ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1844 VAN DE COMMISSIE
van 22 oktober 2019
tot verlening van toelating van de Unie voor de biocidefamilie “BPF_Iodine_VET”
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 7 augustus 2015 heeft Applied Biocide GmbH overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag ingediend voor de toelating van een biocidefamilie met als naam “BPF_Iodine_VET”, behorende tot productsoort 3 als omschreven in bijlage V bij die verordening, tezamen met de schriftelijke bevestiging dat de bevoegde autoriteit van Oostenrijk ermee heeft ingestemd de aanvraag te beoordelen. De aanvraag is in het biocidenregister geregistreerd onder zaaknummer BC-XJ019074-33. |
(2) |
“BPF_Iodine_VET” bevat jood als werkzame stof; die stof is opgenomen in de Unielijst van goedgekeurde werkzame stoffen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012. Rekening houdend met de intrinsieke eigenschappen van de werkzame stof en de wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen als vastgesteld in haar Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 (2), zal de Commissie overwegen of het nodig is om de goedkeuring van jood, met inbegrip van polyvinylpyrrolidonjood, overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 528/2012 te herzien. Afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek zal de Commissie vervolgens nagaan of de toelatingen van de Unie voor producten die de werkzame stof bevatten overeenkomstig artikel 48 van Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten worden herzien. |
(3) |
Op 22 augustus 2018 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een beoordelingsrapport en de conclusies van haar beoordeling bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) ingediend. |
(4) |
Op 4 april 2019 heeft het agentschap bij de Commissie een advies (3) ingediend, dat in overeenstemming met artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide voor “BPF_Iodine_VET” en het definitieve beoordelingsrapport betreffende de biocidefamilie bevat. In het advies wordt geconcludeerd dat “BPF_Iodine_VET” een biocidefamilie is als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder s), van Verordening (EU) nr. 528/2012, dat de biocidefamilie in aanmerking komt voor een toelating van de Unie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van die verordening en dat de biocidefamilie, onder voorbehoud van overeenstemming met de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide, voldoet aan de in artikel 19, leden 1 en 6, van die verordening gestelde voorwaarden. |
(5) |
Op 4 juni 2019 heeft het agentschap overeenkomstig artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen. |
(6) |
De Commissie sluit zich aan bij het advies van het agentschap en acht het daarom passend om voor “BPF_Iodine_VET” een toelating van de Unie te verlenen. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan Applied Biocide GmbH wordt een toelating van de Unie met toelatingsnummer EU-0020540-0000 verleend voor het op de markt aanbieden en het gebruik van de biocidefamilie “BPF_Iodine_VET”, overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde samenvatting van de productkenmerken van het biocide.
De toelating van de Unie is geldig van 25 november 2019 tot en met 31 oktober 2029.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 oktober 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 van de Commissie van 4 september 2017 tot vaststelling van wetenschappelijke criteria voor het identificeren van hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 301 van 17.11.2017, blz. 1).
(3) Advies van het agentschap van 27 februari 2019 over de toelating van de Unie voor “BPF_Iodine_VET” (ECHA/BPC/219/2019).
BIJLAGE
Samenvatting van de productkenmerken van een biocide familie
BPF_Iodine_VET
Productsoort 3 — Dierhygiëne (Desinfecteermiddelen)
Toelatingsnummer: EU-0020540-0000
Toelatingsnummer in R4BP: EU-0020540-0000
DEEL I
EERSTE INFORMATIENIVEAU
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
1.1. Familienaam
Naam |
BPF_Iodine_VET |
1.2. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
1.3. Toelatingshouder
Naam en adres van de toelatingshouder |
Naam |
Applied Biocide GmbH |
Adres |
Sprl 31, Rue Jules Melotte, 4350, Remicourt, België |
|
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0000 |
|
Toelatingsnummer in R4BP |
EU-0020540-0000 |
|
Toelatingsdatum |
25 november 2019 |
|
Vervaldatum |
31 oktober 2029 |
1.4. Fabrikant(en) van de biociden
Naam van de fabrikant |
Ewabo Chemikalien GmbH & Co KG |
Adres van de fabrikant |
Kolpingstrasse 4, 49835 Wietmarschen Duitsland |
Productielocatie |
Kolpingstrasse 4, 49835 Wietmarschen Duitsland |
Naam van de fabrikant |
FINK TEC GmbH |
Adres van de fabrikant |
Oberster Kamp 23, 59069 Hamm Duitsland |
Productielocatie |
Oberster Kamp 23, 59069 Hamm Duitsland |
Naam van de fabrikant |
IRCASERVICE |
Adres van de fabrikant |
S.S. Cremasca 591 no. 10, 24040 Fornovo S. Giovanni (BG) Italië |
Productielocatie |
S.S. Cremasca 591 no. 10, 24040 Fornovo S. Giovanni (BG) Italië |
Naam van de fabrikant |
Laboratorios Maymo SA. |
Adres van de fabrikant |
Via Augusta, 302, 08017 Barcelona Spanje |
Productielocatie |
Via Augusta, 302, 08017 Barcelona Spanje |
1.5. Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)
Werkzame stof |
Jood |
Naam van de fabrikant |
Cosayach SA Compania de Salitre y Yodo |
Adres van de fabrikant |
Amunátegui 178, 7th Floor, 8320000 Santiago Chili |
Productielocatie |
S.C.M. Cosayach Cala Cala, 1180000 Pozo Almonte Chile Chili |
Werkzame stof |
Jood |
Naam van de fabrikant |
ACF Minera S.A. |
Adres van de fabrikant |
San Martin 499, 1100000 Iquique Chili |
Productielocatie |
Lagunas mine, 1180000 Pozo Almonte Chili |
Werkzame stof |
Jood |
Naam van de fabrikant |
Sociedad Quimica y Minera SA. |
Adres van de fabrikant |
Los Militares 4290, 7550000 Las Condes Chili |
Productielocatie |
Nueva Victoria, 1180000 Pozo Almonte Chili Pedro de Valdivia, 1240000 Antofagasta Chili |
2. SAMENSTELLING EN FORMULERING VAN DE BIOCIDEFAMILIE
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de familie
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
01 |
3,0 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,0 |
10,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
31,8 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
31,8 |
2.2. Soort(en) formulering
Formulering(en) |
meta SPC 1-5: AL — andere vloeistoffen meta SPC 6-8: SL — oplosbaar concentraat |
DEEL II
TWEEDE INFORMATIENIVEAU — META-SPC(“s)
Meta-SPC 1
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 1
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 1
Identificatiecode |
Meta SPC 1 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-1 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 1
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 1
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,15 |
0,15 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,0 |
0,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
0,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 1
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 1
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. In corrosiebestendige houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren. |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 1
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 1
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiëne — veeteelt — speendesinfectie — professioneel — binnen — sprayen (na het melken)
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
||||
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
||||
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten |
||||
Toepassingsgebied |
Binnen |
||||
Toepassingsmethode(n) |
sprayen Gebruiksklaar desinfectiemiddel (niet-medisch), toe te passen door handmatig of automatisch te sprayen op spenen van koeien, na het melken. |
||||
Dosering(en) en frequentie |
Gebruik 10 tot 15 ml product per koe per keer. — Dit is een gebruiksklare oplossing. Niet verdunnen voor gebruik. Toepassingsfrequentie: Tijdens de lactatieperiode:
Tijdens droogstand: 1 maal per dag toepassen |
||||
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
||||
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop is gemaakt van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking: HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Zie 5.1
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie 5.2
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie 5.3
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie 5.4
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie 5.5
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1) VAN DE META-SPC 1
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Het product moet vóór gebruik altijd op een temperatuur van boven de 20 °C worden gebracht.
Het gebruik van een doseerpomp voor het vullen van het product in de toepassingsapparatuur wordt aanbevolen.
Spray direct nadat een koe is gemolken het hele oppervlak van elke speen in met de oplossing. Laat het product zitten tot de volgende melkbeurt. De spenen niet onmiddellijk na desinfectie reinigen.
Houd de koe op haar poten totdat het product is opgedroogd (ten minste 5 minuten).
Het product kan worden aangebracht door middel van handmatig sprayen of met behulp van een automatische spenen sprayer.
De spenen moeten vóór de volgende melkbeurt worden gereinigd, bij voorkeur met één nieuwe, natte doek per koe.
De toepassingsfrequentie mag niet meer zijn dan twee maal per koe per dag in geval van handmatig opbrengen en niet meer dan driemaal per koe per dag in geval van opbrengen met een automatische spenensprayer (na het melken).
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
Draag beschermende, chemicaliënbestendige handschoenen, een gecoate overall en laarzen tijdens het hanteren van het product en de toepassingsfase (het materiaal wordt in de productinformatie aangegeven door de toelatingshouder).
Indien een combinatie van ontsmetting vóór en na het melken nodig is, moet u het gebruik van een ander product dat geen jodium bevat overwegen voor het ontsmetten vóór het melken.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: De huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van het milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van individuele afvalwaterzuiveringsinstallaties, moeten mogelijke residuen die het product bevatten worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Gebruikt product mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product bij kamertemperatuur, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd de verpakking goed gesloten.
Houdbaarheid: twaalf maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
Geen verdere informatie
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 1
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
FINK — Io Spray 15 FINK — Euter-DIP PVP-S FINK Pattedyp PVP IOSpray 15 PVP |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0001 1-1 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,15 |
Meta-SPC 2
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 2
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 2
Identificatiecode |
Meta SPC 2 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-2 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 2
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 2
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,3 |
0,5 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,0 |
0,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
0,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 2
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 2
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. Voorkom lozing in het milieu. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. In corrosiebestendige houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren. naar |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 2
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 2
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiëne — veeteelt — speendesinfectie — professioneel — binnen — sprayen (na het melken)
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
||||
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
||||
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten |
||||
Toepassingsgebied |
Binnen |
||||
Toepassingsmethode(n) |
sprayen Gebruiksklaar desinfectiemiddel (niet-medisch), toe te passen door handmatig of automatisch te sprayen op spenen van koeien, na het melken. |
||||
Dosering(en) en frequentie |
Gebruik 10 tot 15 ml product per koe per keer. — Dit is een gebruiksklare oplossing. Niet verdunnen voor gebruik. Toepassingsfrequentie: Tijdens de lactatieperiode:
Tijdens droogstand: 1 maal per dag toepassen |
||||
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
||||
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop is gemaakt van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking: HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Zie 5.1
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie 5.2
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie 5.3
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie 5.4
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie 5.5
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (2) VAN DE META-SPC 2
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Het product moet vóór gebruik altijd op een temperatuur van boven de 20 °C worden gebracht.
Het gebruik van een doseerpomp voor het vullen van het product in de toepassingsapparatuur wordt aanbevolen.
Spray direct nadat een koe is gemolken het hele oppervlak van elke speen in met de oplossing. Laat het product zitten tot de volgende melkbeurt. De spenen mogen niet onmiddellijk na desinfectie worden gereinigd.
Houd de koe op haar poten totdat het product is opgedroogd (ten minste 5 minuten).
Het product kan worden aangebracht door middel van handmatig sprayen of met behulp van een automatische spenensprayer.
De spenen moeten vóór de volgende melkbeurt worden gereinigd, bij voorkeur met één nieuwe, natte doek per koe.
De toepassingsfrequentie mag niet meer zijn dan twee maal per koe per dag in geval van handmatig opbrengen en niet meer dan driemaal per koe per dag in geval van opbrengen met een automatische spenensprayer (na het melken).
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
Draag beschermende, chemicaliënbestendige handschoenen, een gecoate overall en laarzen tijdens het hanteren van het product en de toepassingsfase (het materiaal wordt in de productinformatie aangegeven door de toelatingshouder).
Indien een combinatie van ontsmetting vóór en na het melken nodig is, moet u het gebruik van een ander product dat geen jodium bevat overwegen voor het ontsmetten vóór het melken.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: De huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van het milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie, moeten mogelijke residuen die het product bevatten worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Gebruikt product mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product bij kamertemperatuur, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd de verpakking goed gesloten.
Houdbaarheid: twaalf maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
De P501-zin zoals weergegeven op deze samenvatting van de productkenmerken, bevat enkele fouten die niet aangepast kunnen worden. De correcte weergave is de volgende: P501 — Inhoud/verpakking afvoeren in overeenstemming met de geldende nationale/regionale regelgeving.
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 2
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
Fink Io Spray — 30 ST-Io Spray DESINTEC MH Iodine S DESINTEC MH Raidip plus Iodine Spray 3000 Iodine Spray |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0002 1-2 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,3 |
7.2. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
Fink — Io Spray 50 DESINTEC MH Raidip 5000 Iodine Spray 5000 |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0003 1-2 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0.5 |
Meta-SPC 3
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 3
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 3
Identificatiecode |
Meta SPC 3 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-3 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 3
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 3
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,5 |
0,5 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,0 |
0,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
0,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 3
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 3
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. Voorkom lozing in het milieu. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. In corrosiebestendige houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren. naar |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 3
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 3
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiëne — veeteelt — speendesinfectie — professioneel — binnen — sprayen (na het melken)
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
||||
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
||||
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten |
||||
Toepassingsgebied |
Binnen |
||||
Toepassingsmethode(n) |
Sprayen Gebruiksklaar desinfectiemiddel (niet-medisch), toe te passen door handmatig of automatisch te sprayen op spenen van koeien, na het melken. |
||||
Dosering(en) en frequentie |
Gebruik 10 tot 15 ml product per koe per keer. — Dit is een gebruiksklare oplossing. Niet verdunnen voor gebruik. Toepassingsfrequentie: Tijdens de lactatieperiode:
Tijdens droogstand: 1 maal per dag toepassen |
||||
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
||||
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop is gemaakt van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking: HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Zie 5.1
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie 5.2
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie 5.3
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie 5.4
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie 5.5
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (3) VAN DE META-SPC 3
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Het product moet vóór gebruik altijd op een temperatuur van boven de 20 °C worden gebracht.
