ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/1 |
VERORDENING (EU) 2019/1939 VAN DE COMMISSIE
van 7 november 2019
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011 wat betreft aanvullende emissiestrategieën (AES), de toegang tot OBD-informatie en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen, de meting van de emissies tijdens koudestartperioden van de motor en het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen (PEMS) voor het meten van deeltjesaantallen, met betrekking tot zware bedrijfsvoertuigen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (1), en met name artikel 4, lid 3, artikel 5, lid 4, artikel 6, lid 2, en artikel 12,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie (2) zijn de regels voor het aangeven en beoordelen van aanvullende emissiestrategieën (AES) voor lichte personen- en bedrijfsvoertuigen onlangs gewijzigd. Ter wille van de consistentie moeten de bepalingen die reeds voor zware bedrijfsvoertuigen zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie (3) in overeenstemming worden gebracht. |
(2) |
Het testen van de conformiteit tijdens het gebruik vormt een van de bouwstenen van de typegoedkeuringsprocedure en maakt het mogelijk de prestaties van de emissiebeheersingssystemen gedurende de hele nuttige levensduur van het voertuig te controleren. Op grond van Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie moeten de tests worden verricht met een draagbaar emissiemeetsysteem (PEMS) dat de emissies onder normale gebruiksomstandigheden meet. De draagbare emissiemeetsystemen worden eveneens gebruikt om de emissies buiten de cyclus in het kader van de typegoedkeuringscertificering te controleren. |
(3) |
De emissieprestaties van zware bedrijfsvoertuigen in de periode na een koude start van de motor worden momenteel niet beoordeeld tijdens de in het kader van de typegoedkeuring verrichte demonstratietest of conformiteitstest tijdens het gebruik. Na monitoring van de gegevens van typegoedkeuringstest en tests van de conformiteit tijdens het gebruik werd bij de verzameling en analyse van die gegevens vastgesteld dat significante hoeveelheden van het totale uitgestoten NOx bij de analyse buiten beschouwing werden gelaten doordat de emissieprestaties tijdens de koudestartperiode van de motor niet werden beoordeeld. Om de emissies onder reële rijomstandigheden beter te kunnen weergeven, moet de meetprocedure derhalve worden herzien om de meting van de emissies van verontreinigende stoffen tijdens de koudestartperiode van de motor hierin op te nemen. |
(4) |
In het kader van de regels betreffende de typegoedkeuring met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (4) zijn met succes deeltjesaantalmetingen met draagbare emissiemeetsystemen uitgevoerd. Naar aanleiding van een proefstudie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie waarin een analyse op de draagbare apparatuur voor deeltjesaantalmetingen voor zware bedrijfsvoertuigen is uitgevoerd, wordt het passend geacht een soortgelijk voorschrift op te nemen in de regels betreffende de typegoedkeuring met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen. De Commissie is op grond van Verordening (EG) nr. 595/2009 verplicht om, rekening houdend met de technische vooruitgang, het niveau van de definitieve conformiteitsfactor voor deeltjesaantalemissies te beoordelen. |
(5) |
De Commissie erkent dat voor voertuigen met elektrische-ontstekingsmotoren of dualfuelmotoren op gecomprimeerd aardgas (cng), vloeibaar aardgas (lng) of vloeibaar petroleumgas (lpg) technische aanpassingen noodzakelijk kunnen zijn om te kunnen voldoen aan de conformiteitsfactor voor deeltjesaantal. Om te zorgen voor voldoende aanlooptijd zodat fabrikanten van gasmotoren hun producten overeenkomstig de voorschriften van deze verordening kunnen wijzigen, moet een overgangsperiode worden toegestaan voor de naleving van de maximaal toegestane conformiteitsfactor voor voertuigen die met dergelijke motoren zijn uitgerust. |
(6) |
De bij deze verordening ingevoerde voorschriften voor het testen van de conformiteit tijdens het gebruik moeten niet met terugwerkende kracht worden toegepast op motoren en voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend vóór de invoering van deze voorschriften. Daarom moeten de in de bijlagen I, II en III bij deze verordening opgenomen wijzigingen alleen van toepassing zijn op het testen van de conformiteit tijdens het gebruik van nieuwe motor- of voertuigtypen, d.w.z. op motoren of voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen. |
(7) |
De regels inzake toegang tot OBD-informatie en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen zijn opgenomen in Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (5), die van toepassing is met ingang van 1 september 2020. Daarom moeten de bepalingen van Verordening (EU) nr. 582/2011 betreffende de toegang tot dergelijke informatie met ingang van die datum worden geschrapt. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 582/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
De artikelen 2 bis, 2 ter, 2 quater, 2 quinquies, 2 sexies, 2 septies, 2 octies en 2 nonies worden geschrapt. |
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
In artikel 16 wordt lid 3 geschrapt. |
11) |
Aan artikel 17 bis worden de volgende leden toegevoegd: “3. Met ingang van 1 januari 2021 weigeren de nationale instanties, om redenen die verband houden met emissies, EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuig- of motortypen die niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1939 van de Commissie (*4). In afwijking van de eerste alinea moeten met ingang van 1 januari 2023 nieuwe typen met elektrischeontstekingsmotor, dualfuelmotoren van type 1A en dualfuelmotoren van type 1B (in dualfuelmodus) en voertuigen die met dergelijke motoren zijn uitgerust, voldoen aan de maximaal toegestane conformiteitsfactor voor het deeltjesaantal overeenkomstig bijlage II, punt 6.3. Met ingang van 1 januari 2021 moeten de conformiteitsfactor voor het werkvenster deeltjesaantal en de conformiteitsfactor voor het venster CO2-massa echter voor bewakingsdoeleinden in de resultaten van de demonstratietest met een draagbaar emissiemeetsysteem op het typegoedkeuringscertificaat worden vermeld. 