ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 71

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
6 maart 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/370 van de Raad van 5 maart 2020 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/371 van de Raad van 5 maart 2020 tot uitvoering van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

5

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/372 van de Raad van 27 februari 2020 inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie met betrekking tot de vaststelling van amendementen van de bijlagen 1, 3, 4, 6, 10, 11, 13, 14, 15, 16 en 18 bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart

8

 

*

Besluit (GBVB) 2020/373 van de Raad van 5 maart 2020 tot wijziging van Besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

10

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/374 van de Raad van 5 maart 2020 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

14

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

6.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/370 VAN DE RAAD

van 5 maart 2020

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (1), en met name artikel 14, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 5 maart 2014 Verordening (EU) nr. 208/2014 vastgesteld.

(2)

Op basis van een toetsing door de Raad moeten de vermeldingen voor twee personen worden geschrapt en moet in bijlage I de informatie over het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden geactualiseerd.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 208/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 208/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

T. ĆORIĆ


(1)  PB L 66 van 6.3.2014, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 208/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel “A. Lijst van in artikel 2 bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen” worden de vermeldingen voor de volgende personen geschrapt:

11.

Mykola Yanovych Azarov;

18.

Edward Stavytskyi.

2)

Deel “B. Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming” wordt vervangen door:

“B.

Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming

Het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming uit hoofde van het wetboek van strafvordering van Oekraïne

Artikel 42 van het wetboek van strafvordering van Oekraïne (“het wetboek van strafvordering”) bepaalt dat iedere persoon die verdachte of beklaagde is in een strafprocedure het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming geniet. Het gaat onder meer om: het recht op informatie over het strafbaar feit waarvan hij wordt verdacht of beschuldigd; het recht om uitdrukkelijk en onverwijld in kennis gesteld te worden van zijn rechten uit hoofde van het wetboek van strafvordering; het recht om bij eerste verzoek toegang te krijgen tot een advocaat; het recht verzoekschriften voor proceshandelingen in te dienen; en het recht beroep aan te tekenen tegen besluiten en een handelen of nalaten van de rechercheur, de openbaar aanklager en de onderzoeksrechter. Artikel 306 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten tegen besluiten en een handelen of nalaten van de rechercheur of openbaar aanklager moeten worden beoordeeld door een onderzoeksrechter van een lokale rechtbank in aanwezigheid van de eiser of zijn advocaat of wettelijk vertegenwoordiger. Artikel 308 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten over het niet in acht nemen van een redelijke termijn door de rechercheur of openbaar aanklager tijdens het vooronderzoek kunnen worden ingediend bij een hogere openbaar aanklager en dat die klachten moeten worden behandeld binnen drie dagen na de indiening ervan. Voorts is in artikel 309 van het wetboek van strafvordering bepaald dat de beslissingen van onderzoeksrechters in beroep kunnen worden aangevochten, en dat andere besluiten door de rechter getoetst kunnen worden tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank. Voorts is een aantal onderzoekshandelingen alleen mogelijk na een beslissing van een onderzoeksrechter of rechtbank (bv. inbeslagname van goederen uit hoofde van de artikelen 167-175, en conservatoire maatregelen uit hoofde van de artikelen 176-178 van het wetboek van strafvordering).

Toepassing van het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van elk van de op de lijst geplaatste personen

1.

Viktor Fedorovitsj Janoekovitsj

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit brieven van 26 september 2014 en 8 oktober 2014 betreffende de toezending van de schriftelijke kennisgeving van verdenking, de informatie dat op 27 juli 2015 toestemming werd verleend voor een speciaal vooronderzoek in absentia, een aantal beslissingen van de rechter betreffende de inbeslagname van goederen en het feit dat tegen de beslissing van 27 september 2017 tot schorsing van de strafprocedure beroep kon worden aangetekend. De Raad beschikt tevens over bewijs dat een recent verzoek van de verdediging op 30 september 2019 is ingewilligd.

2.

Vitaly Yurievitsj Zachartsjenko

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Zachartsjenko werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018 en van 23 november 2018, waarbij toestemming werd verleend om de heer Zachartsjenko aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen. Bovendien kon beroep worden aangetekend tegen de beslissing van 19 februari 2019 tot schorsing van het vooronderzoek.

3.

Viktor Pavlovitsj Psjonka

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat een schriftelijke kennisgeving van verdenking op 22 december 2014 is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafprocedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

6.

Viktor Ivanovitsj Ratusjniak

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Ratusjniak werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018 en van 23 november 2018, waarbij toestemming werd verleend om de heer Ratusjniak aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen. Bovendien kon beroep worden aangetekend tegen de beslissing van 19 februari 2019 tot schorsing van het vooronderzoek.

7.

