ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
16.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1725 van de Commissie
van 9 oktober 2019
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Telemea de Sibiu” (BGA)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Roemenië ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Telemea de Sibiu” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Telemea de Sibiu” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Telemea de Sibiu” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.3. (Kaas) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 oktober 2019.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 203 van 17.6.2019, blz. 7.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
16.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1726 VAN DE COMMISSIE
van 15 oktober 2019
tot verlaging van de vangstquota voor 2019 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De vangstquota voor 2018 zijn vastgesteld bij:
|
(2) |
De vangstquota voor 2019 zijn vastgesteld bij:
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen. |
(4) |
In artikel 105, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat de vangstquota het volgende jaar of de volgende jaren moeten worden verlaagd door toepassing van bepaalde vermenigvuldigingsfactoren die in die leden zijn vastgesteld. |
(5) |
Sommige lidstaten hebben hun vangstquota voor 2018 overschreden. Derhalve moeten de aan die lidstaten toegewezen vangstquota voor de overbeviste bestanden in 2019 en in voorkomend geval ook in de daaropvolgende jaren worden verlaagd. |
(6) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1969 van de Commissie (10) en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/479 van de Commissie (11) zijn voor 2018 de vangstquota voor bepaalde landen en soorten verlaagd. Voor sommige lidstaten waren de voor een aantal soorten toe te passen verlagingen evenwel groter dan de desbetreffende quota voor 2018 en konden die verlagingen in dat jaar bijgevolg niet volledig worden toegepast. Om ervoor te zorgen dat in dergelijke gevallen de volledige verlaging voor de desbetreffende bestanden wordt toegepast, moeten de resterende hoeveelheden in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de verlagingen van de quota voor 2019 en, in voorkomend geval, voor de daaropvolgende jaren. |
(7) |
Na wijzigingen in de bestandsgebiedsafbakeningen van Verordening (EU) 2019/124 moet de resterende in 2017 op België toepasselijke verlaging als gevolg van overbevissing van golfrog in de wateren van de Unie van 7d (RJU/07D.) worden toegepast op het quotum van 2019 voor golfrog in de wateren van de Unie van 7d en 7e (RJU/7DE). |
(8) |
Verlagingen van vangstquota waarin de onderhavige verordening voorziet, moeten gelden onverminderd de verlagingen van de quota voor 2019 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 van de Commissie (12). |
(9) |
Aangezien quota worden uitgedrukt in ton, dienen overbevissingshoeveelheden van minder dan één ton niet in aanmerking te worden genomen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De vangstquota die voor 2019 zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) 2018/1628, (EU) 2018/2025, (EU) 2018/2058 en (EU) 2019/124, worden overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening verlaagd.
2. Lid 1 is van toepassing onverminderd de verlagingen waarin Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 voorziet.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 oktober 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2016/2285 van de Raad van 12 december 2016 tot vaststelling, voor 2017 en 2018, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen en tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 32).
(3) Verordening (EU) 2017/1970 van de Raad van 27 oktober 2017 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PB L 281 van 31.10.2017, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2017/2360 van de Raad van 11 december 2017 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 337 van 19.12.2017, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2018/120 van de Raad van 23 januari 2018 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PB L 27 van 31.1.2018, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2018/1628 van de Raad van 30 oktober 2018 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PB L 272 van 31.10.2018, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7).
(8) Verordening (EU) 2018/2058 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 329 van 27.12.2018, blz. 8).
(9) Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 29 van 31.1.2019, blz. 1).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1969 van de Commissie van 12 december 2018 tot verlaging van de vangstquota voor 2018 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 316 van 13.12.2018, blz. 12).
(11) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/479 van de Commissie van 22 maart 2019 tot verlaging van de vangstquota voor 2018 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1969 (PB L 82 van 25.3.2019, blz. 6).
(12) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 van de Commissie van 5 maart 2013 tot verlaging van bepaalde aan Spanje toegewezen vangstquota in 2013 en de daaropvolgende jaren wegens overbevissing van een bepaald makreelquotum in 2009 (PB L 62 van 6.3.2013, blz. 1).
BIJLAGE
VERLAGINGEN VAN DE VANGSTQUOTA VOOR 2019 VOOR BESTANDEN DIE ZIJN OVERBEVIST
Lid-staat |
Soort-code |
Gebieds-code |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Oorspronke-lijk quotum 2018 (in kg) |
Toegestane aanlandingen 2018 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1) |
Totale vangsten 2018 (hoeveelheid in kg) |
Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen |
Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg) |
Vermenig-vuldigings-factor (2) |
Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg) |
In 2019 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in kg) |
|
BE |
RJE |
7FG. |
Kleinoogrog |
Wateren van de Unie van 7f en 7g |
14 000 |
15 400 |
19 888 |
129,14 % |
4 488 |
1,00 |
/ |
/ |
4 488 |
BE |
RJU |
07D. (6) |
Golfrog |
Wateren van de Unie van 7d |
2 000 |
969 |
1 394 |
143,86 % |
425 (7) |
n.v.t. |
n.v.t. |
2 617 |
2 617 |
DE |
COD |
3BC+24 |
Kabeljauw |
Deelsectoren 22-24 |
1 194 000 |
1 349 400 |
1 393 360 |
103,26 % |
43 960 |
/ |
C (8) |
/ |
43 960 |
DK |
COD |
3BC+24 |
Kabeljauw |
Deelsectoren 22-24 |
2 444 000 |
2 594 270 |
2 617 780 |
100,91 % |
23 510 |
/ |
C (8) |
/ |
23 510 |
ES |
BET |
ATLANT |
Grootoogtonijn |
Atlantische Oceaan |
9 791 920 |
9 281 920 |
9 756 069 |
105,11 % |
474 149 |
/ |
C (8) |
/ |
474 149 |
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van 1 en 2 |
/ |
0 |
27 736 |
n.v.t. |
27 736 |
1,00 |
A |
/ |
41 604 |
ES |
GHL |
N3LMNO |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
NAFO 3LMNO |
4 534 000 |
4 496 772 |
4 508 020 |
100,25 % |
11 248 |
/ |
/ |
11 248 |
|
ES |
NEP |
*07U16 |
Langoustine |
Functionele eenheid 16 van ICES-deelgebied 7 |
825 000 |
155 000 |
158 375 |
102,18 % |
3 375 |
/ |
/ |
/ |
3 375 |
ES |
RJU |
9-C. |
Golfrog |
Wateren van de Unie van 9 |
15 000 |
15 000 |
17 067 |
113,78 % |
2 067 |
1,00 |
/ |
/ |
2 067 |
ES |
YFT |
IOTC |
Geelvintonijn |
IOTC-bevoegdheidsgebied |
45 682 000 |
45 354 940 |
44 964 373 |
99,14 % |
- 390 567 (9) |
n.v.t. |
n.v.t. |
2 138 460 |
2 138 460 |
EE |
COD |
N3M. |
Kabeljauw |
NAFO 3M |
124 000 |
916 170 |
953 232 |
104,05 % |
37 062 |
/ |
/ |
/ |
37 062 |
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van 1 en 2 |
/ |
0 |
18 084 |
n.v.t. |
18 084 |
1,00 |
/ |
/ |
18 084 |
IE |
HER |
07A/MM |
Haring |
7a |
1 826 000 |
1 850 311 |
1 979 666 |
106,99 % |
129 355 |
/ |
/ |
/ |
129 355 |
IE |
MAC |
2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
69 141 000 |
66 541 055 |
66 965 925 |
100,64 % |
424 870 |
/ |
/ |
/ |
424 870 |
NL |
POK |
2C3A4 |
Zwarte koolvis |
3a en 4; wateren van de Unie van 2a |
110 000 |
210 994 |
265 115 |
125,65 % |
54 121 |
1,00 |
/ |
/ |
54 121 |
NL |
WHG |
56-14 |
Wijting |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
/ |
0 |
4 492 |
n.v.t. |
4 492 |
1,00 |
/ |
/ |
4 492 |
PL |
COD |
3BC+24 |
Kabeljauw |
Deelsectoren 22-24 |
654 000 |
786 200 |
858 164 |
109,15 % |
71 964 |
/ |
C (8) |
32 331 |
104 295 |
PT |
ALF |
3X14- |
Beryx spp. |
Wateren van de Unie en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV |
182 000 |
179 044 |
184 010 |
102,77 % |
4 966 |
/ |
/ |
/ |
4 966 |
PT |
BET |
ATLANT |
Grootoogtonijn |
Atlantische Oceaan |
3 717 470 |
4 152 470 |
4 405 184 |
106,09 % |
252 714 |
/ |
C (8) |
/ |
252 714 |
PT |
BFT |
AE45WM |
Blauwvintonijn |
Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee |
470 190 |
437 190 |
450 343 |
103,01 % |
13 153 |
/ |
C (8) |
/ |
13 153 |
PT |
BUM |
ATLANT |
Blauwe marlijn |
Atlantische Oceaan |
50 440 |
45 428 |
74 337 |
163,64 % |
28 909 |
1,00 |
A |
/ |
43 364 |
PT |
RJU |
9-C. |
Golfrog |
Wateren van de Unie van 9 |
15 000 |
33 000 |
36 295 |
109,98 % |
3 295 |
/ |
/ |
/ |
3 295 |
UK |
COD |
N1GL14 |
Kabeljauw |
Groenlandse wateren van NAFO 1F en Groenlandse wateren van 5, 12 en 14 |
382 000 |
497 520 |
512 187 |
102,95 % |
14 667 |
/ |
/ |
/ |
14 667 |
UK |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van 1 en 2 |
25 000 |
22 000 |
24 434 |
111,06 % |
2434 |
1,00 |
/ |
/ |
2 434 |
UK |
HER |
4AB. |
Haring |
Wateren van de Unie en Noorse wateren van 4 ten noorden van 53° 30′ N.B. |
79 381 000 |
84 694 795 |
84 739 599 |
100,05 % |
44 804 |
/ |
/ |
/ |
44 804 |
UK |
MAC |
2CX14- |
Makreel |
6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 2a, 12 en 14 |
190 143 000 |
186 253 028 |
189 644 893 |
101,82 % |
3 391 865 |
/ |
A (8) |
/ |
3 391 865 |
UK |
POK |
1N2AB. |
Zwarte koolvis |
Noorse wateren van 1 en 2 |
182 000 |
459 700 |
463 509 |
100,83 % |
3 809 |
/ |
/ |
/ |
3 809 |
UK |
RHG |
5B67- |
Noordelijke grenadier |
Wateren van de Unie en internationale wateren van Vb, VI en VII |
1 510 |
1 510 |
7 588 |
502,52 % |
6 078 |
1,00 |
/ |
/ |
6 078 |
UK |
WHG |
56-14 |
Wijting |
6; wateren van de Unie en internationale wateren van 5b; internationale wateren van 12 en 14 |
122 000 |
124 060 |
139 470 |
112,42 % |
15 410 |
1,00 |
/ |
/ |
15 410 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22), het overdragen van quota van 2017 naar 2018 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3) en artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
(2) Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Als vastgesteld in artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.
(4) Met de letter “A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2016, 2017 en 2018. Met de letter “C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(5) Resterende hoeveelheden van de voorgaande jaren.
(6) In mindering te brengen op RJU/7DE. (wateren van de Unie van 7d en 7e).
(7) Hoeveelheden van minder dan één ton worden niet in aanmerking genomen.
(8) Aanvullende vermenigvuldigingsfactor niet van toepassing omdat de overbevissing niet meer dan 10 % van de toegestane aanlandingen bedraagt.
