ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 268

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
22 oktober 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1745 van de Commissie van 13 augustus 2019 tot aanvulling en wijziging van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad op het gebied van oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, walstroomvoorzieningen voor binnenschepen, waterstofvoorzieningen voor het wegvervoer, aardgasvoorziening en voor het wegvervoer en de scheepvaart en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/674 van de Commissie ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1746 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten ( 1 )

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1747 van de Commissie van 15 oktober 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 met betrekking tot de eisen voor bepaalde bewijzen van bevoegdheid en certificaten, regels voor opleidingsorganisaties en bevoegde autoriteiten ( 1 )

23

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/17482019/… van de Raad van 7 oktober 2019 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen dat is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van die overeenkomst

53

 

*

Besluit (EU) 2019/1749 van de Raad van 14 oktober 2019 betreffende het verzoek van Ierland om te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)

73

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie ( PB L 304 van 22.11.2011 )

77

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

22.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1745 VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2019

tot aanvulling en wijziging van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad op het gebied van oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, walstroomvoorzieningen voor binnenschepen, waterstofvoorzieningen voor het wegvervoer, aardgasvoorziening en voor het wegvervoer en de scheepvaart en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/674 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (1), en met name artikel 4, lid 14, artikel 5, lid 3, en artikel 6, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De normalisatiewerkzaamheden van de Commissie hebben tot doel ervoor te zorgen dat in Europese of internationale normen technische specificaties inzake de interoperabiliteit van oplaad- en tankpunten worden vastgesteld door de beschrijving van de vereiste technische specificaties, rekening houdend met bestaande Europese normen en gerelateerde internationale normalisatieactiviteiten.

(2)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2), heeft de Commissie het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht (3) passende Europese normen (EN) te ontwikkelen en vast te stellen, of bestaande normen bij te werken, op het gebied van elektriciteitsvoorziening voor het wegvervoer, de zeevaart en de binnenvaart; waterstofvoorzieningen voor het wegvervoer; aardgasvoorzieningen, met inbegrip van biomethaanbevoorrading, voor het wegvervoer, de zeevaart en de binnenvaart.

(3)

De door CEN en Cenelec ontwikkelde normen zijn door de Europese industrie aanvaard en moeten de mobiliteit van voertuigen en vaartuigen op diverse brandstoffen in de hele Unie waarborgen. Het CEN en het Cenelec hebben de Commissie aanbevolen die normen in het Unierecht op te nemen. De in bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU genoemde technische specificaties moeten dienovereenkomstig worden aangevuld of gewijzigd.

(4)

De bepalingen inzake “interoperabiliteit” in de context van deze gedelegeerde verordening hebben uitsluitend betrekking op de capaciteit van oplaad- en tankstations om energie te leveren die compatibel is met alle voertuigtechnologieën om ervoor te zorgen dat voertuigen op alternatieve brandstoffen zonder belemmeringen in de hele EU kunnen worden gebruikt.

(5)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de normen die worden aanbevolen voor oplaadpunten voor motorvoertuigen van de categorie L. De normen EN 62196-2 “Contactstoppen, contactdozen, voertuigcontactstoppen en voertuigcontactdozen — Het via een leiding opladen van elektrische voertuigen — Eisen aan afmetingen voor de aansluitbaarheid en uitwisselbaarheid voor met pennen en bussen uitgeruste aansluitmiddelen voor gebruik met wisselspanning” en IEC 60884-1 “Contactdozen en contactstoppen voor huishoudelijk en soortgelijk gebruik — Deel 1: Algemene eisen” moeten op dergelijke oplaadpunten van toepassing zijn. Derhalve moet punt 1.5 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de aanbevolen normen voor walstroomvoorzieningen voor binnenschepen. De normen EN 15869-2 “Schepen voor de binnenvaart — Elektrische shore-verbinding, driefasenstroom 400 V, tot 63 A, 50 Hz, — Deel 2: Walzijdige eenheid, veiligheidseisen (wordt op dit moment gewijzigd om de stroomsterkte te verhogen van 63 tot 125 A)” en EN 16840 “Binnenvaartschepen — Elektrische walaansluiting, driefasestroom van 400 V, 50 Hz en minstens 250 A, 50 Hz” moeten op de stroomvoorziening van toepassing zijn. Derhalve moet punt 1.8 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden aangevuld.

(7)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de normen die worden aanbevolen voor CNG-tankstations. De Europese norm EN-ISO 16923 “Aardgasvulstations — CNG stations voor het vullen van voertuigen” bestrijkt het ontwerp, de bouw, de werking, de inspectie en het onderhoud van CNG-tankstations voor voertuigen, met inbegrip van de uitrusting, veiligheid en bedieningsorganen. Deze Europese norm is ook van toepassing op de delen van een tankstation waar aardgas zich in een gasvormige toestand bevindt en waar CNG uit vloeibaar aardgas (L-CNG) wordt verkregen overeenkomstig EN ISO 16924. De norm is ook van toepassing op biomethaan, opgewaardeerde steenkoolmethaan (CBM) en gasleveringen door verdamping van LNG (ter plaatse of elders). De elementen van de norm EN ISO 16923 betreffende de interoperabiliteit van de CNG-tankstations en de voertuigen moeten van toepassing zijn op CNG-tankpunten. Derhalve moet punt 3.4 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de normen die worden aanbevolen voor LNG-tankstations. De huidige versie van de Europese norm EN ISO 16924 “Aardgasvulstations — LNG-stations voor het vullen van voertuigen” bestrijkt het ontwerp, de bouw, de werking, de inspectie en het onderhoud van LNG-tankstations voor voertuigen, met inbegrip van de uitrusting, veiligheid en bedieningsorganen. Deze Europese norm specificeert ook het ontwerp, de bouw, de werking, het onderhoud en de inspectie van tankstations voor het gebruik van LNG als plaatselijke bron voor het tanken van voertuigen met CNG (L-CNG-tankstations), met inbegrip van de veiligheids- en bedieningsorganen van het station en de specifieke uitrusting voor het tanken van L-CNG. De Europese norm heeft betrekking op tankstations met de volgende kenmerken: particuliere toegang; publieke toegang (selfservice of met personeel); gedoseerde en niet gedoseerde dispensers; tankstations met vaste LNG-opslag; tankstations met mobiele LNG-opslag. De huidige versie van de Europese norm EN ISO 12617 “Wegvoertuigen — Brandstofvulaansluiting voor vloeibaar aardgas (LNG) — Vulaansluiting voor 3,1 MPa” bevat specificaties voor LNG-mondstukken en -vulaansluitingen die volledig zijn vervaardigd uit nieuwe en ongebruikte onderdelen en materialen voor door LNG aangedreven wegvoertuigen. Een LNG-tankconnector, indien van toepassing, bestaat uit het aansluitpunt, de beschermkap (gemonteerd op het voertuig) en de sproeier. Deze Europese norm is alleen van toepassing op apparatuur die is ontwerpen voor een maximale bedrijfsdruk van 3,4 MPa (34 bar) voor het gebruik van LNG als voertuigbrandstof en met gestandaardiseerde koppelcomponenten. De elementen van de norm EN ISO 16924 betreffende de interoperabiliteit van de LNG-tankstations en de norm EN ISO 12617 met specificaties voor connectoren moeten van toepassing zijn op LNG-tankpunten. Derhalve moet punt 3.2 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden aangevuld.

(9)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de normen die worden aanbevolen voor tankpunten voor binnen- en zeeschepen. In de Europese norm EN ISO 20519 “Schepen en maritieme techniek — Eisen voor bunkeren van schepen met gasmotoren” wordt een onderscheid gemaakt tussen tankpunten voor zeeschepen en binnenschepen. De LNG-tankpunten voor zeeschepen, waarop de internationale code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gas in bulk vervoeren (IGC-code) niet van toepassing is, moeten voldoen aan norm EN ISO 20519. LNG-tankpunten voor binnenschepen moeten echter, uitsluitend met het oog op de interoperabiliteit, voldoen aan norm EN-ISO 20519 (delen 5.3 tot en met 5.7). De Europese norm EN ISO 20519 moet van toepassing zijn op tankpunten voor zeeschepen en de delen 5.3 tot en met 5.7 van dezelfde Europese norm moeten van toepassing zijn op tankpunten voor binnenschepen. Derhalve moet punt 3.1 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden aangevuld.

(10)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de normen die worden aanbevolen voor waterstoftankstations voor de verdeling van gasvormige waterstof en voor tankprotocollen. De huidige versie van de Europese norm EN 17127 “Tankpunten in open lucht voor gasvormige waterstof en vulprotocollen” heeft betrekking op de interoperabiliteit van het ontwerp, de bouw, de werking, de inspectie en het onderhoud van stations waar voertuigen met gasvormige waterstof worden getankt. De eisen inzake interoperabiliteit die in norm EN 17127 zijn beschreven, moeten van toepassing zijn op waterstoftankpunten en dezelfde Europese norm moet van toepassing zijn op de relevante vulprotocollen. Derhalve moeten de punten 2.1 en 2.3 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

CEN en Cenelec hebben de Commissie in kennis gesteld van de aanbevolen norm om de kwaliteitskenmerken te bepalen van waterstof die kan worden getankt aan waterstoftankpunten voor wegvoertuigen.. De huidige versie van de Europese norm EN 17124 “Waterstof brandstof — Productspecificatie en kwaliteitsgarantie — protonuitwisselingsmembraansystemen (PEM) brandstofceltoepassingen voor wegvoertuigen” heeft betrekking op de kwaliteitskenmerken van waterstof als brandstof en de bijbehorende kwaliteitsborging om te zorgen voor uniformiteit van het waterstofproduct voor gebruik in de protonuitwisselingsmembraansystemen (PEM) voor wegvoertuigen met een brandstofcel. De Europese norm EN 17124, waarin de kwaliteitskenmerken van waterstof die door waterstoftankpunten wordt verstrekt is gedefinieerd, moet van toepassing zijn. Derhalve moet punt 2.2 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

CEN en Cenelec hebben de Commissie meegedeeld dat de Europese norm EN ISO 17268 “Vulaansluitingen voor wegvoertuigen met gecomprimeerde waterstof als motorbrandstof” werd aanbevolen voor connectoren voor het tanken van motorvoertuigen met gasvormige waterstof. Daarom is het belangrijk het proces voor de certificering van connectoren voor het tanken van motorvoertuigen met gasvormige waterstof overeenkomstig norm EN ISO 17268 te voltooien. Wanneer dit proces is afgerond, moeten connectoren voor het tanken van motorvoertuigen met gasvormige waterstof voldoen aan norm EN ISO 17268. Derhalve moet punt 2.4 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

CEN en Cenelec hebben de Commissie meegedeeld dat de Europese norm EN ISO 14469 “Wegvoertuigen — Brandstofvulaansluiting voor gecomprimeerd aardgas (CNG)” van toepassing moet zijn op CNG-connectoren en -aansluitpunten. Derhalve moet punt 3.3 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De deskundigengroep “Forum Duurzaam Vervoer” en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) zijn geraadpleegd en hebben advies uitgebracht over de Europese normen die het voorwerp uitmaken van deze gedelegeerde verordening van de Commissie.

(15)

De Commissie dient Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig te wijzigen en aan te vullen met de verwijzingen naar de door CEN en Cenelec ontwikkelde normen.

(16)

Wanneer nieuwe technische specificaties als genoemd in bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU moeten worden vastgesteld, bijgewerkt of aangevuld door middel van gedelegeerde verordeningen van de Commissie, moet in een overgangsperiode van 24 maanden worden voorzien.

(17)

In deze verordening moeten de actualiseringen worden opgenomen naar aanleiding van verzoeken van enkele lidstaten op het gebied van oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, walstroomvoorzieningen voor binnenschepen en tankpunten voor LNG voor de scheepvaart, alsmede de nieuwe ontwikkelingen van CEN en Cenelec met betrekking tot normen voor de levering van aardgas en waterstof. Uitvoeringsverordening (EU) 2018/674 van de Commissie (4) moet daarom worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oplaadpunten voor motorvoertuigen van de L-categorie

Voor oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, als bedoeld in punt 1.5 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU, zijn de volgende technische specificaties van toepassing:

(1)

Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten openbaar toegankelijke oplaadpunten (wisselstroom) tot 3,7 kVA voor elektrische voertuigen van categorie L minstens worden uitgerust met een van de volgende:

(a)

contactdozen of voertuigconnectoren van het type 3A als beschreven in norm EN 62196-2 (voor laadmodus 3);

(b)

contactdozen die conform zijn met IEC 60884-1 (voor laadmodus 1 of 2).

(2)

Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten openbaar toegankelijke oplaadpunten (wisselstroom) met meer dan 3,7 kVA voor elektrische voertuigen van categorie L minstens worden uitgerust met contactdozen of voertuigconnectoren van type 2 als beschreven in norm EN 62196-2.

Artikel 2

Walstroomvoorzieningen voor binnenschepen

Voor walstroomvoorzieningen voor binnenschepen, als bedoeld in punt 1.8 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU, zijn de volgende technische specificaties van toepassing:

De walstroomvoorziening voor binnenschepen moet, afhankelijk van de energiebehoeften, voldoen aan norm EN 15869-2 of EN 16840.

Artikel 3

CNG-tankpunten voor motorvoertuigen

Voor tankpunten voor gecomprimeerd aardgas (CNG), als bedoeld in punt 3.4 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU, zijn de volgende technische specificaties van toepassing:

De vuldruk (bedrijfsdruk) moet bij 15 °C 20,0 MPa (200 bar) bedragen. Een maximale vuldruk van 26,0 MPa met temperatuurcompensatie is toegestaan overeenkomstig norm EN ISO 16923 “Aardgasvulstations — CNG stations voor het vullen van voertuigen”.

Artikel 4

LNG-tankpunten voor motorvoertuigen

Voor tankpunten voor vloeibaar aardgas (LNG), voor motorvoertuigen als bedoeld in punt 3.2 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU, zijn de volgende technische specificaties van toepassing:

De vuldruk moet lager zijn dan de maximaal toegestane bedrijfsdruk van de brandstoftank als gespecificeerd in EN ISO 16924 “Aardgasvulstations — LNG stations voor het vullen van voertuigen”.

Het connectorprofiel voldoet aan EN ISO 12617 “Wegvoertuigen -—Brandstofvulaansluiting voor vloeibaar aardgas (LNG) — Vulaansluiting voor 3,1 MPa”.

Artikel 5

Tankpunten voor binnenschepen of zeeschepen

Voor tankpunten voor binnenschepen of zeeschepen, als bedoeld in punt 3.1 van bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU, zijn de volgende technische specificaties van toepassing:

LNG-tankpunten voor zeeschepen die niet vallen onder de internationale code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gas in bulk vervoeren (IGC-code), moeten voldoen aan norm EN ISO 20519.

LNG-tankpunten voor binnenschepen moeten, uitsluitend met het oog op de interoperabiliteit, voldoen aan norm EN ISO 20519 (delen 5.3 tot en met 5.7).

Artikel 6

Bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 2.1 wordt vervangen door:

“2.1. Waterstoftankpunten in de open lucht waar gasvormige waterstof kan worden getankt voor gebruik in motorvoertuigen moeten voldoen aan de interoperabiliteitseisen als beschreven in norm EN 17127 “tankpunten in open lucht voor gasvormige waterstof en vulprotocollen.”.

(2)

Punt 2.2 wordt vervangen door:

“2.2. De kwaliteitskenmerken van waterstof die door waterstoftankpunten wordt verstrekt voor gebruik in motorvoertuigen moeten voldoen aan de eisen als beschreven in norm EN 17124 “Waterstofbrandstof — Productspecificatie en kwaliteitsgarantie — PEM-brandstofceltoepassingen voor wegvoertuigen”; ook de methoden om te waarborgen dat aan de vereiste waterstofkwaliteit wordt voldaan, worden in die norm beschreven.”.

(3)

Punt 2.3 wordt vervangen door:

“2.3. Het tankalgoritme moet voldoen aan de eisen van norm EN 17127 “tankpunten in open lucht voor gasvormige waterstof en vulprotocollen”.”.

(4)

Punt 2.4 wordt vervangen door:

“2.4. Na afronding van de certificeringsprocessen voor connectoren die aan norm EN ISO 17268 voldoen, moeten connectoren voor het tanken van motorvoertuigen met gasvormige waterstof voldoen aan EN ISO 17268 “Vulaansluitingen voor wegvoertuigen met gasvormige waterstof als brandstof”.”.

(5)

Punt 3.3 wordt vervangen door:

“3.3. Het connectorprofiel moet voldoen aan de eisen van norm EN-ISO 14469 “Wegvoertuigen — Samengeperst aardgas (CNG) vulconnector”.”.

Artikel 7

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/674 van de Commissie wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 12 november 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(3)  M/533 Uitvoeringsbesluit C(2015) 1330 final van de Commissie van 12 maart 2015 betreffende een normalisatieverzoek aan de Europese normalisatie-instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad voor de opstelling van Europese normen voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/674 van de Commissie van 17 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, walstroomvoorzieningen voor binnenvaartschepen en tankpunten voor LNG voor het vervoer over water, en tot wijziging van die richtlijn met betrekking tot connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof (PB L 114 van 4.5.2018, blz. 1).


22.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1746 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 223, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 van de Commissie (2) zijn voorschriften vastgesteld voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de verplichtingen van de lidstaten om aan de Commissie relevante informatie en documenten te melden.

(2)

Bij Resolutie van 7 juni 2016 over oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen (3) heeft het Europees Parlement alle belanghebbenden in het beheer van de voedselvoorzieningsketen opgeroepen tot meer transparantie in de gehele keten, alsook tot meer transparantie en informatieverstrekking binnen de toeleveringsketen en tot de versterking van instanties en marktinformatiemiddelen teneinde landbouwers en producentenorganisaties op het juiste moment van nauwkeurige marktgegevens te voorzien.

(3)

In december 2016 heeft de Raad in zijn conclusies van 12 december 2016 over het versterken van de positie van landbouwers in de voedselvoorzieningsketen en het aanpakken van oneerlijke handelspraktijken de Commissie verzocht om een oplossing te zoeken voor het gebrek aan transparantie en voor de informatieasymmetrie in de voedselvoorzieningsketen.

(4)

In april 2019 is Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad (4) goedgekeurd en op 22 maart 2019 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een gezamenlijke verklaring (5) uitgebracht waarin zij de Commissie ertoe oproepen/aanmoedigen om de transparantie op de landbouw- en voedselmarkt op Unieniveau te verhogen, onder meer door een betere verzameling van statistische gegevens die nodig zijn voor de analyse van prijsvormingsmechanismen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, zodat economische marktdeelnemers en overheden beter geïnformeerde keuzes kunnen maken en marktdeelnemers een beter inzicht krijgen in marktontwikkelingen.

(5)

Voorts heeft de Commissie in januari 2016 de taskforce landbouwmarkten opgericht, een onafhankelijke deskundigengroep die aanbevelingen doet over hoe de positie van producenten in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen kan worden versterkt. In dat verband heeft zij aanbevolen de markttransparantie te vergroten om voorwaarden voor daadwerkelijke mededinging in de hele keten te bevorderen door, met name in de sectoren vlees, groenten en fruit en zuivelproducten, prijsrapportage in te voeren of bestaande prijsrapportage te verbeteren. Ook heeft zij aanbevolen de verzamelde gegevens op een naar behoren geaggregeerde wijze te verspreiden.

(6)

In 2017 is een openbare raadpleging gehouden en in 2018 zijn specifieke vragenlijsten aan de lidstaten, belanghebbenden en consumenten toegezonden. In 2018 en 2019 werden verschillende specifieke workshops en conferenties met belanghebbenden en bijeenkomsten van deskundigengroepen van de lidstaten en groepen voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld inzake markttransparantie georganiseerd.

(7)

Krachtens Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 zijn de lidstaten reeds verplicht informatie over de prijzen, de productie en de markt te melden, echter alleen met betrekking tot de productieprijzen.

(8)

Bijgevolg biedt de Unie momenteel enerzijds relatief veel openbare informatie over producentenprijzen en consumentenprijzen, die afkomstig is van bureaus voor de statistiek in de lidstaten, maar is er anderzijds zeer weinig informatie over de prijzen in de hele landbouw- en voedselvoorzieningsketen beschikbaar voor het publiek. Een uitbreiding van de prijsrapportage moet deze informatielacunes wegwerken, met name in sectoren met complexe voedselvoorzieningsketens. Monitoring van de prijstransmissie in de hele keten door een uitbreiding van de verzameling en verspreiding van gegevens moet de marktdeelnemers een beter inzicht bieden in de werking van de toeleveringsketen, wat moet leiden tot een betere algemene werking en economische efficiëntie van de keten, met name voor zwakkere marktdeelnemers die geen onmiddellijke toegang hebben tot particuliere prijsinformatie.

(9)

De momenteel gerapporteerde prijzen vertegenwoordigen de verkoopprijzen van de marktdeelnemers in de eerste fase van de landbouw- en voedselvoorzieningsketen. Voor de monitoring van de prijstransmissie in de hele keten zullen prijsgegevens van verschillende marktdeelnemers doorheen de keten (zoals groothandelaren, handelaren, de voedingsmiddelenindustrie en kleinhandelaren) moeten worden verzameld, met name voor toeleveringsketens met zeer uiteenlopende fasen en producten.

(10)

Als enkel representatieve prijzen (zoals prijzen van de belangrijkste markten en marktdeelnemers) moeten worden gerapporteerd, kunnen de lidstaten een kosteneffectieve benadering volgen en kunnen de administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen tot een minimum worden beperkt. Overeenkomstig de huidige praktijken dienen de lidstaten de methodologie voor de bepaling van de representatieve prijzen te beschrijven. Zij moeten ook trachten hun methodologieën op elkaar af te stemmen zodat de gegevens van de verschillende lidstaten zo goed mogelijk kunnen worden vergeleken.

(11)

Met het oog op een tijdbesparend en kosteneffectief rapporteringsmechanisme moet de Commissie het bestaande informatiesysteem beschikbaar maken voor marktdeelnemers zodat deze de informatie, onder toezicht van de lidstaten, rechtstreeks aan de Commissie kunnen melden. Indien de lidstaten deze verplichting tot melding van informatie overdragen aan marktdeelnemers, moeten zij de Commissie daarvan op de hoogte brengen.

(12)

De Commissie moet regelmatig bijeenkomsten met de lidstaten en belanghebbenden organiseren om beste praktijken uit te wisselen, synergieën te ontwikkelen en bij te dragen tot een gemeenschappelijk begrip van de marktdynamiek in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen. De Commissie moet de lidstaten en belanghebbenden ook informatie verstrekken over de toepassing van de verordening.

(13)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Bij de vaststelling van de datum van toepassing van deze verordening dient erop te worden toegezien dat de lidstaten zich aan de nieuwe meldingsverplichtingen kunnen aanpassen.

(15)

Het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Voor meldingen krachtens Verordening (EU) nr. 1308/2013 en krachtens de op basis van die verordening vastgestelde handelingen is het in de eerste alinea van dit lid bedoelde IT-systeem waar van toepassing ook beschikbaar voor marktdeelnemers en derde landen.”.

2)

Artikel 5 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Standaardmelding

Tenzij anders bepaald in de in artikel 1 bedoelde handelingen, wordt een lidstaat of, waar van toepassing, een derde land of marktdeelnemer die de vereiste informatie of documenten niet binnen de termijn aan de Commissie heeft gemeld (“geen respons”), geacht het volgende aan de Commissie te hebben gemeld:

a)

bij kwantitatieve informatie: een nulwaarde;

b)

bij kwalitatieve informatie: er is niets te rapporteren.”.

3)

De titel van hoofdstuk II wordt vervangen door:

“MELDINGEN EN COÖRDINATIE VAN INFORMATIE OVER DE PRIJZEN, DE PRODUCTIE EN DE MARKT EN INFORMATIE DIE OP GROND VAN INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN VEREIST IS”.

4)

In artikel 7 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De lidstaten en, waar van toepassing, derde landen en marktdeelnemers melden de Commissie alle belangrijke nieuwe informatie die waarschijnlijk tot een substantiële verandering van al gemelde informatie leidt.”.

5)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Aanvullende informatie

Via het in artikel 1 bedoelde informatiesysteem kunnen de lidstaten en, waar van toepassing, derde landen en marktdeelnemers de Commissie naast de in de bijlagen I, II en III gevraagde informatie aanvullende informatie verstrekken wanneer dergelijke informatie door de betrokken lidstaat of, waar van toepassing, het betrokken derde land of de betrokken marktdeelnemer van belang wordt geacht. Dergelijke meldingen worden gedaan via een formulier dat de Commissie in het systeem beschikbaar stelt.”.

