ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 58

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
27 februari 2020


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2020/261 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 389/2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen wat betreft de inhoud van de elektronische registers

1

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (herschikking)

4

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/263 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2020 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake de overbrenging van en de controle op accijnsgoederen (herschikking)

43

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/264 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2020

49

 

*

Besluit (EU) 2020/265 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen

51

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2020/266 van de Raad van 25 februari 2020 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over een nieuwe partnerschapsovereenkomst

53

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

27.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/1


VERORDENING (EU) 2020/261 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 389/2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen wat betreft de inhoud van de elektronische registers

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (3) voorziet in een verplichting voor de lidstaten om elektronische registers bij te houden van vergunningen betreffende marktdeelnemers en belastingentrepots die bij de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling betrokken zijn.

(2)

Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad (4) breidt het gebruik van het geautomatiseerde systeem uit hoofde van Besluit (EU) 2020/263 van het Europees Parlement en de Raad (5), dat momenteel wordt gebruikt om toezicht te houden op overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling, uit tot het toezicht op accijnsgoederen die tot verbruik zijn uitgeslagen op het grondgebied van de ene lidstaat en vervolgens naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om voor commerciële doeleinden te worden geleverd.

(3)

Om de goede werking van het geautomatiseerde systeem te waarborgen dankzij de opslag van volledige, actuele en nauwkeurige gegevens, is het noodzakelijk om het toepassingsgebied van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 389/2012 uit te breiden tot twee nieuwe categorieën marktdeelnemers: gecertificeerde afzenders, die zijn geregistreerd als afzenders voor reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, en gecertificeerde geadresseerden, die zijn geregistreerd als geadresseerden voor reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen.

(4)

In artikel 22 van Richtlijn (EU) 2020/262 is bepaald dat, indien energieproducten onder een accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwaterwegen worden overgebracht, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending kunnen toestaan dat de afzender de gegevens van de geadresseerde op het ogenblik van de verzending niet invult in het voorlopige elektronische administratieve document als bedoeld in artikel 20, lid 2, van die richtlijn. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 moet alleen een erkende entrepothouder die informatie opnemen in het elektronische register. Het is van essentieel belang dat ook de geregistreerde afzender de informatie over zijn recht om de gegevens van de geadresseerde niet in te vullen op het ogenblik van de verzending, kan opnemen in het elektronische register.

(5)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de uitbreiding van het elektronische register tot marktdeelnemers die tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen overbrengen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, teneinde de geharmoniseerde werking van het geautomatiseerde systeem te waarborgen en de strijd tegen fraude te vergemakkelijken, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(6)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens. Gelet op de in deze verordening vastgestelde grenzen gaat de verwerking van dergelijke gegevens in het kader van deze verordening niet verder dan nodig en evenredig is voor de bescherming van de legitieme budgettaire belangen van de lidstaten.

(7)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(8)

Om de toepassingsdatum van deze verordening af te stemmen op de toepassingsdatum van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2020/262 inzake de automatisering van overbrengingen van accijnsgoederen die tot verbruik zijn uitgeslagen op het grondgebied van de ene lidstaat en vervolgens naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om voor commerciële doeleinden te worden geleverd op het grondgebied van die andere lidstaat, en om de lidstaten voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de uit deze verordening voortvloeiende wijzigingen, moet zij met ingang van 13 februari 2023 van toepassing zijn.

(9)

Verordening (EU) nr. 389/2012 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 389/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan lid 1, punt a), worden de volgende subpunten iv) en v) toegevoegd:

“iv)

gecertificeerde afzenders in de zin van artikel 3, punt 12, van Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad (*1)”;

v)

gecertificeerde geadresseerden in de zin van artikel 3, punt 12, van Richtlijn (EU) 2020/262

(*1)  Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 4).”."

2)

Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten f) en g) worden vervangen door:

“f)

voor een erkende entrepothouder, het belastingentrepot of de lijst van belastingentrepots waarvoor zijn vergunning geldt en, indien zulks is voorzien bij nationale wetgeving, een vermelding dat het hem is toegestaan de gegevens van de geadresseerde weg te laten op het ogenblik van de verzending overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn (EU) 2020/262 , dat het hem is toegestaan een overbrenging in deeltransporten te splitsen overeenkomstig artikel 23 van die richtlijn of dat het hem is toegestaan accijnsgoederen te laten overbrengen naar een plaats van rechtstreekse aflevering overeenkomstig artikel 16, lid 4, van die richtlijn, en een vermelding dat hij handelt als een gecertificeerde afzender of een gecertificeerde geadresseerde overeenkomstig artikel 35, leden 6 en 7, van die richtlijn;

g)

voor een geregistreerde geadresseerde, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, een vermelding dat het hem is toegestaan accijnsgoederen te laten overbrengen naar een plaats van rechtstreekse aflevering overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Richtlijn (EU) 2020/262, en een vermelding dat hij handelt als een gecertificeerde geadresseerde overeenkomstig artikel 35, lid 7, van die richtlijn;”;

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

“k)

voor een geregistreerde afzender, een vermelding dat het hem is toegestaan de gegevens van de geadresseerde weg te laten op het ogenblik van de verzending overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn (EU) 2020/262, en een vermelding dat hij handelt als een gecertificeerde afzender overeenkomstig artikel 35, lid 6, van die richtlijn.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 februari 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Advies van 3 oktober 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 17 oktober 2018 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 108).

(3)  Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (PB L 121 van 8.5.2012, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad).

(5)  Besluit (EU) 2020/263 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2020 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake de overbrenging van en de controle op accijnsgoederen (zie bladzijde 43 van dit Publicatieblad).

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


RICHTLIJNEN

27.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/4


RICHTLIJN (EU) 2020/262 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

houdende een algemene regeling inzake accijns

(herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (3) is herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen noodzakelijk zijn, moet die richtlijn duidelijkheidshalve worden herschikt.

(2)

Ter wille van de goede werking van de interne markt moeten de voorwaarden waaronder accijns wordt geheven op goederen die onder Richtlijn 2008/118/EG vallen, geharmoniseerd blijven.

(3)

De accijnsgoederen waarop deze richtlijn van toepassing is, behoren nader te worden bepaald en te dien einde te verwijzen naar de Richtlijnen 92/83/EEG (4), 92/84/EEG (5), 2003/96/EG (6) en 2011/64/EU van de Raad (7).

(4)

Accijnsgoederen mogen voor specifieke doeleinden aan andere indirecte belastingen worden onderworpen. In dergelijke gevallen dienen de lidstaten evenwel enkele essentiële elementen van de Unievoorschriften betreffende indirecte belastingen in acht te nemen, teneinde geen afbreuk te doen aan het nut ervan.

(5)

Teneinde het vrije verkeer te garanderen, mag de belasting van andere goederen dan accijnsgoederen geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van grenzen.

(6)

Er moet in formaliteiten worden voorzien wanneer accijnsgoederen worden overgebracht tussen gebieden die worden geacht deel uit te maken van het douanegebied van de Unie maar buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn zijn gehouden, en gebieden die onder de richtlijn vallen.

(7)

Aangezien het voor de goede werking van de interne markt noodzakelijk blijft dat het concept “accijns” en de omstandigheden waarin deze verschuldigd wordt, in alle lidstaten dezelfde zijn, moet op Unieniveau worden verduidelijkt wanneer accijnsgoederen tot verbruik worden uitgeslagen en wie tot voldoening van de accijns is gehouden.

(8)

Aangezien de accijns een belasting op het verbruik van goederen is, mag geen accijns worden geheven op accijnsgoederen die in bepaalde omstandigheden totaal vernietigd zijn of onherstelbaar verloren zijn gegaan.

(9)

Naast de totale vernietiging of het onherstelbare verlies van goederen, kan er sprake zijn van gedeeltelijke verliezen als gevolg van de aard van de goederen. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen dient op deze gedeeltelijke verliezen geen accijns verschuldigd te zijn voor zover zij de vooraf vastgestelde gemeenschappelijke drempelwaarden voor gedeeltelijk verlies niet overschrijden.

(10)

Indien er tijdens een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling een onopzettelijke overmaat van goederen wordt ontdekt, moeten lidstaten de mogelijkheid kunnen bieden dat de goederen in overmaat onder schorsing van accijns in een belastingentrepot worden ondergebracht.

(11)

Om een uniforme behandeling voor gedeeltelijke verliezen in de hele Unie te garanderen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan de Commissie worden gedelegeerd wat betreft de bepaling van de gemeenschappelijke drempelwaarden voor gedeeltelijk verlies. Bij het bepalen van deze drempelwaarden voor gedeeltelijk verlies dient de Commissie met name rekening te houden met aspecten gerelateerd aan de fysische en chemische eigenschappen van de goederen (zoals de aard van de accijnsgoederen, in het bijzonder van energieproducten (volatiliteit), de omgevingstemperatuur tijdens de overbrenging, de afstand van de overbrenging of de tijd die de overbrenging in beslag heeft genomen). Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (8). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(12)

Regelingen voor de heffing en de teruggaaf van accijns hebben gevolgen voor de goede werking van de interne markt en moeten daarom op niet-discriminerende criteria gebaseerd zijn.

(13)

In geval van een onregelmatigheid tijdens de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling, dient de accijns verschuldigd te worden in de lidstaat waar de onregelmatigheid die resulteerde in de uitslag tot verbruik heeft plaatsgevonden of, indien niet is vast te stellen waar de onregelmatigheid plaatsvond, in de lidstaat waar de onregelmatigheid is geconstateerd. Indien de accijnsgoederen niet op hun plaats van bestemming zijn aangekomen en er geen onregelmatigheid is geconstateerd, dient ervan te worden uitgegaan dat er een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden in de lidstaat waar de accijnsgoederen zijn verzonden.

(14)

Naast de gevallen van teruggaaf waarin bij deze richtlijn wordt voorzien, moeten de lidstaten ook de accijns die is voldaan over tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, teruggeven wanneer het doel van deze richtlijn dit vereist.

(15)

De regels en voorwaarden voor de leveringen die van de betaling van accijns zijn vrijgesteld, moeten geharmoniseerd blijven. Voor de vrijgestelde leveringen aan organisaties in andere lidstaten dient gebruik te worden gemaakt van een certificaat van vrijstelling.

(16)

Om eenvormige voorwaarden te garanderen ten aanzien van de vorm van een certificaat van vrijstelling, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(17)

Om misbruik en fraude te voorkomen, moet duidelijk worden vastgesteld in welke gevallen goederen taxfree mogen worden verkocht aan reizigers die het grondgebied van de Unie verlaten. Aangezien reizigers zich veelvuldiger en vrijer over land verplaatsen dan per vliegtuig of per schip, is bij reizigersverkeer over land het risico groter dat de regels voor accijns- en belastingvrijstelling niet worden nageleefd, waardoor ook de controlelast voor de douaneautoriteiten aanzienlijker hoger uitvalt. Het is dan ook passend dat accijnsvrije verkoop aan landgrenzen niet toegestaan is.

(18)

Aangezien controles moeten worden verricht in productie- en opslagfaciliteiten om de inning van de accijns te garanderen, moet een systeem van door de bevoegde autoriteiten erkende entrepots worden gehandhaafd teneinde deze controles te vergemakkelijken. Het moet duidelijk zijn dat het voorhanden hebben of opslaan van accijnsgoederen het fysieke bezit van die goederen inhoudt.

(19)

Het is ook nodig de voorschriften vast te stellen die erkende entrepothouders en marktdeelnemers zonder erkenning als entrepothouder in acht moeten nemen.

(20)

Accijnsgoederen moeten, voordat zij tot verbruik worden uitgeslagen, in de Unie onder schorsing van accijns kunnen worden overgebracht, en die overbrenging moet kunnen geschieden van een belastingentrepot naar verschillende bestemmingen, met name naar andere belastingentrepots maar ook naar plaatsen die voor de toepassing van deze richtlijn daarmee gelijkgesteld zijn.

(21)

Ook moet worden toegestaan dat accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden overgebracht van de plaats van invoer naar voornoemde bestemmingen, en er moeten dan ook bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de status van de persoon die toestemming heeft gekregen om de goederen vanaf die plaats van invoer te verzenden maar de goederen niet mag bewaren of opslaan.

(22)

Ten behoeve van een correcte toepassing van de bepaling betreffende de beëindiging van een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing, dient te worden verduidelijkt dat de overbrenging eindigt wanneer de geadresseerde precies kan weten welke hoeveelheid goederen hij daadwerkelijk heeft ontvangen. Het uitladen en het noteren in de administratie kunnen als bewijs dienen dat de overbrenging beëindigd is.

(23)

Om het gebruik van de regeling extern douanevervoer, volgend op de regeling uitvoer, toe te staan, moet het douanekantoor van uitgang een mogelijke bestemming worden voor een overbrenging onder schorsing van accijns. In dat geval moet het moment worden gespecificeerd waarop de accijnsschorsingsregeling eindigt. Er moet worden verduidelijkt dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van uitvoer het bericht van uitvoer moeten invullen op basis van de uitgangsbevestiging die het douanekantoor van uitgang bij aanvang van de regeling extern douanevervoer naar het douanekantoor van uitvoer stuurt. Om toe te staan dat de accijnsgoederen krachtens deze richtlijn in het kader van de regeling extern douanevervoer kunnen worden afgehandeld, is artikel 189 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (10) gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1063 van de Commissie (11). Dientengevolge moet ook worden toegestaan dat Unie-accijnsgoederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst.

(24)

Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen voor samenhang te zorgen tussen het elektronische administratieve document en de douaneaangifte tot invoer wanneer in het vrije verkeer gebrachte accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden overgebracht van de plaats van invoer, moet informatie over de afzender en de geadresseerde, alsook een bewijs dat de ingevoerde goederen van de lidstaat van invoer naar een andere lidstaat worden verzonden, door de persoon die de accijnsgoederen voor invoer aangeeft aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van invoer worden verstrekt.

(25)

Teneinde de betaling van accijns te garanderen wanneer de overbrenging van accijnsgoederen niet wordt aangezuiverd, dienen de lidstaten zekerheid te verlangen, die dient te worden gesteld door de erkende entrepothouder van verzending of de geregistreerde afzender, of, indien de lidstaat van verzending dat toestaat, een van de andere betrokkenen bij de overbrenging, onder de door de lidstaten vastgestelde voorwaarden.

(26)

Verscheidene lidstaten staan reeds een ontheffing van zekerheidstelling toe voor de overbrenging van energieproducten via vaste pijpleidingen, omdat dit soort overbrengingen een bijzonder laag financieel risico met zich meebrengt. Om de voorschriften voor het stellen van een zekerheid in dergelijke gevallen te harmoniseren, is het wenselijk in alle lidstaten af te zien van de verplichte zekerheidstelling voor overbrengingen van energieproducten via vaste pijpleidingen.

(27)

Om de noodzakelijke formaliteiten snel te vervullen en het toezicht op de overbrenging van onder schorsing van accijns overgebrachte accijnsgoederen te vergemakkelijken, is het passend het geautomatiseerde systeem te gebruiken uit hoofde van Besluit (EU) 2020/263 van het Europees Parlement en de Raad (12) voor de uitwisseling van elektronische administratieve documenten tussen de betrokken personen en de bevoegde autoriteiten (“het geautomatiseerd systeem”).

(28)

Om ervoor te zorgen dat de documenten die in het kader van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden gebruikt in alle lidstaten direct te begrijpen zijn en door het geautomatiseerde systeem kunnen worden verwerkt, ook wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, moet de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het VWEU aan de Commissie worden gedelegeerd wat betreft de structuur en inhoud van die documenten.

(29)

Om uniforme voorwaarden te garanderen voor het invullen, voorleggen en indienen van documenten die worden gebruikt voor overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling, ook wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

(30)

Er moet een procedure worden vastgelegd voor de kennisgeving van de verzending en bestemming van accijnsgoederen door marktdeelnemers aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Daarbij moet passend rekening worden gehouden met het feit dat sommige geadresseerden niet verbonden zijn met het geautomatiseerde systeem maar toch accijnsgoederen ontvangen die onder schorsing van accijns worden overgebracht.

(31)

Met het oog op de goede werking van de regels betreffende de overbrenging onder schorsing van accijns moeten de voorwaarden voor de aanvang en de beëindiging van de overbrenging en de aanzuivering van de verantwoordelijkheden worden verduidelijkt.