(9) Deze ongebruikte hoeveelheid kan niet in mindering worden gebracht op de verlaging, aangezien artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing is op het bestand YFT/IOTC.
BESLUITEN
16.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/9 |
BESLUIT (EU) 2019/1727 VAN DE RAAD
van 7 oktober 2019
betreffende het namens de Europese Unie op de tweede ministeriële bijeenkomst van de Overeenkomst van Bonn in te nemen standpunt over de ministeriële verklaring en het daaraan gehechte strategisch actieplan inzake de Overeenkomst van Bonn (BASAP) 2019‐2025
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 191 en 196, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (“de Overeenkomst van Bonn”) (1) is door de Europese Economische Gemeenschap gesloten bij Besluit 84/358/EEG van de Raad (2). De Overeenkomst van Bonn is op 1 september 1989 in werking getreden. De Overeenkomst van Bonn is in 1989 gewijzigd. Die wijzigingen zijn op 1 april 1994 in werking getreden. De Europese Economische Gemeenschap heeft die wijzigingen goedgekeurd bij Besluit 93/540/EEG van de Raad (3). |
(2) |
In 2019 wordt het 50‐jarige jubileum van de Overeenkomst van Bonn gevierd. Bij die gelegenheid zijn de overeenkomstsluitende partijen voornemens een ministeriële verklaring aan te nemen tijdens de tweede ministeriële bijeenkomst van de Overeenkomst van Bonn die op 11 oktober 2019 te Bonn zal worden gehouden in het bijzijn van intergouvernementele organisaties en waarnemers uit naburige regio's die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin door olie en andere schadelijke stoffen (de “ministeriële verklaring”). |
(3) |
Gezien de vijftig jaar durende succesvolle samenwerking in het kader van de Overeenkomst van Bonn en in het besef van de gemeenschappelijke voordelen van een nieuwe impuls aan de regionale samenwerking met het oog op preventie van, paraatheid bij en respons op door ongevallen veroorzaakte en illegale verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin door maritieme activiteiten, wordt beoogd om in de ministeriële verklaring een gemeenschappelijke visie te formuleren van een Noordzee en haar toegangen in ruime zin die worden gevrijwaard van door ongelukken veroorzaakte, vermijdbare en opzettelijke verontreiniging door de scheepvaart, offshore olie- en gaswinning en andere maritieme activiteiten. |
(4) |
De ministeriële verklaring moet, als krachtige belofte om deze visie te verwezenlijken, blijk geven van de vernieuwde inspanningen van de partijen bij de Overeenkomst van Bonn om de overeengekomen doelstellingen te realiseren en voor een betere preventie, paraatheid en respons te zorgen met betrekking tot verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin. Daarom zijn de overeenkomstsluitende partijen van plan het aan de ministeriële verklaring te hechten strategisch actieplan inzake de Overeenkomst van Bonn 2019-2025 vast te stellen, met ambitieuze strategische doelstellingen, operationele doelen en uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2019‐2025. |
(5) |
Het is belangrijk om het standpunt vast te stellen dat namens de Unie zal worden ingenomen op de tweede ministeriële bijeenkomst van de Overeenkomst van Bonn, omdat het besluit dat tijdens die conferentie zal worden vastgesteld, rechtsgevolgen zal hebben in de Unie. |
(6) |
Aangezien de Unie partij is bij de Overeenkomst van Bonn en belang heeft bij een betere samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin, is het passend om de ministeriële verklaring, waarin het daaraan gehechte strategisch actieplan 2019-2025 wordt bekrachtigd, te ondertekenen en ermee in te stemmen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie op de tweede ministeriële bijeenkomst van de Overeenkomst van Bonn moet worden ingenomen, houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de ministeriële verklaring en het daaraan gehechte strategisch actieplan van de Overeenkomst van Bonn (BASAP) 2019-2025, die beide aan dit besluit zijn gehecht.
Kleine wijzigingen in de ministeriële verklaring en het daaraan gehechte strategisch actieplan van de Overeenkomst van Bonn (BASAP) 2019-2025 kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
A.-M. HENRIKSSON
(1) PB L 188 van 16.7.1984, blz. 9.
(2) Besluit 84/358/EEG van de Raad van 28 juni 1984 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (PB L 188 van 16.7.1984, blz. 7).
(3) Besluit 93/540/EEG van de Raad van 18 oktober 1993 inzake de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn) (PB L 263 van 22.10.1993, blz. 51).
ONTWERP van ministeriële verklaring
Bonn (Duitsland), 11 oktober 2019
WIJ, DE MINISTERS EN HET LID VAN DE EUROPESE COMMISSIE, zijnde verantwoordelijk voor het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin door olie en andere schadelijke stoffen, bijeengekomen te Bonn op 11 oktober 2019 ter gelegenheid van de tweede ministersconferentie van de Overeenkomst van Bonn in het bijzijn van intergouvernementele organisaties en waarnemers uit aangrenzende regio’s;
GEZIEN de vijftig jaar durende succesvolle samenwerking in het kader van de Overeenkomst van Bonn en IN HET BESEF van de gemeenschappelijke baten van een verdere versterking van de regionale samenwerking met het oog op preventie van, paraatheid bij en respons op door ongevallen veroorzaakte en illegale verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin door maritieme activiteiten;
VERHEUGD over de toetreding van Spanje tot de Overeenkomst van Bonn en de aanpassing van de onder de verantwoordelijkheid van Frankrijk en Spanje vallende zones, als gevolg waarvan het zeegebied waarop de Overeenkomst van Bonn van toepassing is, voortaan ook de Golf van Biskaje zal omvatten;
ERNAAR STREVEND de bescherming van ons kust- en zeemilieu tegen mariene verontreiniging als gevolg van activiteiten in de Noordzee en haar toegangen in ruime zin en onze samenwerking op het gebied van preventie van, paraatheid bij en respons op verontreiniging te versterken;
REKENING HOUDEND met de rol van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) bij de regulering van de wereldwijde scheepvaart met het oog op bescherming van het zeemilieu en de menselijke gezondheid, met de ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie en met de toepasselijke EU-wetgeving (1) inzake mariene verontreiniging en incidenten op zee;
NIET AFLATEND in het streven de nationale inspanningen op (sub)regionaal niveau ten bate van allen en rekening houdend met de rapportageverplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen te coördineren;
GEBRUIKMAKEND van algemeen aanvaarde informatiesystemen die binnen bevoegde internationale organisaties zijn aangewezen als standaardsystemen;
WIJZEND op het feit dat het zeevervoer en andere maritieme activiteiten, zoals offshore olie- en gaswinning nog steeds toenemen en dat er, ondanks een daling van het aantal vastgestelde olielekkages in de afgelopen jaren, altijd risico’s blijven bestaan;
Hebben de volgende gezamenlijke verklaring AANGENOMEN:
1. |
Wij hebben een visie van een Noordzee en haar toegangen in ruime zin die vrij zijn van door ongelukken veroorzaakte, vermijdbare en opzettelijke verontreiniging door de scheepvaart, offshore olie- en gaswinning en andere maritieme activiteiten. |
2. |
Wij zijn verheugd over de IMO-regelgeving die tot een vermindering van de verontreiniging van de zee heeft geleid. Toch blijft de door ongelukken veroorzaakte en illegale verontreiniging met andere stoffen dan olie ondanks het brede scala aan maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen, een ernstige bedreiging vormen voor de Noordzee en haar toegangen in ruime zin. |
3. |
Wij zijn ons terdege bewust van de economische en maatschappelijke waarde van ons zee- en kustmilieu en erkennen dat de kosten van passende middelen voor preventie, paraatheid en respons inzake mariene verontreiniging laag zijn in vergelijking met de kosten die gemoeid zijn met het verhelpen van ernstige verontreinigingsincidenten. |
4. |
Wij benadrukken het belang van doeltreffende preventie, paraatheid en respons inzake zeerampen. Wij bevestigen opnieuw ons te zullen beijveren voor actieve samenwerking in het kader van de Overeenkomst van Bonn op het gebied van planning, opleiding en operationeel testen van rampenbestrijdingssystemen, met inbegrip van gemeenschappelijke operationele rampenbestrijdingsoefeningen. Wij erkennen het belang van de algemene Europese samenwerking via het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) en in overleg met het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA). |
5. |
Wij zijn ingenomen met het beproefde systeem voor toezicht vanuit de lucht en per satelliet op de scheepvaart, de offshore gas- en oliewinning en andere maritieme activiteiten in de Noordzee en haar toegangen in ruime zin, dat een belangrijk hulpmiddel vormt voor het opsporen van mogelijke verontreiniging, het ontmoedigen van illegale lozingen op zee en het nakomen van onze verplichtingen uit hoofde van het Marpol-verdrag. |
6. |
Wij juichen toe dat op nationaal en regionaal niveau gebruik wordt gemaakt van op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen (RPAS), die ingang hebben gevonden als nieuwe systemen voor maritieme surveillance, toezicht op luchtverontreinigende emissies door de zeescheepvaart en bestrijding van verontreiniging, en moedigen de partijen aan kennis over en ervaring met hun nationale RPAS-systemen en de inzet ervan bij handhavingspraktijken uit te wisselen. |
7. |
Wij bevestigen opnieuw dat wij ons ertoe verbinden de nationale vliegprogramma’s en de gemeenschappelijke operaties zoals de gecoördineerde uitgebreide surveillance-operaties ter bestrijding van verontreiniging (CEPCO’s) voort te zetten en zijn ingenomen met de door EMSA via CleanSeaNet aangeboden satellietbeeldvormingsdienst, die bijdraagt tot grotere paraatheid en een betere preventie van verontreiniging. |
8. |
Wij zijn verheugd over de ontwikkeling en voortdurende bijwerking van de handboeken en codes van de Overeenkomst van Bonn, met inbegrip van het handboek voor de bestrijding van verontreiniging en de olieschakeringscode, die unieke bronnen van informatie vormen over de preventie van, paraatheid bij en respons op verontreiniging en die wereldwijd zijn erkend in de context van het Internationaal Verdrag inzake de voorbereiding op, de bestrijding van en de samenwerking bij olieverontreiniging (OPRC) en het daaraan gehechte Protocol inzake schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen (HNS). |
9. |
Wij bevestigen opnieuw dat wij ons ertoe verbinden de in het kader van de Overeenkomst van Bonn opgestelde gemeenschappelijke plannen voor respons op maritieme incidenten (dat wil zeggen het DenGerNeth-plan, het Mancheplan, het Norbrit-plan en het vierpartijen-zoneplan) te handhaven en te actualiseren, aangezien zij belangrijke instrumenten vormen die het mogelijk maken om onmiddellijk nadat zich een incident heeft voorgedaan grensoverschrijdende responsactiviteiten op te starten, ongeacht welk land verantwoordelijk is voor de zone waarin de olielekkage is ontstaan. |
10. |