Oleksandr Viktorovitsj Janoekovitsj

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit een aantal rechterlijke beslissingen inzake de inbeslagname van eigendommen en uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 27 juni 2018 waarbij het besluit van het openbaar ministerie tot afwijzing van het verzoek van de verdediging om het onderzoek af te sluiten, nietig werd verklaard.

9.

Artem Viktorovitsj Psjonka

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat een schriftelijke kennisgeving van verdenking op 29 december 2014 is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafprocedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

12.

Sergei Vitalyovitsj Koertsjenko

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Koertsjenko werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 7 maart 2018 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia. Bovendien werd de verdediging op 28 maart 2019 ervan in kennis gesteld dat het vooronderzoek was afgesloten en kreeg zij toegang tot het dossier om er zich vertrouwd mee te maken.

13.

Dmitro Volodmirovitsj Tabasjnik

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Tabasjnik werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 8 mei 2018 waarbij toestemming werd verleend om de heer Tabasjnik aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

15.

Sergei Hennadiyovitsj Arboezov

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Arboezov werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit een brief van 24 april 2017 betreffende de toezending van de schriftelijke kennisgeving van verdenking, de beslissingen van de onderzoeksrechter van 19 december 2018, 18 maart 2019 en 29 juli 2019 tot inwilliging van het verzoek van de verdediging tegen stilzitten van het OM, de beslissing van de onderzoeksrechter van 10 augustus 2017 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia, en de beslissingen van de onderzoeksrechter van 4 november 2019 en 5 november 2019 tot afwijzing van de verzoeken van de verdediging om een uiterste termijn voor het afsluiten van het vooronderzoek vast te stellen.

17.

Oleksandr Viktorovitsj Klimenko

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Klimenko werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 1 maart 2017 en 5 oktober 2018 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia, uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 8 februari 2017 en 19 augustus 2019 waarbij een preventieve maatregel in de vorm van inhechtenisneming werd toegekend, en uit het feit dat de verdediging bezig is zich vertrouwd te maken met de inhoud van de strafzaak.”.


6.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/371 VAN DE RAAD

van 5 maart 2020

tot uitvoering van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/44 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 (1), en met name artikel 21, lid 5,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 18 januari 2016 Verordening (EU) 2016/44 vastgesteld.

(2)

Het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, heeft op 25 februari 2020 de gegevens met betrekking tot vijf personen die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn geactualiseerd.

(3)

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 2016/44 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) 2016/44 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

T. ĆORIĆ


(1)  PB L 12 van 19.1.2016, blz. 1.


BIJLAGE

In bijlage II bij Verordening (EU) 2016/44 worden de vermeldingen 6, 9, 23, 25 en 27 vervangen door:

“6.   Naam: 1: ABU 2: ZAYD 3: UMAR 4: DORDA

Titel: n.v.t. Functie: a) Directeur externe veiligheidsorganisatie. b) Hoofd van het bureau externe inlichtingen. Geboortedatum:4 april 1944Geboorteplaats: Alrhaybat Zekere alias: Dorda Abuzed OE Onzekere alias: n.v.t. Nationaliteit: n.v.t. Paspoort nr.: Libië nummer FK117RK0, afgegeven op 25 november 2018, afgegeven in Tripoli (datum van verstrijken: 24 november 2026) Nationaal identiteitsnr.: n.v.t. Adres: Libië (vermoedelijke status/verblijfplaats: verblijft in Egypte) Op de lijst geplaatst op:26 februari 2011 (gewijzigd op 27 juni 2014, 1 april 2016, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden). Weblink speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/notice/search/un/5938451”

“9.   Naam: 1: AISHA 2: MUAMMAR MUHAMMED 3: ABU MINYAR 4: QADHAFI

Titel: n.v.t. Functie: n.v.t. Geboortedatum:1 januari 1978Geboorteplaats: Tripoli, Libië Zekere alias: Aisha Muhammed Abdul Salam (Libië Paspoortnummer: 215215 Onzekere alias: n.v.t. Nationaliteit: n.v.t. Paspoort nr.: a) Oman 03824970; afgegeven op 4 mei 2014, afgegeven in Masqat, Oman (datum van verstrijken: 3 mei 2024) b) Libië 428720 c) B/011641 Nationaal identiteitsnr.: 98606612 Adres: Sultanaat Oman (vermoedelijke status/verblijfplaats: Sultanaat Oman) Op de lijst geplaatst op:26 februari 2011 (gewijzigd op 11 november 2016, 26 september 2014, 21 maart 2013, 2 april 2012, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Weblink speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/notice/search/un/5525815”

