ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 252

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
2 oktober 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1662 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2019/1663 van de Raad van 1 oktober 2019 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

36

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1664 van de Commissie van 30 september 2019 tot erkenning van een laboratorium in Oekraïne voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6906) ( 1 )

38

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken ( PB L 189 van 27.6.2014 )

40

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen ( PB L 150 van 7.6.2019 )

41

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

2.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1662 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 452/2007 (2) heeft de Raad in april 2007 een definitief antidumpingrecht, variërend van 9,9 % tot 38,1 %, ingesteld op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“VRC” of “China”) en Oekraïne. Bij Verordening (EU) nr. 1243/2010 (3) heeft de Raad in december 2010 een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken van Since Hardware (Guangzhou) Co, een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, naar aanleiding van een nieuw onderzoek op grond van artikel 5 van de basisverordening (“de oorspronkelijke onderzoeken”).

(2)

In januari 2010 zijn de maatregelen gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 77/2010 (4) naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening.

(3)

In maart 2010 zijn de maatregelen gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 270/2010 (5) naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 805/2010 (6) heeft de Raad in september 2010 opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken van Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan, een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-141/08 P (7).

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 987/2012 (8) heeft de Raad in oktober 2012 opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken van oorsprong uit de VRC, vervaardigd door Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in zaak T-274/07 (9).

(6)

Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, heeft de Raad in juli 2013 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 695/2013 (10) de maatregelen ten aanzien van de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de VRC met vijf jaar verlengd en de maatregelen ten aanzien van de invoer van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne ingetrokken.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(7)

Na de bekendmaking van een bericht (11) dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen, heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen (“verzoek om een nieuw onderzoek”).

(8)

Het verzoek werd op 20 april 2018 ingediend door drie producenten in de Unie (Colombo New Scal S.p.A, Rörets Polska Sp. z.o.o. en Vale Mill (Rochdale) Ltd) (“de indieners van het verzoek”), die meer dan 50 % van de totale productie van strijkplanken in de Unie vertegenwoordigen.

(9)

Het verzoek om een nieuw onderzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(10)

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, heeft vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, kondigde zij op 19 juli 2018, door bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (12) (“het bericht van opening”), de opening aan van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

1.4.   Onderzoek

1.4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(11)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

1.4.2.   Belanghebbenden

(12)

De Commissie heeft de indieners van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, producenten-exporteurs, importeurs, haar bekende betrokken gebruikers in de Unie en de vertegenwoordigers van het betrokken land van uitvoer officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld.

(13)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

1.4.3.   Steekproeven

(14)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.4.3.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(15)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. De steekproef bestond uit vier producenten in de Unie met de grootste representatieve verkoop- en productiehoeveelheden in de EU in het tijdvak van het nieuwe onderzoek die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Deze vier ondernemingen vertegenwoordigden meer dan 55 % van de productie- en verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werd gevraagd om opmerkingen over de voorlopige steekproef.

(16)

Eén producent in de Unie die niet in de voorlopige steekproef was opgenomen, sprak zijn steun uit voor de voorlopige steekproef. Er werden verder geen opmerkingen ingediend. Bijgevolg werd de voorlopige steekproef bevestigd. De steekproef werd als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

(17)

Eén van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft geen antwoord op de vragenlijst ingediend en werd daarom van de steekproef van producenten in de Unie uitgesloten. De overige producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 50 % van de totale productie- en verkoophoeveelheden in de Unie en daarom werd de steekproef nog steeds als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

1.4.3.2.   Steekproef van importeurs

(18)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, werd alle niet-verbonden importeurs verzocht aan dit onderzoek mee te werken. Deze partijen werd verzocht contact met de Commissie op te nemen en haar de in bijlage II bij het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(19)

Geen van de niet-verbonden importeurs in de Unie heeft aan het onderzoek meegewerkt.

1.4.3.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(20)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle haar bekende exporteurs/producenten in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de VRC bij de EU verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of met hen contact op te nemen.

(21)

Door geen enkele exporteur/producent in de VRC is binnen de in het bericht van opening gestelde termijnen de gevraagde informatie verstrekt dan wel aan het onderzoek meegewerkt.

(22)

De Commissie heeft de vertegenwoordiging van de VRC ervan in kennis gesteld dat zij vanwege het gebrek aan medewerking van de exporteurs/producenten in de VRC voornemens was artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar conclusies over de voortzetting of herhaling van dumping en schade wat de exporteurs/producenten in de VRC betreft te baseren op de beschikbare gegevens.

1.4.4.   Vragenlijsten en controlebezoeken

(23)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de Chinese overheid en naar de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Chinese overheid heeft de vragenlijst niet beantwoord. Drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben antwoorden op de vragenlijst gegeven.

(24)

De Commissie verzamelde en controleerde alle informatie die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende belanghebbenden is ter plaatse een controle verricht:

Producenten in de Unie:

Colombo New Scal SpA, Italië

Rörets Polska Spółka z o.o., Polen en AB Rörets Industrier, Zweden

Vale Mill (Rochdale) Ltd, Verenigd Koninkrijk.

1.4.5.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(25)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening nodig acht, heeft de Commissie een vragenlijst naar de Chinese overheid gestuurd. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijs te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Met betrekking tot de relevante bronnen heeft de Commissie alle producenten in het betrokken land verzocht binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van opening de in bijlage III bij het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(26)

Van de Chinese overheid is geen antwoord op de vragenlijst ontvangen. Evenmin is binnen de voorziene uiterste termijn de in bijlage III bij het bericht van opening gevraagde informatie verstrekt noch informatie ontvangen ten aanzien van de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(27)

In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening mogelijk een passend representatief land moet kiezen teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks.

(28)

Op 6 september 2018 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de mededeling van 6 september”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van strijkplanken door de producenten-exporteurs worden gebruikt. Daarnaast heeft de Commissie op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks drie mogelijke representatieve landen aangewezen: Brazilië, Servië en Turkije.

(29)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft van één van de indieners van het verzoek opmerkingen ontvangen.

(30)

De Commissie heeft, zoals toegelicht in de overwegingen 105 en 106, de opmerkingen van de indiener van het verzoek behandeld in een tweede mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde, gedateerd op 26 oktober 2018 (“de mededeling van 26 oktober”). In de mededeling van 26 oktober heeft de Commissie de lijst van productiefactoren vastgesteld en geconcludeerd dat Turkije in dat stadium het meest passende representatieve land was in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hierover opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

1.4.6.   Vervolg van de procedure

(31)

Op 4 juli 2019 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen medegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de antidumpingrechten te handhaven (“mededeling van de definitieve bevindingen”). Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen.

(32)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen waarin haar bevindingen werden betwist.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(33)

Het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft betrekking op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft) (“het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 99 99, ex 7323 93 00, ex 7323 99 00, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 (Taric-codes 3924900010, 4421999910, 7323930010, 7323990010, 8516797010 en 8516900051) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.2.   Soortgelijk product

(34)

Dit nieuwe onderzoek heeft bevestigd wat was vastgesteld in de oorspronkelijke onderzoeken, namelijk dat de op de binnenlandse markt van de VRC en van het representatieve land Turkije geproduceerde en verkochte strijkplanken en de strijkplanken die door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd en op de markt van de Unie worden verkocht, dezelfde fysieke en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt.

(35)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

3.1.   Inleidende opmerkingen

(36)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

(37)

Geen van de Chinese exporteurs/producenten heeft aan het onderzoek meegewerkt. Zij hebben geen informatie ingediend of ondersteunend bewijs verstrekt met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Evenmin heeft een van de producenten-exporteurs een vragenlijst beantwoord.

(38)

De Chinese overheid heeft geen vragenlijsten beantwoord en evenmin opmerkingen gemaakt over het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het “werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken” (“het rapport”) (13).

(39)

De Commissie heeft de vertegenwoordiging van de VRC er op 27 juli 2018 van in kennis gesteld dat zij vanwege het gebrek aan medewerking van de exporteurs/producenten in de VRC voornemens was artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar bevindingen op de beschikbare gegevens te baseren. De Commissie heeft tevens benadrukt dat op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen minder gunstig kunnen zijn voor de betrokken partij en heeft verzocht om opmerkingen in te dienen. De vertegenwoordiging van de VRC heeft geen opmerkingen ingediend.

(40)

De bevindingen betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping zoals hieronder vermeld, zijn dus overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name op de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek en op de statistische gegevens op basis van de gegevens die door de lidstaten aan de Commissie zijn gemeld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening (“databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6”), alsook op de statistische gegevens die gebaseerd zijn op de informatie uit de officiële exportdatabank van de Chinese douaneautoriteiten (“Chinese databank”). Bovendien heeft de Commissie gebruikgemaakt van andere openbare bronnen, zoals de databanken Global Trade Atlas (14) (“GTA”) en Orbis van Bureau van Dijk) (15) (“Orbis”).

3.2.   Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

3.2.1.   Normale waarde

(41)

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening is de normale waarde “normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(42)

In artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening is echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en deze waarde omvat “een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”.

(43)

Zoals in punt 4.2 nader wordt uitgelegd, heeft de Commissie in dit onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.2.2.   Aanwezigheid van verstoringen van betekenis

3.2.2.1.   Inleiding

(44)

De omschrijving in artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening luidt als volgt: “Verstoringen van betekenis zijn de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.”.

(45)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), onder meer rekening gehouden met de niet-limitatieve lijst van factoren uit de vorige bepaling. Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van deze factoren voor de prijzen en kosten in het land van uitvoer van het onderzochte product. Gezien de niet-cumulatieve aard van die lijst hoeft niet op alle factoren acht te worden geslagen om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen mag ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer het begrip “socialistische markteconomie” — dat is vervat in de Chinese grondwet en in het gehele rechtsstelsel — de overheid ruime bevoegdheden verleent tot zodanig ingrijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking.

(46)

In artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening is bepaald: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.”.

(47)

De belanghebbenden zijn uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. In verband daarmee had de Commissie eerder al het rapport opgesteld. In dat rapport wordt erop gewezen dat er op vele niveaus van de economie sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen, met inbegrip van specifieke verstoringen bij veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) en in specifieke sectoren (zoals de sectoren staal en chemie). Het rapport is in de fase van de opening opgenomen in het onderzoeksdossier.

(48)

Het ingediende verzoek ondersteunde tevens de beweringen over verstoringen van betekenis als bedoeld in het hierboven aangehaalde artikel 2, lid 6 bis, onder b), in overeenstemming met het rapport, met name wat betreft verstoringen in de staalsector, die vooral te wijten zijn aan het feit dat, volgens de indiener van het verzoek, staal ten minste 40 % van de totale productiekosten van producenten van strijkplanken vertegenwoordigde.