(32)

Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen voor samenhang te zorgen tussen het elektronische administratieve document en de douaneaangifte tot uitvoer wanneer accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden overgebracht alvorens het grondgebied van de Unie te verlaten, moet de persoon die de accijnsgoederen voor uitvoer aangeeft de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van uitvoer in kennis stellen van de unieke administratieve referentiecode.

(33)

Om ervoor te zorgen dat de lidstaat van verzending passende maatregelen kan nemen, moet de bevoegde autoriteit in de lidstaat van uitvoer de bevoegde autoriteit in de lidstaat van verzending informeren over onregelmatigheden die zich voordoen tijdens de uitvoer, of over het feit dat de goederen het grondgebied van de Unie niet langer verlaten.

(34)

Om ervoor te zorgen dat de afzender een nieuwe bestemming voor de accijnsgoederen kan toekennen, moet de lidstaat van verzending de afzender meedelen dat de goederen het grondgebied van de Unie niet langer verlaten.

(35)

Om ervoor te zorgen dat de controles tijdens een overbrenging van accijnsgoederen beter kunnen worden verricht, moet de persoon die de accijnsgoederen vergezelt, of de vervoerder indien er geen persoon is die de goederen vergezelt, de unieke administratieve referentiecode in welke vorm ook kunnen voorleggen aan de bevoegde autoriteiten zodat zij de gegevens over de accijnsgoederen kunnen terugvinden.

(36)

De in geval van niet-beschikbaarheid van het geautomatiseerde systeem te volgen procedures moeten worden vastgesteld.

(37)

Om de regelingen in het kader van deze richtlijn in overeenstemming te brengen met de douaneregelingen in artikel 335, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (13), en om de erkenning van alternatief bewijs van uitgaan in de lidstaat van verzending te vereenvoudigen, moet een minimale lijst worden vastgesteld met standaard alternatieve bewijzen van uitgaan, waaruit blijkt dat de goederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten.

(38)

Eenvoudigheidshalve moet het de lidstaten worden toegestaan om een bijzondere regeling vast te stellen voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns die uitsluitend binnen hun grondgebied plaatsvinden, of om met andere lidstaten een bilaterale of multilaterale regeling te treffen. De lidstaten die geen partij zijn bij bilaterale of multilaterale overeenkomsten mogen er niet toe worden verplicht om in het kader van dergelijke overeenkomsten getroffen bijzondere regelingen te aanvaarden.

(39)

De heffings- en procedureregels betreffende de overbrenging van goederen waarover de accijns reeds in een lidstaat is voldaan, moeten worden verduidelijkt, al moet de algemene opzet van die regels ongemoeid worden gelaten.

(40)

De accijns ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf van het grondgebied van de ene lidstaat naar het grondgebied van een andere lidstaat vervoerde accijnsgoederen moet volgens het voor de interne markt geldende beginsel uitsluitend worden geheven in de lidstaat van verkrijging.

(41)

Wegens een aantal factoren, zoals begrotingsbeleid en volksgezondheidsbeleid, verschillen de accijnstarieven voor tabaksproducten en alcoholhoudende dranken van lidstaat tot lidstaat, en die verschillen zijn in sommige gevallen aanzienlijk. In dit verband moeten de lidstaten risico’s op belastingfraude, -ontwijking of -misbruik die het overheidsbeleid of de bescherming van de gezondheid en het leven van mensen bedreigen of ondermijnen, kunnen beperken. Daarom moeten de lidstaten gepaste en proportionele maatregelen kunnen nemen waarmee zij kunnen bepalen of door een particulier van het grondgebied van de ene lidstaat naar het grondgebied van een andere lidstaat vervoerde accijnsgoederen, door die particulier zijn verkregen voor eigen behoeften.

(42)

Indien in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden worden geleverd, moet worden vastgesteld of in die tweede lidstaat accijns verschuldigd is. Te dien einde moet in het bijzonder worden bepaald wat onder “geleverd voor commerciële doeleinden” moet worden verstaan.

(43)

Het geautomatiseerde systeem, dat momenteel voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns wordt gebruikt, moet worden uitgebreid tot de overbrenging van accijnsgoederen die op het grondgebied van de ene lidstaat zijn uitgeslagen tot verbruik en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd. Het gebruik van dat geautomatiseerde systeem zal het toezicht op dergelijke overbrengingen vereenvoudigen en de goede werking van de interne markt garanderen.

(44)

Wanneer accijnsgoederen op het grondgebied van de ene lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd, is het passend om te verduidelijken wie tot voldoening van de accijns is gehouden en wanneer de accijns verschuldigd is.

(45)

Om onnodige investeringen te vermijden, moet de automatisering van de overbrenging van accijnsgoederen die op het grondgebied van de ene lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd, zodanig worden opgezet dat de bestaande regelingen voor overbrengingen onder schorsing van accijns zo veel mogelijk worden hergebruikt. Te dien einde en om dergelijke overbrengingen te vergemakkelijken, moeten de bepalingen inzake zekerheden voor deze overbrengingen in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen inzake zekerheden voor overbrengingen onder schorsing van accijns om de keuze voor zekerheidstellers te verruimen.

(46)

Om de bestaande registratie te vergemakkelijken van marktdeelnemers die zich met accijnsschorsingsregelingen bezighouden, moet een belastingentrepot en een geregistreerde afzender na het in kennis stellen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending de mogelijkheid krijgen om als gecertificeerde afzender op te treden voor accijnsgoederen die op het grondgebied van de ene lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd. Tegelijkertijd moet een belastingentrepot of een geregistreerde geadresseerde voor die accijnsgoederen als een gecertificeerde geadresseerde op kunnen treden.

(47)

Het is noodzakelijk de te gebruiken procedures vast te stellen wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is en een nooddocument moet worden gebruikt.

(48)

Ter wille van vereenvoudiging moet de lidstaten worden toegestaan op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten een bijzondere regeling te treffen voor de overbrenging van accijnsgoederen die op het grondgebied van de ene lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd. De lidstaten die geen partij zijn bij bilaterale of multilaterale overeenkomsten mogen er niet toe worden verplicht om in het kader van dergelijke overeenkomsten getroffen bijzondere regelingen te aanvaarden.

(49)

Om ervoor te zorgen dat de documenten die in het kader van de overbrenging van accijnsgoederen die voor commerciële doeleinden geacht worden te zijn geleverd, direct te begrijpen zijn in alle lidstaten en door het geautomatiseerde systeem kunnen worden verwerkt, ook wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, moet de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het VWEU aan de Commissie worden gedelegeerd wat betreft de structuur en inhoud van die documenten.

(50)

Om eenvormige voorwaarden te garanderen voor het invullen, voorleggen en indienen van documenten die worden gebruikt voor overbrengingen van accijnsgoederen die voor commerciële doeleinden geacht worden te zijn geleverd, ook wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

(51)

Wanneer accijnsgoederen door een andere persoon dan een erkende entrepothouder, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf worden verkregen en deze goederen door een afzender die een zelfstandige economische activiteit verricht of voor diens rekening naar een andere lidstaat worden verzonden of vervoerd, dient de accijns te worden voldaan in de lidstaat van bestemming. Er moet een door de afzender te volgen procedure voor de betaling van accijns worden vastgesteld. Om de betaling in de lidstaat van bestemming te garanderen, moet de afzender of zijn fiscaal vertegenwoordiger zijn identiteit bekend maken en zekerheid stellen voor de betaling van de accijns bij één enkel, door de lidstaat van bestemming speciaal aangewezen loket en onder de door deze lidstaat vast te stellen voorwaarden. Om deze regeling te vergemakkelijken, moet de afzender kunnen kiezen of hij een fiscaal vertegenwoordiger gebruikt om aan de voorschriften voor de registratie en de betaling van de zekerheidstelling te voldoen. Indien noch de afzender noch de fiscaal vertegenwoordiger deze voorschriften vervuld, moet de geadresseerde tot voldoening van het betalen van de accijns in de lidstaat van bestemming worden gehouden.

(52)

Om belangenconflicten tussen lidstaten en dubbele belastingheffing te voorkomen wanneer op het grondgebied van een lidstaat tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen naar elders in de Unie worden overgebracht, moeten bepalingen worden vastgesteld voor situaties waarin zich onregelmatigheden voordoen ter zake van tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen.

(53)

De lidstaten moeten kunnen verlangen dat tot verbruik uitgeslagen goederen zijn voorzien van fiscale merktekens of nationale herkenningstekens. Het gebruik van die tekens mag het handelsverkeer binnen de Unie geenszins belemmeren. Aangezien het gebruik van die tekens niet tot dubbele belastingdruk mag leiden, moet worden gepreciseerd dat elk bedrag dat werd betaald of als zekerheid werd gesteld om deze tekens te verkrijgen, moet worden teruggegeven of vrijgegeven door de lidstaat die de tekens heeft afgegeven, als de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden en daar ook werd geïnd. Niettemin moet de lidstaat die de merktekens of herkenningstekens heeft afgegeven, het teruggeven, kwijtschelden of vrijgeven van het betaalde of zekergestelde bedrag afhankelijk kunnen stellen van de voorwaarde dat de verwijdering of vernietiging van de tekens wordt aangetoond.

(54)

De toepassing van de normale voorschriften betreffende de overbrenging van en het toezicht op accijnsgoederen kan voor kleine wijnproducenten onevenredige administratieve lasten veroorzaken. Daarom moeten de lidstaten deze producenten van bepaalde voorschriften kunnen ontheffen.

(55)

Er moet rekening worden gehouden met het feit dat ter zake van accijnsgoederen voor de bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen vooralsnog geen geschikte gemeenschappelijke aanpak is gevonden.

(56)

Voor accijnsgoederen die worden gebruikt voor de bouw en het onderhoud van grensoverschrijdende bruggen tussen lidstaten, moeten de betrokken lidstaten maatregelen kunnen nemen die afwijken van de normale voorschriften en procedures voor het verkeer van accijnsgoederen die worden overgebracht van het grondgebied van de ene lidstaat naar het grondgebied van de andere lidstaat, teneinde de administratieve lasten te verlichten.

(57)

Teneinde te voorzien in een periode van aanpassing aan het elektronische systeem van toezicht op de overbrenging van goederen, moet aan de lidstaten een overgangsperiode worden toegestaan gedurende welke dergelijke overbrengingen nog volgens de in Richtlijn 2008/118/EG vastgestelde formaliteiten mogen worden verricht.

(58)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling ter zake van bepaalde aspecten van de accijns, niet voldoende door de lidstaten, maar wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(59)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

(60)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdatum van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze richtlijn wordt de algemene regeling vastgesteld voor de directe of indirecte heffing van accijns op het verbruik van de volgende goederen, hierna “accijnsgoederen” genoemd:

a)

energieproducten en elektriciteit vallende onder Richtlijn 2003/96/EG;

b)

alcohol en alcoholhoudende dranken vallende onder de Richtlijnen 92/83/EEG en 92/84/EEG;

c)

tabaksfabrikaten vallende onder de Richtlijn 2011/64/EU.

2.   De lidstaten kunnen op accijnsgoederen nog andere indirecte belastingen met specifieke doeleinden heffen, mits daarbij de belastingvoorschriften van de Unie inzake de accijns of de btw in acht worden genomen wat betreft de vaststelling van de maatstaf van heffing en de berekening, de verschuldigdheid en de controle van de belasting, met dien verstande dat de bepalingen betreffende vrijstellingen niet tot die belastingvoorschriften behoren.

3.   De lidstaten kunnen belastingen heffen op:

a)

andere producten dan accijnsgoederen;

b)

diensten, daaronder begrepen diensten die betrekking hebben op accijnsgoederen, mits die belastingen niet het karakter van een omzetbelasting hebben.

De heffing van dergelijke belastingen mag in het handelsverkeer tussen de lidstaten evenwel geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.

Artikel 2

Toepassing van het douanewetboek van de Unie op accijnsgoederen

1.   De in de douanevoorschriften van de Unie vastgestelde formaliteiten ter zake van de binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Unie zijn van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen van accijnsgoederen op het grondgebied van de Unie vanuit een van de in artikel 4, lid 2, bedoelde gebieden.

2.   De in de douanevoorschriften van de Unie vastgestelde formaliteiten ter zake van de uitgang van goederen uit het douanegebied van de Unie zijn van overeenkomstige toepassing op de uitgang van accijnsgoederen uit het grondgebied van de Unie naar een van de in artikel 4, lid 2, bedoelde gebieden.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 wordt Finland gemachtigd om bij de overbrenging van accijnsgoederen tussen het grondgebied van die lidstaat en de in artikel 4, lid 2, onder c), bedoelde gebieden dezelfde procedures toe te passen als bij overbrenging binnen het grondgebied van die lidstaat.

4.   De artikelen 14 tot en met 46 zijn niet van toepassing op accijnsgoederen die de douanestatus hebben van niet-Uniegoederen in de zin van artikel 5, punt 24, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (14).

Artikel 3

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)

“erkend entrepothouder”: de natuurlijke of rechtspersoon die door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening van die persoon accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in een belastingentrepot te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, op te slaan, te ontvangen en te verzenden;

2)

“grondgebied van een lidstaat”: het grondgebied van een lidstaat waarop de Verdragen overeenkomstig de artikelen 349 en 355 van het VWEU van toepassing zijn, met uitzondering van derdelandsgebieden;

3)

“grondgebied van de Unie”: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten;

4)

“derdelandsgebieden”: de gebieden die in artikel 4, leden 2 en 3, worden genoemd;

5)

“derde landen”: elke staat of elk grondgebied waarop de Verdragen niet van toepassing zijn;

6)

“accijnsschorsingsregeling”: belastingregeling die geldt voor het produceren, verwerken, voorhanden hebben, opslaan en overbrengen van accijnsgoederen waarbij de accijns is geschorst;

7)

“invoer”: het in het vrije verkeer brengen van goederen overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

8)

“onregelmatige binnenkomst”: een binnenkomst van goederen op het grondgebied van de Unie die niet overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013 onder de regeling “in het vrije verkeer brengen” zijn geplaatst en waarvoor een douaneschuld is ontstaan als bedoeld in artikel 79, lid 1, van die verordening, of zou zijn ontstaan als die goederen onderworpen waren aan douanerechten;

9)

“geregistreerde geadresseerde”: een natuurlijke of rechtspersoon die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, onder de door die autoriteiten vastgestelde voorwaarden, gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening van die persoon accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit het grondgebied van een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht;

10)

“geregistreerde afzender”: een natuurlijke of rechtspersoon die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening van die persoon en onder de door die autoriteiten gestelde voorwaarden accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

11)

“belastingentrepot”: iedere plaats waar de erkende entrepothouder bij de bedrijfsuitoefening van die persoon accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling produceert, verwerkt, voorhanden heeft, opslaat, ontvangt of verzendt, zulks onder bepaalde voorwaarden die zijn vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar dit belastingentrepot gelegen is;

12)

“gecertificeerd afzender”: een natuurlijke of rechtspersoon die bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending staat geregistreerd om bij de bedrijfsuitoefening van die persoon accijnsgoederen te verzenden die op het grondgebied van de ene lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en vervolgens naar het grondgebied van een andere lidstaat zijn overgebracht;

13)

“gecertificeerd geadresseerde”: een natuurlijke of rechtspersoon die bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming staat geregistreerd om bij de bedrijfsuitoefening van die persoon accijnsgoederen te ontvangen die op het grondgebied van de ene lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en vervolgens naar het grondgebied van een andere lidstaat zijn overgebracht;

14)

“lidstaat van bestemming”: de lidstaat waar de accijnsgoederen moeten worden geleverd of gebruikt overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn;

15)

“kwijtschelding”: ontheffing van de verplichting tot betaling van een niet voldane accijns;

16)

“teruggaaf”: teruggave van een accijns die is betaald.

Artikel 4

Territoriaal toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn en de Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU zijn van toepassing op het grondgebied van de Unie.

2.   Deze richtlijn en de Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU zijn niet van toepassing op de volgende gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie:

a)

de Canarische Eilanden;

b)

de Franse gebieden bedoeld in artikel 349 en artikel 355, lid 1, van het VWEU;

c)

de Ålandseilanden;

d)

de Kanaaleilanden.

