ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 261

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
14 oktober 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1714 van de Commissie van 30 september 2019 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 136/2004 en (EG) nr. 282/2004 wat betreft het model van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst voor producten en dieren en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 669/2009 wat betreft het model van het gemeenschappelijk document van binnenkomst voor bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (de Imsoc-verordening) ( 1 )

37

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

*

Besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van interne voorschriften betreffende de beperking van bepaalde rechten van de betrokkenen op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Hof van Justitie van de Europese Unie niet als rechtsprekende instantie optreedt

97

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1295 van de Commissie van 1 augustus 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1469 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 ( PB L 204 van 2.8.2019 )

100

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1714 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2019

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 136/2004 en (EG) nr. 282/2004 wat betreft het model van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst voor producten en dieren en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 669/2009 wat betreft het model van het gemeenschappelijk document van binnenkomst voor bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name artikel 3, lid 2, en artikel 7, lid 2,

Gezien Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2), en met name artikel 3, lid 5, artikel 4, lid 5, en artikel 5, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (3), en met name artikel 15, lid 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (4), en met name artikel 53, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie (5) zijn de procedures vastgesteld voor de veterinaire controles die overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG in grensinspectieposten worden uitgevoerd op producten die uit derde landen in de Unie worden binnengebracht. Bijlage III bij die verordening bevat het model van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) dat de belanghebbende bij de lading moet invullen en doorsturen om het veterinaire personeel van de grensinspectiepost van de aankomst van producten in kennis te stellen en dat onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts in de grensinspectiepost moet worden ingevuld om de voltooiing van de veterinaire controles te bevestigen.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie (6) zijn de regels vastgesteld voor de procedures voor de aangifte van en de veterinaire controle die overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG in grensinspectieposten wordt uitgevoerd op uit derde landen afkomstige dieren die in de Unie worden binnengebracht. Bijlage I bij die verordening bevat het model van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB dieren) dat de belanghebbende bij de lading moet invullen en doorsturen om het keuringspersoneel van de grensinspectiepost van de aankomst van dieren in kennis te stellen en dat onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts in de grensinspectiepost moet worden ingevuld om de voltooiing van de veterinaire controles te bevestigen.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (7) zijn de regels vastgesteld betreffende meer uitgebreide officiële controles die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 in aangewezen punten van binnenkomst in de Unie worden uitgevoerd op de invoer uit bepaalde derde landen van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong. Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 bevat het model van het gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB) dat exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven voor bepaalde in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 van de Commissie (8) bedoelde diervoeders en levensmiddelen moeten invullen en doorsturen om de bevoegde autoriteit in het aangewezen punt van binnenkomst (APB) of in het aangewezen punt van invoer (API) van de aankomst van zendingen in kennis te stellen en dat de bevoegde autoriteit moet invullen om de voltooiing van de officiële controles te bevestigen.

(4)

Het onlinesysteem Traces is bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie (9) ingesteld om het werk van exploitanten en bevoegde autoriteiten te vereenvoudigen en de automatische uitwisseling van informatie tussen veterinaire en douaneautoriteiten mogelijk te maken. Krachtens Beschikking 2004/292/EG moeten de lidstaten Traces ook gebruiken om de gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst voor producten en dieren in te vullen en door te sturen. Sinds 2011 kunnen exploitanten en bevoegde autoriteiten Traces ook gebruiken om het gemeenschappelijk document van binnenkomst in te vullen en door te sturen. lidstaten gebruiken Traces daarvoor op vrijwillige basis.

(5)

Op grond van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (10) moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten een geautomatiseerd informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) oprichten en beheren om de gegevens, informatie en documenten betreffende officiële controles te beheren, te verwerken en automatisch uit te wisselen. De bedoeling van het Imsoc is de door de Commissie beheerde informatiesystemen, waaronder Traces, erin te integreren en indien nodig bij te werken alsook te voorzien in passende verbindingen tussen die systemen en de bestaande nationale systemen van de lidstaten. De Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG en Verordening (EG) nr. 882/2004 worden met ingang van 14 december 2019 ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EU) 2017/625.

(6)

Bij Verordening (EU) 2017/625 is bepaald dat voor elke zending van de in artikel 47, lid 1, van die verordening bedoelde categorieën dieren en goederen een gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB) moet worden gebruikt door de voor de zending verantwoordelijke exploitant om de autoriteiten van de grenscontrolepost van tevoren van de aankomst van de zending in kennis te stellen en door de autoriteiten van de grenscontrolepost om de uitkomst van de officiële controles en de op grond daarvan genomen beslissingen vast te leggen. Het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst en het gemeenschappelijk document van binnenkomst worden bijgevolg met ingang van 14 december 2019 vervangen door het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst.

(7)

Bij Verordening (EU) 2017/625 is tevens bepaald dat het Imsoc de opstelling, verwerking en doorgifte van het GGB mogelijk moet maken en dat de Commissie bevoegd is regels vast te stellen betreffende de vorm van het GGB en de instructies voor de indiening en het gebruik ervan, rekening houdend met de internationale normen, alsook regels voor het gebruik van elektronische handtekeningen.

(8)

Om de administratieve procedures nog eenvoudiger en sneller te maken voor exploitanten en bevoegde autoriteiten heeft de Commissie een nieuwe versie van Traces ontwikkeld die het mogelijk maakt het GGB vanaf 14 december 2019 volledig elektronisch op te stellen. Deze nieuwe versie van Traces is in overeenstemming met de internationale normen voor papierloze handelsfaciliteiten, de in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (11) vastgestelde normen voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen, zegels en tijdstempels, en de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 van de Commissie (12) vastgestelde technische specificaties voor geavanceerde elektronische handtekeningen en zegels.

(9)

De huidige versie van Traces, die wordt gebruikt om gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst en gemeenschappelijke documenten van binnenkomst in te vullen en door te sturen, wordt vanaf 14 december 2019 stopgezet; vanaf die datum moeten de exploitanten en bevoegde autoriteiten de GGB’s invullen en indienen met behulp van de nieuwe versie van Traces.

(10)

Om een vlotte overgang naar de nieuwe versie van Traces mogelijk te maken, moeten de exploitanten en bevoegde autoriteiten de mogelijkheid krijgen tot en met 13 december 2019 te kiezen of zij de huidige of de nieuwe versie van Traces gebruiken om gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst en gemeenschappelijke documenten van binnenkomst in te vullen en door te sturen. Bij deze verordening moeten daarom met de nieuwe versie van Traces compatibele modellen van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (voor dieren en producten) en van het gemeenschappelijk document van binnenkomst (voor bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong) worden vastgesteld.

(11)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 136/2004 en (EG) nr. 282/2004 is bepaald dat het opstellen, het gebruik, het doorsturen en het bewaren van gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst met instemming van de bevoegde autoriteit met elektronische middelen mag gebeuren. Bij Verordening (EG) nr. 882/2004 is bovendien bepaald dat de Commissie eisen mag vaststellen betreffende de principes die in acht moeten worden genomen om een betrouwbare certificering te waarborgen, met inbegrip van elektronische certificering. Om het invullen en doorsturen van de modellen van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst en het gemeenschappelijk document van binnenkomst in de nieuwe versie van Traces zo efficiënt mogelijk te maken, moeten bij deze verordening de veiligheidseisen worden vastgesteld waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het gebruik van elektronische gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst en gemeenschappelijke documenten van binnenkomst in dat systeem.

(12)

Derhalve moeten de bepalingen in verband met de kennisgeving van de aankomst van producten en dieren in de Verordeningen (EG) nr. 136/2004 en (EG) nr. 282/2004 worden gewijzigd om het gebruik van twee verschillende modellen van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst mogelijk te maken en moeten in die verordeningen voorschriften voor het invullen van een elektronisch gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst worden vastgesteld. Bovendien moet aan die verordeningen een bijlage worden toegevoegd met het model van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst voor producten en dieren dat in de nieuwe versie van Traces moet worden gebruikt.

(13)

Evenzo moet de definitie van gemeenschappelijk document van binnenkomst in Verordening (EG) nr. 669/2009 worden aangepast om het gebruik van twee verschillende modellen van het gemeenschappelijk document van binnenkomst mogelijk te maken, moeten in die verordening voorschriften voor het invullen van een elektronisch gemeenschappelijk document van binnenkomst worden vastgesteld en moet aan die verordening een bijlage worden toegevoegd met het model van het gemeenschappelijk document van binnenkomst dat in de nieuwe versie van Traces moet worden gebruikt.

(14)

Omwille van de consistentie moet de datum tot wanneer deze verordening van toepassing is dezelfde zijn als de datum waarop de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG en Verordening (EG) nr. 882/2004 ophouden van toepassing te zijn.

(15)

De Verordeningen (EG) nr. 136/2004, (EG) nr. 282/2004 en (EG) nr. 669/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 136/2004

Verordening (EG) nr. 136/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Vóór de fysieke aankomst van de partij op het grondgebied van de Gemeenschap moet de belanghebbende bij de lading de aankomst van de producten aan het veterinaire personeel van de betrokken grensinspectiepost melden onder gebruikmaking van een document dat is opgesteld overeenkomstig één van de modellen van het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) die zijn vastgelegd in bijlage III en bijlage VI, deel 2.”.

2)

Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd:

Artikel 10 bis

Voorschriften voor het invullen van een elektronisch GDB

1.   Indien een elektronisch GDB wordt gebruikt, moet dat in Traces worden ingevuld en aan elk van de volgende voorschriften voldoen:

a)

het is in overeenstemming met het model dat is vastgelegd in bijlage VI, deel 2;

b)

het draagt de elektronische handtekening van de voor de lading verantwoordelijke exploitant;

c)

het draagt de geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening van de officiële dierenarts in de grensinspectiepost of van een andere officiële dierenarts die onder toezicht van eerstgenoemde werkzaam is;

d)

het draagt het geavanceerd of gekwalificeerd elektronische zegel van de bevoegde autoriteit die het GDB afgeeft en waaraan de officiële dierenarts in de grensinspectiepost of een andere officiële dierenarts die onder toezicht van eerstgenoemde werkzaam is, verbonden is;

e)

het is door Traces verzegeld met een geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel.

2.   Elk van de in lid 1 bedoelde handelingen wordt voorzien van een gekwalificeerd elektronisch tijdstempel.”.

3)

Een nieuwe bijlage VI, waarvan de tekst in bijlage I bij deze verordening is opgenomen, wordt toegevoegd.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 282/2004

Verordening (EG) nr. 282/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   In het kader van het binnenbrengen in de Gemeenschap van uit een derde land afkomstige dieren als bedoeld in Richtlijn 91/496/EEG maakt de belanghebbende bij de lading in de zin van de definitie in artikel 2, lid 2, onder e), van Richtlijn 97/78/EG hiervan uiterlijk één werkdag voor de verwachte aankomst van het (de) dier(en) op het grondgebied van de Gemeenschap melding. De kennisgeving geschiedt aan het keuringspersoneel van de grensinspectiepost, onder gebruikmaking van een document dat is opgesteld overeenkomstig één van de modellen van het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GVDB) die zijn vastgelegd in bijlage I en bijlage III, deel 2.”.

2)

Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd:

Artikel 7 bis

Voorschriften voor het invullen van een elektronisch GVDB

1.   Indien een elektronisch GVDB wordt gebruikt, moet dat in Traces worden ingevuld en aan elk van de volgende voorschriften voldoen:

a)

het is in overeenstemming met het model dat is vastgelegd in bijlage III, deel 2;

b)

het draagt de elektronische handtekening van de voor de lading verantwoordelijke exploitant;

c)

het draagt de geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening van de officiële dierenarts van de grensinspectiepost of van een andere officiële dierenarts die onder haar/zijn toezicht werkzaam is;

d)

het draagt het geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel van de bevoegde autoriteit die het GVDB afgeeft en waaraan de officiële dierenarts van de grensinspectiepost of een andere officiële dierenarts die onder haar/zijn toezicht werkzaam is, verbonden is;

e)

het is door Traces verzegeld met een geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel.

2.   Elk van de in lid 1 bedoelde handelingen wordt voorzien van een gekwalificeerd elektronisch tijdstempel.”.

3)

Een nieuwe bijlage III, waarvan de tekst in bijlage II bij deze verordening is opgenomen, wordt toegevoegd.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EG) nr. 669/2009

Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 wordt punt a) vervangen door:

“a)

“gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB)”: het in artikel 6 bedoelde document dat moet worden ingevuld door de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger en door de bevoegde autoriteit die bevestigt dat de officiële controles zijn uitgevoerd, en waarvan modellen zijn opgenomen in bijlage II en bijlage III, deel 2;”.

2)

Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd:

Artikel 7 bis

Voorschriften voor het invullen van een elektronisch GDB

1.   Indien een elektronisch GDB wordt gebruikt, moet dat in Traces worden ingevuld en aan elk van de volgende voorschriften voldoen:

a)

het is in overeenstemming met het model dat is vastgelegd in bijlage III, deel 2;

b)

het draagt de elektronische handtekening van de voor de zending verantwoordelijke exploitant;

c)

het draagt de geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening van de officiële inspecteur van:

i)

het aangewezen punt van binnenkomst, of

ii)

het aangewezen punt van invoer, of

iii)

het controlepunt, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode;

d)

het draagt het geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel van de bevoegde autoriteit die het GDB afgeeft en waaraan de officiële inspecteur verbonden is;

e)

het is door Traces verzegeld met een geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel.

2.   Elk van de in lid 1 bedoelde handelingen wordt voorzien van een gekwalificeerd elektronisch tijdstempel.”.

3)

Een nieuwe bijlage III, waarvan de tekst in bijlage III bij deze verordening is opgenomen, wordt toegevoegd.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing tot en met 13 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 september 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(3)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(5)  Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11).

(6)  Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11).

(7)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 van de Commissie van 13 augustus 2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1152/2009 (PB L 242 van 14.8.2014, blz. 4).

(9)  Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63).

(10)  Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(12)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van specificaties betreffende formaten van geavanceerde elektronische handtekeningen en geavanceerde zegels die door openbare instanties moeten worden erkend overeenkomstig respectievelijk artikel 27, lid 5, en artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (PB L 235 van 9.9.2015, blz. 37).


BIJLAGE I

Bijlage VI

DEEL 1

Richtsnoeren met betrekking tot het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst voor producten — model 2 (GDB-P2)

Algemeen

Deel I moet worden ingevuld door de belanghebbende bij de lading of diens vertegenwoordiger zoals omschreven in artikel 2, lid 2, onder e), van Richtlijn 97/78/EG.

Deel II en deel III mogen uitsluitend worden ingevuld door de officiële dierenarts of de daartoe aangewezen officiële ambtenaar (overeenkomstig Beschikking 93/352/EEG).

De in dit deel gespecificeerde gegevens vormen de data dictionaries voor de elektronische versie van het GDB-P2.

Papieren exemplaren van een elektronisch GDB-P2 moeten een uniek machineleesbaar optisch etiket dragen dat naar de elektronische versie verwijst.

Van de vakken I.20 tot en met I.25 en II.9 tot en met II.16 moet telkens één vak worden geselecteerd; selecteer voor elk vak één optie.

Als in een vak meerdere opties kunnen worden geselecteerd, worden in de elektronische versie van het GDB-P2 alleen de geselecteerde opties weergegeven.

Als een vak niet verplicht is, wordt de inhoud ervan weergegeven als doorgehaalde tekst.

De volgorde van de vakken in het model van het GDB-P2 en de grootte en vorm van die vakken zijn indicatief.

Als een stempel vereist is, is het elektronische equivalent daarvan een elektronisch zegel.

DEEL I — BESCHRIJVING VAN DE ZENDING

Vak

Omschrijving

I.1

Verzender/exporteur

 

Vermeld de commerciële organisatie (in het derde land) die de zending verstuurt.

I.2

Referentienummer GDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces wordt toegewezen en in de vakken II.2 en III.2 wordt herhaald.

I.3

Lokaal referentienummer

 

Vermeld de door de bevoegde autoriteit toegewezen unieke alfanumerieke code.

I.4

Buitengrensinspectiepost

 

Selecteer de naam van de buitengrensinspectiepost (BIP).

Vermeld in het geval van een volgend GDB voor een niet-conforme zending de naam van de Traces-eenheid die verantwoordelijk is voor het toezicht op de vrije zone, het vrij entrepot of het douane-entrepot waar de zending zal worden geleverd en opgeslagen.

I.5

Code buitengrensinspectiepost

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces aan de BIP wordt toegewezen.

I.6

Geadresseerde/importeur

 

Vermeld het adres van de persoon of de commerciële organisatie die op het certificaat voor het derde land is aangegeven. Als het adres niet op het certificaat is vermeld, kan het adres van de relevante commerciële documenten worden gebruikt.

I.7

Plaats van bestemming

 

Vermeld het leveringsadres in de Unie. Dit geldt zowel voor conforme als voor niet-conforme goederen (zie vak I.19).

I.8

Voor de lading verantwoordelijke exploitant

 

Dit is de persoon als omschreven in artikel 2, lid 2, onder e), van Richtlijn 97/78/EG (ook vertegenwoordiger of declarant), die verantwoordelijk is voor de zending wanneer die wordt aangeboden in de grensinspectiepost en die de nodige verklaringen aflegt aan de bevoegde autoriteiten namens de importeur: vermeld naam en adres.

I.9

Begeleidende documenten

 

Veterinair certificaat/document:

Datum van afgifte: datum waarop het certificaat/document is ondertekend door de officiële dierenarts of de bevoegde autoriteit.

Nummer: vermeld het unieke officiële nummer van het certificaat. Voor producten uit een erkende of geregistreerde inrichting of boot, vermeld de naam en het erkenningsnummer/registratienummer indien van toepassing. Vermeld voor rietjes met embryo’s, eicellen of sperma het identiteitsnummer van het erkende team dat de embryo’s, de eicellen of het sperma heeft gewonnen.

Referentienummer commerciële documenten: het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van de zeevrachtbrief of het commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig.

I.10

Voorafgaande kennisgeving

 

Vermeld de datum en het tijdstip waarop de zending waarschijnlijk zal aankomen in de BIP.

I.11

Land van oorsprong

 

Dit is het land waar het eindproduct is geproduceerd, vervaardigd of verpakt.

I.12

Niet van toepassing

I.13

Vervoermiddelen

 

Vermeld alle gegevens betreffende het vervoermiddel van aankomst: voor vliegtuigen het vluchtnummer, voor vaartuigen de naam van het vaartuig, voor wegvoertuigen het registratienummer met eventueel het nummer van de aanhanger, voor treinwagons de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer.

I.14

Land van verzending

 

Dit is het derde land waar de zending is geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Unie is gebracht.

I.15

Inrichting van oorsprong

 

Dit vak kan worden gebruikt om de naam, het adres (straat, gemeente en regio/provincie/deelstaat, naargelang het geval), het land en de ISO-landcode van de inrichting(en) van oorsprong te vermelden.

Vermeld in voorkomend geval het registratie- of erkenningsnummer.

I.16

Vervoersomstandigheden

 

Selecteer de in acht te nemen transporttemperatuur.

I.17

Containernummer/zegelnummer

 

Vermeld alle zegelnummers en containernummers voor zover dat relevant is.

Vermeld voor een officieel zegel het in het officiële certificaat vermelde officiële zegelnummer en selecteer “officieel zegel” of vermeld een ander zegel zoals aangegeven in de begeleidende documenten.

I.18

Gecertificeerd als of voor

 

Selecteer de categorie waarvoor de zending wordt aangeboden: menselijke consumptie, diervoeder, farmaceutisch gebruik, technisch gebruik of overig.

I.19

Conformiteit van de goederen

 

Selecteer “conform” voor alle producten die worden aangeboden om op de markt van de Unie in het vrije verkeer te worden gebracht, inclusief producten die toegelaten zijn maar toch onder toezicht zullen worden vervoerd, en producten die, nadat zij op veterinaire gronden zijn vrijgegeven voor het vrije verkeer, mogen worden opgeslagen onder douanecontrole en later kunnen worden ingeklaard, hetzij in het douanekantoor waarvan de grensinspectiepost geografisch afhangt, hetzij elders.

Selecteer “niet-conform” voor producten die niet aan de EU-voorschriften voldoen en die bestemd zijn om onder een regeling vrije zone, vrij entrepot, douane-entrepot, leverancier aan zeevervoermiddelen of zeevervoermiddelen te worden geplaatst of om te worden doorgevoerd naar een derde land (zie vakken 22 en 24).

I.20

Voor overlading naar

 

Selecteer dit vak wanneer een zending niet wordt ingevoerd in deze grensinspectiepost maar in een ander vaartuig of een ander vliegtuig verder wordt vervoerd hetzij om te worden ingevoerd in de EU via een tweede en volgende grensinspectiepost in de EU/EER, hetzij met een derde land als bestemming.

Vermeld de naam van de tweede en volgende grensinspectiepost en de daaraan door Traces toegewezen unieke alfanumerieke code of de naam van het derde land van bestemming en de ISO-landcode.

I.21

Niet van toepassing

I.22

Voor doorvoer naar

 

Selecteer dit vak voor zendingen die niet in overeenstemming zijn met de voorschriften van de EU en die bestemd zijn om via de EU/de relevante EER-staat naar een derde land te worden vervoerd over de weg, per spoor of over het water.

Vermeld de naam van de BIP waar de producten de EU zullen verlaten (BIP van uitgang) en de daaraan door Traces toegewezen unieke alfanumerieke code.

Vermeld de naam van het derde land van bestemming en de ISO-landcode.

I.23

Voor de interne markt

 

Selecteer dit vak voor zendingen die worden aangeboden voor distributie op de interne markt.

Dat geldt ook voor zendingen die, nadat zij op veterinaire gronden zijn vrijgegeven voor het vrije verkeer, mogen worden opgeslagen onder douanecontrole, en later kunnen worden ingeklaard, hetzij in het douanekantoor waarvan de grensinspectiepost geografisch afhangt, hetzij elders.

I.24

Voor niet-conforme goederen

 

Selecteer het type bestemming waar de zending zal worden geleverd en onder veterinaire controle worden opgeslagen: een vrije zone, een vrij entrepot, een douane-entrepot of een leverancier aan zeevervoermiddelen.

I.25

Voor opnieuw binnenbrengen

 

Dit betreft zendingen van oorsprong uit de EU die in een derde land zijn geweigerd en die worden teruggezonden naar de inrichting van oorsprong in de EU.

I.26

Niet van toepassing

I.27

Vervoermiddelen na BIP

 

Selecteer de passende vervoermiddelen voor goederen die worden overgeladen of opnieuw worden binnenbracht en voor niet-conforme goederen die worden doorgevoerd (zie het richtsnoer voor vak I.13).

I.28

Niet van toepassing

 

Niet van toepassing.

I.29

Niet van toepassing

 

Niet van toepassing.

I.30

Niet van toepassing

I.31

Beschrijving van de zending

 

Vermeld de diersoort, de behandeling die de producten hebben ondergaan en het aantal en het type van de colli waaruit de vracht bestaat, bijvoorbeeld 50 dozen van 2 kg, of het aantal containers.

Vermeld ten minste de eerste vier cijfers van de desbetreffende GN-code als vastgesteld bij Verordening (EEG) nr 2658/87 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd. Deze codes zijn ook vermeld in Beschikking 2007/275/EG van de Commissie (en zijn gelijkwaardig aan de GS-titels). Alleen in het geval van visserijproducten, waar er één certificaat is voor één zending met diverse producten en meer dan één productcode, kunnen de extra codes indien nodig op het GDB worden aangebracht.

I.32

Totaal aantal verpakkingen

 

Vermeld het totale aantal verpakkingen in de zending, indien van toepassing.

I.33

Totale hoeveelheid

 

Vermeld het totale aantal rietjes met sperma, eicellen en embryo’s, indien van toepassing.

I.34

Totaal nettogewicht/totaal brutogewicht (kg)

 

Nettogewicht: gewicht van het product zelf in kg, exclusief de verpakking. Dit wordt omschreven als de massa van het product zelf, zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen.

Brutogewicht: totaalgewicht in kg. Dit wordt omschreven als de totale massa van de producten inclusief de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers en andere transportmiddelen.

I.35

Verklaring

 

De verklaring moet worden ondertekend door de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de zending:

Ondergetekende, belanghebbende bij de hierboven omschreven lading, verklaart dat, voor zover zij/hij weet, de in deel I van dit document opgenomen verklaringen waar en volledig zijn en stemt ermee in de wettelijke voorschriften van Richtlijn 97/78/EG na te leven, inclusief betaling voor veterinaire controles, voor het opnieuw accepteren van een zending die na doorvoer door de EU naar een derde land is afgewezen (artikel 11, lid 1, onder c)), en eventuele kosten voor vernietiging.


DEEL II — CONTROLES

Vak

Omschrijving

II.1

Vorig GDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces is toegewezen aan het GDB dat vóór de overlading is gebruikt.

II.2

Referentienummer GDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

II.3

Documentencontrole

 

In te vullen voor alle zendingen.

II.4

Overeenstemmingscontrole

 

Selecteer “zegelcontrole” wanneer de containers niet worden geopend en alleen het zegel wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder a), i), van Richtlijn 97/78/EG.

Selecteer “nee” wanneer goederen van een BIP naar een andere BIP worden overgeladen.