(49)

De Commissie heeft onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening al dan niet passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft zij gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het rapport, dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product.

(50)

De Chinese overheid heeft geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport.

3.2.2.2.   Verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC

(51)

Het Chinese economische systeem is gebaseerd op het concept van de “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en bepaalt het economische bestuur van de VRC. Het grondbeginsel is “socialistisch staatseigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectief eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie is de “leidende kracht van de nationale economie” en de staat heeft de opdracht “voor de consolidatie en groei van de economie zorg te dragen” (16). Bijgevolg maakt de algemene opzet van de Chinese economie niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar behoort dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk tot de taken van de overheid. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publiek eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. Het Chinese eigendomsrecht is een kenmerkend voorbeeld: het verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische systeem in stand te houden waarin staatseigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast het staatseigendom ontwikkelen (17).

(52)

Bovendien wordt de socialistische markteconomie krachtens het Chinees recht ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (CCP). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, personeel) met elkaar verweven en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Als gevolg van een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog verder versterkt in de tekst van artikel 1 ervan. Achter de bestaande eerste zin van de bepaling, “[h]et socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt: “[d]e bepalende eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China” (18). Dit illustreert de onbetwiste en steeds toenemende zeggenschap van de CCP over het economische systeem van de VRC. Dit leiderschap en deze zeggenschap zijn inherent aan het Chinese systeem en gaan veel verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen waar de regeringen algemene macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking.

(53)

De Chinese staat voert een interventionistisch economisch beleid om doelstellingen na te streven die samenvallen met de politieke agenda van de CCP en niet zozeer de heersende economische omstandigheden op een vrije markt weerspiegelen (19). De Chinese autoriteiten hanteren talrijke interventionistische economische instrumenten, waaronder het systeem van industriële planning, het financiële systeem en het niveau van de regelgeving.

(54)

Ten eerste, wat de algehele bestuurlijke controle betreft, wordt de Chinese economie geleid door een complex systeem van industriële planning dat gevolgen heeft voor alle economische activiteiten in het land. Deze plannen hebben in hun totaliteit betrekking op een alomvattende en complexe matrix van sectoren en sectoroverstijgende beleidsmaatregelen die op alle niveaus van de overheid aanwezig is. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen beschreven om de betrokken bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiestreefcijfers, terwijl dit in eerdere planningscycli regelmatig voorkwam. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel de particuliere als de publieke, moeten hun bedrijfsactiviteiten aanpassen aan de realiteit zoals opgelegd door het planningssysteem. Dit komt niet alleen vanwege het bindende karakter van de plannen, maar ook omdat de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en hun bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, waardoor de marktdeelnemers ertoe worden aangezet de in de plannen vastgestelde prioriteiten na te leven (zie ook punt 3.2.2.5) (20).

(55)

Ten tweede, wat de toewijzing van financiële middelen betreft, wordt het financiële systeem van de VRC gedomineerd door handelsbanken in eigendom van de staat. Die banken moeten hun kredietbeleid ontwikkelen en uitvoeren in overeenstemming met de doelstellingen van het industriebeleid van de overheid in plaats van zich in de eerste plaats te buigen over de economische merites van een bepaald project (zie ook punt 3.2.2.8) (21). Hetzelfde geldt voor de andere onderdelen van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze niet-bancaire onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op is gericht de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar de zeggenschap te waarborgen en het ingrijpen door de staat en de CCP mogelijk te maken (22).

(56)

Ten derde, wat het regelgevingsklimaat betreft, grijpt de staat op een aantal manieren in de economie in. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen na te streven dan economische doelmatigheid, waardoor het beginsel van marktwerking op dat terrein wordt ondergraven. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk vastgesteld dat overheidsopdrachten moeten worden uitgeschreven om de verwezenlijking van de in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (23). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel publieke als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk middel om doelen van het industriebeleid te ondersteunen, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (24).

(57)

Kortom, het Chinese economische model is gebaseerd op bepaalde fundamentele axioma’s die voorzien in grootschalig overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen verhoudt zich moeizaam tot de vrije marktwerking, en leidt dan ook tot verstoringen in de doeltreffende toewijzing van middelen overeenkomstig de marktbeginselen (25).

3.2.2.3.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

(58)

In de VRC zijn ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft en/of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een cruciaal onderdeel van de economie.

(59)

Wat betreft de staatseigendom in de sector van strijkplanken kent de VRC een potentieel groot aantal producenten van strijkplanken, zoals in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen is vastgesteld. Bij gebrek aan informatie van de Chinese overheid over deze sector en gezien de versnippering van deze sector, is het moeilijk om algemene conclusies te trekken over de eigendomsverhoudingen in de sector. Wat de leveranciers van basisproducten voor de productie van het onderzochte product betreft, vertegenwoordigt staal, zoals de indiener van het verzoek stelt, tussen 40 % en 60 % van de productiekosten van de producenten van strijkplanken. In het productieproces van strijkplanken vormen de staalprijzen dan ook een belangrijkekostenfactor. Zoals de Commissie in haar rapport heeft vastgesteld, heeft de Chinese overheid nog altijd een aanzienlijk deel van de staalsector in handen. Meerdere grote producenten zijn in eigendom van de staat, en sommige daarvan worden in het “Plan voor de bijstelling en verbetering van de staalindustrie voor 2016-2020” (26) specifiek genoemd als voorbeelden van de successen van het 12e vijfjarenplan (zoals Baosteel, Anshan Iron and Steel, Wuhan Iron and Steel). Hoewel de nominale verdeling tussen het aantal staatsondernemingen en particuliere ondernemingen volgens ramingen bijna gelijk is, zijn van de vijf Chinese staalproducenten die behoren tot de tien grootste ter wereld, er vier staatsonderneming (27). De productie van het belangrijkste onderdeel van strijkplanken is dan ook in aanzienlijke mate in handen van de staat en derhalve is daarbij sprake van staatsinmenging.

(60)

Wat de zeggenschap van de staat betreft, kennen de overheid en de CCP structuren die waarborgen dat zij blijvende invloed op ondernemingen hebben, ook op producenten van strijkplanken en onderdelen daarvan. De staat (en in veel opzichten ook de CCP) formuleert het algehele economische beleid en ziet erop toe dat afzonderlijke ondernemingen dit beleid uitvoeren, en eist bovendien haar recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming van deze ondernemingen, waardoor de staat een zekere mate van zeggenschap over Chinese ondernemingen heeft (28). De factoren die wijzen op het bestaan van zeggenschap van de staat over ondernemingen in de productiesector van strijkplanken en in de bijbehorende toeleveringssector, worden nader beschreven in punt 3.2.2.4. Bovendien heeft de Commissie eerder, met name voor een van de belangrijkste onderdelen van strijkplanken — gelaste stalen buizen, die 25-30 % van de totale productiekosten vertegenwoordigen — staatsinmenging vastgesteld, ook wanneer er geen of slechts gedeeltelijk sprake was van ondernemingen in staatseigendom, waardoor besluiten niet werden genomen als reactie op marktsignalen (29). Dit onderzoek heeft aangetoond dat er sprake was van staatsinmenging van betekenis in de Chinese sector van gelaste stalen buizen, waar vooral de producenten van strijkplanken baat bij hebben en wat gevolgen heeft voor hun kosten.

(61)

De analyse inzake beleidstoezicht door de staat in de productiesector van strijkplanken en de staalsector, die de belangrijkste leverancier van basisproducten is, wordt weergegeven in de punten 3.2.2.4 en 3.2.2.5. Vanwege de hoge mate van zeggenschap van en ingrijpen door de overheid in deze sectoren, zoals in deze punten wordt beschreven, kunnen zelfs particuliere producenten van strijkplanken niet onder marktvoorwaarden opereren.

(62)

Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat de markt voor strijkplanken en de markt van de belangrijkste toeleveranciers ervan in de VRC in belangrijke mate werd bediend door ondernemingen die in handen zijn van de Chinese overheid of waarover de Chinese overheid zeggenschap heeft of waarop zij beleidstoezicht uitoefent. Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de markt voor de belangrijkste stalen onderdelen van strijkplanken in belangrijke mate wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen.

3.2.2.4.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), tweede streepje, van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(63)

De Chinese staat kan zich door middel van overheidsdeelneming in ondernemingen mengen in prijzen en kosten. Met name CCP-cellen in ondernemingen die al dan niet in staatseigendom zijn, vormen een belangrijk kanaal waarlangs de staat zich in zakelijke beslissingen kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (30)) en de onderneming dient de nodige voorwaarden te scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. In het verleden lijkt deze vereiste niet altijd te zijn nageleefd of strikt te zijn gehandhaafd. In ieder geval vanaf 2016 heeft de CCP echter haar aanspraken op zeggenschap over de zakelijke besluitvorming in staatsondernemingen opgeschroefd als politiek beginsel. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent opparticuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (31). In 2017 werd gesteld dat er in 70 % van de ongeveer 1,86 miljoen particuliere bedrijven partijcellen bestonden, en dat steeds meer druk werd uitgeoefend om de CCP-organisaties het laatste woord te geven in de besluiten van die bedrijven (32). Deze voorschriften zijn in de gehele Chinese economie en in alle sectoren, waaronder de productiesector voor strijkplanken, van algemene toepassing. Bijgevolg wordt vastgesteld dat deze voorschriften ook gelden voor de producenten van strijkplanken en de leveranciers van hun basisproducten.

(64)

Bijvoorbeeld, bij ten minste één producent van strijkplanken — Since Hardware (Guangzhou) Co. Ltd — die in de markt een leidende rol zegt te spelen op het gebied van zowel productie als uitvoer, bestaan CCP-structuren waarvan de bezetting overlap vertoont met het leidinggevende orgaan (33). De Commissie heeft vastgesteld dat de voorzitter van de raad van bestuur en algemeen directeur van de onderneming lid was van het gemeentelijk comité van Guangzhou van de Politieke Raadgevende Conferentie van het Chinese Volk en van het permanente comité van de Politieke Raadgevende Conferentie van het Chinese Volk van het district Guangzhou Huadu (34).

(65)

Deze vaststelling is een directe aanwijzing voor het bestaan van overheidsinmenging door bijvoorbeeld de aanwezigheid en betrokkenheid van de CCP en voor inmenging door de Chinese overheid in de prijzen en de kosten van de productie van strijkplanken.