“23.   Naam: 1: AHMAD 2: OUMAR 3: IMHAMAD 4: AL-FITOURI

Titel: n.v.t. Functie: Commandant van de Anas al-Dabbashi-militie, leider van een transnationaal netwerk van mensenhandel Geboortedatum:7 mei 1988Geboorteplaats: (mogelijk Sabratha, wijk Talil) Zekere alias: n.v.t. Onzekere alias: a) Al-Dabachi b) Al Ammu c) The Uncle d) Al‐Ahwal e) Al Dabbashi Nationaliteit: Libië Paspoortnr.: Libië nummer LY53FP76; afgegeven op 29 september 2015; afgegeven in Tripoli Nationaal identiteitsnr.: 119880387067 Adres: a) Garabulli, Libië b) Zawiya, Libië c) Dbabsha-Sabratah Op de lijst geplaatst op:7 juni 2018 (gewijzigd op 17 september 2018, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 22 a) van Resolutie 1970 (2011); punt 4 (a) van Resolutie 2174 (2014); punt 11 (a) van Resolutie 2213 (2015). Weblink speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/notice/search/un/

Aanvullende informatie

Ahmad Imhamad is de commandant van de Anas al-Dabbashi-militie, die voorheen in de kuststreek tussen Sabratha en Melita actief was. Imhamad is een belangrijke leider in illegale activiteiten inzake de handel in migranten. De clan en de militie van al-Dabbashi onderhouden ook betrekkingen met terroristische en gewelddadige extremistische groeperingen. Imhamad is momenteel actief nabij Zawiya, nadat in oktober 2017 in het kustgebied gewelddadige schermutselingen uitbraken met andere milities en rivaliserende smokkelorganisaties, waarbij meer dan dertig doden — ook burgers — vielen. Als antwoord op zijn ontzetting zwoer Ahmad Imhamad op 4 december 2017 publiekelijk dat hij naar Sabratha zou terugkeren met wapens en strijdkrachten. Er is omstandig bewijs dat de militie van Imhamad rechtstreeks betrokken is bij de illegale handel in en smokkel van migranten en dat zijn militie de controle heeft over vertreklocaties, kampen, onderduikadressen en boten voor migranten. Er zijn aanwijzingen die de conclusie staven dat Imhamad migranten (onder wie ook minderjarigen) heeft blootgesteld aan wrede omstandigheden op land en op zee, soms met de dood tot gevolg. Na gewelddadige schermutselingen tussen de militie van Imhamad en andere milities in Sabratha, werden duizenden migranten aangetroffen (van wie er velen zeer slecht aan toe waren), van wie de meesten in centra van de martelaren van de Anas al-Dabbashi-brigade en de al-Ghul-militie werden vastgehouden. De al-Dabbashi-clan, en de daaraan verbonden Anas al-Dabbashi-militie, hebben reeds lang banden met de Islamitische Staat (ISIL) en aanverwante netwerken.

Zij tellen meerdere ISIL-aanhangers in hun rangen, onder wie ook Abdallah al-Dabbashi, de ISIL-“kalief” van Sabratha. Imhamad heeft naar verluidt ook meegeholpen bij het orkestreren van de moord op Sami Khalifa al-Gharabli, die in juli 2017 door de gemeenteraad van Sabratha was aangesteld om de migrantensmokkel tegen te gaan. De activiteiten van Imhamad dragen in grote mate bij tot het toenemende geweld en de onveiligheid in West-Libië en zijn een bedreiging voor de vrede en de stabiliteit in Libië en de buurlanden.”

“25.   Naam: 1: MOHAMMED 2: AL AMIN 3: AL-ARABI 4: KASHLAF

Titel: n.v.t. Functie: Commandant van de Shuhada al-Nasr-brigade, hoofd van de garde van de olieraffinaderij in Zawiya Geboortedatum: 2 december 1985Geboorteplaats: Zawiya, Libië Zekere alias: n.v.t. Onzekere alias: a) Kashlaf b) Koshlaf c) Keslaf d) al-Qasab Nationaliteit: Libië Paspoortnr.: C17HLRL3, afgegeven op 30 december 2015, afgegeven in Zawiya Nationaal identiteitsnr.: n.v.t. Adres: Zawiya, Libië Op de lijst geplaatst op:7 juni 2018 (gewijzigd op 17 september 2018, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 22 a) van Resolutie 1970 (2011); punt 4 (a) van Resolutie 2174 (2014); punt 11 (a) van Resolutie 2213 (2015).

