|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 208 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
63e jaargang |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
1.7.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 208/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/908 VAN DE COMMISSIE
van 24 juni 2020
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Pomme de terre de Noirmoutier” (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Frankrijk tot registratie van de naam “Pomme de terre de Noirmoutier” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
|
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Pomme de terre de Noirmoutier” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Pomme de terre de Noirmoutier” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.6. (Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 juni 2020.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 58 van 21.2.2020, blz. 30.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
|
1.7.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 208/2 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/909 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2020
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ferrosilicium van oorsprong uit Rusland en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Geldende maatregelen
|
(1) |
Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht op ferrosilicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”) en de Russische Federatie (“Rusland”) (“de betrokken landen”) dat werd ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 360/2014 van de Commissie (2) naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening (“het vorige nieuwe onderzoek”). |
|
(2) |
De toepasselijke maatregelen nemen de vorm aan van een ad-valoremrecht van 31,2 % op ferrosilicium van oorsprong uit de VRC, met uitzondering van Erdos Xijin Kuangye Co. (15,6 %) en Lanzhou Good Land Ferroalloy Factory Co. (29,0 %), en van 22,7 % op ferrosilicium van oorsprong uit Rusland, met uitzondering van Bratsk Ferroalloy Plant (17,8 %). |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
|
(3) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), heeft de Commissie een op artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen. |
|
(4) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 3 januari 2019 ingediend door Euroalliages (“de indiener van het verzoek”) namens producenten in de Unie die meer dan 90 % van de totale productie van ferrosilicium in de Unie vertegenwoordigen. |
|
(5) |
De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.3. Opening van het onderzoek
|
(6) |
Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is voor de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, heeft zij een nieuw onderzoek geopend naar de invoer in de Unie van ferrosilicium van oorsprong uit de VRC en Rusland. Op 2 april 2019 heeft zij daartoe een bericht van opening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) (“het bericht van opening”). |
1.4. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
|
(7) |
Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”). |
1.5. Belanghebbenden
|
(8) |
In het bericht van opening zijn de belanghebbenden uitgenodigd contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indiener van het verzoek, de andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten in de VRC en Rusland, haar bekende importeurs, gebruikers en handelaren alsmede de haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. |
|
(9) |
De belanghebbenden zijn tevens in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een aanvraag in te dienen voor een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. |
1.5.1. Samenstelling van steekproef
|
(10) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
1.5.2. Steekproef van producenten in de Unie
|
(11) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard een voorlopige steekproef van producenten in de Unie te hebben samengesteld. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van vier producenten in de Unie samengesteld op basis van de grootste productie- en verkoophoeveelheden van het onderzochte product en heeft zij de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Zij heeft geen opmerkingen ontvangen. |
|
(12) |
De in de definitieve steekproef opgenomen producenten in de Unie waren goed voor meer dan 90 % van de totale geschatte productiehoeveelheid in de Unie. De Commissie heeft geconcludeerd dat de steekproef representatief is voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.5.3. Steekproef van importeurs
|
(13) |
Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs heeft de Commissie in de openingsfase overwogen haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs te beperken door een steekproef samen te stellen overeenkomstig artikel 17 van de antidumpingbasisverordening. |
|
(14) |
Aangezien geen enkele niet-verbonden importeur de bij het bericht van opening gevoegde vragenlijst in verband met de steekproef heeft beantwoord, heeft de Commissie besloten voor niet-verbonden importeurs geen gebruik te maken van een steekproef. |
1.5.4. Steekproef van producenten in de VRC en Rusland
|
(15) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle haar bekende producenten van het onderzochte product in de VRC en Rusland verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. |
|
(16) |
Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie en de vertegenwoordiging van de Russische Federatie bij de Europese Unie verzocht om eventuele andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
|
(17) |
Eén Chinese onderneming heeft het steekproefformulier teruggestuurd en aangegeven ferrosilicium te produceren en aan de Unie te hebben verkocht. |
|
(18) |
Eén Russische partij heeft de steekproefformulieren teruggestuurd, maar heeft aangegeven geen ferrosilicium zoals omschreven in het bericht van opening te produceren. Twee bekende Russische producenten-exporteurs hebben zich gemeld, maar hebben de steekproefformulieren niet teruggestuurd. |
1.6. Antwoorden op de vragenlijst
|
(19) |
Kopieën van de vragenlijsten werden bij inleiding van de procedure op de website van het directoraat-generaal Handel beschikbaar gesteld. |
|
(20) |
De Commissie heeft brieven gestuurd naar de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Commissie heeft tevens vragenlijsten toegezonden aan de in overweging 17 genoemde Chinese onderneming en de twee in overweging 18 genoemde Russische producenten-exporteurs, met daarin het verzoek de voor hen bedoelde vragenlijst in te vullen. |
|
(21) |
Zij heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de vier producenten in de Unie en van één gebruiker. |
|
(22) |
Nadat zij de vragenlijst had ontvangen, heeft de in overweging 17 genoemde Chinese onderneming de Commissie meegedeeld dat zij geen producent maar handelaar was. Deze onderneming werd derhalve medegedeeld dat zij de vragenlijst niet hoefde te beantwoorden. De twee in overweging 18 genoemde Russische producenten-exporteurs hebben geantwoord dat zij gezien de marktomstandigheden hadden besloten de vragenlijst niet in te vullen en niet te beantwoorden. Zij gaven echter ook aan te willen meewerken “aan alle andere aspecten van het onderzoek […]”. Deze twee producenten-exporteurs kregen de status van belanghebbende, maar werden als niet-meewerkend beschouwd omdat zij noch het steekproefformulier hebben ingevuld noch hebben getracht de vragenlijst voor producenten-exporteurs te beantwoorden. Na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistten de betrokken partijen het besluit van de Commissie om hen als niet-meewerkend te beschouwen en stelden zij dat de Commissie de beperkte hoeveelheid informatie die zij deels in een schriftelijk stuk hadden verstrekt, niet alleen naar behoren had moeten beoordelen, maar ook had moeten controleren. Dat argument werd afgewezen, zoals toegelicht in overweging 189. |
|
(23) |
Bijgevolg was er geen sprake van medewerking van de producenten, noch in de VRC, noch in Rusland. |
1.7. Controle
|
(24) |
De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en gecontroleerd die zij voor het onderzoek nodig achtte. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen: Producenten in de Unie:
|
1.8. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening voor de invoer van ferrosilicium van oorsprong uit de VRC
|
(25) |
Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijs beschikbaar was waaruit bleek dat er met betrekking tot de VRC sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, achtte de Commissie het passend om het onderzoek met betrekking tot de VRC op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te openen. |
|
(26) |
Om de benodigde gegevens voor de uiteindelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie in het bericht van opening de producenten in de VRC verzocht de in bijlage III bij het bericht van opening verlangde informatie over de basisproducten voor de vervaardiging van het onderzochte product te verstrekken. Geen enkele producent-exporteur/producent heeft de in bijlage III verlangde informatie verstrekt. |
|
(27) |
Om de vereiste informatie voor haar onderzoek te verkrijgen, heeft de Commissie ook een vragenlijst naar de Chinese overheid gestuurd over de vermeende verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. De Chinese overheid heeft de vragenlijst niet beantwoord. |
|
(28) |
In het bericht van opening heeft de Commissie alle belanghebbenden ook verzocht om binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie te verstrekken en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Wat dit betreft, werd geen informatie of aanvullend bewijs ontvangen. |
|
(29) |
In het bericht van opening heeft de Commissie tevens aangegeven dat zij, gezien het beschikbare bewijs, mogelijk een geschikt representatief land zou moeten selecteren overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening teneinde de normale waarde op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks vast te stellen. |
|
(30) |
Op 24 juni 2019 heeft de Commissie een eerste mededeling in het dossier bekendgemaakt (“de eerste mededeling over productiefactoren”), waarin de belanghebbenden werd verzocht hun standpunt kenbaar te maken over de relevante bronnen die de Commissie mogelijk zou gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder e), tweede alinea, van de basisverordening. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, energie en arbeid die bij de productie van het onderzochte product door de producenten-exporteurs worden gebruikt. Daarnaast heeft de Commissie op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks drie mogelijke representatieve landen aangewezen: Brazilië, Rusland en Turkije. |
|
(31) |
De Commissie heeft alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft alleen opmerkingen van de indiener van het verzoek ontvangen. |
|
(32) |
De Commissie is op deze opmerkingen ingegaan in een tweede mededeling van 15 oktober 2019 (“de tweede mededeling over productiefactoren”). De Commissie heeft ook de lijst van productiefactoren opgesteld en geconcludeerd dat Brazilië in dat stadium het meest geschikte representatieve land was in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hierover opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. |
2. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
|
(33) |
Het onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als dat bij het oorspronkelijke onderzoek en bij het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, namelijk ferrosilicium van oorsprong uit de VRC en Rusland, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7202 21 00, 7202 29 10 en 7202 29 90 (“het onderzochte product”). |
2.2. Soortgelijk product
|
(34) |
Zoals tijdens het oorspronkelijke onderzoek en het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen is vastgesteld, heeft dit nieuwe onderzoek bevestigd dat ferrosilicium dat in Rusland, de VRC en het representatieve land wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en ferrosilicium dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en op de EU-markt wordt verkocht, dezelfde fysische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt. |
|
(35) |
Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
3.1. Voorafgaande opmerkingen
|
(36) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC of Rusland waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen. |
3.1.1. VRC
|
(37) |
Zoals vermeld in overweging 23, werkten er geen Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek mee. De producenten-exporteurs hebben dus de vragenlijst niet beantwoord en ook geen gegevens verstrekt over uitvoerprijzen en ‐kosten, binnenlandse prijzen en kosten, capaciteit, productie, investeringen enz. De Chinese overheid en de producenten-exporteurs hebben evenmin opmerkingen gemaakt over het bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het werkdocument van de diensten van de Commissie met de titel “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the Purposes of Trade Defence Investigations” (“Verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken”) (5) (“het Verslag”), en het door de indiener van het verzoek verstrekte aanvullende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat deze prijzen en kosten zijn beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. |
|
(38) |
De Commissie heeft de Chinese autoriteiten in kennis gesteld van de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. |
|
(39) |
Op deze grondslag zijn de hierna uiteengezette bevindingen betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, in de opmerkingen van de belanghebbenden, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en Global Trade Atlas (“GTA”)) en statistische gegevens van onafhankelijke verstrekkers van prijsinformatie, nieuws, gegevens, analyses en conferenties voor de ijzer- en staalindustrie zoals Metal Expert (6) en AlloyConsult (7). |
3.1.2. Rusland
|
(40) |
Zoals vermeld in overweging 23, heeft geen van de Russische producenten-exporteurs aan het onderzoek meegewerkt. De producenten-exporteurs hebben dus de vragenlijst niet beantwoord. De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van de Russische overheid en van de twee producenten-exporteurs. |
|
(41) |
Gezien het gebrek aan medewerking van de Russische producenten-exporteurs heeft de Commissie de Russische overheid en de twee in overweging 18 genoemde producenten-exporteurs in kennis gesteld van haar voornemen om overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebruik te maken van de beschikbare gegevens, en zij heeft hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Russische producenten-exporteurs antwoordden dat zij de mogelijke gevolgen daarvan begrepen, en van de Russische overheid werden geen opmerkingen ontvangen. |
|
(42) |
Op deze grondslag zijn de hierna uiteengezette bevindingen betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, in de opmerkingen van de belanghebbenden, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en Global Trade Atlas (“GTA”)) en statistische gegevens van gespecialiseerde websites zoals Metal Expert en verslagen van onafhankelijke deskundigen zoals AlloyConsult. |
3.2. Voortzetting van invoer met dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
3.2.1. VRC
|
(43) |
Voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek blijkt uit de statistische gegevens van Eurostat dat 3 587 ton ferrosilicium uit de VRC in de Unie is ingevoerd, wat neerkomt op ruwweg 0,5 % van het totale verbruik in de Unie. De Commissie heeft geconcludeerd dat een dergelijke hoeveelheid van de invoer voldoende representatief is om te onderzoeken of de dumping in dit tijdvak werd voorgezet. |
3.2.1.1.
|
(44) |
Volgens artikel 2, lid 1, van de basisverordening is de normale waarde “normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”. |
|
(45) |
In artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening is echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en deze waarde omvat “een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Zoals hieronder nader wordt uitgelegd, heeft de Commissie in dit onderzoek geconcludeerd dat het, op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten-exporteurs, passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen. |
a) Bestaan van verstoringen van betekenis
|
(46) |
In artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening worden verstoringen van betekenis omschreven als “de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:
|
|
(47) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), onder meer rekening gehouden met de niet-limitatieve lijst van factoren uit de vorige bepaling. Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van deze factoren voor de prijzen en kosten in het land van uitvoer van het onderzochte product. Aangezien de lijst niet-cumulatief is, hoeft niet op alle factoren acht te worden geslagen om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. Bij de algehele beoordeling van het bestaan van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, met name wanneer op basis van de fundamentele onderdelen van de economische en administratieve structuur van het land van uitvoer de overheid substantiële bevoegdheden heeft om de marktwerking te beïnvloeden en bijgevolg de prijzen en kosten niet tot stand komen door een vrije marktwerking. |
|
(48) |
In artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening is bepaald: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.” |
|
(49) |
Overeenkomstig deze bepaling heeft de Commissie het Verslag uitgebracht. De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. In dat kader, en gezien het gebrek aan medewerking in deze zaak, baseerde de Commissie zich op het Verslag, waaruit blijkt dat er op vele niveaus van de economie sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen, waaronder specifieke verstoringen bij belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) en in specifieke sectoren (zoals aluminium, staal en chemische stoffen). Het Verslag is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek. |
|
(50) |
Het verzoek bevatte ook aanvullend bewijs over het bestaan van verstoringen van betekenis als bedoeld in het hierboven aangehaalde artikel 2, lid 6 bis, onder b), en is een aanvulling op het Verslag. |
|
(51) |
De indiener van het verzoek heeft een studie over de Chinese markt voor ferrolegeringen (waaronder ferrosilicium) verstrekt waartoe hij opdracht had gegeven. Uit deze studie blijkt dat de Chinese industrie van ferrolegeringen in hoge mate door de overheid wordt aangestuurd en aan discretionair ingrijpen is onderworpen, en er wordt in geconcludeerd dat de Chinese ondernemingen in deze bedrijfstak “opereren in een verstoorde marktomgeving waarin de binnenlandse markt niet door marktwerking wordt gestructureerd en op de mondiale markten wordt afgestemd”. Deze studie werd bij de opening aan het onderzoeksdossier toegevoegd (8). Geen van de belanghebbenden, ook de Chinese overheid en de producenten-exporteurs niet, heeft opmerkingen over deze studie gemaakt. |
|
(52) |
De Commissie heeft onderzocht of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. De Commissie baseerde zich hiervoor op het bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het Verslag, dat is gestoeld op openbaar beschikbare bronnen, met name op Chinese wetgeving, officieel gepubliceerde Chinese beleidsdocumenten, door internationale organisaties gepubliceerde verslagen alsmede studies en artikelen van gerenommeerde academici, die specifiek in het Verslag worden vermeld. Bij deze analyse werd niet alleen het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie in het algemeen onderzocht, maar ook de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. |
|
(53) |
Zoals beschreven in overweging 37, heeft de Chinese overheid geen enkel antwoord op de vragenlijst gegeven. Zoals vermeld in overweging 23, hebben de producenten-exporteurs geen medewerking verleend en hebben de producenten-exporteurs met de status van belanghebbende geen bewijs verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het Verslag, en het door de indiener van het verzoek verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over het bestaan van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval. |
i)
|
(54) |
Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistisch staatseigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectief eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie wordt als de “leidende kracht van de nationale economie” beschouwd en de staat heeft de opdracht om “de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (9). De Chinese economie is derhalve in het algemeen zo ingericht dat aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie niet alleen is toegestaan, maar zelfs uitdrukkelijk is voorgeschreven. Het idee dat staatseigendom voorrang heeft boven particuliere eigendom, doet zich in het gehele rechtsstelsel gevoelen en wordt in alle centrale onderdelen van wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. Het Chinese vermogensrecht vormt hiervan een voorbeeld bij uitstek: het verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin staatseigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden gedoogd, waarbij de wet toestaat dat deze zich naast staatseigendom ontwikkelen (10). |
|
(55) |
Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in artikel 1 van de grondwet. Na de eerste zin van dit artikel: “Het socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China.”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt: “[D]e bepalende eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China.” (11) Dit illustreert de zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. Deze zeggenschap is inherent aan het Chinese stelsel en gaat verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen, waar overheden brede macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking. |
|
(56) |
De Chinese staat hanteert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (12). De Chinese autoriteiten hanteren talrijke interventionistische economische instrumenten, waaronder het systeem van industriële planning en het financiële stelsel, maar ook op het niveau van de regelgeving. |
|
(57) |
Ten eerste, wat de algehele administratieve controle betreft, wordt de Chinese economie gestuurd door middel van een complex systeem van industriële planning dat gevolgen heeft voor alle economische activiteiten in het land. Deze plannen hebben in hun totaliteit betrekking op een alomvattende en complexe matrix van sectoren en sectoroverstijgende beleidsmaatregelen die op alle niveaus van de overheid aanwezig is. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen beschreven om de desbetreffende bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten expliciete productiedoelen. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel de particuliere als de publieke, moeten hun bedrijfsactiviteiten aanpassen aan de realiteit zoals opgelegd door het planningssysteem. Dit komt niet alleen vanwege het bindende karakter van de plannen, maar ook omdat de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en hun verworven bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, waardoor de marktdeelnemers ertoe worden aangezet de in de plannen vastgelegde prioriteiten na te leven (zie ook punt iv) hieronder) (13). |
|
(58) |
Ten tweede, wat de toewijzing van financiële middelen betreft, wordt het financiële stelsel van de VRC gedomineerd door handelsbanken in eigendom van de staat. Bij het vaststellen en uitvoeren van hun kredietverleningsbeleid moeten deze banken niet zozeer de economische merites van een bepaald project beoordelen, maar zich in de eerste plaats voegen naar de doelstellingen van het industriële beleid van de overheid (zie ook punt viii)) (14). Hetzelfde geldt voor de andere componenten van het Chinese financiële stelsel, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Deze markten zijn minder belangrijk dan het bankwezen, maar deze onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel zodanig opgezet dat zij er niet op gericht zijn om de financiële markten zo efficiënt mogelijk te laten werken, maar om de zeggenschap en het ingrijpen van de staat en de CCP te faciliteren (15). |
|
(59) |
Ten derde, wat het niveau van de regelgeving betreft, grijpt de staat op een aantal manieren in de economie in. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen na te streven dan economische doelmatigheid, waardoor het beginsel van marktwerking op dat terrein wordt ondergraven. In de toepasselijke wetgeving is specifiek bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst met het oog op het behalen van doelstellingen overeenkomstig het beleid van de staat. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (16). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk middel om doelen van het industriebeleid te ondersteunen, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (17). |
|
(60) |
Kortom, het Chinese economische model is gebaseerd op bepaalde fundamentele axioma’s die voorzien in grootschalig overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (18). |
ii)
|
(61) |
Tegen die achtergrond van staatsingrijpen en dominantie van staatseigendom in het Chinese economische model vormen staatsondernemingen een essentieel onderdeel van de Chinese economie. De regering en de CCP kennen structuren die waarborgen dat zij blijvende invloed op de staatsondernemingen hebben. De staat (en in veel opzichten de CCP) speelt niet alleen een actieve rol in het formuleren en controleren van de uitvoering van algemeen bedrijfseconomisch beleid door individuele staatsondernemingen, maar eist ook het recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming in staatsondernemingen. Dit gebeurt doorgaans door de roulatie van leidinggevend personeel tussen overheidsinstanties en staatsondernemingen, door de aanwezigheid van partijleden in de uitvoerende organen van staatsondernemingen en van partijcellen in ondernemingen (zie ook punt iii)), alsook door het vormgeven van de bedrijfsstructuur van de sector staatsondernemingen (19). In ruil daarvoor genieten staatsondernemingen een bijzondere status binnen de Chinese economie, wat een aantal economische voordelen inhoudt, zoals met name afscherming tegen concurrentie en preferentiële toegang tot relevante basisproducten, waaronder financiële middelen (20). |
|
(62) |
De Chinese overheid heeft nog altijd een bepaald deel van de ferrosiliciumsector in handen. De ferrosiliciumindustrie in de VRC is zeer gefragmenteerd en kent een groot aantal kleine producenten, maar de grootste producenten van ferrosilicium Erdos Metallurgy Group en Erdos Xijin Kuangye Co., Ltd, die meer dan 10 % van de Chinese capaciteit voor de productie van ferrosilicium voor hun rekening nemen (21) en ongeveer het dubbele van het verbruik in de Unie produceren, zijn staatsondernemingen. |
|
(63) |
De factoren die wijzen op het bestaan van zeggenschap van de staat over ondernemingen in de silicium- en ferrosiliciumsector worden hieronder nader beschreven in punt iii). |
|
(64) |
Het beleidstoezicht door de staat in de sector wordt geanalyseerd in de punten iii) en iv). Vanwege de hoge mate van zeggenschap van en ingrijpen door de overheid in de ferrosiliciumsector, zoals hieronder beschreven, kunnen zelfs particuliere producenten niet onder marktvoorwaarden handelen. |
|
(65) |
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de markt voor ferrosilicium in de VRC voor een groot deel werd bediend door ondernemingen die in handen zijn van de Chinese overheid, waarover deze zeggenschap heeft of waarop deze beleidstoezicht uitoefent. |
iii)
|
(66) |
Naast de uitoefening van zeggenschap over de economie door staatsondernemingen in handen te hebben en andere instrumenten, kan de Chinese overheid zich ook in de prijzen en kosten mengen via overheidsdeelneming in ondernemingen. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals voorzien in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten (22), maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (23)) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. In ieder geval sinds 2016 heeft de CCP echter haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen nadrukkelijker als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (24). In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben over de besluitvorming in de betrokken ondernemingen (25). Die regels gelden voor alle sectoren van de Chinese economie, met inbegrip van de sector ferrolegeringen. Bijgevolg zijn die regels ook van toepassing op de producenten van ferrosilicium en de leveranciers van de basisproducten ervan. |
|
(67) |
Met name in de ferrosiliciumsector is er sprake van een nauwe betrokkenheid van de staat, en met name de CCP, bij de besluitvormingsprocessen van ondernemingen. Bij een aantal Chinese ferrosiliciumproducenten bestaan er partijstructuren waarvan de bezetting overlap vertoont met de leidinggevende organen. Een aantal voorbeelden bevestigt de overheidsdeelneming in bedrijven, met name de rol van de CCP-organisaties (26):
|
|
(68) |
Verder hebben ook de aanwezigheid en het ingrijpen van de staat op de financiële markten (zie ook punt vii)) en bij de levering van grondstoffen en basisproducten een verstorend effect op de markt (27). |
|
(69) |
Op basis van het voorgaande luidt de conclusie dat de aanwezigheid van de staat in ondernemingen in de ferrosiliciumsector, alsmede in de financiële sector en andere sectoren van basisproducten, in combinatie met het kader dat is beschreven in punt ii) en in de daaropvolgende punten, het de Chinese overheid mogelijk maakt zich te mengen in prijzen en kosten. |
iv)
|
(70) |
De richting die de Chinese economie opgaat, wordt in grote mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten en doelen worden gesteld waarop de centrale en de lokale overheid zich moeten concentreren. In alle bestuurslagen bestaan bijbehorende plannen en deze bestrijken vrijwel alle economische sectoren, de via de planningsinstrumenten geformuleerde doelen hebben een bindend karakter en op elk bestuurlijk niveau houden de autoriteiten toezicht op de uitvoering van de plannen door het overeenkomstige lagere bestuursniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, waarbij de marktwerking buiten beschouwing blijft (28). |
|
(71) |
De Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie (NOHC) heeft het driejarige actieplan ter versterking van de kerncompetentie van de productie-industrie (2018‐2020) gepubliceerd, waarin wordt opgeroepen om de industrialisering van belangrijke geavanceerde metallische en niet-metallische materialen te versnellen. In het plan staat dat “[…], het nodig is de geest van het 19e Nationaal Congres van de Chinese Communistische Partij en de besluitvorming over en de inzet van de centrale regering voor het opbouwen van een productiemacht verder uit te voeren, de “intelligentisering” en de vergroening van en de dienstverlening door de productie-industrie te versnellen, het kernconcurrentievermogen van de productie-industrie daadwerkelijk te versterken, en de versnelling van de Chinese productie-industrie als onderdeel van een hoogwaardige mondiale waardeketen te bevorderen”. |
|
(72) |
Het MIIT (Ministerie van Industrie en Informatietechnologie) heeft een aantal eisen gepubliceerd waaraan de industrie moet voldoen wanneer zij onder meer de ferrosiliciumsector wil openen, aanpassen of ontwikkelen (29). Het noemt specifiek de eisen op het gebied van de te installeren apparatuur, het energieverbruik en de benuttingsgraad van de watercyclus. Het MIIT voorziet ook dat nieuwe (hervormings- en uitbreidings)projecten voor ferrolegeringen moeten voldoen aan de vereisten van nationale en provinciale (gewestelijke en gemeentelijke) functionele gebiedsplannen, regionale plannen, industriële ontwikkelingsplannen, stedelijke ontwikkelingsplannen, uitgebreide stedelijke milieuplannen, bestemmingsplannen, energiebesparings- en emissiereductieplannen, milieubeschermings- en verontreinigingspreventieplannen enz. |
|
(73) |
De Commissie constateerde ook dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen als het gaat om de grondstoffen die worden gebruikt om ferrosilicium te produceren. De meeste componenten voor de productie van ferrosilicium zijn gemaakt van grondstoffen waarbij sprake is van sterke overheidsbemoeienis op de Chinese markt (30), waaronder kolen, kwarts, cokes en kalksteen. |
|
(74) |
Kolen, kwarts en kalksteen worden genoemd in het dertiende vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen, wat het belang van de mijnbouwsector en de leveringszekerheid van mineralen voor de industrie onderstreept. Volgens het plan bedroeg de investering in vaste activa in de mijnbouwsector — de VRC heeft sinds 2008 veel geïnvesteerd in geologisch onderzoek (800 miljard RMB) — meer dan 9 biljoen RMB en beliep de ertsproductie meer dan 70 miljard ton (31). |
|
(75) |
In januari 2017 heeft de Chinese overheid een nieuw systeem voor overheidsingrijpen in de steenkoolprijzen ingevoerd. De gezamenlijke mededeling van de NOHC, de China Coal Industry Association, de China Electricity Council en de China Iron and Steel Industry Association betreffende de publicatie van een memorandum over het tegengaan van abnormale prijsschommelingen op de steenkoolmarkt voorziet in een mechanisme om de schommelingen van de steenkoolprijzen te beperken (32). |
|
(76) |
De Chinese overheid heeft uitvoerbeperkingen ingesteld voor bepaalde grondstoffen die worden gebruikt voor de productie van ferrosilicium, wat een verstorend effect op de markt heeft. Bij de beperkingen gaat het om niet-automatische uitvoervergunningen voor cokes en uitvoerrechten voor cokeskolen, ruwijzer, en metaalafval en ‐schroot (33). |
|
(77) |
Elektriciteit is een cruciale kostenfactor voor de productie van ferrosilicium. Sommige van de ondernemingen uit de sector ferrolegeringen genereren inkomsten uit de verkoop van overtollige opgewekte elektriciteit aan industriële en commerciële afnemers (34). Niettemin kan als gevolg van de zeer uiteenlopende mate van zelfvoorziening met elektrische energie en de onduidelijke winstgevendheid van de verkoop van externe energie niet nauwkeurig worden bepaald of subsidies op de elektriciteitsprijs worden verstrekt om de kosten van energie als input voor de productie te verminderen of om het verschil tussen de relatief lage verkoopprijzen en hoge opwekkingskosten te compenseren. Hetzelfde kan worden gezegd van subsidies voor verwarming. Metallurgische ondernemingen, zoals producenten van staal en ferrolegeringen, maken op grote schaal gebruik van warmteterugwinning. Zij breiden in opdracht van de Chinese overheid hun capaciteit voor synergetisch gebruik van hulpbronnen op dit gebied uit en worden ook door de overheid gesubsidieerd. |
|
(78) |
Diverse ferrosiliciumproducenten zijn door toezichthoudende lokale overheidsorganisaties erkend als “in hightech en in nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen” en kwamen derhalve in aanmerking voor een verlaagd vennootschapsbelastingtarief van 15 procent, bijvoorbeeld: Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd via haar dochteronderneming Qinghai Baitong High Purity Material Development Co. en Inner Mongolia Junzheng Energy & Chemical Group Co., Ltd hebben respectievelijk voor de jaren 2013‐2015 en 2012‐2017 van deze maatregel geprofiteerd (35). |
|
(79) |
In 2015 hebben het Ministerie van Financiën en de overheidsdienst voor belastingen de catalogus van producten en diensten op het gebied van synergetisch gebruik van hulpbronnen met het oog op btw-voordelen gepubliceerd. Voor inkomsten uit de verkoop van in de catalogus opgenomen producten gelden vennootschapsbelastingvoordelen. Wanneer de provinciale autoriteiten bevestigen dat een product in overeenstemming is met de catalogus, hoeft de producerende onderneming slechts vennootschapsbelasting te betalen over 70 % van de desbetreffende inkomsten uit verkoop. Verschillende grote ferrosiliciumproducenten hebben van dit belastingvoordeel geprofiteerd. Alle dochterondernemingen van Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd kwamen in 2016 en 2017 voor deze regeling in aanmerking (36). Inner Mongolia Junzheng Energy & Chemical Group Co., Ltd heeft sinds 1 januari 2009 van dit beleid geprofiteerd en 50 % van de op de verkoop van elektriciteit betaalde btw terugontvangen (37). |
|
(80) |
Daarom is vastgesteld dat de Chinese overheid een aantal beleidsmaatregelen heeft ingevoerd die de vrije marktwerking met betrekking tot de productie van ferrosilicium en de in die sector gebruikte grondstoffen beïnvloeden. Dergelijke maatregelen belemmeren de normale marktwerking. |
v)
|
(81) |
Volgens de beschikbare informatie blijkt het Chinese faillissementsstelsel niet in staat te zijn om zijn eigen hoofddoelstellingen te realiseren, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren Dit lijkt zijn oorsprong te hebben in het feit dat, ofschoon het Chinese faillissementsrecht formeel op soortgelijke beginselen als die van het overeenkomstige recht in andere landen is gebaseerd, het Chinese stelsel wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen blijft notoir laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats omdat de insolventieprocedures te kampen hebben met een aantal tekortkomingen, die in feite een ontmoedigend effect hebben op het indienen van faillissementsaanvragen. Bovendien blijft de rol van de staat in de insolventieprocedures sterk en actief, hetgeen vaak van directe invloed is op de uitkomst van de procedure (38). |
|
(82) |
Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (39). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (landbouwgrond in collectieve eigendom en stedelijke grond in staatseigendom). Uitsluitend de staat beslist over de toewijzing ervan. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Die bepalingen worden echter regelmatig niet in acht genomen, wat ertoe leidt dat bepaalde kopers grond kosteloos of onder de marktprijs verwerven (40). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (41). |
|
(83) |
Derhalve lijkt de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren te functioneren, wat leidt tot verstoringen door het op de been houden van insolvente bedrijven en als het gaat om het aanbieden en verwerven van grond in de VRC. Deze wetgeving is ook van toepassing op de ferrosiliciumsector, met inbegrip van de producenten-exporteurs van het onderzochte product. |
|
(84) |
De Amerikaanse International Trade Administration oordeelde: “Vanwege de overweldigende overheidsbemoeienis op de markt voor grondgebruiksrechten, alsook de wijdverbreide en gedocumenteerde afwijking van de toegestane methoden voor prijsbepaling en toewijzing van grond, is de aankoop van grondgebruiksrechten in China niet in overeenstemming met de marktbeginselen.” (Amerikaanse International Trade Administration 2008, blz. 16.) |
|
(85) |
In het verslag van Think!Desk dat bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen is gevoegd, wordt duidelijk aangegeven dat in de Chinese wet- en regelgeving grondgebruiksrechten als een beleidsinstrument worden beschouwd, in die zin dat de verschaffing van grond onder gunstige voorwaarden door de centrale regering van de VRC is aangemerkt als gerechtvaardigde stimulans voor ondernemingen om fusies en acquisities aan te gaan (42). De gunstige behandeling van grondgebruiksrechten wordt bevestigd in Meerdere adviezen over een verdere versterking van energiebesparing en emissiereductie en een bespoediging van de structurele aanpassing van de staalindustrie (GOSC 2010). Grondgebruik kan in het beleid van lokale overheden worden gebruikt om fusies en acquisities in de sector ferrolegeringen te bevorderen. Volgens de in 2013 door het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie gepubliceerde Richtsnoeren voor het bespoedigen van de bevordering van fusies en acquisities voor ondernemingen in belangrijke industrietakken moeten in de maatregelen ter bevordering van fusies en acquisities ook bepalingen over grondbeheer worden opgenomen. Tot slot hebben tussen 2012 en 2017 verschillende producenten van ferrolegeringen in totaal 98,7 miljoen RMB aan subsidies in verband met grondgebruik ontvangen. |
|
(86) |
In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de ferrosiliciumsector, ook ten aanzien van het onderzochte product. |
vi)
|
(87) |
In de VRC kan een systeem van marktgebaseerde lonen zich niet ten volle ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. Een aantal essentiële verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name die inzake de vrijheid van vereniging en inzake collectieve onderhandelingen, is door de VRC niet geratificeerd (43). Krachtens het nationale recht is slechts één vakbond actief. Deze organisatie is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en zij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (44). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in de VRC beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, waarbij de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen is beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (45). Dit alles leidt tot de verstoring van loonkosten in de VRC. |