(66)

De aanwezigheid en het ingrijpen van de staat op de financiële markten (zie ook punt 3.2.2.8) en bij de levering van grondstoffen en basisproducten hebben een extra verstorend effect op de markt (35). In het bijzonder heeft de Commissie ten aanzien van de stalen onderdelen van strijkplanken in recente onderzoeken vastgesteld dat sprake is van een nauwe betrokkenheid van de staat, en met name de CCP, bij de besluitvormingsprocessen van Chinese producenten van staalproducten (36).

(67)

Op grond van dit alles en bij het ontbreken van medewerking en van informatie die de voorlopige bevindingen tegenspreekt, heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de aanwezigheid van de staat in Chinese ondernemingen, waaronder ondernemingen in de productiesector van strijkplanken, alsook in de financiële sector en andere sectoren voor basisproducten, in combinatie met het in punt 3.2.2.3 en de daaropvolgende punten beschreven raamwerk, de Chinese overheid de ruimte biedt om zich te mengen in prijzen en kosten.

3.2.2.5.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), derde streepje, van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(68)

De koers van de Chinese economie wordt in belangrijke mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem dat prioriteiten stelt en de doelen voorschrijft waar de centrale en lokale overheden zich op moeten richten. Er bestaan relevante plannen op alle overheidsniveaus en zij bestrijken vrijwel alle economische sectoren. De doelstellingen van de planningsinstrumenten zijn bindend van aard en de autoriteiten op elk bestuursniveau houden toezicht op de uitvoering van de plannen door het overeenkomstige lagere bestuursniveau. Over het geheel genomen leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat de middelen worden ingezet in sectoren die door de regering als strategisch of anderszins van politiek belang zijn aangemerkt, in plaats van dat de allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (37).

(69)

Hoewel geen voor de sector specifiek overheidsbeleid en/of specifieke beleidsdocumenten lijken te bestaan die rechtstreeks betrekking hebben op de productie van strijkplanken, heeft de Commissie vastgesteld dat voor deze productie toch algemene centrale planningsdocumenten bestaan, zoals ook werd bevestigd in een Chinees marktonderzoek naar strijkplanken (38). In dit marktonderzoek is een specifieke analyse gemaakt van de ontwikkeling die de sector doormaakt tegen de achtergrond van de uitvoering van het 13e centrale vijfjarenplan.

(70)

Zoals de indiener van het verzoek stelt, vertegenwoordigt staal daarnaast op verschillende manieren tussen 40 % en 60 % van de productiekosten van strijkplanken. Ook andere grondstoffen, waaronder chemische basisproducten (schuimen, kunststoffen, lakken of coatings) en textiele basisproducten (katoenweefsel), zijn bij de productie van strijkplanken van invloed op de kosten- en prijzenstructuur. In dat verband constateerde de Commissie dat er sprake was van aanzienlijk overheidsingrijpen als het gaat om de grondstoffen die worden gebruikt om strijkplanken te produceren (39). Het overweldigende aantal beleidsstukken en overheidsmaatregelen dat is vastgesteld, kan van invloed zijn op het vrije spel van marktkrachten op de markt voor de bedoelde grondstoffen, wat van invloed is op de prijzen van onderdelen van strijkplanken en evenzeer op de productiekosten van het onderzochte product.

(71)

Zo valt staal onder het Plan voor de bijstelling en verbetering van de staalindustrie voor 2016-2020 (het “13e vijfjarenplan voor staal”), dat vrijwel alle aspecten van de ontwikkeling van de industrie omvat, waaronder doelen voor de productiecapaciteit, het verbeteren en waarborgen van een effectieve levering, herstructurering van de sector, financiële ondersteuning, kwantitatieve doelen en de geografische ligging van staalfabrieken. Evenzo voorziet het 13e vijfjarenplan voor de chemische en petrochemische industrie (2016-2020) in strikte regulering van de chemische sector; hieronder vallen grondstoffen die worden gebruikt om materialen voor fietsen te maken, zoals rubber, lakken en kunststoffen.

(72)

Daarnaast wordt de staalsector gekenmerkt door een grote aanwezigheid van staatsondernemingen (zie overweging 59). Gedetailleerde regels voor staal zijn te vinden in talrijke plannen, richtsnoeren en andere op de staalsector gerichte documenten, die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden gepubliceerd, zoals het “Plan voor de bijstelling en verbetering van de staalindustrie voor 2016-2020”. In dit plan is te lezen dat de staalindustrie “een belangrijke, fundamentele sector van de nationale economie is, een hoeksteen van de natie” (40).

(73)

In de “Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011) (wijziging van 2013)” (41) (“de catalogus”) worden ijzer en staal genoemd als industrieën die worden gestimuleerd. De stimuleringsmaatregelen in de catalogus zijn met name gericht op “[d]e ontwikkeling en toepassing van technologieën voor hoogwaardiger, hoogkwalitatieve en verbeterde staalproducten, waaronder plaatstaal van hoge sterkte van ten minste 600 MPa voor auto’s, hoogwaardig pijpleidingstaal voor transport van olie en gas, brede en dikke platen van hoge sterkte voor vaartuigen, staal voor de scheepsbouw, platen van middelmatige dikte van ten minste 420 MPa voor gebouwen, bruggen en andere constructies, staal voor hogesnelheidsspoorlijnen en zwarevrachtspoorlijnen, siliciumstaal met laag kernverlies en hoogmagnetische inductie, roest- en slijtagebestendig staal, hulpbronnenbesparend gelegeerd roestvrij staal (modern ferritisch roestvrij staal, roestvrij duplexstaal en roestvrij stikstofstaal), speciale stalen staven en walsdraad voor hoogwaardige basisonderdelen (hoogwaardige tandwielen, bouten in ten minste 12,9 kwaliteit, veren van hoge sterkte en lang meegaande lagers) en hoogwaardig speciaal gesmeed materiaal (onder meer staal voor gereedschap en mallen, roestvrij staal en staal voor machines)”. De toepasselijkheid van de catalogus werd bevestigd door het recente antisubsidieonderzoek naar bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal van oorsprong uit de VRC (42).

(74)

Ook bij de chemische sector is er in de VRC sprake van krachtige staatsinmenging. Ten eerste wordt deze sector gekenmerkt door de dominantie van staatsondernemingen. Een aantal van de grootste chemische ondernemingen in de VRC is staatsonderneming en een aanzienlijk deel van de totale activa van chemische ondernemingen is staatseigendom (43). Ten tweede heeft de staat zeggenschap over de chemische sector door middel van talloze regelgevende en planningsdocumenten van opeenvolgende wetgevers en administratieve agentschappen op alle overheidsniveaus. Al deze planningsmaatregelen worden op verschillende bestuursniveaus op een discretionaire, gecontroleerde en systematische wijze toegepast en voortdurend door de overheid beoordeeld (44).

(75)

Zoals de Commissie in haar rapport heeft aangegeven, vormt het 13e vijfjarenplan voor de chemische en petrochemische industrie (2016-2020), op 18 oktober 2016 vastgesteld door het MIIT, het overkoepelende planningsdocument voor de chemische sector. Dit document is een richtsnoer voor de ontwikkeling van de chemische en petrochemische industrie in het tijdvak 2016-2020 in het kader van het 13e vijfjarenplan en de strategie Made in China 2025. Dit plan stelt ontwikkelingsdoelstellingen op en schrijft per bedrijfssector productiestreefcijfers voor, maar geeft de overheid ook zeggenschap over de productiecapaciteit en besluitvorming van ondernemingen (45). Onder dit plan vallen verschillende basisproducten die voor de productie van strijkplanken worden gebruikt, met name lak en coatingmateriaal op basis van mengsels van epoxy en polyester (46). Evenzo wordt de markt voor deze producten door de staat op provinciaal niveau beheerd, bijvoorbeeld in de provincie Hebei, waar door middel van het 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de petrochemische industrie in de provincie Hebei ontwikkelingspatronen worden opgesteld voor specifieke subsectoren, onder meer door toezicht op de capaciteit (waaronder lakken en polyesters) (47).

(76)

De markt voor een ander basisproduct voor de productie van strijkplanken — katoenen textiel — wordt ook door middel van planningsdocumenten beheerd door de Chinese overheid, met name het overkoepelende 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de textielindustrie. In dit laatste plan wordt beleid uitgezet om het volgende te realiseren: “verbeteren van het beheer van invoercontingenten voor katoen; verhogen van de bezettingsgraad van het contingent; tegemoetkomen aan de vraag naar hoogwaardig katoen van textielondernemingen; vaststellen van een verband tussen de bodemprijs van reservekatoen en de binnenlandse en buitenlandse spotmarktprijzen, versnellen van de opname van reservekatoen; het blijvend verbeteren van het prijsvormingsmechanisme voor katoen, het subsidiebeleid voor de streefprijs van katoen en de corrigerende maatregelen voor de katoenhandel” (48). Deze beleidslijnen worden verder weergegeven in de sectorale richtsnoeren, met name het 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de katoenindustrie, vastgesteld door de Chinese brancheorganisatie voor de katoenindustrie (“China Cotton Textile Industry Association”). Dit plan stelt met name de ontwikkelingsdoelstellingen van de katoenindustrie voor 2020 op, waaronder verhogingen van de verkoop, de winst en de uitvoer, alsook productiestreefcijfers (49). Dit plan schrijft ook voor om “marktregulering te versterken […] naast de Begeleidende adviezen van de overheid over de ontwikkeling van de betrokken industrieën”, voornamelijk door […] “wijziging van de voorschriften voor de be- en verwerkende industrie in overeenstemming met de productie van katoenen textiel,” of “waarborging van samenhang met de betrokken catalogi voor de industrie die door de overheid zijn gewijzigd en vastgesteld” (50).

(77)

Uit de planningsdocumenten waarnaar hierboven is verwezen, blijkt dat de Chinese overheid de ontwikkeling van de markt niet alleen beheert binnen de sector van strijkplanken zelf, maar ook voor de overgrote meerderheid van de basisproducten die de belangrijkste onderdelen van strijkplanken vormen, in overeenstemming met een breed scala van beleidsinstrumenten en richtsnoeren, onder meer verband houdend met marktsamenstelling en -herstructurering, grondstoffen, capaciteitsbeheer, productassortiment, modernisering enz. Via deze en andere middelen stuurt en controleert de Chinese overheid alle aspecten van de ontwikkeling en de werking van de sectoren (51). De gevolgen van het beleid van de Chinese overheid en de daaruit voortvloeiende verstoringen in dezesectoren worden het best geïllustreerd door het huidige probleem van overcapaciteit in de sectoren staal en chemie van de VRC (52). Deze verstoringen hebben gevolgen voor de prijzen van de belangrijkste onderdelen van strijkplanken, waardoor de productiekosten van strijkplanken worden verstoord en niet langer als marktgebaseerde kosten kunnen worden aangemerkt.