6)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het kopje van artikel 9 wordt als volgt vervangen:

“Bepaling van de prijs en de hoeveelheid”;

b)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Bij elke op grond van deze afdeling vereiste melding van de prijs en de hoeveelheid melden de lidstaten ook de bron en methodiek op basis waarvan de verstrekte informatie is bepaald. Dergelijke meldingen bevatten informatie over de door de lidstaten bepaalde representatieve markten en de bijbehorende wegingscoëfficiënten.”;

c)

het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis.   Bij elke op grond van deze afdeling vereiste melding van prijzen en hoeveelheden kunnen de lidstaten de rechtstreekse transmissie van de prijzen en hoeveelheden via het in artikel 1 bedoelde informatiesysteem van de Commissie overdragen aan marktdeelnemers. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de identiteit van de marktdeelnemers waaraan de transmissie is overgedragen.”.

7)

De artikelen 10, 11 en 12 worden vervangen door:

“Artikel 10

Rapportage van prijzen in de officiële munteenheid

Tenzij anders bepaald in de bijlagen I, II en III, melden de lidstaten en, waar van toepassing, de marktdeelnemers prijsinformatie in hun officiële munteenheid, exclusief btw.

Artikel 11

Wekelijkse prijsmelding

Tenzij anders gespecificeerd in bijlage I, melden de lidstaten en, waar van toepassing, de marktdeelnemers de Commissie elke woensdag uiterlijk om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) de in die bijlage bedoelde wekelijkse prijsinformatie voor de voorgaande week.

Artikel 12

Niet-wekelijkse melding van prijs-, productie- en marktinformatie

De lidstaten en, waar van toepassing, de marktdeelnemers melden de Commissie binnen de vastgestelde termijnen het volgende:

(a)

de niet-wekelijkse prijsinformatie als bedoeld in bijlage II;

(b)

de productie- en marktinformatie als bedoeld in bijlage III.”.

8)

De bijlagen I, II en III worden vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 van de Commissie van 20 april 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten en tot wijziging en intrekking van diverse verordeningen van de Commissie (PB L 171 van 4.7.2017, blz. 113).

(3)  PB C 86 van 6.3.2018, blz. 49.

(4)  Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 59).

(5)  ST 7607 2019 ADD 1 REV 1 van 22.3.2019, blz. 1.


BIJLAGE I

Vereisten inzake de wekelijkse prijsmeldingen als bedoeld in artikel 11

Tenzij anders bepaald, wordt met “de betrokken lidstaten” bedoeld de lidstaten waarvan de productie of het verbruik meer dan 2 % van de totale overeenkomstige productie of het totale overeenkomstige verbruik van de Unie uitmaakt.

1.   Granen

Inhoud van de melding: representatieve marktprijzen voor elke soort en kwaliteit granen die van belang worden geacht voor de Uniemarkt, per ton product.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

Overige: de prijzen verwijzen, waar van toepassing, naar de kwaliteitskenmerken, de plaats van notering van elk product en het handelsstadium.

2.   Rijst

Inhoud van de melding: representatieve marktprijzen voor alle rijstvariëteiten die van belang worden geacht voor de Uniemarkt, per ton product.

Betrokken lidstaten: rijstproducerende lidstaten en lidstaten met rijstverwerkingsbedrijven.

Overige: de prijzen verwijzen, waar van toepassing, naar het verwerkingsstadium, de plaats van notering van elk product en het handelsstadium.

3.   Oliehoudende zaden

Inhoud van de melding: representatieve prijzen voor koolzaad, zonnebloempitten, sojabonen, koolzaadmeel, zonnebloemzaadschroot, sojaschroot, ruwe koolzaadolie, ruwe zonnebloemolie en ruwe sojaolie.

Betrokken lidstaten: lidstaten met een met het respectieve gewas beplant areaal van minstens 10 000 ha per jaar. Voor prijsmeldingen voor meel, schroot en olie, de lidstaten die meer dan 10 000 ton van de betrokken oliehoudende zaden verwerken.

4.   Olijfolie

Inhoud van de melding: de gemiddelde prijzen die zijn genoteerd op de belangrijkste representatieve markten, en de nationale gewogen gemiddelde prijzen voor de in deel VIII van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde categorieën olijfolie, per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: de lidstaten die in de jaarperiode van 1 oktober tot en met 30 september meer dan 20 000 ton olijfolie produceren.

Overige: de prijzen hebben betrekking op olijfolie in bulk, af olijfperserij voor olijfolie van de eerste persing en af fabriek voor de overige categorieën. De representatieve markten bestrijken ten minste 70 % van de nationale productie van het betrokken product.

Inkoopprijzen

Inhoud van de melding: representatieve inkoopprijzen van de kleinhandel voor de categorieën olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing als bedoeld in deel VIII van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, per 100 kg product.

Overige: de representatieve prijzen hebben betrekking op verpakte olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing in verpakkingen die klaar zijn om te worden aangeboden aan de eindverbruiker en bestrijken ten minste een derde van de nationale aankopen van het betrokken product.

5.   Groenten en fruit, bananen

a)    Prijzen van voor de verse markt bestemde producten

Inhoud van de melding: representatieve prijzen voor de in bijlage VI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie (1) vermelde soorten en variëteiten tomaten, appelen, sinaasappelen, perziken en nectarines, per 100 kg product (nettogewicht).

Betrokken lidstaten: de in bijlage VI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vermelde lidstaten.

Overige: de prijzen zijn af verpakkingsstation van gesorteerde, verpakte en eventueel op pallets aangeboden producten.

b)    Prijzen van bananen

Inhoud van de melding: groothandelsprijzen van gele bananen van GN-code 0803 90 10, per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten die meer dan 50 000 ton gele bananen per kalenderjaar afzetten.

Overige: de prijzen worden gemeld per groep van landen van oorsprong.

c)    Prijzen af producent

Inhoud van de melding: representatieve prijzen van tomaten, appelen, sinaasappelen, perziken en nectarines, en van voor de verse markt bestemde bananen. Alle prijzen worden uitgedrukt per 100 kg product.

Overige: de gemelde prijzen zijn de prijzen af producent voor het geoogste product.

d)    Inkoopprijzen

Inhoud van de melding: representatieve inkoopprijzen van de kleinhandel voor tomaten, appelen, sinaasappelen, perziken en nectarines, per 100 kg product.

6.   Vlees

Inhoud van de melding: de prijzen van runder-, varkens- en schapenkarkassen en delen van die karkassen en bepaalde levende runderen, kalveren en biggen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 en van karkassen volgens de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen, per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: voor karkassen en levende dieren: alle lidstaten; voor delen van karkassen: de lidstaten waarvan de nationale productie goed is voor ten minste 2 % van de Unieproductie.

Overige: wanneer er naar het oordeel van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat onvoldoende aantallen karkassen of levende dieren te melden zijn, kan deze lidstaat voor de periode in kwestie besluiten om de notering van de prijzen van dergelijke karkassen of levende dieren op te schorten, en meldt hij de Commissie de reden van zijn besluit. Voor delen van karkassen melden de betrokken lidstaten de prijzen voor de achtervoet van runderen, de voorvoet van runderen, rundsgehakt, karbonadestreng (varken), buikspek (varken), varkensschouder, varkensgehakt en ham (varken).

Inkoopprijzen

Inhoud van de melding: representatieve inkoopprijzen van kleinhandelaren en andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor varkens- en rundsgehakt, per 100 kg product.

7.   Melk en zuivelproducten

Inhoud van de melding: de prijzen van weipoeder, mageremelkpoeder, vollemelkpoeder, boter, room, consumptiemelk en commoditykazen, per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: de lidstaten waarvan de nationale productie goed is voor ten minste 2 % van de Unieproductie, of, in het geval van commoditykazen, de lidstaten waar de kaassoort goed is voor ten minste 4 % van de totale nationale kaasproductie.

Overige: de prijzen worden gemeld voor producten die van de fabrikant zijn betrokken, exclusief overige kosten (transport, lading, handling, opslag, pallets, verzekeringen etc.) op basis van contracten voor levering binnen drie maanden.

Inkoopprijzen

Inhoud van de melding: representatieve inkoopprijzen van kleinhandelaren en andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor boter en de betrokken kazen, per 100 kg product.

8.   Eieren

Inhoud van de melding: groothandelsprijzen voor eieren van klasse A, uitgesplitst naar houderijmethode (gemiddelde van de categorieën L en M), per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

Overige: de prijzen worden gemeld voor producten in pakstations.

9.   Vlees van pluimvee

Inhoud van de melding: gemiddelde groothandelsprijs van hele braadkuikens van klasse A (“kippen 65 %”) en delen van braadkuikens (borstfilet, dijen), per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

Overige: de prijzen worden gemeld voor producten van slachterijen of zoals genoteerd op representatieve markten.

Inkoopprijzen

Inhoud van de melding: representatieve inkoopprijzen van kleinhandelaren en andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor hele braadkuikens van klasse A en kippenborstfilets, per 100 kg product.

10.   Andere

Inhoud van de melding: de prijs van mageremelkpoeder met toegevoegde vetten per 100 kg product.

Overige: de prijzen worden gemeld voor producten die van de fabrikant zijn betrokken, exclusief overige kosten (transport, lading, handling, opslag, pallets, verzekeringen etc.) op basis van contracten voor levering binnen drie maanden.


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 4).


BIJLAGE II

Vereisten inzake de niet-wekelijkse prijsmeldingen als bedoeld in artikel 12, onder a)

Tenzij anders bepaald, wordt met “de betrokken lidstaten” bedoeld de lidstaten waarvan de productie of het verbruik meer dan 2 % van de totale overeenkomstige productie of het totale overeenkomstige verbruik van de Unie uitmaakt, met uitzondering van biologische producten, waarvoor de drempel 4 % van de productie bedraagt.

1.   Granen

a)    Prijzen voor biologische granen

Inhoud van de melding: representatieve marktprijzen voor biologische zachte tarwe, durumtarwe en rogge, per ton product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

b)   Prijzen voor tarwemeel

Inhoud van de melding: representatieve verkoopprijzen van de meelindustrie voor tarwemeel, per ton product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

c)   Inkoopprijzen voor tarwemeel

Inhoud van de melding: representatieve inkoopprijzen van kleinhandelaren en andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor tarwemeel, per ton product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

2.   Oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

Inhoud van de melding: representatieve marktprijzen voor alle eiwithoudende gewassen die van belang worden geacht voor de Uniemarkt, alsook voor biologische sojabonen, biologisch sojaschroot, niet-genetisch gemodificeerd sojaschroot, per ton product.

Betrokken lidstaten: voor eiwithoudende gewassen: lidstaten met een met het respectieve gewas beplant areaal van minstens 10 000 ha per jaar.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

3.   Suiker

Inhoud van de melding:

a)

de gewogen gemiddelden van de volgende suikerprijzen, per ton suiker, alsmede de totale overeenkomstige hoeveelheden en de gewogen standaardafwijkingen:

i)

voor de voorgaande maand: de verkoopprijs;

ii)

voor de voorgaande maand: de verkoopprijs op facturen in verband met kortlopende contracten. Deze prijzen worden ten vroegste twee maanden na afloop van de hierna vastgestelde meldingsperiode door de Commissie bekendgemaakt;

b)

de gewogen gemiddelde prijs van suikerbieten in het voorgaande verkoopseizoen, per ton bieten, alsmede de totale overeenkomstige hoeveelheden.

Betrokken lidstaten:

a)

voor de suikerprijzen: alle lidstaten waarin meer dan 10 000 ton suiker wordt geproduceerd uit suikerbieten of uit ruwe suiker;

b)

voor de suikerbietprijzen: lidstaten met een beplant areaal van meer dan 1 000 ha suikerbieten in het verkoopseizoen in kwestie.

Meldingsperiode:

a)

voor de suikerprijzen: uiterlijk op de 25e van elke maand;

b)

voor de suikerbietenprijzen: elk jaar uiterlijk op 30 juni.

Overige: de prijzen worden vastgesteld overeenkomstig de door de Commissie gepubliceerde methodiek en hebben betrekking op het volgende:

a)

voor suiker van de in bijlage III, onder B, II, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 gedefinieerde standaardkwaliteit: de prijzen van onverpakte witte suiker, af fabriek, die bij suikerproducerende ondernemingen en suikerraffinaderijen is verzameld;

b)

voor suikerbieten van standaardkwaliteit die ten minste 16 % suiker bevatten: de prijs van suikerbieten die door de suikerproducerende ondernemingen aan de producenten is betaald. De bieten en de daaruit gewonnen suiker worden toegerekend aan hetzelfde verkoopseizoen.

Inkoopprijzen

Inhoud van de melding: inkoopprijzen van de detailhandel, de voedingsmiddelenindustrie en de non-foodindustrie (uitgezonderd de biobrandstoffenindustrie) voor suiker en melasse, per ton product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand.

Overige: de representatieve prijzen worden vastgesteld overeenkomstig de door de Commissie gepubliceerde methodiek.

4.   Vlasvezel

Inhoud van de melding: de gemiddelde prijzen, af fabriek, van de voorgaande maand, zoals genoteerd op de voornaamste representatieve markten voor lange vlasvezel, per ton product.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten waarin lange vlasvezels worden geproduceerd op een beplant areaal van meer dan 1 000 ha vezelvlas.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

5.   Olijfolie en tafelolijven

Inhoud van de melding:

representatieve marktprijzen voor biologische olijfolie voor de in deel VIII van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde categorieën olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing, per 100 kg product;

representatieve prijzen van voor tafelolijven bestemde onbewerkte olijven, per 100 kg product.

Betrokken lidstaten:

voor biologische olijfolie: de lidstaten die in de jaarperiode van 1 oktober tot en met 30 september meer dan 5 000 ton biologische olijfolie (van de categorieën olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing) produceren;

voor tafelolijven: de lidstaten die in de jaarperiode van 1 september tot en met 31 augustus meer dan 5 000 ton tafelolijven produceren.

Meldingsperiode:

voor biologische olijfolie: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand;

voor tafelolijven: jaarlijks uiterlijk op 15 januari, met betrekking tot de oogst van het voorafgaande kalenderjaar (1 september — 31 december).

Overige: wat biologische olijfolie betreft, hebben de prijzen betrekking op olijfolie in bulk, af olijfperserij voor olijfolie van de eerste persing en af fabriek voor de overige categorieën. Wat onbewerkte olijven voor de productie van tafelolijven betreft, hebben de prijzen betrekking op de olijven die door de producenten zijn geleverd op de plaatsen waar zij door de verwerkende industrie worden ontvangen.

6.   Wijn

Inhoud van de melding: voor de wijnen als bedoeld in deel II, punt 1, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013:

a)

een overzicht van de prijzen van de voorgaande maand, per hectoliter wijn, met vermelding van de betrokken volumes, of

b)

de publiekelijk beschikbare informatiebronnen die geloofwaardig worden geacht voor het constateren van de prijzen.

Betrokken lidstaten: de lidstaten waarin de wijnproductie in de afgelopen vijf jaar gemiddeld meer dan 5 % van de totale wijnproductie in de Unie bedroeg.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 15e van elke maand voor de voorgaande maand.

Overige: de prijzen hebben betrekking op het onverpakte product af bedrijf van de producent. Voor de onder a) en b) bedoelde informatie kiezen de betrokken lidstaten de acht meest representatieve markten die zullen worden gevolgd, waarvan ten minste twee markten betrekking hebben op wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding.

7.   Melk en zuivelproducten

a)    Melk

Inhoud van de melding: de prijs voor rauwe melk en biologische rauwe melk, en de geraamde prijs voor leveringen van rauwe melk in de lopende maand, per 100 kg product op basis van het reële vet- en eiwitgehalte.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand, voor de voorgaande maand.

Overige: het gaat om de prijs die op het grondgebied van de lidstaat gevestigde eerste kopers betalen.

b)    Zuivelproducten

Inhoud van de melding: de prijzen van andere kazen dan de in punt 7 van bijlage I bedoelde commoditykazen, per 100 kg product.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten waarin de diverse soorten kazen van belang zijn voor de nationale markt.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 15e van elke maand voor de voorgaande maand.

Overige: de prijzen hebben betrekking op kaas die van de fabrikant is betrokken, exclusief overige kosten (transport, lading, handling, opslag pallets, verzekeringen etc.) op basis van contracten voor levering binnen drie maanden.

8.   Groenten en fruit, bananen

a)    Prijzen voor verse biologische groenten en fruit

Inhoud van de melding: representatieve verkoopprijzen voor biologische tomaten, appelen, sinaasappelen, perziken en nectarines, per 100 kg product (nettogewicht).

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand, voor de voorgaande kalendermaand.

b)    Prijzen voor groene bananen

Inhoud van de melding:

a)

de gemiddelde verkoopprijzen op de lokale markten van groene bananen die in de productieregio zijn afgezet, per 100 kg product en de bijbehorende hoeveelheden;

b)

de gemiddelde verkoopprijzen van groene bananen die buiten de productieregio zijn afgezet, per 100 kg product en de bijbehorende hoeveelheden.

Meldingsperiode:

voor de voorgaande periode van 1 januari tot en met 30 april: jaarlijks uiterlijk op 15 juni;

voor de voorgaande periode van 1 mei tot en met 31 augustus: jaarlijks uiterlijk op 15 oktober;

voor de voorgaande periode van 1 september tot en met 31 december: jaarlijks uiterlijk op 15 februari.

Betrokken lidstaten: de lidstaten met een productieregio. Het gaat om de volgende regio’s:

a)

de Canarische Eilanden,

b)

Guadeloupe,

c)

Martinique,

d)

Madeira en de Azoren,

e)

Kreta en Laconië,

f)

Cyprus.

Overige: de prijzen van groene bananen die in de Unie buiten de productieregio ervan worden afgezet, zijn de prijzen bij de eerste loshaven (ongelost).

c)    Prijzen af producent

Inhoud van de melding: representatieve prijzen voor voor verwerking bestemde tomaten, appelen en sinaasappelen. Alle prijzen worden uitgedrukt per 100 kg product.

Meldingsperiode:

a)

voor tomaten: uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar;

b)

voor appelen en sinaasappelen: uiterlijk op de 25e van elke maand, voor de voorgaande kalendermaand.

Overige: de gemelde prijzen zijn de prijzen af producent voor het geoogste product.

9.   Vlees

Inhoud van de melding: representatieve verkoopprijzen voor biologische runderkarkassen volgens de indeling van runderkarkassen zoals bij de melding overeenkomstig bijlage I, punt 6, onder a), per 100 kg product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

10.   Pluimvee

Inhoud van de melding: representatieve verkoopprijzen voor biologische hele braadkuikens van klasse A („kippen 65 %”), per 100 kg product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand, voor de voorgaande kalendermaand.


BIJLAGE III

Vereisten inzake de meldingen van productie- en marktinformatie als bedoeld in artikel 12, onder b)

1.   Rijst

Inhoud van de melding: voor elke soort rijst als bedoeld in deel I, punten 2 en 3, van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1308/2013:

a)

het beplante areaal, de agronomische opbrengst, de productie van padie in het oogstjaar en het rendement bij de bewerking;

b)

het binnenlandse verbruik (inclusief door de verwerkende industrie) van rijst, uitgedrukt in volwitterijstequivalent;

c)

de rijstvoorraden (in volwitterijstequivalent) van producenten en rijstverwerkingsbedrijven op 31 augustus van elk jaar, uitgesplitst naar in de Unie geproduceerde rijst en ingevoerde rijst.

Meldingsperiode: jaarlijks uiterlijk op 15 januari voor het voorgaande jaar.

Betrokken lidstaten:

a)

voor de productie van padie: alle rijstproducerende lidstaten;

b)

voor het binnenlandse verbruik: alle lidstaten;

c)

voor de rijstvoorraden: alle rijstproducerende lidstaten en lidstaten met rijstverwerkingsbedrijven.

2.   Suiker

A.    Bietenarealen

Inhoud van de melding: suikerbietenareaal voor het lopende verkoopseizoen en een raming voor het daaropvolgende verkoopseizoen.

Meldingsperiode: jaarlijks uiterlijk op 31 mei.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten met een beplant areaal van meer dan 1 000 ha suikerbieten in het jaar in kwestie.

Overige: de cijfers worden uitgedrukt in hectare en uitgesplitst naar areaal dat bestemd is voor de productie van suiker en areaal dat bestemd is voor de productie van bio-ethanol.

B.    Productie en verbruik van suiker en van bio-ethanol

Inhoud van de melding:

a)

productie: de productie van suiker en melasse en de productie van bio-ethanol van elke onderneming in het voorgaande verkoopseizoen en, voor het lopende verkoopseizoen, een raming van de totale suikerproductie in elke lidstaat en van de suikerproductie van elke onderneming;

b)

verbruik: in het voorgaande verkoopseizoen door ondernemingen en raffinaderijen verkochte suiker, uitgesplitst naar bestemming.

Meldingsperiode: jaarlijks uiterlijk op 30 november voor de productie en het verbruik van het voorgaande verkoopseizoen en de geraamde totale suikerproductie voor het lopende verkoopseizoen; en jaarlijks uiterlijk op 31 maart (30 juni voor de Franse departementen Guadeloupe en Martinique) voor de productie van elke onderneming in het lopende verkoopseizoen.

Betrokken lidstaten: lidstaten waarin meer dan 10 000 ton suiker wordt geproduceerd.

Overige:

a)

onder “suikerproductie” wordt verstaan: de totale hoeveelheid, als volgt in ton witte suiker uitgedrukt, van:

i)

witte suiker, ongeacht kwaliteitsverschillen;

ii)

ruwe suiker, op basis van het rendement dat is bepaald overeenkomstig bijlage III, punt B, III, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013;

iii)

invertsuiker, naar gewicht;

iv)

sacharosestroop of invertsuikerstroop die van suikerbieten is gemaakt en een zuiverheid van ten minste 70 % heeft, op basis van het gehalte aan winbare suiker of op basis van het werkelijke rendement;

v)

sacharosestroop of invertsuikerstroop die van suikerriet is gemaakt en een zuiverheid van ten minste 75 % heeft, op basis van het suikergehalte;

b)

de suikerproductie omvat geen witte suiker die uit een van de onder a) bedoelde producten is verkregen of in het kader van de regeling actieve veredeling is geproduceerd;

c)

de suiker die is gewonnen uit de in een bepaald verkoopseizoen gezaaide suikerbieten, wordt toegerekend aan het volgende verkoopseizoen. Suiker die is gewonnen uit de in het najaar van een bepaald verkoopseizoen gezaaide suikerbieten, wordt echter toegerekend aan hetzelfde verkoopseizoen in lidstaten die daartoe hebben besloten en die de Commissie uiterlijk op 1 oktober 2017 in kennis hebben gesteld van dat besluit;

d)

de cijfers voor suiker worden uitgesplitst per maand. Voor het lopende verkoopseizoen gaat het tot en met februari om voorlopige cijfers en voor de resterende maanden van het verkoopseizoen om ramingen;

e)

de productie van bio-ethanol omvat alleen bio-ethanol die uit een van de onder a) bedoelde producten is verkregen, en wordt uitgedrukt in hectoliter;

f)

onder “suikerverbruik” wordt verstaan: de totale hoeveelheid suiker, uitgedrukt in ton wittesuikerequivalent, die gedurende het verkoopseizoen door suikerproducerende ondernemingen en suikerraffinaderijen is verkocht aan kleinhandelaars en suikerverbruikers. Deze hoeveelheid wordt opgesplitst in de hoeveelheid die wordt verkocht voor de detailhandel, aan de voedingsmiddelenindustrie en aan andere sectoren, met uitzondering van bio-ethanol.

C.    Productie van isoglucose

Inhoud van de melding:

a)

de hoeveelheden eigen productie van isoglucose die door elke producent in het voorgaande verkoopseizoen zijn verzonden;

b)

de hoeveelheden eigen productie van isoglucose die door elke producent in de voorgaande maand zijn verzonden.

Meldingsperiode: jaarlijks uiterlijk op 30 november voor het voorgaande verkoopseizoen en uiterlijk op de 25e van elke maand voor de voorgaande maand.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten waarin isoglucose wordt geproduceerd.

Overige: onder “productie van isoglucose” wordt verstaan: de totale producthoeveelheid die uit glucose of glucosepolymeren is verkregen en ten minste 41 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof, uitgedrukt in ton ongeacht het werkelijke fructosegehalte boven de grens van 41 %. De jaarlijkse productie wordt per maand uitgesplitst.

D.    Suiker- en isoglucosevoorraden

Inhoud van de melding:

a)

de geproduceerde hoeveelheden suiker die aan het eind van elke maand door suikerproducerende ondernemingen en suikerraffinaderijen zijn opgeslagen;

b)

de geproduceerde hoeveelheden isoglucose die aan het eind van het voorgaande verkoopseizoen door isoglucoseproducenten zijn opgeslagen.

Meldingsperiode: voor suiker: uiterlijk aan het eind van elke maand voor de voorgaande maand in kwestie; voor isoglucose: uiterlijk op 30 november.