3.   Deze richtlijn en Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU zijn niet van toepassing op de onder artikel 355, lid 3, van het VWEU vallende grondgebieden noch op de volgende andere gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie:

a)

het eiland Helgoland;

b)

het gebied Büsingen;

c)

Ceuta;

d)

Melilla;

e)

Livigno.

4.   Spanje kan er door een verklaring kennis van geven dat deze richtlijn en Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de neerlegging van een dergelijke verklaring van toepassing zijn op de Canarische Eilanden — onder voorbehoud van maatregelen inzake aanpassing aan de ultraperifere ligging van deze gebieden — ter zake van alle of sommige van de in artikel 1 genoemde accijnsgoederen.

5.   Frankrijk kan er door een verklaring kennis van geven dat deze richtlijn en Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de neerlegging van een dergelijke verklaring van toepassing zijn op de in lid 2, onder b), bedoelde gebieden — onder voorbehoud van maatregelen inzake aanpassing aan de ultraperifere ligging van deze gebieden — ter zake van alle of sommige van de in artikel 1 genoemde accijnsgoederen.

6.   De bepalingen van deze richtlijn vormen geen beletsel om in Griekenland het aan de berg Athos verleende bijzondere statuut, zoals gewaarborgd bij artikel 105 van de Griekse grondwet, te handhaven.

Artikel 5

Bijzondere territoriale status

1.   Het Vorstendom Monaco, het eiland Man, San Marino en de zones die te Akrotiri en Dhekelia onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, worden, gezien de overeenkomsten en verdragen die zij met respectievelijk Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Cyprus hebben gesloten, voor de toepassing van deze richtlijn niet als derde landen beschouwd.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de overbrenging van accijnsgoederen met als herkomst of bestemming:

a)

het Vorstendom Monaco als overbrenging met als herkomst of bestemming Frankrijk wordt behandeld;

b)

San Marino als overbrenging met als herkomst of bestemming Italië wordt behandeld;

c)

de zones die te Akrotiri en Dhekelia onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, als overbrenging met als herkomst of bestemming Cyprus wordt behandeld;

d)

het eiland Man als overbrenging met als herkomst of bestemming het Verenigd Koninkrijk wordt behandeld.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de overbrenging van accijnsgoederen met als herkomst of bestemming Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) als overbrenging met als herkomst of bestemming Duitsland wordt behandeld.

HOOFDSTUK II

Algemene procedurele bepalingen

Afdeling 1

Belastbaar feit, verschuldigdheid, onregelmatigheden tijdens een overbrenging onder schorsing

Artikel 6

Belastbaar feit, tijdstip en plaats van verschuldigdheid, vernietiging en onherstelbare verliezen

1.   Accijnsgoederen worden aan de accijns onderworpen op het tijdstip van:

a)

hun productie, daaronder begrepen hun winning, indien van toepassing, op het grondgebied van de Unie;

b)

hun invoer of onregelmatige binnenkomst in het grondgebied van de Unie.

2.   De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip en in de lidstaat van de uitslag tot verbruik.

3.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder uitslag tot verbruik verstaan:

a)

het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen;

b)

het voorhanden hebben of opslaan van een accijnsgoed, ook in gevallen van onregelmatigheid, buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unie recht en de nationale wetgeving;

c)

de productie, met inbegrip van de verwerking, van accijnsgoederen en de onregelmatige productie of verwerking daarvan, buiten een accijnsschorsingsregeling;

d)

het invoeren van accijnsgoederen, behalve wanneer die onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst, of het onregelmatig invoeren van accijnsgoederen, behalve wanneer de douaneschuld teniet gegaan is overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder e), f), g), en k) van Verordening (EU) nr. 952/2013. Indien de douaneschuld teniet gegaan is overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 952/2013, kunnen de lidstaten hierop in hun nationale wetgeving een straf stellen, waarbij zij rekening houden met de hoogte van de accijnsschuld die zou zijn ontstaan.

4.   Het tijdstip waarop accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling worden onttrokken als bedoeld in lid 3, onder a), wordt geacht te zijn:

a)

het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geregistreerde geadresseerde in de in artikel 16, lid 1, onder a) ii), bedoelde situaties;

b)

het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde in de in artikel 16, lid 1, onder a) iv), bedoelde situaties;

c)

het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse aflevering in de in artikel 16, lid 4, bedoelde situaties.

5.   De algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies van onder een accijnsschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge een instructie van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat om de goederen te vernietigen, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik.

6.   Voor de toepassing van deze richtlijn worden goederen geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.

7.   Een gedeeltelijk verlies als gevolg van de aard van de goederen, dat zich voordoet wanneer de goederen onder een accijnsschorsing worden overgebracht tussen de lidstaten, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik voor zover het bedrag van het verlies onder de gemeenschappelijke drempelwaarde voor gedeeltelijk verlies voor die accijnsgoederen valt, tenzij een lidstaat een gegronde reden heeft om te vermoeden dat er sprake is van fraude of een onregelmatigheid. Dat deel van een gedeeltelijk verlies dat boven de gemeenschappelijke drempelwaarde voor gedeeltelijk verlies voor die accijnsgoederen uitkomt, wordt behandeld als uitslag tot verbruik.

8.   De lidstaten kunnen hun eigen voorschriften opstellen voor de behandeling van gedeeltelijke verliezen onder accijnsschorsingsregelingen die niet onder lid 7 vallen.

9.   De algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies van de accijnsgoederen als bedoeld in lid 5 wordt aangetoond ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is geconstateerd.

Wanneer de algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies van de accijnsgoederen wordt vastgesteld, wordt de overeenkomstig artikel 17 gestelde zekerheid na overlegging van afdoende bewijs naar gelang van het geval geheel of gedeeltelijk vrijgegeven.

10.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 51 gedelegeerde handelingen vast tot vaststelling van de gemeenschappelijke drempelwaarden voor gedeeltelijk verlies als bedoeld in lid 7 van dit artikel en in artikel 45, lid 2, onder andere rekening houdend met de aard van de goederen, de fysische en chemische eigenschappen van de goederen, de omgevingstemperatuur tijdens de overbrenging, de afstand van de overbrenging of de tijd die de overbrenging in beslag heeft genomen, met nadere bepaling van de accijnsgoederen, de overeenkomstige gemeenschappelijke drempelwaarde voor gedeeltelijk verlies als een percentage van de totale hoeveelheid en andere relevante aspecten in verband met het vervoer van de goederen.

Indien gemeenschappelijke drempelwaarden voor gedeeltelijk verlies ontbreken, blijven de nationale voorschriften van de lidstaat van toepassing.

Artikel 7

De tot voldoening van de accijns gehouden persoon

1.   De tot voldoening van de verschuldigd geworden accijns gehouden persoon is:

a)

met betrekking tot het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a):

i)

de erkend entrepothouder, de geregistreerde geadresseerde of enig andere persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken en, in geval van onregelmatige onttrekking aan het belastingentrepot, enig andere persoon die bij die onttrekking betrokken is geweest;

ii)

in geval van een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de zin van artikel 9, leden 1, 2 en 4: de erkende entrepothouder, de geregistreerde afzender of enig andere persoon die de in artikel 17, leden 1 en 3, bedoelde zekerheid heeft gesteld en alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde;

b)

met betrekking tot het voorhanden hebben of opslaan van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b): de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of opslaat, of enig ander persoon die bij het voorhanden hebben of opslaan ervan betrokken is, of een combinatie van die personen overeenkomstig het beginsel van hoofdelijke aansprakelijkheid;

c)

met betrekking tot de productie en verwerking van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder c): de persoon die de accijnsgoederen produceert en, in geval van onregelmatige productie, enig andere persoon die bij de productie ervan betrokken is geweest;

d)

met betrekking tot de invoer of onregelmatige invoer van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder d): de aangever in de zin van artikel 5, punt 15, van Verordening (EU) nr. 952/2013 (hierna de “aangever” genoemd) of enig andere persoon als bedoeld in artikel 77, lid 3, van die verordening en, in geval van onregelmatige binnenkomst, enig andere persoon die bij die onregelmatige binnenkomst betrokken is geweest.

2.   Indien er voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij hoofdelijk tot betaling van deze schuld gehouden.

Artikel 8

Voorwaarden voor verschuldigdheid en te gebruiken accijnstarieven

De voorwaarden voor de verschuldigdheid van de accijns en het toe te passen tarief zijn die welke van kracht zijn op het tijdstip van het verschuldigd worden in de lidstaat waar de uitslag tot verbruik plaatsvindt.

De accijns wordt geheven en geïnd alsmede in voorkomend geval teruggegeven of kwijtgescholden overeenkomstig de door iedere lidstaat vastgestelde procedure. De lidstaten passen voor binnenlandse goederen en goederen van andere lidstaten dezelfde procedures toe.

In afwijking van de eerste alinea kunnen, bij wijziging van één of meer accijnstarieven, reeds tot verbruik uitgeslagen voorraden accijnsgoederen in voorkomend geval aan een verhoging of verlaging van de accijns worden onderworpen.

Artikel 9

Onregelmatigheden tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

1.   Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), vindt de uitslag tot verbruik plaats op het grondgebied van de lidstaat waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.

2.   Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling een onregelmatigheid is geconstateerd die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden op het grondgebied van de lidstaat waar en op het tijdstip waarop de onregelmatigheid werd geconstateerd.

3.   In de in lid 1 en lid 2 bedoelde situaties informeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen of worden geacht tot verbruik te zijn uitgeslagen, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending.

4.   Indien onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid is geconstateerd die resulteerde in uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), wordt de onregelmatigheid geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat van verzending op het tijdstip van aanvang van de overbrenging, tenzij binnen een termijn van vier maanden na de aanvang van de overbrenging overeenkomstig artikel 19, lid 1, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending, wordt aangetoond dat de overbrenging overeenkomstig artikel 19, lid 2, is geëindigd of dat is vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond.

Indien de persoon die de in artikel 17 bedoelde zekerheid heeft gesteld, niet op de hoogte was of mogelijk niet op de hoogte was van het feit dat de goederen niet ter bestemming zijn aangekomen, wordt die persoon een termijn van een maand, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van die informatie door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending, gegund om het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 19, lid 2, of de plaats waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, aan te tonen.

5.   Indien in de in lid 2 en lid 4 bedoelde situaties binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 19, lid 1, is aangevangen, wordt vastgesteld in welke lidstaat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is lid 1 van toepassing.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, informeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de accijns is geheven, die overgaan tot teruggaaf of kwijtschelding van de accijns zodra is aangetoond dat de accijns door de andere lidstaat is geheven.

6.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “onregelmatigheid” verstaan, een andere dan de in artikel 6, leden 5 en 6, bedoelde situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet overeenkomstig artikel 19, lid 2, is geëindigd.

Afdeling 2

Terugbetaling en kwijtschelding

Artikel 10

Terugbetaling en kwijtschelding

De accijns op tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen kan in de in artikel 37, lid 4, artikel 44, lid 5, en artikel 46, lid 3, bedoelde gevallen, in de gevallen als bepaald in Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU, alsmede op verzoek van een betrokken persoon worden teruggegeven of kwijtgescholden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, in de situaties en onder de voorwaarden die elke lidstaat bepaalt om elke vorm van fraude en misbruik te voorkomen.

Deze teruggaaf of kwijtschelding geeft geen aanleiding tot andere vrijstellingen dan die waarin wordt voorzien bij artikel 11 of bij Richtlijnen 92/83/EEG, 92/84/EEG, 2003/96/EG en 2011/64/EU.

Afdeling 3

Vrijstellingen

Artikel 11

Vrijstellingen van de betaling van accijns

1.   Accijnsgoederen zijn vrijgesteld van de betaling van accijns wanneer zij bestemd zijn om te worden gebruikt:

a)

in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen;

b)

door internationale instellingen die als dusdanig door de overheid van de gastlidstaat zijn erkend, alsmede door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;

c)

door de strijdkrachten van alle lidstaten, met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

d)

door de strijdkrachten van alle staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;

e)

door de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;

f)

voor verbruik in het kader van een met derde landen of internationale instellingen gesloten overeenkomst voor zover een dergelijke overeenkomst wordt aanvaard of toegestaan op het gebied van vrijstelling van btw.

2.   De vrijstellingen zijn afhankelijk van de voorwaarden en beperkingen die door de gastlidstaat worden vastgesteld. De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen door middel van teruggaaf van de accijns.

Artikel 12

Certificaat van vrijstelling

1.   Accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling van het grondgebied van één lidstaat naar dat van een andere lidstaat worden overgebracht en waarvoor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vrijstelling geldt, gaan vergezeld van een certificaat van vrijstelling. Het certificaat van vrijstelling vermeldt de aard en de hoeveelheid van de te leveren accijnsgoederen, de waarde van de goederen en de identiteit van de vrijgestelde geadresseerde en de gastlidstaat die de vrijstelling bevestigt.

2.   Lidstaten kunnen het in artikel 1 bedoelde certificaat van vrijstelling gebruiken op een ander gebied van de indirecte belasting, en om zeker te stellen dat het certificaat van vrijstelling verenigbaar is met de voorwaarden en beperkingen voor het verlenen van vrijstellingen overeenkomstig hun interne recht.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de te gebruiken vorm voor het certificaat van vrijstelling vast te leggen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   De procedures van de artikelen 20 tot en met 27 gelden niet voor overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling voor de in artikel 11, lid 1, onder d) bedoelde strijdkrachten indien zij onder een rechtstreeks op het Noord-Atlantisch Verdrag gebaseerde procedure vallen.

De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat voor dergelijke overbrengingen de procedure van de artikelen 20 tot en met 27 van toepassing is indien de overbrengingen uitsluitend over hun grondgebied verlopen of, indien aldus door de betrokken lidstaten is overeengekomen, tussen de grondgebieden van lidstaten verlopen.

Artikel 13

Vrijstelling van betaling van accijns voor passagiers die naar derde landen of derdelandsgebieden reizen

1.   De lidstaten kunnen vrijstelling van de betaling van accijns verlenen voor de accijnsgoederen die door taxfreeshops zijn geleverd en worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of een derde land begeven.

2.   Goederen die aan boord van een luchtvaartuig of schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land, worden gelijkgesteld met goederen die door taxfreeshops worden geleverd.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de in de leden 1 en 2 genoemde vrijstellingen zodanig worden toegepast dat elke vorm van fraude, ontwijking of misbruik wordt voorkomen.

4.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a)

“taxfreeshop”: elke in een luchthaven of haven gelegen inrichting die aan de door de bevoegde instanties van de lidstaten gestelde voorwaarden voldoet, met name bij toepassing van lid 3;

b)

“reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft”: iedere passagier die in het bezit is van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee, waarop als definitieve bestemming een in een derdelandsgebied of derde land gelegen luchthaven of haven is vermeld.

HOOFDSTUK III

Productie, verwerking, voorhanden hebben en opslag

Artikel 14

Algemene bepaling

1.   Elke lidstaat stelt, met inachtneming van deze richtlijn, zijn voorschriften inzake de productie, het voorhanden hebben, de verwerking en de opslag van accijnsgoederen vast.

2.   De productie, de verwerking, het voorhanden hebben en de opslag van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling vinden plaats in een belastingentrepot.

Artikel 15

Voorwaarden voor een vergunning als erkend entrepothouder

1.   Voor de opening en het beheer van een belastingentrepot door een erkend entrepothouder is een vergunning vereist van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het belastingentrepot gelegen is.

De vergunning wordt verleend onder de voorwaarden die de autoriteiten van rechtswege mogen stellen om elke vorm van fraude en misbruik te voorkomen.

2.   De erkend entrepothouder moet:

a)

een zekerheid stellen, indien nodig, om het risico te dekken dat verbonden is aan de productie, de verwerking, het voorhanden hebben en de opslag van accijnsgoederen;

b)

de voorschriften in acht nemen die zijn vastgesteld door de lidstaat op wiens grondgebied het belastingentrepot gelegen is;

c)

voor ieder belastingentrepot een administratie van de voorraden en overbrengingen van accijnsgoederen bijhouden;

d)

alle accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht, zodra de overbrenging is geëindigd in zijn belastingentrepot plaatsen en in zijn administratie noteren, tenzij artikel 16, lid 4, van toepassing is;

e)

controle en inventarisatie toelaten.