(78)

De Commissie heeft al met al vastgesteld dat het beleid van de Chinese overheid van invloed is op de vrije marktwerking in de productiesector voor strijkplanken, met name doordat zij de vrije marktwerking in de toeleveringssectoren van alle onderdelen van strijkplanken beïnvloedt.

3.2.2.6.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(79)

Volgens de informatie in het dossier maakt het Chinese faillissementssysteem zijn voornaamste doelstellingen, zoals het op een billijke manier vereffenen van vorderingen en schulden en het beschermen van de wettelijke rechten en belangen van de schuldeisers en debiteuren, onvoldoende waar. Dit lijkt te liggen aan het feit dat het Chinese faillissementsrecht, ook al berust het formeel op soortgelijke beginselen als die van het overeenkomstige recht in andere landen, wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen is nog altijd opvallend laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats doordat de insolventieprocedures lijden aan een aantal tekortkomingen die in de praktijk ontmoedigen om een faillissementsaanvraag in te dienen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst van de procedure (53).

(80)

Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot de eigendom van grond en het recht op het gebruik van grond in de VRC (54). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (landbouwgrond in collectieve eigendom en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing van grond blijft uitsluitend een zaak van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen die erop gericht zijn grondgebruiksrechten op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te kennen, bijvoorbeeld door de invoering van biedprocedures. Die bepalingen worden echter regelmatig niet in acht genomen, wat ertoe leidt dat bepaalde kopers grond kosteloos of onder de marktprijs verkrijgen (55). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (56).

(81)

Evenals voor andere sectoren van de Chinese economie gelden voor de sector van strijkplanken de normale Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving. Daardoor is ook de sector van strijkplanken onderhevig aan top-downverstoringen die voortvloeien uit de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. Bovendien is uit een vorig onderzoek gebleken dat bij acties rond grondgebruiksrechten sprake was van verstoringen door de staat (57). Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie stelt. De Commissie is dan ook tot de voorlopige conclusie gekomen dat de Chinese faillissements- en eigendomswetten niet naar behoren werken, hetgeen leidt tot verstoringen wanneer insolvente bedrijven overeind worden gehouden en wanneer grondgebruiksrechten in de VRC worden toegewezen.

3.2.2.7.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(82)

Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat het recht op collectieve organisatie van werknemers en werkgevers wordt belemmerd. De VRC heeft een aantal kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) niet geratificeerd, met name de verdragen betreffende de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen (58). Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter niet onafhankelijk van de overheid en haar betrokkenheid bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers blijft rudimentair (59). Bovendien wordt de mobiliteit van de Chinese beroepsbevolking beknot door het registratiesysteem voor huishoudens, waardoor de toegang tot het volledige scala van sociale zekerheid en andere voordelen voor lokale bewoners van een bepaaldadministratief gebied wordt beperkt. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (60). Een en ander leidt tot een verstoring van de loonkosten in de VRC.

(83)

Ook de productiesector voor strijkplanken en de leveranciers van de belangrijkste basisproducten, waaronder de sectoren staal, chemie en textiel, zijn onderworpen aan het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De sector van strijkplanken wordt dus zowel direct (omdat arbeid tussen 15 % en 35 % van de productiekosten van strijkplanken vertegenwoordigt) als indirect (bij de toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsstelsel zijn onderworpen) getroffen door de verstoringen van de loonkosten.

(84)

Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat er in de productiesector voor strijkplanken en de sectoren van de belangrijkste onderdelen van strijkplanken sprake was van verstoring van de loonkosten.

3.2.2.8.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(85)

De toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC is onderhevig aan diverse verstoringen.

(86)

Ten eerste wordt het Chinese financiële systeem gekenmerkt door een sterke positie van staatsbanken (61), die bij het verlenen van toegang tot financiering andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project hanteren. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via personele banden (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (62), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld overheidsbeleid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (63). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (64).

(87)

Hoewel wordt erkend dat in diverse wettelijke bepalingen is vastgesteld dat het normale gedrag van banken en de prudentiële regels, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, moeten worden geëerbiedigd, wijst het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen.

(88)

Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang van het betreffende bedrijf voor de Chinese overheid en door de kracht van eventuele impliciete garanties van de overheid. Ramingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch overeenkomen met lagere internationale ratings.

(89)

Dit leidt ertoe dat gemakkelijker kredieten worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke sectoren van de industrie, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle marktdeelnemers gelijk zijn.

(90)

Ten tweede zijn de financieringskosten kunstmatig laag gehouden om de investeringsgroei te stimuleren. Dit heeft geleid tot een overmatig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de recente toename van de schuldenlast bij staatsondernemingen, ondanks een sterke afname van de winstgevendheid, waaruit valt op te maken dat de in het bankenstelsel vigerende mechanismen niet door de gebruikelijke commerciële overwegingen worden aangedreven.

(91)

Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel verstrekte kredieten tegen of onder de referentierente maakt immers nog steeds 45 % vanalle kredieten uit, en gerichte kredietverlening lijkt te zijn geïntensiveerd, aangezien dit aandeel sinds 2015 ondanks de verslechterende economische omstandigheden aanzienlijk is toegenomen. Een kunstmatig lage rentevoet leidt tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal.

(92)

De algemene toename van kredietverlening in de VRC wijst op een verslechtering van de efficiëntie van de kapitaaltoewijzing, zonder dat er tekenen zijn van een krappere kredietverlening die men in een niet-verstoorde marktomgeving zou verwachten. Als gevolg daarvan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Gezien de toenemende risicovolle schulden heeft de Chinese overheid ervoor gekozen om wanbetalingen te voorkomen. Als gevolg hiervan is het probleem van oninbare vorderingen aangepakt door schulden door te rollen, wat heeft geleid tot het ontstaan van “zombie”-ondernemingen, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen.

(93)

In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die onlangs zijn genomen om de markt te liberaliseren, beïnvloed door systemische problemen en verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en alomtegenwoordige rol van de staat op de kapitaalmarkten.

(94)

De producenten van strijkplanken of de leveranciers van grondstoffen en andere basisproducten hebben ook baat bij dit financiële systeem. Uit het onderzoek is niet gebleken dat voor de sector van strijkplanken andere regels zouden gelden, die zich zouden onttrekken aan het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële systeem in het algemeen. Dit systeem leidt ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus van de productie van het eindproduct en de basisproducten ernstig worden beïnvloed.

(95)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese producenten van strijkplanken toegang hadden tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.

3.2.2.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

(96)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem zoals hierboven beschreven in de punten 3.2.2.2 — 3.2.2.5 en in deel A van het rapport, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren zoals hierboven bedoeld in de punten 3.2.2.6 — 3.2.2.8 en in deel B van het rapport.

(97)

De Commissie roept in herinnering dat voor de productie van strijkplanken een groot aantal basisproducten benodigd is. Wanneer de producenten van strijkplanken deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die zij als kosten registreren) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systeemverstoringen als hierboven genoemd. Leveranciers van basisproducten maken bijvoorbeeld gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Mogelijk lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningsysteem, dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. Ook wat dat betreft heeft het onderzoek geen bewijs van het tegendeel opgeleverd.

(98)

Behalve dat hierdoor de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product niet kunnen worden gebruikt, geven ook alle kosten voor basisproducten (met inbegrip van grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) een vertekend beeld, omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen A en B van het rapport. Het overheidsingrijpen dat is beschreven met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen, vindt namelijk in heel de VRC plaats. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

3.2.2.10.   Conclusie

(99)

Uit de analyse in de punten 3.2.2.2 tot en met 3.2.2.9, waarbij al het beschikbare bewijsmateriaal over het ingrijpen van de VRC in haar economie in het algemeen en in de productiesector voor strijkplanken (met inbegrip van het onderzochte product) is onderzocht, is gebleken dat de prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand zijn gekomen doordat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, hetgeen wordt aangetoond door de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van één of meer van de daarin genoemde factoren. Op grond daarvan en bij het ontbreken van medewerking van de Chinese overheid heeft de Commissie geconcludeerd dat het in dit geval niet passend is voor de vaststelling van de normale waarde de binnenlandse prijzen en kosten te gebruiken.

(100)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde berekend uitsluitend op basis van de productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval op basis van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, zoals wordt besproken in het volgende punt.

3.2.3.   Representatief land

3.2.3.1.   Analyse van de criteria

(101)

De keuze van het representatieve land is gebaseerd op de volgende criteria:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiertoe heeft de Commissie op basis van de databank van de Wereldbank gebruikgemaakt van landen met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat vergelijkbaar is met dat van de VRC (65);

vervaardiging van het onderzochte product in dat land;

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(102)

Zoals vermeld in overweging 28, heeft de Commissie in de mededeling van 6 september de belanghebbenden meegedeeld dat zij drie mogelijke representatieve landen had aangewezen (Brazilië, Servië en Turkije) en heeft zij de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken en andere landen voor te stellen. Slechts één indiener van het verzoek heeft opmerkingen gemaakt, waarbij de keuze voor Turkije werd uitgesproken en argumenten tegen de keuze voor Brazilië of Servië werden aangevoerd. Er werd geen suggestie voor een ander land gedaan.

3.2.3.2.   Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC

(103)

Brazilië, Servië en Turkije worden alle ingedeeld als landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC, d.w.z. zij worden alle door de Wereldbank ingedeeld als “hogermiddeninkomensland”.

3.2.3.3.   Vervaardiging van het onderzochte product in het representatieve land

(104)

Het onderzochte product wordt wereldwijd slechts in enkele landen geproduceerd. Naar aanleiding van de analyse van de beschikbare gegevens en met name gegevens uit de GTA en Orbis heeft de Commissie Brazilië, Servië en Turkije als mogelijk representatieve landen voor dit onderzoek aangewezen.

(105)

Eén indiener van het verzoek suggereerde in zijn opmerkingen dat de niveaus van de productie en het binnenlands verbruik van het onderzochte product in Brazilië en Servië niet relevant zijn. Volgens de indiener van het verzoek kochten de producenten in deze landen het onderzochte product van de VRC om hun eigen productie aan te vullen.

(106)

Als antwoord op deze argumenten merkte de Commissie op dat de indiener van het verzoek geen bewijsmateriaal heeft overgelegd waaruit het productieniveau in deze landen blijkt of waaruit blijkt waarom dit niveau niet relevant zou zijn. Bij gebrek aan tegenbewijs en op basis van de beschikbare informatie stelde de Commissie vast dat het onderzochte product in de drie landen wordt geproduceerd, zodat het argument van de hand werd gewezen.

