatie.

Voor bedrukt papier en kantoormateriaal van papier verklaart de aanvrager dat er geen natsterktemiddelen zijn gebruikt.

Voor draagtassen van papier en pakpapier verstrekt de aanvrager een verklaring dat er geen natsterktemiddelen zijn gebruikt. In andere gevallen toont de aanvrager aan dat het product opnieuw kan worden verpulpt, ondersteund door de resultaten van de testverslagen overeenkomstig de PTS-methode PTS‐RH 021, het evaluatiesysteem ATICELCA 501 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.

De aanvrager verstrekt een verklaring dat er geen lamineermiddelen worden gebruikt voor kranten, tijdschriften, draagtassen van papier, pakpapier of kantoormateriaal van papier. In andere gevallen verstrekt de aanvrager de resultaten van de testverslagen waaruit blijkt dat het product opnieuw kan worden verpulpt, overeenkomstig de PTS-methode PTS‐RH 021, het evaluatiesysteem ATICELCA 501 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard.

Voor gelamineerde producten verstrekt de aanvrager een verklaring waarin staat dat er geen dubbele laminering is toegepast.

Wanneer een onderdeel van een product van papier eenvoudig te verwijderen is (bijvoorbeeld een metalen staaf in een hangmap, een bijlage in een tijdschrift, een kunststof omslag of een herbruikbare omslag van een (school)schrift), mag de verpulpbaarheidsstest zonder deze component worden uitgevoerd.

3.3.   Verwijderbaarheid van kleefmiddelen

Dit criterium is van toepassing op bedrukt papier, kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier.

Er moet voor zelfklevende etiketten die minstens 0,50 gewichtsprocent van het eindproduct uitmaken, worden aangetoond dat aan deze eis is voldaan. Niet-zelfklevende etiketten hoeven niet aan dit criterium te voldoen.

Tenzij anders vermeld, mogen kleefmiddelen alleen worden gebruikt als hun verwijderbaarheid kan worden aangetoond met een score van ten minste 71 op de EPRC-scorelijst voor de verwijderbaarheid van kleefmiddelen.

Drukgevoelige kleefmiddelen mogen alleen worden gebruikt als hun verwijderbaarheid kan worden aangetoond met ten minste een positieve verwijderbaarheidsscore op de EPRC-scorelijst voor de verwijderbaarheid van kleefmiddelen.

Op water gebaseerde kleefmiddelen hoeven niet aan deze vereiste te voldoen.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan de scorelijst voor de verwijderbaarheid van kleefmiddelen is voldaan overeenkomstig de richtsnoeren van de European Paper Recycling Council (EPRC). De verklaring wordt ondersteund met testresultaten betreffende de verwijderbaarheid van kleefmiddelen overeenkomstig INGEDE-methode 12 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.

Voor op water gebaseerde kleefmiddelen verstrekt de kleefmiddelfabrikant een verklaring van de op water gebaseerde aard van het kleefmiddel. Het veiligheidsinformatieblad van het kleefmiddel wordt alleen aanvaard als bewijs dat aan deze eis is voldaan als het aangeeft dat het in het product gebruikte kleefmiddel op water is gebaseerd.

De in de bijlage bij de “Assessment of Printing Product Recyclingability, Scorecard for Removability of Adhesive Applications” vermelde toepassingen van kleefmiddelen worden geacht in overeenstemming te zijn met de eis.

3.4.   Ontinktbaarheid

Dit criterium is van toepassing op bedrukt papier en enveloppen op basis van wit papier.

De ontinktbaarheid ervan moet worden aangetoond.

Het bedrukte product wordt geacht in overeenstemming te zijn met de eis als alle afzonderlijke geanalyseerde parameters een positieve score hebben en de eindscore ten minste 51 is op de EPRC-scorelijst voor ontinktbaarheid, of een equivalent daarvan. Er hoeven geen ontinktbaarheidstests op enveloppen te worden uitgevoerd.

Voor enveloppen wordt binnendruk uitsluitend gebruikt voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en in enveloppen die zijn samengesteld uit papier met een gramsgewicht van minder dan 135 g/m2 of met een opaciteitsniveau van minder dan 98 %. De binnendrukoppervlakte moet minder dan 80 % van de totale binnenoppervlakte min de gelijmde oppervlakte bedragen en moet met lichte kleurtinten worden bedrukt.

Beoordeling en controle: De aanvrager of inktfabrikant verstrekt een verklaring dat aan de scorelijst voor ontinktbaarheid is voldaan overeenkomstig de richtsnoeren van de European Paper Recycling Council (EPRC). De verklaring wordt ondersteund met testresultaten betreffende de ontinktbaarheid overeenkomstig INGEDE-methode 11 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.

In het geval van enveloppen verstrekt de aanvrager een verklaring dat aan de eis is voldaan, samen met de specificaties betreffende het gewicht/m2 van het gebruikte papier overeenkomstig UNE‐EN ISO 536 of van de opaciteit overeenkomstig ISO 2471, kleur van drukinkt en % dekking van het binnendrukpatroon.

De in de bijlage bij de “Assessment of Printed Product Recyclability, Deinkability Score” vermelde druktechnologieën en materiaalcombinaties worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen.

De druktechnologieën of drukinkten moeten worden getest op de papiersoorten die in een product worden gebruikt. Het testcertificaat kan worden gebruikt voor afdrukken met dezelfde inkt op hetzelfde type substraat als de inkt ten hoogste dezelfde oppervlakte als op het geteste product bestrijkt.

Criterium 4 — Emissies

4.1.   Emissies in water afkomstig van rotatiediepdruk

De specifieke hoeveelheid Cr en Cu op het lozingspunt mag niet meer bedragen dan respectievelijk 20 mg per m2 en 200 mg per m2 van het oppervlak van de drukcilinder die in de pers wordt gebruikt.

Beoordeling en controle: Lozingen van Cr en Cu in het riool worden gecontroleerd bij rotatiediepdrukbedrijven na behandeling en vlak vóór de lozing. Ten minste elke drie maanden wordt een representatief samengesteld monster van de Cr- en Cu-lozing verzameld. Er wordt ten minste één jaarlijkse analytische test uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium om de hoeveelheid Cr en Cu in het samengestelde monster te bepalen overeenkomstig EN ISO 11885 of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie heeft aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.

Naleving van dit criterium wordt beoordeeld door de hoeveelheid Cr en Cu, zoals vastgesteld door de jaarlijkse analytische test, te delen door het cilinderoppervlak dat tijdens het drukken in de pers wordt gebruikt. Het cilinderoppervlak dat tijdens het drukken in de pers wordt gebruikt, wordt berekend door het cilinderoppervlak (= 2πrL, waarbij r de radius en L de lengte van de cilinder is) te vermenigvuldigen met het aantal drukproducties gedurende een jaar (= aantal verschillende druktaken).

4.2.   Emissies afkomstig van installaties die onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) vallen

De volgende eisen zijn van toepassing op de drukprocessen die onder de bijlagen I en VII bij Richtlijn 2010/75/EU vallen, of op gelijkwaardige drukprocessen buiten de EU die aan de specificaties van de bijlagen I en VII bij Richtlijn 2010/75/EU voldoen.

4.2 a)   Emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) en van chroom (IV) afkomstig van publicatierotatiediepdruk

Vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 2,0 % van de input aan oplosmiddelen, en de TVOS (9) in de afgassen mogen niet meer bedragen dan 16,0 mg C/Nm3.

De Cr(VI)-emissies in de lucht mogen niet meer dan 15,0 mg/ton papier bedragen. Er moet nabehandelingsapparatuur worden geïnstalleerd om de emissies in de lucht te beperken.

4.2 b)   Emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) afkomstig van heatsetrotatie-offsetdruk

De TVOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 0,03 kg VOS per kg input aan inkt; of de vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 8 % van de input aan oplosmiddelen, en de TVOS-emissies in de afgassen mogen niet meer bedragen dan 12,0 mg C/Nm3.

4.2 c)   Emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) afkomstig van flexografie en niet-publicatierotatiediepdruk

De TVOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 0,24 kg VOS per kg input aan inkt; of de vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan 9,6 % van de input aan oplosmiddelen, en de TVOS-emissies in de afgassen mogen niet meer bedragen dan 16,0 mg C/Nm3.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt gedetailleerde berekeningen en testgegevens waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, samen met bijbehorende ondersteunende documentatie.

Voor TVOS- of vluchtige VOS-emissies, naargelang het geval, wordt de massabalans van de oplosmiddelen berekend op basis van de productie gedurende twaalf maanden. De massabalans van de oplosmiddelen voldoet aan de definitie in bijlage VII, deel 7, punt 2, bij Richtlijn 2010/75/EU. In het geval van een nieuwe of herbouwde productiefaciliteit worden de berekeningen gebaseerd op ten minste drie maanden representatief in bedrijf zijn van de faciliteit.

De aanvrager of de toeleverancier van chemische stoffen verstrekt een verklaring betreffende de hoeveelheid VOS in inkten, reinigingsmiddelen, bevochtigingsmiddelen of andere soortgelijke chemische producten.

De massabalans van oplosmiddelen wordt jaarlijks uitgevoerd. Een verantwoordelijke medewerker voert een schriftelijke evaluatie uit. De evaluatie wordt op verzoek aan de bevoegde instantie verstrekt.

Voor de monitoring van de totale TVOS-emissies in de lucht in afgassen moet in het geval van een schoorsteen met een TVOC-belasting van minder dan 10 kg C/u de monitoring minstens jaarlijks worden uitgevoerd overeenkomstig EN 12619 of een gelijkwaardige norm. In het geval van een TVOC-belasting van minder dan 0,1 kg C/u (jaarlijks gemiddelde), of in het geval van een rechtstreekse, stabiele TVOC-belasting van minder dan 0,3 kg C/u, mag de monitoringfrequentie worden verminderd tot eenmaal om de drie jaar, of mag de monitoring worden vervangen door een berekening op voorwaarde dat hiermee de verstrekking van gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit wordt gewaarborgd.

Voor elke schoorsteen met een TVOC-belasting van minstens 10 kg C/u wordt er continu gemonitord overeenkomstig EN 15267‐1, EN 15267‐2, EN 15267‐3 en EN 14181. Voor de continue meting vertegenwoordigen de gegevens het dagelijks gemiddelde over de periode van één dag op basis van geldige uur- of halfuurgemiddelden.

De VOS-vernietiging in het nabehandelingssysteem (bv. thermische oxidatie, adsorptie met actieve kool) wordt minstens om de drie jaar bepaald door middel van gecombineerde metingen van de VOS-concentratie in ruw gas en in gezuiverd gas.

De meetgegevens van de afgassen worden geregistreerd en op verzoek beschikbaar gesteld aan de bevoegde instantie.

De aanvrager verstrekt een omschrijving van het geïnstalleerde systeem, samen met documentatie met betrekking tot het beheer van en toezicht op Cr(VI)-emissies. De documentatie bevat de testresultaten met betrekking tot de reductie van Cr(VI)-emissies in de lucht.

4.3.   VOS-emissie afkomstig van drukprocessen die niet onder Richtlijn 2010/75/EU vallen

De volgende eisen zijn van toepassing op de drukprocessen die niet onder bijlage I of bijlage VII, deel 2, bij Richtlijn 2010/75/EU vallen, of op gelijkwaardige drukprocessen buiten de EU die niet aan de specificaties van de bijlagen I en VII bij Richtlijn 2010/75/EU voldoen.

De TVOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, mogen niet meer bedragen dan:

4,5 kg VOS/ton papier voor vellenoffsetdruk;

1,0 kg VOS/ton papier voor digitaal drukken;

2,0 kg VOS/ton papier voor heatsetrotatie-offsetdruk;

2,5 kg VOS/ton papier voor coldsetrotatie-offsetdruk;

3,0 kg VOS/ton papier voor andere rotatiediepdruk-, flexografie-, rotatiezeefdruk-, lamineer- of lakeenheden.

In het geval van afgasbehandeling mogen de vluchtige VOS-emissies, berekend op basis van de massabalans van de oplosmiddelen, niet meer bedragen dan 10 % van de input aan oplosmiddelen en de TVOS-emissies in de afgassen niet meer dan 20 mg C/Nm3.

Vluchtige oplosmiddelen uit het droogproces van heatset-offsetdrukken, rotatiediepdruk en flexografisch drukken worden beheerd door middel van terugwinning van oplosmiddelen of thermische behandeling of een soortgelijk systeem, zoals vervanging door op water gebaseerde inkten.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een omschrijving van het geïnstalleerde systeem, samen met documentatie en testresultaten met betrekking tot het beheer van en toezicht op emissies in de lucht.

Voor TVOS- of vluchtige VOS-emissies, naargelang het geval, wordt de massabalans van de oplosmiddelen berekend op basis van de productie gedurende twaalf maanden. De massabalans van de oplosmiddelen voldoet aan de definitie in bijlage VII, deel 7, punt 2, bij Richtlijn 2010/75/EU. Voor het aandeel van de VOS-emissies in de papiermassa worden alle bedrukte oppervlakken berekend. In het geval van een nieuwe of herbouwde productiefaciliteit worden de berekeningen gebaseerd op ten minste drie maanden representatief in bedrijf zijn van de faciliteit.

Voor de monitoring van de totale TVOS-emissies in de lucht in afgassen moet in het geval van een schoorsteen met een TVOC-belasting van minder dan 10 kg C/u de monitoring minstens jaarlijks worden uitgevoerd overeenkomstig EN 12619 of een gelijkwaardige norm. In het geval van een TVOC-belasting van minder dan 0,1 kg C/u (jaarlijks gemiddelde), of in het geval van een rechtstreekse, stabiele TVOC-belasting van minder dan 0,3 kg C/u, mag de monitoringfrequentie worden verminderd tot eenmaal om de drie jaar, of mag de monitoring worden vervangen door een berekening op voorwaarde dat hiermee de verstrekking van gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit wordt gewaarborgd.

De aanvrager of de toeleverancier van chemische stoffen verstrekt een verklaring betreffende de hoeveelheid VOS in inkten, reinigingsmiddelen, bevochtigingsmiddelen of andere soortgelijke chemische producten.

Criterium 5 — Afval

5.1.   Afvalbeheersysteem

De faciliteit waar het product wordt vervaardigd, beschikt over een systeem voor de behandeling van afval, dat de genomen maatregelen om de hoeveelheid vast en vloeibaar afval, met inbegrip van afvalpapier en de restanten van inkten, reinigingsmiddelen en bevochtigingsmiddelen, zoals omschreven door de lokale of nationale regelgevende instanties, te verminderen, behandelt en documenteert.

In de aanvraag wordt het afvalbeheersysteem gedocumenteerd of toegelicht met ten minste informatie betreffende de volgende procedures:

verwerken, verzamelen, scheiden en gebruiken van recycleerbare materialen afkomstig van de afvalstroom;

terugwinning van materialen voor andere toepassingen, zoals verbranding voor processtoomopwekking of warmteopwekking of voor agrarische toepassingen;

verwerken, verzamelen, scheiden en afvoeren van gevaarlijk afval zoals omschreven door de desbetreffende regelgevende lokale en nationale instanties;

doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van de afvalproductie en de toename van hergebruik en recycling.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van naleving van dit criterium, samen met een omschrijving van de toegepaste afvalbeheerprocedures. De aanvrager verstrekt voor elke betrokken locatie een afvalbeheersplan. Indien het afvalbeheer wordt uitbesteed, verstrekt de onderaannemer eveneens een verklaring van naleving van dit criterium.

Aanvragers die in het kader van het milieubeheer- en auditsysteem van de EU (EMAS) zijn geregistreerd en/of overeenkomstig ISO 14001 zijn gecertificeerd, worden geacht aan dit criterium te hebben voldaan, indien:

1.

het afvalbeheer voor de productielocatie(s) in de EMAS-milieuverklaring van het bedrijf is gedocumenteerd, of

2.

het afvalbeheer in de ISO 14001-certificering voor de productielocatie(s) voldoende wordt behandeld.

5.2.   Papier voor recycling uit drukkerijen

Dit criterium is van toepassing op bedrukt papier. De hoeveelheid geproduceerd afvalpapier “X” mag de in de volgende tabel vermelde waarden niet overschrijden:

Drukmethode

% maximaal afvalpapier

Vellenoffset

23

Coldset, krant

10

Coldset, kettingformulieren

18

Coldset rotatie (uitgezonderd kranten)

19

Heatset rotatie

21

Rotatiediepdruk

15

Flexografisch drukken

17

Digitale druk

10

Schermdruk

23

waarbij:

X = aantal ton afvalpapier per jaar, geproduceerd tijdens het drukken (inclusief afwerkingsprocessen) van het product van bedrukt papier met milieukeur, gedeeld door het aantal ton papier per jaar dat is gekocht en gebruikt voor de productie van het product van bedrukt papier met milieukeur.

Wanneer de drukkerij de afwerkingsprocessen namens een andere drukkerij uitvoert, wordt de hoeveelheid afvalpapier die tijdens die processen wordt geproduceerd, niet meegeteld in de berekening van “X”.

Wanneer de afwerkingsprocessen worden uitbesteed aan een ander bedrijf, wordt de hoeveelheid afvalpapier die voortkomt uit het uitbestede werk, meegeteld en opgegeven bij de berekening van “X”.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een omschrijving van de berekening van de hoeveelheid afvalpapier, samen met een verklaring van de onderaannemer die het afvalpapier bij de drukkerij verzamelt. De voorwaarden van de uitbesteding en de berekening van de hoeveelheid afvalpapier die bij het afwerkingsproces is betrokken, worden verstrekt.

De periode voor de berekeningen wordt gebaseerd op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of een herbouwde productie-installatie zijn de berekeningen gebaseerd op een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd.

Indien het technisch niet mogelijk is het aantal ton afvalpapier per jaar dat wordt geproduceerd tijdens het drukken van het product van bedrukt papier met milieukeur, te berekenen, mag de aanvrager berekeningen verstrekken met betrekking tot de totale hoeveelheid papier voor recycling die jaarlijks in de drukkerij wordt geproduceerd.

5.3.   Papier voor recycling van locaties waar kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier worden geproduceerd

Dit criterium is van toepassing op kantoormateriaal van papier en draagtassen van papier. De hoeveelheid geproduceerd afvalpapier “X” mag niet meer zijn dan:

19 % voor enveloppen;

15 % voor schrijfbenodigdheden van papier, met uitzondering van agenda’s;

20 % voor agenda’s en kantoormateriaal voor archiveringsdoeleinden die aan één zijde zijn bedrukt;

30 % voor kantoormateriaal voor archiveringsdoeleinden die aan beide zijden zijn bedrukt;

11 % voor draagtassen van papier en pakpapier,

waarbij:

X = aantal ton afvalpapier per jaar, geproduceerd tijdens de productie (inclusief afwerkingsprocessen) van het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier met milieukeur, gedeeld door het aantal ton papier per jaar dat is gekocht en gebruikt voor de productie van het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier met milieukeur.

Wanneer de drukkerij de afwerkingsprocessen namens een andere drukkerij uitvoert, wordt de hoeveelheid afvalpapier die tijdens die processen wordt geproduceerd, niet meegeteld in de berekening van “X”.

Wanneer de afwerkingsprocessen worden uitbesteed aan een ander bedrijf, wordt de hoeveelheid afvalpapier die voortkomt uit het uitbestede werk, meegeteld en opgegeven bij de berekening van “X”.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een omschrijving van de berekening van de hoeveelheid afvalpapier, samen met een verklaring van de onderaannemer die het afvalpapier bij de drukkerij verzamelt. De voorwaarden van de uitbesteding en de berekening van de hoeveelheid afvalpapier die bij het afwerkingsproces is betrokken, worden verstrekt.

De periode voor de berekeningen wordt gebaseerd op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of een herbouwde productie-installatie zijn de berekeningen gebaseerd op een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd.

Indien het technisch niet mogelijk is het aantal ton afvalpapier per jaar dat wordt geproduceerd tijdens het vervaardigen van het kantoormateriaal van papier en de draagtassen van papier met milieukeur, te berekenen, mag de aanvrager berekeningen verstrekken met betrekking tot de totale hoeveelheid papier voor recycling die jaarlijks in de fabriek wordt geproduceerd.

Criterium 6 — Energieverbruik

De locatie waar het product met de EU-milieukeur wordt geproduceerd, beschikt over een energiebeheersysteem dat betrekking heeft op alle energieverbruikende apparaten (met inbegrip van machines, verlichting, airconditioning en koeling). Het energiebeheersysteem omvat maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie en informatie betreffende minstens de volgende procedures:

het opstellen en uitvoeren van een plan voor het verzamelen van energiegegevens met het oog op de vaststelling van de belangrijkste energiecijfers;

analyse van het energieverbruik, met inbegrip van een lijst van energieverbruikende systemen, processen en installaties;

vaststelling van maatregelen voor een efficiënter energiegebruik;

doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van het energieverbruik.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan voor de productielocatie, samen met een beschrijving van het energiebeheersysteem.

De overeenkomstig ISO 50001, EN 16247 of een gelijkwaardige norm/regeling gecertificeerde aanvrager wordt geacht aan deze eis te hebben voldaan.

Aanvragers die in het kader van het EMAS zijn geregistreerd, worden geacht aan deze eis te hebben voldaan indien in de EMAS-milieuverklaring is gedocumenteerd dat het energiebeheer van de productielocatie(s) onder het toepassingsgebied van EMAS valt.

De overeenkomstig ISO 14001 gecertificeerde aanvrager wordt geacht aan deze eis te hebben voldaan indien de opname van het energiebeheerplan in voldoende mate wordt behandeld in de ISO 14001-certificering voor de productielocatie.

De doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van het energieverbruik worden op jaarbasis uitgevoerd. Een verantwoordelijke medewerker voert een schriftelijke evaluatie uit. De evaluatie wordt op verzoek aan de bevoegde instantie verstrekt.

Criterium 7 — Opleiding

Alle betrokken personeelsleden die deelnemen aan de dagelijkse werkzaamheden op de productielocatie, moeten de noodzakelijke kennis verkrijgen om te waarborgen dat is voldaan aan de milieukeureisen en dat deze voortdurend worden verbeterd.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met details van het opleidingsprogramma, de inhoud ervan en informatie over welke personeelsleden welke opleiding wanneer hebben genoten. De aanvrager verstrekt aan de bevoegde instantie ook een voorbeeld van het opleidingsmateriaal.

Criterium 8 — Gebruiksgeschiktheid

Het product moet geschikt zijn voor zijn gebruiksdoel.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, samen met minstens één van de volgende ondersteunende documenten:

brief/document/verklaringen van klanten voor een specifiek product, waarin zij verklaren dat het product aan hun specificaties voldoet en goed werkt in de beoogde toepassing ervan;

gedetailleerde beschrijving van de procedure voor de behandeling van klachten van consumenten;

documentatie waaruit de kwaliteitscertificering blijkt overeenkomstig ISO-norm 9001 of een gelijkwaardige norm;

documentatie waaruit de kwaliteit van het papier blijkt, overeenkomstig de norm EN ISO/IEC 170501, die algemene criteria bevat voor de verklaring van de toeleveranciers betreffende overeenstemming met de normen.

Criterium 9 — Informatie op het product

Op de draagtassen van papier staat de volgende informatie:

“Gebruik deze draagtas meerdere malen”.

Op het product van bedrukt papier moet de volgende informatie staan:

“Gelieve oud papier met het oog op recycling in te zamelen”.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, met een afbeelding van het product waarop de vereiste informatie is vermeld.

Criterium 10 — Informatie op de EU-milieukeur

Als gebruik wordt gemaakt van het facultatieve etiket met tekstvak, dan bevat dit de volgende drie verklaringen:

lage procesemissies in lucht en water;

dit product is recycleerbaar;

hiervoor werd papier met een lage milieubelasting gebruikt.

De aanvrager moet de instructies volgen voor het juiste gebruik van het logo van de EU-milieukeur die in de richtsnoeren voor het logo van de EU-milieukeur worden gegeven:

http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat aan dit criterium is voldaan, met een afbeelding in hoge resolutie van de verpakking van het product waarop duidelijk het etiket, het registratie/licentienummer en, indien van toepassing, de verklaringen die samen met het etiket kunnen zijn afgebeeld, worden getoond.


(1)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(3)  Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie van 11 januari 2019 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor grafisch papier en de EU-milieukeurcriteria voor tissuepapier en tissueproducten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3) (PB L 15 van 17.1.2019, blz. 27).

(4)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(6)  Alleen van toepassing op gebruikte kleurstofformules, kleurstoffen, afwerkingsmiddelen en coatingmaterialen.

(7)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(9)  Totaal aan vluchtige organische koolstof, uitgedrukt als C (in lucht).


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/73


BESLUIT (EU) 2020/1804 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2020

tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor elektronische beeldschermen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8156)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

(2)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke EU-milieukeurcriteria moeten worden vastgesteld.

(3)

In Beschikking 2009/300/EG van de Commissie (2) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep “televisietoestellen” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2019/1134 van de Commissie (3) verlengd tot en met 31 december 2020.

(4)

Om voor deze productgroep beter rekening te houden met de beste praktijken op de markt en de in de tussentijd ingevoerde innovaties, is het passend voor “televisietoestellen” een nieuwe reeks criteria vast te stellen.

(5)

In het verslag over de geschiktheidscontrole van de EU-milieukeur (4) van 30 juni 2017, waarin de uitvoering van Verordening (EG) nr. 66/2010 is geëvalueerd, werd geconcludeerd dat een meer strategische aanpak voor de EU-milieukeur moet worden ontwikkeld, waaronder ook, waar van toepassing, de bundeling van nauw aan elkaar verwante productgroepen.

(6)

Overeenkomstig die conclusies en na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie wordt het passend geacht de criteria voor de productgroep “televisietoestellen” te herzien, waaronder door de uitbreiding van het toepassingsgebied tot externe computerbeeldschermen en informatiebeeldschermen die vallen onder Verordening (EU) 2019/2021 van de Commissie (5) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 van de Commissie (6). Het is het ook passend de naam van de productgroep te wijzigen in “elektronische beeldschermen” om deze uitbreiding van het toepassingsgebied weer te geven.

(7)

In het nieuwe actieplan voor een circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa (7), dat op 11 maart 2020 is goedgekeurd, is bepaald dat de eisen inzake duurzaamheid, recycleerbaarheid en gerecycleerde inhoud systematischer deel gaan uitmaken van de EU-milieukeurcriteria.

(8)

De herziene EU-milieukeurcriteria voor elektronische beeldschermen hebben specifiek tot doel het gebruik te bevorderen van producten die energie-efficiënt zijn, kunnen worden gerepareerd, gemakkelijk te ontmantelen zijn (om het gemakkelijk te maken de grondstoffen aan het einde van hun levensduur te hergebruiken), een minimumgehalte aan gerecycleerd materiaal moeten bevatten en slechts een beperkt gehalte aan gevaarlijke stoffen mogen bevatten.

(9)

De nieuwe criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie voor de productgroep moeten, rekening houdend met de innovatiecyclus voor die productgroep, tot en met 31 december 2028 geldig zijn.

(10)

Omwille van de rechtszekerheid moet Beschikking 2009/300/EG worden ingetrokken.

(11)

Er moet worden voorzien in een overgangsperiode voor producenten aan wier producten de EU-milieukeur voor televisietoestellen is toegekend op grond van de criteria die zijn vastgesteld in Beschikking 2009/300/EG, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten aan te passen teneinde te voldoen aan de nieuwe criteria en eisen. Gedurende een beperkte periode na de vaststelling van dit besluit moet aan producenten tevens worden toegestaan aanvragen in te dienen op basis van de in Beschikking 2009/300/EG vastgestelde criteria of de bij dit besluit vastgestelde nieuwe criteria. Een EU-milieukeur die is toegekend op basis van de in die beschikking uiteengezette criteria moet kunnen worden gebruikt gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop dit besluit is vastgesteld.

(12)

De in het dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De productgroep “elektronische beeldschermen” omvat televisietoestellen, beeldschermen en digitale informatiebeeldschermen.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.

“elektronisch beeldscherm”: een beeldscherm met de bijbehorende elektronica dat als primaire functie heeft visuele informatie weer te geven die afkomstig is van met een kabel verbonden of draadloze bronnen;

2.

“digitaal informatiebeeldscherm”: een elektronisch beeldscherm dat hoofdzakelijk is ontworpen om te worden bekeken door meerdere personen in een niet op desktops gebaseerde omgeving. De specificaties ervan omvatten alle onderstaande kenmerken:

a)

een uniek identificatienummer waarmee een specifiek beeldscherm kan worden bereikt;

b)

een functie om onbevoegde toegang tot beeldscherminstellingen en de weergegeven beelden te voorkomen;

c)

een netwerkaansluiting (die een kabelinterface of een draadloze interface omvat) voor het beheren, controleren of ontvangen van de weer te geven informatie van unicast- of multicastbronnen op afstand, maar niet van omroepbronnen;

d)

ontworpen om opgehangen, gemonteerd of aan een fysieke structuur bevestigd te worden zodat meerdere personen ernaar kunnen kijken;

e)

bevat geen tuner om omroepsignalen weer te geven;

3.

“monitor” of “computerbeeldscherm”: een elektronisch beeldscherm dat is bestemd om door één persoon van nabij te worden bekeken, zoals in een kantooromgeving;

4.

“televisie”: een elektronisch beeldscherm dat hoofdzakelijk is ontworpen voor de weergave en ontvangst van audiovisuele signalen en dat bestaat uit een elektronisch beeldscherm en een of meer tuners/ontvangers;

5.

“tuner/ontvanger”: een elektronisch circuit dat televisieomroepsignalen detecteert, zoals terrestrische digitale of satellietsignalen, maar geen internet unicast, en het selecteren van een televisiekanaal uit een groep netwerkkanalen vergemakkelijkt.

Artikel 3

Om in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 voor de productgroep “elektronische beeldschermen”, moet een product onder de definitie van die productgroep in artikel 1 van dit besluit vallen en moet het aan de criteria en de eisen inzake beoordeling en controle voldoen die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgelegd.

Artikel 4

De EU-milieukeurcriteria voor de productgroep “elektronische beeldschermen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2028.

Artikel 5

Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep “elektronische beeldschermen” toegekende codenummer is “022”.

Artikel 6

Besluit 2009/300/EG wordt ingetrokken.

Artikel 7

1.   Niettegenstaande artikel 6 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die behoren tot de productgroep “televisietoestellen”, zoals gedefinieerd in Beschikking 2009/300/EG, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Beschikking 2009/300/EG vastgelegde voorwaarden.

2.   Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die behoren tot de productgroep “televisietoestellen” die op of binnen twee maanden na de datum van vaststelling van dit besluit worden ingediend, mogen gebaseerd zijn op zowel de in Beschikking 2009/300/EG als de in dit besluit vastgestelde criteria. Die aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de criteria waarop ze zijn gebaseerd.

3.   Een EU-milieukeur die is toegekend op basis van een aanvraag die aan de hand van de in Beschikking 2009/300/EG vastgestelde criteria is geëvalueerd, mag worden gebruikt gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2020.

Voor de Commissie

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)  Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).

(2)  Beschikking 2009/300/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (PB L 82 van 28.3.2009, blz. 3).

(3)  Besluit (EU) 2019/1134 van de Commissie van 1 juli 2019 tot wijziging van Beschikking 2009/300/EG en Besluit (EU) 2015/2099 wat de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten en van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle betreft (PB L 179 van 3.7.2019, blz. 25).

(4)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (COM(2017) 355).

(5)  Verordening (EU) 2019/2021 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektronische beeldschermen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 241).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektronische beeldschermen en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie (PB L 315 van 5.12.2019, blz. 1).

(7)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).


BIJLAGE

EU-milieukeurcriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan elektronische beeldschermen

KADER

Doelstellingen van de criteria

De EU-milieukeurcriteria zijn gericht op de elektronische beeldschermen met de beste milieuprestaties die op de markt verkrijgbaar zijn. De criteria zijn gericht op de belangrijkste milieueffecten in de levenscyclus van deze producten en bevorderen aspecten van een circulaire economie.

De criteria hebben specifiek tot doel het gebruik te bevorderen van producten die energie-efficiënt zijn, kunnen worden gerepareerd, gemakkelijk te ontmantelen zijn (om het gemakkelijker te maken de grondstoffen aan het einde van hun levensduur te hergebruiken), een minimumgehalte aan gerecycleerd materiaal moeten hebben en slechts een beperkt gehalte aan gevaarlijke stoffen mogen bevatten.

Daartoe worden aan de hand van de criteria:

eisen gesteld wat betreft het energieverbruik en de beste beschikbare energie-efficiëntieklassen en grenswaarden voor het maximale energieverbruik in gebruiksstand;

eisen gesteld wat betreft het energiebeheer;

de producten onderscheiden waarvoor beperkt gebruik is gemaakt van gevaarlijke stoffen;

eisen gesteld om te zorgen voor een minimumgehalte aan post-consumer gerecycleerde kunststoffen;

eisen gesteld om te zorgen voor repareerbaarheid door een goed productontwerp en de beschikbaarheid van een reparatiehandleiding, reparatie-informatie en vervangingsonderdelen;

eisen gesteld om te zorgen voor een goede omgang met producten aan het einde van hun levensduur, waarbij wordt verzocht om informatie om de recycleerbaarheid te vergroten, de keuze van de materialen wordt beperkt en wordt aangestuurd op een ontwerp dat het product gemakkelijk te ontmantelen maakt;

eisen gesteld wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij wordt gekeken naar de arbeidsomstandigheden tijdens de productie en het gebruik van tin, tantaal, wolfraam en goud uit conflict- en risicogebieden.

Het belang van correct gebruik en correcte verwijdering voor het levenscycluseffect van elektronische beeldschermen wordt eveneens bestreken, dit door eisen aan gebruiksaanwijzingen en consumentenvoorlichting te stellen.

De criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan “elektronische beeldschermen” zijn als volgt:

1.

Energieverbruik

1.1.

Energiebesparing

1.2.

Energiebeheer

2.