Betrokken lidstaten:

a)

voor suiker: alle lidstaten waar suikerproducerende ondernemingen of suikerraffinaderijen zijn en meer dan 10 000 ton wordt geproduceerd;

b)

voor isoglucose: alle lidstaten waar isoglucose wordt geproduceerd.

Overige: de cijfers hebben betrekking op producten die in het vrije verkeer op het grondgebied van de Unie zijn opgeslagen, en op de productie van suiker en de productie van isoglucose als omschreven onder B en C.

Voor suiker geldt het volgende:

de cijfers hebben betrekking op hoeveelheden die de onderneming of de raffinaderij in eigendom heeft of waarvoor een warrant geldt;

de cijfers geven voor de aan het einde van de maanden juli, augustus en september opgeslagen hoeveelheden aan hoeveel afkomstig is van de suikerproductie in het kader van het volgende verkoopseizoen;

in het geval van opslag in andere lidstaten dan de lidstaat die de informatie aan de Commissie meldt, informeert de laatstbedoelde lidstaat de betrokken lidstaat vóór het einde van de maand die volgt op die van de melding aan de Commissie, over de opgeslagen hoeveelheden en de opslagplaatsen op hun grondgebied.

Voor isoglucose gaat het om de hoeveelheden die de producent in eigendom heeft.

E.    Sectorale overeenkomsten

Inhoud van de melding: de inhoud van de sectorale overeenkomsten tussen telers en ondernemingen en van collectieve clausules betreffende waardeverdeling. De relevante mee te delen gegevens worden vastgesteld overeenkomstig de door de Commissie gepubliceerde methodiek.

Meldingsperiode: uiterlijk aan het einde van elk verkoopseizoen voor dat verkoopseizoen.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten waar suikerproducerende ondernemingen zijn en meer dan 10 000 ton wordt geproduceerd.

3.   Vezelgewassen

Inhoud van de melding:

a)

het vezelvlasareaal voor het voorgaande verkoopseizoen en een raming voor het lopende verkoopseizoen, in ha;

b)

de productie van lange vlasvezels in het voorgaande verkoopseizoen en een raming voor het lopende verkoopseizoen, in ton;

c)

het met katoen beplante areaal voor het voorgaande gewasjaar en een raming voor het lopende gewasjaar, in ha;

d)

de productie van niet-geëgreneerd katoen voor het voorgaande gewasjaar en een raming voor het lopende gewasjaar, in ton;

e)

de aan katoenproducenten betaalde gemiddelde prijs van niet-geëgreneerd katoen voor het voorgaande gewasjaar, in ton product.

Meldingsperiode:

a)

voor het vezelvlasareaal: jaarlijks uiterlijk op 31 juli;

b)

voor de productie van lange vlasvezels: jaarlijks uiterlijk op 31 oktober;

c)

voor katoen: jaarlijks uiterlijk op 15 oktober.

Betrokken lidstaten:

a)

voor vlas: alle lidstaten waarin lange vlasvezels worden geproduceerd op een beplant areaal van meer dan 1 000 ha vezelvlas;

b)

voor katoen: alle lidstaten waarin ten minste 1 000 ha katoen is ingezaaid.

4.   Hop

Inhoud van de melding: totaalcijfers, waarbij de in de punten b), c) en d) bedoelde informatie wordt uitgesplitst naar hopsoort (bittere en aromatische hop), van het volgende:

a)

aantal landbouwers die hop telen;

b)

met hop beplant areaal, in hectare;

c)

hoeveelheid in ton en gemiddelde prijs af bedrijf, in kg, van hop die in het kader van een termijncontract is verkocht en van hop die zonder een dergelijk contract is verkocht;

d)

alfazuurproductie in ton en gemiddeld alfazuurgehalte (in percent).

Meldingsperiode: uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op de hopoogst.

Betrokken lidstaten: lidstaten met een beplant areaal van meer dan 200 ha hop in het voorgaande jaar.

5.   Olijfolie

Inhoud van de melding:

a)

gegevens over de eindproductie (inclusief biologische productie), het totale binnenlandse verbruik (inclusief door de verwerkende industrie) en de totale eindvoorraden van de voorgaande jaarperiode van 1 oktober tot en met 30 september;

b)

een raming van de maandproductie, een raming van het maandelijkse voorraadniveau van de producenten en de industrie en ramingen van de totale productie, het totale binnenlandse verbruik (inclusief door de verwerkende industrie) en de eindvoorraden van de lopende jaarperiode van 1 oktober tot en met 30 september.

Meldingsperiode:

a)

jaarlijks uiterlijk op 31 oktober voor gegevens die betrekking hebben op de voorgaande jaarperiode;

b)

jaarlijks uiterlijk op 31 oktober en uiterlijk op de 15e van elke maand van november tot en met juni voor gegevens die betrekking hebben op de lopende jaarperiode.

Betrokken lidstaten: voor de melding van de maandelijkse voorraadniveaus: de lidstaten die in de jaarperiode van 1 oktober tot en met 30 september meer dan 20 000 ton olijfolie produceren. Voor de overige gegevens: alle olijfolieproducerende lidstaten.

6.   Tabak

Inhoud van de melding: voor elke soortengroep van ruwe tabak:

a)

het aantal landbouwers;

b)

het areaal in hectare;

c)

de geleverde hoeveelheid in ton;

d)

de aan de landbouwers betaalde gemiddelde prijs, exclusief belastingen en andere heffingen, per kg product.

Meldingsperiode: uiterlijk op 31 juli van het jaar dat volgt op het oogstjaar.

Betrokken lidstaten: lidstaten met een beplant areaal van meer dan 3 000 ha tabak voor de voorgaande oogst.

Overige: de soortengroepen van ruwe tabak zijn:

groep I

groep I flue-cured: tabak die is gedroogd in ovens waarin de luchtcirculatie, de temperatuur en de vochtigheidsgraad worden beheerst, met name Virginia;

groep II

groep II light-air-cured: tabak die onder een afdak op natuurlijke wijze is gedroogd en die niet gefermenteerd is, met name Burley en Maryland;

groep III

groep III dark-air-cured: tabak die onder een afdak natuurlijk is gedroogd en die op natuurlijke wijze gefermenteerd is vóór hij in de handel wordt gebracht, met name Badischer Geudertheimer, Fermented Burley, Havana, Mocny Skroniowski, Nostrano del Brenta en Pulawski;

groep IV

groep IV fire-cured: tabak die boven een vuur is gedroogd, met name Kentucky en Salento;

groep V

groep V sun-cured: tabak die in de zon is gedroogd, ook “oriënttabak” genoemd, met name Basmas, Katerini en Kaba-Koulak.

7.   Producten van de wijnsector

Inhoud van de melding:

a)

ramingen van de productie van wijnproducten (inclusief tot wijn verwerkte en niet tot wijn verwerkte druivenmost) op het grondgebied van de lidstaat in het lopende wijnjaar;

b)

het definitieve resultaat van de in artikel 31 van Verordening (EU) 2018/273 (1) bedoelde productieopgaven, alsmede een raming van de productie die niet onder zulke opgaven valt;

c)

een overzicht van de in artikel 32 van Verordening (EU) 2018/273 bedoelde opgaven van de voorraden op 31 juli van het voorgaande wijnjaar;

d)

de eindbalans van het voorgaande wijnjaar met onder meer volledige informatie over de beschikbaarheid (beginvoorraden, productie, invoer), de bestemming (menselijke consumptie, industrieel verbruik, bewerking, uitvoer en verliezen) en de eindvoorraden.

Meldingsperiode:

a)

jaarlijks uiterlijk op 30 september: de productieramingen;

b)

jaarlijks uiterlijk op 15 maart: het definitieve resultaat van de productieopgaven;

c)

jaarlijks uiterlijk op 31 oktober: het overzicht van de voorraadopgaven;

d)

jaarlijks uiterlijk op 15 januari: de eindbalans.

Betrokken lidstaten: lidstaten die overeenkomstig artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een bijgewerkt wijnbouwkadaster bijhouden.

8.   Melk

Inhoud van de melding:

de totale hoeveelheid rauwe koemelk, in kilogram op basis van het reële vetgehalte;

de totale hoeveelheid biologische rauwe koemelk, in kilogram op basis van het reële vetgehalte;

het vetgehalte en het eiwitgehalte van rauwe koemelk, in gewichtspercent van het product.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand, voor de voorgaande maand.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

Overige: voor melk: de hoeveelheden hebben betrekking op de melk die in de voorgaande maand aan de op het grondgebied van de lidstaat gevestigde eerste kopers is geleverd. De lidstaten zorgen ervoor dat alle op hun grondgebied gevestigde eerste kopers bij de bevoegde nationale autoriteit aangeven hoeveel rauwe koemelk maandelijks tijdig en op accurate wijze aan hen is geleverd, teneinde aan dit vereiste te voldoen.

9.   Eieren

Inhoud van de melding:

het aantal eierproductie-inrichtingen, uitgesplitst naar houderijmethode als bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 589/2008 (2), en inrichtingen voor biologische eierproductie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (3), met vermelding van de maximumcapaciteit van de inrichting (aantal gelijktijdig aanwezige leghennen);

het volume geproduceerde eieren in de schaal per houderijmethode, in ton nettogewicht, met inbegrip van biologische eieren.

Meldingsperiode:

jaarlijks uiterlijk op 1 april: aantal productie-inrichtingen;

uiterlijk op de 25e van de maand, voor de voorgaande maand: maandelijkse productievolumes.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

10.   Ethylalcohol

Inhoud van de melding: voor alcohol uit landbouwproducten, in hectoliter zuivere alcohol:

a)

de productie door middel van gisting en distillering, uitgesplitst naar landbouwgrondstof waaruit de alcohol is geproduceerd;

b)

de volumes die door alcoholproducenten of importeurs zijn overgedragen voor verwerking of verpakking, uitgesplitst naar gebruikscategorie (voedingsmiddelen en dranken, brandstoffen, industrieel/overige).

Meldingsperiode: jaarlijks uiterlijk op 1 maart voor het voorgaande kalenderjaar.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

11.   Vlees

Inhoud van de melding:

a)

rundvlees: aantal ingedeelde karkassen, met vermelding van het gewicht, per categorie, uitgesplitst naar bevleesdheids- en vetbedekkingsklassen;

b)

varkensvlees: aantal ingedeelde karkassen, met vermelding van het gewicht, per klasse magervleesaandeel;

c)

rundvlees: aantal ingedeelde biologische karkassen, met vermelding van het gewicht, per categorie, uitgesplitst naar bevleesdheids- en vetbedekkingsklassen.

Meldingsperiode: wekelijks voor de punten a) en b), samen met de in bijlage I, punt 6, onder a), bedoelde prijsmelding; maandelijks voor punt c), samen met de in bijlage II, punt 9, bedoelde prijsmelding.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

12.   Andere

Inhoud van de melding: de totale hoeveelheid mageremelkpoeder met toegevoegde vetten, in ton.

Meldingsperiode: uiterlijk op de 25e van elke maand, voor de voorgaande maand.

Betrokken lidstaten: alle lidstaten.

Overige: de hoeveelheden hebben betrekking op de mageremelkpoeder met toegevoegde vetten die in de voorgaande maand door de op het grondgebied van de lidstaat gevestigde zuivelfabrikanten is geproduceerd.


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 24).

(2)  Verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 20).

(3)  Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 4).


22.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1747 VAN DE COMMISSIE

van 15 oktober 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 met betrekking tot de eisen voor bepaalde bewijzen van bevoegdheid en certificaten, regels voor opleidingsorganisaties en bevoegde autoriteiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 1, artikel 27, lid 1, en artikel 62, lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2) zijn gedetailleerde voorschriften vastgestelde voor technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen.

(2)

Uit de toepassing van Verordening (EU) nr. 1178/2011 is gebleken dat bepaalde eisen redactionele fouten bevatten of dubbelzinnig zijn. Bovendien zijn een aantal termijnen of bepalingen die oorspronkelijk waren bedoeld om de lidstaten voldoende tijd te geven om hun nationale voorschriften in overeenstemming te brengen met Verordening (EU) nr. 1178/2011, verstreken. Dit heeft geleid tot problemen met de tenuitvoerlegging en de duidelijkheid van de regels van de Unie. De bedoelde voorschriften moeten worden verduidelijkt en gecorrigeerd. Er moeten nieuwe definities worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat de bepalingen op uniforme wijze ten uitvoer worden gelegd.

(3)

Om de evenredigheid en transparantie van het regelgevingssysteem voor de general aviation te verbeteren, moeten de regels voor piloten van lichte luchtvaartuigen, privépiloten, piloten van zweefvliegers en luchtballonnen worden gewijzigd om hun bevoegdheden uit te breiden en de inhoud van opleidingen en examens te verduidelijken. Wanneer voorzien wordt in de uitbreiding van bevoegdheden, moeten de bevoegdverklaringen voor watervliegtuigen, eisen inzake recentheid, eisen van de theorie-examens en eisen voor vrijstellingen worden verduidelijkt.

(4)

De eis voor de instrumentbevoegdverklaring voor vleugelvliegtuigen en helikopters moet worden gewijzigd teneinde de bepalingen inzake theorieopleiding en vlieginstructie, verlenging en hernieuwde afgifte te verduidelijken.

(5)

Er moeten wijzigingen worden aangebracht aan de eisen inzake klasse- en typebevoegdverklaring om de duidelijkheid te verbeteren en om te zorgen voor samenhang voor wat varianten, geldigheid en hernieuwde afgifte betreft. Voorts moeten ook de eisen voor bevoegdverklaringen voor stuntvliegen, voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners, voor nachtvliegen en voor vliegen in bergachtige gebieden worden verduidelijkt.

(6)

Tijdens de toepassing van de regels is gebleken dat sommige eisen die van toepassing zijn op instructeurs en examinatoren onduidelijk zijn. Wat instructeurs betreft, moeten de eisen voor certificaten van instructeur, de toelatingseisen, de eisen met betrekking tot beoordeling van de bekwaamheid, de geldigheid, de bevoegdheden en voorwaarden, de inhoud van de opleiding, de hernieuwde afgifte en de verlenging worden gewijzigd. Wat examinatoren betreft, moeten de eisen voor certificaten van examinator, standaardisering, de toelatingseisen, de eisen met betrekking tot beoordeling van de bekwaamheid, de geldigheid, de bevoegdheden en voorwaarden, de hernieuwde afgifte en de verlenging worden gewijzigd.

(7)

Verordening (EU) 2018/1139 voorziet in de mogelijkheid om opleiding en ervaring op luchtvaartuigen die niet onder Verordening (EU) 2018/1139 vallen (Bijlage I “Luchtvaartuigen bedoeld in artikel 2, lid 3, onder d”) te erkennen met het oog op het verkrijgen van een Deel-FCL-bevoegdheidsbewijs. De relevante regels voor opleidingsorganisaties en bevoegde autoriteiten moeten dan ook worden gewijzigd om deze erkenning mogelijk te maken.

(8)

Uit de toepassing van de regels met betrekking tot gedeclareerde opleidingsorganisaties (DTO’s) (3) is gebleken dat de toepasselijke regels moeten worden verduidelijkt teneinde effectief regelgevend toezicht op DTO’s te garanderen. De eisen moeten worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid om een opleiding bij een DTO te volgen alleen mag worden toegestaan als die DTO is gevestigd op het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago.

(9)

Uit de toepassing van de regels met betrekking tot de mogelijkheid om Deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen en bijbehorende medische certificaten over te dragen, is gebleken dat de verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde autoriteiten en de timing van de overdracht van de toezichtsverantwoordelijkheid moeten worden verduidelijkt. De desbetreffende regels moeten derhalve worden gewijzigd.

(10)

De maatregelen van deze verordening zijn voorgesteld in advies nr. 05/2017 van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart overeenkomstig artikel 75, lid 2, onder b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139, en in het kader van de daaropvolgende technische besprekingen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In artikel 1 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   verschillende medische certificaten van piloten, de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van medische certificaten, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de houders van medische certificaten;”;

(2)

In artikel 2 worden de punten 4, 9, 10 en 13 geschrapt;

(3)

In artikel 4 wordt lid 1 geschrapt;

(4)

In artikel 4 wordt lid 6 vervangen door:

“6.   Onverminderd lid 3 dienen houders van een certificaat als instructeur voor klassebevoegdverklaring of een certificaat van examinator waaraan bevoegdheden zijn gekoppeld voor éénvlieger-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen die bevoegdheden om te zetten in een certificaat als instructeur typebevoegdverklaring of een certificaat van examinator voor éénvlieger-gecertificeerde vleugelvliegtuigen.”;

(5)

Artikel 5 wordt geschrapt;

(6)

In artikel 9 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Met betrekking tot de afgifte van bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL overeenkomstig bijlage I, wordt volledige vrijstelling verleend voor opleidingen die, overeenkomstig de JAR’s en procedures, van start zijn gegaan vóór deze verordening van toepassing werd, onder regelgevend toezicht van een lidstaat die met betrekking tot de desbetreffende JAR’s is aanbevolen voor wederzijdse erkenning in het systeem van de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten, voor zover de opleiding en de test uiterlijk op 8 april 2016 zijn voltooid en een bewijs van bevoegdheid conform deel FCL uiterlijk op 1 april 2020 wordt afgegeven.”;

(7)

Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

(a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Overeenkomstig artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 zijn organisaties uitsluitend gerechtigd om opleiding te verstrekken aan piloten die betrokken zijn bij de exploitatie van de in artikel 2, lid 1, onder b), punt i) en ii), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde luchtvaartuigen, als die organisaties van de bevoegde autoriteit een goedkeuring hebben gekregen waarin wordt bevestigd dat zij voldoen aan de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139 en aan de eisen van bijlage VII bij deze verordening.

Gelet op artikel 24, lid 6, van Verordening (EU) 2018/1139 zijn organisaties met hoofdvestiging in een lidstaat echter gerechtigd om zonder een dergelijke goedkeuring de in DTO.GEN.110 van bijlage VIII bij deze verordening bedoelde opleiding te verstrekken op het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, als zij aan de bevoegde autoriteit een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig de in DTO.GEN.115 van die bijlage genoemde eisen en, als dat vereist is volgens DTO.GEN.230, onder c), van die bijlage, de bevoegde autoriteit het opleidingsprogramma heeft goedgekeurd.”;

(b)

de leden 2, 3 en 4 worden geschrapt;

(8)

In artikel 10 ter worden de leden 2 en 3 geschrapt;

(9)

In artikel 10 quater worden de leden 2 en 3 geschrapt;

(10)

In artikel 11 wordt lid 2 geschrapt;

(11)

In artikel 11 bis worden de leden 2 en 3 geschrapt;

(12)

In artikel 12 worden de leden 1 ter, 2, 3, 5 en 6 geschrapt;

(13)

In artikel 12 wordt lid 7 vervangen door:

“7.   Als een lidstaat gebruikmaakt van de eisen van de leden 2 bis en 4, moet hij dit aanmelden bij de Commissie en het Agentschap. Deze aanmelding moet de redenen bevatten voor de uitzondering en het programma voor de toepassing van de voorgenomen risicobeperkende maatregelen en het bijbehorende tijdschema.”;

(14)

Bijlage I (Deel-FCL), bijlage VI (Deel-ARA) en bijlage VIII (Deel-DTO) worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De punten 57, 58, 59, en 66 van de bijlage bij deze verordening zijn evenwel van toepassing vanaf 21 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2018/1119 van de Commissie van 31 juli 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 betreffende gedeclareerde opleidingsorganisaties (PB L 204 van 13.8.2018, blz. 13).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 (Deel-FCL) wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt FCL.010 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

de volgende definitie wordt ingevoegd na “Hoeknadering”:

““bekwaamheidsbeoordeling”: het aantonen van vaardigheden, kennis en houding voor de eerste afgifte, hernieuwde afgifte of verlenging van een certificaat van instructeur of examinator.”;

(b)

de volgende definitie wordt ingevoegd na “Trainingsapparaat voor vlieg- en navigatieprocedures (Flight and Navigation Procedures Trainer — FNPT)”:

““uitsluitend op instrumenten gevlogen”: de piloten besturen het luchtvaartuig zonder externe visuele referenties, in gesimuleerde of werkelijke instrumentweersomstandigheden (IMC).”;

(c)

de volgende definitie wordt ingevoegd na “Lineaire nadering”:

““lijnvluchten onder toezicht”: lijnvluchten na een goedgekeurde opleidingscursus voor een typebevoegdverklaring met nul vluchturen of de lijnvluchten die vereist zijn uit hoofde van een verslag betreffende de gegevens voor operationele geschiktheid (OSD).”;

(d)

de volgende definitie wordt ingevoegd na “Nacht”:

““OSD”: de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.”;

(e)

de volgende definitie wordt ingevoegd na “Type luchtvaartuig”:

““lijst van typebevoegdverklaringen en aantekeningen op het bewijs van bevoegdheid”: een lijst die door het Agentschap wordt gepubliceerde lijst op basis van het resultaat van de OSD-beoordeling, en die de vliegtuigklassen en luchtvaartuigtypes bevat met het oog op de afgifte van bewijzen van bevoegdheid aan cockpitpersoneel.”;

f)

de definitie van “nacht” wordt vervangen door:

““Nacht”: de periode tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering of enige andere periode tussen zonsondergang en zonsopgang als bepaald door de betrokken autoriteit.”;

g)

de definitie van “Andere opleidingsapparaten (Other training devices — OTD)” wordt vervangen door:

““Andere opleidingsapparaten (Other training devices — OTD)”: andere opleidingshulpmiddelen dan vluchtnabootsers die de mogelijkheid voor opleiding bieden zonder dat een volledige cockpitomgeving noodzakelijk is.”;

h)

de definitie van “bekwaamheidsproef” wordt vervangen door:

““Bekwaamheidsproef”: demonstratie van vaardigheid ten behoeve van de verlenging of hernieuwde afgifte van bevoegdverklaringen of rechten, waarbij enig mondeling examen is inbegrepen voor zover de examinator dit verlangt.”;

(2)

Punt FCL.025 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

punt a), onder 1), wordt vervangen door:

“1)

Kandidaten moeten de volledige theorie-examenreeks voor een specifiek bewijs van bevoegdheid of specifieke bevoegdverklaring afleggen onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van dezelfde lidstaat.”;

b)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

Normen om te slagen

1)

Een kandidaat slaagt voor een schriftelijk theorie-examenonderdeel wanneer hij ten minste 75 % scoort van de punten die voor dat examenonderdeel kunnen worden behaald. Er worden geen strafpunten gegeven.

2)

Tenzij anders bepaald in dit deel, wordt een kandidaat geacht het vereiste theorie-examen voor het betreffende bewijs van bevoegdheid als bestuurder of de bevoegdverklaring met succes te hebben afgelegd als hij of zij voor alle vereiste theorie-examens is geslaagd binnen een periode van 18 maanden, gerekend vanaf het eind van de kalendermaand waarin de kandidaat voor het eerst deelnam aan een examen.

3)

Als een kandidaat voor het ATPL-theorie-examen of voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot (CPL), een instrumentbevoegdverklaring (IR) of een en-route-instrumentbevoegdverklaring (EIR) na vier pogingen nog steeds niet geslaagd is voor een van de theorie-examens of niet voor alle examens geslaagd is in zes zittingen of binnen de in punt b), onder 2), vermelde periode, moet hij of zij alle theorie-examens opnieuw afleggen.

4)

Als kandidaten voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid voor het besturen van lichte vliegtuigen (LAPL), een bewijs van bevoegdheid als privépiloot (PPL), zweefvlieger (SPL) of bestuurder van luchtballonnen (BPL), na vier pogingen niet geslaagd zijn voor een van de theorie-examens of niet voor alle examens geslaagd zijn binnen de in punt b), onder 2), vermelde periode, moeten zij alle theorie-examens opnieuw afleggen.