|
(88) |
Uit niets in het dossier van dit onderzoek blijkt dat de ferrosiliciumsector niet onder het beschreven Chinese stelsel van arbeidswetgeving valt. De ferrosiliciumsector lijkt derhalve zowel direct (tijdens het vervaardigen van het onderzochte product) als indirect (bij de toegang tot kapitaal of basisproducten van bedrijven die tot hetzelfde arbeidssysteem in de VRC behoren) met verstoringen van loonkosten te maken te hebben. |
|
(89) |
Uit het door de indiener van het verzoek verstrekte verslag van Think!Desk blijkt dat gemeentelijke overheden nauw zijn betrokken bij het verbeteren van het menselijk kapitaal en het voorkomen van verlies van arbeidsplaatsen. Ondernemingen die een aantal jaren verplichte socialezekerheidspremies voor hun werknemers hebben afgedragen en aan verschillende andere criteria voldoen, komen in aanmerking voor financiële steun voor hun verplichtingen aan het socialezekerheidsfonds. In het verslag wordt aangegeven dat lokale overheden regelmatige betalingen hebben verricht om rechtstreeks bestaande arbeidsplaatsen te subsidiëren, die zelfs de uitgaven voor levensonderhoud van aangeworven buitenlandse werknemers en stagiairs dekken. Er hebben een aantal transacties plaatsgevonden ter ondersteuning van de opleiding van personeel en de bevordering van talentontwikkeling. Sommige lokale overheden hebben ook een gedeeltelijke vergoeding verstrekt voor socialezekerheidspremies die ondernemingen voor hun werknemers betalen (46). |
|
(90) |
Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er in de ferrosiliciumsector sprake is van verstoring van de loonkosten, ook ten aanzien van het onderzochte product. |
vii)
|
(91) |
De toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC is onderhevig aan uiteenlopende verstoringen. |
|
(92) |
Ten eerste wordt het Chinese financiële stelsel gekenmerkt door een sterke positie van staatsbanken (47), die bij het verlenen van toegang tot financiering rekening houden met andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (48), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld overheidsbeleid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (49). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden bevorderd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (50). |
|
(93) |
Hoewel wordt erkend dat er mogelijk verschillende wettelijke instrumenten zijn waarin wordt gerefereerd aan de noodzaak tot eerbiediging van normaal gedrag van banken en prudentiële voorschriften zoals het onderzoeken van de kredietwaardigheid van de kredietnemer, blijkt uit het desbetreffende bewijsmateriaal dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende wettelijke instrumenten slechts een secundaire rol spelen (51). In eerdere handelsbeschermingsonderzoeken werd op basis van de bevindingen dezelfde conclusie getrokken (52). |
|
(94) |
Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang van het bedrijf voor de Chinese overheid en door de kracht van eventuele impliciete garanties van de overheid. Schattingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch overeenkomen met lagere internationale ratings (53). |
|
(95) |
Dit leidt ertoe dat gemakkelijker kredieten worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke sectoren van de industrie, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle marktdeelnemers gelijk zijn. |
|
(96) |
Ten tweede zijn de financieringskosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporige groei van kapitaalinvesteringen met een steeds lager rendement. Dit wordt geïllustreerd door de recente toename van de schuldenlast bij staatsondernemingen ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren. |
|
(97) |
Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel verstrekte kredieten tegen of onder de referentierente maakt immers nog steeds 45 % van alle kredieten uit, en gerichte kredietverlening lijkt te zijn geïntensiveerd, aangezien dit aandeel sinds 2015 ondanks de verslechterende economische omstandigheden aanzienlijk is toegenomen. Een kunstmatig lage rentevoet leidt tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal. |
|
(98) |
De algehele groei van kredietverlening in de VRC wijst op een verslechterende efficiëntie van de kapitaaltoewijzing, zonder dat er aanwijzingen zijn voor een krappere kredietverstrekking die te verwachten zou zijn in een niet-verstoorde marktomgeving. Dientengevolge is er de afgelopen jaren een snelle toename geweest van niet-renderende kredieten. Nu de risicovolle schulden toenemen, heeft de Chinese overheid ervoor gekozen om te voorkomen dat bedrijven in gebreke blijven wat terugbetaling betreft. Als gevolg hiervan is het probleem van oninbare vorderingen aangepakt door schulden door te rollen, wat heeft geleid tot het ontstaan van zogeheten “zombie”-ondernemingen, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen. |
|
(99) |
Ondanks de stappen die recentelijk zijn gezet om de markt te liberaliseren, wordt het systeem van bedrijfskredieten in de VRC in essentie beïnvloed door belangrijke systemische problemen en verstoringen als gevolg van de voortdurende allesbepalende rol van de staat op de kapitaalmarkten. |
|
(100) |
Uit niets in het dossier van dit onderzoek blijkt dat de ferrosiliciumproducenten en/of de leveranciers van grondstoffen en andere basisproducten geen baat hebben bij dit financiële stelsel. Integendeel, in een door de indiener van het verzoek verstrekt verslag van Think!Desk wordt aangegeven dat Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd heeft geprofiteerd van niet-marktconforme financiële transacties van de China Export Import Bank (volledig in overheidshanden) en de China Development Bank (volledig in overheidshanden). |
|
(101) |
Chinese producenten van ferrosilicium hebben rentesubsidies voor leningen ontvangen waarbij een deel van het kredietrisico werd overgedragen op financiële instellingen en zij hebben deze instellingen belast met het toezicht op de (financiële) ondernemingsprestaties. Aangezien deelnemings- en bemiddelingsactiviteiten van de overheid een duidelijk signaal voor overheidssteun zijn, heeft de veronderstelde vermindering van het kredietrisico de onderhandelingspositie van de schuldenaren bij het vaststellen van de voorwaarden versterkt. Volgens het verslag van Think!Desk hebben Ningxia Shengyan Group en Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd van deze maatregel geprofiteerd (54). |
|
(102) |
Uit dit verslag blijkt dat het uitvoerbevorderingsbeleid nauw is geïntegreerd in het algemene industriebeleidskader. De Chinese overheid moedigt de uitvoer van bepaalde geavanceerde technologie en van goederen en diensten met een grote toegevoegde waarde selectief aan. De uitvoer van industriële diensten en technologie is de afgelopen jaren eveneens in aanzienlijke mate gesteund. Zo heeft Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd middelen ontvangen voor de oprichting van gemeenschappelijke dienstenplatforms voor buitenlandse handel. |
|
(103) |
De financiële bijstand aan exporteurs is ook verleend in de vorm van subsidies voor buitenlandse handel. Deze overdrachten waren bedoeld om uitvoeractiviteiten te stimuleren, te vergemakkelijken of te belonen. In dit verband ontving Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd middelen voor de oprichting van gemeenschappelijke dienstenplatforms voor buitenlandse handel, voor innovatieve ontwikkeling en de transformatie en modernisering van de buitenlandse handel, en voor de ontwikkeling van de buitenlandse handel (55). |
|
(104) |
Bepaalde ferrosiliciumproducenten hebben aanzienlijke financiële steun ontvangen om de vervoerskosten te verminderen (56). Dit is met name van belang omdat de fabrieken voornamelijk in het binnenland zijn gevestigd, ver van de economische centra in de kustgebieden. De in dit verband van de Chinese overheid ontvangen financiële bijstand heeft de vorm van subsidies op de vervoersprijs, waarmee ondernemingen worden gecompenseerd voor een deel van de door hen gemaakte kosten. De bijstand wordt ook verleend in de vorm van subsidies voor de bouw van infrastructuur, voornamelijk voor de aanleg van spoorlijnen waarmee fabrieksterreinen rechtstreeks worden aangesloten op het nationale spoorwegnet. Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd heeft middelen ontvangen voor de aanleg van speciale spoorlijnen, waardoor de onderneming tijd en kosten bespaart bij het vervoer van de goederen naar de internationale markten (57). |
|
(105) |
Het Chinese industriebeleid met betrekking tot technologische innovatie is gebaseerd op het nationale plan voor wetenschappelijke en technologische ontwikkeling op de middellange en lange termijn (2006-2020) (Staatsraad 2005b). In dit kader heeft ferrosiliciumproducent Ningxia Shengyan Group subsidies ontvangen voor het uitvoeren van O&O-taken die zijn omschreven in het nationale steunplan voor wetenschap en technologie (58). |
|
(106) |
Om verouderde productiecapaciteit van de markt te halen, hebben bepaalde ferrosiliciumproducenten financiële steun voor het wegwerken van productiecapaciteit ontvangen. Inner Mongolia Junzheng Energy & Chemical Group Co. en Ningxia Shengyan Group hebben van deze maatregel geprofiteerd (59). |
|
(107) |
De Chinese overheid heeft geprobeerd de structuur van de industrie geografisch gezien te beïnvloeden. Dit houdt in dat de zware industrie stedelijke gebieden moet verlaten en zich op speciale industrieterreinen moet vestigen. Hoewel dit de milieubeschermingsdoelen van de steden dient en de verontreiniging in dichtbevolkte gebieden vermindert, helpt de maatregel ondernemingen ook op verschillende manieren, onder meer met ruime investeringsstimulansen, belastingvoordelen, subsidies in contanten en gesubsidieerde leningen. De groep Inner Mongolia Eerduosi Resources Co., Ltd, die ferrosilicium produceert, heeft subsidies voor de verplaatsing van haar fabrieken ontvangen (60). |
|
(108) |
Ferrosiliciumproducent Ningxia Shengyan Group heeft subsidies in verband met grondgebruik ontvangen (61). |
|
(109) |
Die laatste vorm van ondersteuning en het hierboven beschreven aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel in het algemeen leiden er dan ook toe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
|
(110) |
In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de producenten van ferrosilicium toegang hadden tot financiering die werd verleend door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat. |
viii)
|
(111) |
De Commissie heeft opgemerkt dat de in het Verslag beschreven verstoringen niet beperkt blijven tot een specifieke bedrijfstak. Integendeel, uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem, zoals hierboven beschreven in de punten i) tot en met iv) (overwegingen 54 tot en met 80) en in deel A van het Verslag, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren zoals hierboven bedoeld in de punten v) tot en met vii) en in deel B van het Verslag. |
|
(112) |
Om ferrosilicium te produceren, is een breed scala aan basisproducten nodig. Wanneer de ferrosiliciumproducenten deze basisproducten aankopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die zij als kosten registreren), duidelijk blootgesteld aan dezelfde systeemverstoringen als hierboven genoemd. Leveranciers van basisproducten maken bijvoorbeeld gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Mogelijk lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat van toepassing is op alle overheidsniveaus en sectoren. |
|
(113) |
Bijgevolg kunnen niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van ferrosilicium niet worden gebruikt, maar geven ook alle kosten voor basisproducten (met inbegrip van grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) een vertekend beeld, omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen A en B van het Verslag. Het overheidsingrijpen dat is beschreven met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen, vindt in heel de VRC plaats. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren, aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz. Noch de Chinese overheid noch andere belanghebbenden hebben tegenbewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen in het kader van dit onderzoek. |
ix)
|
(114) |
Uit de analyse in de punten i) tot en met viii), met onder meer een bestudering van al het beschikbare bewijs voor het ingrijpen door de VRC in haar economie in het algemeen en in de ferrosiliciumsector (met inbegrip van het onderzochte product), is gebleken dat prijzen of kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Op grond daarvan en bij gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten-exporteurs in de VRC heeft de Commissie geconcludeerd dat het in dit geval niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde. |
|
(115) |
Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, te weten, in dit geval, aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een geschikt representatief land, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, zoals besproken in het volgende punt. De Commissie wees erop dat niet is aangevoerd dat bepaalde binnenlandse kosten niet verstoord zouden zijn in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), derde streepje, van de basisverordening. |
b) Representatief land
i)
|
(116) |
De keuze van het representatieve land is gebaseerd op de volgende criteria:
|
|
(117) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 30 tot en met 32, heeft de Commissie twee mededelingen over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde in het dossier bekendgemaakt (de eerste mededeling over productiefactoren van 24 juni 2019 en de tweede mededeling over productiefactoren van 15 oktober 2019, waarin zij inging op de opmerkingen naar aanleiding van de eerste mededeling over productiefactoren). In de tweede mededeling over productiefactoren heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gesteld van haar conclusie dat Brazilië in dit geval een geschikt representatief land was. |
ii)
|
(118) |
In de eerste mededeling over productiefactoren heeft de Commissie Argentinië, Brazilië, Colombia, Maleisië, Mexico, Rusland, Turkije en Zuid-Afrika aangewezen als landen die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC, dat wil zeggen dat zij door de Wereldbank alle als landen met “hogere middeninkomens” worden ingedeeld op basis van het bruto nationaal inkomen. |
|
(119) |
Naar aanleiding van die mededeling zijn geen opmerkingen ontvangen over het niveau van economische ontwikkeling. |
iii)
|
(120) |
In de eerste mededeling over productiefactoren heeft de Commissie aangegeven dat bekend was dat het onderzochte product werd geproduceerd in Argentinië, Brazilië, Colombia, Maleisië, Mexico, Rusland, Turkije en Zuid-Afrika. In zijn opmerkingen over die mededeling waarschuwde de indiener van het verzoek ervoor dat in Turkije geen ferrosilicium werd geproduceerd. |
|
(121) |
De Commissie heeft het argument onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de aangewezen Turkse producent in het onderzoektijdvak inderdaad geen ferrosilicium produceerde. De Commissie beschouwt Turkije dan ook niet langer als een mogelijk representatief land. |
iv)
|
(122) |
Voor de hierboven genoemde in aanmerking komende landen werd de beschikbaarheid van openbare gegevens (en in het bijzonder openbare financiële gegevens van de producenten van het onderzochte product) door de Commissie nader gecontroleerd. |
|
(123) |
De Commissie ging op zoek naar ferrosiliciumproducenten met openbaar beschikbare financiële gegevens op grond waarvan niet-verstoorde en redelijke bedragen voor de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en voor de winst kunnen worden vastgesteld. Zoals vermeld in de eerste en de tweede mededeling over productiefactoren, heeft de Commissie uit de Orbis-databank (64) en het internet geput als bron van gegevens. Bovendien heeft de Commissie haar zoektocht beperkt tot ondernemingen met een openbare winst-en-verliesrekening voor de meest recente periode (2018) en winstgevende ondernemingen. Dit brengt de zoektocht in de tweede mededeling over productiefactoren terug tot vijf ondernemingen in Brazilië en vijf in Rusland. |
|
(124) |
Tot slot stelde de Commissie vast dat slechts één onderneming, die in Brazilië is gevestigd, in haar financiële rekeningen een gesegmenteerde presentatie had opgenomen waardoor de specifiek op haar bedrijfsonderdeel ferrosilicium betrekking hebbende opbrengsten en kosten konden worden gesplitst van andere opbrengsten en kosten. De Commissie was derhalve van oordeel dat Brazilië een geschikt representatief land is. |
|
(125) |
Daarom kondigde de Commissie in de tweede mededeling over productiefactoren aan alle belanghebbenden aan dat zij van plan was Brazilië als geschikt representatief land te gebruiken, mocht zij tot de conclusie komen dat aan alle voorwaarden was voldaan om de in artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening beschreven methode toe te passen. Met inachtneming van alle bovenstaande elementen en het feit dat de partijen geen opmerkingen over de tweede mededeling hebben gemaakt, heeft de Commissie de keuze van een geschikt representatief land uiteindelijk op Brazilië laten vallen en de volgende onderneming geselecteerd met openbaar beschikbare financiële gegevens aan de hand waarvan niet-verstoorde en redelijke bedragen voor de VAA-kosten en voor winst kunnen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), laatste alinea, van de basisverordening: Cia de Ferro Ligas da Bahia S.A. |
v)
|
(126) |
Aangezien was vastgesteld dat Brazilië op grond van deze factoren een geschikt representatief land was, hoefde er geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening. |
vi)
|
(127) |
Gezien de analyse hierboven voldeed Brazilië aan alle criteria van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. In het bijzonder wordt het onderzochte product in Brazilië in aanzienlijke mate geproduceerd en is er voor dit land een volledige reeks gegevens over alle productiefactoren, de VAA-kosten en de winst beschikbaar. |
c) Bronnen aan de hand waarvan niet-verstoorde kosten worden vastgesteld
|
(128) |
In de tweede mededeling over productiefactoren heeft de Commissie verklaard dat zij met het oog op de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren in het representatieve land zou vaststellen aan de hand van de Global Trade Atlas (“GTA”) en de niet-verstoorde arbeidskosten in het representatieve land op basis van de statistieken van de Internationale Arbeidsorganisatie (“IAO”) en nationale statistieken. De Commissie verklaarde tevens dat zij de elektriciteitskosten zou vaststellen aan de hand van de prijzen die in rekening worden gebracht door een van de grootste elektriciteitsleveranciers in Brazilië, de onderneming EDP Brasil, en dat zij voor de vaststelling van de VAA-kosten en de winst zou uitgaan van de financiële gegevens van de geselecteerde Braziliaanse onderneming, Cia de Ferro Ligas da Bahia S.A. |
|
(129) |
De Commissie heeft ook toegelicht dat de informatie in de GTA over de invoer van één productiefactor voor ferrosilicium in Brazilië, namelijk houtspaanders, niet representatief was voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek en daarom niet kon worden gebruikt. Gezien het ontbreken van een internationale benchmark of een internationale publicatie en het belang van houtspaanders in dit verband heeft de Commissie besloten gebruik te maken van een alternatief: de in de GTA vermelde prijs van houtspaanders bij invoer in Turkije, een land met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC en dat in de eerste mededeling over productiefactoren door de Commissie was aangewezen als een van de drie mogelijke representatieve landen (zie overweging 30). In Rusland, het andere land dat in die mededeling was aangewezen, waren er geen representatieve invoerhoeveelheden van houtspaanders, maar in Turkije wordt dit product in representatieve hoeveelheden ingevoerd. Deze benchmark werd niet-verstoord geacht omdat hij wegens het feit dat hij was gebaseerd op een rekenkundig gemiddelde van de in de GTA vermelde waarden met betrekking tot een representatief aantal transacties, werd geacht voor dit gebied concurrerende marktvoorwaarden te weerspiegelen (65). |
|
(130) |
De Commissie heeft van dezelfde onderneming een waarde voor de vaste productiekosten opgenomen om de kosten te bestrijken die niet zijn vervat in de bovengenoemde productiefactoren. Om dit bedrag te berekenen, is gebruikgemaakt van de financiële gegevens van de in de steekproef opgenomen producent in de Unie die aan het dumpingonderzoek heeft meegewerkt en die daartoe specifieke informatie heeft verstrekt en toestemming heeft gegeven om deze ter plaatse te controleren, namelijk FerroAtlántica S.A.U., Spanje (“FASAU”). Deze methode is uiteengezet in punt 3.2.1.1, onder e). |