II.5

Fysieke controle

 

“Regeling verlaagde frequentie” verwijst naar de regeling die is vastgesteld bij Beschikking 94/360/EEG van de Commissie, waarbij de zending niet is geselecteerd voor een fysieke controle maar ervan wordt uitgegaan dat de controles naar behoren zijn uitgevoerd wanneer alleen de documentencontrole en de overeenstemmingscontrole zijn verricht.

“Andere” verwijst naar de procedure wederinvoer, vervoer onder toezicht, overlading, doorvoer of procedures van de artikelen 12 en 13. Deze bestemmingen kunnen worden afgeleid uit de gegevens in andere vakken.

II.6

Laboratoriumtest

 

Selecteer de categorie van de stof of het pathogeen waarvoor een onderzoeksprocedure is aangevat.

“Steekproef” verwijst naar bemonstering waarbij de zending niet wordt aangehouden in afwachting van een resultaat, in welk geval de bevoegde autoriteit van bestemming in kennis moet worden gesteld via Traces (zie artikel 8 van Richtlijn 97/78/EG). “Verdenking” betreft gevallen waarin de zending is aangehouden in afwachting van een gunstig resultaat, is getest in verband met een eerdere melding via het RASFF (systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders), of is getest in verband met een geldende vrijwaringsmaatregel.

II.7

Niet van toepassing

II.8

Niet van toepassing

II.9

Toegelaten voor overlading

 

Selecteer dit vak wanneer een zending niet wordt ingevoerd in deze grensinspectiepost maar in een ander vaartuig of een ander vliegtuig verder wordt vervoerd hetzij om te worden ingevoerd in de EU via een tweede en volgende grensinspectiepost in de EU/EER, hetzij met een derde land als bestemming (zie artikel 9 van Richtlijn 97/78/EG en Uitvoeringsbesluit 2011/215/EU van de Commissie (1)).

II.10

Niet van toepassing

II.11

Toegelaten voor doorvoer

 

Selecteer dit vak indien kan worden aanvaard dat zendingen die niet in overeenstemming zijn met de EU-voorschriften, via de EU/een EER-staat naar een derde land worden verzonden over de weg, per spoor of per schip. Dit vervoer moet plaatsvinden onder veterinaire controle overeenkomstig de voorschriften in artikel 11 van Richtlijn 97/78/EG en in Beschikking 2000/208/EG.

II.12

Toegelaten voor de interne markt

 

Dit vak moet worden gebruikt voor alle zendingen die op de interne markt in het vrije verkeer mogen worden gebracht.

Het moet ook worden gebruikt voor zendingen die aan de EU-voorschriften voldoen maar die om financiële redenen niet onmiddellijk worden ingeklaard in de grensinspectiepost, maar worden opgeslagen onder douanetoezicht in een douane-entrepot of later en/of op een andere geografische bestemming worden ingeklaard.

II.13

Toegelaten voor monitoring

 

Te gebruiken wanneer zendingen worden aanvaard maar onder toezicht moeten worden vervoerd naar een specifieke bestemming zoals vastgesteld in artikel 8 of artikel 15 van Richtlijn 97/78/EG.

II.14

Toegelaten als niet-conforme goederen

 

Te gebruiken voor alle zendingen die niet aan de EU-voorschriften voldoen en die bestemd zijn om te worden verplaats naar of opgeslagen in entrepots die zijn erkend overeenkomstig artikel 12, lid 4, of die bestemd zijn voor handelaren die zijn erkend overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG.

II.15

Niet van toepassing

II.16

Niet toegelaten

 

Duidelijk vermelden welke maatregelen moeten worden toegepast wanneer invoer wordt geweigerd.

De datum vermelden waarop de voorgestelde maatregel moet zijn uitgevoerd.

Het adres van de inrichting van bestemming moet worden vermeld in vak II.18.

II.17

Reden voor weigering

 

Het gewenste vakje selecteren.

II.18

Details gecontroleerde bestemmingen

 

In voorkomend geval het erkenningsnummer en adres (of de naam van het vaartuig en de haven) vermelden voor alle bestemmingen indien verdere veterinaire controle van de zending vereist is.

II.19

Zending opnieuw verzegeld

 

Dit vak invullen wanneer het originele zegel op een zending vernietigd is bij het openen van de container. Er moet een geconsolideerde lijst van alle in dit verband gebruikte zegels worden bewaard.

II.20

Identificatie BIP

 

Zet het officieel stempel van de BIP of de bevoegde autoriteit in het geval van niet-conforme zendingen.

II.21

Certificerend functionaris

 

Handtekening van de dierenarts, of wanneer het gaat om havens waar uitsluitend vis wordt gehanteerd, van de aangewezen officiële ambtenaar overeenkomstig Beschikking 93/352/EEG.

Ondergetekende, officieel dierenarts, of aangewezen officieel ambtenaar, verklaart dat de veterinaire controles van deze zending zijn uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de EU.

II.22

Inspectiekosten

 

Voor intern gebruik.

II.23

Referentie douanedocument

 

Voor gebruik door de douanediensten, indien nodig.

II.24

Volgend GDB

 

Vermeld de unieke alfanumerieke code die door Traces is toegewezen aan het GDB dat wordt gebruikt om de controles na de overlading te documenteren.


DEEL III — FOLLOW-UP

Vak

Omschrijving

III.1

Vorig GDB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak II.1 wordt vermeld.

III.2

Referentienummer GDB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

III.3

Volgend GDB

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GDB’s zoals vermeld in vak II.24.

III.4

Gegevens betreffende de terugzending

Vermeld, zodra deze gekend zijn, het gebruikte vervoermiddel, de identificatiegegevens daarvan, de naam van de BIP van uitgang, het land van bestemming en de datum van terugzending.

III.5

Follow-up door

Duid de autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de certificering van de ontvangst en overeenstemming van de zending waarop het GDB betrekking heeft.

III.6

Certificerend functionaris

Dit betreft de handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar in het geval van terugzending en follow-up van de zendingen.

DEEL 2

Model voor het GDB-P2

Image 1

Image 2

Image 3

Image 4

”.

(1)  Uitvoeringsbesluit 2011/215/EU van de Commissie van 4 april 2011 ter uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft het overladen in de grensinspectiepost van binnenkomst van zendingen producten, bestemd voor invoer in de Unie of voor derde landen (PB L 90 van 6.4.2011, blz. 50).


BIJLAGE II

BIJLAGE III

DEEL 1

Richtsnoeren met betrekking tot het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst voor dieren — model 2 (GVDB-A2)

Algemeen

De in deel I gespecificeerde gegevens vormen de data dictionaries voor de elektronische versie van het GVDB-A2.

Papieren exemplaren van een elektronisch GVDB-A2 moeten een uniek machineleesbaar optisch etiket dragen dat naar de elektronische versie verwijst.

Van de vakken I.20 tot en met I.26 en II.9 tot en met II.16 moet telkens één vak worden geselecteerd; selecteer voor elk vak één optie.

Als in een vak meerdere opties kunnen worden geselecteerd, worden in de elektronische versie van het GVDB-A2 alleen de geselecteerde opties weergegeven.

Als een vak niet verplicht is, wordt de inhoud ervan weergegeven als doorgehaalde tekst.

De volgorde van de vakken in het model van het GVDB-A2 en de grootte en vorm van die vakken zijn indicatief.

Als een stempel vereist is, is het elektronische equivalent daarvan een elektronisch zegel.

DEEL I — BESCHRIJVING VAN DE ZENDING

Vak

Omschrijving

I.1

Verzender/exporteur

 

Vermeld de commerciële organisatie (in het derde land) die de zending verstuurt.

I.2

Referentienummer GVDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces wordt toegewezen en in de vakken II.2 en III.2 wordt herhaald.

I.3

Lokaal referentienummer

 

Vermeld de door de bevoegde autoriteit toegewezen unieke alfanumerieke code.

I.4

Buitengrensinspectiepost

 

Selecteer de naam van de buitengrensinspectiepost (BIP).

I.5

Code buitengrensinspectiepost

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces aan de BIP wordt toegewezen (en die in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt).

I.6

Geadresseerde/importeur

 

Vermeld het adres van de persoon of de commerciële organisatie die op het certificaat voor het derde land is aangegeven. Al deze gegevens zijn verplicht.

I.7

Plaats van bestemming

 

De plaats waar de dieren naartoe worden gebracht voor de laatste lossing (controleposten niet meegerekend) en waar zij zullen worden gehouden overeenkomstig de geldende regels.

Naam, land, adres en postcode vermelden.

De plaats van bestemming kan dezelfde zijn als de locatie van de geadresseerde.

I.8

Voor de lading verantwoordelijke exploitant

 

Dit is de persoon (ook vertegenwoordiger of declarant) die verantwoordelijk is voor de zending wanneer die wordt aangeboden in de grensinspectiepost en die de nodige verklaringen aflegt aan de bevoegde autoriteiten namens de importeur: vermeld naam en adres.

Deze persoon moet de BIP overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 91/496/EEG in kennis stellen.

De belanghebbende bij de lading en de geadresseerde kunnen dezelfde persoon zijn.

I.9

Begeleidende documenten

 

Nummer: vermeld het unieke officiële nummer van het certificaat.

Datum van afgifte: dit is de datum waarop het certificaat/document is ondertekend door de officiële dierenarts of de bevoegde autoriteit.

Begeleidende documenten: dit betreft voornamelijk bepaalde typen paarden (paardenpaspoort), zoötechnische documenten of Cites-vergunningen.

Referentienummer commerciële documenten: het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van de zeevrachtbrief of het commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig.

I.10

Voorafgaande kennisgeving

 

Vermeld de datum en het tijdstip waarop de zendingen waarschijnlijk zullen aankomen in de BIP.

Importeurs of hun vertegenwoordigers moeten (op grond van artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 91/496/EEG) het veterinaire personeel van de BIP waar de dieren zullen worden aangeboden, één werkdag van tevoren in kennis stellen van het aantal en het soort dieren, alsmede van het vermoedelijke tijdstip van aankomst.

I.11

Land van oorsprong

 

Dit is het land waar de dieren de vereiste periode hebben doorgebracht (drie maanden in het geval van voor de slacht bestemde runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen; fok-, gebruiks- of geregistreerde paardachtigen, en pluimvee; zes maanden in het geval van fok- en gebruiksrunderen en -varkens; fok-, gebruiks- en mestschapen en -geiten).

In het geval van paarden die opnieuw worden binnengebracht, is dit het land van waaruit zij het laatst zijn verzonden.

I.12

Regio van oorsprong

 

De regio waar de dieren dezelfde periode hebben doorgebracht die voor het land is gespecificeerd. Dit is alleen een vereiste voor landen die opgedeeld zijn in regio’s en waarvoor de invoer slechts uit een of meer delen is toegestaan. De codes van de regio’s zijn vermeld in de desbetreffende voorschriften.

I.13

Vervoermiddelen

 

Vermeld de details van het vervoermiddel voor vervoer naar de BIP:

De vervoerswijze (lucht, zee, spoor, weg).

Identificatie van het vervoermiddel: voor vervoer via de lucht, het vluchtnummer; voor vervoer via de zee, de naam van het vaartuig; voor vervoer via het spoor, het nummer van de trein en de wagon; voor vervoer via de weg, het registratienummer van het wegvoertuig en in voorkomend geval het nummer van de aanhanger.

I.14

Niet van toepassing

I.15

Inrichting van oorsprong

 

Dit vak kan worden gebruikt om de naam, het adres (straat, gemeente en regio/provincie/deelstaat, naargelang het geval), het land en de ISO-landcode van de inrichting(en) van oorsprong te vermelden.

Vermeld in voorkomend geval het registratie- of erkenningsnummer.

I.16

Niet van toepassing

I.17

Containernummer/zegelnummer

 

Vermeld alle zegelnummers en containernummers voor zover dat relevant is.

Vermeld voor een officieel zegel het in het officiële certificaat vermelde officiële zegelnummer en selecteer “officieel zegel” of vermeld een ander zegel zoals aangegeven in de begeleidende documenten.

I.18

Gecertificeerd als of voor

 

Vermeld de informatie zoals aangegeven in het certificaat overeenkomstig de vastgestelde regels.

Een “op grond van Richtlijn 92/65/EEG erkende instelling” is een officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum. “Quarantaine” verwijst naar Verordening (EU) nr. 139/2013 (1) voor bepaalde vogels en naar Richtlijn 92/65/EEG voor vogels, katten en honden. “Heruitzetting” is van toepassing op weekdieren. “Andere” betreft doeleinden die niet elders in deze classificatie worden vermeld.

I.19

Niet van toepassing

I.20

Voor overlading

 

Gebruik dit vak, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 91/496/EEG, indien een zending niet via deze BIP wordt ingevoerd en de dieren via de zee of de lucht met hetzelfde vaartuig respectievelijk hetzelfde vliegtuig verder reizen naar een andere BIP voor invoer in de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. Vermeld het door Traces toegewezen nummer van de eenheid — zie vak I.5.

Dit vak kan ook gebruikt worden wanneer dieren uit een derde land in de EU/EER aankomen op weg naar een ander derde land waarnaar zij in hetzelfde lucht- of zeevaartuig reizen.

I.21

Niet van toepassing

I.22

Voor doorvoer naar

 

Dit betreft de doorvoer door de EU/EER van dieren die afkomstig zijn uit een derde land en bestemd zijn voor een ander derde land overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 91/496/EEG. Vermeld de ISO-code van het derde land van bestemming.

BIP van uitgang: naam van de BIP waar de dieren de EU verlaten.

I.23

Voor de interne markt

 

Selecteer dit vak indien de zending bestemd is om in de Unie in de handel te worden gebracht.

I.24

Niet van toepassing

I.25

Voor opnieuw binnenbrengen

 

Opnieuw binnenbrengen is alleen van toepassing op geregistreerde paarden die na tijdelijke uitvoer opnieuw worden binnengebracht voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (Verordening (EU) 2018/659 (2)).

I.26

Voor tijdelijke toelating

 

Tijdelijke toelating is alleen van toepassing op geregistreerde paarden. Vermeld het punt en de datum (minder dan 90 dagen na de toelating) van uitgang.

I.27

Vervoermiddelen na BIP

 

Vermeld het vervoermiddel dat na het passeren van de BIP wordt gebruikt alsook de kenmerken ervan (zie richtsnoer voor vak I.13).

“Andere” betekent vervoermiddelen waarop Verordening (EG) nr. 1/2005 (3) inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer niet van toepassing is.

I.28

Vervoerder

 

Vermeld het erkenningsnummer van de vervoerder overeenkomstig de regelgeving inzake dierenwelzijn; bij vervoer per vliegtuig moet de maatschappij lid zijn van IATA.

I.29

Datum van vertrek

 

Dit vak kan worden gebruikt om de verwachte datum en het verwachte tijdstip van vertrek uit de BIP te vermelden.

I.30

Journaal

 

Geef aan of een reisschema wordt gepresenteerd dat de dieren overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005 vergezelt.

I.31

Beschrijving van de zending

 

Soort: specificeer de diersoort met de gebruikelijke naam en zo nodig het ras.

Geef voor niet-huisdieren (met name voor dieren die bestemd zijn voor dierentuinen, tentoonstellingen of onderzoeksinstellingen) ook de wetenschappelijke naam.

I.32

Totaal aantal verpakkingen

 

Vermeld het aantal dozen, hokken of boxen waarin de dieren worden vervoerd.

I.33

Totale hoeveelheid

 

Vermeld het aantal of het gewicht in kg zoals aangegeven in het veterinair certificaat of in andere documenten.

I.34

Totaal nettogewicht/totaal brutogewicht (kg)

 

Dit vak kan worden gebruikt om:

het totale nettogewicht te vermelden (d.w.z. de massa van de dieren zelf, zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen);

het totale brutogewicht te vermelden (d.w.z. de totale massa van de dieren plus de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers of andere transportmiddelen).

I.35

Verklaring

 

Ondergetekende, belanghebbende bij de hierboven omschreven lading, verklaart dat, voor zover zij/hij weet, de in deel I van dit document opgenomen verklaringen waar en volledig zijn en stemt ermee in de wettelijke voorschriften van Richtlijn 91/496/EEG na te leven, inclusief betaling voor veterinaire controles, alsook voor terugzending van zendingen, voor quarantaine of isolatie van de dieren, of zo nodig de kosten van euthanasie en vernietiging.

Hierdoor verbindt de ondertekenaar zich ertoe ook teruggezonden zendingen in doorvoer die geen toegang krijgen tot een derde land, terug te nemen.


DEEL II — CONTROLES

Vak

Omschrijving

II.1

Vorig GVDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces wordt toegewezen aan het GVDB dat wordt gebruikt wanneer een zending wordt opgesplitst of in het geval van overlading (indien officiële controles worden uitgevoerd), vervanging of annulering.

II.2

Referentienummer GVDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

II.3

Documentencontrole

 

In te vullen voor alle zendingen. Dit omvat ook de controle van de naleving van de nationale voorschriften ongeacht de eindbestemming. De voor deze controle benodigde documenten worden verstrekt door de importeur of diens vertegenwoordiger.

II.4

Overeenstemmingscontrole

 

Vergelijk met de originele certificaten en documenten.

Afwijking: selecteer dit vak voor dieren die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 91/496/EEG zonder overeenstemmingscontrole van de ene BIP naar een andere worden overgeladen.

II.5

Fysieke controle

 

Dit omvat het resultaat van het klinische onderzoek en het sterfte- en ziektecijfer van de dieren.

Afwijking: selecteer dit vak voor dieren die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 91/496/EEG zonder fysieke controle van de ene BIP naar een andere worden overgeladen. Dit vak moet ook worden gebruikt voor diersoorten die niet onder bijlage A bij Richtlijn 90/425/EEG vallen, die worden ingevoerd via een BIP van een lidstaat die niet de eindbestemming is, en waarvan de fysieke controle overeenkomstig artikel 8, punt A, 1, onder b), ii), van Richtlijn 91/496/EEG pas moet worden uitgevoerd op de definitieve plaats van bestemming.

II.6

Laboratoriumtest

 

Getest op: vermeld de categorie van de stof of het pathogeen waarvoor een onderzoeksprocedure is aangevat.

“Steekproef” wijst op een maandelijkse monstername overeenkomstig Beschikking 97/794/EG.

De vermelding “verdenking” omvat gevallen waarin de dieren verdacht worden van ziekte, ziektesymptomen vertonen of in het kader van de geldende vrijwaringsmaatregelen worden getest.

Nog niet beschikbaar: duid dit aan als de dieren in afwachting van de resultaten niet verder worden vervoerd.

II.7

Controle op het welzijn

 

Beschrijf de omstandigheden tijdens het vervoer en het welzijn van de dieren bij aankomst.

Afwijking: selecteer dit vak voor dieren die zonder controle van hun welzijn van de ene BIP naar een andere worden overgeladen.

II.8

Gevolgen van het vervoer voor de dieren

 

Geef het aantal dode dieren, niet voor vervoer geschikte dieren, geboorten en abortussen tijdens het vervoer aan. Geef voor dieren die in grote aantallen worden verzonden (eendagskuikens, vissen, weekdieren enz.) eventueel een schatting van het aantal niet voor vervoer geschikte of dode dieren.

II.9

Toegelaten voor overlading

 

Vul in voorkomend geval in om de aanvaardbaarheid voor overlading, zoals gedefinieerd in vak I.20, aan te geven.

II.10

Niet van toepassing

II.11

Toegelaten voor doorvoer

 

Vul in voorkomend geval de lidstaten van doorvoer in overeenkomstig het reisschema.

II.12

Toegelaten voor de interne markt

 

Vul dit vak in indien de dieren naar een gecontroleerde bestemming (slachthuis, erkende instelling of quarantaine, zoals gedefinieerd in vak I.18) worden gezonden die toegelaten is voor invoer onder specifieke voorwaarden.

II.13

Niet van toepassing

II.14

Niet van toepassing

II.15

Toegelaten voor tijdelijke toelating

 

Dit vak heeft alleen betrekking op geregistreerde paarden. Zij mogen slechts tot de in vak I.26 vermelde datum, maximaal 90 dagen, op het grondgebied van de EU/EER verblijven.

II.16

Niet toegelaten

 

Gebruik dit vak voor zendingen die niet aan de EU-voorschriften voldoen of die verdacht zijn.

Wanneer invoer wordt geweigerd, duidelijk vermelden welke maatregelen moeten worden toegepast. “Slacht” betekent dat het vlees van de dieren na een gunstig advies van de gezondheidsinspectie voor menselijke consumptie in aanmerking kan komen. “Euthanasie” betekent vernietiging of doding van dieren waarvan het vlees niet voor menselijke consumptie in aanmerking komt.

II.17

Reden voor weigering

 

Vul dit vak in voorkomend geval in om extra informatie te verstrekken. Het gewenste vakje selecteren.

“Geen/ongeldig certificaat” heeft betrekking op invoer- of doorvoercertificaten die door derde landen of de lidstaten worden geëist.

II.18

Details gecontroleerde bestemmingen

 

Vermeld het erkenningsnummer en het adres met de postcode voor al deze bestemmingen waarvoor een extra veterinaire controle vereist is. Dit betreft de vakken II.9, II.11, II.12 en II.15. Voor vak II.15 volstaat het adres van de eerste inrichting. Voor gevoelige instellingen die anoniem moeten blijven, moet het toegekende nummer worden aangegeven zonder enig adres.

II.19

Zending opnieuw verzegeld

 

Dit vak invullen wanneer het originele zegel op een zending vernietigd is bij het openen van de container. Er moet een geconsolideerde lijst van alle in dit verband gebruikte zegels worden bewaard.

II.20

Identificatie BIP

 

Officieel stempel van de BIP of de bevoegde autoriteit.

II.21

Certificerend functionaris

 

Naam en handtekening van de officiële dierenarts en de datum.

II.22

Inspectiekosten

 

Voor intern gebruik.

II.23

Referentie douanedocument

 

In te vullen door de douaneautoriteit die hierin relevante informatie kunnen vermelden (bv. het nummer van de douanecertificaten T1 of T5) wanneer zendingen gedurende enige tijd onder douanetoezicht blijven. Deze informatie wordt normaal toegevoegd nadat de dierenarts het certificaat heeft ondertekend.

II.24

Volgend GVDB

 

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer “dochter”-GVDB’s.


DEEL III — FOLLOW-UP

Vak

Omschrijving

III.1

Vorig GVDB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak II.1 wordt vermeld.

III.2

Referentienummer GVDB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

III.3

Volgend GVDB

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GVDB’s zoals vermeld in vak II.24.

III.4

Gegevens betreffende de terugzending

Vermeld het gebruikte vervoermiddel, de identificatiegegevens daarvan, het land en de ISO-landcode.

Vermeld, zodra deze informatie gekend is, de datum van terugzending en de naam van de BIP van uitgang.

III.5

Follow-up door

Duid de autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de certificering van de ontvangst en overeenstemming van de zending waarop het GVDB betrekking heeft: de BIP van uitgang, de BIP van de eindbestemming of de controle-eenheid.

Vermeld de verdere bestemming en/of de redenen voor niet-naleving of voor het wijzigen van de status van de dieren (bv. ongeldige bestemming, ontbrekend of ongeldig certificaat, verschil met document, ontbrekende of ongeldige identificatie, onbevredigende tests, verdachte dieren, dode dieren, verloren dieren of omzetting in permanente toelating).

III.6

Certificerend functionaris

Dit betreft de handtekening van de certificerende functionaris van de bevoegde autoriteit in het geval van terugzending en follow-up van de zendingen.

DEEL 2

Model voor het GVDB-A2

Image 5 Image 6 Image 7 Image 8 Image 9

”.

(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie van 7 januari 2013 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PB L 47 van 20.2.2013, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/659 van de Commissie van 12 april 2018 betreffende de voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen (PB L 110 van 30.4.2018, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).


BIJLAGE III

BIJLAGE III

DEEL 1

Richtsnoeren met betrekking tot het gemeenschappelijk document van binnenkomst — model 2 (GDB2)

Algemeen

Deel I moet worden ingevuld door de exploitant van het diervoerder- of levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger, tenzij anders aangegeven.

Deel II en deel III moeten door de bevoegde autoriteit worden ingevuld.

De in dit deel gespecificeerde gegevens vormen de data dictionaries voor de elektronische versie van het GDB2.

Papieren exemplaren van een elektronisch GDB2 moeten een uniek machineleesbaar optisch etiket dragen dat naar de elektronische versie verwijst.

Als in een vak meerdere opties kunnen worden geselecteerd, worden in de elektronische versie van het GDB2 alleen de geselecteerde opties weergegeven.

Als een vak niet verplicht is, wordt de inhoud ervan weergegeven als doorgehaalde tekst.

De volgorde van de vakken in het model van het GDB2 en de grootte en vorm van die vakken zijn indicatief.

Als een stempel vereist is, is het elektronische equivalent daarvan een elektronisch zegel.

DEEL I — BESCHRIJVING VAN DE ZENDING

Vak

Omschrijving

I.1

Verzender/exporteur

 

Vermeld de naam en het volledige adres van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) die de zending verzendt. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

I.2

Referentienummer GDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces wordt toegewezen en in de vakken II.2 en III.2 wordt herhaald.

I.3

Lokaal referentienummer

 

Vermeld de door de bevoegde autoriteit toegewezen unieke alfanumerieke code.

I.4

Aangewezen punt van binnenkomst

 

Selecteer de naam van het aangewezen punt van binnenkomst (APB) of het controlepunt, indien van toepassing.