5)

Alvorens opnieuw aan de theorie-examens deel te nemen, moeten de kandidaten verdere opleiding volgen bij een DTO of ATO. De omvang en reikwijdte van de vereiste opleiding worden bepaald door de DTO of ATO op basis van de behoeften van de kandidaten.”;

3)

Punt FCL.040 wordt vervangen door:

FCL.040 Uitoefenen van de bevoegdheden van bewijzen van bevoegdheid

De uitoefening van de bevoegdheden van een bewijs van bevoegdheid hangt af van de geldigheid van de bijbehorende bevoegdverklaringen, voor zover van toepassing, en van het passende medische certificaat voor de uitgeoefende bevoegdheden.”;

4)

Punt FCL.055 wordt vervangen door:

FCL.055 Taalvaardigheid

a)

Algemeen. Piloten van vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen en luchtschepen die gebruik moeten maken van de radiotelefoon, mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen niet uitoefenen, tenzij ze een taalvaardigheidaantekening hebben op hun bewijs van bevoegdheid waaruit beheersing van de Engelse taal blijkt of de taal gebruikt voor radiocommunicatie tijdens de vlucht. Op het bewijs van bevoegdheid moeten de taal, het vaardigheidsniveau en de geldigheidsdatum worden vermeld, en het moet worden verkregen overeenkomstig een door de bevoegde autoriteit vastgestelde procedure. De taalvaardigheid moet minstens van operationeel niveau (niveau 4) zijn, overeenkomstig aanhangsel 2 van deze bijlage.

b)

De kandidaat voor een taalvaardigheidaantekening moet, in overeenstemming met aanhangsel 2 van deze bijlage, ten minste een operationeel niveau van taalvaardigheid aantonen voor zowel het gebruik van fraseologie als gewone taal, ten overstaan van een door een bevoegde autoriteit gecertificeerde beoordelaar of een door een bevoegde autoriteit goedgekeurd orgaan voor het beoordelen van de taalvaardigheid, al naargelang van toepassing. Daartoe moet de kandidaat zijn bekwaamheid aantonen om:

1)

effectief te communiceren met alleen maar de stem en in situaties van persoon tot persoon;

2)

over algemene en werkgerelateerde onderwerpen nauwgezet en duidelijk te kunnen communiceren;

3)

geschikte communicatiestrategieën te gebruiken voor het uitwisselen van berichten en voor het herkennen en oplossen van misverstanden in een algemene of werkgerelateerde context;

4)

met succes om te kunnen gaan met de taalkundige uitdagingen die ontstaan door een complicatie of onverwachte wending van gebeurtenissen die voorkomen binnen de context van een routinematige werksituatie of communicatietaak, waarmee hij voor het overige bekend is, en

5)

een dialect of accent te gebruiken dat voor de luchtvaartgemeenschap begrijpelijk is.

c)

Uitgezonderd voor piloten die hebben aangetoond te beschikken over een taalvaardigheid op expertniveau (niveau 6), in overeenstemming met aanhangsel 2 van deze bijlage, zal de taalvaardigheidaantekening worden onderworpen aan een herbeoordeling elke:

1)

4 jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau “operationeel” (niveau 4), of

2)

6 jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau “zeer goed” (niveau 5).

d)

Specifieke eisen voor houders van een bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR) of een bevoegdverklaring voor “en route”-instrumentvliegen (EIR). Onverminderd de bovenstaande punten, moeten houders van een IR of EIR aantonen bekwaam te zijn de Engelse taal te gebruiken op een passend taalvaardigheidsniveau, zoals gedefinieerd in aanhangsel 2 van deze bijlage.

e)

Het aantonen van de taalvaardigheid en de bekwaamheid om de Engelse taal te gebruiken voor IR- of EIR-houders moet gebeuren aan de hand van een beoordelingsmethode vastgelegd door een bevoegde autoriteit.”;

5)

Punt c), onder 2), van FCL.060 wordt vervangen door:

“2)

Indien de piloot niet voldoet aan de eis onder 1), moet hij een trainingsvlucht uitvoeren met een instructeur die overeenkomstig subdeel J gekwalificeerd is om als instructeur op te treden voor dat type luchtvaartuig. De trainingsvlucht wordt uitgevoerd in het luchtvaartuig of een FFS van het te gebruiken type luchtvaartuig en heeft minstens betrekking op de eisen van punt b), onder 1) en 2).”;

6)

Aan FCL.115 wordt een nieuw punt d) toegevoegd:

“d)

Voor de opleiding voor de klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vleugelvliegtuigen met zuigermotor (zee), moet rekening worden gehouden met de elementen van aanhangsel 9 van deze bijlage, punt 7 (klassebevoegdverklaringen — zee) van sectie B (Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen).”;

7)

Punt FCL.120 wordt vervangen door:

FCL.120 LAPL — Theorie-examen

a)

Een kandidaat voor een LAPL(A) en een LAPL(H) moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

1)

algemene onderwerpen:

luchtvaartwetgeving en de luchtverkeersleidingsprocedures (ATC);

menselijke prestaties;

meteorologie;

communicatie;

navigatie.

2)

specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

beginselen van het vliegen;

operationele procedures;

vluchtprestaties en -planning;

algemene kennis van het luchtvaartuig.

b)

Een kandidaat voor een LAPL(B) en een LAPL(S) moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

1)

algemene onderwerpen:

luchtvaartwetgeving en de luchtverkeersleidingsprocedures (ATC),

menselijke prestaties,

meteorologie, en

communicatie.

2)

specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

beginselen van het vliegen,

operationele procedures,

vluchtprestaties en -planning,

algemene kennis van het luchtvaartuig, en

navigatie.”;

8)

Punt FCL.105.A wordt vervangen door:

FCL.105.A LAPL(A) — Bevoegdheden en voorwaarden

a)

Bevoegdheden

Houders van een LAPL voor vleugelvliegtuigen zijn bevoegd om op te treden als PIC op éénmotorige zuigervliegtuigen — land (SEP(land)), éénmotorige zuigervliegtuigen — zee (SEP(zee)) of TMG’s met een maximale startmassa van 2000 kg of lichter, en het vervoeren van maximaal 3 passagiers, zodat er altijd maximaal 4 personen aan boord van het luchtvaartuig zijn.

b)

Voorwaarden

1)

Houders van een LAPL(A) mogen enkel passagiers vervoeren zodra ze 10 uur vliegtijd als PIC op vleugelvliegtuigen of TMG’s hebben uitgevoerd na afgifte van het bewijs van bevoegdheid.”

2)

Houders van een LAPL(A) die voorheen houder waren van een ATPL(A), een MPL(A), een CPL(A) of een PPL(A) worden vrijgesteld van de eisen van punt b), onder 1).”;

9)

In FCL.135.A wordt punt b) vervangen door:

“b)

Om zijn bevoegdheden uit te breiden naar een andere variant in een klasse, moet een piloot een verschillen- of familiarisatietraining volgen. De verschillentraining moet worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en ondertekend door de instructeur.”;

10)

Punt FCL.140.A wordt vervangen door:

FCL.140.A LAPL(A) — Eisen inzake recentheid

a)

Houders van een LAPL(A) mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid alleen uitoefenen als ze in de voorbije 2 jaar aan de volgende voorwaarden hebben voldaan als piloot van vleugelvliegtuigen of TMG’s:

1)

ze hebben ten minste 12 uur vliegtijd als PIC of vliegervaring met dubbele besturing of solo onder het toezicht van een instructeur, waaronder:

12 starts en landingen;

herhalingstraining van ten minste 1 uur totale vliegtijd met een instructeur;

2)

ze zijn geslaagd in een LAPL(A)-vaardigheidstest met een examinator. Het programma van de vaardigheidstest moet gebaseerd zijn op de vaardigheidstest voor de LAPL(A);

b)

Als houders van een LAPL (A) houder zijn van zowel een SEP(land)- als een SEP(zee)-klassebevoegdverklaring, mogen zij aan de eisen van punt a), onder 1), voldoen in om het even welke klasse of combinatie van klassen die geldig is voor beide klassebevoegdverklaringen. Daartoe moet ten minste 1 uur van de vereiste tijd als PIC en 6 van de vereiste 12 starts en landingen worden uitgevoerd in elke klasse.”.

(11)

Punt FCL.140.H wordt vervangen door:

FCL.140.H LAPL(H) — Eisen inzake recentheid

Houders van een LAPL(H) mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid enkel uitoefenen in een specifiek type wanneer ze gedurende de afgelopen twaalf maanden:

a)

minstens zes uren vliegtijd hebben gehad als PIC of vliegervaring met dubbele besturing of solo onder het toezicht van een instructeur, waaronder zes starts, naderingen en landingen, en een herhalingstraining van ten minste 1 uur totale vliegtijd hebben gevolgd met een instructeur;

b)

met succes een bekwaamheidsproef hebben afgelegd met een examinator in het specifiek type alvorens de uitoefening van de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid te hervatten. Het programma van de vaardigheidstest moet gebaseerd zijn op de vaardigheidstest voor de LAPL(H).”;

(12)

Punt FCL.215 wordt vervangen door:

FCL.215 Theorie-examen

a)

Een kandidaat voor een PPL moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

1)

algemene onderwerpen:

luchtvaartwetgeving,

menselijke prestaties,

meteorologie, en

communicatie, en

navigatie.

2)

specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

beginselen van het vliegen,

operationele procedures,

vluchtprestaties en -planning, en

algemene kennis van het luchtvaartuig.

b)

Een kandidaat voor een BPL of SPL moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

1)

algemene onderwerpen:

luchtvaartwetgeving,

menselijke prestaties,

meteorologie, en

communicatie.

2)

specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

beginselen van het vliegen,

operationele procedures,

vluchtprestaties en -planning,

algemene kennis van het luchtvaartuig, en

navigatie.”;

(13)

in FCL.205.A wordt punt a) vervangen door:

“a)

Houders van een PPL(A) zijn bevoegd om, zonder financiële tegenprestatie, op te treden als PIC of tweede piloot van luchtvaartuigen of TMG’s tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen en om alle bevoegdheden van houders van een LAPL(A) uit te oefenen.”;

(14)

in FCL.205.H wordt punt a) vervangen door:

“a)

Houders van een PPL(H) zijn bevoegd om, zonder financiële tegenprestatie, op te treden als PIC of tweede piloot van helikopters tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen en om alle bevoegdheden uit te oefenen van houders van een LAPL(H).”;

(15)

Punt FCL.625 wordt vervangen door:

FCL.625 IR — Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte

a)

Geldigheid

Een IR is één jaar geldig.

b)

Verlenging

1)

Een IR kan binnen de drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum worden verlengd door te voldoen aan verlengingscriteria voor de desbetreffende luchtvaartuigcategorie.

2)

Als de aanvragers ervoor kiezen vroeger dan bepaald in punt 1) te voldoen aan de eis tot verlenging, begint de nieuwe geldigheidsperiode vanaf de datum van de bekwaamheidsproef.

3)

Kandidaten die niet slagen voor de relevante sectie van een IR-bekwaamheidsproef voor de vervaldatum van de IR, mogen de bevoegdheden van de IR niet uitoefenen tot ze zijn geslaagd voor de bekwaamheidsproef.

c)

Hernieuwde afgifte

Indien een IR is verstreken, moeten kandidaten om hun bevoegdheden te hernieuwen:

1)

een herhalingsopleiding aan een ATO voltooien, indien de ATO dit nodig acht om het bekwaamheidsniveau te bereiken dat vereist is om te slagen voor het instrumentelement van de vaardigheidstest in overeenstemming met bijlage 9 van deze bijlage;

2)

slagen in een bekwaamheidsproef in overeenstemming met bijlage 9 van deze bijlage, in de relevante luchtvaartuigcategorie;

3)

houder zijn van de desbetreffende klasse- of typebevoegdverklaring, tenzij anders bepaald in deze bijlage.

d)

Als de IR in de afgelopen 7 jaar niet werd verlengd of hernieuwd, moeten aanvragers van een IR opnieuw slagen voor het theorie-examen en de vaardigheidstest.

e)

Houders van een geldige IR op een bewijs van bevoegdheid als piloot dat door een derde land is afgegeven overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago zijn vrijgesteld van de eisen van punt c), onder 1), en punt d), wanneer zij de op het bewijs van bevoegdheid vermelde IR-rechten willen hernieuwen overeenkomstig deze bijlage.

f)

De in punt c), onder 2), en punt e), vermelde bekwaamheidsproef mag worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor de hernieuwing van de relevante klasse- of typebevoegdverklaring.”;

(16)

Punt a) van FCL.625.A wordt vervangen door:

“a)

Verlenging.

Om een IR(A) te verlengen, moeten aanvragers:

1)

houder zijn van de desbetreffende klasse- of typebevoegdverklaring, tenzij de verlenging van de IR wordt gecombineerde met de hernieuwing van de relevante klasse- of typebevoegdverklaring;

2)

slagen in een bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage, als de verlenging van de IR wordt gecombineerd met de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring;

3)

als de verlenging van de IR niet wordt gecombineerd met de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring:

i)

voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, sectie 3b en de voor de beoogde vlucht relevante delen van sectie 1 van de bekwaamheidsproef afleggen, overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage;

ii)

voor meermotorige vleugelvliegtuigen, sectie 6 van de bekwaamheidsproef voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen afleggen, overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage, uitsluitend op instrumenten.

4)

Een FNPT II of een FFS die representatief zijn voor de relevante klasse of het relevante type van vleugelvliegtuig mag worden gebruikt voor de verlenging overeenkomstig punt 2), voor zover minstens elke alternatieve bekwaamheidsproef voor de verlenging van een IR(A) wordt uitgevoerd in een vleugelvliegtuig.”;

(17)

Punt FCL.625.H wordt vervangen door:

FCL.625.H IR(H) — Verlenging

a)

Om een IR(H) te verlengen, moeten aanvragers:

1)

houder zijn van de desbetreffende typebevoegdverklaring, tenzij de verlenging van de IR wordt gecombineerde met de hernieuwing van de relevante typebevoegdverklaring;

2)

slagen in een bekwaamheidsproef, overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage, voor het desbetreffende type helikopter, als de verlenging van de IR wordt gecombineerd met de verlenging van een typebevoegdverklaring;

3)

wanneer de IR-verlenging niet wordt gecombineerd met de verlenging van een typebevoegdverklaring, moeten sectie 5 en de relevante punten van sectie 1 van de in aanhangsel 9 van deze bijlage vastgestelde bekwaamheidsproef worden afgelegd voor het relevante type helikopter.

b)

Een FTD 2/3 of een FFS die representatief zijn voor het relevante type helikopter mag worden gebruikt voor de bekwaamheidsproef, overeenkomstig punt a), onder 3), voor zover minstens één alternatieve bekwaamheidsproef voor de verlenging van een IR(H) wordt uitgevoerd in een helikopter.”;

c)

Wederzijdse vrijstelling zal worden toegekend in overeenstemming met aanhangsel 8 van deze bijlage.

(18)

Punt FCL.710 wordt vervangen door:

FCL.710 Klasse- en typebevoegdverklaringen — varianten

a)

Om hun bevoegdheden uit te breiden naar een andere variant van luchtvaartuig binnen dezelfde klasse- of typebevoegdverklaring, moet een piloot een verschillen- of familiarisatietraining volgen. Indien het gaat om varianten binnen eenzelfde klasse- of typebevoegdverklaring, moet de verschillen- of familiarisatietraining de relevante elementen bevatten die zijn gedefinieerd in de gegevens voor operationele geschiktheid, voor zover van toepassing.

b)

De verschillentraining moet plaatsvinden in:

1)

een ATO, of

2)

een DTO, in het geval van de in punt a), onder 1), punt c) en punt a), onder 2), punt c) van DTO.GEN.110 van bijlage VIII bedoelde luchtvaartuigen, of

3)

een AOC-houder met een goedgekeurd verschillenopleidingsprogramma voor de desbetreffende klasse of het desbetreffende type.

c)

Onverminderd het vereiste onder b) mag verschillentraining voor TMG, éénmotorige zuigervliegtuigen (SEP), éénmotorige turbinevliegtuigen (SET) en meermotorige zuigervliegtuigen (MEP) worden gegeven door een voldoende gekwalificeerde instructeur, tenzij anders bepaald in de OSD.

d)

Indien piloten binnen 2 jaar na de in punt b) bedoelde training niet met de variant hebben gevlogen, is een verdere verschillentraining of bekwaamheidsproef voor die variant vereist, behalve voor types en varianten binnen de klassebevoegdverklaringen voor SEP’S en TMG’s.

e)

De verschillentraining of de bekwaamheidsproef met die variant moet worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en worden ondertekend door de desbetreffende instructeur of examinator, al naargelang van toepassing”;.

(19)

Aan punt FCL.725, onder b), wordt het volgende punt 5) toegevoegd:

“5)

Voor éénpilootgecertificeerde éénmotorige en éénpilootgecertificeerde meermotorige luchtvaartuigen (zee), betreft het een schriftelijk examen dat uit minstens 30 meerkeuzevragen bestaat.”;

(20)

Punt FCL.740 wordt vervangen door:

FCL.740 Geldigheid en hernieuwde afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen

a)

Geldigheid

De geldigheidsperiode voor klasse- en typebevoegdverklaringen bedraagt één jaar, behalve voor klassebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde éénmotorige luchtvaartuigen, waarvoor de geldigheidsperiode 2 jaar bedraagt, tenzij anders bepaald in de OSD. Als de piloten ervoor kiezen vroeger dan bepaald in FCL.740.A, FCL.740.H, FCL.740.PL en FCL.740 te voldoen aan de eis tot verlenging, begint de nieuwe geldigheidsperiode vanaf de datum van de bekwaamheidsproef.

b)

Hernieuwde afgifte

Voor de hernieuwde afgifte van een klasse- of typebevoegdverklaring moet de aanvrager voldoen aan alle volgende eisen:

1)

een bekwaamheidsproef afleggen overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage;

2)

voorafgaand aan de in punt (1) bedoelde bekwaamheidsproef, een herhalingstraining voltooien bij een ATO, indien de ATO dit nodig acht om het bekwaamheidsniveau ter bereiken dat noodzakelijk is om de desbetreffende klasse of het desbetreffende type luchtvaartuig veilig te besturen, behalve als hij houder is van een geldige bevoegdverklaring voor die klasse of dat type luchtvaartuigen op een bevoegdheidsbewijs als piloot dat door een derde land is afgegeven overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago en als hij bevoegd is om de bevoegdheden van die bevoegdverklaring uit te oefenen. De kandidaat mag de training volgen:

i)

aan een DTO of een ATO als de verlopen bevoegdverklaring betrekking had op een klassebevoegdverklaring voor eenmotorige zuigervliegtuigen zonder groot prestatievermogen, een klassebevoegdverklaring voor TMG’s of een typebevoegdverklaring voor eenmotorige helikopers als bedoeld in DTO.GEN.110, onder a), punt 2), onder c), van bijlage VIII;

ii)

aan een DTO of ATO of met een instructeur als de bevoegdverklaring niet meer dan drie jaar verlopen is en het om een klassebevoegdverklaring voor eenmotorige zuigervliegtuigen zonder groot prestatievermogen of voor TMG’s ging.

3)

Onverminderd het bepaalde onder b), punten 1) en 2), hebben piloten die houder zijn van een overeenkomstig FCL.820 afgegeven bevoegdverklaring voor vliegproeven en die betrokken waren bij de ontwikkelings-, certificerings- of productievliegproeven voor een luchtvaartuigtype en ofwel 50 uur totale vliegtijd of 10 uur vliegtijd als PIC tijdens testvluchten in dat type hebben volbracht gedurende het jaar voorafgaand aan de datum van hun aanvraag, het recht om de verlenging of hernieuwde afgifte van de desbetreffende typebevoegdverklaring aan te vragen.

(21)

in FCL.805 wordt punt d) vervangen door:

“d)

De bevoegdheden van de bevoegdverklaringen voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners zijn beperkt tot vleugelvliegtuigen of TMG’s, afhankelijk van welk luchtvaartuig werd gebruikt tijdens de instructie. Voor het slepen van banners zijn de bevoegdheden beperkt tot de sleepmethode die tijdens de vlieginstructie werd gebruikt. De bevoegdheden worden uitgebreid als de piloten met succes minstens drie instructievluchten met dubbele besturing hebben uitgevoerd, tijdens dewelke de volledige opleidingssyllabus aan bod kwam, zowel wat de gebruikte luchtvaartuigen als de methoden voor het slepen van banners betreft.

(22)

in FCL.810 wordt de inleidende zin van punt a), onder 1), vervangen door:

“1)

Aanvragers moeten binnen een periode van maximaal zes maanden een trainingscursus hebben voltooid bij een DTO of een ATO om de bevoegdheden van een LAPL, een SPL of een PPL uit te voeren voor vliegtuigen, TMG’s of luchtschepen in VFR-omstandigheden tijdens de nacht. De cursus moet het volgende omvatten:”;

(23)

in FCL.815 wordt punt e) vervangen door:

“e)

Verlenging

Voor de verlenging van een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden moeten de aanvragers:

1)

in de voorgaande twee jaar minstens zes landingen hebben uitgevoerd op een oppervlak waarvoor een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden nodig is;

2)

slagen voor een bekwaamheidsproef die voldoet aan de eisen onder c).”;

(24)

in FCL.900 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Instructie buiten het grondgebied van de lidstaten

1)

In het geval van vlieginstructie die wordt verstrekt tijdens een overeenkomstig deze bijlage goedgekeurde trainingscursus buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, mag de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), een instructeurscertificaat afgeven aan aanvragers die:

i)

houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als piloot dat aan alle onderstaande criteria voldoet:

A)

het voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago;

B)

het is in elk geval minstens een CPL in de relevante luchtvaartuigcategorie, met een relevante bevoegdverklaring of een relevant certificaat;

ii)

voldoen aan de eisen vastgesteld in dit subdeel ten behoeve van de afgifte van het relevante certificaat voor instructeurs;

iii)

aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over passende kennis van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid beschikken, teneinde de bevoegdheden van instructeur te kunnen uitoefenen in overeenstemming met deze bijlage.

2)

Het certificaat wordt beperkt tot het geven van vlieginstructie tijdens een overeenkomstig deze bijlage goedgekeurde trainingscursus die aan alle volgende voorwaarden voldoet:

i)

ze wordt gegeven buiten het gebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago;

ii)

ze wordt gegeven aan leerling-piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de vlieginstructie wordt verstrekt”;.

(25)

in FCL.935 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Behalve voor de instructeur “in onderlinge samenwerking van de bemanning” (MCCI), de instructeur vluchtsimulator (STI), de instructeur voor bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden (MI) en de instructeur voor testvluchten (FTI), moet een kandidaat voor een instructeurscertificaat ten overstaan van een examinator die daartoe is gekwalificeerd in overeenstemming met subdeel K van deze bijlage zijn vakbekwaamheid in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie aantonen, in de relevante klasse of het relevante type of in de passende FSTD, in die zin dat hij in staat is om een leerlingpiloot te onderrichten tot het niveau dat is vereist voor de afgifte van het betreffende bewijs van bevoegdheid, de betreffende bevoegdverklaring of het betreffende certificaat.”;

(26)

Punt FCL.940 wordt vervangen door:

FCL.940 Geldigheid van instructeurscertificaten

Met uitzondering van de MI en onverminderd FCL.900, punt b), onder 1), en FCL.915, punt e), onder 2), zijn certificaten als instructeur geldig voor een periode van 3 jaar.”;

(27)

Punt FCL.905.FI wordt vervangen door:

FCL.905.FIB evoegdheden en voorwaarden

De bevoegdheden van FI’s zijn vlieginstructie te verstrekken met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van:

a)

een PPL, SPL, BPL en LAPL in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie;

b)

klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde luchtvaartuigen, uitgezonderd éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen; klasse- en groepsuitbreidingen voor luchtballonnen en klasse-uitbreidingen voor zweefvliegtuigen;

c)

klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, uitgezonderd éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, bij meerpilootbediening, voor zover de FI’s aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

1)

houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen.