d) Productiefactoren
i)
|
(131) |
In de eerste en de tweede mededeling over productiefactoren heeft de Commissie getracht een lijst van productiefactoren en bronnen op te stellen met als doel deze te hanteren voor alle productiefactoren, zoals grondstoffen, energie en arbeid, die door de producenten in de VRC bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen over de lijst van productiefactoren die in die mededelingen met belanghebbenden wordt gedeeld. |
|
(132) |
Vervolgens heeft de Commissie na een controlebezoek bij FASAU een definitieve lijst van productiefactoren voor ferrosilicium opgesteld. |
|
(133) |
Op basis van alle door de indiener van het verzoek verstrekte informatie, en aangezien er geen opmerkingen zijn ontvangen naar aanleiding van de twee mededelingen over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde met betrekking tot de productiefactoren, zijn, waar van toepassing, de volgende productiefactoren en codes vastgesteld: Tabel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(134) |
Teneinde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening de niet-verstoorde prijzen van grondstoffen vast te stellen zoals afgeleverd aan de poort van de fabriek van de producent, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de invoerprijzen in het representatieve land voor elke grondstof die FASAU voor de productie van ferrosilicium gebruikt, aangezien er geen producenten uit de VRC hebben meegewerkt. |
|
(135) |
Om de normale waarde te berekenen, moeten volgens de methode van de Commissie de invoerrechten voor de productiefactoren en voor de in Brazilië ingevoerde grondstoffen (en voor de in Turkije ingevoerde houtspaanders) (zie overweging 133) alsmede de kosten van het binnenlands vervoer bij deze invoerprijzen worden opgeteld. Deze aanpassingen zouden resulteren in een hogere normale waarde, aangezien de invoerrechten zouden leiden tot een verdere stijging van de invoerprijzen van grondstoffen en dus tot meer dumping. Gezien de bevinding in overweging 155 en de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat is bedoeld om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie besloten dat in die omstandigheden de invoerrechten en het binnenlands vervoer geen aanpassingen behoeven. |
ii)
|
(136) |
Tijdens het controlebezoek bij FASAU heeft de Commissie de gemelde grondstoffen, het gegenereerde ijzerschroot en de relevante verbruiksratio’s bij de vervaardiging van het onderzochte product gecontroleerd. |
|
(137) |
Voor de aankoopprijzen van alle grondstoffen op drie na is de Commissie, bij gebrek aan informatie over de markt van het representatieve land, uitgegaan van de invoerprijzen in het representatieve land Brazilië. Voor houtspaanders is gebruikgemaakt van de invoerprijzen in Turkije (zie overweging 129). De invoerprijzen zijn vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC. |
|
(138) |
De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land (of Turkije voor houtspaanders) uit te sluiten, aangezien zij in overweging 121 tot de conclusie komt dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen voor de voor de uitvoer bestemde producten hebben, was de Commissie van mening dat dezelfde verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. In die zin werden invoergegevens over de invoer in het representatieve land (of Turkije voor houtspaanders) uit niet-WTO-landen zoals vermeld in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (69), eveneens uitgesloten. Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde; de betrokken invoergegevens waren hoe dan ook verwaarloosbaar. Na de uitsluiting van de VRC bleef de invoer uit andere derde landen representatief, aangezien die 30 % tot 93 % uitmaakte van de totale invoer in Brazilië (of Turkije in geval van houtspaanders). Bovendien wordt de belangrijkste grondstof voor de productie van ferrosilicium, namelijk steenkool, niet uit de VRC naar Brazilië uitgevoerd. |
|
(139) |
De Commissie heeft onderzocht of in Brazilië uitvoerbeperkingen gelden en heeft in de mededeling van 15 oktober 2019 bevestigd dat de uitvoer van kalksteen en walshuid aan een uitvoervergunning is onderworpen (70). Bovendien stelde de Commissie vast dat de invoer van kalksteen in Brazilië verwaarloosbaar was en dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen walshuid werd ingevoerd. Er kon geen representatieve alternatieve benchmark worden vastgesteld. Uit de controle bij FASAU is gebleken dat deze inputgrondstoffen een relatief gering effect op de totale kosten van het onderzochte product hebben. Gezien de bevindingen in overweging 155 en de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat is bedoeld om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet of zich waarschijnlijk zal herhalen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie besloten de kosten van deze twee productiefactoren waarvoor geen representatieve benchmark kon worden vastgesteld, buiten beschouwing te laten. |
|
(140) |
De opbrengsten van het bijproduct microsilica werden van de kosten afgetrokken door de in het verzoek vermelde gebruiksfactoren te vermenigvuldigen met de niet-verstoorde kosten per eenheid in het representatieve land Brazilië. |
|
(141) |
Met betrekking tot de opbrengsten van het bijproduct ferrosiliciumslakken heeft de Commissie vastgesteld dat de invoer van dat product in Brazilië bijna nul was en dat de Braziliaanse invoerprijzen daarvan dus niet als representatief konden worden beschouwd. Aangezien de werkelijke opbrengsten van ferrosiliciumslakken voor FASAU een verwaarloosbaar percentage van de totale kosten van de grondstoffen uitmaakten, hebben zij geen significante gevolgen voor de berekening van de dumpingmarge ongeacht welke bron ter vervanging daarvan zou worden gehanteerd. De Commissie heeft derhalve besloten met deze opbrengsten rekening te houden bij de berekening van de vaste productiekosten (zie punt 3.2.1.1, onder e)). |
|
(142) |
Teneinde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening de niet-verstoorde prijs van grondstoffen vast te stellen zoals afgeleverd aan de poort van de fabriek van de producent-exporteur, moet de Commissie bij de invoerprijs de kosten van internationaal vervoer en de verzekeringskosten optellen (71), het invoerrecht van het representatieve land toepassen en er kosten van binnenlands vervoer bij optellen. Gezien de gewogen gemiddelde dumpingmarge zonder deze kosten (zie overweging 155) heeft de Commissie besloten deze kosten buiten beschouwing te laten. |
iii)
|
(143) |
Om de benchmark voor arbeidskosten vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de IAO-statistieken en van publiekelijk toegankelijke informatie over de gemiddelde aanvullende arbeidskosten van Braziliaanse werkgevers (72) zoals socialezekerheidsbijdragen inclusief “FGTS” (werkloosheid, ernstige ziekte, bouw/aankoop van onroerend goed). |
|
(144) |
De IAO-statistieken (73) bevatten gegevens over de gemiddelde wekelijkse werkelijk gewerkte uren per werknemer en het maandloon van werknemers in de industriesector tijdens het onderzoektijdvak. Aan de hand van deze gegevens heeft de Commissie een uurloon in de industriesector berekend, waarbij de extra arbeidsgerelateerde kosten (74) (door de werkgever betaalde socialezekerheids- en werkloosheidsbijdragen) zijn opgeteld. |
iv)
|
(145) |
De elektriciteitsprijs die in rekening wordt gebracht door een van de grootste elektriciteitsleveranciers in Brazilië, de onderneming EDP Brasil, was eenvoudig te raadplegen (75). De informatie was gedetailleerd genoeg om de door industriële gebruikers betaalde prijs voor elektriciteit en de prijs voor het gebruik van het distributiesysteem (modalidade tarifaria azul) vast te stellen. |
|
(146) |
Opgemerkt zij dat de regelgevende autoriteit, Agência Nacional de Energia Elétrica (76) (“ANEEL”), de elektriciteitsleveranciers in Brazilië verplicht hun tarieven met een bepaald percentage te verhogen om het elektriciteitsverbruik in het land te reguleren. ANEEL hanteert een vlaggensysteem (77) (groen, geel, rood 1, rood 2) om aan te geven of de elektriciteitsprijs moet worden gehandhaafd zoals voorgesteld door de leverancier (groen) dan wel verhoogd met 0,010 BRL/kWh (geel), 0,030 BRL/kWh (rood 1), of 0,050 BRL/kWh (rood 2). De vlaggen worden maandelijks door ANEEL gepubliceerd en waren voor het onderzoektijdvak eenvoudig te raadplegen op de website van EDP Brasil (78). Bij de vaststelling van de niet-verstoorde elektriciteitskosten heeft de Commissie geen rekening gehouden met de vlaggen die in het onderzoektijdvak zijn gebruikt en heeft zij de prijs niet dienovereenkomstig aangepast. Op basis van de bevinding in overweging 155 en de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat bedoeld is om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet of zich waarschijnlijk zal herhalen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie besloten dat de elektriciteitskosten geen aanpassingen behoeven. |
e) Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst
|
(147) |
Naast de in overweging 133 samengevatte productiefactoren zijn de vaste productiekosten vastgesteld. De berekening van deze vaste productiekosten is gebaseerd op de verhouding tussen de vaste productiekosten boven de opgegeven en gecontroleerde productiekosten en de productiekosten van FASAU (voor het verbruik van grondstoffen die niet in de ovens worden geladen, externe diensten, intern vervoer, en structurele kosten zoals afschrijving en onderhoud). Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten. |
|
(148) |
Voor de VAA-kosten en de winst heeft de Commissie, zoals toegelicht in overweging 128, gebruikgemaakt van de financiële gegevens van Cia de Ferro Ligas da Bahia SA Om aansluiting te vinden bij het tijdvak van het nieuwe onderzoek, heeft de Commissie de geconsolideerde jaarrekening over 2018 van die onderneming als uitgangspunt genomen, de cijfers uit de geconsolideerde jaarrekening over het eerste trimester van 2019 daarbij opgeteld en de cijfers uit de geconsolideerde jaarrekening over het eerste trimester van 2018 daarvan afgetrokken (79). Aangezien de onderneming niet alleen ferrosilicium produceerde, is de Commissie bij de berekening van de cijfers voor het bedrijfsonderdeel ferrosilicium uitgegaan van de door de onderneming gehanteerde segmentering. |
|
(149) |
Bij de berekening van de VAA-kosten heeft de Commissie geen rekening gehouden met de post “aandeel in de winst (het verlies) van deelnemingen”, aangezien dergelijke kosten (of inkomsten) geen verband hielden met het onderzochte product. Deze correctie heeft geresulteerd in een hoger percentage van de VAA-kosten en een lager percentage van de winst in dezelfde verhouding. Per saldo was de correctie derhalve niet van invloed op de berekening van de normale waarde. |
f) Berekening van de normale waarde
|
(150) |
Om de door berekening vastgestelde normale waarde te bepalen, heeft de Commissie de volgende stappen ondernomen. |
|
(151) |
Ten eerste heeft de Commissie bepaald wat de niet-verstoorde productiekosten zijn. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs vermenigvuldigde de Commissie vervolgens de gecontroleerde gebruiksfactoren van FASAU voor grondstoffen, arbeid en energie met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals vastgesteld in punt 3.2.1.1., onder d). |
|
(152) |
Ten tweede heeft de Commissie op deze productiekosten de vaste productiekosten toegepast en de vastgestelde VAA-kosten en winst daarbij opgeteld, zoals uiteengezet in punt 3.2.1.1., onder e). De aldus berekende vaste productiekosten bedroegen 37,11 %. De VAA-kosten (80), uitgedrukt als percentage van de kosten van de verkochte goederen en toegepast op de som van de productiekosten en de vaste productiekosten, bedroegen 15,12 %. De winst (81), uitgedrukt als percentage van de kosten van de verkochte goederen en toegepast op de som van de productiekosten, de vaste productiekosten en de VAA-kosten, bedroeg 51,1 %. |
|
(153) |
Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde berekend in het stadium af fabriek overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. Omdat geen enkele producent-exporteur medewerking verleende, werd de normale waarde voor het gehele land vastgesteld. |
3.2.1.2.
|
(154) |
Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de cif-gegevens van Eurostat, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. |
3.2.1.3.
|
(155) |
De Commissie heeft de door berekening vastgestelde normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening vergeleken met de uitvoerprijs zoals hierboven vastgesteld. Op basis hiervan bedroeg de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 157,8 %. |
3.2.1.4.
|
(156) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de dumping door de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
3.2.2. Rusland
|
(157) |
Voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek blijkt uit de statistische gegevens van Eurostat dat 2 735 ton ferrosilicium uit Rusland in de Unie werd ingevoerd, wat neerkomt op ruwweg 0,4 % van het totale verbruik in de Unie. De Russische overheid stelde dat een dergelijke invoerhoeveelheid verwaarloosbaar was. De Commissie heeft evenwel geconcludeerd dat een dergelijke omvang van de invoer voldoende representatief is om te onderzoeken of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voorgezet. |
3.2.2.1.
|
(158) |
Wegens het gebrek aan medewerking van de Russische producenten heeft de Commissie voor het vaststellen van een normale waarde in Rusland gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Hiertoe is de door de indiener van het verzoek ingediende informatie gebruikt (82). Deze auteursrechtelijk beschermde informatie werd verstrekt door Metal Expert (83). |
|
(159) |
Derhalve is de normale waarde vastgesteld op basis van de in het verzoek vermelde en voor het onderzoektijdvak geactualiseerde binnenlandse prijzen (84). De geactualiseerde binnenlandse prijzen zijn bekendgemaakt in het dossier. Er werden geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen. |
3.2.2.2.
|
(160) |
Bij gebrek aan medewerking van de Russische producenten-exporteurs werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de cif-gegevens van Eurostat, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. |
3.2.2.3.
|
(161) |
Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder e), van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op basis van de informatie van de indiener van het verzoek is de uitvoerprijs met 100 EUR per ton naar beneden gecorrigeerd voor vrachtkosten. |
|
(162) |
Op basis hiervan bedroeg de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 17,6 %. |
3.2.2.4.
|
(163) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de dumping door Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
3.3. Waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping indien de maatregelen zouden worden ingetrokken
3.3.1. VRC
|
(164) |
Zoals vastgesteld in punt 3.2.1, is gebleken dat de invoer van ferrosilicium uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen plaatsvond. Omwille van de volledigheid is de Commissie ook nagegaan of de dumping zou worden voortgezet of zich zou herhalen als de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de beschikbaarheid van andere markten voor de Chinese producenten, het prijsgedrag van producenten-exporteurs in de VRC op hun binnenlandse markt en op andere markten, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. |
3.3.1.1.
|
(165) |
Gezien het gebrek aan medewerking werden de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens en met name de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie. |
|
(166) |
De productiecapaciteit in de VRC oversteeg de huidige productiehoeveelheden aanzienlijk. Volgens de in het verzoek vermelde gegevens (85), die tijdens het onderzoek werden geactualiseerd (86), bedroeg de productiecapaciteit van ferrosilicium in 2019 10 571 000 ton, terwijl de productiehoeveelheden in hetzelfde jaar 4 040 000 ton bedroegen. De bezettingsgraad bedroeg derhalve slechts ongeveer 38,2 %. Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zouden de Chinese producenten dus over een geschatte reservecapaciteit van 6 531 000 ton beschikken, terwijl het verbruik op de markt van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 740 144 ton bedroeg (zie tabel 1). De in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen genoemde productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC werden door geen van de partijen weerlegd. |
|
(167) |
Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese producenten-exporteurs beschikken over een aanzienlijke reservecapaciteit, die zij kunnen gebruiken voor het produceren van ferrosilicium om naar de markt van de Unie uit te voeren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
3.3.1.2.
|
(168) |
De Chinese binnenlandse markt is met 58 % van het zichtbare wereldverbruik in 2017 verreweg de belangrijkste markt wereldwijd (87). Het verbruik op die markt daalde van 2013 tot aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek evenwel met 18 %, ofwel 887 000 ton (88). |
|
(169) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek voerde Japan 167 000 ton ferrosilicium uit de VRC in en was het met 27,7 % van de totale Chinese uitvoer van ferrosilicium de eerste uitvoermarkt van de bedrijfstak van de VRC. Volgens berichten in de pers willen de Japanse ferrosmelters echter de aanvoer van legeringen diversifiëren en hun afhankelijkheid van India en de VRC beëindigen. Daartoe hebben zij in 2017 verscheidene gemeenschappelijke ondernemingen opgezet in Maleisië (89). De verwachting is dan ook dat de Japanse markt in de toekomst voor de Chinese uitvoer moeilijker toegankelijk wordt. |
|
(170) |
De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat, indien de huidige maatregelen worden ingetrokken, er een groot risico bestaat dat de Chinese producenten zullen trachten hun forse verliezen wat betreft de verkoophoeveelheden op de belangrijke binnenlandse markt en, naar verwachting, ook de Japanse markt, te compenseren door aanzienlijke verkoopstromen naar de markt van de Unie te verleggen. |
3.3.1.3.
|
(171) |
De Chinese uitvoer van ferrosilicium in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg 608 000 ton, waarvan 3 587 ton naar de Unie (90). De Chinese producenten exporteerden naar 63 landen en gemiddeld waren de verkoopprijzen van ferrosilicium bij uitvoer naar die landen lager dan de verkoopprijzen bij uitvoer naar de Unie. Slechts in 14 van deze landen waren de verkoopprijzen hoger dan de verkoopprijzen bij uitvoer naar de Unie. De gemiddelde Chinese verkoopprijzen bij uitvoer naar de Unie waren in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zelfs hoger (+6,1 %) dan de algemene gemiddelde Chinese verkoopprijs bij uitvoer (91). Daarom is het voor Chinese exporteurs veel aantrekkelijker om naar de Unie te exporteren dan naar bijna alle andere landen. |
|
(172) |
De markt van de Unie is voor Chinese producenten ook aantrekkelijk door de omvang ervan: uitgaande van het wereldwijde verbruik van ferrosilicium is de Unie de op een na grootste interne markt na de VRC. Zij is in omvang 1,7 keer zo groot als de Noord-Amerikaanse markt en 1,5 keer zo groot als de Japanse markt (92). De omvang van de markt is dus een belangrijke aantrekkelijkheidsfactor. |
3.3.1.4.
|
(173) |
Gezien de voortzetting van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, het prijsgedrag van de exporteurs op derde markten en de omvang van de reservecapaciteit in de VRC, alsmede met het oog op de grootte van de markt van de Unie en de gangbare prijzen op die markt, het aanzienlijk gedaalde verbruik op de binnenlandse markt en de verwachte verminderde beschikbaarheid van een andere belangrijke uitvoermarkt is het zeer waarschijnlijk dat dumping uit de VRC wordt voortgezet of zich in elk geval herhaalt als de maatregelen zouden komen te vervallen. |
3.3.2. Rusland
|
(174) |
Zoals vastgesteld in punt 3.2.2, is gebleken dat de invoer van ferrosilicium uit Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen plaatsvond. De Commissie is ook nagegaan of de dumping zou worden voortgezet of zich zou herhalen als de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in Rusland, de beschikbaarheid van andere markten voor de Russische producenten, het prijsgedrag van producenten-exporteurs in Rusland op hun binnenlandse markt en op andere markten, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. |
3.3.2.1.