Gezien de wisselende risico’s die uitgaan van het toenemende vervoer van schadelijke en potentieel gevaarlijke stoffen over zee, grotere schepen, autonome schepen, nieuwe brandstoffen, de aanhoudend hoge verkeersdichtheid, offshore olie- en gaswinning en andere maritieme activiteiten, stellen wij het belang vast van de instandhouding van een evenwichtige verdeling van middelen om een doeltreffende preventie van en respons op verontreiniging in de Noordzee en haar toegangen in ruime zin te waarborgen. Wij zijn het erover eens dat de verdere ontwikkeling van responscapaciteiten in het onder de Overeenkomst van Bonn vallende gebied dient te zijn gebaseerd op nationale en gemeenschappelijke risicobeoordelingen. |
11. |
Wij bevestigen opnieuw dat wij ons gezamenlijk sterk blijven maken voor de preventie van mariene verontreiniging die de luchtkwaliteit aantast door samen te werken bij en collectief bij te dragen tot de uitvoering en handhaving van de internationale regels en normen inzake verontreiniging van de zee, ook door gelijke voorwaarden te creëren voor marktdeelnemers. Wij wijzen nogmaals op de succesvolle uitvoering van Richtlijn (EU) 2016/802 (2), die in voorschriften inzake lage zwavelgrenswaarden in gebieden voor SOx-emissiebeheersing voorziet (een maximaal zwavelgehalte van 0,10 % met ingang van 1 januari 2015), en herinneren tevens aan de recente in het kader van IMO aangegane verbintenis inzake een consequente toepassing van de wereldwijd geldende limiet voor het zwavelgehalte (0,50 % vanaf 2020) die is vastgesteld in bijlage VI bij het Marpol-Verdrag. De gecoördineerde en robuuste handhavingsregeling met betrekking tot deze voorschriften, die ook toepassing vindt in het gebied voor SOx-emissiebeheersing op de Noordzee, heeft samen met een grote mate van naleving door schepen in de EU geresulteerd in een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging door zwaveldioxide in kustregio’s en -steden. Wij zijn ingenomen met de ontwikkeling van onze gezamenlijke verbintenis om collectief bij te dragen tot de controle ten behoeve van de handhaving van bijlage VI bij het Marpol-verdrag en met het feit dat de Noordzee met ingang van 2021 is aangewezen als gebied voor NOx(stikstofoxide)-emissiebeheersing (NECA). De Overeenkomstsluitende Partijen behouden het recht om zelf te bepalen met welke middelen zij deelnemen aan de bewakingsmaatregelen. |
12. |
Wij erkennen dat bepalingen zoals die betreffende de aanwijzing van de Noordzee als bijzonder gebied in de zin van bijlagen I en V bij het Marpol-verdrag, geen effect zullen sorteren indien zij niet naar behoren worden gehandhaafd. In dit verband zijn wij ingenomen met de succesvolle werkzaamheden van het Noordzeenetwerk van opsporings- en vervolgingsambtenaren ter bevordering van de handhaving van de voorschriften en normen ter bestrijding van verontreiniging en spreken ons uit voor de voortzetting van de samenwerking met het netwerk op het gebied van de handhaving van alle relevante bijlagen bij het Marpol-verdrag. |
13. |
Wij bevestigen opnieuw ons te zullen inzetten voor de behoorlijke uitvoering en handhaving van Richtlijn 2005/35/EG 3 inzake verontreiniging vanaf schepen (zoals gewijzigd), in het bijzonder wat betreft samenwerking op het gebied van toezicht en handhaving, de naleving van rapportageverplichtingen en de invoering van doeltreffende sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten. |
14. |
Wij verwelkomen de vaststelling van de herziene richtlijn inzake ontvangstinrichtingen in een haven 3 door de Raad en het Europees Parlement en verbinden ons ertoe informatie uit te wisselen en samen te werken om illegale afvallozingen op zee te voorkomen. |
15. |
Wij zijn verheugd over de goedkeuring van de nieuwe bijdrage van IMO over de “evaluatie en harmonisatie van voorschriften en richtsnoeren inzake lozingen van vloeibare effluenten van uitlaatgasreinigingssystemen in wateren, met inbegrip van voorwaarden en gebieden”, die een belangrijk instrument vormt om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van door wassers/uitlaatgasreinigingssystemen (EGCS) geloosd afvalwater voor het mariene milieu. |
16. |
Wij benadrukken de noodzaak van gecoördineerde onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s om ervoor te zorgen dat maatregelen ter bestrijding van verontreiniging bij het aanpakken van bestaande en toekomstige uitdagingen met behulp van de beste beschikbare technieken en apparatuur worden uitgevoerd, aangezien bijvoorbeeld de invoering en bredere toepassing van nieuwe brandstoffen die zijn ontworpen om aan de steeds strengere emissievoorschriften te voldoen, om innovatieve responstechnieken lijken vragen. Wij bevestigen opnieuw dat de besluitvormingsprocessen zijn geschraagd door de beste beschikbare kennis, methoden en ondersteunende instrumenten. Wij nemen kennis van de in het strategisch actieplan van de Overeenkomst van Bonn voor de periode 2019-2025 aangewezen prioriteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. |
17. |
Wij nemen kennis van de ontwikkeling van geïntegreerde benaderingen voor maritiem bestuur en onderkennen het belang van de versterking van onze samenwerking met de relevante zeevaartsectoren en maritieme organen teneinde tot een meer holistisch beheer van onze zeeën te komen, met het doel om in overeenstemming met de EU-kaderrichtlijn mariene strategie een goede milieutoestand van de mariene wateren te bereiken (3). |
18. |
Wij zijn ingenomen met het actieplan van IMO ter bestrijding van van schepen afkomstig kunststofzwerfvuil op zee, dat erop is gericht de bestaande regelgeving te versterken en nieuwe ondersteunende maatregelen in te voeren om de ernstige problemen aan te pakken die worden veroorzaakt door kunststofafval in zee. |
19. |
Wij bevestigen opnieuw dat wij ons zullen beijveren voor samenwerking met andere bevoegde internationale en regionale organisaties en organen, met name de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), de OSPAR-commissie en de Helsinki-commissie, de Overeenkomst van Lissabon, het akkoord van Kopenhagen, het Regionaal Centrum voor noodmaatregelen tegen calamiteuze verontreiniging van de Middellandse Zee (REMPEC), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Arctische Raad, met het oog op de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, en dat wij ons zullen beijveren om onze gemeenschappelijke doelen te bereiken. |
In het licht van het bovenstaande en vastbesloten om onze visie werkelijkheid te laten worden, bevestigen wij het versterkte streven om de overeengekomen doelstellingen te realiseren en voor een betere preventie, paraatheid en respons te zorgen met betrekking tot verontreiniging van de Noordzee en haar toegangen in ruime zin en hebben wij het in bijlage I opgenomen strategisch actieplan van de Overeenkomst van Bonn 2019-2025, waarin ambitieuze strategische en operationele doelstellingen, en desbetreffende uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2019-2025 zijn vastgelegd, AANGENOMEN.
(1) Noorwegen is geen lid van de Europese Unie. Noorwegen neemt deel op basis van gelijkwaardige nationale wetgeving en EU-wetgeving waardoor het is gebonden als lid van de Europese Economische Ruimte (EER).
(2) Verslag van de Commissie van 16 april 2018 over de uitvoering en naleving van de in Richtlijn (EU) 2016/802 vastgestelde normen voor zwavel in scheepsbrandstoffen, COM(2018) 188 final.
(3) Noorwegen is geen lid van de Europese Unie. Noorwegen neemt deel op basis van gelijkwaardige nationale wetgeving en EU-wetgeving waardoor het is gebonden als lid van de Europese Economische Ruimte (EER).
ONTWERP van strategisch actieplan van de Overeenkomst van Bonn (BASAP)
2019‐2025
Inleiding
De hoofdtaken van de Partijen bij de Overeenkomst van Bonn bestaan in het op regionaal niveau samenwerken bij het voorkomen en bestrijden van verontreiniging van de Noordzee in ruime zin door schepen en offshore-installaties; het uitvoeren van controles met het oog op het opsporen en bestrijden van verontreiniging; het opruimen van verontreiniging als gevolg van scheepsrampen en verontreinigingsdelicten. Dit zijn de verworvenheden van vijftig jaar wetenschappelijke, technische en operationele werkzaamheden in het kader van de Overeenkomst van Bonn. De Partijen bij de Overeenkomst van Bonn hebben samengewerkt om grote deskundigheid op te bouwen met betrekking tot bestrijding van bedreigingen voor het mariene milieu en zij zijn erop voorbereid om in samenwerking met de andere Partijen nieuwe uitdagingen aan te pakken en de handen ineen te slaan met de internationale gemeenschap.
De Overeenkomst van Bonn is de oudste regionale overeenkomst die door regeringen in het leven is geroepen om op verontreinigingsincidenten te kunnen reageren. De Overeenkomst is het mechanisme in het kader waarvan de Noordzeelanden en de Europese Unie samenwerken om elkaar te ondersteunen bij de bestrijding van verontreiniging als gevolg van scheepsrampen en chronische verontreiniging door schepen en offshore installaties in het Noordzeegebied. De Overeenkomst werd door de acht kuststaten van de Noordzee: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, in 1969 ondertekend, kort na de schipbreuk van de olietanker Torrey Canyon voor de kust van Cornwall in 1967, de eerste grote verontreinigingsramp in West-Europa, waarbij 117 000 ton olie in zee stroomde. De Overeenkomst van Bonn werd echter pas aan het einde van de jaren 1970 geactiveerd, nadat twee andere grote verontreinigingsincidenten hadden plaatsgevonden: de blow-out op een platform van het Ekofisk-olieveld in 1977 en de ramp met de Amoco Cadiz in 1978. De Overeenkomst is sindsdien succesvol in werking en werd in 1983 uitgebreid tot andere schadelijke stoffen dan olie, gevolgd door een uitbreiding in 1987 om te voorzien in samenwerking op het gebied van controles. Een verdere uitbreiding vond plaats in 2010, toen Ierland tot de Overeenkomst toetrad en het toepassingsgebied werd verruimd met de Ierse wateren en de aangrenzende Noorse en Britse wateren.
Ondanks het feit dat het totale aantal ernstige gevallen van olieverontreiniging bij ongelukken in de Europese wateren is afgenomen, doen zich af en toe nog steeds ernstige olielekkages (d.w.z. van meer dan 20 000 ton) als gevolg van ongelukken voor. Hoewel het merendeel van de olie die van jaar tot jaar in de zee terechtkomt, afkomstig is van lozingen vanaf het land, vormen olielekkages als gevolg van ongelukken nog steeds een belangrijke vorm van verontreiniging, die verantwoordelijk is voor 10 à 15 procent van de totale hoeveelheid olie die jaarlijks in de wereldzeeën terechtkomt.
Het BASAP 2019-2025 heeft ten doel de uitvoering van de Overeenkomst van Bonn te vergemakkelijken teneinde bij te dragen tot het voorkomen van alle vormen van verontreiniging van de zee en het hoofd te bieden aan toekomstige uitdagingen, zoals de onvermijdelijke paradigmaverschuiving op de markten voor energie en natuurlijke hulpbronnen, de milieu-uitdagingen die zijn omschreven in de Overeenkomst van Parijs van 2015 en de druk op de mariene ruimtelijke ordening, die nieuwe risico’s voor de zee met zich kan brengen. Gezien deze ontwikkelingen en de spectaculaire afname van het aantal door ongelukken veroorzaakte olielekkages in de Europese wateren in de afgelopen dertig jaar, moeten op de bestrijding van olierampen gerichte hulpdiensten het accent verleggen van olie naar alle mogelijke vormen van mariene verontreiniging die kunnen worden gemeten en/of opgeruimd. Een belangrijke nieuwe uitdaging voor de Overeenkomst van Bonn die naar voren is gekomen door middel van een SWOT-analyse is de bestrijding van luchtverontreiniging die schadelijke gevolgen heeft voor ecosystemen en de gezondheid van de burgers in dichtbevolkte kustgebieden (Marpol, bijlage VI).