De voorwaarden betreffende de onder a) van de eerste alinea genoemde zekerheid worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het belastingentrepot is erkend.

HOOFDSTUK IV

Overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 16

Algemene bepalingen voor de plaats van verzending en van bestemming van de overbrenging

1.   Accijnsgoederen kunnen, ook via een derde land of een derdelandsgebied, tussen de volgende plaatsen binnen het grondgebied van de Unie onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht:

a)

van een belastingentrepot naar:

i)

een ander belastingentrepot;

ii)

een geregistreerde geadresseerde;

iii)

een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie verlaten, als bedoeld in artikel 25, lid 1;

iv)

de in artikel 11, lid 1, bedoelde geadresseerde, wanneer de goederen vanuit het grondgebied van een andere lidstaat worden verzonden;

v)

het douanekantoor van uitgang, indien voorzien uit hoofde van artikel 329, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie, dat tevens het douanekantoor van vertrek is voor de regeling extern douanevervoer, wanneer aldus bepaald in artikel 189, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/2446;

b)

van de plaats van invoer naar een van de bestemmingen bedoeld onder a), wanneer zij worden verzonden door een geregistreerde afzender.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “plaats van invoer” verstaan de plaats waar de goederen overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013 in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   Tenzij de invoer plaatsvindt binnen een belastingentrepot, mogen accijnsgoederen uitsluitend onder een accijnsschorsingsregeling van de plaats van invoer worden overgebracht als de aangever of eenieder die direct of indirect betrokken is bij het vervullen van douaneformaliteiten in de zin van artikel 15 van die verordening het volgende aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van invoer verstrekt:

a)

het unieke accijnsnummer overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (15), ter identificatie van de voor de overbrenging geregistreerde afzender;

b)

het unieke accijnsnummer overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 389/2012, ter identificatie van de geadresseerde aan wie de goederen zijn verzonden;

c)

indien van toepassing, het bewijs dat de ingevoerde goederen zijn bestemd om te worden verzonden van het grondgebied van de lidstaat van invoer naar het grondgebied van een andere lidstaat.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat het in lid 2, onder c), bedoelde bewijs uitsluitend op verzoek aan de bevoegde autoriteiten wordt voorgelegd.

4.   In afwijking van lid 1, onder a), punten i) en ii), en onder b), van dit artikel kan de lidstaat van bestemming onder de door hem gestelde voorwaarden toestaan dat accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering op zijn grondgebied, wanneer die plaats is aangewezen door de erkende entrepothouder in de lidstaat van bestemming of door de geregistreerde geadresseerde, anders dan een geregistreerde geadresseerde met een machtiging die overeenkomstig artikel 18, lid 3, beperkt is.

Deze erkend entrepothouder of deze geregistreerde geadresseerde blijft verantwoordelijk voor de indiening van het in artikel 24, lid 1, bedoelde bericht van ontvangst.

5.   De leden 1, 2 en 4 zijn ook van toepassing op de overbrenging van niet tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen waarvoor een nultarief geldt.

Artikel 17

Zekerheid

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending eisen onder de door hen gestelde voorwaarden dat de risico’s die verbonden zijn aan het overbrengen onder schorsing van accijns, worden gedekt door een zekerheid die door de erkend entrepothouder van verzending of de geregistreerde afzender wordt gesteld.

2.   Er wordt geen zekerheid geëist voor de overbrenging van energieproducten via vaste pijpleidingen, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen.

3.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending onder de door hen gestelde voorwaarden toestaan dat de in lid 1 bedoelde zekerheid wordt gesteld door de vervoerder, de eigenaar van de accijnsgoederen, de geadresseerde, of gezamenlijk door twee of meer van die personen en de in lid 1 bedoelde personen.

4.   De zekerheid is geldig in de gehele Unie.

5.   De lidstaat van verzending kan afzien van de verplichting tot zekerheidstelling voor de volgende overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling:

a)

overbrengingen die uitsluitend over hun grondgebied verlopen;

b)

overbrengingen van energieproducten binnen de Unie over zee, indien de andere betrokken lidstaten daarmee instemmen.

6.   De lidstaten stellen nadere regels vast voor de het stellen en de geldigheid van een zekerheid.

Artikel 18

Geregistreerde geadresseerde

1.   Een geregistreerde geadresseerde mag accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling niet produceren, voorhanden hebben, verwerken, opslaan of verzenden.

2.   Een geregistreerde geadresseerde moet:

a)

voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen zekerheid stellen voor de betaling van de accijns onder de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming hebben gesteld;

b)

de accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling worden ontvangen, zodra de overbrenging is geëindigd in zijn administratie noteren;

c)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming toelaten controle te verrichten zodat zij zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen.

3.   Voor een geregistreerde geadresseerde die slechts incidenteel accijnsgoederen ontvangt, wordt de in artikel 3, punt 9, bedoelde machtiging beperkt tot een welomschreven hoeveelheid accijnsgoederen, één afzender en een welomschreven tijdvak. De lidstaten kunnen de machtiging beperken tot één overbrenging.

Artikel 19

Aanvang en einde van overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

1.   De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling vangt aan:

a)

in de in artikel 16, lid 1, onder a), bedoelde gevallen, wanneer de accijnsgoederen het belastingentrepot van verzending verlaten;

b)

in de in artikel 16, lid 1, onder b), bedoelde gevallen, wanneer zij overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013 in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling eindigt:

a)

in de in artikel 16, lid 1, onder a) i), ii) en iv), en b), bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de geadresseerde de accijnsgoederen in ontvangst heeft genomen;

b)

in de in artikel 16, lid 1, onder a) iii), bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten;

c)

in de in artikel 16, lid 1, onder a) v), bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de goederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst.

Afdeling 2

Procedure voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

Artikel 20

Elektronisch administratief document

1.   Accijnsgoederen worden uitsluitend als overgebracht onder een accijnsschorsingsregeling aangemerkt indien de overbrenging geschiedt onder dekking van een elektronisch administratief document dat is opgesteld overeenkomstig de leden 2 en 3.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel dient de afzender een voorlopig elektronisch administratief document in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending met behulp van het in artikel 1 van Beschikking (EU) 2020/263 bedoelde geautomatiseerde systeem (hierna “het geautomatiseerde systeem” genoemd).

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending verrichten een elektronische controle van de in het voorlopige elektronische administratieve document verstrekte gegevens.

Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, wordt de afzender daarvan onverwijld in kennis gesteld.

Indien de gegevens in orde zijn bevonden, kennen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending aan het document een unieke administratieve referentiecode toe en verstrekken zij deze aan de afzender.

4.   In de in artikel 16, lid 1, onder a) i), ii) en iv), en b), en lid 4 bedoelde gevallen zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verzending het elektronische administratieve document onverwijld toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, die het doorzenden naar de geadresseerde indien deze een erkend entrepothouder of een geregistreerde geadresseerde is.

Indien de accijnsgoederen bestemd zijn voor een erkende entrepothouder in de lidstaat van verzending, zenden de bevoegde autoriteiten van die lidstaat het elektronische administratieve document rechtstreeks aan de erkende entrepothouder toe.

5.   De afzender verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt, of de vervoerder indien er geen persoon is die de goederen vergezelt, de unieke administratieve referentiecode. De persoon die de accijnsgoederen vergezelt of de vervoerder verstrekt die code op ieder moment van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling op verzoek aan de bevoegde autoriteiten. Indien nodig kunnen de bevoegde autoriteiten evenwel vragen om een gedrukte versie van het elektronisch administratief document of andere handelsdocumenten.

6.   De afzender mag het elektronische administratieve document met behulp van het geautomatiseerde systeem annuleren zolang de overbrenging nog niet is aangevangen overeenkomstig artikel 19, lid 1.

7.   Tijdens een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling kan de afzender de bestemming of de geadresseerde van de accijnsgoederen via het geautomatiseerde systeem veranderen in een van de in artikel 16, lid 1, onder a) i), ii), iii), of v), of, indien van toepassing, lid 4, bedoelde bestemmingen. Te dien einde dient de afzender een voorlopig elektronisch document over de wijziging van de plaats van bestemming in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending met behulp van het geautomatiseerde systeem.

Artikel 21

Gebruik van het elektronische administratieve document voor goederen die worden uitgevoerd

1.   In de in artikel 16, lid 1, onder a) iii), en v), bedoelde gevallen zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending het elektronische administratieve document toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aangifte tot uitvoer is ingediend overeenkomstig artikel 221, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 (hierna de “lidstaat van uitvoer” genoemd), indien dit een andere lidstaat dan de lidstaat van verzending is.

2.   De aangever verstrekt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer de unieke administratieve referentiecode die de in de uitvoeraangifte bedoelde accijnsgoederen aangeeft.

3.   De bevoegde autoriteiten in de lidstaten van uitvoer controleren vóór de vrijgave van de goederen voor uitvoer of de gegevens van het elektronische administratieve document met de gegevens in de uitvoeraangifte overeenkomen.

4.   Bij eventuele inconsistenties tussen het elektronische administratieve document en de uitvoeraangifte, brengen de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van uitvoer de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van verzending hiervan met behulp van het geautomatiseerde systeem in kennis.

5.   Indien de goederen het douanegrondgebied van de Unie niet langer verlaten, delen de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van uitvoer dit via het geautomatiseerde systeem mee aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van verzending, zodra zij ervan op de hoogte zijn dat de goederen het douanegrondgebied van de Unie niet langer verlaten. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden de kennisgeving onverwijld door naar de afzender. Na ontvangst van de kennisgeving annuleert de afzender het elektronische administratieve document zoals voorgeschreven in artikel 20, lid 6, of wijzigt hij de bestemming van de goederen zoals voorgeschreven in artikel 20, lid 7.

Artikel 22

Bijzondere regeling voor de overbrenging van energieproducten

1.   Indien de geadresseerde van energieproducten die onder een accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwaterwegen worden overgebracht, nog niet definitief vaststaat wanneer de afzender het in artikel 20, lid 2, bedoelde voorlopige elektronische administratieve document indient, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending toestaan dat de afzender de gegevens van de geadresseerde niet invult.

2.   Zodra de gegevens van de geadresseerde bekend zijn maar uiterlijk bij het eindigen van de overbrenging zendt de afzender ze volgens de in artikel 20, lid 7, bedoelde procedure toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending.

3.   Dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 16, lid 1, onder a) iii), en v), bedoelde overbrengingen.

Artikel 23

Splitsen van zendingen

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending kunnen onder de door die lidstaat vastgestelde voorwaarden toestaan dat de afzender een overbrenging van energieproducten onder schorsing van accijns splitst in twee of meer deeltransporten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de totale hoeveelheid accijnsgoederen blijft ongewijzigd;

b)

de splitsing wordt verricht op het grondgebied van een lidstaat die deze procedure toestaat;

c)

de bevoegde autoriteiten van laatstgenoemde lidstaat worden in kennis gesteld van de plaats waar de splitsing geschiedt.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het feit dat en de voorwaarden waaronder zij het splitsen van zendingen op hun grondgebied toestaan. De Commissie doet deze informatie aan de overige lidstaten toekomen.

Artikel 24

Formaliteiten op de plaats van bestemming

1.   Bij ontvangst van accijnsgoederen op een van de in artikel 16, lid 1, onder a) i), ii) en iv), of lid 4 bedoelde bestemmingen zendt de geadresseerde, behoudens in ten genoegen van de bevoegde autoriteiten naar behoren gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging een bericht betreffende de ontvangst van de goederen naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming met behulp van het geautomatiseerde systeem.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming bepalen de procedure voor het indienen van het bericht van ontvangst van accijnsgoederen door de in artikel 11, lid 1, bedoelde geadresseerden.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming verrichten een elektronische controle van de in het bericht van ontvangst verstrekte gegevens.

Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, wordt de geadresseerde onverwijld in kennis gesteld.

Indien de gegevens in orde zijn bevonden, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming de geadresseerde een bevestiging van het bericht van ontvangst en zenden zij het door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending.

4.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden het bericht van ontvangst door naar de afzender. Indien de plaats van verzending en de plaats van bestemming zich in dezelfde lidstaat bevinden, zenden de bevoegde autoriteiten van die lidstaat het bericht van ontvangst rechtstreeks toe aan de afzender.

Artikel 25

Formaliteiten aan het einde van een overbrenging van goederen die worden uitgevoerd

1.   In het in artikel 16, lid 1, onder a) iii), en, in voorkomend geval, onder b), van deze richtlijn bedoelde geval wordt een bericht opgesteld (hierna het “bericht van uitvoer” genoemd), door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer op basis van de door het douanekantoor van uitgang met behulp van het geautoriseerde systeem verkregen informatie over de uitgang van de goederen overeenkomstig artikel 329 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 of van het kantoor waar de in artikel 2, lid 2, van deze richtlijn bedoelde formaliteiten voor de uitgang van goederen uit het douanegebied zijn vervuld, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten.

2.   In het in artikel 16, lid 1, onder a), v), genoemde geval wordt een bericht van uitvoer opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer op basis van de door het douanekantoor van uitgang ontvangen informatie overeenkomstig artikel 329, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer verrichten een elektronische controle van de gegevens op basis waarvan het bericht van uitvoer overeenkomstig de leden 1 en 2 moet worden ingevuld. Na controle van de gegevens en indien de lidstaat van verzending een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer is, zenden de bevoegde autoriteiten van laatstgenoemde lidstaat het bericht van uitvoer toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden het bericht van uitvoer door naar de afzender.

Artikel 26

Onbeschikbaarheid van het geautomatiseerde systeem

1.   In afwijking van artikel 20, lid 1, kan de afzender, wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aanvangen op voorwaarde dat:

a)

de goederen vergezeld gaan van een nooddocument met dezelfde gegevens als het in artikel 20, lid 2, bedoelde voorlopige elektronische administratieve document;

b)

de afzender de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending informeert voordat de overbrenging aanvangt.

De lidstaat van verzending kan ook van de afzender verlangen dat vóór de aanvang van de overbrenging een kopie van het onder a), in de eerste alinea bedoelde document wordt ingediend, dat de in de kopie vermelde gegevens door de lidstaat van verzending worden geverifieerd en dat, indien het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar was om aan de verzender toe te schrijven redenen, die redenen afdoend worden vermeld.

2.   Zodra het geautomatiseerde systeem opnieuw beschikbaar komt, dient de afzender een voorlopig elektronisch administratief document in overeenkomstig artikel 20, lid 2.

Zodra de gegevens in het voorlopige elektronische administratieve document overeenkomstig artikel 20, lid 3, zijn gecontroleerd, vervangt dit document het in lid 1, eerste alinea, onder a), van dit artikel bedoelde nooddocument, indien de gegevens in orde zijn bevonden. Artikel 20, lid 4, artikel 21, lid 1, en de artikelen 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

3.   Een kopie van het in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde nooddocument moet door de afzender in zijn administratie worden bewaard.

4.   Indien het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, kan de afzender de bestemming van de goederen veranderen als bedoeld in artikel 20, lid 7, of de overbrenging van energieproducten splitsen als bedoeld in artikel 23, en die informatie met behulp van andere communicatiemiddelen verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending. De afzender informeert daartoe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending voordat de bestemming van de overbrenging wordt gewijzigd of de overbrenging in deeltransporten wordt gesplitst. De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing.

5.   Indien het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending in de in artikel 16, lid 1, onder a), iii) en v), bedoelde gevallen, verstrekt de afzender een kopie van het nooddocument als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder a), aan de aangever.

De aangever verstrekt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer een kopie van dat nooddocument, waarvan de inhoud overeenkomt met de in de uitvoeraangifte opgegeven accijnsgoederen of de unieke code van het nooddocument.

Artikel 27

Nooddocumenten op de plaats van bestemming of in het geval van uitvoer

1.   Indien, in de in artikel 16, lid 1, onder a) i), ii) en iv) en b), en lid 4 bedoelde gevallen, het in artikel 24, lid 1, bedoelde bericht van ontvangst bij het eindigen van de overbrenging niet binnen de in dat artikel vastgestelde termijn kan worden ingediend, hetzij omdat het geautomatiseerd systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van bestemming, hetzij omdat, in de in artikel 26, lid 1, bedoelde situatie, de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedures nog niet afgerond zijn, dient de geadresseerde, behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming een nooddocument in dat dezelfde gegevens bevat als het bericht van ontvangst en waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd.