Aanvullende informatie

Mohammed al-Hadi is het hoofd van de Shuhada-al-Nasr-brigade in Zawiya, westelijk Libië. Zijn militie heeft de raffinaderij van Zawiya, een centraal knooppunt voor migrantensmokkel, in handen. Tevens heeft al-Hadi detentiecentra in handen, met inbegrip van het Nasr-detentiecentrum, dat in naam onder toezicht staat van DCIM. Zoals blijkt uit diverse bronnen, is het netwerk van al-Hadi een van de dominantste op het gebied van migrantensmokkel en de uitbuiting van migranten in Libië. Al-Hadi heeft uitgebreide banden met het hoofd van de lokale eenheid van de kustwacht van Zawiya, al-Rahman al-Milad, wiens eenheid boten met migranten onderschept, vaak van rivaliserende netwerken voor migrantensmokkel. De migranten worden vervolgens naar detentiefaciliteiten gebracht die onder toezicht staan van de Al Nasr-militie, waar zij naar verluidt onder levensgevaarlijke omstandigheden worden vastgehouden. Het panel van deskundigen voor Libië heeft bewijsmateriaal verzameld dat migranten veelvuldig werden geslagen, terwijl anderen, met name vrouwen uit landen ten zuiden van de Sahara en Marokko, op de plaatselijke markt werden verkocht als “seksslaven”. Het panel heeft ook ontdekt dat al-Hadi samenwerkt met andere gewapende groeperingen en betrokken was bij herhaalde gewelddadige schermutselingen in 2016 en 2017.”

“27.   Naam: 1: IBRAHIM 2: SAEED 3: SALIM 4: JADHRAN

Titel: n.v.t. Functie: Leider van gewapende milities Geboortedatum:29 oktober 1982Geboorteplaats: n.v.t. Zekere alias: Ibrahim Saeed Salem Awad Aissa Hamed Dawoud Al Jadhran Onzekere alias: n.v.t. Nationaliteit: Libië Paspoortnr.: S/263963; afgegeven op 8 november 2012Nationaal identiteitsnr.: a) 119820043341 b) Persoonlijk identificatienr.: 137803 Adres: n.v.t. Op de lijst geplaatst op:11 september 2018 (gewijzigd op 25 februari 2020) Overige informatie: Naam moeder Salma Abdula Younis. Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Weblink naar speciale kennisgeving Interpol/VN-Veiligheidsraad: www.interpol.int/en/notice/search/un/xxxx.

Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 11 (b), 11 (c) en 11 (d) van Resolutie 2213 (2015); punt 11 van Resolutie 2362 (2017).

Aanvullende informatie

Het bureau van de procureur-generaal van Libië heeft een aanhoudingsbevel tegen de betrokken persoon uitgevaardigd, en beschuldigt hem van het plegen van een aantal strafbare feiten.

De betrokken persoon heeft gewapende acties en aanvallen tegen olie-installaties in de regio van de olie-halvemaan (Oil Crescent) uitgevoerd, die tot de vernietiging van die installaties hebben geleid; de meest recente aanval vond plaats op 14 juni 2018.

De aanvallen in de regio van de olie-halvemaan hebben vele slachtoffers bij de inwoners van de regio gemaakt en hebben de levens van burgers in gevaar gebracht.

Door de aanvallen is de Libische olie-uitvoer in de periode 2013 tot en met 2018 periodiek onderbroken, wat tot aanzienlijke verliezen voor de Libische economie heeft geleid.

De betrokken persoon heeft geprobeerd om illegaal olie uit te voeren.

Hij rekruteert buitenlandse strijders voor zijn herhaalde aanvallen op de regio van de olie-halvemaan.

Door zijn acties ondermijnt de betrokken persoon de stabiliteit van Libië en staat hij de Libische partijen in de weg bij het oplossen van de politieke crisis en het uitvoeren van het actieplan van de Verenigde Naties.”.


BESLUITEN

6.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/8


BESLUIT (EU) 2020/372 VAN DE RAAD

van 27 februari 2020

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie met betrekking tot de vaststelling van amendementen van de bijlagen 1, 3, 4, 6, 10, 11, 13, 14, 15, 16 en 18 bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (“het Verdrag van Chicago”), waarbij het internationale luchtvervoer wordt geregeld, is op 4 april 1947 in werking getreden. Bij dat verdrag is de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) opgericht.

(2)

De lidstaten van de Unie zijn overeenkomstsluitende partijen bij het Verdrag van Chicago en leden van de ICAO, terwijl de Unie de status van waarnemer heeft in bepaalde organen van de ICAO.

(3)

Overeenkomstig artikel 54 van het Verdrag van Chicago dient de ICAO-raad internationale normen en aanbevolen praktijken vast te stellen.

(4)

Tijdens zijn 219e zitting, die op 2 maart 2020 van start gaat, zal de ICAO-raad een aantal amendementen van de bijlagen 1, 3, 4, 6, 10, 11, 13, 14, 15, 16 en 18 bij het Verdrag van Chicago (“de bijlagen”) vaststellen op het gebied van veiligheid, milieu en luchtvaartnavigatie.