|
(175) |
Gezien het gebrek aan medewerking werden de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in Rusland overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens en met name de door de indiener van het verzoek verstrekte en geactualiseerde informatie (93). |
|
(176) |
De productiecapaciteit in Rusland oversteeg de huidige productiehoeveelheden aanzienlijk. Volgens het verzoek bedroeg de productiecapaciteit van ferrosilicium in 2019 826 000 ton, terwijl de productiehoeveelheden in hetzelfde jaar 561 000 ton bedroegen. De bezettingsgraad bedroeg derhalve slechts ongeveer 67,9 %. Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, beschikken de Russische producenten over voldoende reservecapaciteit van naar schatting 265 000 ton om de markt van de Unie, waar het verbruik in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 740 144 ton bedroeg, te overspoelen met ferrosilicium tegen dumpingprijzen. |
|
(177) |
Twee niet-meewerkende Russische exporteurs en de Russische overheid stelden dat de Commissie de bezettingsgraad in Rusland had onderschat. De Russische overheid wees op een opmerking van de twee Russische producenten-exporteurs, volgens welke de Russische productiecapaciteit veel lager is, met name voor de twee producenten-exporteurs zelf, en de Russische productiehoeveelheden hoger zijn. De bezettingsgraad in Rusland zou derhalve tussen de 90 % en 100 % liggen. De Russische overheid wees ook op een opmerking die zij in dit verband had gemaakt. |
|
(178) |
Ten eerste merkte de Commissie op dat de Russische overheid/het Ministerie van Economische Ontwikkeling van de Russische Federatie in haar opmerking van 24 april 2019 verklaarde dat de door de indiener van het verzoek meegedeelde en door de Commissie gehanteerde capaciteit voor de productie van het onderzochte product in Rusland “ook werd bevestigd door officiële Russische statistieken”. |
|
(179) |
Ten tweede werd volgens het onderzoek de Russische productiecapaciteit voor 2019 geschat op 826 000 ton, terwijl deze uitgaande van de officiële Russische statistieken voor het jaar 2018 nog hoger zou zijn, namelijk 932 000 ton. De door de niet-meewerkende producenten-exporteurs voor 2017 verstrekte cijfers komen niet overeen met de officiële Russische statistieken en evenmin met de ramingen van de indiener van het verzoek voor datzelfde jaar. Volgens de Russische overheid was de productiecapaciteit in Rusland in 2017 zelfs [20‐30 %] hoger dan het door de twee niet-meewerkende producenten-exporteurs verstrekte cijfer. Uit de ramingen van de indiener van het verzoek en de officiële Russische statistieken (en de verklaring van de Russische overheid) blijkt dus duidelijk dat de door de producent-exporteur opgegeven productiecapaciteit te laag was. |
|
(180) |
Ten derde had de door de niet-meewerkende producenten-exporteurs verstrekte informatie betrekking op het jaar 2017 en niet op het onderzoektijdvak. Zelfs als deze niet-gecontroleerde informatie werd geaccepteerd, zou de verklaring dat de bezettingsgraad in Rusland bijna 100 % bedraagt, nog steeds niet correct zijn. Indien de bezettingsgraad werd berekend op basis van de officiële Russische statistieken over de productiecapaciteit (840 700 ton) en de door de niet-meewerkende producent-exporteur voor 2017 opgegeven werkelijke productie [600 000‐700 000 ton], zou de bezettingsgraad [71‐83 %] bedragen, wat nog lang geen “bijna 100 %” is. |
|
(181) |
In elk geval waren de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens over de productiecapaciteit en de productiehoeveelheden recenter en dus relevanter voor een toekomstgerichte exercitie zoals een waarschijnlijkheidsanalyse, aangezien zij betrekking hadden op het jaar 2019. |
|
(182) |
De argumenten dat de Commissie de reservecapaciteit in Rusland zou hebben overdreven, worden op al deze gronden afgewezen. Dit besluit werd meegedeeld aan de partijen, die in de gelegenheid werden gesteld opmerkingen te maken voordat een definitief besluit werd genomen. |
|
(183) |
De twee producenten-exporteurs brachten hiertegen in dat de Commissie niet alle door henzelf en de Russische overheid aan de orde gestelde onopgeloste kwesties had behandeld in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in het algemeen, en specifiek in de bevindingen van de Commissie over de reservecapaciteit van de Russische producenten. De producenten-exporteurs stelden verder dat zij, afgezien van dumpingaangelegenheden, als belanghebbende volledig aan het onderzoek hadden meegewerkt. Voorts voerden zij aan dat gezien de significante verschillen in de gegevens die door diverse belanghebbenden zijn verstrekt over de capaciteit, de productie en de bezettingsgraad in Rusland, de Commissie verplicht was de gegevens te controleren, onder meer in het kader van een controlebezoek ter plaatse. De producenten-exporteurs maakten bezwaar tegen de afwijzing van hun argument dat de bezettingsgraad bijna 100 % was op basis van een alternatieve berekening waarbij werd uitgegaan van de door de ondernemingen en de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. In dit verband voerden zij aan dat de Commissie enkel de gegevens over de productiecapaciteit en de productiehoeveelheden had gebruikt die haar goed van pas kwamen. Tot slot verwezen de ondernemingen naar WTO-jurisprudentie met betrekking tot de beschikbare gegevens ter ondersteuning van hun stelling dat de door de Commissie gebruikte informatie niet het meest geschikt was voor deze zaak en dat de door hen verstrekte gegevens de best beschikbare informatie zouden zijn. |
|
(184) |
Ten eerste betwistte de Commissie de stelling dat er opmerkingen waren gemaakt of argumenten waren aangevoerd waarmee geen rekening was gehouden en waarop niet was ingegaan. De Commissie heeft de ondernemingen namelijk een aanvullende mededeling van feiten en overwegingen gestuurd om te waarborgen dat hun opmerkingen over de reservecapaciteit volledig zouden worden meegenomen en dat zij in de gelegenheid zouden worden gesteld opmerkingen te maken voordat de bevindingen definitief werden bevestigd. Het feit dat de ondernemingen het niet eens waren met de conclusies van de Commissie, mag niet worden verward met een motiveringsgebrek. Afgezien van de reservecapaciteit hebben de ondernemingen niet aangegeven welke kwesties de Commissie niet zou hebben behandeld in de mededeling van de definitieve bevindingen. Het spreekt vanzelf dat de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen beperkt was tot de beoordeling van de reservecapaciteit en dat de reactie op de opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen in deze verordening te vinden is, zoals standaardpraktijk is bij de Commissie. |
|
(185) |
Ten tweede werden de twee producenten-exporteurs als niet-meewerkende partijen in de zin van artikel 18 van de basisverordening beschouwd. Zoals de ondernemingen zelf hebben opgemerkt, hebben zij ervoor gekozen niet te antwoorden op de vragenlijsten, waarop belangrijke informatie moest worden ingevuld die niet alleen voor de dumping maar ook voor de schadebeoordeling wordt gebruikt (zoals productie, productiecapaciteit en bezetting). Hoewel de Commissie niet wettelijk verplicht is controles ter plaatse te verrichten, is het vaste praktijk van de Commissie om de antwoorden op de vragenlijsten en de door alle meewerkende partijen verstrekte aanvullende gegevens te controleren; deze twee producenten-exporteurs hebben echter geen aanvullende gegevens verstrekt. Verder wijst de Commissie erop dat in dit specifieke geval, los van het feit dat deze partijen niet hebben meegewerkt en dat er dus geen controle bij hen is uitgevoerd, de door hen overgelegde gegevens inhoudelijk zijn beschouwd, ook al zijn deze niet gecontroleerd, zoals vermeld in de aanvullende specifieke mededeling van feiten en overwegingen. Deze informatie werd vervolgens eveneens op inhoudelijke gronden afgewezen na te zijn getoetst aan de informatie van de Russische overheid en de indiener van het verzoek. Anders dan de ondernemingen stelden, waren er geen “significante verschillen in de door diverse belanghebbenden overgelegde gegevens”. Enkel hún informatie verschilde significant van alle andere informatie in het dossier en, wat nog belangrijker is, deze informatie had betrekking op het jaar 2017, vóór het tijdvak van het nieuwe onderzoek en ook vóór het meer recente jaar 2018, waarover de Russische overheid informatie had verstrekt. Tegelijkertijd kwamen de door de indiener van het verzoek en de Russische overheid verstrekte gegevens, waarop de Commissie zich bij haar beoordeling baseerde, met elkaar overeen, al waren zij niet identiek. In haar opmerking van 24 april 2019 bevestigde de Russische overheid/het Ministerie van Economische Ontwikkeling van de Russische Federatie zelf dat de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens correct waren. Op basis daarvan heeft de Commissie ten gronde, en ongeacht de controle van deze informatie, geconcludeerd dat de door de producenten-exporteurs verstrekte informatie niet alleen niet betrouwbaar was en dus niet kon worden gebruikt om de reservecapaciteit in Rusland te berekenen, maar bovendien achterhaald en derhalve irrelevant was. |
|
(186) |
Ten derde heeft de Commissie, anders dan de ondernemingen stelden, bij haar berekening gebruikgemaakt van de eigen gegevens van de ondernemingen en de door de Russische overheid overgelegde officiële statistieken over de capaciteit in Rusland (en niet van de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie). Bovendien kan de Commissie niet accepteren dat verschillende methoden tot zulke verschillende resultaten zouden kunnen leiden als het geval is bij de door de ondernemingen verstrekte gegevens over de productiecapaciteit. Om die reden wijst de Commissie het argument van de hand dat zij de gegevens waarover zij beschikte, selectief zou hebben gekozen. De door de ondernemingen verstrekte informatie kon bij een controle aan de hand van de officiële statistieken niet worden bevestigd en werd daarom afgewezen. |
|
(187) |
Ten vierde betwistte de Commissie de stelling dat de meest geschikte informatie in dit geval de door de ondernemingen verstrekte informatie was. Daar uit een vergelijking met de officiële gegevens bleek dat de opgegeven productiecapaciteit niet correct was, werd deze informatie onbetrouwbaar geacht en in de bevindingen van de Commissie buiten beschouwing gelaten. De Commissie heeft besloten gebruik te maken van de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie, die overeenstemde met de officiële Russische statistieken. Met betrekking tot de basisverordening en het door de ondernemingen aangehaalde WTO-concept bleek die informatie “het meest geschikt” in deze zaak. Het argument van de ondernemingen werd derhalve afgewezen. |
|
(188) |
In elk geval wijst de Commissie erop dat de beoordeling van de reservecapaciteit slechts een van de mogelijke elementen en indicatoren was waarop zij wettelijk gezien haar bevindingen betreffende de herhaling van schade in nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen moet baseren. |
|
(189) |
Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de Russische producenten-exporteurs beschikken over een aanzienlijke reservecapaciteit, die zij kunnen gebruiken voor het produceren van ferrosilicium om naar de markt van de Unie uit te voeren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
3.3.2.2.
|
(190) |
Zoals beschreven in overweging 168, wijzen recente ontwikkelingen op de Japanse markt erop dat de invoer vanuit Maleisië geleidelijk aan het marktaandeel van andere invoer zal overnemen. Japan is ook de eerste Russische uitvoermarkt voor ferrosilicium. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek nam de Japanse markt 30 % van de totale Russische uitvoer van ferrosilicium (ofwel 127 000 ton) voor zijn rekening. Indien de huidige maatregelen worden ingetrokken, is het waarschijnlijk dat de Russische producenten-exporteurs ten minste een deel van deze uitvoer naar de Unie zouden verleggen en daar tegen dumpingprijzen zouden afzetten. |
3.3.2.3.
|
(191) |
Bij gebrek aan medewerking werd voor de vergelijking tussen de Russische prijzen bij uitvoer naar de Unie en de Russische prijzen bij uitvoer naar andere uitvoermarkten gebruikgemaakt van de Global Trade Atlas (“GTA”) en de statistiek van de buitenlandse handel van de Russische douaneautoriteiten, waarbij beide bronnen vrijwel hetzelfde resultaat bleken op te leveren. Op basis daarvan werd vastgesteld dat de gemiddelde Russische verkoopprijs bij uitvoer naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 1 149 EUR per ton bedroeg, dat wil zeggen 8,1 % meer dan de gemiddelde Russische verkoopprijs bij uitvoer. Slechts in twee van de 36 landen verkochten de Russische producenten-exporteurs tegen prijzen die gemiddeld hoger waren dan in de Unie. Die verkopen vertegenwoordigden minder dan 1 % van de totale uitvoerhoeveelheid. Daarom oordeelde de Commissie dat uitvoer naar de Unie voor Russische exporteurs aanzienlijk aantrekkelijker is dan uitvoer naar bijna alle andere landen. |
|
(192) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistten de twee in overweging 191 genoemde Russische producenten-exporteurs de bevindingen van de Commissie betreffende de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor de Russische ferrosiliciumindustrie. Zij trokken de in de statistiek van de buitenlandse handel van de Russische douaneautoriteiten genoemde prijzen in twijfel, omdat die niet betrouwbaar zouden zijn. Dit argument werd echter niet verder gestaafd en er werd geen alternatieve methode voor het vergelijken van Russische prijzen bij uitvoer naar verschillende markten voorgesteld. Er zij aan herinnerd dat de twee betrokken partijen twee van de grootste Russische producenten-exporteurs zijn en dat indien zij hadden besloten aan het onderzoek mee te werken, hetgeen niet het geval is, de Commissie de Russische uitvoerprijzen van vergelijkbare producten op de verschillende wereldmarkten zorgvuldig had kunnen beoordelen op basis van hun eigen uitvoerverkopen. De twee producenten-exporteurs voerden verder aan dat de hoeveelheid van de Russische uitvoer naar de Unie verwaarloosbaar was, waardoor geen conclusies konden worden getrokken op basis van de prijzen van deze invoer. Zoals aangegeven in overweging 157, maakte de invoer uit Rusland in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ruwweg 0,4 % van het totale verbruik in de Unie uit en de Commissie was van mening dat een dergelijke omvang van de invoer voldoende representatief was. Tot slot voerden deze partijen aan dat de VRC de prijs van ferrosilicium zou bepalen en dat andere marktpartijen in het algemeen die prijzen zouden volgen, waardoor slechts kleine afwijkingen mogelijk waren. Hoe dan ook achtte de Commissie dit evenwel irrelevant voor de beoordeling van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat de prijzen betreft in vergelijking met andere markten. De argumenten werden bijgevolg afgewezen. |
|
(193) |
Zoals vermeld in overweging 172, is naast de gangbare prijzen op de markt van de Unie de omvang van deze markt een tweede belangrijke aantrekkelijkheidsfactor. |
3.3.3. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping
|
(194) |
Gezien de voortzetting van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, het prijsgedrag van de exporteurs op derde markten en de bestaande reservecapaciteit in Rusland, alsmede met het oog op de omvang van de markt van de Unie en de gangbare prijzen op die markt, en de verwachte verminderde beschikbaarheid van een andere belangrijke uitvoermarkt is het zeer waarschijnlijk dat dumping uit Rusland wordt voortgezet of zich herhaalt indien de maatregelen zouden vervallen. |
3.4. Algemene conclusies betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping
|
(195) |
Uit het onderzoek is gebleken dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de invoer uit de VRC en Rusland met dumping op de markt van de Unie werd voortgezet. |
|
(196) |
De Commissie heeft ook bewijs gevonden dat in beide betrokken landen een aanzienlijke reservecapaciteit aanwezig is, dat de markt van de Unie aantrekkelijk is wat de prijzen en de omvang ervan betreft en dat de andere uitvoer mogelijk wordt verlegd. |
|
(197) |
In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van de dumping. |
4. SCHADE
4.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
|
(198) |
Het soortgelijke product werd in de beoordelingsperiode vervaardigd door vijf producenten in de Unie. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
|
(199) |
De totale productie in de Unie voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 241 000 ton, op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte informatie. Zoals in overweging 11 is opgemerkt, zijn in de steekproef vier producenten in de Unie opgenomen, die samen meer dan 90 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. |
4.2. Verbruik in de Unie
|
(200) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld als som van de verkoophoeveelheid van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de totale invoer in de Unie volgens de Comext-databank (Eurostat). |
|
(201) |
Tijdens de gehele beoordelingsperiode bleef het verbruik in de Unie stabiel, met uitzondering van 2016 toen zich een scherpe afname voordeed. In het vierde kwartaal van 2015 zette een sterke daling van de prijzen in, die in 2016 de hele markt negatief beïnvloedde. Staal is de belangrijkste eindverbruikssector voor ferrosilicium, en de staalproductie in de Europese Unie daalde van 165,9 miljoen ton in 2015 tot 162,1 miljoen ton in 2016 (–2,3 %) (94). Bovendien was er in de tweede helft van 2015 sprake van een sterke afname van de voorraden, die een daling van de prijzen tot gevolg had. De lage prijzen leidden vervolgens tot een vermindering van de productie en in de daaropvolgende twee jaren 2016 en 2017 namen de voorraden geleidelijk af. Tabel 1 Verbruik in de Unie (in ton)
|
||||||||||||||||||||||||
4.3. Invoer uit de betrokken landen
4.3.1. Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen
|
(202) |
De Commissie heeft onderzocht of de invoer van ferrosilicium van oorsprong uit de betrokken landen cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening. |
|
(203) |
De voor de invoer uit elk van de betrokken landen vastgestelde dumpingmarge lag boven de de-minimisdrempel in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening, en de hoeveelheid van de invoer uit elk van de betrokken landen was voldoende representatief, zoals uiteengezet in de overwegingen 43 en 157. |
|
(204) |
Een cumulatieve beoordeling werd passend geacht omdat de concurrentieverhoudingen tussen de invoer uit deze twee landen en het soortgelijke product uit de Unie vergelijkbaar waren. De Commissie heeft vastgesteld dat de concurrentieverhoudingen vergelijkbaar waren, aangezien het uit de VRC en Rusland ingevoerde onderzochte product en het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en op de EU-markt verkochte soortgelijke product gelijksoortig waren en werden geacht via dezelfde handelskanalen te worden gedistribueerd. |
|
(205) |
In het licht van het bovenstaande wordt geoordeeld dat aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening is voldaan. De invoer uit de VRC en Rusland is daarom cumulatief beoordeeld. |
4.3.2. Omvang en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen
|
(206) |
De Commissie heeft de uit de VRC en Rusland in de Unie ingevoerde hoeveelheid vastgesteld op basis van de gegevens van de Comext-databank (Eurostat) en het marktaandeel van de invoer door de invoerhoeveelheden te vergelijken met het verbruik in de Unie (zie tabel 1). |
|
(207) |
De ingevoerde hoeveelheid van het onderzochte product uit de betrokken landen op de markt van de Unie is in de beoordelingsperiode met 17 % afgenomen. De ingevoerde hoeveelheid uit de VRC liet in 2018 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek evenwel een meer dan viervoudige toename zien, terwijl de invoer uit Rusland tijdens de gehele beoordelingsperiode meer dan halveerde, al was er tussen 2016 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake van een toename. Tabel 2 In de Unie ingevoerde hoeveelheid (in ton)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(208) |
Het marktaandeel van de invoer met dumping uit de betrokken landen daalde en bleef tijdens de gehele beoordelingsperiode onder de 1 %. In de beoordelingsperiode werd de invoer uit de VRC en Rusland in de Unie derhalve voortgezet, zij het in beperkte mate. Tabel 3 Marktaandeel van de Unie (in %)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.3. Prijzen van de ingevoerde producten uit de betrokken landen en prijsonderbieding
|
(209) |
De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de gegevens van de Comext-databank (Eurostat). |
|
(210) |
De gemiddelde prijzen van het onderzochte product bij invoer uit de VRC stegen in 2017 sterk, maar daalden in 2018 met 74 procentpunten. Over het geheel genomen daalden de Chinese prijzen in de beoordelingsperiode met 6 %. In Rusland deed zich een omgekeerde trend voor met een lager prijsniveau in 2016 en 2017, maar een stijging van 9 % in de beoordelingsperiode. Tabel 4 Invoerprijzen (in EUR/ton)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(211) |
De Commissie stelde de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van: |
|
(212) |
de gewogen gemiddelde verkoopprijs van het onderzochte product die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en |
|
(213) |
de Eurostat-gegevens over de prijzen van het onderzochte product bij invoer uit zowel de VRC als Rusland op cif-niveau, gecorrigeerd tot de eindprijs bij invoer, met inbegrip van een bedrag aan conventionele douanerechten en kosten na invoer. |
|
(214) |
Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de prijs van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(215) |
Uit de vergelijking bleek voor de invoer uit Rusland een gemiddelde prijsonderbieding op de markt van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek van 1,0 %. |
|
(216) |
Vastgesteld werd dat de prijzen bij invoer uit de VRC de prijzen op de markt van de Unie niet onderboden, maar 0,4 % hoger waren. Worden echter de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere derde landen in aanmerking genomen (95), dan blijkt dat deze de prijzen op de markt van de Unie met 1,7 % onderbieden. |
|
(217) |
Als de maatregelen zouden komen te vervallen, zou de markt van de Unie aantrekkelijk worden voor zowel Russische als Chinese producenten-exporteurs, aangezien het prijsniveau in de Unie hoger is dan in de andere landen waarnaar zij exporteren. Deze aantrekkelijkheid zou voor Rusland en de VRC een aanmoediging zijn om hun dumpingpraktijken op de markt van de Unie voort te zetten en hun reservecapaciteit (ten minste gedeeltelijk) te gebruiken om aan de markt van de Unie te leveren. Een dergelijke toename van de invoer zou al een prijsdaling in de Unie tot gevolg hebben. Daarbij komt nog dat, zoals uit de Russische prijzen bij uitvoer naar de Unie en de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere derde landen blijkt, deze invoer de prijzen van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk onderbiedt. |
|
(218) |
Vanwege de omvang ervan zou de invoer uit Rusland en de VRC een sterke neerwaartse druk op de prijzen van de bedrijfstak van de Unie uitoefenen. Het is waarschijnlijk dat om te concurreren met een toegenomen invoer tegen lagere prijzen uit de betrokken landen, de bedrijfstak van de Unie een verlies aan marktaandeel zou moeten accepteren en/of zou zijn gedwongen zijn prijzen naar beneden bij te stellen om zijn marktaandeel te behouden. |
|
(219) |
De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat als de maatregelen zouden komen te vervallen, de invoer uit Rusland en de VRC de prijzen van de bedrijfstak van de Unie zou onderbieden of, puur door de omvang ervan en de dumpingprijzen, de prijzen op de markt van de Unie onder druk zou zetten. |
4.4. Invoer uit andere derde landen dan de VRC en Rusland
|
(220) |
Eén exporteur voerde aan dat de invoer uit de betrokken landen is vervangen door invoer uit Noorwegen, Maleisië, Egypte en Brazilië. |
|
(221) |
De invoer van ferrosilicium uit andere derde landen dan de VRC en Rusland was in hoofdzaak afkomstig uit Noorwegen, dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek goed was voor 39 % van de invoer uit andere landen dan de betrokken landen. De invoer uit Maleisië, Egypte en Brazilië vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek respectievelijk 11 %, 5 % en 7 % van de totale invoer. De exporteur heeft echter geen gegevens verstrekt waaruit blijkt dat deze producten met dumping in de Unie zijn ingevoerd. |
|
(222) |
Aangezien het totale marktaandeel van de invoer uit derde landen in de beoordelingsperiode stabiel bleef, met een lichte tijdelijke afname in 2016 en 2017, was het argument van de exporteur voor die periode niet steekhoudend. Tabel 5 Invoer en marktaandeel van andere derde landen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.5.1. Algemene opmerkingen
|
(223) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(224) |
Zoals in overweging 10 vermeld, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef. |
|
(225) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte gegevens en de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst. |
|
(226) |
De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. |
|
(227) |
Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(228) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoophoeveelheid, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden. |
|
(229) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde prijzen per eenheid, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
4.5.2. Macro-economische indicatoren
4.5.2.1.