Het gebruik van een doseerpomp voor het vullen van het product in de toepassingsapparatuur wordt aanbevolen.
Spray direct nadat een koe is gemolken het hele oppervlak van elke speen in met de oplossing. Laat het product zitten tot de volgende melkbeurt. De spenen mogen niet onmiddellijk na desinfectie worden gereinigd.
Houd de koe op haar poten totdat het product is opgedroogd (ten minste 5 minuten).
Het product kan worden opgebracht door middel van handmatig sprayen of met behulp van een automatische spenen sprayer.
De spenen moeten vóór de volgende melkbeurt worden gereinigd, bij voorkeur met één nieuwe, natte doek per koe.
De toepassingsfrequentie mag niet meer zijn dan twee maal per koe per dag in geval van handmatig opbrengen en niet meer dan driemaal per koe per dag in geval van opbrengen met een automatische spenen sprayer (na het melken).
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
Draag beschermende, chemicaliënbestendige handschoenen, een gecoate overall en laarzen tijdens het hanteren van het product en de toepassingsfase (het materiaal wordt in de productinformatie aangegeven door de toelatingshouder).
Indien een combinatie van ontsmetting vóór en na het melken nodig is, moet u het gebruik van een ander product dat geen jodium bevat overwegen voor het ontsmetten vóór het melken.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: De huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van het milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie, moeten mogelijke residuen die het product bevatten worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Gebruikt product mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product bij kamertemperatuur, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd de verpakking goed gesloten.
Houdbaarheid: twaalf maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
De P501-zin zoals weergegeven op deze samenvatting van de productkenmerken, bevat enkele fouten die niet aangepast kunnen worden. De correcte weergave is de volgende: P501 — Inhoud/verpakking afvoeren in overeenstemming met de geldende nationale/regionale regelgeving.
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 3
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
Fink — Io Spray 50 (Jodophor) Fink — Io Spray 50 (Iodophor) |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0004 1-3 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,5 |
Meta-SPC 4
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 4
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 4
Identificatiecode |
Meta SPC 4 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-4 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 4
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 4
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,1 |
0,15 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,0 |
0,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
0,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 4
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 4
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. In corrosiebestendige houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren. |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 4
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 4
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiëne — veeteelt — speendesinfectie — professioneel — binnen — dippen (na het melken)
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten |
Toepassingsgebied |
Binnen |
Toepassingsmethode(n) |
Open systeem: dippen Gebruiksklaar desinfectiemiddel (niet-medisch), toe te passen door handmatig spenen van koeien te dippen, na het melken. |
Dosering(en) en frequentie |
Gebruik 5 tot 10 ml product per koe — Dit is een gebruiksklare oplossing. Niet verdunnen voor gebruik. Toepassingsfrequentie: Tijdens de lactatieperiode: 2 maal per dag toepassen (na het melken) Tijdens droogstand: 1 maal per dag toepassen |
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Zie 5.1
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie 5.2
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie 5.3
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie 5.4
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie 5.5
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (4) VAN DE META-SPC 4
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Het product moet vóór gebruik altijd op een temperatuur van boven de 20 °C worden gebracht.
Het gebruik van een doseerpomp voor het vullen van het product in de toepassingsapparatuur wordt aanbevolen.
Vul een speen-dipbeker met 2/3 van het product. Dip, onmiddellijk nadat een koe is gemolken, elke speen handmatig in de oplossing. Zorg ervoor dat minstens tweederde van de speen, bij voorkeur de hele speen, in contact komt met de oplossing.
De spenen mogen niet onmiddellijk na desinfectie worden gereinigd. Laat het product zitten tot de volgende melkbeurt. Houd de koe op haar poten totdat het product is opgedroogd (ten minste 5 minuten).
Vul de beker indien nodig bij.
De speen-dipbekers moeten na het melken worden geleegd en vóór hergebruik worden gereinigd. De spenen moeten vóór de volgende melkbeurt worden gereinigd, bij voorkeur met één nieuwe, natte doek per koe.
De toepassingsfrequentie mag niet meer zijn dan twee maal per koe per dag (na het melken).
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
Indien een combinatie van ontsmetting vóór en na het melken nodig is, moet u het gebruik van een ander product dat geen jodium bevat overwegen voor het ontsmetten vóór het melken.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: De huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van het milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie, moeten mogelijke residuen die het product bevatten worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product bij kamertemperatuur, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd de verpakking goed gesloten.
Houdbaarheid: twaalf maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
Geen verdere informatie
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 4
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
FINK — Io Dip 10 IODip 10 PVP |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0005 1-4 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,1 |
7.2. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
FINK — Io Dip Protect DESINTEC MH Iodine Barrier TvP — Barrier Dip |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0006 1-4 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,15 |
Meta-SPC 5
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 5
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 5
Identificatiecode |
Meta SPC 5 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-5 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 5
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 5
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,3 |
0,45 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,35 |
0,4 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
0,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 5
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 5
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. Voorkom lozing in het milieu. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. In corrosiebestendige houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren. naar |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 5
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 5
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiëne — veeteelt — speendesinfectie — professioneel — binnen — dippen (na het melken)
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten |
Toepassingsgebied |
Binnen |
Toepassingsmethode(n) |
Open systeem: dippen Gebruiksklaar desinfectiemiddel (niet-medisch), toe te passen door handmatig spenen van koeien te dippen, na het melken. |
Dosering(en) en frequentie |
Gebruik 5 tot 10 ml product per koe per keer. — Dit is een gebruiksklare oplossing. Niet verdunnen voor gebruik. Toepassingsfrequentie: Tijdens de lactatieperiode: 2 maal per dag toepassen (na het melken) Tijdens droogstand: 1 maal per dag toepassen |
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Zie 5.1
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie 5.2
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie 5.3
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie 5.4
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie 5.5
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (5) VAN DE META-SPC 5
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Het product moet vóór gebruik altijd op een temperatuur van boven de 20 °C worden gebracht.
Het gebruik van een doseerpomp voor het vullen van het product in de toepassingsapparatuur wordt aanbevolen.
Vul een speen-dipbeker met 2/3 van het product. Dip, onmiddellijk nadat een koe is gemolken, elke speen handmatig in de oplossing. Zorg ervoor dat minstens 2/3 van de speen, bij voorkeur de hele speen, in contact komt met de oplossing.
De spenen mogen niet onmiddellijk na desinfectie worden gereinigd. Laat het product zitten tot de volgende melkbeurt.
Houd de koe op haar poten totdat het product is opgedroogd (ten minste 5 minuten).
Vul de beker indien nodig bij.
De speen-dipbekers moeten na het melken worden geleegd en vóór hergebruik worden gereinigd. De spenen moeten vóór de volgende melkbeurt worden gereinigd, bij voorkeur met één nieuwe, natte doek per koe.
De toepassingsfrequentie mag niet meer zijn dan twee maal per koe per dag (na het melken).
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
Indien een combinatie van ontsmetting vóór en na het melken nodig is, moet u het gebruik van een ander product dat geen jodium bevat overwegen voor het ontsmetten vóór het melken.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: De huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van het milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie, moeten mogelijke residuen die het product bevatten worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product bij kamertemperatuur, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd de verpakking goed gesloten.
Houdbaarheid: twaalf maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
De P501-zin zoals weergegeven op deze samenvatting van de productkenmerken, bevat enkele fouten die niet aangepast kunnen worden. De correcte weergave is de volgende: P501 — Inhoud/verpakking afvoeren in overeenstemming met de geldende nationale/regionale regelgeving.
7. Derde informatieniveau: individuele biociden in de meta-SPC 5
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
Jodofilm 75/5 4500 ppm |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0007 1-5 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,45 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,4 |
7.2. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
Jodofilm 75/5 3000 ppm |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0008 1-5 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
0,3 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
0,35 |
Meta-SPC 6
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 6
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 6
Identificatiecode |
Meta SPC 6 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-6 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 6
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 6
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
1,75 |
2,4 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
3,0 |
10,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
0,0 |
25,6 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
31,8 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 6
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 6
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. Schadelijk bij inslikken. Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel. Veroorzaakt ernstig oogletsel. Kan schade aan organen schildklier veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling. Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. nevel niet inademen. spuitnevel niet inademen. Voorkom lozing in het milieu. Beschermende handschoenen dragen. beschermende kleding dragen. gelaatsbescherming dragen. BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar):Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen. BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. Achter slot bewaren. Buiten het bereik van kinderen houden. |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 6
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 6
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiene — veeteelt — desinfectie van harde oppervlakken — professioneel — binnen — spuiten
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten Virussen |
Toepassingsgebied |
Binnen |
Toepassingsmethode(n) |
Spuiten Disinfectant voor harde oppervlakken in stallen (uitgezonderd in boerderijen). Het verdunde product dient te worden toegepast door middel van spuiten met behulp van een handbediende rugspuit (4 — 7 bar). |
Dosering(en) en frequentie |
100 ml/m2— Gebruiksconcentratie van Jood is: 750 ppm (0,075 % w/w). De toepassingsfrequentie per jaar: Melkkoeien: 1 Vleesvee: 1 Vleeskalveren: 4 Zeugen, in aparte hokken: 5 Zeugen in groepen: 5 Mestvarkens: 3 Legkippen in legbatterijen zonder behandeling: 1 Legkippen in legbatterijen met beluchting (banddroging): 1 Legkippen in legbatterijen met geforceerd drogen (diepe put, hoogbouw): 1 Legkippen in compacte legbatterijen: 1 Legkippen in vrije uitloop met strooiselvloer (deels strooiselvloer, deels roostervloer): 1 Vleeskuikens in vrije uitloop met strooiselvloer: 7 Legkippen in vrije uitloop met roostervloer (volièresysteem): 1 Ouderdieren vleeskuikens in vrije uitloop met roostervloer: 1 Ouderdieren vleeskuikens tijdens de fok met roostervloer: 3 Kalkoenen in vrije uitloop met strooiselvloer: 2 Eenden in vrije uitloop met strooiselvloer: 13 Ganzen in vrije uitloop met strooiselvloer: 6 |
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop is gemaakt van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Iodosan 30: Meng 29 ml product met 971 ml water om 1 l toepassingsoplossing te verkrijgen.
Iodosan 18: Meng 40 ml product met 960 ml water om 1 l toepassingsoplossing te verkrijgen.
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
- - -
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
- - -
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
- - -
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
- - -
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (6) VAN DE META-SPC 6
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Voor het bereiden van de desinfectie-oplossing, mengt u het vloeibare product met water. Giet het water er altijd eerst in en roer het product er vervolgens zorgvuldig doorheen.
Gebruik max. 100 ml toepassingsoplossing per m2 behandeld gebied. Bereid niet meer vloeistof dan strikt noodzakelijk is.
Het product mag alleen worden toegepast in een leeg (onbevolkt) dierenverblijf, nadat de oppervlakken grondig zijn gereinigd met een geschikt reinigingsmiddel.
Vooraf reinigen is verplicht. Spoel of veeg de oppervlakken die zullen worden behandeld daarna af. Laat ze ongeveer 24 tot 36 uren drogen vóór de desinfectie. Maak door middel van spuiten, installaties en apparatuur grondig nat met een dun laagje van de bereide oplossing. Gebruik hiervoor geschikte spuitapparatuur (4 tot 7 bar). Tijdens desinfectie en gedurende de contacttijd (min. 30 minuten), moeten alle openingen gesloten en de ventilatie uitgeschakeld zijn.
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
De vorm van de fles van het product moet het risico op spatten minimaliseren om blootstelling van ogen en huid tijdens het verdunnen van het product te voorkomen.
Tijdens de meng- en laadfase: Het gebruik van gezichtsbescherming en beschermende handschoenen (het materiaal wordt in de productinformatie aangegeven door de toelatingshouder) is verplicht.
Tijdens de toepassingsfase van de gebruikte oplossing door spuiten: Er moeten handschoenen en een beschermende overall die ondoordringbaar is voor het biocide product worden gedragen (het materiaal van de handschoenen en de overall dient door de toelatingshouder te worden aangegeven in de productinformatie). Gebruik nieuwe handschoenen voor elke toepassing.
Professionele gebruikers mogen niet meer dan 3 keer per maand dierenverblijven desinfecteren. Deze professionele gebruikers mogen geen jodiumproducten voor aanvullende doeleinden gebruiken.
Gebruik per dag slechts één product dat jodium bevat.
Het desinfecteren van de stallen mag niet meer dan één keer per jaar of één keer in het leven van kalveren en varkens worden uitgevoerd. Tijdens het aanbrengen moeten voederbakken bedekt zijn.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken en huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Plaats de patiënt, in geval van bewusteloosheid, stabiel in de linker zijligging voor transport. Stop nooit iets in de mond bij een bewusteloze persoon.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Noodmaatregelen ten aanzien van milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie moeten mogelijk residuen die het product bevatten, worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
Methoden en materiaal voor insluiting en reiniging:
Stop de lekkage wanneer dit veilig kan worden gedaan. Absorbeer gemorst product met vloeistofbindend materiaal (zand, aarde, diatomeeënaarde, zuurbindmiddelen, universele bindmiddelen, zaagsel) en stop het in een container voor verwijdering volgens lokale/nationale voorschriften.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd verpakkingen goed gesloten.