Stoffen waarvoor beperkingen gelden

2.1.

Verboden of beperkte stoffen

2.2.

Activiteiten om de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen (F‐gassen) in de toeleveringsketen te verminderen

3.

Repareerbaarheid en handelsgarantie

4.

Omgang met producten aan het einde van hun levensduur

4.1.

Keuze van de materialen en informatie om de recycleerbaarheid te vergroten

4.2.

Ontwerp met het oog op ontmanteling en recycling

5.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

5.1.

Arbeidsomstandigheden tijdens de productie

5.2.

Gebruik van “conflictvrije” mineralen

6.

Informatiecriteria

6.1.

Informatie voor gebruikers

6.2.

Informatie op de EU-milieukeur

Beoordeling en controle: Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analyses, testrapporten of andere bewijsstukken te verstrekken waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, kunnen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz., naargelang het geval.

De bevoegde instanties baseren zich bij voorkeur op verklaringen die zijn afgegeven door instanties die volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor test- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd, en controles door instanties die zijn geaccrediteerd volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor instellingen die producten, processen en diensten certificeren.

Eventueel mogen andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles of inspecties ter plaatse uitvoeren om te controleren of aan deze criteria wordt voldaan.

Veranderingen van leverancier of productielocatie die invloed hebben op producten waaraan de EU-milieukeur is toegekend, worden aan de bevoegde instanties gemeld, vergezeld van ondersteunende informatie op grond waarvan kan worden vastgesteld of de desbetreffende producten aan de criteria blijven voldoen.

Voorwaarde is dat het elektronische beeldscherm voldoet aan alle toepasselijke wettelijke eisen van het land (de landen) waar het in de handel wordt gebracht. De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product aan deze eis voldoet.

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

1.

“automatische helderheidsregeling” (ABC): het automatische mechanisme dat, wanneer het is ingeschakeld, de helderheid van het beeldscherm regelt naargelang van het omgevingslicht dat op de voorkant van het beeldscherm valt;

2.

“standaardinstelling”: de waarde van een specifiek kenmerk zoals die in de fabriek is ingesteld en die beschikbaar is wanneer de klant het product voor het eerst gebruikt en nadat deze de fabrieksinstellingen heeft hersteld, indien het product in die mogelijkheid voorziet;

3.

“ontmantelingsstap”: een handeling die eindigt met het verwijderen van een onderdeel of een wisseling van gereedschap;

4.

“snelle start”: een versterkte reactiveringsfunctie die de overgang naar de “gebruiksstand” sneller afrondt dan de normale reactiveringsfunctie;

5.

“High Dynamic Range (HDR)”: een methode om de contrastverhouding van het beeld van een elektronisch beeldscherm te verhogen door gebruik te maken van metadata die tijdens het maken van het videomateriaal zijn gegenereerd en die door het beheercircuit van het beeldscherm worden geïnterpreteerd om een contrastverhouding en kleurweergave te produceren die door het menselijk oog als realistischer worden ervaren dan die welke door niet-HDR-compatibele beeldschermen worden bereikt;

6.

“lcd”: “liquid crystal display”, een beeldschermtechnologie op basis van vloeibare kristallen;

7.

“luminantie”: de fotometrische maat van de lichtintensiteit per oppervlakte-eenheid van licht dat zich in een bepaalde richting verplaatst, uitgedrukt in candela per vierkante meter (cd/m2). De term “helderheid” wordt vaak gebruikt om de luminantie van een beeldscherm in subjectieve termen aan te duiden;

8.

“normale configuratie” of “thuisconfiguratie” of “standaardstand” of, voor televisietoestellen, “thuisstand”: een instelling van het beeldscherm die in het menu voor de eerste opstart door de fabrikant aan de eindgebruiker wordt aanbevolen, of de fabrieksinstelling die het elektronische beeldscherm heeft voor het beoogde gebruik van het product. Deze moet de optimale kwaliteit leveren voor de eindgebruiker in een typische huishoudelijke of kantooromgeving. De normale configuratie is de toestand waarin de opgegeven waarden voor de uitstand, de stand-bystand, de netwerkgebonden stand-bystand en de gebruiksstand worden gemeten;

9.

“gebruiksstand” of “actieve stand”: een toestand waarin het elektronische beeldscherm verbonden is met een stroombron, geactiveerd is, en een of meer van zijn weergavefuncties biedt;

10.

“door eigendomsrechten beschermde gereedschappen”: gereedschappen die niet voor het grote publiek te koop zijn of waarvoor geen ter zake toepasselijke octrooien of patenten beschikbaar zijn waarvoor onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden licenties kunnen worden verleend;

11.

“recycleerbaarheid”: de mogelijkheid, op basis van bestaande werkwijzen, dat een product aan het einde van zijn levensduur wordt gerecycleerd;

12.

“vervangbare onderdelen” of “vervangingsonderdelen”: alle componenten of samenstellen die mogelijk kunnen uitvallen en/of naar verwachting zullen moeten worden vervangen binnen de levensduur van het product. Andere onderdelen met een levensduur die gewoonlijk de gemiddelde levensduur van het product overschrijdt, zijn geen vervangbare of vervangingsonderdelen;

13.

“UHD” (ultrahoge definitie): een elektronisch beeldscherm dat in staat is een UHD-signaal te ontvangen zoals gedefinieerd in Aanbeveling BT.2020 van de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU‐R) en het op het scherm weer te geven met resoluties van 3840 × 2160 (UHD‐4K) en 7680 × 4320 (UHD‐8K).

EU-MILIEUKEURCRITERIA

Criterium 1 — Energieverbruik

1.1.   Energiebesparing

a)

Elektronische beeldschermen moeten voldoen aan de specificaties van de energie-efficiëntie-index in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 voor de als volgt gespecificeerde energie-efficiëntieklassen of een betere energie-efficiëntieklasse.

Tot en met 31 maart 2021:

i)

energie-efficiëntieklasse E (F voor UHD-resoluties en hoger) voor televisietoestellen;

ii)

energie-efficiëntieklasse D (F voor UHD-resoluties en hoger) voor monitoren;

iii)

energie-efficiëntieklasse F voor digitale informatiebeeldschermen.

Na 31 maart 2021:

een van de twee hoogste energieklassen waarvoor op de datum van indiening van de aanvraag van de EU-milieukeur modellen geregistreerd staan (1) in de productendatabank (2) overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad (3) voor een specifieke resolutie en specifiek type beeldscherm (televisietoestellen, monitoren of informatiebeeldschermen).

Opmerking

:

Zodra de milieukeur is toegekend, moet de aanvrager gedurende de geldigheidsperiode van zijn vergunning ten minste elke twee jaar aantonen dat is voldaan aan de eis dat het product behoort tot een van de twee hoogste energieklassen waarvoor modellen geregistreerd staan  (1).

(b)

Het maximaal benodigde vermogen in de gebruiksstand in normale configuratie moet ≤ 64 W zijn (125 W voor digitale informatiebeeldschermen, voor UHD-resoluties en hoger).

Beoordeling en controle : Met betrekking tot eis a) dient de aanvrager een testrapport voor het elektronische beeldscherm in overeenkomstig de meetmethoden zoals vermeld in bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013. Bovendien moet op de datum van de aanvraag en gedurende de geldigheidsperiode van de vergunning ten minste elke twee jaar bewijsstukken voor de hoogste klassen worden geleverd aan de hand van de Eprel-database (met de beschikbare modellen voor de resolutie en het type beeldscherm waarvoor de milieukeur wordt aangevraagd). Met betrekking tot eis b) dient de aanvrager een testrapport voor het elektronische beeldscherm in, overeenkomstig de meetmethoden en voorwaarden zoals vermeld in bijlage III, punten 1 en 2, bij Verordening (EU) 2019/2021.

Opmerking

:

Voor beeldschermen met HDR-functionaliteit wordt de meting van het energieverbruik in de gebruiksstand om aan de eisen onder a) en b) te voldoen, uitgevoerd in de normale configuratie, in standaarddynamisch bereik (SDR).

1.2.   Energiebeheer

a)

Handmatige helderheidsregeling (Manual Brightness Control — MBC): De gebruiker van het elektronische beeldscherm kan handmatig de lichtsterkte van de achtergrondverlichting aanpassen.

b)

Automatische helderheidsregeling (Automatic Brightness Control — ABC): Elektronische beeldschermen met automatische helderheidsregeling moeten voldoen aan de in bijlage II, deel B, punt 1, bij Verordening (EU) 2019/2021 beschreven eisen om in aanmerking te komen voor een vermindering van 10 % van Pmeasured;

c)

“Snelle start”-functionaliteit: Na de inschakeling van de snelle start van het apparaat (als het apparaat deze functionaliteit ondersteunt) schakelt het apparaat ten laatste twee uur na de laatste gebruikersactiviteit automatisch naar de stand-by- of de uitstand, bij wijze van standaardinstelling.

Beoordeling en controle : De aanvrager verstrekt een verklaring waarin staat dat het apparaat is geleverd met de bovenstaande instellingen voor energiebeheer.

Met betrekking tot eis b) dient de aanvrager een testrapport voor het elektronische beeldscherm in waaruit blijkt dat aan de beschreven voorwaarden is voldaan. De toepasselijke metingen worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EU) 2019/2021.

Met betrekking tot eis c) dient de aanvrager de desbetreffende bladzijden van de productdocumentatie in.

Criterium 2 — Stoffen waarvoor beperkingen gelden

2.1.   Verboden of beperkte stoffen

De aanwezigheid in het product of in bepaalde subsystemen en componenten van stoffen die in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn vastgesteld, of van stoffen en mengsels die voldoen aan de criteria om volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) bij de gevarenklassen, gevarencategorieën en daarmee verband houdende gevarencodes in tabel 1 te worden ingedeeld, is onderworpen aan beperkingen overeenkomstig de subcriteria 2.1 a) en c). Met het oog op dit criterium zijn in tabel 1 de stoffen op de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen (SVHC) en de gevarenklassen, gevarencategorieën en daarmee verband houdende gevarencodes ingedeeld. Subcriterium 2.1 b) stelt beperkingen aan de aanwezigheid van specifieke stoffen.

Tabel 1

Indeling van stoffen die voorkomen op de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen en de gevarenklassen, gevarencategorieën en daarmee verband houdende gevarencodes

Gevaren van groep 1

Stoffen die voorkomen op de kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen (SVHC)

Kankerverwekkend, mutageen en/of giftig voor de voortplanting (CMR) in categorie 1A of 1B CMR: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df

Gevaren van groep 2

CMR categorie 2: H341, H351, H361f, H361d, H361fd, H362

Aquatische toxiciteit categorie 1: H400, H410

Acute toxiciteit categorieën 1 en 2: H300, H310, H330

Aspiratietoxiciteit categorie 1: H304

Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) categorie 1: H370, H372

Gevaren van groep 3

Aquatische toxiciteit categorieën 2, 3 en 4: H411, H412, H413

Acute toxiciteit categorie 3: H301, H311, H331, EUH070

STOT categorie 2: H371, H373

2.1 a)   Beperkingen met betrekking tot zeer zorgwekkende stoffen (SVHC)

Stoffen die voldoen aan de in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde criteria en die volgens de in artikel 59 van die verordening beschreven procedure zijn vastgesteld en die zijn opgenomen in de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen voor autorisatie, mogen niet opzettelijk aan het worden product toegevoegd in een concentratie van meer dan 0,10 % (gewichtspercent). Die beperking geldt ook voor de subsystemen in tabel 2 die deel uitmaken van het product. Geen enkele afwijking van deze eis wordt toegestaan.

Tabel 2

Subsystemen en componenten waarop criterium 2.1 a) van toepassing is

Printplaten (gedrukte schakelingen, gevulde moederborden, voedingseenheden, moduleplaten) > 10 cm2

Elektrische bedrading/kabels (samengevoegd)

Externe kabels (stroomkabels (wissel- en gelijkstroomkabels), modem- en LAN-kabel indien van toepassing, HDMI-kabel en RCA-kabel)

Externe behuizing (het omhulsel aan de achterzijde, de voorzijde (de rand) en steunen)

Externe behuizing van de afstandsbediening

Led-achtergrondverlichting (elektrische verlichtingsfittingen)

Bij het doorgeven van deze eis aan de leveranciers van de vermelde subsystemen/componenten kunnen de aanvragers de kandidaatslijst van Reach aan een eerste selectie onderwerpen aan de hand van de lijst met op te geven stoffen van IEC 62474 (6). Bij deze eerste selectie wordt uitgegaan van de waarschijnlijkheid dat stoffen in het product aanwezig zijn.

Beoordeling en controle: De aanvrager bundelt voor het product en de subsystemen in tabel 2 de verklaringen van afwezigheid van zeer zorgwekkende stoffen in concentraties op of boven het aangegeven grensniveau. Bij de verklaringen wordt uitgegaan van de meest recente versie van de kandidaatslijst van het ECHA  (7) op de datum van de indiening van de aanvraag voor de EU-milieukeur. Als bij de verklaringen wordt uitgegaan van een eerste selectie van de kandidaatslijst aan de hand van IEC 62474, wordt de voorgeselecteerde lijst die aan de leveranciers van de subsystemen werd verstrekt eveneens door de aanvrager ingediend. De gebruikte lijst met aan te geven stoffen volgens IEC 62474 vormt een afspiegeling van de meest recente versie van de kandidaatslijst.

De verklaringen kunnen ook rechtstreeks aan de bevoegde instanties worden verstrekt door een leverancier in de toeleveringsketen van de aanvrager.

2.1 b)   Beperkingen met betrekking tot specifieke stoffen

De in tabel 3 aangegeven gevaarlijke stoffen mogen niet opzettelijk worden toegevoegd aan of gevormd door de gespecificeerde subsystemen en componenten in concentraties op of boven de aangegeven grensniveaus.

Tabel 3

Beperkingen op stoffen in subsystemen en componenten

Groep van stoffen

Omvang van de beperking (stoffen en subsystemen/componenten)

Concentratiegrenzen (indien van toepassing)

i)

Metalen soldeer en contacten

Vrijstelling 8b overeenkomstig Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) met betrekking tot het gebruik van cadmium in elektrische contacten is niet toegestaan.

0,01 gewichtspercent Testmethode: CEI 62321‐5

ii)

Stabilisatoren, kleurstoffen en verontreinigingen van polymeer

Externe kabels moeten vrij zijn van de volgende als stabilisator fungerende organische tinverbindingen die zijn ingedeeld bij gevaren van groepen 1 en 2:

 

dibutyltinoxide

 

dibutyltindiacetaat

 

dibutyltindilauraat

 

dibutyltinmaleaat

 

dioctyltinoxide

 

dioctyltindilauraat

n.v.t.

De externe behuizing van het beeldscherm mag geen van de volgende kleurstoffen bevatten:

Azokleurstoffen waaruit bij ontleding kankerverwekkende aromatische amines kunnen worden gevormd die in aanhangsel 8 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden vermeld, en/of kleurstofverbindingen die in de lijst met op te geven stoffen van IEC 62474 zijn opgenomen.

n.v.t.

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) die bij gevaren van groepen 1 en 2 zijn ingedeeld, mogen niet in concentraties gelijk aan of boven de individuele en totale concentratiegrenzen aanwezig zijn in de externe oppervlakken van kunststof of van synthetisch rubber van:

Externe kabels

Externe behuizing van de afstandsbediening

Rubberen onderdelen van de afstandsbediening

Van de volgende PAK’s worden de aanwezigheid en de concentraties gecontroleerd:

PAK’s beperkt door Verordening (EG) nr. 1907/2006:

 

benzo[a]pyreen

 

benzo[e]pyreen

 

benzo[a]antraceen

 

chryseen

 

benzo[b]fluorantheen

 

benzo[j]fluorantheen

 

benzo[k]fluorantheen

 

dibenzo[a,h]antraceen

Andere PAK’s die aan beperkingen zijn onderworpen:

 

acenafteen

 

acenaftyleen

 

antraceen

 

benzo[ghi]peryleen

 

fluorantheen

 

fluoreen

 

indeno[1,2,3-cd]pyreen

 

naftaleen

 

fenantreen

 

pyreen

De individuele concentratiegrenzen voor PAK’s die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 aan beperkingen zijn onderworpen, zijn 1 mg/kg

De totale gezamenlijke concentratie voor de 18 PAK’s in de lijst mag niet meer bedragen dan 10 mg/kg

Testmethode: AfPS GS 2014:01 PAK

iii)

Biociden

Biociden met een beoogd antibacterieel effect mogen niet in externe behuizing en rubberen onderdelen van de afstandsbediening worden verwerkt.

n.v.t.

iv)

Kwik in achtergrondverlichting

Vrijstelling 3 overeenkomstig Richtlijn 2011/65/EU betreffende het gebruik van kwik in fluorescentielampen met koude kathode en fluorescentielampen met externe elektrode (CCFL en EEFL) is niet toegestaan.

n.v.t.

v)

Glasklaringsmiddelen

Bij de fabricage van glas voor lcd-schermen en schermafdekkingen mogen geen arseen en arseenverbindingen worden gebruikt.

0,0050 gewichtspercent

vi)

Kunststoffen op basis van chloor

Kunststof onderdelen > 25 g mogen geen gechloreerde polymeren bevatten.

Opmerking: In het kader van dit specifieke subcriterium wordt kunststof kabelbehuizing niet beschouwd als een “kunststof onderdeel”.

n.v.t.

vii)

Ftalaten

Diisononylftalaat (DINP) en diisodecylftalaat (DIDP) mogen niet worden gebruikt in externe stroomkabels.

n.v.t.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt verklaringen van overeenstemming en testrapporten op grond van de vereisten in tabel 3. De vereiste testrapporten zijn ten tijde van de aanvraag geldig voor het desbetreffende productiemodel en alle betrokken leveranciers. In gevallen waarin subsystemen of componenten met dezelfde technische specificaties van een aantal verschillende leveranciers worden betrokken, worden de tests in voorkomend geval op onderdelen van alle leveranciers uitgevoerd. De verklaringen/testverslagen kunnen ook rechtstreeks aan de bevoegde instanties worden verstrekt door een leverancier in de toeleveringsketen van de aanvrager.

2.1 c)   Beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld

Vlamvertragers en weekmakers waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 een van de in tabel 1 vermelde gevarenklassen, gevarencategorieën en daarmee verband houdende gevarencodes is toegekend, mogen niet opzettelijk worden toegevoegd aan in tabel 4 gedefinieerde subsystemen en componenten in of boven een concentratiegrens van 0,10 gewichtspercent.

Tabel 4

Subsystemen en componenten waarop criterium 2.1 c) van toepassing is

Onderdelen die vlamvertragers bevatten

Printplaten

Externe kabels

Externe behuizing van het beeldscherm

Onderdelen die weekmakers bevatten

Externe kabels

Interne elektrische bedrading

Externe behuizing van het beeldscherm

Vrijstellingen voor het gebruik van gevaarlijke vlamvertragers en weekmakers

Het gebruik van vlamvertragers en weekmakers die voldoen aan de criteria om in een van de gevarenklassen, gevarencategorieën en daarmee verband houdende gevarencodes in tabel 1 te worden ingedeeld, is vrijgesteld van de eisen van criterium 2 c), mits zij voldoen aan de criteria in tabel 5.

Tabel 5

Afwijkingen op de beperkingen met betrekking tot stoffen die op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld en toepasselijke voorwaarden

Soort stof/mengsel

Toepasselijkheid

Gevarenklasse, gevarencategorie en gevarenaanduiding waarvan wordt afgeweken en de voorwaarden van de afwijking

Vlamvertragers

Printplaten

Vlamvertragers die bij gevaren van groep 3 zijn ingedeeld en TBBPA (ingedeeld bij groep 2), mogen bij uitzondering worden gebruikt.

Externe kabels

Vlamvertragers en de synergist ervan die bij gevaren van groep 3 zijn ingedeeld en antimoontrioxide (Sb2O3) die bij gevaren van groep 2 zijn ingedeeld, mogen bij uitzondering worden gebruikt.

Externe behuizing van het beeldscherm

Vlamvertragers en de bijbehorende synergistische middelen die bij gevaren van groep 2 en 3 zijn ingedeeld, mogen bij uitzondering worden gebruikt.

Weekmakers

Externe kabels, interne elektrische bedrading en externe behuizing van het beeldscherm

Weekmakers die bij gevaren van groep 3 zijn ingedeeld, mogen bij uitzondering worden gebruikt.

Beoordeling en controle: De aanvrager dient een verklaring in waaruit blijkt dat aan criterium 2.1 c) wordt voldaan. De verklaring wordt onderbouwd met de lijst van vlamvertragers, weekmakers en de toevoegingen en coatings voor metaal die in de subsystemen en onderdelen uit tabel 4 worden gebruikt, vergezeld van veiligheidsinformatiebladen omtrent hun indeling of niet-indeling als gevaarlijke stof.

Voor de in tabel 5 opgenomen stoffen en mengsels waarvoor een afwijking geldt, moet de aanvrager aantonen dat aan alle voorwaarden voor afwijking is voldaan. De eventueel vereiste testrapporten zijn geldig ten tijde van de aanvraag voor een productiemodel.

De verklaringen/testverslagen kunnen ook rechtstreeks aan de bevoegde instanties worden verstrekt door een leverancier in de toeleveringsketen van de aanvrager.

2.2.   Activiteiten om de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen in de toeleveringsketen te verminderen

De aanvrager vergaart de volgende informatie van zijn leveranciers van lcd-schermen, waarmee deze aantonen zich in te zetten om de uitstoot van broeikasgassen tijdens het productieproces te verminderen, met inbegrip van de prestaties van reductiesystemen die zij hebben geïnstalleerd:

a)

een specificatie van welk van de F‐gassen wordt gebruikt en van welk van deze de uitstoot wordt verminderd;

b)

de jaarlijkse emissie-intensiteit voor F‐gassen (in kg CO2equivalent per m2 geproduceerde platte beeldschermen (glaslaag)) voor alle productielocaties voor het meest recente jaar;

c)

vermelding van de efficiëntiewinst voor vernietiging of verwijdering (destruction or removal efficiencies; DRE’s) van de geïnstalleerde reductiesystemen voor elk van de F‐gassen.

Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt de ondersteunende documentatie met de bovengenoemde informatie van zijn beeldschermleveranciers aan de bevoegde instantie. De documentatie kan ook rechtstreeks aan de bevoegde instanties worden verstrekt door een leverancier in de toeleveringsketen van de aanvrager.

Criterium 3 — Repareerbaarheid en handelsgarantie

a)

Ontwerp met het oog op reparatie:

i)

de volgende vervangbare onderdelen van elektronische beeldschermen zijn gemakkelijk toegankelijk en zijn met behulp van in de handel verkrijgbare gereedschappen te vervangen (d.w.z. met alle gereedschappen behalve door eigendomsrechten beschermde gereedschappen; bijvoorbeeld schroevendraaiers, spatels, tangen of pincetten):

schermeenheid en led-achtergrondverlichting;

steunen, en

printplaten voor voeding en besturing;

ii)

de achterkant van het elektronische beeldscherm mag niet worden vastgezet met lijmen die met warmte of chemische stoffen moeten worden verwijderd;

iii)

onderdelen van de behuizing zijn vrij van elektronische samenstellen die niet met gebruik van in de handel verkrijgbare gereedschappen kunnen worden verwijderd.

b)

Reparatiehandleiding: De aanvrager stelt duidelijke demontage- en reparatie-instructies ter beschikking (bijvoorbeeld in gedrukte of elektronische vorm of in de vorm van video’s) en maakt deze zonder extra kosten openbaar, zodat de producten zonder schade kunnen worden gedemonteerd om belangrijke componenten of onderdelen te vervangen met het oog op upgrade of reparatie.

c)

Reparatieservice/informatie: In de gebruiksaanwijzing of op de website van de fabrikant is informatie te vinden over bedrijven waar de gebruiker het elektronische beeldscherm deskundig kan laten repareren en onderhouden, inclusief contactgegevens, naargelang het geval, en de adviesprijs voor vervangingsonderdelen. Tijdens de garantieperiode waarnaar in punt e) verwezen wordt, mag dit beperkt zijn tot geautoriseerde dienstverleners van de aanvrager.

d)

Beschikbaarheid van vervangingsonderdelen: De aanvrager garandeert dat originele of achterwaarts compatibele vervangingsonderdelen (ten minste de onderdelen genoemd onder i) en de onderdelen die zijn opgenomen in bijlage II, deel D (Eisen inzake materiaalefficiëntie), punt 5, onder a) (Beschikbaarheid van reserveonderdelen) bij Verordening (EU) 2019/2021) tot ten minste acht jaar na de beëindiging van de productie van het model vrij verkrijgbaar blijven.

e)

Handelsgarantie: Onverminderd de wettelijke verplichtingen van de verkoper uit hoofde van het nationale recht inzake wettelijke en handelsgaranties biedt de aanvrager zonder extra kosten een handelsgarantie van ten minste drie jaar en waarborgt hij dat de goederen gedurende deze periode met de verkoopovereenkomst in overeenstemming zijn. In deze garantie is een serviceovereenkomst inbegrepen die consumenten als optie een ophaal- en bezorgservice biedt als geen reparatie op locatie wordt geboden.

f)

Informatie over reparatie, vervangingsonderdelen en de handelsgarantie wordt op verzoek verstrekt in formaten die toegankelijk zijn voor personen met een handicap, overeenkomstig de toegankelijkheidseisen van Richtlijn (EU) 2019/882.

Beoordeling en controle: De aanvrager bevestigt in een verklaring aan de bevoegde instantie dat het product aan deze eisen voldoet. Daarnaast dient de aanvrager de volgende documenten in:

a)

een explosietekening waarop is aangegeven hoe onderdelen van de behuizing en de onderdelen daarvan en elektrische/elektronische samenstellen in het product zijn gemonteerd;

b)

een exemplaar van de handelsgarantie;

c)

een exemplaar van de reparatiehandleiding;

d)

een exemplaar van de gebruiksaanwijzing;

e)

een openbare lijst van erkende distributeurs van vervangingsonderdelen.

Criterium 4 — Omgang met producten aan het einde van hun levensduur

4.1.   Keuze van de materialen en informatie om de recycleerbaarheid te vergroten

a)

De recycleerbaarheid van kunststoffen:

i)

delen met een gewicht van meer dan 25 g bestaan uit een enkel polymeer of een polymeermengsel of uit recycleerbare legeringen;

ii)

de aanwezigheid van verfstoffen en coatings mag geen significante effecten hebben op de bestendigheid van kunststof recyclaten die van deze componenten gemaakt zijn wanneer zij gerecycleerd worden en wanneer ze getest worden volgens ISO 180 (1) of een daaraan gelijkwaardige norm;

iii)

kunststof behuizingen mogen geen ingegoten of verlijmde metalen inzetstukken bevatten, tenzij deze met in de handel verkrijgbare gereedschappen kunnen worden verwijderd;

iv)

omhullingen, behuizingen en randen waarin vlamvertragers zijn verwerkt, moeten recycleerbaar zijn.

Opmerking (1)

:

Voor de toepassing van dit criterium wordt een significant effect gedefinieerd als gerecycleerd hars met een reductie van > 25 % in de izod-kerfslagproef overeenkomstig ISO 180.

b)

Informatie om recycling te vergemakkelijken:

1.

Kunststofonderdelen met een massa groter dan 25 g worden gemarkeerd conform ISO 11469 en ISO 1043, delen 1 en 4. Met het oog op een gemakkelijke identificatie moeten de markeringen voor de kunststofonderdelen > 100 g groot genoeg zijn en zich op een zichtbare plaats bevinden.

Voor deze eis gelden de in bijlage II, deel D, punt 2, bij Verordening (EU) 2019/2021 gespecificeerde vrijstellingen.

2.

De aanvrager stelt op een website kosteloos informatie beschikbaar over de ontmanteling en de terugwinning aan het einde van de levensduur ter beschikking van professionele marktdeelnemers in de afvalsector. Die informatie moet ten minste het volgende omvatten: a) een schema van het product waarop is aangeduid waar de kunststof componenten die vlamvertragers bevatten, zich bevinden; b) waar de componenten die de toxische of ecotoxische stoffen bevatten, zich bevinden.

c)

Het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in producten:

Het product bevat gemiddeld ten minste 10 % aan post-consumer gerecycleerde kunststoffen, gemeten in verhouding tot het totale gewichtsaandeel kunststof in het product met uitzondering van de printplaten. Als het gerecycleerde aandeel boven de 25 % ligt, mag dit in het tekstvak bij de EU-milieukeur worden vermeld (zie criterium 6 b). Producten met metalen behuizingen zijn van dit subcriterium vrijgesteld.

Beoordeling en controle : De aanvrager verstrekt een explosietekening van het elektronische beeldscherm in schriftelijke of audiovisuele vorm. Hierin worden de kunststof onderdelen van meer dan 25 gram beschreven aan de hand van hun gewicht, polymeersamenstelling en markeringen volgens ISO 11469 en ISO 1043. De afmetingen en de plaatsing van de markering worden in een afbeelding weergegeven en bij vrijstellingen wordt een technische onderbouwing verstrekt.

De aanvrager stelt de informatie die relevant is voor de ontmanteling en de terugwinning, ter beschikking van professionele marktdeelnemers, met een vermelding van de website waar deze informatie zich bevindt.

De aanvrager moet de recycleerbaarheid aantonen door aan de hand van bewijsstukken te laten zien dat de kunststoffen noch individueel noch gecombineerd de technische eigenschappen van de resulterende gerecycleerde kunststoffen zodanig aantasten dat zij niet opnieuw in elektronische producten kunnen worden gebruikt. Hiertoe kunnen behoren:

een verklaring van een ervaren recyclingbedrijf voor kunststof of een afvalverwerker met een vergunning overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad  (9);

de testresultaten van een onafhankelijk laboratorium of van een ervaren recyclingbedrijf voor kunststof;

aan collegiale toetsing onderworpen en in de industrie breed gedragen technische literatuur die van toepassing is op de EU.

Voor het gehalte aan post-consumer gerecycleerde kunststoffen verstrekt de aanvrager bewijsstukken van externe controle en zorgt hij ervoor dat de herkomst te traceren is; ten behoeve van verdere verificatie kan een certificaat van een recyclingbedrijf overeenkomstig de EuCertPlast-certificering voor kunststofrecyclers of gelijkwaardige certificering worden gebruikt.

4.2.   Ontwerp met het oog op ontmanteling en recycling

a)

Voor de volgende beoogde onderdelen, voor zover van toepassing voor het product, wordt een handmatige ontmanteling uitgevoerd door één persoon (dat wil zeggen dat niet meer dan één snap-verbinding tegelijk hoeft te worden losgemaakt) waarbij gebruik wordt gemaakt van courante, in de handel beschikbare gereedschappen (d.w.z. pincetten, schroevendraaiers, tangen en hamers zoals gedefinieerd in ISO 5742, ISO 1174, ISO 15601):

i)

printplaten > 10 cm2;

ii)

dunnefilmtransistoreenheid (TFT) > 100 cm2 en geleidende folie;

iii)

lichtgeleidende plaat van polymethylmethacrylaat (PMMA).

b)

Ten minste één van de volgende facultatieve onderdelen (indien van toepassing) moet ook handmatig uit elkaar te halen zijn met gebruikelijke, in de handel verkrijgbare gereedschappen:

i)

de led-achtergrondverlichtingen;

ii)

de magneten van de luidspreker (voor beeldschermen van 25 inch of groter);

iii)

de harde schijf (indien van toepassing, in het geval van slimme apparaten).

Beoordeling en controle: De aanvrager moet het volgende verstrekken:

Een testrapport waarin de ontmantelingshandelingen worden beschreven, met inbegrip van een gedetailleerde beschrijving van de specifieke ontmantelingsstappen, de benodigde instrumenten en de procedures, voor de onder a) vermelde componenten en de uit b) geselecteerde facultatieve componenten.

Criterium 5 — Maatschappelijk verantwoord ondernemen

5.1.   Arbeidsomstandigheden tijdens de productie

Overeenkomstig de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), het “Global Compact”-initiatief van de VN (tweede pijler), de leidende beginselen inzake het bedrijfsleven en de mensenrechten van de VN en de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de OESO toont de aanvrager op basis van een controle door een onafhankelijke partij, ondersteund met audits op locatie, aan dat de toepasselijke beginselen zoals vervat in de fundamentele verdragen van de IAO en de onderstaande aanvullende bepalingen in de assemblagefabriek voor het eindproduct worden nageleefd.

Fundamentele verdragen van de IAO:

a)

Kinderarbeid:

i)

Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973 (nr. 138)

ii)

Verdrag betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, 1999 (nr. 182)

b)

Gedwongen en verplichte arbeid:

i)

Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 (nr. 29) en Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid

ii)

Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, 1957 (nr. 105)

c)

Vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen:

i)

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948 (nr. 87)

ii)

Verdrag betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949 (nr. 98)

d)

Discriminatie:

i)

Verdrag betreffende gelijke beloning, 1951 (nr. 100)

ii)

Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958 (nr. 111)

Aanvullende bepalingen:

a)

Werktijden:

i)

Verdrag van de IAO tot beperking van de arbeidsduur in nijverheidsondernemingen, 1919 (nr. 1).

b)

Vergoeding:

i)

Verdrag van de IAO betreffende de vaststelling van minimumlonen, 1970 (nr. 131)

ii)

Leefbaar loon: De aanvrager moet ervoor zorgen dat de lonen (exclusief belastingen, bonussen, toelagen of vergoedingen voor overwerk) die voor een normale werkweek (maximaal 48 uur) worden betaald, toereikend zijn om in de basisbehoeften (huisvesting, stroom, voeding, kleding, gezondheidszorg, onderwijs, drinkwater, kinderopvang en vervoer) van werknemers en een gezin van vier mensen te voorzien en het personeel daarnaast ook nog enige vrije bestedingsruimte bieden. De implementatie dient te worden gecontroleerd aan de hand van de SA8000-richtsnoeren (10) inzake vergoeding (“Remuneration”).

c)

Gezondheid en veiligheid:

i)

Verdrag van de IAO betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid, 1990 (nr. 170)

ii)

Verdrag van de IAO betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu, 1981 (nr. 155)

Als de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen op de locatie bij wet beperkt zijn, zal het bedrijf de werknemers niet beperken in de ontwikkeling van alternatieve mechanismen om hun grieven te uiten en hun rechten op het gebied van de werkomgeving en de arbeidsvoorwaarden beschermen, en erkent het bedrijf rechtmatige werknemersverenigingen waarmee het in overleg kan treden over kwesties met betrekking tot de werkplek.