4. Met ingang van 1 januari 2022 beschouwen de nationale instanties de conformiteitscertificaten die zijn afgegeven ten aanzien van nieuwe voertuigen die niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1939, niet langer als geldig voor de toepassing van artikel 48 van Verordening (EU) 2018/858 en verbieden zij de registratie, het op de markt aanbieden en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen om redenen die verband houden met emissies. In afwijking van de eerste alinea beschouwen de nationale instanties de conformiteitscertificaten die zijn afgegeven ten aanzien van nieuwe voertuigen met elektrischeontstekingsmotor, dualfuelmotoren van type 1A en dualfuelmotoren van type 1B (in dualfuelmodus) die niet voldoen aan de maximaal toegestane conformiteitsfactor voor het deeltjesaantal overeenkomstig bijlage II, punt 6.3 en de voorschriften van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1939, met ingang van 1 januari 2024 niet langer als geldig voor de toepassing van artikel 48 van Verordening (EU) 2018/858 en verbieden zij de registratie, het op de markt aanbieden en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen om redenen die verband houden met emissies. Met ingang van 1 januari 2022 moeten de conformiteitsfactor voor het werkvenster deeltjesaantal en de conformiteitsfactor voor het venster CO2-massa echter voor bewakingsdoeleinden in de resultaten van de demonstratietest met een draagbaar emissiemeetsysteem op het typegoedkeuringscertificaat worden vermeld. Met ingang van 1 januari 2022 verbieden de nationale instanties om redenen die verband houden met emissies, het op de markt aanbieden en het in het verkeer brengen van nieuwe motoren die niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1939, met uitzondering van vervangingsmotoren voor voertuigen die in het verkeer zijn gebracht. In afwijking van de derde alinea verbieden de nationale instanties met ingang van 1 januari 2024, om redenen die verband houden met emissies het op de markt aanbieden en het in het verkeer brengen van nieuwe elektrischeontstekingsmotor, nieuwe dualfuelmotoren van type 1A en nieuwe dualfuelmotoren van type 1B (in dualfuelmodus) die niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1939, met uitzondering van vervangingsmotoren voor voertuigen die in het verkeer zijn gebracht. (*4) Verordening (EU) 2019/1939 van de Commissie van 7 november 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011 wat betreft aanvullende emissiestrategieën (AES), de toegang tot OBD-informatie en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen, de meting van de emissies tijdens koudestartperioden van de motor en het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen (PEMS) voor het meten van deeltjesaantallen, met betrekking tot zware bedrijfsvoertuigen (PB L 303 van 25.11.2019, blz. 1).”." |
12) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
13) |
Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
14) |
Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
15) |
In bijlage VIII wordt punt 5.1.2 vervangen door:
|
16) |
In bijlage X wordt na punt 2.4.1.3 het volgende punt ingevoegd:
|
17) |
In bijlage XI, aanhangsel 1, worden in het model van het inlichtingenformulier de punten 2 tot en met 2.3 geschrapt. |
18) |
In bijlage XIII, punt 12, wordt de tweede alinea vervangen door: “Dit aanhangsel is van toepassing wanneer de voertuigfabrikant EG-typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuig met een krachtens Verordening (EG) nr. 595/2009 en deze verordening goedgekeurde motor wat emissies betreft.”. |
19) |
Bijlage XVII wordt geschrapt. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Artikel 1, punt 15, is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 november 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1).
BIJLAGE I
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 3.1 wordt de inleidende zin vervangen door: “In het geval van een motor waarvoor typegoedkeuring is verleend als technische eenheid, of van een voertuig waarvoor typegoedkeuring is verleend wat emissies betreft, moet de motor worden voorzien van:”. |
2) |
Punt 3.4 wordt vervangen door:
|
3) |
Punt 8 wordt vervangen door:
|
4) |
Aanhangsel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
In aanhangsel 5, in tabel 6a (demonstratietest met draagbaar emissiemeetsysteem), onder punt 1.4.4 van het addendum bij een EG-typegoedkeuringscertificaat, worden de rijen betreffende de “negatieve/positieve resultaten” voor het “werkvenster conformiteitsfactor” en het “venster CO2-massa conformiteitsfactor” vervangen door:
|
6) |
In aanhangsel 7, in tabel 6a (demonstratietest met draagbaar emissiemeetsysteem), onder punt 1.4.4 van het addendum bij een EG-typegoedkeuringscertificaat, worden de rijen betreffende de “negatieve/positieve resultaten” voor het “werkvenster conformiteitsfactor” en het “venster CO2-massa conformiteitsfactor” vervangen door:
|
7) |
In aanhangsel 9 worden tabel 1 en de bijhorende legenda vervangen door: “Tabel 1
|
8) |
Aan aanhangsel 10 wordt de volgende toelichting toegevoegd:
|
9) |
Het volgende aanhangsel wordt toegevoegd: “Aanhangsel 11 AES-documentatiepakket Het AES-documentatiepakket bevat het volgende: Informatie over alle aanvullende emissiestrategieën:
Het AES-documentatiepakket wordt beperkt tot 100 bladzijden en moet alle voorname elementen bevatten waarmee de goedkeuringsinstantie de aanvullende emissiestrategieën (volgens de voorschriften van bijlage VI, aanhangsel 2), de doeltreffendheid van het aansporingssysteem en de maatregelen ter voorkoming van manipulatie, kan beoordelen. Indien nodig kan het pakket worden aangevuld met bijlagen en andere bijgevoegde documenten, met aanvullende en complementaire informatie. Bij iedere wijziging die aan de aanvullende emissiestrategie wordt aangebracht, dient de fabrikant een nieuwe versie van het AES-documentatiepakket in bij de goedkeuringsinstantie. De nieuwe versie wordt beperkt tot de wijzigingen en de gevolgen daarvan. De nieuwe versie van de aanvullende emissiestrategie moet door de goedkeuringsinstantie worden beoordeeld en goedgekeurd. De structuur van het AES-documentatiepakket is als volgt: AES-documentatiepakket nr. YYY/OEM
|
(1) “OBD-grenswaarde voor NOX”: bewakingsvoorschriften overeenkomstig tabel 1 van bijlage X voor compressieontstekings- en dualfuelmotoren en ‐voertuigen en tabel 2 van bijlage X voor elektrischeontstekingsmotoren en ‐voertuigen.