Behoudens indien het bericht van ontvangst binnen afzienbare termijn door de geadresseerde via het geautomatiseerd systeem kan worden ingediend als bedoeld in artikel 24, lid 1, of behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming een kopie van het in de eerste alinea bedoelde nooddocument toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending, die een exemplaar naar de afzender doorzenden of te diens beschikking houden. Zodra het geautomatiseerde systeem in de lidstaat van bestemming weer beschikbaar komt of de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedures afgerond zijn, dient de geadresseerde een bericht van ontvangst in overeenkomstig artikel 24, lid 1. De leden 3 en 4 van artikel 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

2.   Indien, in het in artikel 16, lid 1, onder a) iii) of v), bedoelde geval, het in artikel 25, leden 1 en 2, bedoelde bericht van uitvoer of de kennisgeving dat de goederen het grondgebied van de Unie niet langer zullen verlaten als bedoeld in artikel 21, lid 5, aan het einde van een overbrenging van accijnsgoederen niet kan worden opgesteld, hetzij omdat het geautomatiseerd systeem niet beschikbaar was in de lidstaat van uitvoer, hetzij omdat, in de in artikel 26, lid 1, bedoelde situatie, de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedures nog niet afgerond zijn, zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending een document toe dat dezelfde gegevens bevat als het bericht van uitvoer of als de kennisgeving en waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd of dat de goederen het grondgebied van de Unie niet zullen verlaten, behoudens indien het bericht van uitvoer of de kennisgeving binnen afzienbare termijn via het geautomatiseerd systeem kan worden opgesteld of in naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden een kopie van het in de eerste alinea bedoelde document door naar de afzender of houden een exemplaar te diens beschikking.

Zodra het geautomatiseerde systeem in de lidstaat van uitvoer weer beschikbaar komt of de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedures afgerond zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer een bericht van uitvoer op overeenkomstig artikel 25, leden 1 en 2, of de kennisgeving als bedoeld in artikel 21, lid 5. Artikel 25, lid 3, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28

Alternatieve bewijzen van ontvangst en bewijs van uitgaan

1.   Niettegenstaande artikel 27 vormt het in artikel 24, lid 1, bedoelde bericht van ontvangst of het in artikel 25, leden 1 en 2, bedoelde bericht van uitvoer het bewijs dat een overbrenging overeenkomstig artikel 19, lid 2, is geëindigd.

2.   In afwijking van lid 1 kan, bij gebreke van een bericht van ontvangst of een bericht van uitvoer om andere dan de in artikel 27 vermelde redenen, een alternatief bewijs van het eindigen van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling overeenkomstig de leden 3 en 4 worden verstrekt.

3.   In de in artikel 16, lid 1, onder a) i), ii) en iv) en b), en lid 4, bedoelde gevallen kan een alternatief bewijs van het eindigen van de overbrenging ook worden aangetoond met een op basis van afdoend bewijs opgestelde aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming dat de accijnsgoederen de bestemming hebben bereikt.

Een nooddocument als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder a), geldt als afdoend bewijs.

4.   In de in artikel 16, lid 1, onder a) iii) of v), bedoelde gevallen doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending het volgende om te bepalen of de accijnsgoederen in de in lid 2 uiteengezette omstandigheden het grondgebied van de Unie hebben verlaten:

a)

zij aanvaarden als afdoende bewijs dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten, een aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het douanekantoor van uitgang is gelegen ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten, of ter bevestiging dat de accijnsgoederen onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a) v);

b)

zij mogen een willekeurige combinatie van de onderstaande bewijsstukken in aanmerking nemen:

i)

een pakbon;

ii)

een document, ondertekend of gewaarmerkt door de marktdeelnemer die de goederen buiten het douanegebied van de Unie heeft gebracht, ter bevestiging van het uitgaan van de goederen;

iii)

een document waarin de douaneautoriteit van een lidstaat of een derde land de levering bevestigt overeenkomstig de voor dat certificaat in die staat of dat land toepasselijke voorschriften en procedures;

iv)

door de marktdeelnemer bijgehouden administratie waaruit de levering van goederen aan schepen, luchtvaartuigen of offshore installaties blijkt;

v)

andere bewijsstukken die door de autoriteiten van de lidstaat van verzending aanvaard worden.

5.   Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending de documenten als afdoend bewijs hebben aanvaard, wordt de overbrenging in het geautomatiseerde systeem geëindigd.

Artikel 29

Bevoegdheidsdelegatie en toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de documenten die in het kader van een accijnsschorsingsregeling moeten worden uitgewisseld

1.   De Commissie stelt gedelegeerde handelingen vast overeenkomstig artikel 51 tot vaststelling van de structuur en de inhoud van de elektronische administratieve documenten die ten behoeve van de artikelen 20 tot en met 25 worden uitgewisseld via het geautomatiseerde systeem, en van de in de artikelen 26 en 27 bedoelde nooddocumenten voor de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de voorschriften en procedures voor de uitwisseling van de elektronische administratieve documenten met behulp van het geautomatiseerde systeem voor een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns vast te stellen alsmede de voorschriften en procedures voor het gebruik van de in de artikelen 26 en 27 bedoelde nooddocumenten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Voor de toepassing van en overeenkomstig de artikelen 26 en 27 bepaalt elke lidstaat in welke situaties het geautomatiseerde systeem als niet beschikbaar is te beschouwen en legt elke lidstaat vast welke voorschriften en procedures in die situaties gelden.

Afdeling 3

Vereenvoudigde procedures

Artikel 30

Vereenvoudigde procedures in één lidstaat

De lidstaten kunnen vereenvoudigde procedures vaststellen voor overbrengingen onder een accijnsschorsingsregeling die uitsluitend over hun grondgebied verlopen, inclusief de mogelijkheid op dergelijke overbrengingen geen elektronische controle toe te passen.

Artikel 31

Vereenvoudigde procedures in twee of meer lidstaten

In overleg en onder de door alle betrokken lidstaten te bepalen voorwaarden kunnen vereenvoudigde procedures worden vastgesteld met het oog op veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling die op de grondgebieden van twee of meer lidstaten plaatsvinden.

Deze bepaling geldt onder meer voor overbrengingen via vaste pijpleidingen.

HOOFDSTUK V

Overbrenging van accijnsgoederen en accijnsheffing na uitslag tot verbruik

Afdeling 1

Verkrijging door particulieren

Artikel 32

Verkrijging door particulieren

1.   De accijns ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf over het grondgebied van de ene lidstaat naar het grondgebied van een andere lidstaat vervoerde accijnsgoederen wordt uitsluitend geheven in de lidstaat van verkrijging.

2.   Om vast te stellen of de in lid 1 bedoelde accijnsgoederen voor eigen behoeften van particulieren bestemd zijn, houden de lidstaten rekening met ten minste de volgende elementen:

a)

de commerciële status en de beweegredenen van degene die de accijnsgoederen voorhanden heeft;

b)

de plaats waar de accijnsgoederen zich bevinden of, in voorkomend geval, de gebruikte wijze van vervoer;

c)

elk document betreffende de accijnsgoederen;

d)

de aard van de accijnsgoederen;

e)

de hoeveelheid accijnsgoederen.

3.   Voor de toepassing van lid 2, onder e), kunnen de lidstaten, uitsluitend als bewijselement, indicatieve niveaus vaststellen. Deze indicatieve niveaus mogen niet lager zijn dan:

a)

voor tabaksproducten:

sigaretten: 800 stuks

cigarillo’s (sigaren met een maximumgewicht van 3 g/stuk): 400 stuks

sigaren: 200 stuks

rooktabak: 1,0 kg

b)

voor alcoholhoudende dranken:

gedistilleerde dranken: 10 l

tussenproducten: 20 l

wijn: 90 l (waarvan maximaal 60 l mousserende wijn)

bier: 110 l

4.   De lidstaten kunnen tevens bepalen dat de accijns in de lidstaat van verbruik verschuldigd wordt bij de verkrijging van minerale oliën die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen, indien deze producten op een atypische wijze worden vervoerd door particulieren of voor rekening van particulieren.

Voor de toepassing van deze alinea wordt onder “atypisch vervoer” verstaan het vervoer van brandstof anders dan in de tank van voertuigen of in een passend reserveblik, alsmede het vervoer van vloeibare verwarmingsproducten anders dan in tankwagens die voor rekening van marktdeelnemers worden gebruikt.

Afdeling 2

Procedure voor overbrengingen van accijnsgoederen die op het grondgebied van de ene lidstaat zijn uitgeslagen tot verbruik en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd

Artikel 33

Algemene bepalingen

1.   Wanneer accijnsgoederen, nadat zij in een lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen, worden overgebracht naar het grondgebied van een andere lidstaat om er te worden geleverd of gebruikt voor commerciële doeleinden, worden zij in de lidstaat van bestemming aan accijns onderworpen.

Binnen het toepassingsgebied van de voorschriften in deze afdeling worden accijnsgoederen uitsluitend overgebracht van een gecertificeerde afzender naar een gecertificeerde geadresseerde.

2.   Voor de toepassing van dit artikel worden accijnsgoederen als “geleverd voor commerciële doeleinden” beschouwd wanneer zij op het grondgebied van één lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen, van die lidstaat zijn overgebracht naar het grondgebied van een andere lidstaat en hetzij geleverd zijn aan anderen dan particulieren, hetzij aan particulieren in het geval dat de overbrenging niet onder artikel 32 of artikel 44 valt. Accijnsgoederen worden echter niet als geleverd voor commerciële doeleinden beschouwd wanneer die particulier de goederen voor eigen behoeften uit het grondgebied van de andere lidstaat heeft overgebracht.

3.   De overbrenging van accijnsgoederen krachtens dit artikel vangt aan wanneer de accijnsgoederen hetzij de bedrijfsruimten van de gecertificeerde afzender verlaten, hetzij een locatie in de lidstaat van verzending waarvan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending kennis wordt gegeven voor aanvang van de overbrenging.

4.   De overbrenging van accijnsgoederen krachtens dit artikel eindigt wanneer de gecertificeerde geadresseerde de accijnsgoederen in ontvangst heeft genomen, hetzij in zijn bedrijfsruimten hetzij op een locatie in de lidstaat van bestemming waarvan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming kennis wordt gegeven voor aanvang van de overbrenging.

5.   De voorwaarden voor verschuldigdheid en het toe te passen accijnstarief zijn die welke op het tijdstip van verschuldigd worden, van kracht zijn in de lidstaat van bestemming.

Artikel 34

Belastbaar feit

1.   De gecertificeerde geadresseerde wordt gehouden tot voldoening van de accijns, die verschuldigd zal zijn als de goederen aan de lidstaat van bestemming zijn geleverd, behalve wanneer tijdens de overbrenging een onregelmatigheid overeenkomstig artikel 46 plaatsvindt.

2.   Het niet registreren of certificeren van een of alle bij de overbrenging betrokken personen houdt in dat die persoon/die personen eveneens gehouden is/zijn tot voldoening van de accijns.

3.   Accijnsgoederen die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen de grondgebieden van twee lidstaten verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, worden in die lidstaat niet aan accijns onderworpen.

Artikel 35

Voorwaarden voor een overbrenging van accijnsgoederen onder deze afdeling

1.   Een overbrenging van accijnsgoederen wordt uitsluitend geacht aan de voorschriften van deze afdeling te voldoen, indien zij geschiedt onder dekking van een elektronisch vereenvoudigd administratief document dat is verwerkt overeenkomstig artikel 36.

2.   De gecertificeerde geadresseerde krachtens artikel 34, lid 1, moet:

a)

vóór verzending van de goederen een zekerheid stellen ter dekking van de risico’s in verband met de niet-betaling van accijnzen die zich kunnen voordoen tijdens de overbrenging over de grondgebieden van de lidstaten van doortocht en in de lidstaat van bestemming;

b)

aan het einde van de overbrenging van de goederen de in de lidstaat van bestemming verschuldigde accijns voldoen volgens de procedure die door deze lidstaat is vastgesteld;

c)

elke controle toelaten waardoor de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de accijnsgoederen en van de betaling van de accijns waartoe deze aanleiding geven.

3.   In afwijking van lid 2, onder a), kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, onder de door hen vastgestelde voorwaarden, toestaan dat de zekerheid wordt gesteld door de vervoerder, de eigenaar van de accijnsgoederen, de gecertificeerde afzender, of gezamenlijk door twee of meer van deze personen [...], met of zonder de gecertificeerde geadresseerde.

4.   De zekerheid als bedoeld in lid 2, onder a), is geldig in de gehele Unie.

5.   De lidstaten stellen nadere regels vast voor de het stellen en de geldigheid van een zekerheid.

6.   Een erkend entrepothouder of een geregistreerde afzender kan voor de toepassing van deze afdeling als een gecertificeerde afzender optreden na kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending.

7.   Een erkend entrepothouder of een geregistreerde geadresseerde kan voor de toepassing van deze afdeling als een gecertificeerde geadresseerde optreden na kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming.

8.   Voor een gecertificeerde afzender of gecertificeerde geadresseerde die slechts incidenteel accijnsgoederen verzendt of ontvangt, wordt de in artikel 3, punten 11 en 12, bedoelde certificering beperkt tot een welomschreven hoeveelheid accijnsgoederen, één geadresseerde of afzender en een welomschreven tijdvak. De lidstaten kunnen de certificering beperken tot één overbrenging. Een dergelijke tijdelijke certificering kan, niettegenstaande de voorschriften van artikel 3, punten 11 en 12, ook worden afgegeven aan particuliere personen die als afzenders of geadresseerden optreden, wanneer accijnsgoederen overeenkomstig artikel 33, lid 2, voor commerciële doeleinden worden geleverd.

Artikel 36

Elektronisch vereenvoudigd administratief document

1.   Wanneer de accijnsgoederen onder deze afdeling worden overgebracht, dient de gecertificeerde afzender een voorlopig elektronisch administratief document in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending met behulp van het geautomatiseerde systeem.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending verrichten een elektronische controle van de gegevens in het voorlopig elektronisch vereenvoudigd administratief document.

Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, wordt de afzender daarvan onverwijld in kennis gesteld.

Indien de gegevens in orde zijn bevonden, kennen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending aan het document een unieke vereenvoudigde administratieve referentiecode toe en verstrekken zij deze aan de gecertificeerde afzender.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden het elektronische vereenvoudigde administratieve document onverwijld toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, die het doorzendt naar de gecertificeerde geadresseerde.

4.   De gecertificeerde afzender verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt, of de vervoerder indien er geen persoon is die de goederen vergezelt, de unieke vereenvoudigde administratieve referentiecode. De persoon die de accijnsgoederen vergezelt of de vervoerder verstrekt die code op ieder moment van de overbrenging op verzoek aan de bevoegde autoriteiten.

5.   Tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder deze afdeling kan de gecertificeerde afzender, met behulp van het geautomatiseerde systeem, de bestemming in een andere, door dezelfde gecertificeerde geadresseerde geleide plaats van aflevering in dezelfde lidstaat of in de plaats van verzending veranderen. Te dien einde dient de gecertificeerde afzender een voorlopig elektronisch document met de wijziging van de bestemming in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending met behulp van het geautomatiseerde systeem.

Artikel 37

Bericht van ontvangst

1.   Bij ontvangst van de accijnsgoederen zendt de gecertificeerde geadresseerde, behoudens in ten genoegen van de bevoegde autoriteiten naar behoren gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging, met behulp van het geautomatiseerde systeem een bericht betreffende de ontvangst van de goederen naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming verrichten een elektronische controle van de in het bericht van ontvangst verstrekte gegevens.

Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, wordt de gecertificeerde geadresseerde daarvan onverwijld in kennis gesteld.

Indien de gegevens in orde zijn bevonden, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming de geadresseerde een bevestiging dat het bericht van ontvangst geregistreerd is en zenden zij het door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending.

