ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 333

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
27 december 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2019/2218 van de Raad van 24 oktober 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap

1

 

*

Protocol tot uitvoering van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/2219 van de Raad van 24 oktober 2019 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe en de Europese Gemeenschap

31

 

*

Verordening (EU) 2019/2220 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

33

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2221 van de Commissie van 12 december 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 wat betreft de gegevens die worden geregistreerd in berichten die betrekking hebben op de registratie van marktdeelnemers en belastingentrepots in de nationale registers en het centrale register

47

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2222 van de Commissie van 12 december 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 684/2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de in het kader van de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns in te dienen gegevens

56

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2223 van de Commissie van 13 december 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 wat betreft de gegevens die vereist zijn voor de documenten voor wederzijdse administratieve bijstand die worden gebruikt voor de uitwisseling van informatie over accijnsgoederen onder schorsing van accijns

82

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/2224 van het Europees Parlement van 23 oktober 2019 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling II — Europese Raad en Raad

134

 

*

Resolutie (EU) 2019/2225 van het Europees Parlement van 23 oktober 2019 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling II — Europese Raad en Raad

135

 

*

Besluit (EU) 2019/2226 van het Europees Parlement van 23 oktober 2019 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017

137

 

*

Resolutie (EU) 2019/2227 Van Het Europees Parlement van 23 oktober 2019 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017

139

 

*

Besluit (EU) 2019/2228 van de Raad van 19 december 2019 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

141

 

*

Besluit (EU) 2019/2229 van de Raad van 19 december 2019 tot machtiging om onderhandelingen met de Republiek Belarus te openen over een overeenkomst betreffende douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand

143

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2230 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

146

 

*

Besluit (EU) 2019/2231 van de Europese Centrale Bank van 10 december 2019 betreffende de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2020 (ECB/2019/40)

149

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit Nr. 1/2019 van de Stabilisatie- en Associatieraad EU‐Albanië van 28 november 2019 inzake de deelname van Albanië als waarnemer aan de werkzaamheden van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, en de modaliteiten voor die deelname, binnen het kader van Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad [2019/…]

151

 

*

Besluit nr. 1/2019 van het EPO-Comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, van 2 december 2019 betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie [2019/2233]

154

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/1


BESLUIT (EU) 2019/2218 VAN DE RAAD

van 24 oktober 2019

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 juli 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 894/2007 (1) vastgesteld, waarbij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap (2) (“de overeenkomst”) werd gesloten. Deze overeenkomst is op 29 augustus 2011 in werking getreden en is nog steeds van kracht.

(2)

Op 18 december 2017 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe (“Sao Tomé en Principe”) te openen met het oog op het sluiten van een nieuw protocol tot uitvoering van de overeenkomst.

(3)

Het vorige protocol bij de overeenkomst is op 22 mei 2018 verstreken.

(4)

De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van die onderhandelingen is het nieuwe protocol op 17 april 2019 geparafeerd.

(5)

Het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap (“het protocol”) heeft tot doel het voor de Unie en Sao Tomé en Principe mogelijk maken om nauwer samen te werken ter bevordering van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de wateren van Sao Tomé en Principe en ter ondersteuning van de inspanningen van Sao Tomé en Principe om de visserijsector te ontwikkelen.

(6)

Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, moet het protocol, met ingang van de ondertekening ervan, voorlopig worden toegepast.

(7)

Het protocol moet worden ondertekend en voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Het protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van de datum van ondertekening ervan (3), in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A.-K. PEKONEN


(1)  Verordening (EG) nr. 894/2007 van de Raad van 23 juli 2007 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 35).

(2)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 36

(3)  De datum vanaf welke het protocol voorlopig wordt toegepast, zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/3


PROTOCOL

tot uitvoering van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap

Artikel 1

Beginselen

1.   Met het voorliggende protocol wordt uitvoering gegeven aan de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap (hierna “de overeenkomst” genoemd).

Het bevat een bijlage en aanhangsels die daarvan een integrerend onderdeel vormen.

2.   De Europese Unie (hierna “de Unie” genoemd) en de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe (hierna “Sao Tomé en Principe” genoemd), (hierna “partijen” genoemd), verbinden zich ertoe verantwoorde visserij in de visserijzone van Sao Tomé en Principe te bevorderen op basis van het beginsel van niet-discriminatie.

Sao Tomé en Principe verbindt zich ertoe om op alle buitenlandse industriële tonijnvisserijvloten die in zijn visserijzone actief zijn, dezelfde technische en instandhoudingsmaatregelen toe te passen, met als doel bij te dragen tot een goede governance van de visserij.

3.   De partijen verbinden zich ertoe te waarborgen dat het protocol wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 9 van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1), als laatst gewijzigd (hierna “de overeenkomst van Cotonou” genoemd), met als titel “Essentiële elementen op het gebied van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechtsstaat, en fundamenteel element met betrekking tot goed bestuur”.

4.   De partijen verbinden zich ertoe een duurzame ontwikkeling en een duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu te bevorderen.

5.   De partijen verbinden zich ertoe informatie openbaar te maken en uit te wisselen over elke overeenkomst waarbij aan buitenlandse vaartuigen toegang tot de visserijzone van Sao Tomé en Principe wordt verleend, en over de daaruit voortvloeiende visserijinspanning, en met name het aantal afgegeven machtigingen en de vangsten.

6.   Overeenkomstig artikel 6 van de overeenkomst mogen vaartuigen van de Unie slechts visserijactiviteiten in de visserijzone van Sao Tomé en Principe uitoefenen als ze in het bezit zijn van een vismachtiging die op grond van dit protocol en overeenkomstig de bijbehorende bijlage is afgegeven.

Artikel 2

Vangstmogelijkheden

1.   De krachtens artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij aan de Europese Unie verleende vangstmogelijkheden worden voor een op de datum van voorlopige toepassing van het dit protocol ingaande periode van vijf jaar vastgesteld voor de vangst van over grote afstanden trekkende soorten (soorten vermeld in bijlage I bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982, en met name tonijnen, zwaardvissen en oceanische witpunthaaien), met uitzondering van de door de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) beschermde of verboden soorten.

2.   De vangstmogelijkheden worden toegewezen aan:

a)

28 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, en

b)

6 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing onverminderd de artikelen 6, 7 en 9 van dit protocol.

Artikel 3

Financiële tegenprestatie — betalingswijze

1.   De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie wordt voor de in artikel 2 van dit protocol bepaalde periode vastgesteld op 4 200 000 EUR.

2.   De in lid 1 bedoelde financiële tegenprestatie omvat:

a)

een jaarlijks bedrag van 400 000 EUR voor de toegang tot de visserijzone van de Sao Tomé en Principe, hetgeen overeenkomt met een referentiehoeveelheid van 8 000 ton per jaar, en

b)

een specifiek bedrag van 440 000 EUR per jaar voor de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van Sao Tomé en Principe.

3.   Het geraamde bedrag van de visrechten die overeenkomstig dit protocol in de loop van een jaar worden gegenereerd uit de activiteiten van vaartuigen met een vismachtiging, zoals berekend op basis van de in lid 2 bedoelde referentiehoeveelheid, bedraagt gemiddeld 560 000 EUR.

4.   Lid 2 van dit artikel is van toepassing onverminderd de artikelen 4, 6, 7 en 9 van dit protocol en de artikelen 12 en 13 van de overeenkomst.

5.   De Unie betaalt ieder jaar gedurende de gehele termijn van toepassing van dit protocol de in lid 2 bedoelde financiële tegenprestatie van 840 000 EUR, hetgeen overeenkomt met het totaal van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde jaarlijkse bedragen.

6.   Indien de vaartuigen van de Unie in de wateren van Sao Tomé en Principe in totaal meer dan de in lid 2, onder a), genoemde referentiehoeveelheid vangen, wordt de jaarlijkse financiële tegenprestatie met 50 EUR per extra ton verhoogd.

7.   De extra vangsten worden betaald na overeenstemming over de eindafrekening als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 2, van de bijlage. De Unie mag evenwel voor deze extra vangsten jaarlijks niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), vermelde bedrag. Indien het bedrag dat de Unie voor deze vangsten verschuldigd is, meer is dan het dubbele van het in lid 2, onder a), bedoelde jaarlijkse bedrag, wordt het verschil in het jaar daarop betaald.

8.   Voor het eerste jaar vindt de betaling van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie uiterlijk negentig dagen na de datum van voorlopige toepassing van dit protocol plaats, en voor de jaren daarop uiterlijk op de verjaardag van de voorlopige toepassing van dit protocol.

9.   De besteding van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie is de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Sao Tomé en Principe en strookt met de beginselen van een goed financieel beheer.

10.   De financiële tegenprestatie moet worden overgemaakt naar rekeningen van de overheid: de in lid 2, onder a), bedoelde bijdrage wordt overgemaakt naar een rekening van het Ministerie van Financiën bij de centrale bank van Sao Tomé en Principe; de in lid 2, onder b), bedoelde specifieke bijdrage en de in lid 7 bedoelde bijdrage worden overgemaakt naar de rekening van het visserijontwikkelingsfonds en worden in de begroting opgenomen. De gegevens van de bankrekeningen worden jaarlijks door de autoriteiten van Sao Tomé en Principe aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 4

Sectorale steun

1.   De in het kader van dit protocol verleende sectorale steun draagt bij tot de uitvoering van de nationale strategie voor de visserij en tot de ontwikkeling van de blauwe economie van Sao Tomé en Principe. De steun beoogt het duurzame beheer van de visbestanden en de ontwikkeling van de sector, door met name:

a)

verbetering van de monitoring, controle en bewaking van visserijactiviteiten;

b)

verbetering van de wetenschappelijke kennis over de visbestanden;

c)

verbetering van de kwaliteit van visserijproducten;

d)

ondersteuning van de ontwikkeling van de ambachtelijke visserij;

e)

versterking van de internationale samenwerking;

f)

ondersteuning van de ontwikkeling van de aquacultuur.

2.   De partijen bereiken uiterlijk drie maanden na aanvang van de voorlopige toepassing van dit protocol in de in artikel 9 van de partnerschapsovereenkomst voor de visserij bedoelde gemengde commissie (hierna “gemengde commissie” genoemd) overeenstemming over een meerjarig sectoraal programma en de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen, en met name:

a)

de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 3, lid 2, onder b), van dit protocol, genoemde specifieke deel van de financiële tegenprestatie;

b)

de doelstellingen die op jaarbasis en op meerjarige basis moeten worden bereikt om een duurzame en verantwoorde visserij te bevorderen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten die Sao Tomé en Principe stelt voor het visserijbeleid;

c)

de criteria en procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

3.   De Europese Commissie wordt van tevoren in kennis gesteld van wijzigingen in de doelstellingen en acties van het sectorale jaar- of meerjarenprogramma. Wanneer de Europese Commissie bezwaar aantekent, kan de beoogde wijziging worden voorgelegd aan de gemengde commissie, die zich met het oog op de goedkeuring van de partijen daarover uitspreekt, in voorkomend geval via briefwisseling.

4.   Beide partijen verrichten elk jaar een beoordeling van de resultaten van de uitvoering van het meerjarige sectorale programma op basis van een schriftelijk verslag van de autoriteiten van Sao Tomé en Principe. Wanneer uit deze beoordeling blijkt dat de doelstellingen niet conform de programmering zijn verwezenlijkt of de gemengde commissie de uitvoering ervan ontoereikend acht, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie herzien of opgeschort.

5.   Nadat de partijen met elkaar overleg hebben gepleegd en hun toestemming hebben gegeven, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de gemengde commissie oordeelt dat voldoende vooruitgang is geboekt met de uitvoering, in voorkomend geval per briefwisseling. De in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van dit protocol.

Artikel 5

Wetenschappelijke en technische samenwerking met het oog op verantwoorde visserij

1.   Gedurende de toepassingsperiode van dit protocol verbinden de Unie en Sao Tomé en Principe zich ertoe om samen te werken bij de bewaking van de toestand van de visbestanden in de visserijzone van Sao Tomé en Principe.

2.   De partijen verbinden zich ertoe in de Centraal-Afrikaanse regio de samenwerking op het gebied van verantwoorde visserij te bevorderen.

3.   De partijen verbinden zich ertoe de aanbevelingen en resoluties van de Iccat in acht te nemen.

4.   Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst plegen de partijen op basis van de aanbevelingen en resoluties van de Iccat en het beste beschikbare wetenschappelijke advies overleg in de bedoelde gemengde commissie over eventuele maatregelen voor een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden die van belang zijn voor de activiteiten van de Unievaartuigen.

5.   De partijen komen met het oog op een goed beheer en de instandhouding van het haaienbestand overeen om de haaienvangsten nauwlettend te volgen door middel van de uitwisseling van vangstgegevens als bedoeld in de bijlage, hoofdstuk III. De gemengde commissie stelt zo nodig aanvullende beheersmaatregelen vast om de activiteiten van de beugvisserijvloot beter te omkaderen.

6.   De partijen werken samen aan de versterking van de mechanismen voor controle, inspectie en bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij in Sao Tomé en Principe.

Artikel 6

Herziening van de vangstmogelijkheden en de technische maatregelen

1.   De in artikel 2 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen door de gemengde commissie worden herzien, mits de aanbevelingen en resoluties van de Iccat bevestigen dat deze herziening strookt met een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden.

2.   In dat geval moet de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie pro rata temporis worden aangepast en moeten dit protocol dienovereenkomstig worden gewijzigd.

3.   De gemengde commissie kan de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en de technische uitvoeringsmaatregelen van dit protocol onderzoeken en, zo nodig, in onderling overleg aanpassen.

Artikel 7

Nieuwe vangstmogelijkheden

1.   De autoriteiten van Sao Tomé en Principe kunnen de Unie vragen de mogelijkheid tot bevissing van niet onder dit protocol vallende visbestanden in overweging te nemen. Bij ontstentenis van voldoende gegevens over de situatie van de bestanden komen de partijen voorwaarden voor de uitvoering van een verkenningsactie overeen, waarbij rekening wordt gehouden met de beste wetenschappelijke adviezen die zijn ingediend bij de wetenschappelijke deskundigen van de partijen.

2.   In het licht van die resultaten en indien de Unie belangstelling toont voor die bevissing, plegen de partijen overleg in de gemengde commissie voordat de autoriteiten van Sao Tomé en Principe besluiten om al dan niet toestemming te verlenen. In voorkomend geval spreken de partijen voorwaarden voor deze nieuwe vangstmogelijkheden af en indien nodig passen zij dit protocol aan.

Artikel 8

Stimuleringsmaatregelen voor aanlandingen en bevordering van de samenwerking tussen marktdeelnemers

1.   De partijen werken samen bij de verbetering van de aanlandingsmogelijkheden in de havens van Sao Tomé en Principe.

2.   Sao Tomé en Principe spant zich in om een strategie en stimuleringsmaatregelen in te voeren die de aanlandingen bevorderen. In het kader van deze strategie spant de Unievloot zich in om een deel van deze vangsten, en met name de bijvangsten, aan te landen.

3.   De partijen spannen zich in om de voorwaarden te creëren die de betrekkingen tussen de bedrijven op technisch, economisch en commercieel gebied bevorderen, en een kader voor de ontwikkeling van de handel en investeringen te bevorderen.

Artikel 9

Schorsing van de uitvoering van dit protocol

1.   De uitvoering van dit protocol kan worden geschorst op initiatief van een van de partijen als zich een of meer van de volgende situaties voordoen:

a)

abnormale omstandigheden, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), van de overeenkomst, waardoor in de visserijzone van Sao Tomé en Principe geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden;

b)

belangrijke wijzigingen in de inhoud en uitvoering van het visserijbeleid van een van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol;

c)

een van beide partijen constateert een schending van de essentiële elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou en naar aanleiding van de procedure van de artikelen 8 en 96 van die overeenkomst;

d)

de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie wordt niet betaald door de Unie om andere dan de in dit artikel genoemde redenen;

e)

een ernstig en onopgelost geschil tussen beide partijen over de toepassing of de interpretatie van dit protocol.

2.   De toepassing van dit protocol kan pas worden geschorst indien de betrokken partij haar voornemen daartoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de schorsing meldt.

3.   Bij schorsing blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij daarin slagen, wordt de toepassing van dit protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd overeenkomstig de duur van de periode waarin de toepassing van dit protocol was geschorst.

Artikel 10

Toepasselijke wetgeving

1.   De activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie die in de wateren van Sao Tomé en Principe actief zijn, vallen onder het recht van Sao Tomé en Principe, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol.

2.   De autoriteiten van Sao Tomé en Principe stellen de Unie in kennis van iedere wetswijziging of nieuwe wetgeving op het gebied van de visserij. De wijzigingen zijn binnen zestig dagen na deze kennisgeving afdwingbaar bij de vaartuigen van de Unie.

3.   De Europese Commissie stelt de autoriteiten van Sao Tomé en Principe in kennis van iedere wetswijziging of nieuwe wetgeving in verband met de visserijactiviteiten van de externe vloot van de Europese Unie.

Artikel 11

Elektronische uitwisseling van informatie

1.   Sao Tomé en Principe en de Unie verbinden zich ertoe de informaticasystemen operationeel te maken en te houden die nodig zijn voor de elektronische uitwisseling van alle met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende informatie en documenten.

2.   De elektronische vorm van een document wordt als volledig gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.

3.   Sao Tomé en Principe en de Unie stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere storing van een informaticasysteem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten worden dan automatisch via een alternatief communicatiemiddel verzonden.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid van de gegevens

1.   Sao Tomé en Principe en de Unie zien erop toe dat alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominatieve gegevens over de Unievaartuigen en hun visserijactiviteiten te allen tijde worden behandeld overeenkomstig de beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens.

2.   De partijen zien erop toe dat alleen de geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten in de wateren van Sao Tomé en Principe openbaar worden gemaakt overeenkomstig de ter zake geldende Iccat-bepalingen.

3.   Gegevens die als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, worden door de bevoegde autoriteiten uitsluitend gebruikt voor de uitvoering van de overeenkomst en voor visserijbeheer, ‐controle en ‐bewaking.

4.   Wat de door de Unie verstrekte persoonsgegevens betreft, kan de gemengde commissie passende waarborgen en rechtsmiddelen vaststellen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (2) (algemene verordening gegevensbescherming).

Artikel 13

Toepassingsperiode

Dit protocol geldt voor een periode van vijf jaar vanaf de voorlopige toepassing ervan overeenkomstig artikel 15, tenzij het overeenkomstig artikel 14 wordt opgezegd.

Artikel 14

Opzegging

1.   In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om dit protocol op te zeggen.

2.   Met de verzending van de in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt overleg geopend tussen de partijen.

Artikel 15

Voorlopige toepassing

Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening ervan.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de daartoe vereiste procedures zijn voltooid.

Съставено в Брюксел на деветнадесети декември две хиляди и деветнадесета година.

Hecho en Bruselas, el diecinueve de diciembre de dos mil diecinueve.

V Bruselu dne devatenáctého prosince dva tisíce devatenáct.

Udfærdiget i Bruxelles den nittende december to tusind og nitten.

Geschehen zu Brüssel am neunzehnten Dezember zweitausendneunzehn.

Kahe tuhande üheksateistkümnenda aasta detsembrikuu üheksateistkümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα εννέα Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες δεκαεννέα.

Done at Brussels on the nineteenth day of December in the year two thousand and nineteen.

Fait à Bruxelles, le dix-neuf décembre deux mille dix-neuf.

Sastavljeno u Bruxellesu devetnaestog prosinca godine dvije tisuće devetnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì diciannove dicembre duemiladiciannove.

Briselē, divi tūkstoši deviņpadsmitā gada deviņpadsmitajā decembrī.

Priimta du tūkstančiai devynioliktų metų gruodžio devynioliktą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenkilencedik év december havának tizenkilencedik napján.

Magħmul fi Brussell, fid-dsatax-il jum ta’ Diċembru fis-sena elfejn u dsatax.

Gedaan te Brussel, negentien december tweeduizend negentien.

Sporządzono w Brukseli dnia dziewiętnastego grudnia roku dwa tysiące dziewiętnastego.

Feito em Bruxelas, em dezanove de dezembro de dois mil e dezanove.

Întocmit la Bruxelles la nouăsprezece decembrie două mii nouăsprezece.

V Bruseli devätnásteho decembra dvetisícdevätnásť.

V Bruslju, dne devetnajstega decembra leta dva tisoč devetnajst.

Tehty Brysselissä yhdeksäntenätoista päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattayhdeksäntoista.

Som skedde i Bryssel den nittonde december år tjugohundranitton.

Image 1


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).


BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE VISSERIJZONE VAN SAO TOMÉ EN PRINCIPE

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

1.   Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

Voor de toepassing van deze bijlage wordt, tenzij anders bepaald, met elke verwijzing naar de Unie of Sao Tomé en Principe als bevoegde autoriteit het volgende bedoeld:

a)

voor de Unie: de Europese Commissie, in voorkomend geval de voor Sao Tomé en Principe bevoegde EU-delegatie;

b)

voor Sao Tomé en Principe: de directie visserij van het voor visserij bevoegde ministerie.

2.   Visserijzone

De vaartuigen van de Unie die in het kader van dit protocol vissen, mogen hun visserijactiviteiten in de exclusieve economische zone (EEZ) van Sao Tomé en Principe uitoefenen, met uitzondering van de zones die voorbehouden zijn aan ambachtelijke en semi-industriële visserij.

De EEZ-coördinaten zijn die welke zijn vermeld in de kennisgeving aan de Verenigde Naties van 7 mei 1998.

Sao Tomé en Principe deelt elke wijziging in de visserijzone onverwijld mee aan de Unie.

3.   Zones die gesloten zijn voor de scheepvaart en de visserij

Zonder onderscheid is elke visserijactiviteit in de voor gezamenlijke exploitatie door Sao Tomé en Principe en Nigeria bestemde zone verboden. De coördinaten van deze zone zijn vermeld in aanhangsel 1.

4.   Bankrekening

Sao Tomé en Principe stelt de Unie vóór de inwerkingtreding van dit protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening(en) waarnaar de financiële bedragen ten laste van de vissersvaartuigen in het kader van de overeenkomst moeten worden overgemaakt. De aan de bankoverschrijvingen verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.

5.   Contactpunten

De partijen stellen elkaar in kennis van hun respectieve contactpunten met het oog op de uitwisseling van informatie over de uitvoering van dit protocol, met name over kwesties in verband met de uitwisseling van algemene vangstgegevens en gegevens over de visserijinspanning, de procedures voor de vismachtigingen en de uitvoering van de sectorale steun.

6.   Werktalen

De partijen komen overeen dat de werktalen in de vergaderingen over de uitvoering van dit protocol, voor zover mogelijk, het Portugees en het Frans zijn.

HOOFDSTUK II

VISMACHTIGINGEN

Voor de toepassing van deze bijlage is de term “vismachtiging” synoniem met de term “visvergunning” in de wetgeving van Sao Tomé en Principe.

AFDELING 1:

Toepasselijke procedures

1.   Voorwaarden voor het verkrijgen van een vismachtiging

Alleen daarvoor in aanmerking komende Unievaartuigen kunnen een vismachtiging krijgen voor de visserijzone van Sao Tomé en Principe.

Een Unievaartuig komt slechts voor een vismachtiging in aanmerking als voor de reder, de kapitein en het vaartuig zelf geen verbod tot uitoefening van de visserij in de wateren van Sao Tomé en Principe geldt. Evenmin mogen zij bij Sao Tomé en Principe verplichtingen hebben uitstaan uit hoofde van eerdere visserijactiviteiten in het kader van de met de Unie gesloten visserijovereenkomsten. Verder moeten zij zich houden aan Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (1) inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten.

2.   Aanvraag van een vismachtiging

De bevoegde autoriteiten van de Unie dienen ten minste 15 werkdagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij het voor visserij bevoegde ministerie van Sao Tomé en Principe elektronisch een aanvraag in voor elk vaartuig dat op grond van dit protocol wil vissen, met een kopie aan de voor Sao Tomé en Principe bevoegde Uniedelegatie.

Voor het indienen van de aanvragen bij het voor visserij bevoegde ministerie van Sao Tomé en Principe wordt gebruikgemaakt van het formulier volgens het model in aanhangsel 2.

Elke vismachtigingsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

a)

het bewijs van betaling van het forfaitaire voorschot en van de forfaitaire bijdragen voor de waarnemers voor de geldigheidsduur van de vismachtiging;

b)

een recente kleurenfoto van het vaartuig (zijaanzicht);

c)

een kopie van het registratiecertificaat van het vaartuig;

d)

in voorkomend geval, elk ander document dat op grond van de toepasselijke nationale bepalingen afhankelijk van het vaartuigtype vereist is en dat door Sao Tomé en Principe is gemeld in de gemengde commissie.

De betaling van het jaarlijkse forfaitaire visrecht wordt gestort op dezelfde rekening van het Ministerie van Financiën als die welke wordt gebruikt voor de financiële tegenprestatie als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) van dit protocol.

De visrechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen en kosten voor dienstverlening.

In elke vismachtigingsaanvraag moeten de doelsoorten duidelijk zijn aangegeven.

De vismachtigingsaanvraag kan een kennisgeving bevatten van het voornemen om haaienvinnen aan boord van het vaartuig gedeeltelijk in te snijden, alsmede van andere activiteiten aan boord, zoals het ontweien.

3.   Afgifte van de vismachtiging

De vismachtigingen worden uiterlijk 15 werkdagen na de datum van ontvangst van alle in punt 2 van deze afdeling bedoelde documenten afgegeven door het voor visserij bevoegde ministerie van Sao Tomé en Principe.

De originelen worden aan de Unie toegezonden via de voor Sao Tomé en Principe bevoegde delegatie van de Unie.

De machtiging vermeldt de soorten of categorieën waarop mag worden gevist (tonijnen, zwaardvissen en haaien voor zover toegestaan).

Teneinde de mogelijkheid om in het visserijgebied van Sao Tomé en Principe te vissen niet te vertragen, wordt langs elektronische weg een kopie van de vismachtiging aan de reders toegezonden. Die kopie mag gedurende een periode van ten hoogste zestig dagen na de datum van afgifte van de vismachtiging worden gebruikt. Gedurende die periode wordt de kopie als gelijkwaardig aan het origineel beschouwd.

4.   Uitzonderlijke vervanging van een vismachtiging

De vismachtiging wordt afgegeven voor een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar. Niettemin kan de vismachtiging, wanneer wordt aangetoond dat er sprake is van overmacht, op verzoek van de Unie worden ingetrokken en kan voor een ander vaartuig van dezelfde categorie een nieuwe vismachtiging worden afgegeven voor de resterende geldigheidsduur, volgens nader te bepalen voorwaarden.

De reder zendt de oorspronkelijke vismachtiging terug naar het voor visserij bevoegde ministerie van Sao Tomé en Principe. De machtiging voor het vervangende vaartuig gaat in op die datum. Sao Tomé en Principe stelt de Unie in kennis van de overdracht van de vismachtiging en van de datum waarop deze ingaat.

5.   Aan boord houden van de vismachtiging

Onverminderd punt 3 van deze afdeling wordt de vismachtiging permanent aan boord bewaard.

6.   Ondersteuningsvaartuigen

Op verzoek van de Unie en na onderzoek door zijn bevoegde autoriteiten machtigt Sao Tomé en Principe de vissersvaartuigen van de Unie die over een vismachtiging beschikken, om zich te laten bijstaan door ondersteuningsvaartuigen.

De ondersteuningsvaartuigen mogen niet voor de visvangst zijn uitgerust. Bijtanken en overladen van vangsten worden niet als ondersteuning beschouwd.

De in dit hoofdstuk bedoelde procedure voor toezending van de vismachtigingsaanvragen geldt ook voor de ondersteuningsvaartuigen, voor zover deze procedure op deze vaartuigen van toepassing is. Sao Tomé en Principe stelt de lijst van gemachtigde ondersteuningsvaartuigen op en deelt deze onverwijld mee aan de Unie.

Deze vaartuigen betalen een jaarlijks recht van 3 500 EUR aan het in artikel 3, lid 10, van dit protocol bedoelde visserijontwikkelingsfonds.

AFDELING 2

Visrechten en voorschotten

1.

De vismachtigingen zijn een jaar geldig.

2.

De visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug worden per ton in de visserijzone van Sao Tomé en Principe gevangen vis voor de gehele toepassingsperiode van dit protocol vastgesteld op 70 EUR.

3.

De vismachtigingen worden afgegeven na betaling van de volgende jaarlijkse forfaitaire bedragen:

a)

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 9 100 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 130 ton;

b)

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 3 255 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 46,5 ton.

De visrechten worden betaald op de rekening van het Ministerie van Financiën die ook gebruikt wordt voor het overmaken van de in artikel 3, lid 2, onder a) van dit protocol, bedoelde financiële tegenprestatie.

4.

Op basis van de vangstaangiften van de Unievaartuigen stelt de Unie voor elk vaartuig een afrekening op van de vangsten en een afrekening van de visrechten die het vaartuig verschuldigd is voor het visseizoen van het vorige kalenderjaar. Zij dient vóór 30 juni van het lopende jaar de eindafrekening in bij de autoriteiten van Sao Tomé en Principe en, via de lidstaten van de Unie, bij de reder. Sao Tomé en Principe kan deze eindafrekening binnen dertig dagen na de ontvangst ervan betwisten op basis van bewijsstukken. Bij verschil van mening plegen de partijen, in voorkomend geval, overleg in de gemengde commissie. Indien Sao Tomé en Principe niet binnen de termijn van dertig dagen bezwaar aantekent, geldt de eindafrekening als vastgesteld.

5.

Valt de eindafrekening hoger uit dan het voor het verkrijgen van de vismachtiging betaalde geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo binnen 45 dagen over aan Sao Tomé en Principe, behalve wanneer hij daartegen bezwaar maakt. Het saldo wordt overgemaakt naar de rekening van het visserijontwikkelingsfonds. Is het bedrag van de eindafrekening evenwel lager dan het geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK III

MONITORING EN AANGIFTE VAN VANGSTEN

AFDELING 1

Elektronische visserijlogboeken

1.

De kapitein van een vaartuig van de Unie dat in het kader van dit protocol visserijactiviteiten verricht, houdt een elektronisch visserijlogboek bij dat gekoppeld is aan een elektronisch registratie- en communicatiesysteem (ERS).

2.

Vaartuigen zonder ERS mogen de visserijzone van Sao Tomé en Principe niet binnenvaren om daar visserijactiviteiten te verrichten.

3.

De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die in het elektronische visserijlogboek zijn vermeld. Het visserijlogboek is overeenstemming met de toepasselijke resoluties en aanbevelingen van de Iccat.

4.

De kapitein registreert dagelijks voor elke visserijactiviteit de geraamde hoeveelheden van elke soort die gevangen is en aan boord wordt gehouden of is teruggegooid. De geraamde hoeveelheden van een soort die gevangen of teruggegooid is, moeten worden geregistreerd ongeacht het gewicht in kwestie.

5.

Bij aanwezigheid zonder visserijactiviteit wordt de positie van het vaartuig om 12.00 uur ’s middags geregistreerd.

6.

De gegevens van het visserijlogboek worden automatisch en dagelijks verzonden naar het visserijcontrolecentrum (VCC) van de vlaggenstaat. De verzonden informatie omvat ten minste:

a)

de identificatienummers en de naam van het vissersvaartuig;

b)

de FAO-drielettercode van elke soort;

c)

de betrokken geografische zone waar de vangsten zijn gedaan;

d)

de datum en, in voorkomend geval, het tijdstip van de vangsten;

e)

de datum van vertrek uit en aankomst in de haven en de duur van de visreis;

f)

het soort vistuig, de technische specificaties en de afmetingen;

g)

de geraamde aan boord gehouden hoeveelheden van iedere soort in kilogram levend gewicht of, indien mogelijk, het aantal vissen.

h)

de geraamde teruggegooide hoeveelheden van iedere soort in kilogram levend gewicht of, indien mogelijk, het aantal vissen.

7.

De vlaggenstaat zorgt voor de ontvangst en de registratie in een elektronische gegevensbank waarin die gegevens gedurende ten minste 36 maanden op beveiligde wijze kunnen worden bewaard.

8.

De vlaggenstaat en Sao Tomé en Principe zien erop toe dat zij zijn uitgerust met de nodige hardware en software voor de automatische verzending van de ERS-gegevens. Voor de verzending van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de door de Europese Commissie beheerde elektronische communicatiemiddelen voor de uitwisseling van visserijgegevens in gestandaardiseerde vorm. Wijzigingen van normen worden binnen zes maanden ingevoerd.

9.