Het auditproces omvat raadpleging van externe belanghebbenden van industrieonafhankelijke organisaties rondom de productielocaties, waaronder vakbonden, maatschappelijke organisaties, niet-gouvernementele organisaties en arbeidsmarktdeskundigen. Er vindt zinvolle raadpleging plaats van ten minste twee belanghebbenden van twee verschillende subgroepen.

Gedurende de geldigheidsduur van de EU-milieukeur publiceert de aanvrager de samengevatte resultaten en belangrijkste conclusies van de audits online, zodat consumenten die daar prijs op stellen zich kunnen informeren over de prestaties van hun leverancier — met inbegrip van details over a) hoeveel schendingen van de arbeidsrechten en de normen voor gezondheid en veiligheid op het werk hebben plaatsgevonden en hoe ernstig deze waren; b) een herstelstrategie — met inbegrip van preventie per UNGP-concept (United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights — de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN), en c) beoordeling van de onderliggende oorzaken van aanhoudende schendingen, op basis van de raadpleging van de belanghebbenden — wie is geraadpleegd, welke kwesties aan de orde zijn gesteld, hoe heeft dit het plan met corrigerende maatregelen beïnvloed).

Beoordeling en controle: De aanvrager toont aan dat aan deze eisen is voldaan door voor elk model waarvoor een milieukeur wordt aangevraagd een afschrift van de meest recente versie van hun gedragscode, die in overeenstemming moet zijn met de bovengenoemde bepalingen, en ondersteunende auditverslagen met betrekking tot elke assemblagefabriek voor eindproducten te verstrekken, evenals een internetlink naar een onlinebron waar de resultaten en bevindingen gepubliceerd zijn.

Om te toetsen in hoeverre op productielocaties in de industrie sociale normen of gedragscodes worden nageleefd, worden onafhankelijke audits op locatie uitgevoerd door gekwalificeerde auditors, of, in landen die het IAO-verdrag betreffende de arbeidsinspectie (1947, nr. 81) hebben geratificeerd en waarvoor uit toezicht van de IAO is gebleken dat het nationale systeem voor arbeidsinspectie doeltreffend is en de bovengenoemde terreinen bestrijkt  (11) , door arbeidsinspecteurs die door een overheidsinstantie zijn benoemd.

Als onderbouwing worden geldige certificeringen geaccepteerd, verstrekt in het kader van programma’s of inspectieprocedures van externe partijen die, tezamen of gedeeltelijk, de naleving toetsen van de toepasselijke beginselen van de vermelde IAO-verdragen en de aanvullende voorwaarden met betrekking tot werktijden, vergoeding en gezondheid en veiligheid en raadpleging van externe belanghebbenden. Deze certificeringen mogen maximaal twaalf maanden oud zijn.

5.2.   Gebruik van “conflictvrije” mineralen

De aanvrager bevordert het verantwoord betrekken van tin, tantaal, wolfraam (inclusief de desbetreffende ertsen) en goud uit conflict- en risicogebieden door:

i)

due diligence in praktijk te brengen in de zin van het OESO-richtsnoer inzake de zorgvuldigheidsvereisten voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden, en

ii)

overeenkomstig het OESO-richtsnoer te bevorderen dat de mineralen die in componenten van het product worden gebruikt, in conflict- en risicogebieden op verantwoorde wijze worden geproduceerd en verhandeld.

Beoordeling en controle: De aanvrager verklaart dat aan deze vereisten wordt voldaan en vermeldt daarbij de volgende ondersteunende informatie:

een verslag van zijn due-diligenceactiviteiten met betrekking tot de gehele bevoorradingsketen voor de vier bedoelde mineralen. Ook documenten die dit onderbouwen, zoals conformiteitscertificaten van het desbetreffende programma van de Europese Unie, worden geaccepteerd;

een overzicht van de componenten die de desbetreffende mineralen bevatten, de leverancier(s) waarvan deze worden betrokken, en het systeem of project voor toezicht op de bevoorradingsketen waarmee de verantwoorde inkoop wordt gewaarborgd.

Criterium 6 — Informatiecriteria

6.1.   Informatie voor gebruikers

Het product moet worden verkocht met relevante informatie voor de gebruiker, waarin adviezen worden gegeven over een milieuverantwoord gebruik en de adequate verwijdering van het product.

De productverpakking en/of de documentatie bij het product bevatten contactgegevens (telefoon en/of e‐mail) en een verwijzing naar online-informatie voor consumenten die vragen hebben of behoefte aan specifiek advies met betrekking tot het gebruik of de verwijdering van het elektronische beeldscherm. Deze informatie omvat ten minste de volgende gegevens (waar van toepassing):

a)

energieverbruik: energie-efficiëntieklasse overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013; het maximaal benodigde vermogen in iedere werkingsmodus. Daarnaast wordt uitgelegd hoe de energiezuinige modus van het apparaat kan worden gebruikt en hoe de gebruiker hiermee geld bespaart op zijn energierekening;

b)

de volgende informatie wordt verstrekt over de manier waarop het stroomverbruik kan worden verminderd:

i)

door het product via de netaansluiting uit te zetten of de aan/uit-schakelaar (indien voorhanden) in de stand “uit” te zetten, wordt het energieverbruik tot (bijna) nul teruggebracht;

ii)

door het product in de stand-bystand te zetten vermindert weliswaar het energieverbruik, maar wordt toch een bepaalde hoeveelheid stroom verbruikt;

iii)

N.B.: screensavers (op computermonitoren) kunnen verhinderen dat beeldschermen die niet worden gebruikt, overschakelen naar een stand met een lager energieverbruik. Het energieverbruik kan dus worden beperkt door geen screensavers op beeldschermen te activeren;

iv)

N.B.: de “snelle start”-functionaliteit kan leiden tot meer stroomverbruik;

v)

N.B.: geïntegreerde functies, zoals een ontvanger voor digitale signalen (zoals DVB‐T) of harddiskrecorders, kunnen het stroomverbruik helpen terugdringen als een extern apparaat daardoor overbodig wordt;

c)

netwerkconnectiviteit: informatie over hoe de netwerkfuncties kunnen worden gedeactiveerd;

d)

de positie van de aan/uit-schakelaar;

e)

informatie dat een verlenging van de levensduur van het product het totale milieueffect ervan vermindert;

f)

de volgende aanwijzingen over manieren om de levensduur van het product te verlengen:

i)

duidelijke demontage- en reparatie-instructies, zodat de producten zonder schade kunnen worden gedemonteerd om belangrijke componenten of onderdelen te vervangen met het oog op reparatie;

ii)

informatie (inclusief contactgegevens, naargelang het geval) over bedrijven die voor de gebruiker professionele reparaties en onderhoud aan het product kunnen verzorgen;

g)

instructies voor de adequate verwijdering van het product via openbare milieuparken of via terugnameregelingen van de detailhandel, in overeenstemming met Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad;

h)

informatie dat het product de milieukeur van de Europese Unie heeft gekregen, met een korte verklaring wat dit inhoudt en de vermelding dat meer informatie over de EU-milieukeur te vinden is op het webadres http://www.ecolabel.eu

i)

gedrukte versies van gebruiks-/reparatieaanwijzing(en) moeten gerecycleerde inhoud bevatten en mogen geen met chloor gebleekt papier bevatten. Om middelen te besparen, moet de voorkeur worden gegeven aan onlineversies.

Beoordeling en controle: De aanvrager bevestigt in een verklaring aan de bevoegde instantie dat het product aan deze eisen voldoet en verstrekt de bevoegde instantie tevens een exemplaar van de gebruiksaanwijzing/reparatiehandleiding of een link naar de online versie ervan.

6.2.   Informatie op de EU-milieukeur

Als gebruik wordt gemaakt van het facultatieve etiket met tekstvak, dan bevat het drie van de volgende tekstelementen:

a)

hoge energie-efficiëntie;

b)

beperking van gevaarlijke stoffen;

c)

ontworpen voor eenvoudig repareren en recycleren;

d)

bevat xy % aan post-consumer gerecycleerde kunststoffen (alleen als dit meer is dan 25 % van de totale aandeel kunststof).

De aanvrager volgt de instructies voor het juiste gebruik van het logo van de EU-milieukeur die in de richtsnoeren voor het logo van de EU-milieukeur worden gegeven:

http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

Beoordeling en controle : De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, met een afbeelding in hoge resolutie van de verpakking van het product waarop duidelijk het etiket, het registratie/vergunningsnummer en, indien van toepassing, de verklaringen die samen met het etiket zijn aangebracht, zijn afgebeeld.


(1)  De twee hoogste energieklassen moeten in totaal ten minste 25 geregistreerde modellen tellen om voor een specifieke resolutie en specifiek type beeldscherm (televisietoestellen, monitoren of informatiebeeldschermen) in aanmerking te worden genomen. Indien er voor een bepaalde resolutie en een bepaald type beeldscherm niet ten minste 25 modellen geregistreerd staan, gelden voor deze specifieke resolutie en dit specifieke type beeldscherm de twee hoogste energieklassen waarvoor modellen geregistreerd staan (onafhankelijk van het aantal geregistreerde modellen).

(2)  https://ec.europa.eu/info/energy-climate-change-environment/standards-tools-and-labels/products-labelling-rules-and-requirements/energy-label-and-ecodesign/product-database_nl

(3)  Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(6)  Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC), IEC 62474: Materiaalverklaring voor producten van en voor de elektrotechnische industrie, http://std.iec.ch/iec62474

(7)  ECHA, Kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen voor autorisatie, http://www.echa.europa.eu/candidate-list-table

(8)  Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88).

(9)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(10)  Social Accountability International, Social Accountability 8000 International Standard, http://www.sa-intl.org

(11)  Zie ILO NORMLEX (http://www.ilo.org/dyn/normlex/en) en de ondersteunende richtsnoeren in het gebruikershandboek.


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/89


BESLUIT (EU) 2020/1805 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2020

tot wijziging van de Besluiten 2014/350/EU en (EU) 2016/1349 tot verlenging van de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan textielproducten en schoeisel en van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8152)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor textielproducten en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, die bij Besluit 2014/350/EU van de Commissie (2) zijn vastgesteld, zijn geldig tot en met 5 december 2020.

(2)

De milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan schoeisel en de daarmee verband houdende beoordelings- en controlevereisten die bij Besluit (EU) 2016/1349 van de Commissie (3) zijn vastgesteld, zijn geldig tot en met 5 augustus 2022.

(3)

In overeenstemming met de conclusies van de geschiktheidscontrole met betrekking tot de EU-milieukeur van 30 juni 2017 (4) heeft de Commissie samen met het Bureau voor de milieukeur van de EU de relevantie van elke productgroep beoordeeld, evenals de relevantie en geschiktheid van de huidige milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, alvorens de verlenging ervan voor te stellen. De bevindingen van deze beoordeling bevestigden dat deze productgroepen en de huidige milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle in de Besluiten 2014/350/EU en (EU) 2016/1349 relevant en geschikt zijn.

(4)

Bovendien stelt de Commissie, in overeenstemming met de conclusies van de geschiktheidscontrole van 30 juni 2017, samen met het Bureau voor de milieukeur van de EU oplossingen voor om meer synergieën tussen de productgroepen tot stand te brengen en om het gebruik van de EU-milieukeur te bevorderen, onder meer door, waar van toepassing, nauw aan elkaar verwante productgroepen te bundelen en ervoor te zorgen dat er tijdens het herzieningsproces passende aandacht wordt besteed aan de coherentie tussen de desbetreffende EU-beleidsgebieden, EU-wetgeving en wetenschappelijke inzichten.

(5)

Om de overgang naar een meer circulaire economie verder te vergemakkelijken, moeten de criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor textielproducten en schoeisel worden herzien in overeenstemming met het nieuwe actieplan voor de circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa (5). Het is daarom passend om de geldigheidsduur van de in de Besluiten 2014/350/EU en (EU) 2016/1349 vastgestelde criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur te verlengen tot dezelfde einddatum, zodat de Commissie de twee productgroepen samen kan herzien en, indien dit mogelijk wordt geacht, kan bundelen.

(6)

Om te zorgen voor de benodigde tijd om het herzieningsproces volledig af te ronden en om een betrouwbaar perspectief te bieden met het oog op continuïteit in de markt voor huidige en toekomstige vergunninghouders, zodat die de voordelen van de aan hun producten toegekende EU-milieukeur ondertussen kunnen behouden, moet de geldigheidsduur van de bestaande criteria voor textielproducten en schoeisel en van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle worden verlengd tot en met 31 december 2025.

(7)

De Besluiten 2014/350/EU en (EU) 2016/1349 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6 van Besluit 2014/350/EU wordt vervangen door:

“Artikel 6

De milieucriteria voor de productgroep “textielproducten”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2025.”.

Artikel 2

Artikel 4 van Besluit (EU) 2016/1349 wordt vervangen door:

“Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep “schoeisel”, alsmede de daarmee verband houdende beoordelings- en controlevereisten, zijn geldig tot en met 31 december 2025.”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2020.

Voor de Commissie

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Besluit 2014/350/EU van de Commissie van 5 juni 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan textielproducten (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 45).

(3)  Besluit (EU) 2016/1349 van de Commissie van 5 augustus 2016 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan schoeisel (PB L 214 van 9.8.2016, blz. 16).

(4)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (COM(2017) 355 final).

(5)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/91


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1806 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2020

betreffende de goedkeuring van het gebruik van de vrijloopfunctie bij ingeschakelde motor in personenauto’s met interne verbrandingsmotoren en in niet-extern oplaadbare hybride elektrische personenauto’s als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2013/128/EU, 2013/341/EU, 2013/451/EU, 2013/529/EU, 2014/128/EU, 2014/465/EU, 2014/806/EU, (EU) 2015/158, (EU) 2015/206, (EU) 2015/279, (EU) 2015/295, (EU) 2015/1132, (EU) 2015/2280, (EU) 2016/160, (EU) 2016/265, (EU) 2016/588, (EU) 2016/362, (EU) 2016/587, (EU) 2016/1721, (EU) 2016/1926, (EU) 2017/785, (EU) 2017/1402, (EU) 2018/1876, (EU) 2018/2079, (EU) 2019/313, (EU) 2019/314, (EU) 2020/728, (EU) 2020/1102 en (EU) 2020/1222 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (1), en met name artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 december 2018 hebben de fabrikanten Toyota Motor Europe NV/SA, Opel Automobile GmbH — PSA, FCA Italy S.p.A., Automobiles Citroën, Automobiles Peugeot, PSA Automobiles SA, Audi AG, Ford Werke GmbH, Jaguar Land Rover Ltd, Hyundai Motor Europe Technical Center GmbH, Bayerische Motoren Werke AG, Renault, Honda Motor Europe Ltd, Volkswagen AG en leverancier Robert Bosch GmbH een gezamenlijke aanvraag (“de aanvraag”) ingediend voor de goedkeuring van de vrijloopfuncties bij ingeschakelde motor en bij uitgeschakelde motor als innoverende technologie voor gebruik in door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s en niet-extern oplaadbare hybride elektrische personenauto’s (NOVC-HEV’s).

(2)

De aanvraag is beoordeeld overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2) en de “Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009 and Regulation (EU) No 510/2011” (herziene versie van juli 2018 (V2)) (3).

(3)

De aanvraag heeft betrekking op CO2-emissiebesparingen die mogelijk niet kunnen worden aangetoond aan de hand van de bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (4) voorgeschreven metingen volgens de nieuwe Europese rijcyclus (NEDC).

(4)

De vrijloopfunctie ontkoppelt de verbrandingsmotor van de aandrijving en voorkomt vertraging als gevolg van de remwerking van de motor. Daarmee wordt een langere rolafstand van het voertuig mogelijk gemaakt wanneer geen voortstuwing of een langzame snelheidvermindering nodig is. De vrijloopfunctie moet automatisch worden ingeschakeld in de overheersende rijmodus, die automatisch wordt geselecteerd wanneer de motor wordt ingeschakeld.

(5)

De aanvraag heeft betrekking op twee verschillende vrijloopfuncties: vrijloop met ingeschakelde motor en vrijloop met uitgeschakelde motor. Bij de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor blijft de verbrandingsmotor ingeschakeld tijdens de vrijloop, waarbij een zekere mate van brandstofverbruik noodzakelijk blijft om het stationaire toerental te handhaven. Bij de vrijloopfunctie met uitgeschakelde motor wordt de verbrandingsmotor uitgeschakeld tijdens de vrijloop.

(6)

Bij het bepalen van de mogelijke CO2-besparingen van de technologieën moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor het brandstofverbruik van het herstarten van de motor na de vrijloop, bij vrijloop met uitgeschakelde motor, en van de noodzaak om het motortoerental op het gewenste synchronisatietoerental te brengen, bij beide technologieën.

(7)

De Commissie kreeg in de loop van 2019, dus ruim na de indiening van de aanvraag, de beschikking over nieuwe informatie met betrekking tot het potentieel van de vrijloopfunctie om CO2-emissies te besparen. De indieners van het verzoek werden om aanvullende gegevens verzocht, die in februari 2020 beschikbaar zijn gesteld.

(8)

Wat de vrijloopfunctie met uitgeschakelde motor betreft, is het niet mogelijk geweest om op basis van de verstrekte ondersteunende gegevens het niveau van de CO2-besparingen die kunnen worden behaald, met zekerheid vast te stellen.

(9)

Met name is niet voldoende aangetoond dat de door het uitschakelen van de motor bereikte CO2-besparingen niet worden gecompenseerd door de CO2-emissies die voortvloeien uit de energie die nodig is om de motor opnieuw te starten en het motortoerental op het gewenste synchronisatietoerental te brengen.

(10)

De vrijloopfunctie met ingeschakelde motor voor gebruik in door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s als eco-innovatie met betrekking tot de NEDC-emissietest is reeds goedgekeurd bij de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/1132 (5), (EU) 2017/1402 (6) en (EU) 2018/2079 (7) van de Commissie.

(11)

Op basis van de ervaring die is opgedaan met die uitvoeringsbesluiten, alsook op basis van de bij de aanvraag gevoegde informatie, is bevredigend en overtuigend aangetoond dat de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor voor gebruik in door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s voldoet aan de criteria van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/631 en aan de in artikel 9, lid 1, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen.

(12)

Voor bepaalde NOVC-HEV’s waarvoor overeenkomstig bijlage 8 bij Reglement nr. 101 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (8) de ongecorrigeerde gemeten waarden voor brandstofverbruik en CO2-emissie mogen worden gebruikt, is aangetoond dat dezelfde voorwaarden van toepassing zijn als voor personenauto’s met verbrandingsmotor. Voor andere NOVC-HEV’s kunnen deze voorwaarden niet worden geacht van toepassing te zijn, aangezien in de aanvraag onvoldoende is aangetoond hoe de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor in dergelijke NOVC-HEV’s moeten worden bepaald.

(13)

De door de aanvragers voorgestelde testmethode voor het bepalen van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor verschilt van de bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2079 goedgekeurde methode wat betreft de manier waarop het basisvoertuig moet worden getest. Aangezien de methode het testproces vereenvoudigt en tegelijkertijd conservatievere resultaten oplevert, is het passend deze methode goed te keuren voor het bepalen van de CO2-besparingen van de desbetreffende technologie.

(14)

De fabrikanten moeten de mogelijkheid krijgen om bij een typegoedkeuringsinstantie een aanvraag in te dienen voor de certificering van CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de innoverende technologie voor zover aan de in dit besluit vastgestelde voorwaarden is voldaan. De fabrikanten moeten daarom ervoor zorgen dat de aanvraag voor certificering vergezeld gaat van een verificatierapport van een onafhankelijke en gecertificeerde instantie waarin wordt bevestigd dat de innoverende technologie voldoet aan de voorwaarden van dit besluit en dat de besparingen overeenkomstig de in dit besluit uiteengezette testmethode zijn bepaald.

(15)

De typegoedkeuringsinstantie moet nauwkeurig nagaan of aan de in dit besluit vastgestelde voorwaarden voor het certificeren van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van een innoverende technologie is voldaan. De typegoedkeuringsinstantie die een certificering verleent, moet ervoor zorgen dat alle elementen die zij voor de certificering in aanmerking heeft genomen, in een testrapport zijn geregistreerd en dat dit testrapport samen met het verificatierapport wordt bewaard en dat deze informatie op verzoek aan de Commissie ter beschikking wordt gesteld.

(16)

Om de algemene eco-innovatiecode vast te stellen die overeenkomstig de bijlagen I, III, VI en VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683 van de Commissie (9) in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumenten moet worden vermeld, moet aan de innoverende technologie een individuele code worden toegekend.

(17)

De naleving door de fabrikanten van hun specifieke emissiedoelstellingen uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 moet vanaf 2021 worden vastgesteld op basis van de CO2-emissies zoals bepaald volgens de bij Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie (10) vastgestelde wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen (WLTP). De CO2-besparingen als gevolg van de innoverende technologie die onder verwijzing naar dit besluit zijn gecertificeerd, mogen daarom alleen voor het kalenderjaar 2020 in aanmerking worden genomen bij de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de fabrikant.

(18)

Met het oog op de overstap op de WLTP is het wenselijk om dit uitvoeringsbesluit met ingang van 1 januari 2021 in te trekken, alsmede de volgende uitvoeringsbesluiten die naar in het kader van de NEDC toepasselijke voorwaarden verwijzen, d.w.z. de Uitvoeringsbesluiten 2013/128/EU (11), 2013/341/EU (12), 2013/451/EU (13), 2013/529/EU (14), 2014/128/EU (15), 2014/465/EU (16), 2014/806/EU (17), (EU) 2015/158 (18), (EU) 2015/206 (19), (EU) 2015/279 (20), (EU) 2015/295 (21), (EU) 2015/1132, (EU) 2015/2280 (22), (EU) 2016/160 (23), (EU) 2016/265 (24), (EU) 2016/588 (25), (EU) 2016/362 (26), (EU) 2016/587 (27), (EU) 2016/1721 (28), (EU) 2016/1926 (29), (EU) 2017/785 (30), (EU) 2017/1402, (EU) 2018/1876 (31), (EU) 2018/2079, (EU) 2019/313 (32), (EU) 2019/314 (33), (EU) 2020/728 (34), (EU) 2020/1102 (35) en (EU) 2020/1222 (36) van de Commissie.

(19)

Aangezien de geldigheidsduur van dit besluit beperkt is, is het passend ervoor te zorgen dat dit besluit zo spoedig mogelijk en uiterlijk zeven dagen na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treedt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Innoverende technologie

De vrijloopfunctie met ingeschakelde motor wordt goedgekeurd als innoverende technologie in de zin van artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor wordt gemonteerd voor gebruik in personenauto’s van categorie M1 die door een verbrandingsmotor worden aangedreven, of in niet-extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen van categorie M1 waarvoor overeenkomstig bijlage 8 bij Reglement nr. 101 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties de ongecorrigeerde gemeten waarden voor brandstofverbruik en CO2-emissie mogen worden gebruikt, mits de configuratie van de aandrijflijn P0 of P1 is, waarbij P0 betekent dat de elektrische machine is verbonden met de drijfriem van de motor en P1 betekent dat de elektrische machine is verbonden met de krukas van de motor;

b)

de voertuigen waarin de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor wordt gemonteerd, zijn uitgerust met automatische transmissie of manuele transmissie met geautomatiseerde koppeling;

c)

de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor wordt automatisch geactiveerd in de overheersende rijmodus van het voertuig, d.w.z. de rijmodus die altijd wordt geselecteerd wanneer de motor wordt ingeschakeld, ongeacht de bedrijfsmodus die was geselecteerd toen de motor eerder werd uitgeschakeld;

d)

het is niet mogelijk dat de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor wordt gedeactiveerd wanneer de motor zich in de overheersende rijmodus van het voertuig bevindt, noch door de bestuurder noch door externe tussenkomst;

e)

de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor is niet actief wanneer de snelheid van het voertuig minder dan 15 km/h bedraagt.

Artikel 2

Aanvraag voor certificering van CO2-besparingen

1.   Een fabrikant kan onder verwijzing naar dit besluit bij een typegoedkeuringsinstantie een aanvraag indienen voor certificering van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de overeenkomstig artikel 1 goedgekeurde technologie (“de innoverende technologie”).

2.   De fabrikant zorgt ervoor dat de aanvraag tot certificering vergezeld gaat van een verificatierapport van een onafhankelijke en gecertificeerde instantie waarin wordt bevestigd dat de technologie aan de voorwaarden van artikel 1 voldoet.

3.   Indien CO2-besparingen overeenkomstig artikel 3 zijn gecertificeerd, zorgt de fabrikant ervoor dat de gecertificeerde CO2-besparingen en de in artikel 4, lid 1, bedoelde eco-innovatiecode worden opgenomen in het conformiteitscertificaat van de desbetreffende voertuigen.

Artikel 3

Certificering van CO2-besparingen

1.   De typegoedkeuringsinstantie verzekert zich ervan dat de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de innoverende technologie volgens de in de bijlage beschreven methode zijn bepaald.

2.   De typegoedkeuringsinstantie registreert de gecertificeerde CO2-besparingen die zijn bepaald overeenkomstig lid 1, alsook de in artikel 4, lid 1, bedoelde eco-innovatiecode in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumentatie.

4.   De typegoedkeuringsinstantie registreert alle elementen die zij voor de certificering in aanmerking heeft genomen in een testrapport en bewaart dit testrapport samen met het in het in artikel 2, lid 2, bedoelde verificatierapport, en stelt deze informatie op verzoek aan de Commissie ter beschikking.

5.   De typegoedkeuringsinstantie certificeert alleen CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de innoverende technologie indien zij van oordeel is dat de technologie voldoet aan de in artikel 1 vastgestelde voorwaarden en als de bereikte CO2-besparingen minstens 1 g CO2/km bedragen, zoals gespecificeerd in artikel 9, lid 1, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011.

Artikel 4

Eco-innovatiecode

1.   Aan de bij dit besluit goedgekeurde innoverende technologie wordt eco-innovatiecode 36 toegewezen.

2.   De gecertificeerde CO2-besparingen die onder verwijzing naar die eco-innovatiecode worden geregistreerd, mogen alleen in aanmerking worden genomen voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van fabrikanten voor het kalenderjaar 2020.

Artikel 5

Intrekking

Dit uitvoeringsbesluit en de volgende uitvoeringsbesluiten worden met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken: de Uitvoeringsbesluiten 2013/128/EU, 2013/341/EU, 2013/451/EU, 2013/529/EU, 2014/128/EU, 2014/465/EU, 2014/806/EU, (EU) 2015/158, (EU) 2015/206, (EU) 2015/279, (EU) 2015/295, (EU) 2015/1132, (EU) 2015/2280, (EU) 2016/160, (EU) 2016/265, (EU) 2016/588, (EU) 2016/362, (EU) 2016/587, (EU) 2016/1721, (EU) 2016/1926, (EU) 2017/785, (EU) 2017/1402, (EU) 2018/1876, (EU) 2018/2079, (EU) 2019/313, (EU) 2019/314, (EU) 2020/728, (EU) 2020/1102 en (EU) 2020/1222.

Vanaf die datum wordt bij de berekening van de gemiddelde specifieke emissies van fabrikanten geen rekening gehouden met de CO2-besparingen die onder verwijzing naar die besluiten zijn gecertificeerd.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).

(3)  https://circabc.europa.eu/sd/a/a19b42c8-8e87-4b24-a78b-9b70760f82a9/July%202018%20Technical%20Guidelines.pdf

(4)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1132 van de Commissie van 10 juli 2015 betreffende de goedkeuring van de Porsche AG-vrijloopfunctie als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 184 van 11.7.2015, blz. 22).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1402 van de Commissie van 28 juli 2017 betreffende de goedkeuring van de BMW AG-vrijloopfunctie met stationaire motor als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 199 van 29.7.2017, blz. 14).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2079 van de Commissie van 19 december 2018 betreffende de goedkeuring van de vrijloopfunctie met stationaire motor als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 331 van 28.12.2018, blz. 225).

(8)  Reglement nr. 101 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van personenauto’s die alleen door een verbrandingsmotor worden aangedreven, en van personenauto’s die door een hybride elektrische aandrijflijn worden aangedreven, wat het meten van de kooldioxide-emissie en het brandstofverbruik en/of het meten van het elektrische-energieverbruik en de elektrische actieradius betreft, en van voertuigen van de categorieën M1 en N1 die alleen door een elektrische aandrijflijn worden aangedreven, wat het meten van het elektrische-energieverbruik en de elektrische actieradius betreft (PB L 138 van 26.5.2012, blz. 1).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/683 van de Commissie van 15 april 2020 tot uitvoering van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 163 van 26.5.2020, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).

(11)  Uitvoeringsbesluit 2013/128/EU van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de goedkeuring van het gebruik van lichtdioden in bepaalde verlichtingsfuncties van een M1-voertuig als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 14.3.2013, blz. 7).

(12)  Uitvoeringsbesluit 2013/341/EU van de Commissie van 27 juni 2013 betreffende de goedkeuring van de Valeo Efficient Generation Alternator als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 98).

(13)  Uitvoeringsbesluit 2013/451/EU van de Commissie van 10 september 2013 betreffende de goedkeuring van het inkapselsysteem voor de motorruimte van Daimler als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van nieuwe personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 242 van 11.9.2013, blz. 12).

(14)  Uitvoeringsbesluit 2013/529/EU van de Commissie van 25 oktober 2013 betreffende de goedkeuring van het Bosch-systeem voor de op navigatie gebaseerde preconditionering van de opladingstoestand van de batterij bij hybride voertuigen als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 26.10.2013, blz. 36).

(15)  Uitvoeringsbesluit 2014/128/EU van de Commissie van 10 maart 2014 betreffende de goedkeuring van de “E-Light”-dimlichtmodule met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 30).

(16)  Uitvoeringsbesluit 2014/465/EU van de Commissie van 16 juli 2014 betreffende de goedkeuring van de efficiënte alternator van DENSO als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/341/EU van de Commissie (PB L 210 van 17.7.2014, blz. 17).

(17)  Uitvoeringsbesluit 2014/806/EU van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de goedkeuring van het acculadende Webasto-zonnedak als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 332 van 19.11.2014, blz. 34).

(18)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/158 van de Commissie van 30 januari 2015 betreffende de goedkeuring van twee hoogrendementsalternatoren van Robert Bosch GmbH als innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 26 van 31.1.2015, blz. 31).

(19)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/206 van de Commissie van 9 februari 2015 betreffende de goedkeuring van de efficiënte buitenlichten met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 33 van 10.2.2015, blz. 52).

(20)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/279 van de Commissie van 19 februari 2015 betreffende de goedkeuring van het acculadende Asola-zonnedak als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s in de zin van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 47 van 20.2.2015, blz. 26).

(21)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/295 van de Commissie van 24 februari 2015 betreffende de goedkeuring van de efficiënte alternator MELCO GXi als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 53 van 25.2.2015, blz. 11).

(22)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2280 van de Commissie van 7 december 2015 betreffende de goedkeuring van de efficiënte alternator van DENSO als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 322 van 8.12.2015, blz. 64).

(23)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/160 van de Commissie van 5 februari 2016 betreffende de goedkeuring van de efficiënte buitenverlichting met lichtdioden van Toyota Motor Europe als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 31 van 6.2.2016, blz. 70).

(24)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/265 van de Commissie van 25 februari 2016 betreffende de goedkeuring van de motorgenerator van MELCO als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 50 van 26.2.2016, blz. 30).

(25)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/588 van de Commissie van 14 april 2016 betreffende de goedkeuring van efficiënte alternatoren van 12 V als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 16.4.2016, blz. 25).

(26)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/362 van de Commissie van 11 maart 2016 betreffende de goedkeuring van het enthalpiereservoir van MAHLE Behr GmbH & Co. KG als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 67 van 12.3.2016, blz. 59).

(27)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/587 van de Commissie van 14 april 2016 betreffende de goedkeuring van de in efficiënte buitenverlichting van voertuigen met behulp van lichtdioden toegepaste technologie als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 16.4.2016, blz. 17).

(28)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1721 van de Commissie van 26 september 2016 betreffende de goedkeuring van de efficiënte buitenverlichting met lichtdioden van Toyota voor gebruik in niet-extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen van Toyota als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 259 van 27.9.2016, blz. 71).

(29)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1926 van de Commissie van 3 november 2016 tot goedkeuring van het acculadende fotovoltaïsche dak als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 18).

(30)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/785 van de Commissie van 5 mei 2017 betreffende de goedkeuring van efficiënte motor-generatoren van 12 V voor gebruik in conventionele door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 118 van 6.5.2017, blz. 20).

(31)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1876 van de Commissie van 29 november 2018 betreffende de goedkeuring van de in efficiënte alternatoren van 12 V gebruikte technologie voor conventionele door een verbrandingsmotor aangedreven lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 306 van 30.11.2018, blz. 53).

(32)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/313 van de Commissie van 21 februari 2019 betreffende de goedkeuring van de in de hoogefficiënte motor-generator van 48 V (BRM) met 48V/12V-gelijkstroomomzetter van SEG Automotive Germany GmbH gebruikte technologie voor conventionele door een verbrandingsmotor aangedreven lichte bedrijfsvoertuigen en bepaalde hybride lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 51 van 22.2.2019, blz. 31).

(33)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/314 van de Commissie van 21 februari 2019 betreffende de goedkeuring van de in de hoogefficiënte motor-generator van 48 V (BRM) met 48V/12V-gelijkstroomomzetter van SEG Automotive Germany GmbH gebruikte technologie voor conventionele door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s en bepaalde hybride personenauto’s als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 51 van 22.2.2019, blz. 42).