Houdbaarheid: 24 maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
Geen verdere informatie
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 6
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
IODOSAN 30 IODOSAN IODAT DESINTEC FL-JODES ROTIE-SOL J Disinfect Jod FINK — Jodophos 15 Jod-Reiniger sauer Tankrein extra |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0009 1-6 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
2,4 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
10,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
25,6 |
7.2. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
IODOSAN 18 |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0010 1-6 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
1,75 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
3,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
31,8 |
Meta-SPC 7
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 7
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 7
Identificatiecode |
Meta SPC 7 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-7 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 7
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 7
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
3,0 |
3,0 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
10,0 |
10,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
31,8 |
31,8 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 7
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 7
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. Schadelijk bij inslikken. Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel. Veroorzaakt ernstig oogletsel. Kan schade aan organen schildklier veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling. Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. nevel niet inademen. spuitnevel niet inademen. Voorkom lozing in het milieu. Beschermende handschoenen dragen. beschermende kleding dragen. gelaatsbescherming dragen. BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar):Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen. BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. Achter slot bewaren. Buiten het bereik van kinderen houden. |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 7
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 7
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiene — veeteelt — desinfectie van harde oppervlakken — professioneel — binnen — spuiten
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten Virussen |
Toepassingsgebied |
Binnen |
Toepassingsmethode(n) |
Spuiten Desinfectiemiddel voor harde oppervlakken in stallen (met uitzondering van broederijen). Het verdunde product dient te worden toegepast door middel van spuiten met behulp van een handbediende rugspuit (4 — 7 bar) |
Dosering(en) en frequentie |
100 mL/m2— Gebruiksconcentratie van Jood is: 750 ppm (0,075 % w/w). De toepassingsfrequentie per jaar: Melkkoeien: 1 Vleesvee: 1 Vleeskalveren: 4 Zeugen, in aparte hokken: 5 Zeugen in groepen: 5 Mestvarkens: 3 Legkippen in legbatterijen zonder behandeling: 1 Legkippen in legbatterijen met beluchting (banddroging): 1 Legkippen in legbatterijen met geforceerd drogen (diepe put, hoogbouw): 1 Legkippen in compacte legbatterijen: 1 Legkippen in vrije uitloop met strooiselvloer (deels strooiselvloer, deels roostervloer): 1 Vleeskuikens in vrije uitloop met strooiselvloer: 7 Legkippen in vrije uitloop met roostervloer (volièresysteem): 1 Ouderdieren vleeskuikens in vrije uitloop met roostervloer: 1 Ouderdieren vleeskuikens tijdens de fok met roostervloer: 3 Kalkoenen in vrije uitloop met strooiselvloer: 2 Eenden in vrije uitloop met strooiselvloer: 13 Ganzen in vrije uitloop met strooiselvloer: 6 |
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop is gemaakt van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Iodosan 30 plus: Meng 23 ml product met 977 ml water om 1 l toepassingsoplossing te verkrijgen.
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
- - -
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
- - -
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
- - -
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
- - -
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (7) VAN DE META-SPC 7
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Voor het bereiden van de desinfectie-oplossing, mengt u het vloeibare product met water. Giet het water er altijd eerst in en roer het product er vervolgens zorgvuldig doorheen.
Gebruik max. 100 ml toepassingsoplossing per m2 behandeld gebied. Bereid niet meer vloeistof dan strikt noodzakelijk is.
Het product mag alleen worden toegepast in een leeg (onbevolkt) dierenverblijf, nadat de oppervlakken grondig zijn gereinigd met een geschikt reinigingsmiddel.
Vooraf reinigen is verplicht. Spoel of veeg de oppervlakken die zullen worden behandeld daarna af. Laat ze ongeveer 24 tot 36 uren drogen vóór de desinfectie. Maak door middel van spuiten, installaties en apparatuur grondig nat met een dun laagje van de bereide oplossing. Gebruik hiervoor geschikte spuitapparatuur (4 tot 7 bar). Tijdens desinfectie en gedurende de contacttijd (min. 30 minuten), moeten alle openingen gesloten en de ventilatie uitgeschakeld zijn.
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
De vorm van de fles van het product moet het risico op spatten minimaliseren om blootstelling van ogen en huid tijdens het verdunnen van het product te voorkomen.
Tijdens de meng- en laadfase: Het gebruik van gezichtsbescherming en beschermende handschoenen (het materiaal wordt in de productinformatie aangegeven door de toelatingshouder) is verplicht.
Tijdens de toepassingsfase van de gebruikte oplossing door spuiten: Er moeten handschoenen en een beschermende overall die ondoordringbaar is voor het biocide product worden gedragen (het materiaal van de handschoenen en de overall dient door de toelatingshouder te worden aangegeven in de productinformatie). Gebruik nieuwe handschoenen voor elke toepassing.
Professionele gebruikers mogen niet meer dan 3 keer per maand dierenverblijven desinfecteren. Deze professionele gebruikers mogen geen jodiumproducten voor aanvullende doeleinden gebruiken.
Gebruik per dag slechts één product dat jodium bevat.
Het desinfecteren van de stallen mag niet meer dan één keer per jaar of één keer in het leven van kalveren en varkens worden uitgevoerd. Tijdens het aanbrengen moeten voederbakken bedekt zijn.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken en huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Plaats de patiënt, in geval van bewusteloosheid, stabiel in de linker zijligging voor transport. Stop nooit iets in de mond bij een bewusteloze persoon.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Noodmaatregelen ten aanzien van milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie moeten mogelijk residuen die het product bevatten, worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
Methoden en materiaal voor insluiting en reiniging:
Stop de lekkage wanneer dit veilig kan worden gedaan. Absorbeer gemorst product met vloeistofbindend materiaal (zand, aarde, diatomeeënaarde, zuurbindmiddelen, universele bindmiddelen, zaagsel) en stop het in een container voor verwijdering volgens lokale/nationale voorschriften.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd verpakkingen goed gesloten.
Houdbaarheid: 24 maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
Geen verdere informatie
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 7
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
IODOSAN 30 Plus YODO CONTROL YODIVEN |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0011 1-7 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
3,0 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
10,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
31,8 |
Meta-SPC 8
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 8
1.1. Identificatiecode van de meta-SPC 8
Identificatiecode |
Meta SPC 8 |
1.2. Achtervoegsel van het toelatingsnummer
Nummer |
1-8 |
1.3. Productsoort(en)
Productsoort(en) |
PT 03 — Dierhygiëne |
2. SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 8
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 8
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Min. |
Max. |
|||||
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
1,5 |
1,5 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
3,0 |
3,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
18,0 |
18,0 |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
isotridecanol, geëthoxyleerd 90 %, C9-11 alcoholethoxylaat |
Niet-werkzame stof |
68439-46-3 |
|
0,0 |
0,0 |
2.2. Soort(en) formulering van de meta-SPC 8
Formulering(en) |
|
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 8
Gevarencategorie |
Kan bijtend zijn voor metalen. Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel. Veroorzaakt ernstig oogletsel. Kan schade aan organen schildklier veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling. Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. |
Veiligheidsaanbevelingen |
Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. nevel niet inademen. spuitnevel niet inademen. Voorkom lozing in het milieu. Beschermende handschoenen dragen. beschermende kleding dragen. gelaatsbescherming dragen. BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar):Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen. BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. Achter slot bewaren. Buiten het bereik van kinderen houden. |
4. TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 8
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 8
Gebruik # 1 — Veterinaire hygiene — veeteelt — desinfectie van harde oppervlakken — professioneel — binnen — spuiten
Productsoort |
PT 03 — Dierhygiëne |
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
- |
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Bacteriën Gisten Virussen |
Toepassingsgebied |
Binnen |
Toepassingsmethode(n) |
Spuiten Desinfectiemiddel voor harde oppervlakken in stallen (met uitzondering van broederijen). Het verdunde product dient te worden toegepast door middel van spuiten met behulp van een handbediende rugspuit (4 — 7 bar) |
Dosering(en) en frequentie |
100 ml/m2— Gebruiksconcentratie van Jood is: 750 ppm (0,075 % w/w). De toepassingsfrequentie per jaar: Melkkoeien: 1 Vleesvee: 1 Vleeskalveren: 4 Zeugen, in aparte hokken: 5 Zeugen in groepen: 5 Mestvarkens: 3 Legkippen in legbatterijen zonder behandeling: 1 Legkippen in legbatterijen met beluchting (banddroging): 1 Legkippen in legbatterijen met geforceerd drogen (diepe put, hoogbouw): 1 Legkippen in compacte legbatterijen: 1 Legkippen in vrije uitloop met strooiselvloer (deels strooiselvloer, deels roostervloer): 1 Vleeskuikens in vrije uitloop met strooiselvloer: 7 Legkippen in vrije uitloop met roostervloer (volièresysteem): 1 Ouderdieren vleeskuikens in vrije uitloop met roostervloer: 1 Ouderdieren vleeskuikens tijdens de fok met roostervloer: 3 Kalkoenen in vrije uitloop met strooiselvloer: 2 Eenden in vrije uitloop met strooiselvloer: 13 Ganzen in vrije uitloop met strooiselvloer: 6 |
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
Fles HDPE: 1 liter, dop is gemaakt van PP Jerrycan HDPE: 5 — 60 liter Vat HDPE: 200 liter Middelgrote bulkverpakking HDPE: 600 — 1000 liter |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Iodosan 15: Meng 46 ml product met 954 ml water om 1 l toepassingsoplossing te verkrijgen.
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
- - -
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
- - -
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
- - -
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (8) VAN DE META-SPC 8
5.1. Gebruiksvoorschrift
Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg de gegeven instructies.
Voor het bereiden van de desinfectie-oplossing, mengt u het vloeibare product met water. Giet het water er altijd eerst in en roer het product er vervolgens zorgvuldig doorheen.
Gebruik max. 100 ml toepassingsoplossing per m2 behandeld gebied. Bereid niet meer vloeistof dan strikt noodzakelijk is.
Het product mag alleen worden toegepast in een leeg (onbevolkt) dierenverblijf, nadat de oppervlakken grondig zijn gereinigd met een geschikt reinigingsmiddel.
Vooraf reinigen is verplicht. Spoel of veeg de oppervlakken die zullen worden behandeld daarna af. Laat ze ongeveer 24 tot 36 uren drogen vóór de desinfectie. Maak door middel van spuiten, installaties en apparatuur grondig nat met een dun laagje van de bereide oplossing. Gebruik hiervoor geschikte spuitapparatuur (4 tot 7 bar). Tijdens desinfectie en gedurende de contacttijd (min. 30 minuten), moeten alle openingen gesloten en de ventilatie uitgeschakeld zijn.
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
De vorm van de fles van het product moet het risico op spatten minimaliseren om blootstelling van ogen en huid tijdens het verdunnen van het product te voorkomen.
Tijdens de meng- en laadfase: Het gebruik van gezichtsbescherming en beschermende handschoenen (het materiaal wordt in de productinformatie aangegeven door de toelatingshouder) is verplicht.
Tijdens de toepassingsfase van de gebruikte oplossing door spuiten: Er moeten handschoenen en een beschermende overall die ondoordringbaar is voor het biocide product worden gedragen (het materiaal van de handschoenen en de overall dient door de toelatingshouder te worden aangegeven in de productinformatie). Gebruik nieuwe handschoenen voor elke toepassing.
Professionele gebruikers mogen niet meer dan 3 keer per maand dierenverblijven desinfecteren. Deze professionele gebruikers mogen geen jodiumproducten voor aanvullende doeleinden gebruiken.
Gebruik per dag slechts één product dat jodium bevat.
Het desinfecteren van de stallen mag niet meer dan één keer per jaar of één keer in het leven van kalveren en varkens worden uitgevoerd. Tijdens het aanbrengen moeten voederbakken bedekt zijn.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Na inhalatie: Zorg voor frisse lucht; raadpleeg een arts in geval van klachten.
Na huidcontact: Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken en huid grondig wassen.
Na contact met de ogen: Spoel het geopende oog, verwijder contactlenzen, blijf gedurende een aantal minuten spoelen onder stromend water. Raadpleeg vervolgens een arts.
Na inslikken: Spoel de mond en drink daarna wat water. Geen braken opwekken; bel onmiddellijk voor medische hulp.
Plaats de patiënt, in geval van bewusteloosheid, stabiel in de linker zijligging voor transport. Stop nooit iets in de mond bij een bewusteloze persoon.
Wanneer u om medisch advies vraagt moet u de verpakking of het etiket bij de hand hebben.
Noodmaatregelen ten aanzien van milieu:
Informeer de bevoegde autoriteiten wanneer het product milieuverontreiniging (riool, waterwegen, bodem of lucht) heeft veroorzaakt. Ter voorkoming van storingen van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie moeten mogelijk residuen die het product bevatten, worden afgevoerd naar de mestopslag (voor verspreiding op landbouwgronden of fermentatie in biogasinstallatie) of, indien dit is toegestaan, naar de gemeentelijke riolering.