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de visserijlogboeken dagelijks automatisch via het ERS aan het VCC van Sao Tomé en Principe ter beschikking worden gesteld voor de periode van aanwezigheid van het vaartuig in de visserijzone, zelfs bij nulvangsten.

10.

De wijze waarop de vangsten per ERS worden meegedeeld, alsmede de procedures bij storingen zijn omschreven in aanhangsel 4.

11.

De autoriteiten van Sao Tomé en Principe behandelen de gegevens over de visserijactiviteiten van de individuele vaartuigen op vertrouwelijke en veilige wijze.

AFDELING 2

Geaggregeerde vangstgegevens

1.

De vlaggenstaat levert elk kwartaal de gegevens over de gevangen en de teruggegooide hoeveelheden van elk vaartuig, die per maand zijn geaggregeerd, aan de databank van de Europese Commissie. Voor de soorten waarvoor krachtens dit protocol of de Iccat-aanbevelingen een totale toegestane vangst geldt, worden de gegevens over de hoeveelheden maandelijks geleverd voor de voorafgaande maand.

2.

De vlaggenstaat verifieert de gegevens door middel van kruiscontroles met aanlandings-, verkoop-, inspectie- en observatiegegevens en met alle andere relevante informatie waarvan de autoriteiten kennis hebben gekregen. De na deze verificaties vereiste actualisering van de databank vindt zo snel mogelijk plaats. Bij de verificaties wordt gebruikgemaakt van de geografische coördinaten van de visserijzone zoals vastgesteld volgens het onderhavige protocol.

3.

De Unie verstrekt Sao Tomé en Principe vóór het einde van elk kwartaal de uit de databank afkomstige geaggregeerde gegevens voor de vorige kwartalen van het lopende jaar, met opgave van de gevangen hoeveelheden per vaartuig, per vangstmaand en per soort. Deze gegevens zijn voorlopig en evolutief.

4.

Sao Tomé en Principe analyseert de in lid 3 bedoelde geaggregeerde gegevens en rapporteert alle belangrijke inconsistenties met gegevens van de elektronische visserijlogboeken die met het ERS zijn verstrekt. De vlaggenstaten verrichten onderzoek en werken de gegevens zo nodig bij.

HOOFDSTUK IV

MONITORING, CONTROLE EN BEWAKING

AFDELING 1

Controle en inspectie

De vissersvaartuigen van de Unie moeten de maatregelen en aanbevelingen van de Iccat in acht nemen met betrekking tot het vistuig, de technische specificaties en andere, voor hun visserijactiviteiten en hun vangsten geldende technische maatregelen.

1.   Binnenvaren en verlaten van de visserijzone

De vaartuigen van de Unie die in het kader van dit protocol in de wateren van Sao Tomé en Principe actief zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe ten minste drie uur van tevoren in kennis van hun voornemen om de EEZ van Sao Tomé en Principe binnen te varen of te verlaten.

Wanneer een vaartuig zijn voornemen om de EEZ van Sao Tomé en Principe binnen te varen of te verlaten meedeelt, moet het tegelijk ook zijn positie en de reeds aan boord aanwezige vangsten, geïdentificeerd door zijn FAO-drielettercode, uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal vissen, meedelen.

Deze mededelingen moeten per ERS of anders per e‐mail worden gezonden naar het door de autoriteiten van Sao Tomé en Principe meegedeelde adres.

Vaartuigen die hun voornemen om de wateren van Sao Tomé en Principe binnen te varen, niet hebben meegedeeld en op visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen zonder vismachtiging en dragen de gevolgen ervan zoals vastgelegd in de nationale wetgeving van Sao Tomé en Principe.

2.   Inspectieprocedures

De inspectie op zee, in de haven of op de rede in de visserijzone van Sao Tomé en Principe van vaartuigen van de Unie die over een vismachtiging beschikken, wordt uitgevoerd door inspecteurs van Sao Tomé en Principe die duidelijk herkenbaar zijn als visserijcontroleurs en die gebruikmaken van vaartuigen van de autoriteiten van Sao Tomé en Principe.

Alvorens aan boord te gaan, stellen de inspecteurs van Sao Tomé en Principe de vaartuigen van de Unie in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De inspectie wordt verricht door maximaal twee inspecteurs, die hun identiteit en kwalificatie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen.

De inspecteurs van Sao Tomé en Principe blijven niet langer aan boord van de vaartuigen van de Unie dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.

De beelden (foto’s en video’s) die tijdens inspecties worden gemaakt, zijn bestemd voor de autoriteiten die belast zijn met de controle en bewaking van de visserij. Deze beelden mogen niet openbaar worden gemaakt, tenzij in de nationale wetgeving anders is bepaald.

De kapiteins van de vaartuigen van de Unie faciliteren het aan boord gaan en de werkzaamheden van de inspecteurs van Sao Tomé en Principe.

Aan het einde van elke inspectie stellen de inspecteurs van Sao Tomé en Principe een inspectieverslag op. De kapitein van het Unievaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt, en door de kapitein van het Unievaartuig.

De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder bij een eventuele inbreukprocedure onverlet. De kapitein van het vaartuig verleent zijn medewerking tijdens de inspectieprocedure. Weigert de kapitein het document te ondertekenen, dan moet hij dit schriftelijk motiveren en brengt de inspecteur de vermelding “weigert te ondertekenen” aan. De inspecteurs van Sao Tomé en Principe overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het vaartuig van de Unie alvorens het vaartuig te verlaten. De autoriteiten van Sao Tomé en Principe stellen de Unie binnen 24 uur na een inspectie in kennis van deze inspectie en van de eventueel geconstateerde inbreuken en zenden haar het inspectieverslag toe. In voorkomend geval wordt binnen ten hoogste zeven dagen na terugkeer van de inspecteur in de haven een kopie van het proces-verbaal naar de Unie gezonden.

3.   Toegestane activiteiten aan boord

De vismachtigingen die zijn afgegeven door Sao Tomé en Principe, vermelden welke activiteiten aan boord zijn toegestaan, zoals het ontweien en het gedeeltelijk insnijden van haaienvinnen.

4.   Overlading en aanlanding

Vaartuigen van de Unie die in het kader van dit protocol in de wateren van Sao Tomé en Principe vissen en die hun vangsten in deze wateren willen overladen, doen dat in de havens Fernão Dias, Neves of Ana Chaves.

De reders van die vaartuigen of hun vertegenwoordigers die willen aanlanden of overladen, stellen de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe ten minste 48 uur van tevoren in kennis van:

a)

de naam van de vissersvaartuigen waaruit wordt overgeladen of aangeland;

b)

de naam van het vrachtschip waarop wordt overgeladen;

c)

de over te laden of aan te landen hoeveelheid (in ton) van elke soort;

d)

de dag waarop het overladen of het aanlanden plaatsvindt;

e)

de bestemming van de overgeladen of aangelande vangsten.

De kennisgeving aan Sao Tomé en Principe mag worden gedaan met het ERS of per e‐mail.

Overlading op zee is verboden.

De kapiteins van de vaartuigen dienen de vangstaangiften bij de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe in en delen mee of zij de visserij willen voortzetten of dat zij de wateren van Sao Tomé en Principe willen verlaten.

Overladen of aanlanden op een andere dan de in deze afdeling beschreven wijze is niet toegestaan in de wateren van Sao Tomé en Principe. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende regelgeving van Sao Tomé en Principe voorziet.

AFDELING 2

Satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS)

Elk vaartuig van de Unie dat in het kader van dit protocol mag vissen, moet zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vaartuigen (hierna “VMS” genoemd) (Vessel Monitoring System).

Het is verboden het satellietcommunicatiesysteem voor permanente lokalisering dat voor gegevenstransmissie aan boord van het vaartuig is geplaatst, te verplaatsen, los te koppelen, te vernietigen, te beschadigen of onklaar te maken of om de door VMS verzonden of geregistreerde gegevens te manipuleren, te verdraaien of te vervalsen.

De vaartuigen van de Unie delen hun positie automatisch en permanent ten minste om het uur voor vaartuigen voor de visserij met de zegen en ten minste om de twee uur voor alle overige vaartuigen mee aan het VCC van hun vlaggenstaat. Deze frequentie kan worden verhoogd in het kader van maatregelen om de activiteiten van een vaartuig te onderzoeken.

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt voor de automatische terbeschikkingstelling van de VMS‐posities voor de periode van aanwezigheid van het vaartuig in de visserijzone.

Elk positiebericht moet de volgende informatie bevatten:

a)

de identificatiegegevens van het vaartuig;

b)

de meest recente geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad), met een foutenmarge van minder dan 500 meter en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;

c)

de datum en het tijdstip van registratie van de positie;

d)

de snelheid en koers van het vaartuig.

De wijze waarop de posities van de vaartuigen per VMS worden meegedeeld, alsmede de procedures bij storingen zijn omschreven in aanhangsel 5.

De VCC’s communiceren met elkaar in het kader van de bewaking van de activiteiten van de vaartuigen.

HOOFDSTUK V

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.

Aantal aan te monsteren zeelieden

Voor de uitoefening van hun visserijactiviteiten in de wateren van Sao Tomé en Principe moeten de vaartuigen van de Unie zeelieden uit Sao Tomé en Principe aanmonsteren onder de volgende voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

a)

voor de vloot van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: in totaal zes zeelieden voor de gehele vloot voor het eerste jaar na de toepassing van dit protocol, in totaal acht zeelieden voor het tweede jaar na de toepassing van dit protocol en in totaal tien zeelieden voor de laatste drie jaar van het protocol;

b)

de vloot van de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: in totaal twee zeelieden per jaar voor de gehele vloot.

2.

Deze aanmonsteringsverplichting geldt alleen als de autoriteiten van Sao Tomé en Principe vóór de toepassing van het protocol en vervolgens elk jaar in januari aan de Unie een lijst van geschikte en gekwalificeerde zeelieden toezenden. De reders rekruteren de zeelieden uit deze lijst.

3.

De kwalificaties waarover de zeelieden uit Sao Tomé en Principe moeten beschikken, zijn vermeld in aanhangsel 6.

4.

De reder of diens vertegenwoordiger deelt aan de bevoegde autoriteit van Sao Tomé en Principe de namen van de op het betrokken vaartuig aangemonsterde zeelieden mee, met vermelding van hun inschrijving op de bemanningslijst.

5.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Unie. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

6.

De arbeidsovereenkomsten van de zeelieden uit Sao Tomé en Principe, waarvan het Ministerie van Arbeid, het ministerie dat bevoegd is voor visserij en de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de zeelieden of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is overeenkomstig het geldende recht, met inbegrip van een levens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

7.

Het loon van de zeelieden komt ten laste van de reder. Het loon wordt vastgesteld in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de zeelieden of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. De bezoldigingsvoorwaarden van de zeelieden mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke gelden voor de bemanning uit eigen land, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen.

8.

Alle op Unievaartuigen aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Als de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt of als deze niet de vereiste kwalificaties voorlegt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren.

9.

Indien de vaartuigen van de Unie om door de reders naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke redenen niet het in punt 1 genoemde aantal zeelieden uit Sao Tomé en Principe kunnen aanmonsteren, moeten zij een forfaitair bedrag betalen van 20 EUR per niet-aangemonsterde zeeman voor elke dag van aanwezigheid in de visserijzone van Sao Tomé en Principe. De gemengde commissie maakt regelmatig de stand van zaken op met betrekking tot de aanmonstering van zeelieden uit Sao Tomé en Principe.

HOOFDSTUK VI

WAARNEMERS

1.   Waarneming van visserijactiviteiten

Zolang er geen systeem van regionale waarnemers is, nemen de vaartuigen die in het kader van dit protocol in de visserijzone van Sao Tomé en Principe mogen vissen, in plaats van regionale waarnemers, waarnemers aan boord die door Sao Tomé en Principe zijn aangewezen overeenkomstig dit hoofdstuk.

2.   Aangewezen vaartuigen en waarnemers

De vaartuigen van de Unie die in het kader van dit protocol in de wateren van Sao Tomé en Principe vissen, nemen overeenkomstig de onderstaande bepalingen waarnemers aan boord die zijn aangewezen door het ministerie dat bevoegd is voor visserij van Sao Tomé en Principe.

a)

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe nemen de vaartuigen van de Unie een door de desbetreffende autoriteit aangewezen waarnemer aan boord, die de in de wateren van Sao Tomé en Principe gedane vangsten moet controleren.

b)

De bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe stellen een lijst op van vaartuigen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, alsmede een lijst van waarnemers die zijn aangewezen om aan boord te gaan. Deze lijsten worden geactualiseerd. Ze worden meteen na de opstelling ervan en vervolgens, als ze zijn bijgewerkt, om de drie maanden aan de Europese Commissie meegedeeld.

c)

Bij de afgifte van de vismachtiging of uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord moet gaan, delen de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe, bij voorkeur per e‐mail, aan de delegatie van de Unie en aan de betrokken reders de naam van de waarnemer mee die is aangewezen om aan boord te gaan van het desbetreffende vaartuig.

d)

De waarnemer blijft gedurende één visreis aan boord. Op uitdrukkelijk verzoek van de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe kan de periode aan boord, naargelang van de verwachte gemiddelde duur van de visreizen voor een bepaald vaartuig, evenwel over meerdere visreizen worden gespreid. Een dergelijk verzoek wordt door de bevoegde autoriteit gedaan bij de opgave van de naam van de waarnemer die is aangewezen om aan boord van het desbetreffende vaartuig te gaan.

3.   Voorwaarden voor het aan boord nemen en het van boord gaan

a)

De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer worden in onderling overleg tussen de reder of zijn vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteit vastgesteld.

b)

De waarnemer gaat aan en van boord in een door de reder gekozen haven. De waarnemer gaat aan boord aan het begin van de eerste visreis die na de mededeling van de lijst van aangewezen vaartuigen plaatsvindt in de wateren van Sao Tomé en Principe.

c)

De betrokken reders krijgen twee weken de tijd om de data en de havens in de subregio te melden die voor het aan en van boord gaan van de waarnemers zijn vastgesteld, met dien verstande dat deze melding ten minste tien dagen van tevoren plaatsvindt.

d)

Als de waarnemer in een land buiten Sao Tomé en Principe aan boord gaat, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig dat een waarnemer aan boord heeft, de visserijzone van Sao Tomé en Principe verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk op kosten van de reder kan terugkeren.

e)

Als de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van zijn verplichting om hem aan boord te nemen.

f)

De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen.

g)

De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein laat de waarnemer de communicatiemiddelen gebruiken die hij voor zijn werk nodig heeft, stelt hem de documenten ter beschikking die rechtstreeks met de visserijactiviteit van het vaartuig verband houden, en met name het visserijlogboek en het navigatieboek, en verleent hem toegang tot de delen van het vaartuig waar hij dient te zijn voor de uitvoering van zijn taken.

h)

De reder zorgt op zijn kosten en volgens de praktische mogelijkheden van het vaartuig voor kost en logies van de waarnemer, die op dit punt als officier wordt behandeld.

i)

Het loon en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van Sao Tomé en Principe.

4.   Forfaitaire financiële bijdrage

Als bijdrage in de kosten van de plaatsing van de waarnemers maakt de reder bij de betaling van het forfaitaire voorschot ook een bedrag van 250 EUR per jaar en per schip over naar dezelfde rekening.

5.   Taken van de waarnemer

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Wanneer het vaartuig zich in de wateren van Sao Tomé en Principe bevindt, verricht hij de volgende taken:

a)

hij observeert de visserijactiviteiten van de vaartuigen;

b)

hij controleert de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

c)

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

d)

hij controleert de in het visserijlogboek opgenomen gegevens over de vangsten die in de wateren van Sao Tomé en Principe zijn gedaan;

e)

hij controleert de percentages van de bijvangsten en raamt de hoeveelheden teruggegooide verhandelbare vis;

f)

hij deelt aan zijn bevoegde autoriteit met elk passend middel de visserijgegevens mee, waaronder de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst.

6.   Verplichtingen van de waarnemer

Tijdens zijn verblijf aan boord:

a)

zorgt de waarnemer ervoor dat zijn inscheping en zijn verblijf aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen;

b)

gaat de waarnemer zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig en bewaart hij geheimhouding over alle documenten van het betrokken vaartuig;

c)

stelt de waarnemer aan het einde van de waarnemingsperiode, voordat hij van boord gaat, een verslag van zijn activiteiten op, dat wordt overgelegd aan de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe en waarvan een kopie wordt toegezonden aan de Europese Commissie. Hij ondertekent dat verslag in aanwezigheid van de kapitein, die er de nodige opmerkingen aan kan toevoegen of laten toevoegen en daarbij zijn handtekening plaatst. De waarnemer geeft bij het verlaten van het vaartuig een kopie van het verslag aan de kapitein.

HOOFDSTUK VII

INBREUKEN

1.   Behandeling van inbreuken

Elke inbreuk door een vaartuig van de Unie dat over een vismachtiging overeenkomstig deze bijlage beschikt, moet worden vermeld in een proces-verbaal dat onverwijld aan de Unie en de vlaggenstaat wordt toegezonden.

2.   Aanhouding van het vaartuig/opbrenging — informatievergadering

a)

Elk vaartuig van de Unie dat een inbreuk begaat, mag worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en zich, wanneer het zich op zee bevindt, naar een haven van Sao Tomé en Principe te begeven, indien de geldende wetgeving van Sao Tomé en Principe daar voor de betrokken inbreuk in voorziet.

b)

Sao Tomé en Principe stelt de Unie uiterlijk binnen 24 uur in kennis van iedere aanhouding van een vaartuig van de Europese Unie met een vismachtiging. Deze kennisgeving gaat vergezeld van bewijsmateriaal betreffende de betrokken inbreuk.

c)

Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van bewijsstukken, belegt Sao Tomé en Principe op verzoek van de Unie binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig een informatievergadering om de feiten die hebben geleid tot de aanhouding van het vaartuig, toe te lichten en de eventuele verdere maatregelen uiteen te zetten. Aan deze informatievergadering kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen.

3.   Vervolging van de inbreuk — schikkingsprocedure

a)

De op de inbreuk toe te passen sanctie wordt door Sao Tomé en Principe overeenkomstig de geldende nationale wetgeving vastgesteld.

b)

Wanneer de afhandeling van de inbreuk een gerechtelijke procedure meebrengt, wordt vóór het begin ervan en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, een schikkingsprocedure tussen Sao Tomé en de Unie ingeleid om de aard en de hoogte van de sanctie te bepalen. Vertegenwoordigers van de vlaggenstaat van het vaartuig en van de Unie kunnen aan deze schikkingsprocedure deelnemen. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk drie dagen na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.

4.   Gerechtelijke procedure — bankgarantie

Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft begaan, een bankgarantie bij een door Sao Tomé en Principe opgegeven bank ter hoogte van een door Sao Tomé en Principe vast te stellen bedrag dat de kosten van de aanhouding, de geraamde boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid.

De bankgarantie wordt onmiddellijk na de uitspraak vrijgegeven en aan de reder terugbetaald:

a)

in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd;

b)

ten bedrage van het saldo, indien de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie.

Sao Tomé en Principe stelt de Unie uiterlijk zeven dagen na de uitspraak in kennis van de uitkomst van de gerechtelijke procedure.

5.   Vrijgave van het vaartuig en de bemanning

Het vaartuig en de bemanning mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.


(1)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).


AANHANGSELS BIJ DE BIJLAGE

Aanhangsel 1

Coördinaten van de zone van gezamenlijke exploitatie door Sao Tomé en Principe en Nigeria

Aanhangsel 2

Formulier voor de aanvraag van een machtiging voor vissersvaartuigen en ondersteuningsvaartuigen

Aanhangsel 3

Technische fiche

Aanhangsel 4

Elektronisch registratie- en communicatiesysteem voor visserijactiviteiten (ERS)

Aanhangsel 5

VMS (vessel monitoring system — volgsysteem voor vaartuigen)

Aanhangsel 6

Kwalificaties waarover de zeelieden uit Sao Tomé en Principe moeten beschikken aan boord van Unievaartuigen voor de visserij met de zegen en Unievaartuigen voor de visserij met de drijvende beug


Aanhangsel 1

COÖRDINATEN VAN DE ZONE VAN GEZAMENLIJKE EXPLOITATIE DOOR SAO TOMÉ EN PRINCIPE EN NIGERIA

Breedtegraad

Lengtegraad

(Graden Minuten Seconden)

03 02 22 N

07 07 31 O

02 50 00 N

07 25 52 O

02 42 38 N

07 36 25 O

02 20 59 N

06 52 45 O

01 40 12 N

05 57 54 O

01 09 17 N

04 51 38 O

01 13 15 N

04 41 27 O

01 21 29 N

04 24 14 O

01 31 39 N

04 06 55 O

01 42 50 N

03 50 23 O

01 55 18 N

03 34 33 O

01 58 53 N

03 53 40 O

02 02 59 N

04 15 11 O

02 05 10 N

04 24 56 O

02 10 44 N

04 47 58 O

02 15 53 N

05 06 03 O

02 19 30 N

05 17 11 O

02 22 49 N

05 26 57 O

02 26 21 N

05 36 20 O

02 30 08 N

05 45 22 O

02 33 37 N

05 52 58 O

02 36 38 N

05 59 00 O

02 45 18 N

06 15 57 O

02 50 18 N

06 26 41 O

02 51 29 N

06 29 27 O

02 52 23 N

06 31 46 O

02 54 46 N

06 38 07 O

03 00 24 N

06 56 58 O

03 01 19 N

07 01 07 O

03 01 27 N

07 01 46 O

03 01 44 N

07 03 07 O

03 02 22 N

07 07 31 O


Aanhangsel 2

AANVRAAGFORMULIER

FORMULIER VOOR DE AANVRAAG VAN EEN MACHTIGING VOOR VISSERSVAARTUIGEN EN ONDERSTEUNINGSVAARTUIGEN VISSERIJOVEREENKOMST SAO TOMÉ EN PRINCIPE — EUROPESE UNIE

I   AANVRAGER

1.

Naam van de reder: … Nationaliteit: …

2.

Naam van de organisatie of van de vertegenwoordiger van de reder:

3.

Adres van de organisatie of van de vertegenwoordiger van de reder:

4.

Tel.: …

5.

E‐mail: …

6.

Naam van de kapitein: … Nationaliteit: …

7.

Naam en adres van de gemachtigde agent in Sao Tomé en Principe (in voorkomend geval):

II   VAARTUIG EN IDENTIFICATIE

8.

Naam vaartuig: …

9.

Vlaggenstaat: …

10.

Vroegere vlag (indien van toepassing): …

11.

Vaart onder de huidige vlag sinds: …

12.

Extern registratienummer: …

13.

Haven van registratie: … MMSI: …

14.

IMO-nummer: … Iccat-nummer: …

15.

Jaar waarin en plaats waar het vaartuig is gebouwd: …

16.

Radioroepnaam: … Radiofrequentie: …

17.

Materiaal van de romp: ☐ staal ☐ hout ☐ polyester ☐ ander

III   TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET VAARTUIG EN UITRUSTING

18.

Lengte over alles: … Breedte: …

19.

Brutotonnage (in GT): …

20.

Vermogen van de hoofdmotor in kW: … Merk: … Type: …

21.

Vaartuigtype: … Visserijcategorie: …

22.

Vistuig: …

23.

Visserijzones: …

24

Doelsoorten: ☐ tonijnen ☐ zwaardvissen ☐ haaien voor zover toegestaan

25.

Bijvangstsoorten: ☐ tonijnen ☐ zwaardvissen ☐ haaien voor zover toegestaan

26.

Beoogde bewerkingen aan boord: ☐ ontweien ☐ gedeeltelijk insnijden van de vinnen

☐ overige (nader omschrijven): …

27.

Totale bemanning aan boord: …

28.

Conserveringsmethode aan boord: ☐ vers ☐ koelen ☐ gemengd ☐ invriezen

29.

Invriescapaciteit per 24 uur (in ton): …

30.

Capaciteit van de ruimen: … Aantal: …

Gedaan te … op …

Handtekening van de aanvrager: …


Aanhangsel 3

TECHNISCHE FICHE

VRIESVAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN EN VAARTUIGEN VOOR DE VISSERIJ MET DE DRIJVENDE BEUG

1.   Verboden soorten

Overeenkomstig het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten en overeenkomstig de resoluties van de Iccat is de visserij op de reuzenmanta (Manta birostris), de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcharias), de grootoog-voshaai (Alopias superciliosus), hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van de kaphamerhaai (Sphyrna tiburo)), de oceanische witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) verboden. Voorts is de visserij op de walvishaai (Rhincondon typus) verboden.

Krachtens de Uniewetgeving, namelijk Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad (1), is het verboden haaienvinnen aan boord van vaartuigen af te snijden en haaienvinnen aan boord te houden, over te laden of aan te landen. Onverminderd het voorgaande mogen haaienvinnen, om de opslag aan boord te vergemakkelijken, gedeeltelijk worden ingesneden en tegen het karkas worden aangevouwen, maar mogen ze niet vóór het aanlanden van het karkas worden verwijderd.

Conform de aanbevelingen van de Iccat streven de partijen naar beperking van de incidentele gevolgen van hun visserijactiviteiten voor schildpadden en zeevogels, door maatregelen te treffen om de overlevingskansen van incidenteel gevangen dieren zo groot mogelijk te maken.

2.   Vistuig en vangsten

VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN

1)

Toegestaan vistuig: zegennet.

2)

Doelsoorten: geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis).

3)

Bijvangsten: inachtneming van de aanbevelingen van de Iccat en de FAO.

VAARTUIGEN VOOR DE VISSERIJ MET DE DRIJVENDE BEUG

1)

Toegestaan vistuig: drijvende beug.

2)

Doelsoorten: zwaardvis (Xiphias gladius), blauwe haai (Prionace glauca), geelvintonijn (Thunnus albacares) en grootoogtonijn (Thunnus obesus).

3)

Bijvangsten: inachtneming van de aanbevelingen van de Iccat en de FAO.

3.   Door de reders te betalen rechten — aantal vaartuigen

Aanvullend visrecht per gevangen ton

70 EUR/ton voor de gehele toepassingsperiode van dit protocol

Jaarlijks forfaitair visrecht

Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 9 100 EUR

Voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 3 255 EUR

Voor de waarnemers te betalen forfaitair recht

250 EUR/vaartuig/jaar

Voor de ondersteuningsvaartuigen te betalen recht

3 500 EUR/vaartuig/jaar

Aantal vaartuigen

28 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen

dat mag vissen

6 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug


(1)  Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 1).


Aanhangsel 4

ELEKTRONISCH REGISTRATIE- EN COMMUNICATIESYSTEEM VOOR VISSERIJACTIVITEITEN (ERS)

1.   ERS-berichten

1)

De vlaggenstaat en Sao Tomé en Principe wijzen elk een ERS-correspondent aan die fungeert als contactpunt voor aangelegenheden in verband met de uitvoering van de onderhavige voorschriften. De vlaggenstaat en Sao Tomé en Principe stellen elkaar in kennis van de contactgegevens van hun ERS-correspondent en werken deze informatie zo nodig onverwijld bij.

2)

Het vaartuig stuurt de ERS-gegevens naar zijn vlaggenstaat, die ze automatisch ter beschikking van Sao Tomé en Principe stelt.

3)

De gegevens zijn in UN/Cefact-formaat en worden doorgestuurd via het FLUX-net dat de Europese Commissie ter beschikking stelt.

4)

De partijen mogen evenwel een overgangsperiode overeenkomen waarin de gegevens via DEH (Data Exchange Highway) worden doorgestuurd in formaat EU‐ERS (v 3.1).

5)

Het VCC van de vlaggenstaat zendt de instantberichten (COE, COX en PNO) die van het vaartuig afkomstig zijn, onverwijld automatisch door naar het VCC van Sao Tomé en Principe. De andere berichttypen worden vanaf de datum van daadwerkelijke ingebruikname van het formaat UN/Cefact ook automatisch eenmaal per dag doorgestuurd of worden tot die datum onverwijld ter beschikking van het VCC van Sao Tomé en Principe gesteld wanneer daartoe via het centrale knooppunt van de Europese Commissie automatisch een verzoek aan het VCC van de vlaggenstaat wordt gericht. Na de daadwerkelijke invoering van het nieuwe formaat zal deze wijze van terbeschikkingstelling enkel nog betrekking hebben op specifieke aanvragen betreffende historische gegevens.

6)

Het VCC van Sao Tomé en Principe bevestigt de ontvangst van de toegezonden instant‐ERS-gegevens met een ontvangstbevestiging waarin ook de geldigheid van het ontvangen bericht wordt bevestigd. Er wordt geen ontvangstbevestiging verstuurd voor gegevens die Sao Tomé en Principe ontvangt naar aanleiding van een aanvraag die het zelf heeft ingediend. Sao Tomé en Principe behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk.

2.   Mankement van het systeem voor elektronische transmissie aan boord van het vaartuig of van het communicatiesysteem

1)

Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Sao Tomé en Principe stellen elkaar onmiddellijk in kennis van alle gebeurtenissen die een weerslag kunnen hebben op de transmissie van de ERS-gegevens van een of meer vaartuigen.

2)

Indien het VCC van Sao Tomé en Principe de gegevens die een vaartuig moet toezenden, niet ontvangt, stelt het het VCC van de vlaggenstaat daarvan onmiddellijk in kennis. Het laatstgenoemde VCC onderzoekt zo spoedig mogelijk waarom de ontvangst van de ERS-gegevens uitblijft en brengt het VCC van Sao Tomé en Principe op de hoogte van het resultaat van dit onderzoek.

3)

Als er een mankement is in de transmissie tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat, meldt dit VCC dit onverwijld aan de kapitein of exploitant van het vaartuig of, bij ontstentenis, aan zijn vertegenwoordiger. Na ontvangst van deze kennisgeving stuurt de kapitein van het vaartuig de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat elke dag uiterlijk om 00.00 uur de ontbrekende gegevens toe via een daartoe geschikt telecommunicatiemiddel.

4)

Bij een storing van het systeem voor elektronische transmissie dat aan boord van het vaartuig is geïnstalleerd, zorgt de kapitein of exploitant van het vaartuig ervoor dat het ERS-systeem binnen tien dagen na de ontdekking van de storing wordt hersteld of vervangen. Na die termijn mag het vaartuig niet langer in de visserijzone vissen en moet het binnen 24 uur die zone verlaten of een haven van Sao Tomé en Principe aandoen. Het vaartuig mag de haven pas verlaten of pas naar de visserijzone terugkeren nadat het VCC van zijn vlaggenstaat heeft geconstateerd dat het ERS-systeem weer naar behoren functioneert.

5)

Als Sao Tomé en Principe geen ERS-gegevens ontvangt wegens een storing van de elektronische systemen die onder controle van de Unie of Sao Tomé en Principe staan, neemt de betrokken partij onverwijld alle maatregelen die deze storing zo spoedig mogelijk kunnen verhelpen. De oplossing van het probleem wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere partij.

6)

Het VCC van de vlaggenstaat zendt het VCC van Sao Tomé en Principe om de 24 uur via een ter beschikking staand elektronisch communicatiemiddel alle ERS-gegevens door die de vlaggenstaat sinds de meest recente transmissie heeft ontvangen. Op verzoek van Sao Tomé en Principe kan dezelfde procedure worden toegepast bij onderhoud dat langer dan 24 uur duurt en een weerslag heeft op de systemen die onder controle van de Unie staan. Sao Tomé en Principe waarschuwt zijn bevoegde controlediensten, zodat niet wordt aangenomen dat de vaartuigen van de Unie in overtreding zijn wat de transmissie van hun ERS-gegevens betreft. Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de ontbrekende gegevens worden opgenomen in de elektronische databank die het overeenkomstig aanhangsel 5, punt 1, bijhoudt.

3.   Alternatieve communicatiemiddelen

Het bij mankementen in de ERS/VMS-meldingen te gebruiken e‐mailadres van het VCC van Sao Tomé en Principe wordt vóór de toepassing van dit protocol meegedeeld.

Het e‐mailadres moet worden gebruikt voor:

a)

de meldingen inzake binnenvaren en verlaten en inzake de vangsten aan boord bij het binnenvaren en verlaten;

b)

de meldingen inzake het aanlanden en overladen en inzake de vangsten die worden overgeladen, aangeland of aan boord blijven;

c)

de bij mankementen tijdelijk te verzenden vervangende ERS- en VMS-berichten.


Aanhangsel 5

VESSEL MONITORING SYSTEM (VMS — VOLGSYSTEEM VOOR VAARTUIGEN)

1.   Vaartuigpositieberichten — VMS

De eerste positie die na het binnenvaren van de visserijzone van Sao Tomé en Principe wordt geregistreerd, wordt aangeduid met de code “ENT”. Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code “POS”, met uitzondering van de eerste na het verlaten van de visserijzone van Sao Tomé en Principe geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code “EXI”.