3.2.3.4.   Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land

(107)

De Commissie heeft alle in het dossier beschikbare relevante gegevens over de productiefactoren in alle drie mogelijk representatieve landen zorgvuldig bestudeerd en merkt het volgende op:

de Commissie heeft de statistieken over de invoer van alle grondstoffen uit de lijst in de mededeling van 6 september in Brazilië, Servië en Turkije geanalyseerd. Zij heeft vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek alle drie landen alle relevante grondstoffen hebben ingevoerd;

voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren voor Turkije en Servië in Eurostat eenvoudig energiestatistieken (elektriciteits- en gasprijzen voor professionele afnemers) te raadplegen (66). Vergelijkbare gegevens over Turkije (67) en Brazilië (68) konden worden verkregen van de desbetreffende nationale autoriteiten van die landen;

uit de statistieken van de Internationale Arbeidsorganisatie (69) kon informatie worden afgeleid over de maandlonen in de productiesector en de wekelijkse gewerkte uren in alle drie landen. Vergelijkbare informatie over Turkije over 2016 was eveneens openbaar beschikbaar op de website van het Turks Instituut voor Statistiek. Bovendien konden gegevens over de minimumlonen in Turkije en Servië in 2015 worden geraadpleegd in Eurostat.

(108)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening geldt het volgende: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten (“VAA-kosten”) en voor winst.”. Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de kosten te dekken die niet zijn opgenomen in de productiefactoren. Op grond hiervan heeft de Commissie onderzocht of er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in de voornoemde drie landen financiële gegevens van producenten van het onderzochte product openbaar beschikbaar waren.

(109)

Voor deze selectie werd gebruikgemaakt van Orbis. Aangezien de productie van strijkplanken doorgaans geen hoofdactiviteit betreft, zijn voor deze selectie verschillende NACE (70)-codes vastgesteld en gebruikt:

24.34 Koudtrekken van draad,

25.12 Vervaardiging van metalen deuren en vensters,

25.99 Vervaardiging van andere producten van metaal,

27.51 Vervaardiging van elektrische huishoudapparaten,

27.52 Vervaardiging van niet-elektrische huishoudapparaten,

32.99 Overige industrie.

Deze codes hielden verband met producenten van strijkplanken die bij de Commissie bekend waren van het verzoek om een nieuw onderzoek en bepaalde vorige onderzoeken die worden genoemd in de overwegingen 1 tot en met 6.

(110)

Door dit onderzoek konden aan de hand van een lijst van strijkplankenproducerende landen met een vergelijkbare economische ontwikkeling als de VRC (d.w.z. Argentinië, Brazilië, Colombia, Ecuador, Maleisië, Mexico, Peru, Rusland, Servië, Thailand, Turkije en Zuid-Afrika), 433 actieve ondernemingen worden vastgesteld waarvan in het tijdvak van het nieuwe onderzoek financiële gegevens beschikbaar waren. Volgens de beschikbare informatie produceerden alleen de volgende vijf ondernemingen strijkplanken:

Tabel 1

Lijst van ondernemingen

Land

Vastgestelde producenten van strijkplanken

Gegevens-bron

Website  (*1)

BRAZILIË

1.

Metalurgica Mor SA.

Orbis

www.mor.com.br

2.

Tramontina Teec SA.

Orbis

www.tramontina.com.br/en/about

SERVIË

3.

Preduzece Blist Doo Valjevo

Orbis

www.blist.rs/eng-metalna-galanterija.html

TURKIJE

4.

Konya Sarayli Madeni Esya Imalat Pazarlama Sanayi Ve Ticaret Limited Sirketi

Orbis

www.smsarayli.com.tr/tr/index.asp

5.

Evin Celik Esya Tel Cekme Sanayi Ticaret Anonim Sirketi

Orbis

evincelik.com.tr/en/company-profile/

(111)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen over deze lijst te maken en deze aan te vullen met ondernemingen waarvan openbare gegevens beschikbaar zijn in een hun bekend mogelijk representatief land. Over de lijst van geselecteerde ondernemingen zijn geen opmerkingen ontvangen.

(112)

Uit de analyse van de Commissie is gebleken dat de Servische onderneming slechts twee modellen strijkplanken verkocht en de Braziliaanse ondernemingen naast strijkplanken veel andere producten verkochten, die hoogstwaarschijnlijk een groot deel van hun omzet en van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten vertegenwoordigden. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de voor deze ondernemingen beschikbare cijfers niet representatief zouden zijn voor de voor de verkoop van strijkplanken gemaakte kosten.

(113)

De Commissie heeft daarentegen vastgesteld dat de Turkse ondernemingen een verscheidenheid aan strijkplanken verkochten en minder andere producten vervaardigden, waardoor zij van oordeel was dat de cijfers die beschikbaar waren voor deze ondernemingen, waarschijnlijk nauwkeuriger zouden zijn wat betreft de productie en verkoop van strijkplanken en geschikter zouden zijn als vervanging van gegevens over een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en voor winst.

3.2.3.5.   Conclusie inzake het representatieve land

(114)

Gezien het bovenstaande voldeed Turkije aan alle criteria van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. In de mededeling van 26 oktober heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gesteld van haar voornemen Turkije als het representatieve land te gebruiken en heeft zij de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(115)

Derhalve heeft de Commissie de gegevens van Turkije en de volgende Turkse ondernemingen gebruikt:

Konya Sarayli Madeni Esya Imalat Pazarlama Sanayi Ve Ticaret Limited Sirketi,

Evin Celik Esya Tel Cekme Sanayi Ticaret Anonim Sirketi,

om de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een geschikt representatief land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening vast te stellen.

3.2.4.   Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst

(116)

Artikel 2, lid 6 bis, onder a), tweede alinea, van de basisverordening luidt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”. Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de kosten te dekken die niet waren opgenomen in de bovengenoemde productiefactoren.

(117)

Om een niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten vast te stellen en omdat de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie, op basis van de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte gegevens, vastgesteld welk percentage van de totale productiekosten vaste productiekosten (71) vertegenwoordigden. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten te verkrijgen, afhankelijk van het geproduceerde model.

(118)

Voor de vaststelling van een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en voor winst baseerde de Commissie zich op de financiële gegevens voor 2017 voor de twee Turkse ondernemingen.

(119)

De Commissie heeft gebruikgemaakt van de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst van de twee ondernemingen, zoals die in Orbis waren vastgelegd voor 2017.

3.2.5.   Bronnen gebruikt om niet-verstoorde kosten vast te stellen

(120)

In de mededeling van 26 oktober verklaarde de Commissie dat zij, voor het berekenen van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de GTA om de niet-verstoorde kosten van alle productiefactoren met betrekking tot grondstoffen vast te stellen. De Commissie heeft de gegevens van het Turks Instituut voor Statistiek over de loonkosten en de in Orbis beschikbare financiële gegevens voor de twee Turkse ondernemingen uit overweging 115 gebruikt om de VAA-kosten, winsten en vaste kosten vast te stellen.

3.2.6.   Productiefactoren

(121)

Om de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening vast te stellen, heeft de Commissie alle beschikbare gegevens voor de productiefactoren geanalyseerd en gebruikgemaakt van de volgende bronnen en waarden:

Tabel 2

Productiefactoren voor strijkplanken

Productiefactor

GS-code

Invoerwaarde per eenheid

Gegevensbron

Grondstoffen

Mengsel van epoxy en polyester

3206 49

2,75 EUR/kg

GTA (*2)

Polypropyleen

3902 10

1,08 EUR/kg

GTA

Epoxypoeder zilver/epoxyharsen

3907 30

2,20 EUR/kg

GTA

Schuim (4,6 mm dik)

3921 13

6,47 EUR/kg

GTA

Schuim (polyurethaan 25 kg/m3)

3921 13

6,47 EUR/kg

GTA

Kunststoffolie

3923 21

3,66 EUR/kg

GTA

Kunststofonderdelen

3926 30

8,31 EUR/kg

GTA

Katoen

5208 52

2,74 EUR/kg

GTA

Weefsels van katoen (bevattende 60 % katoen en 40 % polyester)

5210 51

6,73 EUR/kg

GTA (*2)

CR (producten van ijzer of niet-gelegeerd staal)

7209 17

0,51 EUR/kg

GTA

Metalen plaatstuk

7211 23

0,59 EUR/kg

GTA

Draad (6 mm, 8 mm)

7217 10

0,87 EUR/kg

GTA

Draad (4,75 mm)

7217 20

1,37 EUR/kg

GTA

Draad (rond koudgetrokken C9D 6-7 mm)

7217 90

2,24 EUR/kg

GTA

Stalen buizen (22 × 0,8 × 1190 mm)

7306 30

1,23 EUR/kg

GTA

Stalen buizen (13 × 0,6 × 2830 mm)

7306 61

1,17 EUR/kg

GTA

Arbeid

Loonkosten

(n.v.t.)

5,84 EUR/uur

Turks Instituut voor Statistiek (*4)

Energie

Elektriciteit

Te verwaarlozen deel

Aardgas

Te verwaarlozen deel

3.2.6.1.   Grondstoffen

(122)

Een strijkplank bestaat doorgaans uit een stuk hard, smal, plat materiaal dat wordt beschermd door een hittebestendige afscherming, dikwijls voorzien van inklapbare poten, waarop kleding of textiel kan worden gestreken. Volgens de definitie van het onderzochte product kan het ook een stoomafzuigend, verwarmd, blazendwerkblad, mouwplanken en andere onderdelen bevatten. De belangrijkste grondstof voor strijkplanken is metaal, voornamelijk staal (metalen plaatstuk, buizen, draad). Andere grondstoffen die voor de productie van strijkplanken worden gebruikt, zijn lak- en coatingmaterialen, kunststofonderdelen, schuim en weefsels.

(123)

De kostenstructuur varieert afhankelijk van het type strijkplank dat wordt geproduceerd, bv. hoogwaardige strijkplanken bevatten andere materialen dan basisuitvoeringen ervan. Voor het specificeren van de productiefactoren die worden gebruikt bij de productie van strijkplanken, is de Commissie uitgegaan van de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek. Zoals hierboven vermeld, heeft geen van de belanghebbenden daarover opmerkingen gemaakt. Voor alle grondstoffen werd de niet-verstoorde eenheidswaarde vastgesteld aan de hand van de gemiddelde prijs van de invoer uit alle derde landen, uitgezonderd de VRC, voor het representatieve land voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek zoals die is vastgelegd in de GTA. De invoer vanuit de VRC is buiten beschouwing gelaten, gezien de bestaande verstoringen van betekenis in dat land, die in punt 4.2 zijn vastgesteld.