Het BASAP 2019-2025 wordt door de Overeenkomstsluitende Partijen uitgevoerd door:
— |
toezicht te houden op de onder hun verantwoordelijkheid vallende zones om dreigende verontreiniging van de zee of van het luchtruim erboven op te sporen, met inbegrip van coördinatie van het toezicht vanuit de lucht en per satelliet; |
— |
elkaar te waarschuwen voor dergelijke bedreigingen; |
— |
gemeenschappelijke operationele benaderingen vast te stellen, zodat zij er wederzijds op kunnen rekenen dat zij aan de nodige normen voor preventie- en opruimacties voldoen; |
— |
gemeenschappelijke en gecoördineerde operationele benaderingen vast te stellen met betrekking tot toezicht op de naleving en handhaving van bijlage VI bij het Marpol-verdrag; |
— |
elkaar (desgevraagd) wederzijdse ondersteuning te bieden bij responsoperaties; |
— |
gegevens op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en goede praktijken uit te wisselen, alsmede |
— |
gemeenschappelijke oefeningen te houden. |
Visie
De Overeenkomst van Bonn bevat de volgende visie:
een schone Noordzee in ruime zin zonder door ongelukken veroorzaakte of illegale verontreiniging door de scheepvaart of andere maritieme activiteiten
De Noordzee in ruime zin biedt plaats aan veelzijdige en productieve ecosystemen en is van essentieel belang voor het dagelijks leven van miljoenen mensen. Een deel van de Noordzee in ruime zin wordt doorsneden door sommige van de drukste scheepvaartroutes ter wereld. De visie van de Overeenkomst van Bonn bestaat er daarom in bedreigingen door verontreiniging als gevolg van ongelukken of illegale lozingen door schepen en andere maritieme activiteiten voor zover praktisch mogelijk tot een minimum te beperken.
Om deze visie te verwezenlijken zijn in de Overeenkomst van Bonn de volgende strategische doelstellingen overeengekomen:
a) |
identificeren en aanpakken van problemen die zich in de maritieme sector in brede zin voordoen en van invloed zijn op het onder het toepassingsgebied van de Overeenkomst van Bonn vallende mariene milieu; identificeren en evalueren van kansen die zich voordoen om risico’s voor het mariene milieu met behulp van de beste beschikbare technieken (BBT) en de beste milieupraktijken te verminderen; identificeren en evalueren van nieuwe toezichtbenaderingen om ervoor te zorgen dat de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken worden toegepast; waar nodig reageren op nieuwe risico’s voor het mariene milieu, rekening houdend met de aanbevelingen van OTSOPA, alsmede optimaal gebruikmaken van de BE‐AWARE-projecten I en II om de meest doeltreffende toekomstige maatregelen op het gebied van respons en risicovermindering aan te wijzen. |
Strategische doelstellingen
A. Preventie van illegale en door ongelukken veroorzaakte verontreiniging door samenwerking en gezamenlijke handhaving van internationale regelgeving en normen inzake mariene verontreiniging, met inbegrip van de naleving van de bijlagen bij het Marpol-verdrag
Ondanks het brede scala aan maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen, blijven illegale en door ongelukken veroorzaakte verontreinigingen een ernstige bedreiging vormen voor de Noordzee in ruime zin. Samenwerking bij de doeltreffende en efficiënte handhaving van die maatregelen is een belangrijk instrument voor de bescherming van het mariene milieu.
De internationale voorschriften inzake mariene verontreiniging zijn vastgesteld in het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol) van 1973, dat in 1978 is gewijzigd. Het Marpol-verdrag is ontwikkeld door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en heeft ten doel om zowel door ongelukken als door routineactiviteiten veroorzaakte verontreiniging door schepen te voorkomen en tot een minimum te beperken. De volgende zes technische bijlagen bij het Marpol-verdrag hebben betrekking op mariene verontreiniging, zie bijlage I: Actuele Marpol-teksten van de bijlagen I tot en met VI
Bijlage I — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door olie
Bijlage II — Voorschriften voor het beheersen van verontreiniging door schadelijke vloeistoffen die in bulk worden vervoerd
Bijlage III — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door schadelijke stoffen die op zee worden vervoerd in verpakte vorm
Bijlage IV — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door sanitair afval van schepen
Bijlage V — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door vuilnis van schepen
Bijlage VI — Voorschriften ter voorkoming van luchtverontreiniging door schepen
Er moeten gecoördineerde operationele benaderingen voor het toezicht op de naleving worden vastgesteld om een uniforme en consequente uitvoering en handhaving van de bijlagen bij het Marpol-verdrag te garanderen, en met name voor de uitvoering en handhaving van het in bijlage VI bij het Marpol-verdrag bedoelde in de Noordzee gelegen gebied voor emissiebeheersing (ECA) voor zwavel- en stikstofoxiden en met het oog op de inwerkingtreding in 2020 van de wereldwijde zwavelgrenswaarde voor de scheepvaart buiten de ECA’s.
B. Bevordering en waarborging van efficiënte paraatheid in noodsituaties
C. Organisatie van optimale responscapaciteiten
Ondanks alle inspanningen ter verhoging van de maritieme veiligheid zal er altijd een risico blijven bestaan dat zich incidenten voordoen. De toename van het zeevervoer en de groei van het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen leiden tot grotere risico’s voor het mariene milieu. De Overeenkomstsluitende Partijen hebben reeds aanzienlijke middelen ter beschikking gesteld voor de opbouw van adequate responscapaciteiten. Om de efficiëntie, niet in de laatste plaats in financieel opzicht, verder te verhogen dient de verdere ontwikkeling van responscapaciteiten te worden gebaseerd op risicobeoordelingen, een analyse van lacunes en regionale en subregionale benaderingen. Er bestaat behoefte aan gecoördineerde programma’s voor onderzoek en ontwikkeling om ervoor te zorgen dat maatregelen ter bestrijding van verontreiniging worden uitgevoerd met behulp van de beste beschikbare technieken en uitrusting.
Om deze strategische doelstellingen te verwezenlijken zijn in de Overeenkomst van Bonn de volgende operationele doelen overeengekomen:
Operationele doelen:
Operationele doelen in verband met strategische doelstelling A (preventie):
A.I |
Uitoefenen van adequaat toezicht op de scheepvaart en maritieme activiteiten in de Noordzee in ruime zin en waarborgen van een doeltreffende melding van waarnemingen in de in de Overeenkomst van Bonn vastgelegde verantwoordelijkheidszones |
A.II |
De leiding en het vliegend personeel voorzien van actuele informatie over de planning en uitvoering van vluchten ter bestrijding van verontreiniging in het onder de Overeenkomst van Bonn vallende gebied |
A.III |
Zorgen voor gemeenschappelijke operationele benaderingen bij het toezicht op de naleving van de bijlagen bij het Marpol-verdrag |
A.IV |
Waarborgen van een efficiënte verzameling van bewijsmateriaal in het geval van verontreinigingsincidenten en nauwe samenwerking met opsporings- en vervolgingsambtenaren bij de handhaving van de voorschriften en normen inzake maritieme verontreiniging in de Noordzee in ruime zin |
A.V |
Communiceren en verspreiden van informatie over de preventie van illegale en door ongelukken veroorzaakte verontreiniging onder het publiek en onder deskundigen |
Doelen in verband met de verwezenlijking van strategische doelstelling B (paraatheid):
B.I |
Tot gemeenschappelijke zienswijzen komen met betrekking tot de wijze waarop op maritieme noodsituaties dient te worden gereageerd en onder de aandacht brengen van nationale noodplannen en strategieën |
B.II |
Zorgen voor een passend opleidingsniveau van het bij de respons op noodsituaties in te zetten personeel en voor samenwerking tussen de bestrijdingseenheden van de Overeenkomstsluitende Partijen en bevorderen van paraatheid met het oog op doeltreffende multinationale bestrijdingsoperaties |
B.III |
Waarborgen dat de responsacties van de Overeenkomstsluitende Partijen naar behoren zijn opgezet voor het beschermen van het mariene milieu en dat de desbetreffende prioriteiten op de meest geschikte wijze worden vastgesteld |
B.IV |
Samenwerken met andere internationale en Europese organisaties en aangrenzende zeegebieden om synergie te ontwikkelen en overlappingen te voorkomen |
Doelen in verband met de verwezenlijking van strategische doelstelling C (respons):
C.I |
Waarborgen dat de Overeenkomstsluitende Partijen goed op de hoogte zijn van elkaars werkwijze bij de respons op incidenten, teneinde de ontwikkeling van beste praktijken te bevorderen |
C.II |
Voorzien in en actueel houden van gemeenschappelijke operationele benaderingen met betrekking tot verontreinigingsincidenten en bevorderen van het ontwikkelen van en het komen tot gemeenschappelijke zienswijzen over geschikte responsstrategieën |
C.III |
Bevorderen van gecoördineerde programma’s voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van responstechnologieën, uitrusting en andere operationele middelen |
C.IV |
Waarborgen dat in het gehele noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan wordt gezorgd voor een op subregionale risicobeoordelingen gebaseerde passende verdeling van middelen voor responsactiviteiten |
Acties
Om de visie, de strategische doelstellingen en operationele doelen te realiseren, worden in het onderstaande strategisch actieplan van de Overeenkomst van Bonn (BASAP) specifieke, meetbare acties en realistische streefdoelen voor de periode 2019-2025 vastgelegd met het oog op het sturen en bundelen van de werkzaamheden van de Overeenkomstsluitende Partijen. In het BASAP wordt erkend dat beproefde systemen en de bestaande werkzaamheden die noodzakelijk zijn om het operationele karakter van de Overeenkomst te garanderen, moeten worden gehandhaafd. Tegelijkertijd worden mogelijkheden omschreven om deze inspanningen te versterken en tot nieuwe actiegebieden uit te breiden.