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten moeten op een beveiligde manier worden geregistreerd en drie jaar lang worden bewaard.

2.   Versturen van positieberichten bij uitval van het VMS

De kapitein ziet er op elk moment op toe dat het VMS-systeem van zijn vaartuig volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden verstuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.

Bij uitval wordt het VMS van het vaartuig binnen dertig dagen hersteld of vervangen. Verstrijkt deze termijn zonder herstel of vervanging, dan mag het vaartuig niet langer in de visserijzone van Sao Tomé en Principe vissen.

Vaartuigen die in de visserijzone van Sao Tomé en Principe vissen en waarvan het VMS-systeem defect is, sturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e‐mail, per radio of per fax door aan het VCC van de vlaggenstaat, met opgave van alle verplichte gegevens.

3.   Beveiligde verzending van de positieberichten aan Sao Tomé en Principe

Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door aan het VCC van Sao Tomé en Principe. Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Sao Tomé en Principe wisselen hun e‐mailadres uit en stellen elkaar onverwijld in kennis van elke wijziging daarvan.

De transmissie van de positieberichten tussen de VCC’s van de vlaggenstaat en Sao Tomé en Principe vindt op elektronische wijze plaats via een beveiligd communicatiesysteem.

Het VCC van Sao Tomé en Principe stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Unie onmiddellijk in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging, voor zover dat vaartuig niet heeft gemeld dat het de visserijzone verlaat.

4.   Storing in het communicatiesysteem

Sao Tomé en Principe verzekert zich ervan dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat, en stelt de Unie onverwijld in kennis van elke storing in de transmissie en ontvangst van positieberichten, met het oog op een zo spoedig mogelijke technische oplossing. Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.

De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor elke bewezen manipulatie van het VMS van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de sancties waarin de geldende wetgeving van Sao Tomé en Principe voorziet.

5.   Herziening van de frequentie van de positieberichten

Op basis van gefundeerde aanwijzingen voor een overtreding kan Sao Tomé en Principe het VCC van de vlaggenstaat, een van het verzoek dat is verzonden aan de Unie, om het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig voor een bepaalde onderzoeksperiode te verkorten tot dertig minuten. Sao Tomé en Principe legt deze stavingselementen over aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de Unie. Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onmiddellijk volgens de nieuwe frequentie door naar Sao Tomé en Principe.

Aan het eind van de onderzoeksperiode stelt Sao Tomé en Principe de Unie en het VCC van de vlaggenstaat in kennis van de eventuele follow-up.

6.   Melding van de VMS-gegevens aan Sao Tomé en Principe

De code “ER”, gevolgd door een dubbele schuine streep (//) geeft het einde van het bericht aan.

Gegeven

Code

Verplicht (V)/

facultatief (F)

Inhoud

Begin record

SR

V

Systeeminformatie — geeft het begin van de record aan

Geadresseerde

AD

V

Berichtinformatie

ISO-alfa‐3-landcode (ISO 3166) van de geadresseerde

Verzender

FR

V

Berichtinformatie

ISO-alfa‐3-landcode (ISO 3166) van de verzender

Vlaggenstaat

FS

V

Berichtinformatie

ISO-alfa‐3-landcode (ISO 3166) van de vlaggenstaat

Type bericht

TM

V

Berichtinformatie — type bericht

(ENT, POS, EXI, MAN)

Radioroepnaam (IRCS)

RC

V

Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig (IRCS)

Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij

IR

V

Vaartuiginformatie — uniek nummer van de overeenkomstsluitende partij,

ISO-alfa‐3-code (ISO 3166), gevolgd door het nummer

Extern registratienummer

XR

V

Vaartuiginformatie — nummer aangebracht op de romp van het vaartuig (ISO 8859.1)

Breedtegraad

LT

V

Positie-informatie — positie in graden en decimale graden N/Z GG.ggg (WGS84)

Lengtegraad

LG

V

Positie-informatie — positie in graden en decimale graden O/W GG.ggg (WGS84)

Vaarrichting

CO

V

Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Snelheid

SP

V

Vaarsnelheid van het vaartuig in tiental knopen

Datum

DA

V

Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeeminformatie — geeft het einde van de record aan

In NAF-formaat is de structuur van de gegevenstransmissie als volgt:

de gebruikte tekens moeten in overeenstemming zijn met ISO-norm 8859.1. Een dubbele schuine streep (//) en de letters “SR” geven het begin van een bericht aan;

elk gegevenselement wordt aangegeven met de code ervan en wordt van de andere gegevenselementen gescheiden door een dubbele schuine streep (//);

een enkele schuine streep (/) scheidt code en gegeven.

Sao Tomé en Principe deelt vóór de voorlopige toepassing van dit protocol mee of de VMS-gegevens in UN/Cefact-formaat moeten worden verzonden via FLUX TL.


Aanhangsel 6

KWALIFICATIES WAAROVER DE ZEELIEDEN UIT SAO TOMÉ EN PRINCIPE MOETEN BESCHIKKEN AAN BOORD VAN UNIEVAARTUIGEN VOOR DE VISSERIJ MET DE ZEGEN EN UNIEVAARTUIGEN VOOR DE VISSERIJ MET DE DRIJVENDE BEUG

De autoriteiten van Sao Tomé en Principe zorgen ervoor dat personeel dat op een Unievaartuig in dienst wordt genomen, aan de volgende eisen voldoet:

1)

de zeelieden zijn ten minste 18 jaar oud;

2)

de zeelieden beschikken over een geldig medisch certificaat waaruit blijkt dat zij medisch geschikt zijn voor de uitoefening van hun taken op zee. Dit certificaat is afgegeven door een gekwalificeerde arts;

3)

de zeelieden hebben de inentingen die in de regio om preventieve gezondheidsdoeleinden zijn voorgeschreven. Deze inentingen zijn nog geldig;

4)

de zeelieden beschikken ten minste over een geldig certificaat voor de volgende basisopleiding in veiligheid:

a)

technieken inzake persoonlijke overleving, waaronder het aantrekken van zwemvesten;

b)

brandbestrijding en –preventie;

c)

elementaire eerstehulpverlening;

d)

persoonlijke veiligheid en verantwoordelijkheidszin, en

e)

voorkoming van verontreiniging van de zee.

5)

Zeelieden op grote vissersvaartuigen moeten:

a)

vertrouwd zijn met de op vissersvaartuigen gebruikte scheepsterminologie en instructies;

b)

bekend zijn met de gevaren die aan de visserijactiviteiten zijn verbonden;

c)

inzicht hebben in de bedrijfsomstandigheden op een vissersvaartuig en in de gevaren die deze meebrengen;

d)

vertrouwd zijn met en kennis hebben van het gebruik van vistuig dat in de ringzegenvisserij wordt gebruikt;

e)

een algemeen inzicht hebben in en kennis hebben van de stabiliteit en daarmee samenhangende zeewaardigheid van het vaartuig, en

f)

over een algemene kennis beschikken van aan- en afmeeractiviteiten en het gebruik van trossen en hetgeen daarmee samenhangt.


VERORDENINGEN

27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/31


VERORDENING (EU) 2019/2219 VAN DE RAAD

van 24 oktober 2019

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe en de Europese Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 juli 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 894/2007 (1) vastgesteld, waarbij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé e Príncipe en de Europese Gemeenschap (2) (“de overeenkomst”) werd gesloten. De overeenkomst is op 29 augustus 2011 in werking getreden en is nog steeds van kracht.

(2)

Op 18 december 2017 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe (“Sao Tomé en Principe”) te openen met het oog op het sluiten van een nieuw protocol tot uitvoering van de overeenkomst.

(3)

Het vorige protocol bij de overeenkomst is op 22 mei 2018 verstreken.

(4)

De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van die onderhandelingen is het nieuwe protocol op 17 april 2019 geparafeerd.

(5)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2019/2218 van de Raad (3) is het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap (“het protocol”) ondertekend op 19 december 2019.

(6)

De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten worden verdeeld voor de volledige periode van toepassing van het protocol.

(7)

Het protocol is voorlopig van toepassing met ingang van ondertekening ervan, met het oog op een snelle start van de visserijactiviteiten van de vaartuigen van de Unie. Deze verordening moet daarom vanaf diezelfde datum van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld op grond van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Spanje:

16

vaartuigen

Frankrijk:

12

vaartuigen

b)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje:

5

vaartuigen

Portugal:

1

vaartuig

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 19 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A.-K. PEKONEN


(1)  Verordening (EG) nr. 894/2007 van de Raad van 23 juli 2007 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé e Príncipe en de Europese Gemeenschap (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 35).

(2)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 36.

(3)  Besluit (EU) 2019/2218 van de Raad van 24 oktober 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Gemeenschap (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/33


VERORDENING (EU) 2019/2220 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om een toereikende en ononderbroken aanvoer van bepaalde landbouw- en industrieproducten die in de Unie in ontoereikende mate worden geproduceerd, te waarborgen en zo verstoringen van de markt voor die producten te voorkomen, zijn bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 van de Raad (1) autonome tariefcontingenten geopend. Binnen de grenzen van deze tariefcontingenten kunnen de betrokken producten tegen een verlaagd recht of een nulrecht in de Unie worden ingevoerd.

(2)

Omdat het in het belang van de Unie is om een passende aanvoer van bepaalde industrieproducten te waarborgen en gelet op het feit dat er in de Unie niet in toereikende mate identieke, gelijkwaardige of vervangende producten worden vervaardigd, moeten er voor een passende hoeveelheid van de producten in kwestie nieuwe tariefcontingenten met nulrecht worden geopend met volgnummers 09.2586 tot en met 09.2593.

(3)

Bij tariefcontingenten met volgnummers 09.2594, 09.2595, 09.2596, 09.2597, 09.2598, 09.2599, 09.2738, 09.2742 en 09.2872 moet de omvang van het contingent worden verhoogd omdat een verhoging in het belang van de Unie is.

(4)

Daarnaast moet in het geval van tariefcontingent met volgnummer 09.2738 de verwijzing naar “tin” in de productomschrijving worden vervangen door “zink”.

(5)

Bij de tariefcontingenten met volgnummers 09.2595, 09.2596, 09.2597, 09.2598 en 09.2599 moet de contingentperiode met zes maanden tot een jaar worden verlengd.

(6)

Aangezien het tariefcontingent met volgnummer 09.2652 ontoereikend is geworden om nog langer aan de behoeften van de marktdeelnemers in de Unie te kunnen voldoen, moet de omschrijving van het onder dat contingent vallende product worden gewijzigd.

(7)

De producten die onder het tariefcontingent met volgnummer 09.2740 vallen, moeten worden ingedeeld onder Taric-code 2309903187 en niet onder Taric-code 2309909697. De vermelding van de toepasselijke GN-code en Taric-onderverdeling voor deze producten moet daarom worden gewijzigd.

(8)

Aangezien het niet langer in het belang van de Unie is om de tariefcontingenten met volgnummers 09.2690, 09.2850, 09.2878, 09.2906, 09.2909, 09.2929 en 09.2932 te handhaven, moeten deze worden gesloten met ingang van 1 januari 2020.

(9)

Voor het tariefcontingent met volgnummer 09.2828 is het in het belang van de Unie om het contingent uitsluitend toe te passen van 1 april tot en met 31 oktober van elk jaar, tijdens de maanden waarin de meeste vraag naar de betrokken producten is en de omvang te halveren.

(10)

Het tariefcontingent met volgnummer 09.2722 is van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 gelijktijdig toegepast met een schorsing van de douanerechten in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad (2). Aangezien de schorsing met ingang van 1 januari 2020 zal worden gesloten, is het in het belang van de Unie om de omvang van het contingent te verhogen.

(11)

De stoffen dimethylsulfaat (CAS RN 77‐78‐1), 2‐methylaniline (CAS RN 95‐53‐4) en 4,4’‐methaandiyldianiline (CAS RN 101‐77‐9) zijn opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) en de stof met CAS RN 101‐77‐9 is opgenomen in bijlage XIV bij die verordening. Om die reden zullen de bestaande tariefcontingenten voor deze producten geleidelijk worden gesloten en eventueel nieuw geopende tariefcontingenten voor een beperkte periode van toepassing zijn. Daarom moeten de tariefcontingenten met de volgnummers 09.2648 en 09.2730 slechts van 1 januari tot en met 30 juni 2020 van toepassing zijn en de desbetreffende omvang van de contingenten in verhouding worden teruggebracht. Het tariefcontingent met volgnummer 09.2590 moet slechts voor dezelfde periode worden geopend.

(12)

Het contingent met volgnummer 09.2872 was vlug volledig gebruikt. Dit wijst erop dat de vraag naar dit product zeer hoog is en de productiecapaciteit in de Unie ontoereikend is om aan deze vraag te voldoen. Om het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen te versterken moet de omvang van het contingent met terugwerkende kracht worden verhoogd om de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te bestrijken.

(13)

Gelet op de wijzigingen die moeten worden aangebracht, en om redenen van duidelijkheid moet de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 worden vervangen.

(14)

Om te vermijden dat de toepassing van de tariefcontingentregeling wordt onderbroken en om te voldoen aan de richtsnoeren die in de mededeling van de Commissie van 13 december 2011 inzake autonome tariefschorsingen en ‐contingenten zijn vastgesteld, moeten de wijzigingen waarin deze verordening voorziet met betrekking tot de tariefcontingenten voor de betrokken producten toepassing vinden vanaf 1 januari 2020, en met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.2872 vanaf 1 januari 2019. Deze verordening moet derhalve met spoed in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage van Verordening (EU) nr. 1388/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De rij voor het tariefcontingent met volgnummer 09.2872 wordt vervangen door:

“09.2872

ex 2833 29 80

40

Cesiumsulfaat (CAS RN 10294‐54‐9), in vaste vorm of als waterige oplossing met meer dan 48 gewichtspercent, maar niet meer dan 52 gewichtspercent cesiumsulfaat

1.1.-31.12.

200 ton

0 %”

2)

De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020. Artikel 1, punt 1, is echter van toepassing van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Verordening (EU) nr. 1388/2013 van de Raad van 17 december 2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 7/2010 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 319).

(2)  Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad van 17 december 2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1344/2011 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 201).

(3)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Volg-nummer

GN-code

TARIC

Omschrijving

Contingent periode

Omvang van het contingent

Recht van het contingent (%)

09.2637

ex 0710 40 00

ex 2005 80 00

20

30

Maiskolven (Zea mays var. saccharata), ook indien gesneden, met een diameter van 10 mm of meer maar niet meer dan 20 mm, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van producten van de levensmiddelenindustrie, om een andere behandeling te ondergaan dan het enkel opnieuw verpakken (1) (2) (3)

1.1.-31.12.

550 t

0 % (3)

09.2849

ex 0710 80 69

10

Paddenstoelen van de soort Auricularia polytricha, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, bestemd voor de vervaardiging van “kant-en-klaar maaltijden” (1) (2)

1.1.-31.12.

700 t

0 %

09.2664

ex 2008 60 39

30

Zoete kersen met toegevoegde alcohol, met een suikergehalte van niet meer dan 9 gewichtspercent, met een diameter van niet meer dan 19,9 mm, met pit, bestemd om te worden verwerkt in chocoladeproducten (2)

1.1.-31.12.

1000 t

10 %

09.2740

ex 2309 90 31

87

Soja-eiwitconcentraat bevattende:

60 (± 10 %) gewichtspercent ruw eiwit,

5 (± 3 %) gewichtspercent ruwe celstof,

5 (± 3 %) gewichtspercent ruwe as, en

3 of meer, maar niet meer dan 6,9 gewichtspercent zetmeel,

bestemd voor de vervaardiging van diervoeder (2)

1.1.-31.12.

30 000 t

0 %

09.2913

ex 2401 10 35

ex 2401 10 70

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 20 35

ex 2401 20 70

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

91

10

11

21

91

91

10

11

21

91

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak, ook indien in regelmatige vorm gesneden, met een douanewaarde van niet minder dan 450 EUR per 100 kg netto, bestemd om als dekblad of als omblad te worden gebruikt bij de vervaardiging van producten van onderverdeling 2402 10 00 (2)

1.1.-31.12.

6 000 t

0 %

09.2586

ex 2710 19 81

ex 2710 19 99

20

40

Katalytisch gehydro-isomeriseerde, van was ontdane basisolie bestaande uit gehydrogeneerde, hoogisoparaffinische koolwaterstoffen, bevattende:

90 of meer gewichtspercent verzadigde koolwaterstoffen, en

niet meer dan 0,03 gewichtspercent zwavel,

en met een

viscositeitsindex van 80 of meer, maar minder dan 120, en een

kinematische viscositeit van 5,0 cSt of meer bij 100 °C, maar niet meer dan 13,0 cSt bij 100 °C

1.1.-30.6.

200 000 t

0 %

09.2587

ex 2710 19 81

ex 2710 19 99

20

40

Katalytisch gehydro-isomeriseerde, van was ontdane basisolie bestaande uit gehydrogeneerde, hoogisoparaffinische koolwaterstoffen, bevattende:

90 of meer gewichtspercent verzadigde koolwaterstoffen, en

niet meer dan 0,03 gewichtspercent zwavel,

en met een

viscositeitsindex van 80 of meer, maar minder dan 120, en een

kinematische viscositeit van 5,0 cSt of meer bij 100 °C, maar niet meer dan 13,0 cSt bij 100 °C

1.7.-31.12.

200 000 t

0 %

09.2828

2712 20 90

 

Paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie

1.4.-31.10.

60 000 t

0 %

09.2600

ex 2712 90 39

10

Olierijke paraffinewas (CAS RN 64742‐61‐6)

1.1.-31.12.

100 000 t

0 %

09.2928

ex 2811 22 00

40

Silicavulstof in de vorm van korrels, met een siliciumdioxidegehalte van 97 gewichtspercent of meer

1.1.-31.12.

1 700 t

0 %

09.2806

ex 2825 90 40

30

Wolfraamtrioxide, met inbegrip van wolfraamoxide(blauw) (CAS RN 1314‐35‐8 of CAS RN 39318‐18‐8)

1.1.-31.12.

12 000 t

0 %

09.2872

ex 2833 29 80

40

Cesiumsulfaat (CAS RN 10294‐54‐9), in vaste vorm of als waterige oplossing met meer dan 48 gewichtspercent, maar niet meer dan 52 gewichtspercent cesiumsulfaat

1.1.-31.12.

200 t

0 %

09.2837

ex 2903 79 30

20

Broomchloormethaan (CAS RN 74‐97‐5)

1.1.-31.12.

600 t

0 %

09.2933

ex 2903 99 80

30

1,3-dichloorbenzeen (CAS RN 541‐73‐1)

1.1.-31.12.

2 600 t

0 %

09.2700

ex 2905 12 00

10

Propaan-1‐ol (propylalcohol) (CAS RN 71‐23‐8)

1.1.-31.12.

15 000 t

0 %

09.2830

ex 2906 19 00

40

Cyclopropylmethanol (CAS RN 2516‐33‐8)

1.1.-31.12.

20 t

0 %

09.2851

ex 2907 12 00

10

O-kresol (CAS RN 95‐48‐7) met een zuiverheidsgraad van 98,5 of meer gewichtspercent

1.1.-31.12.

20 000 t

0 %

09.2704

ex 2909 49 80

20

2,2,2',2'-tetrakis(hydroxymethyl)-3,3'-oxydipropaan-1-ol (CAS RN 126‐58‐9)

1.1.-31.12.

500 t

0 %

09.2624

2912 42 00

 

Ethylvanilline (3-ethoxy-4-hydroxybenzaldehyde) (CAS RN 121‐32‐4)

1.1.-31.12.

1 950 t

0 %

09.2683

ex 2914 19 90

50

Calciumacetylacetonaat (CAS RN 19372‐44‐2) bestemd voor de vervaardiging van stabilisatorsystemen in tabletvorm (2)

1.1.-31.12.

200 t

0 %

09.2852

ex 2914 29 00

60

Cyclopropylmethylketon (CAS RN 765‐43‐5)

1.1.-31.12.

300 t

0 %

09.2638

ex 2915 21 00

10

Azijnzuur (CAS RN 64‐19‐7) met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercent

1.1.-31.12.

1 000 000 t

0 %

09.2972

2915 24 00

 

Azijnzuuranhydride (CAS RN 108‐24‐7)

1.1.-31.12.

50 000 t

0 %

09.2679

2915 32 00

 

Vinylacetaat (CAS RN 108‐05‐4)

1.1.-31.12.

400 000 t

0 %

09.2728

ex 2915 90 70

85

Ethyltrifluoracetaat (CAS RN 383‐63‐1)

1.1.-31.12.

400 t

0 %

09.2665

ex 2916 19 95

30

Kalium-(E,E)-hexa-2,4-dienoaat (CAS RN 24634‐61‐5)

1.1.-31.12.

8 250 t

0 %

09.2684

ex 2916 39 90

28

2,5-dimethylfenylacetylchloride (CAS RN 55312‐97‐5)

1.1.-31.12.

400 t

0 %

09.2599

ex 2917 11 00

40

Diethyloxalaat (CAS RN 95‐92‐1)

1.1.-31.12.

500 t

0 %

09.2769

ex 2917 13 90

10

Dimethylsebacaat (CAS RN 106‐79‐6)

1.1.-31.12.

1 000 t

0 %

09.2634

ex 2917 19 80

40

Dodecaandizuur (CAS RN 693‐23‐2), met een zuiverheid van meer dan 98,5 gewichtspercent

1.1.-31.12.

4 600 t

0 %

09.2808

ex 2918 22 00

10

O-acetylsalicylzuur (CAS RN 50‐78‐2)

1.1.-31.12.

120 t

0 %

09.2646

ex 2918 29 00

75

Octadecyl 3-(3,5-di-tert-butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat (CAS RN 2082-79-3) met:

een zeefdoorlaat van meer dan 99 gewichtspercent bij een maaswijdte van 500 μm, en

een smeltpunt van 49 °C of meer, maar niet meer dan 54 °C,

bestemd voor de vervaardiging van op poedermengsels (poeders of geperste korrels) gebaseerde kant-en-klare stabilisatoren voor de verwerking van pvc (2)

1.1.-31.12.

380 t

0 %

09.2647

ex 2918 29 00

80

Pentaerythritol-tetrakis(3-(3,5-di-tert-butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat) (CAS RN 6683‐19‐8) met:

een zeefdoorlaat van meer dan 75 gewichtspercent bij een maaswijdte van 250 μm en van meer dan 99 gewichtspercent bij een maaswijdte van 500 μm, en

een smeltpunt van 110 °C of meer, maar niet meer dan 125 °C,

bestemd voor de vervaardiging van op poedermengsels (poeders of geperste korrels) gebaseerde kant-en-klare stabilisatoren voor de verwerking van pvc (2)

1.1.-31.12.

140 t

0 %

09.2975

ex 2918 30 00

10

Benzofenon-3,3’,4,4’-tetracarbonzuurdianhydride (CAS RN 2421‐28‐5)

1.1.-31.12.

1 000 t

0 %

09.2688

ex 2920 29 00

70

Tris (2,4-di-tert-butylfenyl)fosfiet (CAS RN 31570‐04‐4)

1.1.-31.12.

6 000 t

0 %

09.2648

ex 2920 90 10

70

Dimethylsulfaat (CAS RN 77‐78‐1)

1.1.-30.6.

9 000 t

0 %

09.2598

ex 2921 19 99

75

Octadecylamine (CAS RN 124‐30‐1)

1.1.-31.12.

400 t

0 %

09.2649

ex 2921 29 00

60

Bis(2-dimethylaminoethyl)(methyl)amine (CAS RN 3030‐47‐5)

1.1.-31.12.

1 700 t

0 %

09.2682

ex 2921 41 00

10

Aniline (CAS RN 62‐53‐3) met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercent

1.1.-31.12.

150 000 t

0 %

09.2617

ex 2921 42 00

89

4-fluor-N-(1-methylethyl)benzeenamine (CAS RN 70441‐63‐3)

1.1.-31.12.

500 t

0 %

09.2590

ex 2921 43 00

75

2-methylaniline (CAS RN 95‐53‐4)

1.1.-30.6.

1 000 kg

0 %

09.2602

ex 2921 51 19

10

O-fenyleendiamine (CAS RN 95‐54‐5)

1.1.-31.12.

1 800 t

0 %

09.2730

ex 2921 59 90

80

4,4'-methyleendianiline (CAS RN 101‐77‐9) in de vorm van korrels, bestemd voor de vervaardiging van prepolymeren (2)

1.1.-30.6.

100 t

0 %

09.2591

ex 2922 41 00

10

L-lysinehydrochloride (CAS RN 657‐27‐2)

1.1.-31.12.

445 000 t

0 %

09.2592

ex 2922 50 00

25

L-threonine (CAS RN 72‐19‐5)

1.1.-31.12.

166 000 t

0 %

09.2854

ex 2924 19 00

85

3-jodoprop-2-yn-1-yl butylcarbamaat (CAS RN 55406‐53‐6)

1.1.-31.12.

250 t

0 %

09.2874

ex 2924 29 70

87

Paracetamol (INN) (CAS RN 103‐90‐2)

1.1.-31.12.

20 000 t

0 %

09.2742

ex 2926 10 00

10

Acrylonitril (CAS RN 107‐13‐1), bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van goederen bedoeld bij hoofdstuk 55 en post 6815 (2)

1.1.-31.12.

60 000 t

0 %

09.2856

ex 2926 90 70

84

2-nitro-4-(trifluormethyl)benzonitril (CAS RN 778‐94‐9)

1.1.-31.12.

900 t

0 %

09.2708

ex 2928 00 90

15

Monomethylhydrazine (CAS 60‐34‐4) in de vorm van een waterige oplossing met een gehalte aan monomethylhydrazine van 40 (± 5) gewichtspercent

1.1.-31.12.

900 t

0 %

09.2685

ex 2929 90 00

30

Nitroguanidine (CAS RN 556‐88‐7)

1.1.-31.12.

6 500 t

0 %

09.2597

ex 2930 90 98

94

Bis[3-(triethoxysilyl)propyl]disulfide (CAS RN 56706‐10‐6)

1.1.-31.12.

6 000 t

0 %

09.2596

ex 2930 90 98

96

2-chloor-4-(methylsulfonyl)-3-((2,2,2-trifluorethoxy)methyl)benzoëzuur (CAS RN 120100‐77‐8)

1.1.-31.12.

300 t

0 %

09.2842

2932 12 00

 

2-furaldehyde (furfuraldehyde)

1.1.-31.12.

10 000 t

0 %

09.2955

ex 2932 19 00

60

Flurtamon (ISO) (CAS RN 96525‐23‐4)

1.1.-31.12.

300 t

0 %

09.2696

ex 2932 20 90

25

Decaan-5-olide (CAS RN 705‐86‐2)

1.1.-31.12.

6 000 kg

0 %

09.2697

ex 2932 20 90

30

Dodecaan-5-olide (CAS RN 713‐95‐1)

1.1.-31.12.

6 000 kg

0 %

09.2812

ex 2932 20 90

77

Hexaan-6-olide (CAS RN 502‐44‐3)

1.1.-31.12.

4 000 t

0 %

09.2858

2932 93 00

 

Piperonal (CAS RN 120‐57‐0)

1.1.-31.12.

220 t

0 %

09.2673

ex 2933 39 99

43

2,2,6,6-tetramethylpiperidine-4-ol (CAS RN 2403‐88‐5)

1.1.-31.12.

1 000 t

0 %

09.2674

ex 2933 39 99

44

Chloorpyrifos (ISO) (CAS RN 2921‐88‐2)

1.1.-31.12.

9 000 t

0 %

09.2880

ex 2933 59 95

39

Ibrutinib (INN) (CAS RN 936563‐96‐1)

1.1.-31.12.

5 t

0 %

09.2860

ex 2933 69 80

30

1,3,5-tris[3-(dimethylamino)propyl]hexahydro-1,3,5-triazine (CAS RN 15875‐13‐5)

1.1.-31.12.

600 t

0 %

09.2595

ex 2933 99 80

49

1,4,7,10-tetra-azacyclododecaan (CAS RN 294‐90‐6)

1.1.-31.12.

40 t

0 %

09.2658

ex 2933 99 80

73

5-(acetoacetylamino)benzimidazolon (CAS RN 26576‐46‐5)

1.1.-31.12.

400 t

0 %

09.2593

ex 2934 99 90

67

5-chloorthiofeen-2-carbonzuur (CAS RN 24065‐33‐6)

1.1.-31.12.

45 000 kg

0 %

09.2675

ex 2935 90 90

79

4-[[(2-methoxybenzoyl)amino]sulfonyl]benzoylchloride (CAS RN 816431‐72‐8)

1.1.-31.12.

1 000 t

0 %

09.2710

ex 2935 90 90

91

2,4,4-trimethylpentaan-2-aminium (3R,5S,6E)-7-{2-[(ethylsulfonyl)amino]-4-(4-fluorfenyl)-6-(propaan-2-yl)pyrimidine-5-yl}-3,5-dihydroxyhept-6-enoaat (CAS RN 917805‐85‐7)

1.1.-31.12.

5 000 kg

0 %

09.2945

ex 2940 00 00

20

D-xylose (CAS RN 58‐86‐6)

1.1.-31.12.

400 t

0 %

09.2686

ex 3204 11 00

75

Kleurstof C.I. Disperse Yellow 54 (CAS RN 7576‐65‐0) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Disperse Yellow 54 van 99 of meer gewichtspercent

1.1.-31.12.

250 t

0 %

09.2676

ex 3204 17 00

14

Preparaten op basis van kleurstof C.I. Pigment Red 48:2 (CAS RN 7023‐61‐2) met een gehalte daarvan van 60 of meer, maar niet meer dan 85 gewichtspercent

1.1.-31.12.

50 t

0 %

09.2698

ex 3204 17 00

30

Kleurstof C.I. Pigment Red 4 (CAS RN 2814‐77‐9) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan kleurstof C.I. Pigment Red 4 van 60 of meer gewichtspercent

1.1.-31.12.

150 t

0 %

09.2659

ex 3802 90 00

19

Met soda flux gecalcineerde diatomeeënaarde

1.1.-31.12.

35 000 t

0 %

09.2908

ex 3804 00 00

10

Natriumlignosulfonaat (CAS RN 8061‐51‐6)

1.1.-31.12.

40 000 t

0 %

09.2889

3805 10 90

 

Sulfaatterpentijnolie

1.1.-31.12.

25 000 t

0 %

09.2935

ex 3806 10 00

10

Gomhars

1.1.-31.12.

280 000 t

0 %

09.2832

ex 3808 92 90

40

Preparaat bevattende 38 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 50 gewichtspercent van pyrithionzink (INN) (CAS RN 13463‐41‐7) op basis van een waterige dispersie

1.1.-31.12.

500 t

0 %

09.2876

ex 3811 29 00

55

Toevoegingsmiddelen, bestaande uit reactieproducten van difenylamine en vertakte nonenen met:

meer dan 28, maar niet meer dan 55 gewichtspercent 4‐monononyldifenylamine,

meer dan 45, maar niet meer dan 65 gewichtspercent 4,4'‐dinonyldifenylamine, en

een totaal gewichtspercentage van 2,4‐dinonyldifenylamine en 2,4’‐dinonyldifenylamine van niet meer dan 5 gewichtspercent

bestemd voor de vervaardiging van smeeroliën (2)

1.1.-31.12.

900 t

0 %

09.2814

ex 3815 90 90

76

Katalysator, bestaande uit titaandioxide en wolfraamtrioxide

1.1.-31.12.

3 000 t

0 %

09.2820

ex 3824 79 00

10

Mengsel bevattende:

60 of meer, maar niet meer dan 90 gewichtspercent 2‐chloorpropeen (CAS RN 557‐98‐2),

8 of meer, maar niet meer dan 14 gewichtspercent (Z)‐1-chloorpropeen (CAS RN 16136‐84‐8),

5 of meer, maar niet meer dan 23 gewichtspercent 2‐chloorpropaan (CAS RN 75‐29‐6),

niet meer dan 6 gewichtspercent 3‐chloorpropeen (CAS RN 107‐05‐1), en

niet meer dan 1 gewichtspercent ethylchloride (CAS RN 75‐00‐3)

1.1.-31.12.

6 000 t

0 %

09.2644

ex 3824 99 92

77

Bereiding bevattende:

55 of meer doch niet meer dan 78 gewichtspercent dimethylglutaraat (CAS RN 1119‐40‐0),

10 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercent dimethyladipaat (CAS RN 627‐93‐0), en

niet meer dan 35 gewichtspercent dimethylsuccinaat (CAS RN 106‐65‐0)

1.1.-31.12.