2)

al het onderstaande hebben volbracht:

i)

minstens 500 uur als piloot bij meerpilootbediening in vleugelvliegtuigen;

ii)

de trainingscursus voor een MCCI, overeenkomstig FCL.930.MCCI;

d)

typebevoegdverklaringen voor éénpiloot- of meerpilootgecertificeerde luchtschepen;

e)

een CPL in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, voor zover de FI’s minstens 200 uur vlieginstructie hebben voltooid in die luchtvaartuigcategorie;

f)

de bevoegdverklaring voor nachtvliegen, voor zover de FI’s aan alle volgende voorwaarden voldoen:

1)

gekwalificeerd zijn om’s nachts te vliegen in de betreffende luchtvaartuigcategorie;

2)

de bekwaamheid tot het geven van nachtvlieginstructie hebben aangetoond ten overstaan van een FI die is gekwalificeerd overeenkomstig punt j);

3)

voldoen aan de ervaringseisen voor nachtvliegen van FCL.060, punt b), onder 2);

g)

een bevoegdverklaring voor slepen, kunstvliegen of, in geval van FI’s(S), wolkenvluchten, op voorwaarde dat de FI’s houder zijn van dergelijke bevoegdheden en de bekwaamheid tot het geven van instructie voor die bevoegdverklaring hebben aangetoond ten overstaan van een FI die is gekwalificeerd overeenkomstig punt j);

h)

een EIR of IR in de betreffende luchtvaartuigcategorie, voor zover de FI’s aan alle volgende voorwaarden voldoen:

1)

ten minste 200 uren vliegtijd hebben onder IFR, waaronder ten hoogste 50 uur simulatortijd in een FFS, een FTD 2/3 of FNPT II;

2)

als leerling-piloot de IRI-opleidingscursus hebben afgerond en geslaagd zijn voor de beoordeling van vakbekwaamheid voor het IRI-certificaat;

3)

voldoen aan FCL.915.CRI, punt a), FCL.930.CRI en FCL.935 in het geval van meermotorige vleugelvliegtuigen, en aan FCL.910.TRI, punt c), onder 1), en FCL.915.TRI, punt d), onder 2), in het geval van meermotorige helikopters;

i)

klasse- of typebevoegdverklaringen voor één piloot gecertificeerde meermotorige luchtvaartuigen, behalve voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, op voorwaarde dat zij aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

1)

in het geval van vleugelvliegtuigen, voldoen aan FCL.915.CRI, onder a), FCL.930.CRI en FCL.935;

2)

in het geval van helikopters, voldoen aan FCL.910.TRI, onder c), punt 1), en FCL.915.TRI, onder d), punt 2);

j)

een FI-, IRI-, CRI-, STI- of MI-certificaat, voor zover zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

1)

minstens 50 uur of 150 starts als vlieginstructie in zweefvliegtuigen hebben volbracht in het geval van FI(S), minstens 50 uur of 50 starts als vlieginstructie in luchtballonnen in het geval van FI(B) en 500 uur vlieginstructie in de betreffende luchtvaartuigcategorie in alle andere gevallen;

2)

geslaagd zijn voor een beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935 in de betreffende luchtvaartuigcategorie in die zin dat ten overstaan van een examinator vlieginstructeur (FIE) de bekwaamheid is aangetoond om instructie te geven voor het desbetreffende certificaat;

k)

een MPL, voor zover de FI’s aan alle volgende voorwaarden voldoen:

1)

voor de essentiële vliegfase van de opleiding ten minste 500 uur vliegtijd hebben als piloot van vleugelvliegtuigen, waarvan ten minste 200 uur vlieginstructie;

2)

voor de elementaire fase van de opleiding:

i)

houder zijn van een IR voor meermotorige vleugelvliegtuigen en de bevoegdheid om instructie te geven voor een IR;

ii)

ten minste 1 500 uur vliegtijd hebben bij meerpilootbediening;

3)

in het geval van FI’s die reeds zijn gekwalificeerd om geïntegreerde cursussen voor ATP(A) of CPL(A)/IR te geven, mag de eis onder 2), punt ii), worden vervangen door het voltooien van een gestructureerde opleidingscursus, bestaande uit:

i)

MCC-kwalificatie;

ii)

het observeren van 5 vlieginstructiesessies in fase 3 van een MPL-opleiding;

iii)

het observeren van 5 vlieginstructiesessies in fase 4 van een MPL-opleiding;

iv)

het observeren van 5 periodieke LOFT-sessies van een exploitant;

v)

de inhoud van de MCCI-opleiding.

In dit geval moeten de FI’s de eerste 5 instructeursessies uitvoeren onder toezicht van een TRI(A), MCCI(A) of SFI(A) die bevoegd is voor MPL-vlieginstructie.”;

(28)

Punt FCL.915.FI wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder b) wordt punt 2), onder i), vervangen door:

“i)

behalve voor een FI (A) die alleen opleiding geeft voor de LAPL, zijn geslaagd in het CPL-theorie-examen, dat mag worden afgelegd zonder een CPL-theorieopleiding te hebben voltooid en dat niet geldig is voor de afgifte van een CPL, en”;

b)

onder c) wordt punt 2 vervangen door:

“2)

minstens 200 uur als PIC als de aanvrager houder is van ten minste een PPL (H) en geslaagd is voor het CPL-theorie-examen, dat mag worden afgelegd zonder een CPL-theorieopleiding te hebben voltooid en dat niet geldig is voor de afgifte van een CPL;”;

(29)

Aan FCL.930.FI wordt het volgende punt c) toegevoegd:

“c)

Aanvragers van het FI-certificaat die houder zijn of geweest zijn van een ander instructeurscertificaat dat overeenkomstig deze bijlage is afgegeven, worden geacht te voldoen aan de eisen van punt b), onder 1).”;

(30)

Punt FCL.940.FI wordt vervangen door:

FCL.940.FI FI — Verlenging en hernieuwde afgifte

a)

Verlenging

1)

Om een FI-certificaat te verlengen moeten de houders vóór de vervaldatum van het FI-certificaat voldoen aan minstens twee van de volgende drie eisen:

i)

ze hebben het volgende voltooid:

A)

in het geval van een FI(A) en een FI(H), minstens 50 uur vlieginstructie in de betreffende luchtvaartuigcategorie als FI’s, TRI’s, CRI’s, IRI’s, MI’s of examinatoren. Als de bevoegdheden om instructie te geven voor de IR moeten worden verlengd, moeten minstens 10 van deze uren vlieginstructie zijn voor een IR en volbracht zijn in de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat;

B)

in het geval van een FI(As), ten minste 20 uur vlieginstructie in luchtschepen als FI’s, IRI’s of als examinatoren. Als de bevoegdheden om instructie te geven voor de IR moeten worden verlengd, moeten 10 van deze uren vlieginstructie zijn voor een IR en volbracht zijn in de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat;

C)

in het geval van een FI(S), minstens 60 starts of 30 uur vlieginstructie in zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen of TMG’s als FI of als examinator;

D)

in het geval van een FI(B), minstens 6 uur vlieginstructie in ballonnen als FI of examinator.

ii)

ze hebben een herhalingscursus gevolgd als FI bij een ATO of bij de bevoegde autoriteit. FI(B)'s en FI(S)”s mogen deze herhalingscursus volgen bij een DTO;

iii)

ze zijn geslaagd voor een beoordeling van de vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935, binnen de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat.

2)

Voor ten minste om de andere verlenging die daarop volgt in het geval van een FI(A) of FI(H), of elke derde verlenging in het geval van een FI(As), FI(S) en FI(B) moet de houder van het desbetreffende FI-certificaat slagen voor een beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935.

b)

Hernieuwde afgifte.

Als het FI-certificaat is verlopen, moeten aanvragers, binnen een periode van twaalf maanden vóór de datum van aanvraag van de hernieuwde afgifte, een herhalingscursus voor instructeurs volgen als FI bij een ATO of een bevoegde autoriteit of, in het geval van een FI(B) of FI(S), bij een ATO, een DTO of een bevoegde autoriteit, en een beoordeling van de vakbekwaamheid ondergaan overeenkomstig FCL.935.”;

(31)

In FCL.905.TRI wordt het bepaalde onder b) en c) vervangen door:

“b)

de afgifte van een TRI- of SFI-certificaat, op voorwaarde dat de houder voldoet aan alle volgende voorwaarden:

1)

hij heeft minstens 50 uur instructie-ervaring als TRI of SFI overeenkomstig de onderhavige verordening of Verordening (EU) nr. 965/2012;

2)

hij heeft de vlieginstructiesyllabus van het relevante deel van de TRI-opleidingscursus gegeven overeenkomstig FCL.930.TRI, punt a), onder 3), tot tevredenheid van het hoofd van de opleiding van een ATO, en

c)

in het geval van een TRI voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen:

1)

de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen indien de kandidaat bevoegdheden wil verkrijgen om op te treden bij éénpilootbediening.

De bevoegdheden van de TRI(SPA) kunnen worden uitgebreid naar vlieginstructie voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen bij meerpilootbediening, op voorwaarde dat de TRI voldoet aan alle volgende voorwaarden:

i)

houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen;

ii)

minstens 500 uur vliegtijd hebben in vleugelvliegtuigen bij meerpilootbediening, en een MCCI-trainingscursus hebben voltooid overeenkomstig FCL.930.MCCI.

2)

de MPL-cursus tijdens de elementaire fase, op voorwaarde dat hij of zij de bevoegdheden laat uitbreiden naar meerpilootbediening en houder is of geweest is van een FI(A)- of IRI(A)-certificaat.”;

(32)

Punt FCL.910.TRI wordt vervangen door:

FCL.910.TRI TRI Beperkte bevoegdheden

a)

Algemeen. Als de TRI-opleiding enkel wordt uitgevoerd in FSTD’s, worden de bevoegdheden van TRI’s beperkt tot opleiding in FSTD’s. Deze beperking omvat echter de volgende bevoegdheden voor opleiding in luchtvaartuigen:

1)

LIFUS, voor zover de TRI-opleidingscursus de in FCL.930.TRI, punt a), onder 4), punt i), gespecificeerde training omvatte;

2)

landingsopleiding, voor zover de TRI-opleidingscursus de in FCL.930.TRI, punt a), onder 4), punt ii), gespecificeerde training omvatte, of

3)

de in FCL.060, punt c), onder 2), gespecificeerde opleidingsvlucht, voor zover de TRI-opleidingscursus de in punt a), onder 1) of 2), bedoelde training omvatte.

De beperking tot FSTD wordt opgeheven als TRI’s een beoordeling van vakbekwaamheid in het luchtvaartuig hebben volbracht.

b)

TRI’s voor vleugelvliegtuigen en voor powered-lift luchtvaartuigen — TRI(A) en TRI(PL). De bevoegdheden van TRI’s zijn beperkt tot het type vleugelvliegtuig of powered-lift luchtvaartuig waarmee de opleiding en de beoordeling van de vakbekwaamheid werden uitgevoerd. Tenzij anders bepaald in de OSD, moeten TRI’s, teneinde hun bevoegdheden uit te breiden tot andere types:

1)

binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag ten minste 15 routesectoren hebben uitgevoerd, met inbegrip van starts en landingen met het betreffende luchtvaartuigtype, waarvan hoogstens 7 sectoren in een FSTD mogen worden uitgevoerd;

2)

de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de relevante TRI-opleiding hebben voltooid;

3)

geslaagd zijn voor de betreffende sectie van de beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935 teneinde ten overstaan van een overeenkomstig subdeel K gekwalificeerde FIE of TRE aan te tonen dat zij bekwaam zijn om een piloot op te leiden tot het vereiste niveau voor de afgifte van een typebevoegdverklaring, met inbegrip van instructie voor en na de vlucht, alsmede in theorieonderwijs.

De bevoegdheden van TRI’s worden uitgebreid tot andere varianten in overeenstemming met de OSD, als de TRI’s de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de toepasselijke TRI-opleiding hebben voltooid.

c)

TRI’s voor helikopters — TRI(H).

1)

De bevoegdheden van TRI’s(H) zijn beperkt tot het type helikopter waarmee beoordeling van de vakbekwaamheid voor de afgifte van het TRI-certificaat is afgelegd. Tenzij anders bepaald in de OSD, moeten TRI’s, teneinde hun bevoegdheden uit te breiden tot andere types:

i)

de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de TRI-opleiding hebben voltooid;

ii)

binnen de twaalf maanden vóór de datum van de aanvraag ten minste 10 uur met het desbetreffende type helikopter hebben gevlogen, waarvan hoogstens 5 uur in een FFS of FTD 2/3, en

iii)

geslaagd zijn voor de betreffende sectie van de beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935 teneinde ten overstaan van een overeenkomstig subdeel K gekwalificeerde FIE of TRE aan te tonen dat zij bekwaam zijn om een piloot op te leiden tot het vereiste niveau voor de afgifte van een typebevoegdverklaring, met inbegrip van instructie voor en na de vlucht, alsmede in theorieonderwijs.

De bevoegdheden van TRI’s worden uitgebreid tot andere varianten in overeenstemming met de OSD, als de TRI’s de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de toepasselijke TRI-opleiding hebben voltooid.

2)

Voordat de bevoegdheden van een TRI(H) worden uitgebreid van éénpiloot- naar meerpilootbediening van hetzelfde type helikopter, moet de houder ten minste 100 uur meerpilootbediening met dit type hebben uitgevoerd.

d)

Niettegenstaande de bovenstaande punten, hebben houders van een TRI-certificaat die een typebevoegdverklaring hebben ontvangen in overeenstemming met FCL.725, punt e), recht op uitbreiding van hun TRI-bevoegdheden naar dat nieuwe type luchtvaartuig.”;

(33)

In FCL.915.TRI wordt punt c), onder 1), vervangen door:

“c)

voor een TRI(SPA)-certificaat:

1)

binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens 30 routesectoren hebben uitgevoerd, met inbegrip van starts en landingen als PIC of tweede piloot met het betreffende type vleugelvliegtuig, waarvan hoogstens 15 sectoren mogen worden uitgevoerd in een FSTD die representatief is voor dat type, en”;

(34)

Punt FCL.930.TRI wordt als volgt gewijzigd:

a)

De inleidende zin van punt a) wordt vervangen door:

“a)

De TRI-opleidingscursus wordt alleen in een luchtvaartuig gegevens als er geen FSTD beschikbaar en toegankelijk is, en omvat:”;

(b)

In punt 3) wordt het bepaalde onder a) vervangen door:

“3)

5 uur vlieginstructie in het toepasselijke luchtvaartuig of een FSTD die representatief is voor dat luchtvaartuig voor éénpilootgecertificeerde luchtvaartuigen en 10 uur voor meerpilootgecertificeerde luchtvaartuigen of een FSTD die representatief is voor dat luchtvaartuig;”;

(c)

een nieuw punt 4) wordt ingevoegd:

“4)

de volgende training, al naargelang van toepassing:

i)

aanvullende specifieke training alvorens LIFUS uit te voeren;

ii)

aanvullende specifieke training alvorens landingstraining uit te voeren. De training in de FSTD omvat training voor noodprocedures met betrekking tot het luchtvaartuig.”;

(35)

Punt FCL.935.TRI wordt vervangen door:

FCL.935.TRI Beoordeling van vakbekwaamheid

a)

De beoordeling van de vakbekwaamheid voor een TRI voor MPA en PL wordt uitgevoerd in een FFS. Indien er geen FFS beschikbaar of toegankelijk is, wordt gebruikgemaakt van een luchtvaartuig.

b)

De beoordeling van de vakbekwaamheid voor een TRI voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen en helikopters met groot prestatievermogen wordt uitgevoerd in een van de volgende:

1)

een beschikbare en toegankelijke FSS;

2)

indien er geen FFS beschikbaar of toegankelijk is, in een combinatie van FSTD’s en een luchtvaartuig;

3)

indien er geen FSTD beschikbaar of toegankelijk is, in een luchtvaartuig.”;

(36)

Punt FCL.940.TRI wordt vervangen door:

FCL.940.TRI Verlenging en hernieuwde afgifte

a)

Verlenging

1)

Vleugelvliegtuigen

Om een TRI(A)-certificaat te verlengen, moeten aanvragers binnen de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat, voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

i)

een van de volgende delen van een volledige opleidingscursus of voor een typebevoegdverklaring of een herhalingscursus voltooien: een vluchtsimulatorsessie van ten minste drie uur of één oefening in de lucht van ten minste 1 uur met inbegrip van ten minste 2 starts en landingen;

ii)

herhalingstraining voltooien voor instructeurs als een TRI aan een ATO;

iii)

slagen voor de beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935. Aanvragers die voldoen aan FCL.910.TRI, onder b), punt 3), worden geacht te voldoen aan deze eis.

2)

Helikopters en powered-lift luchtvaartuigen

Om een TRI(H)- of TRI(PL)-certificaat te verlengen, moet de kandidaat, binnen de geldigheidsperiode van het TRI-certificaat, voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

i)

minstens 50 uur vlieginstructie hebben gegeven in elk van de luchtvaartuigtypes waarvoor de kandidaat instructiebevoegdheden heeft of in een FSTD die representatief is voor die types, waarvan ten minste 15 uur in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het TRI-certificaat. In het geval van een TRI(PL) moeten deze uren vlieginstructie zijn gegeven als TRI of examinator voor typebevoegdverklaring (TRE), of als SFI of examinator vluchtsimulator (SFE). In het geval van een TRI(H) mag tijd die is gevlogen als FI, instructeur instrumentvliegen (IRI), instructeur vluchtsimulator (STI) of eender welk type van examinator, worden meegerekend;

ii)

herhalingstraining voltooien voor instructeurs als een TRI(H) of TRI(PL), al naargelang van toepassing, aan een ATO;

iii)

in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat, geslaagd zijn voor een beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig punt FCL.935, FCL.910.TRI, onder b), punt 3) of FCL.910.TRI, onder c), punt 3), al naargelang van toepassing.

3)

Voor ten minste om de andere verlenging van een TRI-certificaat moet de houder slagen voor een beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935.

4)

Als TRI’s houder zijn van een certificaat voor meer dan één type luchtvaartuig binnen dezelfde categorie, leidt de beoordeling van vakbekwaamheid, afgelegd op één van die types, tot een verlenging van het TRI-certificaat voor de andere types binnen dezelfde luchtvaartuigcategorie, tenzij anders bepaald in de OSD.

5)

Specifieke eisen voor de verlenging van een TRI(H)-certificaat

TRI’s(H) die houder zijn van een FI(H)-certificaat in het desbetreffende type, worden geacht te voldoen aan de eisen onder a). In dat geval zal het TRI(H)-certificaat geldig zijn tot de vervaldatum van het FI(H)-certificaat.

b)

Hernieuwde afgifte

Voor de hernieuwde afgifte van een TRI-certificaat moeten aanvragers binnen de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van de aanvraag geslaagd zijn voor een beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935 en het volgende hebben voltooid:

1)

voor vleugelvliegtuigen:

i)

ten minste 30 routesectoren, met inbegrip van starts en landingen in het betreffende luchtvaartuigtype, waarvan hoogstens 15 sectoren in een FFS;

ii)

een herhalingstraining voor instructeurs als een TRI aan een ATO, welke de relevante elementen van de TRI-opleidingscursus moet omvatten;

2)

voor helikopters en powered-lift luchtvaartuigen:

i)

ten minste 10 uren vliegtijd, met inbegrip van starts en landingen in het desbetreffende luchtvaartuigtype, waarvan hoogstens 5 uren in een FFS of FTD 2/3;

ii)

een herhalingstraining voor instructeurs als een TRI aan een ATO, welke de relevante elementen van de TRI-opleidingscursus moet omvatten.

3)

Als aanvragers houder waren van een certificaat voor meer dan één type luchtvaartuig binnen dezelfde categorie, leidt de beoordeling van vakbekwaamheid, afgelegd op één van die types, tot een vernieuwde afgifte van het TRI-certificaat voor de andere types binnen dezelfde luchtvaartuigcategorie, tenzij anders bepaald in de OSD.”;

(37)

In FCL.905.CRI wordt na punt b) het volgende punt b bis) ingevoegd:

“b bis)

Het is de bevoegdheid van CRI’s instructie te geven voor klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, uitgezonderd éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, bij meerpilootbediening, voor zover de CRI’s aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

1)

houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen.

2)

minstens 500 uur vliegtijd hebben in vleugelvliegtuigen bij meerpilootbediening, en een MCCI-trainingscursus hebben voltooid overeenkomstig FCL.930.MCCI.”;

(38)

in FCL.930.CRI wordt punt a), onder 3), vervangen door:

“3)

5 uur vlieginstructie op meermotorige vleugelvliegtuigen of een FSTD die representatief is voor die klasse of dat type vleugelvliegtuig, met inbegrip van minstens 3 uur in het vleugelvliegtuig, of minstens 3 uur vlieginstructies op éénmotorige vleugelvliegtuigen, gegeven door een FI(A) die gekwalificeerd is overeenkomstig FCL.905.FI, onder j).”;

(39)

Punt FCL.940.CRI wordt vervangen door:

FCL.940.CRI Verlenging en hernieuwde afgifte

a)

Om een CRI-certificaat te verlengen, moeten aanvragers binnen de geldigheidsperiode van het CRI-certificaat voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

1)

ten minste 10 uur vlieginstructie hebben gegeven als CRI. Als de kandidaten CRI-bevoegdheden hebben op zowel éénmotorige als meermotorige vleugelvliegtuigen, moeten de 10 uur vlieginstructie gelijk verdeeld zijn tussen éénmotorige en meermotorige vleugelvliegtuigen;

2)

een herhalingscursus hebben gevolgd als CRI bij een ATO of een bevoegde autoriteit;

3)

geslaagd zijn voor de beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935 voor meermotorige of éénmotorige vleugelvliegtuigen, naargelang het geval.

b)

Houders moeten ten minste om de andere verlenging van het CRI-certificaat voldoen aan de eisen onder a), punt 3).

c)

Hernieuwde afgifte

Als het CRI-certificaat is verlopen, wordt het hernieuwd als de aanvragers in de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag tot hernieuwde afgifte:

1)

een herhalingscursus hebben gevolgd als CRI bij een ATO of een bevoegde autoriteit;

2)

de beoordeling van de vakbekwaamheid hebben voltooid, zoals vereist uit hoofde van FCL.935.”;

(40)

in FCL.915.IRI wordt punt b), onder 2), vervangen door:

“2)

in geval van aanvragers van een IRI(H) voor meerpilootgecertificeerde helikopters, voldoen aan de eisen van FCL.905.FI, punt h), onder 3), punt ii);”;

(41)

in FCL.930.IRI wordt punt a), onder 3), punt ii), vervangen door:

“ii)

voor de IRI(H), ten minste 10 uur vlieginstructie in een helikopter, FFS, FTD 2/3 of FNPT II/III. In het geval van kandidaten die houder zijn van een FI(H)-certificaat worden deze uren teruggebracht tot 5;”;

(42)

Punt FCL.905.SFI wordt vervangen door:

FCL.905.SFI Bevoegdheden en voorwaarden

a)

De bevoegdheden van SFI’s zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator binnen de betreffende luchtvaartuigcategorie, voor:

1)

de verlenging en hernieuwde afgifte van een IR, voor zover ze houder zijn of zijn geweest van een IR in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie;

2)

de afgifte van een IR, voor zover zij houder zijn of geweest zijn van een IR in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie en een IRI-opleidingscursus hebben voltooid.

b)

De bevoegdheden van SFI’s voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator voor:

1)

de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen indien de aanvragers bevoegdheden willen verkrijgen om op te treden bij éénpilootbediening.

De bevoegdheden van de SFI’s voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen kunnen worden uitgebreid naar vlieginstructie voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen bij meerpilootbediening, op voorwaarde dat zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:

i)

houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen.

ii)

minstens 500 uur vliegtijd hebben in vleugelvliegtuigen bij meerpilootbediening, en een MCCI-trainingscursus hebben voltooid overeenkomstig FCL.930.MCCI;

2)

de MCC- en MPL-trainingscursussen over de basisfase, voor zover de bevoegdheden van de SFI’s(SPA) zijn uitgebreid tot meerpilootbediening overeenkomstig punt 1).

c)

De bevoegdheden van SFI’s voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator voor:

1)

de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen en, als de aanvragers bevoegdheden wensen voor meerpilootbediening, voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen;

2)

de MCC-opleidingscursus;

3)

de MPL-cursus tijdens de elementaire fase, voortgezette fase en fase voor gevorderden, op voorwaarde dat voor de elementaire fase hij houder is of is geweest van een FI(A)- of IRI(A)-certificaat;

d)

De bevoegdheden van SFI’s voor helikopters zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator voor:

1)

de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor helikopters;

2)

MCC-opleiding, wanneer SFI’s bevoegd zijn om instructie te geven voor meerpilootgecertificeerde helikopters.”;

(43)

Punt FCL.910.SFI wordt vervangen door:

FCL.910.SFI TRI Beperkte bevoegdheden

De bevoegdheden van SFI’s worden beperkt tot de FTD 2/3 of FFS van het luchtvaartuigtype waarin de SFI-opleidingscursus is gevolgd.

De bevoegdheden kunnen worden uitgebreid naar andere FSTD’s die representatief zijn voor verdere types van dezelfde luchtvaartuigcategorie wanneer de houders:

a)

het simulatorgedeelte van de relevante cursus voor typebevoegdverklaring hebben afgerond;

b)

de relevante delen van de technische opleiding en de FSTD-inhoud van de vlieginstructiesyllabus van de relevante TRI-opleiding hebben voltooid;

c)

tijdens een volledige cursus typebevoegdverklaring ten minste 3 uur vlieginstructie hebben uitgevoerd die betrekking heeft op de werkzaamheden van een SFI op het toepasselijke type onder het toezicht en tot tevredenheid van een TRE of SFE die hiervoor is gekwalificeerd.