I.5

Code aangewezen punt van binnenkomst

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Traces wordt toegewezen aan het APB of het controlepunt, indien van toepassing.

I.6

Geadresseerde/importeur

 

Vermeld de naam en het volledige adres. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

I.7

Plaats van bestemming

 

Vermeld het leveringsadres in de Unie. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

I.8

Voor de zending verantwoordelijke exploitant

 

Dit is de persoon (de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger of de persoon die namens hem aangifte doet) die voor de zending verantwoordelijk is op het ogenblik dat zij op het APB wordt aangeboden en die namens de importeur op het APB de nodige declaraties bij de bevoegde autoriteit doet. Vul de naam en het volledige adres in. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

I.9

Begeleidende documenten

 

Vul de datum van afgifte en het nummer in van de officiële documenten waarvan de zending in voorkomend geval vergezeld gaat.

Referentienummer commerciële documenten: het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van de zeevrachtbrief of het commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig.

I.10

Voorafgaande kennisgeving

 

Vul de datum en het tijdstip in waarop de zending waarschijnlijk zal aankomen in het APB of het controlepunt, indien van toepassing.

I.11

Land van oorsprong

 

Dit betreft het derde land waaruit de goederen afkomstig zijn, waar zij worden geteeld, geoogst of geproduceerd.

I.12

Niet van toepassing

I.13

Vervoermiddelen

 

Vermeld alle gegevens betreffende het vervoermiddel van aankomst: voor vliegtuigen het vluchtnummer, voor vaartuigen de naam van het vaartuig, voor wegvoertuigen het registratienummer met eventueel het nummer van de aanhanger, voor treinwagons de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer.

I.14

Land van verzending

 

Dit is het derde land waar de zending is geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Unie is gebracht.

I.15

Niet van toepassing

I.16

Vervoersomstandigheden

 

Selecteer de in acht te nemen transporttemperatuur.

I.17

Containernummer/zegelnummer

 

Vermeld alle zegelnummers en containernummers voor zover dat relevant is.

Vermeld voor een officieel zegel het in het officiële certificaat vermelde officiële zegelnummer en selecteer “officieel zegel” of vermeld een ander zegel zoals aangegeven in de begeleidende documenten.

I.18

Gecertificeerd als of voor

 

Selecteer het beoogde gebruik van de goederen zoals gespecificeerd in het officiële certificaat (indien vereist) of het commerciële document.

Selecteer het passende vakje naargelang de goederen bestemd zijn voor menselijke consumptie zonder voorafgaande sortering of materiële behandeling (selecteer in dat geval “menselijke consumptie”), of voor menselijke consumptie na een dergelijke behandeling (selecteer in dat geval “verdere verwerking”), of voor gebruik als diervoeder (selecteer in dat geval “diervoeders”) of voor een ander gebruik.

I.19

Niet van toepassing

I.20

Voor overbrenging naar

 

Gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode moet het APB dit vak selecteren om overbrenging naar een ander controlepunt mogelijk te maken na een bevredigende documentencontrole op het APB.

I.21

Voor verder vervoer

 

Vermeld de plaats waarnaar de voor overeenstemmings- en materiële controles geselecteerde zending bij voorkeur wordt verzonden als het APB daar overeenkomstig artikel 8 toestemming voor geeft in afwachting van de resultaten van de materiële controles.

I.22

Niet van toepassing

I.23

Voor de interne markt

 

Selecteer dit vak wanneer de zending bestemd is voor invoer in de Unie (artikel 8).

I.24

Niet van toepassing

I.25

Niet van toepassing

I.26

Niet van toepassing

I.27

Vervoermiddelen na APB

 

Selecteer de passende vervoermiddelen in het geval van overbrenging naar een controlepunt of verder vervoer (zie het richtsnoer voor vak I.13).

I.28

Niet van toepassing

 

 

I.29

Niet van toepassing

 

 

I.30

Niet van toepassing

I.31

Beschrijving van de zending

 

Geef een gedetailleerde omschrijving van de goederen (met inbegrip van het type voor diervoeders).

Gebruik de code waarmee de goederen worden geïdentificeerd, zoals vermeld in bijlage I (met inbegrip van de Taric-onderverdeling indien van toepassing).

Vermeld de aard van de verpakking.

I.32

Totaal aantal verpakkingen

 

Vermeld het totale aantal verpakkingen in de zending, indien van toepassing.

I.33

Totale hoeveelheid

 

Vermeld het aantal stuks of het volume, indien van toepassing.

I.34

Totaal nettogewicht/totaal brutogewicht (kg)

 

Nettogewicht: gewicht van het product zelf in kg, exclusief de verpakking. Dit wordt omschreven als de massa van het product zelf, zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen.

Brutogewicht: totaalgewicht in kg. Dit wordt omschreven als de totale massa van de producten inclusief de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers en andere transportmiddelen.

I.35

Verklaring

 

De verklaring moet worden ondertekend door de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de zending:

Ondergetekende, verantwoordelijke exploitant voor de hierboven omschreven zending, verklaart dat, naar haar/zijn beste weten, de in deel I van dit document vervatte verklaringen waar en volledig zijn en stemt ermee in de voorschriften van Verordening (EG) nr. 882/2004 betreffende officiële controles, inclusief betaling voor officiële controles, en de daaruit voortvloeiende officiële maatregelen in geval van niet-naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen na te leven.


DEEL II — CONTROLES

Vak

Omschrijving

II.1

Vorig GDB

 

Vermeld in dit vak de unieke alfanumerieke code die door Traces is toegewezen aan het GDB dat is gebruikt vóór overbrenging naar een controlepunt of vóór verder vervoer.

II.2

Referentienummer GDB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

II.3

Documentencontrole

 

In te vullen voor alle zendingen.

II.4

Overeenstemmingscontrole

 

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vult de resultaten van de overeenstemmingscontroles in.

II.5

Materiële controle

 

De bevoegde autoriteit van het APB geeft aan of de zending wordt geselecteerd voor materiële controles die gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode door een ander controlepunt kunnen worden uitgevoerd.

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vult de resultaten van de materiële controles in.

II.6

Laboratoriumtest

 

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vult hier de resultaten van de laboratoriumtest in. Vermeld in dit vak de categorie van de stof of de pathogeen waarvoor een laboratoriumtest is uitgevoerd.

II.7

Niet van toepassing

II.8

Niet van toepassing

II.9

Toegelaten voor overbrenging naar

 

Gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode geeft de bevoegde autoriteit van het APB na een bevredigende documentencontrole aan naar welk controlepunt de zending kan worden vervoerd om aldaar overeenstemmings- en materiële controles te ondergaan.

II.10

Toegelaten voor verder vervoer naar

 

De bevoegde autoriteit van het APB geeft aan of de zending is toegelaten voor verder vervoer, zoals bedoeld in artikel 8. Verder vervoer kan alleen worden toegestaan indien de overeenstemmingscontroles op het APB zijn uitgevoerd en indien het resultaat ervan bevredigend is. Vak II.4 moet daarom worden ingevuld op het moment dat verder vervoer wordt toegestaan, terwijl vak II.5 moet worden ingevuld zodra de resultaten van de laboratoriumtests beschikbaar zijn.

II.11

Niet van toepassing

II.12

Toegelaten voor de interne markt

 

Dit vak moet worden gebruikt voor alle zendingen die in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht.

II.13

Niet van toepassing

II.14

Niet van toepassing

II.15

Niet van toepassing

II.16

Niet toegelaten

 

Geef duidelijk aan tegen welke datum de maatregelen moeten worden genomen in geval van afwijzing van de zending wegens een onbevredigend resultaat van de controles.

II.17

Reden voor weigering

 

Selecteer het passende vakje.

II.18

Details gecontroleerde bestemmingen (II.9, II.10 en II.16)

 

In voorkomend geval het erkenningsnummer en adres (of de naam van het vaartuig en de haven) vermelden voor alle bestemmingen indien verdere controle van de zending vereist is.

II.19

Zending opnieuw verzegeld

 

Dit vak invullen wanneer het originele zegel op een zending vernietigd is bij het openen van de container. Er moet een geconsolideerde lijst van alle in dit verband gebruikte zegels worden bewaard.

II.20

Identificatie van het APB of het controlepunt

 

Breng hier het officiële stempel aan van de bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, van de bevoegde autoriteit van het controlepunt.

II.21

Certificerend functionaris

 

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, van de bevoegde autoriteit van het controlepunt.

Ondergetekende, officieel inspecteur van het APB/controlepunt, verklaart dat de controles op de zending overeenkomstig de voorschriften van de Unie zijn uitgevoerd.

II.22

Inspectiekosten

 

Dit vak kan worden gebruikt om de inspectiekosten te vermelden.

II.23

Referentie douanedocument

 

Voor gebruik door de douanediensten, indien nodig.

II.24

Volgend GDB

 

Vermeld de unieke alfanumerieke code die door Traces is toegewezen aan het GDB dat wordt gebruikt na overbrenging naar een controlepunt of na verder vervoer.


DEEL III — FOLLOW-UP

Vak

Omschrijving

III.1

Vorig GDB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak II.1 wordt vermeld.

III.2

Referentienummer GDB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

III.3

Volgend GDB

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GDB’s zoals vermeld in vak II.24.

III.4

Gegevens betreffende de terugzending

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vermeldt het gebruikte vervoermiddel, de identificatiegegevens ervan, het land van bestemming en de datum van terugzending, zodra deze gegevens bekend zijn. De vermelding van de naam van de BIP van uitgang of het APB is optioneel.

III.5

Follow-up

Vermeld de voor het toezicht verantwoordelijke eenheid van de plaatselijke bevoegde autoriteit in geval van “vernietiging”, “verwerking” of “gebruik voor ander doel” van de zending. Die autoriteit vermeldt in dit vak het resultaat van de aankomst van de zending en de overeenstemming van de zending.

III.6

Certificerend functionaris

In het geval van “terugzending” betreft dit de handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, van de verantwoordelijke ambtenaar van het controlepunt.

In het geval van “vernietiging”, “verwerking” of “gebruik voor ander doel” betreft dit de handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de lokale bevoegde autoriteit.

DEEL 2

Model voor het GDB2

Image 10

Image 11

Image 12

Image 13


14.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/37


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1715 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2019

tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 13, lid 1,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (2), en met name artikel 51,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (3) (“diergezondheidswetgeving”), en met name artikel 23, lid 1, onder c),

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (4), en met name artikel 104, lid 1, onder a) tot en met c),

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (5) (verordening officiële controles), en met name artikel 58, eerste alinea, onder a), artikel 75, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met c), artikel 90, eerste alinea, onder f), artikel 102, lid 6, eerste alinea, onder a) en b), artikel 103, lid 6, en artikel 134, eerste alinea, onder a) tot en met g),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/625 zijn onder andere regels vastgesteld voor de uitvoering door de lidstaten van officiële controles en andere officiële activiteiten met betrekking tot dieren en goederen die de Unie binnenkomen, teneinde een juiste toepassing van de Uniewetgeving inzake de agro-voedselketen te waarborgen.

(2)

Bij die verordening wordt de Commissie belast met het, in samenwerking met de lidstaten, oprichten en beheren van een geautomatiseerd informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) voor het beheer, de verwerking en de geautomatiseerde uitwisseling van de gegevens, informatie en documenten betreffende officiële controles. Het Imsoc moet bepaalde door de Commissie beheerde informatiesystemen integreren en voor zover nodig moderniseren, de interoperabiliteit bevorderen, en die systemen met elkaar verbinden en, in sommige gevallen, met bestaande nationale systemen van de lidstaten en informatiesystemen van derde landen en van internationale organisaties (“andere systemen”).

(3)

Onder de door de Commissie beheerde, in het Imsoc te integreren informatiesystemen vallen het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF) voor melding van directe of indirecte risico’s voor de menselijke gezondheid in verband met levensmiddelen, materialen die met levensmiddelen in contact komen of diervoeders, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 en uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad (6), het systeem voor kennisgeving van en rapportage over informatie betreffende dierziekten (ADIS), op te richten krachtens Verordening (EU) 2016/429, het systeem voor kennisgeving van en rapportage over de aanwezigheid van plaagorganismen in planten en plantaardige producten (Europhyt), op te richten krachtens Verordening (EU) 2016/2031, de technische instrumenten voor administratieve bijstand en samenwerking (AAC) en het Traces-systeem, zoals vermeld in Verordening (EU) 2017/625.

(4)

De door de Commissie beheerde informatiesystemen werden op verschillende momenten opgericht, en zijn sindsdien om juridische en operationele gronden gewijzigd. Teneinde die systemen te moderniseren en te integreren als vereist bij Verordening (EU) 2017/625 is het daarom wenselijk om alle bepalingen betreffende de werking van het Imsoc en de systeemcomponenten ervan in één handeling samen te brengen en om voorschriften voor de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten met andere systemen vast te stellen op grond van de bij de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EU) 2016/429, (EU) 2016/2031 en (EU) 2017/625 aan de Commissie verleende bevoegdheden, en de bestaande uitvoeringshandelingen in te trekken.

(5)

Krachtens Verordening (EU) 2017/625 mogen de lidstaten en de Commissie persoonsgegevens uitsluitend via het Imsoc en de componenten ervan verwerken voor de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten ter verificatie van de naleving van de desbetreffende Unie-regels als bedoeld in artikel 1, lid 2, van die verordening, met inbegrip van de antecedenten van de exploitant ten aanzien van de naleving van die regels.

(6)

Exploitanten moeten gedurende de gehele duur van hun activiteiten worden onderworpen aan officiële controles en andere officiële activiteiten, en in sommige gevallen als controles van dierenwelzijn of officiële controles van producten met een lange houdbaarheid (bv. levensmiddelen in blik of materialen die met levensmiddelen in contact komen) moeten dezelfde dieren en producten op verschillende tijdstippen worden gecontroleerd. Teneinde een goed inzicht te hebben in de antecedenten van exploitanten is het wenselijk om een maximale opslagperiode van persoonsgegevens van tien jaar vast te stellen, ter waarborging van de traceerbaarheid in geval van uitbraken van door levensmiddelen overgedragen ziekten, uitbraken van dierziekten, controles van dierenwelzijn en uitbraken van plaagorganismen bij planten.

(7)

Om maatregelen ten uitvoer te leggen die voldoen aan het beginsel van “gegevensbescherming door ontwerp” van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (8) moeten de Imsoc-componenten over een beperkt vermogen beschikken om ongestructureerde informatie in te voeren. Dat vermogen mag alleen worden gebruikt wanneer de desbetreffende informatie noodzakelijk is en niet efficiënt op gestructureerde wijze kan worden verstrekt. Bovendien zijn de beginselen inzake de bescherming van persoonsgegevens, ook wanneer er niet expliciet naar wordt verwezen, verankerd in elke bepaling van deze verordening, met name wat betreft de identificatie van de verantwoordelijken voor gegevensverwerking, de opslagperioden van persoonsgegevens, toegang tot persoonsgegevens, overdracht van persoonsgegevens en gegevensbeveiliging.

(8)

Een meerlagig beheer van het Imsoc door de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de algemene, voor het Imsoc toepasselijke oplossingen op uniforme wijze worden ontwikkeld en dat de systeemcomponenten op coherente wijze worden ontwikkeld en gebruikt, om de administratieve lasten te beperken en te voorkomen dat er verschillende procedures worden ingevoerd waar dat niet strikt noodzakelijk is.

(9)

Daartoe is het passend om voor elke Imsoc-systeemcomponent een netwerk op te richten, met als leden onder meer de Commissie en, waar passend, EU-agentschappen, en moet de Commissie bestuursstructuren oprichten voor de verzameling van actuele feedback van de lidstaten over geplande veranderingen en nieuwe functies, om de ontwikkeling van het Imsoc en de componenten ervan aan te sturen.

(10)

Hoewel elke Imsoc-component zijn eigen specifieke kenmerken heeft, moeten in deze verordening algemene beginselen worden vastgelegd waaraan alle componenten moeten voldoen met betrekking tot eigendom van en verantwoordelijkheid voor gegevens, informatie en documenten en uitwisselingen met andere systemen. Ook moeten de rechten en plichten van de Commissie in verband met het Imsoc en de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens van Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (9) en Verordening (EU) 2018/1725 in deze verordening worden vastgesteld.

(11)

Aangezien in Verordening (EU) 2017/625 is bepaald dat het Imsoc het RASFF moet integreren, moet de onderhavige verordening uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor de efficiënte werking van het RASFF binnen het Imsoc op basis van de voorwaarden en procedures die van toepassing zijn op de verzending van kennisgevingen, zoals momenteel vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 16/2011 van de Commissie (10), met inbegrip van de definitie van de verschillende typen kennisgeving, geclassificeerd op basis van de risico’s.

(12)

Aangezien de bepalingen inzake administratieve bijstand en samenwerking van titel IV van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (11) en de uitvoeringsmaatregelen in Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918 van de Commissie (12) tot vaststelling van het systeem voor administratieve bijstand en samenwerking (AAC-systeem) nu zijn opgenomen in titel IV van Verordening (EU) 2017/625, moeten in deze verordening voorschriften voor de werking en een standaardmodel voor de uitwisseling van informatie betreffende grensoverschrijdende gevallen van niet-naleving binnen het Imsoc worden vastgesteld, overeenkomstig de bevoegdheid die bij Verordening (EU) 2017/625 aan de Commissie is verleend.

(13)

Gezien de complexe aard van bepaalde gevallen van niet-naleving waar risico’s mogelijk niet onmiddellijk worden geïdentificeerd, en om te zorgen voor vlotte en geschikte coördinatie tussen de verschillende bevoegde autoriteiten door middel van de juiste procedure, moet deze verordening voorschriften omvatten voor een duidelijk onderscheid tussen gevallen van niet-naleving die risico’s veroorzaken en andere gevallen van niet-naleving, om de keuze tussen het RASFF en het AAC dienovereenkomstig te stroomlijnen en te vereenvoudigen.

(14)

Voorts moet deze verordening het type informatie dat via de RASFF- of AAC-procedures wordt uitgewisseld, voor zover mogelijk, harmoniseren, om ervoor te zorgen dat er vlot van procedure kan worden veranderd indien de aanwezigheid of afwezigheid van een risico wordt bewezen.

(15)

Tijdens de Ministeriële Conferentie van 26 september 2017 (13) kwamen de Commissie en de lidstaten, naar aanleiding van een incident met fipronilbesmetting, concrete maatregelen en gecoördineerde actie overeen om de strijd tegen voedselfraude te intensiveren. Een gecombineerd platform om de kloof tussen het RASFF en het AAC-systeem te dichten werd daarbij genoemd als een mogelijke maatregel om ervoor te zorgen dat informatie zo efficiënt mogelijk wordt uitgewisseld. Daartoe moet in deze verordening een gemeenschappelijk geautomatiseerd instrument (iRASFF) worden opgericht dat moet worden geïntegreerd in het Imsoc en dat het RASFF en het AAC-systeem samenbrengt, voor de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EU) 2017/625 vereiste uitwisseling van informatie.

(16)

Om de juiste en efficiënte werking van het iRASFF te waarborgen moeten de contactpunten van de lidstaten voor de RASFF- en AAC-netwerken worden vertegenwoordigd in een entiteit genaamd centraal contactpunt. Dat centraal contactpunt moet bestaan uit beheerders van beide netwerken, die al dan niet fysiek aanwezig zijn in dezelfde administratieve eenheid, informatie doorsturen naar de juiste bevoegde autoriteiten in het desbetreffende land en gewoonlijk als eerste contactpunt voor de Commissie optreden.

(17)

Bovendien moet, gezien de criminele activiteiten die in de hele voedsel- en voederketen voorkomen, en gezien de relevantie daarvan voor de bevoegde autoriteiten en politiediensten of gerechtelijke instanties, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) deelnemen aan het voedselfraudenetwerk en, waar relevant, informatie verstrekken aan de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust).

(18)

Ook moeten in deze verordening gemeenschappelijke regels worden vastgesteld voor de contactpunten van iRASFF en voor de coördinerende rol van de Commissie bij de verificatie van kennisgevingen en de identificatie van gevallen waarin dezelfde exploitant en hetzelfde gevaar meermaals in verschillende kennisgevingen worden gemeld.

(19)

Aangezien de openbare autoriteiten bij Verordening (EG) nr. 178/2002 belast zijn met het informeren van het publiek over, onder andere, risico’s voor de menselijke gezondheid, en van derde landen over bepaalde kennisgevingen, moeten in deze verordening bovendien voorschriften worden vastgesteld voor het informeren van het publiek en derde landen, waarbij moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen de noodzaak van informatie en de noodzaak om exploitanten van bedrijven niet te benadelen.

(20)

Verordening (EU) 2016/429 bevat voorschriften inzake dierziekten die overdraagbaar zijn op dieren of mensen, waaronder vereisten inzake ziektemelding en -rapportage. De Commissie is bij die verordening belast met het creëren en beheren van een geautomatiseerd informatiesysteem voor de werking van de mechanismen en instrumenten voor die vereisten (ADIS), dat in het Imsoc moet worden geïntegreerd.

(21)

Aangezien Verordening (EU) 2016/429 van toepassing is vanaf 21 april 2021, moeten in deze verordening uitgestelde regels worden vastgesteld voor de oprichting van het netwerk voor de werking van ADIS.

(22)

Verordening (EU) 2016/2031 bevat maatregelen om het binnenkomen of verspreiden van plaagorganismen bij planten op het EU-grondgebied te voorkomen, met inbegrip van voorschriften inzake kennisgeving van de aanwezigheid van plaagorganismen en van de getroffen fytosanitaire maatregelen. De Commissie is bij die verordening belast met het opzetten van een elektronisch systeem voor het indienen van kennisgevingen door de lidstaten, dat in verbinding moet staan en compatibel moet zijn met het Imsoc.

(23)

Daartoe wordt de Commissie bij die verordening de bevoegdheid verleend om specifieke regels vast te stellen voor kennisgevingen, met name met betrekking tot de informatieonderdelen die in de kennisgevingen moeten worden opgenomen, de vorm en de instructies voor het invullen ervan en de termijnen voor het indienen van bijzondere informatieonderdelen.

(24)

Het webgebaseerde kennisgevingssysteem Europhyt-Onderscheppingen (14) is een door de Commissie en de lidstaten ontwikkeld systeem voor de kennisgeving van onderscheppingen van zendingen planten en plantproducten uit andere lidstaten of derde landen die een onmiddellijk gevaar van binnenbrengen of verspreiden van plaagorganismen opleveren. De procedure en het standaardformulier voor de kennisgeving van onderschepping van dergelijke zendingen uit een derde land zijn vastgelegd in Richtlijn 94/3/EG van de Commissie (15).

(25)

Een parallel webgebaseerd kennisgevingssysteem, Europhyt-Uitbraken, werd ontwikkeld om de lidstaten te helpen bij het kennisgeven van officiële bevestigingen van de aanwezigheid van plaagorganismen op hun grondgebied, en van de getroffen maatregelen ter uitroeiing van die plaagorganismen of ter voorkoming van de verspreiding ervan, ongeacht of die organismen in de wetgeving van de EU als schadelijk zijn aangemerkt. In Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU van de Commissie (16) is bepaald welke informatie in dergelijke kennisgevingen moet worden opgenomen en welke termijnen voor het indienen ervan in acht moeten worden genomen. Ook is daarin bepaald dat de kennisgevende lidstaat de kennisgevingen moet actualiseren zodra hij nieuwe relevante informatie ontvangt of nieuwe relevante maatregelen neemt.

(26)

Om de lidstaten in staat te stellen kennis te geven van onderscheppingen en uitbraken als vereist bij Verordening (EU) 2016/2031 moeten in deze verordening voorschriften worden vastgesteld inzake de kennisgeving van onderscheppingen en uitbraken volgens procedures die vergelijkbaar zijn met de in het kader van Richtlijn 94/3/EG voor onderscheppingen gebruikte procedures en de in het kader van Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU voor uitbraken gebruikte procedures.

(27)

Omdat de in Europhyt-Onderscheppingen ingediende kennisgevingen vergelijkbaar zijn met de gegevens en informatie betreffende de invoer van en de handel binnen de Unie in dieren en producten van dierlijke oorsprong die in het Traces-systeem worden ingevoerd, moeten de functies van Europhyt-Onderscheppingen voor goederen die bij de grens en binnen de Unie worden onderschept, binnen Traces worden aangeboden, in plaats van binnen Europhyt.

(28)

In Verordening (EU) 2017/625 is eveneens bepaald dat het Imsoc de opstelling, verwerking en doorgifte van gemeenschappelijke gezondheidsdocumenten van binnenkomst (GGB) en officiële certificaten mogelijk moet maken, en is aan de Commissie de bevoegdheid verleend om regels vast te stellen voor de vorm van het GGB, instructies voor de indiening en het gebruik ervan, en regels voor de afgifte van elektronische certificaten en voor het gebruik van elektronische handtekeningen.

(29)

Om een adequaat niveau van veiligheid van elektronische identificatiemiddelen en elektronische certificeringen tot stand te brengen en het certificeringsproces te digitaliseren en te harmoniseren, moet bij de afgifte van elektronische officiële certificaten en GGB’s worden voldaan aan de normen voor elektronische handtekeningen, elektronische zegels en elektronische tijdstempels op de verschillende identiteitsbetrouwbaarheidsniveaus ervan als vastgelegd bij Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (17) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 van de Commissie (18), vastgesteld krachtens die verordening, en moeten de huidige bepalingen inzake elektronische fytosanitaire certificering in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1553 van de Commissie (19) als basis worden gebruikt.