10 000 t

0 %

09.2681

ex 3824 99 92

85

Mengsel van bis(3-triethoxysilylpropyl)sulfiden (CAS RN 211519‐85‐6)

1.1.-31.12.

9 000 t

0 %

09.2650

ex 3824 99 92

87

Acetofenon (CAS RN 98‐86‐2), met een zuiverheid van 60 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 90 gewichtspercent

1.1.-31.12.

2 000 t

0 %

09.2888

ex 3824 99 92

89

Mengsel van tertiaire alkyldimethylamines, bevattend:

60 of meer, maar niet meer dan 80 gewichtspercent dodecyldimethylamine (CAS RN 112‐18‐5), en

20 of meer, maar niet meer dan 30 gewichtspercent dimethyl(tetradecyl)amine (CAS RN 112‐75‐4)

1.1.-31.12.

25 000 t

0 %

09.2829

ex 3824 99 93

43

Extract van het residu dat is verkregen bij de extractie van colofonium uit hout, in de vorm van een vaste stof, onoplosbaar in alifatische oplosmiddelen, met de volgende kenmerken:

een gehalte aan harszuren van niet meer dan 30 gewichtspercent,

een zuurgetal van niet meer dan 110, en

een smeltpunt van 100° C of meer

1.1.-31.12.

1 600 t

0 %

09.2907

ex 3824 99 93

67

Mengsel van plantsterolen in poedervorm, bevattende:

75 of meer gewichtspercent sterolen, en

niet meer dan 25 gewichtspercent stanolen,

bestemd voor de vervaardiging van stanolen/sterolen of stanol/sterolesters (2)

1.1.-31.12.

2 500 t

0 %

09.2639

3905 30 00

 

Poly(vinylalcohol), ook indien niet-gehydrolyseerde acetaatgroepen bevattend

1.1.-31.12.

15 000 t

0 %

09.2671

ex 3905 99 90

81

Poly(vinylbutyral) (CAS RN 63148‐65‐2):

met 17,5 mol % of meer, maar niet meer dan 20 mol % hydroxylgroepen, en

een gemiddelde deeltjesgrootte (D50) van meer dan 0,6 mm

1.1.-31.12.

12 500 t

0 %

09.2846

ex 3907 40 00

25

Polymeermengsel van polycarbonaat en poly(methylmethacrylaat) met een gehalte aan polycarbonaat van 98,5 % of meer, in de vorm van pellets of korrels, met een lichtdoorlaatbaarheid van 88,5 % of meer, gemeten aan de hand van een proefmonster met een dikte van 4 mm bij een golflengte van λ = 400 nm (overeenkomstig ISO 13468‐2)

1.1.-31.12.

2 000 t

0 %

09.2723

ex 3911 90 19

10

Poly(oxy-1,4-fenyleensulfonyl-1,4-fenyleenoxy-4,4’-bifenyleen)

1.1.-31.12.

5 000 t

0 %

09.2816

ex 3912 11 00

20

Celluloseacetaatvlokken

1.1.-31.12.

75 000 t

0 %

09.2864

ex 3913 10 00

10

Natriumalginaat, geëxtraheerd uit bruin zeewier (CAS RN 9005‐38‐3)

1.1.-31.12.

10 000 t

0 %

09.2641

ex 3913 90 00

87

Natrium hyaluronaat, niet steriel, met:

een gewichtsgemiddeld moleculair gewicht (Mw) van niet meer dan 900 000 ,

een endotoxinegehalte van niet meer dan 0,008 endotoxine-eenheden (EU)/mg,

een ethanolgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent, en

een isopropanolgehalte van niet meer dan 0,5 gewichtspercent

1.1.-31.12.

200 kg

0 %

09.2661

ex 3920 51 00

50

Platen van polymethylmethacrylaat die voldoen aan de normen:

EN 4364(MIL‐P‐5425E) en DTD5592A, of

EN 4365 (MIL‐P‐8184) en DTD5592A

1.1.-31.12.

100 t

0 %

09.2645

ex 3921 14 00

20

Blokken met celstructuur van geregenereerde cellulose, gedrenkt in water bevattende magnesiumchloride en quaternaire ammoniumverbindingen, waarvan de afmetingen 100 cm (± 10 cm) × 100 cm (± 10 cm) × 40 cm (± 5 cm) bedragen

1.1.-31.12.

1 700 t

0 %

09.2848

ex 5505 10 10

10

Afval van synthetische vezels (incl. kammeling en garen afval) van nylon of andere polyamiden (PA6 en PA66).

1.1.-31.12.

10 000 t

0 %

09.2721

ex 5906 99 90

20

Gegummeerd textielweefsel met inlagen, met de volgende kenmerken:

met drie lagen,

de ene buitenste laag bestaat uit acrylweefsel,

de andere buitenste laag bestaat uit polyesterweefsel,

de middelste laag bestaat uit chloorbutylrubber,

de middelste laag heeft een gewicht van 452 g/m2 of meer maar niet meer dan 569 g/m2,

het textielweefsel heeft een totaal gewicht van 952 g/m2 of meer maar niet meer dan 1159 g/m2, en

het textielweefsel heeft een totale dikte van 0,8 mm of meer maar niet meer dan 4 mm,

gebruikt bij de vervaardiging van het opvouwbare dak van motorvoertuigen (2)

1.1.-31.12.

375 000 m2

0 %

09.2594

ex 6909 19 00

55

Keramisch absorptiepatroon met actieve kool, met de volgende kenmerken:

geëxtrudeerde gebakken keramisch gebonden multicellulaire cilindervormige structuur,

10 of meer gewichtspercent maar niet meer dan 30 gewichtspercent actieve kool,

70 of meer gewichtspercent maar niet meer dan 90 gewichtspercent keramisch bindmiddel,

met een diameter van 29 mm of meer maar niet meer dan 41 mm,

een lengte van niet meer dan 150 mm,

gebakken bij een temperatuur van 800 °C of meer, en

voor dampadsorptie,

van het soort dat wordt ingebouwd in absorbeerders van brandstofdampen in brandstofsystemen van motorvoertuigen

1.1.-31.12.

1 000 000 stuks

0 %

09.2866

ex 7019 12 00

ex 7019 12 00

06

26

Stratifils (rovings) van S‐glas:

samengesteld uit continuglasvezels van 9 μm (±0,5 μm),

van 200 tex of meer doch niet meer dan 680 tex,

zonder calciumoxide, en

met een breuksterkte van meer dan 3 550 Mpa, zoals bepaald door ASTM D2343‐09,

voor gebruik in de vliegtuigbouw (2)

1.1.-31.12.

1 000 t

0 %

09.2628

ex 7019 52 00

10

Gaasweefsel van glasvezels bedekt met kunststof, met een gewicht van 120 g/m2 (± 10 g/m2), van het soort gebruikt voor de vervaardiging van insectenwerende rolhorren of van horren met een vaste omlijsting

1.1.-31.12.

3 000 000 m2

0 %

09.2799

ex 7202 49 90

10

Ferrochroom bevattende 1,5 of meer, doch niet meer dan 4 gewichtspercent koolstof en niet meer dan 70 gewichtspercent chroom

1.1.-31.12.

50 000 t

0 %

09.2652

ex 7409 11 00

ex 7410 11 00

30

40

Folie en stroken van geraffineerd koper, elektrolytisch verzinkt, met een dikte van 0,015 mm of meer

1.1.-31.12.

1 020 t

0 %

09.2734

ex 7409 19 00

20

Platen of bladen, bestaande uit:

een laag keramiek van siliciumnitride met een dikte van 0,32 mm (±0,1 mm) of meer maar niet meer dan 1,0 mm (±0,1 mm),

aan beide zijden bedekt met folie van geraffineerd koper met een dikte van 0,8 mm (±0,1 mm), en

aan één zijde gedeeltelijk bedekt met een bekleding van zilver

1.1.-31.12.

7 000 000 stuks

0 %

09.2662

ex 7410 21 00

55

Platen:

bestaande uit minstens één laag met epoxidehars geïmpregneerd weefsel van glasvezels,

aan één of beide zijden bekleed met koperfolie met een dikte van niet meer dan 0,15 mm,

met een diëlektrische constante (DK) van minder dan 5,4 bij 1 MHz, gemeten volgens IPC‐TM‐650 2.5.5.2,

met een verliesfactor van minder dan 0,035 bij 1 MHz, gemeten volgens IPC‐TM‐650 2.5.5.2, en

met een CTI (comparative tracking index) van 600 of meer

1.1.-31.12.

80 000 m2

0 %

09.2834

ex 7604 29 10

20

Staven van aluminiumlegering met een diameter van 200 mm of meer, maar niet meer dan 300 mm

1.1.-31.12.

2 000 t

0 %

09.2835

ex 7604 29 10

30

Staven van aluminiumlegering met een diameter van 300,1 mm of meer, maar niet meer dan 533,4 mm

1.1.-31.12.

1 000 t

0 %

09.2736

ex 7607 11 90

83

Stroken of folie van een legering van aluminium en magnesium:

van een legering die voldoet aan de norm 5182‐H19 of 5052‐H19,

in rollen met een uitwendige diameter van minimaal 1 250 mm, maar niet meer dan 1 350 mm,

met een dikte (tolerantie –0,006 mm) van 0,15 mm, 0,16 mm, 0,18 mm of 0,20 mm,

met een breedte (tolerantie ±0,3 mm) van 12,5 mm, 15,0 mm, 16,0 mm, 25,0 mm, 35,0 mm, 50,0 mm of 356 mm,

met een welvingstolerantie van niet meer dan 0,4 mm/750 mm,

met een vlakheidsmeting: I‐unit ± 4,

met een treksterkte van meer dan (5182‐H19) 365 MPa of (5052‐H19) 320 MPa, en

met een rek A50 van meer dan (5182‐H19) 3 % of (5052‐H19) 2,5 %,

bestemd voor de vervaardiging van lamellen voor jaloezieën (2)

1.1.-31.12.

600 t

0 %

09.2722

8104 11 00

 

Ruw magnesium, bevattende 99,8 of meer gewichtspercent magnesium

1.1.-31.12.

120 000 t

0 %

09.2840

ex 8104 30 00

20

Magnesiumpoeder:

met een zuiverheid van 98 of meer, maar niet meer dan 99,5 gewichtspercent, en

met een deeltjesgrootte van 0,2 mm of meer, maar niet meer dan 0,8 mm

1.1.-31.12.

2 000 t

0 %

09.2629

ex 8302 49 00

91

Telescopische handgrepen van aluminium, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van reisartikelen (2)

1.1.-31.12.

1 500 000 stuks

0 %

09.2720

ex 8413 91 00

50

Pompkop voor hogedrukpomp met twee cilinders, gemaakt van gesmeed staal, met:

gefreesde hulpstukken met schroefdraad met een diameter van 10 of meer, maar niet meer dan 36,8 mm, en

geboorde brandstofkanalen met een diameter van 3,5 of meer, maar niet meer dan 10 mm

van de soort die wordt gebruikt in dieselinspuitsystemen

1.1.-31.12.

65 000 stuks

0 %

09.2738

ex 8482 99 00

30

Messing kooien met de volgende kenmerken:

continu of centrifugaal gegoten,

gedraaid,

bevattende 35 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 38 gewichtspercent zink,

bevattende 0,75 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 1,25 gewichtspercent lood,

bevattende 1,0 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 1,4 gewichtspercent aluminium, en

met een treksterkte van 415 Pa of meer,

van de soort bestemd voor de vervaardiging van kogellagers

1.1.-31.12.

50 000 stuks

0 %

09.2763

ex 8501 40 20

ex 8501 40 80

40

30

Elektrische eenfasewisselstroomcollectormotor met een uitgaand vermogen van 250 W of meer, een toegevoerd vermogen van 700 W of meer maar niet meer dan 2 700 W, een buitendiameter van meer dan 120 mm (±0,2 mm) maar niet meer dan 135 mm (±0,2 mm), een nominaal toerental van meer dan 30 000 tpm maar niet meer dan 50 000 tpm, uitgerust met een luchtaanzuigventilator, bestemd voor gebruik bij de fabricage van stofzuigers (2)

1.1.-31.12.

2 000 000 stuks

0 %

09.2588

ex 8529 90 92

56

Lcd-scherm met:

een aanraakpaneel,

ten minste één printplaat voor eenvoudige verwerking van pixels op het slave-apparaat (Timing Controller-functie) en aanraakbediening, met EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read-Only Memory) voor scherminstellingen,

een beeldschermdiagonaal van 15 cm of meer, maar niet meer dan 21 cm,

achtergrondverlichting,

een LVDS- (Low Voltage Differential Signalling) en een voedingsaansluiting,

een kijkhoek van 70 graden of meer, en

een luminantie van 715 cd/m2 of meer,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van motorvoertuigen bedoeld in hoofdstuk 87 (2)

1.1.-30.6.

450 000 stuks

0 %

09.2672

ex 8529 90 92

ex 9405 40 39

75

70

Printplaat met leds:

al dan niet uitgerust met prisma's/lenzen, en

al dan niet voorzien van een of meer verbindingsstukken,

bestemd voor de vervaardiging van achtergrondverlichtingsmodules voor goederen van post 8528 (2)

1.1.-31.12.

115 000 000 stuks

0 %

09.2003

ex 8543 70 90

63

Spanningsgestuurde frequentiegeneratoren, bestaande uit actieve en passieve elementen aangebracht op een gedrukte schakeling, geborgen in een omhulling waarvan de afmetingen niet meer dan 30 mm × 30 mm bedragen

1.1.-31.12.

1 400 000 stuks

0 %

09.2910

ex 8708 99 97

75

Bevestigingssteun, vervaardigd uit een aluminiumlegering, met montagegaten, al dan niet met bevestigingsmoeren, om de versnellingsbak indirect aan de carrosserie te bevestigen, bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld bij hoofdstuk 87 (2)

1.1.-31.12.

200 000 stuks

0 %

09.2694

ex 8714 10 90

30

Asklemmen, behuizingen, vorkbruggen en klemstukken, van een aluminiumlegering, van de soort gebruikt voor motorfietsen

1.1.-31.12.

1 000 000 stuks

0 %

09.2668

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

21

31

75

Fietsframes, vervaardigd van koolstofvezels en kunsthars, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van fietsen (inclusief elektrische fietsen) (2)

1.1.-31.12.

350 000 stuks

0 %

09.2589

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

23

33

70

Frame, vervaardigd van aluminium of aluminium- en carbonvezels, bestemd voor de vervaardiging van fietsen (met inbegrip van elektrische fietsen) (2)

1.1.-31.12.

8 000 000 stuks

0 %

09.2631

ex 9001 90 00

80

Niet-gemonteerde lenzen, prisma's en gekitte elementen, van glas, bestemd voor de vervaardiging of reparatie van producten bedoeld bij de GN-codes 9002, 9005, 9013 10 en 9015 (2)

1.1.-31.12.

5 000 000 stuks

0 %


(1)  De schorsing van de douanerechten is echter niet van toepassing indien de behandeling wordt verricht door de kleinhandel of door horecabedrijven.

(2)  Schorsing van rechten is onderworpen aan douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1)

(3)  De schorsing geldt alleen voor het ad-valoremrecht. Het specifieke recht blijft van toepassing.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2221 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 wat betreft de gegevens die worden geregistreerd in berichten die betrekking hebben op de registratie van marktdeelnemers en belastingentrepots in de nationale registers en het centrale register

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (1), en met name artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 van de Commissie (2) is de structuur en de inhoud vastgelegd van berichten die betrekking hebben op de registratie van marktdeelnemers en belastingentrepots in de nationale registers en het centrale register.

(2)

Om te zorgen voor consistentie van de structuur van de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 van Commissie en in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 van de Commissie (3) gedefinieerde berichten “Algemeen verzoek” moeten de mogelijke waarden voor het gegevenselement “Soort verzoek” in tabel 1 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 worden gewijzigd, rekening houdend met wijzigingen in de gegevensvereisten van een nieuwe versie van het bij Beschikking 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde geautomatiseerde systeem.

(3)

De toelichting in kolom F van tabel 1 in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 moet worden bijgewerkt om te zorgen voor een duidelijke identificatie van het gegevenselement “Waarde” wanneer de soort code “Belangrijkste criterium”“46 = Soort vervoer” is.

(4)

Er zijn verdere technische correcties van tabel 1 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EG) nr. 612/2013 nodig om de duidelijkheid en nauwkeurigheid van de toepasselijke bepalingen te waarborgen.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om de toepassingsdatum van deze verordening af te stemmen op de toepassingsdatum voor een nieuwe versie van het bij Beschikking nr. 1152/2003/EG ingestelde geautomatiseerde systeem, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 13 februari 2020.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Accijnscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 februari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula von der LEYEN


(1)  PB L 121 van 8.5.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 van de Commissie van 25 juni 2013 over het beheer van het register van marktdeelnemers en belastingentrepots, daarmee verband houdende statistieken en rapportage overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen (PB L 173 van 26.6.2013, blz. 9).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 van de Commissie van 24 februari 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake samenwerking en inlichtingenuitwisseling tussen de lidstaten over goederen onder een accijnsschorsingsregeling overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (PB L 66 van 11.3.2016, blz. 1).

(4)  Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5).


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 612/2013 wordt tabel 1 vervangen door:

(als bedoeld in artikel 4, lid 5, artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 2)


A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Soort verzoek

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

(voorbehouden)

2

=

Verzoek om referentiegegevens

3

=

(voorbehouden)

4

=

(voorbehouden)

5

=

Verzoek om hersynchronisatie van het register van marktdeelnemers

6

=

Verzoek om opvraging van een lijst van e-AD’s

7

=

Verzoek om SEED-statistieken

n1

 

b

Naam bericht verzoek

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

De volgende waarden zijn mogelijk:

“C_COD_DAT”

=

gemeenschappelijke codelijst

“C_PAR_DAT”

=

gemeenschappelijke systeemparameters

“ALL”

=

voor de volledige structuur

a..9

 

c

Verzoekend kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

d

Correlatiekenmerk verzoek

C

“R” indien <Soort verzoek> “2”, “5”, “6” of “7” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

De waarde van het <Correlatiekenmerk verzoek> is uniek per lidstaat.

an..44

 

e

Begindatum

C

Voor 1 e en f:

“R” indien <Soort verzoek> “2” of “5” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

datum

 

f

Einddatum

C

 

datum

 

g

Eén datum

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” of “5” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

datum

2

VERZOEK E-AD-LIJST

C

“R” indien <Soort verzoek> “6” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Code lidstaat

R

 

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

a2

2.1

VK_BELANGRIJKSTE CRITERIUM

R

 

 

99x

 

a

Code soort belangrijkste criterium

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

ARC

2

=

Merknaam van het product

3

=

Categorieën accijnsgoederen die deel uitmaken van de overbrenging

4

=

(voorbehouden)

5

=

(voorbehouden)

6

=

(voorbehouden)

7

=

(voorbehouden)

8

=

Stad van de geadresseerde

9

=

Stad van de afzender

10

=

Stad van de zekerheidsteller

11

=

(voorbehouden)

12

=

Stad van de plaats van levering

13

=

Stad van het belastingentrepot van verzending

14

=

Stad van de vervoerder

15

=

GN-code van het product

16

=

Factuurdatum

17

=

Accijnsnummer van de geadresseerde

18

=

Accijnsnummer van de afzender

19

=

Accijnsnummer van de zekerheidsteller

20

=

(voorbehouden)

21

=

(voorbehouden)

22

=

Accijnsnummer van het belastingentrepot van bestemming

23

=

Accijnsnummer van het belastingentrepot van verzending

24

=

(voorbehouden)

25

=

Code accijnsgoed

26

=

Reistijd

27

=

Lidstaat van bestemming

28

=

Lidstaat van verzending

29

=

Naam van de geadresseerde

30

=

Naam van de afzender

31

=

Naam van de zekerheidsteller

32

=

(voorbehouden)

33

=

Naam van de plaats van levering

34

=

Naam van het belastingentrepot van verzending

35

=

Naam van de vervoerder

36

=

Nummer van de factuur

37

=

Postcode van de geadresseerde

38

=

Postcode van de afzender

39

=

Postcode van de zekerheidsteller

40

=

(voorbehouden)

41

=

Postcode van de plaats van levering

42

=

Postcode van het belastingentrepot van verzending

43

=

Postcode van de vervoerder

44

=

Hoeveelheid goederen (in een hoofdgedeelte e-AD)

45

=

Lokaal referentienummer, te weten een volgnummer, toegekend door de

46

=

Soort vervoer

47

=

(voorbehouden)

48

=

(voorbehouden)

49

=

Btw-nummer van de geadresseerde

50

=

(voorbehouden)

51

=

Btw-nummer van de vervoerder

52

=

Wijziging van bestemming (volgnummer ≥ 2)

n..2

2.1.1

VK_BELANGRIJKSTE WAARDE

O

 

 

99x

 

a

Waarde

R

 

Indien <Code soort belangrijkste criterium> “46” (Soort vervoer) is, wordt er een bestaande <Code vervoerswijze> uit de lijst <VERVOERSWIJZEN> gebruikt.

an..255

3

STA_VERZOEK

C

“R” indien <Soort verzoek> “7” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Soort statistiek

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Actieve en niet-actieve marktdeelnemers

2

=

Vergunningen die binnenkort aflopen

3

=

Marktdeelnemers per soort en belastingentrepots

4

=

Accijnsgerelateerde activiteit

5

=

Wijzigingen in accijnsvergunningen

n1

3.1

Code LIJST VAN LIDSTATEN

R

 

 

99x

 

a

Code lidstaat

R

 

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

a2

4

STA_PERIODE

C

“R” indien <Soort verzoek> “7” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Jaar

R

 

 

n4

 

b

Halfjaar

C

Voor 4 b, c en d:

de volgende drie gegevensvelden zijn facultatief en exclusief:

<Halfjaar>

<Kwartaal>

<Maand>

d.w.z. indien sprake is van een van deze gegevensvelden, zijn de twee andere gegevensvelden niet van toepassing

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Eerste halfjaar

2

=

Tweede halfjaar

n1

 

c

Kwartaal

C

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Eerste kwartaal

2

=

Tweede kwartaal

3

=

Derde kwartaal

4

=

Vierde kwartaal

n1

 

d

Maand

C

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Januari

2

=

Februari

3

=

Maart

4

=

April

5

=

Mei

6

=

Juni

7

=

Juli

8

=

Augustus

9

=

September

10

=

Oktober

11

=

November

12

=

December

n..2

5

REF_VERZOEK

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” is

Anderszins niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Indicatie gemeenschappelijke risicobeoordelingscriteria

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Neen of onwaar

1

=

Ja of waar

n1

5.1

Code CODELIJST

O

 

 

99x

 

a

Gevraagde codelijst

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Maateenheid

2

=

Soorten voorval

3

=

Soorten bewijs

4

=

(voorbehouden)

5

=

(voorbehouden)

6

=

Taalcodes

7

=

Lidstaten

8

=

Landcodes

9

=

Verpakkingscodes

10

=

Redenen voor niet-conforme ontvangst of niet-conform controleverslag

11

=

Redenen voor de onderbreking

12

=

(voorbehouden)

13

=

Vervoerswijzen

14

=

Vervoerseenheden

15

=

Wijnbouwzones

16

=

Codes wijnbehandeling

17

=

Categorieën accijnsgoederen

18

=

Accijnsgoederen

19

=

GN-codes

20

=

Overeenkomsten GN-code — accijnsgoed

21

=

Redenen annulering

22

=

Redenen waarschuwing of afwijzing e-AD

23

=

Verklaring vertraging

24

=

(voorbehouden)

25

=

Personen die het voorval melden

26

=

Weigeringsgronden

27

=

Redenen voor laattijdig resultaat

28

=

Maatregelen verzoek

29

=

Redenen verzoek

30

=

(voorbehouden)

31

=

(voorbehouden)

32

=

(voorbehouden)

33

=

(voorbehouden)

34

=

Redenen waarom acties op het gebied van administratieve samenwerking niet mogelijk zijn

35

=

(voorbehouden)

36

=

Soort document

37

=

(voorbehouden)

38

=

(voorbehouden)

39

=

Redenen verzoek om handmatige beëindiging

40

=

Redenen afwijzing handmatige beëindiging”

n..2


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/56


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2222 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2019

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 684/2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de in het kader van de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns in te dienen gegevens

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (1), en met name artikel 29, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie (2) worden de structuur en inhoud vastgesteld van de elektronische berichten die bij de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden gebruikt, alsmede de codes die in die berichten in bepaalde gegevensvelden moeten worden ingevuld.

(2)

Het geautomatiseerde systeem dat bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is ingevoerd met het oog op overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, heeft geen standaard manier om te verwijzen naar elektronische of papieren bijlagen. Dit betekent dat het verband tussen een elektronisch administratief document en een bijlage niet duidelijk is en handmatig tot stand moet worden gebracht, hetgeen voor de belastingautoriteiten lastig is. Om het systeem efficiënter te maken, is het nodig te voorzien in een gemeenschappelijke en automatische koppeling van een elektronisch administratief document met bijgevoegde documenten, en moet de inhoud van elektronische berichten worden bijgewerkt. In het bijzonder moet de gegevensgroep “DOCUMENT certificaat” worden bijgewerkt door slechts één extra informatiereeks betreffende de gegevenselementen “Documenttype” en “Referentie document” op te nemen.

(3)

Tijdens de indiening of splitsing van een elektronisch administratief document, waarbij goederen uit twee of meer records in dezelfde groep van colli zijn opgenomen, moet in de eerste record melding worden gemaakt van het feitelijke aantal colli en moet in de daaropvolgende records het aantal colli nul bedragen. Om te voorkomen dat een bericht wordt afgewezen omdat het aantal colli in die records ontbreekt, moet, indien het elektronische administratieve document meer dan één record bevat, de waarde van het “Aantal colli” in het elektronische administratieve document groter zijn dan nul in ten minste één van de keren dat het gegevenselement voorkomt.

(4)

Verordening (EG) nr. 684/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Om de toepassingsdatum van deze verordening af te stemmen op de toepassingsdatum van een nieuwe versie van het bij Beschikking nr. 1152/2003/EG ingestelde geautomatiseerde systeem, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 13 februari 2020.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Accijnscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 februari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12.

(2)  Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 24).

(3)  Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5).


BIJLAGE I

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 worden de tabellen 1 en 5 vervangen door:

Tabel 1

(als bedoeld in artikel 3, lid 1, en artikel 8, lid 1)

Voorlopig elektronisch administratief document en elektronisch administratief document

A

B

C

D

E

F

G

 

 

KENMERK

R

 

 

 

 

a

Soort bericht

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

 

1 = standaardindiening (wordt gebruikt in alle gevallen behalve bij uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure)

 

2 = indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure

Het soort bericht mag niet verschijnen in het e‐AD waaraan een ARC is toegekend noch op het in artikel 8, lid 1, van deze verordening bedoelde papieren document.

n1

 

b

Indicatie uitgestelde indiening

D

“R” voor de indiening van een e‐AD voor een overbrenging die is aangevangen onder dekking van het in artikel 8, lid 1, bedoelde papieren document.

Mogelijke waarden:

 

0 = onwaar

 

1 = waar

De waarde staat standaard op “onwaar”.

Dit gegevenselement mag niet verschijnen in het e‐AD waaraan een ARC is toegekend, noch op het in artikel 8, lid 1, bedoelde papieren document.

n1

1

OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN eAD

R

 

 

 

 

a

Code soort bestemming

R

 

Vermeld de bestemming van de overbrenging met behulp van een van de volgende waarden:

 

1 = Belastingentrepot (artikel 17, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

2 = Geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

3 = Tijdelijk geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG)

 

4 = Rechtstreekse aflevering (artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG)

 

5 = Vrijgesteld geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), iv), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

6 = Uitvoer (artikel 17, lid 1, onder a), iii), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

8 = Bestemming onbekend (geadresseerde onbekend; artikel 22 van Richtlijn 2008/118/EG)

n1

 

b

Reistijd

R

 

Vermeld, rekening houdende met het vervoermiddel en de afstand, de normale duur van de reis in uren (H) of dagen (D) gevolgd door twee cijfers (bv. H12 of D04). Het getal na “H” mag niet hoger zijn dan 24. Het getal na “D” mag niet hoger zijn dan de mogelijke waarden van de maximale reistijd per code vervoerswijze uit bijlage II, codelijst 13.

an3

 

c

Regeling vervoer

R

 

Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van het eerste vervoer, met behulp van een van de volgende waarden:

 

1 = Afzender

 

2 = Geadresseerde

 

3 = Eigenaar van de goederen

 

4 = Overige

n1

 

d

ARC

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e‐AD.

Zie bijlage II, codelijst 2.

an21

 

e

Datum en tijdstip geldigmaking e‐AD

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e‐AD.

Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

datumtijd

 

f

Volgnummer

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e‐AD en bij iedere wijziging van bestemming.

Staat op 1 bij de eerste geldigmaking en wordt vervolgens telkens met 1 verhoogd op elk e‐AD dat door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending wordt aangemaakt bij iedere wijziging van bestemming.

n..2

 

g

Datum en tijdstip geldigmaking bijwerking

C

Datum en tijdstip van geldigmaking van het bericht van bestemmingswijziging in tabel 3; wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending in geval van wijziging van bestemming.

Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

datumtijd

2

HANDELAAR afzender

R

 

 

 

 

a

Accijnsnummer handelaar

R

 

Vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde afzender.

an13

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3

HANDELAAR plaats van verzending

C

“R” indien de code soort herkomst in vak 9d “1” is.

 

 

 

a

Referentie belastingentrepot

R

 

Vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van verzending.

an13

 

b

Naam handelaar

O

 

 

an..182

 

c

Straat

O

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

O

 

 

an..10

 

f

Plaats

O

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

4

KANTOOR van verzending — invoer

C

“R” indien de code soort herkomst in vak 9d “2” is.

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor het in het vrije verkeer brengen. Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

5

HANDELAAR geadresseerde

C

“R”, behalve voor soort bericht “2 — Indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure” of bij code soort bestemming 8

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

“R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3 en 4

“O” voor code soort bestemming 6

Dit gegevenselement is niet van toepassing op code soort bestemming 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1, 2, 3 en 4: vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde;

6: vermeld het btw-identificatienummer van de persoon die de afzender bij het kantoor van uitvoer vertegenwoordigt.

an..16

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

h

EORI-nummer

C

“O” voor code soort bestemming 6

Dit gegevenselement is niet van toepassing op codes soort bestemming 1, 2, 3, 4, 5 en 8

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Vermeld het EORI-nummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het indienen van de uitvoeraangifte als beschreven in artikel 21, lid 5, van Richtlijn 2008/118/EG.

an..17

6

AANVULLING HANDELAAR geadresseerde

C

“R” voor code soort bestemming 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Code lidstaat

R

 

Vermeld de lidstaat van bestemming met behulp van de code lidstaat uit bijlage II, codelijst 3.

a2

 

b

Volgnummer certificaat van vrijstelling

D

“R” indien een volgnummer is vermeld op het certificaat van vrijstelling van accijnzen zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 31/96 van de Commissie (1)

 

an..255

7

HANDELAAR plaats van levering

C

“R” voor codes soort bestemming 1 en 4

“O” voor codes soort bestemming 2, 3 en 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Vermeld de werkelijke plaats van levering van de accijnsgoederen.

Voor code soort bestemming 2 is de gegevensgroep:

“O” voor het e‐AD aangezien de lidstaat van verzending in dit vak het in SEED opgenomen adres van de geregistreerde geadresseerde kan vermelden;

niet van toepassing op het voorlopige e‐AD.

 

a

Identificatie handelaar

C

“R” voor code soort bestemming 1

“O” voor codes soort bestemming 2, 3 en 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1: vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van bestemming;

2, 3 en 5: vermeld het btw-identificatienummer of een ander kenmerk.

an..16

 

b

Naam handelaar

C

“R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3 en 5

“O” voor code soort bestemming 4

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

an..182

 

c

Straat

C

Voor de vakken 7c, 7e en 7f:

“R” voor codes soort bestemming 2, 3, 4 en 5

“O” voor code soort bestemming 1

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

an..11

 

e

Postcode

C

 

an..10

 

f

Plaats

C

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

8

KANTOOR plaats van levering — douane

C

“R” bij uitvoer (code soort bestemming 6)

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van uitvoer waar de uitvoeraangifte zal worden ingediend. Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

9

eAD

R

 

 

 

 

a

Lokaal referentienummer

R

 

Een uniek volgnummer dat de afzender aan het e‐AD toekent en waarmee hij de zending in zijn administratie identificeert.

an..22

 

b

Factuurnummer

R

 

Vermeld het nummer van de factuur die betrekking heeft op de goederen. Als er nog geen factuur is opgesteld, moet het nummer van de leveringsbon of van een ander vervoersdocument worden vermeld.

an..35

 

c

Factuurdatum

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is.