(5)

Zodra zij zijn goedgekeurd zullen de bijlagen bindend zijn voor alle lidstaten van de ICAO, waaronder alle lidstaten van de Unie, overeenkomstig en binnen de grenzen van het Verdrag van Chicago, en zullen zij de inhoud van het Unierecht beslissend kunnen beïinvloeden.

(6)

Het is derhalve passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de ICAO-raad wat betreft de amendementen.

(7)

Het toepassingsgebied van dit besluit dient beperkt te worden tot de inhoud van de amendementen, met dien verstande dat die inhoud binnen een gebied valt dat al in ruime mate door gemeenschappelijke EU-regels wordt bestreken. Dit besluit dient de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten op luchtvaartgebied onverlet te laten.

(8)

Het standpunt van de Unie in de ICAO-raad moet zijn dat de Unie de beleidsmaatregelen in de amendementen steunt omdat ze bijdragen tot een verbetering van de veiligheid en milieunormen in de luchtvaart.

(9)

Het standpunt van de Unie moet tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de ICAO-raad,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de 219e zitting van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) wat betreft de vaststelling van amendementen van de bijlagen 1, 3, 4, 6, 10, 11, 13, 14, 15, 16 en 18 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (1) wordt tot uitdrukking gebracht door de lidstaten van de Unie die lid zijn van de ICAO-raad en gezamenlijk optreden.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

D. HORVAT


(1)  Zie document ST 6180/20 op http://register.consilium.europa.eu


6.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/10


BESLUIT (GBVB) 2020/373 VAN DE RAAD

van 5 maart 2020

tot wijziging van Besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 5 maart 2014 Besluit 2014/119/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit 2014/119/GBVB moet de toepassing van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen worden verlengd tot en met 6 maart 2021, moet de vermelding voor twee personen worden geschrapt en moet in de bijlage de informatie over het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden geactualiseerd.

(3)

Besluit 2014/119/GBVB moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2014/119/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing tot en met 6 maart 2021.”.

2)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

T. ĆORIĆ


(1)  Besluit 2014/119/GBVB van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB L 66 van 6.3.2014, blz. 26).


BIJLAGE

De bijlage bij Besluit 2014/119/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel “A. Lijst van in artikel 1 bedoelde personen, entiteiten en lichamen” worden de vermeldingen voor de volgende personen geschrapt:

11.

Mykola Yanovych Azarov;

18.

Edward Stavytskyi.

2)

Deel “B. Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming” wordt vervangen door:

“B.

Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming

Het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming uit hoofde van het wetboek van strafvordering van Oekraïne

Artikel 42 van het wetboek van strafvordering van Oekraïne (“het wetboek van strafvordering”) bepaalt dat iedere persoon die verdachte of beklaagde is in een strafprocedure het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming geniet. Het gaat onder meer om: het recht op informatie over het strafbaar feit waarvan hij wordt verdacht of beschuldigd; het recht om uitdrukkelijk en onverwijld in kennis gesteld te worden van zijn rechten uit hoofde van het wetboek van strafvordering; het recht om bij eerste verzoek toegang te krijgen tot een advocaat; het recht verzoekschriften voor proceshandelingen in te dienen; en het recht beroep aan te tekenen tegen besluiten en een handelen of nalaten van de rechercheur, de openbaar aanklager en de onderzoeksrechter. Artikel 306 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten tegen besluiten en een handelen of nalaten van de rechercheur of openbaar aanklager moeten worden beoordeeld door een onderzoeksrechter van een lokale rechtbank in aanwezigheid van de eiser of zijn advocaat of wettelijk vertegenwoordiger. Artikel 308 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten over het niet in acht nemen van een redelijke termijn door de rechercheur of openbaar aanklager tijdens het vooronderzoek kunnen worden ingediend bij een hogere openbaar aanklager en dat die klachten moeten worden behandeld binnen drie dagen na de indiening ervan. Voorts is in artikel 309 van het wetboek van strafvordering bepaald dat de beslissingen van onderzoeksrechters in beroep kunnen worden aangevochten, en dat andere besluiten door de rechter getoetst kunnen worden tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank. Voorts is een aantal onderzoekshandelingen alleen mogelijk na een beslissing van een onderzoeksrechter of rechtbank (bv. inbeslagname van goederen uit hoofde van de artikelen 167-175, en conservatoire maatregelen uit hoofde van de artikelen 176-178 van het wetboek van strafvordering).

Toepassing van het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van elk van de op de lijst geplaatste personen

1.

Viktor Fedorovitsj Janoekovitsj

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit brieven van 26 september 2014 en 8 oktober 2014 betreffende de toezending van de schriftelijke kennisgeving van verdenking, de informatie dat op 27 juli 2015 toestemming werd verleend voor een speciaal vooronderzoek in absentia, een aantal beslissingen van de rechter betreffende de inbeslagname van goederen en het feit dat tegen de beslissing van 27 september 2017 tot schorsing van de strafprocedure beroep kon worden aangetekend. De Raad beschikt tevens over bewijs dat een recent verzoek van de verdediging op 30 september 2019 is ingewilligd.