(30)

Aangezien bij Verordening (EU) 2016/2031 evenwel is bepaald dat elektronische fytosanitaire certificaten voor het binnenbrengen in de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen alleen mogen worden aanvaard wanneer zij zijn verstrekt via, of elektronisch uitgewisseld zijn door middel van het Imsoc, moeten in deze verordening regels worden vastgesteld voor de afgifte van dergelijke certificaten in overeenstemming met die bepaling.

(31)

Om de continuïteit met de huidige operationele praktijken te handhaven, moeten de gegevens van het bij Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie (20) vastgestelde gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) voor producten, het bij Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie (21) vastgestelde GDB voor dieren, en het bij Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (22) vastgestelde gemeenschappelijke document van binnenkomst worden gebruikt als basis voor het vaststellen in deze verordening van de gegevens van de GGB’s voor de respectieve categorieën dieren en goederen.

(32)

Voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die uit derde landen worden binnengebracht en waarvoor een fytosanitair certificaat vereist is, moet in deze verordening eveneens een model voor een GGB worden opgesteld, met gegevens die relevant zijn voor planten, plantaardige producten en ander materiaal als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c) tot en met f), van Verordening (EU) 2017/625, en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/66 van de Commissie (23). Voorts moeten die gegevens worden afgestemd op de gegevens die moeten worden vermeld in kennisgevingen van Europhyt-Onderscheppingen.

(33)

Aangezien de GGB’s moeten worden gebruikt door exploitanten voor voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de aankomst van een zending en door die autoriteiten om het resultaat van de officiële controles en de beslissing over de zending te registreren, moeten de GGB’s in drie delen worden onderverdeeld: een deel dat moet worden ingevuld door de voor de zending verantwoordelijke persoon; een deel dat moet worden ingevuld door de bevoegde autoriteit die een besluit neemt over de zending en een deel dat moet worden ingevuld door de bevoegde autoriteit die follow-upmaatregelen betreffende de zending neemt. In deze verordening moeten instructies worden opgenomen voor het invullen van elk deel van het GGB, met inbegrip van taalvereisten.

(34)

Bij Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (24) zijn de Commissie en de lidstaten belast met het opzetten van veilige, geïntegreerde, interoperabele en toegankelijke elektronische douanesystemen om éénloketdiensten te verlenen voor de ononderbroken stroom van gegevens tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, tussen douaneautoriteiten en de Commissie, en tussen douaneautoriteiten en andere diensten of instanties. Aangezien die doelstellingen vergelijkbaar zijn met de doelstellingen van Verordening (EU) 2017/625, moet deze verordening voorzien in vergelijkbare samenwerkingsregelingen tussen autoriteiten die te maken hebben met dieren en goederen die de Unie binnenkomen en die in Traces actief zijn.

(35)

Om te zorgen voor een consistente informatieverzameling en te voorkomen dat de gegevensbanken van de Commissie en van de lidstaten worden vervuild, moet bij de uitwisseling van gegevens tussen Traces en de nationale systemen van de lidstaten gebruikt worden gemaakt van door de Commissie in Traces verstrekte referentiegegevens.

(36)

Daartoe moeten de lidstaten de Commissie voorzien van de informatie die noodzakelijk is voor de werking van Traces, zoals de lijsten van overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 aangewezen grenscontroleposten en controlepunten, de lijsten van voor Traces aangewezen controle-eenheden, de lijsten van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (25) goedgekeurde levensmiddelenbedrijven, en de lijsten van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (26) goedgekeurde of geregistreerde inrichtingen, bedrijven en exploitanten die dierlijke bijproducten of afgeleide producten verwerken.

(37)

De bepalingen van Richtlijn 94/3/EG, Verordening (EU) nr. 16/2011 en de Uitvoeringsbesluiten 2014/917/EU, (EU) 2015/1918 en (EU) 2018/1553 zijn herzien en worden nu in deze verordening opgenomen. Ter wille van de duidelijkheid en de consistentie moeten die handelingen worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2017/625.

(38)

De krachtens Richtlijn 90/425/EEG van de Raad (27) en Beschikking 92/438/EEG van de Raad (28) in verband met het Traces-systeem vastgestelde Beschikkingen 92/486/EEC (29), 2003/24/EC (30), 2003/623/EC (31), 2004/292/EC (32), 2004/675/EC (33) en 2005/123/EC (34) van de Commissie zijn overbodig geworden. Ter wille van de duidelijkheid en de consistentie moeten die beschikkingen eveneens worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2017/625.

(39)

Deze verordening is besproken met de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming.

(40)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening bevat:

a)

specifieke voorwaarden en procedures die van toepassing zijn op de verzending van kennisgevingen en aanvullende informatie voor het krachtens Verordening (EG) nr. 178/2002 op te richten systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF);

b)

procedures voor de oprichting en het gebruik van een geautomatiseerd systeem voor ziektemelding en -rapportage in de Unie, dat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429 door de Commissie moet worden gecreëerd en beheerd;

c)

krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vast te stellen specifieke voorschriften, met inbegrip van termijnen, voor het indienen van kennisgevingen;

d)

regels voor de geautomatiseerde verwerking en uitwisseling van informatie, gegevens en documenten in het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) die nodig zijn voor de uitvoering van de officiële controles als vastgelegd in Verordening (EU) 2017/625, met betrekking tot:

i)

het model voor het gemeenschappelijke gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB) als bedoeld in artikel 56 van Verordening (EU) 2017/625, met inbegrip van de elektronische equivalent ervan, en instructies voor de indiening en het gebruik ervan;

ii)

uniforme regelingen voor samenwerking tussen douaneautoriteiten, bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten als bedoeld in artikel 75 van Verordening (EU) 2017/625;

iii)

de afgifte van elektronische certificaten en het gebruik van elektronische ondertekening van officiële certificaten als bedoeld in artikel 87 van Verordening (EU) 2017/625;

iv)

standaardformaten voor de uitwisseling van informatie in het kader van administratieve bijstand en samenwerking als bedoeld in titel IV van Verordening (EU) 2017/625, met betrekking tot:

verzoeken om bijstand,

gangbare en terugkerende kennisgevingen en antwoorden;

v)

specificaties van de technische hulpmiddelen en procedures voor de communicatie tussen de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen verbindingsorganen;

vi)

de juiste werking van het Imsoc als bedoeld in titel VI, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) 2017/625.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“component”: een in het Imsoc geïntegreerd elektronisch systeem;

2)

“netwerk”: een groep van leden die toegang hebben tot een specifieke component;

3)

“lid van een netwerk”: de bevoegde autoriteit van een lidstaat, de Commissie, een EU-agentschap, de bevoegde autoriteit van een derde land of een internationale organisatie die of dat toegang heeft tot ten minste één component;

4)

“contactpunt”: het contactpunt dat door het lid van een netwerk als vertegenwoordiger is aangewezen;

5)

“nationaal systeem van een lidstaat”: een geautomatiseerd informatiesysteem dat eigendom is van een lidstaat en vóór de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/625 door die lidstaat is opgericht voor het beheer, de verwerking en de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten betreffende officiële controles, en waarmee elektronisch gegevens uitgewisseld kunnen worden met de desbetreffende component;

6)

“internationale organisatie”: een in artikel 121, onder g), van Verordening (EU) 2017/625 vermeld internationaal erkend orgaan, of een vergelijkbare intergouvernementele organisatie;

7)

“iRASFF”: het elektronische systeem voor de uitvoering van de RASFF- en AAC-procedures die zijn beschreven in artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 respectievelijk de artikelen 102 tot en met 108 van Verordening (EU) 2017/625;

8)

“risico”: elk direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder, overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 of een ernstig risico voor de diergezondheid of het milieu dat verband houdt met diervoeders, met inbegrip van diervoeders voor niet voor de voedselproductie gehouden dieren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005;

9)

“RASFF-netwerk”: het bij artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 in de vorm van een netwerk ingestelde systeem voor snelle waarschuwingen voor kennisgevingen van risico’s als gedefinieerd in punt 8;

10)

“AAC-netwerk”: het netwerk dat bestaat uit de Commissie en de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 door de lidstaten aangewezen verbindingsorganen voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van mededelingen tussen de bevoegde autoriteiten;

11)

“voedselfraudenetwerk”: het netwerk dat bestaat uit de Commissie, Europol en de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 door de lidstaten aangewezen verbindingsorganen voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie betreffende kennisgevingen van voedselfraude als gedefinieerd in punt 21;

12)

“netwerk voor waarschuwingen en samenwerking”: een netwerk dat bestaat uit de RASFF-, AAC- en voedselfraudenetwerken;

13)

“centraal contactpunt”: een contactpunt dat bestaat uit de RASFF- en AAC-contactpunten in elke lidstaat, die zich al dan niet fysiek in dezelfde administratieve eenheid bevinden;

14)

“kennisgeving van niet-naleving”: kennisgeving in iRASFF van een geval van niet-naleving dat geen risico vormt in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 106, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625, met uitzondering van niet-ernstige risico’s voor de diergezondheid en risico’s voor de plantgezondheid of het dierenwelzijn;

15)

“waarschuwingskennisgeving”: kennisgeving in iRASFF van een ernstig direct of indirect risico verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 dat snel optreden door een ander lid van het RASFF-netwerk vereist of zou kunnen vereisen;

16)

“informatieve kennisgeving”: kennisgeving in iRASFF van een ernstig direct of indirect risico verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 dat geen snel optreden door een ander lid van het RASFF-netwerk vereist;

17)

“informatieve kennisgeving voor follow-up”: informatieve kennisgeving in verband met een product dat in een ander land dat lid is van het RASFF-netwerk in de handel is of kan worden gebracht;

18)

“informatieve kennisgeving ter attendering”: informatieve kennisgeving in verband met een product dat:

i)

alleen in het kennisgevende land van het lid van het netwerk aanwezig is, of

ii)

niet in de handel is gebracht, of

iii)

niet meer in de handel is;

19)

“nieuwskennisgeving”: kennisgeving in iRASFF van een risico verband houdend met een levensmiddel, materiaal dat met levensmiddelen in contact komt, of diervoeder in de zin van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 die afkomstig is uit een informele bron, ongeverifieerde informatie bevat of betrekking heeft op een nog ongeïdentificeerd product;

20)

“kennisgeving van afkeuring aan de grens”: kennisgeving in iRASFF van een door een risico als gedefinieerd in punt 8 ingegeven afkeuring van een partij, container of lading levensmiddelen, materialen die met levensmiddelen in contact komen of diervoeders als bedoeld in artikel 50, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 178/2002;

21)

“kennisgeving van voedselfraude”: een kennisgeving van niet-naleving in iRASFF betreffende vermoedelijk doelbewust handelen door ondernemingen of personen met als doel kopers te misleiden en daaruit onrechtmatig voordeel te halen, in strijd met de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels;

22)

“oorspronkelijke kennisgeving”: een kennisgeving van niet-naleving, waarschuwingskennisgeving, informatieve kennisgeving, nieuwskennisgeving, kennisgeving van voedselfraude of een kennisgeving van afkeuring aan de grens;

23)

“vervolgkennisgeving” een kennisgeving in iRASFF met aanvullende informatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving;

24)

“verzoek”: een verzoek om administratieve bijstand in iRASFF op grond van een oorspronkelijke kennisgeving of een vervolgkennisgeving, waarmee de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 104 tot en met 108 van Verordening (EU) 2017/625 mogelijk wordt gemaakt;

25)

“antwoord”: een antwoord op een verzoek om administratieve bijstand in iRASFF op grond van een oorspronkelijke kennisgeving of een vervolgkennisgeving, waarmee de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 104 tot en met 108 van Verordening (EU) 2017/625 mogelijk wordt gemaakt;

26)

“kennisgevend lid van een netwerk of contactpunt”: het lid van een netwerk of het contactpunt dat een kennisgeving tot een ander lid van een netwerk of contactpunt richt;

27)

“lid van een netwerk of contactpunt waaraan kennisgeving wordt gedaan”: het lid van een netwerk of het contactpunt waartoe een ander lid van een netwerk of contactpunt een kennisgeving richt;

28)

“lid van een netwerk of contactpunt waartoe een verzoek wordt gericht”: het lid van een netwerk of het contactpunt waartoe een ander lid van een netwerk of contactpunt een kennisgeving richt teneinde een antwoord te ontvangen;

29)

“ADIS”: het geautomatiseerde systeem voor ziektemelding en -rapportage in de Unie, dat overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429 door de Commissie moet worden gecreëerd en beheerd;

30)

“ADIS-netwerk”: het netwerk dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de werking van ADIS;

31)

“Europhyt”: het door de Commissie in te voeren elektronische kennisgevingssysteem voor het indienen van Europhyt-kennisgevingen van uitbraken door de lidstaten als bedoeld in artikel 103 van Verordening (EU) 2016/2031, dat in verbinding moet staan en compatibel moet zijn met het Imsoc;

32)

“Europhyt-kennisgeving van een uitbraak”: een in Europhyt in te dienen kennisgeving van een van de volgende situaties:

a)

de officieel bevestigde aanwezigheid op het grondgebied van de Unie van een EU-quarantaineorganisme als bedoeld in artikel 11, eerste alinea, onder a) en b), van Verordening (EU) 2016/2031;

b)

de officieel bevestigde aanwezigheid van een plaagorganisme dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen als bedoeld in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031;

c)

de aanwezigheid op het grondgebied van de Unie, of het onmiddellijke gevaar van binnendringen en verspreiden in het grondgebied van de Unie, van een plaagorganisme dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen als bedoeld in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031;

d)

de officieel bevestigde aanwezigheid van een beschermdgebiedquarantaineorganisme als bedoeld in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031;

33)

“Europhyt-kennisgeving van een onderschepping”: een in Traces in te dienen kennisgeving in het geval van situatie zoals beschreven in artikel 11, eerste alinea, onder c), artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 46, lid 4, artikel 49, lid 6, tweede, derde en vierde alinea, artikel 53, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 77, lid 2, en artikel 95, lid 5, van Verordening (EU) 2016/2031;

34)

“Europhyt-netwerk van onderscheppingen”: het netwerk voor de kennisgeving van Europhyt-onderscheppingen, dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

35)

“Europhyt-netwerk van uitbraken”: het netwerk voor de werking van Europhyt, dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

36)

“Traces”: het geautomatiseerde systeem voor de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten, zoals bedoeld in artikel 133, lid 4, van Verordening (EU) 2017/625;

37)

“Traces-netwerk”: het netwerk voor de werking van Traces, dat bestaat uit de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

38)

“elektronische handtekening”: een elektronische handtekening als gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014;

39)

“geavanceerde elektronische handtekening”: een elektronische handtekening die voldoet aan de technische specificaties die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506;

40)

“gekwalificeerde elektronische handtekening”: een gekwalificeerde elektronische handtekening als gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) nr. 910/2014;

41)

“geavanceerd elektronisch zegel”: een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de technische specificaties die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506;

42)

“gekwalificeerd elektronisch zegel”: een gekwalificeerd elektronisch zegel als gedefinieerd in artikel 3, punt 27, van Verordening (EU) nr. 910/2014;

43)

“gekwalificeerde elektronische tijdstempel”: een gekwalificeerde elektronische tijdstempel als gedefinieerd in artikel 3, punt 34, van Verordening (EG) nr. 910/2014;

44)

“controlepunt”: een controlepunt als bedoeld in artikel 53, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625;

45)

“controle-eenheid”: een eenheid die beschikt over de technologie en uitrusting die nodig is voor de efficiënte werking van de desbetreffende component en die daartoe als volgt is aangewezen:

a)

“centrale controle-eenheid” voor de centrale bevoegde autoriteit van een lidstaat;

b)

“regionale controle-eenheid” voor de regionale bevoegde autoriteit van een lidstaat;

c)

“lokale controle-eenheid” voor de lokale bevoegde autoriteit van een lidstaat.

Hoofdstuk 2

Algemene beginselen en gegevensbescherming

Artikel 3

Imsoc-componenten

1.   Het Imsoc bestaat uit de volgende componenten:

a)

iRASFF;

b)

ADIS;

c)

Europhyt;

d)

Traces.

2.   De in lid 1 vermelde componenten functioneren in overeenstemming met de in dit hoofdstuk vastgelegde algemene beginselen en voorschriften inzake gegevensbescherming.

Artikel 4

Componenten, netwerken en contactpunten

1.   Elke component omvat een netwerk waar de Commissie deel van uitmaakt.

2.   Leden van het netwerk wijzen ten minste één contactpunt aan en stellen het contactpunt van de Commissie in kennis van die aanwijzing en de desbetreffende contactgegevens. Zij stellen het contactpunt van de Commissie onverwijld op de hoogte van eventuele veranderingen in dit verband.

3.   Het contactpunt van de Commissie houdt een lijst van contactpunten bij en stelt die lijst aan alle leden van het netwerk ter beschikking.

4.   De Commissie richt een bestuursstructuur op voor het aansturen van de ontwikkeling van, het vaststellen van prioriteiten voor en het toezicht op een juiste uitvoering van het Imsoc. Die bestuursstructuur bestaat uit:

a)

een beheersraad voor de algemene werking, in samenwerking met de lidstaten, waarin, ten minste één keer per jaar, de prioriteiten voor en de ontwikkeling van elke component worden besproken;

b)

subgroepen binnen die beheersraad waarin de prioriteiten voor en de ontwikkeling van de specifieke functies van elke component regelmatig worden besproken.

Artikel 5

Eigendom van en verantwoordelijkheden voor gegevens, informatie en documenten

1.   Elk lid van een netwerk is eigenaar van en verantwoordelijk voor de gegevens, informatie en documenten die door zijn contactpunt of de onder zijn verantwoordelijkheid werkende gebruikers in de desbetreffende component zijn ingevoerd of geproduceerd.

2.   Elke ondertekenaar, bevoegde autoriteit waartoe een ondertekenaar behoort of bevoegde autoriteit die een elektronisch zegel creëert, is eigenaar van en verantwoordelijk voor het deel van de documenten die hij in Traces ondertekent of verzegelt.

3.   Indien meer dan één ondertekenaar een document in Traces ondertekenen, is elke ondertekenaar eigenaar van en verantwoordelijk voor het deel van het document dat hij ondertekent.

Artikel 6

Verbindingen tussen componenten

1.   Verbindingen tussen componenten worden gericht op:

a)

het aanvullen van gegevens, informatie of documenten in een of meer componenten door gegevens, informatie of documenten die reeds in een andere component aanwezig zijn, en

b)

de verstrekking van relevante en actuele informatie aan netwerkleden zodat zij netwerktaken kunnen uitvoeren zoals in deze verordening voor elk van de componenten voorgeschreven, en

c)

het ondersteunen en uitvoeren van de procedures voor:

i)

de vaststelling en wijziging van de frequentie van de overeenstemmingscontroles en de materiële controles van zendingen van de in artikel 47, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde categorieën dieren en goederen;

ii)

de toepassing van de vastgestelde frequentie van de overeenstemmingscontroles en de materiële controles van zendingen van de in de punten d), e) en f) van dat artikel bedoelde categorieën dieren en goederen;

iii)

de gecoördineerde uitvoering van de verscherpte officiële controles door bevoegde autoriteiten in gevallen van een vermoeden van niet-naleving als bedoeld in artikel 65, lid 6, van die verordening.

2.   De in lid 1 bedoelde verbindingen bestaan uit verbindingen tussen:

a)

iRASFF en Traces, voor de uitwisseling van gegevens betreffende kennisgevingen van afkeuring aan de grens en gemeenschappelijke gezondheidsdocumenten;

b)

Europhyt en Traces, voor de uitwisseling van gegevens betreffende Europhyt-kennisgevingen van uitbraken en onderscheppingen;

c)

iRASFF, Europhyt en Traces, voor de uitwisseling van gegevens betreffende de antecedenten van de exploitant ten aanzien van de naleving van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels.

Artikel 7

Elektronische gegevensuitwisseling tussen componenten en andere elektronische systemen

1.   Gegevensuitwisselingen tussen het Imsoc en andere elektronische systemen, waaronder de nationale systemen van de lidstaten:

a)

worden gebaseerd op internationale normen die relevant zijn voor de component, in XML-, CMS- of PDF-formaat;

b)

gebruiken de specifieke nomenclaturen en werkingsregels waarin in de desbetreffende component wordt voorzien.

2.   De Commissie verstrekt de lidstaten:

a)

de frequentie van de in artikel 6, lid 1, onder c), i), bedoelde identiteitscontroles en materiële controles;

b)

de frequentie en het resultaat van de gecoördineerde uitvoering van de in artikel 6, lid 1, onder c), iii), bedoelde verscherpte controles door de bevoegde autoriteiten;

c)

de in lid 1, onder b), bedoelde nomenclaturen en werkingsregels.

3.   In samenwerking met de lidstaten stelt de Commissie een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau op waarin het onderhoud van de elektronische gegevensuitwisseling tussen de desbetreffende component en andere elektronische systemen, waaronder de nationale systemen van de lidstaten, wordt bepaald.

Artikel 8

Rechten en plichten van de Commissie

1.   De Commissie draagt zorg voor de werking, het onderhoud, de ondersteuning en alle benodigde actualisering of ontwikkeling van de software en de IT-infrastructuur van de componenten.

2.   De Commissie heeft toegang tot alle gegevens, informatie en documenten in elke component teneinde toezicht te houden op de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten die daarin worden ingevoerd of geproduceerd, ter identificatie van activiteiten die niet voldoen of niet lijken te voldoen aan de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels, en die

a)

vertakkingen in meer dan een lidstaat hebben of kunnen hebben, of

b)

in meer dan een lidstaat plaatshebben of plaats lijken te hebben.

Artikel 9

Voorwaarden voor de verlening van gedeeltelijke toegang tot het Imsoc aan derde landen en internationale organisaties

1.   Na ontvangst van een naar behoren met redenen omklede aanvraag kan de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, aan de bevoegde autoriteit van een derde land of een internationale organisatie gedeeltelijke toegang verlenen tot de functies van een of meer componenten en tot specifieke gegevens, informatie en documenten die daarin zijn ingevoerd of geproduceerd, op voorwaarde dat de aanvrager aantoont dat hij, wat de desbetreffende component(en) betreft, aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij heeft het juridische en operationele vermogen om onverwijld de bijstand te verlenen die nodig is voor een goede werking van de component waartoe om gedeeltelijke toegang is verzocht;

b)

hij heeft daartoe een contactpunt aangewezen.

2.   De in lid 1 bedoelde gedeeltelijke toegang omvat geen toegang tot persoonsgegevens die worden verwerkt in de component(en) waartoe de gedeeltelijke toegang is verleend.

3.   Gedeeltelijke toegang kan bij wijze van afwijking van lid 2 toegang tot persoonsgegevens omvatten indien het derde land of de internationale organisatie die de aanvraag heeft ingediend, voldoet aan de bij de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 vastgestelde voorwaarden voor de rechtmatige overdracht van persoonsgegevens.

Artikel 10

Verwerking van persoonsgegevens

1.   Persoonsgegevens worden verwerkt in elke component met het oog op de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten. De persoonsgegevens behoren tot een van de volgende categorieën:

a)

contactpunten, exploitanten, importeurs, exporteurs, vervoerders en laboratoriumtechnici, indien de persoonsgegevens door de Unie-wetgeving vereist zijn;

b)

de gebruikers van elke component.

2.   Bij de verwerking van persoonsgegevens krachtens deze verordening voldoen de lidstaten aan Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680 en de Commissie aan Richtlijn (EU) 2018/1725.

Artikel 11

Verantwoordelijken voor gegevensverwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid

1.   De Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten delen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gegevensverwering in elke component.

2.   De Commissie:

a)

stelt de technische middelen vast waarmee de betrokkenen hun rechten kunnen uitoefenen, past deze toe, en zorgt ervoor dat die rechten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725;

b)

zorgt voor de beveiliging van de gegevensverwerking in elke component krachtens artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1725;

c)

stelt de categorieën werknemers van de Commissie en externe dienstverleners vast waaraan al dan niet toegang tot de componenten mag worden verleend;

d)

zorgt ervoor dat inbreuken in verband met persoonsgegevens van de componenten overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2018/1725 aan de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming worden gemeld en overeenkomstig artikel 35 van die verordening aan de betrokkene worden meegedeeld;

e)

zorgt ervoor dat haar personeel en externe dienstverleners adequaat zijn opgeleid om hun taken te verrichten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten:

a)

waarborgen de uitoefening van de rechten van de betrokkene in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en deze verordening;

b)

waarborgen de beveiliging en vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens als bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 2, van Verordening (EU) 2016/679;

c)

geven voor elke component aan welk personeel toegang heeft;

d)

zorgen ervoor dat het personeel dat toegang heeft tot de componenten adequaat is opgeleid om zijn taken te verrichten overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en, waar relevant, Richtlijn (EU) 2016/680.

4.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen met het oog op de vervulling van een of meer van de in lid 3 vermelde verplichtingen binnen een lidstaat verschillende gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken aanwijzen.

Hoofdstuk 3

Componenten, netwerken en contactpunten

AFDELING 1

iRASFF

Artikel 12

Voor de uitwisseling van bepaalde typen informatie verantwoordelijke verbindingsorganen

De lidstaten geven aan welke van de overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen verbindingsorganen verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie betreffende kennisgevingen van voedselfraude.