(34)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/728 van de Commissie van 29 mei 2020 betreffende de goedkeuring van de in motor-generatoren van 12 V gebruikte efficiënte generatorfunctie voor gebruik in bepaalde personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 170 van 2.6.2020, blz. 21).

(35)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1102 van de Commissie van 24 juli 2020 betreffende de goedkeuring van de in een efficiënte motorgenerator van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter gebruikte technologie voor door een conventionele verbrandingsmotor aangedreven en bepaalde hybride elektrische personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad en onder verwijzing naar de nieuwe Europese rijcyclus (NEDC) (PB L 241 van 27.7.2020, blz. 38).

(36)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1222 van de Commissie van 24 augustus 2020 betreffende de goedkeuring van efficiënte buitenverlichting van voertuigen met behulp van lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van door een verbrandingsmotor aangedreven lichte bedrijfsvoertuigen wat de NEDC-omstandigheden uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad betreft (PB L 279 van 27.8.2020, blz. 5).


BIJLAGE

METHODE VOOR HET BEPALEN VAN DE CO2-BESPARINGEN VAN DE VRIJLOOPFUNCTIE MET INGESCHAKELDE MOTOR VOOR VOERTUIGEN MET VERBRANDINGSMOTOR EN BEPAALDE NIET-EXTERN OPLAADBARE HYBRIDE ELEKTRISCHE VOERTUIGEN

1.   SYMBOLEN, EENHEDEN EN PARAMETERS

Latijnse symbolen

CO2

— koolstofdioxide

Image 1

— CO2-besparingen [g CO2/km]

idle_corr

— correctiefactor voor stationair brandstofverbruik

BMC

— CO2-emissies van het basisvoertuig tijdens de met vrijloop overeenstemmende manoeuvres onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km]

Image 2

— CO2-emissies van het basisvoertuig tijdens de met de i-e vrijloop overeenstemmende manoeuvres onder gewijzigde testomstandigheden[g CO2/km]

Image 3

— CO2-emissies van het basisvoertuig bij constante snelheid k (d.w.z. 32, 35, 50, 70, 120 km/h) tijdens de i-e periode van constante snelheid [g CO2/km]

Image 4

— CO2-emissies van het basisvoertuig tijdens de i-e overrunfase onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km]

Image 5

— CO2-emissies van het basisvoertuig tijdens de i-e overrunfase onder gewijzigde testomstandigheden vanwege het laadniveau van de batterij[g CO2/km]

Image 6

— tijdens de i-e overrun afgelegde afstand [km]

Image 7

— tijdens de i-e vrijloop afgelegde afstand [km]

ECE

— elementaire rijcyclus in de stad (onderdeel van de NEDC)

EMC

— CO2-emissies van het eco-innovatieve voertuig onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km]

Image 8

— CO2-emissies tijdens de i-e stationaire fase [g CO2/km]

Image 9

— CO2-emissies door synchronisatie van de motor tijdens de i-e vrijloop [g CO2/km]

Image 10

— gemeten brandstofverbruik in constante-snelheidsfase k (d.w.z. 32, 35, 50, 70,120 km/h) [g/s]

EUDC

— rijcyclus buiten de stad (onderdeel van de NEDC)

fstandstill

— gemeten stationair brandstofverbruik tijdens stilstand van het voertuig [g/s]

fuel_dens

— brandstofdichtheid [kg/km3]

facc

— brandstofverbruik bij het versnellen van de motor, van het toerental bij stationair draaien tot het transmissietoerental [l]

Image 11

— rijweerstand in “neutraal”, gemeten onder WLTP-omstandigheden voor automatische en manuele transmissie [N] (punt 3.2)

Image 12

— rijweerstand tijdens “overrun”, gemeten onder WLTP-omstandigheden voor automatische transmissie [N] (punt 4.1)

Image 13

— rijweerstand tijdens “overrun”, beoordeeld onder NEDC-omstandigheden [N] (punt 4.1)

Image 14

— rijweerstand in NEDC zoals omgezet uit WLTP-omstandigheden in neutraal [N]

Image 15

— rijweerstand onder WLTP-omstandigheden met de x-e versnelling ingeschakeld voor manuele transmissie [N]

Ieng

— traagheidsmoment van de motor (motorspecifiek) [kgm2]

Image 16

— gemeten vermogen van de primaire batterij tijdens de i-e overrun [W]

Image 17

— gemeten vermogen van de secundaire batterij tijdens de i-e overrun [W]

RDCRW

— relatieve vrijloopafstand onder reële rijomstandigheden, gedefinieerd als de afstand die bij geactiveerde vrijloop is afgelegd, gedeeld door de totale rijafstandper rit [%]

RCDmNEDC

— relatieve vrijloopafstand onder gewijzigde testomstandigheden, gedefinieerd als de afstand die bij geactiveerde vrijloop is afgelegd, gedeeld door de totale rijafstandvan de mNEDC [%]

UF

— gebruiksfactor voor de vrijlooptechnologie, gedefinieerd als

Image 18

Image 19

— onzekerheid van de CO2-besparingen [g CO2/km]

Image 20

— standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde van de CO2-emissies van het eco-innovatieve voertuig onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km]

SUF

— standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde van de gebruiksfactor

Image 21

— motorweerstandstijd van de i-e overrun [h]

Image 22

— duur van de i-e vrijloop [s]

Image 23

— minimumtijd voor constante-snelheidsfasen na acceleratie of vrijloopvertraging [s]

Image 24

— minimumtijd na elke vrijloopvertraging tot stilstand of constante-snelheidsfase [s]

Image 25

— wrijvingskoppel van de motor (motorspecifiek) [Nm]

vmin

— minimumsnelheid voor vrijloop [km/h]

vmax

— maximumsnelheid voor vrijloop [km/h]

Image 26

— constante rijsnelheid k (d.w.z. 32, 35, 50, 70,120 km/h) tijdens de i-e periode van constante snelheid [km/h]

Griekse symbolen

ηDCDC

— efficiëntie van de DC/DC-omzetter, die is vastgesteld op 0,92

ηbat_discharge

— efficiëntie van de ontlading van de batterij, die is vastgesteld op 0,94

ηalternator

— efficiëntie van de alternator, die is vastgesteld op 0,67

ΔRESdrag

— verschil tussen de rijweerstand in de “neutrale” stand van de versnelling, tijdens “overrun” en gemeten onder WLTP-omstandigheden [N]

Image 27

— delta vermogen als gevolg van WLTP-rijweerstandsinstellingen voor de dynamometer die optreedt bij de i-e periode van constante snelheid [W]

Image 28

— verschil in rijweerstand van het voertuig tussen WLTP en NEDC bij de i-e periode van constante snelheid [N]

Δtacc

— benodigde tijd voor het versnellen van de motor, van het toerental bij stationair draaien tot het synchronisatietoerental [l]

Δγacc

— delta omwentelingshoek [rad]

Δωacc

— delta motortoerental (van stationair toerental ωidle tot het synchronisatietoerental ωsync) [rad/s]

2.   TESTVOERTUIGEN

De testvoertuigen moeten voldoen aan de volgende specificaties:

a)

eco-innovatief voertuig: een voertuig dat is uitgerust met de innovatieve technologie, die actief is in de standaard- of overheersende rijmodus. Dat is de rijmodus die altijd wordt geselecteerd wanneer het voertuig wordt ingeschakeld, ongeacht welke modus was geselecteerd toen het voertuig eerder werd uitgeschakeld. De vrijloopfunctie met ingeschakelde motor mag niet worden gedeactiveerd door de bestuurder in de overheersende rijmodus;

b)

basisvoertuig: een voertuig dat in alle opzichten identiek is aan het eco-innovatieve voertuig, met uitzondering van de innoverende technologie, die hetzij niet is geïnstalleerd, hetzij is gedeactiveerd in de standaard- of de overheersende rijmodus; Het geteste basisvoertuig mag het eco-innovatieve voertuig zijn op voorwaarde dat vóór de vertragingen de rem kort wordt geactiveerd ter voorkoming van de vrijloop die zich normaal gesproken zou voordoen als gevolg van de in het eco-innovatieve voertuig gemonteerde vrijloopfunctie, aangezien de activatie van de vrijloopfunctie in principe kan worden verhinderd door het rempedaal in te drukken voordat de vertraging optreedt. De activering van de rem verhindert de vrijloopfunctie tijdelijk tot aan de volgende rijperiode.

3.   BEPALING VAN DE GEWIJZIGDE TESTOMSTANDIGHEDEN

Het bepalen van de gewijzigde testomstandigheden omvat de volgende stappen:

1.

definitie van de wegbelastingen;

2.

definitie van de curve van de uitlooptijd in de vrijloopmodus met ingeschakelde motor;

3.

opstelling van het gewijzigde NEDC-snelheidsprofiel (mNEDC);

4.

met vrijloop overeenstemmende manoeuvres voor het basisvoertuig.

3.1.   Definitie van de wegbelastingen

De wegbelastingen van het basisvoertuig en het eco-innovatieve voertuig worden bepaald volgens de procedure van bijlage XXI, subbijlage 4, bij Verordening (EU) 2017/1151 en omgezet in NEDC-wegbelastingen voor de voertuigen H en L overeenkomstig bijlage I, punt 2.3.8, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153 van de Commissie (1).

3.2.   Definitie van de curve van de uitlooptijd in de vrijloopmodus met ingeschakelde motor

De curve van de uitlooptijd in de vrijloopmodus met ingeschakelde motor wordt gedefinieerd als de curve van de uitlooptijd met de versnelling in de stand “neutraal”, zoals bepaald tijdens de typegoedkeuringsprocedure overeenkomstig bijlage XXI, subbijlage 4, bij Verordening (EU) 2017/1151 en gecorrigeerd naar de overeenkomstige NEDC-uitloopcurve overeenkomstig bijlage I, punt 2.3.8, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153.

3.3.   Opstelling van het gewijzigde NEDC-snelheidsprofiel (mNEDC)

Het snelheidsprofiel van de mNEDC wordt opgesteld volgens de onderstaande regels:

a)

de testsequentie bestaat uit een stadscyclus die is opgebouwd uit vier elementaire stadscycli en een cyclus buiten de stad;

b)

alle acceleratiefasen komen overeen met het NEDC-snelheidsprofiel;

c)

alle constante-snelheidsniveaus komen overeen met het NEDC-snelheidsprofiel;

d)

de snelheid- en tijdtoleranties moeten in overeenstemming zijn met bijlage 7, punt 1.4, bij VN/ECE-Reglement nr. 101;

e)

de afwijking van het NEDC-profiel wordt tot een minimum beperkt en de totale afstand is in overeenstemming met de voor de NEDC gespecificeerde toleranties;

f)

de afstand aan het einde van elke vertragingsfase van het mNEDC-profiel moet gelijk zijn aan de afstand aan het einde van de overeenkomstige vertragingsfase van het NEDC-profiel;

g)

tijdens vrijloopfasen is de verbrandingsmotor ontkoppeld en is geen actieve correctie van het snelheidsverloop van het voertuig toegestaan;

h)

minimumsnelheid voor de vrijloopfunctie vmin: De vrijloopmodus moet bij de minimumsnelheid voor de vrijloop (15 km/h) worden gedeactiveerd door op het rempedaal te drukken;

i)

in technisch verantwoorde gevallen en met instemming van de typegoedkeuringsinstantie mag de fabrikant voor snelheid vmin een hogere snelheid dan 15 km/h kiezen;

j)

minimumtijd tot volledige stilstand: de minimumtijd na elke vrijloopvertraging tot stilstand of een constante-snelheidsfase is 2 seconden;

k)

minimumtijd voor constante-snelheidsfasen: de minimumtijd voor constante-snelheidsfasen na acceleratie of vrijloopvertraging is 2 seconden. Deze waarde kan om technische redenen worden verhoogd en moet in het testrapport worden vermeld;

l)

de vrijloopmodus kan worden geactiveerd als de snelheid lager is dan de maximumsnelheid van de testcyclus, d.w.z. 120 km/h.

3.3.1.   Opstellen van het schakelprofiel voor voertuigen met een handgeschakelde versnellingsbak

Voor voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak worden de tabellen 1 en 2 in bijlage 4a bij VN/ECE-Reglement nr. 83 aangepast op basis van het volgende:

1.

de selectie van de versnelling tijdens de acceleratie van het voertuig is zoals gedefinieerd voor de NEDC;

2.

het tijdschema voor het terugschakelen van de aangepaste NEDC verschilt van dat van de NEDC om terugschakelingen te voorkomen tijdens de vrijloopfasen (bv. vooruitlopend op vertragingsfasen).

De vooraf bepaalde schakelpunten voor het ECE- en EUDC-deel van de NEDC, zoals beschreven in tabel 1 en tabel 2 van bijlage 4a bij VN/ECE-Reglement nr. 83, worden gewijzigd overeenkomstig onderstaande tabellen 1 en 2.

Tabel 1

Handeling

Fase

Versnelling (m/s2)

Snelheid (km/h)

Duur van elke

Gecumuleerde tijd (s)

Te gebruiken versnelling

handeling (s)

fase (s)

Stationair draaien

1

0

0

11

11

11

6 s PM + 5 s K1(1)

Accelereren

2

1,04

0-15

4

4

15

1

Constante snelheid

3

0

15

9

8

23

1

Vertragen

4

– 0,69

15-10

2

5

25

1

Vertragen, ontkoppeld

 

– 0,92

10-0

3

 

28

K1(1)

Stationair draaien

5

0

0

21

21

49

16 s PM + 5 s K 1(1)

Accelereren

6

0,83

0-15

5

12

54

1

Schakelen

 

 

15

2

 

56

 

Accelereren

0,94

15-32

5

61

2

Constante snelheid

7

0

32

tconst1

tconst1

61+tconst1

2

Vertragen

8

uitloop

[32-dv1]

Δtcd1

Δtcd1 + 8 -Δt1 + 3

61+tconst1+Δtcd1

2

Vertragen

 

– 0,75

[32-dv1]-10

8-Δt1

 

69+tconst1+Δtcd1-Δt1

2

Vertragen, ontkoppeld

 

– 0,92

10-0

3

72+tconst1+Δtcd1-Δt1

K 2(1)

Stationair draaien

9

0

0

21-Δt1

 

117

16s-Δt1PM+5sK1(1)

Accelereren

10

0,83

0-15

5

26

122

1

Schakelen

 

 

15

2

 

124

 

Accelereren

0,62

15-35

9

133

2

Schakelen

 

35

2

135

 

Accelereren

0,52

35-50

8

143

3

Constante snelheid

11

0

50

tconst2

tconst2

tconst2

3

Vertragen

 

uitloop

[50-dv2]

Δtcd2

Δtcd2

tconst2+Δtcd2

3

Vertragen

12

– 0,52

[50-dv2]-35

8-Δt2

8-Δt2

tconst2+Δtcd2+8-Δt2

3

Constante snelheid

13

0

35

tconst3

tconst3

tconst2+Δtcd2+8-Δt2+tconst3

3

Schakelen

14

 

35

2

12+Δtcd3-Δt3

tconst2+Δtcd2+10-Δt2+tconst3

 

Vertragen

 

uitloop

[35-dv3]

Δtcd3

 

tconst2+Δtcd2+10-Δt2+tconst3+Δtcd3

2

Vertragen

– 0,99

[35- dv3]-10

7-Δt3

tconst2+Δtcd2+17-Δt2+tconst3+Δtcd3-Δt3

2

Vertragen, ontkoppeld

– 0,92

10-0

3

tconst2+Δtcd2+20-Δt2+tconst3+Δtcd3-Δt3

K2(1)

Stationair draaien

15

0

0

7-Δt3

7-Δt3

tconst2+Δtcd2+27-Δt2+tconst3+Δtcd3-2*Δt3

7s-Δt3PM(1)


Tabel 2

Nr. van handeling

Handeling

Fase

Versnelling (m/s2)

Snelheid (km/h)

Duur van elke

Cumulatieve tijd (s)

Te gebruiken versnelling

handeling (s)

fase (s)

1

Stationair draaien

1

0

0

20

20

 

K1  (2)

2

Accelereren

2

0,83

0-15

5

41

 

1

3

Schakelen

 

15

2

 

4

Accelereren

0,62

15-35

9

 

2

5

Schakelen

 

35

2

 

6

Accelereren

0,52

35-50

8

 

3

7

Schakelen

 

50

2

 

8

Accelereren

0,43

50-70

13

 

4

9

Constante snelheid

3

0

70

tconst4

tconst4

 

5

9’

Vertragen

3’

uitloop

70-dv4  (*2)

Δtcd4

Δtcd4

 

5

10

Vertragen

4

uitloop,  (*1)-0,69

dv4  (*2)-50

8-Δtcd4

8-Δtcd4

 

4

11

Constante snelheid

5

0

50

69

69

 

4

12

Accelereren

6

0,43

50-70

13

13

 

4

13

Constante snelheid

7

0

70

50

50

 

5

14

Accelereren

8

0,24

70-100

35

35

 

5

15

Constante snelheid (3)

9

0

100

30

30

 

5 (3)

16

Accelereren (3)

10

0,28

100-120

20

20

 

5 (3)

17

Constante snelheid (3)

11

0

120

tconst5

tconst5

 

5 (3)

17’

Vertragen (3)

 

uitloop

[120-dv5]

Δtcd5

Δtcd5

 

5 (3)

18-einde

Indien dv5 ≥ 80

 

Vertragen (3)

12

– 0,69

[120-dv5]-80

16-Δt5

34-Δt5

 

5 (3)

Vertragen (3)

 

– 1,04

80-50

8

 

 

5 (3)

Vertragen, ontkoppeld

1,39

50-0

10

 

K5  (2)

Stationair draaien

13

0

0

20-Δt5

20-Δt5

 

PM (2)

Indien 50 < dv5 < 80

 

Vertragen (3)

 

– 1,04

[120-dv5]-50

8-Δt5

18-Δt5

 

5 (3)

Vertragen, ontkoppeld

1,39

50-0

10

 

 

K5  (2)

Stationair draaien

13

0

0

20-Δt5

20-Δt5

 

PM (2)

Indien dv5 ≤ 50

 

 

 

 

 

 

 

Vertragen, ontkoppeld

 

1,39

[120-dv5]

10-Δt5

10-Δt5

 

K5  (2)

Stationair draaien

13

0

0

20-Δt5

20-Δt5

 

PM (2)

Voor de definitie van de termen in tabel 1 en tabel 2, zie VN/ECE-Reglement nr. 83.

Bij voertuigen met manuele transmissie moet de vrijloop tijdens de vertraging van 70 tot 50 km/h worden onderbroken, aangezien van de 5e naar de 4e versnelling moet worden geschakeld De schakeling onderbreekt de vrijloop en het voertuig volgt dezelfde vooraf bepaalde vertraging als in de NEDC, totdat het voertuig 50 km/h bereikt. In dit geval wordt alleen de vrijloopfase voor de onderbreking in aanmerking genomen bij de berekening van de CO2-besparingen als gevolg van de toepassing van de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor.

3.4.   Met vrijloop overeenstemmende manoeuvres van het basisvoertuig

Voor elke vrijloop die in de mNEDC voor het eco-innovatieve voertuig wordt vastgesteld, wordt een overeenkomstig manoeuvre voor het basisvoertuig bepaald. Deze manoeuvres moeten bestaan uit een constante-snelheidsfase gevolgd door een vertragingsfase met de motor in overruntoestand (d.w.z. de motordraaiing wordt veroorzaakt door de beweging van het voertuig, het gaspedaal wordt losgelaten en er wordt geen brandstof geïnjecteerd), zonder remmen, en zij moeten voldoen aan de toerentaltoleranties en afstanden van de vrijloopmanoeuvres zoals gedefinieerd in VN/ECE-Reglement nr. 83. Tijdens deze manoeuvres moet de versnellingsbak worden ingeschakeld in geval van automatische transmissie of moet de snelheidsspecifieke versnelling worden ingeschakeld zoals beschreven in punt 3.3.1 in geval van manuele transmissie.

Image 29
Figuur 1 Vrijloop (blauwe lijn) van eco-innovatief voertuig en met vrijloop overeenstemmend manoeuvre (rode lijn) van basisvoertuig

Om te voldoen aan punt 3.3, a) tot en met l), moet voor de NEDC en de mNEDC dezelfde afstand worden afgelegd. Aangezien de door het basisvoertuig tijdens de overrun afgelegde afstand korter is dan de afstand die tijdens vrijloop door het eco-innovatieve voertuig wordt afgelegd, vanwege de hogere vertragingssnelheid van het basisvoertuig, wordt het verschil in de afstand die door het basisvoertuig moet worden afgelegd, aangevuld met fasen van het rijden met constante snelheid, waarbij de snelheid van het basisvoertuig bij het begin van de vrijloop vóór de overrunfasen de constante snelheid is. Indien de eindsnelheid van de vrijloopmanoeuvre niet nul is, moeten de extra afstanden (Δs) worden bereikt in twee secties bij beginsnelheid respectievelijk eindsnelheid.

Om duur van het rijden met constante snelheid vóór het begin van de vrijloop

Image 30
en na het einde van de vrijloop
Image 31
te bepalen, wordt het volgende systeem van lineaire vergelijkingen (formule 1) gebruikt:

formule 1

Image 32
formule 1

waarbij

Δs:

de extra afstand die met constante snelheid wordt afgelegd door het basisvoertuig in vergelijking met het eco-innovatieve voertuig [m]

Δt:

de duur van de extra afstand die met constante snelheid wordt afgelegd door het basisvoertuig in vergelijking met het eco-innovatieve voertuig [s]

scoast:

de afstand die tijdens vrijloop door het eco-innovatieve voertuig wordt afgelegd [m]

sdrag:

de afstand die tijdens de overrun door het basisvoertuig wordt afgelegd [m]

vstart:

de snelheid aan het begin van de manoeuvre (vrijloop of overrun) [m/s]

vend:

de snelheid aan het eind van de manoeuvre (vrijloop of overrun) [m/s]

Image 33

:

het tijdstip waarop de overrun begint [s]

Image 34

:

het tijdstip waarop de overrun eindigt [s]

tcoast:

de duur van de vrijloop [s]

tdrag:

de duur van de overrun [s]

4.   BEPALING VAN DE AANVULLENDE PARAMETERS

Onmiddellijk na de WLTP-test van type I worden de volgende tests uitgevoerd om de in de testmethode vereiste aanvullende parameters vast te stellen:

uitloop in overrunmodus (voor het basisvoertuig) om de rijweerstand tijdens de overrunfasen te meten (punt 4.1);

test met constante snelheid (voor het basisvoertuig) om het brandstofverbruik bij constante snelheid te meten. De test wordt gebaseerd op een specifieke testcyclus die bestaat uit segmenten met constante snelheid bij 120, 70, 50, 35 en 32 km/h (punt 4.2);

test bij stationair draaien (voor het eco-innovatieve voertuig) om het stationaire brandstofverbruik te meten (punt 4.3);

bepaling van de energie voor de synchronisatie van de motor (punt 4.4).

4.1.   Uitloop in overrunmodus (basisvoertuig)

Om de rijweerstand in overrunmodus te meten, moet een uitloop met ingeschakelde versnellingsbak worden uitgevoerd (zie figuur 2). De test moet ten minste driemaal worden herhaald en tijdens de typegoedkeuring na de WLTP-test van type I worden uitgevoerd met een tijdsverschil van maximaal 15 minuten. De curve van de uitlooptijd wordt ten minste driemaal op rij geregistreerd.

4.1.1.   Automatische transmissie

Het voertuig kan zelf versnellen of door de dynamometer worden versneld tot een snelheid van ten minste 130 km/h.

Tijdens elke uitloop moeten de rijweerstandskrachten, de generatorstroom en de batterijstroom van alle batterijen worden gemeten met stappen van maximaal 10 km/h.

Image 35
Figuur 2 Uitloop met versnellingsbak in positie D op de voertuigdynamometer voor het basisvoertuig (minimum 3×)

De rijweerstand in de overrunmodus wordt van WLTP-instellingen omgezet naar NEDC-instellingen volgens formule 2:

formule 2

Image 36
formule 2

Image 37

waarbij

ΔRESdrag:

het verschil tussen de rijweerstand in overruntoestand en in neutraal, gemeten onder WLTP-omstandigheden [N];

Image 38

:

de overeenkomstig punt 3.2 gemeten rijweerstand [N]

Image 39

:

de rijweerstand in overruntoestand, gemeten onder WLTP-omstandigheden [N]

Image 40

:

de rijweerstand in NEDC zoals omgezet overeenkomstig bijlage I, punt 2.3.8, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153, zoals beschreven in punt 3.2 [N].

4.1.2.   Manuele transmissie

Bij voertuigen met manuele transmissie moet de uitloop worden herhaald bij verschillende voertuigsnelheden en versnellingen, ten minste driemaal voor elke versnelling:

accelereer door middel van de motor tot ten minste 130 km/h en stabiliseer gedurende 5 s, en start vervolgens de uitloop in de hoogste versnelling en meet tussen 120-60 km/h;

accelereer door middel van de motor tot ten minste 90 km/h en stabiliseer gedurende 5 s, en start vervolgens de uitloop in de 5e versnelling en meet tussen 70-60 km/h;

accelereer door middel van de motor tot ten minste 70 km/h en stabiliseer gedurende 5 s, en start vervolgens de uitloop in de 3e versnelling en meet tussen 55-35 km/h;

accelereer door middel van de motor tot ten minste 60 km/h en stabiliseer gedurende 5 s, en start vervolgens de uitloop in de 2e versnelling en meet tussen 40-15 km/h.

Tijdens elke uitloop moeten de rijweerstandskrachten, de generatorstroom en de batterijstroom [A] van alle batterijen worden gemeten met stappen van maximaal 10 km/h.

De rijweerstand in overrunmodus wordt van WLTP-instellingen omgezet naar NEDC-instellingen volgens formule 3, voor elke versnelling x:

Formule 3

Image 41
Formule 3

Image 42

4.1.3.   Laadniveau van de batterij in overrunmodus

Het laadniveau van de batterij/batterijen tijdens de overrunfasen wordt berekend volgens formule 4 of 5.

Indien het voertuig is uitgerust met een primaire en een secundaire batterij, is formule 4 van toepassing:

formule 4

Image 43
formule 4

waarbij

Image 44

:

tijdens de i-e overrun teruggewonnen energie, als rekenkundig gemiddelde van de waarden die zijn verkregen uit elke uitlooptest in overrunmodus [Wh];

Image 45

:

duur van de i-e overrun [h];

Image 46

:

gemiddelde (van de herhalingen van de overruntest) gemeten vermogen van de primaire batterij tijdens de i-e overrun [W];

Image 47

:

gemiddelde (van de herhalingen van de overruntest) gemeten vermogen van de secundaire batterij tijdens de i-e overrun [W];

ηDCDC

:

efficiëntie van de DC/DC-omzetter, die is vastgesteld op 0,92; indien geen DC/DC-omzetter aanwezig is, is deze waarde gelijk aan 1.

Indien slechts één batterij (d.w.z. de 12 V-batterij) beschikbaar is, is formule 5 in plaats daarvan van toepassing:

formule 5

Image 48
formule 5

De teruggewonnen energie wordt omgezet in CO2-emissies aan de hand van formule 6:

formule 6

Image 49
formule 6

waarbij

ηbat_discharge

:

efficiëntie van de ontlading van de batterij, te weten 0,94;

ηalternator

:

efficiëntie van de alternator, te weten 0,67;

Image 50

:

tijdens de i-e overrun afgelegde afstand [km];

Vpe

:

verbruik van effectief vermogen zoals gedefinieerd in tabel 3:

CF

:

omrekeningsfactor zoals gedefinieerd in tabel 4.

Tabel 3

Verbruik van effectief vermogen

Motortype

Verbruik van effectief vermogen (Vpe)

l/kWh

Benzine

0,264

Benzine turbo

0,280

Diesel

0,220


Tabel 4

Omrekeningsfactor voor brandstof

Brandstoftype

Omrekeningsfactor (CF)

g CO2/l

Benzine

2 330

Diesel

2 640

4.2.   Test bij constante snelheid

Het brandstofverbruik in de fase van de constante rijsnelheid wordt op een rollenbank gemeten met behulp van de voorziening voor het meten van het brandstof- en/of elektriciteitsverbruik aan boord van het voertuig (OBFCM-voorziening) die voldoet aan de voorschriften van bijlage XXII bij Verordening (EU) 2017/1151.

De meting van het brandstofverbruik wordt gebaseerd op een rijpatroon dat alle constante-rijsnelheidsfasen van de NEDC van 32, 35, 50, 70 en 120 km/h omvat. Om te zorgen voor gelijke NEDC-schakelpunten en geselecteerde versnellingen voor voertuigen met manuele transmissie, moet de sequentie van de fasen met constante snelheid overeenstemmen met figuur 3.

Image 51
Figuur 3 Rijpatroon dat de relevante op de NEDC gebaseerde fasen met constante rijsnelheid omvat

Elke constante-snelheidsfase heeft een duur van 90 seconden, onderverdeeld in 20 seconden voor snelheids- en emissiestabilisering, 60 seconden waarin OBFCM-meting plaatsvindt en 10 seconden voorbereidingstijd voor de bestuurder voor de volgende rijmanoeuvre.

De snelheids- en versnellingsprofielen worden beschreven in het aanhangsel van deze bijlage.

De constante-snelheidstest wordt uitgevoerd nadat de uitlooptest in overrunmodus is uitgevoerd zoals beschreven in punt 4.1.

Om het brandstofverbruik bij constante snelheid van de NEDC te verkrijgen, moeten de resultaten van de metingen die met de WLTP-typegoedkeuringsinstellingen voor de dynamometer zijn uitgevoerd (wegbelasting en gewicht van het voertuig) als volgt worden gecorrigeerd naar NEDC-omstandigheden:

formule 7

Image 52
formule 7

formule 8

Image 53
formule 8

waarbij

Image 54

:

CO2-emissies bij constante snelheid k (d.w.z. 32, 35, 50, 70, 120 km/h) tijdens de i-e periode van constante snelheid [g CO2/km];

Image 55

:

gemeten (WLTP) brandstofverbruik bij constante snelheid k (d.w.z. 32, 35, 50, 70, 120 km/h) als rekenkundig gemiddelde van de metingen [g/s];

Image 56

:

duur van de i-e periode van constante snelheid [s];

Image 57

:

tijdens de i-e periode van constante snelheid afgelegde afstand [km];

fuel_dens

:

brandstofdichtheid [kg/km3];

Image 58

:

delta vermogen als gevolg van WLTP-rijweerstandsinstellingen voor de dynamometer bij de i-e periode van constante snelheid [kW];

Image 59

:

verschil in rijweerstand van het voertuig dat is berekend met de dynamometerinstellingen van de WLTP en die van de NEDC bij de i-e periode van constante snelheid, zoals bepaald in punt 4.1 [N];

Image 60

:

constante rijsnelheid k (d.w.z. 32, 35, 50, 70,120 km/h) tijdens de i-e periode van constante snelheid [km/h].

De generatorstroom en de batterijstroom van alle batterijen wordt gemeten en het laadniveau van de batterij tijdens elk meetvenster van 60 s wordt gecorrigeerd overeenkomstig bijlage XXI, subbijlage 8, aanhangsel 2, bij Verordening (EU) 2017/1151.

Het brandstofverbruik tijdens elke constante-snelheidsfase k wordt als volgt bepaald:

formule 9

Image 61
formule 9

formule 10

Image 62
formule 10

waarbij

J

:

aantal meetpunten (J = 60) voor elke constante-snelheidsfase k (32, 35, 50, 70 en 120 km/h)

Image 63

:

j-e meting van het brandstofverbruik bij constante-snelheidsfase k snelheid (32, 35, 50, 70 en 120 km/h) [g/s]

Image 64

:

standaardafwijking van het brandstofverbruik bij constante-snelheidsfase k (32, 35, 50, 70 en 120 km/h)

4.3.   Testen van stationair brandstofverbruik of stationair toerental

Het stationaire brandstofverbruik tijdens vrijloop kan direct worden gemeten met een OBFCM-voorziening die voldoet aan de voorschriften van bijlage XXII bij Verordening (EU) 2017/1151, en deze gemeten waarde kan worden gebruikt voor de berekening van

Image 65
.

Als alternatief kan formule 12 worden gebruikt om

Image 66
te berekenen volgens de volgende methode:

Het stationaire brandstofverbruik (g/s) wordt gemeten met een OBFCM-voorziening die voldoet aan de voorschriften van bijlage XXII bij Verordening (EU) 2017/1151. De meting wordt net na de test van type 1 uitgevoerd wanneer de motor nog warm is en onder de volgende omstandigheden:

a)

de snelheid van het voertuig is nul;

b)

het start-stopsysteem is niet geactiveerd;

c)

het laadniveau van de batterij is in balans.

Laat het voertuig 3 minuten stationair draaien, zodat het zich stabiliseert. Het brandstofverbruik wordt gedurende 2 minuten gemeten. De eerste minuut wordt buiten beschouwing gelaten. Het stationaire brandstofverbruik wordt berekend als het gemiddelde brandstofverbruik van het voertuig gedurende de tweede minuut.

Een fabrikant kan erom verzoeken dat de metingen van het stationaire brandstofverbruik van de motor ook worden gebruikt voor andere voertuigen die tot dezelfde interpolatiefamilie behoren, op voorwaarde dat de motoren met hetzelfde stationaire toerental draaien. De fabrikant toont tegenover de typegoedkeuringsinstantie of de technische dienst aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

Wanneer er een verschil is tussen het stationaire brandstofverbruik bij vrijloop met ingeschakelde motor en bij stationair draaien bij stilstand, wordt een correctiefactor toegepast zoals bepaald volgens formule 11:

formule 11

Image 67
formule 11

waarbij

Image 68

:

gemiddeld toerental bij stationair draaien van de motor tijdens vrijloop, bepaald volgens formule 14 [omw/min]

Image 69

gemiddeld toerental bij stationair draaien van de motor tijdens stilstand, bepaald volgens formule 15 [omw/min]

Het gemiddelde stationaire toerental van de motor tijdens vrijloop is het rekenkundig gemiddelde van de stationaire toerentallen van de motor, gemeten via de OBD-poort tijdens de vertraging van 130 tot 10 km/h, met stappen van 10 km/h.