2.

Vitaly Yurievitsj Zachartsjenko

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Zachartsjenko werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018 en van 23 november 2018, waarbij toestemming werd verleend om de heer Zachartsjenko aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen. Bovendien kon beroep worden aangetekend tegen de beslissing van 19 februari 2019 tot schorsing van het vooronderzoek.

3.

Viktor Pavlovitsj Psjonka

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat een schriftelijke kennisgeving van verdenking op 22 december 2014 is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafprocedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

6.

Viktor Ivanovitsj Ratusjniak

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Ratusjniak werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018 en van 23 november 2018, waarbij toestemming werd verleend om de heer Ratusjniak aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen. Bovendien kon beroep worden aangetekend tegen de beslissing van 19 februari 2019 tot schorsing van het vooronderzoek.

7.

Oleksandr Viktorovitsj Janoekovitsj

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit een aantal rechterlijke beslissingen inzake de inbeslagname van eigendommen en uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 27 juni 2018 waarbij het besluit van het openbaar ministerie tot afwijzing van het verzoek van de verdediging om het onderzoek af te sluiten, nietig werd verklaard.

9.

Artem Viktorovitsj Psjonka

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat een schriftelijke kennisgeving van verdenking op 29 december 2014 is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafprocedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

12.

Sergei Vitalyovitsj Koertsjenko

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Koertsjenko werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 7 maart 2018 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia. Bovendien werd de verdediging op 28 maart 2019 ervan in kennis gesteld dat het vooronderzoek was afgesloten en kreeg zij toegang tot het dossier om er zich vertrouwd mee te maken.

13.

Dmitro Volodmirovitsj Tabasjnik

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Tabasjnik werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 8 mei 2018 waarbij toestemming werd verleend om de heer Tabasjnik aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.

15.

Sergei Hennadiyovitsj Arboezov

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Arboezov werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit een brief van 24 april 2017 betreffende de toezending van de schriftelijke kennisgeving van verdenking, de beslissingen van de onderzoeksrechter van 19 december 2018, 18 maart 2019 en 29 juli 2019 tot inwilliging van het verzoek van de verdediging tegen stilzitten van het OM, de beslissing van de onderzoeksrechter van 10 augustus 2017 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia, en de beslissingen van de onderzoeksrechter van 4 november 2019 en 5 november 2019 tot afwijzing van de verzoeken van de verdediging om een uiterste termijn voor het afsluiten van het vooronderzoek vast te stellen.

17.

Oleksandr Viktorovitsj Klimenko

De strafprocedure met betrekking tot het verduisteren van overheidsmiddelen of -activa loopt nog.

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Klimenko werden gerespecteerd bij de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 1 maart 2017 en 5 oktober 2018 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia, uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 8 februari 2017 en 19 augustus 2019 waarbij een preventieve maatregel in de vorm van inhechtenisneming werd toegekend, en uit het feit dat de verdediging bezig is zich vertrouwd te maken met de inhoud van de strafzaak.”.


6.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/14


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2020/374 VAN DE RAAD

van 5 maart 2020

tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (1), en met name artikel 12, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 juli 2015 Besluit (GBVB) 2015/1333 vastgesteld.

(2)

Het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, heeft op 25 februari 2020 de gegevens met betrekking tot vijf personen die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn, geactualiseerd.

(3)

Bijlagen I en III bij Besluit (GBVB) 2015/1333 moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlagen I en III bij Besluit (GBVB) 2015/1333 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

T. ĆORIĆ


(1)  PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34.


BIJLAGE

In de bijlagen I en III bij Besluit (GBVB) 2015/1333 worden de vermeldingen 6, 9, 23, 25 en 27 vervangen door de volgende vermeldingen:

“6.   Naam: 1: ABU 2: ZAYD 3: UMAR 4: DORDA

Titel: n.v.t. Functie: a) Directeur externe veiligheidsorganisatie. b) Hoofd van het bureau externe inlichtingen. Geboortedatum:4 april 1944Geboorteplaats: Alrhaybat Zekere alias: Dorda Abuzed OE Onzekere alias: n.v.t. Nationaliteit: n.v.t. Paspoort nr.: Libië nummer FK117RK0, afgegeven op 25 november 2018, afgegeven in Tripoli (datum van verstrijken: 24 november 2026) Nationaal identiteitsnr.: n.v.t. Adres: Libië (vermoedelijke status/verblijfplaats: verblijft in Egypte) Op de lijst geplaatst op:26 februari 2011 (gewijzigd op 27 juni 2014, 1 april 2016, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden). Weblink naar de speciale kennisgeving van Interpol en de VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/notice/search/un/5938451”