(2) “OBD-grenswaarde voor PM”: bewakingsvoorschriften overeenkomstig tabel 1 van bijlage X voor compressieontstekings- en dualfuelmotoren en ‐voertuigen.
(3) “OBD-grenswaarde voor CO”: bewakingsvoorschriften overeenkomstig tabel 2 van bijlage X voor elektrischeontstekingsmotoren en ‐voertuigen.
(4) De specificaties voor IUPR zijn opgenomen in bijlage X. IUPR is niet van toepassing op elektrischeontstekingsmotoren en voertuigen die met dergelijke motoren zijn uitgerust.
(5) Aanvullende bepalingen inzake bewakingsvoorschriften zoals vastgesteld in punt 2.3.1.2 van bijlage 9A bij VN/ECE-Reglement nr. 49.
(6) Voorschrift voor conformiteit tijdens het gebruik van aanhangsel 1 van bijlage II.
(7) Voor elektrischeontstekingsmotoren en voertuigen die met dergelijke motoren zijn uitgerust.
(8) Voor compressieontstekings- en dualfuelmotoren en voertuigen die met dergelijke motoren zijn uitgerust.
(9) “Prestatiebewaking”: voorschriften overeenkomstig punt 2.1.1 van bijlage X.
(10) Voorschriften voor IUPR die overeenkomstig sectie 6 van bijlage X in de introductieperiode gelden.
(11) Voorschriften voor de kwaliteit van het reagens die overeenkomstig punt 7.1 van bijlage XIII in de introductieperiode gelden.
(12) Uitsluitend voor elektrischeontstekingsmotoren en voertuigen die met dergelijke motoren zijn uitgerust.
(13) “Algemene” voorschriften voor IUPR overeenkomstig sectie 6 van bijlage X.
(14) “Algemene” voorschriften voor de kwaliteit van het reagens overeenkomstig punt 7.1.1 van bijlage XIII.
(15) Onder voorbehoud van de overgangsmaatregelen van artikel 17 bis.
(Niet van toepassing) Niet van toepassing.”.
BIJLAGE II
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 4.1 wordt het volgende ingevoegd tussen de tweede en de derde alinea: “Indien het wettelijk toelaatbare maximumgewicht van het voertuig lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het voertuig, is het toegestaan om het wettelijk toelaatbare maximumgewicht van het voertuig te gebruiken voor het bepalen van de lading van het voertuig voor de testrit.”. |
2) |
Punt 4.6.2 wordt vervangen door:
|
3) |
Punt 6.3, met inbegrip van tabel 2, wordt vervangen door:
Tabel 2 Maximaal toegestane conformiteitsfactoren voor conformiteitstests betreffende emissies tijdens het gebruik
|
4) |
Na punt 10.1.8.5 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
5) |
Na punt 10.1.9.5 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
6) |
Na punt 10.1.9.10 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
7) |
Na punt 10.1.9.19 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
8) |
Na punt 10.1.9.24 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
9) |
Na punt 10.1.10.12 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
10) |
Na punt 10.1.11.5 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
11) |
Na punt 10.1.11.9 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
12) |
Na punt 10.1.12.4 wordt het volgende punt ingevoegd:
|
13) |
Aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
In aanhangsel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
(1) Voor compressieontstekingsmotoren.
(2) Voor elektrischeontstekingsmotoren.
(3) Onder voorbehoud van de overgangsmaatregelen van artikel 17 bis.”.
(4) Gemeten of gecorrigeerd in een natte basis.
(5) Alleen gasmotoren.
(6) Gebruik de sensor voor de omgevingstemperatuur of een sensor voor de inlaatluchttemperatuur.
(7) De genoteerde waarde is hetzij: a) het nettoremkoppel van de motor overeenkomstig punt 2.4.4 van dit aanhangsel, of b) het nettoremkoppel van de motor dat is berekend op basis van de koppelwaarden overeenkomstig punt 2.4.4 van dit aanhangsel.”;
(*1) Zal in een later stadium worden vastgesteld.
BIJLAGE III
Bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan punt 8 wordt de volgende alinea toegevoegd: “De methodologie voor de beoordeling van de aanvullende emissiestrategie wordt beschreven in aanhangsel 2 van deze bijlage.”. |
2) |
In aanhangsel 1 wordt de tweede alinea van punt 3.1 vervangen door: “De lading van het voertuig moet 50‐60 % van de maximumvoertuiglading bedragen. Een afwijking van dat bereik kan met de goedkeuringsinstantie worden overeengekomen. De reden voor een dergelijke afwijking moet in het testrapport worden vermeld. De aanvullende voorschriften van bijlage II zijn van toepassing.”. |
3) |
Het volgende aanhangsel wordt toegevoegd: “Aanhangsel 2 Methodologie voor de beoordeling van de aanvullende emissiestrategie Bij de beoordeling van de aanvullende emissiestrategie (AES) verifieert de goedkeuringsinstantie ten minste of aan het voorschrift van dit aanhangsel is voldaan.