Het bericht van ontvangst geldt als afdoende bewijs dat de gecertificeerde geadresseerde alle noodzakelijke formaliteiten heeft vervuld en, indien van toepassing en behalve als de accijnsgoederen vrijgesteld zijn van accijns, eventuele verschuldigde accijns aan de lidstaat van bestemming heeft betaald, of dat er een accijnsschorsingsregeling geldt overeenkomstig hoofdstuk III.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden het bericht van ontvangst door naar de gecertificeerde afzender.

4.   De in de lidstaat van verzending betaalde accijns wordt op verzoek en op basis van het in lid 1 bedoelde bericht van ontvangst terugbetaald.

Artikel 38

Noodprocedure en navordering op de plaats van verzending

1.   In afwijking van artikel 36, kan de gecertificeerde afzender, wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, een overbrenging van accijnsgoederen aanvangen op voorwaarde dat:

a)

de goederen vergezeld gaan van een nooddocument met dezelfde gegevens als het in artikel 35, lid 1, bedoelde voorlopige elektronische vereenvoudigde administratieve document;

b)

de gecertificeerde afzender de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending informeert voordat de overbrenging aanvangt.

De lidstaat van verzending kan van de gecertificeerde afzender verlangen dat vóór de aanvang van de overbrenging een kopie van het onder a), in de eerste alinea, bedoelde document wordt ingediend, dat de in de kopie vermelde gegevens door de lidstaat van verzending worden geverifieerd en dat, indien het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar was om aan de verzender toe te schrijven redenen, die redenen afdoend worden vermeld.

2.   Zodra het geautomatiseerde systeem opnieuw beschikbaar komt, dient de gecertificeerde afzender een voorlopig elektronisch vereenvoudigd administratief document in overeenkomstig artikel 36, lid 1.

Zodra de gegevens in het voorlopige elektronische vereenvoudigde administratieve document overeenkomstig artikel 36, lid 2, zijn gecontroleerd, vervangt dit document het in lid 1, eerste alinea, onder a), van dit artikel bedoelde nooddocument, indien de gegevens in orde zijn bevonden. Artikel 36, lid 3, en artikel 37 zijn van overeenkomstige toepassing.

3.   Een kopie van het in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde nooddocument moet door de gecertificeerde afzender in zijn administratie worden bewaard.

4.   Indien het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van verzending, kan de afzender de bestemming van de goederen veranderen als bedoeld in artikel 36, lid 5, en die informatie met behulp van andere communicatiemiddelen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending verstrekken. De gecertificeerde afzender informeert de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending voordat de overbrenging aanvangt. De leden 2 en 3 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

Noodvoorziening en recuperatie van gegevens — bericht van ontvangst

Wanneer accijnsgoederen onder deze afdeling worden overgebracht en het bericht van ontvangst bij het eindigen van de overbrenging van de accijnsgoederen niet kan worden ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 1, hetzij omdat het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is in de lidstaat van bestemming, hetzij omdat, in de in artikel 38, lid 2, bedoelde procedures nog niet afgerond zijn, dient de gecertificeerde geadresseerde, behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming een nooddocument in dat dezelfde gegevens bevat als het bericht van ontvangst en waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd.

Behoudens indien het bericht van ontvangst binnen afzienbare termijn door de gecertificeerde geadresseerde via het geautomatiseerd systeem kan worden ingediend als bedoeld in artikel 37, lid 1, of behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming een kopie van het in de eerste alinea bedoelde nooddocument toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending zenden de kopie naar de gecertificeerde afzender of houden een exemplaar te diens beschikking.

Zodra het geautomatiseerde systeem in de lidstaat van bestemming weer beschikbaar komt of de in artikel 38, lid 2, bedoelde procedures afgerond zijn, dient de gecertificeerde geadresseerde een bericht van ontvangst in overeenkomstig artikel 37, lid 1. Artikel 37, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40

Alternatieve bewijzen van ontvangst

1.   Niettegenstaande artikel 39, vormt het in artikel 37, lid 1, vereiste bericht van ontvangst het bewijs dat de accijnsgoederen aan de gecertificeerde geadresseerde zijn geleverd.

2.   In afwijking van lid 1 kan, bij gebreke van een bericht van ontvangst door andere dan de in artikel 39 bedoelde redenen, een alternatief bewijs voor de levering van de accijnsgoederen worden verstrekt door middel van een aftekening door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, op basis van afdoend bewijs, dat de goederen de bestemming hebben bereikt.

Het in de eerste alinea van artikel 39 bedoelde nooddocument bevat afdoende bewijs voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid.

3.   Wanneer de aftekening door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending is aanvaard, wordt geacht voldoende te zijn bewezen dat de gecertificeerde geadresseerde alle noodzakelijke formaliteiten heeft vervuld en eventuele verschuldigde accijns aan de lidstaat van bestemming heeft betaald.

Artikel 41

Afwijking van de verplichting om het geautomatiseerde systeem te gebruiken — vereenvoudigde procedures in twee of meer lidstaten

In overleg en onder de door alle betrokken lidstaten te bepalen voorwaarden kunnen vereenvoudigde procedures worden vastgesteld voor overbrengingen van accijnsgoederen die onder deze afdeling vallen en die op de grondgebieden van twee of meer lidstaten plaatsvinden.

Artikel 42

Overbrenging van tot verbruik uitgeslagen goederen tussen twee plaatsen op het grondgebied van dezelfde lidstaat over het grondgebied van een andere lidstaat

1.   Wanneer reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen op het grondgebied van een lidstaat worden overgebracht naar een op het grondgebied van die lidstaat gelegen bestemming van die lidstaat via het grondgebied van een andere lidstaat, gelden de volgende voorschriften:

a)

de overbrenging vindt plaats onder dekking van het in artikel 35, lid 1, bedoelde elektronische vereenvoudigde administratieve document na een passend traject;

b)

de gecertificeerde geadresseerde bevestigt de ontvangst van de goederen volgens de voorschriften van de bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming;

c)

de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde laten elke controle toe waardoor hun respectieve bevoegde autoriteiten zich kunnen vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen.

2.   In geval van veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder de in lid 1 genoemde voorwaarden kunnen de betrokken lidstaten, in overleg en onder door hen te stellen voorwaarden, de voorschriften van lid 1 vereenvoudigen.

Artikel 43

Bevoegdheidsdelegatie en toekenning van uitvoeringsbevoegdheden voor de overbrenging van voor commerciële doeleinden te leveren goederen

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 51 gedelegeerde handelingen vast tot vaststelling van de structuur en de inhoud van de via het geautomatiseerde systeem uitgewisselde elektronische administratieve documenten ten behoeve van de artikelen 36 en 37, en van de in de artikelen 38, 39 en 41 bedoelde nooddocumenten voor een overbrenging van accijnsgoederen onder deze afdeling.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de te volgen voorschriften en procedures voor de uitwisseling van de elektronische administratieve documenten via het geautomatiseerde systeem ten behoeve van de artikelen 36 en 37 en van de voorschriften en procedures voor het gebruik van de in de artikelen 38, 39 en 40 bedoelde nooddocumenten voor een overbrenging van accijnsgoederen onder deze afdeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 52 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 3

Afstandsverkopen

Artikel 44

Afstandsverkopen

1.   Op het grondgebied van een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die door een in een andere lidstaat gevestigde persoon, anders dan een erkend entrepothouder, een geregistreerde geadresseerde, een gecertificeerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, worden gekocht en door een afzender die een zelfstandige economische activiteit verricht of voor diens rekening rechtstreeks of onrechtstreeks naar het grondgebied van een andere lidstaat worden verzonden of vervoerd, worden aan de accijns onderworpen in de lidstaat van bestemming.

2.   In het in lid 1 bedoelde geval wordt de accijns in de lidstaat van bestemming verschuldigd op het tijdstip van levering van de accijnsgoederen. De voorwaarden voor verschuldigdheid en het toe te passen accijnstarief zijn die welke op het tijdstip van verschuldigd worden van kracht zijn.

De accijns wordt betaald volgens de procedure die door de lidstaat van bestemming is vastgesteld.

3.   De afzender is de tot voldoening van de accijns in de lidstaat van bestemming gehouden persoon.

De lidstaat van bestemming kan de afzender evenwel toestaan om een in die lidstaat gevestigde fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen als de tot voldoening van accijns gehouden persoon. De fiscaal vertegenwoordiger wordt door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat erkend. De lidstaten kunnen bepalen dat, indien de afzender of de fiscaal vertegenwoordiger zich niet heeft gehouden aan het bepaalde in lid 4, onder a), de tot voldoening van de accijns gehouden persoon de geadresseerde van de accijnsgoederen is.

4.   De afzender of de fiscaal vertegenwoordiger houdt zich aan de volgende voorschriften:

a)

voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen bij één enkel, door de lidstaat van bestemming speciaal voor afstandsverkopen aangewezen loket en onder de door deze lidstaat vast te stellen voorwaarden, zijn identiteit bekend maken en zekerheid stellen voor de betaling van de accijns;

b)

nadat de accijnsgoederen zijn geleverd de accijns voldoen aan het onder a) bedoelde loket;

c)

een administratie voeren van de leveringen van de goederen.

De betrokken lidstaten kunnen, onder door hen vast te stellen voorwaarden, deze voorschriften op basis van bilaterale of multilaterale regelingen vereenvoudigen.

5.   In het in lid 1 bedoelde geval wordt de in de eerste lidstaat geheven accijns teruggegeven op verzoek van de afzender, mits de afzender of fiscaal vertegenwoordiger zich aan de voorschriften van lid 4 heeft gehouden.

6.   De lidstaten kunnen specifieke voorschriften ter uitvoering van de leden 1 tot en met 5 vaststellen voor accijnsgoederen die onder een bijzondere nationale distributieregeling vallen.

Afdeling 4

Vernietiging en verlies

Artikel 45

Vernietiging en verlies

1.   Indien, in de in artikel 33, lid 1, en artikel 44, lid 1, bedoelde situaties, de accijnsgoederen tijdens het vervoer op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, algeheel vernietigd of onherstelbaar verloren gegaan zijn door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge een instructie van de bevoegde autoriteiten van die lidstaat om de goederen te vernietigen, is de accijns niet verschuldigd in die lidstaat.

Voor de toepassing van deze richtlijn worden goederen geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.

2.   In het geval van gedeeltelijk verlies als gevolg van de aard van de goederen, dat zich voordoet tijdens het vervoer van de goederen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, is de accijns niet verschuldigd in die lidstaat wanneer het bedrag van het verlies onder de overeenkomstig artikel 6, lid 9, vastgestelde gemeenschappelijke drempelwaarde voor gedeeltelijk verlies van die accijnsgoederen valt, tenzij een lidstaat een gegronde reden heeft om te vermoeden dat er sprake is van fraude of een onregelmatigheid.

3.   De algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies van de accijnsgoederen als bedoeld in lid 1 wordt aangetoond ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is geconstateerd.

Wanneer de algehele vernietiging of het onherstelbare algehele of gedeeltelijke verlies van de accijnsgoederen wordt vastgesteld, wordt de overeenkomstig artikel 35, lid 2, onder a), of artikel 44, lid 4, onder a), gestelde zekerheid na overlegging van afdoende bewijs naar gelang van het geval geheel of gedeeltelijk vrijgegeven.

Afdeling 5

Onregelmatigheden tijdens de overbrenging van accijnsgoederen

Artikel 46

Onregelmatigheden tijdens de overbrenging van accijnsgoederen

1.   Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 44, lid 1, een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden op het grondgebied van een andere lidstaat dan het grondgebied van de lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, worden zij aan de accijns onderworpen en wordt de accijns verschuldigd in de lidstaat waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.

2.   Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 44, lid 1, een onregelmatigheid is geconstateerd op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden en wordt de accijns verschuldigd in de lidstaat waar de onregelmatigheid werd geconstateerd.

Indien evenwel binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld op het grondgebied van welke lidstaat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is lid 1 van toepassing.

3.   De accijns moet worden voldaan door de persoon die overeenkomstig artikel 35, lid 2, onder a), of artikel 44, lid 4, onder a), zekerheid voor de betaling heeft gesteld en door eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest. Indien er voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij hoofdelijk tot betaling van deze schuld gehouden.

De accijns wordt op verzoek teruggegeven of kwijtgescholden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen, wanneer de accijns is geheven in de lidstaat waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden of geconstateerd is. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming geven de uit hoofde van artikel 35, lid 2, onder a), of artikel 44, lid 4, onder a), gestelde zekerheid vrij.

4.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “onregelmatigheid” verstaan een niet onder artikel 45 vallende situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 44, lid 1, voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet op regelmatige wijze is geëindigd.

5.   Het niet registreren of certificeren van een of alle bij de overbrenging betrokken personen in strijd met artikel 33, lid 1, of artikel 44, lid 4, onder a), of de gebrekkige naleving van de voorschriften van artikel 35, lid 1, worden beschouwd als onregelmatigheden. De leden 1 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing, behalve wanneer de geadresseerde de tot voldoening van de accijns gehouden persoon is als bedoeld in de laatste zin van artikel 44, lid 3.

HOOFDSTUK VI

Diversen

Afdeling 1

Merktekens

Artikel 47

Merktekens

1.   Onverminderd artikel 6, lid 2, kunnen de lidstaten bepalen dat accijnsgoederen voorzien moeten zijn van fiscale merktekens of nationale herkenningstekens die voor belastingdoeleinden worden gebruikt, wanneer deze goederen op hun grondgebied tot verbruik worden uitgeslagen of wanneer deze goederen, in de in artikel 33, lid 1, en artikel 44, lid 1, bedoelde gevallen, hun grondgebied binnenkomen.

2.   Elke lidstaat die het gebruik van de in lid 1 bedoelde fiscale merktekens of nationale herkenningstekens voorschrijft, moet deze ter beschikking stellen van de erkende entrepothouders van de andere lidstaten. Elke lidstaat kan evenwel bepalen dat deze merktekens of herkenningstekens ter beschikking worden gesteld van een door zijn belastingautoriteiten erkende fiscaal vertegenwoordiger.

3.   Onverminderd de bepalingen die zij kunnen vaststellen om de correcte toepassing van dit artikel te garanderen en elke vorm van fraude, ontduiking of misbruik te voorkomen, zorgen de lidstaten ervoor dat de in lid 1 bedoelde fiscale merktekens of nationale herkenningstekens geen belemmeringen voor het vrije verkeer van accijnsgoederen doen ontstaan.

Wanneer deze tekens op accijnsgoederen zijn aangebracht, moet de lidstaat die ze heeft afgegeven, alle voor het verkrijgen van deze tekens betaalde of als zekerheid gestelde bedragen, met uitzondering van de kosten in verband met de afgifte, teruggeven of vrijgeven, wanneer de accijns in een andere lidstaat verschuldigd geworden en geïnd is.

De lidstaat die de merktekens of herkenningstekens heeft afgegeven, kan het teruggeven, kwijtschelden of vrijgeven van het betaalde of zekergestelde bedrag niettemin afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de verwijdering of vernietiging van de tekens ten genoegen van hun bevoegde autoriteiten wordt aangetoond.

4.   De in lid 1 bedoelde fiscale merktekens of herkenningstekens zijn uitsluitend geldig in de lidstaat die ze heeft afgegeven. De lidstaten kunnen echter overgaan tot wederzijdse erkenning van deze tekens.

Afdeling 2

Kleine wijnproducenten

Artikel 48

Kleine wijnproducenten

1.   De lidstaten kunnen kleine wijnproducenten ontheffen van de in de artikelen 14 tot en met 31 vastgestelde voorschriften en van de overige voorschriften in verband met overbrenging en controle. Wanneer deze kleine producenten zelf handelingen binnen de Unie verrichten, stellen zij hun bevoegde autoriteiten daarvan in kennis en leven zij de bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie (16) vastgestelde voorschriften na.

2.   Wanneer kleine wijnproducenten ontheffing hebben gekregen van de in lid 1 bedoelde voorschriften, stelt de geadresseerde de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming door middel van het bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 voorgeschreven document, of een verwijzing daarnaar, in kennis van de door hem ontvangen wijnleveringen.

3.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “kleine producent” verstaan een producent die gemiddeld minder dan 1000 hl wijn per wijnoogstjaar produceert, op basis van de gemiddelde jaarlijkse productie in ten minste drie opeenvolgende wijnoogstjaren, overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273.