Artikel 13

Centraal contactpunt

1.   Het behoort tot de verantwoordelijkheid van het centrale contactpunt in elke lidstaat om:

a)

doeltreffende regelingen op te zetten voor de soepele uitwisseling van relevante informatie met alle relevante bevoegde autoriteiten die binnen zijn bevoegdheidsgebied vallen, zodat kennisgevingen, verzoeken of antwoorden onmiddellijk naar de bevoegde autoriteit worden verzonden en er passend kan worden opgetreden, en de kennisgevingen, verzoeken en antwoorden in goede orde bij te houden;

b)

zijn taken en verantwoordelijkheden vast te stellen, evenals die van de relevante bevoegde autoriteiten die binnen zijn bevoegdheidsgebied vallen, met betrekking tot het opstellen en verzenden van kennisgevingen, verzoeken en antwoorden, en het beoordelen en verspreiden van kennisgevingen, verzoeken en antwoorden van andere leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

2.   De lidstaten kunnen hun contactpunt voor het voedselfraudenetwerk opnemen in hun centrale contactpunt.

3.   Communicatie binnen het RASFF-netwerk vindt plaats via het centrale contactpunt.

Artikel 14

Taken van de leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking

1.   De leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking dragen zorg voor de efficiënte werking van de netwerken die binnen hun bevoegdheidsgebied vallen.

2.   Elk aangewezen contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking deelt gedetailleerde informatie over de personen die in het contactpunt actief zijn en hun contactgegevens mee aan de Commissie. Daartoe gebruiken de contactpunten het door de Commissie verstrekte model voor contactpuntinformatie.

3.   Contactpunten van het RASFF-netwerk zorgen ervoor dat er 24 uur per dag en zeven dagen per week een ambtenaar van dienst bereikbaar is voor spoedmededelingen.

Artikel 15

In iRASFF uitgewisselde informatie

1.   Uitwisselingen van informatie tussen contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking voor de toepassing van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en titel IV van Verordening (EU) 2017/625 worden uitsluitend verricht in iRASFF in de vorm van kennisgevingen, verzoeken en antwoorden.

2.   De contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking vullen de desbetreffende velden van een kennisgeving in, om duidelijke identificatie van het product, risico’s, gevallen van niet-naleving of vermoede gevallen van fraude mogelijk te maken, traceerbaarheidsgegevens te verstrekken waar mogelijk en vast te stellen welke contactpunten verantwoordelijk zijn voor eventuele opvolging van een kennisgeving, antwoord of verzoek.

3.   Kennisgevingen kunnen worden verzonden in de vorm van oorspronkelijke kennisgevingen of vervolgkennisgevingen.

4.   In verzoeken en antwoorden wordt vermeld aan welk(e) contactpunt(en) van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking het verzoek of antwoord is gericht.

Artikel 16

Kennisgevingen van niet-naleving

1.   Contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking wisselen kennisgevingen van niet-naleving onverwijld uit, waarbij ten minste het volgende wordt vermeld:

a)

de naam van de bevoegde autoriteit die de kennisgeving verwerkt, indien die verschilt van het contactpunt;

b)

een beschrijving van de mogelijke niet-naleving;

c)

waar dat mogelijk is de identiteit van de aan de mogelijke niet-naleving verbonden exploitanten;

d)

nadere gegevens van de betrokken dieren of producten;

e)

informatie betreffende vermoedelijke risico’s;

f)

een vermelding of de kennisgeving verband houdt met een mogelijk geval van niet-naleving dat voorkomt uit frauduleuze praktijken.

2.   Het contactpunt van de Commissie verifieert elke kennisgeving van niet-naleving onverwijld nadat deze is uitgewisseld.

Artikel 17

Waarschuwingskennisgevingen

1.   De contactpunten van het RASFF-netwerk zenden waarschuwingskennisgevingen onverwijld en in elk geval binnen 48 uur nadat het risico aan hen gemeld is, naar het contactpunt van de Commissie.

2.   Waarschuwingskennisgevingen omvatten alle beschikbare krachtens artikel 16, lid 1, vereiste informatie en eventuele informatie over het risico en het product waarmee het verband houdt. Het eventueel voorkomen van lacunes in deze informatie, mag echter geen reden zijn om een waarschuwingskennisgeving niet onverwijld te verzenden.

3.   Het contactpunt van de Commissie verifieert waarschuwingskennisgevingen en stuurt ze binnen 24 uur na ontvangst door naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

4.   Wanneer waarschuwingskennisgevingen of follow-ups daarvan buiten kantoortijden van de Commissie worden verzonden, bellen de contactpunten van het RASFF-netwerk het noodnummer van het contactpunt van de Commissie, om door te geven dat er een kennisgeving is verzonden, en vermelden daarbij de landen van het RASFF-netwerk die erbij betrokken zijn. Het contactpunt van de Commissie informeert de betrokken contactpunten van het RASFF-netwerk telefonisch via hun noodnummers.

Artikel 18

Informatieve kennisgevingen

1.   De contactpunten van het RASFF-netwerk zenden informatieve kennisgevingen onverwijld naar het contactpunt van de Commissie.

2.   Informatieve kennisgevingen omvatten alle beschikbare bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie en eventuele informatie over het risico en het product waarmee het verband houdt.

3.   Het contactpunt van de Commissie verifieert informatieve kennisgevingen en stuurt ze onverwijld door naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

Artikel 19

Nieuwskennisgevingen

1.   Contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking kunnen nieuwskennisgevingen indienen bij het contactpunt van de Commissie.

2.   Nieuwskennisgevingen omvatten alle bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie, indien beschikbaar.

3.   Het contactpunt van de Commissie verifieert nieuwskennisgevingen en stuurt ze onverwijld door naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

Artikel 20

Kennisgevingen van afkeuring bij de grens

1.   Contactpunten van het RASFF-netwerk verzenden kennisgevingen van afkeuring aan de grens onverwijld door naar contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

2.   Kennisgevingen van afkeuring aan de grens omvatten alle bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie en eventuele informatie over het risico en het product waarmee het verband houdt.

3.   De in lid 2 bedoelde informatie wordt via Traces naar alle grenscontroleposten verzonden.

4.   Het contactpunt van de Commissie verifieert elke kennisgeving van afkeuring aan de grens nadat deze is verzonden.

Artikel 21

Kennisgevingen van voedselfraude

1.   Contactpunten van voedselfraudenetwerken wisselen kennisgevingen van voedselfraude uit en vermelden daarbij ten minste:

a)

alle bij artikel 16, lid 1, vereiste informatie;

b)

een beschrijving van de vermoedelijke frauduleuze praktijk;

c)

waar dat mogelijk is de identiteit van de betrokken exploitanten;

d)

of er lopende politie- of gerechtelijke onderzoeken naar de vermoede frauduleuze praktijk zijn;

e)

eventuele instructies van de politiële of gerechtelijke autoriteit zodra die beschikbaar zijn en bekendgemaakt mogen worden.

2.   Contactpunten van het voedselfraudenetwerk stellen de contactpunten van het RASFF-netwerk onverwijld in kennis van informatie betreffende gezondheidsrisico’s.

3.   Het contactpunt van de Commissie verifieert elke kennisgeving van voedselfraude onverwijld nadat deze is uitgewisseld.

Artikel 22

Vervolgkennisgevingen

1.   Indien een lid van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking beschikt over aanvullende informatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving, verzenden de betrokken contactpunten onverwijld een vervolgkennisgeving naar dat netwerk.

2.   Indien een in lid 1 bedoeld contactpunt heeft verzocht om vervolginformatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving, wordt die informatie onverwijld en voor zover mogelijk verstrekt aan het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

3.   Indien een lid van het RASFF-netwerk overeenkomstig artikel 50, lid 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002 actie onderneemt naar aanleiding van de ontvangst van een oorspronkelijke kennisgeving, verzendt zijn contactpunt onmiddellijk een gedetailleerde vervolgkennisgeving naar het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

4.   Indien de in lid 3 bedoelde actie bestaat uit het vasthouden van een product en het terugsturen naar de verzender in het land van een ander lid van het RASFF-netwerk, dan:

a)

verstrekt het lid van het netwerk dat de actie heeft ondernomen in een vervolgkennisgeving alle benodigde informatie over het teruggestuurde product, tenzij die informatie al volledig in de oorspronkelijke kennisgeving was opgenomen;

b)

verstrekt het andere lid van het netwerk in een vervolgkennisgeving informatie over de ondernomen actie in verband met het teruggestuurde product.

5.   Indien een vervolgkennisgeving de classificatie van een oorspronkelijke kennisgeving verandert in een waarschuwings- of informatieve kennisgeving, dient het lid van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking, in afwijking van lid 1, die vervolgkennisgeving binnen de in artikel 17 of artikel 18 vastgelegde termijnen in bij het contactpunt van de Commissie, ter verificatie en verzending naar de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking.

Artikel 23

Toegang tot kennisgevingen in iRASFF

1.   Alle leden van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking hebben toegang tot waarschuwingskennisgevingen, informatieve kennisgevingen, nieuwskennisgevingen en kennisgevingen van afkeuring aan de grens.

2.   Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, hebben alleen de leden van het netwerk van waarschuwingen en samenwerking die kennisgeving doen, waaraan kennisgeving wordt gedaan of waartoe een verzoek wordt gericht, toegang tot de kennisgevingen van niet-naleving. Andere leden van het netwerk hebben evenwel toegang tot de in artikel 16, lid 1, onder a), b) en e) bedoelde informatie.

3.   Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, hebben alleen de leden van het voedselfraudenetwerk die kennisgeving doen, waaraan kennisgeving wordt gedaan of waartoe een verozek wordt gericht, toegang tot kennisgevingen van voedselfraude.

Artikel 24

Verificatie en bekendmaking van kennisgevingen

1.   Bij de verificatie van kennisgevingen verifieert het contactpunt van de Commissie:

a)

de volledigheid en de leesbaarheid van de kennisgeving;

b)

de juistheid van de rechtsgrond waarop de kennisgeving is gebaseerd; als er sprake is van een risico, mag een onjuiste rechtsgrond de verzending van de kennisgeving echter niet verhinderen;

c)

of een kennisgeving binnen het toepassingsgebied van het RASFF-netwerk valt;

d)

of de essentiële informatie in de kennisgeving wordt verstrekt in een voor het contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking gemakkelijk te begrijpen taal;

e)

de naleving van deze verordening;

f)

of dezelfde exploitant en/of hetzelfde gevaar en/of hetzelfde land van oorsprong meer dan eens voorkomt/voorkomen.

2.   Bij wijze van afwijking van lid 1 omvat de verificatie van kennisgevingen van niet-naleving, voedselfraude en afkeuring aan de grens de punten b), c) en e) van dat lid.

3.   Zodra het contactpunt van de Commissie een kennisgeving overeenkomstig lid 1 of lid 2 heeft geverifieerd, kan het een samenvatting van de waarschuwingskennisgeving, de informatieve kennisgeving of de kennisgeving van afkeuring aan de grens of van niet-naleving bekendmaken, met informatie over de classificatie en de status van de kennisgeving, het product en het/de geconstateerd(e) risico(“s), het land van oorsprong, de landen waarin het product was verspreid, het kennisgevende lid van het netwerk, de grond voor de kennisgeving en de getroffen maatregelen.

4.   De Commissie publiceert jaarlijks een verslag over de in iRASFF verzonden kennisgevingen.

Artikel 25

Intrekking en wijziging van kennisgevingen

1.   Indien de te ondernemen actie gebaseerd lijkt te zijn op ongegronde informatie of indien de kennisgeving foutief is verzonden, kan elk contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking:

a)

een kennisgevend contactpunt verzoeken om een kennisgeving van niet-naleving of voedselfraude of een vervolgkennisgeving in te trekken;

b)

het contactpunt van de Commissie, met instemming van het kennisgevende contactpunt, verzoeken om een waarschuwingskennisgeving, een informatieve kennisgeving, een kennisgeving van afkeuring aan de grens of een nieuwskennisgeving in te trekken.

2.   Elk contactpunt van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking kan verzoeken om wijziging van een kennisgeving met instemming van het kennisgevende contactpunt.

3.   Een vervolgkennisgeving wordt niet beschouwd als een wijziging van een kennisgeving en mag derhalve zonder instemming van andere netwerkleden worden verzonden, tenzij die vervolgkennisgeving de classificatie van de kennisgeving wijzigt.

Artikel 26

Sluiting van een kennisgeving en opslagperiode van persoonsgegevens

1.   Een kennisgeving wordt automatisch gesloten in iRASFF indien:

a)

er geen, nog af te handelen verzoeken om opvolging zijn, of

b)

alle verzoeken zijn beantwoord, of

c)

er zes maanden na verzending van het laatste verzoek geen antwoord is ontvangen.

2.   Persoonsgegevens van gesloten kennisgevingen mogen niet langer dan tien jaar worden opgeslagen.

Artikel 27

Uitwisseling van informatie met derde landen

1.   Indien een waarschuwingskennisgeving, een informatieve kennisgeving of een kennisgeving van afkeuring aan de grens betrekking heeft op een product dat afkomstig is uit of wordt verspreid naar een derde land dat geen toegang tot iRASFF of Traces heeft, stelt de Commissie dat derde land onverwijld in kennis.

2.   Indien een kennisgeving van niet-naleving of een kennisgeving van voedselfraude betrekking heeft op een product dat afkomstig is uit of wordt verspreid naar een derde land dat geen toegang tot iRASFF of Traces heeft, kan de Commissie dat derde land in kennis stellen.

Artikel 28

Noodregelingen voor iRASFF

1.   Indien iRASFF niet beschikbaar is:

a)

bellen de contactpunten van het RASFF-netwerk het noodnummer van het contactpunt van de Commissie om door te geven dat er een e-mail betreffende een waarschuwingskennisgeving of een follow-up van een waarschuwingskennisgeving is verzonden. Het contactpunt van de Commissie informeert de contactpunten van het RASFF-netwerk die verantwoordelijk zijn voor de follow-up telefonisch via hun noodnummers;

b)

wisselen de contactpunten van het AAC-netwerk informatie uit via e-mail;

c)

wisselen de contactpunten van het voedselfraudenetwerk informatie over kennisgevingen van voedselfraude uit via e-mail;

d)

wordt het mechanisme voor verzoeken en antwoorden niet geactiveerd door de onder b) en c) bedoelde uitwisselingen.

2.   Zodra de beschikbaarheid van iRASFF is hersteld, voeren de contactpunten van het netwerk voor waarschuwingen en samenwerking de buiten het systeem uitgewisselde informatie in iRASFF in.

AFDELING 2

ADIS

Artikel 29

ADIS-netwerk

1.   Elk lid van het ADIS-netwerk mag meer dan één contactpunt aanwijzen voor indiening in ADIS van

a)

meldingen van uitbraken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/429;

b)

verslagen zoals voorzien in artikel 20 van Verordening (EU) 2016/429.

2.   Elk contactpunt van het ADIS-netwerk houdt in ADIS een lijst bij van meldings- en rapportageregio’s die door zijn lidstaat zijn vastgesteld met het oog op de melding en rapportage als voorzien in artikel 19 en artikel 20 van Verordening (EU) 2016/429 en actualiseert deze lijst.

AFDELING 3

Europhyt

Artikel 30

Europhyt-netwerk

Elk lid van het Europhyt-netwerk wijst de volgende contactpunten aan:

a)

een contactpunt dat verantwoordelijk is voor het indienen van Europhyt-kennisgevingen van uitbraken in het Europhyt-netwerk van uitbraken;

b)

een contactpunt dat verantwoordelijk is voor:

i)

het houden van toezicht op het indienen van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen in het Europhyt-netwerk van onderscheppingen, overeenkomstig artikel 33, voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die de Unie binnenkomen;

ii)

het indienen van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen bij de desbetreffende derde landen en internationale organisaties, voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die de Unie binnenkomen;

iii)

het indienen van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen in het Europhyt-netwerk van onderscheppingen, voor zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die in de Unie worden verhandeld.

Artikel 31

Toegang tot Europhyt-kennisgevingen van uitbraken en onderscheppingen

Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, heeft alleen het betrokken Europhyt-netwerk toegang tot de Europhyt-kennisgevingen van uitbraken en onderscheppingen.

Artikel 32

Indienen van Europhyt-kennisgevingen van uitbraken in het Europhyt-netwerk van uitbraken

1.   De contactpunten van het Europhyt-netwerk dienen niet later dan acht werkdagen na de datum van officiële bevestiging door een verantwoordelijke instantie van de aanwezigheid van een plaagorganisme als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en b), artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 1, en artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, een kennisgeving van een uitbraak in Europhyt in die ten minste de in de punten 1.1, 1.3, 2.1, 2.2, 3.1, 4.1, 5.1, 5.2, 6.4 en 8 van bijlage I bij deze verordening bedoelde informatie bevat.

2.   Indien de aanwezigheid van een plaagorganisme officieel wordt bevestigd overeenkomstig lid 1, omvat de kennisgeving eveneens de in punt 5.6 van bijlage I bedoelde informatie.

3.   De contactpunten van het netwerk dienen niet later dan dertig dagen na de desbetreffende in lid 1 bedoelde datum een kennisgeving in Europhyt in die de informatie in de punten 1.2, 3.2, 4.2, 4.3, 4.4, 5.3 tot en met 5.6, 6.1, 6.2, 6.3, 6.5, 6.6, 6.7, 7.1 tot en met 7.6, 9 en 10 van bijlage I bevat.

4.   Contactpunten van het Europhyt-netwerk actualiseren de in de leden 1 en 3 bedoelde kennisgevingen zodra zij nieuwe relevante informatie die zij ter beschikking hebben gekregen, hebben geverifieerd, of zodra de bevoegde autoriteit nieuwe maatregelen heeft genomen.

Artikel 33

Gebruik van Traces voor de indiening van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen in het Europhyt-netwerk van onderscheppingen

1.   De officiële plantgezondheidsfunctionaris die overeenkomstig artikel 55, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 beslissingen neemt over zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die de Unie binnenkomen, dient Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen over die zendingen binnen twee werkdagen na de onderschepping van die zendingen in Traces in.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgevingen omvatten de volgende elementen:

a)

de in het in artikel 40, lid 1, onder c), bedoelde GGB te vermelden informatie;

b)

aanvullende informatie over de met betrekking tot de zending te nemen maatregelen;

c)

informatie over de opgelegde quarantaine;

d)

eventuele nadere informatie over de onderschepping, indien beschikbaar.

3.   Contactpunten van het Europhyt-netwerk dienen Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen over zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen die in de Unie worden verhandeld binnen twee werkdagen na de onderschepping van die zendingen in Traces in. Die kennisgevingen bevatten de in lid 2 bedoelde informatie.

Artikel 34

Opslagperiode van persoonsgegevens voor Europhyt-kennisgevingen van uitbraken

Persoonsgegevens uit Europhyt-kennisgevingen van uitbraken mogen niet langer dan tien jaar in Europhyt worden opgeslagen.

AFDELING 4

Traces

Artikel 35

Traces-netwerk

1.   Onverminderd artikel 4, lid 2, wijst elk lid van het Traces-netwerk een of meer contactpunten aan voor de functies als voorzien in artikel 132, onder d), en artikel 133 van Verordening (EU) 2017/625 of in andere Unie-wetgeving die betrekking heeft op Traces.

2.   Contactpunten die worden aangewezen voor de indiening van Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen worden eveneens geacht contactpunten voor die functies in Traces te zijn.

Artikel 36

Toegang tot gegevens, informatie en documenten in Traces

1.   Elke exploitant heeft toegang tot de gegevens, informatie of documenten die hij in Traces verwerkt, produceert of verzendt.

2.   Elke bevoegde autoriteit heeft toegang tot de gegevens, informatie of documenten die onder haar bevoegdheidsgebied in Traces worden verwerkt, geproduceerd of verzonden, door haar eigen personeel of door de exploitanten die in Traces onder haar beheer staan.

3.   Indien meer dan één bevoegde autoriteit gegevens, informatie of documenten in Traces verwerkt, produceert of verzendt, krijgen die autoriteiten toegang tot alle desbetreffende gegevens, informatie en documenten.

4.   Zonder afbreuk te doen aan het recht van toegang van de Commissie krachtens artikel 8, lid 2, hebben entiteiten die niet hebben bijgedragen aan de verwerking, productie of verzending van gegevens, informatie of documenten in Traces of niet betrokken zijn bij het desbetreffende verhandelen of verkeer, geen toegang tot die gegevens, informatie of documenten.

5.   Bij wijze van afwijking van lid 4 hebben bevoegde autoriteiten toegang tot gegevens, informatie en documenten betreffende een overeenkomstig artikel 66, lid 5, van Verordening (EU) 2017/625 in Traces geregistreerd besluit om de binnenkomst van een zending te weigeren of gebod om actie te ondernemen.

Artikel 37

Uitwisselingen tussen Traces en andere elektronische systemen

1.   Gegevensuitwisselingen tussen Traces en andere elektronische systemen, waaronder nationale systemen van de lidstaten, verlopen gelijktijdig en wederzijds en worden gebaseerd op UN/CEFACT-, IPPC- en OIE-normen.

2.   Bij gegevensuitwisselingen tussen Traces en de nationale systemen van de lidstaten wordt gebruikgemaakt van de in Traces verstrekte referentiegegevens.

Artikel 38

Samenwerking tussen autoriteiten in de lidstaten in verband met zendingen die de Unie binnenkomen

1.   Met het oog op de in artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bepaalde samenwerking hebben de douaneautoriteiten van de lidstaten toegang tot gegevens, informatie en documenten met betrekking tot dieren en goederen die uit derde landen de Unie binnenkomen en tot besluiten die worden genomen op grond van de overeenkomstig titel II, hoofdstuk V, van die verordening verrichte officiële controles, via:

a)

Traces of de nationale systemen van hun lidstaten, of

b)

de EU-éénloketfaciliteit voor douane, die is gebaseerd op het elektronische douanesysteem als bedoeld in Beschikking nr. 70/2008/EG en is verbonden met Traces.

2.   Indien de in lid 1 bedoelde toegang niet beschikbaar is, zorgen de lidstaten er onverwijld voor dat hun douaneautoriteiten en bevoegde autoriteiten de desbetreffende gegevens, informatie en documenten tijdig met elkaar uitwisselen.

Artikel 39

Afgifte van elektronische officiële certificaten en gebruik van elektronische handtekeningen

1.   Elektronische officiële certificaten voor zendingen dieren of goederen die de Unie binnenkomen, voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

zij zijn afgegeven in een van de volgende systemen:

i)

Traces;

ii)

een nationaal systeem van een lidstaat

iii)

het elektronische certificeringssysteem van een derde land of internationale organisatie dat in staat is om gegevens uit te wisselen met Traces;

iv)

het elektronische certificeringssysteem van een derde land of internationale organisatie dat in staat is om gegevens uit te wisselen met een nationaal systeem van een lidstaat;

b)

zij zijn door een gemachtigde functionaris ondertekend met een geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;

c)

zij zijn voorzien van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit, of van de gekwalificeerde elektronische handtekening van de wettelijke vertegenwoordiger daarvan;

d)

zij maken gebruik van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel.

2.   Indien elektronische officiële certificaten worden afgegeven overeenkomstig lid 1, onder a), iii) of iv), wordt de uitwisseling van gegevens in Traces of het nationale systeem van de lidstaten erkend door middel van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit van het derde land, of de geavanceerde of gekwalificeerde handtekening van de wettelijke vertegenwoordiger ervan.

In die gevallen is de in lid 1, onder b), vermelde handtekening van de gemachtigde functionaris niet vereist.

3.   De Commissie wordt vooraf in kennis gesteld van de afgifte van elektronische officiële certificaten overeenkomstig lid 1, onder a), iv).

4.   De bevoegde autoriteit aanvaardt de overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 1, van Verordening (EU) 2016/2031 voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie vereiste elektronische fytosanitaire certificaten alleen wanneer die certificaten zijn afgegeven overeenkomstig lid 1, onder a), i) of iii) van dit artikel.

Artikel 40

Vorm van het GGB en instructies voor de indiening en het gebruik ervan

1.   Het GGB bevat gegevens voor de in bijlage II, deel 1, van deze verordening bepaalde informatie en wordt gebruikt door de exploitant en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 56, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 in een van de volgende vormen, afhankelijk van de categorie van de zending als vastgesteld in artikel 47, lid 1, van die verordening:

a)

een GGB-A dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling A, bij deze verordening, voor zendingen van dieren:

i)

als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625, of

ii)

die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan de in artikel 47, lid 1, onder e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen;

b)

een GGB-P dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling B, bij deze verordening, voor zendingen van producten:

i)

als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625, of

ii)

die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan de in artikel 47, lid 1, onder d), e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen;

c)

een GGB-PP dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling C, bij deze verordening, voor zendingen van:

i)

planten, plantaardige producten en ander materiaal als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625, of

ii)

planten, plantaardige producten en andere materialen die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan een van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen, of

iii)

specifieke planten, plantaardige producten en ander materiaal met een bepaalde oorsprong of herkomst waarvoor een minimumniveau van officiële controles noodzakelijk is teneinde erkende eenvormige gevaren en risico’s voor de plantgezondheid aan te pakken overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/66;

d)

een GGB-D dat is opgesteld volgens het model in bijlage II, deel 2, afdeling D, bij deze verordening, voor zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die bij binnenkomst in de Unie worden onderworpen aan een van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) of f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde maatregelen of voorwaarden.