|
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/25 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1940 VAN DE COMMISSIE
van 15 november 2019
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Paški sir” (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Kroatië tot registratie van de naam “Paški sir” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Paški sir” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Paški sir” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea genoemde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.3 (Kaas) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 november 2019.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 225 van 5.7.2019, blz. 33.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
BESLUITEN
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/26 |
BESLUIT (EU) 2019/1941 VAN DE RAAD
van 18 november 2019
over het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, wat betreft de vaststelling van de lijst van scheidsrechters
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds (“de overeenkomst”) (1), is namens de Unie ondertekend op grond van Besluit 2009/152/EG van de Raad (2) en wordt sinds 4 augustus 2014 voorlopig toegepast. |
(2) |
In artikel 85, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat het EPO-comité een lijst opstelt van personen die bereid en in staat zijn om als scheidsrechter te fungeren. |
(3) |
Het EPO-comité dient op zijn volgende jaarlijkse vergadering een besluit vast te stellen tot opstelling van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als scheidsrechter te fungeren. |
(4) |
Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie in het EPO-comité moet worden ingenomen, aangezien bovengenoemd besluit voor de Unie bindend zal zijn. |
(5) |
Het standpunt van de Unie in het EPO-comité moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het EPO-comité inzake de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als scheidsrechter te fungeren.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 november 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
J. LEPPÄ
(1) PB L 57 van 28.2.2009, blz. 2.
(2) Besluit 2009/152/EG van de Raad van 20 november 2008 tot ondertekening en voorlopige toepassing van een tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds (PB L 57 van 28.2.2009, blz. 1).
ONTWERP
BESLUIT Nr. …/2019 VAN HET EPO-COMITÉ
dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds,
van …
betreffende de vaststelling van de lijst van scheidsrechters
HET EPO-COMITÉ,
Gezien de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds (“de overeenkomst”), die op 22 januari 2009 in Brussel is ondertekend en sinds 4 augustus 2014 voorlopig wordt toegepast, en met name artikel 85, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens de overeenkomst en dit besluit bestaat de Centraal-Afrikapartij uit de Republiek Kameroen. |
(2) |
In de overeenkomst is bepaald dat het EPO-comité een lijst opstelt van 15 personen die bereid en geschikt zijn om als scheidsrechter te fungeren voor de beslechting van geschillen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De lijst van 15 personen die bereid en geschikt zijn om als scheidsrechter te fungeren, is opgesteld overeenkomstig artikel 85, lid 1, van de overeenkomst en is opgenomen in de bijlage.
2. De in lid 1 bedoelde lijst van scheidsrechters laat de specifieke voorschriften waarin de overeenkomst voorziet of die door het EPO-comité kunnen worden vastgesteld, onverlet.
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde lijst van scheidsrechters kan worden gewijzigd bij besluit van het EPO-comité overeenkomstig artikel 92, lid 4, van de overeenkomst.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt ondertekend.
Gedaan te …,
Voor de Republiek Kameroen
…
Voor de Europese Unie
…
BIJLAGE
LIJST VAN SCHEIDSRECHTERS (ARTIKEL 85, LID 1, VAN DE OVEREENKOMST)
Door Centraal-Afrika (Kameroen) voorgedragen scheidsrechters:
|
Mevr. Mildred Alugu BEJUKA — Kameroen |
|
Dhr. Jean Michel MBOCK BIUMLA — Kameroen |
|
Dhr. Henri-Désiré MODI KOKO BEBEY — Kameroen |
|
Dhr. David NYAMSI — Kameroen |
|
Dhr. Sadjo OUSMANOU — Kameroen |
Door de EU voorgedragen scheidsrechters:
|
Dhr. Jacques BOURGEOIS — België |
|
Dhr. Claus-Dieter EHLERMANN — Duitsland |
|
Dhr. Pieter Jan KUIJPER — Nederland |
|
Dhr. Giorgio SACERDOTI — Italië |
|
Dhr. Ramon TORRENT — Spanje |
Gezamenlijk door de beide partijen voorgedragen scheidsrechters:
|
Dhr. Thomas COTTIER — Zwitserland |
|
Dhr. Fabien GÉLINAS — Canada |
|
Mevr. Merit E. JANOW — Verenigde Staten |
|
Mevr. Anna KOUYATE — Mali |
|
Dhr. Helge SELAND — Noorwegen |
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/29 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1942 VAN DE COMMISSIE
van 22 november 2019
tot niet-goedkeuring van carbendazim als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoort 9
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Die lijst bevat carbendazim (EG‐nr.: 234‐232‐0; CAS‐nr.10605‐21‐7). |
(2) |
Carbendazim is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 9 (conserveringsmiddelen voor vezels, leer, rubber en gepolymeriseerde materialen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), hetgeen overeenstemt met productsoort 9 zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
De beoordelende bevoegde autoriteit van Duitsland heeft het beoordelingsrapport en haar conclusies op 2 augustus 2013 bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 27 februari 2019 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (4) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens dat advies kan van biociden van productsoort 9 die carbendazim bevatten, niet worden verwacht dat zij voldoen aan de criteria van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012, aangezien uit de beoordeelde milieuscenario’s onaanvaardbare risico’s voor het milieu zijn gebleken en geen veilig gebruik kon worden vastgesteld. |
(6) |
Rekening houdend met het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen mag carbendazim niet worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van productsoort 9, aangezien niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Carbendazim (EG‐nr.: 234‐232‐0; CAS‐nr.: 10605‐21‐7) wordt niet goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 9.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 22 november 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Comité voor biociden (BPC): advies over de aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof carbendazim, productsoort: 9, ECHA/BPC/218/2019, aangenomen op 27 februari 2019.
REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/31 |
BESLUIT VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE AUTORITEIT VOOR EFFECTEN EN MARKTEN
van 1 oktober 2019
tot vaststelling van interne voorschriften betreffende de beperking van bepaalde rechten van betrokkenen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van het functioneren van ESMA
De raad van bestuur
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (1), en in het bijzonder artikel 25,
Gezien Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG (2) van de Commissie, die verder kunnen worden gewijzigd, ingetrokken of vervangen, en in het bijzonder artikel 71,
Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) van 20 juni 2019 en de leidraad van de EDPS voor artikel 25 van de nieuwe verordening en de interne voorschriften,
Na raadpleging van het personeelscomité,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
ESMA verricht haar activiteiten in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010 (de “ESMA-verordening” en “ESMA”), die verder kunnen worden gewijzigd, ingetrokken of vervangen. |
(2) |
ESMA verwerkt verschillende categorieën van persoonsgegevens, omvattende “objectieve” gegevens (zoals identificatiegegevens, contactgegevens, professionele gegevens, administratieve gegevens, gegevens uit specifieke bronnen, elektronische communicatie en verkeersgegevens) en/of “subjectieve” gegevens (die verband houden met de zaak, zoals bewijsvoering, gedragsgegevens, gegevens over de aanpak en gegevens met betrekking tot of naar voren gebracht in verband met het onderwerp van de procedure of activiteit). |
(3) |
ESMA, vertegenwoordigd door haar uitvoerend directeur, treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke, ongeacht een verder delegeren van deze rol binnen de organisatie, voor de operationele specifieke verwerking van persoonsgegevens. |
(4) |
De persoonsgegevens worden veilig opgeslagen in een elektronische omgeving of op papier waarmee ongeoorloofde toegang of overdracht van gegevens aan personen zonder noodzaak van kennisneming wordt voorkomen. De verwerkte persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk en passend voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt gedurende de periode die is gespecificeerd in de aantekeningen en privacyverklaringen van ESMA. |
(5) |
Bij de uitoefening van haar taken is ESMA gehouden om, voor zover mogelijk, de grondrechten van de betrokkenen te respecteren, in het bijzonder het recht op informatieverstrekking, toegang en rectificatie, het recht om te wissen, de beperking van verwerking, het recht van mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene of vertrouwelijkheid van communicatie zoals verankerd in Verordening (EU) 2018/1725. |
(6) |
ESMA kan echter worden verplicht de informatie aan betrokkenen of rechten van andere betrokkenen te beperken om, in het bijzonder de vertrouwelijkheid en de doeltreffendheid van haar eigen onderzoeken, de onderzoeken en procedures van andere overheidsinstanties te beschermen, evenals de rechten van andere personen in verband met haar onderzoeken of andere procedures. |
(7) |
In het kader van haar administratieve werking kan ESMA een aantal onderzoeken uitvoeren, zoals administratieve enquêtes, tuchtprocedures, voorbereidende activiteiten in verband met financiële fraude, onderzoeken in verband met klokkenluiden of intimidatie, interne audits, gegevensbescherming of ethische onderzoeken, ICT-onderzoeken, informatiebeveiligingsonderzoeken en activiteiten in verband met beveiligingsrisico’s en het beheer van incidenten. Daarnaast verricht ESMA voor de uitvoering van haar taken onderzoeken in verband met haar directe toezicht- of handhavingstaken en kan zij onderzoeken naar mogelijke inbreuken op het Unierecht verrichten, alsook enquêtes naar een bepaald type financiële activiteit of soort product of gedraging om mogelijke bedreigingen voor de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële systeem te beoordelen. |
(8) |
De interne voorschriften zijn van toepassing op alle verwerkingen die door ESMA bij de uitvoering van bovengenoemde onderzoeken worden verricht. Zij zijn ook van toepassing op verwerkingshandelingen voorafgaand aan het instellen van bovengenoemde onderzoeken, tijdens deze onderzoeken en tijdens het toezicht op de follow-up van deze onderzoeken. Ze moeten ook de bijstand, coördinatie en/of samenwerking omvatten waarom ESMA door de nationale autoriteiten en internationale organisaties in het kader van hun eigen administratieve onderzoeken heeft verzocht. |
(9) |
Alvorens gebruik te maken van de beperkingen waarin deze interne voorschriften voorzien, moet ESMA nagaan of een van de in Verordening (EU) 2018/1725 vastgestelde vrijstellingen van toepassing is. In de gevallen waarop beperkingen op deze interne voorschriften van toepassing zijn, moet ESMA uitleggen waarom ze strikt noodzakelijk zijn en een evenredige maatregel zijn in een democratische samenleving en de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laten. |
(10) |
ESMA dient te controleren of de voorwaarden die de beperking rechtvaardigen, blijven gelden en de beperking op te heffen zodra dit niet langer het geval is. |
(11) |
De verwerkingsverantwoordelijke dient de functionaris voor gegevensbescherming in te lichten wanneer hij de uitoefening van de rechten van bepaalde betrokkenen op grond van dit besluit beperkt, wanneer die beperking wordt verlengd en de beperking wordt opgeheven, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Dit besluit bevat interne voorschriften betreffende de voorwaarden waaronder ESMA in het kader van de in de paragrafen 2 tot en met 5 beschreven activiteiten de toepassing kan beperken van de in de artikelen 14 tot en met 21, en artikel 35 vervatte rechten, alsmede van artikel 4, in overeenstemming met artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725. Deze beperkingen laten de vrijstellingen van de rechten van betrokkenen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 onverlet.
2. In het kader van de administratieve werking van ESMA zijn de in lid 1 van dit artikel bedoelde beperkingen van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door ESMA met het oog op:
a) |
administratieve enquêtes en tuchtprocedures; |
b) |
verwerking van onregelmatigheden in overleg met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF); |
c) |
verwerking van klokkenluiderszaken, (formele en informele) intimidatie en interne en externe klachten; |
d) |
interne audits, gegevensbescherming of ethische onderzoeken; |
e) |
ICT-onderzoeken, informatiebeveiligingsonderzoeken en activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van beveiligingsrisico’s en het beheer van incidenten, die intern of met externe betrokkenheid worden behandeld. |
3. In het kader van de uitvoering van de taakopdrachten van ESMA, zijn de in lid 1 van dit artikel bedoelde beperkingen van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door ESMA met het oog op:
a) |
onderzoeken betreffende de directe toezicht- en handhavingstaken van ESMA; |
b) |
onderzoeken naar mogelijke inbreuken op het Unierecht uit hoofde van artikel 17 van de ESMA-verordening, en |
c) |
enquêtes naar een bepaalde soort financiële activiteit, product of gedrag om mogelijke bedreigingen voor de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel te beoordelen overeenkomstig artikel 22 van de ESMA-verordening. |
4. Bovendien zijn deze beperkingen van toepassing op de bijstand, coördinatie en/of samenwerking die ESMA verleent aan nationale effecten- en marktautoriteiten, met inbegrip van autoriteiten van derde landen, en aan internationale organisaties in het kader van de onderzoeken die voor de uitvoering van hun wettelijke taken worden verricht.