De bevoegdheden van de SFI worden uitgebreid tot andere varianten in overeenstemming met de OSD als de SFI de relevante delen van de technische opleiding en de FSTD-inhoud van de vlieginstructiesyllabus van de toepasselijke TRI-opleiding heeft voltooid.”;

(44)

In FCL.930.SFI wordt punt a), onder 2), vervangen door:

“2)

de relevante delen van de technische opleiding en de FSTD-inhoud van de vlieginstructiesyllabus van de relevante TRI-opleidingscursus.”;

(45)

Punt FCL.940.SFI wordt vervangen door:

FCL.940.SFI Verlenging en hernieuwde afgifte

a)

Verlenging

Om een SFI-certificaat te verlengen, moeten aanvragers vóór de vervaldatum van het SFI-certificaat voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

1)

minstens 50 uur als instructeurs of examinatoren in FSTD’s hebben volbracht, waarvan minstens 15 uur in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het SFI-certificaat;

2)

een herhalingstraining voor instructeurs hebben gevolgd als een SFI aan een ATO;

3)

geslaagd zijn voor de desbetreffende secties van de beoordeling van de vakbekwaamheid, overeenkomstig FCL.935.

b)

Daarnaast moeten de aanvragers de bekwaamheidsproeven hebben afgelegd voor de afgifte van de typebevoegdverklaring voor het specifieke luchtvaartuig in een FFS die representatief is voor de types waarvoor zij bevoegd zijn.

c)

Houders moeten ten minste om de andere verlenging van het SFI-certificaat voldoen aan de eis onder a), punt 3).

d)

Als een SFI houder is van een certificaat voor meer dan één type luchtvaartuig binnen dezelfde categorie, leidt de beoordeling van vakbekwaamheid, afgelegd op één van die types, tot een verlenging van het SFI-certificaat voor de andere types binnen dezelfde luchtvaartuigcategorie, tenzij anders bepaald in de OSD.

e)

Hernieuwde afgifte

Voor de hernieuwde afgifte van het SFI-certificaat moeten aanvragers binnen de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag voldoen aan alle volgende voorwaarden:

1)

een herhalingstraining voor instructeurs hebben gevolgd als een SFI aan een ATO;

2)

geslaagd zijn voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935;

3)

de bekwaamheidsproeven hebben afgelegd voor de afgifte van de typebevoegdverklaringen voor het specifieke luchtvaartuig in een FSTD die representatief is voor de te hernieuwen bevoegdheden.”;

(46)

Punt FCL.910.STI wordt vervangen door:

FCL.910.STI TRI Beperkte bevoegdheden

De bevoegdheden van STI’s zijn beperkt tot de FSTD waarin de STI-opleiding is gevolgd.

De bevoegdheden kunnen worden uitgebreid naar andere FSTD’s die representatief zijn voor andere types van dezelfde luchtvaartuigcategorie wanneer de houders, in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag:

a)

de FSTD-inhoud van de CRI- of TRI-cursus over de klasse of het type luchtvaartuig waarvoor instructiebevoegdheden worden aangevraagd, hebben voltooid;

b)

geslaagd zijn, in de FSTD waarin de vlieginstructie wordt gegeven, voor de van toepassing zijnde sectie van de bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage voor het betreffende type of de betreffende klasse van luchtvaartuig.

Voor STI’s(A) die enkel instructie geven op BITD’s moet de bekwaamheidsproef enkel de oefeningen bevatten die relevant zijn voor de vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A);

c)

minstens 3 uur vlieginstructie hebben gegeven tijdens een cursus voor CPL, IR, PPL of klasse- of typebevoegdverklaring, onder toezicht van een daartoe door de ATO aangewezen FI, CRI(A), IRI of TRI, waarvan minstens 1 uur onder toezicht van een FIE in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie.”;

(47)

Punt FCL.915.STI wordt vervangen door:

FCL.915.STI Toelatingseisen

a)

Aanvragers van een STI-certificaat moeten:

1)

binnen de 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag houder zijn of zijn geweest van een bewijs van bevoegdheid en instructiebevoegdheden die geschikt zijn voor de cursussen waarvoor de instructie is bedoeld;

2)

in een FSTD de betreffende bekwaamheidsproef hebben afgelegd voor de klasse- of typebevoegdverklaring, binnen een periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.

Aanvragers van een STI(A) die enkel instructie wil geven op BITD’s moeten enkel de oefeningen afleggen die relevant zijn voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A);

b)

In aanvulling op de eisen die zijn vastgesteld onder a), moeten aanvragers van een STI(H)-certificaat minstens 1 uur vliegtijd hebben als waarnemer in de cockpit van het desbetreffende type helikopter, in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag.”;

(48)

Punt FCL.940.STI wordt vervangen door:

FCL.940.STI Verlenging en hernieuwde afgifte van het STI-certificaat

a)

Verlenging

Voor de verlenging van het STI-certificaat moeten aanvragers binnen de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het STI-certificaat voldoen aan alle volgende voorwaarden:

1)

ten minste 3 uur vlieginstructie hebben gegeven in een FSTD, als onderdeel van een cursus voor CPL, IR, PPL of klasse- of typebevoegdverklaring;

2)

geslaagd zijn, in de FSTD waarin de vlieginstructie wordt gegeven, voor de van toepassing zijnde secties van de bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage voor het betreffende type of de betreffende klasse van luchtvaartuig.

Voor STI’s(A) die enkel instructie geven op BITD’s moet de bekwaamheidsproef enkel de oefeningen bevatten die relevant zijn voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A).

b)

Hernieuwde afgifte

Voor de hernieuwde afgifte van het STI-certificaat moeten aanvragers binnen de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag tot hernieuwde afgifte:

1)

een herhalingstraining voltooien als STI aan een ATO;

2)

slagen, in de FSTD waarin de vlieginstructie wordt gegeven, voor de van toepassing zijnde secties van de bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage voor het betreffende type of de betreffende klasse van luchtvaartuig.

Voor een STI(A) die enkel instructie geeft op BITD’s moet de bekwaamheidsproef enkel de oefeningen bevatten die relevant zijn voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A).

3)

minstens 3 uur vlieginstructie geven in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie tijdens een cursus voor CPL, IR, PPL of klasse- of typebevoegdverklaring, onder toezicht van een daartoe door de ATO aangewezen FI, CRI, IRI of TRI, waarvan minstens 1 uur onder toezicht van een FIE.”;

(49)

Punt FCL.1000 wordt vervangen door:

FCL.1000 Examinatorcertificaten

a)

Algemeen

Houders van een examinatorcertificaat moeten:

1)

tenzij anders bepaald in deze bijlage, houder zijn van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat dat gelijkwaardig is aan die waarvoor ze bevoegd zijn om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid af te nemen en waarvoor ze bevoegd zijn om instructie te geven;

2)

gekwalificeerd zijn om op te treden als PIC in het luchtvaartuig tijdens een vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid indien uitgevoerd in het luchtvaartuig.

b)

Bijzondere voorwaarden:

1)

De bevoegde autoriteit mag een specifiek certificaat afgeven waarbij de bevoegdheid wordt verleend om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van de vakbekwaamheid uit te voeren, indien het niet mogelijk is de eisen van dit subdeel na te leven wegens de invoering van een van de volgende:

i)

nieuwe luchtvaartuigen in de lidstaten of in de vloot van de exploitant;

ii)

nieuwe opleidingscursussen in deze bijlage.

Een dergelijk certificaat is beperkt tot de vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van bekwaamheid die nodig zijn voor de introductie van het nieuwe type luchtvaartuig of de nieuwe trainingscursus en de geldigheidsperiode mag in geen geval langer zijn dan één jaar.

2)

Houders van een certificaat dat is afgegeven in overeenstemming met punt b), onder 1), die een aanvraag willen indienen voor een certificaat van examinator, moeten voldoen aan de toelatings- en verlengingseisen vastgelegd voor die categorie van examinatorcertificaat.

3)

Wanneer geen gekwalificeerde examinator beschikbaar is, mogen de bevoegde autoriteiten, geval per geval, toestemming geven aan inspecteurs of examinatoren die niet voldoen aan de relevante onder a) gespecificeerde eisen voor instructeurs of type- of klassebevoegdverklaringseisen om vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid uit te voeren.

c)

Examens buiten het grondgebied van de lidstaten

1)

In het geval van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven die worden afgenomen buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, geeft de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), een examinatorcertificaat af aan aanvragers die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als piloot dat voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, voor zover die aanvragers:

i)

houder zijn van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat dat minstens gelijkwaardig is aan dat waarvoor zij gemachtigd zijn om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven of beoordelingen af te nemen, en in elk geval ten minste een CPL;

ii)

gekwalificeerd zijn om op te treden als PIC in het luchtvaartuig tijdens een vaardigheidstest of bekwaamheidsproef die wordt afgenomen in het luchtvaartuig;

iii)

voldoen aan de eisen vastgesteld in dit subdeel ten behoeve van de afgifte van het relevante certificaat voor examinatoren, en

iv)

aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over adequate kennis beschikken van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid om de bevoegdheden van examinator te kunnen uitoefenen in overeenstemming met deze bijlage.

2)

Het in punt 1) vermelde certificaat is beperkt tot het uitvoeren van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven:

i)

buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, en

ii)

van piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de test/proef wordt afgenomen.”;

(50)

Punt FCL.1005 wordt vervangen door:

FCL.1005 Beperking van bevoegdheden in het geval van belangenverstrengeling

Het is examinatoren niet toegestaan om:

a)

vaardigheidstest of beoordelingen van vakbekwaamheid met het oog op de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat af te nemen van aanvragers aan wie zij meer dan 25 % van de vlieginstructie hebben gegeven die vereist is voor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat in kwestie, en

b)

vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid af te nemen wanneer ze hun objectiviteit niet kunnen garanderen.”;

(51)

Punt FCL.1025 wordt vervangen door:

FCL.1025 Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte van certificaten als examinator

a)

Geldigheid

Een certificaat van examinator is 3 jaar geldig.

b)

Verlenging

Om een certificaat van examinator te verlengen, moeten de houders voldoen aan alle volgende voorwaarden:

1)

vóór de vervaldatum van het certificaat minstens zes vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid hebben uitgevoerd;

2)

in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat een herhalingscursus voor examinatoren hebben gevolgd, georganiseerd door de bevoegde autoriteit of door een ATO en erkend door de bevoegde autoriteit. Een examinator die houder is van een certificaat voor zweefvliegtuigen of luchtballonnen mag in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat een herhalingscursus voor examinator hebben gevolgd, georganiseerd door een DTO en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit;

3)

een van de overeenkomstig punt 1) uitgevoerde vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid moet plaatsvinden in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het examinatorcertificaat en moet:

i)

zijn beoordeeld door een inspecteur van de bevoegde autoriteit of door een senior examinator die hiertoe specifiek is gemachtigd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het certificaat van examinator, of

ii)

voldoen aan de eisen van FCL.1020.

Als aanvragers voor de verlenging houder zijn van bevoegdheden voor meer dan een examinatorcategorie, kunnen alle examinatorbevoegdheden worden verlengd als de aanvragers voor een van de categorieën waarvan zij houder zijn voldoen aan de eisen van punt b), onder 1) en 2), en FCL.1020, in samenspraak met de bevoegde autoriteit.

(c)

Hernieuwde afgifte

als het certificaat is verlopen, moeten aanvragers, alvorens de uitoefening van hun bevoegdheden te hervatten, voldoen aan de eisen van punt b), onder 2), en FCL.1020 in de twaalf maanden die onmiddellijk voorafgaan aan de aanvraag.

d)

Een certificaat van examinator wordt slechts verlengd of hernieuwd afgegeven als de aanvragers hebben aangetoond dat zij de eisen van FCL.1010 en FCL.1030 nog steeds naleven.”;

(52)

Punt FCL.1005.TRE wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a), onder 5), wordt vervangen door:

“5)

beoordelingen van de vakbekwaamheid met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een TRI- of SFI-certificaat in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie, voor zover zij minstens 3 jaar als TRE hebben volbracht en specifieke training hebben gevolgd voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1015, punt b).”;

b)

punt b), onder 4), wordt vervangen door:

“4)

beoordelingen van de vakbekwaamheid met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een TRI(H)- of SFI(H)-certificaat, voor zover zij minstens 3 jaar als TRE hebben volbracht en specifieke training hebben gevolgd voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1015, punt b).”;

(53)

FCL.1005.CRE, punt b), wordt vervangen door:

“b)

bekwaamheidsproeven voor:

1)

verlenging of hernieuwde afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen;

2)

verlenging van IR’s, voor zover zij minstens 1500 uur als piloot van vleugelvliegtuigen en minstens 450 uur vliegtijd onder IFR hebben;

3)

hernieuwde afgifte van IR’s, voor zover zij voldoen aan de eisen van FCL.1010.IRE, onder a), en

4)

verlenging en hernieuwde afgifte van EIR’s, voor zover zij minstens 1500 uur vliegtijd hebben als piloot in vleugelvliegtuigen en voldoen aan de eisen van FCL.1010.IRE, punt a), onder 2).”;

(54)

FCL.1010.CRE, punt b), wordt vervangen door:

“b)

houder zijn van een CRI- of FI-certificaat met instructiebevoegdheden voor de desbetreffende klasse of het desbetreffende type;”;

(55)

Punt FCL.1010.IRE wordt vervangen door:

FCL.1010.IRE Toelatingseisen

a)

IRE(A)

Aanvragers van een IRE-certificaat voor vleugelvliegtuigen moeten houder zijn van een IRI(A) of een FI(A)-certificaat met instructiebevoegdheid voor de IR(A) en moeten het volgende hebben voltooid:

1)

2000 vlieguren als piloot van vleugelvliegtuigen, en

2)

450 vlieguren onder IFR, waarvan 250 uur als instructeur.

b)

IRE(H)

Aanvragers van een IRE-certificaat voor helikopters moeten houder zijn van een IRI(H) of een FI(H)-certificaat met instructiebevoegdheid voor de IR(H) en moeten het volgende hebben voltooid:

1)

2000 vlieguren als piloot van helikopters, en

2)

300 uur instrumentvliegtijd in helikopters, waarvan 200 uur als instructeur.

c)

IRE(As)

Aanvragers van een IRE-certificaat voor luchtschepen moeten houder zijn van een IRI(As) of een FI(As)-certificaat met instructiebevoegdheid voor de IR(As) en moeten het volgende hebben voltooid:

1)

500 vlieguren als piloot van luchtschepen, en

2)

100 uur instrumentvliegtijd in luchtschepen, waarvan 50 uur als instructeur.”;

(56)

Punt FCL.1005.SFE wordt vervangen door:

FCL.1005.SFE Bevoegdheden en voorwaarden

a)

SFE voor vleugelvliegtuigen (SFE(A)) en SFE voor powered-lift luchtvaartuigen (SFE(PL))

SFE’s voor vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen hebben de bevoegdheid om, in een FFS of voor de beoordelingen van punt 5), het volgende uit te voeren in de toepasselijke FSTD:

1)

vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen, naargelang het geval;

2)

bekwaamheidsproeven voor de verlenging of hernieuwde afgifte van IR’s, indien gecombineerd met de verlenging of hernieuwde afgifte van een typebevoegdverklaring, voor zover zij geslaagd zijn in een bekwaamheidsproef voor het luchtvaartuigtype, met inbegrip van de instrumentbevoegdverklaring, in het afgelopen jaar;

3)

vaardigheidstests voor de afgifte van een ATPL(A);

4)

vaardigheidstests voor de afgifte van een MPL, voor zover zij voldaan hebben aan de eisen die zijn vastgesteld in FCL.925, en

5)

beoordelingen van de vakbekwaamheid met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een SFI-certificaat in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie, voor zover zij minstens 3 jaar als SFE(A) hebben volbracht en specifieke training hebben gevolgd voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1015, punt b).

b)

SFE voor helikopters — (SFE(H)).

SFE’s(H) hebben de bevoegdheid om, in een FFS of voor de beoordelingen van punt 4), het volgende uit te voeren in de toepasselijke FSTD:

1)

vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen;

2)

bekwaamheidsproeven voor de verlenging en hernieuwde afgifte van IR’s, indien die proeven worden gecombineerd met de verlenging of hernieuwde afgifte van een typebevoegdverklaring, voor zover de SFE’s geslaagd zijn in een bekwaamheidsproef voor het luchtvaartuigtype, met inbegrip van de instrumentbevoegdverklaring, in het laatste jaar vóór de bekwaamheidsproef;

3)

vaardigheidstests voor de afgifte van een ATPL(H), en

4)

beoordelingen van de vakbekwaamheid met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een SFI(H)-certificaat, voor zover zij minstens 3 jaar als SFE(H) hebben volbracht en specifieke training hebben gevolgd voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1015, punt b).”;

(57)

Punt FCL.1010.SFE wordt vervangen door:

FCL.1010.SFE Toelatingseisen

a)

SFE(A)

Aanvragers van een SFE(A)-certificaat moeten voldoen aan alle volgende voorwaarden:

1)

in het geval van meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen:

i)

houder zijn of geweest zijn van een ATPL(A) en een typebevoegdverklaring voor het desbetreffende type vleugelvliegtuig;

ii)

een SFI(A)-certificaat voor het desbetreffende type vleugelvliegtuig, en

iii)

ten minste 1500 uren vliegtijd hebben als piloot van meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen;

2)

in het geval van éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen:

i)

houder zijn of geweest zijn van een CPL(A) of een ATPL(A) en een typebevoegdverklaring voor het desbetreffende type vleugelvliegtuig;

ii)

houder zijn van een SFI(A)-certificaat voor het desbetreffende type of de desbetreffende klasse van vleugelvliegtuig;

iii)

minstens 500 uren vliegtijd hebben als piloot van éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen;

3)

voor de eerste afgifte van een SFE-certificaat, ten minste 50 uur instructie in een vluchtsimulator hebben gegeven als een TRI(A) of een SFI(A) in het desbetreffende type.

b)

SFE(H)

Aanvragers van een SFE(H)-certificaat moeten voldoen aan alle volgende voorwaarden:

1)

houder zijn of geweest zijn van een ATPL(H) en een typebevoegdverklaring voor het desbetreffende type helikopter;

2)

houder zijn van een SFI(H)-certificaat voor het desbetreffende type helikopter;

3)

minstens 1000 uren vliegtijd hebben als piloot van meerpilootgecertificeerde helikopters;

4)

voor de eerste afgifte van een SFE-certificaat, ten minste 50 uur instructie in een vluchtsimulator hebben gegeven als een TRI(H) of een SFI(H) in het desbetreffende type.”;

(58)

De punten 1.1 en 1.2 van aanhangsel 1 worden vervangen door:

“1.1.

Voor de afgifte van een LAPL wordt de houder van een LAPL in een andere categorie van luchtvaartuigen volledig vrijgesteld voor de theoriekennis van de algemene onderwerpen vastgelegd in FCL.120. Voor het thema “navigatie” wordt deze vrijstelling echter alleen verleend in geval van een LAPL(A)-houder die een aanvraag indient voor de afgifte van een LAPL(H) of in geval van een LAPL(H)-houder die een aanvraag indient voor de afgifte van een LAPL(A).

1.2.

Voor de afgifte van een LAPL(A), LAPL(H) of PPL worden de houders van een PPL, CPL of ATPL in een andere luchtvaartuigcategorie volledig vrijgesteld voor de theoriekennis van de algemene thema’s die zijn vastgesteld in FCL.215, onder a), punt 1).”;

(59)

In aanhangsel 1 wordt het volgende punt 1.2 bis ingevoegd:

“1.2 bis

Voor de afgifte van een LAPL(B), LAPL(S), BPL of SPL wordt de houder van een bevoegdheidsbewijs in een andere luchtvaartuigcategorie volledig vrijgesteld voor de theoriekennis van de algemene thema’s die zijn vastgesteld in FCL.215, onder b), punt 1).”;

(60)

Aanhangsel 3, deel A, punt 9, onder b), wordt vervangen door:

“b)

70 uur als PIC, waarvan tot 55 uur als SPIC mag worden uitgevoerd. De instrumentvliegtijd als SPIC wordt voor maximaal 20 uur meegeteld als PIC-vliegtijd.”;

(61)

in aanhangsel 3 wordt punt C, onder 8, punt b), vervangen door:

“b)

70 uur als PIC, waarvan tot 55 uur als SPIC mag worden uitgevoerd. De instrumentvliegtijd als SPIC wordt voor maximaal 20 uur meegeteld als PIC-vliegtijd;”;

(62)

in aanhangsel 3 wordt punt D, onder 8, punt b), vervangen door:

“b)

70 uur als PIC, waarvan tot 55 uur als SPIC mag worden uitgevoerd.”;

(63)

Aanhangsel 3, deel E, punt 3, onder a), wordt vervangen door:

“a)

150 uur hebben gevlogen;

Behalve voor de eis van 50 uur als PIC in vleugelvliegtuigen, kunnen uren als PIC in andere categorieën luchtvaartuigen in de volgende gevallen worden meegerekend voor de 150 uur vliegtijd:

1)

20 uur in helikopters, als de aanvragers houder zijn van een PPL(H);

2)

50 uur in helikopters, als de aanvragers houder zijn van een CPL(H);

3)

10 uur in TMG’s of zweefvliegtuigen;

4)

20 uur in luchtschepen, als de aanvragers houder zijn van een PPL(As);

5)

50 uur in luchtschepen, als de aanvragers houder zijn van een CPL(As).”;

(64)

Aanhangsel 3, deel K, punt 3, onder a), wordt vervangen door:

“a)

155 vlieguren hebben volbracht, waarvan 50 uur als PIC in helikopters met inbegrip van 10 uur overlandvluchten.

Behalve voor de eis van 50 uur als PIC in helikopters, kunnen uren als PIC in andere categorieën luchtvaartuigen in de volgende gevallen worden meegerekend voor de 155 uur vliegtijd in helikopters:

1)

20 uur in vleugelvliegtuigen, als de aanvragers houder zijn van een PPL(A);

2)

50 uur in vleugelvliegtuigen, als de aanvragers houder zijn van een CPL(A);

3)

10 uur in TMG’s of zweefvliegtuigen;

4)

20 uur in luchtschepen, als de aanvragers houder zijn van een PPL(As);

5)

50 uur in luchtschepen, als de aanvragers houder zijn van een CPL(As);”;

(65)

De Tabel INHOUD VAN DE TEST met betrekking tot de categorie vleugelvliegtuigen in aanhangsel 7 wordt vervangen door:

Vleugelvliegtuigen

SECTIE 1 — HANDELINGEN VOORAFGAAND AAN VLUCHT EN VERTREK

Gebruik van checklist, vliegerschap, procedures voor het voorkomen van ijsafzetting/verwijderen van ijs enz. zijn op alle secties van toepassing

a

Gebruik van het vlieghandboek (of gelijkwaardig), met name berekening van de prestatie van het luchtvaartuig, massa en zwaartepunt

b

Gebruik van luchtverkeersdienstdocument, meteorologisch document

c

Voorbereiding van ATC-vliegplan, IFR-vliegplan/logboek

d

Identificatie van de vereiste navigatiediensten voor vertrek-, aankomst- en naderingsprocedures

e

Inspectie vóór de vlucht

f

Meteorologische minima

g

Taxiën

h

PBN-vertrek (indien van toepassing):

— Controleren of de juiste procedure in het navigatiesysteem is geladen; en — kruiscontrole van het navigatiescherm en de departure chart.

i

Briefing voor de start, opstijgen

j (°)

Overgang naar instrumentvliegen

k (°)

Instrumentvertrekprocedures, inclusief PBN-vertrek, en hoogtemeterinstelling

l (°)

contact met ATC — naleving, R/T-procedures

SECTIE 2 — ALGEMENE BESTURING (°)

a

Besturen van het vleugelvliegtuig uitsluitend op instrumenten, inclusief: horizontaal vliegen bij verschillende snelheden, trimmen

b

Bochten tijdens de klim- en daalvlucht met standaardbocht (rate 1)

c

Herstellen uit ongewone vliegstanden, inclusief bochten met aanhoudende 45° dwarshelling en steile bochten tijdens het dalen

d (STAR)

Herstellen van nadering tot overtrek in horizontale vlucht, in bochten tijdens klimmen/dalen en in de landingsconfiguratie

e

Beperkt instrumentenpaneel: gestabiliseerde klim of daling met standaardbocht (rate 1) op bepaalde luchtkoersen, herstellen uit ongewone vliegstanden

SECTIE 3 — IFR-PROCEDURES “EN ROUTE” (°)

a

Vasthouden, inclusief onderscheppen, van koersen naar en van bv. NDB, VOR, of een koers tussen waypoints

b

Gebruik van navigatiesysteem en radiohulpmiddelen

c

Horizontale vlucht, vasthouden van koers, hoogte en vliegsnelheid, vermogensinstelling, trimtechniek

d

Hoogtemeterinstellingen

e

Bepalen en herzien van ETA’s (wachten “en route”, indien vereist)

f

Bewaken van vluchtvoortgang, vluchtlogboek, brandstofverbruik, systeemregeling

g

Procedures voor bescherming tegen ijsafzetting, indien nodig gesimuleerd

h

Contact met ATC — naleving, R/T-procedures

SECTIE 3 bis — AANKOMSTPROCEDURES

a

Instellen en controleren van navigatiehulpmiddelen en identificatie van faciliteiten, indien van toepassing

b

Aankomstprocedures, hoogtemetercontroles

c

Hoogte- en snelheidsbeperkingen, indien van toepassing

d

PBN-aankomst (indien van toepassing):

— Controleren of de juiste procedure in het navigatiesysteem is geladen; en — kruiscontrole van het navigatiescherm en de arrival chart.