Methoden en materiaal voor insluiting en reiniging:
Stop de lekkage wanneer dit veilig kan worden gedaan. Absorbeer gemorst product met vloeistofbindend materiaal (zand, aarde, diatomeeënaarde, zuurbindmiddelen, universele bindmiddelen, zaagsel) en stop het in een container voor verwijdering volgens lokale/nationale voorschriften.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mag, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling.
Europese afvalcatalogus: 200130-wasmiddelen anders dan die genoemd in 20 01 29.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Bewaar het product, uit de buurt van direct zonlicht en in ondoorzichtige verpakkingen. Tegen vorst beschermen. Houd verpakkingen goed gesloten.
Houdbaarheid: 24 maanden in HDPE.
6. OVERIGE INFORMATIE
Geen verdere informatie
7. DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 8
7.1. Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide
Handelsnaam |
IODOSAN 15 |
Toelatingsnummer |
EU-0020540-0012 1-8 |
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
Jood |
|
Werkzame stof |
7553-56-2 |
231-442-4 |
1,5 |
Fosforzuur |
Fosforzuur |
Niet-werkzame stof |
7664-38-2 |
231-633-2 |
3,0 |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Poly(oxy-1,2-ethaandiyl), alfa-tridecyl-omega-hydroxy-,vertakt |
Niet-werkzame stof |
69011-36-5 |
500-241-6 |
18,0 |
(1) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 1.
(2) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 2.
(3) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 3.
(4) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 4.
(5) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 5.
(6) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 6.
(7) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 7.
(8) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 8.
RICHTLIJNEN
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/38 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2019/1845 VAN DE COMMISSIE
van 8 augustus 2019
tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een vrijstelling voor bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) in bepaalde rubber onderdelen voor gebruik in motorsystemen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2011/65/EU verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat elektrische en elektronische apparatuur die in de handel wordt gebracht geen van de gevaarlijke stoffen bevat die zijn opgenomen in bijlage II bij die richtlijn. Die vereiste geldt niet voor de toepassingen die zijn vermeld in bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU. |
(2) |
De verschillende categorieën elektrische en elektronische apparatuur waarop Richtlijn 2011/65/EU van toepassing is, zijn opgenomen in bijlage I bij die richtlijn. |
(3) |
Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) is opgenomen in de lijst in bijlage II bij Richtlijn 2011/65/EU, als stof waarvoor beperkingen gelden. De Commissie heeft op 29 juni 2017 een aanvraag overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2011/65/EU ontvangen voor een in de lijst in bijlage III op te nemen vrijstelling voor het gebruik van DEHP in rubber onderdelen zoals O-ringen, afdichtingen, trillingsdempers, pakkingen, slangen, doorvoertules en beschermkappen bestemd voor gebruik in motorsystemen, inclusief uitlaten en turbocompressoren, en ontworpen voor gebruik in apparatuur die niet uitsluitend voor gebruik door consumenten ontworpen is (“de gevraagde vrijstelling”). |
(4) |
Bij de beoordeling van de gevraagde vrijstelling zijn belanghebbenden geraadpleegd overeenkomstig artikel 5, lid 7, van Richtlijn 2011/65/EU. |
(5) |
DEHP wordt als weekmaker toegevoegd aan rubber materialen om de elasticiteit daarvan te vergroten. De betreffende rubber onderdelen worden gebruikt als flexibele verbindingen tussen de componenten van motorsystemen en ter voorkoming van lekkage, om delen van een motor af te dichten en om de motoren gedurende de gehele levensduur van de motoren bescherming tegen trillingen of vuil en vloeistoffen te bieden. |
(6) |
Momenteel zijn er geen DEHP-vrije alternatieven op de markt beschikbaar die voldoende betrouwbaarheid bieden bij toepassingen in motoren waarbij een lange levensduur en speciale eigenschappen zoals bestendigheid ten opzichte van contactmaterialen (zoals brandstof, smeerolie, koelmiddelen, gassen en vuil), temperaturen en trillingen vereist zijn. |
(7) |
Door het gebrek aan betrouwbare alternatieven is het bij bepaalde rubber onderdelen die in motorsystemen worden gebruikt wetenschappelijk en technisch niet haalbaar om DEHP te vervangen of te verwijderen. De gevraagde vrijstelling is in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2) en zwakt de door die verordening geboden milieu- en gezondheidsbescherming derhalve niet af. |
(8) |
Het is daarom passend de gevraagde vrijstelling te verlenen door de toepassingen waarop deze betrekking heeft, voor wat betreft elektrische en elektronische apparatuur van categorie 11 van bijlage I bij Richtlijn 2011/65/EU op te nemen in bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU. |
(9) |
De vrijstelling moet worden verleend voor de maximale geldigheidsperiode van vijf jaar vanaf 22 juli 2019, overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2011/65/EU. Gezien de resultaten van de lopende inspanningen om een betrouwbare vervanger te vinden, is het onwaarschijnlijk dat de duur van de vrijstelling negatieve gevolgen voor de innovatie zal hebben. |
(10) |
Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 mei 2020.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 8 augustus 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
(2) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
In bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt het volgende punt 43 ingevoegd:
“43 |
Bis(2-ethylhexyl)ftalaat in rubber onderdelen bestemd voor gebruik in motorsystemen en ontworpen voor gebruik in apparatuur die niet uitsluitend is bestemd voor gebruik door consumenten, op voorwaarde dat geen weekgemaakt materiaal in contact met de menselijke slijmvliezen of in langdurig contact met de menselijke huid komt en de concentratie van bis(2-ethylhexyl)ftalaat niet hoger is dan:
Voor de toepassingen van deze vermelding wordt onder “langdurig contact met de menselijke huid” verstaan voortdurend contact gedurende meer dan 10 minuten of intermitterend contact gedurende een periode van 30 minuten per dag. |
Geldt voor categorie 11 en vervalt op 21 juli 2024.” |
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/41 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2019/1846 VAN DE COMMISSIE
van 8 augustus 2019
tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een vrijstelling voor een toepassing van lood in soldeer voor gebruik in bepaalde verbrandingsmotoren
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2011/65/EU verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat elektrische en elektronische apparatuur die in de handel wordt gebracht geen van de gevaarlijke stoffen bevat die zijn opgenomen in bijlage II bij die richtlijn. Die vereiste geldt niet voor de toepassingen die zijn vermeld in bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU. |
(2) |
De verschillende categorieën elektrische en elektronische apparatuur waarop Richtlijn 2011/65/EU van toepassing is, zijn opgenomen in bijlage I bij die richtlijn. |
(3) |
Lood is opgenomen in de lijst in bijlage II bij Richtlijn 2011/65/EU, als stof waarvoor beperkingen gelden. De Commissie heeft op 29 juni 2017 een aanvraag overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2011/65/EU ontvangen voor een in de lijst in bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU op te nemen vrijstelling voor het gebruik van lood in soldeer van sensoren, actuatoren en motormanagementsystemen (ECU’s) die worden gebruikt om motorsystemen, inclusief turbocompressoren en uitlaatemissieregelsystemen van verbrandingsmotoren, te bewaken en te bedienen, voor gebruik in apparatuur die niet uitsluitend voor gebruik door consumenten bestemd is (“de gevraagde vrijstelling”). |
(4) |
Bij de beoordeling van de gevraagde vrijstelling zijn belanghebbenden geraadpleegd overeenkomstig artikel 5, lid 7, van Richtlijn 2011/65/EU. |
(5) |
Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad (2) worden alle motoren binnen de werkingssfeer van de gevraagde vrijstelling uitgerust met specifieke sensoren, actuatoren en motorbesturingssystemen voor de bewaking en de beheersing van de emissies die zij uitstoten. De omstandigheden in en vlakbij dergelijke motoren en uitlaatsystemen kunnen extreem zijn en de temperaturen en trillingsniveaus kunnen dusdanig oplopen dat soldeerverbindingen vroegtijdig loslaten. |
(6) |
Op dit moment is nog extra tijd nodig om door middel van tests de betrouwbaarheid vast te stellen van de beschikbare loodvrije vervangende stoffen voor de toepassingen van lood waarop de gevraagde vrijstelling betrekking heeft. |
(7) |
Door het gebrek aan betrouwbare vervangende stoffen is het bij bepaalde verbrandingsmotoren wetenschappelijk en technisch niet haalbaar om lood te vervangen of te verwijderen. De gevraagde vrijstelling is in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) en zwakt de door die verordening geboden milieu- en gezondheidsbescherming derhalve niet af. |
(8) |
Het is daarom passend de gevraagde vrijstelling te verlenen door de toepassingen waarop deze betrekking heeft, voor wat betreft elektrische en elektronische apparatuur van categorie 11 van bijlage I bij Richtlijn 2011/65/EU op te nemen in bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU. |
(9) |
De vrijstelling moet worden verleend voor de maximale geldigheidsperiode van vijf jaar vanaf 22 juli 2019, overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2011/65/EU. Gezien de resultaten van de lopende inspanningen om een betrouwbare vervanger te vinden, is het onwaarschijnlijk dat de duur van de vrijstelling negatieve gevolgen voor de innovatie zal hebben. |
(10) |
Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op [de laatste dag van de vijfde maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf [de laatste dag van de vijfde maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn + één dag].
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 8 augustus 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
(2) Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53).
(3) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
In bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt het volgende punt 44 ingevoegd:
“44 |
Lood in soldeer van sensoren, actuatoren en motormanagementsystemen van verbrandingsmotoren binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad (*1) die zijn geïnstalleerd in apparatuur die tijdens het gebruik stationair is en voor professioneel gebruik ontworpen is, maar ook door niet-professionele gebruikers wordt gebruikt. |
Geldt voor categorie 11 en vervalt op 21 juli 2024. |
(*1) Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53).”
BESLUITEN
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/44 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1847 VAN DE COMMISSIE
van 31 juli 2019
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU wat betreft de jaarlijkse verdeling van de middelen per lidstaat uit de specifieke toewijzing voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief samen met de lijst van in aanmerking komende regio’s
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 5438)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 91, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU van de Commissie (2) is onder meer de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de middelen uit de specifieke toewijzing voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (“YEI”) vastgesteld, samen met de lijst van regio’s die overeenkomstig artikel 91, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 in aanmerking komen voor het YEI. |
(2) |
Bij Verordening (EU) 2019/711 van het Europees Parlement en de Raad (3) tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is de specifieke toewijzing voor het YEI voor 2019 verhoogd. |
(3) |
Welke regio’s voor de verhoging van de middelen voor de specifieke toewijzing voor het YEI voor 2019 in aanmerking komen, wordt bepaald in overeenstemming met artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), op basis van de meest recente beschikbare jaarlijkse gegevens over jeugdwerkloosheid. Overeenkomstig artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 komen uitgaven tot en met 31 december 2023 in aanmerking voor het YEI; dit geldt zowel voor de regio’s die al in de twee lijsten in bijlage IV bij Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU zijn opgenomen als voor de regio’s die voor de verhoging van de middelen voor de specifieke toewijzing voor het YEI voor 2019 in aanmerking komen. De bestaande lijsten moeten daarom van toepassing blijven en worden aangevuld met een lijst van de regio’s die voor de verhoging van de middelen voor de specifieke toewijzing voor het YEI voor 2019 in aanmerking komen. Omwille van de duidelijkheid en de transparantie moet bijlage IV bij Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Overeenkomstig bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 worden voor de verdeling per lidstaat van de verhoogde middelen voor 2019 dezelfde stappen gevolgd als voor de initiële toewijzing en de toewijzing van de middelen voor 2017-2020. De jaarlijkse verdeling van de specifieke toewijzing voor het YEI in prijzen van 2011 in bijlage III bij Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Ten behoeve van de programmering door de lidstaten moet de jaarlijkse verdeling ook in lopende prijzen worden uitgedrukt om de indexering met 2 % per jaar overeenkomstig artikel 91, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 weer te geven. Bijlage X bij Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU moet daarom worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De bijlagen III en IV worden vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit. |
2) |
Bijlage X wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 31 juli 2019.
Voor de Commissie
Johannes HAHN
Lid van de Commissie
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
(2) Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU van de Commissie van 3 april 2014 tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de totale middelen voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”, de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de middelen uit de specifieke toewijzing voor het werkgelegenheidsinitiatief voor jongeren samen met de lijst van in aanmerking komende regio’s, en de bedragen die uit de toewijzingen van het Cohesiefonds en de structuurfondsen aan elke lidstaat moeten worden overgedragen aan de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en voor hulp aan de meest behoeftigen voor de periode 2014-2020 (PB L 104 van 8.4.2014, blz. 13).
(3) Verordening (EU) 2019/711 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat de middelen voor de specifieke toewijzing voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief betreft (PB L 123 van 10.5.2019, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470).