5. De in lid 1 van dit artikel bedoelde beperkingen gelden ook voor verwerkingen voorafgaand aan de opening van onderzoeken of andere administratieve enquêtes als bedoeld in de leden 2 tot en met 4 hierboven, tijdens deze onderzoeken en tijdens het toezicht op de follow-up van deze onderzoeken.
6. Dit besluit is van toepassing op alle categorieën van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de in de leden 2 tot en met 5 beschreven activiteiten.
7. Onder voorbehoud van de voorwaarden van dit besluit kunnen de beperkingen van toepassing zijn op de volgende rechten: informatieverstrekking aan betrokkenen, recht van toegang, rectificatie, uitwissing, beperking van de verwerking, mededeling van een inbreuk in verband met de persoonsgegevens aan de betrokkene.
Artikel 2
Verwerkingsverantwoordelijke van de onderzoeken en toepasselijke waarborgen
1. De bestaande waarborgen ter voorkoming van inbreuken op persoonsgegevens, lekken of ongeoorloofde bekendmaking in het kader van de in artikel 1 bedoelde onderzoeken zijn:
a) |
papieren documenten worden bewaard in beveiligde kasten en zijn alleen toegankelijk voor bevoegd personeel; |
b) |
alle elektronische gegevens worden beheerd met de goedgekeurde apparatuur, informatiesystemen, toepassingen en opslagmedia van ESMA.De applicaties voor het documentenbeheer van ESMA worden gebruikt om de elektronische gegevens van ESMA te organiseren, te vinden, te delen, in stand te houden en te beschermen.Het personeel van ESMA mag alleen op basis van need-to-know toegang krijgen tot elektronische gegevens; |
c) |
Alle personen die toegang hebben tot de gegevens zijn gebonden door geheimhoudingsplicht. |
2. De verantwoordelijke voor de verwerkingsactiviteiten is ESMA, vertegenwoordigd door haar uitvoerend directeur, die deze verantwoordelijkheid kan delegeren.Betrokkenen worden geïnformeerd over de gedelegeerde verantwoordelijke door middel van gegevensbeschermingsaantekeningen die op de website van ESMA worden gepubliceerd.
3. De verwerkte persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk en passend is voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt. De bewaringstermijn wordt gespecificeerd in de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevensbeschermingsaantekeningen en privacyverklaringen.
4. Wanneer ESMA overweegt een beperking in te stellen, wordt het risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkene in het bijzonder afgewogen tegen het risico voor de rechten en vrijheden van andere betrokkenen en het risico van teloorgang van het effect van de onderzoeken of procedures van ESMA, bijvoorbeeld door het vernietigen van bewijsmateriaal. De risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkene hebben voornamelijk betrekking op, maar zijn niet beperkt tot, reputatieschade en het recht zich te verdedigen en gehoord te worden.
Artikel 3
Beperkingen
1. ESMA zal iedere beperking uitsluitend toepassen om het volgende te waarborgen:
a) |
het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en het voorkomen van bedreigingen voor de openbare veiligheid; |
b) |
andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Unie of van een lidstaat, met name de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie of een belangrijk economisch of financieel belang van de Unie of van een lidstaat, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid; |
c) |
de interne veiligheid van de instellingen en organen van de Unie, met inbegrip van die van hun elektronische communicatienetwerken; |
d) |
het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen; |
e) |
taken op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die permanent of incidenteel verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag in de gevallen als bedoeld onder a) en b); |
f) |
de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen. |
2. Als een specifieke toepassing van de in lid 1 beschreven doeleinden, kan ESMA beperkingen opleggen met betrekking tot persoonsgegevens die worden uitgewisseld met de diensten van de Commissie of andere instellingen, organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten van lidstaten of derde landen of internationale organisaties, in de volgende situaties:
a) |
wanneer de uitoefening van deze rechten en verplichtingen kan worden beperkt door diensten van de Commissie of andere instellingen, organen en instanties van de Unie op grond van andere handelingen als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 of overeenkomstig hoofdstuk IX van genoemde verordening of in de oprichtingsakten van andere instellingen, organen en instanties van de Unie; |
b) |
wanneer de uitoefening van die rechten en verplichtingen kan worden beperkt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op basis van handelingen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (3), of krachtens nationale maatregelen ter omzetting van artikel 13, lid 3, artikel 15, lid 3 of artikel 16, lid 3 van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (4); |
c) |
wanneer de uitoefening van die rechten en verplichtingen de samenwerking van ESMA met derde landen of internationale organisaties bij de uitvoering van haar taken of de taken van het derde land of de internationale organisaties in gevaar kan brengen. Alvorens beperkingen op te leggen in de omstandigheden als bedoeld in de eerste alinea, onder a) en b), raadpleegt ESMA de desbetreffende diensten van de Commissie, instellingen, organen of instanties van de Unie of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, tenzij het haar duidelijk is dat de toepassing van een beperking is geboden door een van de in die punten genoemde handelingen. |
3. Elke beperking is noodzakelijk en evenredig, waarbij rekening wordt gehouden met de risico’s voor de rechten en vrijheden van betrokkenen, en de essentie van de fundamentele rechten en vrijheden in een democratische samenleving in acht wordt genomen.