De datum van het in vak 9b vermelde document.

Datum

 

d

Code soort herkomst

R

 

De mogelijke waarden voor de herkomst van de overbrenging zijn:

 

1 = Herkomst — belastingentrepot (in de in artikel 17, lid 1, onder a), van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde situaties)

 

2 = Herkomst — invoer (in de in artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde situatie)

n1

 

e

Datum van verzending

R

 

De datum waarop de overbrenging aanvangt in overeenstemming met artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG. Deze datum kan niet later zijn dan zeven dagen na de datum van indiening van het voorlopige e‐AD. De datum van verzending kan een datum in het verleden zijn in het in artikel 26 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geval.

Datum

 

f

Tijdstip van verzending

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is.

Het tijdstip waarop de overbrenging aanvangt in overeenstemming met artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG. Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

Tijdstip

 

g

Voorafgaande ARC

D

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van nieuwe e‐AD’s volgend op de geldigmaking van het bericht van splitsing (tabel 5).

De te vermelden ARC is de ARC van het vervangen e‐AD.

an21

9.1

ED INVOER

C

“R” indien de code soort herkomst in vak 9d “2” (invoer) is.

 

9X

 

a

ED-nummer invoer

R

Het ED-nummer wordt verstrekt door de afzender bij indiening van het voorlopige e‐AD, dan wel door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e‐AD.

Vermeld het (de) nummer(s) van het (de) enig(e) document(en) voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen in kwestie.

an..21

10

KANTOOR bevoegde autoriteit van verzending

R

 

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van verzending, dat met de accijnscontrole is belast op de plaats van verzending. Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

11

ZEKERHEIDSTELLING OVERBRENGING

R

 

 

 

 

a

Code soort zekerheidsteller

R

 

Identificeer de persoon (personen) die verantwoordelijk is (zijn) voor de zekerheidstelling, met behulp van de code soort zekerheidsteller uit bijlage II, codelijst 6.

n..4

12

HANDELAAR zekerheidsteller

C

“R” indien een van de volgende codes soort zekerheidsteller van toepassing is: 2, 3, 12, 13, 23, 24, 34, 123, 124, 134, 234 of 1234

(zie codes soort zekerheidsteller in bijlage II, codelijst 6)

Identificeer de vervoerder en/of de eigenaar van de goederen indien deze de zekerheid stelt.

2X

 

a

Accijnsnummer handelaar

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is.

Vermeld een geldig SEED-registratienummer of btw-identificatienummer van de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen.

an13

 

b

Btw-nummer

O

an..14

 

c

Naam handelaar

C

Voor 12c, d, f en g:

“O” indien het accijnsnummer van de handelaar is verstrekt, zo niet “R”.

 

an..182

 

d

Straat

C

 

an..65

 

e

Nummer

O

 

an..11

 

f

Postcode

C

 

an..10

 

g

Plaats

C

 

an..50

 

h

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

13

VERVOER

R

 

 

 

 

a

Code vervoerswijze

R

 

Vermeld de wijze van vervoer bij de aanvang van de overbrenging met behulp van de codes uit bijlage II, codelijst 7.

Indien de code soort zekerheidsteller “Geen zekerheid gesteld overeenkomstig artikel 18, lid 4, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG” is, moet de code vervoerswijze “vervoer over zee” of “vaste transportinrichtingen” zijn.

n..2

 

b

Aanvullende informatie

C

“R” indien de code vervoerswijze “Overige” is.

Anders “O”.

Geef een nadere omschrijving van de vervoerswijze.

an..350

 

c

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

14

HANDELAAR organisator van het vervoer

C

“R” om de persoon te identificeren die verantwoordelijk is voor de organisatie van het eerste vervoer, indien de waarde in vak 1c “3” of “4” is.

 

 

 

a

Btw-nummer

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is.

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

15

HANDELAAR eerste vervoerder

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is.

Identificeer de persoon die het eerste vervoer verricht.

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

16

VERVOERSGEGEVENS

R

 

 

99X

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

Vermeld de code(s) vervoerseenheid met betrekking tot de in vak 13a opgegeven vervoerswijze.

Zie bijlage II, codelijst 8.

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

“R” indien de code vervoerseenheid verschilt van 5.

(zie vak 16a)

Vermeld het registratienummer van de vervoerseenheid (vervoerseenheden) wanneer de code vervoerseenheid verschilt van 5.

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

D

“R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de vervoerseenheid te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

Vermeld aanvullende informatie over het vervoer, bv. de identiteit van eventuele volgende vervoerders, informatie over volgende vervoerseenheden.

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17

Hoofdgedeelte eAD

R

 

Voor elk product in de zending moet een aparte gegevensgroep worden gebruikt.

999x

 

a

Unieke referentie record

R

 

Vermeld een uniek volgnummer, te beginnen met 1.

n..3

 

b

Code accijnsgoed

R

 

Vermeld de toepasselijke code accijnsgoed uit bijlage II, codelijst 11.

Indien de code soort zekerheidsteller “Geen zekerheid gesteld overeenkomstig artikel 18, lid 4, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG” is, moet de code accijnsgoed die van een energieproduct zijn.

an4

 

c

GN-code

R

 

Vermeld de toepasselijke GN-code op de datum van verzending.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n8

 

d

Hoeveelheid

R

 

Vermeld de hoeveelheid (in de maateenheid voor de desbetreffende goederencode — zie bijlage II, codelijsten 11 en 12).

Bij een overbrenging naar een in artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geregistreerde geadresseerde mag de hoeveelheid de aan deze persoon toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

Bij een overbrenging naar een in artikel 12 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde vrijgestelde organisatie mag de hoeveelheid de in het certificaat van vrijstelling van accijnzen geregistreerde hoeveelheid niet overschrijden.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..15,3

 

e

Brutogewicht

R

 

Vermeld het brutogewicht van de zending (de accijnsgoederen inclusief verpakking).

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

Het brutogewicht moet minimaal het nettogewicht zijn.

n..15,2

 

f

Nettogewicht

R

 

Vermeld het gewicht van de accijnsgoederen zonder verpakking (alcohol en alcoholhoudende dranken, energieproducten en alle tabaksproducten behalve sigaretten).

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

Het brutogewicht moet minimaal het nettogewicht zijn.

n..15,2

 

g

Alcoholvolumegehalte in percentage

C

“R” indien van toepassing op het accijnsgoed in kwestie.

Vermeld het alcoholgehalte (volumepercentage bij 20 °C) indien van toepassing in overeenstemming met bijlage II, codelijst 11.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

De waarde van dit gegevenselement moet groter dan 0,5 en kleiner dan of gelijk aan 100 zijn.

n..5,2

 

h

Graden Plato

D

“R” indien bier in de lidstaat van verzending en/of de lidstaat van bestemming wordt belast naar graden Plato.

Vermeld bij bier de graden Plato indien het op die basis wordt belast in de lidstaat van verzending en/of de lidstaat van bestemming. Zie bijlage II, codelijst 11.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..5,2

 

i

Fiscaal merkteken

O

 

Vermeld aanvullende informatie over de door de lidstaat van bestemming vereiste fiscale merktekens.

an..350

 

j

Fiscaal merkteken_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

k

Indicatie fiscaal merkteken gebruikt

D

“R” indien fiscale merktekens worden gebruikt

Vermeld “1” wanneer de goederen een fiscaal merkteken dragen of bevatten, dan wel “0” wanneer zij geen fiscaal merkteken dragen of bevatten.

n1

 

l

Oorsprongsbenaming

O

 

Dit vak kan worden gebruikt om een verklaring af te geven:

1.

ten aanzien van bepaalde wijnen, over de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding (BOB of BGA) en het oogstjaar of de wijnsoort(en), in overeenstemming met de artikelen 24 en 31 van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie (2). De verklaring moet als volgt luiden: “Verklaring: het hierboven vermelde product is geproduceerd in overeenstemming met de in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) en de daarbij behorende gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.” Indien het product een BOB of BGA is, wordt de verklaring gevolgd door de naam of namen van de BOB of BGA en de registernummer(s) ervan als bepaald in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie (4);

2.

ten aanzien van bepaalde gedistilleerde dranken, waarvoor het in de handel brengen verband houdt met de categorie of categorieën gedistilleerde dranken, de geografische aanduiding (GA) of de leeftijd van het product, moet, in overeenstemming met de desbetreffende Uniewetgeving inzake gedistilleerde dranken (met name artikel 4, artikel 12, lid 3, en artikel 15 en bijlage II van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5)) de verklaring als volgt luiden: “Verklaring: het hierboven vermelde product is in de handel gebracht en geëtiketteerd in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 4, artikel 12, lid 3, en artikel 15 van en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 110/2008 en de daarbij behorende gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.”;

3.

ten aanzien van bier gebrouwen door een kleine zelfstandige brouwerij, zoals omschreven in Richtlijn 92/83/EEG van de Raad (6), waarvoor beoogd wordt in de lidstaat van bestemming aanspraak te maken op een verlaagd accijnstarief. De verklaring moet als volgt luiden: “Verklaring: het hierboven vermelde product is door een kleine zelfstandige brouwerij gebrouwen.”;

4.

ten aanzien van ethylalcohol gedistilleerd door een kleine distilleerderij zoals omschreven in Richtlijn 92/83/EEG, waarvoor beoogd wordt in de lidstaat van bestemming aanspraak te maken op een verlaagd accijnstarief. De verklaring moet als volgt luiden: “Verklaring: het hierboven vermelde product is door een kleine distilleerderij geproduceerd.”.

an..350

 

m

Oorsprongsbenaming_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

n

Grootte van de producent

O

 

Vermeld voor bier of gedistilleerde dranken waarvoor in vak 17l (oorsprongsbenaming) een verklaring is afgegeven, de jaarproductie van het vorige jaar in hectoliters bier respectievelijk zuivere alcohol.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..15

 

o

Densiteit

C

“R” indien van toepassing op het accijnsgoed in kwestie.

Vermeld de densiteit bij 15 °C, indien van toepassing in overeenstemming met bijlage II, codelijst 11.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..5,2

 

p

Handelsbenaming

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven verstrekt moet worden.

Vermeld de handelsbenaming van de goederen ten behoeve van de identificatie van de vervoerde goederen.

Wanneer wijnen bedoeld in de punten 1 tot en met 9, 15 en 16 van deel II van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 onverpakt worden vervoerd, omvat de omschrijving van het product de in artikel 120 van die verordening bedoelde facultatieve aanduidingen voor zover die aanduidingen voorkomen in de etikettering of het de bedoeling is ze daarin op te nemen.

an..350

 

q

Handelsbenaming_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

r

Merknaam van het product

D

“R” indien de accijnsgoederen een merknaam hebben. De lidstaat van verzending kan bepalen dat de merknaam van de vervoerde goederen niet moet worden vermeld wanneer hij op de factuur of een ander handelsdocument als bedoeld in vak 9b is vermeld.

Vermeld in voorkomend geval de merknaam van de goederen.

an..350

 

s

Merknaam van het product_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17.1

VERPAKKING

R

 

 

99x

 

a

Code soort colli

R

 

Vermeld het soort colli met behulp van de codes in bijlage II, codelijst 9.

an2

 

b

Aantal colli

C

“R” indien als “telbaar” gemarkeerd.

Vermeld het aantal colli indien de colli telbaar zijn in overeenstemming met bijlage II, codelijst 9.

Indien het “Aantal colli”“0” is, moet er ten minste één VERPAKKING met dezelfde “Verzendingsmerken” en hetzelfde “Aantal colli” bestaan waarvan de waarde groter is dan “0”.

n..15

 

c

Identiteit handelszegel

D

“R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de colli te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

f

Verzendingsmerken

C

“R” indien het aantal colli “0” is.

Anders “O”.

 

an..999

17.2

WIJNPRODUCT

D

“R” voor wijnproducten opgenomen in deel XII van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1308/2013.

 

 

 

a

Categorie wijnproduct

R

 

Vermeld voor wijnproducten opgenomen in deel XII van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 een van de volgende waarden:

 

1 = Wijn zonder BOB/BGA

 

2 = Cépagewijn zonder BOB/BGA

 

3 = Wijn met BOB/BGA

 

4 = Ingevoerde wijn

 

5 = Overige

n1

 

b

Code wijnbouwzone

D

“R” voor wijnproducten die onverpakt worden vervoerd (nominaal volume > 60 liter).

Vermeld de wijnbouwzone van oorsprong van het vervoerde product in overeenstemming met aanhangsel 1 van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013.

n..2

 

c

Derde land van oorsprong

C

“R” indien categorie wijnproduct in vak 17.2a “4” is (ingevoerde wijn).

Vermeld een landencode uit bijlage II, codelijst 4, die niet is opgenomen in bijlage II, codelijst 3, of gelijk is aan de landencode “GR”.

a2

 

d

Andere informatie

O

 

 

an..350

 

e

Andere informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17.2.1

Code WIJNBEHANDELING

D

“R” voor wijnproducten die onverpakt worden vervoerd (nominaal volume > 60 liter).

 

99x

 

a

Code wijnbehandeling

R

 

Vermeld een of meer code(s) wijnbehandeling in overeenstemming met de lijst in bijlage VI, deel B, punt 1.4, onder b), bij Verordening (EG) nr. 436/2009.

n..2

18

DOCUMENT certificaat

O

 

 

9x

 

a

Korte beschrijving document

C

“R” tenzij gegevensveld 18c of 18e wordt gebruikt.

Geef een beschrijving van eventuele certificaten die betrekking hebben op de vervoerde goederen, bv. certificaten met betrekking tot de in vak 17l bedoelde oorsprongsbenaming.

an..350

 

b

Korte beschrijving document_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

c

Referentie document

C

“R” tenzij gegevensveld 18a of 18e wordt gebruikt.

Vermeld een referentie naar eventuele certificaten die betrekking hebben op de vervoerde goederen.

an..350

 

d

Referentie document_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

e

Documenttype

C

“R” tenzij gegevensveld 18a of 18c wordt gebruikt.

Vermeld de code voor het documenttype uit codelijst 15 van bijlage II bij Verordening (EU) 2016/323.

an..4

 

f

Referentie document

C

“R” indien documenttype in vak 18e wordt gebruikt.

 

an..35


Tabel 5

(als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 2)

Splitsing

A

B

C

D

E

F

G

1

Splitsing eAD

R

 

 

 

 

a

Voorafgaande ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e‐AD dat wordt gesplitst.

Zie bijlage II, codelijst 2.

an21

2

Lidstaat van splitsing

R

 

 

 

 

a

Code lidstaat

R

 

Vermeld de lidstaat op het grondgebied waarvan het transport wordt gesplitst, met behulp van de code lidstaat uit bijlage II, codelijst 3.

a2

3

Gegevens splitsing eAD

R

 

De splitsing gebeurt door het e‐AD in kwestie integraal te vervangen door twee of meer nieuwe e‐AD’s.

9x

 

a

Lokaal referentienummer

R

 

Een uniek volgnummer dat de afzender aan het e‐AD toekent en waarmee hij de zending in zijn administratie identificeert.

an..22

 

b

Reistijd

D

“R” wanneer de reistijd wijzigt ingevolge de splitsing.

Vermeld, rekening houdende met het vervoermiddel en de afstand, de normale duur van de reis in uren (H) of dagen (D) gevolgd door twee cijfers (bv. H12 of D04). Het getal na “H” mag niet hoger zijn dan 24. Het getal na “D” mag niet hoger zijn dan de mogelijke waarden van de maximale reistijd per code vervoerswijze uit bijlage II, codelijst 13.

an3

 

c

Gewijzigde regeling vervoer

D

“R” wanneer de voor de organisatie van het vervoer verantwoordelijke persoon wijzigt ingevolge de splitsing.

Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van het eerste vervoer, met behulp van een van de volgende waarden:

 

1 = Afzender

 

2 = Geadresseerde

 

3 = Eigenaar van de goederen

 

4 = Overige

n1

3.1

GEWIJZIGDE bestemming

R

 

 

 

 

a

Code soort bestemming

R

 

Vermeld de bestemming van de overbrenging met behulp van een van de volgende waarden:

 

1 = Belastingentrepot (artikel 17, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

2 = Geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

3 = Tijdelijk geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG)

 

4 = Rechtstreekse aflevering (artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG)

 

6 = Uitvoer (artikel 17, lid 1, onder a), iii), van Richtlijn 2008/118/EG)

 

8 = Bestemming onbekend (geadresseerde onbekend; artikel 22 van Richtlijn 2008/118/EG)

n1

3.2

HANDELAAR nieuwe geadresseerde

C

“O” indien de code soort bestemming verschilt van 8.

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1, 2, 3, 4 en 6: door de wijziging van de geadresseerde ingevolge de splitsing wordt deze gegevensgroep “R”.

 

 

a

Identificatie handelaar

C

“R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3 en 4

“O” voor code soort bestemming 6

Dit gegevenselement is niet van toepassing op code soort bestemming 8

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1, 2, 3 en 4: vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde;

6: vermeld het btw-identificatienummer van de persoon die de afzender bij het kantoor van uitvoer vertegenwoordigt.

an..16

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

h

EORI-nummer

C

“O” voor code soort bestemming 6

Dit gegevenselement is niet van toepassing op codes soort bestemming 1, 2, 3, 4 en 8

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

Vermeld het EORI-nummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het indienen van de uitvoeraangifte als beschreven in artikel 21, lid 5, van Richtlijn 2008/118/EG.

an..17

3.3

HANDELAAR plaats van levering

C

“R” voor codes soort bestemming 1 en 4

“O” voor codes soort bestemming 2 en 3

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

“R” voor code soort bestemming 1

“O” voor codes soort bestemming 2 en 3

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1: vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van bestemming;

2 en 3: vermeld het btw-identificatienummer of een ander kenmerk.

an..16

 

b

Naam handelaar

C

“R” voor codes soort bestemming 1, 2 en 3

“O” voor code soort bestemming 4

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

 

an..182

 

c

Straat

C

Voor de vakken 3.3c, 3.3e en 3.3f:

“R” voor codes soort bestemming 2, 3 en 4

“O” voor code soort bestemming 1

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

an..11

 

e

Postcode

C

 

an..10

 

f

Plaats

C

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.4

KANTOOR plaats van levering — douane

C

“R” bij uitvoer (code soort gewijzigde bestemming 6).

(zie vak 3.1 a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van uitvoer waar de aangifte ten uitvoer zal worden ingediend overeenkomstig artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

3.5

HANDELAAR nieuwe organisator van het vervoer

C

“R” om de persoon te identificeren die verantwoordelijk is voor de organisatie van het vervoer, indien de waarde in vak 3c“3” of “4” is.

 

 

 

a

Btw-nummer

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is.

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.6

HANDELAAR nieuwe vervoerder

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven “R” is wanneer de vervoerder wijzigt ingevolge de splitsing.

Identificeer de persoon die het nieuwe vervoer verricht.

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Plaats

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.7

VERVOERSGEGEVENS

D

“R” wanneer de vervoersgegevens wijzigen ingevolge de splitsing.

 

99X

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

Vermeld de code(s) vervoerseenheid. Zie bijlage II, codelijst 8.

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

“R” indien de code vervoerseenheid verschilt van 5.

(zie vak 3.7 a)

Vermeld het registratienummer van de vervoerseenheid (vervoerseenheden) wanneer de code vervoerseenheid verschilt van 5.

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

D

“R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de vervoerseenheid te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

Vermeld aanvullende informatie over het vervoer, bv. de identiteit van eventuele volgende vervoerders, informatie over volgende vervoerseenheden.

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.8

Hoofdgedeelte eAD

R

 

Voor elk product in de zending moet een aparte gegevensgroep worden gebruikt.

999x

 

a

Unieke referentie record

R

 

Vermeld de unieke referentie van de record van het product in het oorspronkelijke gesplitste e‐AD. De unieke referentie van de record moet uniek zijn per “Gegevens splitsing e‐AD”.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..3

 

b

Code accijnsgoed

R

 

Vermeld de toepasselijke code accijnsgoed uit bijlage II, codelijst 11.

an..4

 

c

GN-code

R

 

Vermeld de GN-code die van toepassing is op de datum van indiening van de splitsing.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n8

 

d

Hoeveelheid

R

 

Vermeld de hoeveelheid (in de maateenheid voor de desbetreffende goederencode — zie bijlage II, codelijsten 11 en 12).

Bij een overbrenging naar een in artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geregistreerde geadresseerde mag de hoeveelheid de aan deze persoon toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

Bij een overbrenging naar een in artikel 12 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde vrijgestelde organisatie mag de hoeveelheid de in het certificaat van vrijstelling van accijnzen geregistreerde hoeveelheid niet overschrijden.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..15,3

 

e

Brutogewicht

R

 

Vermeld het brutogewicht van de zending (de accijnsgoederen inclusief verpakking).

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

Het brutogewicht moet minimaal het nettogewicht zijn.

n..15,2

 

f

Nettogewicht

R

 

Vermeld het gewicht van de accijnsgoederen zonder verpakking.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

Het brutogewicht moet minimaal het nettogewicht zijn.

n..15,2

 

i

Fiscaal merkteken

O

 

Vermeld aanvullende informatie over de door de lidstaat van bestemming vereiste fiscale merktekens.

an..350

 

j

Fiscaal merkteken_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

k

Indicatie fiscaal merkteken gebruikt

D

“R” indien fiscale merktekens worden gebruikt

Vermeld “1” wanneer de goederen een fiscaal merkteken dragen of bevatten, dan wel “0” wanneer zij geen fiscaal merkteken dragen of bevatten.

n1

 

o

Densiteit

C

“R” indien van toepassing op het accijnsgoed in kwestie.

Vermeld de densiteit bij 15 °C, indien van toepassing in overeenstemming met de tabel in bijlage II, codelijst 11.

De waarde van dit gegevenselement moet groter zijn dan nul.

n..5,2

 

p

Handelsbenaming

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven verstrekt moet worden.

Vermeld de handelsbenaming van de goederen ten behoeve van de identificatie van de vervoerde goederen.

an..350

 

q

Handelsbenaming_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

r

Merknaam van het product

D

“R” indien de accijnsgoederen een merknaam hebben.

Vermeld in voorkomend geval de merknaam van de goederen.

an..350

 

s

Merknaam van het product_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.8.1

VERPAKKING

R

 

 

99x

 

a

Code soort colli

R

 

Vermeld het soort colli met behulp van de codes in bijlage II, codelijst 9.

an2

 

b

Aantal colli

C

“R” indien als “telbaar” gemarkeerd.

Vermeld het aantal colli indien de colli telbaar zijn in overeenstemming met bijlage II, codelijst 9.

Indien het “Aantal colli”“0” is, moet er ten minste één VERPAKKING met dezelfde “Verzendingsmerken” en hetzelfde “Aantal colli” bestaan waarvan de waarde groter is dan “0”.

n..15

 

 

 

 

 

 

 

c

Identiteit handelszegel

D

“R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de colli te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

f

Verzendingsmerken

C

“R” indien het aantal colli “0” is.

Anders “O”.

 

an..999


(1)  Verordening (EG) nr. 31/96 van de Commissie van 10 januari 1996 betreffende het certificaat van vrijstelling van accijnzen (PB L 8 van 11.1.1996, blz. 11).

(2)  Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad met betrekking tot het wijnbouwkadaster, de verplichte opgaven en de samenstelling van gegevens voor het volgen van de markt, de begeleidende documenten voor het vervoer van producten en de bij te houden registers in de wijnsector (PB L 128 van 27.5.2009, blz. 15).

(3)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(4)  Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 60).

(5)  Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).

(6)  Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21).


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/82


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2223 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 wat betreft de gegevens die vereist zijn voor de documenten voor wederzijdse administratieve bijstand die worden gebruikt voor de uitwisseling van informatie over accijnsgoederen onder schorsing van accijns

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (1), en met name artikel 9, lid 2, artikel 15, lid 5, en artikel 16, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 van de Commissie (2) worden de structuur en inhoud vastgesteld van documenten voor wederzijdse administratieve bijstand die bij de uitwisseling van informatie over accijnsgoederen onder schorsing van accijns worden gebruikt, alsmede de codes die in die documenten in bepaalde gegevensvelden moeten worden ingevuld.

(2)

Rekening houdend met de wijzigingen in de gegevensvereisten van een nieuwe versie van het bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgestelde geautomatiseerde systeem en teneinde de consistentie te waarborgen, moeten bepaalde wijzigingen worden aangebracht in de structuur van berichten en codelijsten die in documenten voor wederzijdse bijstand worden gebruikt.

(3)

De toelichting in kolom F van tabel 4 in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 moet worden bijgewerkt om te zorgen voor een duidelijke identificatie van het gegevenselement “Waarde” wanneer de soort code “Belangrijkste criterium”“46 = Soort vervoer” is.

(4)

Het optionele karakter van de gegevensgroep “Handelaar — Geadresseerde” in de tabellen 5 en 14 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 moet worden bijgewerkt, zodat relevante berichten kunnen worden verzonden als antwoord op het verzoek om een elektronisch administratief document met onbekende bestemming of indiening bij uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure.

(5)

Teneinde de correcte toepassing van de wetgeving inzake accijnzen te waarborgen, moet het geautomatiseerde systeem voorzien in een standaardstructuur voor documenten voor wederzijdse administratieve bijstand ter ondersteuning van de uitwisseling van informatie wanneer het nodig is een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing handmatig te beëindigen. Het geautomatiseerde systeem moet met name voorzien in een standaardstructuur voor een aan de lidstaat van verzending gericht verzoek om handmatige beëindiging van een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling.

(6)

Om fraude of accijnsderving te voorkomen, moet de lidstaat van verzending de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming of de lidstaat van uitvoer altijd in kennis stellen van de handmatige beëindiging. Het geautomatiseerde systeem moet een standaardstructuur voor dergelijke antwoorden bieden.

(7)

De waarden van verschillende gegevenselementen in de tabellen 4, 5, 7, 10, 11, 12 en 14 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 moeten worden bijgewerkt om de kwaliteit van de door marktdeelnemers verstrekte informatie te verbeteren. Me deze aanvullende technische correcties moeten de toepasselijke bepalingen duidelijk en nauwkeurig gestalte krijgen.

(8)

Om ervoor te zorgen dat de bij de betrokken bevoegde autoriteiten van de lidstaten ingediende vereiste informatie accuraat en passend is, worden met het oog op handmatige beëindiging de nodige codelijsten met redenen voor een verzoek om handmatige beëindiging en redenen voor de afwijzing van verzoeken om handmatige beëindiging vastgesteld in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Om de toepassingsdatum van deze verordening af te stemmen op de toepassingsdatum voor een nieuwe versie van het bij Beschikking nr. 1152/2003/EG ingestelde geautomatiseerde systeem, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 13 februari 2020.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Accijnscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende afdeling II bis wordt ingevoegd:

“AFDELING II BIS

Verzoeken om handmatige beëindiging

Artikel 6 bis

Verzoek om handmatige beëindiging

Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 389/2012 kan de verzoekende autoriteit, wanneer de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling niet overeenkomstig artikel 24 of 25 van Richtlijn 2008/118/EG kan worden beëindigd, de bevoegde autoriteit in de lidstaat van verzending verzoeken een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns handmatig te beëindigen. Een dergelijk verzoek wordt gedaan door het verzenden van een document “Verzoek om handmatige beëindiging” als vastgesteld in tabel 15 van bijlage I.”.

2)

Het volgende artikel 14 bis wordt ingevoegd:

Artikel 14 bis

Verplichte uitwisseling van informatie — handmatige beëindiging

Voor de toepassing van artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 389/2012 bepaalt een bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending, wanneer zij bewijs heeft ontvangen dat een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling is voltooid en de overbrenging niet overeenkomstig artikel 24 of artikel 25 van Richtlijn 2008/118/EG kan worden beëindigd, of zij de overbrenging van de accijnsgoederen handmatig beëindigt.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming of van de lidstaat van uitvoer in kennis van haar besluit.

De kennisgeving van een besluit om een overbrenging handmatige te beëindigen, wordt getroffen door middel van een document “Reactie handmatige beëindiging” als vastgesteld in tabel 16 van bijlage I bij deze verordening.”.

3)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 februari 2020.

Gedaan te Brussel, 13 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 121 van 8.5.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/323 van de Commissie van 24 februari 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake samenwerking en inlichtingenuitwisseling tussen de lidstaten over goederen onder een accijnsschorsingsregeling overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (PB L 66 van 11.3.2016, blz. 1).

(3)  Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5).