BIJLAGE I
“BIJLAGE III
WERKGELEGENHEIDSINITIATIEF VOOR JONGEREN — SPECIFIEKE TOEWIJZING
(EUR, prijzen van 2011) |
||||||||
|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Totaal |
BE |
22 464 896 |
17 179 038 |
0 |
7 569 546 |
5 194 787 |
5 740 441 |
1 664 356 |
59 813 064 |
BG |
29 216 622 |
22 342 123 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
51 558 745 |
CZ |
0 |
12 564 283 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
12 564 283 |
DK |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
DE |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
EE |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
IE |
36 075 815 |
27 587 388 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
63 663 203 |
EL |
90 800 184 |
69 435 434 |
0 |
29 193 451 |
20 034 721 |
21 102 150 |
6 418 916 |
236 984 856 |
ES |
499 481 827 |
381 956 689 |
0 |
154 715 855 |
106 177 548 |
109 838 027 |
34 018 181 |
1 286 188 127 |
FR |
164 197 762 |
125 562 994 |
0 |
59 683 863 |
40 959 513 |
39 706 031 |
13 123 002 |
443 233 165 |
HR |
35 033 821 |
26 790 569 |
0 |
12 993 208 |
8 916 907 |
9 001 567 |
2 856 884 |
95 592 956 |
IT |
300 437 373 |
229 746 226 |
0 |
126 913 692 |
87 097 632 |
83 831 742 |
27 905 173 |
855 931 838 |
CY |
6 126 207 |
4 684 747 |
0 |
2 428 857 |
1 666 863 |
1 089 453 |
534 046 |
16 530 173 |
LV |
15 358 075 |
11 744 410 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
27 102 485 |
LT |
16 825 553 |
12 866 600 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
29 692 153 |
LU |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
HU |
26 345 509 |
20 146 566 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
46 492 075 |
MT |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
NL |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
AT |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
PL |
133 639 212 |
102 194 692 |
0 |
6 060 353 |
4 159 066 |
4 181 837 |
1 332 522 |
251 567 682 |
PT |
85 111 913 |
65 085 581 |
0 |
23 156 678 |
15 891 838 |
13 327 866 |
5 091 580 |
207 665 456 |
RO |
56 112 815 |
42 909 800 |
0 |
16 695 447 |
11 457 659 |
7 488 666 |
3 670 915 |
138 335 302 |
SI |
4 876 537 |
3 729 117 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
8 605 654 |
SK |
38 209 190 |
29 218 793 |
0 |
4 574 741 |
3 139 529 |
3 413 850 |
1 005 873 |
79 561 976 |
FI |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
SE |
23 379 703 |
17 878 597 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
41 258 300 |
UK |
24 516 103 |
166 367 414 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
190 883 517 |
EU 28 |
1 608 209 117 |
1 389 991 061 |
0 |
443 985 691 |
304 696 063 |
298 721 630 |
97 621 448 |
4 143 225 010 |
BIJLAGE IV
JONGERENWERKGELEGENHEIDSINITIATIEF — LIJST VAN IN AANMERKING KOMENDE REGIO’S
Lijst van in aanmerking komende regio’s op basis van de gegevens over jeugdwerkloosheid voor 2012
BE10 — Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest
BE32 — Prov. Hainaut
BE33 — Prov. Liège
BG31 — Severozapaden
BG32 — Severen tsentralen
BG33 — Severoiztochen
BG34 — Yugoiztochen
BG42 — Yuzhen tsentralen
CZ04 — Severozápad
IE01 — Border, Midland and Western
IE02 — Southern and Eastern
EL11 — Anatoliki Makedonia, Thraki
EL12 — Kentriki Makedonia
EL13 — Dytiki Makedonia
EL14 — Thessalia
EL21 — Ipeiros
EL23 — Dytiki Ellada
EL24 — Sterea Ellada
EL25 — Peloponnisos
EL30 — Attiki
EL41 — Voreio Aigaio
EL42 — Notio Aigaio
EL43 — Kriti
ES11 — Galicia
ES12 — Principado de Asturias
ES13 — Cantabria
ES21 — País Vasco
ES22 — Comunidad Foral de Navarra
ES23 — La Rioja
ES24 — Aragón
ES30 — Comunidad de Madrid
ES41 — Castilla y León
ES42 — Castilla-La Mancha
ES43 — Extremadura
ES51 — Cataluña
ES52 — Comunidad Valenciana
ES53 — Illes Balears
ES61 — Andalucía
ES62 — Región de Murcia
ES63 — Ciudad Autónoma de Ceuta
ES64 — Ciudad Autónoma de Melilla
ES70 — Canarias
FR61 — Aquitaine
FR21 — Champagne-Ardenne
FR22 — Picardie
FR23 — Haute-Normandie
FR24 — Centre
FR30 — Nord-Pas-de-Calais
FR72 — Auvergne
FR81 — Languedoc-Roussillon
FR91 — Guadeloupe
FR92 — Martinique
FR93 — Guyane
FR94 — Réunion
FRA5 — Mayotte
HR03 — Jadranska Hrvatska
HR04 — Kontinentalna Hrvatska
ITC1 — Piemonte
ITC2 — Valle d'Aosta/Vallée d'Aoste
ITC3 — Liguria
ITC4 — Lombardia
ITF1 — Abruzzo
ITF2 — Molise
ITF3 — Campania
ITF4 — Puglia
ITF5 — Basilicata
ITF6 — Calabria
ITG1 — Sicilia
ITG2 — Sardegna
ITH5 — Emilia-Romagna
ITH4 — Friuli-Venezia Giulia
ITI1 — Toscana
ITI2 — Umbria
ITI3 — Marche
ITI4 — Lazio
CY00 — Kýpros
LV00 — Latvija
LT00 — Lietuva
HU23 — Dél-Dunántúl
HU31 — Észak-Magyarország
HU32 — Észak-Alföld
HU33 — Dél-Alföld
PL11 — Łódzkie
PL21 — Małopolskie
PL31 — Lubelskie
PL32 — Podkarpackie
PL33 — Świętokrzyskie
PL42 — Zachodniopomorskie
PL43 — Lubuskie
PL51 — Dolnośląskie
PL61 — Kujawsko-Pomorskie
PL62 — Warmińsko-Mazurskie
PT11 — Norte
PT15 — Algarve
PT16 — Centro (PT)
PT17 — Lisboa
PT18 — Alentejo
PT20 — Região Autónoma dos Açores
PT30 — Região Autónoma da Madeira
RO12 — Centru
RO22 — Sud-Est
RO31 — Sud — Muntenia
SI01 — Vzhodna Slovenija
SK02 — Západné Slovensko
SK03 — Stredné Slovensko
SK04 — Východné Slovensko
SE22 — Sydsverige
SE31 — Norra Mellansverige
SE32 — Mellersta Norrland
UKC1 — Tees Valley and Durham
UKD7 — Merseyside
UKG3 — West Midlands
UKI1 — Inner London
UKM3 — South Western Scotland
Lijst van in aanmerking komende regio’s op basis van de gegevens over jeugdwerkloosheid voor 2016
BE10 — Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest
BE32 — Prov. Hainaut
BE34 — Prov. Luxembourg (BE)
BE35 — Prov. Namur
EL51 — Anatoliki Makedonia, Thraki
EL52 — Kentriki Makedonia
EL53 — Dytiki Makedonia
EL54 — Ipeiros
EL61 — Thessalia
EL62 — Ionia Nisia
EL63 — Dytiki Ellada
EL64 — Sterea Ellada
EL65 — Peloponnisos
EL30 — Attiki
EL41 — Voreio Aigaio
EL42 — Notio Aigaio
EL43 — Kriti
ES11 — Galicia
ES12 — Principado de Asturias
ES13 — Cantabria
ES21 — País Vasco
ES22 — Comunidad Foral de Navarra
ES23 — La Rioja
ES24 — Aragón
ES30 — Comunidad de Madrid
ES41 — Castilla y León
ES42 — Castilla-la Mancha
ES43 — Extremadura
ES51 — Cataluña
ES52 — Comunidad Valenciana
ES53 — Illes Balears
ES61 — Andalucía
ES62 — Región de Murcia
ES63 — Ciudad Autónoma de Ceuta (ES)
ES64 — Ciudad Autónoma de Melilla (ES)
ES70 — Canarias (ES)
FR21 — Champagne-Ardenne
FR22 — Picardie
FR23 — Haute-Normandie
FR24 — Centre (FR)
FR26 — Bourgogne
FR30 — Nord-Pas-de-Calais
FR42 — Alsace
FR81 — Languedoc-Roussillon
FRA1 — Guadeloupe
FRA2 — Martinique
FRA3 — Guyane
FRA4 — La Réunion
FRA5 — Mayotte
HR03 — Jadranska Hrvatska
HR04 — Kontinentalna Hrvatska
ITC1 — Piemonte
ITC2 — Valle d'Aosta/Vallée d'Aoste
ITC3 — Liguria
ITC4 — Lombardia
ITF1 — Abruzzo
ITF2 — Molise
ITF3 — Campania
ITF4 — Puglia
ITF5 — Basilicata
ITF6 — Calabria
ITG1 — Sicilia
ITG2 — Sardegna
ITH4 — Friuli-Venezia Giulia
ITI1 — Toscana
ITI2 — Umbria
ITI3 — Marche
ITI4 — Lazio
CY00 — Kypros
PL32 — Podkarpackie
PT11 — Norte
PT16 — Centro (PT)
PT17 — Área Metropolitana de Lisboa
PT18 — Alentejo
PT20 — Região Autónoma dos Açores (PT)
PT30 — Região Autónoma da Madeira (PT)
RO22 — Sud-Est
RO31 — Sud — Muntenia
RO41 — Sud-Vest Oltenia
SK04 — Východné Slovensko
Lijst van in aanmerking komende regio’s op basis van de gegevens over jeugdwerkloosheid voor 2017
BE10 — Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest
BE32 — Prov. Hainaut
BE33 — Prov. Liège
EL30 — Attiki
EL41 — Voreio Aigaio
EL42 — Notio Aigaio
EL43 — Kriti
EL51 — Anatoliki Makedonia, Thraki
EL52 — Kentriki Makedonia
EL53 — Dytiki Makedonia
EL54 — Ipeiros
EL61 — Thessalia
EL62 — Ionia Nisia
EL63 — Dytiki Ellada
EL64 — Sterea Ellada
EL65 — Peloponnisos
ES11 — Galicia
ES12 — Principado de Asturias
ES13 — Cantabria
ES21 — País Vasco
ES22 — Comunidad Foral de Navarra
ES23 — La Rioja
ES24 — Aragón
ES30 — Comunidad de Madrid
ES41 — Castilla y León
ES42 — Castilla-La Mancha
ES43 — Extremadura
ES51 — Cataluña
ES52 — Comunidad Valenciana
ES53 — Illes Balears
ES61 — Andalucía
ES62 — Región de Murcia
ES63 — Ciudad Autónoma de Ceuta (ES)
ES64 — Ciudad Autónoma de Melilla (ES)
ES70 — Canarias (ES)
FR21 — Champagne-Ardenne
FR22 — Picardie
FR30 — Nord — Pas-de-Calais
FR61 — Aquitaine
FR81 — Languedoc-Roussillon
FRA1 — Guadeloupe
FRA2 — Martinique
FRA3 — Guyane
FRA4 — Réunion
FRA5 — Mayotte
HR03 — Jadranska Hrvatska
HR04 — Kontinentalna Hrvatska
ITC1 — Piemonte
ITC3 — Liguria
ITF1 — Abruzzo
ITF2 — Molise
ITF3 — Campania
ITF4 — Puglia
ITF5 — Basilicata
ITF6 — Calabria
ITG1 — Sicilia
ITG2 — Sardegna
ITH4 — Friuli-Venezia Giulia
ITI2 — Umbria
ITI4 — Lazio
PL32 — Podkarpackie
PT11 — Norte
PT20 — Região Autónoma dos Açores
PT30 — Região Autónoma da Madeira
SK04 — Východné Slovensko
BIJLAGE II
“BIJLAGE X
JONGERENWERKGELEGENHEIDSINITIATIEF — SPECIFIEKE TOEWIJZING
(EUR, lopende prijzen) |
||||||||
|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Total |
BG |
23 839 927 |
18 595 143 |
0 |
8 524 538 |
5 967 177 |
6 725 841 |
1 989 059 |
65 641 685 |
BG |
31 004 913 |
24 183 832 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
55 188 745 |
CZ |
0 |
13 599 984 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
13 599 984 |
DK |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
DE |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
EE |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
IE |
38 283 943 |
29 861 476 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
68 145 419 |
EL |
96 357 882 |
75 159 147 |
0 |
32 876 567 |
23 013 597 |
24 724 532 |
7 671 199 |
259 802 924 |
ES |
530 054 111 |
413 442 204 |
0 |
174 235 182 |
121 964 627 |
128 692 755 |
40 654 875 |
1 409 043 754 |
FR |
174 247 979 |
135 913 423 |
0 |
67 213 724 |
47 049 606 |
46 521 944 |
15 683 202 |
486 629 878 |
HR |
37 178 171 |
28 998 973 |
0 |
14 632 462 |
10 242 723 |
10 546 771 |
3 414 241 |
105 013 341 |
IT |
318 826 544 |
248 684 704 |
0 |
142 925 430 |
100 047 801 |
98 222 247 |
33 349 267 |
942 055 993 |
CY |
6 501 180 |
5 070 921 |
0 |
2 735 288 |
1 914 702 |
1 276 468 |
638 234 |
18 136 793 |
LV |
16 298 112 |
12 712 527 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
29 010 639 |
LT |
17 855 411 |
13 927 222 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
31 782 633 |
LU |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
HU |
27 958 065 |
21 807 291 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
49 765 356 |
MT |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
NL |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
AT |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
PL |
141 819 001 |
110 618 821 |
0 |
6 824 942 |
4 777 460 |
4 899 688 |
1 592 486 |
270 532 398 |
PT |
90 321 443 |
70 450 726 |
0 |
26 078 181 |
18 254 727 |
15 615 719 |
6 084 909 |
226 805 705 |
RO |
59 547 368 |
46 446 947 |
0 |
18 801 785 |
13 161 249 |
8 774 166 |
4 387 083 |
151 118 598 |
SI |
5 175 020 |
4 036 516 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
9 211 536 |
SK |
40 547 898 |
31 627 361 |
0 |
5 151 901 |
3 606 331 |
3 999 869 |
1 202 111 |
86 135 471 |
FI |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
SE |
24 810 728 |
19 352 368 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
44 163 096 |
UK |
26 016 685 |
180 081 439 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
206 098 124 |
EU-28 |
1 706 644 381 |
1 504 571 025 |
0 |
500 000 000 |
350 000 000 |
350 000 000 |
116 666 666 |
4 527 882 072 |
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/57 |
BESLUIT (EU) 2019/1848 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 29 oktober 2019
tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 betreffende de voorwaarden van TARGET2-ECB (ECB/2019/32)
DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, het eerste en vierde streepje,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 11.6 en de artikelen 17, 22 en 23,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 4 oktober 2019 wijzigde (1) de Raad van bestuur Richtsnoer ECB/2012/27 (2) om: a) een nieuwe SSP-functionaliteit te introduceren die de verwerking van zeer kritieke en kritieke betalingen in noodsituaties mogelijk maakt en die door de centrale banken van het Eurosysteem moet worden benut; b) de voorwaarden te verduidelijken waaronder beleggingsondernemingen mogen deelnemen aan TARGET2, met inbegrip van het vereiste van een juridisch advies ten aanzien van beleggingsondernemingen die buiten de Europese Economische Ruimte (EER) zijn gevestigd en die een aanvraag indienen voor directe deelname aan een TARGET2-deelsysteem; c) te verduidelijken dat deelnemers aan TARGET2-deelsystemen voldoen aan het vereiste van TARGET2 zelfcertificatie en aan de eindpuntbeveiligingsvereisten van de TARGET2-netwerkdienstverleners, alsook de betrokken centrale bank van het Eurosysteem informeren over crisispreventiemaatregelen of crisisbeheersingsmaatregelen waaraan zij onderworpen zijn, en d) bepaalde andere aspecten van Richtsnoer ECB/2012/27 te verduidelijken en te actualiseren. |
(2) |
Wijzigingen in Richtsnoer ECB/2012/27 die van invloed zijn op de voorwaarden van TARGET2-ECB moeten tot uiting komen in Besluit ECB/2007/7 (3). |
(3) |
Besluit ECB/2007/7 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Bijlagen I, II en II bij Besluit ECB/2007/7 worden overeenkomstig de bijlage bij dit besluit gewijzigd.