2.   De in lid 1 vermelde GGB’s worden:

a)

opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat van binnenkomst;

b)

naar behoren ingevuld in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat van binnenkomst volgens de voetnoten van bijlage II, deel 1, bij deze verordening, door:

i)

de voor de zending verantwoordelijke exploitant, wat de informatie over de gegevens van de zending betreft, zoals beschreven in deel I van de modellen in deel 2, afdelingen A tot en met D van die bijlage;

ii)

de bevoegde autoriteit bij de grenscontrolepost of het controlepunt, wat de informatie over het besluit over de zending betreft, zoals beschreven in deel II van de modellen in deel 2, afdelingen A tot en met D van die bijlage;

iii)

de bevoegde autoriteit bij de grenscontrolepost van het punt van uitgang of de eindbestemming, of door de lokale bevoegde autoriteit, wat betreft de informatie over de vervolgmaatregelen die met betrekking tot de zending zijn genomen nadat daarover een besluit is genomen, zoals beschreven in deel III van de modellen in deel 2, afdelingen A tot en met D van die bijlage.

3.   Bij wijze van afwijking van lid 2, onder a), mag een lidstaat ermee instemmen dat een GGB wordt opgesteld in een andere officiële EU-taal dan die van de lidstaat van binnenkomst.

Artikel 41

Gebruik van een elektronisch GGB

1.   Een exploitant of een bevoegde autoriteit die een GGB in elektronische vorm gebruikt, doet dat via een van de volgende systemen:

a)

Traces, mits het GGB:

i)

door de voor de zending verantwoordelijke exploitant met zijn/haar elektronische handtekening is ondertekend;

ii)

door de certificerende functionaris bij de grenscontroleposten of controlepunten is ondertekend met zijn/haar geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;

iii)

is voorzien van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit, en

iv)

is verzegeld door Traces met een geavanceerd of gekwalificeerd elektronisch zegel;

b)

het nationale systeem van een lidstaat, mits het GGB:

i)

door de voor de zending verantwoordelijke exploitant met zijn/haar elektronische handtekening is ondertekend;

ii)

door de certificerende functionaris bij de grenscontroleposten of controlepunten is ondertekend met zijn/haar geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;

iii)

is voorzien van het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit, en

iv)

ten laatste naar Traces wordt verzonden op het moment dat het besluit wordt genomen op basis van de officiële controles en de verzending is verzegeld met het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel van de afgevende bevoegde autoriteit.

2.   Traces erkent de in lid 1, onder b), iv), bedoelde verzending met het geavanceerde of gekwalificeerde elektronische zegel.

3.   Elk van de in de leden 1 en 2 bedoelde vereiste stappen worden voorzien van een gekwalificeerd elektronisch tijdstempel.

Artikel 42

Opslagperioden van elektronische certificaten en GGB’s en persoonsgegevens daarin

1.

Met het oog op het behoud van de integriteit van overeenkomstig artikel 39 respectievelijk artikel 41 afgegeven certificaten en GGB’s worden relevante gegevens met betrekking tot elektronische handtekeningen, elektronische zegels, tijdstempels en elektronische uitwisselingen gedurende ten minste drie jaar door Traces en de nationale systemen van de lidstaten opgeslagen.

2.

Persoonsgegevens uit de in lid 1 bedoelde certificaten en GGB’s mogen niet langer dan tien jaar door Traces en de nationale systemen van de lidstaten worden opgeslagen.

3.

Persoonsgegevens uit de in artikel 33, lid 2, bedoelde Europhyt-kennisgevingen van onderscheppingen mogen niet langer dan tien jaar door Traces worden opgeslagen.

Artikel 43

Lijst van controle-eenheden

Elk contactpunt van het Traces-netwerk houdt in Traces een lijst bij van controle-eenheden die zijn lidstaat heeft aangewezen voor de toepassing van Traces en actualiseert deze lijst.

Artikel 44

Lijst van grenscontroleposten en controlepunten

1.   Elk contactpunt van het Traces-netwerk houdt in Traces een lijst bij van grenscontroleposten en controlepunten die zijn lidstaat heeft aangewezen overeenkomstig artikel 59, lid 1, respectievelijk artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 met het oog op de uitvoering van officiële controles van een of meer van de in artikel 47, lid 1, van die verordening bedoelde categorieën dieren of goederen, en actualiseert deze lijst.

2.   Het in lid 1 bedoelde contactpunt voert informatie in Traces in met betrekking tot elk(e) aangewezen grenscontrolepost en controlepunt, en gebruikt daarbij:

a)

de in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1014 van de Commissie (35) opgenomen vormen om de in artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde informatie te verstrekken;

b)

de in bijlage II bij die uitvoeringsverordening opgenomen afkortingen en specificaties.

Artikel 45

Lijst van inrichtingen

1.   Elk contactpunt van het Traces-netwerk houdt in Traces actuele lijsten bij van:

a)

door zijn lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 852/2004 erkende levensmiddelenbedrijven;

b)

door zijn lidstaat overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 erkende of geregistreerde inrichtingen, bedrijven en exploitanten die dierlijke bijproducten of afgeleide producten verwerken.

2.   Het in lid 1 bedoelde contactpunt voert in Traces informatie in met betrekking tot elke in dat lid bedoelde inrichting met gebruikmaking van de technische specificaties voor de vorm van de lijsten van inrichtingen die door de Commissie is verstrekt.

3.   De Commissie ondersteunt de lidstaten bij het via haar website of via Traces openbaar maken van de in lid 1 bedoelde lijsten.

Artikel 46

Noodregelingen voor Traces en de nationale systemen van de lidstaten in geval van al dan niet geplande niet-beschikbaarheid

1.   Contactpunten van het Traces-netwerk houden een openbaar register bij op het internet dat een invulbaar model bevat van alle documenten die overeenkomstig deze verordening in Traces of in de nationale systemen van de lidstaten kunnen worden afgegeven.

2.   Indien een nationaal systeem van een lidstaat, Traces of een van de functies daarvan gedurende langer dan een uur niet beschikbaar zijn, kunnen de gebruikers ervan een invulbaar uitgeprint of elektronisch model gebruiken, zoals bedoeld in lid 1, om informatie te registreren en uit te wisselen.

3.   Zodra de beschikbaarheid van de in lid 2 bedoelde systemen en functies is hersteld, produceren de gebruikers de krachtens deze verordening vereiste elektronische documenten met gebruikmaking van de volgens lid 2 geregistreerde informatie.

4.   Indien een nationaal systeem van een lidstaat, Traces of een van de functies daarvan niet beschikbaar is, kunnen de lidstaten tijdelijk alle benodigde documenten produceren en in het beschikbare systeem elektronisch uitwisselen en zijn de verplichtingen inzake Traces-functies niet van toepassing. De Commissie en de eigenaren van de nationale systemen voeren een grootschalige ad-hocuitwisseling van die documenten uit zodra de beschikbaarheid is hersteld.

5.   Overeenkomstig de leden 2 en 4 geproduceerde documenten worden voorzien van de tekst “geproduceerd volgens noodregeling”.

6.   De Commissie informeert de gebruikers via Traces twee weken van tevoren van de geplande niet-beschikbaarheid, de duur ervan en de reden ervoor.

HOOFDSTUK 4

Slotbepalingen

Artikel 47

Intrekkingen

1.   Richtlijn 94/3/EG, de Beschikkingen 92/486/EEG, 2003/24/EG, 2003/623/EG, 2004/292/EG, 2004/675/EG en 2005/123/EG, Verordening (EU) nr. 16/2011 en Uitvoeringsbesluiten 2014/917/EU, (EU) 2015/1918 en (EU) 2018/1553 worden ingetrokken met ingang van 14 december 2019.

2.   Verwijzingen naar die ingetrokken handelingen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 48

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019, met uitzondering van hoofdstuk 3, deel 2, dat van toepassing is met ingang van 21 april 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 september 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(3)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(4)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(5)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(6)  Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(9)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en intrekking van het Kaderbesluit van de Raad 2008/977/JBZ (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(10)  Verordening (EU) nr. 16/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (PB L 6 van 11.1.2011, blz. 7).

(11)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(12)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van het systeem voor administratieve bijstand en samenwerking (AAC-systeem) krachtens Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 280 van 24.10.2015, blz. 31).

(13)  http://europa.eu/rapid/press-release_STATEMENT-17-3486_en.htm

(14)  Het systeem was oorspronkelijk opgericht bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20). Die richtlijn werd ingetrokken bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1), die vervolgens werd ingetrokken bij Verordening (EU) 2016/2031, met ingang van 14 december 2019.

(15)  Richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen (PB L 32 van 5.2.1994, blz. 37).

(16)  Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU van de Commissie van 15 december 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn 2000/29/EG van de Raad met betrekking tot de kennisgeving van de aanwezigheid van schadelijke organismen en van maatregelen die de lidstaten hebben genomen of voornemens zijn te nemen (PB L 360 van 17.12.2014, blz. 59)

(17)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(18)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van specificaties betreffende formaten van geavanceerde elektronische handtekeningen en geavanceerde zegels die door openbare instanties moeten worden erkend overeenkomstig respectievelijk artikel 27, lid 5, en artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (PB L 235 van 9.9.2015, blz. 37).

(19)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1553 van de Commissie van 15 oktober 2018 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van elektronische fytosanitaire certificaten die zijn afgegeven door de nationale organisaties ter bescherming van planten van derde landen (PB L 260 van 17.10.2018, blz. 22).

(20)  Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11).

(21)  Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11).

(22)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).

(23)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/66 van de Commissie van 16 januari 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van planten, plantaardige producten en ander materiaal om de naleving te verifiëren van de voorschriften van de Unie betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten die op die goederen van toepassing zijn (PB L 15 van 17.1.2019, blz. 1).

(24)  Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (PB L 23 van 26.1.2008, blz. 21).

(25)  Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

(26)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(27)  Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29).

(28)  Beschikking 92/438/EEG van de Raad van 13 juli 1992 betreffende de informatisering van de veterinaire procedures bij invoer (Shift-project), tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG, 91/496/EEG en 91/628/EEG alsmede Beschikking 90/424/EEG, en tot intrekking van Beschikking 88/192/EEG (PB L 243 van 25.8.1992, blz. 27).

(29)  Beschikking 92/486/EEG van de Commissie van 25 september 1992 tot vaststelling van de bepalingen inzake de samenwerking tussen het server-station “Animo” en de lidstaten (PB L 291 van 7.10.1992, blz. 20).

(30)  Beschikking 2003/24/EG van de Commissie van 30 december 2002 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem (PB 8 van 14.1.2003, blz. 44).

(31)  Beschikking 2003/623/EG van de Commissie van 19 augustus 2003 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem, genaamd Traces (PB L 216 van 28.8.2003, blz. 58).

(32)  Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63).

(33)  Beschikking van de Commissie van 29 september 2004 tot vaststelling van logistieke steun voor het Traces-systeem (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 26).

(34)  Beschikking 2005/123/EG van de Commissie van 9 februari 2005 tot wijziging van Beschikking 2004/292/EG betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 39 van 11.2.2005, blz. 53).

(35)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1014 van de Commissie van 12 juni 2019 tot vaststelling van nadere regels betreffende minimumvoorschriften voor grenscontroleposten, met inbegrip van inspectiecentra, en voor de vorm, de categorieën en afkortingen voor het opstellen van lijsten van grenscontroleposten en controlepunten (PB L 165 van 21.6.2019, blz. 10).


BIJLAGE I

Inhoud van in artikel 32 bedoelde kennisgevingen

1.   

Algemene informatie

1.1.

Titel — voer de wetenschappelijke benaming van het desbetreffende plaagorganisme in, zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en b), artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 1, en artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, alsook de plaats en of het een eerste aanwezigheid betreft of niet. De wetenschappelijke benaming moet overeenkomen met:

1)

de wetenschappelijke benaming van het plaagorganisme, in voorkomend geval met inbegrip van de pathovar, of

2)

indien punt 1) niet van toepassing is, de door een internationale organisatie goedgekeurde wetenschappelijke benaming, met inbegrip van de pathovar en de naam van die organisatie, of

3)

indien noch punt 1) noch punt 2) van toepassing is, de wetenschappelijke benaming uit de meest betrouwbare informatiebron, met een verwijzing naar die bron.

U kunt een toelichting bijvoegen.

1.2.

Samenvatting — een samenvatting van de gegevens van de punten 3 t/m 7.

1.3.

Vermeld een van de volgende opties:

1)

gedeeltelijke kennisgeving overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2;

2)

kennisgeving overeenkomstig artikel 32, lid 3;

3)

actualisering van een kennisgeving overeenkomstig artikel 32, lid 4;

4)

aantekening inzake de beëindiging van de genomen maatregelen en de redenen daarvoor.

2.   

Centrale autoriteit en verantwoordelijke personen

2.1.

Naam van de kennisgevende centrale autoriteit — vermeld de woorden “kennisgeving door”, gevolgd door de naam van de centrale autoriteit en de lidstaat ervan.

2.2.

Officiële contactpersoon bij de centrale instantie — vermeld de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de persoon die door de centrale instantie als officiële contactpersoon voor de kennisgeving is aangewezen. Wanneer meer dan één persoon wordt vermeld, vermeld dan de redenen daarvoor.

3.   

Plaats waar het plaagorganisme aanwezig is

3.1.

Geef een zo specifiek mogelijke aanduiding van de plaats waar het betrokken plaagorganisme aanwezig is, en vermeld daarbij ten minste de relevante administratieve regio (gemeente, stad, provincie enz.).

3.2.

Voeg een of meer kaarten van de plaats toe.

4.   

Reden voor kennisgeving, status van de plaag in het gebied en de betrokken lidstaat

4.1.

Vermeld een van de volgende opties:

1)

eerste bevestigde of vermoedelijke aanwezigheid van het plaagorganisme op het grondgebied van de betrokken lidstaat;

2)

bevestigde of vermoedelijke aanwezigheid van het plaagorganisme in een deel van het grondgebied van de betrokken lidstaat waar de aanwezigheid voordien onbekend was. (Vermeld, in voorkomend geval, dat het plaagorganisme verscheen in een deel van het grondgebied waar had voordien aanwezig was geweest, maar was uitgeroeid.)

4.2.

Status van de plaag in het gebied (1) waarin het plaagorganisme is aangetroffen, na officiële bevestiging — kies een of meer van de volgende opties, en licht de gekozen optie(s) toe:

1)

aanwezig in alle delen van het gebied;

2)

alleen in bepaalde delen van het gebied aanwezig;

3)

aanwezig in bepaalde delen van het gebied waar geen waardplanten worden geteeld;

4)

aanwezig: uitroeiingsprogramma loopt;

5)

aanwezig: indammingsprogramma loopt;

6)

aanwezig: lage prevalentie;

7)

niet aanwezig: plaagorganisme aangetroffen maar uitgeroeid;

8)

niet aanwezig: plaagorganisme aangetroffen maar niet langer aanwezig vanwege andere redenen dan uitroeiing;

9)

van voorbijgaande aard (de aanwezigheid van het plaagorganisme zal in het gebied zal naar verwachting niet van blijvende aard zijn): maatregelen niet noodzakelijk;

10)

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, onder bewaking;

11)

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, uitroeiingsprogramma loopt;

12)

overig.

4.3.

Status van de plaag in de betrokken lidstaat vóór officiële bevestiging van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het plaagorganisme — vermeld, in een toelichting, een of meer van de volgende elementen:

1)

aanwezig in alle delen van de lidstaat;

2)

alleen in bepaalde delen van de lidstaat aanwezig;

3)

aanwezig in bepaalde delen van het gebied waar geen waardgewassen worden geteeld;

4)

aanwezig: seizoensgebonden;

5)

aanwezig: uitroeiingsprogramma loopt;

6)

aanwezig: indammingsprogramma loopt (in het geval dat uitroeiing onmogelijk is);

7)

aanwezig: lage prevalentie;

8)

niet aanwezig: geen gegevens over het plaagorganisme;

9)

niet aanwezig: plaagorganisme uitgeroeid;

10)

niet aanwezig: plaagorganisme niet langer aanwezig vanwege andere redenen dan uitroeiing;

11)

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme ongeldig;

12)

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme onbetrouwbaar;

13)

niet aanwezig: enkel onderschept;

14)

van voorbijgaande aard: maatregelen niet noodzakelijk;

15)

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, onder bewaking;

16)

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, uitroeiingsprogramma loopt;

17)

overig.

4.4.

Status van de plaag in de betrokken lidstaat na officiële bevestiging van de aanwezigheid van het plaagorganisme — vermeld, in een toelichting, een of meer van de volgende elementen:

1)

aanwezig in alle delen van de lidstaat;

2)

alleen in bepaalde delen van de lidstaat aanwezig;

3)

aanwezig in bepaalde delen van het gebied waar geen waardgewassen worden geteeld;

4)

aanwezig: seizoensgebonden;

5)

aanwezig: uitroeiingsprogramma loopt;

6)

aanwezig: indammingsprogramma loopt (in het geval uitroeiing onmogelijk is);

7)

aanwezig: lage prevalentie;

8)

niet aanwezig: plaagorganisme uitgeroeid;

9)

niet aanwezig: plaagorganisme niet langer aanwezig vanwege andere redenen dan uitroeiing;

10)

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme ongeldig;

11)

niet aanwezig: gegevens over het plaagorganisme onbetrouwbaar;

12)

niet aanwezig: enkel onderschept;

13)

van voorbijgaande aard: maatregelen niet noodzakelijk;

14)

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, onder bewaking;

15)

van voorbijgaande aard: maatregelen getroffen, uitroeiingsprogramma loopt;

16)

overig.

5.   

Vaststelling, bemonstering, testen en bevestiging van het plaagorganisme

5.1.

Hoe de aanwezigheid van het plaagorganisme werd vastgesteld of het vermoeden van de aanwezigheid ontstond — vermeld een van de volgende opties:

1)

officieel onderzoek naar het plaagorganisme;

2)

onderzoek dat verband hield met een bestaande of uitgeroeide uitbraak van een plaagorganisme;

3)

fytosanitaire inspecties (alle typen);

4)

inspectie in verband met het traceren in beide richtingen van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme;

5)

officiële inspectie voor andere dan fytosanitaire doeleinden;

6)

door exploitanten, laboratoria of anderen ingediende informatie;

7)

wetenschappelijke informatie;

8)

overig.

U kunt verdere opmerkingen toevoegen als vrije tekst of door bijvoeging van documenten.

Indien u kiest voor optie 8) is een nadere toelichting vereist.

Vermeld bij inspecties de data, een beschrijving van de methode (met inbegrip van details van visuele of andere controles), een beknopte beschrijving van de plaats van inspectie en de bevindingen, en voeg beeldmateriaal toe.

Bij opties 3) en 4) moet de datum van de inspectie(s) worden vermeld, evenals een beschrijving van de inspectiemethode (met inbegrip van details van visuele of andere controles). U kunt een beknopte beschrijving geven van de plaats van de inspectie en de bevindingen, en beeldmateriaal toevoegen.

5.2.

Datum van bevinding — vermeld de datum waarop de verantwoordelijke officiële instantie de aanwezigheid van het plaagorganisme heeft vastgesteld, het vermoeden ervan kreeg of voor het eerst over het verschijnen ervan was ingelicht. Indien het plaagorganisme werd aangetroffen door een andere persoon dan de verantwoordelijke officiële instantie, vermeld dan de datum waarop het werd aangetroffen en de datum waarop die persoon de verantwoordelijke officiële instantie daarvan in kennis stelde.

5.3.

Bemonstering voor laboratoriumanalyse — verstrek, indien van toepassing, informatie over de bemonstering voor laboratoriumanalyse, met inbegrip van de datum, methode en omvang van het monster. Voeg eventueel beeldmateriaal toe.

5.4.

Laboratorium — vermeld, indien van toepassing, de naam en het adres van het/de bij de identificatie van het plaagorganisme betrokken laboratorium/a.

5.5.

Diagnosemethode — vermeld een van de volgende opties:

1)

op grond van een aan collegiale toetsing onderworpen protocol — (vermeld een duidelijke verwijzing naar het desbetreffende protocol en, in voorkomend geval, eventuele afwijkingen daarvan);

2)

anders (vermeld de methode).

5.6.

Datum van officiële bevestiging van de identiteit van het plaagorganisme.

6.   

Informatie over het aangetaste gebied en de ernst en oorsprong van de uitbraak

6.1.

Omvang en afbakening van het aangetaste gebied — vermeld een of meer van de volgende opties (schattingen zijn toegestaan, maar moeten vergezeld gaan van een verklaring waarom het niet mogelijk is een exact antwoord te geven):

1)

oppervlak van het aangetaste gebied (m2, ha, km2);

2)

aantal aangetaste planten (stuks);

3)

volume van aangetaste plantaardige producten (tonnen, m3);

4)

belangrijkste gps-coördinaten of andere specifieke beschrijving (bv. territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) van Eurostat, geografische codes (geocodes) of luchtfoto’s) om de grenzen van het gebied aan te geven.

6.2.

Kenmerken van het aangetaste gebied en de omgeving daarvan — vermeld een of meer van de volgende opties:

1)

In de open lucht — productiegebied

1.1)

veld (landbouwgrond, weidegrond),

1.2)

boomgaard/wijngaard,

1.3)

kwekerij,

1.4)

bos.

2)

In de open lucht — overig

2.1)

privétuin,

2.2)

openbare locaties,

2.3)

beschermd gebied,

2.4)

wilde planten in andere dan beschermde gebieden,

2.5)

overige (gelieve te specificeren).

3)

besloten omgeving

3.1)

broeikas,

3.2)

andere kas;

3.3)

privéterrein (anders dan een kas),

3.4)

openbare locaties (anders dan een kas),

3.5)

overige (gelieve te specificeren).

Vermeld voor elke optie of de aantasting betrekking heeft op een of meer van de volgende producten:

voor opplant bestemde planten;

overige planten;

plantaardige producten, of

andere materialen.

6.3.

Waardplanten in het aangetaste gebied en de omgeving daarvan — vermeld de wetenschappelijke benaming van de waardplanten in het gebied, overeenkomstig punt 6.4. U kunt aanvullende informatie geven over de dichtheid van waardplanten, onder verwijzing naar teeltwijzen, specifieke kenmerken van de habitats, of informatie over vatbare plantaardige producten die in het gebied worden geproduceerd.

6.4.

Aangetaste planten, plantaardige producten en andere materialen — vermeld de wetenschappelijke benaming van de aangetaste waardplanten. U kunt het plantenras vermelden en, voor plantaardige producten, in voorkomend geval, het soort product.

6.5.

In het gebied aanwezige vectoren — vermeld, in voorkomend geval, een van de volgende opties:

1)

de wetenschappelijke benaming van de vectoren, ten minste op geslachtsniveau, of

2)

indien punt 1) niet van toepassing is, de door een internationale organisatie goedgekeurde wetenschappelijke benaming en de naam van die organisatie, of

3)

indien noch punt 1) noch punt 2) van toepassing is, vermelding van de wetenschappelijke benaming uit de meest betrouwbare informatiebron, met een verwijzing naar die bron. U kunt aanvullende informatie geven over de dichtheid van de vectoren of de kenmerken van planten die van belang zijn voor de vectoren.

6.6.

Ernst van de uitbraak — beschrijf de huidige omvang van de aantasting, de symptomen en de schade. Voeg waar mogelijk voorspellingen toe zodra deze beschikbaar zijn.

6.7.

Bron van de uitbraak — vermeld, naargelang van het geval, de bevestigde introductieroute van het plaagorganisme in het gebied of — indien in afwachting van een dergelijke bevestiging — van de vermoedelijke introductieroute. U kunt verdere informatie toevoegen over de bevestigde of mogelijke oorsprong van het plaagorganisme.

7.   

Officiële fytosanitaire maatregelen

7.1.

Vaststelling van officiële fytosanitaire maatregelen — vermeld een van de volgende opties en licht toe:

1)

er zijn officiële fytosanitaire maatregelen getroffen in de vorm van chemische, biologische of fysieke behandelingen;

2)

er zijn officiële fytosanitaire maatregelen getroffen, doch niet in de vorm van een chemische, biologische of fysieke behandeling;

3)

er zullen officiële fytosanitaire maatregelen worden getroffen;

4)

een besluit over officiële fytosanitaire maatregelen moet nog worden genomen;

5)

geen officiële fytosanitaire maatregelen (verklaar waarom).

Indien er sprake is van een afgebakend gebied, vermeld dan bij de opties 1), 2), en 3), of de maatregelen binnen of buiten dat gebied zijn of zullen worden genomen.

7.2.

Datum vaststelling van officiële fytosanitaire maatregelen (vermeld voor eventuele tijdelijke maatregelen de verwachte duur ervan).

7.3.

Identificatie van het gebied waarop de officiële fytosanitaire maatregelen van toepassing zijn — vermeld de methode voor het vaststellen van het gebied waarop de officiële fytosanitaire maatregelen van toepassing zijn. Voeg resultaten toe van de verrichte onderzoeken.

7.4.

Doel van de officiële fytosanitaire maatregelen — vermeld een van de volgende opties:

1)

uitroeiing;

2)

indamming (in het geval uitroeiing onmogelijk is).

7.5.

Maatregelen die gevolgen hebben voor het goederenverkeer — vermeld een van de volgende opties:

1)

de maatregelen hebben gevolgen voor de invoer of het verkeer van goederen in de Unie (beschrijf de maatregelen);

2)

de maatregelen hebben geen gevolgen voor de invoer of het verkeer van goederen in de Unie.