In het kader van de Overeenkomst van Bonn worden de volgende acties overeengekomen:
Doelen in verband met strategische doelstelling A (preventie):
A.1 |
Uitvoeren van surveillance-operaties vanuit de lucht en per satelliet, met inbegrip van nationale vluchten, regionale vluchten, Tour d'horizon-vluchten en CEPCO/SuperCEPCO-vluchten om lekkages van olie en andere schadelijke stoffen op te sporen, te onderzoeken en te monitoren en desbetreffende bewijzen te verzamelen |
A.2 |
Opzetten van een doeltreffend standaardrapporteringssysteem en toepassen van dit systeem voor het melden van vastgestelde verontreiniging in het kader van de Overeenkomst van Bonn, aan de Commissie in het kader van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen, en aan IMO |
A.3 |
In samenwerking met het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) optimaal gebruikmaken van satellietbeelden en meegaan met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van op grote hoogte vliegende pseudo-satellieten (High Altitude Pseudo Satellites — HAPS) en op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS) die in de landen aan de Noordzee in ruime zin beschikbaar komen en invoeren van een geharmoniseerd systeem ter verbetering van het opsporen van verontreinigingsincidenten dat zich uitstrekt tot de gehele Noordzee in ruime zin |
A.4 |
Versterken van de samenwerking bij het opsporen van inbreuken op bepalingen van bijlage V bij het Marpol-verdrag en bij het handhaven van die bepalingen: V |
A.5 |
Versterken van de samenwerking bij het opsporen van inbreuken op bepalingen van bijlage VI bij het Marpol-verdrag en bij het handhaven van die bepalingen, onder meer met behulp van de bestaande handhavingsregeling op basis van havenstaatcontrole, en toepassen van geavanceerde gerichte opsporingsinstrumenten voor het toezicht op de naleving en uitwisselen van gegevens over de resultaten van handhavingsacties via gemeenschappelijke informatiesystemen (zoals Thetis‐EU) |
A.6 |
Bijhouden en actueel houden van het handboek luchtoperaties en de BAOAC-atlas |
A.7 |
Bijhouden en actueel houden van het handboek oliegerelateerde delicten op de Noordzee in samenwerking met het Noordzeenetwerk van opsporings- en vervolgingsambtenaren (NSN) |
A.8 |
Samenwerken via OSINET bij het traceren van olielekkages en ‐lozingen, met inbegrip van intercalibratietests door laboratoria en de verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden voor het traceren van olielekkages en ‐lozingen |
A.9 |
Versterken van de samenwerking met opsporings- en vervolgingsambtenaren:
|
A.10 |
Contacten onderhouden met IMO om te bepalen hoe de Overeenkomst van Bonn verder kan bijdragen tot de naleving van bijlage VI bij het Marpol-verdrag, rekening houdend met de nieuwste ontwikkelingen bij IMO met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de met ingang van 2020 wereldwijd geldende limiet voor het zwavelgehalte (bijvoorbeeld een versterking van de havenstaatcontroleregeling of een verbod op het vervoer voor verbrandingsdoeleinden van brandstoffen met een zwavelgehalte hoger dan 0,50 %) |
A.11 |
Verlenen van ondersteuning, via IMO‐MEPC, aan het proces voor de herziening van de in bijlage II bij het Marpol-verdrag vastgestelde voorwaarden voor lozingen van hoogvisceuze en stollende stoffen |
A.12 |
Bijhouden en actueel houden van de website van de Overeenkomst van Bonn en verspreiden van elektronische publicaties (handleidingen, handboeken en verslagen) |
A.13 |
Ondersteunen en promoten van aanbevelingen van de BE‐AWARE-projecten inzake preventieve maatregelen |
Doelen in verband met strategische doelstelling B (paraatheid):
B.1 |
Bijhouden van de hoofdstukken van het handboek verontreinigingsbestrijding van de Overeenkomst van Bonn en bijwerking ervan om het aan te passen aan de bestaande behoeften |
B.2 |
Bevorderen van informatie-uitwisseling over wrakken die een potentiële bron van verontreiniging zijn en ontwikkelen van nationale databanken |
B.3 |
Plannen en uitvoeren van regionale en subregionale operationele oefeningen en opleidingen |
B.4 |
Bevorderen van de ontwikkeling van nationale milieuadviessystemen en de uitwisseling van desbetreffende informatie |
B.5 |
Uitwisselen van informatie met andere regionale en internationale organisaties, met name het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM), EMSA, de EPPR-werkgroep (Arctische Raad), Helcom, IMO, de commissie OSPAR, de Overeenkomst van Lissabon en REMPEC, door deelname aan gemeenschappelijke secretariaatsvergaderingen en, voor zover zinvol, versterken van de samenwerking met deze organisaties, onder meer bij de gemeenschappelijke ontwikkeling van een responshandleiding inzake gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS) |
B.6 |
Versterken van de samenwerking met de commissie OSPAR en andere internationale organisaties die betrokken zijn bij de bescherming van het mariene milieu tegen verontreiniging, onder andere van offshore-installaties |
B.7 |
Ontwikkelen van een HNS-strategie voor de samenwerking met andere internationale organisaties, zoals Helcom, EMSA of CTG, bij de toepassing van de OPRC-beginselen inzake HNS |
B.8 |
Contacten onderhouden met IMO om te bepalen hoe de Overeenkomst van Bonn verder kan bijdragen tot de versterking van de internationale tenuitvoerlegging van het OPRC-protocol inzake HNS |
B.9 |
Voortzetten van de ontwikkeling van responscapaciteiten op basis van milieurisicoanalysen om in te kunnen spelen op veranderende maritieme risico's |
Doelen in verband met strategische doelstelling C (respons):
C.1 |
Onderhouden van een systeem voor het melden van verontreinigingsincidenten en vastleggen van opgedane ervaringen |
C.2 |
Bijhouden en actueel houden van gemeenschappelijke responsplannen inzake maritieme incidenten (DenGerNeth-plan, Mancheplan, vierpartijen-zoneplan, Norbrit-plan [Golf van Biskaje-plan]) |
C.3 |
Versterken van de ontwikkeling van gezamenlijke benaderingen voor natuurinterventieplannen, met inbegrip van het aanwijzen van beste praktijken en voorlichting van het publiek met betrekking tot natuurinterventiewerkzaamheden |
C.4 |
Uitwisseling van geleerde lessen in verband met verontreinigingsrespons in offshore-windparken |
C.5 |
Bevorderen van de koppeling en coördinatie met kustresponsmaatregelen |
C.6 |
Bevorderen van onderzoek en ontwikkeling en informatie-uitwisseling met betrekking tot responstechnologieën en -uitrusting en andere operationele middelen, met name wat betreft geïntegreerde surveillancesensoren, technologie voor de respons op ongelukken bij nacht en bij slecht zicht en onder slechte weersomstandigheden, en met betrekking tot de opsporing en berging van op zee verloren containers, ongelukken met zware olie of chemische stoffen en ongelukken met nieuwsoortige brandstoffen |
C.7 |
Bevorderen van onderzoek over gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten: ontwikkelen in de periode 2019-2022 van een gemeenschappelijk onderzoeksvoorstel inzake nieuwe generaties brandstoffen |
C.8 |
Bevorderen van de uitwisseling van informatie over nationale systemen voor risicobeoordeling, met inbegrip van sleepdiensten in noodsituaties |
ADDENDUM 1
Taken 1‐18 in verband met strategische doelstelling A (preventie):
Taak |
Strategische actie |
Beschrijving |
Streefdatum |
Geleid door |
Voortgang |
Status |
|
||||||
1 |
A.1 |
Uitvoeren van surveillance-operaties vanuit de lucht en per satelliet, met inbegrip van nationale vluchten, regionale vluchten, Tour d'horizon-vluchten en CEPCO/SuperCEPCO-vluchten om lekkages van olie en andere schadelijke stoffen op te sporen, te onderzoeken en te monitoren en desbetreffende bewijzen te verzamelen, rekening houdend met behoeften op het gebied van strategische surveillance |
Activiteiten gedurende het gehele jaar |
CP |
|
In uitvoering |
2 |
A.1 |
Handhaven van de reikwijdte en doeltreffendheid van de surveillance vanuit de lucht en verrichten van een strategische analyse van surveillancebehoeften, op basis van onder meer een evaluatie van de bestaande gegevens over de opsporing en waarneming van verontreiniging door olie of andere stoffen |
|
CP |
CleanSeaNet — EMSA Visserij — EU-bureau EFCA NL — Taakbeheerder w/CP Opstelling en verspreiding aan afdelingshoofden door NL BE — bijlage VI bij Marpol |
|
3 |
A.3 A.4 A.5 |
Reflectie over de mogelijke ontwikkeling van aanbevolen minimumeisen inzake surveillance-operaties in het onder de Overeenkomst van Bonn vallende gebied en de te verwachten resultaten daarvan (Marpol VI, op afstand bestuurde luchtvaartuigen) |
|
EU (voor opties inzake stroomlijning van maritieme surveillance, bv. voor visserij- en verontreinigingsdoeleinden) BE — co-leiding (bijlage VI) EU — drones |
Eerste discussies bijlage VI van start tijdens OTSOPA 2019. EMSA is begonnen met operationele RPAS-diensten. |
In uitvoering |
4 |
A.2 |
Handhaven van een doeltreffend toezicht- en rapporteringspeil, met behulp van een passend systeem voor het melden van opgespoorde verontreiniging in het kader van de Overeenkomst van Bonn |
Activiteiten wanneer nodig |
CP |
|
In uitvoering |
5 |
A.3 |
Optimaal gebruikmaken van satellietbeelden, in samenwerking met het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, bijvoorbeeld door middel van CleanSeaNet, met het oog op follow-up van de eerste signalering van mogelijke verontreiniging door surveillance vanuit de lucht, alsmede |
Activiteiten wanneer nodig |
CP |
|
In uitvoering |
6 |
A.3 |
Rapportage over en respons op ontwikkelingen op het gebied van op grote hoogte vliegende pseudo-satellieten (HAPS) en op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS) |
Activiteiten wanneer nodig |
CP |
EU/EMSA — HAPS & RPAS |
In uitvoering |
|
|
|
|
|
|
|
8 |
A.13 |
Ondersteunen/bevorderen van de uitvoering van de verkeersscheidingsstelsels en de aandacht van de met risicoverminderingsmaatregelen belaste autoriteiten vestigen op andere BE-AWARE-aanbevelingen inzake verkeersbegeleidingsdiensten, AIS in windparken en e-navigatie |
In uitvoering |
CP |
Ierland, Noorwegen en NL hebben workshops gehouden |
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij verschillende nationale ministeries |
9 |
A.6 B.I |
Bijhouden en actueel houden van het Aerial Operations Handbook |
Jaarlijks op de OTSOPA |
NO & CP |
|
In uitvoering |
10 |
A.6 B.I |
Bijhouden van de online-versie van de Olieschakeringscode van de Overeenkomst van Bonn (BAOAC), met inbegrip van de fotoatlas, voor vliegend personeel en deskundigen als onderdeel van de reorganisatie van de website van de Overeenkomst van Bonn |
Activiteiten wanneer nodig |
FR & CP |
|
In uitvoering |
11 |
A.4 A.5 A.10 |
Versterken en uitbreiden van de samenwerking inzake opsporing en waarneming van inbreuken op de bijlagen bij Marpol en van de bijdrage aan de handhaving en het onderhouden van contacten met IMO |
In uitvoering |
CP/NSN/Sec |
|
In uitvoering |
12 |
A.5 A.10 |
Reflectie over de mogelijke ontwikkeling van een gemeenschappelijke technische strategie en operationele benadering voor toezicht op de naleving van de voorschriften inzake NOx en SOx |
|
BE, DK (ovb), FR NL? EMSA (ovb) |
|
Nieuw |
13 |
A.7 A.9 |
Versterken van de samenwerking met het Noordzeenetwerk van opsporings- en vervolgingsambtenaren (NSN) en gezamenlijk: a. bijhouden en actueel houden van het North Sea Manual on Maritime Oil Pollution Offences; b. organiseren van workshops over onderwerpen van wederzijds belang; c. ondersteunen, waar zinvol, van de bekendmaking van veroordelingen en het opstellen van track records voor scheepvaartmaatschappijen. |
|
NL/Sec |
Mogelijke onderwerpen voor seminars 2019-2025: HNS Zwerfvuil op zee |
In uitvoering |
14 |
A.8 |
Voortzetten van de activiteiten van OSINET met het doel om: a. de kennis en ervaring van relevante laboratoria met betrekking tot forensisch onderzoek in verband met olielekkages te vergroten, onder meer door intercalibratietests, alsmede b. bijhouden/ontwikkelen van actuele analytische procedures en referentiemethoden, onder meer voor oliebemonstering op zee. |
|
DE/OSINET |
|
In uitvoering |
15 |
A.12 B.1 |
Bijhouden en actueel houden van de website van de Overeenkomst van Bonn en verspreiden van elektronische publicaties (handleidingen, handboeken en verslagen) |
Activiteiten wanneer nodig |
Sec/CP |
Onderzoek door het secretariaat of het mogelijk is de bron van besluiten/acties bij te houden |
In uitvoering |
|
|
|
|
|
|
|
17 |
A.2 |
Herzien van de bestaande aanbevelingen inzake kennisgevingen en aanbrengen van de nodige aanpassingen indien nodig |
Activiteiten wanneer nodig |
CP |
|