|
(230) |
In 2016 daalde de productie, maar in de beoordelingsperiode steeg de productie van de bedrijfstak van de Unie met 3 %. Tabel 6 Productie in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||
|
(231) |
De productiecapaciteit bleef tijdens de beoordelingsperiode stabiel. Tabel 7 Productiecapaciteit van de Unie
|
||||||||||||||||||||||||
|
(232) |
De bezettingsgraad volgde dezelfde trend als de productie en nam in de beoordelingsperiode met 2 % toe tot 80 %. Tabel 8 Bezettingsgraad van de Unie
|
||||||||||||||||||||||||
4.5.2.2.
|
(233) |
De verkopen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aan niet-verbonden afnemers bleven in de beoordelingsperiode stabiel, en daalden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek licht met 1 %. Tabel 9 Verkochte hoeveelheid in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||
|
(234) |
Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam in 2016 fors toe, maar bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 27,7 % stabiel in vergelijking met het begin van de beoordelingsperiode. Tabel 10 Marktaandeel van de Unie
|
||||||||||||||||||||||||
4.5.2.3.
|
(235) |
Tussen 2015 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde het verbruik in de Unie licht met 2 % en daalden de verkopen van de bedrijfstak van de Unie met 1 %. Het marktaandeel bleef dan ook stabiel. |
4.5.2.4.
|
(236) |
De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie daalde tussen 2015 en 2018 met 12 % en steeg vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 6 procentpunten. Over het geheel genomen nam de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode af met 6 %. De plotselinge toename van de werkgelegenheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek is terug te voeren op één fabriek van een van de Europese producenten, die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek alleen het onderzochte product vervaardigde en alle werknemers daarvoor inzette. Tabel 11 Werkgelegenheid
|
||||||||||||||||||||||||
|
(237) |
De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als output (ton) per voltijdequivalent (VTE) per jaar, lag aanvankelijk op 279 ton per VTE en steeg in de beoordelingsperiode met 9 %. Tabel 12 Productiviteit in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||
4.5.2.5.
|
(238) |
Het onderzoek heeft uitgewezen dat de dumping uit zowel de VRC als Rusland wordt voortgezet, en dat de in de overwegingen 155 en 162 vermelde hoogte van de dumpingmarges boven het de-minimisniveau ligt. |
|
(239) |
De invoer van het onderzochte product uit de betrokken landen bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter beperkt tot 0,7 %. |
4.5.3. Micro-economische indicatoren
4.5.3.1.
|
(240) |
De eenheidsprijzen van de verkopen van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers stegen in de beoordelingsperiode met 15 % tot 1 338 EUR/ton. De productiekosten namen met 20 % toe tot 1 250 EUR/ton, wat de stijging van de verkoopprijs verklaart. Tabel 13 Prijs per eenheid en kosten per eenheid op de markt van de Unie
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.3.2.
|
(241) |
Tussen 2015 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek stegen de gemiddelde arbeidskosten per werknemer met 41 % als gevolg van de hogere totale arbeidskosten en de lagere werkgelegenheid in VTE. Tabel 14 Gemiddelde arbeidskosten per werknemer
|
||||||||||||||||||||||||
4.5.3.3.
|
(242) |
De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode afgenomen. In 2016 was er een sterke afname met 59 % en in de rest van de beoordelingsperiode was er sprake van een toename. Al met al waren de eindvoorraden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 31 % lager dan aan het begin van de beoordelingsperiode. Tabel 15 Voorraden
|
||||||||||||||||||||||||
4.5.3.4.
|
(243) |
In de beoordelingsperiode daalde de winstgevendheid van de verkopen van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt als een percentage van de nettoverkoop, van een winst van 10,7 % in 2015 tot 7,4 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(244) |
Het rendement van investeringen, uitgedrukt in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep grotendeels gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid. Het rendement van investeringen nam af van een niveau van 93,2 % in 2015 tot 54,9 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, wat neerkomt op een daling van 41 % in de beoordelingsperiode. |
|
(245) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom uit de bedrijfsactiviteiten volgde de trend van de winstgevendheid. De waarde ervan bedroeg in 2015 ongeveer 25 miljoen EUR en daalde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot ongeveer 23 miljoen EUR (ofwel een daling van 8 %). Tabel 16 Winstgevendheid en rendement van investeringen
Tabel 17 Kasstroom
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(246) |
De jaarlijkse investeringen van de bedrijfstak van de Unie in de productie van het soortgelijke product schommelden in de beoordelingsperiode, maar daalden van ongeveer 11 miljoen EUR in 2015 tot ongeveer 8 miljoen EUR in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (ofwel een daling van 25 %). Tabel 18 Investeringen
|
||||||||||||||||||||||||
4.6. Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie
|
(247) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer met dumping van laaggeprijsde producten uit de betrokken landen na het vorige nieuwe onderzoek verder is afgenomen. Hierdoor wist de bedrijfstak van de Unie een hoge productiviteit te bereiken en zijn productie, verkoophoeveelheid en marktaandeel stabiel te houden, wat tot een relatief stabiele algemene financiële situatie leidde. |
|
(248) |
Uit de onderzochte macro- en micro-indicatoren blijkt dat de antidumpingmaatregelen hebben geleid tot het beoogde resultaat van opheffing van de door producenten in de Unie geleden schade. |
|
(249) |
Derhalve wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
5. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE
|
(250) |
Zoals de Commissie heeft geconcludeerd in overweging 247, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade geleden. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van schade als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC en Rusland waarschijnlijk was, mochten de maatregelen komen te vervallen. Uit bovenstaande ontwikkelingen blijkt dat de antidumpingmaatregelen hebben geleid tot het beoogde resultaat van opheffing van de door producenten in de Unie geleden schade. |
|
(251) |
In dit verband heeft de Commissie de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de betrokken landen, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie mochten de maatregelen komen te vervallen, onderzocht. |
5.1. Reserveproductiecapaciteit/reserveverwerkingscapaciteit
|
(252) |
Zoals in de overwegingen 166 en 176 is vermeld, beschikken zowel Chinese als Russische exporteurs over een aanzienlijke reservecapaciteit om hun uitvoer zeer snel te vergroten. Hun reservecapaciteit wordt geschat op respectievelijk circa 6 531 000 ton en 265 000 ton, oftewel ongeveer het negenvoudige van het verbruik in de Unie. |
|
(253) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden twee Russische exporteurs aan dat cumulatie van de reservecapaciteit van de Russische en Chinese exporteurs een misleidend en vertekend cijfer oplevert. |
|
(254) |
Deze argumenten zijn feitelijk onjuist, aangezien de Commissie de reservecapaciteit van de Russische en de Chinese exporteurs niet heeft gecumuleerd. De beoordeling is afzonderlijk uitgevoerd voor de VRC (overweging 166) en Rusland (overweging 176), zoals vermeld in overweging 250. De Commissie heeft met betrekking tot Rusland vastgesteld dat “indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, de Russische producenten over voldoende reservecapaciteit van naar schatting 265 000 ton beschikken om de markt van de Unie, waar het verbruik in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 740 144 ton bedroeg, te overspoelen met ferrosilicium tegen dumpingprijzen”. |
|
(255) |
Derhalve handhaaft de Commissie haar conclusie dat Rusland over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt, die zou kunnen worden gebruikt om aan de markt van de Unie te leveren als de maatregelen zouden komen te vervallen, zodat het argument wordt afgewezen. |
5.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
|
(256) |
Gezien de lucratievere prijzen op de markt van de Unie vergeleken met de markten van derde landen zoals beschreven in de overwegingen 171 en 191, is het waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden die momenteel naar deze landen worden uitgevoerd, zouden worden verlegd naar de markt van de Unie als de antidumpingmaatregelen zouden vervallen. |
|
(257) |
Op grond hiervan zullen de Chinese en Russische producenten zonder maatregelen hun aanwezigheid op de markt van de Unie waarschijnlijk vergroten, zowel qua hoeveelheid als qua marktaandeel, en met dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zouden onderbieden of in ieder geval de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie nog verder onder druk zouden zetten, zoals uitgelegd in de overwegingen 213 tot en met 216. |
|
(258) |
Eén exporteur voerde aan dat het EU-marktaandeel van de invoer uit China en Rusland door andere derde landen is overgenomen en dat het dus hoogst onwaarschijnlijk is dat de invoer uit de betrokken landen sterk toeneemt als de maatregelen zouden vervallen. De exporteur voerde verder aan dat de markt van de Unie niet zo aantrekkelijk is als de markten van andere derde landen, waar vaste relaties zijn opgebouwd. |
|
(259) |
Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de prijzen op de markt van de Unie hoger waren dan op de andere uitvoermarkten van de betrokken landen. Voorts hebben de Chinese en Russische exporteurs hun dumpinggedrag voortgezet, ook al hadden ze maar een klein marktaandeel in de Unie. Aangezien dit in combinatie met de grote reservecapaciteiten in de VRC en Rusland waarschijnlijk zou leiden tot een grotere aanwezigheid op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen, heeft de Commissie de argumenten verworpen. |
5.3. Gevolgen van de invoer uit de betrokken landen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie als de maatregelen zouden komen te vervallen
|
(260) |
Als de maatregelen zouden komen te vervallen, zal naar verwachting de invoer uit de betrokken landen toenemen vanwege de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, zoals uiteengezet in de overwegingen 254 tot en met 257. Deze invoer zal waarschijnlijk leiden tot een onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie of ten minste tot een sterke neerwaartse druk op het geen schade veroorzakende prijspeil van de bedrijfstak van de Unie, zoals uiteengezet in de overwegingen 213 tot en met 217. |
|
(261) |
Eén exporteur voerde aan dat het verbruik in de Unie zal toenemen vanwege de toegenomen vraag van de downstream-staalsector. De indiener van het verzoek stelde juist het tegendeel. Hoe dan ook, zelfs als het verbruik in de Unie in de toekomst een positieve trend zou vertonen, zou dit niet de schadelijke gevolgen van invoer met dumping uit de betrokken landen verzachten als de maatregelen zouden vervallen. |
|
(262) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden twee Russische producenten-exporteurs aan dat de Commissie met betrekking tot Rusland een hogere bewijsstandaard zou moeten hanteren waar het de onderbouwing van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade betreft, aangezien de conclusie inzake het voortduren van dumping was gebaseerd op verwaarloosbare Russische invoer in de Unie. Voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek blijkt uit de statistische gegevens van Eurostat dat 2 735 ton ferrosilicium uit Rusland in de Unie is ingevoerd, wat neerkomt op ruwweg 0,4 % van het totale verbruik in de Unie (96). |
|
(263) |
Zoals uiteengezet in overweging 192, heeft de Commissie geconcludeerd dat een dergelijke omvang van de invoer voldoende representatief was om te onderzoeken of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voorgezet. Voorts heeft de Commissie de ontwikkeling van de uitvoer naar derde landen geanalyseerd en geconcludeerd dat de uitvoer naar derde landen waarschijnlijk naar de Unie zal worden verlegd vanwege het prijsniveau en de omvang van de markt van de Unie (overwegingen 191 tot en met 193). De Commissie betwist derhalve de stelling dat haar conclusies over de waarschijnlijkheid van herhaling van schade waren gebaseerd op een ontoereikende bewijsstandaard. Het argument is daarom afgewezen. |
5.4. Conclusie over de waarschijnlijkheid van herhaling van aanmerkelijke schade
|
(264) |
Met de waarschijnlijke komst van grote ingevoerde hoeveelheden tegen dumpingprijzen uit China en Rusland zou de bedrijfstak van de Unie worden gedwongen zijn productie te beperken of zijn prijzen te verlagen. Wat de invoer uit Rusland betreft, zou de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen moeten verlagen om op hetzelfde prijsniveau te kunnen concurreren. De reservecapaciteit in de VRC is zo groot dat zelfs een kleine verschuiving van de verkoop naar de Unie al negatieve gevolgen zou hebben voor de bedrijfstak van de Unie, met name omdat bij de uitvoer uit de VRC naar andere derde landen is gebleken dat de prijzen mogelijk zo sterk worden verlaagd dat zij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden. Een verlaging van de productiehoeveelheden of de verkoopprijzen door de bedrijfstak van de Unie zou ertoe leiden dat de winstgevendheid ervan en andere prestatie-indicatoren zeer snel verslechteren. |
|
(265) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden twee Russische producenten-exporteurs aan dat de stabiele of positieve prestaties van de Europese industrie in de beoordelingsperiode een herhaling van schade aanzienlijk minder waarschijnlijk maken. De Russische overheid argumenteerde in dezelfde zin dat de Europese ferrosiliciumindustrie zich momenteel in een gunstige en stabiele positie bevindt. |
|
(266) |
Het onderzoek van de Commissie heeft inderdaad bevestigd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden. De aanzienlijke reservecapaciteiten in Rusland brengen de situatie van de bedrijfstak van de Unie echter in gevaar, aangezien deze zou worden gedwongen zijn productie te verminderen of zijn prijzen te verlagen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, waar de prijzen lucratiever zijn dan in andere uitvoerbestemmingen, maakt het nog waarschijnlijker dat een deel van de uitvoer uit Rusland naar de Unie wordt verlegd indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De twee Russische producenten-exporteurs hebben geen argumenten aangevoerd die deze conclusies van de Commissie ontzenuwen. Het feit dat de bedrijfstak van de Unie momenteel geen aanmerkelijke schade lijdt, is dan ook geen toereikend argument en kan niet leiden tot de conclusie dat de schade zich niet zou herhalen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. |
|
(267) |
Bovendien voerde de Russische overheid aan dat de markt van de Unie weinig aantrekkelijk is voor Russische producenten, aangezien deze na het instellen van de antidumpingmaatregelen al naar derde markten zouden zijn overgestapt. Een toename van de invoer van ferrosilicium uit Rusland in de Unie zou dan ook bijzonder onwaarschijnlijk zijn, en Russische producenten zouden niet in staat zijn hun uitvoer naar de Unie aanzienlijk te vergroten indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. |
|
(268) |
Zoals uiteengezet in de overwegingen 191 tot en met 193, zijn de prijzen op de markt van de Unie hoger, waardoor deze ook door de omvang ervan aantrekkelijker wordt voor exporteurs. Gezien het potentieel, zowel qua prijzen als qua omvang, vergeleken met andere derde landen, is er geen reden waarom Russische exporteurs niet opnieuw naar de Unie zouden exporteren, zoals de Russische overheid stelt, in hun streven naar een grotere omzet en een hogere winstgevendheid. Derhalve handhaaft de Commissie haar conclusie dat de Russische uitvoer waarschijnlijk naar de Unie zou worden verlegd indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
|
(269) |
De Russische overheid heeft ook haar bezorgdheid geuit over het feit dat de Commissie het effect van de invoer van ferrosilicium uit Rusland en de VRC cumulatief heeft beoordeeld, terwijl de invoer van ferrosilicium uit deze twee landen een tegengestelde ontwikkeling laat zien. |
|
(270) |
In de beoordelingsperiode waren er weliswaar verschillen in de invoerstromen naar de Unie tussen de twee landen, maar de Russische overheid heeft geen argumenten aangevoerd waaruit blijkt hoe deze verschillen van invloed zouden zijn op de vaststelling dat de schade zich bij intrekking van de maatregelen zou herhalen. Zoals reeds opgemerkt, is herhaling van schade een toekomstgerichte beoordeling, en uit het onderzoek is gebleken dat de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de door de twee landen geproduceerde hoeveelheden een herhaling van schade waarschijnlijk maken. Zoals vermeld in overweging 252, heeft de Commissie zowel de capaciteit als de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor elk land afzonderlijk beoordeeld. Pas nadat de Commissie had geconcludeerd dat er een aanzienlijke reservecapaciteit bestond en dat de markt van de Unie voor de uitvoer van beide landen aantrekkelijk was, concludeerde zij dat herhaling van schade met betrekking tot beide landen waarschijnlijk was. Het argument werd daarom van de hand gewezen. |
|
(271) |
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat herhaling van aanmerkelijke schade waarschijnlijk is als de huidige antidumpingmaatregelen zouden vervallen. |
6. BELANG VAN DE UNIE
|
(272) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Dit werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van alle verschillende betrokken belangen. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten. |
6.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
|
(273) |
Zoals vermeld in overweging 262, zou de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig verslechteren indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. De voortzetting van de maatregelen zou ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie, aangezien de producenten in de Unie in dat geval hun verkoophoeveelheid, hun marktaandeel, de winstgevendheid en hun algemene economische positie zouden handhaven. De opheffing van de maatregelen zou daarentegen een ernstige bedreiging vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie, daar het aannemelijk is dat in dat geval een hervatting van de invoer tegen dumpingprijzen van grote hoeveelheden van het betrokken product vanuit de VRC en Rusland naar de Unie zou plaatsvinden, waardoor opnieuw aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie zou worden toegebracht. |
|
(274) |
Eén exporteur verzocht de Commissie de maatregelen ten aanzien van Rusland voor ten hoogste twee jaar te verlengen om tot een evenwichtige afweging tussen de verschillende belangen van alle belanghebbenden in de bedrijfstak van de Unie te komen. De exporteur heeft echter niet verder onderbouwd hoe een periode van twee jaar zou bijdragen tot een beter evenwicht tussen de belangen van alle belanghebbenden in de Unie. |
|
(275) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden twee Russische producenten-exporteurs opnieuw aan dat een kortere verlenging zou zijn gerechtvaardigd. |
|
(276) |
De Commissie heeft vastgesteld dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de afwezigheid van aanmerkelijke schade in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen uitzonderlijke omstandigheden zijn. Zij heeft ook vastgesteld dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou resulteren in herhaling van de schade. Er zijn derhalve in deze zaak geen aspecten die een kortere verlenging zouden rechtvaardigen uit het oogpunt van het belang van de Unie. |
6.2. Belang van gebruikers
|
(277) |
In het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd geconcludeerd dat de gebruikers niet onevenredig zwaar zouden worden getroffen, ook niet wanneer de maatregelen zouden worden verlengd. |
|
(278) |
Eén gebruiker heeft aan het onderhavige onderzoek meegewerkt en zich verzet tegen de verlenging van de antidumpingmaatregelen. Deze gebruiker gaf echter aan het onderzochte product alleen te gebruiken voor verhitting in het kader van het productieproces. Aangezien het onderzochte product een zeer beperkte rol speelde in de kostenstructuur van deze gebruiker, heeft de Commissie geen bewijs kunnen vinden dat de conclusie van het vorige nieuwe onderzoek in het huidige nieuwe onderzoek zou moeten worden gewijzigd. |
|
(279) |
Voorts heeft de Russische overheid de verklaring van de Commissie betwist dat de stijging van de prijs van ferrosilicium op de markt van de Unie geen schade aan de consumenten zou toebrengen en heeft zij aangevoerd dat handhaving van de antidumpingmaatregelen voor ferrosilicium tot de vervaardiging van te hoog geprijsde en niet-concurrerende metallurgische producten zou leiden, rekening houdend met andere handelsbeschermingsmaatregelen ten aanzien van de staalindustrie. De Russische overheid heeft geen bewijsmateriaal ter onderbouwing van dit argument verstrekt. |
|
(280) |
Aangezien er reeds antidumpingmaatregelen bestaan, was de Commissie het er niet mee eens dat de prijs zou stijgen als de maatregelen werden verlengd. Bovendien hebben antidumpingrechten tot doel de prijs van invoer met dumping op een billijk niveau te brengen. Een mogelijke prijsverhoging op die markt zou dus niet leiden tot te hoog geprijsde en niet-concurrerende producten, maar tot eerlijke mededinging. Bij gebreke van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat deze conclusies onjuist zouden zijn, heeft de Commissie het argument afgewezen. |
|
(281) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de thans geldende maatregelen geen negatief effect van betekenis hebben gehad op de financiële situatie van de gebruikers en dat voortzetting van de maatregelen voor hen geen ernstige gevolgen zou hebben. |
6.3. Belang van importeurs
|
(282) |
Alle bekende importeurs zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. Vier importeurs hebben zich gemeld, maar geen van hen importeerde het onderzochte product uit de betrokken landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(283) |
Eén importeur verzette zich echter tegen verlenging van de antidumpingmaatregelen voor invoer van oorsprong uit de VRC. Deze importeur voerde aan dat ferrosilicium uit de VRC duurder was geworden dan het soortgelijke product in de Unie, dat de structuur van de bedrijfstak van de Unie is veranderd sinds het oorspronkelijke onderzoek, en dat ferrosilicium met een laag siliciumgehalte niet in het huidige onderzoek mag worden betrokken aangezien het van meer recente antidumpingonderzoeken naar ferrosilicium uit andere derde landen dan de betrokken landen was uitgesloten. |
|
(284) |
De prijs bij invoer uit de VRC op cif-niveau lag in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op een gemiddeld niveau van 1 234 EUR/ton, terwijl de prijs in de Unie 1 338 EUR/ton bedroeg. De Commissie heeft vastgesteld dat de prijs bij invoer uit de VRC in de tweede helft van 2017 met 75,5 % is gestegen en in december 2017 met 2 005 USD/ton een piek bereikte (97) nadat sommige productielocaties in China om milieuredenen moesten worden gesloten. De autoriteiten hebben de productie van ferrosilicium in de belangrijke regio Ningxia eind 2017 om milieuredenen stopgezet. Na de hervatting van de productie volgde een snelle prijsdaling. Vier maanden later, in april 2018, lag de prijs op 1 387,5 USD/ton (– 31 %) en aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek, in maart 2019, op 1 195 USD/ton (– 40 %). Het argument van de onderneming dat de prijs van ferrosilicium uit de VRC hoger was dan de prijs van het soortgelijke product in de Unie, werd afgewezen aangezien de gestelde stijging zich plotseling voordeed en slechts tijdelijk en in de tijd beperkt was. |
|
(285) |
Met betrekking tot het argument dat de structuur van de bedrijfstak van de Unie sinds het oorspronkelijke onderzoek is veranderd, heeft het onderzoek uitgewezen dat, ook al was de structuur van de bedrijfstak van de Unie enigszins veranderd, de bevindingen van de Commissie zijn gebaseerd op actuele gegevens en betrekking hebben op ruim 90 % van de totale productie van ferrosilicium in de Unie. Voorts heeft de importeur niet onderbouwd hoe en waarom de structuur van de bedrijfstak van de Unie van invloed zou zijn geweest op het bestaan van de geldende maatregelen. Op grond daarvan heeft de Commissie dit argument afgewezen. |
|
(286) |
Wat ferrosilicium met een laag siliciumgehalte betreft, is de productomschrijving in dit nieuwe onderzoek gelijk aan die in het oorspronkelijke onderzoek. De Commissie heeft vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie dit producttype nog steeds vervaardigt. Het feit dat andere antidumpingonderzoeken geen betrekking hadden op precies hetzelfde product als dit nieuwe onderzoek, doet niet af aan de bevindingen van de Commissie in dit onderzoek naar de voortzetting van dumping en de waarschijnlijkheid van herhaling van schade bij het onderzochte product. |
|
(287) |
In het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd vastgesteld dat de importeurs het product gemakkelijk uit verschillende bronnen kunnen betrekken die momenteel op de markt beschikbaar zijn, met name van de bedrijfstak van de Unie en van exporteurs uit belangrijke derde landen die het product zonder dumping verkopen. De Commissie heeft in dit nieuwe onderzoek geen bewijs gevonden dat in tegenspraak is met deze conclusie. Daarom werd geconcludeerd dat het niet onevenredig zou zijn om de maatregelen te handhaven. |
6.4. Conclusie inzake het belang van de Unie
|
(288) |
De Commissie is tot de conclusie gekomen dat er op basis van het belang van de Unie geen dwingende redenen waren om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van het onderzochte product niet te handhaven. Het handhaven van de maatregelen zou in het belang zijn van de bedrijfstak van de Unie en zou niet nadelig zijn voor de situatie van gebruikers en importeurs in de Unie. |
7. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
|
(289) |
Gelet op de conclusies van de Commissie inzake de voortzetting of herhaling van dumping, de herhaling van schade en het belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van ferrosilicium van oorsprong uit de VRC en Rusland worden gehandhaafd. |
|
(290) |
Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Er is een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen gedaan aan de twee Russische producenten-exporteurs. Tevens konden alle partijen hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken en verzoeken om door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures te worden gehoord. Er is naar behoren rekening gehouden met deze opmerkingen. |
|
(291) |
In het licht van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (98) geldt, indien een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, als rentevoet de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C‐serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
|
(292) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité. Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft een positief advies uitgebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op ferrosilicium, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7202 21 00, 7202 29 10 en 7202 29 90, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie.