7.6.

Specifieke onderzoeken — indien onderzoeken zijn verricht in het kader van officiële fytosanitaire maatregelen, beschrijf dan de methodologie, de duur en het toepassingsgebied ervan.

8.   

Beoordeling van het risico op schadelijke organismen

Vermeld een van de volgende opties:

1)

een beoordeling van het risico op schadelijke organismen is niet vereist (voor de schadelijke organismen die zijn bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a) en b), of die zijn onderworpen aan maatregelen als bedoeld in artikel 30, lid 1, tweede alinea, vanVerordening (EU) 2016/2031);

2)

een beoordeling van het risico op schadelijke organismen, of een voorlopige beoordeling van het risico op schadelijke organismen, wordt uitgewerkt;

3)

een voorlopige beoordeling van het risico op schadelijke organismen is beschikbaar — beschrijf de voornaamste conclusies en voeg de voorlopige beoordeling van het risico op schadelijke organismen bij of vermeld waar de beoordeling kan worden geraadpleegd;

4)

een beoordeling van het risico op schadelijke organismen is beschikbaar — beschrijf de voornaamste conclusies en voeg de beoordeling van het risico op schadelijke organismen bij of vermeld waar die beoordeling kan worden geraadpleegd.

9.   

Voeg links naar relevante websites en andere informatiebronnen toe.

10.   

Vermeld of sommige of alle in de punten 1.1 , 1.3 , 3.1 , 4.1 tot en met 4.4 , 5.1 tot en met 5.6 , 6.1 tot en met 6.7 , 7.1 tot en met 7.6 en 8 vermelde gegevens naar de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee verzonden moeten worden.


(1)  Volgens de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen, ISPM 8 (1998): Determination of pest status in an area. Rome, IPPC, FAO (https://www.ippc.int/sites/default/files/documents//1323945129_ISPM_08_1998_En_2011-11-29_Refor.pdf)


BIJLAGE II

Gemeenschappelijke gezondheidsdocumenten van binnenkomst (GGB’s)

DEEL 1

GGB-gegevens en toelichtingen

Algemeen

De in deel 1 gespecificeerde gegevens vormen de nomenclaturen voor de elektronische versie van het GGB.

Alle gegevens of vakken zijn van toepassing op de GGB-modellen in deel 2, tenzij in de Uniewetgeving anders is aangegeven of bepaald.

Papieren exemplaren van een elektronisch GGB moeten een uniek machineleesbaar optisch etiket dragen dat naar de elektronische versie verwijst.

Van de vakken I.20 tot en met I.26 en II.9 tot en met II.16 moet telkens één vak worden geselecteerd; selecteer voor elk vak één optie.

Als in een vak meerdere opties kunnen worden geselecteerd, worden in de elektronische versie van het GGB alleen de door u geselecteerde opties weergegeven.

Als een vak niet verplicht is, wordt de inhoud ervan weergegeven als doorgehaalde tekst.

De volgorde van de vakken in de GGB-modellen in deel 2 en de grootte en vorm van die vakken zijn indicatief.

Als een stempel vereist is, is het elektronische equivalent daarvan een elektronisch zegel.

Bij de verwerking van de in de GGB’s opgenomen persoonsgegevens voldoen de lidstaten aan Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680 en de Commissie aan Verordening (EU) 2018/1725.

DEEL I — OMSCHRIJVING VAN DE ZENDING

Vak

Beschrijving

I.1

Verzender/exporteur

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode (1) van de natuurlijke of rechtspersoon die de zending verstuurt. Deze persoon moet in een derde land gevestigd zijn, met uitzondering van bepaalde, in de Uniewetgeving vastgelegde gevallen, waarin de persoon in een lidstaat gevestigd mag zijn.

I.2

GGB-referentie

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc wordt toegewezen en in de vakken II.2 en III.2 wordt herhaald.

I.3

Lokale referentie

 

Vermeld de door de bevoegde autoriteit toegewezen unieke alfanumerieke code.

I.4

Grenscontrolepost/controlepunt/controle-eenheid

 

Selecteer de naam van de grenscontrolepost of het controlepunt.

Vermeld de plaats van inspectie, indien van toepassing.

Vermeld in het geval van een volgend GGB-P voor een niet-conforme zending de naam van de controle-eenheid die verantwoordelijk is voor het toezicht op de vrije zone of het speciaal erkende douane-entrepot.

I.5

Code van de/het grenscontrolepost/controlepunt/controle-eenheid

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc wordt toegewezen aan de grenscontrolepost, het controlepunt of de controle-eenheid.

I.6

Geadresseerde/importeur

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de natuurlijke of rechtspersoon voor wie de zending bestemd is, en die wordt vermeld op, bijvoorbeeld, officiële certificaten, officiële verklaringen of andere documenten, zoals in het derde land afgegeven documenten van commerciële aard. Indien deze persoon dezelfde is als de in vak I.8 vermelde persoon, wordt dit vak automatisch ingevuld door het Imsoc, aan de hand van de in dat vak vermelde informatie.

Dit vak is optioneel in geval van overlading of doorvoer.

I.7

Plaats van bestemming

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de plaats waar de zending wordt geleverd voor de laatste lossing. Indien dit adres hetzelfde is als het in vak I.6 vermelde adres, wordt dit vak automatisch ingevuld door het Imsoc, aan de hand van de in dat vak vermelde informatie.

Deze plaats moet zich in een lidstaat bevinden, ook in geval van doorvoer, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 44, van Verordening (EU) 2017/625, met opslag van goederen. In geval van doorvoer zonder opslag van goederen, wordt het derde land van bestemming vermeld in vak I.22.

Vermeld in voorkomend geval ook het registratie- of erkenningsnummer van de inrichting van bestemming.

Vermeld voor zendingen die bij de grenscontrolepost worden opgesplitst de grenscontrolepost als plaats van bestemming op het eerste GGB. Vermeld in volgende GGB’s de plaats van bestemming voor elk deel van de opgesplitste zending.

Vermeld voor zendingen die naar een controlepunt worden overgebracht het controlepunt als plaats van bestemming. Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.20 vermelde informatie.

Indien zendingen worden vervoerd naar een inrichting voor verder vervoer, is de plaats van bestemming alleen vereist indien deze verschilt van de inrichting voor verder vervoer.

I.8

Voor de zending verantwoordelijke exploitant

 

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de natuurlijke of rechtspersoon in de lidstaat die voor de zending verantwoordelijk is op het ogenblik dat zij op de grenscontrolepost wordt aangeboden en die als of namens de importeur de nodige declaraties bij de bevoegde autoriteit doet. Deze exploitant kan dezelfde zijn als de in vak I.6 vermelde exploitant en moet dezelfde zijn als de in vak I.35 vermelde exploitant.

Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld.

Vermeld in geval van een volgend GGB de naam en het adres van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbieden van de zending voor verdere officiële controles bij de volgende plaats.

Vermeld in geval van een volgend GGB-P voor niet-conforme zendingen de naam en het adres van de persoon die verantwoordelijk is voor de procedures na opslag in het entrepot.

I.9

Begeleidende documenten

 

Selecteer de soort vereiste begeleidende documenten: bv. officiële certificaten, officiële verklaringen, vergunningen of andere documenten, waaronder documenten van commerciële aard.

Vermeld de unieke code van de begeleidende documenten en het land van afgifte. Vermelding van de datum van afgifte is facultatief. Indien het officiële certificaat in het Imsoc is geproduceerd, vermeld dan de unieke alfanumerieke code in vak I.2a van het officiële certificaat.

Referentienummers commerciële documenten: vermeld, bijvoorbeeld, het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van de zeevrachtbrief of het commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig.

I.10

Voorafgaande kennisgeving

 

Vermeld de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aankomst bij het plaats van binnenkomst waar de grenscontrolepost zich bevindt.

GGB-D/GGB-PP

Vermeld de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aankomst bij het controlepunt in geval van een volgend GGB voor overbrenging naar een controlepunt.

I.11

Land van oorsprong

 

Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.31 vermelde informatie.

GGB-A

Vermeld het land van verblijf tijdens de vereiste verblijfsperiode die is vermeld op het bijgevoegde officiële certificaat.

Vermeld voor geregistreerde paarden die opnieuw in de Unie worden binnengebracht na tijdelijke uitvoer voor een periode van minder dan 30, 60 of 90 dagen voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties in bepaalde derde landen, het land van waaruit zij het laatst zijn verzonden.

GGB-P

Vermeld het land waar de producten zijn geproduceerd, gefabriceerd of verpakt (voorzien van een etiket met het identificatiemerk).

Vermeld voor producten die opnieuw in de Unie worden binnengebracht als bedoeld in artikel 77, lid 1, onder h), van Verordening (EU) 2017/625 of die naar de Unie terugkeren na doorvoer door derde landen (zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 44, onder b), van die verordening) de lidstaat van oorsprong.

GGB-PP

Vermeld het (de) land(en) van oorsprong waar de planten, plantaardige producten of materialen zijn geteeld, geproduceerd, opgeslagen of verwerkt, zoals aangegeven op het fytosanitaire certificaat.

GGB-D

Vermeld het land van oorsprong van de goederen of het land waarin ze zijn geteeld, geoogst of geproduceerd.

I.12

Regio van oorsprong

 

Indien overeenkomstig de Uniewetgeving regionalisatiemaatregelen van toepassing zijn op dieren of goederen, vermeld dan de code van de goedgekeurde regio’s, zones of compartimenten. Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.31 vermelde informatie.

GGB-PP

Indien het land van oorsprong bepaalde gebieden als officieel vrij van een bepaald plaagorganisme heeft verklaard, vermeld dan het gebied van oorsprong van de plant, het plantaardige product of de andere materialen.

I.13

Vervoermiddelen

 

Selecteer een van de volgende vervoermiddelen voor dieren of goederen die bij de grenscontrolepost aankomen en vermeld het identificatiemiddel:

vliegtuig (vermeld het vluchtnummer);

vaartuig (vermeld de naam en het nummer van het vaartuig);

treinwagon (vermeld de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer);

wegvoertuig (vermeld het kentekennummer en indien van toepassing ook het nummer van de aanhanger).

Selecteer in het geval van een veerboot “vaartuig” en vermeld de identificatiegegevens van de wegvoertuigen met het kentekennummer (en indien van toepassing ook het nummer van de aanhanger), en de naam van de te gebruiken veerboot.

GGB-PP

Identificatie van het vervoermiddel is niet vereist.

I.14

Land van verzending

 

GGB-P/GGB-PP/GGB-D

Vermeld het land waar de goederen zijn geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Unie zijn gebracht. In sommige gevallen waar de goederen vóór binnenkomst in de Unie door meer dan één land worden vervoerd (driehoeksvervoer), kan dit het derde land zijn waarin het officiële certificaat is afgegeven.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-A.

I.15

Inrichting van oorsprong

 

Vermeld, indien dat in de Uniewetgeving vereist is, de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de inrichting(en) van oorsprong.

Vermeld, indien dat in de Uniewetgeving vereist is, het registratienummer of erkenningsnummer ervan.

Dit vak kan automatisch door het Imsoc worden ingevuld, aan de hand van de in vak I.31 vermelde informatie.

I.16

Vervoersomstandigheden

 

GGB-P/GGB-D

Vermeld de categorie van de vereiste temperatuur tijdens het vervoer (omgevingstemperatuur, gekoeld, bevroren), indien van toepassing. Er mag slechts één categorie worden geselecteerd.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-A en GGB-PP.

I.17

Containernummer/zegelnummer

 

Vermeld, indien van toepassing, het containernummer en het zegelnummer (er kunnen meerdere nummers worden vermeld).

Vermeld voor een officieel zegel het in het officiële certificaat vermelde officiële zegelnummer en selecteer “officieel zegel” of vermeld een ander, in de begeleidende documenten aangegeven zegel.

I.18

Gecertificeerd als of voor

 

Selecteer het doel van het vervoer van de dieren, het beoogde gebruik van de goederen of de categorie zoals gespecificeerd in het officiële certificaat (indien vereist) of het commerciële document:

GGB-A:

fokken/productie, mesten, geconsigneerde inrichtingen, honden/katten/fretten (of indien meer dan vijf honden/katten/fretten voor niet-commerciële doeleinden worden vervoerd), sierwaterdieren, slachthuis, quarantaine, geregistreerde paardachtigen, heruitzetting (alleen voor aquacultuurdieren), reizend circus/dierennummers, tentoonstellingen, populatieherstel of overig.

GGB-P:

menselijke consumptie, diervoeder, farmaceutisch gebruik, technisch gebruik, handelsmonster, verdere verwerking of overig.

GGB-D:

menselijke consumptie, menselijke consumptie na verdere behandeling, diervoeder, monster of demonstratiemateriaal voor tentoonstellingen, of overig.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-PP.

I.19

Conformiteit van de goederen

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-P.

Selecteer “conform” indien de goederen voldoen aan de in artikel 1, lid 2, onder a) en d), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels.

Selecteer “niet-conform” indien de goederen:

niet voldoen aan de in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels, en

voldoen aan de in punt d) van dat artikel bedoelde regels,en

niet zijn bestemd om in de handel te worden gebracht.

I.20

Voor overlading/overbrenging/verder vervoer naar

 

GGB-A (verder vervoer)

Vermeld de naam en de ISO-landcode van het derde land van bestemming indien de dieren in hetzelfde vaartuig of vliegtuig blijven en bestemd zijn voor rechtstreekse verzending naar een derde land zonder een andere haven of luchthaven in de Unie aan te doen.

Vermeld de naam van de volgende grenscontrolepost in de Unie waar de dieren voor verdere officiële controles heenreizen in hetzelfde vaartuig of vliegtuig.

GGB-P (overlading)

Vermeld de naam van het derde land van bestemming en de ISO-landcode indien de producten op een ander vaartuig of vliegtuig worden overgeladen en bestemd zijn voor rechtstreekse verzending naar een derde land zonder een andere haven of luchthaven in de Unie aan te doen.

Vermeld de naam van de volgende grenscontrolepost in de Unie waar de producten voor verdere officiële controles worden overgeladen.

GGB-PP (overlading/overbrenging)

Vermeld de naam van de volgende grenscontrolepost of het volgende controlepunt in de Unie waarin de goederen voor verdere officiële controles worden overgeladen respectievelijk overgebracht.

GGB-D (overbrenging)

Vermeld de naam van het controlepunt in de Unie waarin de goederen voor verdere officiële controles worden overgebracht indien de zending wordt geselecteerd voor overeenstemmingscontroles en materiële controles.

I.21

Voor verder vervoer

 

GGB-PP/GGB-D

Vermeld de goedgekeurde inrichting voor verder vervoer waarheen de zending wordt vervoerd nadat het bij de grenscontrolepost is geselecteerd voor overeenstemmingscontroles en materiële controles.

I.22

Voor doorvoer naar

 

Vermeld de naam van het derde land van bestemming en de ISO-landcode.

Vermeld de naam van de grenscontrolepost van uitreis voor niet-conforme zendingen die het grondgebied van de Unie doorkruisen over de weg, per spoor of over het water (externe doorvoer).

Dit vak is niet van toepassing op GGB-D.

I.23

Voor de interne markt

 

Selecteer dit vak indien de zending bestemd is om in de Unie in de handel te worden gebracht.

I.24

Voor niet-conforme goederen

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-P.

Selecteer het type bestemming waar de zending zal worden geleverd en vermeld, indien van toepassing, het registratienummer: speciaal erkend douane-entrepot, vrije zone of vaartuig (vermeld de naam ervan en de haven van levering).

I.25

Voor opnieuw binnenbrengen

 

GGB-A:

Selecteer het vak in geval van opnieuw binnenbrengen in de Unie van geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer voor een periode van minder dan 30, 60 of 90 dagen voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties in bepaalde derde landen.

Selecteer het vak in geval van opnieuw binnenbrengen van dieren van oorsprong uit en terugkerend naar de Unie nadat een derde land de binnenkomst ervan heeft geweigerd

GGB-P/GGB-PP

Selecteer het vak in geval van opnieuw binnenbrengen van goederen van oorsprong uit en terugkerend naar de Unie nadat een derde land de binnenkomst ervan heeft geweigerd

Dit vak is niet van toepassing op GGB-D.

I.26

Voor tijdelijke toelating

 

Dit vak heeft alleen betrekking op GGB-A en is alleen van toepassing op geregistreerde paarden.

Punt van uitreis — vermeld de grenscontrolepost van uitreis.

Datum van uitreis — vermeld de datum van uitreis (minder dan 90 dagen na de toelating).

I.27

Vervoermiddelen na grenscontrolepost/opslag

 

Dit vak mag worden ingevuld na voorafgaande kennisgeving, en is verplicht voor:

dieren die vallen onder Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (2) (GGB-A);

goederen die zijn bestemd voor overlading, rechtstreekse doorvoer, monitoring, opnieuw binnenbrengen of levering bij alle gecontroleerde bestemmingen, met inbegrip van inrichtingen voor verder vervoer of controlepunten, indien officiële controles zijn vereist (GGB-P, GGB-PP, GGB-D);

niet-conforme goederen in doorvoer (GGB-P).

Selecteer een van de volgende vervoermiddelen: vliegtuig, vaartuig, trein of wegvoertuig (zie toelichting in vak I.13).

GGB-PP

Indien het containernummer wordt vermeld in vak I.17 is vermelding van het vervoermiddel niet vereist.

I.28

Vervoerder

 

Dit vak is alleen verplicht voor GGB-A indien vak I.27 wordt gebruikt.

Vermeld de naam en het adres, het land en de ISO-landcode van de natuurlijke of rechtspersoon die voor het vervoer verantwoordelijk is.

Vermeld het registratie- of erkenningsnummer, indien van toepassing.

I.29

Datum van vertrek

 

Dit vak is alleen verplicht voor GGB-A indien vak I.27 wordt gebruikt.

Vermeld de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het vertrek uit de grenscontrolepost.

I.30

Journaal

 

Dit vak is alleen verplicht voor GGB-A en heeft betrekking op de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005.

I.31

Beschrijving van de zending

 

Invullen op basis van bv. officiële certificaten, officiële attesten, verklaringen of andere documenten, waaronder documenten van commerciële aard, voor een toereikende beschrijving van de goederen op basis waarvan zij geïdentificeerd kunnen worden en de vergoedingen kunnen worden berekend, bv. met de code en titel van de gecombineerde nomenclatuur (GN), Taric-code, EPPO-code, soort (taxonomische informatie), nettogewicht (kg).

Vermeld in geval van sperma, eicellen en embryo’s het aantal rietjes.

Vermeld, naargelang van het geval, de aard en het aantal verpakkingen, het type van de verpakking (volgens de UN/CEFACFT-normen), het partijnummer, het individuele identificatienummer, het paspoortnummer en het productsoort.

Voer in geval van een volgend GGB de hoeveelheid goederen in zoals die in het vorige GGB was vermeld.

GGB-P:

Selecteer “eindverbruiker” indien producten zijn verpakt voor eindverbruikers.

I.32

Totaal aantal verpakkingen

 

Vermeld het totale aantal verpakkingen in de zending, indien van toepassing.

I.33

Totale hoeveelheid

 

GGB-A:

Vermeld het totale aantal dieren, indien van toepassing.

GGB-P:

Vermeld het totale aantal rietjes met sperma, eicellen en embryo’s, indien van toepassing.

GGB-PP/GGB-D:

Vermeld het aantal stuks of het volume, indien van toepassing.

I.34

Totaal nettogewicht/totaal brutogewicht (kg)

 

Dit is het totale nettogewicht (d.w.z. de massa van de dieren of goederen zelf, zonder de onmiddellijke containers en alle andere verpakkingen), automatisch door het Imsoc berekend op basis van de in vak I.31 ingevoerde informatie.

Vermeld het totale brutogewicht (d.w.z. de totale massa van de dieren of goederen plus de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers of andere transportmiddelen). Dit vak is niet vereist voor GGB-PP.

I.35

Verklaring

 

De verklaring moet worden ondertekend door de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de zending en kan worden aangepast volgens het gebruikte GGB:

Ondergetekende, de voor de hierboven omschreven zending verantwoordelijke exploitant, verklaart dat, voor zover hij weet, de in deel I van dit document opgenomen verklaringen waar en volledig zijn en verbindt zich tot de naleving van de wettelijke voorschriften van Verordening (EU) 2017/625 betreffende officiële controles, inclusief betaling voor officiële controles, alsook voor terugzending van zendingen, voor quarantaine of isolatie van de dieren, of zo nodig de kosten van euthanasie en vernietiging.

Handtekening (hierdoor verbindt de ondertekenaar zich ertoe ook teruggezonden zendingen in doorvoer die geen toegang krijgen tot een derde land, terug te nemen).

DEEL II — CONTROLES

Vak

Beschrijving

II.1.

Vorig GGB

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc wordt toegewezen aan het GGB dat wordt gebruikt wanneer een zending wordt opgesplitst of in het geval van overlading (indien officiële controles worden uitgevoerd), vervanging, annulering of overbrenging naar een controlepunt.

II.2

GGB-referentie

 

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

II.3

Documentencontrole

 

Omvat controles van naleving van nationale voorschriften voor dieren en goederen waarvoor niet alle voorwaarden voor binnenkomst in de Unie door de Uniewetgeving zijn gereguleerd.

II.4

Overeenstemmingscontrole

 

Selecteer “Ja” of Nee”.

GGB-A

Selecteer “Nee” indien de dieren hun reis over zee of door de lucht in hetzelfde vaartuig of vliegtuig voortzetten voor verder vervoer van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost en de officiële controles bij de volgende grenscontrolepost moeten worden voltooid.

GGB-P

Selecteer “Nee” indien goederen van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost worden overgeladen.

GGB-PP

Selecteer “Nee” indien goederen worden overgebracht naar een controlepunt of van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost worden overgeladen.

Selecteer “Nee” indien controle met verminderde frequentie volstaat of geen overeenstemmingscontrole nodig is.

GGB-D

Selecteer “Nee” indien goederen worden overgebracht naar een controlepunt.

II.5

Materiële controle

 

Selecteer “Ja” of Nee”.

GGB-A

Dit omvat het resultaat van het klinische onderzoek en het sterfte- en ziektecijfer van de dieren.

Selecteer “Nee” indien de dieren hun reis over zee of door de lucht in hetzelfde vaartuig of vliegtuig voortzetten voor verder vervoer van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost in overeenstemming met de Uniewetgeving en de officiële controles bij de volgende grenscontrolepost moeten worden voltooid.

GGB-P

Selecteer “Verminderde frequentie” indien de zending, overeenkomstig de krachtens artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels, niet is geselecteerd voor een materiële controle maar wordt geacht naar behoren te zijn gecontroleerd met enkel een documentencontrole en een overeenstemmingscontrole.

Selecteer “Overige” indien het procedures voor opnieuw binnenbrengen, monitoring of doorvoer betreft. Dit heeft ook betrekking op dieren en goederen die worden overgeladen van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost overeenkomstig de krachtens artikel 51, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels.

GGB-PP

Selecteer “Verminderde frequentie” indien de zending, overeenkomstig de krachtens artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels, niet is geselecteerd voor een materiële controle of een overeenstemmingscontrole maar wordt geacht naar behoren te zijn gecontroleerd met enkel een documentencontrole.

Selecteer “Overige” indien het procedures voor opnieuw binnenbrengen, monitoring of doorvoer betreft. Dit heeft ook betrekking op goederen die worden overgeladen van een grenscontrolepost naar een andere grenscontrolepost overeenkomstig de krachtens artikel 51, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels.

GGB-D

Selecteer “Nee” indien de goederen worden overgebracht naar een controlepunt.

II.6

Laboratoriumtests

 

Selecteer “Ja” indien een test is uitgevoerd.

Test: selecteer de categorie van de stof of de pathogeen waarvoor een laboratoriumtest is uitgevoerd.

selecteer “Steekproef” indien de zending niet bij de grenscontrolepost in bewaring wordt genomen in afwachting van het testresultaat. Niet selecteren indien er een monster van de zending wordt genomen voor laboratoriumtests die zijn beschreven in andere opties in dit vak;

selecteer “Vermoeden” indien wordt vermoed dat de dieren en goederen niet voldoen aan de Uniewetgeving en bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat;

selecteer “Noodmaatregelen” indien er noodmatregelen van toepassing zijn op de dieren en goederen, en de dieren en goederen bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat, tenzij verder vervoer is toegelaten.

Testresultaten:

selecteer “Nog niet beschikbaar” indien de zending de grenscontrolepost mag verlaten in afwachting van het testresultaat;

selecteer “Toereikend” of “Niet-toereikend” indien het testresultaat beschikbaar is.

GGB-P

Selecteer “Vereist” indien bemonstering is vereist overeenkomstig de Uniewetgeving en de zending niet bij de grenscontrolepost in bewaring wordt genomen in afwachting van het testresultaat.

Selecteer “Verscherpte controles” indien de krachtens artikel 65, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen regels betreffende de procedures voor verscherpte controles van toepassing zijn op de dieren en goederen en de dieren en goederen bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat.

GGB-PP

Selecteer “Bemonstering van latente infecties” indien bemonstering is vereist overeenkomstig de Uniewetgeving en de zending niet bij de grenscontrolepost in bewaring wordt genomen in afwachting van het testresultaat.