Nieuw |
18 |
A.12 |
Uitvoeren van de communicatiestrategie van de Overeenkomst van Bonn |
|
Sec |
|
In uitvoering |
Taken 19‐30 in verband met strategische doelstelling B (paraatheid):
Taak |
Strategische actie |
Beschrijving |
Streefdatum |
Geleid door |
Voortgang |
Status |
19 |
B.1 A.12 |
Bijhouden en actueel houden van de hoofdstukken van de handleiding Verontreinigingsbestrijding van de Overeenkomst van Bonn |
Activiteiten wanneer nodig |
CP & Sec |
|
In uitvoering |
20 |
B.2 |
Voortzetten van de informatie-uitwisseling over wrakken die een potentiële bron van verontreiniging zijn (methoden voor het legen ervan, risicobeoordeling enz.) |
Activiteiten wanneer nodig |
CP |
|
In uitvoering |
21 |
B.4 B.5 |
Opvoeren van de paraatheid om internationale bijstand te ontvangen, te bieden of door te leiden, met gebruikmaking van de EU-richtsnoeren bijstandsverlening door gastlanden |
In uitvoering |
CP & EU |
|
In uitvoering |
22 |
B.3 |
Organiseren van gezamenlijke operationele bestrijdingsoefeningen (BONNEX DELTA), rekening houdend met regionale strategische opleidingsbehoeften |
|
CP overeenkomstig de gezamenlijke evaluatienota |
|
In uitvoering |
23 |
B.3 |
Plannen en uitvoeren van regionale en subregionale operationele oefeningen en opleidingen, rekening houdend met strategische behoeften |
|
CP |
|
In uitvoering |
24 |
B.3 |
Opzetten van een systeem voor getrapte gezamenlijke oefeningen voor het beproeven en trainen van de samenwerking bij de bestrijding van lekkages |
In uitvoering |
DK |
DK beschikt over militaire deskundigheid die kan worden ingezet ter ondersteuning van oefeningen |
|
25 |
B.4 |
Bevorderen van de ontwikkeling van nationale milieuadviessystemen en de uitwisseling van desbetreffende informatie. Reflectie over mogelijke vormen van samenwerking (op subregionaal niveau) |
OTSOPA 2020 |
VK |
|
In uitvoering |
26 |
B.5 B.7 B.8 |
Versterken van de samenwerking met REMPEC en Helcom bij de ontwikkeling van een gezamenlijk handboek inzake HNS-respons |
|
SEC, FR |
|
Nieuw |
27 |
B.6 |
Versterken van de samenwerking met de commissie OSPAR, regionale overeenkomsten en andere internationale organisaties op het gebied van bescherming van het mariene milieu tegen verontreiniging door de scheepvaart, offshore olie- en gaswinning en andere maritieme activiteiten, rekening houdend met de verplichtingen uit hoofde van de kaderrichtlijnen mariene strategie en water |
|
SEC, BE & NL; CP (informatie-uitwisseling over de tenuitvoerlegging van de MSFD) |
SEC zal contact opnemen met OSPAR inzake verplichting D8 van de MSFD inzake toezicht en beoordeling van significante ernstige verontreinigingen, en verslag uitbrengen op OTSOPA 2020 Op BONN 19 zal worden nagedacht over wederzijdse deelname van BA/Helcom tijdens belangrijke vergaderingen. (Zie BAAP 2016‐19, Product A.3.3) |
Nieuw |
|
|
|
|
|
|
|
29 |
B.9 |
Trendanalyse van het BE-AWARE-project 2030 Evaluatie en follow-up van de resultaten |
In uitvoering |
NL & CP |
|
Nieuw |
30 |
B.9 |
Uitwisselen van informatie/ervaringen inzake de toenemende omvang van schepen, hernieuwbare energie, de offshore olie- en gassector, LNG-brandstoffen en havenuitbreidingen, autonome schepen en radioactieve materialen. |
|
CP |
|
Nieuw |
Taken 31‐40 in verband met strategische doelstelling C (respons):
Taak |
Strategische actie |
Beschrijving |
Streefdatum |
Geleid door |
Voortgang |
Status |
||||||
31 |
C.1 C.4 |
Uitwisselen van informatie over geleerde lessen met betrekking tot incidenten, met inbegrip van incidenten in windparken, toevluchtsoorden en afvalbeheer na verontreinigingsincidenten |
OTSOPA BONN |
CP |
|
In uitvoering |
||||||
32 |
C.1 C.5 |
Onderhouden van een doeltreffend POLREP-systeem voor het melden van voorvallen van verontreiniging en de behandeling van verzoeken om bijstand en van het hulpaanbod met gebruikmaking van het gemeenschappelijke noodcommunicatie- en informatiesysteem inzake verontreiniging van het mariene milieu (CECIS MP) van de Europese Commissie |
In uitvoering |
EU, NO, DK |
Zes maanden durend project met twee workshops en negen deelnemende landen |
In uitvoering |
||||||
33 |
C.2 |
Ontwikkelen, bijhouden en actueel houden van gezamenlijke plannen voor de respons op maritieme incidenten (DenGerNeth-plan (DE), Mancheplan (VK & FR), vierpartijen-zoneplan (BE), Norbrit-plan (VK & NO), MvO VK-Ierland), [Golf van Biskaje] |
Activiteiten wanneer nodig |
Betrokken CP |
|
In uitvoering |
||||||
34 |
C.3 |
Handhaven van de informatie-uitwisseling over nationale faunaresponssystemen |
In uitvoering |
— FR, SE & CP |
|
In uitvoering |
||||||
35 |
C.7 C.6 |
Stimuleren en, zo mogelijk, uitvoeren van onderzoek en ontwikkeling en informatie-uitwisseling betreffende nieuwsoortige brandstoffen |
|
NO+projectpartners[ |
Voorstel voor een oproep door DG‐ECHO in 2019 |
In uitvoering |
||||||
36 |
C.7 C.6 |
Respons en paraatheid met betrekking tot nieuwsoortige brandstoffen |
|
NO & project-partners |
Op basis van respons op 35 |
|
||||||
37 |
C.6 |
Informatie-uitwisseling en stimuleren van verder onderzoek over verontreinigingsincidenten, met inbegrip van:
|
|
CP |
|
In uitvoering |
||||||
|
|
|
|
|
|
|
||||||
39 |
C.6 |
Reflectie over en ontwikkeling van een projectvoorstel voor regionale risicobeoordeling inzake gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS) |
|
CP & Sec |
|
In uitvoering |
||||||
40 |
C.6 |
Bevorderen van verder onderzoek naar HNS, onder meer met betrekking tot responstechnologieën, het testen van HNS-eigenschappen en het gedrag van HNS in niet-standaardomstandigheden, en de verdere ontwikkeling en validatie van geavanceerde besluitondersteuningsinstrumenten |
|
CP |
|
In uitvoering |
||||||
41 |
C.8 |
Uitwisselen van informatie over nationale systemen voor risicobeoordeling, met inbegrip van sleepdiensten in noodsituaties |
Activiteiten wanneer nodig |
CP |
|
Nieuw |
(1) Noorwegen is geen lid van de Europese Unie. Noorwegen neemt deel op basis van gelijkwaardige nationale wetgeving en EU-wetgeving waardoor het is gebonden als lid van de Europese Economische Ruimte (EER).
BIJLAGE I
Actuele Marpol-teksten
Actuele Marpol-teksten van de bijlagen I tot en met VI en Protocol 1
Het Marpol-verdrag bevat regelingen ter voorkoming van door ongelukken en door routineactiviteiten veroorzaakte verontreiniging, die in zes technische bijlagen nader zijn uitgewerkt.
b) Bijlage I — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door olie
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 maart 2018 — Resolutie MEPC.276(70)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Model B van de Aanvulling op het Internationaal certificaat ter voorkoming van verontreiniging door olie)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2017 — Resolutie MEPC.266(68)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van voorschrift 12 — Tanks voor olierestanten (oliedrab))
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2017 — Resolutie MEPC.265(68)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, IV en V om de toepassing van de milieugerelateerde bepalingen van de zeevaartcode voor het Noordpoolgebied verplicht te stellen)
Wijziging van Marpol-bijlage I — in werking getreden op 1 maart 2016 — Resolutie MEPC.256(67)
Wijziging van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijziging van voorschrift 43 — Bijzondere vereisten voor het gebruik of vervoer van olie in het Antarctisch gebied)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.248(66)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijziging van Marpol-bijlage I betreffende de verplichte uitrusting met een stabiliteitsinstrument) — MEPC 66/21/Corr.1
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.246(66)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, III, IV en V om de toepassing van de III Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2015 — Resolutie MEPC.238(65)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I en II om de RO-Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 oktober 2014 — Resolutie MEPC.235(65)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van de Modellen A en B van de Aanvulling op het IOPP-certificaat waarin Marpol-bijlage I voorziet)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 augustus 2013 — Resolutie MEPC.216(63)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (regionale regelingen voor ontvangstinrichtingen in een haven bedoeld in de Marpol-bijlagen I, II, IV en V)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 augustus 2011 — Resolutie MEPC.190(60)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (Noord-Amerikaans gebied voor emissiebeheersing)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 augustus 2011 — Resolutie MEPC.189(60)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (toevoeging van een nieuw hoofdstuk 9 aan Marpol-bijlage I)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2011 — Resolutie MEPC.187(59)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van voorschriften 1, 12, 13, 17 en 38 van Marpol-bijlage I, Aanvulling op het IOPP-certificaat en Oliejournaal delen I en II)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 januari 2011 — Resolutie MEPC.186(59)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (toevoeging van een nieuw hoofdstuk 8 aan Marpol-bijlage I en daaruit voortvloeiende wijzigingen van de Aanvulling op het IOPP-certificaat, Model B)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 december 2008 — Resolutie MEPC.164(56)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (ontvangstinrichtingen buiten de bijzondere gebieden en het lozen van sanitair afval)
Wijzigingen van bijlage I — in werking getreden op 1 augustus 2007 — Resolutie MEPC.141(54)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van voorschrift 1, aanvulling op voorschrift 12A, daaruit voortvloeiende wijzigingen van het IOPP-certificaat en wijzigingen van voorschrift 21 van de herziene Marpol-bijlage I)
Tekst van Marpol-bijlage I — versie van 1 januari 2007 — Resolutie MEPC.117(52)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (herziene Marpol-bijlage I)
c) Bijlage II — Voorschriften voor het beheersen van verontreiniging door schadelijke vloeistoffen die in bulk worden vervoerd
Wijzigingen van Marpol-bijlage II — in werking getreden op 1 september 2017 — Resolutie MEPC.270(69)
Wijzigingen van de bijlage bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (wijzigingen van Marpol-bijlage II — herziene GESAMP-schade-evaluatieprocedure)
Wijzigingen van bijlage II — in werking getreden op 1 januari 2017 — Resolutie MEPC.265(68)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, IV en V om de toepassing van de milieugerelateerde bepalingen van de zeevaartcode voor het Noordpoolgebied verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage II — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.246(66)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, III, IV en V om de toepassing van de III Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage II — in werking getreden op 1 januari 2015 — Resolutie MEPC.238(65)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I en II om de RO-Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage II — in werking getreden op 1 augustus 2013 — Resolutie MEPC.216(63)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (regionale regelingen voor ontvangstinrichtingen in een haven bedoeld in de Marpol-bijlagen I, II, IV en V)
Tekst van Marpol-bijlage II — versie van 1 januari 2007 — Resolutie MEPC.118(52) (zoals gewijzigd)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (herziene Marpol-bijlage II)
Internationale code voor chemicaliën in bulk (IBC-code), waaraan uitvoering wordt gegeven door voorschrift 11 van bijlage II — tankschepen gebouwd op of na 1 juli 1986 — Resolutie MEPC.119(52)
Wijzigingen van de internationale code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (IBC-code)
Resolutie MEPC.225(64) Wijzigingen van de hoofdstukken 17, 18 en 19 die op 1 juni 2014 in werking zijn getreden
BLG.1/Circ.19 Producten die sinds de vaststelling van de gewijzigde IBC-code in 2004 zijn ingedeeld of opnieuw ingedeeld
BLG.1/Corr.1 Producten die sinds de vaststelling van de gewijzigde IBC-code in 2004 zijn ingedeeld of opnieuw ingedeeld
Code voor chemicaliën in bulk (BCH-code), waaraan uitvoering wordt gegeven door voorschrift 11 van bijlage II — tankschepen gebouwd voor 1 juli 1986 — Resolutie MEPC.144(54)
Wijzigingen van de code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (BCH-code)