“9.   Naam: 1: AISHA 2: MUAMMAR MUHAMMED 3: ABU MINYAR 4: QADHAFI

Titel: n.v.t. Functie: n.v.t. Geboortedatum:1 januari 1978Geboorteplaats: Tripoli, Libië Zekere alias: Aisha Muhammed Abdul Salam (Libië Paspoortnummer: 215215 Onzekere alias: n.v.t. Nationaliteit: n.v.t. Paspoort nr.: a) Oman 03824970; afgegeven op 4 mei 2014, afgegeven in Masqat, Oman (datum van verstrijken: 3 mei 2024) b) Libië 428720 c) B/011641 Nationaal identiteitsnr.: 98606612 Adres: Sultanaat Oman (vermoedelijke status/verblijfplaats: Sultanaat Oman) Op de lijst geplaatst op:26 februari 2011 (gewijzigd op 11 november 2016, 26 september 2014, 21 maart 2013, 2 april 2012, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Weblink naar de speciale kennisgeving van Interpol en de VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/notice/search/un/5525815”

“23.   Naam: 1: AHMAD 2: OUMAR 3: IMHAMAD 4: AL-FITOURI

Titel: n.v.t. Functie: Commandant van de Anas al-Dabbashi-militie, leider van een transnationaal netwerk van mensenhandel Geboortedatum:7 mei 1988Geboorteplaats: (mogelijk Sabratha, wijk Talil) Zekere alias: n.v.t. Onzekere alias: a) Al-Dabachi b) Al Ammu c) The Uncle d) Al‐Ahwal e) Al Dabbashi Nationaliteit: Libië Paspoortnr.: Libië nummer LY53FP76; afgegeven op 29 september 2015; afgegeven in Tripoli Nationaal identiteitsnr.: 119880387067 Adres: a) Garabulli, Libië b) Zawiya, Libië c) Dbabsha-Sabratah Op de lijst geplaatst op:7 juni 2018 (gewijzigd op 17 september 2018, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 22 (a) van Resolutie 1970 (2011); punt 4 (a) van Resolutie 2174 (2014); punt 11 (a) van Resolutie 2213 (2015). Weblink speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/notice/search/un/

Aanvullende informatie

Ahmad Imhamad is de commandant van de Anas al-Dabbashi-militie, die voorheen in de kuststreek tussen Sabratha en Melita actief was. Imhamad is een belangrijke leider in illegale activiteiten inzake de handel in migranten. De clan en de militie van al-Dabbashi onderhouden ook betrekkingen met terroristische en gewelddadige extremistische groeperingen. Imhamad is momenteel actief nabij Zawiya, nadat in oktober 2017 in het kustgebied gewelddadige schermutselingen uitbraken met andere milities en rivaliserende smokkelorganisaties, waarbij meer dan dertig doden — ook burgers — vielen. Als antwoord op zijn ontzetting zwoer Ahmad Imhamad op 4 december 2017 publiekelijk dat hij naar Sabratha zou terugkeren met wapens en strijdkrachten. Er is omstandig bewijs dat de militie van Imhamad rechtstreeks betrokken is bij de illegale handel in en smokkel van migranten en dat zijn militie de controle heeft over vertreklocaties, kampen, onderduikadressen en boten voor migranten. Er zijn aanwijzingen die de conclusie staven dat Imhamad migranten (onder wie ook minderjarigen) heeft blootgesteld aan wrede omstandigheden op land en op zee, soms met de dood tot gevolg. Na gewelddadige schermutselingen tussen de militie van Imhamad en andere milities in Sabratha, werden duizenden migranten aangetroffen (van wie er velen zeer slecht aan toe waren), van wie de meesten in centra van de martelaren van de Anas al-Dabbashi-brigade en de al-Ghul-militie werden vastgehouden. De al-Dabbashi-clan, en de daaraan verbonden Anas al-Dabbashi-militie, hebben reeds lang banden met de Islamitische Staat (ISIL) en aanverwante netwerken.

Zij tellen meerdere ISIL-aanhangers in hun rangen, onder wie ook Abdallah al-Dabbashi, de ISIL‐“kalief” van Sabratha. Imhamad heeft naar verluidt ook meegeholpen bij het orkestreren van de moord op Sami Khalifa al-Gharabli, die in juli 2017 door de gemeenteraad van Sabratha was aangesteld om de migrantensmokkel tegen te gaan. De activiteiten van Imhamad dragen in grote mate bij tot het toenemende geweld en de onveiligheid in West-Libië en zijn een bedreiging voor de vrede en de stabiliteit in Libië en de buurlanden.”