(124)

Om de normale waarde vast te stellen, moeten volgens de methode van de Commissie de invoerrechten op de productiefactoren en de in Turkije ingevoerde materialen evenals de kosten van het binnenlands vervoer bij deze invoerprijzen worden opgeteld. Dit zou tot een hogere normale waarde leiden omdat de invoerprijzen voor de productiefactoren door de invoerrechten verder zouden stijgen. Hierdoor zou de dumpingmarge nog hoger worden. Gezien de vaststelling in de overwegingen 137 en 138 en de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat is bedoeld om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie besloten dat geen correcties voor invoerrechten en kosten van binnenlands vervoer nodig waren.

3.2.6.2.   Arbeid

(125)

Het Turks Instituut voor Statistiek publiceert uitvoerige informatie over de lonen in verschillende economische sectoren in Turkije. De Commissie heeft de meest recente statistieken (2016) (72) over het gemiddelde uurloon in de productiesector gebruikt, aan de hand van verschillende NACE REV 2-codes (namelijk 25, 27 en 32; loongegevens zijn alleen beschikbaar bij tweecijfercodes) die zijn vastgesteld voor de productie van strijkplanken.

(126)

De gemiddelde maandelijkse waarde voor 2016 werd naar behoren gecorrigeerd voor inflatie met behulp van de door het Turks Instituut voor Statistiek gepubliceerde index van de binnenlandse producentenprijzen (73).

3.2.6.3.   Energie

(127)

Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek is het energieverbruik (elektriciteit en aardgas) tijdens het productieproces niet relevant. Omdat het onderzoek geen gegevens aan het licht heeft gebracht waarmee dit argument kan worden tegengesproken, werd het aanvaard en werden de energiekosten in dit onderzoek als verwaarloosbaar beschouwd.

3.2.7.   Berekeningen

(128)

Om de door berekening vastgestelde normale waarde te bepalen, heeft de Commissie de volgende twee stappen ondernomen.

(129)

Ten eerste heeft zij de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Bij het ontbreken van medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die door de indieners van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek is verstrekt over het gebruik van elke productiefactor (materialen en arbeid) voor de productie van de drie modellen strijkplanken (basis en hoogwaardig). De Commissie heeft de gebruiksfactoren vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals die zijn vastgesteld in het representatieve land Turkije.

(130)

Ten tweede heeft de Commissie, zoals is opgemerkt in overweging 117, op de hierboven vastgestelde productiekosten de vaste productiekosten, VAA-kosten en winst toegepast. Deze zijn vastgesteld op basis van de financiële gegevens voor 2017 van de twee Turkse ondernemingen (overweging 115) en de ramingen van de indieners van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek. De Commissie heeft de volgende elementen toegevoegd aan de niet-verstoorde productiekosten:

zoals in overweging 117 is vermeld, werden aan de niet-verstoorde waarde van de productiekosten vaste productiekosten toegevoegd, die 14-24 % van de totale productiekosten vertegenwoordigden;

VAA-kosten van 7,62 %, toegepast op de som van de productiekosten en de vaste productiekosten, en

een winst van 5,91 %, toegepast op de som van de productiekosten en de vaste productiekosten.

(131)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. Vanwege het gebrek aan medewerking van de producenten/exporteurs in de VRC, kon niet worden vastgesteld welke modellen strijkplanken in de VRC werden geproduceerd. Daarom heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die door de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek is verstrekt, in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening. De indieners van het verzoek hebben hiertoe drie modellen strijkplanken, basis en hoogwaardig, aangewezen. Voor deze modellen werd de normale waarde vastgesteld.

(132)

Omdat door geen van de producenten-exporteurs uit de VRC medewerking werd verleend, is de normale waarde voor het hele land vastgesteld.

3.2.8.   Uitvoerprijs

(133)

Als gevolg van de niet-medewerking werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens (zie overweging 40). Evenals in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (genoemd in overweging 6), heeft de Commissie voor het vaststellen van de uitvoerprijzen gebruikgemaakt van invoergegevens uit de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6.

(134)

Omdat in de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, de invoerhoeveelheden worden vermeld in kg, heeft de Commissie deze omgerekend naar stuks (eenheden) aan de hand van het conversieschema dat is vastgesteld in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat wordt genoemd in overweging 6.

(135)

Deze prijzen zijn op basis van kosten, verzekering en vracht (cif-prijs) en daarom heeft de Commissie een bedrag in mindering gebracht voor de vervoerskosten tussen de VRC en de EU-grens, dat is gebaseerd op ramingen uit het verzoek om een nieuw onderzoek.

3.2.9.   Vergelijking en dumpingmarge

(136)

De Commissie heeft de overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening door berekening vastgestelde normale waarde vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs naar de EU in het stadium af fabriek zoals die hierboven is vastgesteld.

(137)

De vastgestelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, liepen uiteen van 43 % tot 67 %.

3.2.10.   Conclusie

(138)

Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

3.3.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping bij uitvoer uit de VRC

3.3.1.   Analyse van elementen

(139)

Na te hebben vastgesteld dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, heeft de Commissie onderzocht of het waarschijnlijk was dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(140)

Als gevolg van de niet-medewerking van producenten/exporteurs in de VRC, heeft de Commissie haar beoordeling overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, d.w.z. op de bevindingen van het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen genoemd in overweging 6 (“het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”), op de informatie die werd verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek, op de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, en op de Chinese databank. De volgende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit in de VRC, de prijzen van de Chinese uitvoer naar de markten van andere derde landen en de aantrekkelijkheid van de EU-markt.

3.3.1.1.   De productiecapaciteit in de VRC

(141)

Door de niet-medewerking heeft geen van de exporteurs/producenten uit de VRC gegevens verstrekt over de werkelijke productiecapaciteit in de VRC. Bovendien is er geen openbaar beschikbare informatie over strijkplanken, zoals statistieken of marktonderzoeken, waardoor de bevindingen moesten worden gebaseerd op de informatie uit het verzoek en de bevindingen van het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, omdat dit de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening waren.

(142)

In het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd de productiecapaciteit in de VRC geraamd op circa 8 miljoen stuks, wat overeenkwam met ongeveer 80 % van het verbruik in de EU in 2009 en wat in het tijdvak van dit nieuwe onderzoek zou overeenkomen met bijna 100 % van het verbruik in de EU (8,3 miljoen stuks — zie overweging 158). Volgens een “sunset review” van de autoriteiten van de VS met betrekking tot hetzelfde product dat uit de VRC in de VS is ingevoerd (74), die op 8 maart 2016 (75) werd afgerond met het opnieuw instellen van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van strijkplanken uit de VRC tot 2021 (“sunset review van de VS”), is echter de productiecapaciteit in de VRC sinds 2009 toegenomen, waaruit valt op te maken dat de huidige productiecapaciteit in de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zelfs groter was dan het verbruik in de EU in hetzelfde tijdvak.

(143)

Bovendien kunnen de Chinese producenten volgens de bevindingen van het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen eenvoudig productiecapaciteit toevoegen, omdat het productieproces voornamelijk op arbeid berust. De Chinese producenten van strijkplanken produceren ook andere metaalproducten op productielijnen die eenvoudig voor de productie van strijkplanken kunnen worden gebruikt. Zij kunnen de productie van strijkplanken daarom afhankelijk van de vraag verhogen door de productie tussen de bestaande productielijnen over te hevelen. Voor deze capaciteitsuitbreiding zijn geen grote investeringen of vaardigheden vereist, waardoor eenvoudig tussen verschillende producten kan worden gewisseld. Het huidige onderzoek heeft geen gegevens aan het licht gebracht die deze bevindingen tegenspreken.

(144)

Derhalve werd geconcludeerd dat de VRC over een grote productiecapaciteit beschikt, die minimaal bijna 100 % van het verbruik in de EU dekt en zelfs nog verder kan worden verhoogd.

3.3.1.2.   De prijzen van de Chinese uitvoer naar de markten van andere derde landen

(145)

Aangezien er door de Chinese exporteurs/producenten geen medewerking is verleend, moest de Commissie zich op de beschikbare gegevens baseren om de prijzen van de Chinese uitvoer naar de markten van andere derde landen vast te stellen. Omdat geen andere, betrouwbaardere informatie beschikbaar was, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de uitvoergegevens uit de Chinese databank. Hoewel de gegevens onder een 8-cijferige “tariefcode” werden verzameld en zij derhalve, naast strijkplanken, verschillende andere huishoudelijke producten omvatten, werden de gegevens als de meest redelijke benchmark beschouwd voor zinvolle informatie over mogelijke prijsniveaus voor de uitvoer op de markten van andere derde landen.

(146)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren volgens de Chinese databank de VS, de EU en Japan qua hoeveelheden de belangrijkste exportmarkten voor de VRC. De VS en de EU vormen beide grote markten, die van Japan is veel kleiner. De gemiddelde eenheidsprijs voor de EU lag hoger dan de prijs voor de VS en was gelijk aan die voor Japan.

(147)

De Chinese exporteurs/producenten bleven in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen naar de EU-markt uitvoeren, zoals in overweging 138 is vastgesteld. Aangezien de prijzen van de Chinese uitvoer naar de andere voornaamste uitvoermarkten gelijk (76) zijn aan of lager (77) zijn dan de prijzen voor de EU, wijst dit erop dat Chinese exporteurs/producenten zich op vergelijkbare wijze gedragen bij de uitvoer naar de markten van andere derde landen. Dit lijkt te worden bevestigd door de sunset review van de VS, die ertoe leidde dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de Chinese invoer van strijkplanken in de VS werden verlengd.

3.3.1.3.   De aantrekkelijkheid van de EU-markt

(148)

Uit de analyse van de uitvoer van de VRC is gebleken dat ondanks de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen de EU-markt een van de voornaamste uitvoermarkten voor Chinese producenten van strijkplanken blijft. De gemiddelde Chinese prijzen bij uitvoer naar andere markten zijn lager dan die naar de EU. Dit wijst erop dat de EU-markt lucratiever en daarmee aantrekkelijker is voor de Chinese uitvoer. De statistieken laten zien dat de Japansemarkt veel kleiner is en dat de uitvoer van China naar Japan in de laatste jaren niet aanzienlijk is toegenomen. Gezien de beperkte vraag op de Japanse markt is het niet waarschijnlijk dat de uitvoer van China naar Japan aanzienlijk zal toenemen.