Als alternatief kan de verhouding tussen het maximaal mogelijke motortoerental tijdens vrijloop met ingeschakelde motor en het stationaire toerental bij stilstand worden gebruikt.

Als de fabrikant kan aantonen dat de toename van het stationaire toerental van de motor tijdens de vrijloopfasen lager is dan 5 % van het stationaire toerental tijdens stilstand, kan idle_corr worden ingesteld op 1.

De gecorrigeerde CO2-emissies tijdens elke fase

Image 70
[g CO2/km], afgeleid van het stationaire brandstofverbruik, wordt berekend volgens formule 12:

formule 12

Image 71
formule 12

waarbij

Image 72

:

CO2-emissies tijdens de i-e stationaire fase [g CO2/km];

Image 73

:

duur van de i-e vrijloop [s];

Image 74

:

tijdens de i-e vrijloop afgelegde afstand [km];

Image 75

:

gemiddeld stationair brandstofverbruik in stilstand [g/s], te weten het rekenkundig gemiddelde van 60 metingen.

Het gemiddelde stationaire toerental tijdens vrijloop wordt gemeten in stappen van 10 km/h, rekening houdend met U metingen voor elke stap (met een resolutie van 1 s), en wordt berekend volgens formule 13:

formule 13

Image 76
formule 13

Daarom moet het gemiddelde stationaire toerental tijdens vrijloop, rekening houdend met alle H stappen van 10 km/h, worden berekend volgens formule 14:

formule 14

Image 77
formule 14

Het gemiddelde stationaire toerental in stilstand wordt berekend volgens formule 15:

formule 15

Image 78
formule 15

waarbij

stand_speedl:

stationair toerental van de motor in stilstand tijdens de l-e meting

L:

aantal meetpunten

4.4.   Bepaling van de energie voor synchronisatie van de motor

De CO2-emissies door synchronisatie van de motor tijdens de i-e vrijloop

Image 79
[g CO2/km] worden bepaald volgens formule 16:

formule 16

Image 80
formule 16

waarbij

facc

:

brandstofverbruik door het versnellen van de motor van het toerental bij stationair draaien tot het synchronisatietoerental [l];

CF

:

omrekeningsfactor zoals gedefinieerd in tabel 4 [g CO2/l];

Image 81

:

tijdens de i-e vrijloop afgelegde afstand [km].

De fabrikanten verstrekken de volgens de volgende methode vastgestelde waarde voor het brandstofverbruik door synchronisatie van de motor [l] aan de typegoedkeuringsinstantie/technische dienst:

4.4.1.   Berekening van het brandstofverbruik bij het versnellen van de motor van het toerental bij stationair draaien tot het synchronisatietoerental

Wanneer een vrijloop is voltooid, is extra energie nodig (Eacc) om de motor tot het synchronisatietoerental te versnellen.

De energie die nodig is om de motor van het voertuig tot het synchronisatietoerental te versnellen, Eacc, is de som van de energie die is verbonden aan de in het voertuig verrichte versnellings- en wrijvingsarbeid en wordt berekend volgens formule 17:

formule 17

Eacc = Eacc,kin + Eacc,fric

waarbij:

Eacc,kin

:

energie die is verbonden aan de in het voertuig verrichte versnellingsarbeid

Eacc,fric

:

energie die is verbonden aan de in het voertuig verrichte wrijvingsarbeid [kJ]

Deze twee vormen van energie worden berekend volgens formule 18, respectievelijk formule 19.

formule 18

Image 82
formule 18

waarbij

Ieng

:

traagheidsmoment van de motor (motorspecifiek) [kgm2]

Image 83

:

delta motortoerental (van stationair toerental ωidle tot het doel-/synchronisatietoerental ωsync) [rad/s]

formule 19

Image 84
formule 19

waarbij

Image 85

:

wrijvingskoppel van de motor (motorspecifiek) [Nm]

Δγacc

:

delta omwentelingshoek [rad], bepaald volgens formule 20.

formule 20

Δγacceng = (ωidle + 0,5•Δωacc) • Δtacc

met Δtacc zoals gedefinieerd in formule 21:

formule 21

Δtacc = tsync – tidle

Ten slotte wordt de hoeveelheid brandstof [l] die nodig is om het synchronisatietoerental te bereiken, als volgt berekend:

formule 22

facc = (Eacc,kin + Eacc,fric)•VPe • 3,6

waarbij

Vpe

:

het verbruik van effectief vermogen, zoals gedefinieerd in tabel 3 [l/kWh];

5.   BEPALING VAN DE CO2-EMISSIES VAN HET ECO-INNOVATIEVE VOERTUIG ONDER GEWIJZIGDE TESTOMSTANDIGHEDEN (EMC)

Voor elke vrijloop i worden de overeenkomstige CO2-emissies

Image 86
[g CO2/km] van het eco-innovatieve voertuig bepaald volgens formule 23:

formule 23

Image 87
formule 23

waarbij

Image 88

:

CO2-emissies tijdens de i-e stationaire fase, zoals uiteengezet in punt 4.3

Image 89

:

CO2-emissies door synchronisatie van de motor tijdens de i-e vrijloop, zoals uiteengezet in punt 4.4.

De totale CO2-emissies van het eco-innovatieve voertuig tijdens vrijloop onder gewijzigde testomstandigheden (EMC) [g CO2/km]) [g CO2/km] worden bepaald volgens formule 24:

formule 24

Image 90
formule 24

waarbij

I

:

totaal aantal episoden van vrijloop (voor het eco-innovatieve voertuig) en overeenkomstige rijmanoeuvres (voor het basisvoertuig)

i

:

i-e vrijloop (voor het eco-innovatieve voertuig) en bijbehorende rijmanoeuvre (voor het basisvoertuig)

6.   BEPALING VAN DE CO2-EMISSIES VAN HET BASISVOERTUIG ONDER GEWIJZIGDE TESTOMSTANDIGHEDEN (BMC)

Voor elke met vrijloop overeenstemmende manoeuvre i, zoals beschreven in punt 3.4, worden de CO2-emissies van het basisvoertuig onder gewijzigde testomstandigheden

Image 91
[g CO2/km] bepaald volgens formule 25:

formule 25

Image 92
formule 25

De totale CO2-emissies van het basisvoertuig onder gewijzigde omstandigheden BMC [g CO2/km] worden bepaald volgens formule 26:

formule 26

Image 93
formule 26

waarbij

Image 94

:

CO2-emissies (rekenkundig gemiddelde) van het basisvoertuig tijdens de i-e overrunfase onder gewijzigde testomstandigheden vanwege het laadniveau van de batterij [g CO2/km]zoals bepaald volgens formule 6

Image 95

:

CO2-emissies bij constante snelheid k (d.w.z. 32, 35, 50, 70, 120 km/h) tijdens de i-e periode van constante snelheid [g CO2/km] zoals bepaald volgens formule 7

7.   BEREKENING VAN CO2-BESPARINGEN

De CO2-besparingen van de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor worden bepaald volgens formule 27:

formule 27

Image 96
formule 27

waarbij

Image 97

:

CO2-besparingen [g CO2/km];

BMC

:

CO2-emissies van het basisvoertuig tijdens de met vrijloop overeenstemmende manoeuvres onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km];

EMC

:

CO2-emissies van het eco-innovatieve voertuig tijdens vrijloop onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km];

UFMC

:

gebruiksfactor van de vrijlooptechnologie onder gewijzigde omstandigheden, te weten 0,52 voor voertuigen met automatische transmissie en 0,48 voor voertuigen met manuele transmissie met automatische koppeling.

8.   BEREKENING VAN DE ONZEKERHEID

De onzekerheid van de CO2-besparingen

Image 98
mag niet groter zijn dan 0,5 g CO2/km.

Deze onzekerheid van de CO2-besparingen wordt als volgt berekend:

formule 28

Image 99
formule 28

waarbij

Image 100

:

standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde van de CO2-emissies van het basisvoertuig tijdens de manoeuvres die overeenkomen met vrijloop onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km], bepaald overeenkomstig formule 29:

Image 101

:

standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde van de CO2-emissies van het eco-innovatieve voertuig tijdens vrijloop onder gewijzigde testomstandigheden [g CO2/km], bepaald overeenkomstig de formules 30 tot en met 34;

sUF

:

standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde van de gebruiksfactor, die 0,027 is.

Image 102
wordt als volgt bepaald:

formule 29

Image 103
formule 29

waarbij

Image 104

en

Image 105

Image 106
wordt als volgt bepaald, afhankelijk van de waarde van fidle:

indien fidle = fidle_meas:

formule 30

Image 107
formule 30

indien fidle = fstandstill:

formule 31

Image 108
formule 31

indien fidle = idle_corr • fstandstill:

formule 32

Image 109
formule 32

waarbij

formule 33

Image 110
formule 33

en

formule 34:

Image 111
formule 34:

9.   CERTIFICERING VAN DE CO2-BESPARINGEN DOOR DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIE

De typegoedkeuringsinstantie certificeert voor elke voertuigversie die met de vrijloopfunctie met ingeschakelde motor is uitgerust, de CO2-besparingen overeenkomstig artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 door de laagste van de CO2-besparingen te nemen die zijn vastgesteld voor voertuig L en voertuig H van de interpolatiefamilie waartoe de voertuigversie behoort.

Bij de bepaling van de CO2-besparingen en de beoordeling ervan ten opzichte van de minimale besparingsdrempel van 1 g CO2/km wordt rekening gehouden met de overeenkomstig punt 8 bepaalde onzekerheid van de CO2-besparingen, zoals uiteengezet in punt 10.

De onzekerheid van de CO2-besparingen wordt berekend voor zowel voertuig L als voertuig H van de interpolatiefamilie. Indien bij een van die voertuigen niet aan de criteria van punt 8 of 10 is voldaan, certificeert de typegoedkeuringsinstantie geen besparingen voor voertuigen die tot de respectieve interpolatiefamilie behoren.

10.   BEOORDELING AAN DE HAND VAN DE MINIMUMDREMPEL

Rekening houdend met de overeenkomstig punt 8 bepaalde onzekerheid moeten de CO2-besparingen de in artikel 9, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 gespecificeerde minimumdrempel van 1 g CO2/km overschrijden, en wel als volgt:

formule 35:

Image 112
formule 35:

waarbij

MT

:

minimumdrempel (1 g CO2/km)

Image 113

:

CO2-besparingen [g CO2/km]

Image 114

:

onzekerheid van de CO2-besparingen [g CO2/km]

Indien de minimumdrempel wordt bereikt volgens formule 35, is artikel 11, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van toepassing.

Aanhangsel

Cyclus voor meting van het brandstofverbruik bij constante snelheid

Tijd

toerental

Accelereren*

Versnelling voor manuele transmissie

[s]

[km/h]

[m/s2]

[-]

0

0,0

0,00

Neutraal

1

0,0

0,00

Neutraal

2

0,0

0,00

Neutraal

3

0,0

0,00

Neutraal

4

0,0

0,00

Neutraal

5

0,0

0,00

Neutraal

6

0,0

0,00

Neutraal

7

0,0

0,00

Neutraal

8

0,0

0,00

Neutraal

9

0,0

0,00

Neutraal

10

0,0

0,00

Neutraal

11

0,0

0,00

Neutraal

12

0,0

0,00

Neutraal

13

0,0

0,00

Neutraal

14

0,0

0,00

Koppeling

15

0,0

0,69

1

16

2,5

0,69

1

17

5,0

0,69

1

18

7,5

0,69

1

19

9,9

0,69

1

20

12,4

0,69

1

21

14,9

0,51

1

22

16,7

0,51

2

23

18,6

0,51

2

24

20,4

0,51

2

25

22,2

0,51

2

26

24,1

0,51

2

27

25,9

0,51

2

28

27,8

0,51

2

29

29,6

0,51

2

30

31,4

0,51

2

31

33,3

0,51

2

32

35,1

0,42

2

33

36,6

0,42

3

34

38,1

0,42

3

35

39,6

0,42

3

36

41,1

0,42

3

37

42,7

0,42

3

38

44,2

0,42

3

39

45,7

0,42

3

40

47,2

0,42

3

41

48,7

0,42

3

42

50,2

0,40

3

43

51,7

0,40

4

44

53,1

0,40

4

45

54,5

0,40

4

46

56,0

0,40

4

47

57,4

0,40

4

48

58,9

0,40

4

49

60,3

0,40

4

50

61,7

0,40

4

51

63,2

0,40

4

52

64,6

0,40

4

53

66,1

0,40

4

54

67,5

0,40

4

55

68,9

0,40

4

56

70,4

0,24

5

57

71,2

0,24

5

58

72,1

0,24

5

59

73,0

0,24

5

60

73,8

0,24

5

61

74,7

0,24

5

62

75,6

0,24

5

63

76,4

0,24

5

64

77,3

0,24

5

65

78,2

0,24

5

66

79,0

0,24

5

67

79,9

0,24

5

68

80,7

0,24

5

69

81,6

0,24

5

70

82,5

0,24

5

71

83,3

0,24

5

72

84,2

0,24

5

73

85,1

0,24

5

74

85,9

0,24

5

75

86,8

0,24

5

76

87,7

0,24

5

77

88,5

0,24

5

78

89,4

0,24

5

79

90,3

0,24

5

80

91,1

0,24

5

81

92,0

0,24

5

82

92,8

0,24

5

83

93,7

0,24

5

84

94,6

0,24

5

85

95,4

0,24

5

86

96,3

0,24

5

87

97,2

0,24

5

88

98,0

0,24

5

89

98,9

0,24

5

90

99,8

0,24

5

91

100,6

0,28

5/6

92

101,6

0,28

5/6

93

102,6

0,28

5/6

94

103,6

0,28

5/6

95

104,7

0,28

5/6

96

105,7

0,28

5/6

97

106,7

0,28

5/6

98

107,7

0,28

5/6

99

108,7

0,28

5/6

100

109,7

0,28

5/6

101

110,7

0,28

5/6

102

111,7

0,28

5/6

103

112,7

0,28

5/6

104

113,7

0,28

5/6

105

114,7

0,28

5/6

106

115,7

0,28

5/6

107

116,7

0,28

5/6

108

117,8

0,28

5/6

109

118,8

0,28

5/6

110

119,8

0,00

5/6

111

120,0

0,00

5/6

112

120,0

0,00

5/6

113

120,0

0,00

5/6

114

120,0

0,00

5/6

115

120,0

0,00

5/6

116

120,0

0,00

5/6

117

120,0

0,00

5/6

118

120,0

0,00

5/6

119

120,0

0,00

5/6

120

120,0

0,00

5/6

121

120,0

0,00

5/6

122

120,0

0,00

5/6

123

120,0

0,00

5/6

124

120,0

0,00

5/6

125

120,0

0,00

5/6

126

120,0

0,00

5/6

127

120,0

0,00

5/6

128

120,0

0,00

5/6

129

120,0

0,00

5/6

130

120,0

0,00

5/6

131

120,0

0,00

5/6

132

120,0

0,00

5/6

133

120,0

0,00

5/6

134

120,0

0,00

5/6

135

120,0

0,00

5/6

136

120,0

0,00

5/6

137

120,0

0,00

5/6

138

120,0

0,00

5/6

139

120,0

0,00

5/6

140

120,0

0,00

5/6

141

120,0

0,00

5/6

142

120,0

0,00

5/6

143

120,0

0,00

5/6

144

120,0

0,00

5/6

145

120,0

0,00

5/6

146

120,0

0,00

5/6

147

120,0

0,00

5/6

148

120,0

0,00

5/6

149

120,0

0,00

5/6

150

120,0

0,00

5/6

151

120,0

0,00

5/6

152

120,0

0,00

5/6

153

120,0

0,00

5/6

154

120,0

0,00

5/6

155

120,0

0,00

5/6

156

120,0

0,00

5/6

157

120,0

0,00

5/6

158

120,0

0,00

5/6

159

120,0

0,00

5/6

160

120,0

0,00

5/6

161

120,0

0,00

5/6

162

120,0

0,00

5/6

163

120,0

0,00

5/6

164

120,0

0,00

5/6

165

120,0

0,00

5/6

166

120,0

0,00

5/6

167

120,0

0,00

5/6

168

120,0

0,00

5/6

169

120,0

0,00

5/6

170

120,0

0,00

5/6

171

120,0

0,00

5/6

172

120,0

0,00

5/6

173

120,0

0,00

5/6

174

120,0

0,00

5/6

175

120,0

0,00

5/6

176

120,0

0,00

5/6

177

120,0

0,00

5/6

178

120,0

0,00

5/6

179

120,0

0,00

5/6

180

120,0

0,00

5/6

181

120,0

0,00

5/6

182

120,0

0,00

5/6

183

120,0

0,00

5/6

184

120,0

0,00

5/6

185

120,0

0,00

5/6

186

120,0

0,00

5/6

187

120,0

0,00

5/6

188

120,0

0,00

5/6

189

120,0

0,00

5/6

190

120,0

0,00

5/6

191

120,0

0,00

5/6

192

120,0

0,00

5/6

193

120,0

0,00

5/6

194

120,0

0,00

5/6

195

120,0

0,00

5/6

196

120,0

0,00

5/6

197

120,0

0,00

5/6

198

120,0

0,00

5/6

199

120,0

0,00

5/6

200

120,0

0,00

5/6

201

120,0

0,00

5/6

202

120,0

– 0,69

5/6

203

117,5

– 0,69

5/6

204

115,0

– 0,69

5/6

205

112,5

– 0,69

5/6

206

110,1

– 0,69

5/6

207

107,6

– 0,69

5/6

208

105,1

– 0,69

5/6

209

102,6

– 0,69

5/6

210

100,1

– 0,69

5/6

211

97,6

– 0,69

5/6

212

95,2

– 0,69

5/6

213

92,7

– 0,69

5/6

214

90,2

– 0,69

5/6

215

87,7

– 0,69

5/6

216

85,2

– 0,69

5/6

217

82,7

– 0,69

5/6

218

80,3

– 1,04

5/6

219

76,5

– 1,04

5/6

220

72,8

– 1,04

5/6

221

69,0

– 1,04

5/6

222

65,3

– 1,04

5/6

223

61,5

– 1,04

5/6

224

57,8

– 1,04

5/6

225

54,0

– 1,04

5/6

226

50,3

– 1,39

Koppeling

227

45,3

– 1,39

Koppeling

228

40,3

– 1,39

Koppeling

229

35,3

– 1,39

Koppeling

230

30,3

– 1,39

Koppeling

231

25,3

– 1,39

Koppeling

232

20,3

0,00

2

233

20,0

0,00

2

234

20,0

0,00

2

235

20,0

0,00

2

236

20,0

0,00

2

237

20,0

0,00

2

238

20,0

0,00

2

239

20,0

0,00

2

240

20,0

0,00

2

241

20,0

0,00

2

242

20,0

0,00

2

243

20,0

0,00

2

244

20,0

0,00

2

245

20,0

0,00

2

246

20,0

0,00

2

247

20,0

0,00

2

248

20,0

0,00

2

249

20,0

0,00

2

250

20,0

0,00

2

251

20,0

0,79

2

252

22,8

0,79

2

253

25,7

0,79

2

254

28,5

0,79

2

255

31,4

0,79

2

256

32,0

0,00

2

257

32,0

0,00

2

258

32,0

0,00

2

259

32,0

0,00

2

260

32,0

0,00

2

261

32,0

0,00

2

262

32,0

0,00

2

263

32,0

0,00

2

264

32,0

0,00

2

265

32,0

0,00

2

266

32,0

0,00

2

267

32,0

0,00

2

268

32,0

0,00

2

269

32,0

0,00

2

270

32,0

0,00

2

271

32,0

0,00

2

272

32,0

0,00

2

273

32,0

0,00

2

274

32,0

0,00

2

275

32,0

0,00

2

276

32,0

0,00

2

277

32,0

0,00

2

278

32,0

0,00

2

279

32,0

0,00

2

280

32,0

0,00

2

281

32,0

0,00

2

282

32,0

0,00

2

283

32,0

0,00

2

284

32,0

0,00

2

285

32,0

0,00

2

286

32,0

0,00

2

287

32,0

0,00

2

288

32,0

0,00

2

289

32,0

0,00

2

290

32,0

0,00

2

291

32,0

0,00

2

292

32,0

0,00

2

293

32,0

0,00

2

294

32,0

0,00

2

295

32,0

0,00

2

296

32,0

0,00

2

297

32,0

0,00

2

298

32,0

0,00

2

299

32,0

0,00

2

300

32,0

0,00

2

301

32,0

0,00

2

302

32,0

0,00

2

303

32,0

0,00

2

304

32,0

0,00

2

305

32,0

0,00

2

306

32,0

0,00

2

307

32,0

0,00

2

308

32,0

0,00

2

309

32,0

0,00

2

310

32,0

0,00

2

311

32,0

0,00

2

312

32,0

0,00

2

313

32,0

0,00

2

314

32,0

0,00

2

315

32,0

0,00

2

316

32,0

0,00

2

317

32,0

0,00

2

318

32,0

0,00

2

319

32,0

0,00

2

320

32,0

0,00

2

321

32,0

0,00

2

322

32,0

0,00

2

323

32,0

0,00

2

324

32,0

0,00

2

325

32,0

0,00

2

326

32,0

0,00

2

327

32,0

0,00

2

328

32,0

0,00

2

329

32,0

0,00

2

330

32,0

0,00

2

331

32,0

0,00

2

332

32,0

0,00

2

333

32,0

0,00

2

334

32,0

0,00

2

335

32,0

0,00

2

336

32,0

0,00

2

337

32,0

0,00

2

338

32,0

0,00

2

339

32,0

0,00

2

340

32,0

0,00

2

341

32,0

0,00

2

342

32,0

0,00

2

343

32,0

0,00

2

344

32,0

0,00

2

345

32,0

0,46

2

346

33,7

0,46

2

347

35,3

0,46

3

348

37,0

0,46

3

349

38,6

0,46

3

350

40,3

0,46

3

351

41,9

0,46

3

352

43,6

0,46

3

353

45,2

0,46

3

354

46,9

0,46

3

355

48,6

0,46

3

356

50,0

0,00

3

357

50,0

0,00

3

358

50,0

0,00

3

359

50,0

0,00

3

360

50,0

0,00

3

361

50,0

0,00

3

362

50,0

0,00

3

363

50,0

0,00

3

364

50,0

0,00

3

365

50,0

0,00

3

366

50,0

0,00

3

367

50,0

0,00

3

368

50,0

0,00

3

369

50,0

0,00

3

370

50,0

0,00

3

371

50,0

0,00

3

372

50,0

0,00

3

373

50,0

0,00

3

374

50,0

0,00

3

375

50,0

0,00

3

376

50,0

0,00

3

377

50,0

0,00

3

378

50,0

0,00

3

379

50,0

0,00

3

380

50,0

0,00

3

381

50,0

0,00

3

382

50,0

0,00

3

383

50,0

0,00

3

384

50,0

0,00

3

385

50,0

0,00

3

386

50,0

0,00

3

387

50,0

0,00

3

388

50,0

0,00

3

389

50,0

0,00

3

390

50,0

0,00

3

391

50,0

0,00

3

392

50,0

0,00

3

393

50,0

0,00

3

394

50,0

0,00

3

395

50,0

0,00

3

396

50,0

0,00

3

397

50,0

0,00

3

398

50,0

0,00

3

399

50,0

0,00

3

400

50,0

0,00

3

401

50,0

0,00

3

402

50,0

0,00

3

403

50,0

0,00

3

404

50,0

0,00

3

405

50,0

0,00

3

406

50,0

0,00

3

407

50,0

0,00

3

408

50,0

0,00

3

409

50,0

0,00

3

410

50,0

0,00

3

411

50,0

0,00

3

412

50,0

0,00

3

413

50,0

0,00

3

414

50,0

0,00

3

415

50,0

0,00

3

416

50,0

0,00

3

417

50,0

0,00

3

418

50,0

0,00

3

419

50,0

0,00

3

420

50,0

0,00

3

421

50,0

0,00

3

422

50,0

0,00

3

423

50,0

0,00

3

424

50,0

0,00

3

425

50,0

0,00

3

426

50,0

0,00

3

427

50,0

0,00

3

428

50,0

0,00

3

429

50,0

0,00

3

430

50,0

0,00

3

431

50,0

0,00

3

432

50,0

0,00

3

433

50,0

0,00

3

434

50,0

0,00

3

435

50,0

0,00

3

436

50,0

0,00

3

437

50,0

0,00

3

438

50,0

0,00

3

439

50,0

0,00

3

440

50,0

0,00

3

441

50,0

0,00

3

442

50,0

0,00

3

443

50,0

0,00

3

444

50,0

0,00

3

445

50,0

– 0,52

3

446

48,1

– 0,52

3

447

46,3

– 0,52

3

448

44,4

– 0,52

3

449

42,5

– 0,52

3

450

40,6

– 0,52

3

451

38,8

– 0,52

3

452

36,9

– 0,52

3

453

35,0

0,00

3

454

35,0

0,00

3

455

35,0

0,00

3

456

35,0

0,00

3

457

35,0

0,00

3

458

35,0

0,00

3

459

35,0

0,00

3

460

35,0

0,00

3

461

35,0

0,00

3

462

35,0

0,00

3

463

35,0

0,00

3

464

35,0

0,00

3

465

35,0

0,00

3

466

35,0

0,00

3

467

35,0

0,00

3

468

35,0

0,00

3

469

35,0

0,00

3

470

35,0

0,00

3

471

35,0

0,00

3

472

35,0

0,00

3

473

35,0

0,00

3

474

35,0

0,00

3

475

35,0

0,00

3

476

35,0

0,00

3

477

35,0

0,00

3

478

35,0

0,00

3

479

35,0

0,00

3

480

35,0

0,00

3

481

35,0

0,00

3

482

35,0

0,00

3

483

35,0

0,00

3

484

35,0

0,00

3

485

35,0

0,00

3

486

35,0

0,00

3

487

35,0

0,00

3

488

35,0

0,00

3

489

35,0

0,00

3

490

35,0

0,00

3

491

35,0

0,00

3

492

35,0

0,00

3

493

35,0

0,00

3

494

35,0

0,00

3

495

35,0

0,00

3

496

35,0

0,00

3

497

35,0

0,00

3

498

35,0

0,00

3

499

35,0

0,00

3

500

35,0

0,00

3

501

35,0

0,00

3

502

35,0

0,00

3

503

35,0

0,00

3

504

35,0

0,00

3

505

35,0

0,00

3

506

35,0

0,00

3

507

35,0

0,00

3

508

35,0

0,00

3

509

35,0

0,00

3

510

35,0

0,00

3

511

35,0

0,00

3

512

35,0

0,00

3

513

35,0

0,00

3

514

35,0

0,00

3

515

35,0

0,00

3

516

35,0

0,00

3

517

35,0

0,00

3

518

35,0

0,00

3

519

35,0

0,00

3

520

35,0

0,00

3

521

35,0

0,00

3

522

35,0

0,00

3

523

35,0

0,00

3

524

35,0

0,00

3

525

35,0

0,00

3

526

35,0

0,00

3

527

35,0

0,00

3

528

35,0

0,00

3

529

35,0

0,00

3

530

35,0

0,00

3

531

35,0

0,00

3

532

35,0

0,00

3

533

35,0

0,00

3

534

35,0

0,00

3

535

35,0

0,00

3

536

35,0

0,00

3

537

35,0

0,00

3

538

35,0

0,00

3

539

35,0

0,00

3

540

35,0

0,00

3

541

35,0

0,00

3

542

35,0

0,42

3

543

36,5

0,42

3

544

38,0

0,42

3

545

39,5

0,42

3

546

41,0

0,42

3

547

42,6

0,42

3

548

44,1

0,42

3

549

45,6

0,42

3

550

47,1

0,42

3

551

48,6

0,42

3

552

50,1

0,40

3

553

51,6

0,40

4

554

53,0

0,40

4

555

54,4

0,40

4

556

55,9

0,40

4

557

57,3

0,40

4

558

58,8

0,40

4

559

60,2

0,40

4

560

61,6

0,40

4

561

63,1

0,40

4

562

64,5

0,40

4

563

66,0

0,40

4

564

67,4

0,40

4

565

68,8

0,40

4

566

70,0

0,00

5

567

70,0

0,00

5

568

70,0

0,00

5

569

70,0

0,00

5

570

70,0

0,00

5

571

70,0

0,00

5

572

70,0

0,00

5

573

70,0

0,00

5

574

70,0

0,00

5

575

70,0

0,00

5

576

70,0

0,00

5

577

70,0

0,00

5

578

70,0

0,00

5

579

70,0

0,00

5

580

70,0

0,00

5

581

70,0

0,00

5

582

70,0

0,00

5

583

70,0

0,00

5

584

70,0

0,00

5

585

70,0

0,00

5

586

70,0

0,00

5

587

70,0

0,00

5

588

70,0

0,00

5

589

70,0

0,00

5

590

70,0

0,00

5

591

70,0

0,00

5

592

70,0

0,00

5

593

70,0

0,00

5

594

70,0

0,00

5

595

70,0

0,00

5

596

70,0

0,00

5

597

70,0

0,00

5

598

70,0

0,00

5

599

70,0

0,00

5

600

70,0

0,00

5

601

70,0

0,00

5

602

70,0

0,00

5

603

70,0

0,00

5

604

70,0

0,00

5

605

70,0

0,00

5

606

70,0

0,00

5

607

70,0

0,00

5

608

70,0

0,00

5

609

70,0

0,00

5

610

70,0

0,00

5

611

70,0

0,00

5

612

70,0

0,00

5

613

70,0

0,00

5

614

70,0

0,00

5

615

70,0

0,00

5

616

70,0

0,00

5

617

70,0

0,00

5

618

70,0

0,00

5

619

70,0

0,00

5

620

70,0

0,00

5

621

70,0

0,00

5

622

70,0

0,00

5

623

70,0

0,00

5

624

70,0

0,00

5

625

70,0

0,00

5

626

70,0

0,00

5

627

70,0

0,00

5

628

70,0

0,00

5

629

70,0

0,00

5

630

70,0

0,00

5

631

70,0

0,00

5

632

70,0

0,00

5

633

70,0

0,00

5

634

70,0

0,00

5

635

70,0

0,00

5

636

70,0

0,00

5

637

70,0

0,00

5

638

70,0

0,00

5

639

70,0

0,00

5

640

70,0

0,00

5

641

70,0

0,00

5

642

70,0

0,00

5

643

70,0

0,00

5

644

70,0

0,00

5

645

70,0

0,00

5

646

70,0

0,00

5

647

70,0

0,00

5

648

70,0

0,00

5

649

70,0

0,00

5

650

70,0

0,00

5

651

70,0

0,00

5

652

70,0

0,00

5

653

70,0

0,00

5

654

70,0

0,00

5

655

70,0

– 1,04

5

656

66,3

– 1,04

5

657

62,5

– 1,04

5

658

58,8

– 1,04

5

659

55,0

– 1,04

5

660

51,3

– 1,04

5

661

47,5

– 1,04

Koppeling

662

43,8

– 1,39

Koppeling

663

38,8

– 1,39

Koppeling

664

33,8

– 1,39

Koppeling

665

28,8

– 1,39

Koppeling

666

23,8

– 1,39

Koppeling

667

18,8

– 1,39

Koppeling

668

13,8

– 1,39

Koppeling

669

8,8

– 1,39

Koppeling

670

3,8

– 1,05

Koppeling

671

0,0

0,00

Koppeling

672

0,0

0,00

Neutraal

673

0,0

0,00

Neutraal

674

0,0

0,00

Neutraal

675

0,0

0,00

Neutraal

676

0,0

0,00

Neutraal

677

0,0

0,00

Neutraal

678

0,0

0,00

Neutraal

679

0,0

0,00

Neutraal

680

0,0

0,00

Neutraal


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153 van de Commissie van 2 juni 2017 tot vaststelling van een methode voor het bepalen van de correlatieparameters die nodig zijn om veranderingen in de regelgevende testprocedure weer te geven, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2014/2010 (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 679).

(2)  PM = versnellingsbak in neutraal, koppeling ingeschakeld. K1, K5 = eerste of vijfde versnelling ingeschakeld, ontkoppeld.

(3)  Volgens de aanbevelingen van de fabrikant kunnen nog meer versnellingen worden gebruikt, indien het voertuig met een transmissie met meer dan vijf versnellingen is uitgerust.

(*1)  Bereikte snelheid na 4 seconden met een acceleratie van – 0,69 m/s2 is 60,064 km/h. Deze snelheid wordt ook gebruikt als schakelindicator voor de aangepaste NEDC-cyclus.

(*2)  dv4 ≥ 60,064 km/h


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/138


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1807 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2020

betreffende de verlenging van de door de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk genomen maatregel om het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF toe te staan overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8158)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 55, lid 1, derde alinea, in samenhang met artikel 131 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 april 2020 heeft de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk (“de bevoegde autoriteit”) overeenkomstig artikel 55, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een besluit vastgesteld om het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF tot en met 27 oktober 2020 toe te staan voor de preventieve en curatieve antimicrobiële behandeling van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen (“de maatregel”). De bevoegde autoriteit heeft de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten overeenkomstig artikel 55, lid 1, tweede alinea, van die verordening ingelicht over de maatregel en de redenen daarvoor.