2. De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:
|
Land |
Onderneming |
Definitief recht |
Aanvullende Taric-code |
|
Volksrepubliek China |
Erdos Xijin Kuangye Co., Ltd, Qipanjing Industry Park |
15,6 % |
A829 |
|
Lanzhou Good Land Ferroalloy Factory Co., Ltd, Xicha Villa |
29,0 % |
A830 |
|
|
Alle overige ondernemingen |
31,2 % |
A999 |
|
|
Russische Federatie |
Bratsk Ferroalloy Plant, Bratsk |
17,8 % |
A835 |
|
Alle overige ondernemingen |
22,7 % |
A999 |
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Artikel 1, lid 2, kan worden gewijzigd om er een nieuwe producent-exporteur in op te nemen en aan die producent het passende gewogen gemiddelde antidumpingrecht toe te kennen dat van toepassing is op de meewerkende ondernemingen die niet in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek zijn opgenomen, wanneer een nieuwe producent-exporteur in de VRC of Rusland ten genoegen van de Commissie aantoont dat:
|
a) |
hij het in artikel 1, lid 1, omschreven product tijdens de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006 (het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) niet naar de Unie heeft uitgevoerd; |
|
b) |
hij niet verbonden is met een exporteur of producent in de VRC of Rusland voor wie de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen gelden, en |
|
c) |
hij het onderzochte product daadwerkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren na afloop van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 360/2014 van de Commissie van 9 april 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ferrosilicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 13).
(3) Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 243 van 11.7.2018, blz. 8).
(4) Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van ferrosilicium van oorsprong uit Rusland en de Volksrepubliek China (PB C 123 van 2.4.2019, blz. 9).
(5) Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2.
(6) Metal Expert LLC: https://metalexpert.com/en/index.html
(7) Verslag van AlloyConsult: www.alloyconsult.com
(8) “Analysis of State-induced Market-Distortions in the Chinese Ferroalloys and Silicon Industries — Ferroalloy Focus” (bijlage 4 bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen) — hoofdstuk 7, blz. 173.
(9) Verslag — hoofdstuk 2, blz. 6‐7.
(10) Ibid., hoofdstuk 2, blz. 10.
(11) http://en.pkulaw.cn/display.aspx?cgid=311950&lib=law
(12) Verslag — hoofdstuk 2, blz. 20‐21.
(13) Ibid., hoofdstuk 3, blz. 41, 73‐74.
(14) Ibid., hoofdstuk 6, blz. 120‐121.
(15) Ibid., hoofdstuk 6, blz. 122‐135.
(16) Ibid., hoofdstuk 7, blz. 167‐168.
(17) Ibid., hoofdstuk 8, blz. 169‐170, 200‐201.
(18) Ibid., hoofdstuk 2, blz. 15‐16; Verslag — hoofdstuk 4, blz. 50, blz. 84; Verslag — hoofdstuk 5, blz. 108‐109.
(19) Ibid., hoofdstuk 3, blz. 22‐24, en hoofdstuk 5, blz. 97‐108.
(20) Ibid., hoofdstuk 5, blz. 104‐109.
(21) Blz. 38 van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, en door de indiener van het verzoek verstrekte geactualiseerde cijfers in het dossier.
(22) Verslag — hoofdstuk 5, blz. 100‐101.
(23) Ibid., hoofdstuk 2, blz. 26.
(24) Ibid., hoofdstuk 2, blz. 31‐32.
(25) https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU
(26) “Analysis of State-induced Market-Distortions in the Chinese Ferroalloys and Silicon Industries — Ferroalloy Focus” (bijlage 4 bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen) — hoofdstuk 2.5, blz. 43.
(27) Verslag — hoofdstukken 14.1 tot en met 14.3.
(28) Ibid., hoofdstuk 4, blz. 41‐42, 83.
(29) http://www.miit.gov.cn/n1146285/n1146352/n3054355/n3057292/n3057296/c3645437/part/3645438.doc
(30) Ibid., hoofdstuk 14 over staal, hoofdstuk 15 over aluminium, hoofdstuk 16 over de chemische sector en hoofdstuk 12 over grondstoffen.
(31) 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen, punt I‐1.
(32) Website van de Chinese Raad voor elektriciteit: http://www.cec.org.cn/xiangguanhangye/2017-01-13/163701.html
(geraadpleegd op 12 oktober 2017).
(33) Gegevens van de OESO over uitvoerbeperkingen 2017: https://www.compareyourcountry.org/trade-in-raw-materials
(geraadpleegd op 8 oktober 2019).
(34) “Analysis of State-induced Market-Distortions in the Chinese Ferroalloys and Silicon Industries — Ferroalloy Focus” — bijlage 4 bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — hoofdstuk 5.6, blz. 153.
(35) Ibid., hoofdstuk 4.5, blz. 136.
(36) Ibid., hoofdstuk 4.5, blz. 136.
(37) Ibid., hoofdstuk 4.5, blz. 136.
(38) Verslag — hoofdstuk 6, blz. 138‐149.
(39) Ibid., hoofdstuk 9, blz. 216.
(40) Ibid., hoofdstuk 9, blz. 213‐215.
(41) Ibid., hoofdstuk 9, blz. 209‐211.
(42) “Analysis of State-induced Market-Distortions in the Chinese Ferroalloys and Silicon Industries — Ferroalloy Focus” — bijlage 4 bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — hoofdstuk 5.4.
(43) Verslag — hoofdstuk 13, blz. 332‐337.
(44) Ibid., hoofdstuk 13, blz. 336.
(45) Ibid., hoofdstuk 13, blz. 337‐341.
(46) “Analysis of State-induced Market-Distortions in the Chinese Ferroalloys and Silicon Industries — Ferroalloy Focus” — bijlage 4 bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — hoofdstuk 5.5, blz. 157.
(47) Verslag — hoofdstuk 6, blz. 114‐117.
(48) Ibid., hoofdstuk 6, blz. 119.
(49) Ibid., hoofdstuk 6, blz. 120.
(50) Ibid., hoofdstuk 6, blz. 121‐122, 126‐128, 133‐135.
(51) Ibid.
(52) Verslag — hoofdstuk 14, blz. 362‐363, waarin een lijst is opgenomen van EU-handelsbeschermingsonderzoeken (betreffende bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en betreffende bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China), evenals handelsbeschermingsonderzoeken die zijn verricht door de Australische, Canadese, Indiase en Amerikaanse autoriteiten.
(53) Ibid., hoofdstuk 6, blz. 127, met name met betrekking tot de ramingen van het IMF.
(54) “Analysis of State-induced Market-Distortions in the Chinese Ferroalloys and Silicon Industries — Ferroalloy Focus” — bijlage 4 bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — hoofdstuk 5.3, blz. 148.
(55) Ibid., hoofdstuk 6.2.2.2, blz. 166.
(56) Ibid., hoofdstuk 5.7, blz. 158.
(57) Ibid., hoofdstuk 5.7, blz. 153.
(58) Ibid., hoofdstuk 3.2.2, blz. 89.
(59) Ibid., hoofdstuk 3.4.3, blz. 116.
(60) Ibid., hoofdstuk 3.4.1, blz. 112.
(61) Ibid., hoofdstuk 5.4, blz. 151.
(62) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income
(63) Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt vervaardigd, kan de vervaardiging van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.
(64) Orbis-databank, beschikbaar gesteld door Bureau Van Dijk (https://orbis.bvdinfo.com/version-2019228/home.serv?product=OrbisNeo).
(65) Als in plaats daarvan wordt uitgegaan van een soortgelijk product voor Brazilië, zou dit uiteindelijk ongeveer dezelfde kosten en dumpingmarge opleveren.
(66) Gebaseerd op Turkse invoerprijzen — zie overweging 137.
(67) Zie overweging 139.
(68) Ibid.
(69) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).
(70) Beschikbaar op https://qdd.oecd.org/subject.aspx?Subject=ExportRestrictions_IndustrialRawMaterials
(laatst geraadpleegd op 22 januari 2020).
(71) De invoer in Brazilië wordt in de GTA gerapporteerd op fob-niveau.
(72) https://establishbrazil.com/articles/whats-real-cost-employee
(73) Beschikbaar op https://www.ilo.org/ (laatst geraadpleegd op 4 juli 2019).
(74) Beschikbaar op https://establishbrazil.com/articles/whats-real-cost-employee (laatst geraadpleegd op 4 juli 2019).
(75) Beschikbaar op http://www.edp.com.br/distribuicao-es/saiba-mais/informativos/tarifas-aplicadas-a-clientes-atendidos-em-alta-e-media-tensao-(grupo-a) (laatst geraadpleegd op 10 april 2019).
(76) Beschikbaar op http://www.aneel.gov.br/a-aneel (laatst geraadpleegd op 10 april 2019).
(77) Beschikbaar op http://www.aneel.gov.br/bandeiras-tarifarias (laatst geraadpleegd op 10 april 2019).
(78) Beschikbaar op http://www.edp.com.br/distribuicao-es/saiba-mais/informativos/bandeira-tarifaria (laatst geraadpleegd op 10 april 2019).
(79) Segmentering voor ferrosilicium op blz. 67 voor het jaar 2018: http://www.ferbasa.com.br/default_pt.asp?idioma=0&conta=28
(80) Aangehaald in toelichting 7 — verkoop-, algemene en administratieve kosten, blz. 80, en met inbegrip van overige bedrijfsopbrengsten (kosten) als bedoeld in toelichting 9, blz. 81, en overige financiële opbrengsten (kosten) als bedoeld in toelichting 10, blz. 81, van het jaarverslag 2017.
(81) Aangehaald in de geconsolideerde winst-en-verliesrekening, blz. 45, van het jaarverslag 2017.
(82) Bijlage G bij het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.
(83) Metal Expert is een onafhankelijke aanbieder van prijsinformatie, nieuws, gegevens, analyses en conferenties voor de ijzer- en staalindustrie: https://metalexpert.com/en/index.html
(84) Door Metal Expert verstrekte informatie in opdracht van de indiener van het verzoek.
(85) Bijlage 11 verstrekt door AlloyConsult, marktgerelateerde consultingdiensten voor de sector ferrolegeringen.
(86) Nr. t19.005064.
(87) Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — hoofdstuk 5, figuren 12 en 15, blz. 40 en 43.
(88) Ibid., hoofdstuk 5, figuur 12, blz. 40, en gegevens van de indiener van het verzoek van 3.10.2019 (t19.005064).
(89) https://asia.nikkei.com/Business/Malaysia-emerging-as-major-production-center-for-ferroalloys
(90) Eurostat: http://comext.eurostat.ec.europa.eu/Analytical.html en handleiding https://ec.europa.eu/eurostat/web/international-trade-in-goods/data/focus-on-comext
(91) Gegevens ontleend aan en berekend op basis van de Global Trade Atlas (“GTA”).
(92) https://www.metalbulletin.com/events/download.ashx/document/speaker/8479/a0ID000000ZP1j5MAD/Presentation
(93) Bijlage 11 verstrekt door AlloyConsult, marktgerelateerde consultingdiensten voor de sector ferrolegeringen.
(94) Bron: Gegevens van de indiener van het verzoek.
(*1) De ingevoerde hoeveelheden werden eerst geëxtraheerd uit de invoerdatabank van Eurostat voor de drie GN-codes waarop dit nieuwe onderzoek betrekking heeft en vervolgens werden de GN-codes 7202 29 10 en 7202 29 90 aangepast aan het siliciumgehalte van GN-code 7202 21 00 (75 %). De ingevoerde hoeveelheden van deze GN-codes werden samengevoegd en gewogen om één gemiddelde weer te geven.
(*2) Net als bij de ingevoerde hoeveelheden werden de invoerprijzen eerst geëxtraheerd uit de invoerdatabank van Eurostat voor de drie GN-codes waarop dit nieuwe onderzoek betrekking heeft en vervolgens werden de GN-codes 7202 29 10 en 7202 29 90 aangepast aan het siliciumgehalte van GN-code 7202 21 00 (75 %). De invoerprijzen voor deze drie GN-codes werden samengevoegd en gewogen om één gemiddelde weer te geven.
(95) Uitvoergegevens uit de Global Trade Atlas.
(96) Overweging 44.
(97) In juli 2017 bedroeg de prijs 1 142,5 USD/ton.