BIJLAGE I

In bijlage I bij Verordening (EU) 2016/323 worden de tabellen 4, 5, 7, 10, 11, 12 en 14 vervangen door de volgende tabellen en worden de nieuwe tabellen 15 en 16 ingevoegd:

Tabel 4

(als bedoeld in artikel 5, lid 1)

Algemeen verzoek

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Soort verzoek

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

(voorbehouden)

2

=

Verzoek om referentiegegevens

3

=

(voorbehouden)

4

=

(voorbehouden)

5

=

Verzoek om hersynchronisatie van het register van marktdeelnemers

6

=

Verzoek om opvraging van een lijst van e‐AD’s

7

=

Verzoek om SEED-statistieken

n1

 

b

Naam bericht verzoek

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

De volgende waarden zijn mogelijk:

“C_COD_DAT”

=

Gemeenschappelijke codelijst

“C_PAR_DAT”

=

Gemeenschappelijke systeemparameters

“ALL”

=

voor de volledige structuur

a..9

 

c

Verzoekend kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

d

Correlatiekenmerk verzoek

C

“R” indien <Soort verzoek> “2”, “5”, “6” of “7” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

De waarde van het <correlatiekenmerk verzoek> is voor elke lidstaat uniek.

an..44

 

e

Begindatum

C

Voor 1e en f:

“R” indien <Soort verzoek> “2” of “5” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

datum

 

f

Einddatum

C

 

datum

 

g

Eén datum

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” of “5” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

datum

2

VERZOEK eAD-LIJST

C

“R” indien <Soort verzoek> “6” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Code lidstaat

R

 

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

a2

2.1

BELANGRIJKSTE CRITERIUM_RA

R

 

 

99x

 

a

Code soort belangrijkste criterium

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

ARC

2

=

Merknaam van het product

3

=

Categorieën accijnsgoederen die deel uitmaken van de overbrenging

4

=

(voorbehouden)

5

=

(voorbehouden)

6

=

(voorbehouden)

7

=

(voorbehouden)

8

=

Stad van de geadresseerde

9

=

Stad van de afzender

10

=

Stad van de zekerheidsteller

11

=

(voorbehouden)

12

=

Stad van de plaats van levering

13

=

Stad van het belastingentrepot van verzending

14

=

Stad van de vervoerder

15

=

GN-code van het product

16

=

Factuurdatum

17

=

Accijnsnummer van de geadresseerde

18

=

Accijnsnummer van de afzender

19

=

Accijnsnummer van de zekerheidsteller

20

=

(voorbehouden)

21

=

(voorbehouden)

22

=

Accijnsnummer van het belastingentrepot van bestemming

23

=

Accijnsnummer van het belastingentrepot van verzending

24

=

(voorbehouden)

25

=

Code accijnsgoed

26

=

Reistijd

27

=

Lidstaat van bestemming

28

=

Lidstaat van verzending

29

=

Naam van de geadresseerde

30

=

Naam van de afzender

31

=

Naam van de zekerheidsteller

32

=

(voorbehouden)

33

=

Naam van de plaats van levering

34

=

Naam van het belastingentrepot van verzending

35

=

Naam van de vervoerder

36

=

Nummer van de factuur

37

=

Postcode van de geadresseerde

38

=

Postcode van de afzender

39

=

Postcode van de zekerheidsteller

40

=

(voorbehouden)

41

=

Postcode van de plaats van levering

42

=

Postcode van het belastingentrepot van verzending

43

=

Postcode van de vervoerder

44

=

Hoeveelheid goederen (in een hoofdgedeelte e‐AD)

45

=

Lokaal referentienummer, te weten een volgnummer, toegekend door de afzender

46

=

Soort vervoer

47

=

(voorbehouden)

48

=

(voorbehouden)

49

=

Btw-nummer van de geadresseerde

50

=

(voorbehouden)

51

=

Btw-nummer van de vervoerder

52

=

Wijziging van bestemming (volgnummer ≥ 2)

n..2

2.1.1

BELANGRIJKSTE WAARDE_RA

O

 

 

99x

 

a

Waarde

R

 

Indien <Code soort belangrijkste criterium> “46” (Soort vervoer) is, wordt er een bestaande <Code vervoerswijze> uit de lijst <VERVOERSWIJZEN> gebruikt.

an..255

3

VERZOEK_STA

C

“R” indien <Soort verzoek> “7” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Soort statistiek

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Actieve en niet-actieve marktdeelnemers

2

=

Vergunningen die binnenkort aflopen

3

=

Marktdeelnemers per soort en belastingentrepots

4

=

Accijnsgerelateerde activiteit

5

=

Wijzigingen in accijnsvergunningen

n1

3.1

Code LIJST VAN LIDSTATEN

R

 

 

99x

 

a

Code lidstaat

R

 

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

a2

4

PERIODE_STA

C

“R” indien <Soort verzoek> “7” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Jaar

R

 

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n4

 

b

Halfjaarlijks

C

Voor 4b, c en d:

de volgende drie gegevensvelden zijn facultatief en exclusief:

<Halfjaar>

<Kwartaal>

<Maand>

d.w.z. indien sprake is van een van deze gegevensvelden, zijn de twee andere gegevensvelden niet van toepassing

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Eerste halfjaar

2

=

Tweede halfjaar

n1

 

c

Kwartaal

C

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Eerste kwartaal

2

=

Tweede kwartaal

3

=

Derde kwartaal

4

=

Vierde kwartaal

n1

 

d

Maand

C

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Januari

2

=

Februari

3

=

Maart

4

=

April

5

=

Mei

6

=

Juni

7

=

Juli

8

=

Augustus

9

=

September

10

=

Oktober

11

=

November

12

=

December

n..2

5

REF_VERZOEK

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Indicatie gemeenschappelijke risicobeoordelingscriteria

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Neen of Onwaar

1

=

Ja of Waar

n1

5.1

Code CODELIJST

O

 

 

99x

 

a

Gevraagde code codelijst

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Maateenheid

2

=

Soorten gebeurtenis

3

=

Soorten bewijs

4

=

(voorbehouden)

5

=

(voorbehouden)

6

=

Taalcodes

7

=

Lidstaten

8

=

Landcodes

9

=

Verpakkingscodes

10

=

Redenen voor niet-conforme ontvangst of niet-conform controlebericht

11

=

Redenen voor de onderbreking

12

=

(voorbehouden)

13

=

Vervoerswijzen

14

=

Vervoerseenheden

15

=

Wijnbouwzones

16

=

Codes wijnbehandeling

17

=

Categorieën accijnsgoederen

18

=

Accijnsgoederen

19

=

GN-codes

20

=

Overeenkomsten GN-code accijnsgoed

21

=

Redenen annulering

22

=

Redenen waarschuwing of afwijzing e‐AD

23

=

Verklaring vertraging

24

=

(voorbehouden)

25

=

Personen die de gebeurtenis melden

26

=

Redenen annulering

27

=

Redenen voor laattijdig resultaat

28

=

Maatregelen verzoek

29

=

Redenen verzoek

30

=

(voorbehouden)

31

=

(voorbehouden)

32

=

(voorbehouden)

33

=

(voorbehouden)

34

=

Redenen waarom maatregelen op het gebied van administratieve samenwerking niet mogelijk zijn

35

=

(voorbehouden)

36

=

Soort document

37

=

(voorbehouden)

38

=

(voorbehouden)

39

=

Redenen verzoek om handmatige beëindiging

40

=

Redenen afwijzing handmatige beëindiging

n..2


Tabel 5

(als bedoeld in artikel 5, lid 2)

Lijst e‐AD als gevolg van een algemene zoekopdracht

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Verzoekend kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

b

Correlatiekenmerk verzoek

R

 

De waarde van het <correlatiekenmerk verzoek> is voor elke lidstaat uniek.

an..44

2

ITEM e‐AD-LIJST

O

 

 

99x

 

a

Verzenddatum

R

 

 

datum

2.1

OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN

R

 

 

 

 

a

ARC

R

 

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Datum en tijdstip validatie e‐AD

R

 

 

datumtijd

 

c

Volgnummer

R

 

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..2

2.2

HANDELAAR afzender

R

 

 

 

 

a

Accijnsnummer handelaar

R

 

Voor HANDELAAR afzender

Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>

De <Code soort marktdeelnemer> van de genoemde <HANDELAAR> moet zijn:

“Erkend entrepothouder”, OF

“Geregistreerde afzender”

(zie codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013)

an13

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

2.3

HANDELAAR Plaats van verzending

C

INDIEN <e‐AD code soort herkomst> “Herkomst — belastingentrepot” is

DAN

is <HANDELAAR Plaats van verzending> is “R”

is <KANTOOR van verzending — Invoer> niet van toepassing

ANDERS

is <HANDELAAR Plaats van verzending> niet van toepassing

is <KANTOOR van verzending — Invoer> “R”

 

 

 

a

Referentie belastingentrepot

R

 

Voor HANDELAAR Plaats van verzending

Een bestaand identificerend kenmerk <Referentie belastingentrepot> (accijnsnummer in SEED).

(zie codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013)

an13

 

b

Naam handelaar

O

 

 

an..182

2.4

KANTOOR van verzending — Invoer

C

INDIEN <e‐AD code soort herkomst> “Herkomst — belastingentrepot” is

DAN

is <HANDELAAR Plaats van verzending> is “R”

is <KANTOOR van verzending — Invoer> niet van toepassing

ANDERS

is <HANDELAAR Plaats van verzending> niet van toepassing

is <KANTOOR van verzending — Invoer> “R”

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

2.5

HANDELAAR Geadresseerde

C

“R”, behalve voor soort bericht “2 — Indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure” of voor code soort bestemming 8

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

INDIEN <Code soort bestemming>

“Bestemming — Belastingentrepot”

“Bestemming — Geregistreerd geadresseerde”

“Bestemming — Tijdelijk geregistreerd geadresseerde”

“Bestemming — Rechtstreekse aflevering” is

DAN is <HANDELAAR Geadresseerde.Identificatie handekaar> “R”

ANDERS

INDIEN <Code soort bestemming>

“Bestemming — uitvoer” is

DAN is <HANDELAAR Geadresseerde.Identificatie handekaar> “O”

ANDERS is <HANDELAAR Geadresseerde.Identificatie handekaar> niet van toepassing

De mogelijke waarden van <Identificatie handelaar> worden in de volgende tabel beschreven:

an..16

Code soort bestemming

HANDELAAR GEADRESSEERDE. Identificatie handelaar

HANDELAAR Plaats van levering. Identificatie handelaar

1 -

Bestemming — Belastingentrepot

Accijnsnummer (1)

Referentie belastingentrepot (accijnsnummer) (2)

2 -

Bestemming — Geregistreerd geadresseerde

Accijnsnummer (3)

Elke identificatie (4)

3 -

Bestemming — Tijdelijk geregistreerd geadresseerde

Referentie tijdelijke vergunning (5)

Elke identificatie (6)

4 -

Bestemming — Rechtstreekse aflevering

Accijnsnummer (7)

(Niet van toepassing)

5 -

Bestemming — Vrijgestelde geadresseerde

(Niet van toepassing)

Elke identificatie (8)

6 -

Bestemming — uitvoer

Btw-nummer (facultatief)

(De gegevensgroep <HANDELAAR plaats van levering> bestaat niet)

8 -

Bestemming onbekend

(Niet van toepassing)

(Niet van toepassing)

(1)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Erkend entrepothouder”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(2)

Een bestaand identificerend kenmerk <Referentie belastingentrepot> in de reeks <BELASTINGENTREPOT>;

(3)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Geregistreerd geadresseerde”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(4)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(5)

Een bestaande <Referentie tijdelijke vergunning> in de reeks <TIJDELIJKE VERGUNNING>;

(6)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(7)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Erkend entrepothouder” of “Geregistreerd geadresseerde”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(8)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(zie codelijst 1 en codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013, indien van toepassing)

 

b

EORI-nummer

C

“O” indien <Code soort bestemming> “Bestemming — uitvoer” is

Anders niet van toepassing

Vermeld het EORI-nummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het indienen van de uitvoeraangifte als beschreven in artikel 21, lid 5, van Richtlijn 2008/118/EG.

an..17

 

c

Naam handelaar

R

 

 

an..182

2.6

HANDELAAR plaats van levering

C

Het optionele karakter van de gegevensgroepen <HANDELAAR plaats van levering> en <KANTOOR plaats van levering — Douane> wordt hieronder beschreven, volgens de <Code soort bestemming>:

“R” voor codes soort bestemmingen 1 en 4

“O” voor codes soort bestemming 2, 3 en 5

anders niet van toepassing

 

a

Identificatie handelaar

C

INDIEN <Code soort bestemming> “Bestemming — Belastingentrepot” is

DAN is <HANDELAAR plaats van levering. Identificatie handelaar> “R”

ANDERS

INDIEN <Code soort bestemming> “Bestemming — Rechtstreekse aflevering” is

DAN is <HANDELAAR plaats van levering. Identificatie handelaar> niet van toepassing

ANDERS is <HANDELAAR plaats van levering. Identificatie handelaar> “R”

De mogelijke waarden van <Identificatie handelaar> worden in de volgende tabel beschreven:

an..16

Code soort bestemming

HANDELAAR GEADRESSEERDE. Identificatie handelaar

HANDELAAR Plaats van levering. Identificatie handelaar

1 -

Bestemming — Belastingentrepot

Accijnsnummer (1)

Referentie belastingentrepot (accijnsnummer) (2)

2 -

Bestemming — Geregistreerd geadresseerde

Accijnsnummer (3)

Elke identificatie (4)

3 -

Bestemming — Tijdelijk geregistreerd geadresseerde

Referentie tijdelijke vergunning (5)

Elke identificatie (6)

4 -

Bestemming — Rechtstreekse aflevering

Accijnsnummer (7)

(Niet van toepassing)

5 -

Bestemming — Vrijgestelde geadresseerde

(Niet van toepassing)

Elke identificatie (8)

6 -

Bestemming — uitvoer

Btw-nummer (facultatief)

(De gegevensgroep <HANDELAAR plaats van levering> bestaat niet)

8 -

Bestemming onbekend

(Niet van toepassing)

(Niet van toepassing)

(1)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Erkend entrepothouder”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(2)

Een bestaand identificerend kenmerk <Referentie belastingentrepot> in de reeks <BELASTINGENTREPOT>;

(3)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Geregistreerd geadresseerde”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(4)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(5)

Een bestaande <Referentie tijdelijke vergunning> in de reeks <TIJDELIJKE VERGUNNING>;

(6)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(7)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Erkend entrepothouder” of “Geregistreerd geadresseerde”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(8)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(zie codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013, indien van toepassing)

 

b

Naam handelaar

C

INDIEN <Code soort bestemming> “Bestemming — Rechtstreekse aflevering” is

DAN is <naam handelaar> “O”

ANDERS is <naam handelaar> “R”

 

an..182

2.7

KANTOOR plaats van levering — douane

C

Het optionele karakter van de gegevensgroepen <HANDELAAR plaats van levering> en <KANTOOR plaats van levering — Douane> wordt in de tabel hieronder beschreven, volgens de <Code soort bestemming>:

 

 

Code soort bestemming

<HANDELAAR plaats van levering>

<KANTOOR plaats van levering — douane>

1 -

Bestemming — Belastingentrepot

“R”

Is niet van toepassing

2 -

Bestemming — Geregistreerd geadresseerde

“O”

Is niet van toepassing

3 -

Bestemming — Tijdelijk geregistreerd geadresseerde

“O”

Is niet van toepassing

4 -

Bestemming — Rechtstreekse aflevering

“R”

Is niet van toepassing

5 -

Bestemming — Vrijgestelde geadresseerde

“O”

Is niet van toepassing

6 -

Bestemming — uitvoer

Is niet van toepassing

“R”

8 -

Bestemming onbekend (geadresseerde onbekend)

Is niet van toepassing

Is niet van toepassing

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

2.8

Code CATEGORIE ACCIJNSGOEDEREN

R

 

 

9x

 

a

Code categorie accijnsgoed

R

 

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013)

a1

2.9

HANDELAAR organisator van het vervoer

C

INDIEN <e‐AD-houder. Regeling vervoer> (IE801) (of <e‐AD-houder. Regeling vervoer> (IE815)) “afzender” of “geadresseerde” is

DAN is <HANDELAAR organisator van het vervoer> niet van toepassing

ANDERS is <HANDELAAR organisator van het vervoer> “R”

 

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

2.10

HANDELAAR eerste vervoerder

O

 

 

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182


Tabel 7

(als bedoeld in artikel 6, lid 1)

Algemeen verzoek tot administratieve samenwerking

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Soort verzoek

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Administratieve samenwerking

2

=

Verzoek om de geschiedenis

n1

 

b

Termijn voor resultaten

R

 

 

datum

2

FOLLOW-UP

R

 

 

 

 

a

Follow-upcorrelatiekenmerk

R

 

(zie codelijst 1 in bijlage II)

an28

 

b

Datum van uitgifte

R

 

 

datum

 

c

Afzender code lidstaat

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

d

Afzender identificatienummer douanekantoor

O

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

e

Afzender ambtenaar

O

 

 

an..35

 

f

Geadresseerde code lidstaat

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

g

Geadresseerde identificatienummer douanekantoor

O

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

h

Geadresseerde ambtenaar

O

 

 

an..35

 

i

Nationale identificatiecode referentie zaak

O

 

 

an..99

3

AS_VERZOEK

C

“R” indien <Soort verzoek> “1” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

Informatie verzoek tot administratieve samenwerking

R

 

 

an..999

 

b

Informatie verzoek tot administratieve samenwerking_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Indicator

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Neen of Onwaar

1

=

Ja of Waar

n1

3.1

CODE REDEN AFWIJZING

R

 

 

99x

 

a

Code reden verzoek administratieve samenwerking

R

 

(zie codelijst 8 in bijlage II)

n..2

 

b

AS_Aanvullende informatie

C

“R” indien <Code reden verzoek administratieve samenwerking> “Andere” is

Anders “O”

an..999

 

c

ACO_Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

3.1.1

REFERENTIE RISICOBEOORDELING

O

 

 

99x

 

a

Ander risicoprofiel

O

 

 

an..999

 

b

Ander risicoprofiel_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

3.2

ARC-lijst

O

 

 

99x

 

a

ARC

R

 

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Volgnummer

O

 

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..2

3.3

HANDELAAR Persoon

O

 

 

99x

 

a

Accijnsnummer handelaar

C

Voor 3.3a, b, en c: er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Btw-nummer>

<Naam handelaar>

Een bestaand identificerend kenmerk (accijnsnummer) <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR> of <Referentie tijdelijke vergunning> in de reeks <TIJDELIJKE VERGUNNING>.

(zie codelijst 1 en codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013, indien van toepassing)

an13

 

b

Btw-nummer

C

 

an..14

 

c

Naam handelaar

C

 

an..182

 

d

Code lidstaat

C

“R” indien <Naam handelaar> wordt gegeven en <Accijnsnummer handelaar> niet wordt gegeven en <Btw-nummer> niet wordt gegeven

Anders niet van toepassing

(zie Accijnsnummer handelaar in vak 3.3a, Btw-nummer in vak 3.3b en Naam handelaar in vak 3.3c)

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

e

Straatnaam

O

 

 

an..65

 

f

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

g

Postcode

O

 

 

an..10

 

h

Stad

O

 

 

an..50

 

i

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

j

Telefoonnummer

O

 

 

an..35

 

k

Faxnummer

O

 

 

an..35

 

l

E-mailadres

O

 

 

an..70

3.4

BEWIJSSTUKKEN

O

 

 

9x

 

a

Korte omschrijving bewijsstuk

C

“R” indien <Soort bewijsstuk> “ander” is

Niet van toepassing anders

(zie Referentie van bewijsstuk in vak 3.4c en Beeld van document in vak 3.4e)

 

an..999

 

b

Korte omschrijving bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Referentie van bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Korte omschrijving van bewijsstuk in vak 3.4a en Beeld van document in vak 3.4e)

 

an..999

 

d

Referentie van bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

e

Beeld van document

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Korte omschrijving van bewijsstuk in vak 3.4a en Referentie van bewijsstuk in vak 3.4c)

 

 

 

f

Soort bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Referentie van bewijsstuk in vak 3.4c en Beeld van document in vak 3.4e)

(zie codelijst 15 in bijlage II)

n..4

3.5

Gevraagde MAATREGELEN

O

 

 

99x

 

a

Code maatregel administratieve samenwerking

R

 

(zie codelijst 9 in bijlage II)

n..2

 

b

Aanvullende maatregel AS

C

“R” indien <Code maatregel administratieve samenwerking> “Andere” is

Anders “O”

(zie Code maatregel administratieve samenwerking in vak 3.5a)

 

an..999

 

c

AS Aanvullende maatregel _LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

4

VERZOEK GESCHIEDENIS

C

“R” indien <Soort verzoek> “2” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort verzoek in vak 1a)

 

 

 

a

ARC

R

 

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Reikwijdte verzoek geschiedenis

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Toepasselijke gegevens op een door het <toepassingsgebied datum> vastgestelde bepaalde datum

2

=

Geschiedenis van gegevens sinds een door het <toepassingsgebied datum> vastgestelde bepaalde datum

3

=

Volledige historische gegevens

(zie Toepassingsgebied gegevens in vak 4c)

n1

 

c

Toepassingsgebied datum

C

Is niet van toepassing indien <Toepassingsgebied soort verzoek geschiedenis> “3” is

Anders “R”

(zie Toepassingsgebied soort verzoek geschiedenis in vak 4b)

 

datum

 

d

Motivering verzoek geschiedenis

R

 

 

an..999

 

e

Motivering verzoek geschiedenis_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5

CONTACTGEGEVENS

O

 

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

b

Indienende accijnsambtenaar

O

 

 

an..35

 

c

Telefoonnummer

O

 

 

an..35

 

d

Faxnummer

O

 

 

an..35

 

e

E-mailadres

O

 

 

an..70


Tabel 10

(als bedoeld in artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en de artikelen 10 en 16)

Resultaten administratieve samenwerking

A

B

C

D

E

F

G

1

FOLLOW-UP

R

 

 

 

 

a

Follow-upcorrelatiekenmerk

R

 

(zie codelijst 1 in bijlage II)

an28

 

b

Datum van uitgifte

R

 

 

datum

 

c

Afzender code lidstaat

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

d

Afzender identificatienummer douanekantoor

O

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

e

Afzender ambtenaar

O

 

 

an..35

 

f

Geadresseerde code lidstaat

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

g

Geadresseerde identificatienummer douanekantoor

O

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

h

Geadresseerde ambtenaar

O

 

 

an..35

 

i

Nationale identificatiecode referentie zaak

C

“O” indien <Follow-upcorrelatiekenmerk> niet overeenkomt met <Follow-upcorrelatiekenmerk> in een verzoekbericht

“R” indien <Follow-upcorrelatiekenmerk> overeenkomt met <Follow-upcorrelatiekenmerk> in een verzoekbericht EN

<Nationale identificatiecode referentie zaak> aanwezig is in het verzoekbericht

Anders niet van toepassing.

INDIEN <Follow-upcorrelatiekenmerk> overeenkomst met <Follow-upcorrelatiekenmerk> in een verzoekbericht EN <Nationale identificatiecode referentie zaak> aanwezig is in het verzoekbericht

DAN

moet <Nationale identificatiecode referentie zaak> gelijk zijn aan de waarde van <Nationale identificatiecode referentie zaak> in het verzoekbericht.

an..99

2

CONTACTGEGEVENS

O

 

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

b

Indienende accijnsambtenaar

O

 

 

an..35

 

c

Telefoonnummer

O

 

 

an..35

 

d

Faxnummer

O

 

 

an..35

 

e

E-mailadres

O

 

 

an..70

3

AS_RESULTAAT VAN DE ACTIE

O

 

 

99x

 

a

ARC

O

 

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Volgnummer

C

“O” indien <ARC> aanwezig is

Anders niet van toepassing

(zie ARC in vak 3a)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..2

 

c

Code maatregel administratieve samenwerking

R

 

(zie codelijst 9 in bijlage II)

n..2

 

d

Aanvullende maatregel AS

C

“R” indien <Code actie administratieve samenwerking> “Andere” is

Anders “O”

(zie Code maatregel administratieve samenwerking in vak 3c)

 

an..999

 

e

AS Aanvullende maatregel _LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

f

AS Code reden waarom maatregel niet mogelijk is

O

 

(zie codelijst 11 in bijlage II)

n..2

 

g

AS Aanvullende reden waarom maatregel niet mogelijk is

C

“R” indien <AS Code reden waarom maatregel niet mogelijk is> “andere” is

Anders “O”

(zie AS Code reden waarom maatregel niet mogelijk is in vak 3f)

 

an..999

 

h

AS Aanvullende reden waarom maatregel niet mogelijk is_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

i

Bevinding op plaats van bestemming

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Andere bevinding

1

=

(voorbehouden)

2

=

Zending conform

3

=

Zending heeft bestemming niet bereikt

4

=

Zending kwam te laat aan

5

=

Tekort ontdekt

6

=

Accijnsgoederen niet conform

7

=

Zending niet ingeschreven in de voorraadadministratie

8

=

Handelaar kon niet gecontacteerd worden

9

=

Ontbrekende handelaar

10

=

Te veel ontdekt

11

=

Verkeerde EPC

12

=

Verkeerde code soort bestemming

13

=

Verschillen bevestigd

14

=

Handmatige beëindiging aanbevolen

15

=

Onderbreking aanbevolen

16

=

Onregelmatigheden ontdekt

n..2

 

j

Ander soort bevinding

C

“R” indien <Bevinding op plaats van bestemming> “Andere bevinding” is

Anders niet van toepassing

(zie Bevinding op plaats van bestemming in vak 3i)

 

an..999

 

k

Ander soort bevinding_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

l

Aanvullende toelichtingen

O

 

 

an..999

 

m

Aanvullende toelichtingen_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

n

Referentie controlebericht

O

 

(zie codelijst 2 in bijlage II)

Er bestaat een bericht “Controlebericht” in het systeem (ook in het geval dat het gevat is in een ontvangen bericht “Geschiedenis overbrenging”/“Resultaten geschiedenis”) met dezelfde <Referentie controlebericht> als dat van het toegezonden bericht. Als ook de <ARC> in het toegezonden bericht is verstrekt, dan valt het samen met de <ARC> van het bericht “Controlebericht” waarnaar wordt verwezen.

(zie ARC in vak 3a)

an16

4

FEEDBACKVERZOEK

O

 

 

 

 

a

Gevraagde of verstrekte feedback

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Geen feedback gevraagd

1

=

Feedback gevraagd

2

=

Feedback verstrekt

n1

 

b

Follow-upmaatregelen

C

Ten minste één van deze twee velden indien vak 4a wordt gegeven:

<Follow-upmaatregelen>

<Relevantie van informatie>

an..999

 

c

Follow-upmaatregelen_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

d

De relevantie van de verstrekte informatie

C

Ten minste één van deze twee velden indien vak 4a wordt gegeven:

<Follow-upmaatregelen>

<Relevantie van informatie>

an..999

 

e

Relevantie van informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5

BEWIJSSTUKKEN

O

 

 

9x

 

a

Korte omschrijving bewijsstuk

C

“R” indien <Soort bewijsstuk> “ander” is

Niet van toepassing anders

(zie Soort bewijsstuk in vak 5f)

 

an..999

 

b

Korte omschrijving bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Referentie van bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Korte omschrijving van bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Korte omschrijving van bewijsstuk in vak 5a en Beeld van document in vak 5e)

 

an..999

 

d

Referentie van bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

e

Beeld van document

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Korte omschrijving van bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Korte omschrijving van bewijsstuk in vak 5a en referentie van bewijsstuk in vak 5c)

 

 

 

f

Soort bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Korte omschrijving van bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Korte omschrijving van bewijsstuk in vak 5a, referentie van bewijsstuk in vak 5c) en Beeld van document in vak 5e)

(zie codelijst 15 in bijlage II)

n..4


Tabel 11

(als bedoeld in artikel 9, lid 2, en artikel 11)

Controlebericht

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Soort bericht

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Gevalideerd document

n1

 

b

Datum en tijdstip validatie controlebericht

C

“R” na geslaagde validatie

Anders niet van toepassing

datumtijd

2

HOUDER CONTROLEBERICHT

R

 

 

 

 

a

Referentie controlebericht

R

 

(zie codelijst 2 in bijlage II)

an16

2.1

Controlekantoor

R

 

 

 

 

a

Identificatienummer controlekantoor

O

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

 

b

Code lidstaat

C

Voor 2.1b, c, d, e, f en g:

“R”, behalve voor <Huisnummer>, dat “O” is indien <Identificatienummer controlekantoor> niet wordt gegeven

Anders niet van toepassing

(zie Identificatienummer controlekantoor in vak 2.1a)

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

c

Naam controlekantoor

C

 

an..35

 

d

Straatnaam

C

 

an..65

 

e

Huisnummer

C

 

an..11

 

f

Postcode

C

 

an..10

 

g

Stad

C

 

an..50

 

h

Telefoonnummer

C

Voor 2.1h, i en j:

Indien <Identificatienummer controlekantoor> niet wordt gegeven, moet er sprake zijn van ten minste één van de volgende drie kenmerken:

<Telefoonnummer>

<Faxnummer>

<E-mailadres>

anders is geen van de drie kenmerken van toepassing

(zie Identificatienummer controlekantoor in vak 2.1a)

 

an..35

 

i

Faxnummer

C

 

an..35

 

j

E-mailadres

C

 

an..70

 

k

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige vrije tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

3

eAD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN

C

Eén van de gegevensgroepen <e‐AD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN> of <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> moet aanwezig zijn.

 

 

 

a

ARC

R

 

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Volgnummer

R

 

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..2

4

ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT

C

Eén van de gegevensgroepen <e‐AD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN> of <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> moet aanwezig zijn.

 

 

 

a

Soort ander begeleidend document

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Andere

2

=

VGD

n1

 

b

Korte omschrijving van ander begeleidend document

C

“R” indien <Soort ander begeleidend document> “ander” is

Niet van toepassing anders

 

an…350

 

c

Korte omschrijving van ander begeleidend document_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

n2

 

d

Nummer ander begeleidend document

R

 

 

an…350

 

e

Datum ander begeleidend document

R

 

 

datum

 

f

Beeld van ander begeleidend document

O

 

 

 

 

g

Lidstaat van verzending.

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

h

Lidstaat van bestemming

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

4.1

HANDELAAR persoon betrokken bij overbrenging

O

 

 

9x

 

a

Accijnsnummer handelaar

C

Er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Identificatie handelaar>

<Naam handelaar>

Een bestaand identificerend kenmerk (accijnsnummer) <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR> of <Referentie tijdelijke vergunning> in de reeks <TIJDELIJKE VERGUNNING>.

(zie codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013)

an13

 

b

Identificatie handelaar

C

Er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Identificatie handelaar>

<Naam handelaar>

Een btw-nummer of een ander nationaal nummer.

an16

 

c

Naam handelaar

C

Er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Identificatie handelaar>

<Naam handelaar>

an..182

 

d

Soort handelaar persoon

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Afzender

2

=

Geadresseerde

3

=

Fiscaal vertegenwoordiger

4

=

Verkoper

5

=

Aansprakelijke persoon

6

=

Klant privépersoon

n..2

 

e

Code lidstaat

C

“R” indien <Naam handelaar> wordt gegeven EN <Accijnsnummer handelaar> en <Identificatie handelaar> niet wordt gegeven.

Niet van toepassing anders

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

a2

 

f

Straatnaam

O

 

 

an..65

 

g

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

h

Postcode

O

 

 

an..10

 

i

Stad

O

 

 

an..50

 

j

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

k

Telefoonnummer

O

 

 

an..35

 

m

E-mailadres

O

 

 

an..70

4.2

GOEDERENITEM

O

 

 

999x

 

a

Omschrijving van de goederen

O

 

 

an..55

 

b

GN-code

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 4 en 4f)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n8

 

c

Commerciële omschrijving van de goederen

O

 

 

an..999

 

d

Aanvullende code

O

 

 

an..35

 

e

Hoeveelheid

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 4 en 4f)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

f

Meeteenheid Code

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 4 en 4f)

(zie bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009, codelijst 12)

n..2

 

g

Brutogewicht

O

 

Het brutogewicht moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan het nettogewicht.

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,2

 

h

Nettogewicht

O

 

Het brutogewicht moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan het nettogewicht.

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,2

4.3

VERVOERMIDDELEN

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 4 en 4f)

 

 

 

a

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

b

Straatnaam

R

 

 

an..65

 

c

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

d

Land vervoerder

R

 

Vermeld een “landencode” die is opgenomen in codelijst 4 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009, maar niet is opgenomen in codelijst 3 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 en met uitzondering van “landencode”“GR”.

a2

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

Code vervoerswijze

R

 

Vermeld de vervoerswijze met behulp van de codes in codelijst 7 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009.

n..2

 

h

AS_Aanvullende informatie

C

“R” indien <VERVOERMIDDELEN. Code vervoerswijze> “Andere” is

Anders niet van toepassing

(zie vak 4.3 g)

 

an..999

 

i

ACO_Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

j

Registratie

R

 

 

an..35

 

k

Land van registratie

R

 

Vermeld een “landencode” die is opgenomen in codelijst 4 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009, maar niet is opgenomen in codelijst 3 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 en met uitzondering van “landencode”“GR”.

a2

5

CONTROLEBERICHT

R

 

 

 

 

a

Datum van de controle

R

 

 

datum

 

b

Plaats van de controle

R

 

 

an..350

 

c

Plaats van de controle_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

d

Soort controle

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Fysieke controle

2

=

Documentencontrole

n1

 

e

Reden voor de controle

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Andere reden

1

=

Controle begon steekproefsgewijs

2

=

Gebeurtenis gesignaleerd

3

=

Verzoek om bijstand ontvangen

4

=

Verzoek van een ander kantoor

5

=

Waarschuwing ontvangen

n1

 

f

Referentie aanvullende oorsprong

O

 

 

an..350

 

g

Referentie aanvullende oorsprong_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

h

Identiteit controleambtenaar

R

 

 

an..350

 

i

Identiteit controleambtenaar_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

j

Conclusie algemene controle

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Toereikend

2

=

Kleine discrepanties gevonden

3

=

Onderbreking aanbevolen

4

=

voornemen om een claim in te dienen krachtens artikel 10 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad

5

=

ontdekte toelaatbare verliezen in verband met artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad

n1

 

k

Controle bij aankomst vereist

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Neen of Onwaar

1

=

Ja of Waar

n1

 

l

Indicator

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Neen of Onwaar

1

=

Ja of Waar

n1

 

m

Opmerkingen

O

 

 

an..350

 

n

Opmerkingen_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5.1

VERRICHTE CONTROLEACTIE

R

 

 

99x

 

a

Verrichte controleactie

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Andere controleactie

1

=

Geverifieerd getelde verpakkingen

2

=

Gelost

3

=

Geopende verpakkingen

4

=

Geannoteerde kopie op papier van documenten (bijvoorbeeld VGD)

5

=

Telling

6

=

Steekproefneming

7

=

Administratieve controle

8

=

Weging/meting van goederen

9

=

Aselecte controle

10

=

Controle van de registraties

11

=

Vergelijken van met e‐AD ingediende documenten

n..2

 

b

Andere controleactie

C

“R” indien <Verrichte controleactie> “0” is

Anders niet van toepassing

(zie Verrichte controleactie in vak 5.1a)

 

an..350

 

c

Andere controleactie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5.2

BEWIJSSTUKKEN

C

“R” indien <Reden voor controle> “2” is

Anders “O”

(zie Reden voor controle in vak 5e)

 

9x

 

a

Afgevende instantie

O

 

 

an..35

 

b

Autoriteit van afgifte_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Code soort bewijs

R

 

(zie codelijst 6 in bijlage II)

n..2

 

d

Aanvullend soort bewijs

C

“R” indien <Code soort bewijs> “andere” is

Anders niet van toepassing

(zie Code soort bewijs in vak 5.2c)

 

an..350

 

e

Aanvullend soort bewijs_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

f

Referentie van bewijs

O

 

 

an..350

 

g

Referentie van bewijs_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

h

Beeld van bewijs

O

 

 

 

5.3

REDEN VAN NIET-OVEREENSTEMMING

O

 

 

9x

 

a

Code reden van niet-overeenstemming

R

 

(zie codelijst 12 in bijlage II)

n..2

 

b

Aanvullende informatie

C

“R” indien <Code reden van niet-overeenstemming> “andere” is

Anders niet van toepassing

(zie Code reden van niet-overeenstemming in vak 5.3a)

 

an..350

 

c

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5.4

VERVOERSGEGEVENS

O

 

 

99x

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

(zie codelijst 7 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

“R” indien <Code vervoerseenheid> niet “vaste transportinrichtingen” is

Anders niet van toepassing

(zie Code vervoerseenheid in vak 5.4a)

 

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

O

 

 

an..35

 

d

Verzegelingsinformatie

O

 

 

an..350

 

e

Verzegelingsinformatie_ LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

 

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5.5

CONTROLEBERICHT Hoofdgedeelte

O

 

 

99x

 

a

Unieke referentie record

C

“R” indien de gegevensgroep <e‐AD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN> aanwezig is

Anders niet van toepassing

Deze waarde verwijst naar de <Unieke referentie record> van het hoofdgedeelte e‐AD van het overeenkomstige e‐AD en moet uniek zijn binnen de boodschap.