Artikel 2
Slotbepalingen
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Dit besluit is van toepassing met ingang van 17 november 2019.
Gedaan te Frankfurt am Main, 29 oktober 2019.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) Richtsnoer EU 2019/1849. van 4 oktober 2019 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/27 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees real-time brutovereveningssysteem (TARGET2) (ECB/2019/30),(zie bladzijde 64 van dit Publicatieblad).
(2) Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).
(3) Besluit ECB/2007/7 van 24 juli 2007 betreffende de voorwaarden van TARGET2-ECB (PB L 237 van 8.9.2007, blz. 71).
BIJLAGE
De bijlagen I, II en III bij Besluit ECB/2007/7 worden als volgt gewijzigd:
1. |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Directive 2014/59/EU of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 establishing a framework for the recovery and resolution of credit institutions and investment firms and amending Council Directive 82/891/EEC, and Directives 2001/24/EC, 2002/47/EC, 2004/25/EC, 2005/56/EC, 2007/36/EC, 2011/35/EU, 2012/30/EU and 2013/36/EU, and Regulations (EU) No 1093/2010 and (EU) No 648/2012, of the European Parliament and of the Council (OJ L 173, 12.6.2014, p. 190).’;”
RICHTSNOEREN
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/64 |
RICHTSNOER (EU) 2019/1849 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 4 oktober 2019
tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/27 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (ECB/2019/30)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste en vierde streepje,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 3.1 en de artikelen 17, 18 en 22,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 april 2007 heeft de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank Richtsnoer ECB/2007/2 (1) betreffende TARGET2 vastgesteld dat wordt gekenmerkt door een gemeenschappelijk technisch platform, het Single Shared Platform (SSP). Dat richtsnoer werd gewijzigd en herschikt als Richtsnoer ECB/2012/27 (2). |
(2) |
Er is een nieuwe SSP-functionaliteit opgezet die de verwerking van zeer kritieke en kritieke betalingen in noodsituaties mogelijk maakt en die door de centrale banken van het Eurosysteem moet worden benut. |
(3) |
Verduidelijkt moet worden onder welke voorwaarden beleggingsondernemingen mogen deelnemen aan TARGET2, met inbegrip van het vereiste van een juridisch advies ten aanzien van beleggingsondernemingen die buiten de Europese Economische Ruimte (EER) zijn gevestigd en die een aanvraag indienen voor directe deelname aan een TARGET2-deelsysteem. |
(4) |
Daarnaast is het nodig te verduidelijken worden dat deelnemers aan TARGET2-deelsystemen moeten voldoen aan het vereiste van TARGET2-zelfcertificatie en aan de eindpuntbeveiligingsvereisten van de TARGET2-netwerkdienstverleners, alsook de betrokken centrale bank van het Eurosysteem moeten informeren over crisispreventiemaatregelen of crisisbeheersingsmaatregelen waaraan zij onderworpen zijn. |
(5) |
Het is ook noodzakelijk bepaalde andere aspecten van Richtsnoer ECB/2012/27 te verduidelijken en te actualiseren. |
(6) |
Richtsnoer ECB/2012/27 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden, |
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Richtsnoer ECB/2012/27 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan artikel 21 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:
|
3) |
Bijlagen II, IIa, IIb, III, IV en V worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en implementatie
1. Dit richtsnoer treedt in werking op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben.
2. De nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, moeten de nodige maatregelen nemen om aan dit richtsnoer te voldoen en om die maatregelen met ingang van 17 november 2019 toe te passen. Zij stellen de ECB ten laatste op 17 oktober 2019 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.
Gedaan te Frankfurt am Main, 4 oktober 2019.
Voor de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) Richtsnoer ECB/2007/2 van 26 april 2007 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 237 van 8.9.2007, blz. 1).
(2) Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).
BIJLAGE
Bijlagen II, IIa, IIb, III, IV en V bij Richtsnoer ECB/2012/27 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage IIa wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage IIb wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd: in punt 2, wordt punt c) vervangen door:
|
5) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).”;
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
5.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 283/72 |
Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:
http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html
Reglement nr. 29 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van bedrijfsvoertuigen wat de bescherming van de inzittenden van de cabine betreft [2019/1850]
Bevat de volledige geldige tekst tot en met:
Supplement 4 op wijzigingenreeks 03 — Datum van inwerkingtreding: 28 mei 2019
Inhoud
Reglement
1. |
Toepassingsgebied |
2. |
Definities |
3. |
Goedkeuringsaanvraag |
4. |
Goedkeuring |
5. |
Voorschriften |
6. |
Wijziging en uitbreiding van de goedkeuring van het voertuigtype |
7. |
Conformiteit van de productie |
8. |
Sancties bij non-conformiteit van de productie |
9. |
Definitieve stopzetting van de productie |
10. |
Overgangsbepalingen |
11. |
Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties |
Bijlagen
1 |
ECE-typegoedkeuringsdocumenten Deel 1 — Model van het inlichtingenformulier Deel 2 — Mededeling |
2 |
Opstelling van goedkeuringsmerken |
3 |
Testprocedure Aanhangsel 1: Instructies om voertuigen op de testbank te bevestigen Aanhangsel 2: Dummy die wordt gebruikt om de overlevingsruimte te verifiëren |
4 |
Procedure voor het bepalen van het H-punt en de werkelijke romphoek voor zitplaatsen in motorvoertuigen Aanhangsel 1: Beschrijving van de driedimensionale H-puntmachine (3-D H-machine) Aanhangsel 2: Driedimensionaal referentiesysteem |
5 |
eferentiegegevens voor de zitplaatsen |
1.
ToepassingsgebiedDit reglement is van toepassing op voertuigen van categorie N (1) wat de bescherming van de inzittenden van de cabine betreft.
2.
DefinitiesVoor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
2.1.
“goedkeuring van een voertuig”: de goedkeuring, krachtens dit reglement, van een voertuigtype wat de bescherming van de inzittenden van de cabine bij een frontale botsing of een kanteling betreft;
2.2.
“voertuigtype”: een categorie motorvoertuigen die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:
2.2.1.
de afmetingen, vorm en materialen van de onderdelen van de voertuigcabine, of
2.2.2.
de wijze waarop de cabine aan het chassisframe is bevestigd;
2.3.
“dwarsvlak”: een verticaal vlak loodrecht op het langsvlak van het voertuig;
2.4.
“langsvlak”: een vlak evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig;
2.5.
“voertuig met de cabine boven de motor”: een voertuig waarbij de motor voor meer dan de helft van zijn lengte achter het voorste punt van de onderkant van de voorruit ligt en waarbij de stuurwielnaaf zich in het eerste kwart van de lengte van het voertuig bevindt;
2.6.
“R-punt”: het in bijlage 4, punt 2.4, gedefinieerde referentiepunt van de zitplaats;
2.7.
“H-punt”: het in bijlage 4, punt 2.3, gedefinieerde punt;
2.8.
“test A”: een frontale botstest om de weerstand van een cabine bij een ongeval met frontale botsing te evalueren;
2.9.
“test B”: een botstest op de A-stijlen van de cabine om de weerstand van een cabine bij een 90°-kantelongeval met daaropvolgende botsing te evalueren;
2.10.
“test C”: een sterktetest van het dak van de cabine om de weerstand van een cabine bij een 180°-kantelongeval te evalueren;
2.11.
“A-stijl”: de voorste buitenste daksteun;
2.12.
“voorruit”: de voorste beglazing van het voertuig tussen de A-stijlen;
2.13.
“voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid”: voertuigen van categorie N1 die, vóór de A-stijlen, dezelfde algemene structuur en vorm hebben als een eerder bestaand voertuig van categorie M1;
2.14.
“gescheiden cabine”: een cabine die met specifieke verbindingen aan het chassis van het voertuig is bevestigd en niet in verbinding staat met de laadruimte.
3.
Goedkeuringsaanvraag
3.1.
De goedkeuringsaanvraag voor een voertuigtype wat de bescherming van de inzittenden van de cabine betreft, wordt door de voertuigfabrikant of door zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger ingediend.
3.2.
De aanvraag gaat vergezeld van tekeningen van het voertuig waarop de positie en de wijze van bevestiging van de cabine op het voertuig te zien zijn, en van voldoende gedetailleerde tekeningen met betrekking tot de structuur van de cabine; al deze tekeningen moeten in drievoud worden ingediend. Deel 1 van bijlage 1 bevat een model van het inlichtingenformulier met betrekking tot de constructie-eigenschappen.
4.
Goedkeuring
4.1.
Als het voertuigtype waarvoor krachtens dit reglement goedkeuring wordt aangevraagd, voldoet aan de voorschriften van punt 5, wordt voor dat voertuigtype goedkeuring verleend.
4.2.
Aan elk goedgekeurd type wordt een goedkeuringsnummer toegekend. De eerste twee cijfers ervan (momenteel 03 voor wijzigingenreeks 03) geven de wijzigingenreeks aan met de recentste belangrijke technische wijzigingen van het reglement op de datum van goedkeuring. Dezelfde overeenkomstsluitende partij mag hetzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype in de zin van punt 2.2 toekennen.
4.3.
Van de goedkeuring, de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring of de definitieve stopzetting van de productie van een voertuigtype krachtens dit reglement wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1.
4.4.
Op elk voertuig dat conform is met een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype, wordt op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats die op het goedkeuringsformulier is gespecificeerd, een internationaal goedkeuringsmerk aangebracht. Dit merk bestaat uit:
4.4.1.
een cirkel met daarin de letter E, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (2), en
4.4.2.
het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 4.4.1 voorgeschreven cirkel.
4.5.
Indien het voertuig conform is met een voertuigtype dat op basis van één of meer aan de overeenkomst gehechte reglementen is goedgekeurd in het land dat krachtens dit reglement goedkeuring heeft verleend, hoeft het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool niet te worden herhaald; in dat geval worden de aanvullende nummers en symbolen van alle reglementen op basis waarvan goedkeuring is verleend in het land dat de goedkeuring krachtens dit reglement heeft verleend, in verticale kolommen rechts van het in punt 4.4.1 bedoelde symbool geplaatst.
4.6.
Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.
4.7.
Het goedkeuringsmerk wordt dicht bij of op het gegevensplaatje van het voertuig aangebracht.
4.8.
Bijlage 2 bij dit reglement bevat voorbeelden van de opstelling van goedkeuringsmerken.
5.
Voorschriften
5.1.
Algemene voorschriften
5.1.1.
De cabine moet zo zijn ontworpen en zo aan het voertuig zijn bevestigd dat bij een ongeval het risico van letsels voor de inzittenden zo veel mogelijk wordt verhinderd.
5.1.2.
Voertuigen van categorie N1 en voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van maximaal 7,5 ton worden onderworpen aan de tests A en C als beschreven in bijlage 3, punten 5 en 7.Een voertuigtype dat voldoet aan de voorschriften inzake frontale botsingen van Reglement nr. 12, Reglement nr. 33 of Reglement nr. 94 mag echter, evenals voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid en krachtens Reglement nr. 94 zijn goedgekeurd, worden geacht aan de voorschriften inzake frontale botsing (test A) te hebben voldaan.
Test C wordt alleen uitgevoerd op voertuigen met een gescheiden cabine.