GGB-D

Selecteer “Tijdelijke uitbreiding van de controles” indien er maatregelen op de goederen van toepassing zijn waarvoor tijdelijk meer officiële controles vereist zijn (artikel 47, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625) en de goederen bij de grenscontrolepost in bewaring worden genomen in afwachting van het testresultaat, tenzij verder vervoer is toegelaten.

II.7

Controle op het welzijn

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-A.

Selecteer “Nee” indien de levende dieren niet bij de in vak I.4 vermelde grenscontrolepost zijn gelost en overgeladen naar een andere grenscontrolepost, en geen controle op het welzijn hebben ondergaan.

Selecteer “Toereikend” of “Niet-toereikend” indien de resultaten van de controle van de dieren en de vervoersomstandigheden beschikbaar zijn.

II.8

Gevolgen van het vervoer voor de dieren

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-A.

Vermeld het aantal gestorven dieren, niet voor vervoer geschikte dieren, geboorten en abortussen (d.w.z. hoeveel vrouwtjes tijdens het vervoer jongen hebben geworpen of een miskraam hebben gehad).

Geef voor dieren die in grote aantallen worden verzonden (bv. eendagskuikens, vissen of weekdieren) eventueel een schatting van het aantal niet voor vervoer geschikte of dode dieren.

II.9

Toelaatbaar voor overlading/overbrenging/verder vervoer naar

 

Selecteer dit vak indien de zending toelaatbaar is voor overlading/overbrenging/verder vervoer.

Overlading is niet van toepassing op GGB-A en GGB-D.

II.10

Toelaatbaar voor verder vervoer

 

GGB-PP/GGB-D

Selecteer dit vak indien de zending toelaatbaar is voor verder vervoer.

II.11

Toelaatbaar voor doorvoer

 

Selecteer dit vak indien de zending toelaatbaar is voor doorvoer.

Dit vak is niet van toepassing op GGB-D.

II.12

Toelaatbaar voor de interne markt

 

Selecteer dit vak indien de resultaten van de officiële controles gunstig zijn, ongeacht of de dieren of goederen bij de grens of op een later tijdstip in de Unie onder de douaneregeling “vrijgave voor het vrije verkeer” zijn geplaatst.

GGB-A

Indien het in de handel brengen van de dieren onder bijzondere voorwaarden (zoals bepaald in de nationale of Uniewetgeving) is toegestaan, vermeld dan de gecontroleerde bestemming: slachthuis, geconsigneerde inrichting, quarantaine of lokaal gebruik.

GGB-P

Selecteer het gebruik van het product.

Vul vak II.18 in voor dierlijke bijproducten die verder moeten worden verwerkt, maar waarop geen overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen voorwaarden voor de monitoring van het vervoer van toepassing zijn.

GGB-D

Selecteer het gebruik van het product: menselijke consumptie, diervoeder of anders.

II.13

Toelaatbaar voor monitoring

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-A en GGB-P en heeft betrekking op een zending die volgens de overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 vast te stellen voorwaarden wordt gemonitord.

II.14

Toelaatbaar voor niet-conforme goederen

 

Dit vak is alleen van toepassing op GGB-P.

Selecteer de gecontroleerde bestemming: speciaal erkend douane-entrepot, vrije zone of vaartuig.

II.15

Toelaatbaar voor tijdelijke toelating

 

Dit vak heeft alleen betrekking op GGB-A en is alleen van toepassing op geregistreerde paarden.

Selecteer dit vak om de toegang van de dieren op het grondgebied van de Unie toe te laten tot en met de datum in vak I.26.

II.16

Niet toelaatbaar

 

Dit vak heeft betrekking op zendingen waarvoor het resultaat van de officiële controles niet-toereikend was en de binnenkomst in de Unie is geweigerd. Vermeld de datum waarop de actie moet worden ondernomen.

GGB-A

Selecteer “Euthanasie” indien het vlees van de dieren niet voor menselijke consumptie in aanmerking komt.

Selecteer “Terugzending” indien de dieren zijn teruggezonden.

Selecteer “Slacht” indien het vlees van de dieren na een gunstig advies van de inspectie voor menselijke consumptie in aanmerking kan komen.

Selecteer “Vernietiging” indien de dieren dood zijn bij aankomst bij het grenscontrolepost.

GGB-P/GGB-D

Selecteer vernietiging, terugzending, speciale behandeling of gebruik voor ander doel.

GGB-PP

Selecteer gepaste behandeling, weigering van toegang, quarantaine opgelegd, vernietiging, terugzending, industriële verwerking of anders.

II.17

Reden voor de weigering

 

GGB-A

Selecteer “Documenten” als er sprake is van een verkeerd model, frauduleus certificaat, of ongeldige data, of van het ontbreken van een certificaat, oorspronkelijk certificaat, handtekening of stempel, laboratoriumrapport, aanvullende garanties of nationaal voorschrift.

Selecteer “Oorsprong” als er sprake is van een niet-toegelaten land, niet-toegelaten zone of niet-erkende inrichting.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van niet-overeenstemmende identificatie of document, vervoermiddel individueel identificatienummer of soort, of van ontbrekende individuele identificatie.

Selecteer “Materieel” in geval van de aanwezigheid van verdachte dieren, dieren die niet geschikt zijn om te reizen of dode dieren.

Selecteer “Laboratorium” als er sprake is van een niet-toereikend testresultaat.

Selecteer “Dierenwelzijn” als er sprake is van ongeschikte vervoermiddelen.

Selecteer “IUS” als er sprake is van niet-naleving van de voorschriften inzake voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

Selecteer “Overig” indien geen van bovengenoemde redenen van toepassing is.

GGB-P

Selecteer “Documenten” als er sprake is van een ontbrekend certificaat, oorspronkelijk certificaat, handtekening of stempel, laboratoriumrapport of aanvullende verklaring of van een verkeerd model, frauduleus certificaat of ongeldige data.

Selecteer “Oorsprong” als er sprake is van een niet-toegelaten land of regio of een niet-erkende inrichting.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van een ontbrekend of onvolledig etiket of van niet-overeenstemming van het etiket of document, het vervoermiddel, het nummer van het officiële zegel, het identificatiemerk of de soort.

Selecteer “Materieel” indien de hygiëne, koudeketen, temperatuur, of het resultaat van een zintuiglijke test ontoereikend zijn of indien er parasieten aanwezig zijn.

Selecteer “Laboratorium” als er sprake is van chemische verontreiniging, microbiologische verontreiniging, residuen van diergeneesmiddelen, blootstelling aan radioactieve straling, niet-conforme additieven of genetisch gemodificeerde organismen.

Selecteer “IUS” als er sprake is van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

Selecteer “Overig” indien geen van bovengenoemde redenen van toepassing is.

GGB-PP

Selecteer “Documenten” als er sprake is van ontbrekende of ongeldige plantenpaspoorten of andere documenten die garanties bieden volgens de Uniewetgeving.

Selecteer “Oorsprong” als er sprake is van een onbekend bedrijfsregistratienummer, indien vereist.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van niet-overeenstemming met documenten die de zending vergezellen.

Selecteer “Materieel” als er sprake is van aanwezigheid van een plaagorganisme of verboden planten, plantaardige producten of andere materialen.

Selecteer “Overig” indien de geadresseerde niet voorkomt in het officiële register van producenten/importeurs.

Selecteer “IUS” als er sprake is van de aanwezigheid van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.

GGB-D

Selecteer “Materieel” als er sprake is van ontbrekende of ongeldige certificaten of andere vereiste begeleidende documenten.

Selecteer “Overeenstemming” als er sprake is van niet-overeenstemming met begeleidende documenten.

Selecteer “Laboratorium” als er sprake is van chemische verontreiniging of microbiologische verontreiniging.

Selecteer “Materieel” als er sprake is van ontoereikende materiële hygiëne.

Selecteer “Overig” indien geen van bovengenoemde redenen van toepassing is.

II.18

Details van gecontroleerde bestemmingen

 

Vermeld de naam, het adres en het registratie-/erkenningsnummer van alle in de vakken II.9 tot en met II.16 vermelde gecontroleerde bestemmingen.

GGB-A

Vermeld voor de inrichtingen waarvoor de bevoegde autoriteit om anonimiteit heeft verzocht, alleen het toegewezen registratie-/erkenningsnummer.

GGB-PP/GGB-D

Vermeld in geval van verder vervoer de naam, het adres en, indien van toepassing, het registratienummer van de inrichting voor verder vervoer.

Vermeld in geval van overbrenging naar een controlepunt de contactgegevens en de unieke alfanumerieke code die door het Imsoc aan het controlepunt is toegewezen.

II.19

Zending opnieuw verzegeld

 

Vermeld het nummer van het zegel dat na de officiële controles in een grenscontrolepost of na opslag in een speciaal erkend douane-entrepot is aangebracht, en in gevallen waarin de Uniewetgeving een officieel zegel vereist.

II.20

Identificatie van de grenscontrolepost

 

Zet het officieel stempel van de grenscontrolepost of het controlepunt, indien van toepassing.

Vermeld in het geval van een volgend GGB-P voor een niet-conforme zending de naam van de controle-eenheid die verantwoordelijk is voor het toezicht op de vrije zone of het speciaal erkende douane-entrepot.

II.21

Certificerend functionaris

 

Dit vak heeft betrekking op de verklaring die moet worden ondertekend door de certificerende functionaris die bevoegd is om het GGB te ondertekenen:

Ondergetekende, certificerend functionaris, verklaart dat de controles van de zending zijn uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de EU en, indien nodig, overeenkomstig de nationale voorschriften van de lidstaat van bestemming.

II.22

Inspectievergoedingen

 

Dit vak kan worden gebruikt om de inspectievergoedingen te vermelden.

II.23

Referentie van het douanedocument

 

Dit vak kan door de douaneautoriteit, of na mededeling van de douaneautoriteit, door de voor de zending verantwoordelijke persoon, worden gebruikt om relevante informatie toe voegen (bv. de referentie van het T1-document) indien de zending gedurende een bepaalde periode onder toezicht van de douane wordt gehouden.

II.24

Volgend GGB

 

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GGB’s die zijn afgegeven in de overeenkomstig artikel 51 en artikel 53, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 vastgestelde gevallen of na opsplitsing bij de grenscontrolepost.


DEEL III — FOLLOW-UP

Vak

Beschrijving

III.1

Vorig GGB

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak II.1 wordt vermeld.

III.2

GGB-referentie

Dit is de unieke alfanumerieke code die in vak I.2 wordt vermeld.

III.3

Volgend GGB

Vermeld de alfanumerieke code van een of meer GGB’s als vermeld in vak II.24.

III.4

Gegevens betreffende de terugzending

Vermeld het gebruikte vervoermiddel, de identificatiegegevens daarvan, het land en de ISO-landcode.

Vermeld, zodra deze informatie bekend is, de datum van terugzending en de naam van de grenscontrolepost van uitreis. In geval van een besluit van afkeuring mag de terugzending niet later dan 60 dagen na de datum van validering van het GGB plaatsvinden.

III.5

Follow-up door

Vermeld de autoriteit die verantwoordelijk is voor de certificering van de ontvangst en de conformiteit van de zending waarop het GGB betrekking heeft: de grenscontrolepost van uitreis, de grenscontrolepost van de eindbestemming of de controle-eenheid.

GGB-A

Vermeld de verdere bestemming en/of de redenen voor niet-naleving of voor het wijzigen van de status van de dieren (bv. ongeldige bestemming, ontbrekend of ongeldig certificaat, verschil met documentatie, ontbrekende of ongeldige identificatie, onbevredigende tests, verdachte dieren, dode dieren, zoekgeraakte dieren of omzetting in permanente toelating).

GGB-P

Vermeld de verdere bestemming en/of de redenen voor niet-naleving (bv. ongeldige bestemming, ontbrekend of ongeldig certificaat, verschil met documentatie, ontbrekende of ongeldige identificatie, onbevredigende tests, ontbrekend, verbroken of verschillend zegelnummer).

GGB-PP

Selecteer bij goederen voor verder vervoer of overbrenging naar een controlepunt “ja” of “nee” om aan te geven of de zending is aangekomen.

GGB-D

Selecteer bij goederen voor verder vervoer of overbrenging naar een controlepunt “ja” of “nee” om aan te geven of de zending is aangekomen.

III.6

Certificerend functionaris

Dit vak heeft betrekking op de handtekening van de certificerende functionaris van de bevoegde autoriteit in het geval van terugzending en follow-up van de zendingen.

DEEL 2

Modellen van het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst

Afdeling A

GGB-A

(voor dieren als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625

Image 14

Image 15

Image 16

Image 17

Image 18

Afdeling B

GGB-P

(voor producten als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/625

Image 19

Image 20

Image 21

Image 22

Image 23

Afdeling C

GGB-PP

(voor planten, plantaardige producten en andere materialen als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625

Image 24

Image 25

Image 26

Image 27

Afdeling D

GGB-D

(voor diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2017/625

Image 28

Image 29


(1)  Internationale is de internationale gestandaardiseerde tweeletterige code voor een land overeenkomstig de internationale norm ISO 3166 alpha-2; http://www.iso.org/iso/country_codes/iso-3166-1_decoding_table.htm

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).


BIJLAGE III

Concordantietabel als bedoeld in artikel 47, lid 2

1.

Richtlijn 94/3/EG

Richtlijn 94/3/EG

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2, punt 33)

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 33, lid 1

Artikel 3

Artikel 33, lid 2

Artikel 4

_

Artikel 5

Artikel 2, punt 34)

Artikel 6

Bijlage I, punt 10

Artikel 7

_

Artikel 8

_

2.

Verordening (EU) nr. 16/2011

Verordening (EU) nr. 16/2011

Deze verordening

Artikel 1, punt 1)

Artikel 2, punt 2)

Artikel 1, punt 2)

Artikel 2, punt 3)

Artikel 1, punt 3)

Artikel 2, punt 4)

Artikel 1, punt 4)

Artikel 2, punt 15)

Artikel 1, punt 5)

Artikel 2, punt 16)

Artikel 1, punt 5, onder a)

Artikel 2, punt 17)

Artikel 1, punt 5, onder b)

Artikel 2, punt 18)

Artikel 1, punt 6)

Artikel 2, punt 20)

Artikel 1, punt 7)

Artikel 2, punt 22)

Artikel 1, punt 8)

Artikel 2, punt 23)

Artikel 1, punt 9)

_

Artikel 2, lid 1

Artikel 14, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 2, lid 4

Artikel 14, lid 2

Artikel 2, lid 5

Artikel 13

Artikel 2, lid 6

Artikel 14, lid 3

Artikel 3, lid 1

Artikel 17, leden 1 en 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 17, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 17, lid 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 5, lid 1

Artikel 20, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 20, lid 3

Artikel 6, lid 1

Artikel 22, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 22, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 22, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 22, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 22, lid 5

Artikel 7, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 15, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 15, lid 4

Artikel 7, lid 5

-

Artikel 8, eerste alinea, onder a) tot en met f)

Artikel 24, lid 1, onder a) tot en met f)

Artikel 8, tweede alinea

-

Artikel 9, lid 1

Artikel 25, lid 1, onder b)

Artikel 9, lid 2

Artikel 25, leden 2 en 3

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 27, lid 1

 

 

Artikel 11, onder a)

Artikel 24, lid 3

Artikel 11, onder b)

Artikel 24, lid 4

Artikel 12

_

3.

Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU

Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU

Deze verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

_

Artikel 2, leden 1 en 3

Artikel 32, lid 1

Artikel 2, leden 2 en 4

Artikel 32, lid 3

 

 

Artikel 2, lid 5

Artikel 32, lid 4

Artikel 3

_

Bijlage

Bijlage I

4.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918

Deze verordening

Artikel 1

_

Artikel 2

_

 

 

 

 

Artikel 3, lid 1

_

Artikel 3, lid 2

_

Artikel 3, lid 3

_

Artikel 3, lid 4

_

Artikel 4

Artikel 12

Artikel 5

_

Artikel 6

Artikel 26, lid 1

Artikel 7, onder a)

Artikel 8, lid 1

Artikel 7, onder b)

Artikel 8, lid 2

Artikel 7, onder c)

_

Artikel 7, onder d)

Artikel 15, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 8, lid 2, onder a)

Artikel 16, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 2, onder b)

Artikel 16, lid 1, onder b)

Artikel 8, lid 2, onder c)

Artikel 16, lid 1, onder c)

Artikel 8, lid 2, onder d)

Artikel 16, lid 1, onder d)

Artikel 8, lid 2, onder e)

_

Artikel 8, lid 2, onder f)

_

Artikel 8, lid 2, onder g)

Artikel 16, lid 1, onder f)

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 9, lid 2

-

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, leden 2 en 3

Artikel 11, lid 1

Artikel 10, lid 4

Artikel 11, lid 3

Artikel 10, lid 5

Artikel 11, lid 2

Artikel 11

Artikel 26, lid 2

Artikel 12

Artikel 11, lid 2, onder b), en lid 3, onder b)

Artikel 13

_

Artikel 14

_

5.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1553

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1553

Deze verordening

Artikel 1

_

Artikel 2, lid 1

Artikel 39, leden 1, 3 en 4

Artikel 2, lid 2

Artikel 39, lid 2

Artikel 2, lid 3

_

Artikel 3

_


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

14.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/97


BESLUIT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

van 1 oktober 2019

tot vaststelling van interne voorschriften betreffende de beperking van bepaalde rechten van de betrokkenen op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Hof van Justitie van de Europese Unie niet als rechtsprekende instantie optreedt

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16,

Gezien Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en besluit nr. 1247/2002/EG (1) (hierna: “verordening”), en met name artikel 25,

Gezien het advies van de overeenkomstig artikel 41, lid 2, van de verordening geraadpleegde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (hierna: “EDPS”) van 26 juli 2019,

Gezien het advies van het Administratief Comité van 16 september 2019,

Overwegende dat de verordening op het Hof van Justitie van de Europese Unie op dezelfde wijze als op alle instellingen van de Unie van toepassing is wanneer het Hof niet als rechtsprekende instantie optreedt en daarbij persoonsgegevens verwerkt;

Overwegende dat het bijgevolg met betrekking tot deze verwerking passend is om artikel 25 van de verordening toe te passen door interne voorschriften als bedoeld in dat artikel vast te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Bij dit besluit worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder het Hof van Justitie van de Europese Unie krachtens artikel 25 van de verordening de toepassing van de artikelen 14 tot en met 21, 35 en 36 van de verordening alsook van artikel 4 van de verordening kan beperken wanneer het niet als rechtsprekende instantie optreedt.

Artikel 2

Beperkingen

1.   Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van de verordening kan de toepassing van de artikelen 14 tot en met 21, 35 en 36, en artikel 4 van de verordening voor zover de bepalingen daarvan overeenstemmen met de rechten en verplichtingen waarin de artikelen 14 tot en met 21 voorzien, worden beperkt wanneer:

a)

administratieve onderzoeken worden verricht overeenkomstig de interne voorschriften ter zake; tuchtprocedures, daaraan voorafgaande procedures en schorsingsprocedures worden gevoerd op grond van artikel 86 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”) en de bepalingen van bijlage IX daarbij; een melding van een klokkenluider wordt behandeld overeenkomstig de interne voorschriften ter zake; veiligheidsonderzoeken worden verricht overeenkomstig de interne voorschriften ter zake; door de functionaris voor gegevensbescherming onderzoeken worden verricht overeenkomstig artikel 45, lid 2, laatste volzin, van de verordening en de interne voorschriften ter zake; een geval wordt gemeld aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder b), c), d), g), en h), van de verordening;

b)

door een lid van het personeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie contact wordt opgenomen met de adviseur in het kader van de informele procedure inzake intimidatie. De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder h), van de verordening;

c)

een verzoek of klacht in de zin van artikel 90 van het Statuut wordt behandeld. De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder h), van de verordening;

d)

een interne audit wordt uitgevoerd. De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder c), g) en h), van de verordening;

e)

met andere instellingen, organen of instanties van de Unie wordt samengewerkt. De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder b), c), d), g), en h), van de verordening;

f)

met de autoriteiten van de lidstaten en van derde landen of met internationale organisaties wordt samengewerkt. De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder b), c), g), en h), van de verordening;

g)

persoonsgegevens worden verwerkt die zich bevinden in documenten die overgelegd of verkregen zijn in het kader van gerechtelijke procedures waarin het Hof van Justitie van de Europese Unie partij is. De relevante beperkingen kunnen worden gebaseerd op artikel 25, lid 1, onder e) en h), van de verordening.

2.   De categorieën van gegevens omvatten de identiteitsgegevens van natuurlijke personen, hun contactgegevens, hun professionele taken en functies, de informatie betreffende hun gedrag en prestaties op professioneel vlak en in de privésfeer, alsook hun financiële gegevens.

3.   Elke beperking moet de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laten en een noodzakelijke en evenredige maatregel zijn in een democratische samenleving.

4.   Voordat de beperkingen worden toegepast, wordt van geval tot geval de noodzaak en de evenredigheid beoordeeld in verband met, in het bijzonder, het risico dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten en vrijheden van de betrokkenen. De beperkingen gaan niet verder dan strikt noodzakelijk is voor het bereiken van de vastgelegde doelstellingen.

5.   De toegepaste beperkingen worden samen met het resultaat van de beoordeling van de noodzaak en van de evenredigheid in verband met, in het bijzonder, het risico dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten en vrijheden van de betrokkenen, opgenomen in een nota die wordt opgesteld door de verwerkingsverantwoordelijke. De aldus opgestelde nota’s maken deel uit van een daartoe bestemd register dat wordt bijgehouden door de functionaris voor gegevensbescherming en dat ter beschikking wordt gesteld van de EDPS wanneer deze daarom verzoekt. De functionaris voor gegevensbescherming heeft toegang tot alle documenten die aan die nota’s ten grondslag liggen.

6.   Wanneer persoonsgegevens worden uitgewisseld met andere organisaties, wordt overleg gepleegd over de relevante gronden voor het opleggen van beperkingen en over de noodzaak en de evenredigheid van de beperkingen. Dit overleg staat er niet aan in de weg dat beperkingen worden toegepast in overeenstemming met het onderhavige besluit.

Artikel 3

Beoordeling van de risico’s, opslagperiode en waarborgen

1.   Van de beoordeling van de risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen van wie de rechten inzake bescherming van persoonsgegevens kunnen worden beperkt in de zin van artikel 25 van de verordening, en van de periode gedurende welke deze gegevens worden opgeslagen, wordt melding gemaakt in het register van de desbetreffende verwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 31 van de verordening, alsmede in voorkomend geval in de gegevensbeschermingseffectbeoordelingen als bedoeld in artikel 39 van de verordening.

2.   Ter voorkoming van misbruik en van onrechtmatige toegang tot of doorgifte van persoonsgegevens die het voorwerp kunnen uitmaken van beperkingen in de zin van artikel 25 van de verordening, wordt voorzien in waarborgen. Deze waarborgen strekken zich met name uit tot:

a)

technische en organisatorische maatregelen die voor elke verwerking in kwestie worden beschreven in het register van verwerkingsactiviteiten;

b)

een regelmatige follow-up van de beperkingen en een periodieke herziening die ten minste eenmaal per zes maanden plaatsvindt. Tot een herziening moet eveneens worden overgegaan wanneer zich wijzigingen voordoen in wezenlijke elementen van het betreffende geval. De beperkingen worden opgeheven zodra de omstandigheden waardoor zij worden gerechtvaardigd, niet langer bestaan.

Artikel 4

Vertrouwelijkheid van elektronische communicatie

Behalve in de in artikel 2, lid 1, bedoelde gevallen, en met name in het in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde geval, kan het recht op vertrouwelijkheid van elektronische communicatie in de zin van artikel 36 van de verordening in uitzonderlijke gevallen worden beperkt op grond van specifieke interne voorschriften waarin de redenen, de te volgen procedure en de in acht te nemen waarborgen worden uiteengezet.

Artikel 5

Verstrekking van informatie aan de betrokkenen over de beperkingen van hun rechten

1.   Op de website van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt ten behoeve van de betrokkenen algemene informatie gepubliceerd over de rechten die overeenkomstig het onderhavige besluit kunnen worden beperkt, alsook over de gronden en de duur van die beperkingen.

2.   Wanneer de rechten van de artikelen 14 tot en met 21, 35 en 36 van de verordening, en van artikel 4 van de verordening voor zover de bepalingen daarvan overeenstemmen met de rechten en verplichtingen waarin de artikelen 14 tot en met 21 voorzien, geheel of gedeeltelijk worden beperkt, wordt de betrokkene in kennis gesteld van de voornaamste redenen waarop de toepassing van de beperking berust, alsmede van zijn recht om bij de EDPS een klacht in te dienen.

3.   De in lid 2 bedoelde kennisgeving betreffende de redenen voor de beperking wordt uitgesteld, achterwege gelaten of geweigerd indien zij de gevolgen van die beperking zou tenietdoen. De daarop betrekking hebbende beoordeling wordt verricht van geval tot geval.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 8 oktober 2019.

De griffier,

A. CALOT ESCOBAR

De president,

K. LENAERTS


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.


Rectificaties

14.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/100


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1295 van de Commissie van 1 augustus 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1469 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036

( Publicatieblad van de Europese Unie L 204 van 2 augustus 2019 )

Bladzijde 27, artikel 1:

in plaats van:

“De vermelding met betrekking tot LLC Interpipe Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (Interpipe NTRP) in de tabel in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 wordt vervangen door:”,

lezen:

“De vermelding met betrekking tot LLC Interpipe Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (Interpipe NTRP) in de tabel in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1469 wordt vervangen door:”.