(2)

Volgens de door de bevoegde autoriteit verstrekte informatie was de maatregel noodzakelijk om de volksgezondheid te beschermen. Wanneer luchtvaartuigen worden geparkeerd en opgeslagen kan het water in de brandstof bezinken. Micro-organismen zoals bacteriën, schimmels of gisten, die in het bezonken water groeien en zich met de koolwaterstoffen in de brandstof op de brandstof-waterinterface voeden, veroorzaken microbiologische verontreiniging. Zonder ingrijpen neemt de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen toe, waardoor storingen in de motor van het luchtvaartuig kunnen optreden en de luchtwaardigheid ervan en derhalve de veiligheid van passagiers en bemanning in gevaar kunnen komen. De COVID-19-pandemie en de daaruit voortvloeiende beperkingen van het vliegverkeer hebben ertoe geleid dat talrijke luchtvaartuigen tijdelijk werden geparkeerd. De immobiliteit van luchtvaartuigen is een verzwarende factor voor de microbiologische verontreiniging.

(3)

Biobor JF bevat 2,2’-(1-methyltrimethyleendioxy)bis-(4-methyl-1,3,2-dioxaborinaan) (CAS-nummer 2665-13-6) en 2,2’-oxybis (4,4,6-trimethyl-1,3,2-dioxaborinaan) (CAS-nummer 14697-50-8); dit zijn werkzame stoffen voor gebruik in biociden van productsoort 6 als conserveermiddelen voor producten tijdens opslag zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. Aangezien die werkzame stoffen niet zijn opgenomen in het in Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde werkprogramma (3) voor systematisch onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen in biociden, moeten zij worden beoordeeld en goedgekeurd voordat biociden die die stoffen bevatten, op nationaal of Unieniveau kunnen worden toegelaten.

(4)

Op 20 augustus 2020 heeft de Commissie een gemotiveerd verzoek van de bevoegde autoriteit ontvangen om de maatregel te verlengen overeenkomstig artikel 55, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012. Het gemotiveerd verzoek was gebaseerd op bezorgdheid over het feit dat de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen de veiligheid van het luchtvervoer nog steeds in gevaar kan brengen en op het argument dat Biobor JF van cruciaal belang is om die microbiologische verontreiniging tegen te gaan.

(5)

Volgens de door de bevoegde autoriteit verstrekte informatie werd het enige alternatieve biocide dat door vliegtuig- en motorfabrikanten werd aanbevolen voor de behandeling van microbiologische verontreiniging, in maart 2020 uit de handel genomen nadat ernstige gebreken in de werking van de motoren na de behandeling met dat product werden vastgesteld.

(6)

Zoals aangegeven door de bevoegde autoriteit, is het alternatief voor de behandeling van een bestaande microbiologische verontreiniging de handmatige verwijdering daarvan binnen in de tank, nadat de brandstof is afgezogen en het systeem is ontlucht. Dit is niet altijd mogelijk in combinatie met het extra onderhoud dat nodig is wanneer een luchtvaartuig lange tijd wordt geparkeerd of opgeslagen. Bovendien zou het handmatig reinigen van verontreinigde tanks werknemers blootstellen aan giftige gassen en derhalve moeten worden vermeden.

(7)

Volgens de door de bevoegde autoriteit verstrekte informatie heeft de fabrikant van Biobor JF stappen ondernomen met het oog op de reguliere toelating van het product en zal naar verwachting binnen afzienbare tijd een aanvraag worden ingediend voor de goedkeuring van de werkzame stoffen die het bevat. De goedkeuring van de werkzame stoffen en de daaropvolgende toelating van het biocide zouden een permanente oplossing voor de toekomst zijn, maar het zal nog geruime tijd duren voordat die procedures kunnen worden afgerond.

(8)

Aangezien de veiligheid van het luchtvervoer in gevaar zou kunnen worden gebracht wanneer de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen niet wordt bestreden en dit gevaar niet adequaat kan worden beperkt door het gebruik van een ander biocide of met andere middelen, is het passend de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk toe te staan de maatregel te verlengen.

(9)

Aangezien de maatregel met ingang van 28 oktober 2020 niet meer geldig is, moet dit besluit met terugwerkende kracht worden toegepast.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk mag de vergunning voor het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF voor de preventieve en curatieve antimicrobiële behandeling van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen verlengen tot het einde van de overgangsperiode als bedoeld in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, of tot en met 1 mei 2022, als dat eerder is.

Voor Noord-Ierland mag zij die vergunning evenwel verlengen tot en met 1 mei 2022.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Health and Safety Executive van het Verenigd Koninkrijk.

Het is van toepassing met ingang van 28 oktober 2020.

Gedaan te Brussel, 27 november 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)   PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)   PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

(3)  Bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/140


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1808 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 betreffende Europese normen voor bepaalde kinderartikelen, kindermeubelen, vast opgestelde trainingsapparatuur en het ontstekend vermogen van sigaretten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 4, lid 2, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico’s en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen waarvan de referenties door de Commissie overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

(2)

Op 25 maart 2008 heeft de Commissie Besluit 2008/264/EG (2) vastgesteld inzake de brandveiligheidseisen waaraan Europese normen voor sigaretten moeten voldoen.

(3)

Bij schrijven M/425 van 27 juni 2008 heeft de Commissie het CEN verzocht Europese normen voor de brandveiligheidseisen voor sigaretten op te stellen. Op basis van dat verzoek heeft het CEN norm EN ISO 12863:2010 “Standaardbeproevingsmethode voor bepaling van het ontstekend vermogen van sigaretten” en de wijziging EN ISO 12863:2010/A1:2016 van die norm vastgesteld. De referentie van de norm en de wijziging ervan zijn bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 van de Commissie (3). Om te zorgen voor een correcte en consequente toepassing van norm EN ISO 12863:2010, zoals gewijzigd bij EN ISO 12863:2010/A1:2016, en om technische correcties in te voeren, heeft het CEN corrigendum EN ISO 12863: 2010/AC: 2011 vastgesteld. Norm EN ISO 12863:2010, als gewijzigd bij EN ISO 12863:2010/A1:2016 en zoals gecorrigeerd bij EN ISO 12863:2010/AC:2011, voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG. Het is derhalve passend de referentie van corrigendum EN ISO 12863:2010/AC:2011 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, samen met referentie van norm EN ISO 12863:2010 en de wijziging EN ISO 12863:2010/A1:2016 ervan.

(4)

Op 2 juli 2010 heeft de Commissie Besluit 2010/376/EU (4) vastgesteld inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor bepaalde producten in de slaapomgeving van kinderen moeten voldoen.

(5)

Bij schrijven M/497 van 20 oktober 2011 heeft de Commissie het CEN verzocht Europese normen op te stellen voor de veiligheid van kinderartikelen die onderhevig zijn aan risico’s in verband met de slaapomgeving (cluster 2-risico’s), met name matrassen voor kinderbedden, stootranden voor kinderbedden, hangwiegen voor kinderen, kinderdekbedden en kinderslaapzakken.

(6)

Op basis van verzoek M/497 heeft het CEN norm EN 16890:2017 “Kindermeubilair — Matrassen voor kinderbedden en wiegen — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden” vastgesteld. Norm EN 16890:2017 voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG. De referentie ervan moet bijgevolg worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(7)

Op 6 januari 2010 heeft de Commissie Besluit 2010/9/EU (5) inzake de veiligheidseisen vastgesteld waaraan Europese normen met betrekking tot badringen, badhulpmiddelen, badjes en badstandaarden moeten voldoen.

(8)

Bij schrijven M/464 van 3 mei 2010 heeft de Commissie het CEN verzocht Europese normen op te stellen voor de aanpak van de voornaamste risico’s in verband met de veiligheid van kinderartikelen die onderhevig zijn aan risico’s in verband met verdrinking (cluster 1-risico’s), met name badringen, badhulpmiddelen, badjes en badstandaarden.

(9)

Op basis van verzoek M/464 heeft het CEN norm EN 17022:2018 “Kinderartikelen — Badhulpmiddelen — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden” vastgesteld. Norm EN 17022:2018 voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG. De referentie ervan moet bijgevolg worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(10)

Op basis van verzoek M/464 heeft het CEN norm EN 17072:2018 “Kinderartikelen — Babybadjes en standaarden — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden” vastgesteld. Norm EN 17072:2018 voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG. De referentie ervan moet bijgevolg worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(11)

Op 24 juli 2011 heeft de Commissie Besluit 2011/476/EU (6) vastgesteld inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor vast opgestelde trainingsapparatuur moeten voldoen.

(12)

Bij schrijven M/506 van 5 september 2012 heeft de Commissie het CEN verzocht om, in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften, Europese normen op te stellen voor de aanpak van de voornaamste risico’s in verband met vast opgestelde trainingsapparatuur. Op basis van dat verzoek heeft het CEN norm EN ISO 20957-9: 2016 “Vast opgestelde trainingsapparatuur — Deel 9: Elliptische oefentoestellen, aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden (ISO 20957-9: 2016) vastgesteld, waarvan de referentie is bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698.

(13)

Rekening houdend met nieuwe kennis, heeft het CEN norm EN ISO 20957-9:2016 herzien. Dit resulteerde in de vaststelling van wijziging EN ISO 20957-9:2016/A1: 2019 “Vast opgestelde trainingsapparatuur — Deel 9: Elliptische oefentoestellen, aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden — Wijziging 1 (ISO 20957-9:2016/Amd 1:2019)”. Norm EN ISO 20957-9:2016 als gewijzigd bij EN ISO 20957-9:2016/A1:2019 voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG. De referentie van wijziging EN ISO 20957-9:2016/A1:2019 moet daarom worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, samen met de referentie van norm EN ISO 20957-9:2016.

(14)

De referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 2001/95/EG vastgestelde Europese normen worden bekendgemaakt bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698. Om ervoor te zorgen dat de referenties van Europese normen die ter ondersteuning van Richtlijn 2001/95/EG zijn opgesteld in één handeling worden vermeld, moeten de relevante referenties van nieuwe normen en wijzigingen en correcties van normen in Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 worden opgenomen.

(15)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Naleving van de desbetreffende nationale normen ter omzetting van Europese normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, schept vanaf de datum van bekendmaking van de referentie van de Europese norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van veiligheid, wat de risico’s en risicocategorieën betreft die onder de betrokken nationale norm vallen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

(17)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  Besluit 2008/264/EG van de Commissie van 25 maart 2008 inzake de brandveiligheidseisen waaraan Europese normen voor sigaretten overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen (PB L 83 van 26.3.2008, blz. 35).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 van de Commissie van 9 oktober 2019 betreffende Europese productnormen die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid (PB L 259 van 10.10.2019, blz. 65).

(4)  Besluit 2010/376/EU van de Commissie van 2 juli 2010 inzake de veiligheidseisen waaraan de in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde Europese normen voor bepaalde producten voor de slaapomgeving van kinderen moeten voldoen (PB L 170 van 6.7.2010, blz. 39).

(5)  Besluit 2010/9/EU van de Commissie van 6 januari 2010 inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen met betrekking tot badringen, badhulpmiddelen, badjes en badstandaarden overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen (PB L 3 van 7.1.2010, blz. 23)

(6)  Besluit 2011/476/EU van de Commissie van 27 juli 2011 inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor vast opgestelde trainingsapparatuur krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen (PB L 196 van 28.7.2011, blz. 16).


BIJLAGE

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1698 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Rij 37 wordt vervangen door:

“37

EN ISO 12863:2010

Standaardbeproevingsmethode voor bepaling van het ontstekend vermogen van sigaretten (ISO 12863:2010)

EN ISO 12863:2010/AC:20 11

EN ISO 12863:2010/A1:2016”

2)

De volgende rijen 52a, 52b en 52c worden ingevoegd:

“52a

EN 16890:2017

Kindermeubilair — Matrassen voor kinderbedden en wiegen — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden

52b

EN 17022:2018

Kinderartikelen — Badhulpmiddelen — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden

52c

EN 17072:2018

Kinderartikelen — Babybadjes en standaarden — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden”

3)

Rij 57 wordt vervangen door:

“57

EN ISO 20957-9:2016

Vast opgestelde trainingsapparatuur — Deel 9: Elliptische oefentoestellen, aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden (ISO 20957-9:2016)

EN ISO 20957-9:2016/A1:2019”


1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 402/144


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1809 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2020

betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8591)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (3), en met name artikel 63, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste vogelsoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. Die ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij.

(2)

Sinds 2005 is gebleken dat hoogpathogene aviaire-influenzavirussen (HPAI-virussen) van subtype H5 trekvogels kunnen besmetten, die deze virussen over lange afstanden kunnen verspreiden tijdens de trek in de herfst en in de lente.

(3)

Bij een uitbraak van HPAI bestaat het risico dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden.

(4)

In Richtlijn 2005/94/EG zijn bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza vastgesteld, alsook de minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een uitbraak van aviaire influenza onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden genomen. Die richtlijn voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij een uitbraak van HPAI. Deze regionalisering wordt met name toegepast om de gezondheidsstatus van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels op de rest van het grondgebied van de getroffen lidstaat en in de rest van de Unie te vrijwaren. De in die zones vastgestelde maatregelen voorkomen de verdere verspreiding van besmetting door het zorgvuldig monitoren en beperken van verplaatsingen van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, door het zorgvuldig monitoren en beperken van het gebruik van producten die mogelijk met het ziekteverwekkende agens besmet zijn en door ervoor te zorgen dat de ziekte in een vroeg stadium wordt opgespoord.

(5)

Tussen december 2019 en juni 2020 hebben Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije de Commissie in kennis gesteld van uitbraken van HPAI van het subtype H5N8 in bedrijven op hun grondgebied waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels werden gehouden.

(6)

In het belang van de duidelijkheid, en van de coördinatie op het niveau van de Unie, en om de lidstaten, derde landen en belanghebbenden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen van de epidemiologische situatie, is Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 van de Commissie (4) vastgesteld om alle beschermings- en toezichtsgebieden die overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG door de bevoegde autoriteiten van die lidstaten naar aanleiding van uitbraken van HPAI van het subtype H5N8 in bedrijven op hun grondgebied zijn ingesteld, in één handeling van de Unie op te nemen.

(7)

Van juli tot en met september 2020 was de epidemiologische situatie met betrekking tot HPAI verbeterd; in die periode zijn in de Unie geen uitbraken bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels bevestigd, en zijn geen sporen van HPAI bij wilde vogels gevonden.

(8)

Sinds oktober 2020, na de aankomst van wilde trekvogels tijdens hun herfsttrek, hebben Nederland en Duitsland uitbraken van HPAI van het subtype H5N8 bevestigd in bedrijven op hun grondgebied waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden. In die lidstaten werd het virus eerst aangetroffen bij wilde vogels van verschillende soorten, voordat het werd aangetroffen in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels werden gehouden. Naar aanleiding van die gevallen van HPAI van het subtype H5N8 in Nederland en Duitsland heeft de Commissie verschillende uitvoeringsbesluiten aangenomen tot vaststelling van bepaalde tot die lidstaten gerichte tijdelijke beschermende maatregelen.

(9)

Het HPAI-virus van het subtype H5N8 wordt nog steeds aangetroffen bij een groot aantal wilde vogels in Nederland en in Duitsland. Denemarken, Ierland en België hebben ook hetzelfde HPAI-virus van het subtype H5N8 bij wilde vogels op hun grondgebied vastgesteld. Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk ook uitbraken van HPAI van het subtype H5N8 bevestigd in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels werden gehouden en het land heeft het virus ook bij wilde vogels op zijn grondgebied vastgesteld. Onlangs hebben Denemarken, Frankrijk, Zweden, Kroatië en Polen ook uitbraken van HPAI van het subtype H5N8 op hun grondgebied bevestigd in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden.

(10)

Daarnaast zijn ook HPAI-virussen van de subtypen H5N1 en H5N5 aangetroffen bij wilde vogels in Nederland respectievelijk Duitsland.

(11)

Van wilde vogels, met name wilde trekkende watervogels, is bekend is dat zij de natuurlijke gastheer zijn voor aviaire-influenzavirussen. De aanwezigheid van verschillende subtypen van HPAI-virussen bij wilde vogels is niet ongebruikelijk, maar vormt een voortdurend risico op directe en indirecte insleep van die virussen in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden en van de mogelijke daaropvolgende verspreiding van het virus van een besmet bedrijf naar andere bedrijven. Bovendien neemt hierdoor het risico van genetische reassortering en de opkomst van nieuwe subtypen van het virus toe.

(12)

Gezien de veranderende epidemiologische situatie in de Unie ten aanzien van HPAI-virussen, en rekening houdend met de seizoensgebondenheid van het voorkomen van virussen bij wilde vogels, bestaat er een risico dat zich in de komende maanden in de Unie nieuwe uitbraken van verschillende subtypen van HPAI zullen voordoen. Daarom beoordeelt de Commissie de epidemiologische situatie samen met de lidstaten voortdurend en blijft zij de beschermende maatregelen evalueren.

(13)

De in dit besluit vastgestelde beschermende maatregelen moeten worden aangepast op basis van de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 vastgelegde beschermende maatregelen om te waarborgen dat zij passend zijn om het risiconiveau van de huidige epidemiologische situatie af te dekken en dat zij geen belasting voor exploitanten vormen die niet in verhouding staat tot de risico’s van de verspreiding van HPAI. Daarom moet bij deze nieuwe beschermende maatregelen rekening worden gehouden met de uiteenlopende risiconiveaus die verbonden zijn aan de verplaatsingen van verschillende pluimveeproducten.

(14)

In artikel 26, lid 1, en in artikel 30, punt c), iv), van Richtlijn 2005/94/EG zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het rechtstreekse vervoer van broedeieren vanuit een bedrijf in een beschermings- of toezichtsgebied naar een aangewezen broederij kunnen toestaan, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het rechtstreekse vervoer van dergelijke broedeieren vanuit de aangewezen broederij naar een vaccinproducerende inrichting vormt geen verhoogd risico in vergelijking met rechtstreeks vervoer van die eieren vanuit het bedrijf van oorsprong van het ouderkoppel waarvan zij afkomstig zijn naar de vaccinproducerende inrichting, mits aan de in dit besluit vast te stellen voorwaarden wordt voldaan.

(15)

Broedeieren zijn een belangrijk onderdeel van de gespecialiseerde productie van vaccins, waaronder griepvaccins voor de mens. Voor de productie van vaccins zijn specifieke broedeieren nodig die afkomstig zijn van ziektevrije ouderkoppels, en moeten strikte bioveiligheids- en biobeveiligingsmaatregelen worden toegepast. Bovendien elimineert het vaccinproductieproces het risico op ziekteverwekkers, waaronder aviaire-influenzavirussen. Daarom kan het rechtstreekse vervoer van broedeieren vanuit de inrichting van oorsprong of vanuit een aangewezen broederij naar een vaccinproducerende inrichting worden beschouwd als een activiteit die een zeer laag risico voor de verspreiding van de HPAI-virussen inhoudt.

(16)

De uit hoofde van de artikelen 22 en 30 van Richtlijn 2005/94/EG vereiste beperkingen op de verplaatsing van zendingen broedeieren vanuit zones in beschermings- en toezichtsgebieden, kunnen in het geval van verplaatsingen naar vaccinproducerende inrichtingen leiden tot verstoringen in de gevestigde bevoorradingsketen voor de productie van griepvaccins voor de mens in een periode van grote vraag op de markt naar die producten, en kunnen derhalve in de komende maanden aanleiding geven tot problemen voor de gezondheidszorg met betrekking tot de beschikbaarheid van dergelijke vaccins.

(17)

Daarom moet het rechtstreekse vervoer van broedeieren vanuit de inrichtingen van oorsprong of de aangewezen broederijen in de beschermings- en toezichtsgebieden naar vaccinproducerende inrichtingen onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan. In dat geval moet op de diergezondheidscertificaten overeenkomstig Richtlijn 2009/158/EG van de Raad (5) naar dit besluit worden verwezen.

(18)

In Richtlijn 2009/158/EG zijn algemene gezondheidsvoorschriften betreffende het handelsverkeer in de Unie in pluimvee en broedeieren vastgelegd, waaronder de veterinaire certificaten waarvan naar andere lidstaten te verzenden zendingen van die producten vergezeld moeten gaan. In artikel 6 van die richtlijn is bepaald dat om in de Unie te mogen worden verhandeld, broedeieren afkomstig moeten zijn van inrichtingen die niet in een gebied gelegen zijn waarvoor om veterinairrechtelijke redenen overeenkomstig de wetgeving van de Unie beperkende maatregelen gelden als gevolg van een uitbraak van een ziekte waarvoor pluimvee vatbaar is. Om na te gaan of aan de voorschriften van dit besluit is voldaan, is het passend dat de in artikel 20 van Richtlijn 2009/158/EG bedoelde veterinaire certificaten waarvan zendingen broedeieren vergezeld moeten gaan, een verwijzing naar dit besluit bevatten.

(19)

Aangezien het rechtstreekse vervoer van broedeieren naar een vaccinproducerende inrichting een zeer laag risico voor de verspreiding van HPAI inhoudt, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG de beschermings- of toezichtsgebieden moeten instellen en waarnaar in de bijlage bij dit besluit wordt verwezen, toestemming kunnen verlenen voor de verzending van broedeieren voor rechtstreeks vervoer vanuit inrichtingen van oorsprong of vanuit aangewezen broederijen naar een buiten de beschermings- en toezichtsgebieden gelegen vaccinproducerende inrichting.

(20)

Dienovereenkomstig moeten in dit besluit de voorwaarden worden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending kunnen toestaan dat broedeieren vanuit inrichtingen van oorsprong of vanuit aangewezen broederijen binnen de beschermings- en toezichtsgebieden naar vaccinproducerende inrichtingen buiten de beschermings- en toezichtsgebieden of in een andere lidstaat worden verzonden.

(21)

In het belang van de duidelijkheid en rekening houdend met de gelijktijdige verspreiding van drie en mogelijk meer verschillende subtypen van het HPAI-virus tijdens de huidige epidemie is het noodzakelijk om het toepassingsgebied van de huidige beschermingsmaatregelen zoals vastgesteld in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47, uit te breiden om alle HPAI-virussen die zijn omschreven in Richtlijn 2005/94/EG te bestrijken en om de lidstaten, derde landen en belanghebbenden op de hoogte te houden van de laatste stand van zaken met betrekking tot de huidige epidemiologische situatie in de Unie.

(22)

De beschermings- en toezichtsgebieden die overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG door Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Kroatië, Nederland, Polen en Zweden (de “betrokken lidstaten”) zijn ingesteld, moeten in één handeling worden opgenomen en de duur van de regionalisering moet worden vastgesteld, rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie wat HPAI betreft.

(23)

De duur van de maatregelen die moeten worden toegepast in de beschermings- en toezichtsgebieden die overeenkomstig artikel 29, lid 1, en artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG moeten worden vastgesteld, moet worden aangepast aan de ontwikkeling van de epidemiologische situatie zoals die blijkt uit de resultaten van het in artikel 6 van die richtlijn bedoelde epizoötiologisch onderzoek en de overeenkomstig artikel 18 en artikel 30, punten a) en g), van die richtlijn toegepaste maatregelen.

(24)

De Commissie heeft die maatregelen in samenwerking met de betrokken lidstaten bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van de bedrijven waar een uitbraak van HPAI is bevestigd.

(25)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten op het niveau van de Unie en in samenwerking met de betrokken lidstaten de in die lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden snel worden vastgesteld.

(26)

Dienovereenkomstig moeten de beschermings- en toezichtsgebieden in de betrokken lidstaten, waarbinnen de veterinaire bestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG worden toegepast, in de bijlage bij dit besluit worden vastgesteld, tezamen met de duur van die regionalisering.

(27)

Bovendien moeten de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2020/47, (EU) 2020/1606 (6) en (EU) 2020/1664 (7) van de Commissie worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen.

(28)

Gezien de urgentie van de epidemiologische situatie in de Unie wat de verspreiding van HPAI betreft, is het belangrijk dat dit besluit zo spoedig mogelijk in werking treedt.

(29)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De beschermings- en toezichtsgebieden die door de in de bijlage bij dit besluit opgenomen lidstaten (de betrokken lidstaten) overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG naar aanleiding van een uitbraak of uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden vastgesteld, alsmede de duur van de maatregelen die overeenkomstig artikel 29, lid 1, en artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG moeten worden toegepast, worden bij dit besluit op het niveau van de Unie vastgesteld.

2.   Bij dit besluit worden voorschriften vastgesteld voor de verzending van zendingen broedeieren vanuit de betrokken lidstaten.

Artikel 2

De betrokken lidstaten zien erop toe dat:

a)

de overeenkomstig artikel 16, lid 1, punt a), van Richtlijn 2005/94/EG door hun bevoegde autoriteiten ingestelde beschermingsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in deel A van de bijlage bij dit besluit als beschermingsgebieden zijn opgenomen;

b)

de maatregelen die overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG in de beschermingsgebieden moeten worden toegepast, ten minste tot de in deel A van de bijlage bij dit besluit voor de beschermingsgebieden opgegeven data worden gehandhaafd.

Artikel 3

De betrokken lidstaten zien erop toe dat:

a)

de overeenkomstig artikel 16, lid 1, punt b), van Richtlijn 2005/94/EG door hun bevoegde autoriteiten ingestelde toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in deel B van de bijlage bij dit besluit als toezichtsgebieden zijn opgenomen;

b)

de maatregelen die overeenkomstig artikel 31, van Richtlijn 2005/94/EG in de toezichtsgebieden moeten worden toegepast ten minste tot de in deel B van de bijlage bij dit besluit voor de toezichtsgebieden opgegeven data worden gehandhaafd.

Artikel 4

1.   De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen toestaan dat zendingen broedeieren vanuit inrichtingen van oorsprong of vanuit aangewezen broederijen die gelegen zijn in de in de bijlage opgenomen gebieden van hun grondgebied, rechtstreeks worden vervoerd naar vaccinproducerende inrichtingen buiten die gebieden op hun grondgebied of op het grondgebied van een andere lidstaat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de zending wordt vervoerd vanuit de inrichting van oorsprong naar de vaccinproducerende inrichting van bestemming, of vanuit de inrichting van oorsprong naar de aangewezen broederij en van daaruit naar de vaccinproducerende inrichting van bestemming;

b)

het ouderkoppel waarvan de broedeieren afkomstig zijn, is niet door HPAI aangetast in de periode van 21 dagen vóór de datum van verzameling van die broedeieren in de inrichting van oorsprong;

c)

het ouderkoppel waarvan de broedeieren afkomstig zijn, is met gunstig resultaat onderworpen aan klinisch en virologisch toezicht overeenkomstig hoofdstuk IV, punt 8.10, van de bijlage bij Beschikking 2006/437 van de Commissie (8);

d)

een klinisch bezoek van het pluimvee in alle productie-eenheden van de inrichting van oorsprong in de 72 uur vóór het tijdstip van verzending van de zending heeft een gunstig resultaat opgeleverd;

e)

de broedeieren en de verpakking ervan zijn vóór de verzending vanuit de inrichting van oorsprong en, in voorkomend geval, vanuit de aangewezen broederij, ontsmet in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts, en de traceerbaarheid van deze eieren is gewaarborgd;

f)

de broedeieren worden in door de bevoegde autoriteit of onder toezicht van die autoriteit verzegelde voertuigen vanuit de inrichting van oorsprong en, in voorkomend geval, vanuit de aangewezen broederij vervoerd;

g)

in de inrichting van oorsprong en, in voorkomend geval, in de aangewezen broederij, worden biobeveiligingsmaatregelen toegepast overeenkomstig de instructies van de bevoegde autoriteit van de plaats van verzending;

h)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming heeft vooraf toestemming gegeven om een dergelijke verplaatsing te laten plaatsvinden vóór de verplaatsing vanuit de inrichting van oorsprong of, in voorkomend geval, vanuit de aangewezen broederij.

2.   De betrokken lidstaten zien erop toe dat de in artikel 20 van Richtlijn 2009/158/EG bedoelde en in bijlage IV bij die richtlijn opgenomen veterinaire certificaten voor de handel binnen de Unie waarmee de in lid 1 bedoelde zendingen broedeieren die naar andere lidstaten moeten worden verzonden, vergezeld gaan, de volgende verklaring bevatten: “De zending voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1809 van de Commissie.”.

Artikel 5

De Uitvoeringsbesluiten (EU) 2020/47, (EU) 2020/1606 en (EU) 2020/1664 worden ingetrokken.

Artikel 6

Dit besluit is van toepassing tot en met 20 april 2021.

Artikel 7

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)   PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)   PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)   PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 van de Commissie van 20 januari 2020 betreffende beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (PB L 16 van 21.1.2020, blz. 31).

(5)  Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1606 van de Commissie van 30 oktober 2020 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Nederland (PB L 363 van 3.11.2020, blz. 9).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1664 van de Commissie van 9 november 2020 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Duitsland (PB L 374 van 10.11.2020, blz. 11).

(8)  Beschikking van de Commissie van 4 augustus 2006 tot goedkeuring van een diagnosehandboek voor aviaire influenza overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (PB L 237 van 31.8.2006, blz. 1).


BIJLAGE

DEEL A

Beschermingsgebied als bedoeld in artikel 1:

Kroatië

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Općina Koprivnički Bregi, naselja Koprivnički Bregi i Jeduševac, općina Novigrad Podravski, naselja Plavšinac, Delovi, Vlaislav i Novigrad Podravski, općina Hlebine, naselje Hlebine u Koprivničko- križevačkoj županiji koji se nalaze na području u obliku kruga radijusa tri kilometra sa središtem na GPS koordinatama N46.122115; E16.9561216666667.

31.12.2020

Denemarken

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

The parts of Randers municipality (ADNS code 01730), Favrskov municipality (ADNS 01710) and Syddjurs municipality (ADNS code 01706) that are contained within circle of radius 3 kilometer, centred on GPS coordinates N56.3980; E10.1936.

11.12.2020

Frankrijk

 

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Les communes suivantes dans le département de HAUTE-CORSE (2B)

ALTIANI

AVAPESSA

BIGORNO

BISINCHI

CAMPILE

CAMPITELLO

CANAVAGGIA

CASTELLO-DI-ROSTINO

CATERI

CROCICCHIA

ERBAJOLO

FELICETO

FOCICCHIA

LENTO

MONTEGROSSO

MURO

NESSA

ORTIPORIO

PENTA-ACQUATELLA

PIEDICORTE-DI-GAGGIO

SCOLCA

SPELONCATO

SANT'ANDREA-DI-BOZIO

SANT'ANTONINO

VALLE-DI-ROSTINO

VOLPAJOLA

10.12.2020

Les communes suivantes dans le département de YVELINES (78)

SAINT-CYR-L'ECOLE

10.12.2020

Les communes suivantes dans le département de Corse du Sud (2A)

AFA

AJACCIO

ALATA

BASTELICACCIA

GROSSETO-PRUGNA

SARROLA-CARCOPINO

9.12.2020

Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

SCHLESWIG-HOLSTEIN

Landkreis Nordfriesland

Hallig Oland

1.12.2020

Landkreis Segeberg

Gemeinde Latendorf

Gemeinde Heidmühlen — exklusive des Bereiches zwischen Stellbrooker Weg und Osterau nördlich des Stellbrooker Moors

Gemeinde Boostedt — Gebiet südlich der Ortschaft Boostedt (entlang Waldweg, Heidenbarg, Münsterberg, Heisterbarg, Zum Quellental, Tegelbar, Mühlenweg, Latendorfer Str.) sowie östlich und südlich des Bundeswehrgeländes

Gemeinde Rickling — Gebiet südlich der Rothenmühlenau und westlich der Straßen Alter Schönmoorer Weg und Kirschenweg bis zur Einmündung in die Schönmoorer Str., weiter südlich der Schönmoorer Str. bis zum Glinngraben und westlich des Glinngrabens

Gemeinde Großenaspe — Gebiet westlich der Straßen Halloh und Eekholt sowie östlich des Wildparks Eekholt

Forstgutsbezirk Buchholz

5.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Rodenäs

Gemeinde Neukirchen

Gemeinde Klanxbüll

Gemeinde Humptrup

Gemeinde Braderup

Gemeinde Tinningstedt

Gemeinde Klixbüll

Gemeinde Risum-Lindholm

Gemeinde Niebüll

Gemeinde Bosbüll

Gemeinde Uphusum

Gemeinde Klanxbüll

Gemeinde Emmelsbüll-Horsbüll

Gemeinde Holm

15.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Pellworm

10.12.2020

MECKLENBURG-VORPOMMERN

Landkreis Vorpommern-Rügen

Ostseeheilbad Zingst

9.12.2020

Landkreis Vorpommern-Rügen

Gemeinde Rambin — Ortsteile Drammendorf, Götemitz, Kasselvitz, Kasselvitzer Katen, Rothenkirchen, Sellentin, Rambin, Giesendorf

Gemeinde Samtens — Ortsteile Frankenthal, Muhlitz, Luttow, Natzevitz, Samtens

Gemeinde Gustow — Ortsteile Saalkow, Warksow

Gemeinde Poseritz — Ortsteile Datzow, Poseritz-Ausbau

Gemeinde Altefähr — Ortsteil Kransdorf

9.12.2020

Landkreis Rostock

Gemeinde Neubukow Stadt — Ortsteile Buschmühlen, Malpendorf, Neubukow, Spriehusen, Steinbrink

Gemeinde Biendorf — Ortsteile Jörnstorf Dorf, Jörnstorf Hof, Lehnenhof

Gemeinde Rerik Stadt — Ortsteile Russow, Russow Ausbau

8.12.2020

Landkreis Rostock

Stadt Gnoien — Ortsteile Eschenhörn, Warbelow sowie die Stadt Gnoien südöstlich der Teterower Straße und südöstlich der Straße „Bleiche“

Gemeinde Behren-Lübchin — Ortsteile Bobbin, Neu Wasdow

Gemeinde Finkenthal — Ortsteil Schlutow

14.12.2020

Nederland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Provincie: Gelderland

1.

Vanaf de kruising met N322 en Zandstraat, Zandstraat volgen in oostelijke richting tot aan de tramlijn.

2.

De tramlijn volgen in zuidoostelijke richting tot aan Molenstraat.

3.

Molenstraat volgen in noordoostelijke richting tot aan Meidoornstraat.

4.

Meidoornstraat volgen in oostelijke richting tot aan Korenbloemstraat.

5.