Afdeling 3

Bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen

Artikel 49

Bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen

Totdat de Raad Unie bepalingen betreffende de bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen aanneemt, kunnen de lidstaten hun nationale voorschriften betreffende vrijstellingen voor die bevoorrading handhaven.

Afdeling 4

Bijzondere regelingen

Artikel 50

Bijzondere regelingen

De lidstaten die een overeenkomst hebben gesloten betreffende de verantwoordelijkheid voor de bouw en het onderhoud van een grensoverschrijdende brug, kunnen maatregelen nemen die afwijken van de bepalingen van deze richtlijn, teneinde de inningsprocedure voor de accijnzen die op voor de bouw en het onderhoud van die brug gebruikte accijnsgoederen worden geheven, te vergemakkelijken.

Voor de toepassing van die maatregelen worden de in de overeenkomst vermelde brug en bouwlocatie geacht deel uit te maken van het grondgebied van de lidstaat die overeenkomstig de overeenkomst verantwoordelijk is voor de bouw of het onderhoud van de brug.

De betrokken lidstaten delen deze maatregelen mee aan de Commissie, die de overige lidstaten informeert.

HOOFDSTUK VII

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie en comitéprocedure

Artikel 51

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 6, lid 10, artikel 29, lid 1, en artikel 43, lid 1, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 20 februari 2020.

3.   De Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 6, lid 10, artikel 29, lid 1, en artikel 43, lid 1, te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 6, lid 10, artikel 29, lid 1, en artikel 43, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 52

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Accijnscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK VIII

Rapportage- en overgangs- en slotbepalingen

Artikel 53

Rapportage over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn

De Commissie dient elke vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van deze richtlijn. Het eerste verslag wordt uiterlijk drie jaar na de toepassingsdatum van deze richtlijn ingediend.

Met name wordt in het eerste verslag de toepassing en het effect van de overeenkomstig artikel 32 vastgestelde en toegepaste nationale bepalingen beoordeeld, op basis van relevant bewijs van het effect van deze bepalingen in verband met grensoverschrijdende gevolgen, fraude, ontwijking, ontduiking of misbruik, de gevolgen voor de soepele werking van de interne markt en volksgezondheid.

De lidstaten verstrekken de Commissie desgevraagd de beschikbare relevante informatie die nodig is voor dit verslag.

Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 54

Overgangsbepalingen

De lidstaten staan de ontvangst van accijnsgoederen onder de in de artikelen 33, 34 en 35 van Richtlijn 2008/118/EG vastgestelde formaliteiten toe tot en met 31 december 2023.

De in artikel 21, lid 5, van deze richtlijn bedoelde kennisgevingen kunnen tot en met 13 februari 2024 met behulp van andere middelen dan het geautomatiseerde systeem worden gedaan.

Artikel 55

Omzetting

1.   De lidstaten doen uiterlijk op 31 december 2021 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in werking treden om aan de artikelen 2, 3, 6, 12, 16, 17, de artikelen 19 tot en met 22, de artikelen 25 tot en met 29, de artikelen 33 tot en met 46, en de artikelen 54 en 55 en artikel 57 te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die maatregelen mee.

Behoudens artikel 54 passen zij die maatregelen toe met ingang van 13 februari 2023.

Wanneer de lidstaten die maatregelen nemen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 56

Intrekking

Richtlijn 2008/118/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde handelingen, wordt ingetrokken met ingang van 13 februari 2023, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 57

Inwerkingtreding en toepassing

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 1, 4 en 5, 7 tot en met 11, 13 tot en met 15, 18, 23, 24, 30 tot en met 32, 47 tot en met 53, 56 en 58 zijn van toepassing met ingang van 13 februari 2023.

Artikel 58

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Advies van 27 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 17 oktober 2018 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 108).

(3)  Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).

(4)  Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21).

(5)  Richtlijn 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 29).

(6)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(7)  Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24).

(8)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(9)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(10)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(11)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1063 van de Commissie van 16 mei 2018 houdende wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 192 van 30.7.2018, blz. 1).

(12)  Besluit (EU) 2020/263 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2020 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (zie bladzijde 43 van dit Publicatieblad).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(14)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1), als gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/2339 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wat betreft goederen die het douanegebied van de Unie tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 32).

(15)  Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (PB L 121 van 8.5.2012, blz. 1).

(16)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1).


BIJLAGE I

DEEL A

INGETROKKEN RICHTLIJN MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

(zoals bedoeld in artikel 56)

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad

(PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12)

Richtlijn 2010/12/EU van de Raad

(PB L 50 van 27.2.2010, blz. 1)

Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië

(PB L 112 van 24.4.2012, blz. 10)

Richtlijn 2013/61/EU van de Raad

(PB L 353 van 28.12.2013, blz. 5)

Richtlijn (EU) 2019/2235 van de Raad

(PB L 336 van 30.12.2019, blz. 10)

DEEL B

TERMIJN VOOR OMZETTING IN INTERN RECHT EN TOEPASSINGSDATUM

(zoals bedoeld in artikel 56)

Richtlijn

Termijn voor omzetting

Datum van toepassing

2008/118/EG

1 januari 2010

1 april 2010

2010/12/EU

1 januari 2011

 

2013/61/EU

1 januari 2014

 

(EU) 2019/2235

30 juni 2022

1 juli 2022


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2008/118/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 6, lid 1

Artikel 3, leden 1, 2 en 3

Artikel 2, leden 1, 2 en 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 2, lid 4

Artikel 4, inleidende zin

Artikel 3, inleidende zin

Artikel 4, punten 1 tot en met 5

Artikel 3, punten 1 tot en met 5

Artikel 4, punt 6

Artikel 4, punt 7

Artikel 3, punt 6

Artikel 4, punt 8

Artikel 3, punt 7

Artikel 3, punt 8

Artikel 4, punten 9 tot en met 11

Artikel 3, punten 9 tot en met 11

Artikel 3, punten 12 en 13

Artikel 36, lid 1, tweede alinea

Artikel 3, punt 14

Artikel 3, punten 15 en 16

Artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 3, inleidende zin

Artikel 4, lid 3, inleidende zin

Artikel 5, lid 3, onder a) tot en met e)

Artikel 4, lid 3, onder a) tot en met e)

Artikel 5, lid 3, onder f) en g)

Artikel 5, leden 4, 5 en 6

Artikel 4, leden 4, 5 en 6

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7, leden 1 tot en met 3

Artikel 6, leden 2 tot en met 4

Artikel 7, lid 4, eerste alinea

Artikel 6, lid 5

Artikel 7, lid 4, tweede alinea

Artikel 6, lid 6

Artikel 7, lid 4, derde alinea

Artikel 6, lid 9, eerste alinea

Artikel 7, lid 5

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, lid 9, tweede alinea

Artikel 6, lid 10

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 8, eerste en tweede alinea

Artikel 8, derde alinea

Artikelen 10 tot en met 12

Artikelen 9 tot en met 11

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 12, leden 2 en 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 12, lid 4

Artikel 14, leden 1, 2 en 3

Artikel 13, leden 1, 2 en 3

Artikel 14, lid 4

Artikel 14, lid 5

Artikel 13, lid 4

Artikelen 15 en 16

Artikelen 14 en 15

Artikel 17, lid 1, inleidende zin

Artikel 16, lid 1, inleidende zin

Artikel 17, lid 1, onder a), inleidende zin

Artikel 16, lid 1, onder a), inleidende zin

Artikel 17, lid 1, onder a), i) tot en met iv)

Artikel 16, lid 1, onder a), i) tot en met iv)

Artikel 16, lid 1, onder a) v)

Artikel 17, lid 1, onder b)

Artikel 16, lid 1, onder b)

Artikel 16, leden 2 en 3

Artikel 17, lid 2

Artikel 16, lid 4

Artikel 17, lid 3

Artikel 16, lid 5

Artikel 18, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 17, lid 2

Artikel 18, lid 2

Artikel 17, lid 3

Artikel 18, lid 3, eerste zin

Artikel 17, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 17, lid 5

Artikel 18, lid 3, tweede zin

Artikel 17, lid 6

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 20, lid 2

Artikel 20, lid 2, onder a) en b)

Artikel 19, lid 2, punt c)

Artikel 21, leden 1 tot en met 4

Artikel 20, leden 1 tot en met 4

Artikel 21, lid 5

Artikel 21, lid 1

Artikel 21, lid 6

Artikel 20, lid 5

Artikel 21, lid 7

Artikel 20, lid 6

Artikel 21, lid 8

Artikel 20, lid 7, eerste zin

Artikel 20, lid 7, tweede zin

Artikel 21, leden 2 tot en met 5

Artikel 22

Artikel 22, leden 1 en 2

Artikel 22, lid 3

Artikel 23, eerste alinea, inleidende zin

Artikel 23, lid 1, inleidende zin

Artikel 23, eerste alinea, punt 1)

Artikel 23, lid 1, onder a)

Artikel 23, eerste alinea, punt 2)

Artikel 23, lid 1, onder b)

Artikel 23, eerste alinea, punt 3)

Artikel 23, lid 1, onder c)

Artikel 23, tweede alinea

Artikel 23, lid 2

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25, lid 1

Artikel 25, lid 1

Artikel 25, lid 2

Artikel 25, lid 2

Artikel 25, lid 3, eerste alinea

Artikel 25, lid 3

Artikel 25, lid 3, tweede alinea

Artikel 26, leden 1 en 2

Artikel 26, leden 1 en 2

Artikel 26, lid 3

Artikel 26, leden 4 en 5

Artikel 26, leden 3 en 4

Artikel 26, lid 5

Artikel 27

Artikel 27

Artikel 28, lid 1

Artikel 28, lid 1

Artikel 28, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 28, leden 2 en 3

Artikel 28, lid 4

Artikel 28, lid 2, derde alinea

Artikel 28, lid 5

Artikel 29

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 32

Artikel 33, lid 1

Artikel 33, leden 1 en 2

Artikel 33, leden 3 en 4

Artikel 33, lid 2

Artikel 33, lid 5

Artikel 33, leden 3 en 4

Artikel 34, leden 1 en 2

Artikel 33, lid 5

Artikel 34, lid 3

Artikel 33, lid 6

Artikel 37, lid 4

Artikel 34, lid 1

Artikel 35, lid 1

Artikel 34, lid 2), onder a), b) en c)

Artikel 35, lid 2), onder a), b) en c)

Artikel 34, lid 2, tweede alinea

Artikel 35, leden 3 tot en met 8

Artikelen 36 tot en met 41

Artikel 35

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 36, lid 1, eerste alinea

Artikel 44, lid 1

Artikel 36, lid 1, tweede alinea

Artikel 3, punt 14

Artikel 36, leden 2 tot en met 6

Artikel 44, leden 2 tot en met 6

Artikel 37, lid 1, eerste alinea

Artikel 45, lid 1, eerste alinea

Artikel 45, lid 1, tweede alinea

Artikel 45, lid 2

Artikel 37, lid 1, tweede alinea

Artikel 45, lid 3, eerste alinea

Artikel 37, lid 1, derde alinea

Artikel 45, lid 3, tweede alinea

Artikel 37, lid 2

Artikel 38

Artikel 46, leden 1 tot en met 4

Artikel 46, lid 3, eerste alinea, tweede zin

Artikel 46, lid 5

Artikel 39

Artikel 47

Artikel 40

Artikel 48

Artikel 41

Artikel 49

Artikel 42

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 43

Artikel 52

Artikel 44

Artikelen 53 en 54

Artikelen 45 en 46

Artikel 47

Artikel 56

Artikel 48

Artikel 55

Artikel 49

Artikel 57

Artikel 50

Artikel 58

Bijlage I

Bijlage II


BESLUITEN

27.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/43


BESLUIT (EU) 2020/263 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 januari 2020

betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake de overbrenging van en de controle op accijnsgoederen

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) moet op een aantal punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die beschikking te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad (4) bepaalt dat goederen die zich onder schorsing van accijns in het verkeer tussen de grondgebieden van verschillende lidstaten bevinden, vergezeld dienen te gaan van een door de afzender opgesteld document.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie (5) zijn de structuur en de inhoud van het in Richtlijn (EU) 2020/262 bedoelde geleidedocument bepaald, alsook de procedure voor het gebruik ervan.

(4)

Om de controles te verbeteren en ervoor te zorgen dat de overbrenging van accijnsgoederen binnen de Unie kan worden vereenvoudigd, is bij Beschikking nr. 1152/2003/EG een geautomatiseerd systeem ingesteld.

(5)

Het geautomatiseerde systeem voor toezicht op de overbrenging van accijnsgoederen moet worden gehandhaafd en verder worden ontwikkeld, zodat de lidstaten in real time kennis kunnen nemen van dergelijke overbrengingen en de noodzakelijke manuele en automatische controles kunnen verrichten, onder meer wat betreft de overbrenging van accijnsgoederen in de zin van hoofdstukken IV en V van Richtlijn (EU) 2020/262 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (6).

(6)

De aanpassing, uitbreiding en werking van het geautomatiseerde systeem moet de overbrenging binnen de Unie van accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogelijk maken, alsmede de overbrenging van accijnsgoederen die al op het grondgebied van één lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden vervoerd om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd.

(7)

De aanpassing en uitbreiding van het geautomatiseerde systeem zal de overbrenging van accijnsgoederen binnen de interne markt stimuleren. De fiscale aspecten van de overbrenging van accijnsgoederen dienen te worden geregeld door een wijziging van Richtlijn (EU) 2020/262 of Verordening (EU) nr. 389/2012. Dit besluit laat de rechtsgrond voor toekomstige wijzigingen van Richtlijn (EU) 2020/262 of Verordening (EU) nr. 389/2012 onverlet.

(8)

Er dient te worden vastgesteld welke de Uniecomponenten en de niet-Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem zijn, en welke taken in het kader van de ontwikkeling en de invoering van het geautomatiseerde systeem door de Commissie en door de lidstaten moeten worden uitgevoerd. In dit verband dient de Commissie, bijgestaan door het betrokken comité, op het gebied van coördinatie, organisatie en beheer een belangrijke rol te vervullen.

(9)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn voor de aanpassing, uitbreiding en werking van het geautomatiseerde systeem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(10)

Er dienen procedures te worden opgesteld voor de evaluatie van de uitvoering van het geautomatiseerde systeem voor de uitoefening van toezicht op accijnsgoederen.

(11)

Voordat een nieuwe uitbreiding van het geautomatiseerde systeem in werking treedt, en gezien de problemen die zich hebben voorgedaan, dient de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en rekening houdend met de opvattingen van de betrokken bedrijfstakken, te onderzoeken of de huidige, op papier gebaseerde systemen nog steeds geschikt zijn.

(12)

De kosten van het geautomatiseerde systeem dienen te worden verdeeld tussen de Unie en de lidstaten.

(13)

Gezien de complexiteit en de omvang van het geautomatiseerde systeem dienen zowel de Unie als de lidstaten menselijke en financiële middelen te verstrekken voor de ontwikkeling en uitrol van het systeem. Bij de ontwikkeling van de nationale componenten dienen de lidstaten de beginselen voor elektronische overheidssystemen toe te passen en marktdeelnemers op dezelfde manier te behandelen als in de andere sectoren waarin geautomatiseerde systemen worden ingevoerd. In het bijzonder dienen de lidstaten ondernemers, en met name de kleine en middelgrote ondernemingen die in deze sector actief zijn, in de gelegenheid te stellen de nationale componenten tegen zo laag mogelijke kosten te gebruiken en dienen zij alle maatregelen gericht op het behoud van hun concurrentievermogen te bevorderen.

(14)

Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk een basis bieden voor de governance van de verdere automatisering van in de accijnswetgeving van de Unie vervatte processen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege het feit dat de goede werking van de interne markt moet worden verzekerd, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Dit besluit voorziet in bepalingen voor het beheer van de aanpassing, uitbreiding en werking van het geautomatiseerde systeem dat wordt gebruikt voor het verkeer van en de controle op de accijnsgoederen bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/262 (hierna “het geautomatiseerde systeem” genoemd).