SECTIE 4 (°)— 3D-Operaties (+)

a

Instellen en controleren van navigatiehulpmiddelen

Controleren van verticale vliegroutehoek

Voor RNP APCH:

— Controleren of de juiste procedure in het navigatiesysteem is geladen; en — kruiscontrole van het navigatiescherm en de approach chart.

b

Naderings- en landingsbriefing, inclusief controles van daling/nadering/landing, inclusief identificatie van faciliteiten

c (+)

Wachtprocedure

d

Naleving van de gepubliceerde naderingsprocedure

e

Tijdplanning nadering

f

Het onder controle houden van hoogte, snelheid, koers (gestabiliseerde nadering)

g (+)

Doorstartactie

h (+)

Procedure voor afgebroken nadering/landing

i

Contact met ATC — naleving, R/T-procedures

SECTIE 5 (°)— 2D-OPERATIES (1)

a

Instellen en controleren van navigatiehulpmiddelen

Voor RNP APCH:

— Controleren of de juiste procedure in het navigatiesysteem is geladen; en — kruiscontrole van het navigatiescherm en de approach chart.

b

Naderings- en landingsbriefing, inclusief controles van daling/nadering/landing, inclusief identificatie van faciliteiten

c (+)

Wachtprocedure

d

Naleving van de gepubliceerde naderingsprocedure

e

Tijdplanning nadering

f

Het onder controle houden van hoogte/afstand tot de MAPT, snelheid en koers (gestabiliseerde nadering), step down fixes (SDF(s)), indien van toepassing

g (+)

Doorstartactie

h (+)

Procedure voor afgebroken nadering/landing

i

Contact met ATC — naleving, R/T-procedures

SECTIE 6 — VLUCHT MET ÉÉN UITGESCHAKELDE MOTOR (alleen meermotorige vleugelvliegtuigen) (°)

a

Gesimuleerde motorstoring na de start of tijdens de doorstart

b

Nadering, doorstart en procedure voor afgebroken nadering met één uitgeschakelde motor

c

Nadering en landing met één uitgeschakelde motor

d

Contact met ATC — naleving, R/T-procedures

(66)

Aanhangsel 8 wordt vervangen door:

“AANHANGSEL 8

Wederzijdse erkenning van het IR-onderdeel van een bekwaamheidsproef voor een klasse- of typebevoegdverklaring

A.   Vleugelvliegtuigen

Vrijstellingen mogen alleen worden verleend wanneer houders IR-bevoegdheden verlengen of hernieuwen voor éénmotorige éénpilootgecertificeerde meermotorige éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, naargelang het geval.

Wanneer een bekwaamheidsproef inclusief IR wordt uitgevoerd en de houder heeft een geldige:

dan is de vrijstelling geldig voor het IR-onderdeel in een bekwaamheidsproef voor een:

MPA-typebevoegdverklaring;

typebevoegdverklaring voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen

SE-klassebevoegdverklaringen

SE-typebevoegdverklaringen

SP-ME-klasse- of typebevoegdverklaring, behalve bevoegdverklaringen voor complexe types met groot prestatievermogen, maar alleen vrijstelling voor sectie 3B van de vaardigheidstest in punt B.5 van aanhangsel 9

SP-ME-klassebevoegdverklaring of typebevoegdverklaring voor vleugelvliegtuigen, behalve voor complexe types vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, met éénpilootbesturing

SE-klassebevoegdverklaring, en

SE-typebevoegdverklaring, en

SP-ME-klasse- of typebevoegdverklaring, behalve typebevoegdverklaringen voor complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen

SP-ME-klasse- of typebevoegdverklaring voor vleugelvliegtuigen, behalve voor complexe types vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, beperkt tot MP-bediening

SE-klassebevoegdverklaringen

SE-typebevoegdverklaringen

SP-ME-klasse- of typebevoegdverklaring, behalve typebevoegdverklaringen voor complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen

SP-ME-klasse- of typebevoegdverklaring

SE-klassebevoegdverklaring, en

SE-typebevoegdverklaring

B.   Helikopters

Vrijstellingen mogen alleen worden verleend wanneer de houders IR-bevoegdheden verlengen voor éénmotorige en éénpilootgecertificeerde meermotorige helikopters, naargelang het geval.

Wanneer een vaardigheidstest of een bekwaamheidsproef, met inbegrip van IR, wordt

uitgevoerd en de houder heeft een geldige:

dan is de vrijstelling geldig voor het IR-

onderdeel in een bekwaamheidsproef voor een:

typebevoegdverklaring voor meerpilootgecertificeerde helikopters

SE-typebevoegdverklaringen

SP-ME-typebevoegdverklaring

SP-ME-typebevoegdverklaring, bediend als éénpiloot

SE-typebevoegdverklaringen

SP-ME-typebevoegdverklaring

SP-ME-typebevoegdverklaring, beperkt tot meerpilootbediening

SE-typebevoegdverklaringen

SP-ME-typebevoegdverklaring

SP-ME-typebevoegdverklaring, bediend als éénpiloot

SP-ME-typebevoegdverklaring, bediend als éénpiloot

(67)

Aanhangsel 9, sectie B, wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tabel in punt 5, onder k), wordt vervangen door:

 

“1)

2)

3)

4)

5)

Type vluchtuitvoering

SP

MP

SP → MP (eerste)

MP → SP (eerste)

SP + MP

 

Training

Test/ Controle

Training

Test/ Controle

Training

Test/ Controle

Training, test en controle (SE-vleugelvliegtuigen)

Training, test en controle (ME-vleugelvliegtuigen)

SE-vleugelvliegtuigen

ME-vleugelvliegtuigen

Eerste afgifte

complexe SP

Secties

1-6

1-7

Secties

1-6

1-6

Secties 1-7

Secties

1-6

MCC

CRM

Menselijke factoren

TEM

Sectie 7

Secties

1-6

1.6, 4.5, 4.6, 5.2 en, voor zover van toepassing, één nadering uit sectie 3.B

1.6, sectie 6 en, voor zover van toepassing, één nadering uit sectie 3.B

 

 

Verlenging

complexe SP

nvt

nvt

Secties

1-6

1-6

nvt

Secties

1-6

nvt

nvt

nvt

nvt

MPO:

Secties 1-7 (training)

Secties 1-6 (controle)

SPO:

1.6, 4.5, 4.6, 5.2 en, voor zover van toepassing, één nadering uit sectie 3.B

MPO:

Secties 1-7 (training)

Secties 1-6 (controle)

SPO:

1.6, sectie 6 en, voor zover van toepassing, één nadering uit sectie 3.B

Hernieuwde afgifte

complexe SP

FCL.740

Secties

1-6

1-6

FCL.740

Secties

1-6

nvt

nvt

nvt

nvt

Training: FCL.740

Controle: voor de verlenging

Training: FCL.740

Controle: voor de verlenging”

b)

in de tabel na punt 5, onder l), wordt de rij voor oefening 7.2.2 vervangen door:

“7.2.2

De volgende upsetoefeningen:

herstellen van “nose-high”-overtrek bij verschillende dwarshellingshoeken, en

herstellen van “nose-low”-overtrek bij verschillende dwarshellingshoeken.

P

X

Voor deze oefening mag geen vleugelvliegtuig worden gebruikt”

 

 

 

Bijlage VI (deel-ARA) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(68)

In punt ARA.GEN.220 wordt punt a), onder 11) en 12), vervangen en wordt een nieuw punt a), onder 13), als volgt ingevoegd:

“11)

veiligheidsinformatie en vervolgmaatregelen;

12)

het gebruik van de flexibiliteitsregeling overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139, en

13)

de in de punten ORA.ATO.135, onder a), en DTO.GEN.240, onder a), vastgestelde evaluatie- en vergunningsprocedure voor luchtvaartuigen.”;

(69)

Het volgende nieuwe punt ARA.GEN.360 wordt ingevoegd:

ARA.GEN.360 Wijziging van bevoegde autoriteit

a)

Bij ontvangst van het verzoek van een houder van een bewijs van bevoegdheid om van bevoegde autoriteit te veranderen, zoals gespecificeerd in FCL.015, onder d), van bijlage I (Deel-FCL), vraagt de ontvangende bevoegde autoriteit aan de bevoegde autoriteit van de houder van het bewijs van bevoegdheid om onverwijld al het volgende te verstrekken:

1)

een controle van het bewijs van bevoegdheid;

2)

afschriften van de medische gegevens van de houder van het bewijs van bevoegdheid die door die bevoegde autoriteit worden bijgehouden overeenkomstig ARA.GEN.220 en ARA.MED.150. De medische gegevens worden overgedragen overeenkomstig MED.A.015 van bijlage IV (Deel-MED) en omvatten een samenvatting van de relevante medische geschiedenis van de aanvrager, geverifieerd en ondertekend door de medische beoordelaar.

b)

De overdragende bevoegde autoriteit houdt de oorspronkelijke gegevens met betrekking tot het bewijs van bevoegdheid en de oorspronkelijke medische gegevens van de houder bij overeenkomstig ARA.GEN.220, ARA.FCL.120 en ARA.MED.150.

c)

De ontvangende bevoegde autoriteit geeft onverwijld het bewijs van bevoegdheid en het medisch certificaat opnieuw af, voor zover hij alle onder a) vermelde documenten heeft ontvangen en verwerkt. Bij de nieuwe afgifte van het bewijs van bevoegdheid en het medisch certificaat verzoekt de ontvangende bevoegde autoriteit de houder van het bewijs van bevoegdheid onmiddellijk om hem het door de overdragende bevoegde autoriteit afgegeven bewijs van bevoegdheid en bijbehorend medisch certificaat te verstrekken.

d)

De ontvangende bevoegde autoriteit stelt de overdragende bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis wanneer hij het bewijs van bevoegdheid en het medisch certificaat opnieuw heeft afgegeven aan de houder van het bewijs van bevoegdheid en wanneer de houder het bewijs van bevoegdheid en het medisch certificaat heeft overgedragen, als bedoeld onder c). Zolang deze kennisgeving niet is ontvangen, blijft de overdragende bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor het bewijs van bevoegdheid en het medische certificaat die oorspronkelijk aan die houder werden afgegeven.”;

Bijlage VII (deel-ORA) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(70)

in ORA.ATO.135 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De ATO dient gebruik te maken van een gepaste vloot opleidingsluchtvaartuigen of FSTD’s die naar behoren zijn uitgerust voor de aangeboden opleidingscursussen. De vloot dient te bestaan uit luchtvaartuigen die voldoen aan alle eisen van Verordening (EU) 2018/1139. Luchtvaartuigen die onder de punten a), b), c) of d) van bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1139 vallen, mogen voor trainingsdoeleinden worden gebruikt als zij aan al de volgende voorwaarden voldoen:

1)

de bevoegde autoriteit heeft tijdens een beoordelingsprocedure bevestigd dat het veiligheidsniveau gelijkwaardig is aan het niveau dat gegarandeerd wordt door alle essentiële eisen in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139;

2)

de bevoegde autoriteit heeft toestemming verleend voor het gebruik van het luchtvaartuig voor training in de ATO.”;

Bijlage VIII (deel-DTO) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 (Deel-DTO) wordt als volgt gewijzigd:

(71)

in DTO.GEN.240 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Een DTO dient gebruik te maken van een passende vloot opleidingsluchtvaartuigen of FSTD’s die naar behoren zijn uitgerust voor de aangeboden trainingscursussen. De vloot dient te bestaan uit luchtvaartuigen die voldoen aan alle eisen van Verordening (EU) 2018/1139. Luchtvaartuigen die onder de punten a), b), c) of d) van bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1139 vallen, mogen voor trainingsdoeleinden worden gebruikt als zij aan al de volgende voorwaarden voldoen:

1)

de bevoegde autoriteit heeft tijdens een beoordelingsprocedure bevestigd dat het veiligheidsniveau gelijkwaardig is aan het niveau dat gegarandeerd wordt door alle essentiële eisen in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139;

2)

de bevoegde autoriteit heeft toestemming verleend voor het gebruik van het luchtvaartuig voor training in de DTO.”.


(°)  Moet worden uitgevoerd door zich enkel te baseren op instrumenten.

(STAR)  Mag worden uitgevoerd in een FFS, FTD 2/3 of FNPT II.

(+)  Mag worden uitgevoerd in hetzij sectie 4, hetzij sectie 5.

(1)  (++) Om PBN-bevoegdheden vast te stellen of in stand te houden moet één nadering in hetzij sectie 4, hetzij sectie 5 een RNP APCH zijn. Wanneer een RNP APCH niet haalbaar is, moet de nadering worden uitgevoerd in een naar behoren uitgeruste FSTD.”;

(*1)  Op voorwaarde dat de kandidaat binnen de voorafgaande twaalf maanden minstens drie vertrek- en naderingsprocedures onder IFR met uitoefening van PBN-bevoegdheden, waaronder minstens één RNP APCH-nadering, heeft uitgevoerd op een vleugelvliegtuig van SP-klasse of SP-type met SP-bediening, of, voor meermotorige, andere dan HP complexe vleugelvliegtuigen, de kandidaat is geslaagd voor sectie 6 van de vaardigheidstest voor SP, andere dan HP complexe vleugelvliegtuigen, uitgevoerd uitsluitend aan de hand van instrumenten in SP-bediening.

(*2)  Op voorwaarde dat de kandidaat binnen de voorafgaande twaalf maanden ten minste drie vertrek- en naderingsprocedures onder IFR met uitoefening van PBN-bevoegdheden, waaronder één RNP APCH-nadering (die een Point in Space (PinS)-nadering kan zijn), heeft uitgevoerd op een helikopter van SP-type in SP-bediening.”;


BESLUITEN

22.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/53


BESLUIT(EU) 2019/17482019/ VAN DE RAAD

van 7 oktober 2019

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen dat is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van die overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (de “associatieovereenkomst”) is op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

In artikel 64, lid 1, van de associatieovereenkomst wordt bepaald dat Oekraïne zijn sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn dient aan te passen aan die van de Unie zoals vastgelegd in bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst.

(3)

Oekraïne heeft toegezegd een alomvattende strategie voor te leggen in de vorm van een lijst van de Uniewetgeving inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen alsmede die op het gebied van dierenwelzijn (de “lijst”), waaraan het voornemens is zijn nationale wetgeving aan te passen. De lijst dient als het referentiedocument te fungeren voor de uitvoering van hoofdstuk 4 (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen) van titel IV (Handel en met handel verband houdende aangelegenheden) van de associatieovereenkomst en dient te worden toegevoegd aan bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst. Bijgevolg dient bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst te worden gewijzigd door middel van een besluit van het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (het “SPS‐subcomité”), zoals bepaald in artikel 74, lid 2, onder c), van de associatieovereenkomst.

(4)

Oekraïne heeft in juni 2016 de lijst aan de Commissie voorgelegd. De Unie heeft bij Besluit (EU) 2017/1391 van de Raad (2) zijn standpunt over de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst op basis van de lijst vastgesteld. Oekraïne heeft kort daarna laten weten dat het nadere verduidelijkingen en wijzigingen noodzakelijk achtte wat betreft de uiterste termijnen voor aanneming, het aanbrengen van correcties, ook met betrekking tot de overlapping van handelingen, en de toevoeging van nieuwe handelingen. Bijgevolg heeft het SPS‐subcomité geen besluit vastgesteld op basis van het bij Besluit (EU) 2017/1391 namens de Unie ingenomen standpunt.

(5)

Oekraïne heeft in oktober 2018 een herziene versie van de lijst aan de Commissie voorgelegd. Het SPS-subcomité dient op basis van die herziene versie van de lijst een besluit tot wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst vast te stellen.

(6)

Het is passend het namens de Unie in het SPS‐subcomité in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst vast te stellen.

(7)

Het standpunt van de Unie in het SPS-subcomité moet derhalve inhouden dat de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst wordt gesteund, zoals vastgelegd in de bijlage bij het ontwerpbesluit van het SPS-subcomité.

(8)

Aangezien de bij Besluit (EU) 2017/1391 vastgestelde lijst werd herzien, dient dat besluit te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt in het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (het “SPS‐subcomité”) dat is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (de “associatieovereenkomst”), over de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst, houdt in dat de wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst wordt gesteund, overeenkomstig de bijlage bij het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het SPS-subcomité.

2.   Kleine technische wijzigingen van het ontwerpbesluit van het SPS-subcomité kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het SPS‐subcomité.

Artikel 2

Besluit (EU) 2017/1391 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A.-M. HENRIKSSON


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.

(2)  Besluit (EU) 2017/1391 van de Raad van 17 juli 2017 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen dat is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de wijziging van bijlage V bij die overeenkomst (PB L 195 van 27.7.2017, blz. 13).


ONTWERP

BESLUIT NR. … VAN HET SUBCOMITÉ VOOR SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN EU-OEKRAÏNE

van …

tot wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst

HET SUBCOMITÉ VOOR SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN,

Gezien de te Brussel op 27 juni 2014 ondertekende Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, en met name artikel 74, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (de "associatieovereenkomst") is op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

In artikel 64, lid 1, van de associatieovereenkomst wordt bepaald dat Oekraïne zijn sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn dient aan te passen aan die van de Unie zoals vastgelegd in bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst.

(3)

Oekraïne heeft toegezegd een alomvattende strategie voor te leggen in de vorm van een lijst van de Uniewetgeving inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen alsmede die op het gebied van dierenwelzijn (de "lijst") waaraan het voornemens is zijn nationale wetgeving aan te passen. De lijst dient als referentiedocument te fungeren voor de uitvoering van hoofdstuk 4 (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen) van titel IV (Handel en met handel verband houdende aangelegenheden) van de associatieovereenkomst, en dient aan bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst te worden toegevoegd.

(4)

Oekraïne heeft de lijst in oktober 2018 aan de Europese Commissie voorgelegd. Het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (het "SPS-subcomité") dient op basis van de lijst een besluit tot wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst vast te stellen.

(5)

Het is derhalve passend dat het SPS-subcomité een besluit vaststelt tot wijziging van bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst door de huidige bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst te vervangen door een nieuwe bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst, zoals vastgelegd in de bijlage bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij hoofdstuk 4 van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (de "associatieovereenkomst") wordt vervangen door de in de bijlage bij dit besluit vastgestelde bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het subcomité

voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen

De voorzitter


(1)  PB EU L 161 van 29.5.2014, blz. 3.


BIJLAGE

WIJZIGING VAN BIJLAGE V BIJ HOOFDSTUK 4 VAN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST

Bijlage V bij hoofdstuk 4 van de associatieovereenkomst wordt vervangen door:

‘BIJLAGE V BIJ HOOFDSTUK 4

ALOMVATTENDE STRATEGIE TER UITVOERING VAN HOOFDSTUK 4 (SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN)

LIJST VAN WETGEVING VAN DE UNIE WAARAAN OEKRAÏNE ZIJN WETGEVING MOET AANPASSEN

Oekraïne verbindt zich er overeenkomstig artikel 64, lid 4, van deze overeenkomst toe zijn wetgeving binnen de hieronder genoemde uiterste termijnen voor aanneming aan de volgende wetgeving van de Unie aan te passen.

Wetgeving van de Unie

Uiterste termijn voor aanneming (1)

Hoofdstuk I — Algemene wetgeving (op het gebied van volksgezondheid)

Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG

2018

Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht

2018

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden

2016

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

2018

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne

2016

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong

2018

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

2016

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG

2018

Verordening (EU) nr. 16/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld

2018

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 208/2013 van de Commissie van 11 maart 2013 betreffende de traceerbaarheidsvoorschriften voor kiemgroenten en voor de productie van kiemgroenten bestemde zaden

2018

Etikettering en informatie over levensmiddelen

Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen

2018

Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen

2018

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie

2018

Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren

2018

Verordening (EU) nr. 432/2012 van de Commissie van 16 mei 2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan

2018

Uitvoeringsbesluit 2013/63/EU van de Commissie van 24 januari 2013 tot vaststelling van richtsnoeren voor de uitvoering van de specifieke voorwaarden voor gezondheidsclaims van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad

2018

Maatregelen die van toepassing zijn op dierlijke producten

Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing

2019

Beschikking 2002/226/EG van de Commissie van 15 maart 2002 tot instelling van speciale gezondheidscontroles voor het verzamelen en verwerken van bepaalde tweekleppige weekdieren waarvan het gehalte aan "amnesic shellfish poison" (ASP) de bij Richtlijn 91/492/EEG van de Raad vastgestelde grenswaarde overschrijdt

2020

Verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma's

2018

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk I, aanhangsel II)

2018

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk V, aanhangsel III)

2018

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk VII, aanhangsel III)

2019

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk VIII, aanhangsel III)

2019

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk IX, aanhangsel III)

2018

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk X, aanhangsel III)

2019

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk XI, aanhangsel III)

2019

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk XII, aanhangsel III)

2020

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk XIII, aanhangsel III)

2019

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk XIV, aanhangsel III)

2019

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk XV, aanhangsel III)

2020

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

2019

Verordening (EG) nr. 37/2005 van de Commissie van 12 januari 2005 betreffende de temperatuurcontrole in vervoermiddelen en in opslagruimten van voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten

2016

Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's

2018

Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97

2018

Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven

2018

Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG

2018

Verordening (EU) nr. 234/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's

2018

Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven

2018

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie

2018

Verordening (EU) nr. 873/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 betreffende overgangsmaatregelen inzake de EU-lijst van aroma's en uitgangsmaterialen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad

2018

Andere maatregelen

Richtlijn 78/142/EEG van de Raad van 30 januari 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake materialen en voorwerpen die vinylchloride-monomeer bevatten en bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen

2019

Richtlijn 82/711/EEG van de Raad van 18 oktober 1982 betreffende de basisregels voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

2019

Richtlijn 84/500/EEG van de Raad van 15 oktober 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

2019

Richtlijn 85/572/EEG van de Raad van 19 december 1985 tot vaststelling van de lijst van de simulatiestoffen waarvan gebruik moet worden gemaakt voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

2019

Richtlijn 93/11/EEG van de Commissie van 15 maart 1993 betreffende de afgifte van N-nitrosamines en N-nitroseerbare stoffen door elastomeer- of rubberspenen en -fopspenen

2019

Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders

2019

Verordening (EG) nr. 641/2004 van de Commissie van 6 april 2004 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft vergunningaanvragen voor nieuwe genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, kennisgevingen van bestaande producten en de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal waarvoor de risicobeoordeling tot een gunstig resultaat heeft geleid

2019

Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG

2019

Verordening (EG) nr. 1895/2005 van de Commissie van 18 november 2005 inzake de beperking van het gebruik van bepaalde epoxyderivaten in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

2019

Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen

2019

Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten controles moeten ondergaan

2018

Richtlijn 2007/42/EG van de Commissie van 29 juni 2007 inzake materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

2019

Verordening (EG) nr. 282/2008 van de Commissie van 27 maart 2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2023/2006

2020

Verordening (EG) nr. 450/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 betreffende actieve en intelligente materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen

2019

Besluit 2010/169/EU van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de niet-opneming van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig Richtlijn 2002/72/EG

2019

Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen

2019

Verordening (EU) Nr. 284/2011 van de Commissie van 22 maart 2011 tot vaststelling van specifieke voorwaarden en gedetailleerde procedures voor de invoer van keukengerei van polyamide- of melaminekunststof van oorsprong of verzonden uit de Volksrepubliek China en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China

2019

Verordening (EU) nr. 28/2012 van de Commissie van 11 januari 2012 tot vaststelling van voorschriften voor de certificering van de invoer in en de doorvoer door de Unie van bepaalde samengestelde producten en tot wijziging van Beschikking 2007/275/EG en Verordening (EG) nr. 1162/2009

2021

Maatregelen die moeten worden opgenomen na de aanpassing van de wetgeving

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG

2018

Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten

2020

Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling

2020

Richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling

2020

Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG

2018

Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen

2018

Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen

2018

Verordening (EG) nr. 1882/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle op het nitraatgehalte in bepaalde levensmiddelen

2018

Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de controle op de gehalten aan sporenelementen en procescontaminanten in levensmiddelen

2018

Verordening (EU) nr. 589/2014 van de Commissie van 2 juni 2014 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de controle op het gehalte aan dioxinen en dioxineachtige en niet-dioxineachtige pcb's in bepaalde levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 252/2012

2018

Hoofdstuk II – Diergezondheid

Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

2018

Beschikking 86/474/EEG van de Commissie van 11 september 1986 betreffende de uitvoering van de controles ter plaatse in het kader van de regeling voor de invoer van runderen en varkens en van vers vlees uit derde landen

2018

Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan

2018

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen

2018

Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan

2018

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt

2018

Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer

2018

Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG

2018

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (hoofdstuk VII)