(149)

Dit blijkt ook uit het feit dat het marktaandeel van de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ondanks de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen nog altijd 11 % bedroeg (zie overweging 160). Circa 80 % van deze invoer komt voor rekening van de Chinese onderneming met het laagste individuele antidumpingrecht. Dit wijst er duidelijk op dat de EU voor de Chinese producenten van strijkplanken een aantrekkelijke markt blijft en dat de invoer uit de VRC waarschijnlijk zal toenemen, mochten de maatregelen komen te vervallen.

(150)

In het kader van de sunset review van de VS, als vermeld in overweging 142, publiceerde het Ministerie van Handel van de Verenigde Staten in maart 2016 een mededeling (78) over de verlenging van de antidumpingrechten op strijkplanken uit de VRC met nog eens vijf jaar, d.w.z. tot 2021. Het antidumpingrecht voor “alle andere ondernemingen” bedraagt 157,68 % (79) (vergeleken met 42,3 % in the EU). Tijdens het onderzoek constateerden de autoriteiten van de VS dat de maatregelen een neerwaarts effect hadden (van 1,1 miljoen in 2012 naar 0,43 miljoen in 2014), ondanks dat nog steeds strijkplanken uit de VRC naar de VS werden uitgevoerd; het is niet waarschijnlijk dat deze situatie in de nabije toekomst zal veranderen.

(151)

Omdat de markt van de VS praktisch gesloten is voor Chinese producenten, zullen de Chinese producenten van strijkplanken naar alle waarschijnlijkheid hun uitvoer naar de EU verplaatsen of hervatten, mochten de maatregelen komen te vervallen, en de uitvoer zal zeer waarschijnlijk tegen dumpingprijzen plaatsvinden.

(152)

Op basis hiervan werd geconcludeerd dat de EU voor Chinese exporteurs een aantrekkelijke markt is.

3.3.2.   Conclusie inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(153)

Op basis van de aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC en de mogelijkheid de capaciteit zonder hoge kosten uit te breiden, het prijsbeleid van de VRC ten aanzien van andere derde landen en de aantrekkelijkheid van de EU-markt voor Chinese exporteurs/producenten, heeft de Commissie geconcludeerd dat intrekking van de antidumpingmaatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot voortzetting van dumping.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

4.1.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(154)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product vervaardigd door tien bekende producenten in de EU. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(155)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd op 5,2 miljoen stuks vastgesteld. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld aan de hand van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens, die getoetst werden aan de gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen.

4.2.   Verbruik in de EU

(156)

Het verbruik in de EU werd vastgesteld aan de hand van de invoerhoeveelheid uit de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, en de door de indiener van het verzoek verstrekte verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie in de EU. Deze verkoophoeveelheden werden getoetst en zo nodig geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(157)

Om de redenen die worden vermeld in overweging 133, heeft de Commissie de invoerhoeveelheden uit de VRC vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Daartoe werden de invoerhoeveelheden uit de VRC vastgesteld aan de hand van de gegevens uit de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6.

(158)

Het verbruik in de EU heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Verbruik in de EU

Hoeveelheid (1 000 stuks)

2014

2015

2016

TNO

Verbruik in de EU

7 954

8 316

8 344

8 382

Index (2014 = 100)

100

105

105

105

Bron: databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6

(159)

Tijdens de beoordelingsperiode nam het verbruik in de EU met 5 % toe. Deze toename vond plaats in de periode 2014-2015 en het verbruik bleef daarna constant.

4.3.   Invoer in de EU vanuit de VRC

4.3.1.   Hoeveelheid en marktaandeel

(160)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de invoer in de EU vanuit de VRC en het marktaandeel zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoer uit de VRC en marktaandeel

 

2014

2015

2016

TNO

Ingevoerde hoeveelheid uit de VRC (1 000 stuks)

1 258

983

597

919

Index (2014 = 100)

100

78

47

73

Marktaandeel van de invoer uit de VRC (%)

15,8

11,8

7,1

10,9

Index (2014 = 100)

100

75

45

69

Bron: databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6.

(161)

De invoer nam in de periode 2014-2016 met 53 % af, maar nam in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer met 54 % toe. Over het geheel genomen was er in de beoordelingsperiode een afname met 27 %. Het marktaandeel van de invoer uit de VRC kende dezelfde ontwikkeling en daalde van 15,8 % in 2014 tot 7,1 % in 2016 om vervolgens weer met 3,8 procentpunten toe te nemen tot 10,9 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het marktaandeel van de Chinese invoer nam tijdens de gehele beoordelingsperiode weliswaar af met 31 %, maar bleef aanzienlijk.

4.3.2.   Prijs en prijsonderbieding

(162)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs moest de gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens worden vastgesteld, d.w.z. op basis van de informatie uit de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, en aan de hand van het conversieschema dat is vastgesteld in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Op basis hiervan kon worden vastgesteld dat de invoerprijzen in de periode 2014-2015 eerst met 20 % toenamen en vervolgens afnamen tot het niveau van 2014. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroegen de prijzen 8,7 EUR/stuk.

Tabel 5

Invoerprijzen

Invoer uit de VRC

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde invoerprijs (EUR/stuk)

8,7

10,4

10,2

8,7

Index (2014 = 100)

100

120

118

100

Bron: databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6

(163)

Teneinde vast te stellen of in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake is geweest van prijsonderbieding, is het gewogen gemiddelde van de verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de EU hebben berekend, gecorrigeerd tot een prijs af fabriek (d.w.z. exclusief vrachtkosten in de EU en na aftrek van kortingen en rabatten), vergeleken met het overeenkomstige gewogen gemiddelde van de invoerprijzen zoals vastgesteld in overweging 162, op cif-basis, met inbegrip van douanerechten en antidumpingrechten.

(164)

De vergelijking wees uit dat de prijzen bij invoer uit de VRC, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden met 2,3 %. Met aftrek van het geldende antidumpingrecht kwam de prijsonderbiedingsmarge uit op 19,4 %.

4.4.   Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit derde landen

(165)

De niet aan maatregelen onderworpen invoer uit derde landen is vastgesteld aan de hand van de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, zoals beschreven in overweging 156.

Tabel 6

Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit derde landen

 

2014

2015

2016

TNO

Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit alle derde landen (1 000 stuks)

2 160

2 710

3 039

2 758

Index (2014 = 100)

100

125

141

128

Marktaandeel van niet aan maatregelen onderworpen invoer uit alle derde landen (in %)

27,2

32,6

36,4

32,9

Index (2014 = 100)

100

120

134

121

Prijs van niet aan maatregelen onderworpen invoer uit alle derde landen (EUR/stuk)

10,4

10,9

10,4

10,8

Index (2014 = 100)

100

105

100

104

Invoer uit Oekraïne (1 000 stuks)

712

908

1 009

1 009

Index (2014 = 100)

100

128

142

142

Marktaandeel van de invoer uit Oekraïne (in %)

8,9

10,9

12,1

12,0

Index (2014 = 100)

100

122

135

135

Prijs van de invoer uit Oekraïne (EUR/stuk)

11,3

10,8

10,3

10,5

Index (2014 = 100)

100

95

91

92

Invoer uit Turkije (1 000 stuks)

860

1 039

1 297

998

Index (2014 = 100)

100

121

151

116

Marktaandeel van de invoer uit Turkije (in %)

10,8

12,5

15,5

11,9

Index (2014 = 100)

100

116

144

110

Prijs van de invoer uit Turkije (EUR/stuk)

10,5

11,7

10,5

10,7

Index (2014 = 100)

100

111

100

102

Invoer uit India (1 000 stuks)

529

638

528

509

Index (2014 = 100)

100

121

100

96

Marktaandeel van de invoer uit India (in %)

6,6

7,7

6,3

6,1

Index (2014 = 100)

100

115

95

91

Prijs van de invoer uit India (EUR/stuk)

7,9

8,9

8,0

11,0

Index (2014 = 100)

100

114

102

139

Invoer uit andere derde landen (1 000 stuks)

60

125

206

243

Index (2014 = 100)

100

209

346

408

Marktaandeel van de invoer uit andere derde landen (in %)

0,7

1,5

2,5

2,9

Index (2014 = 100)

100

200

330

387

Prijs van de invoer uit andere derde landen (EUR/stuk)

19,7

15,8

16,5

12,7

Index (2014 = 100)

100

81

84

64

Bron: databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6

(166)

Tijdens de beoordelingsperiode nam de hoeveelheid niet aan maatregelen onderworpen invoer uit alle derde landen toe met 28 %. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg de totale hoeveelheid niet aan maatregelen onderworpen invoer uit alle derde landen circa 2,8 miljoen stuks, wat een marktaandeel van 32,9 % vertegenwoordigde. Het merendeel van deze invoer was afkomstig uit Oekraïne en Turkije. De invoer uit Oekraïne nam in de periode 2014-2016 toe van 0,7 miljoen stuks tot 1,0 miljoen stuks en bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op hetzelfde niveau. De invoer uit Turkije nam in de periode 2014-2016 eerst toe van 0,9 miljoen stuks tot 1,3 miljoen stuks en nam in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vervolgens weer af tot 1,0 miljoen stuks. De invoer uit India bleef in de beoordelingsperiode vrij stabiel (circa 0,5-0,6 miljoen stuks). De hoeveelheid van de invoer uit andere derde landen was klein en nam in de beoordelingsperiode toe van 0,1 miljoen stuks tot 0,2 miljoen stuks. Wat het marktaandeel betreft, betekende dit een stijging met 3 procentpunten naar 12 % voor Oekraïne, een stijging met 1,1 procentpunt naar 11,9 % voor Turkije en een daling van 6,6 % in 2014 naar 6,1 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek voor India. Het marktaandeel van andere derde landen steeg in de beoordelingsperiode van 0,7 % naar 2,9 %.

(167)

De gemiddelde prijs van de invoer uit Oekraïne daalde van 11,3 EUR/stuk in 2014 naar 10,5 EUR/stuk in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In hetzelfde tijdvak steeg de gemiddelde prijs van de invoer uit Turkije licht van 10,5 EUR/stuk naar 10,7 EUR/stuk. De prijs van de invoer uit India steeg aanzienlijker en wel van 7,9 EUR/stuk in 2014 naar 11,0 EUR/stuk in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De gewogen gemiddelde prijs van de invoer uit alle derde landen als geheel bleef vrij stabiel en steeg van 10,4 EUR/stuk in 2014 naar 10,8 EUR/stuk in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(168)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvat het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren en indicatoren die van invloed zijn op de situatie van deze bedrijfstak in de beoordelingsperiode.