Korenbloemstraat volgen in oostelijke richting tot aan Florastraat.

6.

Florastraat volgen in zuidelijke richting tot aan Vogelzang.

7.

Vogelzang volgen in oostelijke richting tot aan Kamstraat.

8.

Kamstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Van Heemstraweg.

9.

Van Heemstraweg volgen in noordoostelijke richting tot aan Noord-Zuid (N329).

10.

Noord-Zuid (N329) volgen in zuidelijke richting tot aan Neersteindsestraat.

11.

Neersteindestraat volgen in zuidoostelijke richting tot aan Altforstestraat.

12.

Altforstestraat volgen in zuidwestelijke richting tot aan Middenweg.

13.

Middenweg volgen in zuidoostelijke richting tot aan Mekkersteeg.

14.

Mekkersteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuidweg.

15.

Zuidweg volgen in westelijke richting tot aan Veerweg.

16.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Raadhuisdijk.

17.

Raadhuisdijk volgen in westelijke richting tot aan Veerweg.

18.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Raadhuisdijk.

19.

Raadhuisdijk volgen in westelijke richting overgaand in Berghuizen tot aan Nieuweweg.

20.

Nieuweweg volgen in westelijke richting tot aan Wamelseweg.

21.

Wamelseweg volgen in noordelijke richting overgaand in Zijvond tot aan Liesbroekstraat.

22.

Liesbroekstraat volgen in oostelijke richting tot aan Nieuweweg.

23.

Nieuweweg volgen in noordelijke richting tot aan Liesterstraat.

24.

Liesterstraat volgen in oostelijke richting tot aan Maas en Waalweg (N322).

25.

Maas en Waalweg volgen in noordelijke richting tot aan de kruising met Zandstraat.

20.11.2020

1.

Vanaf Waalbandijk de Waal volgen in oostelijke richting tot aan Waalbandijk nr. 155.

2.

Waalbandijk vanaf nr 155 volgen in zuidelijke richting overgaand in Heersweg tot aan Kerkstraat.

3.

Kerkstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Van Heemstraweg.

4.

Van Heemstraweg volgen in oostelijke richting tot aan Scharenburg.

5.

Scharenburg volgen in zuidelijke richting tot aan Molenweg.

6.

Molenweg volgen in zuidelijke richting tot aan Broerstraat.

7.

Broerstraat volgen in westelijke richting tot aan Neersteindsestraat.

8.

Neersteindsestraat volgen in oostelijke richting overgaand in Bikkeldam tot aan Singel.

9.

Singel volgen in zuidelijke richting tot aan Middenweg.

10.

Middenweg volgen in oostelijke richting tot aan Mekkersteeg.

11.

Mekkersteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuidweg.

12.

Zuidweg volgen in westelijke richting tot aan Noord Zuid N329.

13.

Noord Zuid N329 volgen in zuidelijke richting tot aan de Maas (rivier).

14.

De Maas volgen in westelijke richting tot aan Veerweg.

15.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Raadhuisdijk.

16.

Raadhuisdijk volgen in westelijke richting tot aan Kapelstraat.

17.

Kapelstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Den Hoedweg tot aan Dijkgraaf De Leeuweg.

18.

Dijkgraaf De Leeuweg volgen in westelijke richting tot aan Wolderweg.

19.

Wolderweg volgen in noordelijke richting tot aan Nieuweweg.

20.

Nieuweweg volgen in oostelijke richting tot aan Liesterstraat.

21.

Liesterstraat volgen in oostelijke richting tot aan Zijveld.

22.

Zijveld volgen in noordelijke richting tot aan Zandstraat.

23.

Zandstraat volgen in oostelijke richting tot aan Dijkstraat.

24.

Dijkstraat volgen in noordelijke richting tot aan Waalbandijk.

28.11.2020

1.

Vanaf kruising A50 / Halve Wetering (water), Halve Wetering volgen in noordoostelijke richting tot aan Geerstraat.

2.

Geerstraat volgen in oostelijke richting overgaand in Geersepad overgaand in Dorpsplein tot aan Middendijk.

3.

Middendijk volgen in noordelijke richting tot aan Kerkepad.

4.

Kerkepad volgen in oostelijke richting tot aan Zeedijk.

5.

Zeedijk volgen in zuidelijke richting tot aan Vaassenseweg (N792).

6.

Vaassenseweg volgen in oostelijke richting overgaand in Dorpsstraat tot aan Twelloseweg.

7.

Twelloseweg volgen in zuidelijke richting, overgaand in Terwoldseweg tot aan Rijksstraatweg.

8.

Rijksstraatweg volgen in westelijke richting overgaand in Oude Rijksstraatweg tot aan Molenstraat.

9.

Molenstraat volgen in zuidelijke richting overgaand in Hietweideweg tot aan Jupiter.

10.

Jupiter volgen in westelijke richting overgaand in Leigraaf tot aan Zonnenbergstraat.

11.

Zonnenbergstraat volgen in westelijke richting tot aan Leemsteeg.

12.

Leemsteeg volgen in noordelijke richting tot aan Bottenhoekseweg.

13.

Bottenhoekseweg volgen in westelijke richting overgaand in Stationsweg tot aan Rijksstraatweg (N344).

14.

Rijksstraatweg (N344) / Deventerstraat volgen in westelijke richting tot aan Drostendijk.

15.

Drostendijk volgen in noordelijke richting tot aan A50.

16.

A50 volgen in noordelijke richting tot aan Halve Wetering (water).

4.12.2020

Provincie: Groningen

1.

Vanaf kruising N355-Kloosterweg, Kloosterweg volgen in noordelijke richting overgaand in Herestraat tot aan Van Eysingaweg.

2.

Van Eysingaweg volgen in noordelijke richting overgaand in Eeuwe Ennesweg tot aan Leegsterweg.

3.

Leegsterweg volgen in oostelijke richting overgaand in Laauwersweg, overgaand in Brugstraat tot aan Schoolstraat.

4.

Schoolstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Wester Waardijk tot aan Zuiderried.

5.

Zuiderried volgen in oostelijke richting tot aan Kievitsweg.

6.

Kievitsweg volgen in zuidelijke richting tot aan Friesestraatweg, Friesestraatweg volgen in oostelijke richting tot aan Bindervoetpolder (N388).

7.

Bindervoetpolder (N388) volgen in zuidelijke richting tot aan Provincialeweg.

8.

Provincialeweg volgen in westelijke richting tot aan Hoofdstraat.

9.

Hoofdstraat volgen in westelijke richting tot aan Lutjegasterweg.

10.

Lutjegasterweg volgen in noordelijke richting tot aan Bombay.

11.

Bombay volgen in westelijke richting tot aan Zandweg tegenover Easterweg 1.

12.

Zandweg volgen in westelijke richting tot aan De Lauwers.

13.

De Lauwers volgen in noordelijke richting tot aan Miedweg.

14.

Miedweg volgen in noordelijke richting tot aan Prinses Margrietkanaal.

15.

Prinses Margrietkanaal volgen in westelijke richting tot aan Stroboser Trekfeart.

16.

Stroboser Trekfeart volgen in noordelijke richting tot aan Rijksweg N355.

17.

Rijksweg N355 volgen in oostelijke richting tot aan Kloosterweg.

2.12.2020

Provincie: Friesland

1.

Vanaf Kruising Waltingleane / Mulierlaan, Mulierlaan volgen in oostelijke richting tot aan Taekelaan.

2.

Taekelaan volgen in oostelijke richting tot aan Witmarsumerfvaart (water).

3.

Witmarsumerfvaart volgen in noordelijke richting tot aan Harlingervaart (water).

4.

Harlingervaart volgen in oostelijke richting tot aan Westergoaweg.

5.

Westergoaweg volgen in zuidelijke richting tot aan A7.

6.

A7 volgen in westelijke richting tot aan Bolswarderweg.

7.

Bolswarderweg volgen in westelijke richting tot aan Dorpsstraat.

8.

Dorpsstraat volgen in zuidelijke richting overgaand in Bruinder tot aan Van Panhuysenkanaal.

9.

Van Panhuysenkanaal volgen in westelijke richting tot aan Hemmensweg.

10.

Hemmensweg volgen in westelijke richting tot aan Weersterweg.

11.

Weersterweg volgen in noordelijke richting tot aan Haitsmaleane.

12.

Haitsmaleane volgen in westelijke richting tot aan Melkvaart (water).

13.

Melkvaart volgen in noordelijke richting tot aan Kornwerdervaart (water).

14.

Kornwerdervaart volgen in westelijke richting tot aan Miedlaan.

15.

Miedlaan volgen in noordelijke richting tot aan Hayumerlaene.

16.

Hayumerleane volgen in noordelijke richting tot aan Gooyumervaart (water).

17.

Gooyumervaart volgen in noordelijke richting tot aan Gooyumerlaan.

18.

Gooyumerlaan volgen in oostelijke richting tot aan Buitendijk.

19.

Buitendijk volgen in noordelijke richting tot aan Stuitlaan.

20.

Stuitlaan volgen in westelijke richting overgaand in Pingjumer Gulden Halsband tot aan Waltingaleane.

21.

Waltingaleane volgen in oostelijke richting tot aan Mulierlaan.

13.12.2020

Provincie: Utrecht

1.

Vanaf de kruising van de N228 en de Goverwellesingel, de Goverwellesingel volgen in noordelijke richting overgaand in de Goverwelletunnel tot aan de Achterwillenseweg.

2.

De Achterwillenseweg volgen in oostelijke richting tot aan de Vlietdijk.

3.

De Vlietdijk volgen in noordelijke richting overgaand in de Platteweg tot aan de Korssendijk.

4.

De Korssendijk volgen in noordelijke richting overgaand in de Ree in oostelijke richting tot aan de Nieuwenbroeksedijk.

5.

De Nieuwenbroeksedijk volgen in oostelijke richting tot aan de Kippenkade.

6.

De Kippenkade volgen in noordelijke richting tot aan de Wierickepad.

7.

De Wierickepad volgen in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in de Kerkweg overgaand in de Groendijck tot aan de Westeinde.

8.

De Westeinde volgen in noordelijke richting overgaand in de Oosteinde tot aan de Tuurluur.

9.

De Tuurluur volgen in zuidelijke richting overgaand in de Papekopperdijk.

10.

De Papekopperdijk volgen in zuidelijke richting overgaand in de Johan J Vierbergenweg overgaand in de Zwier Regelinkstraat tot aan de N228.

11.

De N228 volgen in zuidelijke richting tot aan de Damweg.

12.

De Damweg volgen in zuidelijke richting tot aan de Zuidzijdseweg.

13.

De Zuidzijdseweg volgen in westelijke richting overgaand in de Slangenweg tot aan de West-Vlisterdijk.

14.

De West-Vlisterdijk volgen in noordelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in de Bredeweg volgend in noordelijke richting overgaand in Grote Haven tot aan de N228.

15.

De N228 volgen in westelijke richting tot aan de Goverwellesingel.

15.12.2020

Polen

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

W województwie wielkopolskim, w powiecie wolsztyńskim:

Obszary gmin Wolsztyn i Przemęt położone w promieniu 3 km wokół ogniska o współrzędnych GPS: N 52.0492 E 16.1558

23.12.2020

Zweden

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Those parts of the municipality of Ystad (ADNS code 01200) contained within a circle of a radius of three kilometres, centred on WGS84 dec. coordinates N55.24.13 and E14.5.27

10.12.2020

DEEL B

Toezichtsgebied als bedoeld in artikel 1:

Kroatië

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Općina Koprivnički Bregi, naselja Koprivnički Bregi i Jeduševac,

općina Novigrad Podravski, naselja Plavšinac, Delovi, Vlaislav i Novigrad Podravski, općina Hlebine, naselje Hlebine u Koprivničko- križevačkoj županiji koji se nalaze na području u obliku kruga radijusa tri kilometra sa središtem na GPS koordinatama N46.122115; E16.9561216666667.

van 1.1.2021 tot en met 10.1.2021

Općina Koprivnica naselja Bakovčica, Koprivnica, Draganovec, Herešin, Jagnjedovec, Starigrad i Štaglinec, općina Hlebine, naselje Gabajeva Greda, općina Drnje, naselje Drnje, općina Molve, naselja Molve, Molve Grede, Čingi — Lingi i Repaš, općina Koprivnički Bregi, naselje Glogovac, općina Gola, naselja Ždala, Gola, Gotalovo, Novačka i Otočka, općina Virje, naselja Donje Zdjelice, Miholjanec, Hampovica i Virje, općina Petrinec naselja Sigetec, Komatnica i Peteranec, općina Đurđevac, naselje Đurđevac, općina Novigrad Podravski, naselja Borovljani, Javorovac i Srdinac, općina Sokolovac, naselje Gornja Velika, općina Novo Virje, naselje Novo Virje u Koprivničko- križevačkoj županiji i općina Kapela, naselja Gornji Mosti, Donji Mosti i Srednji Mosti u Bjelovarsko-bilogorskoj županiji koji se nalaze na području u obliku kruga radijusa sedam kilometra sa središtem na GPS koordinatama N46.122115; E16.9561216666667.

10.1.2021

Denemarken

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

The parts of Randers municipality (ADNS code 01730) lying in Denmark, beyond the area described in the protection zone and beyond the area in the surveillance zone within the circle of radius 10 kilometres, centred on GPS koordinates N56.3980; E10.1936.

20.12.2020

The parts of Tønder municipality (ADNS code 01550), beyond the area described in the protection zone and beyond the area of the surveillance zone lying in Germany but within the circles of radius 10 kilometres, centred on GPS coordinates N 54,844346;E 8,688644, GPS coordinates N54,841968;E8,868140 and GPS coordinates N54,863731;E8,718642

24.12.2020

Frankrijk

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Les communes suivantes dans le département de HAUTE-CORSE (2B)

All except the following:

ALTIANI

AVAPESSA

BIGORNO

BISINCHI

CAMPILE

CAMPITELLO

CANAVAGGIA

CASTELLO-DI-ROSTINO

CATERI

CROCICCHIA

ERBAJOLO

FELICETO

FOCICCHIA

LENTO

MONTEGROSSO

MURO

NESSA

ORTIPORIO

PENTA-ACQUATELLA

PIEDICORTE-DI-GAGGIO

SCOLCA

SPELONCATO

SANT'ANDREA-DI-BOZIO

SANT'ANTONINO

VALLE-DI-ROSTINO

VOLPAJOLA

19.12.2020

ALTIANI

AVAPESSA

BIGORNO

BISINCHI

CAMPILE

CAMPITELLO

CANAVAGGIA

CASTELLO-DI-ROSTINO

CATERI

CROCICCHIA

ERBAJOLO

FELICETO

FOCICCHIA

LENTO

MONTEGROSSO

MURO

NESSA

ORTIPORIO

PENTA-ACQUATELLA

PIEDICORTE-DI-GAGGIO

SCOLCA

SPELONCATO

SANT'ANDREA-DI-BOZIO

SANT'ANTONINO

VALLE-DI-ROSTINO

VOLPAJOLA

Van 11.12.2020 tot en met 19.12.2020

Les communes suivantes dans le département de YVELINES (78)

BAILLY

BOIS-D'ARCY

BOUGIVAL

BUC

LA CELLE-SAINT-CLOUD

CHAMBOURCY

CHATEAUFORT

CHAVENAY

LE CHESNAY

LES CLAYES-SOUS-BOIS

CROISSY-SUR-SEINE

ELANCOURT

L'ETANG-LA-VILLE

FONTENAY-LE-FLEURY

FOURQUEUX

GUYANCOURT

JOUY-EN-JOSAS

LES LOGES-EN-JOSAS

LOUVECIENNES

MAGNY-LES-HAMEAUX

MAREIL-MARLY

MARLY-LE-ROI

MAUREPAS

MONTIGNY-LE-BRETONNEUX

NOISY-LE-ROI

LE PECQ

PLAISIR

LE PORT-MARLY

RENNEMOULIN

ROCQUENCOURT

SAINT-NOM-LA-BRETECHE

TOUSSUS-LE-NOBLE

TRAPPES

VELIZY-VILLACOUBLAY

VERSAILLES

LE VESINET

VILLEPREUX

VIROFLAY

VOISINS-LE-BRETONNEUX

20.12.2020

SAINT-CYR-L'ECOLE

Van 11.12.2020 tot en met 20.12.2020

Les communes suivantes dans le département de Corse du Sud (2A)

ALBITRECCIA

APPIETTO

CALCATOGGIO

CANNELLE

CASAGLIONE

CAURO

COGNOCOLI-MONTICCHI

CUTTOLI-CORTICCHIATO

ECCICA-SUARELLA

OCANA

PERI

PIETROSELLA

SARI-D\'ORCINO

SANT\'ANDRÉA-D\'ORCINO

TAVACO

VALLE-DI-MEZZANA

VILLANOVA

18.12.2020

AFA

AJACCIO

ALATA

BASTELICACCIA

GROSSETO-PRUGNA

SARROLA-CARCOPINO

Van 10.12.2020 tot en met 18.12.2020

Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

SCHLESWIG-HOLSTEIN

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Galmsbüll

Gemeinde Dagebüll

Gemeinde Ockholm

Hallig Gröde

Hallig Langeneß

Gemeinde Wyk auf Föhr

Gemeinde Wrixum

Gemeinde Oevenum

10.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Hallig Oland

Van 2.12.2020 tot en met 10.12.2020

Landkreis Segeberg

Gemeinde Daldorf — südlich des Hohenberger Wegs und der Ricklinger Str. sowie westlich der BAB 21

Gemeinde Rickling — exklusive des Gebiets in Part A

Gemeinde Boostedt — exklusive des Gebiets in Part A

Gemeinde Groß Kummerfeld

Gemeinde Negernbötel — Gebiet westlich der BAB 21

Stadt Wahlstedt

Gemeinde Wittenborn — Gebiet westlich der Kieler Str. und nördlich der B 206

Gemeinde Bark

Gemeinde Todesfelde — Gebiet westlich der Verlängerung der Straße Hörn und nördlich des Bogens Poggensaal sowie nördlich der Todesfelder Straße (L 187)

Gemeinde Hartenholm

Gemeinde Hasenmoor

Gemeinde Bimöhlen

Gemeinde Großenaspe — exklusive des Gebiets in Part A

Gemeinde Wiemersdorf — Gebiet östlich der Bahnstrecke Bad Bramstedt-Neumünster bis zur Bahnhofstraße sowie östlich der Straße Am Teich, des Verbindungsfeldweges zwischen Am Teich und Ziegeleiweg, östlich des Ziegeleiwegs bis zur Wiemersdorfer Au, nördlich der Wiemersdorfer Au und östlich der Straße Harzhorn

Gemeinde Gönnebek

14.12.2020

Landkreis Segeberg

Gemeinde Latendorf

Gemeinde Heidmühlen — exklusive des Bereiches zwischen Stellbrooker Weg und Osterau nördlich des Stellbrooker Moors

Gemeinde Boostedt — Gebiet südlich der Ortschaft Boostedt (entlang Waldweg, Heidenbarg, Münsterberg, Heisterbarg, Zum Quellental, Tegelbar, Mühlenweg, Latendorfer Str.) sowie östlich und südlich des Bundeswehrgeländes

Gemeinde Rickling — Gebiet südlich der Rothenmühlenau und westlich der Straßen Alter Schönmoorer Weg und Kirschenweg bis zur Einmündung in die Schönmoorer Str., weiter südlich der Schönmoorer Str. bis zum Glinngraben und westlich des Glinngrabens

Gemeinde Großenaspe — Gebiet westlich der Straßen Halloh und Eekholt sowie östlich des Wildparks Eekholt

Forstgutsbezirk Buchholz

Van 6.12.2020 tot en met 14.12.2020

Kreisfreie Stadt Neumünster

von der Kreisgrenze zum Kreis Segeberg stadteinwärts auf der Altonaer Straße bis zum Holsatenring, ostwärts entlang Holsatenring und Sachsenring bis zur Kreuzung Haart, an der Kreuzung Haart/Sachsenring südostwärts Richtung Segeberg bis zur Straße “Am Geilenbek”, von dort die Straße “Am Geilenbek” entlang bis zur Kreisgrenze des Kreises Plön, dann entlang der Stadtgrenze bis zur Kreisgrenze des Kreises Segeberg Höhe Kummerfelder Straße

14.12.2020

Landkreis Plön

Gemeinde Bönebüttel — von der Stadtgrenze Neumünster südlich der Bundesstraße B430 bis zur Straße Sickfurt, dann südlich der Straße Börringbaumer Weg bis zum Wiesenweg

Gemeinde Rendswühren — südlich der Straße Wiesenweg und Neuenrader Weg bis zur B430, dann südlich der B430 bis zur Straße Gönnebeker Weg, dann südwestlich der Straße Gönnebeker Weg und der Straße Böhren bis zur Kreisgrenze des Kreises Segeberg

14.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Friedrich-Wilhelm-Lübke-Koog

Gemeinde Aventoft

Gemeinde Ellhöft

Gemeinde Süderlügum

Gemeinde Westre

Gemeinde Ladelund

Gemeinde Achtrup

Gemeinde Karlum

Gemeinde Lexgaard

Gemeinde Galmsbüll

Gemeinde Leck

Gemeinde Sprakebüll

Gemeinde Stadum

Gemeinde Enge-Sande

Gemeinde Bargum

Gemeinde Stedesand

Gemeinde Langenhorn

Gemeinde Dagebüll

24.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Rodenäs

Gemeinde Neukirchen

Gemeinde Klanxbüll

Gemeinde Humptrup

Gemeinde Braderup

Gemeinde Tinningstedt

Gemeinde Klixbüll

Gemeinde Risum-Lindholm

Gemeinde Niebüll

Gemeinde Bosbüll

Gemeinde Uphusum

Gemeinde Klanxbüll

Gemeinde Emmelsbüll-Horsbüll

Gemeinde Holm

Van 16.12.2020 tot en met 24.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Hallig Hooge

Hallig Süderoog

Hallig Südfall

19.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Pellworm

Van 11.12.2020 tot en met 19.12.2020

MECKLENBURG-VORPOMMERN

Landkreis Vorpommern-Rügen

Gemeinde Ostseebad Prerow

Gemeinde Wieck a. Darß

Gemeinde Pruchten

Stadt Barth einschließlich der Ortsteile Tannenheim, Planitz, Glöwitz, Fahrenkamp

Gemeinde Fuhlendorf — Ortsteile Bodstedt, Fuhlendorf

Gemeinde Kenz-Küstrow, Ortsteile: Dabitz und Küstrow

18.12.2020

Landkreis Vorpommern-Rügen

Ostseeheilbad Zingst

Van 10.12.2020 tot en met 18.12.2020

Landkreis Vorpommern-Rügen

Gemeinde Dreschvitz

Gemeinde Ummanz — Ortsteile Lüßvitz, Moordorf, Unrow, Lieschow, Groß Kubitz, Dubkevitz

Gemeinde Sehlen — Ortsteile Sehlen, Groß Kubbelkow, Teschenhagen

Gemeinde Garz — Ortsteile Buhse, Bietegast, Garz, Dumsevitz, Gützlaffshagen, Heidenfelde, Karnitz, Klein Stubben, Kniepow, Koldevitz, Kowall, Poltenbusch, Rosengarten, Tangnitz, Swine, Wendorf

Gemeinde Poseritz — Ortsteile Poseritz, Glutzow-Siedlung, Glutzow-Hof, Groß Stubben, Klein Grabow, Luppath, Mellnitz, Mellnitz Hof, Mellnitz Siedlung, Neparmitz, Neparmitz Ausbau, Puddemin, Renz, Swantow, Üselitz, Venzvitz, Wulfsberg, Zeiten

Gemeinde Gustow — Ortsteile Benz, Gustow, Drigge, Nesebanz, Prosnitz, Sissow

Gemeinde Altefähr — Ortsteile Altefähr, Barnkevitz, Grahlhof, Jarkvitz, Klein Bandelvitz, Scharpitz, Poppelvitz, Groß Bandelvitz, Papenhagen

Gemeinde Rambin — Ortsteile Bessin, Breesen, Grabitz, Kasselvitz-Ausbau, Gurvitz, Neuendorfer Katen

Gemeinde Samtens — Ortsteile Berglase, Dumrade, Tolkmitz, Stönkvitz, Zirkow-Hof, Negast, Sehrow

Gemeinde Putbus — Ortsteile Dumgenevitz, Krimvitz, Strachtitz

Gemeinde Gingst — Ortsteile Haidhof, Steinsdorf, Klucksevitz

Gemeinde Parchtitz — Ortsteile Neuendorf, Volkshagen, Platvitz

Hansestadt Stralsund

Gemeinde Sundhagen — Ortsteile Niederhof, Neuhof

18.12.2020

Landkreis Vorpommern-Rügen

Gemeinde Rambin — Ortsteile Drammendorf, Götemitz, Kasselvitz, Kasselvitzer Katen, Rothenkirchen, Sellentin, Rambin, Giesendorf

Gemeinde Samtens — Ortsteile Frankenthal, Muhlitz, Luttow, Natzevitz, Samtens

Gemeinde Gustow — Ortsteile Saalkow, Warksow

Gemeinde Poseritz — Ortsteile Datzow, Poseritz-Ausbau

Gemeinde Altefähr —Ortsteil Kransdorf

Van 10.12.2020 tot en met 18.12.2020

Landkreis Vorpommern-Rügen

Gemeinde Lindholz — Ortsteile Breesen, Tangrim, Carlsthal

Gemeinde Deyelsdorf — Ortsteile Deyelsdorf, Stubbendorf, Fäsekow, Bassendorf

Gemeinde Grammendorf — Ortsteile Keffenbrink, Dorow, Nehringen, Rodde, Camper

23.12.2020

Landkreis Rostock

Gemeinde Neubukow Stadt — Ortsteil Panzow

Gemeinde Biendorf — Ortsteile Biendorf, Büttelkow, Gersdorf, Körchow, Parchow, Sandhagen, Uhlenbrook, Westenbrügge, Wischuer

Gemeinde Rerik Stadt — Ortsteile Blengow, Gaarzer Hof, Garvsmühlen, Meschendorf, Rerik, Roggow

Gemeinde Alt Bukow — Ortsteile Alt Bukow, Questin, Teschow, Bantow

Gemeinde Am Salzhaff — Ortsteile Klein Strömkendorf, Pepelow, Rakow, Teßmannsdorf

Gemeinde Bastorf — Ortsteile Bastorf, Hohen Niendorf, Mechelsdorf, Wendelstorf, Westhof, Zweedorf

Gemeinde Carinerland — Ortsteile Alt Karin, Bolland, Clausdorf, Danneborth, Garvensdorf, Kamin, Karin, Kirch Mulsow, Klein Mulsow, Krempin, Moitin, Neu Karin, Ravensberg, Zarfzow

Kröpelin Stadt — Ortsteile Altenhagen, Boldenshagen, Brusow, Detershagen, Diedrichshagen, Hanshagen, Horst, Hundehagen, Jennewitz, Klein Nienhagen, Kröpelin, Parchow Ausbau, Schmadebeck, Wichmannsdorf

17.12.2020

Landkreis Rostock

Gemeinde Neubukow Stadt — Ortsteile Buschmühlen, Malpendorf, Neubukow, Spriehusen, Steinbrink

Gemeinde Biendorf — Ortsteile Jörnstorf Dorf, Jörnstorf Hof, Lehnenhof

Gemeinde Rerik Stadt — Ortsteile Russow, Russow Ausbau

Van 9.12.2020 tot en met 17.12.2020

Landkreis Rostock

Stadt Gnoien — Ortsteile Dölitz, Kranichshof sowie die Stadt Gnoien nordwestlich der Teterower Straße und nordwestlich der Straße “Bleiche”

Gemeinde Behren-Lübchin — Ortsteile Alt Quitzenow, Bäbelitz, Behren-Lübchin, Friedrichshof, Groß Nieköhr, Klein Nieköhr, Neu Nieköhr, Neu Quitzenow, Samow, Viecheln und Wasdow

Gemeinde Finkenthal — Ortsteile Finkenthal und Fürstenhof

Gemeinde Walkendorf — Ortsteile Boddin, Gottesgabe, Groß Lunow, Klein Lunow, Neu Boddin

Gemeinde Altkalen — Ortsteile Altkalen, Alt Pannekow, Damm, Granzow, Granzow Ausbau, Kämmerich, Kleverhof, Lüchow und Neu Pannekow

Gemeinde Schwasdorf — Ortsteile Neu Remlin und Remlin

23.12.2020

Landkreis Rostock

Stadt Gnoien — Ortsteile Eschenhörn, Warbelow sowie die Stadt Gnoien südöstlich der Teterower Straße und südöstlich der Straße “Bleiche”

Gemeinde Behren-Lübchin — Ortsteile Bobbin, Neu Wasdow

Gemeinde Finkenthal — Ortsteil Schlutow

Van 15.12.2020

tot en met 23.12.2020

Landkreis Nordwestmecklenburg

Gemeinde Boiensdorf

Gemeinde Neuburg — die Ortsteile Lischow, Vogelsang, Nantrow, Neu Nantrow, Ilow, Madsow

Gemeinde Passee — die Ortsteile Neu Poorstorf, Höltingsdorf

17.12.2020

Landkreis Mecklenburgische Seenplatte

Gemeinde Dargun — Ortschaften Altbauhof, Barlin, Brudersdorf, Darbein, Neu Darbein, Dargun, Dörgelin, Glasow, Groß Methling, Klein Methling (in Teilen), Lehnenhof, Neubauhof, Stubbendorf (in Teilen)

Gemeinde Nossendorf — Ortschaft Nossendorf

23.12.2020

Nederland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Provincie: Gelderland

1.

Vanaf kruising Beldertseweg met Amsterdam-Rijnkanaal, Beldertseweg (N835) volgen in oostelijke richting tot aan Ommerenwal.

2.

Ommerenwal volgen in oostelijke richting overgaand in Voorburgtseweg overgaand in Ooievaar overgaand in Dokter Guepinlaan overgaand in Voorstraat overgaand in Dokter van Noorstraat tot aan Oudsmidsestraat.

3.

Oudsmidsestraat volgen in oostelijke richting tot aan Dorpstraat.

4.

Dorpstraat volgen in noordelijke richting tot aan Papestraat.

5.

Papestraat volgen in oostelijke richting overgaand in Remstraat overgaand in Hogeweg tot aan Cuneraweg.

6.

Cuneraweg volgen in noordelijke richting tot aan Nederrijn (rivier).

7.

Nederrijn volgen in zuidoostelijke richting tot aan Veerweg.

8.

Veerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Rijnbandijk.

9.

Rijnbandijk volgen in oostelijke richting tot aan Dorpsstraat.

10.

Dorpsstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Burg Lodderstaat.

11.

Burg Lodderstraat volgen in oostelijke richting tot aan Dalwagenseweg.

12.

Dalwagenseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Dodewaardsestraat tot aan Matensestraat.

13.

Matensestraat volgen in oostelijke richting tot aan Dalwagen.

14.

Dalwagen volgen in zuidelijke richting tot aan Pluimenburgsestraat.

15.

Pluimenburgsestraat volgen in oostelijke richting, overgaand in Waalbandijk, de rivier de Waal kruisen, tot aan Waalbandijk.

16.

Waalbandijk volgen in oostelijke richting langs “pad langs ganzenkuil” tot aan Deest.

17.

Deest volgen in zuidelijke richting tot aan Van Heemstraweg.

18.

Van Heemstraweg volgen in oostelijke richting tot aan Geerstraat.

19.

Geerstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Koningstraat.

20.

Koningstraat volgen in oostelijke richting tot aan Betenlaan.

21.

Betenlaan volgen in zuidelijke richting tot aan Broeksche Leigraaf Winsen (water).

22.

Broeksche Leigraaf Winsen volgen in oostelijke richting tot aan A50.

23.

A50 volgen in zuidelijke richting tot aan Graafsebaan.

24.

Graafsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Julianasingel.

25.

Julianasingel volgen in westelijke richting tot aan Dr Saal v. Zwanenbergsingel.

26.

Dr Saal v. Zwanenbergsingel volgen in noordelijke richting tot aan spoorbaan Nijmegen-’s Hertogenbosch.

27.

Spoorbaan Nijmegen-’s Hertogenbosch volgen in westelijke richting tot aan Klompstraat.

28.

Klompstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Kepkensdonk overgaand in Weisestraat tot aan Gewandeweg.

29.

Gewandeweg volgen in westelijke richting tot aan Kesselsegraaf.

30.

Kesselsegraaf volgen in noordelijke richting tot aan De Lithse Ham.

31.

Vanaf De Lithse Ham de rivieren de Maas en de Waal kruisen bij Heerewaarden tot aan Waalbandijk.

32.

Waalbandijk volgen in noordelijke richting overgaand in Molenstraat tot aan Dreef.

33.

Dreef volgen in noordelijke richting tot aan Pippertsestraat.

34.

Pippertsestraat volgen in noordelijke richting overgaand in Zijvelingsestraat tot aan Vuadapad.

35.

Vuadapad volgen in oostelijke richting tot aan Groenestraat.

36.

Groenestraat volgen in noordelijke richting tot aan de Linge (rivier).

37.

Linge volgen in noordoostelijke richting tot aan Beldertseweg (N835).

38.

Beldertseweg volgen in noordelijke richting tot aan de kruising met het Amsterdam-Rijnkanaal.

29.11.2020

1.

Vanaf de kruising met N322 en Zandstraat, Zandstraat volgen in oostelijke richting tot aan de tramlijn.

2.

De tramlijn volgen in zuidoostelijke richting tot aan Molenstraat.

3.

Molenstraat volgen in noordoostelijke richting tot aan Meidoornstraat.

4.

Meidoornstraat volgen in oostelijke richting tot aan Korenbloemstraat.

5.

Korenbloemstraat volgen in oostelijke richting tot aan Florastraat.

6.

Florastraat volgen in zuidelijke richting tot aan Vogelzang.

7.

Vogelzang volgen in oostelijke richting tot aan Kamstraat.

8.

Kamstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Van Heemstraweg.

9.