2.   Het geautomatiseerde systeem heeft ten doel:

a)

de elektronische doorgifte van de administratieve documenten bedoeld in Richtlijn (EU) 2020/262 en Verordening (EU) nr. 389/2012 en verbetering van de controle mogelijk te maken;

b)

het functioneren van de interne markt te verbeteren door de overbrenging van accijnsgoederen binnen de Unie te vereenvoudigen en door de lidstaten in staat te stellen in real time het verkeer van accijnsgoederen te volgen en, indien nodig, de noodzakelijke controles te verrichten.

Artikel 2

De werkzaamheden in verband met de uitbreiding van het geautomatiseerde systeem vangen uiterlijk op 10 februari 2021 aan.

Artikel 3

1.   Het geautomatiseerde systeem omvat Uniecomponenten en niet-Uniecomponenten.

2.   De Commissie ziet erop toe dat bij de werkzaamheden betreffende de Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem al het nodige wordt gedaan om bestaande systemen zo veel mogelijk opnieuw te gebruiken en te waarborgen dat het geautomatiseerde systeem compatibel is met andere relevante geautomatiseerde systemen van de Commissie en de lidstaten, met als doel een geïntegreerde reeks computersystemen te creëren voor de controle op zowel overbrengingen van accijnsgoederen binnen de Unie als op overbrengingen van accijnsgoederen en aan andere rechten en heffingen onderworpen goederen die afkomstig zijn uit of bestemd zijn voor derde landen.

3.   De Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem zijn de gemeenschappelijke specificaties, de technische producten, de CCN/CSI-netwerkdiensten (Common Communication Network/Common Systems Interface) en de voor alle lidstaten gemeenschappelijke coördinatiediensten, met uitzondering van varianten of specifieke elementen hiervan die zijn ontwikkeld om in nationale behoeften te voorzien.

4.   De niet-Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem zijn de nationale specificaties, de nationale gegevensbanken die onderdeel zijn van het geautomatiseerde systeem, de netwerkverbindingen tussen de Uniecomponenten en niet-Uniecomponenten, alsmede de software of de apparatuur die een lidstaat noodzakelijk acht om ervoor te zorgen dat het geautomatiseerde systeem in zijn gehele bestuursorganisatie ten volle wordt gebruikt.

Artikel 4

1.   De Commissie coördineert de aanpassing, uitbreiding en werking van de Uniecomponenten en niet-Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem, met name wat betreft:

a)

de infrastructuur en de hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om de algemene interconnectie en interoperabiliteit van het geautomatiseerde systeem te waarborgen;

b)

de ontwikkeling van een zeer streng veiligheidsbeleid, teneinde ongeoorloofde toegang tot gegevens te voorkomen en de integriteit van het geautomatiseerde systeem te waarborgen;

c)

de instrumenten voor het gebruik van gegevens ten behoeve van fraudebestrijding.

2.   Om de in lid 1 vastgestelde doelen te bereiken, sluit de Commissie de nodige contracten voor de aanpassing en uitbreiding van de Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem en werkt zij in samenwerking met de lidstaten in het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité een richtplan en de voor de aanpassing, uitbreiding en werking van het geautomatiseerde systeem noodzakelijke beheersplannen uit.

Het richtplan en de beheersplannen geven aan welke initiële en terugkerende taken de Commissie en de lidstaten dienen uit te voeren. De beheersplannen geven ook de termijnen aan waarbinnen de taken moeten worden uitgevoerd die nodig zijn voor de voltooiing van elke in het richtplan vermelde werkopdracht.

Artikel 5

1.   De lidstaten voeren de initiële en de terugkerende taken die hun zijn opgedragen uit binnen de termijn waarnaar wordt verwezen in de in artikel 4, lid 2, bedoelde beheersplannen.

Zij brengen de Commissie verslag uit over de resultaten van elke taak, onder vermelding van de datum waarop deze is voltooid. De Commissie brengt daarover op haar beurt verslag uit aan het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité.

2.   De lidstaten onthouden zich van maatregelen in verband met de aanpassing, uitbreiding of werking van het geautomatiseerde systeem, wanneer dergelijke maatregelen ongunstige gevolgen kunnen hebben voor de algemene interconnectie of interoperabiliteit van het systeem, dan wel voor het algehele functioneren ervan.

Maatregelen die een lidstaat wenst te nemen en die ongunstige gevolgen kunnen hebben voor de algemene interconnectie of interoperabiliteit van het systeem, dan wel voor het algehele functioneren ervan, worden genomen na voorafgaande toestemming van de Commissie.

3.   De lidstaten stellen de Commissie regelmatig op de hoogte van alle maatregelen die zij hebben genomen om de volledige exploitatie van het geautomatiseerde systeem door hun gehele bestuursorganisatie mogelijk te maken. De Commissie brengt daarover op haar beurt verslag uit aan het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité.

Artikel 6

De Commissie stelt in uitvoeringshandelingen de maatregelen vast die nodig zijn voor de aanpassing, uitbreiding en werking van het geautomatiseerde systeem met betrekking tot de in artikel 4, lid 1, en in artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde aangelegenheden. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 7, lid 2. Die uitvoeringshandelingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van de Unie inzake inning en controle van indirecte belastingen of administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand op het gebied van indirecte belastingen.

Artikel 7

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Accijnscomité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

1.   De Commissie gaat na of de uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde maatregelen correct en overeenkomstig dit besluit zijn uitgevoerd.

Zij volgt regelmatig, in samenwerking met de lidstaten, in het kader van het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité, de voortgang van de ontwikkeling en de invoering van het geautomatiseerde systeem om vast te stellen of de daarvoor gestelde doelstellingen zijn bereikt en om richtsnoeren op te stellen voor de verbetering van de doeltreffendheid van de maatregelen ter uitvoering van het systeem.

2.   Op 10 februari 2025 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de uitvoering en werking van het geautomatiseerde systeem.

Dit verslag stelt onder meer de procedures en de criteria voor de latere evaluatie van het functioneren van het geautomatiseerde systeem vast.

Artikel 9

De landen die het lidmaatschap van de Unie hebben aangevraagd, worden door de Commissie op de hoogte gesteld van de ontwikkeling en de invoering van het geautomatiseerde systeem en kunnen, als zij dat wensen, aan de daarmee genomen proeven deelnemen.

Artikel 10

1.   De kosten in verband met de aanpassing en uitbreiding van het geautomatiseerde systeem worden gedeeld door de Unie en de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3.

2.   De kosten in verband met het ontwerp, de aanschaf, de installatie en het onderhoud van de Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem, alsmede de kosten in verband met de lopende exploitatie van de Uniecomponenten die in de gebouwen van de Commissie of van een door de Commissie aangewezen subcontractant zijn geïnstalleerd, komen ten laste van de Unie.

3.   De kosten in verband met de aanpassing, uitbreiding en werking van de niet-Uniecomponenten van het geautomatiseerde systeem, alsmede de kosten in verband met de lopende exploitatie van de Uniecomponenten die in de gebouwen van de lidstaten of van een door de betrokken lidstaat aangewezen subcontractant zijn geïnstalleerd, komen ten laste van de lidstaten.

Artikel 11

1.   De jaarlijkse kredieten, met inbegrip van de kredieten die worden toegewezen voor de exploitatie en de werking van het geautomatiseerde systeem na de invoeringsperiode, worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten die zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1286/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8).

2.   De lidstaten begroten de financiële en menselijke middelen die voor de vervulling van de in artikel 5 omschreven verplichtingen benodigd zijn en stellen deze ter beschikking. De Commissie en de lidstaten stellen de voor de aanpassing, uitbreiding, werking en verdere ontwikkeling van het geautomatiseerde systeem vereiste menselijke, budgettaire en technische middelen ter beschikking.

Artikel 12

Beschikking nr. 1152/2003/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar het onderhavige besluit en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 15 januari 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

N. BRNJAC


(1)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 108.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 december 2019.

(3)  Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5).

(4)  Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad).

(5)  Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 24).

(6)  Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (PB L 121 van 8.5.2012, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(8)  Verordening (EU) nr. 1286/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de Europese Unie voor de periode 2014-2020 (Fiscalis 2020) en tot intrekking van Beschikking nr. 1482/2007/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 25).


BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

Beschikking nr. 1152/2003/EG

Dit besluit

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, eerste alinea

Artikel 2, tweede alinea

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 2

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11, lid 1, eerste alinea

Artikel 11, lid 1, tweede alinea

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 11, lid 2

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Bijlage


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

27.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/49


BESLUIT (EU) 2020/264 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2019

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de betaling van voorschotten in de algemene begroting van de Unie voor 2020

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (1), en met name artikel 4 bis, lid 4,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2), en met name punt 11,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna “het fonds”) heeft tot doel de Unie in staat te stellen snel, doeltreffend en soepel op noodsituaties te reageren in solidariteit met de bevolking van door natuurrampen getroffen regio’s.

(2)

Zoals vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad, mag het fonds het jaarlijkse maximumbedrag van 500 000 000 EUR (in prijzen van 2011) niet overschrijden (3).

(3)

In artikel 4 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 is bepaald dat, telkens als het nodig is om de tijdige beschikbaarheid van begrotingsmiddelen te waarborgen, een maximum van 50 000 000 EUR uit het Fonds beschikbaar kan worden gesteld voor de betaling van voorschotten, waarbij de betrokken kredieten in de algemene begroting van de Unie worden opgenomen.

(4)

Om de tijdige beschikbaarheid van voldoende begrotingsmiddelen in de algemene begroting van de Unie voor 2020 te waarborgen, dient uit het fonds een bedrag van 50 000 000 EUR beschikbaar te worden gesteld voor de betaling van voorschotten.

(5)

Om zo snel mogelijk middelen uit het fonds beschikbaar te kunnen stellen, dient dit besluit vanaf het begin van het begrotingsjaar 2020 van toepassing te zijn,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 wordt uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 50 000 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten voor de betaling van voorschotten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2020.

Gedaan te Straatsburg, 27 november 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

T. TUPPURAINEN


(1)  PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.

(2)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).


27.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/51


BESLUIT (EU) 2020/265 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2019

betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (1), en met name punt 12,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het flexibiliteitsinstrument kunnen nauwkeurig bepaalde uitgaven worden gefinancierd die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd.

(2)

Het jaarlijks voor het flexibiliteitsinstrument beschikbare maximumbedrag is 600 000 000 EUR (prijzen 2011), zoals vastgesteld in artikel 11 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (2), te verhogen in voorkomend geval met vervallen bedragen die ter beschikking worden gesteld overeenkomstig lid 1, tweede alinea, van dat artikel.

(3)

Het is noodzakelijk om met spoed aanzienlijke extra kredieten ter beschikking te stellen ter financiering van maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen.

(4)

Nadat alle mogelijkheden tot herschikking van kredieten onder het uitgavenmaximum voor rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) zijn onderzocht, is het nodig middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking te stellen ter aanvulling van de middelen op de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, te weten 778 074 489 EUR boven het maximum van rubriek 3, ter financiering van maatregelen op het gebied van migratie, vluchtelingen en veiligheid.

(5)

Op basis van het verwachte betalingsprofiel moeten de met het gebruik van het flexibiliteitsinstrument corresponderende betalingskredieten worden verdeeld over verschillende begrotingsjaren.

(6)

Om de middelen snel te kunnen inzetten, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf het begin van het begrotingsjaar 2020,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 wordt uit het flexibiliteitsinstrument 778 074 489 EUR aan vastleggingskredieten in rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) ter beschikking gesteld.

Het in de eerste alinea genoemde bedrag zal worden gebruikt ter financiering van maatregelen voor de aanpak van de huidige met migratie, vluchtelingeninstroom en veiligheid verband houdende problemen.

2.   Op basis van het verwachte betalingsprofiel worden de met het gebruik van het flexibiliteitsinstrument corresponderende betalingskredieten als volgt verdeeld:

a)

407 402 108 EUR in 2020;

b)

312 205 134 EUR in 2021;

c)

42 336 587 EUR in 2022;

d)

16 130 660 EUR in 2023;

De specifieke bedragen van de betalingskredieten worden voor elk begrotingsjaar goedgekeurd in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Gedaan te Straatsburg, 27 november 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

T. TUPPURAINEN


(1)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).


27.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/53


BESLUIT (EU, Euratom) 2020/266 VAN DE RAAD

van 25 februari 2020

houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over een nieuwe partnerschapsovereenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna “het Verenigd Koninkrijk”) zich teruggetrokken uit de Europese Unie.

(2)

De terugtrekking is geregeld in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1) (hierna “het terugtrekkingsakkoord”), waarover is onderhandeld en dat is gesloten overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(3)

Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden en voorziet in een overgangsperiode gedurende welke het recht van de Unie overeenkomstig dat akkoord op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is. Deze overgangsperiode eindigt op 31 december 2020, tenzij het bij het terugtrekkingsakkoord opgerichte Gemengd Comité vóór 1 juli 2020 eenmalig een besluit vaststelt tot verlenging van de overgangsperiode met één of twee jaar ten hoogste.

(4)

De Europese Raad heeft in zijn richtsnoeren van 23 maart 2018 opnieuw verklaard dat de Unie vastbesloten is in de toekomst een zo hecht mogelijk partnerschap met het Verenigd Koninkrijk te hebben. Volgens deze richtsnoeren dient dat partnerschap betrekking te hebben op samenwerking op economisch en handelsgebied, en ook op andere gebieden, met name de bestrijding van terrorisme en internationale criminaliteit, evenals veiligheid, defensie en buitenlands beleid. De Europese Raad legde die richtsnoeren vast met het oog op het openen van onderhandelingen over een algeheel begrip van het kader voor de toekomstige betrekkingen, dat moest worden uitgewerkt in een politieke verklaring die als bijlage bij het terugtrekkingsakkoord zou gaan en waarnaar in dat akkoord zou worden verwezen.

(5)

De politieke verklaring die als bijlage bij het terugtrekkingsakkoord gaat, schetst het kader voor de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk (2) (hierna de “politieke verklaring”). Deze verklaring stelt de parameters vast voor een ambitieus, breed, diep en flexibel partnerschap, dat samenwerking op het gebied van handel en economie in het kader van een alomvattende en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst, rechtshandhaving en strafrechtspleging, buitenlands beleid, veiligheid en defensie en ruimere samenwerkingsgebieden bestrijkt.

(6)

In artikel 184 van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk, te goeder trouw en met volledige eerbiediging van hun respectieve rechtsordes, alles in het werk moeten stellen om de nodige stappen te nemen om via onderhandelingen spoedig tot de in de politieke verklaring genoemde akkoorden inzake hun toekomstige betrekkingen te komen en de relevante procedures voor de bekrachtiging of sluiting van die akkoorden te volgen, teneinde te waarborgen dat die akkoorden voor zover mogelijk vanaf het eind van de overgangsperiode van toepassing zijn.

(7)

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 13 december 2019 opnieuw zijn wens bevestigd zo nauw mogelijke toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk op te bouwen, in overeenstemming met de politieke verklaring en met inachtneming van de eerder overeengekomen richtsnoeren en verklaringen van de Europese Raad, met name de verklaring van 25 november 2018. De Europese Raad herhaalde in het bijzonder dat de toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk gebaseerd moeten worden op een evenwicht tussen rechten en verplichtingen, en een gelijk speelveld moeten garanderen. De Europese Raad verklaarde ingenomen te zijn met het besluit van de Commissie om de heer Michel BARNIER te herbenoemen voor de onderhandelingen over de toekomstige betrekkingen, en verzocht de Commissie om meteen na de terugtrekking een uitgebreid ontwerpmandaat voor toekomstige betrekkingen met het VK voor te leggen. De Europese Raad verklaarde dat hij de onderhandelingen op de voet zal volgen en waar nodig verdere algemene politieke sturing zal bieden.

(8)

Er moeten dus onderhandelingen worden geopend met het oog op het sluiten van een nieuwe partnerschapsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk. De Commissie dient te worden aangewezen als onderhandelaar van de Unie. Voor aangelegenheden betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zal de Commissie de onderhandelingen in overeenstemming met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie wordt hierbij gemachtigd om onderhandelingen te openen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Artikel 2

De Commissie wordt aangewezen als onderhandelaar van de Unie.

Artikel 3

De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met de Groep Verenigd Koninkrijk en in overeenstemming met de in het addendum opgenomen richtsnoeren, behoudens eventuele richtsnoeren die de Raad later aan de Commissie kan verstrekken.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

(2)  PB C 34 van 31.1.2020, blz. 1.