4. Als de toepassing van een beperking wordt overwogen, wordt een noodzakelijkheids- en evenredigheidsonderzoek verricht op basis van onderhavige voorschriften. Ieder geval wordt voor verantwoordingsdoeleinden gedocumenteerd in een interne beoordelingsnota.
5. Beperkingen worden opgeheven zodra de omstandigheden die deze rechtvaardigen niet meer van toepassing zijn. Dit geldt in het bijzonder wanneer wordt geoordeeld dat de uitoefening van het beperkte recht niet langer het effect van de opgelegde beperking zou opheffen of de rechten of vrijheden van andere betrokkenen zou schaden.
Artikel 4
Beoordeling door de functionaris voor gegevensbescherming
1. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de functionaris voor gegevensbescherming (“de DPO”) onverwijld wanneer de verwerkingsverantwoordelijke de toepassing van rechten van betrokkenen beperkt of de beperking verlengt overeenkomstig dit besluit. De verwerkingsverantwoordelijke geeft de DPO toegang tot de beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van de beperking en legt daarbij ook de datum vast waarop de DPO werd geïnformeerd.
2. De DPO kan de verwerkingsverantwoordelijke schriftelijk verzoeken de toepassing van de beperkingen opnieuw te beoordelen. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de DPO schriftelijk over de uitkomst van de gevraagde beoordeling.
3. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de DPO wanneer de beperking is opgeheven.
4. De verantwoordelijke voor de verwerking legt de betrokkenheid van de functionaris voor gegevensbescherming vast in de verschillende fasen van het proces, te beginnen met de datum waarop de functionaris voor gegevensbescherming is geïnformeerd.
5. De interne nota, en, indien van toepassing, de onderliggende feitelijke en juridische elementen worden op verzoek ter beschikking gesteld van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
Artikel 5
Verstrekking van informatie aan betrokkene
1. ESMA maakt op haar website aantekeningen van gegevensbescherming bekend die alle betrokkenen in kennis stellen van haar verwerkingen van persoonsgegevens, met inbegrip van informatie over de mogelijke beperking van de rechten van betrokkenen.
2. ESMA informeert alle betrokkenen die bij het onderzoek of de enquête betrokken zijn onverwijld en in schriftelijke vorm van de gegevensbeschermingsaantekeningen van de specifieke verwerkingen.
3. In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden mag ESMA de verstrekking van informatie aan de in lid 2 bedoelde betrokkenen geheel of gedeeltelijk beperken. In dat geval legt zij in een interne nota de redenen voor de beperking vast, de rechtsgrond overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, met inbegrip van een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de beperking.
4. De in lid 3 bedoelde beperking blijft van toepassing zolang de redenen die deze rechtvaardigen geldig zijn.
Wanneer de redenen voor de beperking niet langer van toepassing zijn, stelt ESMA de betrokkene in kennis van het desbetreffende gegevensbeschermingsniveau en de voornaamste redenen voor de beperking. Deze kennisgeving kan worden gecombineerd met een uitnodiging tot indiening van de bevindingen van het onderzoek of de lopende enquête, in het kader van de uitoefening van de rechten van verdediging van de betrokkene. Tegelijkertijd informeert ESMA de betrokkene over het recht om op elk moment een klacht bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in te dienen of om een beroep in rechte bij het Hof van Justitie van de Europese Unie te doen.
ESMA herziet de toepassing van de beperking iedere zes maanden na vaststelling en bij de afsluiting van de enquête of het onderzoek in kwestie.
Artikel 6
Recht van toegang door betrokkene
1. Naar aanleiding van een verzoek van betrokkene kan ESMA zijn of haar recht om bevestiging te verkrijgen of ESMA al dan niet hem of haar betreffende persoonsgegevens verwerkt in het kader van een onderzoek of enquête als bedoeld in artikel 1 van dit besluit, en wanneer dit het geval is, het recht toegang te krijgen tot deze gegevens en andere informatie als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1725, geheel of gedeeltelijk beperken.
2. Wanneer ESMA het recht van toegang beperkt, stelt zij de betrokkene in haar antwoord op de hoogte van de opgelegde beperking, van de belangrijkste redenen daarvoor, en van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of om eenberoep in rechte te doen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
3. De verstrekking van de onder lid 2 bedoelde informatie kan worden opgeschort, achterwege gelaten of geweigerd als daardoor het effect van de beperking overeenkomstig artikel 25, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725 verloren zou gaan. Wanneer dit het geval is, legt ESMA in een interne beoordelingsnota de redenen voor de beperking vast, alsmede een beoordeling van de noodzaak, de evenredigheid van de beperking en de duur ervan.
4. ESMA herziet de toepassing van de beperking iedere zes maanden na vaststelling en bij de afsluiting van de enquête of het onderzoek in kwestie.
Artikel 7
Recht op rectificatie, uitwissing en beperking van verwerking
1. Naar aanleiding van een verzoek van betrokkene kan ESMA in het kader van een onderzoek of enquête als bedoeld in artikel 1 van dit besluit zijn of haar recht op rectificatie van hem of haar betreffende persoonsgegevens, op uitwissing of op beperking van de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens overeenkomstig de artikelen 18, 19 en 20 van Verordening (EU) 2018/1725 geheel of gedeeltelijk beperken.
2. Wanneer ESMA de toepassing van het recht op rectificatie, uitwissing of beperking van de bovengenoemde verwerking beperkt, neemt zij de in artikel 6, leden 2 en 3 van dit besluit genoemde stappen.
3. ESMA herziet de toepassing van de beperking iedere zes maanden na vaststelling en bij de afsluiting van de enquête of het onderzoek in kwestie.