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..3

 

b

Omschrijving van de goederen

C

“O” indien de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> aanwezig is

Anders niet van toepassing

an..55

 

c

GN-code

C

“R” indien de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> aanwezig is

Anders niet van toepassing

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n8

 

d

Aanvullende code

C

“O” indien de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> aanwezig is

Anders niet van toepassing

an..35

 

e

Indicator meer- of minderbevinding

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

S

=

minderbevinding

E

=

meerbevinding

a1

 

f

Geconstateerde meer- of minderbevinding

C

“R” indien <Indicator meer- of minderbevinding> gegeven is

Anders niet van toepassing

(Zie Indicator meer- of minderbevinding in vak 5.5e)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

g

Opmerkingen

O

 

 

an..350

 

h

Opmerkingen_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5.5.1

REDEN VAN NIET-OVEREENSTEMMING

O

 

 

9x

 

a

Code reden van niet-overeenstemming

R

 

(zie codelijst 12 in bijlage II)

n..2

 

b

Aanvullende informatie

C

“R” indien <Code reden van niet-overeenstemming> “andere” is

Anders “O”

(Zie Indicator code reden van niet-overeenstemming in vak 5.5.1a)

 

an..350

 

c

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2


Tabel 12

(als bedoeld in artikel 14)

Gebeurtenisbericht

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Soort bericht

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Eerste indiening

3

=

Gevalideerd document

n1

 

b

Datum en tijdstip validatie gebeurtenisbericht

C

“R” na geslaagde validatie

Anders niet van toepassing

datumtijd

2

HOUDER GEBEURTENISBERICHT

R

 

 

 

 

a

Nummer gebeurtenisbericht

C

“R” indien <Soort bericht> “3” is

Anders niet van toepassing

(zie Soort bericht in vak 1a)

(zie codelijst 2 in bijlage II)

an16

 

b

Referentie gebeurtenisbericht lidstaat van indiening

C

“R” indien <Soort bericht> “1” of “3” is en de lidstaat van indiening verschilt van de lidstaat van de gebeurtenis

“O” indien <Soort bericht> “1” of “3” is en de lidstaat van indiening de lidstaat van de gebeurtenis is

Anders niet van toepassing

(zie Soort bericht in vak 1a)

Het formaat van <Referentie gebeurtenisbericht lidstaat van indiening> is:

2 letters: Identificerend kenmerk van de lidstaat van indiening van het gebeurtenisbericht

gevolgd door een nationaal toegekende unieke code

an..35

 

c

ARC

R

 

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

d

Volgnummer

R

 

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..2

3

ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT

C

Eén van de gegevensgroepen <e‐AD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN> of <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> moet aanwezig zijn.

 

 

 

a

Soort ander begeleidend document

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

0

=

Andere

2

=

VGD

n1

 

b

Korte omschrijving van ander begeleidend document

C

“R” indien <Soort ander begeleidend document> “ander” is

Niet van toepassing anders

an..350

 

c

Korte omschrijving van ander begeleidend document_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

a2

 

d

Nummer ander begeleidend document

R

 

 

an..350

 

e

Datum ander begeleidend document

R

 

 

datum

 

f

Beeld van ander begeleidend document

O

 

 

 

 

g

Lidstaat van verzending.

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

 

h

Lidstaat van bestemming

R

 

Een lidstaat, aangeduid met een code lidstaat in bijlage II, codelijst 3, van Verordening (EG) nr. 684/2009.

a2

3.1

HANDELAAR persoon betrokken bij overbrenging

O

 

 

9x

 

a

Accijnsnummer handelaar

C

Er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Identificatie handelaar>

<Naam handelaar>

Een bestaand identificerend kenmerk (accijnsnummer) <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR> of <Referentie tijdelijke vergunning> in de reeks <TIJDELIJKE VERGUNNING>.

(zie codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013)

an13

 

b

Identificatie handelaar

C

Er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Identificatie handelaar>

<Naam handelaar>

Een btw-nummer of een ander nationaal nummer.

an16

 

c

Naam handelaar

C

Er moet sprake zijn van ten minste één van de volgende kenmerken:

<Accijnsnummer handelaar>

<Identificatie handelaar>

<Naam handelaar>

an..182

 

d

Soort handelaar persoon

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Afzender

2

=

Geadresseerde

3

=

Fiscaal vertegenwoordiger

4

=

Verkoper

5

=

Aansprakelijke persoon

6

=

Klant privépersoon

n..2

 

e

Code lidstaat

C

“R” indien <Naam handelaar> wordt gegeven EN <Accijnsnummer handelaar> en <Identificatie handelaar> niet wordt gegeven.

Niet van toepassing anders

(zie codelijst 3 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

a2

 

f

Straatnaam

O

 

 

an..65

 

g

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

h

Postcode

O

 

 

an..10

 

j

NAD_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

k

Telefoonnummer

O

 

 

an..35

 

l

Faxnummer

O

 

 

an..35

 

m

E-mailadres

O

 

 

an..70

3.2

GOEDERENITEM

O

 

 

999x

 

a

Omschrijving van de goederen

O

 

 

an..55

 

b

GN-code

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing (zie tekstvakken 3 en 3f)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n8

 

c

Commerciële omschrijving van de goederen

O

 

 

an..999

 

d

Aanvullende code

O

 

 

an..35

 

e

Hoeveelheid

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 3 en 3f)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

f

Meeteenheid Code

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 3 en 3f)

(zie bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009, codelijst 12)

n..2

 

g

Brutogewicht

O

 

Het brutogewicht moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan het nettogewicht.

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,2

 

h

Nettogewicht

O

 

Het brutogewicht moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan het nettogewicht.

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,2

3.3

VERVOERMIDDELEN

C

“R” indien <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT. Beeld van Ander begeleidend document> niet aanwezig is in de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT>

Anders niet van toepassing

(zie vakken 3 en 3f)

 

 

 

a

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

b

Straatnaam

R

 

 

an..65

 

c

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

d

Land vervoerder

R

 

Vermeld een “landencode” die is opgenomen in codelijst 4 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009, maar niet is opgenomen in codelijst 3 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 en met uitzondering van “landencode”“GR”.

a2

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

Code vervoerswijze

R

 

Vermeld de vervoerswijze met behulp van de codes in codelijst 7 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009.

n..2

 

h

AS_Aanvullende informatie

C

“R” indien <VERVOERMIDDELEN. Code vervoerswijze> “Andere” is

Anders niet van toepassing

(zie vak 3.3 g)

 

an..999

 

i

ACO_Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

j

Registratie

R

 

 

an..35

 

k

Land van registratie

R

 

Vermeld een “landencode” die is opgenomen in codelijst 4 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009, maar niet is opgenomen in codelijst 3 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 en met uitzondering van “landencode”“GR”.

a2

4

EVENEMENTENBERICHT

R

 

 

 

 

a

Datum van de gebeurtenis

R

 

 

datum

 

b

Plaats van de gebeurtenis

R

 

 

an..350

 

c

Plaats van de gebeurtenis_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

d

Identificatie accijnsambtenaar

O

 

 

an..35

 

e

Indienende persoon

R

 

 

an..35

 

f

Code indienende persoon

R

 

(zie codelijst 10 in bijlage II)

n..2

 

g

Code indienende persoon

C

“R” indien <Code indienende persoon> “Andere” is

Anders “O”

(zie Code indienende persoon in vak 4f)

 

an..350

 

h

Aanvullende indienende persoon_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

i

Gewijzigde regeling vervoer

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Afzender

2

=

Geadresseerde

3

=

Eigenaar van de goederen

4

=

Andere

n1

 

j

Opmerkingen

O

 

 

an..350

 

k

Opmerkingen_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

5

BEWIJS VAN GEBEURTENIS

O

 

 

9x

 

a

Afgevende instantie

O

 

 

an..35

 

b

Autoriteit van afgifte_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Code soort bewijs

R

 

(zie codelijst 6 in bijlage II)

n..2

 

d

Aanvullend soort bewijs

C

“R” indien <Code soort bewijs> “andere” is

Anders niet van toepassing

(zie Code soort bewijs in vak 5c)

 

an..350

 

e

Aanvullend soort bewijs_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

2

 

f

Referentie van bewijs

R

 

 

an..350

 

g

Referentie van bewijs_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

h

Beeld van bewijs

O

 

 

 

6

HANDELAAR nieuwe organisator van het vervoer

C

Is niet van toepassing indien <Gewijzigde regeling vervoer> “1” of “2” is of niet wordt gebruikt

Anders “R”

(zie Gewijzigde regeling vervoer in vak 4i)

 

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straatnaam

R

 

 

an..65

 

d

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

7

HANDELAAR nieuwe vervoerder

O

 

 

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straatnaam

R

 

 

an..65

 

d

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

8

VERVOERSGEGEVENS

O

 

 

99x

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

(zie codelijst 7 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

Is niet van toepassing indien <Code vervoerseenheid> “vaste transportinrichtingen” is

Anders “R”

(zie Code vervoerseenheid in vak 8a)

 

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

O

 

 

an..35

 

d

Verzegelingsinformatie

O

 

 

an..350

 

e

Verzegelingsinformatie_ LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

 

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

9

GEBEURTENISBERICHT Hoofdgedeelte

C

“O” indien <HANDELAAR nieuwe organisator van het vervoer>, of <HANDELAAR nieuwe vervoerder>, of <VERVOERSGEGEVENS> wordt gebruikt

Anders “R”

(zie HANDELAAR nieuwe organisator van het vervoer in 6, HANDELAAR nieuwe vervoerder in 7 en VERVOERSGEGEVENS in 8)

 

99x

 

a

Code soort gebeurtenis

R

 

(zie codelijst 14 in bijlage II)

n..2

 

b

Bijbehorende informatie

C

“R” indien <Code soort gebeurtenis> “0” is

Anders “O”

(zie Code soort gebeurtenis in vak 9a)

 

an..350

 

c

Bijbehorende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

d

Unieke referentie record

C

“R” indien de gegevensgroep <e‐AD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN> aanwezig is

Anders niet van toepassing

Deze waarde verwijst naar de <Unieke referentie record> van het hoofdgedeelte e‐AD van het overeenkomstige e‐AD en moet uniek zijn binnen de boodschap.

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..3

 

e

Omschrijving van de goederen

C

“O” indien de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> aanwezig is

Anders niet van toepassing

 

an..55

 

f

GN-code

C

“R” indien de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> aanwezig is

Anders niet van toepassing

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n8

 

g

Aanvullende code

C

“O” indien de gegevensgroep <ANDER BEGELEIDEND DOCUMENT> aanwezig is

Anders niet van toepassing

 

an..35

 

h

Indicator meer- of minderbevinding

C

Voor 9h en 9i:

“R” indien <Unieke referentie record> of <Omschrijving van de goederen> of <GN-code> of <Aanvullende code> wordt gegeven

Anders niet van toepassing

(zie Unieke referentie record in vak 9d, Omschrijving van de goederen in vak 9e, GN-code in vak 9f en Aanvullende code in vak 9g)

De volgende waarden zijn mogelijk:

S

=

minderbevinding

E

=

meerbevinding

a1

 

i

Geconstateerde meer- of minderbevinding

C

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3


Tabel 14

(als bedoeld in artikel 13)

Waarschuwingen over of afwijzingen van een e-AD

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERKEN

R

 

 

 

 

a

Datum en tijdstip validatie van waarschuwing of afwijzing

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld is gevalideerd

Anders niet van toepassing

 

datumtijd

2

eAD OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN

R

 

 

 

 

a

ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e‐AD.

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Volgnummer

R

 

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..2

3

HANDELAAR Geadresseerde

C

“R”, behalve voor soort bericht “2 — Indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure” of voor code soort bestemming 8

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

“R” indien <Code soort bestemming>:

“Bestemming — Belastingentrepot”

“Bestemming — Geregistreerd geadresseerde”

“Bestemming — Tijdelijk geregistreerd geadresseerde”

“Bestemming — Rechtstreekse aflevering” is

“O” indien <Code soort bestemming> “Bestemming — uitvoer” is

Anders niet van toepassing

De mogelijke waarden van <Identificatie handelaar> worden in de volgende tabel beschreven:

an..16

Code soort bestemming

HANDELAAR GEADRESSEERDE. Identificatie handelaar

HANDELAAR Plaats van levering. Identificatie handelaar

1 -

Bestemming — Belastingentrepot

Accijnsnummer (1)

Referentie belastingentrepot (accijnsnummer) (2)

2 -

Bestemming — Geregistreerd geadresseerde

Accijnsnummer (3)

Elke identificatie (4)

3 -

Bestemming — Tijdelijk geregistreerd geadresseerde

Referentie tijdelijke vergunning (5)

Elke identificatie (6)

4 -

Bestemming — Rechtstreekse aflevering

Accijnsnummer (7)

(Niet van toepassing)

5 -

Bestemming — Vrijgestelde geadresseerde

(Niet van toepassing)

Elke identificatie (8)

6 -

Bestemming — uitvoer

Btw-nummer (facultatief)

(De gegevensgroep <HANDELAAR plaats van levering> bestaat niet)

8 -

Bestemming onbekend

(Niet van toepassing)

(Niet van toepassing)

(1)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Erkend entrepothouder”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(2)

Een bestaand identificerend kenmerk <Referentie belastingentrepot> in de reeks <BELASTINGENTREPOT>;

(3)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Geregistreerd geadresseerde”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(4)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(5)

Een bestaande <Referentie tijdelijke vergunning> in de reeks <TIJDELIJKE VERGUNNING>;

(6)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief.

(7)

De soort marktdeelnemer van de geadresseerde is “Erkend entrepothouder” of “Geregistreerd geadresseerde”. Een bestaand identificerend kenmerk <Accijnsnummer handelaar> in de reeks <VERGUNNING HANDELAAR>;

(8)

Voor de plaats van levering houdt “Elke identificatie” een btw-nummer of een ander kenmerk in: het is facultatief

(zie codelijst 1 en codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 612/2013, indien van toepassing)

 

b

EORI-nummer

C

“O” indien <Code soort bestemming> “Bestemming — uitvoer” is

Anders niet van toepassing

Vermeld het EORI-nummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het indienen van de uitvoeraangifte als beschreven in artikel 21, lid 5, van Richtlijn 2008/118/EG.

an..17

 

c

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

d

Straatnaam

R

 

 

an..65

 

e

Huisnummer

O

 

 

an..11

 

f

Postcode

R

 

 

an..10

 

g

Stad

R

 

 

an..50

 

h

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

4

KANTOOR VAN BESTEMMING

R

 

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an8

5

WAARSCHUWING

R

 

 

 

 

a

Datum van waarschuwing

R

 

 

datum

 

b

Indicatie “e‐AD afgewezen”

R

 

Het Booleaanse formaat is digitaal: “0” of “1” (“0” = Neen of onwaar; “1” = Ja of waar

n1

6

Code REDEN WAARSCHUWING OF AFWIJZING e‐AD

C

“R” indien <e‐AD indicatie afgewezen> waar is

Anders “O”

 

9x

 

a

Code reden waarschuwing of afwijzing e‐AD

R

 

(zie codelijst 5 in bijlage II)

n..2

 

b

Aanvullende informatie

C

“R” indien <Code reden waarschuwing of afwijzing e‐AD> “Andere” is

Anders “O”

(zie Code reden waarschuwing of afwijzing eAD in vak 6a)

 

an..350

 

c

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2


Tabel 15

(als bedoeld in artikel 6 bis)

Verzoek om handmatige beëindiging

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERK

R

 

 

 

 

a

ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e‐AD.

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Volgnummer

R

 

Vermeld het volgnummer van het eAD.

n..2

 

c

Code reden verzoek om handmatige beëindiging

R

 

(zie codelijst 16 in bijlage II)

n1

 

d

Aanvullende reden handmatige beëindiging

C

“R” indien <Code reden verzoek om handmatige beëindiging> “Andere” is

Anders “O”

 

an..999

 

e

Aanvullende reden handmatige beëindiging_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

2

BEWIJSSTUKKEN

O

 

 

9x

 

a

Korte omschrijving bewijsstuk

C

“R” indien <Soort bewijsstuk> “ander” is

Anders niet van toepassing

 

an..999

 

b

Korte omschrijving bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Referentie van bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Beeld van document in vak 2e en Soort bewijsstuk in vak 2f)

 

an..999

 

d

Referentie van bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

e

Beeld van document

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Referentie van bewijsstuk in vak 2c en Soort bewijsstuk in vak 2f)

 

 

 

f

Soort bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Referentie van bewijsstuk in vak 2c en Beeld van document in vak 2e)

(zie codelijst 15 in bijlage II)

n..4

3

HANDMATIGE BEËINDIGING Hoofdgedeelte

O

 

 

999X

 

a

Unieke referentie record

R

 

Deze waarde verwijst naar de <Unieke referentie record> van het hoofdgedeelte e‐AD van het overeenkomstige e‐AD en moet uniek zijn binnen de boodschap.

De waarde van dit gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..3

 

b

Indicator meer- of minderbevinding

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

S

=

minderbevinding

E

=

meerbevinding

a1

 

c

Geconstateerde meer- of minderbevinding

C

“R” indien <Indicator meer- of minderbevinding> gegeven is

Anders niet van toepassing

(Zie Indicator meer- of minderbevinding in vak 3b)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

d

Code accijnsgoed

O

 

(zie codelijst 11 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an4

 

e

Geweigerde hoeveelheid

O

 

De waarde van dit gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

f

Aanvullende informatie

O

 

 

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2


Tabel 16

(als bedoeld in artikel 14 bis)

Reactie handmatige beëindiging

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERK

R

 

 

 

 

a

ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e‐AD.

(zie codelijst 2 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an21

 

b

Volgnummer

R

 

Vermeld het volgnummer van het eAD.

n..2

 

c

Aankomstdatum van accijnsgoederen

O

 

De datum waarop de overbrenging eindigt overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG.

datum

 

d

Algemene conclusie bij ontvangst

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Ontvangst aanvaard en conform,

2

=

Ontvangst aanvaard maar niet-conform,

3

=

Ontvanst geweigerd,

4

=

Ontvangst gedeeltelijk geweigerd,

21

=

Uitgang aanvaard en conform,

22

=

Uitgang aanvaard maar niet-conform,

23

=

Uitgang geweigerd.

n..2

 

e

Aanvullende informatie

O

 

 

an..350

 

f

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

g

Code reden verzoek om handmatige beëindiging

R

 

(zie codelijst 16 in bijlage II)

n1

 

h

Aanvullende reden handmatige beëindiging

C

“R” indien <Code reden verzoek om handmatige beëindiging> “Andere” is

Anders “O”

 

an..999

 

i

Aanvullende reden handmatige beëindiging_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

j

Verzoek om handmatige beëindiging aanvaard

R

 

Het Booleaanse formaat is digitaal: “0” of “1” (“0” = Neen of onwaar; “1” = Ja of waar

n1

 

k

Code reden weigering handmatige beëindiging

C

“R” indien <Verzoek om handmatige beëindiging aanvaard> “0” is

Anders niet van toepassing

(zie codelijst 17 in bijlage II)

n1

 

l

Aanvulling weigering handmatige beëindiging

C

“R” indien <Code reden weigering handmatige beëindiging> “Andere” is

Anders “O”

 

an..999

 

m

Aanvulling weigering handmatige beëindiging_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

2

BEWIJSSTUKKEN

O

 

 

9x

 

a

Korte omschrijving bewijsstuk

C

“R” indien <Soort bewijsstuk> “ander” is

Anders niet van toepassing

 

an..999

 

b

Korte omschrijving bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

c

Referentie van bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Beeld van document in vak 2e en Soort bewijsstuk in vak 2f)

 

an..999

 

d

Referentie van bewijsstuk_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt/de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2

 

e

Beeld van document

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Referentie van bewijsstuk in vak 2c en Soort bewijsstuk in vak 2f)

 

 

 

f

Soort bewijsstuk

C

Ten minste één van deze drie velden moet aanwezig zijn:

<Soort bewijsstuk>

<Referentie van bewijsstuk>

<Beeld van document>

(zie Referentie van bewijsstuk in vak 2c en Beeld van document in vak 2e)

(zie codelijst 15 in bijlage II)

n..4

3

HANDMATIGE BEËINDIGING Hoofdgedeelte

O

 

 

999X

 

a

Unieke referentie record

R

 

Deze waarde verwijst naar de <Unieke referentie record> van het hoofdgedeelte e‐AD van het overeenkomstige e‐AD en moet uniek zijn binnen de boodschap.

De waarde van dit gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..3

 

b

Indicator meer- of minderbevinding

O

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

S

=

minderbevinding

E

=

meerbevinding

a1

 

c

Geconstateerde meer- of minderbevinding

C

“R” indien <Indicator meer- of minderbevinding> gegeven is

Anders niet van toepassing

(Zie Indicator meer- of minderbevinding in vak 3b)

De waarde van het gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

d

Code accijnsgoed

O

 

(zie codelijst 11 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009)

an4

 

e

Geweigerde hoeveelheid

O

 

De waarde van dit gegevenselement moet groter dan nul zijn.

n..15,3

 

f

Aanvullende informatie

O

 

 

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

“R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt

Anders niet van toepassing

Vermeld de taalcode in codelijst 1 in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te bepalen.

a2”


BIJLAGE II

Bijlage II bij Verordening (EU) 2016/323 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In codelijst 4 (Redenen annulering) wordt in rij 8 de tekst onder “Omschrijving” vervangen door:

“De lidstaat die het verzoek ontvangt, is om juridische redenen niet in staat dergelijke informatie te verstrekken”.

2)

In codelijst 15 (Soort document) wordt na rij 18 de volgende nieuwe rij ingevoegd:

“<Taric-CODE>

Taric-code die in “vak 44” van het ED wordt gebruikt”

3)

De volgende nieuwe codelijst 16 (Redenen verzoek om handmatige beëindiging) wordt ingevoegd:

Codelijst 16: Redenen verzoek om handmatige beëindiging

Code

Omschrijving

0

Andere

1

Uitvoer beëindigd maar geen IE518

2

Geadresseerde niet meer verbonden met EMCS

3

Vrijgestelde geadresseerde

4

Uitgang bevestigd maar geen IE829 ingediend (IE818 met foutief volgnummer)

5

Geen overbrenging maar annuleren niet meer mogelijk

6

Meerdere uitgiften van e‐AD’s voor een enkele overbrenging

7

e‐AD dekt daadwerkelijke overbrenging niet

8

Onjuist bericht van ontvangst

9

Onjuiste afwijzing van een e‐AD”

4)

De volgende nieuwe codelijst 17 (Redenen afwijzing handmatige beëindiging) wordt ingevoegd:

Codelijst 17: Redenen afwijzing handmatige beëindiging

Code

Omschrijving

0

Andere

1

Verstrekt bewijsmateriaal rechtvaardigt handmatige beëindiging niet

2

Reden verzoek rechtvaardigt handmatige beëindiging niet”


BESLUITEN

27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/134


BESLUIT (EU) 2019/2224 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2019

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling II — Europese Raad en Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 (1),

gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 (COM(2018) 521 — C8‐0320/2018) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2017 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2017, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2017 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd (4), overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn besluit van 26 maart 2019 (5) tot uitstel van het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2017, alsmede de bijbehorende resolutie,

gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (6), en met name de artikelen 55, 99, 164, 165 en 166,

gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (7), en met name de artikelen 59, 118, 260, 261 en 262,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9‐0010/2019),

1.

verleent de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Raad en de Raad voor het begrotingsjaar 2017;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L‐serie).

De voorzitter

David Maria SASSOLI

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 51 van 28.2.2017.

(2)  PB C 348 van 28.9.2018, blz. 1.

(3)  PB C 357 van 4.10.2018, blz. 1.

(4)  PB C 357 van 4.10.2018, blz. 9.

(5)  PB L 249 van 27.9.2019, blz. 25.

(6)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(7)  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/135


RESOLUTIE (EU) 2019/2225 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2019

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling II — Europese Raad en Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling II – Europese Raad en Raad,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9‐0010/2019),

A.

overwegende dat alle instellingen van de Unie transparant moeten zijn en volledige verantwoording moeten afleggen aan alle burgers van de Unie voor de middelen die hun voor de uitoefening van hun functie zijn toevertrouwd;

B.

overwegende dat het Parlement van alle EU-instellingen het enige rechtstreeks verkozen orgaan is, met de verantwoordelijkheid kwijting te verlenen voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie;

C.

overwegende dat de procedure waarbij aan elke EU-instelling en elk EU-orgaan afzonderlijk kwijting wordt verleend, een gevestigde praktijk vormt die aanvaard is door alle instellingen en organen behalve de Raad, en overwegende dat deze procedure is ontwikkeld voor het garanderen van transparantie en het afleggen van democratische verantwoording aan de burgers van de Unie en ter ondersteuning van de nodige bestrijding van fraude;

1.

herinnert eraan dat de instellingen van de Unie over administratieve autonomie beschikken in aangelegenheden die verband houden met hun respectieve activiteiten; onderstreept het feit dat het belangrijk is dat zij verantwoordelijk en professioneel optreden bij de uitvoering van hun begroting;

2.

onderstreept de rol van het Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure, zoals vastgelegd in het Verdrag en het Financieel Reglement, en onderstreept het feit dat er, weliswaar met volledige inachtneming van de rol van de Raad als een instelling die aanbevelingen geeft in het kader van de kwijtingsprocedure, een onderscheid moet blijven bestaan tussen de verschillende rollen van het Parlement en de Raad met het oog op de naleving van het in de Verdragen en het Financieel Reglement vastgelegde institutionele kader;

3.

herinnert eraan dat het Parlement kwijting verleent aan de andere instellingen nadat het de verstrekte documenten en de op de vragen gegeven antwoorden heeft onderzocht en nadat het de secretarissen-generaal van de andere instellingen heeft gehoord; herhaalt dat de Raad net als de overige instellingen volledig en te goeder trouw moet deelnemen aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure; betreurt de moeilijkheden die zich tot nu toe in de kwijtingsprocedures hebben voorgedaan;

4.

betreurt het feit dat de Raad opnieuw geen antwoord heeft gegeven op de schriftelijke vragen van het Parlement en dat de secretaris-generaal van de Raad niet aanwezig was op de op 27 november 2018 in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure georganiseerde hoorzitting; betreurt voorts het feit dat de Raad ook geen antwoord heeft gegeven op de opmerkingen die het Parlement heeft geformuleerd in zijn kwijtingsresolutie van 26 maart 2019, waardoor hij de rol van het Parlement negeert;

5.

herinnert aan de moeilijkheden die tot op heden herhaaldelijk in de procedures inzake de verlening van kwijting aan de Raad zijn ondervonden als gevolg van een gebrek aan medewerking van de Raad en die hebben geleid tot de weigering van het Parlement om de secretaris-generaal van de Raad kwijting te verlenen voor de begrotingsjaren 2009 tot en met 2016, alsmede tot uitstel van zijn kwijtingsbesluit in maart 2019 voor het begrotingsjaar 2017;

6.

merkt op dat de Raad op 2 mei 2018 het voorstel van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement betreffende de kwijtingsprocedure voor de Raad heeft beantwoord met een gewijzigd voorstel en dat de Commissie begrotingscontrole van het Parlement haar reactie op het gewijzigde voorstel van de Raad op 16 juli 2018 heeft verzonden; dringt er bij de Raad op aan snel op het meest recente voorstel te reageren, zodat de nieuwe regelingen voor de kwijtingsprocedure zo spoedig mogelijk kunnen worden toegepast;

7.

betreurt het feit dat het verzoek de begroting van de Europese Raad en de Raad te splitsen in één begroting voor elke instelling, dat het Parlement in eerdere kwijtingsresoluties heeft geformuleerd, niet in overweging is genomen; dringt aan op deze splitsing, die zal bijdragen tot meer transparantie in het financieel beheer van beide instellingen en die hun aflegging van verantwoording en hun uitgavenefficiëntie zal verbeteren;

8.

herhaalt zijn bezorgdheid over het zeer hoge bedrag aan kredieten dat van 2017 naar 2018 is overgedragen, met name wat meubilair, technische uitrusting, transport en informatica betreft; herinnert de Raad eraan dat overdrachten als een uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit moeten worden gezien en werkelijke behoeften moeten weerspiegelen; betreurt ook het feit dat de Raad onvoldoende informatie verstrekt over het gebouwenbeleid;

9.

is ingenomen met de inspanningen om het financieel beheer en de financiële prestaties verder te verbeteren, zoals de harmonisatie van de begrotingsplanning op centraal niveau door gebruikmaking van meerjarige activiteiten- en begrotingsplanning (Multiannual Activity and Budget Planning, MABP);

10.

stelt verbeteringen vast in het proces van administratieve modernisering van de Raad, bijvoorbeeld het feit dat op de website van de Raad de interne regels gepubliceerd zijn voor het melden van ernstige onregelmatigheden, samen met een gids voor ethiek en gedrag voor de personeelsleden van de Raad; verzoekt de Raad deze regels onder de aandacht te brengen en ervoor te zorgen dat alle personeelsleden naar behoren geïnformeerd zijn over hun rechten;

11.

herinnert eraan dat de Raad op 6 december 2017 akkoord is gegaan met het voorstel van de Commissie voor een verplicht transparantieregister, maar wijst erop dat hij dit nog steeds niet ten uitvoer heeft gelegd; betreurt ten zeerste het feit dat de Raad niet aan de regeling inzake het transparantieregister deelneemt; verzoekt de Raad met klem de besprekingen over de technische aspecten van het pakket instrumenten met betrekking tot het transparantieregister voort te zetten, teneinde zo spoedig mogelijk tot een politiek akkoord tussen de drie instellingen te komen, gezien het feit dat meer transparantie in de instellingen van de Unie het vertrouwen van het publiek in de Unie zal vergroten;

12.

benadrukt het feit dat het Parlement in een stemming in de plenaire vergadering de voorstellen van de Europese Ombudsman heeft gesteund in verband met de aanbevelingen en suggesties van de Ombudsman aan de Raad om de burgers in staat te stellen het wetgevingsproces van de Unie gemakkelijker te volgen (transparantie van het wetgevingsproces van de Raad, OI/2/2017/TE); herinnert eraan dat de Raad onder meer systematisch het standpunt van elke lidstaat in de voorbereidende instanties van de Raad moet vastleggen, dat hij duidelijke en publiek beschikbare criteria voor de aanwijzing van documenten als “LIMITÉ” moet ontwikkelen, in overeenstemming met het recht van de Unie, en dat hij voor elk wetgevingsvoorstel een speciale webpagina moet ontwikkelen en de gebruiksvriendelijkheid van het openbaar register van documenten moet verbeteren;

13.

herhaalt dat de Raad transparant moet zijn en volledige verantwoording moet afleggen aan de burgers van de Unie voor de middelen die hem als instelling van de Unie zijn toevertrouwd;

14.

benadrukt het feit dat het Parlement en de Raad voor een doeltreffende begrotingscontrole moeten samenwerken, met eerbiediging van hun respectieve rol; is van mening dat een bevredigende samenwerking tussen beide instellingen in de vorm van een open en formele dialoogprocedure een positief signaal zou zijn om uit te sturen naar de burgers van de Unie;

15.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de door de Europese media gerapporteerde informatie dat de lidstaten die het voorzitterschap van de Unie bekleden, worden gesponsord door ondernemingen, en herhaalt de bezorgdheid waaraan uiting is gegeven door burgers van de Unie en leden van het Parlement; neemt kennis van het feit dat de lidstaten verwacht worden hun voorzitterschap zelf te financieren en betreurt het feit dat de keuze voor sponsoring door ondernemingen ter dekking van een deel van de uitgaven de afgelopen jaren een gangbare praktijk is geworden; maakt zich grote zorgen over de mogelijke reputatieschade en het risico van verlies van vertrouwen waarmee de Unie en haar instellingen, met name de Raad, als gevolg van deze praktijk in de ogen van de burgers van de Unie te maken kunnen krijgen; stelt voor dat de Raad richtsnoeren vaststelt om de financiële transparantie en de onafhankelijkheid van de voorzitterschappen te bevorderen; beveelt de Raad met klem aan te overwegen de voorzitterschappen op te nemen in de begroting; zal nauwlettend de conclusies in het oog houden van het onderzoek van de Europese Ombudsman over deze kwestie; verzoekt de Raad de hier uitgesproken bezorgdheid over te brengen aan de lidstaten, met name aan het huidige voorzitterschapstrio;

16.

acht het bemoedigend dat de Raad het nodig vindt de kwijtingsprocedure aan te pakken en dat hij ervoor open staat zo snel mogelijk met het Parlement overeenstemming te bereiken over de wijze om op dit gebied samen te werken.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/137


BESLUIT (EU) 2019/2226 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2019

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017, vergezeld van het antwoord van het Bureau (1),

gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2017 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd (2), overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2019 betreffende de aan het Bureau te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2017 (05825/2019 — C8-0098/2019),

gezien zijn besluit van 26 maart 2019 (3) tot uitstel van het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2017, en het antwoord van de uitvoerend directeur van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken,

gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (4), en met name artikel 208,

gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (5), en met name artikel 70,

gezien Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (6), en met name artikel 36,

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), en met name artikel 108,

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8), en met name artikel 105,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0011/2019),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2017;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).