5.1.3.
Voertuigen van categorie N3 en voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van meer dan 7,5 ton worden onderworpen aan de tests A, B en C als beschreven in bijlage 3, punten 5, 6 en 7.Test C wordt alleen uitgevoerd op voertuigen met een gescheiden cabine.
5.1.4.
Test A (frontale botsing) wordt alleen uitgevoerd op voertuigen met de cabine boven de motor.
5.1.5.
Naar keuze van de fabrikant mogen een, twee of drie cabines worden gebruikt om de naleving van punt 5.1.2 of 5.1.3 aan te tonen. Bij test C moeten beide fasen echter op dezelfde cabine worden uitgevoerd.
5.1.6.
De tests A, B en C hoeven niet te worden uitgevoerd als de fabrikant met computersimulatie of berekeningen van de sterkte van de samenstellende delen van de cabine of met andere middelen tot tevredenheid van de technische dienst kan aantonen dat de cabine onder de testvoorwaarden geen voor de inzittenden gevaarlijke vervorming (penetratie in de overlevingsruimte) zal ondergaan.
5.2.
Na de test of tests vereiste overlevingsruimte
5.2.1.
Na elk van de in punt 5.1.2 of 5.1.3 bedoelde tests moet de cabine van het voertuig een overlevingsruimte hebben die plaats biedt voor de in bijlage 3, aanhangsel 2, gedefinieerde dummy op de stoel in de middelste stand, zonder contact tussen de dummy en niet-elastische delen met een shorehardheid van 50 of meer. Er mag geen rekening worden gehouden met niet-elastische delen die zonder gereedschap en met een kracht van minder dan 100 N van de dummy kunnen worden verwijderd. Om de installatie van de dummy te vergemakkelijken, mag hij in losse onderdelen in de cabine worden gebracht en daar worden geassembleerd. Daartoe wordt de stoel in de achterste stand geplaatst en wordt de dummy volledig geassembleerd en zo geplaatst dat zijn H-punt samenvalt met het R-punt. Vervolgens wordt de stoel tot de middelste stand naar voren geschoven om de overlevingsruimte te evalueren. In plaats van de in bijlage 3, aanhangsel 2, gedefinieerde dummy mag een mannelijke Hybrid II- of III-dummy van het 50e percentiel worden gebruikt, met of zonder meetapparatuur, volgens de beschrijving in Reglement nr. 94.
5.2.2.
De zo gedefinieerde ruimte moet voor elke door de fabrikant geleverde stoel worden geverifieerd.
5.3.
Andere voorwaarden
5.3.1.
Tijdens de tests mogen de onderdelen waarmee de cabine aan het chassisframe is bevestigd, worden vervormd of gebroken, op voorwaarde dat de cabine met de standaard bevestigingselementen aan het chassis bevestigd blijft en niet onopzettelijk beweegt, verschuift of draait bij de bevestigingspunten.
5.3.2.
Tijdens de tests mag geen van de deuren opengaan, maar na de tests hoeven de deuren niet open te gaan.
6.
Wijziging en uitbreiding van de goedkeuring van het voertuigtype
6.1.
Elke wijziging van het voertuigtype wordt meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die het voertuigtype heeft goedgekeurd. Die typegoedkeuringsinstantie kan dan:
6.1.1.
oordelen dat de wijzigingen waarschijnlijk geen noemenswaardig nadelig effect zullen hebben en dat het voertuig in ieder geval nog steeds aan de voorschriften voldoet, of
6.1.2.
de voor de uitvoering van de tests verantwoordelijke technische dienst om een aanvullend testrapport verzoeken.
6.2.
De bevestiging of weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen, wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, meegedeeld volgens de procedure van punt 4.3.
6.3.
De bevoegde instantie die de goedkeuring uitbreidt, kent aan die uitbreiding een volgnummer toe en stelt de andere partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.
7.
Conformiteit van de productieVoor de controle van de conformiteit van de productie gelden de procedures van aanhangsel 1 van de overeenkomst (E/ECE/TRANS/505/Rev.3), met inachtneming van de volgende voorschriften:
7.1.
een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuig moet zodanig worden gebouwd dat het conform is met het goedgekeurde type door te voldoen aan de voorschriften van punt 5;
7.2.
de bevoegde instantie die de goedkeuring heeft verleend, kan op elk tijdstip de in elke productie-eenheid toegepaste methoden voor de controle van de conformiteit verifiëren. Deze inspecties vinden gewoonlijk om de twee jaar plaats.
8.
Sancties bij non-conformiteit van de productie
8.1.
De krachtens dit reglement voor een voertuigtype verleende goedkeuring kan worden ingetrokken indien niet aan het voorschrift van punt 7.1 is voldaan.
8.2.
Indien een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast een eerder door haar verleende goedkeuring intrekt, stelt zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen daarvan onmiddellijk in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.
9.
Definitieve stopzetting van de productieIndien de houder van de goedkeuring de productie van een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype definitief stopzet, stelt hij de instantie die de goedkeuring heeft verleend daarvan in kennis. Zodra deze instantie de kennisgeving heeft ontvangen, stelt zij de andere partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.
10.
Overgangsbepalingen
10.1.
Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 02 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren ECE-goedkeuring te verlenen krachtens dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 02.
10.2.
Vanaf 1 oktober 2002 verleent een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, alleen ECE-goedkeuringen als is voldaan aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 02.
10.3.
Vanaf 1 oktober 2006 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, weigeren goedkeuringen te erkennen die niet krachtens wijzigingenreeks 02 van dit reglement zijn verleend.
10.4.
Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 03 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren ECE-goedkeuring te verlenen krachtens dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 03.
10.5.
Vanaf 72 maanden na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 03 verlenen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, voor nieuwe typen cabines alleen ECE-goedkeuring krachtens dit reglement als is voldaan aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 03.
10.6.
De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, weigeren geen uitbreidingen van een goedkeuring die krachtens de vorige wijzigingenreeksen van dit reglement is verleend.
10.7.
In de 72 maanden na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 03 blijven de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, goedkeuringen verlenen voor voertuigtypen die voldoen aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij de vorige wijzigingenreeksen.
10.8.
Een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, mag de nationale of regionale typegoedkeuring niet weigeren van een voertuigtype dat krachtens wijzigingenreeks 03 van dit reglement is goedgekeurd.
10.9.
Zelfs na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 03 van dit reglement blijven goedkeuringen van voertuigen krachtens de vorige wijzigingenreeksen van dit reglement geldig en blijven de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, deze accepteren.
11.
Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstantiesDe overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, delen het secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres mee van de technische diensten die de goedkeuringstests uitvoeren, en van de typegoedkeuringsinstanties die goedkeuring verlenen en waaraan de in andere landen afgegeven certificaten betreffende de goedkeuring en de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.
(1) Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.6, punt 2.
(2) De nummers van de partijen bij de Overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev. 6 — http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html
BIJLAGE 1
ECE-TYPEGOEDKEURINGSDOCUMENTEN
DEEL 1
MODEL VAN HET INLICHTINGENFORMULIER
Krachtens Reglement nr. 29 wat de typegoedkeuring van de cabine betreft
De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een inhoudsopgave. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in A4-formaat of tot dat formaat gevouwen ingediend. Op eventuele foto’s zijn voldoende details te zien.
1. |
Algemeen … |
1.1. |
Merk (handelsnaam van de fabrikant): … |
1.2. |
Type: … |
1.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig: … |
1.3.3. |
Plaats van dat identificatiemiddel: … |
1.4. |
Voertuigcategorie (1): … |
1.5. |
Naam en adres van de fabrikant: … |
1.6. |
Adres van de assemblagefabriek(en): … |
2. |
Algemene constructiekenmerken van het voertuig: … |
2.1. |
Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig: … |
2.2. |
Maattekening van het gehele voertuig: … |
2.3. |
Aantal assen en wielen … |
2.6. |
Plaats en opstelling van de motor: … |
2.7. |
Bestuurderscabine (cabine boven de motor of motorkap) (2) … |
2.8. |
Kant van het stuur: … |
3. |
Massa’s en afmetingen (in kg en mm) (eventueel naar tekening verwijzen) … |
3.1. |
Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand volgens fabrieksopgave: … |
3.2. |
Technisch toelaatbare maximummassa voor de vooras(sen) van het voertuig: … |
4. |
Cabine: … |
4.1. |
Type cabine: (normaal/slaapcabine/slaapcabine boven) (3): … |
4.2. |
Gebruikte materialen en toegepaste constructiemethoden: … |
4.3. |
Configuratie van de deuren en aantal deuren: … |
4.4. |
Tekeningen van de sluitingen en bevestigingsonderdelen van de deuren en de plaats ervan in de deuren: … |
4.5. |
Aantal stoelen: … |
4.6. |
R-punten: … |
4.7. |
Gedetailleerde beschrijving van de cabine van het voertuigtype met inbegrip van afmetingen, configuratie en samenstellende materialen en de bevestiging ervan aan een chassisframe: … |
4.8. |
Tekeningen van de cabine en van die delen van de binneninrichting die van invloed zijn op de resterende ruimte: … |
5. |
Stuurinrichting: … |
5.1. |
Schematisch(e) diagram(men) van het stuurorgaan (de stuurorganen): … |
5.2. |
Bereik en methode van verstelling (indien mogelijk) van het stuurorgaan: … |
DEEL 2
(1) Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.6, punt 2.
(2) Cabine boven de motor wil zeggen een configuratie waarbij de motor voor meer dan de helft van zijn lengte achter het voorste punt van de onderkant van de voorruit ligt en waarbij de stuurwielnaaf zich in het eerste kwart van de lengte van het voertuig bevindt.
(3) Doorhalen wat niet van toepassing is (soms hoeft niets te worden doorgehaald als meerdere antwoorden mogelijk zijn).
BIJLAGE 2
OPSTELLING VAN GOEDKEURINGSMERKEN
MODEL A
(zie punt 4.4 van dit reglement)
Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie, wat de bescherming van de inzittenden van de cabine van een bedrijfsvoertuig betreft, in Nederland (E 4) is goedgekeurd onder nummer 03249. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat, op de datum van goedkeuring, Reglement nr. 29 al wijzigingenreeks 03 bevatte.
MODEL B
Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E 4) is goedgekeurd krachtens de Reglementen nr. 29 en nr. 24 (1). (Voor laatstgenoemd reglement is de gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt 1,30 m-1). De goedkeuringsnummers geven aan dat, op de datum waarop deze goedkeuringen zijn verleend, de Reglementen nr. 29 en nr. 24 wijzigingenreeks 03 bevatten.
(1) Het tweede nummer dient alleen ter illustratie.
BIJLAGE 3
TESTPROCEDURE
1. |
Deuren
Vóór de tests worden de deuren van de cabine gesloten, maar niet op slot gedaan. |
2. |
Motor
Voor test A wordt de motor of een model dat qua massa, afmetingen en montage gelijkwaardig is, op het voertuig gemonteerd. |
3. |
Cabine:
De cabine wordt uitgerust met de stuurinrichting, het stuurwiel, het dashboard, de bestuurdersstoel en de passagiersstoel(en). Het stuurwiel en de stoelen worden in de normale gebruiksstand geplaatst zoals voorgeschreven door de fabrikant. |
4. |
Verankering van de cabine
Voor test A wordt de cabine op een voertuig gemonteerd. Voor de tests В en C wordt de cabine naar keuze van de fabrikant op een voertuig of op een apart frame gemonteerd. Het voertuig of frame wordt op de in aanhangsel 1 beschreven wijze bevestigd. |
5. |
Frontale botstest (test A) |
Figuur 1
Frontale botstest (test A)
5.1. |
Het botslichaam is van staal; de massa ervan is gelijkmatig verdeeld en mag niet minder dan 1 500 kg bedragen. Het botsoppervlak is rechthoekig en vlak en is 2 500 mm breed en 800 mm hoog (b en h in figuur 1). De randen zijn afgerond met een kromtestraal van 10 ±5 mm. |
5.2. |
De botscombinatie heeft een stijve constructie. Het botslichaam wordt vrij opgehangen met twee stevig eraan bevestigde balken op ten minste 1 000 mm van elkaar (f in figuur 1). De balken zijn ten minste 3 500 mm lang, gemeten vanaf de ophangingsas tot het geometrische midden van het botslichaam (L in figuur 1). |
5.3. |
Het botslichaam wordt zo geplaatst dat in de verticale stand: |
5.3.1. |
het botsvlak in contact is met het voorste deel van het voertuig; |
5.3.2. |
het zwaartepunt c zich 50 + 5/— 0 mm onder het R-punt van de bestuurdersstoel bevindt en |
5.3.3. |
het zwaartepunt in het middenlangsvlak van het voertuig ligt. |
5.4. |
Het botslichaam slaat tegen de voorkant van de cabine in de richting van de achterkant van de cabine. De botsrichting is horizontaal en evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig. |
5.5. |
De botsenergie bedraagt: |
5.5.1. |
29,4 kJ bij voertuigen van categorie N1 en voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van maximaal 7,5 ton; |
5.5.2. |
55 kJ bij voertuigen van categorie N3 en voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van meer dan 7,5 ton. |
6. |
Frontale stijlbotstest (test B) |
Figuur 2
Frontale stijlbotstest (test B)
6.1. |
Het botslichaam is stijf; de massa ervan is gelijkmatig verdeeld en mag niet minder dan 1 000 kg bedragen. Het botslichaam heeft de vorm van een cilinder met een diameter d van 600 ±50 mm en een lengte b van ten minste 2 500 mm. De randen zijn afgerond met een kromtestraal van ten minste 1,5 mm. |
6.2. |
De botscombinatie heeft een stijve constructie. Het botslichaam wordt vrij opgehangen met twee stevig eraan bevestigde balken op ten minste 1 000 mm van elkaar (f). De balken hebben ten minste een lengte (L) van 3 500, gemeten vanaf de ophangingsas tot het geometrische midden van het botslichaam. |
6.3. |
Het botslichaam wordt zo geplaatst dat, wanneer het verticaal hangt: |
6.3.1. |
het botsvlak in contact is met het voorste deel van de cabine; |
6.3.2. |
de middellijn in lengterichting horizontaal is en loodrecht staat op het middenlangsvlak van de cabine; |
6.3.3. |
het zwaartepunt zich in het midden tussen het onderste en het bovenste voorruitframe bevindt, gemeten langs de voorruit en langs het verticale middenlangsvlak van de cabine; |
6.3.4. |
het zwaartepunt in het middenlangsvlak van de cabine ligt; |
6.3.5. |
de lengte gelijkmatig is verdeeld over de breedte van het voertuig, zodat de volledige breedte van beide A-stijlen wordt overlapt. |
6.4. |
Het botslichaam slaat tegen de voorkant van de cabine in de richting van de achterkant van de cabine. De botsrichting is horizontaal en evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig. |
6.5. |
De botsenergie bedraagt 29,4 kJ. |
7. |
Daksterktetest (test С) |
Figuur 3
Daksterktetest (test С)
7.1. |
Bij voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van meer dan 7,5 ton en voertuigen van categorie N3 worden beide in de punten 7.3 en 7.4 beschreven tests in die volgorde uitgevoerd op dezelfde cabine. |
7.2. |
Bij voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van maximaal 7,5 ton en voertuigen van categorie N1 wordt alleen de in punt 7.4 beschreven test uitgevoerd. |
7.3. |
Dynamische voorbelasting van voertuigen van categorie N2 met een brutomassa van meer dan 7,5 ton en voertuigen van categorie N3 (P1 in figuur 3). |
7.3.1. |
Het botslichaam is stijf; de massa ervan is gelijkmatig verdeeld en mag niet minder dan 1 500 kg bedragen. |
7.3.2. |
Het botsoppervlak van het botslichaam is rechthoekig en vlak. De afmetingen zijn zo groot dat, wanneer het botslichaam wordt geplaatst overeenkomstig punt 7.3.3, er geen contact is tussen de cabine en de randen van het botslichaam.