Artikel 8
Mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene
1. ESMA deelt de betrokkene in kwestie onverwijld een inbreuk in verband met persoonsgegevens mee wanneer deze waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1725.
2. In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden kan ESMA de verstrekking van informatie aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde betrokkenen geheel of gedeeltelijk beperken. In dat geval legt zij in een interne nota de redenen voor de beperking vast, de rechtsgrond overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, met inbegrip van een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de beperking.
3. De in lid 2 bedoelde beperking blijft van toepassing zolang de redenen die deze rechtvaardigen geldig zijn.
Indien de redenen voor de beperking niet langer van toepassing zijn, deelt ESMA de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene in kwestie mee en stelt zij de betrokkene in kennis van de voornaamste redenen voor de beperking. Tegelijkertijd informeert ESMA de betrokkene over het recht om op elk moment een klacht bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in te dienen of om een beroep in rechte bij het Hof van Justitie van de Europese Unie te doen.
ESMA herziet de toepassing van de beperking iedere zes maanden na vaststelling en bij de afsluiting van de enquête of het onderzoek in kwestie.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Opgesteld te Helsinki, 1 oktober 2019.
Voor de raad van bestuur
Steven MAIJOOR
De voorzitter
(1) PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.
(2) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.
(3) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(4) Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
Rectificaties
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/37 |
Rectificatie van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (de Imsoc-verordening)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 261 van 14 oktober 2019 )
Bladzijden 87–93 worden als volgt gelezen:
Afdeling C
GGB-PP
(voor planten, plantaardige producten en andere materialen als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625
Afdeling D
GGB-D
(voor diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2017/625
25.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 303/45 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU
(Publicatieblad van de Europese Unie L 139I van 27 mei 2019)
Bladzijde 17, bijlage, punt 4.2.1.1, onder (1), onder c):
in plaats van:
“dat treinen klaar maakt voor vertrek.”,
lezen:
“dat treinen voorbereidt.”.
Bladzijde 21, punt 4.2.2.1.3, tweede zin:
in plaats van:
“Enkel op de achterkant van de laatste wagon van de trein moet een sluitsein aanwezig zijn.”,
lezen:
“Het sluitsein wordt enkel aangebracht op de achterkant van het laatste voertuig van de trein.”.
Bladzijde 23, punt 4.2.2.5.1, onder A, laatste streepje:
in plaats van:
“het klaar maken van de trein voor vertrek waarborgt dat de trein correct is samengesteld en volledig is.”,
lezen:
“de treinvoorbereiding waarborgt dat de trein correct is samengesteld en volledig is.”.
Bladzijde 37, punt 4.6.3.2, voorlaatste alinea, eerste zin:
in plaats van:
“De elementen die in aanmerking moeten worden genomen ten aanzien van het “treinbegeleidingspersoneel” en het “personeel dat de treinen klaar maakt voor vertrek”, zijn respectievelijk opgenomen in de aanhangsels F en G.”,
lezen:
“De elementen die in aanmerking moeten worden genomen ten aanzien van het “treinbegeleidingspersoneel” en het “personeel dat de treinen voorbereidt”, zijn respectievelijk opgenomen in de aanhangsels F en G.”.
Bladzijde 78, Aanhangsel G, titel:
in plaats van:
“Minimumeisen inzake de beroepskwalificaties van het personeel dat de treinen klaar maakt voor vertrek”,
lezen:
“Minimumeisen inzake de beroepskwalificaties van het personeel dat de treinen voorbereidt”.
Bladzijde 78, Aanhangsel G, punt 1, onder a):
in plaats van:
“Dit aanhangsel moet worden gelezen in samenhang met punt 4.6 en bevat een lijst van eisen die worden geacht van toepassing te zijn op het klaar maken van treinen voor vertrek op het net.”,
lezen:
“Dit aanhangsel moet worden gelezen in samenhang met punt 4.6 en bevat een lijst van eisen die worden geacht van toepassing te zijn op de treinvoorbereiding.”.
Bladzijde 79, Aanhangsel G, punt 3, onder a):
in plaats van:
“toepassing van voorschriften met betrekking tot treinsamenstelling, remming, lading e.d. bij het klaar maken van treinen voor vertrek;”,
lezen:
“toepassing van voorschriften met betrekking tot treinsamenstelling, remming, lading e.d. om te garanderen dat de trein bedrijfsklaar is;”.
Bladzijde 79, Aanhangsel G, punt 3, onder f):
in plaats van:
“het klaar maken van treinen voor vertrek bij gestoord bedrijf;”,
lezen:
“exploitatie bij gestoord bedrijf, in het bijzonder wanneer dit de voorbereiding van de trein aantast;”.
Bladzijde 85, Aanhangsel J, tabel, definitie van het begrip “veiligheidskritieke taak”:
in plaats van:
“Taak die wordt uitgevoerd door het met de treinbesturing of treindienstleiding belaste personeel, en die de veiligheid van de spoorwegen in gevaar kan brengen”,
lezen:
“Taak van het personeel wanneer zij controle hebben over of invloed uitoefenen op de beweging van een trein en die de spoorveiligheid in het gedrang kan brengen”.
Bladzijde 86, Aanhangsel J, tabel, definitie van het begrip “treinvoorbereiding”:
in plaats van:
“Werkzaamheden waarmee wordt verzekerd dat een trein klaar is voor vertrek, dat de treinapparatuur zich in een correcte toestand bevindt en dat de treinsamenstelling is afgestemd op de toegekende route(s). Deze omvatten tevens technische inspecties voordat de trein vertrekt”,
lezen:
“Werkzaamheden waarmee wordt verzekerd dat een trein voldoet aan de voorwaarden om de dienst aan te vangen, dat de treinapparatuur zich in een correcte toestand bevindt en dat de treinsamenstelling is afgestemd op de toegekende route(s). Deze omvatten tevens technische inspecties voordat de trein de dienst aanvangt”.