De voorzitter

David Maria SASSOLI

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 434 van 30.11.2018, blz. 116.

(2)  PB C 434 van 30.11.2018, blz. 116.

(3)  PB L 249 van 27.9.2019, blz. 182.

(4)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(5)  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(6)  PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11.

(7)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.

(8)  PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/139


RESOLUTIE (EU) 2019/2227 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2019

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2017,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0011/2019),

A.

overwegende dat alle gedecentraliseerde agentschappen van de Unie transparant moeten zijn en dat zij ten volle verantwoording verschuldigd zijn aan de burgers van de Unie voor de hun als orgaan van de Unie toevertrouwde middelen;

B.

overwegende dat de rol van het Parlement bij het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Financieel Reglement en in de financiële kaderregeling is vastgelegd;

1.

onderstreept het belang van een verantwoord en transparant optreden bij de uitvoering van de begroting van de Unie;

2.

herinnert aan de rol van het Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure, zoals vastgelegd in het VWEU, het Financieel Reglement en het Reglement van het Parlement;

Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen voor het begrotingsjaar 2017

3.

herinnert eraan dat volgens het verslag van de Rekenkamer de gevallen van materiële en systematische niet-conformiteit van betalingen met het financieel reglement van EASO alsmede andere toepasselijke voorschriften en bepalingen, voornamelijk verband houden met openbare aanbestedings- en aanwervingsprocedures die ten grondslag liggen aan betalingen; betreurt bovendien dat uit het systematische karakter van de gevallen van niet-conformiteit blijkt dat het internebeheersingssysteem ontoereikend is; betreurt ten zeerste dat de gecombineerde fout van niet-conforme betalingen ten minste 7,7 miljoen EUR bedraagt, zijnde 10,3 % van de totale in 2017 door het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (het “Bureau”) verrichte betalingen;

Uitkomst van het onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

4.

betreurt de bevindingen van OLAF in verband met de onregelmatigheden met betrekking tot de inbreuk op aanbestedingsprocedures, onrechtmatig gebruik van middelen van de Unie, wanbeheer, misbruik van positie op het gebied van personeelszaken, inbreuken op de regels inzake gegevensbescherming, intimidatie en ongepast gedrag jegens personeelsleden in 2017; herhaalt zijn verzoek aan het Bureau om de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de follow-up van de door OLAF voorgestelde maatregelen; neemt kennis van het verzoek van het Bureau om meer in detail verslag uit te brengen binnen een geschikt kader vanwege kwesties op het gebied van vertrouwelijkheid en gegevensbescherming;

5.

is ingenomen met het feit dat de raad van bestuur van het Bureau op 6 juni 2018 heeft besloten de uitvoerend directeur met onmiddellijke ingang uit zijn functie te ontheffen; benadrukt echter dat de begroting voor het begrotingsjaar 2017 is uitgevoerd onder toezicht van het vorige management van het Bureau; wijst erop dat dit verslag betrekking heeft op de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2017; is verheugd over de aanstelling van een uitvoerend directeur ad interim op 6 juni 2018 en de benoeming van een nieuwe uitvoerend directeur op 16 juni 2019; erkent dat de nieuwe uitvoerend directeur werk wil maken van ingrijpende hervormingen om te zorgen voor goed bestuur; waardeert de positieve boodschap en intentie om in de toekomst nauw samen te werken, die de nieuwe uitvoerend directeur heeft uitgesproken in de openbare hoorzitting op 4 september 2019;

Follow-up van de kwijting 2016 en het eerste kwijtingsverslag 2017

6.

herinnert aan het met redenen bekleed besluit van het Europees Parlement van 24 oktober 2018 (1) tot weigering kwijting te verlenen aan de uitvoerend directeur van het Bureau voor het begrotingsjaar 2016; herinnert eraan dat het Parlement op 26 maart 2019 heeft besloten het besluit over de kwijting voor 2017 van het Bureau uit te stellen;

7.

is ingenomen met het vervolgverslag van het Bureau over de opmerkingen van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2017, en met name met de corrigerende maatregelen die de raad van bestuur van het Bureau, de uitvoerend directeur ad interim en de nieuwe uitvoerend directeur hebben genomen om de bestuursstructuur en de efficiëntie van het Bureau te verbeteren, de transparantie te herstellen en het vertrouwen op te bouwen; staat achter het actieplan voor goed bestuur 2019 van het EASO en waardeert de maatregelen die erin zijn opgenomen; dringt er bij het Bureau op aan om regelmatig verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de uitvoering van dat actieplan en dit verslag voor het publiek toegankelijk te maken;

8.

erkent de inspanningen en waardeert de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van de interne controlesystemen, met inbegrip van de controles op de aanbestedings- en uitgavenverrichtingen; staat achter het besluit om het extern inwinnen van juridisch advies af te bouwen en er snel een einde te maken aan door een interne juridische dienst op te richten; staat achter de opmerkingen van de Rekenkamer over de noodzaak van verdere corrigerende maatregelen;

9.

stelt met tevredenheid vast dat twee derde van de corrigerende maatregelen door het Bureau is uitgevoerd met betrekking tot aanbestedingsprocedures, met name met betrekking tot de betalingen in het kader van onregelmatige aanbestedingsprocedures, en de afronding van nieuwe openbare procedures, die de Rekenkamer heeft gecontroleerd zonder er opmerkingen bij te plaatsen;

10.

is ingenomen met de uitvoering van het ambitieuze aanwervingsplan en het positieve effect ervan op het vervullen van vacatures voor leidinggevend en ander personeel; stelt met tevredenheid vast dat er nieuwe maatregelen zijn uitgevoerd die gericht zijn op voorkoming van intimidatie, verhoging van het welzijn van het personeel en terugdringing van het verloop; dringt er bij het Bureau op aan de aanwervingen snel af te ronden in volledige overeenstemming met de wettelijke procedures en te zorgen voor een regelmatige follow-up van de behaalde resultaten;

11.

stelt met tevredenheid vast dat de meeste leden van de raad van bestuur hun financiële belangen en cv’s hebben gepubliceerd op de website van het Bureau; verzoekt de leden die dit nog niet hebben gedaan hun cv zo snel mogelijk te publiceren; is verheugd dat het nieuwe leiderschap vastbesloten is om de bewustwording te vergroten, en mogelijke situaties van belangenverstrengeling te voorkomen, in kaart te brengen en tegen te gaan; dringt er bij het Bureau op aan daartoe in het volgende actieplan voor goed bestuur een allesomvattende strategie uiteen te zetten en ten uitvoer te leggen en de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de behaalde resultaten;

12.

stelt tot zijn tevredenheid vast dat het nieuwe leiderschap van het Bureau maatregelen heeft getroffen om klokkenluiders aan te moedigen en te beschermen; herinnert eraan dat een veilig klimaat voor klokkenluiders van groot belang is om onregelmatige en illegale praktijken te voorkomen, in kaart te brengen en tegen te gaan; verwacht een snelle goedkeuring van interne regels en richtsnoeren over klokkenluiden en “draaideuren” en dringt er bij het Bureau op aan verder verslag uit te brengen over de behaalde resultaten;

13.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 26 maart 2019 (2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

(1)  PB L 331 van 28.12.2018, blz. 213.

(2)  PB L 249 van 27.9.2019, blz. 361.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/141


BESLUIT (EU) 2019/2228 VAN DE RAAD VAN

19 december 2019

betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2011heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen te openen met de Republiek Belarus over een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven ("de overeenkomst". De onderhandelingen werden succesvol afgerond met de parafering van de Overeenkomst via de uitwisseling van e mails op 17 juni 2019.

(2)

In de verklaring van de top van het Oostelijk Partnerschap van 7 mei 2009 betuigden de EU en de partnerlanden opnieuw hun politieke steun aan de volledige liberalisering van de visumregeling in een zekere omgeving en aan de bevordering van mobiliteit door het sluiten van visumversoepelings- en overnameovereenkomsten met de landen van het Oostelijk Partnerschap.

(3)

De overeenkomst heeft tot doel snelle en doeltreffende procedures vast te stellen voor de identificatie en de veilige en ordelijke teruggeleiding van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Belarus of een lidstaat van de Unie, en om de doorgeleiding van dergelijke personen in een geest van samenwerking te vergemakkelijken.

(4)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen die lidstaten niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend voor noch van toepassing is op hen.

(5)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

De overeenkomst moet worden ondertekend en de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaringen moeten worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst (1).

Artikel 2

De aan de overeenkomst gehechte gemeenschappelijke verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitster

K. MIKKONEN


(1)  De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/143


BESLUIT (EU) 2019/2229 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

tot machtiging om onderhandelingen met de Republiek Belarus te openen over een overeenkomst betreffende douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 3, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende dat de Commissie moet worden gemachtigd tot het openen van onderhandelingen met de Republiek Belarus met het oog op een overeenkomst betreffende douanesamenwerking en wederzijds administratieve bijstand,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie wordt gemachtigd om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen met de Republiek Belarus over een overeenkomst betreffende douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand.

Artikel 2

De onderhandelingen worden gevoerd op basis van de in het aanhangsel bij dit besluit vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad.

Artikel 3

De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met de Groep douane-unie.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


BIJLAGE

BESLUIT VAN DE RAAD TOT MACHTIGING VAN DE EUROPESE COMMISSIE OM DE ONDERHANDELINGEN MET DE REPUBLIEK BELARUS TE OPENEN AANGAANDE EEN OVEREENKOMST BETREFFENDE DOUANESAMENWERKING EN WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND (CCMAA)

1.   Opzet van de beoogde overeenkomst

Het toepassingsgebied van de beoogde overeenkomst zal worden beperkt tot aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen. De algemene doelstelling van de beoogde overeenkomst is het ontwikkelen en intensiveren van samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken met de Republiek Belarus, in het bijzonder om een rechtsgrond te creëren voor een douanesamenwerkingskader dat tot doel heeft de toeleveringsketen veilig te stellen en de legitieme handel te bevorderen, doeltreffende douanecontroles te waarborgen en de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen door middel van informatie-uitwisseling met het oog op een correcte toepassing van de douanewetgeving. De beoogde overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

2.   Inhoud van de beoogde overeenkomst

De beoogde overeenkomst zal betrekking hebben op alle bepalingen die de Europese Unie en de Republiek Belarus, ook “de overeenkomstsluitende partijen” genoemd, hebben vastgesteld in hun respectieve douanewetgeving inzake de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen en de plaatsing van goederen onder een andere douaneregeling. In beginsel wordt geen enkel gebied uitgesloten dat onder de jurisdictie van de Unie valt en waarin douanesamenwerking of wederzijdse administratieve bijstand zinvol zou zijn.

Daarom moet de beoogde overeenkomst betrekking hebben op elementen als:

1)

samenwerking ter verbetering van de douanewetgeving, de harmonisatie en vereenvoudiging van douaneprocedures;

2)

de instelling van moderne douanesystemen, waaronder moderne technologieën voor de afhandeling van douaneformaliteiten, regelingen voor geautoriseerde marktdeelnemers, geautomatiseerde op risico gebaseerde analyses en controles, vereenvoudigde procedures voor de vrijgave van goederen, controles na vrijgave, regelingen voor partnerschappen tussen de douane en ondernemingen;

3)

de bevordering en doeltreffende controle van overladingen en douanevervoer over de respectieve grondgebieden; samenwerking en coördinatie tussen alle betrokken autoriteiten en agentschappen op hun respectieve grondgebied om het douanevervoer te vergemakkelijken; waar nodig en dienstig de koppeling van de respectieve douanestelsels voor doorvoer;

4)

beroepsethiek;

5)

de uitwisseling van relevante informatie en gegevens, waar dienstig en onder nader vast te stellen voorwaarden, met inachtneming van de regels van de overeenkomstsluitende partijen inzake de vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens en de bescherming van persoonsgegevens;

6)

de afstemming van douaneacties tussen de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen;

7)

wederzijdse erkenning van programma's inzake geautoriseerde marktdeelnemers en douanecontroles, met inbegrip van gelijkwaardige maatregelen voor handelsbevordering, waar nodig en onder nader vast te stellen voorwaarden;

8)

vaststelling van de douanewaarde;

9)

wederzijdse administratieve bijstand.

3.   Overige bepalingen

De toepasselijke regels inzake vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en het gebruik van gegevens worden vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende EU-wetgeving.

De beoogde overeenkomst bevat de gebruikelijke bepalingen inzake territoriale toepassing, inwerkingtreding, duur en kennisgeving van opzegging.

4.   Gemengd Comité douanesamenwerking

De beoogde overeenkomst voorziet in een Gemengd Comité douanesamenwerking, dat zal toezien op de goede werking van de beoogde overeenkomst; dat kan besluiten nemen en andere maatregelen treffen die nodig zijn voor de uitvoering van de doelstellingen van de overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 17 VEU wordt de Unie in het Gemengd Comité douanesamenwerking vertegenwoordigd door de Commissie, daarin bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.

Er kan een werkgroep worden opgericht om technische kwesties met betrekking tot de uitvoering van de beoogde overeenkomst te bestuderen en het Gemengd Comité douanesamenwerking aanbevelingen daaromtrent te doen.

Deze werkgroep zal bestaan uit deskundigen van beide overeenkomstsluitende partijen.

Zij zal rapporteren aan het Gemengd Comité douanesamenwerking, dat in onderling overleg de passende beslissingen zal nemen.

5.   Onderhandelingen

De Commissie dient bij de Raad verslag uit te brengen over het resultaat van de onderhandelingen en over eventuele problemen die zich bij de onderhandelingen voordoen.


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/146


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/2230 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van aan hem geleverde goederen en diensten die hij voor zijn belaste activiteiten of bepaalde andere doeleinden bestemt. Krachtens artikel 26, lid 1, onder a), van die richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, gelijkgesteld aan een dienst verricht onder bezwarende titel.

(2)

Op grond van Beschikking 2007/884/EG van de Raad (2) mag het Verenigd Koninkrijk het recht van de huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting overeenkomstig artikel 168 of 169 van Richtlijn 2006/112/EG op de huur- of leasekosten van een personenauto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot 50 % beperken. Tevens is het Verenigd Koninkrijk gemachtigd het privégebruik van een auto van de zaak die door een belastingplichtige wordt gehuurd of geleased, niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken. Dankzij deze maatregelen (hierna “de derogatiemaatregelen” genoemd) hoeft de huurder of lessee niet voor elke auto van de zaak een administratie van de gereden privékilometers bij te houden noch belasting over de feitelijk afgelegde privékilometers te voldoen. Beschikking 2007/884/EG verstrijkt op 31 december 2019.

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 2 april 2019, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregelen die het krachtens Beschikking 2007/884/EG mag toepassen.

(4)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 29 april 2019 de overige lidstaten van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 2 mei 2019 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna het “Verenigd Koninkrijk” genoemd) kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU zullen de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na deze kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk, met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit. Nadat op 22 maart 2019 overeenstemming werd bereikt over een eerste verlenging, en op 11 april 2019 over een tweede verlenging, heeft de Europese Raad op 29 oktober 2019 Besluit (EU) 2019/1810 (3) vastgesteld, waarin hij op verzoek van het Verenigd Koninkrijk heeft besloten de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn te verlengen tot en met 31 januari 2020.

(6)

Overeenkomstig artikel 50 VEU heeft de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk onderhandeld over een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening is gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van het Verenigd Koninkrijk met de Unie (“terugtrekkingsakkoord”). Op 11 januari 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/274 betreffende de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord vastgesteld (4). Na verdere onderhandelingen tussen de onderhandelaars van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk in september en oktober 2019, werd overeenstemming bereikt over een herziene tekst van het terugtrekkingsakkoord, die op 17 oktober 2019 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 oktober 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/1750 betreffende de ondertekening van het herziene terugtrekkingsakkoord vastgesteld (5). Deel vier van het terugtrekkingsakkoord (6) voorziet in een overgangsperiode die begint op de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord en loopt tot en met 31 december 2020. Tenzij anders bepaald in het terugtrekkingsakkoord, blijft het recht van de Unie tijdens de overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk.

(7)

Dit besluit is in ieder geval niet langer van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk vanaf de dag volgende op die waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU, niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk of, indien een overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden, vanaf de dag volgende op die waarop de overgangsperiode afloopt, of, als dat eerder is, op 31 december 2022.

(8)

Samen met zijn verzoek heeft het Verenigd Koninkrijk, in overeenstemming met artikel 3, tweede alinea, van Beschikking 2007/884/EG, de Commissie een verslag voorgelegd met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking. Uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens blijkt dat een beperking van het recht op aftrek tot 50 % nog altijd correct aansluit bij de werkelijke verhouding tussen het zakelijke en niet-zakelijke gebruik van de voertuigen waarop de derogatiemaatregelen zien. De verlenging van de derogatiemaatregelen moet evenwel worden beperkt tot de tijd die nodig is om te evalueren of de maatregelen doeltreffend zijn en het percentage passend is. Het Verenigd Koninkrijk moet derhalve worden gemachtigd de derogatiemaatregelen gedurende een nieuwe beperkte periode te blijven toepassen.

(9)

Er moet een uiterste termijn worden vastgesteld waarbinnen in voorkomend geval om een verdere verlenging van de derogatiemaatregelen na 2022 kan worden verzocht. Samen met een dergelijk verzoek om verlenging dient het Verenigd Koninkrijk een verslag voor te leggen met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking van de btw.

(10)

De derogatiemaatregelen zullen geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw hebben.

(11)

Beschikking 2007/884/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG wordt vervangen door:

Artikel 3

Deze beschikking verstrijkt op de dag volgende op die waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk of, indien een overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden, vanaf de dag volgende op die waarop de overgangsperiode afloopt, of, als dat eerder is, op 31 december 2022.

Een verzoek om machtiging tot verlenging van de in deze beschikking vervatte derogatiemaatregelen dient, in voorkomend geval, uiterlijk op 1 april 2022 te worden voorgelegd aan de Commissie. Bij dat verzoek wordt een verslag gevoegd dat ook een evaluatie omvat van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Beschikking 2007/884/EG van de Raad van 20 december 2007 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 21).

(3)  Besluit (EU) 2019/1810 van de Europese Raad, vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk, van 29 oktober 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn (PB L 278I van 30.10.2019, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2019/274 van de Raad van 11 januari 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 47 I van 19.2.2019, blz. 1).

(5)  Besluit (EU) 2019/1750 van de Raad van 21 oktober 2019 tot wijziging van Besluit (EU) 2019/274 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 274 I van 28.10.2019, blz. 1).

(6)  Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB C 384 I van 12.11.2019, blz. 1).


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/149


BESLUIT (EU) 2019/2231 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 10 december 2019

betreffende de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2020 (ECB/2019/40)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 128, lid 2,

Gezien Besluit (EU) 2015/2332 van de Europese Centrale Bank van 4 december 2015 betreffende het procedurele kader voor de goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang (ECB/2015/43) (1), en met name artikel 2, lid 9,

Overwegende:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vanaf 1 januari 1999 het alleenrecht de muntenuitgifteomvang door de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de “eurogebiedlidstaten” genoemd) goed te keuren.

(2)

De 19 eurogebiedlidstaten hebben hun verzoeken voor goedkeuring van de muntenuitgifteomvang in 2020 bij de ECB ingediend met een toelichting betreffende de gevolgde schattingsmethodologie. Sommige lidstaten hebben tevens aanvullende informatie verstrekt over circulatiemunten, voor zover dergelijke informatie beschikbaar is, en de lidstaten die informatie van belang achten om het goedkeuringsverzoek te staven.

(3)

Aangezien de lidstaten onder voorbehoud van goedkeuring van de uitgifteomvang door de Europese Centrale Bank euromunten kunnen uitgeven overeenkomstig artikel 3 van Besluit (EU) 2015/2332 (ECB/2015/43), mogen de lidstaten de door de ECB goedgekeurde hoeveelheden zonder voorafgaande goedkeuring door de ECB niet overschrijden.

(4)

Aangezien de verzochte muntenuitgifteomvang geen wijziging behoeft, is de directie krachtens artikel 2, lid 9, van Besluit (EU) 2015/2332 (ECB/2015/43) gemachtigd dit besluit betreffende de door de eurogebiedlidstaten ingediende aanvragen tot goedkeuring van de muntenuitgifteomvang in 2020 vast stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

a)

“muntenuitgifteomvang”: het volume van de muntenuitgifte als gedefinieerd in artikel 1, punt 3, van Besluit (EU) 2015/2332 (ECB/2015/43);

b)

“circulatiemunten”: circulatiemunten als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) Nr. 729/2014 van de Raad (2);

c)

“munten voor verzamelaars”: munten voor verzamelaars als gedefinieerd in artikel 1, punt 3, van Verordening (EU) Nr. 651/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3).

Artikel 2

Goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang in 2020

De ECB verleent hierbij goedkeuring aan de in onderstaande tabel beschreven euromuntenuitgifteomvang door de eurogebiedlidstaten in 2020:

 

Voor uitgifte in 2020 goedgekeurde euromuntenomvang

Circulatiemunten

Munten voor verzamelaars

(niet bestemd voor circulatie)

Muntenuitgifteomvang

(in miljoenen EUR)

(in miljoenen EUR)

(in miljoenen EUR)

België

59,0

1,0

60,0

Duitsland

412,0

209,0

621,0

Estland

10,1

0,3

10,4

Ierland

10,5

0,5

11,0

Griekenland

119,1

0,7

119,8

Spanje

357,3

30,0

387,3

Frankrijk

224,0

50,0

274,0

Italië

174,0

2,7

176,7

Cyprus

12,0

0,1

12,1

Letland

8,3

0,2

8,5

Litouwen

22,0

0,7

22,7

Luxemburg

14,6

1,0

15,6

Malta

9,4

0,2

9,6

Nederland

17,0

3,0

20,0

Oostenrijk

71,5

153,5

225,0

Portugal

61,1

2,1

63,2

Slovenië

23,0

1,0

24,0

Slowakije

19,0

1,2

20,2

Finland

15,0

10,0

25,0

Artikel 3

Vankrachtwording

Dit Besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de geadresseerden.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit Besluit is gericht tot de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 10 december 2019.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  PB L 328 van 12.12.2015, blz. 123.

(2)  Verordening (EU) nr. 729/2014 van de Raad van 24 juni 2014 over de denominaties en technische specificaties van voor de circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 194 van 2.7.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 651/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de uitgifte van euromunten (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 135).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/151


BESLUIT Nr. 1/2019 VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU‐ALBANIË

van 28 november 2019

inzake de deelname van Albanië als waarnemer aan de werkzaamheden van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, en de modaliteiten voor die deelname, binnen het kader van Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad [2019/2232]

DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU‐ALBANIË,

Gezien de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (2), en met name artikel 28,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van Luxemburg van december 1997 heeft deelname aan de agentschappen van de Unie een manier genoemd om de pretoetredingsstrategie te intensiveren. In de conclusies van die Europese Raad staat dat “de kandidaat-lidstaten volgens een per geval te nemen besluit zullen kunnen deelnemen aan […] agentschappen” van de Unie.

(2)

Albanië deelt de doelstellingen en oogmerken van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (het “Bureau”) en kan zich vinden in de reikwijdte en beschrijving van de taken van het Bureau als voorzien in Verordening (EG) nr. 168/2007.

(3)

Het is wenselijk dat het Bureau zich bezighoudt met onder artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007 vallende grondrechtenvraagstukken in Albanië, voor zover dat nodig is voor de geleidelijke aanpassing van het land aan het Unierecht.

(4)

Albanië moet derhalve in staat worden gesteld als waarnemer deel te nemen aan de werkzaamheden van het Bureau, en de modaliteiten van een dergelijke deelname moeten worden vastgesteld, met inbegrip van bepalingen met betrekking tot de deelname aan de door het Bureau ontwikkelde initiatieven, de financiële bijdrage en het personeel.

(5)

Overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder a), en artikel 82, lid 3, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, als neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (3), kan de directeur van het Bureau bij wijze van uitzondering instemmen met de aanstelling van onderdanen van Albanië die hun rechten als staatsburger bezitten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Albanië neemt als kandidaat-lidstaat in de hoedanigheid van waarnemer deel aan de werkzaamheden van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007.

Artikel 2

1.   Het Bureau kan zich bezighouden met onder artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007 vallende grondrechtenvraagstukken in Albanië, voor zover dat nodig is voor de geleidelijke aanpassing van het land aan het Unierecht.

2.   Daartoe kan het Bureau de in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 168/2007 vastgestelde taken in Albanië vervullen.

Artikel 3

Albanië draagt financieel bij tot de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 168/2007 bedoelde werkzaamheden van het Bureau, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 4

1.   Albanië wijst personen aan die voldoen aan de criteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007, respectievelijk als waarnemer en plaatsvervangende waarnemer. Zij mogen aan de werkzaamheden van de raad van bestuur deelnemen op gelijke voet met de leden en plaatsvervangende leden die door de lidstaten zijn aangewezen, maar zonder stemrecht.

2.   Albanië wijst een regeringsfunctionaris aan als nationale verbindingsfunctionaris, als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007.

3.   Binnen vier maanden na de inwerkingtreding van dit besluit stelt Albanië de Europese Commissie in kennis van de namen, kwalificaties en contactgegevens van de in de leden 1 en 2 bedoelde personen.

Artikel 5

De gegevens die het Bureau ontvangt of meedeelt, kunnen openbaar worden gemaakt en zijn toegankelijk voor het publiek, op voorwaarde dat vertrouwelijke informatie binnen Albanië dezelfde graad van bescherming krijgt als binnen de Unie.

Artikel 6

Het Bureau beschikt in Albanië over dezelfde status als rechtspersonen volgens het recht van Albanië.

Artikel 7

Om het Bureau en zijn personeel in staat te stellen hun taken te vervullen, verleent Albanië dezelfde voorrechten en immuniteiten als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4, 5, 6, 10 tot en met 13, 15, 17 en 18 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 8

De partijen treffen elk alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens dit besluit te voldoen en brengen deze ter kennis van de Stabilisatie- en Associatieraad.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 28 november 2019.

Voor de Stabilisatie-

en Associatieraad EU-Albanië

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 107 van 28.4.2009, blz. 166.

(2)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(3)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.


BIJLAGE

FINANCIËLE BIJDRAGE VAN ALBANIË AAN HET BUREAU VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE GRONDRECHTEN

1.   

De door Albanië te betalen financiële bijdrage aan de algemene begroting van de Europese Unie met het oog op deelname aan de werkzaamheden van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (het “Bureau”), zoals bedoeld onder punt 2, dekt gedurende de eerste drie jaar de volledige kosten van haar deelname hieraan. Vanaf het vierde jaar zullen de bedragen worden vastgesteld overeenkomstig punt 6.

2.   

De financiële bijdrage van Albanië aan de algemene begroting van de Unie is voor de eerste drie jaar als volgt:

Jaar 1:

160 000 EUR

Jaar 2:

163 000 EUR

Jaar 3:

166 000 EUR

3.   

Tot mogelijke financiële steun uit de steunprogramma’s van de Unie zal afzonderlijk worden besloten volgens het relevante programma van de Unie.

4.   

De bijdrage van Albanië zal worden beheerd overeenkomstig het financieel reglement (1) dat van toepassing is op de algemene begroting van de Unie.

5.   

De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers en deskundigen van Albanië voor deelname aan de werkzaamheden en vergaderingen in het kader van de uitvoering van het werkprogramma van het Bureau worden terugbetaald door het Bureau op dezelfde basis als en in overeenstemming met de procedures die momenteel gelden voor de lidstaten van de Unie.

6.   

Na de inwerkingtreding van dit besluit en bij het begin van ieder nieuw jaar zal de Commissie Albanië een verzoek tot storting doen toekomen ter hoogte van de volgens dit besluit verschuldigde bijdrage van Albanië aan het Bureau. Voor het eerste kalenderjaar van haar deelname zal Albanië een bijdrage betalen die op pro-ratabasis wordt berekend vanaf de datum van het begin van haar deelname tot het einde van het jaar. De hierop volgende jaren zal de bijdrage overeenstemmen met de tabel onder punt 2 van deze bijlage. Vanaf het vierde jaar zal de bijdrage worden aangepast in het licht van de eventuele verhoging of verlaging van de subsidie van het Bureau, teneinde de proportionaliteit van de bijdrage voor Albanië en de begroting van het Bureau voor de EU‐28 te bewaren. De bijdrage kan ook worden herzien in de begrotingsjaren nadien op basis van de laatste statistische gegevens die door het Bureau voor de statistiek van de Europese Unie (Eurostat) worden gepubliceerd.

7.   

Deze bijdrage wordt uitgedrukt in EUR en betaald op een EUR-bankrekening van de Commissie.

8.   

Albanië zal zijn bijdrage betalen overeenkomstig het verzoek tot storting binnen dertig dagen nadat het verzoek tot storting door de Commissie is verzonden.

9.   

Elke vertraging bij de betaling geeft vanaf de vervaldatum aanleiding tot betaling door Albanië van rente over het uitstaande bedrag. De rentevoet stemt overeen met de door de Europese Centrale Bank op de vervaldag voor haar eurotransacties gehanteerde rentevoet, vermeerderd met 1,5 procentpunten.


(1)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).


27.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/154


BESLUIT nr. 1/2019 VAN HET EPO-COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ DE TIJDELIJKE ECONOMISCHE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST TUSSEN GHANA, ENERZIJDS, EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN, ANDERZIJDS,

van 2 december 2019

betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie [2019/2233]

HET EPO-COMITÉ,

Gezien de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (de “overeenkomst”), die op 28 juli 2016 te Brussel is ondertekend en sinds 15 december 2016 voorlopig wordt toegepast, en met name de artikelen 76, 77 en 81,

Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (de “Unie”) en de op 8 november 2017 door de Republiek Kroatië neergelegde akte van toetreding tot de overeenkomst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Ghana.

(2)

Op grond van artikel 77 van de overeenkomst kan het EPO-comité wijzigingsmaatregelen vaststellen die eventueel noodzakelijk zijn na de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Republiek Kroatië keurt, als partij bij de overeenkomst, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Unie de teksten van de overeenkomst, alsmede de daaraan gehechte bijlagen, protocollen en verklaringen goed en neemt er nota van.

Artikel 2

Artikel 81 van de overeenkomst wordt vervangen door:

Artikel 81

Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.”.

Artikel 3

De Unie doet de Kroatische taalversie van de overeenkomst aan Ghana toekomen.

Artikel 4

1.   De bepalingen van de overeenkomst zijn van toepassing op goederen die uit Ghana naar de Republiek Kroatië of uit de Republiek Kroatië naar Ghana worden uitgevoerd, die voldoen aan de oorsprongsregels die gelden op het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst en die op 15 december 2016 in Ghana of in de Republiek Kroatië onderweg waren of zich aldaar in tijdelijke opslag, in een douane-entrepot of in een vrije zone bevonden.

2.   In de in de eerste alinea bedoelde gevallen wordt preferentiële behandeling toegekend, op voorwaarde dat binnen vier maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt overgelegd dat retroactief is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

Artikel 5

Ghana verbindt zich ertoe in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie geen vorderingen, verzoeken of rechtsmiddelen in te stellen, noch enige concessie uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 of artikel XXI van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) te wijzigen of in te trekken.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt ondertekend.

De artikelen 3 en 4 zijn evenwel van toepassing met ingang van 15 december 2016.

Gedaan te Brussel, 2 december 2019.

Voor Ghana

Alan KYEREMATEN

minister van Handel en Industrie van de Republiek Ghana

Voor de Europese Unie

Phil HOGAN

Commissaris voor Handel Europese Commissie