2020

Verordening (EG) nr. 1739/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het vervoer van circusdieren tussen de lidstaten

2018

Beschikking 2006/168/EG van de Commissie van 4 januari 2006 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo's in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2005/217/EG

2018

Beschikking 2006/605/EG van de Commissie van 6 september 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen voor het intracommunautaire handelsverkeer in pluimvee dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet

2019

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren

2020

Beschikking 2006/767/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot wijziging van de Beschikkingen 2003/804/EG en 2003/858/EG wat betreft de certificeringsvoorschriften voor levende weekdieren en levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie

2020

Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering

2018

Verordening (EG) nr. 1251/2008 van de Commissie van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft de voorwaarden en certificeringsvoorschriften voor het in de handel brengen en de invoer in de Gemeenschap van aquacultuurdieren en producten daarvan en tot vaststelling van een lijst van vectorsoorten

2020

Beschikking 2009/712/EG van de Commissie van 18 september 2009 ter uitvoering van Richtlijn 2008/73/EG van de Raad wat betreft informatiepagina's op internet met lijsten van door de lidstaten overeenkomstig de communautaire veterinaire en zoötechnische wetgeving erkende inrichtingen en laboratoria

2019

Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen

2019

Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren

2018

Besluit 2010/57/EU van de Commissie van 3 februari 2010 tot vaststelling van gezondheidsgaranties voor de doorvoer van paardachtigen die worden vervoerd door de in bijlage I bij Richtlijn 97/78/EG van de Raad opgenomen gebieden

2019

Besluit 2010/270/EU van de Commissie van 6 mei 2010 tot wijziging van de delen 1 en 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad, wat betreft de modellen van gezondheidscertificaten voor dieren van bedrijven en voor bijen en hommels

2018

Besluit 2010/471/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 inzake de invoer van sperma, eicellen en embryo's van paardachtigen in de Unie, wat betreft lijsten van spermacentra, spermaopslagcentra, embryoteams en embryoproductieteams, alsmede certificeringsvoorschriften

2018

Besluit 2010/472/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 inzake de invoer van sperma, eicellen en embryo's van schapen en geiten in de Unie

2018

Uitvoeringsbesluit 2011/630/EU van de Commissie van 20 september 2011 betreffende de invoer van rundersperma in de Unie

2018

Uitvoeringsbesluit 2012/137/EU van de Commissie van 1 maart 2012 betreffende de invoer van sperma van varkens in de Unie

2018

Dierziekten

Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap

2018

Beschikking 92/260/EEG van de Commissie van 10 april 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden

2018

Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest

2018

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte

2020

Beschikking 93/197/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen

2018

Beschikking 2000/428/EG van de Commissie van 4 juli 2000 tot vaststelling van diagnostische procedures, monsternemingsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging en de differentiële diagnose van vesiculaire varkensziekte

2018

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue

2018

Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest

2018

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest

2018

Beschikking 2003/466/EG van de Commissie van 13 juni 2003 tot vaststelling van de criteria voor de indeling in gebieden en het officiële toezicht naar aanleiding van de vermoedelijke of de bevestigde aanwezigheid van infectieuze zalmanemie (ISA)

2018

Beschikking 2003/634/EG van de Commissie van 28 augustus 2003 houdende goedkeuring van programma's ter verkrijging van de status van erkend gebied of erkend bedrijf in een niet-erkend gebied ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS) en infectieuze hematopoëtische necrose (IHN) bij vis

2018

Beschikking 2005/217/EG van de Commissie van 9 maart 2005 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo's in de Gemeenschap

2018

Beschikking 2008/855/EG van de Commissie van 3 november 2008 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten

2018

Besluit 2009/3/EG van de Commissie van 18 december 2008 tot het aanleggen van communautaire reserves van vaccins tegen paardenpest

2020

Verordening (EG) nr. 789/2009 van de Commissie van 28 augustus 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de bescherming tegen vectoren en de minimumeisen voor bluetonguemonitoring- en surveillanceprogramma's

2018

Identificatie en registratie van dieren

Verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie van 27 februari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad wat de toepassing van de minimale administratieve sancties in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen betreft

2018

Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad

2018

Beschikking 2000/678/EG van de Commissie van 23 oktober 2000 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van bedrijven in nationale gegevensbanken voor varkens, zoals bedoeld in Richtlijn 64/432/EEG van de Raad

2018

Verordening (EG) nr. 1082/2003 van de Commissie van 23 juni 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad inzake de minimaal te verrichten controles overeenkomstig de identificatie- en registratieregeling voor runderen

2018

Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG

2018

Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters

2018

Beschikking 2006/28/EG van de Commissie van 18 januari 2006 betreffende de verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van oormerken bij bepaalde runderen

2018

Verordening (EG) nr. 1505/2006 van de Commissie van 11 oktober 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft de minimaal te verrichten controles in verband met de identificatie en registratie van schapen en geiten

2018

Beschikking 2006/968/EG van de Commissie van 15 december 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft richtsnoeren en procedures voor de elektronische identificatie van schapen en geiten

2018

Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens

2018

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort)

2018

Dierlijke bijproducten

Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers

2019

Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad

2019

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)

2018

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn

2018

Verordening (EU) nr. 749/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn

2018

Maatregelen die van toepassing zijn op diervoeders en toevoegingsmiddelen voor diervoeding

Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking

2019

Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

2018

Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding

2018

Richtlijn 2004/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

2018

Aanbeveling 2004/704/EG van de Commissie van 11 oktober 2004 inzake de monitoring van achtergrondconcentraties van dioxinen en dioxineachtige PCB's in diervoeders

2018

Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne

2018

Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie van 4 maart 2005 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de verplichtingen en taken van het communautaire referentielaboratorium betreffende vergunningsaanvragen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding

2018

Verordening (EG) nr. 1876/2006 van de Commissie van 18 december 2006 tot verlening van voorlopige en permanente vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding

2018

Richtlijn 2008/38/EG van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel

2018

Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding

2018

Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad

2018

Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie

2018

Verordening (EU) nr. 1270/2009 van de Commissie van 21 december 2009 tot verlening van permanente vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding

2018

Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong

2018

Verordening (EU) nr. 892/2010 van de Commissie van 8 oktober 2010 betreffende de status van bepaalde producten met betrekking tot onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding

2018

Aanbeveling 2011/25/EU van de Commissie van 14 januari 2011 tot vaststelling van richtsnoeren voor het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen, biociden en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

2018

Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen

2018

Dierenwelzijn

Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen

2018

Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie van 30 januari 2002 met betrekking tot de registratie van onder Richtlijn 1999/74/EG van de Raad vallende inrichtingen waar legkippen worden gehouden

2018

Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97

2019

Beschikking 2006/778/EG van de Commissie van 14 november 2006 betreffende de minimumeisen voor het verzamelen van informatie bij de inspecties van productieplaatsen waar bepaalde dieren voor landbouwdoeleinden worden gehouden

2018

Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens

2018

Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren

2018

Richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens

2018

Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden

2019

Uitvoeringsbesluit 2013/188/EU van de Commissie van 18 april 2013 inzake de jaarverslagen over niet-discriminerende controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97

2018

Hoofdstuk III — Fytosanitaire maatregelen

Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen

2018

Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen

2018

Richtlijn 69/464/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de wratziekte

2020

Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie van 3 november 1992 tot vaststelling van de verplichtingen van producenten en importeurs van planten, plantaardige producten en andere materialen, en van nadere bepalingen inzake registratie

2019

Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan

2020

Richtlijn 93/51/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot vaststelling van voorschriften voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen via een beschermd gebied en voor het verkeer, binnen een beschermd gebied, van dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit dat gebied

2020

Richtlijn 93/85/EEG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot

2020

Richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen

2019

Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht

2020

Verordening (EG) nr. 1238/95 van de Commissie van 31 mei 1995 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad met betrekking tot de aan het Communautair Bureau voor Plantenrassen te betalen rechten

2020

Verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers

2020

Verordening (EG) nr. 2506/95 van de Raad van 25 oktober 1995 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht

2020

Verordening (EG) nr. 2470/96 van de Raad van 17 december 1996 houdende verlenging van de looptijd van een communautair kwekersrecht voor aardappelen

2020

Richtlijn 97/46/EG van de Commissie van 25 juli 1997 houdende wijziging van Richtlijn 95/44/EG tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlage I tot en met V bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht

2021

Richtlijn 98/22/EG van de Commissie van 15 april 1998 tot vaststelling van de minimumeisen voor de uitvoering in de Gemeenschap van fytosanitaire controles van planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen, in niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten

2019

Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen

2018

Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

2020

Verordening (EG) nr. 2605/98 van de Commissie van 3 december 1998 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1768/95 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers

2020

Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

2019

Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

2018

Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad

2018

Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen

2018

Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

2018

Beschikking 2003/17/EG van de Raad van 16 december 2002 betreffende de gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkwaardigheid van in derde landen voortgebracht zaaizaad

2018

Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG

2019

Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen

2021

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn

2018

Richtlijn 2004/102/EG van de Commissie van 5 oktober 2004 tot wijziging van de bijlagen II, III, IV en V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

2019

Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles

2020

Verordening (EG) nr. 1756/2004 van de Commissie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen

2020

Richtlijn 2004/105/EG van de Commissie van 15 oktober 2004 tot vaststelling van de modellen van officiële fytosanitaire certificaten of fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer waarvan in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen vergezeld moeten gaan

2019

Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad

2020

Verordening (EG) nr. 217/2006 van de Commissie van 8 februari 2006 tot vaststelling van voorschriften voor de uitvoering van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad wat betreft de machtiging van de lidstaten om tijdelijk toestemming te verlenen voor het in de handel brengen van zaad dat niet aan de eisen inzake minimumkiemkracht voldoet

2018

Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG

2020

Beschikking 2008/495/EG van de Commissie van 7 mei 2008 betreffende het voorlopige verbod op het gebruik en de verkoop in Oostenrijk van genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L., lijn MON810) uit hoofde van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

2018

Richtlijn 2008/61/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht

2020

Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad

2018

Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt

2018

Beschikking 2009/244/EG van de Commissie van 16 maart 2009 betreffende het in de handel brengen van een anjer (Dianthus caryophyllus L., lijn 123.8.12), genetisch gemodificeerd met het oog op bloemkleur, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

2018

Richtlijn 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen

2018

Verordening (EG) nr. 874/2009 van de Commissie van 17 september 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad wat betreft de procedures voor het Communautair Bureau voor plantenrassen

2020

Beschikking 2009/770/EG van de Commissie van 13 oktober 2009 tot vaststelling van standaardrapportageformulieren voor de presentatie van de resultaten van monitoring van de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, als product of in producten en met het oog op het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

2018

Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden

2018

Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad

2020

Besluit 2010/135/EU van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1), genetisch gemodificeerd met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel

2018

Aanbeveling 2010/C 200/01 van de Commissie van 13 juli 2010 inzake richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale co‐existentiemaatregelen om de onbedoelde aanwezigheid van ggo's in conventionele en biologische gewassen te vermijden

2018

Verordening (EU) nr. 188/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die twee jaar na de datum van kennisgeving van die richtlijn niet op de markt waren

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 541/2011 van de Commissie van 1 juni 2011 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft

2020

Verordening (EU) nr. 547/2011 van de Commissie van 8 juni 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de etiketteringsvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen

2020

Verordening (EU) nr. 544/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de gegevensvereisten voor werkzame stoffen betreft

2020

Verordening (EU) nr. 545/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen betreft

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 702/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof prohexadion overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 703/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof azoxystrobin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 704/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof azimsulfuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 705/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof imazalil overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 706/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof profoxydim overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 736/2011 van de Commissie van 26 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof fluroxypyr overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 740/2011 van de Commissie van 27 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof bispyribac overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 786/2011 van de Commissie van 5 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof 1‐naftylaceetamide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en bij Beschikking 2008/941/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 787/2011 van de Commissie van 5 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof 1‐naftylazijnzuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en bij Beschikking 2008/941/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 788/2011 van de Commissie van 5 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof fluazifop-P overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en bij Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 797/2011 van de Commissie van 9 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof spiroxamine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 798/2011 van de Commissie van 9 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof oxyfluorfen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en bij Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 800/2011 van de Commissie van 9 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof tefluthrin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 807/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof triazoxide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 810/2011 van de Commissie van 11 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof kresoxym‐methyl overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2011 van de Commissie van 29 september 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof acrinathrin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 993/2011 van de Commissie van 6 oktober 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof 8‐hydroxyquinoline overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1143/2011 van de Commissie van 10 november 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof prochloraz overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

2020

Uitvoeringsbesluit 2011/787/EU van de Commissie van 29 november 2011 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk noodmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., wat Egypte betreft

2020

Uitvoeringsbesluit 2012/138/EU van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 359/2012 van de Commissie van 25 april 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof metam overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsbesluit 2012/340/EU van de Commissie van 25 juni 2012 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad ten aanzien van veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan

2018

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 582/2012 van de Commissie van 2 juli 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof bifenthrin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 589/2012 van de Commissie van 4 juli 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof fluxapyroxad overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 595/2012 van de Commissie van 5 juli 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof fenpyrazamine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 746/2012 van de Commissie van 16 augustus 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof Adoxophyes orana granulovirus overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsbesluit 2012/535/EU van de Commissie van 26 september 2012 betreffende noodmaatregelen ter preventie van de verspreiding in de Unie van Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje)

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 485/2013 van de Commissie van 24 mei 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wat de voorwaarden voor goedkeuring van de werkzame stoffen clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid betreft, en houdende een verbod op het gebruik en de verkoop van zaden die zijn behandeld met gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten

2018

Uitvoeringsrichtlijn 2014/20/EU van de Commissie van 6 februari 2014 tot vaststelling van EU-klassen voor basispootgoed en gecertificeerd pootgoed van aardappelen en van de daarvoor geldende eisen en aanduidingen

2018

Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU van de Commissie van 6 februari 2014 tot vaststelling van minimumeisen en EU-klassen voor prebasispootgoed van aardappelen

2018

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 632/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot goedkeuring van de werkzame stof flubendiamide overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 571/2014 van de Commissie van 26 mei 2014 tot goedkeuring van de werkzame stof ipconazool overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

2020

Uitvoeringsbesluit 2014/362/EU van de Commissie van 13 juni 2014 tot wijziging van Beschikking 2009/109/EG betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment waarin bepaalde afwijkingen worden vastgesteld voor het in de handel brengen van zaadmengsels bestemd voor gebruik als groenvoedergewas overeenkomstig Richtlijn 66/401/EEG van de Raad

2018

Uitvoeringsbesluit 2014/367/EU van de Commissie van 16 juni 2014 tot wijziging van Richtlijn 2002/56/EG van de Raad wat betreft de in artikel 21, lid 3, vermelde datum tot wanneer de lidstaten de geldigheidsduur van besluiten betreffende de gelijkwaardigheid van pootaardappelen uit derde landen mogen verlengen

2018

Uitvoeringsrichtlijn 2014/83/EU van de Commissie van 25 juni 2014 tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

2019

Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 betreffende de voorschriften voor het etiketteren, plomberen en verpakken van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad vallen

2018

Uitvoeringsrichtlijn 2014/97/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft de registratie van leveranciers en van rassen en de gemeenschappelijke lijst van rassen

2018

Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft specifieke voorschriften voor de in bijlage I bij die richtlijn bedoelde geslachten en soorten van fruitgewassen, specifieke voorschriften waaraan leveranciers moeten voldoen, en nadere voorschriften betreffende officiële inspecties

2018

Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad

2018

Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen

2018’


(1)  Onder "aanneming" wordt verstaan de datum van inwerkingtreding als vastgesteld in de desbetreffende wetgevingshandeling die wordt bekendgemaakt in het staatsblad van Oekraïne of de "Governmental Courier" dan wel op de officiële website van de Oekraïnse Overheidsdienst voor Voedselveiligheid en Consumentenbescherming; de datum zal met onmiddellijke ingang gelden of er zal worden voorzien in een overgangsperiode.


22.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/73


BESLUIT (EU) 2019/1749 VAN DE RAAD

van 14 oktober 2019

betreffende het verzoek van Ierland om te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien artikel 4 van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het verzoek dat de regering van Ierland bij brief van 12 april 2019 tot de voorzitter van de Raad van de Europese Unie heeft gericht om te mogen deelnemen aan enkele, in die brief genoemde, bepalingen van het Schengenacquis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2002/192/EG (1) heeft de Raad Ierland toestemming verleend om op de in het besluit vastgestelde voorwaarden deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis.

(2)

Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, gewoonlijk eu-LISA genoemd, is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) teneinde te voorzien in het operationeel beheer van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac en van bepaalde aspecten van hun communicatie-infrastructuur, en mogelijk ook in het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, zulks op basis van afzonderlijke rechtshandelingen van de Unie gebaseerd op de artikelen 67 tot en met 89 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(3)

Bij Besluit 2012/764/EU (3) heeft de Raad Ierland toestemming verleend om deel te nemen aan Verordening (EU) nr. 1077/2011, voor zover die deelname betrekking heeft op het operationeel beheer van het VIS en op de onderdelen van SIS II waaraan Ierland niet deelneemt.

(4)

Op 14 november 2018 is Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot intrekking van Verordening ((EU) nr. 1077/2011 vastgesteld. Het bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 opgerichte agentschap wordt vervangen en opgevolgd door het bij Verordening (EU) 2018/1726 opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) (het agentschap). Volgens Verordening (EU) 2018/1726 gelden verwijzingen naar de ingetrokken Verordening (EU) nr. 1077/2011 als verwijzingen naar Verordening (EU) 2018/1726 en dienen die verwijzingen te worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage bij die verordening.

(5)

Volgens Verordening (EU) 2018/1726 is het agentschap verantwoordelijk voor het operationeel beheer van het Schengeninformatiesysteem (SIS), het VIS en Eurodac. Tevens wordt het agentschap belast met de voorbereiding, ontwikkeling en het operationeel beheer van het inreis-uitreissysteem (EES), DubliNet en het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias). Het agentschap zal mogelijk ook worden belast met de voorbereiding, ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht indien dit bepaald wordt in relevante rechtshandelingen van de Unie gebaseerd op de artikelen 67 tot en met 89 VWEU.

(6)

Het SIS maakt deel uit van het Schengenacquis. De Verordeningen (EU) 2018/1861 (5) en (EU) 2018/1862 (6) van het Europees Parlement en de Raad regelen de instelling, de werking en het gebruik van het SIS op het gebied van grenscontroles en voor, respectievelijk, politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Voorts regelt Verordening (EU) 2018/1860 (7) het gebruik van het SIS voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Zodra ze van toepassing zijn, treden de Verordeningen (EU) 2018/1861 en (EU) 2018/1862 in de plaats van Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8) en van Besluit 2007/533/JBZ (9) van de Raad, die momenteel op die aangelegenheden van toepassing zijn. Ierland heeft echter alleen deelgenomen aan de vaststelling van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en van Verordening (EU) 2018/1862, waarin de bepalingen van het Schengenacquis zijn uitgewerkt die genoemd worden in artikel 1, punt a) ii), van Besluit 2002/192/EG.

(7)

Ook het VIS maakt deel uit van het Schengenacquis. Ierland heeft niet deelgenomen aan de vaststelling van Besluit 2004/512/EG van de Raad (10), Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (12), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van het VIS bevatten, en is er niet door gebonden.

(8)

Eurodac maakt geen deel uit van het Schengenacquis. Ierland heeft deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (13), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van Eurodac bevat, en is er door gebonden.

(9)

Het EES maakt deel uit van het Schengenacquis. Ierland heeft niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (14), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van het EES bevat, en is er niet door gebonden.

(10)

Ook Etias maakt deel uit van het Schengenacquis. Ierland heeft niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad (15), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van Etias bevat, en is er niet door gebonden.

(11)

DubliNet maakt geen deel uit van het Schengenacquis. Ierland is gebonden door Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie (16), waarbij DubliNet, een speciaal beveiligd elektronisch transmissiekanaal, werd opgezet.

(12)

Aangezien Ierland deelneemt aan Eurodac en DubliNet en ten dele deelneemt aan het SIS, heeft Ierland het recht om deel te nemen aan de activiteiten van het agentschap voor zover het Agentschap belast wordt met het operationeel beheer van het SIS, zoals geregeld bij Verordening (EU) 2018/1862 en van Eurodac en DubliNet.

(13)

Het agentschap heeft één rechtspersoonlijkheid en wordt gekenmerkt door eenheid van inrichting en financiële structuur. Het Agentschap is daarom opgericht bij één enkele wetgevingshandeling die, overeenkomstig artikel 288 VWEU, geheel van toepassing is in de lidstaten die erdoor gebonden zijn. Gedeeltelijke toepassing in Ierland is dus uitgesloten. Daarom moet het nodige worden gedaan om Verordening (EU) 2018/1726 in haar geheel toepasselijk te maken op Ierland.

(14)

Overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht heeft Ierland de Commissie en de Raad bij brieven van 12 april 2019 ervan in kennis gesteld dat het voornemens is de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1726 betreffende Eurodac en Dublinet te aanvaarden.

(15)

De Commissie heeft volgens de in artikel 331, lid 1, VWEU bedoelde procedure bij besluit van 23 juli 2019 bevestigd dat Verordening (EU) 2018/1726 van toepassing is op Ierland, voor zover de bepalingen ervan betrekking hebben op Eurodac en Dublinet. In dat besluit is bepaald dat Verordening (EU) 2018/1726 ten aanzien van Ierland van kracht wordt op de datum van inwerkingtreding van het Raadsbesluit betreffende het verzoek van Ierland om deelname aan de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1726 die betrekking hebben op het SIS, als geregeld bij Verordening (EU) 2018/1861 — die in de plaats zal komen van Verordening (EG) nr. 1987/2006 — en bij Verordening (EU) 2018/1860, die betrekking heeft op het VIS, het EES en Etias.

(16)

Nu Besluit van de Commissie van 23 juli 2019 is vastgesteld, is voldaan aan de eerste voorwaarde voor de deelname van Ierland aan de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1726.

(17)

Om ervoor te zorgen dat de verdragen en de toepasselijke protocollen worden nageleefd en tegelijkertijd de eenheid en de samenhang van Verordening (EU) 2018/1726 te garanderen, heeft Ierland de Raad bij brief van 12 april 2019 verzocht om deelname aan Verordening (EU) 2018/1726 uit hoofde van artikel 4 van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Schengenprotocol), voor zover de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1726 betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van het agentschap voor het operationeel beheer van het SIS uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1861 — die in de plaats zal komen van Verordening (EG) nr. 1987/2006 — en van Verordening (EU) 2018/1860, en van het VIS, het EES en Etias.

(18)

De Raad erkent het recht van Ierland om overeenkomstig artikel 4 van het Schengenprotocol te verzoeken om deelname aan de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1726, voor zover Ierland niet op andere gronden aan die verordening zal deelnemen.

(19)

De deelname van Ierland aan Verordening (EU) 2018/1726 doet geen afbreuk aan het feit dat Ierland momenteel niet deelneemt en niet kan deelnemen aan de bepalingen van het Schengenacquis betreffende het vrije verkeer van onderdanen van derde landen, het visumbeleid en het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten door personen. Verordening (EU) 2018/1726 bevat daarom specifieke bepalingen waarin deze speciale positie van Ierland, met name ten aanzien van zijn beperkte stemrecht in de raad van bestuur van het agentschap, tot uiting komt.

(20)

Het Gemengd Comité, ingesteld op grond van artikel 3 van de Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (17), is op de hoogte gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst.

(21)

Het Gemengd Comité, ingesteld op grond van artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (18) is op de hoogte gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst,

HEEF HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig de Besluiten 2002/192/EG en 2012/764/EU neemt Ierland deel aan Verordening (EU) 2018/1726 voor zover deze betrekking heeft op het operationeel beheer van het VIS, de delen van het SIS waaraan Ierland niet deelneemt en het EES en Etias.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 14 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEPPÄ


(1)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(2)  Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1).

(3)  Besluit 2012/764/EU van de Raad van 6 december 2012 betreffende het verzoek van Ierland te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende de oprichting van een Europees agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 337 van 11.12.2012, blz. 48).

(4)  Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 99).

(5)  Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 14).

(6)  Verordening (EU) 2018/1862 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging en intrekking van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 56).

(7)  Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).

(9)  Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).

(10)  Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).

(11)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

(12)  Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129).

(13)  Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).

(15)  Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226 (PB L 236 van 19.9.2018, blz. 1).

(16)  Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3).

(17)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(18)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.


Rectificaties

22.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/77


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie

(Publicatieblad van de Europese Unie L 304 van 22 november 2011)

Bladzijde 61, bijlage XII, deel A, punt 1, tweede streepje:

in plaats van:

“–

7,5 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per 100 g of 100 ml voor dranken, of …”,

lezen:

“–

7,5 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per 100 ml voor dranken, of …”.