“25.   Naam: 1: MOHAMMED 2: AL AMIN 3: AL-ARABI 4: KASHLAF

Titel: n.v.t. Functie: Commandant van de Shuhada al-Nasr-brigade, hoofd van de garde van de olieraffinaderij in Zawiya Geboortedatum: 2 december 1985Geboorteplaats: Zawiya, Libië Zekere alias: n.v.t. Onzekere alias: a) Kashlaf b) Koshlaf c) Keslaf d) al-Qasab Nationaliteit: Libië Paspoortnr.: C17HLRL3, afgegeven op 30 december 2015, afgegeven in Zawiya Nationaal identiteitsnr.: n.v.t. Adres: Zawiya, Libië Op de lijst geplaatst op:7 juni 2018 (gewijzigd op 17 september 2018, 25 februari 2020) Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 22 (a) van Resolutie 1970 (2011); punt 4 (a) van Resolutie 2174 (2014); punt 11 (a) van Resolutie 2213 (2015).

Aanvullende informatie

Mohammed al-Hadi is het hoofd van de Shuhada-al-Nasr-brigade in Zawiya, westelijk Libië. Zijn militie heeft de raffinaderij van Zawiya, een centraal knooppunt voor migrantensmokkel, in handen. Tevens heeft al-Hadi detentiecentra in handen, met inbegrip van het Nasr-detentiecentrum, dat in naam onder toezicht staat van DCIM. Zoals blijkt uit diverse bronnen, is het netwerk van al-Hadi een van de dominantste op het gebied van migrantensmokkel en de uitbuiting van migranten in Libië. Al-Hadi heeft uitgebreide banden met het hoofd van de lokale eenheid van de kustwacht van Zawiya, al-Rahman al-Milad, wiens eenheid boten met migranten onderschept, vaak van rivaliserende netwerken voor migrantensmokkel. De migranten worden vervolgens naar detentiefaciliteiten gebracht die onder toezicht staan van de Al Nasr-militie, waar zij naar verluidt onder levensgevaarlijke omstandigheden worden vastgehouden. Het panel van deskundigen voor Libië heeft bewijsmateriaal verzameld dat migranten veelvuldig werden geslagen, terwijl anderen, met name vrouwen uit landen ten zuiden van de Sahara en Marokko, op de plaatselijke markt werden verkocht als “seksslaven”. Het panel heeft ook ontdekt dat al-Hadi samenwerkt met andere gewapende groeperingen en betrokken was bij herhaalde gewelddadige schermutselingen in 2016 en 2017.”

“27.   Naam: 1: IBRAHIM 2: SAEED 3: SALIM 4: JADHRAN

Titel: n.v.t. Functie: Leider van gewapende milities Geboortedatum:29 oktober 1982Geboorteplaats: n.v.t. Zekere alias: Ibrahim Saeed Salem Awad Aissa Hamed Dawoud Al Jadhran Onzekere alias: n.v.t. Nationaliteit: Libië Paspoortnr.: S/263963; afgegeven op 8 november 2012Nationaal identiteitsnr.: a) 119820043341 b) Persoonlijk identificatienr.: 137803 Adres: n.v.t. Op de lijst geplaatst op:11 september 2018 (gewijzigd op 25 februari 2020) Overige informatie: Naam moeder Salma Abdula Younis. Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Weblink naar speciale kennisgeving Interpol/VN-Veiligheidsraad: www.interpol.int/en/notice/search/un/xxxx.

Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 11 (b), 11 (c) en 11 (d) van Resolutie 2213 (2015); punt 11 van Resolutie 2362 (2017).

Aanvullende informatie

Het bureau van de procureur-generaal van Libië heeft een aanhoudingsbevel tegen de betrokken persoon uitgevaardigd, en beschuldigt hem van het plegen van een aantal strafbare feiten.

De betrokken persoon heeft gewapende acties en aanvallen tegen olie-installaties in de regio van de olie-halvemaan (Oil Crescent) uitgevoerd, die tot de vernietiging van die installaties hebben geleid; de meest recente aanval vond plaats op 14 juni 2018.

De aanvallen in de regio van de olie-halvemaan hebben vele slachtoffers bij de inwoners van de regio gemaakt en hebben de levens van burgers in gevaar gebracht.

Door de aanvallen is de Libische olie-uitvoer in de periode 2013 tot en met 2018 periodiek onderbroken, wat tot aanzienlijke verliezen voor de Libische economie heeft geleid.

De betrokken persoon heeft geprobeerd om illegaal olie uit te voeren.

Hij rekruteert buitenlandse strijders voor zijn herhaalde aanvallen op de regio van de olie-halvemaan.

— Door zijn acties ondermijnt de betrokken persoon de stabiliteit van Libië en staat hij de Libische partijen in de weg bij het oplossen van de politieke crisis en het uitvoeren van het actieplan van de Verenigde Naties.”.