(98) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
|
1.7.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 208/43 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/910 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2020
tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2015/1998, (EU) 2019/103 en (EU) 2019/1583 voor wat betreft de vernieuwde aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen, exploitanten en entiteiten die beveiligingscontroles uitvoeren op vracht en post die aankomt uit derde landen, en het uitstel van bepaalde regelgevende eisen op het gebied van cyberbeveiliging, achtergrondcontrole, normen voor apparatuur voor explosievendetectiesystemen en voor de detectie van explosievensporen, naar aanleiding van de COVID-19-pandemie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Door de verschrikkelijke gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de internationale en Europese burgerluchtvaart is de capaciteit van de lidstaten en de Europese Unie in haar geheel om een doeltreffende en efficiënte inkomende toeleveringsketen in stand te houden, ernstig beperkt. Het is van essentieel strategisch belang voor de Unie dat vrachtdiensten ononderbroken kunnen blijven plaatsvinden; dit speelt een fundamentele rol bij de levering van essentiële goederen, waaronder geneesmiddelen, medische apparatuur, andere stoffen en basisproducten. |
|
(2) |
Volgens de regeling van de Unie voor de beveiliging van inkomende luchtvracht en -post, zoals uiteengezet in punt 6.8 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 (2), moeten luchtvaartmaatschappijen die vracht en post naar de Europese Unie vervoeren, om de vijf jaar worden aangewezen als een “luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert” (ACC3) en moeten verleners van diensten op de grond om de drie jaar worden aangewezen als respectievelijk “krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land” (RA3) of “krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender in een derde land” (KC3). |
|
(3) |
In het kader van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering voor de aanwijzing als ACC3, RA3 en KC3 moet een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur een bezoek brengen aan de gebouwen en terreinen van de exploitant om na te gaan of de maatregelen effectief worden nageleefd. |
|
(4) |
De COVID-19-pandemie heeft deze bezoeken ter plaatse voor de aanwijzing en vernieuwde aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen en vrachtvervoerders in derde landen ernstig verstoord en/of verhinderd, om objectieve redenen die buiten de controle van die luchtvaartmaatschappijen en vrachtvervoerders vallen. |
|
(5) |
Een groot aantal aanwijzingen als ACC3, RA3 en KC3 verstrijkt in de komende maanden of is reeds verstreken, maar het is niet mogelijk de nodige bezoeken ter plaatse te verrichten. Als die exploitanten niet meer over de relevante Uniestatus beschikken, kunnen zij geen activiteiten meer uitvoeren binnen de beveiligde toeleveringsketen naar de Unie, waardoor het onmogelijk wordt om essentiële activiteiten voort te zetten in deze kritieke tijden. |
|
(6) |
Het is dan ook noodzakelijk dat dringende maatregelen worden genomen om de juiste rechtsgrondslag te creëren voor de toepassing van een alternatief en snel proces voor de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering van door de huidige situatie getroffen exploitanten in de toeleveringsketen naar de Unie. |
|
(7) |
Bij Uitvoeringsverordeningen (EU) 2019/103 (3) en (EU) 2019/1583 (4), beide tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998, zijn regelgevende eisen ingevoerd die vanaf 31 december 2020 van toepassing zijn op het gebied van achtergrondcontroles van burgerluchtvaartpersoneel en cyberbeveiliging. Het vermogen van autoriteiten en exploitanten om de tijdige tenuitvoerlegging van die eisen voor te bereiden, wordt ernstig verstoord door de gevolgen van de beperkingen die zijn opgelegd naar aanleiding van de COVID-19-pandemie, in die mate dat de datum van toepassing moet worden uitgesteld. |
|
(8) |
In punt 12.4.2.2 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 is bepaald dat norm 2 voor apparatuur voor explosievendetectiesystemen (EDS) op 1 september 2020 verstrijkt. Het vermogen van een aantal luchthavens in de Unie om het proces van installatie en activering van EDS-apparatuur van norm 3 te voltooien, wordt ernstig verstoord door de beperkingen die zijn opgelegd als gevolg van de COVID-19-pandemie, in die mate dat de uiterste datum moet worden verschoven. De Commissie en de lidstaten blijven zich inzetten om de uitrol van EDS-apparatuur van norm 3 zonder verdere vertraging te voltooien omdat deze technologie betere prestaties en een groter detectievermogen biedt, hetgeen kan bijdragen tot een betere beveiliging. |
|
(9) |
In punt 12.6.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 is bepaald dat bevoegde autoriteiten tot 1 juli 2020 het gebruik mogen toestaan van apparatuur voor de detectie van explosievensporen (ETD) die niet voldoet aanhangsel 12-L. Het vermogen van een aantal luchthavens in de Unie om de nieuwe EDS-apparatuur uit te rollen, wordt ernstig verstoord door de beperkingen die zijn opgelegd als gevolg van de COVID-19-pandemie, in die mate dat de bovengenoemde datum moet worden verschoven om juridische gevolgen te vermijden zonder dat dit onnodige risico’s voor de beveiliging van de luchtvaart inhoudt. |
|
(10) |
Uitvoeringsverordeningen (EU) 2015/1998, (EU) 2019/103 en (EU) 2019/1583 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(11) |
Aangezien de Uniestatus van sommige ACC3-, RA3- en KC3-exploitanten al in de eerste fase van de COVID-19-pandemie is verstreken, of in de periode onmiddellijk daaraan voorafgaand, toen het desbetreffende proces voor de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering moest worden opgestart en uitgevoerd, moet deze verordening met terugwerkende kracht gelden, zodat exploitanten waarvan de status al is verstreken, profijt kunnen trekken van de in deze verordening vastgestelde maatregelen. |
|
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen hebben geen gevolgen voor de legitieme belangen en rechten van andere luchtvaartmaatschappijen, exploitanten, entiteiten of staten, en beperken hun verwachtingen niet. |
|
(13) |
Om lidstaten de rechtsgrondslag te bieden om onmiddellijk het alternatieve en snelle proces van validering en aanwijzing van exploitanten in de toeleveringsketen naar de Unie op te starten, hetgeen noodzakelijk is om het vrachtvervoer naar de Unie te hervatten, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19 van Verordening (EG) nr. 300/2008 opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
In artikel 2, tweede zin, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/103 wordt de datum “31 december 2020” vervangen door “31 december 2021”.
Artikel 3
In punt (26) van de bijlage van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/103 worden de datums “31 december 2020” en “30 juni 2023” in punt 11.1.12 vervangen door “31 december 2021” en “30 juni 2024”.
Artikel 4
In artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583 wordt de datum “31 december 2020” vervangen door “31 december 2021”.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/103 van de Commissie van 23 januari 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 voor wat de verduidelijking, harmonisering, vereenvoudiging en versterking van bepaalde specifieke luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft ((PB L 21 van 24.1.2019, blz. 13).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583 van de Commissie van 25 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, voor wat maatregelen op het gebied van cyberbeveiliging betreft (PB L 246 van 26.9.2019, blz. 15).
BIJLAGE
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
de volgende punten 6.8.1.7, 6.8.1.8 en 6.8.1.9 worden toegevoegd:
|
|
2) |
de volgende punten 6.8.4.11 en 6.8.4.12 worden toegevoegd:
|
|
3) |
punt 11.1.2 wordt vervangen door:
|
|
4) |
punt 12.4.2.2 wordt vervangen door:
|
|
5) |
punt 12.4.2.4 wordt vervangen door:
|
|
6) |
punt 12.4.2.6 wordt vervangen door:
|
|
7) |
punt 12.6.3 wordt vervangen door:
|
|
1.7.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 208/48 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/911 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2020
tot vaststelling van de kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik krachtens artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (1), en met name artikel 57, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Richtlijn (EU) 2018/1972 wordt gesteld dat draadloze toegangspunten met laag vermogen en klein bereik waarschijnlijk een positief effect hebben op het gebruik van radiospectrum en op de ontwikkeling van draadloze communicatie in de Unie. Daarom moet de implementatie ervan worden aangemoedigd door deze vrij te stellen van vergunningsplicht. |
|
(2) |
Een draadloos toegangspunt met klein bereik bestaat uit verschillende onderdelen, zoals een signaalverwerkingseenheid, een antennesysteem, kabelverbindingen en behuizing. In sommige gevallen kunnen het antennesysteem of delen daarvan apart worden geïnstalleerd van de andere onderdelen van een draadloos toegangspunt met klein bereik en met een of meer kabels worden verbonden. Dit kan het geval zijn bij gedistribueerde antennesystemen of gedistribueerde radiosystemen die door een of meer exploitanten worden gebruikt. Een draadloos toegangspunt met klein bereik kan door twee of meer spectrumgebruikers worden gebruikt. |
|
(3) |
Met het oog op een voldoende groot maatschappelijk draagvlak en een duurzame implementatie moeten draadloze toegangspunten met klein bereik waarop de tweede alinea van artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van toepassing is, een minimale visuele impact hebben. De toegangspunten moeten dus onzichtbaar zijn of op een visueel discrete wijze op hun draagconstructie worden gemonteerd. Bij de exploitatie van deze toegangspunten moet ook een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid worden gegarandeerd, zoals vastgelegd in Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad (2) betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden. |
|
(4) |
In Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur is bepaald dat radioapparatuur, waartoe ook draadloze toegangspunten met klein bereik behoren, zo moet worden geconstrueerd dat de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen wordt gewaarborgd. |
|
(5) |
De fysieke en technische kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik waarop de tweede alinea van artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van toepassing is, moeten daarom worden gedefinieerd op basis van maximumvolume, beperkingen inzake gewicht en maximaal zendvermogen voor de connectiviteit van gebruikers. De keuze voor een maximumvolume om de visuele impact van een draadloos toegangspunt met klein bereik te beperken, moet enerzijds de nodige flexibiliteit bij het ontwerp garanderen en anderzijds de mogelijkheid bieden het toegangspunt aan te passen aan de fysieke en technische kenmerken van de draagconstructie. |
|
(6) |
Uit een studie in opdracht van de Commissie (“Light Deployment Regime for Small-Area Wireless Access Points (SAWAPs)” (4)) blijkt dat in een volume van 20 liter de belangrijkste onderdelen van een draadloos toegangspunt met klein bereik passen, terwijl het toegangspunt toch discreet blijft. Dit maximumvolume moet gelden voor ieder draadloos toegangspunt met klein bereik dat wordt uitgerold voor gebruik door een of meer spectrumgebruikers, alsook voor meerdere draadloze toegangspunten met klein bereik die een infrastructuurlocatie met een klein oppervlak delen, zoals een lantaarnpaal, een verkeerslicht, een reclamebord of een bushalte, die vanwege hun fysieke dimensies en/of hun onderlinge nabijheid in een bepaald gebied waarschijnlijk visueel storend zijn. |
|
(7) |
Draadloze toegangspunten met klein bereik moeten voldoen aan de Europese geharmoniseerde norm EN 62232:2017 (5)“Bepaling van de RF veldsterkte en SAR in de omgeving van basisstations voor radiocommunicatie (zendpalen) met als doel de evaluatie van de blootstelling van het menselijk lichaam”, die een methodologie aanreikt voor de installatie van basisstations, waarbij rekening wordt gehouden met hun zendvermogen om de blootstelling van de mens aan de elektromagnetische velden te beoordelen, overeenkomstig de in Aanbeveling 1999/519/EG vastgestelde grenswaarden. |
|
(8) |
Deze norm geldt voor alle soorten basisstations. Deze zijn verdeeld in vijf installatieklassen die overeenkomen met de verschillende grenswaarden van hun equivalent isotropisch uitgestraald vermogen (EIRP), respectievelijk van een aantal milliwatt (klasse E0), 2 watt (klasse E2), 10 watt (klasse E10), 100 watt (klasse E100) en meer dan 100 watt (klasse E+). Rekening houdend met de veiligheidsafstanden die op grond van die norm bij de installatie in acht moeten worden genomen en met het feit dat in Richtlijn (EU) 2018/1972 is bepaald dat draadloze toegangspunten met klein bereik een laag vermogen moeten hebben, hoeft deze verordening alleen van toepassing te zijn op de installatieklassen E0, E2 en E10. In tabel 2 van punt 6.2.4 van norm EN 62232:2017 is bepaald dat het laagste uitstralende onderdeel van een antenne van klasse E10 zich in een publiek toegankelijke ruimte op ten minste 2,2 meter hoogte moet bevinden zodat er ten minste 20 cm afstand is tussen de hoofdlus van de antenne en het lichaam van een persoon van twee meter groot (6). |
|
(9) |
Om esthetische redenen mogen draadloze toegangspunten met klein bereik van klasse E10 die binnen worden geïnstalleerd en waarschijnlijk het maximale volume van 20 liter innemen, uitsluitend worden geplaatst in grote binnenruimten met een plafondhoogte van ten minste vier meter, zoals musea, stadions, congrescentra, luchthavens, metrostations, treinstations en winkelcentra. |
|
(10) |
Het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met klein bereik mogen geen structurele versterking van de gebruikte draagconstructie vereisen. |
|
(11) |
De relevante normen zullen nog verder worden ontwikkeld en daarbij mogelijk worden uitgebreid tot draadloze toegangspunten met klein bereik die van actieve antennesystemen gebruikmaken; in dit stadium hoeft de implementatie van dergelijke toegangspunten dus niet te worden vrijgesteld van vergunningsplicht. |
|
(12) |
Om toezicht en monitoring door de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, met name bij colocatie van meerdere antennesystemen, moet elke exploitant die draadloze toegangspunten met klein bereik heeft geïmplementeerd die voldoen aan de in deze verordening vastgestelde kenmerken, de bevoegde autoriteit tijdig in kennis stellen van de installatie en de locatie van die toegangspunten. |
|
(13) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om de geaggregeerde niveaus van de elektromagnetische velden te bepalen die resulteren uit de colocatie of de aggregatie in een lokaal gebied van draadloze toegangspunten met klein bereik als bedoeld in de tweede alinea van artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972, en om er met andere middelen dan individuele vergunningen voor te zorgen dat deze de toepasselijke grenswaarden voor geaggregeerde blootstelling overeenkomstig het Unierecht in acht nemen. |
|
(14) |
De uitvoering van deze verordening moet regelmatig worden gecontroleerd om een mogelijke herziening ervan te vergemakkelijken, rekening houdend met nationale praktijken en ontwikkelingen op het gebied van normalisatie, met name met betrekking tot de integratie van actieve antennesystemen. |
|
(15) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan nationale maatregelen op het gebied van veiligheid, nutsvoorzieningen en eerbiediging van privéeigendom, met inbegrip van het recht van eigenaren om te bepalen hoe hun eigendom wordt gebruikt. |
|
(16) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan minder restrictieve regelingen op nationaal niveau voor de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik, die worden toegepast om de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik in evenredige dichtheid en met beperkte visuele impact te vergemakkelijken. |
|
(17) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor communicatie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In deze verordening worden de fysieke en technische kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik vastgesteld als bedoeld in artikel 57, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2018/1972.
Deze verordening is niet van toepassing op draadloze toegangspunten met klein bereik met een actief antennesysteem.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
1. |
“equivalent isotropisch uitgestraald vermogen” of “EIRP”: het product van het aan de antenne geleverde vermogen en de antenneversterking in een bepaalde richting ten opzichte van een isotrope antenne; |
|
2. |
“antennesysteem”: een hardware-onderdeel van een draadloos toegangspunt met klein bereik dat radiofrequente energie uitstraalt om eindgebruikers draadloze connectiviteit te bieden; |
|
3. |
“actief antennesysteem” of “AAS”: een antennesysteem van een draadloos toegangspunt met klein bereik waarvan de amplitude en/of fase tussen antenneonderdelen voortdurend worden aangepast, zodat een antennepatroon wordt verkregen dat varieert als reactie op kortetermijnveranderingen in de radio-omgeving. Langetermijnbundelvorming, zoals een vaste elektrische downtilt, wordt hierdoor uitgesloten. In een draadloos toegangspunt met klein bereik met een actief antennesysteem maakt dat systeem er een geïntegreerd onderdeel van uit; |
|
4. |
“binnenruimte”: elke ruimte, met inbegrip van transportvoertuigen, die beschikt over een plafond, een dak of een vaste of beweegbare structuur of inrichting die die volledige ruimte kan overdekken, en die, met uitzondering van deuren, ramen en gangpaden, geheel en al door muren of zijwanden is omsloten, hetzij permanent, hetzij tijdelijk, ongeacht het type materiaal dat wordt gebruikt voor het dak, de muren of de zijwanden, en ongeacht of de structuur permanent of tijdelijk is; |
|
5. |
“buitenruimte”: een ruimte die geen binnenruimte is. |
Artikel 3
1. Draadloze toegangspunten met klein bereik als bedoeld in artikel 57, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2018/1972, worden volledig en veilig geïntegreerd in hun draagconstructie en zijn dus onzichtbaar voor het publiek, of voldoen aan de voorwaarden van punt A van de bijlage bij deze verordening, en voldoen aan de eisen van de Europese norm in punt B van de bijlage bij deze verordening.
2. Lid 1 doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om de geaggregeerde niveaus van de elektromagnetische velden te bepalen die resulteren uit de colocatie of de aggregatie in een lokaal gebied van draadloze toegangspunten met klein bereik, en om er met andere middelen dan individuele vergunningen voor te zorgen dat deze de toepasselijke grenswaarden voor geaggregeerde blootstelling aan elektromagnetische velden overeenkomstig het Unierecht in acht nemen.
3. Exploitanten van draadloze toegangspunten met klein bereik die voldoen aan de in lid 1 vastgestelde kenmerken, stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van de installatie en de locatie van die toegangspunten.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 21 december 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36.
(2) Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz‐300 GHz (PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59).
(3) Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).
(4) Smart 2018/0017, https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/463e2d3d-1d8f-11ea-95ab-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-112125706
(5) Van toepassing op het frequentiebereik 110 MHz‐100 GHz.
(6) Bijlage C.4 van EN 62232:2017.
BIJLAGE
A. Voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 1
|
1. |
Het totale volume van het zichtbare deel van een draadloos toegangspunt met klein bereik voor gebruik door een of meer spectrumgebruikers bedraagt maximaal 20 liter. |
|
2. |
Het totale volume van de zichtbare delen van meerdere afzonderlijke draadloze toegangspunten met klein bereik die een infrastructuurlocatie met een klein oppervlak delen, zoals een lantaarnpaal, een verkeerslicht, een reclamebord of een bushalte, bedraagt maximaal 20 liter. |
|
3. |
Indien het antennesysteem en andere onderdelen van het draadloze toegangspunt met klein bereik, zoals een radiofrequentie-eenheid, een digitale processor, een opslageenheid, een koelsysteem, stroomvoorziening, bekabeling, backhaulonderdelen of onderdelen voor aarding en fixatie, afzonderlijk worden geïnstalleerd, wordt elk gedeelte daarvan dat het maximale volume van 20 liter overschrijdt, aan het zicht onttrokken. |
|
4. |
Het draadloze toegangspunt met klein bereik vertoont visuele kenmerken die voor visuele consistentie met de draagconstructie zorgen, heeft een omvang die in verhouding staat tot de totale omvang van de draagconstructie, een coherente vorm, neutrale kleuren en verborgen kabels, en is visueel niet storend in combinatie met andere draadloze toegangspunten met klein bereik die al zijn geïnstalleerd op aangrenzende locaties. |
|
5. |
Het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met klein bereik vereisen geen structurele versterking van de draagconstructie. |
B. Eisen van de Europese norm bedoeld in artikel 3, lid 1
|
1. |
De implementatie gebeurt in overeenstemming met de installatieklassen E0, E2 en E10 van tabel 2 van punt 6.2.4 van de Europese norm EN 62232:2017 “Bepaling van de RF veldsterkte en SAR in de omgeving van basisstations voor radiocommunicatie (zendpalen) met als doel de evaluatie van de blootstelling van het menselijk lichaam”. |
|
2. |
Een draadloos toegangspunt met klein bereik van installatieklasse E10 wordt alleen geïmplementeerd in de buitenruimte of in binnenruimten met een minimale plafondhoogte van vier meter. |
|
3. |
Indien meerdere (delen van) antennesystemen van een of meer draadloze toegangspunten met klein bereik op eenzelfde locatie worden geplaatst, worden de EIRP-criteria van de verwijzing in punt 1 toegepast op de som van de EIRP’s van alle op dezelfde locatie geplaatste antennesystemen (of delen daarvan). |