d) Bijlage III — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door schadelijke stoffen die op zee worden vervoerd in verpakte vorm
Wijziging van Marpol-bijlage III — (wijziging van het aanhangsel betreffende criteria voor de identificatie van schadelijke stoffen in verpakte vorm), in werking getreden op 1 maart 2016 — Resolutie MEPC.257(67)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973
Wijzigingen van bijlage III — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.246(66)
Tekst van Marpol-bijlage III — versie van 1 januari 2014 — Resolutie MEPC.193(61)
Tekst van Marpol-bijlage III — versie van 1 januari 2010 — Resolutie MEPC.156(55)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, III, IV en V om de toepassing van de III Code verplicht te stellen)
e) Bijlage IV — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door sanitair afval van schepen
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 september 2017 — Resolutie MEPC.274(69)
Wijzigingen van de bijlage bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (wijzigingen van Marpol-bijlage IV — bijzonder gebied in de Oostzee en model van het ISPP-certificaat)
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 januari 2017 — Resolutie MEPC.265(68)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, IV en V om de toepassing van de milieugerelateerde bepalingen van de zeevaartcode voor het Noordpoolgebied verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.246(66)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, III, IV en V om de toepassing van de III Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 augustus 2013 — Resolutie MEPC.216(63)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (regionale regelingen voor ontvangstinrichtingen in een haven bedoeld in de Marpol-bijlagen I, II, IV en V)
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 januari 2013 — Resolutie MEPC.200(62)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (bepalingen inzake bijzondere gebieden en aanwijzing van de Oostzee als bijzonder gebied als bedoeld in Marpol-bijlage IV)
MEPC 62/24/Corr.1 — bevat verschillende correcties op Resolutie MEPC.200(62)
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 december 2008 — Resolutie MEPC.164(56)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (ontvangstinrichtingen buiten de bijzondere gebieden en het lozen van sanitair afval)
Wijzigingen van bijlage IV — in werking getreden op 1 augustus 2007 — Resolutie MEPC.143(54)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (toevoeging van voorschrift 13 aan Marpol-bijlage IV)
Tekst van Marpol-bijlage IV — versie van 1 augustus 2005 — Resolutie MEPC.115(51)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (herziene Marpol-bijlage IV)
f) Bijlage V — Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door vuilnis van schepen
Tekst van Marpol-bijlage V — versie van 31 december 1988
Wijzigingen van bijlage V — in werking getreden op 1 maart 2018 — Resolutie MEPC.277(70)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (herziene Marpol-bijlage V — stoffen die schadelijk zijn voor het mariene milieu, en model van het vuilnisjournaal)
Wijzigingen van bijlage V — in werking getreden op 1 januari 2017 — Resolutie MEPC.265(68)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, IV en V om de toepassing van de milieugerelateerde bepalingen van de zeevaartcode voor het Noordpoolgebied verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage V — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.246(66)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlagen I, II, III, IV en V om de toepassing van de III Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage V — in werking getreden op 1 augustus 2013 — Resolutie MEPC.216(63)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (regionale regelingen voor ontvangstinrichtingen in een haven bedoeld in de Marpol-bijlagen I, II, IV en V)
Wijzigingen van bijlage V — in werking getreden op 1 januari 2013 — Resolutie MEPC.201(62)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (herziene Marpol-bijlage V)
MEPC 62/24/Corr.1 — bevat verschillende correcties op Resolutie MEPC.201(62)
Wijzigingen van Marpol-bijlage V — in werking getreden op 1 augustus 2005 — Resolutie MEPC.116(51)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van het aanhangsel bij Marpol-bijlage V)
Wijzigingen van Marpol-bijlage V — in werking getreden op 1 maart 2002 — Resolutie MEPC.89(45)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlage V)
Wijzigingen van Marpol-bijlage V — in werking getreden op 1 januari 1997 — Resolutie MEPC.65(37)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van voorschrift 2 en nieuw voorschrift 9 van bijlage V)
g) Bijlage VI — Voorschriften ter voorkoming van luchtverontreiniging door schepen
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 januari 2019 — Resolutie MEPC.286(71)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (om uitvoering te geven aan de gebieden voor NOx-emissiebeheersing in de Oostzee en de Noordzee en ter wijziging van de bunkerafleveringsbon)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 maart 2018 — Resolutie MEPC.278(70)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (wijzigingen van Marpol-bijlage VI, gegevensverzamelingssysteem inzake het brandstofolieverbruik van schepen)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 september 2017 — Resolutie MEPC.271(69)
Wijzigingen van de bijlage bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (wijzigingen van voorschrift 13 van Marpol-bijlage VI — registratieverplichtingen inzake de operationele inachtneming van gebieden voor emissiebeheersing voor NOx-controle voor generatie III)
Wijzigingen van Marpol-bijlage VI — in werking getreden op 1 maart 2016 — Resolutie MEPC.258(67)
Wijziging van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (wijzigingen van voorschriften 2 en 13 en van de Aanvulling op het IAPP-certificaat)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 januari 2016 — Resolutie MEPC.247(66)
Wijziging van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (om de toepassing van de III Code verplicht te stellen)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 maart 2015 — Resolutie MEPC.251(66)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (wijzigingen van voorschriften 2, 13, 19 en 20 en de Aanvulling op het IAPP-certificaat bedoeld in Marpol-bijlage VI en van de certificatie van dualfuelmotoren volgens de NOx Technische Code 2008)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 augustus 2013 — Resolutie MEPC.217(63)
Wijziging van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (regionale regelingen voor ontvangstinrichtingen in een haven bedoeld in Marpol-bijlage VI en certificatie van met systemen voor selectieve katalytische reductie uitgeruste scheepsdieselmotoren volgens de NOx Technische Code 2008)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 januari 2013 — Resolutie MEPC.203(62)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (invoeging van voorschriften inzake de energie-efficiëntie van schepen)
MEPC 62/24/Corr.1 — bevat verschillende correcties op Resolutie MEPC.203(62)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 januari 2013 — Resolutie MEPC.202(62)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (aanwijzing van het in de Caribische Zee gelegen gebied voor emissiebeheersing)
MEPC 62/24/Corr.1 — bevat verschillende correcties op Resolutie MEPC.202(62)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 februari 2012 — Resolutie MEPC.194(61)
Wijziging van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (gewijzigd model van de Aanvulling op het IAPP-certificaat)
Wijzigingen van bijlage VI — in werking getreden op 1 augustus 2011 — Resolutie MEPC.190(60)
Wijzigingen van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (Noord-Amerikaans gebied voor emissiebeheersing)
Tekst van Marpol-bijlage VI — versie van 1 juli 2010 — Resolutie MEPC.176(58)
Wijziging van de bijlage bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978 daarbij (herziene Marpol-bijlage VI)
16.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/32 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1728 VAN DE COMMISSIE
van 15 oktober 2019
betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor speelgoed
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt speelgoed dat in overeenstemming is met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in artikel 10 van Richtlijn 2009/48/EG en bijlage II bij die richtlijn. |
(2) |
Bij brief M/445 van 9 juli 2009 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht om nieuwe normen op te stellen en bestaande geharmoniseerde normen te herzien ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG. |
(3) |
In bijlage II, deel III, punt 13, bij Richtlijn 2009/48/EG zijn migratielimieten voor 19 elementen in speelgoed of bestanddelen van speelgoed vastgesteld die niet mogen worden overschreden. Die migratielimieten zijn echter niet van toepassing indien een gevaar kan worden uitgesloten, bijvoorbeeld omdat een bestanddeel van speelgoed dat mogelijk een of meerdere elementen bevat, ontoegankelijk is. |
(4) |
Op basis van verzoek M/445 van 9 juli 2009 heeft het CEN geharmoniseerde norm EN 71-3:2013+A3:2018 inzake de migratie van bepaalde elementen, waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt (3), herzien om de beproevingsmethoden die zijn beschreven in norm EN 71-3 in overeenstemming te brengen met de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Zo bestaat er nu een betere meting van chroom (VI) en van organische tinverbindingen, worden de proefomstandigheden beter gecontroleerd, en is de structuur van norm EN 71-3 aangepast om de praktische toepassing ervan gemakkelijker te maken. Dit resulteerde in de vaststelling van geharmoniseerde norm EN 71-3:2019 inzake de migratie van bepaalde elementen. |
(5) |
Samen met het CEN is de Commissie nagegaan of de door het CEN opgestelde geharmoniseerde norm EN 71-3:2019 inzake de migratie van bepaalde elementen voldoet aan verzoek M/445 van 9 juli 2009. |
(6) |
Geharmoniseerde norm EN 71-3:2019 voldoet aan de eisen die hij beoogt te bestrijken en die in Richtlijn 2009/48/EG zijn vastgelegd. Het is derhalve aangewezen het referentienummer van deze norm bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(7) |
Geharmoniseerde norm EN 71-3:2019 vervangt geharmoniseerde norm EN 71-3:2013+A3:2018. Daarom moet het referentienummer van die norm uit het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt. Om speelgoedfabrikanten voldoende tijd te geven om hun producten aan de herziene specificaties in de geharmoniseerde norm EN 71-3:2019 aan te passen, moet de intrekking van het referentienummer van geharmoniseerde norm EN 71-3:2013+A3:2018 worden uitgesteld. |
(8) |
Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst moet een volledige lijst van de referentienummers van de geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG zijn opgesteld en aan de eisen voldoen die ze beogen te bestrijken, in één handeling worden bekendgemaakt. De referentienummers van de Europese normen die al in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt (4), moeten derhalve in dit besluit worden opgenomen. Bijgevolg moet ook Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1254 van de Commissie (5) worden ingetrokken. |
(9) |
Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, vanaf de datum van bekendmaking van het referentienummer van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De referentienummers van de in bijlage I bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor speelgoed die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 2
De referentienummers van de in bijlage II bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor speelgoed die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG worden met ingang van de in die bijlage vermelde data geschrapt uit het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1254 wordt ingetrokken.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 15 oktober 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(2) Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1).
(3) PB C 282 van 10.8.2018, blz. 3.
(4) Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed (PB C 282 van 10.8.2018, blz. 3).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1254 van de Commissie van 22 juli 2019 betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen inzake de veiligheid van speelgoed (PB L 195 van 23.7.2019, blz. 43).