Van Heemstraweg volgen in noordoostelijke richting tot aan Noord-Zuid (N329).

10.

Noord-Zuid (N329) volgen in zuidelijke richting tot aan Neersteindsestraat.

11.

Neersteindestraat volgen in zuidoostelijke richting tot aan Altforstestraat.

12.

Altforstestraat volgen in zuidwestelijke richting tot aan Middenweg.

13.

Middenweg volgen in zuidoostelijke richting tot aan Mekkersteeg.

14.

Mekkersteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuidweg.

15.

Zuidweg volgen in westelijke richting tot aan Veerweg.

16.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Raadhuisdijk.

17.

Raadhuisdijk volgen in westelijke richting tot aan Veerweg.

18.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Raadhuisdijk.

19.

Raadhuisdijk volgen in westelijke richting overgaand in Berghuizen tot aan Nieuweweg.

20.

Nieuweweg volgen in westelijke richting tot aan Wamelseweg.

21.

Wamelseweg volgen in noordelijke richting overgaand in Zijvond tot aan Liesbroekstraat.

22.

Liesbroekstraat volgen in oostelijke richting tot aan Nieuweweg.

23.

Nieuweweg volgen in noordelijke richting tot aan Liesterstraat.

24.

Liesterstraat volgen in oostelijke richting tot aan Maas en Waalweg (N322).

25.

Maas en Waalweg volgen in noordelijke richting tot aan de kruising met Zandstraat.

Van 21.11.2020 tot en met 29.11.2020

1.

Vanaf Marsdijk bij het fietsveer de Nederrijn oversteken naar Veerweg.

2.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Herenstraat.

3.

Herenstraat volgen in oostelijke richting overgaand in Grebbeweg tot aan Grebbedijk.

4.

Grebbedijk volgen in oostelijke richting overgaand in Nederrijn tot aan Wolfswaard.

5.

Wolfswaard volgen in zuidelijke richting tot aan Randwijkse Rijndijk.

6.

Randwijkse Rijndijk volgen in oostelijke richting tot aan Lakemondsestraat.

7.

Lakemondsestraat volgen in zuidelijke richting tot aan De Hel.

8.

De Hel volgen in zuidelijke richting overgaand in Tolsestraat tot aan zandweg bij nr. 6.

9.

Zandweg volgen in zuidelijke richting tot aan Gesperdensestraat.

10.

Gesperdensestraat volgen in oostelijke richting tot aan Wuustweg.

11.

Wuustweg volgen in zuidelijke richting tot aan Boelenhamsestraat.

12.

Boelenhamsestraat volgen in westelijke richting tot aan de spoorlijn.

13.

Spoorlijn volgen in oostelijke richting tot aan Leigraafseweg.

14.

Leigraafseweg volgen in zuidelijke richting tot aan A15.

15.

A15 volgen in oostelijke richting tot aan Andeltsche Leigraaf.

16.

Andeltsche Leigraaf volgen in zuidelijke richting tot aan Engelandstraat.

17.

Engelandstraat volgen in westelijke richting tot aan De Steeg.

18.

De Steeg volgen in zuidelijke richting overgaand in Molenhofstaat tot aan Groenestraat.

19.

Groenestraat volgen in oostelijke richting tot aan Horstweg.

20.

Horstweg volgen in zuidelijke richting tot aan Waalbandijk.

21.

Waalbandijk volgen in oostelijke richting, de Waal oversteken tot aan Uiterwaard.

22.

Uiterwaard oversteken tot aan Dijk.

23.

Dijk volgen in zuidelijke richting tot aan Molenstraat.

24.

Molenstraat volgen in westelijke richting tot aan Leegstraat.

25.

Leegstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Van Heemstraweg.

26.

Van Heemstraweg volgen in oostelijke richting tot aan Plakstraat.

27.

Plakstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Koningstraat.

28.

Koningstraat volgen in oostelijke richting tot aan A50.

29.

A50 volgen in zuidelijke richting tot aan Ficarystraat.

30.

Ficarystraat volgen in oostelijke richting tot aan Wezelsedijk.

31.

Wezelsedijk volgen in zuidelijke richting tot aan Hoogvonderweg.

32.

Hoogvonderweg volgen in westelijke richting overgaand in Wezelseveldweg tot aan Broekstraat.

33.

Broekstraat volgen in oostelijke richting tot aan Puitsestraat.

34.

Puitsestraat volgen in zuidelijke richting overgaand in Van Balverenlaan.

35.

Van Balverenlaan volgen in zuidelijke richting overgaand in Ruffelsdijk tot aan N845.

36.

N845 volgen in zuidelijke richting tot aan A326.

37.

A326 volgen in westelijke richting tot aan A50.

38.

A50 volgen in zuidelijke richting tot aan Berghemseweg.

39.

Berghemseweg volgen in westelijke richting tot aan de spoorlijn.

40.

Spoorlijn volgen in westelijke richting tot aan Hertog Johannasingel.

41.

Hertog Johannasingel volgen in noordelijke richting tot aan Gewandeweg.

42.

Gewandeweg volgen in westelijke richting tot aan Huizenbeemdweg.

43.

Huizenbeemdweg volgen in noordelijke richting tot aan Lutterstraat.

44.

Lutterstraat volgen in noordelijke richting tot aan Tiendweg.

45.

Tiendweg volgen in westelijke richting tot aan Weisestraat.

46.

Weisestraat volgen in noordelijke richting tot aan Valkseweg.

47.

Valkseweg volgen in westelijke richting tot aan Lithseweg.

48.

Lithseweg volgen, de Maas oversteken tot aan Maasdijk.

49.

Maasdijk volgen in noordelijke richting, de Waal oversteken tot aan Uiterwaard.

50.

Waalbandijk volgen in noordelijke richting tot aan Jonkheer P.A. Reuchlinlaan.

51.

Jonkheer P.A. Reuchlinlaan volgen in noordelijke richting tot aan Provincialeweg.

52.

Provincialeweg volgen in noordelijke richting tot aan Rivierenlandlaan.

53.

Rivierenlandlaan volgen in noordelijke richting tot aan Industrieweg.

54.

Industrieweg volgen in noordelijke richting overgaand in Beldertseweg tot aan Ommerenweg.

55.

Ommerenweg volgen in oostelijke richting tot aan Voorburgseweg.

56.

Voorburgseweg volgen in oostelijke richting overgaand in Dokter Guepinlaan tot aan Kerststraat.

57.

Kerststraat volgen in noordelijke richting tot aan Groenestraat.

58.

Groenestraat volgen in oostelijke richting tot aan Hogebrinksestraat.

59.

Hogebrinksestraat volgen in zuidelijke richting tot aan Beemsestraat.

60.

Beemsestraat volgen in noordelijke richting overgaand in Rijndijk tot aan Waaijweg.

61.

Waaijweg volgen in oostelijke richting tot aan Drosseweg.

62.

Drosseweg volgen in noordelijke richting tot aan Marsdijk.

63.

Marsdijk volgen in oostelijke richting tot aan het fietsveer.

7.12.2020

1.

Vanaf Waalbandijk de Waal volgen in oostelijke richting tot aan Waalbandijk nr. 155.

2.

Waalbandijk vanaf nr. 155 volgen in zuidelijke richting overgaand in Heersweg tot aan Kerkstraat.

3.

Kerkstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Van Heemstraweg.

4.

Van Heemstraweg volgen in oostelijke richting tot aan Scharenburg.

5.

Scharenburg volgen in zuidelijke richting tot aan Molenweg.

6.

Molenweg volgen in zuidelijke richting tot aan Broerstraat.

7.

Broerstraat volgen in westelijke richting tot aan Neersteindsestraat.

8.

Neersteindsestraat volgen in oostelijke richting overgaand in Bikkeldam tot aan Singel.

9.

Singel volgen in zuidelijke richting tot aan Middenweg.

10.

Middenweg volgen in oostelijke richting tot aan Mekkersteeg.

11.

Mekkersteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuidweg.

12.

Zuidweg volgen in westelijke richting tot aan Noord Zuid N329.

13.

Noord Zuid N329 volgen in zuidelijke richting tot aan de Maas (rivier).

14.

De Maas volgen in westelijke richting tot aan Veerweg.

15.

Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan Raadhuisdijk.

16.

Raadhuisdijk volgen in westelijke richting tot aan Kapelstraat.

17.

Kapelstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Den Hoedweg tot aan Dijkgraaf De Leeuweg.

18.

Dijkgraaf De Leeuweg volgen in westelijke richting tot aan Wolderweg.

19.

Wolderweg volgen in noordelijke richting tot aan Nieuweweg.

20.

Nieuweweg volgen in oostelijke richting tot aan Liesterstraat.

21.

Liesterstraat volgen in oostelijke richting tot aan Zijveld.

22.

Zijveld volgen in noordelijke richting tot aan Zandstraat.

23.

Zandstraat volgen in oostelijke richting tot aan Dijkstraat.

24.

Dijkstraat volgen in noordelijke richting tot aan Waalbandijk.

Van 29.11.2020 tot en met 7.12.2020

1.

Vanaf kruising Zuukerenweg / De Meent. De Meent volgen in noordelijke richting tot aan Oenerweg.

2.

Oenerweg volgen in oostelijke richting overgaand in Eperweg tot aan Ooster Oenerweg.

3.

Ooster Oenerweg volgen in noordelijke richting tot aan Molenstraat.

4.

Molenstraat volgen in oostelijke richting tot aan Houtweg.

5.

Houtweg volgen in oostelijke richting tot aan IJsseldijk.

6.

IJsseldijk volgen in zuidelijke richting tot aan IJsseldijk 10.

7.

Bij IJsseldijk 10 de IJssel overstekend tot aan Rijksstraatweg (N337).

8.

Rijksstraatweg (N337) volgen in zuidelijke richting tot aan Beltenweg.

9.

Beltenweg volgen in oostelijke richting tot aan Holstweg.

10.

Holstweg volgen in zuidoostelijke richting tot aan Zandwetering (water).

11.

Zandwetering volgen in zuidelijke richting tot aan Kleistraat.

12.

Kleistraat volgen in oostelijke richting tot aan Dingshofweg.

13.

Dingshofweg volgen in oostelijke richting tot aan Soestwetering (water).

14.

Soestwetering volgen in zuidelijke richting tot aan Raalterweg (N348).

15.

Raalterweg (N348) volgen in zuidelijke richting tot aan Lindemanweg.

16.

Lindemanweg volgen in zuidelijke richting tot aan Nering Bögelweg.

17.

Nering Bögelweg volgen in westelijke richting tot aan haakse bocht, overstekend in Dotherweg.

18.

Dotherweg volgen in zuidelijke richting tot aan Olthoflaan.

19.

Olthoflaan volgen in zuidelijke richting tot aan Hassinklaan.

20.

Hassinklaan volgen in zuidelijke richting tot aan Deventerweg (N348).

21.

Deventerweg (N348) volgen in zuidelijke richting tot aan Ravensweerdsweg.

22.

Ravensweerdsweg volgen in westelijke richting tot aan IJssel (water).

23.

IJssel overstekend tot aan Rammelwaardsdijk.

24.

Rammelwaardsdijk volgen in westelijke richting tot aan Voorsterbeek (water).

25.

Voorsterbeek (water) volgen in westelijke richting tot aan Lange Klarenbeekseweg.

26.

Lange Klarenbeekseweg volgen in noordelijke richting tot aan Oudhuizerstraat.

27.

Oudhuizerstraat volgen in westelijke richting tot aan Polveensweg.

28.

Polveensweg volgen in westelijke richting overgaand in Hessenallee tot aan Klarenbeekseweg.

29.

Klarenbeekseweg volgen in westelijke richting tot aan Woudweg.

30.

Woudweg volgen in westelijke richting tot aan Apeldoornsch kanaal (water).

31.

Apeldoornsch kanaal volgen in noordelijke richting tot aan Wolfskuilen.

32.

Wolfskuilen volgen in westelijke richting tot aan A1.

33.

A1 volgen in westelijke richting tot aan Arnhemseweg.

34.

Arnhemseweg volgen in noordelijke richting tot aan Laan van Westenenk (Ring).

35.

Laan van Westenenk (Ring) in westelijke richting, overgaand in Laan van Spitsbergen tot aan J.C. Wilslaan.

36.

J.C. Wilslaan volgen in noordelijke richting tot aan Amersfoortseweg (N344).

37.

Amersfoortseweg (N344) volgen in westelijke richting tot aan Elspetergrindweg.

38.

Elspetergrindweg volgen in noordelijke richting tot aan Elspeterweg.

39.

Elspeterweg volgen in oostelijke richting tot aan Enkhoutweg.

40.

Enkhoutweg volgen in noordelijke richting tot aan Elburgerweg.

41.

Elburgerweg volgen in noordelijke richting tot aan Oranjeweg.

42.

Oranjeweg volgen in noordoostelijke richting tot aan Woesterweg.

43.

Woesterweg volgen in noordelijke richting tot aan Langeweg.

44.

Langeweg volgen in oostelijke richting tot aan Hoofdstraat.

45.

Hoofdstraat volgen in noordelijke richting tot aan Vegtelarijweg.

46.

Vegtelarijweg volgen in oostelijke richting tot aan Willem Dreeslaan.

47.

Willem Dreeslaan volgen in oostelijke richting tot aan Europalaan.

48.

Europalaan volgen in noordelijke richting tot aan Zuukerenweg.

49.

Zuukerenweg volgen in oostelijke richting tot aan De Meent.

13.12.2020

1.

Vanaf kruising A50/Halve Wetering (water), Halve Wetering volgen in noordoostelijke richting tot aan Geerstraat.

2.

Geerstraat volgen in oostelijke richting overgaand in Geersepad overgaand in Dorpsplein tot aan Middendijk.

3.

Middendijk volgen in noordelijke richting tot aan Kerkepad.

4.

Kerkepad volgen in oostelijke richting tot aan Zeedijk.

5.

Zeedijk volgen in zuidelijke richting tot aan Vaassenseweg (N792).

6.

Vaassenseweg volgen in oostelijke richting overgaand in Dorpsstraat tot aan Twelloseweg.

7.

Twelloseweg volgen in zuidelijke richting, overgaand in Terwoldseweg tot aan Rijksstraatweg.

8.

Rijksstraatweg volgen in westelijke richting overgaand in Oude Rijksstraatweg tot aan Molenstraat.

9.

Molenstraat volgen in zuidelijke richting overgaand in Hietweideweg tot aan Jupiter.

10.

Jupiter volgen in westelijke richting overgaand in Leigraaf tot aan Zonnenbergstraat.

11.

Zonnenbergstraat volgen in westelijke richting tot aan Leemsteeg.

12.

Leemsteeg volgen in noordelijke richting tot aan Bottenhoekseweg.

13.

Bottenhoekseweg volgen in westelijke richting overgaand in Stationsweg tot aan Rijksstraatweg (N344).

14.

Rijksstraatweg (N344) / Deventerstraat volgen in westelijke richting tot aan Drostendijk.

15.

Drostendijk volgen in noordelijke richting tot aan A50.

16.

A50 volgen in noordelijke richting tot aan Halve Wetering (water).

Van 5.12.2020 tot en met 13.12.2020

Provincie: Groningen

1.

Vanaf Brug Sylsterwei Dokkumer Djip, Dokkumer Djip volgen in oostelijke richting tot aan Lauwersmeer.

2.

Lauwersmeer volgen in oostelijke richting tot aan Zoutkamperril.

3.

Zoutkamperril volgen in oostelijke richting tot aan Hunsingokanaal.

4.

Hunsingokanaal volgen in oostelijke richting tot aan Hunsingoweg (N388).

5.

Hunsingoweg volgen in zuidelijke richting tot aan S.H.Woldringhstraat.

6.

S.H.Woldringhstraat, overgaand in Julianastraat volgen in oostelijke richting tot aan Churchillweg.

7.

Churchillweg volgen in oostelijke richting overgaand in Zoutkamperweg, overgaand in Hoofdstraat, overgaand in Ewer, overgaand in Hoofdweg, volgend in zuidelijke richting tot aan Reitdiep.

8.

Reitdiep volgen in oostelijke richting tot aan Boerderij Nwe Kampen.

9.

Vanaf De Nwe Kampen, De Kampen volgen in zuidelijke richting, overgaand in Englumerweg tot aan Englumstraat.

10.

Englumstraat volgen in oostelijke richting overgaand in Boventilsterweg (N982) tot aan Barnwerderweg (N983).

11.

Barnwerderweg volgen in zuidelijke richting tot aan Oude Dijk.

12.

Oude Dijk overgaand in Jensemaweg volgen in zuidelijke richting tot aan Spanjaardsdijk Noord.

13.

Spanjaardsdijk Noord volgen in zuidelijke richting tot aan Van Starkenborghkanaal Noordzijde.

14.

Van Starkenborghkanaal Noordzijde volgen in westelijke richting tot aan Rijksstraatweg (N355), volgen in zuidelijke richting tot aan rotonde met Fanerweg (N980), de Fanerweg volgen tot aan spoorlijn Groningen-Leeuwarden.

15.

Spoorlijn Groningen-Leeuwarden volgen in zuidelijke richting tot aan Hoge weg.

16.

Hoge Weg volgen in zuidelijke richting tot aan Dorpsstraat.

17.

Dorpsstraat overgaand in Westerdijk volgen in westelijke richting tot aan Lettelberterdiep.

18.

Lettelberterdiep volgen in zuidelijke richting tot aan A7.

19.

A7 volgen westelijke richting tot aan Zethuisterweg.

20.

Zethuisterweg volgen in noordelijke richting tot aan Kolonieweg.

21.

Kolonieweg volgen in westelijke richting tot aan Julianabuurt.

22.

Julianabuurt volgen in noordelijke richting tot aan Drachsterweg.

23.

Drachsterweg volgen in noordelijke richting tot aan Poelbuurt.

24.

Poelbuurt volgen in westelijke richting tot aan Scheiding.

25.

Scheiding volgen in zuidelijke richting tot aan Heidelaan.

26.

Heidelaan volgen in westelijke richting tot aan Warreboslaan.

27.

Warreboslaan volgen in noordelijke richting tot aan Burmaniastraat.

28.

Burmaniastraat volgen in westelijke richting overgaand in Badlaan tot aan Gedemptevaart.

29.

Gedemptevaart volgen in noordelijke richting tot aan Vierhuisterweg.

30.

Vierhuisterweg volgen in noordelijke richting overgaand in Turfloane tot aan Warmotsstrjitte.

31.

Warmoltsstjitte volgen in westelijke richting tot Pauloane.

32.

Pauloane volgen in noordelijke richting tot aan Wopkeloane.

33.

Wopkeloane volgen in noordelijke / westelijke richting overgaand in De Singel.

34.

De Singel volgen in noordelijke richting tot aan Krúswei.

35.

Krúswei volgen in westelijke richting tot aan It Kleasterbreed.

36.

It Kleasterbreed volgen in noordelijke richting tot aan De Sânnen.

37.

De Sânnen volgen in westelijke richting overgaand in De Buorren, overgaand in Tillewei tot aan Prinses Margrietkanaal.

38.

Prinses Margrietkanaal volgen in noordelijke richting tot aan Twizelerfeart.

39.

Twizelerfeart volgen in westelijke richting tot aan N355.

40.

N355 volgen in noordelijke richting tot aan De Wedze.

41.

De Wedze volgen in noordelijke richting overgaand in Ganzewei tot aan Sparrewei.

42.

Sparrewei volgen in oostelijke richting overgaand in Hanenburgch, overgaand in Cecilialoane tot aan Nonnewei.

43.

Nonnewei volgen in noordelijke rchting tot aan Müntsewei.

44.

Müntsewei volgen in noordelijke richting overgaand in Hüsternoard tot aan Foarwei.

45.

Foarwei volgen in oostelijke richting tot aan Jan Binneswei.

46.

Jan Binneswei volgen in noordelijke richting overgaand in De Wygeast tot aan Allemawei.

47.

Allemawei volgen in oostelijke richting tot aan Lauwersmeerweg (N358).

48.

Lauwersmeerweg volgen in noordelijke richting tot aan Alddjip.

49.

Alddjip volgen in oostelijke richting tot aan Butendykswei.

50.

Butendykswei volgen in noordelijke richting tot aan Streamkanaal Willem Loreslûs.

Streamkanaal Willem Loreslûs volgen in oostelijke richting tot aan Brug Sylsterwei Dokkumer Djip.

11.12.2020

1.

Vanaf kruising N355-Kloosterweg, Kloosterweg volgen in noordelijke richting overgaand in Herestraat tot aan Van Eysingaweg.

2.

Van Eysingaweg volgen in noordelijke richting overgaand in Eeuwe Ennesweg tot aan Leegsterweg.

3.

Leegsterweg volgen in oostelijke richting overgaand in Laauwersweg, overgaand in Brugstraat tot aan Schoolstraat.

4.

Schoolstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Wester Waardijk tot aan Zuiderried.

5.

Zuiderried volgen in oostelijke richting tot aan Kievitsweg.

6.

Kievitsweg volgen in zuidelijke richting tot aan Friesestraatweg, Friesestraatweg volgen in oostelijke richting tot aan Bindervoetpolder (N388).

7.

Bindervoetpolder (N388) volgen in zuidelijke richting tot aan Provincialeweg.

8.

Provincialeweg volgen in westelijke richting tot aan Hoofdstraat.

9.

Hoofdstraat volgen in westelijke richting tot aan Lutjegasterweg.

10.

Lutjegasterweg volgen in noordelijke richting tot aan Bombay.

11.

Bombay volgen in westelijke richting tot aan Zandweg tegenover Easterweg 1.

12.

Zandweg volgen in westelijke richting tot aan De Lauwers.

13.

De Lauwers volgen in noordelijke richting tot aan Miedweg.

14.

Miedweg volgen in noordelijke richting tot aan Prinses Margrietkanaal.

15.

Prinses Margrietkanaal volgen in westelijke richting tot aan Stroboser Trekfeart.

16.

Stroboser Trekfeart volgen in noordelijke richting tot aan Rijksweg N355.

Rijksweg N355 volgen in oostelijke richting tot aan Kloosterweg.

Vanaf 3.12. 2020 tot en met 11.12.2020

Provincie: Friesland

1.

Vanaf Tjerk Hiddessluizen van Harinxmakanaal volgen in oostelijke richting tot aan Waadseewei.

2.

Waadseewei volgen in noordelijke richting tot aan Rijksweg.

3.

Rijksweg volgen in oostelijke richting tot aan Kiesterzijl.

4.

Kiesterzijl volgen in zuidelijke richting tot aan Van Harinxmakanaal.

5.

Van Harinxmakanaal volgen in oostelijke richting tot aan Burgermeester J.Dijkstraweg.

6.

Burgermeester J.Dijkstraweg volgen in zuidelijke richting tot aan Tsjommer Faert (water).

7.

Tsjommer Faert volgen in zuidelijke richting tot aan Witzumerweg.

8.

Witzumerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Lollumerweg.

9.

Lollumerweg volgen in oostelijke richting tot aan Holprijp.

10.

Holprijp volgen in oostelijke richting tot aan Aldmaer (water).

11.

Aldmaer volgen in oostelijke richting tot aan Platendijk.

12.

Platendijk volgen in zuidelijke richting tot aan Felsumerleane.

13.

Felsumerleane volgen in zuidelijke richting tot aan Bonkwerterreed.

14.

Bonkwerterreed volgen in zuidelijke richting tot aan Provincialeweg.

15.

Provincialeweg volgen in noordelijke richting tot aan Lange Daam (water).

16.

Lange Daam volgen in zuidelijke richting tot aan Boolserterfeart (water).

17.

Boolserterfeart volgen in westelijke richting tot aan De Sebeare (water).

18.

De Sebeare (water) volgen in zuidelijke richting tot aan Seaberefeart (water).

19.

Seaberefeart (water) volgen in zuidelijke richting tot aan Eastereinderfeart (water).

20.

Eastereinderfeart (water) volgen in oostelijke richting tot aan Frjensjerterfeart (water).

21.

Frjensjerterfeart (water) volgen in zuidelijke richting tot aan Terpstjitte.

22.

Terpstrjitte volgen in westelijke richting overgaand in Ringdijk tot aan Ingenawei.

23.

Ingenawei volgen in oostelijke richting tot aan Folsgearsterleane.

24.

Folsgearsterleane volgen zuidelijke richting overgaand in monumentwei tot aan Skeender.

25.

Skeender volgen in zuidelijke richting overgaand in Easthimmerwei tot aan Rige.

26.

Rige volgen in zuidelijke richting tot aan De Wimerts (water).

27.

De Wimerts volgen in westelijke richting tot aan Abbegaerster Opfeart (water).

28.

Abbegaerster Opfeart volgen in zuidelijke richting tot aan Morrawei.

29.

Morrawei volgen in zuidelijke richting tot aan Hissedyk.

30.

Hissedyk volgen in westelijke richting overgaand in De Kat tot aan Westerkating.

31.

Westerkating volgen in zuidelijke richting tot aan spoorlijn Leeuwarden — Stavoren.

32.

Spoorlijn Leeuwarden – Stavoren volgen in westelijke richting tot aan Nijhuzumerdyk.

33.

Nijhuzumerdyk volgen in westelijke richting tot aan Trekwei.

34.

Trekwei volgen in zuidelijke richting overgaand in Prystershoek tot aan Brouwersdyk.

35.

Brouwersdyk volgen in westelijke richting tot aan Droege Dolte (water).

36.

Droege Dolte volgen in zuidelijke richting tot aan De Tillefonne.

37.

De Tillefonne volgen in westelijke richting tot aan Slinkewei.

38.

Slinkewei volgen in westelijke richting tot aan oever van het IJsselmeer (water).

39.

IJsselmeer volgen in noordelijke richting via sluizen Kornwerderzand tot aan Tjerk Hiddessluizen.

22.12.2020

22.

Vanaf Kruising Waltingleane/Mulierlaan, Mulierlaan volgen in oostelijke richting tot aan Taekelaan.

23.

Taekelaan volgen in oostelijke richting tot aan Witmarsumerfvaart (water).

24.

Witmarsumerfvaart volgen in noordelijke richting tot aan Harlingervaart (Water).

25.

Harlingervaart volgen in oostelijke richting tot aan Westergoaweg.

26.

Westergoaweg volgen in zuidelijke richting tot aan A7.

27.

A7 volgen in westelijke richting tot aan Bolswarderweg.

28.

Bolswarderweg volgen in westelijke richting tot aan Dorpsstraat.

29.

Dorpsstraat volgen in zuidelijke richting overgaand in Bruinder tot aan Van Panhuysenkanaal.

30.

Van Panhuysenkanaal volgen in westelijke richting tot aan Hemmensweg.

31.

Hemmensweg volgen in westelijke richting tot aan Weersterweg.

32.

Weersterweg volgen in noordelijke richting tot aan Haitsmaleane.

33.

Haitsmaleane volgen in westelijke richting tot aan Melkvaart (water).

34.

Melkvaart volgen in noordelijke richting tot aan Kornwerdervaart (water).

35.

Kornwerdervaart volgen in westelijke richting tot aan Miedlaan.

36.

Miedlaan volgen in noordelijke richting tot aan Hayumerlaene.

37.

Hayumerleane volgen in noordelijke richting tot aan Gooyumervaart (water).

38.

Gooyumervaart volgen in noordelijke richting tot aan Gooyumerlaan.

39.

Gooyumerlaan volgen in oostelijke richting tot aan Buitendijk.

40.

Buitendijk volgen in noordelijke richting tot aan Stuitlaan.

41.

Stuitlaan volgen in westelijke richting overgaand in Pingjumer Gulden Halsband tot aan Waltingaleane.

42.

Waltingaleane volgen in oostelijke richting tot aan Mulierlaan.

Van 14.12. 2020 tot en met 22.12.2020

Provincie: Utrecht

1.

Vanaf de kruising van de N207 en de N11, de N11 volgen in oostzuidelijke richting tot aan de Spoorlaan.

2.

De Spoorlaan volgen in oostelijke richting tot aan de Rijksstraatweg.

3.

De Rijksstraatweg volgen in zuidelijke richting tot aan de Kerklaan.

4.

De Kerklaan volgen in oostelijke richting overgaand in de Verloostraat tot aan Buitendijk.

5.

De Buitendijk volgen in zuidelijke richting tot aan Kerkweg.

6.

De Kerkweg volgen in oostelijke richting overgaand in Meije tot aan Hazekade.

7.

De Hazekade volgen in zuidelijke richting tot aan Hoofdweg.

8.

Hoofdweg volgen in zuidelijke richting tot aan de `s Gravensloot.

9.

de ’s Gravensloot volgen in oostelijke richting tot aan Oudelandseweg.

10.

De Oudelandseweg volgen in noordelijke richting tot aan de Geestdorp.

11.

De Geestdorp volgen in oostelijke richting tot aan de N198.

12.

De N198 volgen in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Strijkviertel.

13.

De Strijkviertel volgen in zuidelijke richting tot aan de A12.

14.

De A12 volgen in oostelijke richting tot aan de A2.

15.

De A2 volgen in zuidelijke richting tot aan de N210.

16.

De N210 volgen in zuidelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de S.L. van Alterenstraat.

17.

S.L. van Alterenstraat volgen in zuidelijke richting tot aan de rivier de Lek.

18.

De rivier de Lek volgen in westelijke richting tot aan de Bonevlietweg.

19.

De Bonevlietweg volgen in zuidelijke richting tot aan de Melkweg.

20.

De Melkweg volgen in zuidelijke richting overgaand in de Peppelweg tot aan de Essenweg.

21.

De Essenweg volgen in noordelijke richting overgaand in de Graafland tot aan de Irenestraat.

22.

Irenestraat volgen in westelijke richting tot aan de Beatrixstraat.

23.

De Beatrixstraat volgen in noordelijke richting tot aan de Voorstraat.

24.

De Voorstraat volgen in westelijke richting overgaand in Sluis, overgaand in de Opperstok overgaand, in de Bergstoep tot aan de veerpont Bergambacht-Groot Ammers.

25.

De Veerpont volgen in noordelijke richting tot aan de Veerweg.

26.

De Veerweg volgen in noordelijke richting tot aan de N210.

27.

De N210 volgen in westelijke richting tot aan de Zuidbroekse Opweg.

28.

De Zuidbroekse Opweg volgen in noordelijke richting tot aan de Oosteinde.

29.

De Oosteinde volgen in westelijke richting tot aan de Kerkweg.

30.

De Kerkweg volgen in westelijke richting tot aan de Graafkade.

31.

De Graafkade volgen in oosteliijke richting tot aan de Wellepoort.

32.

De Wellepoort volgen in noordwestelijke richting overgaand in de Schaapjeshaven tot aan de Kattendijk.

33.

De Kattendijk volgen in oostelijke richting tot aan de veerpont over de Hollandsche IJssel.

34.

De veerpont volgen in noordelijke richting tot aan de Veerpad.

35.

Het Veerpad volgen in noordelijke richting overgaand in de Kerklaan overgaand in de Middelweg tot aan de N456.

36.

De N456 volgen in noordelijke richting tot aan de N207.

37.

De N207 volgen in noordelijke richting tot aan de N11.

24.12.2020

1.

Vanaf de kruising van de N228 en de Goverwellesingel, de Goverwellesingel volgen in noordelijke richting overgaand in de Goverwelletunnel tot aan de Achterwillenseweg.

2.

De Achterwillenseweg volgen in oostelijke richting tot aan de Vlietdijk.

3.

De Vlietdijk volgen in noordelijke richting overgaand in de Platteweg tot aan de Korssendijk.

4.

De Korssendijk volgen in noordelijke richting overgaand in de Ree in oostelijke richting tot aan de Nieuwenbroeksedijk.

5.

De Nieuwenbroeksedijk volgen in oostelijke richting tot aan de Kippenkade.

6.

De Kippenkade volgen in noordelijke richting tot aan de Wierickepad.

7.

De Wierickepad volgen in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in de Kerkweg overgaand in de Groendijck tot aan de Westeinde.

8.

De Westeinde volgen in noordelijke richting overgaand in de Oosteinde tot aan de Tuurluur.

9.

De Tuurluur volgen in zuidelijke richting overgaand in de Papekopperdijk.

10.

De Papekopperdijk volgen in zuidelijke richting overgaand in de Johan J Vierbergenweg overgaand in de Zwier Regelinkstraat tot aan de N228.

11.

De N228 volgen in zuidelijke richting tot aan de Damweg.

12.

De Damweg volgen in zuidelijke richting tot aan de Zuidzijdseweg.

13.

De Zuidzijdseweg volgen in westelijke richting overgaand in de Slangenweg tot aan de West-Vlisterdijk.

14.

De West-Vlisterdijk volgen in noordelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in de Bredeweg volgend in noordelijke richting overgaand in Grote Haven tot aan de N228.

15.

De N228 volgen in westelijke richting tot aan de Goverwellesingel.

Van 16.12.2020 tot en met 24.12.2020

Polen

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

W województwie wielkopolskim w powiecie wolsztyńskim i grodziskim i w województwie lubuskim w powiecie wschowskim

Obszary gmin Wolsztyn oraz Przemęt w powiecie wolsztyńskim, Rakoniewice w powiecie grodziskim oraz Sława w powiecie wschowskim położone poza obszarem zapowietrzonym w promieniu 10 km wokół ogniska o współrzędnych GPS: N 52.0492 E 16.1558

1.1.2021

Obszary gmin Wolsztyn i Przemęt w powiecie wolsztyńskim położone w promieniu 3 km wokół ogniska o współrzędnych GPS: N 52.0492 E 16.1558

Van 24.12.2020 tot en met 1.1.2021

Zweden

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

The area of the parts of the municipality of Ystad (ADNS code 01200) extending beyond the area described in the protection zone and within the circle of a radius of 10 kilometres, centred on WGS84 dec. coordinates N55.24.13 and E14.5.27

19.12.2020

Those parts of the municipality of Ystad (ADNS code 01200) contained within a circle of a radius of three kilometres, centred on WGS84 dec. coordinates N55.24.13 and E14.5.27

Van 11.12.2020 tot en met 19.12.2020