Indien als botslichaam een slinger wordt gebruikt, wordt deze vrij opgehangen met twee stevig eraan bevestigde balken op ten minste 1 000 mm van elkaar. De afstand vanaf de ophangingsas tot het geometrische midden van het botslichaam is ten minste 3 500 mm. |
7.3.3. |
Het botslichaam en/of de cabine worden zo geplaatst dat op het ogenblik van de botsing: |
7.3.3.1. |
het botsvlak van het botslichaam een hoek van 20° vormt met het middenlangsvlak van de cabine. Het botslichaam of de cabine mag worden gekanteld. Indien het botslichaam een slinger is, is de cabine niet gekanteld en is deze in horizontale positie geïnstalleerd; |
7.3.3.2. |
het botsvlak van het botslichaam de bovenkant van de cabine over de hele lengte beslaat; |
7.3.3.3. |
de middellijn van het botslichaam in lengterichting horizontaal is en evenwijdig aan het middenlangsvlak van de cabine. |
7.3.4. |
Het botslichaam slaat zo tegen de bovenkant van de cabine dat op het ogenblik van de botsing wordt voldaan aan de voorschriften van punt 7.3.3. De botsrichting staat loodrecht op het oppervlak van het botslichaam en loodrecht op de middellijn van de cabine in lengterichting. Het botslichaam of de cabine mag worden bewogen, zolang op het ogenblik van de botsing aan de plaatsingsvoorschriften wordt voldaan. |
7.3.5. |
De botsenergie bedraagt minimaal 17,6 kJ. |
7.4. |
Daksterktetest (P2 in figuur 3) |
7.4.1. |
De voorziening waarmee de belasting wordt uitgeoefend, is van staal en de massa ervan is gelijkmatig verdeeld. |
7.4.2. |
Het vlak waarmee de belasting wordt uitgeoefend, is rechthoekig en vlak. De afmetingen zijn zo groot dat, wanneer de voorziening wordt geplaatst overeenkomstig punt 7.4.4, er geen contact is tussen de cabine en de randen van de voorziening. |
7.4.3. |
Tussen de voorziening en haar draagstructuur mag een lineair lagersysteem worden aangebracht, zodat het dak van de cabine zich zijwaarts kan verwijderen van de kant waaraan de botsing in de voorbelastingsfase van punt 6.3, indien van toepassing, heeft plaatsgevonden. |
7.4.4. |
De voorziening waarmee de belasting wordt uitgeoefend, wordt zo geplaatst dat tijdens de test: |
7.4.4.1. |
zij evenwijdig is aan het x-y-vlak van het chassis; |
7.4.4.2. |
zij zich evenwijdig beweegt aan de verticale as van het chassis; |
7.4.4.3. |
het vlak waarmee de belasting wordt uitgeoefend, het hele oppervlak van het dak van de cabine beslaat. |
7.4.5. |
De voorziening waarmee de belasting wordt uitgeoefend, oefent op het dak van de cabine een statische belasting uit die overeenkomt met de voor de vooras(sen) van het voertuig maximaal toegestane massa, zonder 98 kN te overschrijden. |
Aanhangsel 1
INSTRUCTIES OM VOERTUIGEN OP DE TESTBANK TE BEVESTIGEN
1. |
Algemene bevestigingsinstructies |
1.1. |
Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het voertuig tijdens de test niet teveel verschuift. Daartoe wordt de handrem bediend, wordt een versnelling ingeschakeld en worden de voorwielen met wiggen vastgezet. |
1.2. |
Verankeringskettingen of -kabels
Elke verankeringsketting of -kabel is van staal en is bestand tegen een trekbelasting van ten minste 10 ton. |
1.3. |
Blokkering van het chassisframe
De langsliggers van het chassisframe steunen over hun hele breedte en over een lengte van ten minste 150 mm op houten blokken, stijve K-blokken en/of verstelbare metalen beugels. De voorrand van de blokken mag zich niet vóór het achterste punt van de cabine, noch achter het midden van de wielbasis bevinden (zie figuur 1). Op verzoek van de fabrikant wordt het chassisframe geplaatst in de stand die het onder belasting aanneemt. |
1.4. |
Bevestiging in lengterichting |
De achterwaartse beweging van het chassisframe wordt beperkt met kettingen of kabels A die aan de voorkant van het chassisframe symmetrisch ten opzichte van de lengteas zo zijn bevestigd, dat de afstand tussen de bevestigingspunten ten minste 600 mm bedraagt. De aangespannen kettingen of kabels vormen een neerwaartse hoek van maximaal 25° met de horizontaal en hun projectie op een horizontaal vlak vormt een hoek van maximaal 10° met de lengteas van het voertuig (zie figuur 1). De kettingen of kabels mogen elkaar kruisen.
1.5. |
Aanspannen van de kettingen of kabels en bevestiging van de achterkant
Voor de tests A en B wordt ketting of kabel С onder een spanning van circa 1 kN gezet. Vervolgens wordt alle speling in de vier kettingen of kabels A en В weggenomen en wordt ketting of kabel С aan een trekspanning van minimaal 10 kN onderworpen. De hoek van ketting of kabel С met de horizontaal mag niet meer dan 15° bedragen. Op punt D tussen het chassisframe en de grond wordt een verticale blokkeerkracht van minimaal 500 N toegepast (zie figuur 1). Voor test C worden de hierboven beschreven kettingen of kabels B vervangen door de kettingen of kabels E en F (zie figuur 2). |
1.6. |
Gelijkwaardige montage
Op verzoek van de fabrikant kan de test worden uitgevoerd met de cabine gemonteerd op een speciaal frame, mits wordt aangetoond dat deze montagemethode gelijkwaardig is met de montage op het voertuig. |
2. |
Frontale botsing |
2.1. |
Op het voertuig gemonteerde cabine
Test A wordt uitgevoerd op een cabine die overeenkomstig punt 1 op het voertuig is gemonteerd. |
2.1.1. |
Zijdelingse bevestiging
De zijdelingse beweging wordt beperkt met kettingen of kabels (B) die aan het chassisframe symmetrisch ten opzichte van de lengteas zijn bevestigd. De punten waarop zij aan het chassis zijn bevestigd, bevinden zich maximaal 5 m en minimaal 3 m van de voorkant van het voertuig. De aangespannen kettingen of kabels vormen een neerwaartse hoek van maximaal 20° met de horizontaal en hun projectie op een horizontaal vlak vormt een hoek van minimaal 25° en maximaal 45° met de lengteas van het voertuig (zie figuur 1). |
2.2. |
Op een frame gemonteerde cabine
Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de cabine tijdens de test niet teveel verschuift. |
3. |
Botsing tegen de voorstijlen |
3.1. |
Op het voertuig gemonteerde cabine
Test B wordt uitgevoerd op een cabine die overeenkomstig punt 1 op het voertuig is gemonteerd. |
3.1.1. |
Zijdelingse bevestiging
De zijdelingse beweging wordt beperkt met kettingen of kabels (B) die aan het chassisframe symmetrisch ten opzichte van de lengteas zijn bevestigd. De punten waarop zij aan het chassis zijn bevestigd, bevinden zich maximaal 5 m en minimaal 3 m van de voorkant van het voertuig. De aangespannen kettingen of kabels vormen een neerwaartse hoek van maximaal 20° met de horizontaal en hun projectie op een horizontaal vlak vormt een hoek van minimaal 25° en maximaal 45° met de lengteas van het voertuig (zie figuur 1). |
3.2. |
Op een frame gemonteerde cabine
Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de cabine tijdens de test niet teveel verschuift. |
4. |
Daksterkte |
4.1. |
Op het voertuig gemonteerde cabine
Test C wordt uitgevoerd op een cabine die overeenkomstig punt 1 op het voertuig is gemonteerd. |
4.1.1. |
Blokkering van het chassisframe
Onverminderd punt 1.3 wordt een aanvullende steun aangebracht onder de langsliggers, aan beide zijden, van de voorkant van het chassisframe. |
4.1.2. |
Zijdelingse bevestiging
De zijdelingse beweging wordt beperkt met kettingen of kabels E en F die aan het chassisframe symmetrisch ten opzichte van de lengteas zijn bevestigd. De punten waarop de kettingen of kabels E aan het chassis zijn bevestigd, bevinden zich maximaal 5 m en minimaal 3 m van de voorkant van het voertuig. De punten waarop de kettingen of kabels F aan het chassis zijn bevestigd, bevinden zich tussen het midden van de vooras en de voorkant van het voertuig. De aangespannen kettingen of kabels vormen een neerwaartse hoek van maximaal 20° met de horizontaal en hun projectie op een horizontaal vlak vormt een hoek van 90° ± 5° met de lengteas van het voertuig (figuur 2). |
4.2. |
Op een frame gemonteerde cabine
Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het frame tijdens de test niet teveel verschuift. |
Figuur 1
Frontale botstest en frontale stijlbotstest
De cabine is op het voertuig gemonteerd
Figuur 2
Daksterktetest
De cabine is op het voertuig gemonteerd
Aanhangsel 2
DUMMY DIE WORDT GEBRUIKT OM DE OVERLEVINGSRUIMTE TE VERIFIËREN
Afmetingen |
||
Aanduiding |
Beschrijving |
Afmetingen in mm |
AA |
Breedte van het hoofd |
153 |
AB |
Gecombineerde hoogte van hoofd en nek |
244 |
D |
Afstand van de bovenkant van het hoofd tot het draaipunt van de schouder |
359 |
E |
Kuitdiepte |
106 |
F |
Hoogte vanaf de stoel tot de bovenkant van de schouder |
620 |
J |
Hoogte van de elleboogsteun |
210 |
M |
Kniehoogte |
546 |
O |
Borstdiepte |
230 |
P |
Afstand van de rugleuning tot de knie |
595 |
R |
Afstand van de elleboog tot de vingertop |
490 |
S |
Lengte van de voet |
266 |
T |
Lengte van het hoofd |
211 |
U |
Hoogte vanaf de stoel tot de bovenkant van het hoofd |
900 |
V |
Schouderbreedte |
453 |
W |
Breedte van de voet |
77 |
a |
Afstand tussen de heupscharnierpunten |
172 |
b |
Borstbreedte |
305 |
c |
Hoogte van het hoofd plus de kin |
221 |
d |
Dikte van de voorarm |
94 |
e |
Afstand tussen de verticale middellijn van de romp en de achterkant van het hoofd |
102 |
f |
Afstand tussen het draaipunt van de schouder en dat van de elleboog |
283 |
g |
Hoogte van het draaipunt van de knie boven de grond |
505 |
h |
Dijbreedte |
165 |
i |
Heuphoogte (zittend) |
565 |
j |
Afstand van de bovenkant van het hoofd tot het H-punt |
819 |
k |
Afstand tussen het draaipunt van de heup en dat van de knie |
426 |
m |
Hoogte van het draaipunt van de enkel boven de grond |
89 |
θ1 |
Zijdelingse draaiing van de benen |
20° |
θ2 |
Opwaartse draaiing van de benen |
45° |