BIJLAGE I
Nr |
Referentienummer van de norm |
1. |
EN 71-1:2014+A1:2018 Veiligheid van speelgoed — Deel 1: Mechanische en fysische eigenschappen |
2. |
EN 71-2:2011+A1:2014 Veiligheid van speelgoed — Deel 2: Brandbaarheid |
3. |
EN 71-3:2019 Veiligheid van speelgoed — Deel 3: Migratie van bepaalde elementen |
4. |
EN 71-4:2013 Veiligheid van speelgoed — Deel 4: Scheikundedozen en gerelateerde sets |
5. |
EN 71-5:2015 Veiligheid van speelgoed — Deel 5: Chemisch speelgoed (sets) anders dan scheikundedozen |
1. |
EN 71-7:2014+A2:2018 Veiligheid van speelgoed — Deel 7: Vingerverf — Eisen en beproevingsmethoden Noot: Wat betreft het toegestane bewaarmiddel climbazool (bijlage B, tabel B.1, vermelding 22, bij deze norm), geldt het vermoeden van conformiteit tot een maximale toegestane concentratie van 0,2 % (niet: 0,5 %). Dit is gebaseerd op het “ADDENDUM to the Opinion on Climbazole (P64) ref. SCCS/1506/13” van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) dat werd aangenomen na de bekendmaking van de norm door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/scientific_committees/consumer_safety/docs/sccs_o_212.pdf |
2. |
EN 71-8:2018 Veiligheid van speelgoed — Deel 8: Schommels, glijbanen en soortgelijk speelgoed voor gebruik in en rondom het huis |
3. |
EN 71-12:2013 Veiligheid van speelgoed — Deel 12: N‐nitrosamines en N‐nitroseerbare stoffen |
4. |
EN 71-13:2014 Veiligheid van speelgoed — Deel 13: Reuk- en smaakspellen, speelgoed make-up sets en speelgoed smaak sets |
5. |
EN 71-14:2018 Veiligheid van speelgoed — Deel 14: Trampolines voor huishoudelijk gebruik |
6. |
EN 62115:2005 Elektrisch speelgoed — Veiligheid IEC 62115:2003 (gewijzigd) + A1:2004 EN 62115:2005/A11:2012/AC:2013 EN 62115:2005/A11:2012 EN 62115:2005/A12:2015 EN 62115:2005/A2:2011/AC:2011 EN 62115:2005/A2:2011 IEC 62115:2003/A2:2010 (gewijzigd) |
BIJLAGE II
Nr. |
Referentienummer van de norm |
Datum van intrekking |
1. |
EN 71-3:2013+A3:2018 Veiligheid van speelgoed — Deel 3: Migratie van bepaalde elementen |
15 april 2020 |
2. |
EN 71-14:2014+A1:2017 Veiligheid van speelgoed — Deel 14: Trampolines voor huishoudelijk gebruik |
22 januari 2020 |
16.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/36 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1729 van de Commissie
van 15 oktober 2019
betreffende de geharmoniseerde norm inzake conformiteitsbeoordeling die is opgesteld ter ondersteuning van de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de handelingen van de Unie waarin de referentiebepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad zijn opgenomen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) hebben in het zogenoemde nieuw wetgevingskader (NWK) alle elementen samengebracht die nodig zijn voor een effectieve werking van een uitgebreid regelgevingskader voor de veiligheid en conformiteit van industriële producten en voor de goede werking van de eengemaakte markt. Een van de belangrijkste doelstellingen van het nieuw wetgevingskader is te zorgen voor een degelijke en betrouwbare conformiteitsbeoordeling van producten in de Unie. Met Verordening (EG) nr. 765/2008 werd de rechtsgrondslag voor accreditatie en markttoezicht vastgesteld. In Besluit nr. 768/2008/EG zijn de technische instrumenten voor de harmonisatiewetgeving van de Unie en met name de criteria voor de aanwijzing van conformiteitsbeoordelingsinstanties alsmede de conformiteitsbeoordelingsprocedures en de regels voor het gebruik ervan geconsolideerd. Besluit nr. 768/2008/EG vereist dat de wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert, de in bijlage I bij dat besluit vermelde referentiebepalingen zo veel mogelijk opneemt. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008 worden nationale accreditatie-instanties die, na met goed gevolg het in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 765/2008 omschreven systeem van collegiale toetsing te hebben doorlopen, aantonen dat zij voldoen aan de criteria van de desbetreffende geharmoniseerde norm, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd, vermoed aan de eisen van artikel 8 van die verordening te voldoen. |
(3) |
In artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt accreditatie gedefinieerd als een formele verklaring van een nationale accreditatie-instantie dat een conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen die zijn bepaald door geharmoniseerde normen en, indien van toepassing, aanvullende eisen, zoals die welke zijn opgenomen in de relevante sectorale regelingen, om een specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteit te verrichten. |
(4) |
De wetgeving van de Unie waarin de in bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG opgenoemde referentiebepalingen zijn opgenomen, voorziet in bepaalde gevallen in de tussenkomst van derde conformiteitsbeoordelingsinstanties in de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedures. Voorts worden in al die handelingen, door de opname van de artikelen R17 en R18 van bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG, de eisen vastgesteld waaraan conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen en wordt erin bepaald dat wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, zij wordt vermoed aan de voorschriften van de desbetreffende handeling van de Unie te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen bestrijken. |
(5) |
Er is ook wetgeving van de Unie waarin artikel R17 van bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG niet is opgenomen. Deze wetgeving vereist echter de tussenkomst van een derde conformiteitsbeoordelingsinstantie en voorziet in de accreditatie van die instanties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 om de bekwaamheid van die instanties aan te tonen. Zo wordt in Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) in artikel 2, punt 20, de “milieuverificateur” omschreven als een conformiteitsbeoordelingsinstantie als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 765/2008 of elke natuurlijke of rechtspersoon of vereniging of groep van dergelijke personen, die een accreditatie heeft verkregen overeenkomstig die verordening. |
(6) |
Bij schrijven M/417 van 4 december 2007 heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN), het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) en het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) verzocht om de voltooiing van de werkzaamheden met betrekking tot de geharmoniseerde normen ter ondersteuning van het nieuw wetgevingskader (herziening van de nieuwe aanpak) en de sectorale certificeringsregelingen, waarbij met name de Europese normen inzake accreditering, conformiteitsbeoordeling of kwaliteitsborging noodzakelijk werden geacht voor de uitvoering van het nieuw wetgevingskader. Dat mandaat heeft betrekking op zowel bestaande als toekomstige normen. In die context heeft de Commissie deze organisaties opgedragen om alle internationale normen die relevant waren voor het nieuw rechtskader en/of bepaalde sectorale certificeringsregelingen aan te geven en deze op Europees niveau als Europese normen vast te stellen. Bijgevolg vallen de Europese normen ter ondersteuning van Verordening (EG) nr. 765/2008, handelingen van de Unie waarin de referentiebepalingen van bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG zijn opgenomen en Verordening (EG) nr. 1221/2009 binnen het toepassingsgebied van het mandaat. |
(7) |
Op basis van verzoek M/417 van 4 december 2007 hebben CEN en Cenelec daarom de werkzaamheden met betrekking tot de geharmoniseerde norm EN ISO 19011:2018 — Richtlijnen voor het uitvoeren van audits van managementsystemen voltooid door de vaststelling van internationale norm ISO 19011:2018 als gelijkwaardige Europese norm EN ISO 19011:2018. |
(8) |
De Commissie is samen met CEN en Cenelec nagegaan of de door CEN opgestelde norm EN ISO 19011:2018 voldoet aan verzoek M/417 van 4 december 2007. |
(9) |
De norm EN ISO 19011:2018 voldoet aan de eisen die hij beoogt te bestrijken en die zijn vastgelegd in de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EG) nr. 1221/2009 en in de handelingen van de Unie waarin de referentiebepalingen van bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG zijn opgenomen. Meer in het bijzonder voldoet hij aan de eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die zijn opgenomen in artikel R17 van bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG met het oog op het verrichten van audits in het kader van conformiteitsbeoordelingsprocedures als beschreven in dat besluit. Het is derhalve aangewezen de referentie van die norm bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(10) |
EN ISO 19011:2018 is een herziene versie van EN ISO 19011:2011, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) is bekendgemaakt, en vervangt dus deze norm. De referentie van geharmoniseerde norm EN ISO 19011:2011 moet derhalve uit het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt. Om marktdeelnemers en derde conformiteitsbeoordelingsinstanties de nodige tijd te geven om respectievelijk hun managementsystemen en hun auditmethoden aan de herziene geharmoniseerde norm aan te passen, moet de schrapping van de referentie van de norm EN ISO 19011:2011 worden uitgesteld. |
(11) |
Door voldoening aan een geharmoniseerde norm wordt een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenstemmende essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, vanaf de datum van bekendmaking van de referentie van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De referentie van de geharmoniseerde norm EN ISO 19011:2018 — Richtlijnen voor het uitvoeren van audits van managementsystemen (ISO 19011:2018), die is opgesteld ter ondersteuning van de in de bijlage bij dit besluit opgesomde handelingen van de Unie, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 2
De referentie van de geharmoniseerde norm EN ISO 19011:2011 — Richtlijnen voor het uitvoeren van audits van managementsystemen (ISO 19011:2011) wordt met ingang van 1 januari 2021 uit het Publicatieblad van de Europese Unie geschrapt.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 15 oktober 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(2) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(3) Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
(4) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
BIJLAGE
1.
Richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PB L 162 van 3.7.2000, blz. 1);
2.
Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24);
3.
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30);
4.
Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1);
5.
Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1);
6.
Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1);
7.
Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88);
8.
Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 27);
9.
Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 90);
10.
Richtlijn 2014/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 1);
11.
Richtlijn 2014/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukvaten van eenvoudige vorm (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 45);
12.
Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79);
13.
Richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 107);
14.
Richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 149);
15.
Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 251);
16.
Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 309);
17.
Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62);
18.
Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357);
19.
Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 164);
20.
Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146);
21.
Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5);
22.
Verordening (EU) 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 1);
23.
Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51);
24.
Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 99);
25.
Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176);
26.
Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1);
27.
Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PB L 170 van 25.6.2019, blz. 1);
28.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/945 van de Commissie van 12 maart 2019 inzake onbemande luchtvaartuigsystemen en uit derde landen afkomstige exploitanten van onbemande luchtvaartuigsystemen (PB L 152 van 11.6.2019, blz. 1).
Rectificaties
16.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/41 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2018/1832 van de Commissie van 5 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie om de typegoedkeuringstests en -procedures voor de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen, waaronder die voor conformiteit tijdens het gebruik en emissies in reële rijomstandigheden, te verbeteren en bepalingen in te voeren betreffende instrumenten voor de meting van het brandstof- en elektriciteitsverbruik
( Publicatieblad van de Europese Unie L 301 van 27 november 2018 )
Bladzijde 34, punt 26, onder a), van bijlage I, in de wijziging van tabel 1 van Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie, bijlage I, aanhangsel 6:
in plaats van:
‘BH |
Euro 6d-TEMP-EVAP |
Euro 6-2 |
N1, klasse II |
PI, CI |
|
|
31.8.2019’. |
lezen:
‘BH |
Euro 6d-TEMP-EVAP |
Euro 6-2 |
N1, klasse II |
PI, CI |
|
|
31.8.2020’. |
Bladzijde 35, punt 26, onder a), van bijlage I, in de wijziging van tabel 1 van Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie, bijlage I, aanhangsel 6:
in plaats van:
‘BI |
Euro 6d-TEMP-EVAP |
Euro 6-2 |
N1, klasse III, N2 |
PI, CI |
|
|
31.8.2019’. |
lezen:
‘BI |
Euro 6d-TEMP-EVAP |
Euro 6-2 |
N1, klasse III, N2 |
PI, CI |
|
|
31.8.2020’. |