(169)

De indicatoren voor de schadeanalyse zijn op twee niveaus vastgesteld:

de macro-economische indicatoren (productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, productiviteit, verkoophoeveelheid, marktaandeel, groei, werkgelegenheid alsmede hoogte van de dumpingmarges en herstel van eerdere dumping), die op het niveau van de hele EU zijn beoordeeld aan de hand van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens, die zijn getoetst aan de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie;

de micro-economische indicatoren (gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, voorraden, loonkosten, winstgevendheid, rendement van investeringen, kasstroom, vermogen om kapitaal aan te trekken, en investeringen), die werden geanalyseerd op basis van de informatie die werd verstrekt door drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie die de vragenlijsten beantwoord hebben teruggestuurd. De beoordeling is gebaseerd op hun informatie, die tijdens controlebezoeken naar behoren is geverifieerd.

4.6.   Macro-economische indicatoren

4.6.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(170)

De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie lieten in de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 7

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2014

2015

2016

TNO

Productiehoeveelheden (1 000 stuks)

5 200

5 200

5 200

5 204

Index (2014 = 100)

100

100

100

100

Productiecapaciteit (1 000 stuks)

7 235

7 667

7 368

7 552

Index (2014 = 100)

100

106

102

104

Bezettingsgraad

72 %

68 %

71 %

69 %

Index (2014 = 100)

100

94

98

96

Bron: indiener van het verzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(171)

De totale productie in de Unie bleef in de beoordelingsperiode stabiel, terwijl de productiecapaciteit met vier procentpunten toenam. Deze bescheiden stijging van de productiecapaciteit was hoofdzakelijk het gevolg van automatisering en kleinschalige verbeteringen in het productieproces waarmee bepaalde knelpunten werden weggenomen. In de beoordelingsperiode nam de bezettingsgraad daarom licht af van 72 % tot 69 %, wat de stijging van de productiecapaciteit en constante productiehoeveelheden weerspiegelt.

4.6.2.   Verkoophoeveelheden

(172)

De verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie werden vastgesteld aan de hand van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. Deze informatie werd getoetst en zo nodig geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(173)

In de beoordelingsperiode hebben de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoophoeveelheden

×1 000 stuks

2014

2015

2016

TNO

Verkoop aan niet-verbonden afnemers in de EU

4 537

4 623

4 708

4 705

Index (2014 = 100)

100

102

104

104

Bron: indiener van het verzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(174)

De verkoop door de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt nam in de periode 2014-2016 licht toe en bleef vervolgens stabiel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In de beoordelingsperiode was er over het geheel algemeen een stijging met 4 %.

4.6.3.   Marktaandeel

(175)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode van 57,0 % tot 56,1 %. Dit komt doordat de verkopen van de bedrijfstak van de Unie iets minder stegen (4 %) dan het verbruik in de EU, dat in de beoordelingsperiode met 5 % toenam, zoals in overweging 158 wordt beschreven.

Tabel 9

Marktaandeel

 

2014

2015

2016

TNO

Marktaandeel van de producenten in de Unie

57,0 %

55,6 %

56,4 %

56,1 %

Index (2014 = 100)

100

97

99

98

Bron: indiener van het verzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijsten en databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6.

4.6.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(176)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2014

2015

2016

TNO

Aantal werknemers (voltijdequivalent)

657

689

677

646

Index (2014 = 100)

100

105

103

98

Productiviteit (aantal stuks per werknemer)

7 916

7 546

7 687

8 049

Index (2014 = 100)

100

95

97

102

Bron: indiener van het verzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(177)

De werkgelegenheid schommelde licht en nam tijdens de beoordelingsperiode over het geheel met 2 % af. Meer bepaald was in de periode 2014-2015 sprake van een toename, die vanaf 2015 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek gevolgd werd door een afname. Ook de productiviteit, gemeten in productie (stuks) per werknemer per jaar, schommelde licht en nam tijdens de beoordelingsperiode over het geheel met 2 % toe. Twee belangrijke factoren waren van invloed op het aantal werknemers en de productiviteit: de verticale integratie van het productieproces enerzijds en de automatisering anderzijds. De eerste factor zorgde voor meer werkgelegenheid en de tweede factor voor een afname van het aantal werknemers, wat over het geheel tot een relatief stabiele werkgelegenheid met slechts kleine schommelingen leidde. Over het geheel genomen leidde dit tot een productiviteitsgroei.

4.6.5.   Groei

(178)

Zoals toegelicht in de overwegingen 158 en 159, is het verbruik in de EU in de periode van 2014 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 5 % toegenomen. Tegelijkertijd steeg de hoeveelheid van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt met 4 % en nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 1 % af. De productie van de bedrijfstak van de Unie bleef stabiel en de werkgelegenheid nam in deze periode licht af ((2 %) overweging 177). Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie slechts een bescheiden groei heeft doorgemaakt, die kleiner was dan de marktgroei in de beoordelingsperiode.

4.6.6.   Omvang van de dumping en herstel van eerdere dumping

(179)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek duurde de dumping op een aanzienlijk niveau voort. Bovendien bleven de Chinese producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden.

(180)

Tegelijkertijd bleef de invoer uit de VRC aanzienlijk, en die vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een marktaandeel van 10,9 %. Daarom kan het effect van de hoogte van de werkelijke dumpingmarge bij invoer uit de VRC op de bedrijfstak van de Unie niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

4.7.   Micro-economische indicatoren

4.7.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(181)

De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de EU hebben berekend alsmede de productiekosten hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld.

Tabel 11

Verkoopprijzen en productiekosten

 

2014

2015

2016

TNO

Eenheidsprijs op de EU-markt (EUR/stuk)

11,4

11,9

10,9

10,8

Index (2014 = 100)

100

104

96

94

Productiekosten per eenheid (EUR/stuk)

10,5

11,0

10,3

10,2

Index (2014 = 100)

100

105

98

97

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(182)

De gemiddelde prijzen zijn in de beoordelingsperiode met 6 % gedaald. Deze daling gaf tot op zekere hoogte de veranderingen op de markt weer, waar de zogenaamde “prijsvechters” hun marktaandeel ten opzichte van de traditionele supermarkten hebben vergroot, waardoor de prijzen verder onder druk zijn komen te staan.

(183)

De productiekosten per eenheid namen in de beoordelingsperiode met 3 % af als gevolg van de automatisering en een grotere verticale integratie, die tot een grotere efficiëntie hebben geleid. De verkoopprijzen zijn echter iets meer gedaald dan de kosten, waardoor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, zoals te zien is in tabel 14, in de periode van 2014 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek negatief werd beïnvloed.

4.7.2.   Loonkosten

(184)

De gemiddelde loonkosten hebben zich de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Loonkosten

EUR/werknemer

2014

2015

2016

TNO

Gemiddeld loon

21 254

22 086

21 064

21 518

Index (2014 = 100)

100

104

99

101

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(185)

De gemiddelde lonen schommelden in de beoordelingsperiode, maar bleven desondanks vrij stabiel. In de beoordelingsperiode was er een stijging met 1 %.

4.7.3.   Eindvoorraden

(186)

De omvang van de eindvoorraden heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Voorraden

×1 000 stuks

2014

2015

2016

TNO

Eindvoorraad

214

186

186

145

Index (2014 = 100)

100

87

87

68

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(187)

De voorraden namen in de beoordelingsperiode af en waren in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 32 % kleiner dan in 2014.

4.7.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(188)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

 

2014

2015

2016

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de EU aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

6,3

6,0

4,0

3,6

Index (2014 = 100)

100

96

63

57

Kasstroom (EUR)

2 389 030

2 968 258

2 334 243

1 580 721

Index (2014 = 100)

100

124

98

66

Investeringen (EUR)

870 960

632 340

1 833 355

1 328 925

Index (2014 = 100)

100

73

210

153

Rendement van investeringen (% van nettoactiva)

11,9

11,8

7,4

6,2

Index (2014 = 100)

100

99

62

52

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(189)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de EU uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. In de beoordelingsperiode is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie geleidelijk afgenomen van 6,3 % in 2014 tot 3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hoewel de bedrijfstak winstgevend was, bleef de winst in de beoordelingsperiode achter bij de streefwinst die in het oorspronkelijke onderzoek voor deze bedrijfstak passend werd geacht (d.w.z. 7,0 %).

(190)

De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten verbeterde eerst in de periode 2014-2015. Vanaf 2015 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek trad vervolgens een verslechtering op evenredig met de winstgevendheid. Het niveau van de investeringen nam in de periode 2014-2015 eerst af en vervolgens toe, wat over het geheel in de beoordelingsperiode leidde tot een stijging van 55 %. Een groot deel van de investeringen was gericht op een toename van de verticale integratie en de automatisering om de productiekosten te reduceren. De capaciteitsuitbreiding vertegenwoordigde slechts 4 % en was een gevolg van efficiëntieverbeteringen (zie overwegingen 170 en 171).

(191)

Het rendement van investeringen, waaronder de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen wordt verstaan, daalde in de periode van 2014 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek in gelijke tred met de winstgevendheid.

4.8.   Conclusie inzake de schade

(192)

Uit de analyse van de macro-economische indicatoren is gebleken dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode niet wezenlijk is veranderd. De productie en het marktaandeel van en de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie bleven ongeveer gelijk en de verkoophoeveelheden lieten een bescheiden toename zien, die echter nog altijd kleiner was dan het verbruik in de EU. Anderzijds was een verslechtering te zien van een aantal relevante micro-economische indicatoren, zoals winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen. Dankzij investeringen in verticale integratie en automatisering kon de bedrijfstak van de Unie zijn productiviteit enigszins verbeteren en zijn productiekosten per eenheid verlagen.

(193)

Tegelijkertijd veranderden de marktomstandigheden, met name doordat zogenaamde “prijsvechters” een grotere rol gingen spelen in de distributie van het onderzochte product. Hierdoor kwamen de prijzen verder onder druk te staan. Dit in combinatie met de prijsdruk van de invoer met dumping uit de VRC die een aanzienlijk marktaandeel vertegenwoordigde en waardoor de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in de hele beoordelingsperiode werden onderboden, leidde tot een verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie, die te maken kreeg met een sterkere daling van de prijzen dan van de productiekosten.

(194)

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet aanzienlijk is verslechterd en dat de maatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC tot op zekere hoogte hun vruchten afwierpen. In het bijzonder werd met deze maatregelen voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie een wezenlijk marktaandeel verloor. Ondanks de schijnbare stabilisering van het marktaandeel en de kostenbesparende maatregelen was er een afname in de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, die in de hele beoordelingsperiode onder de streefwinst (7 %) bleef. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden, maar dat de situatie kwetsbaar blijft.

4.9.   Waarschijnlijkheid van herhaling van schade

4.9.1.   Voorafgaande opmerking

(195)

Gezien de bevindingen in de overwegingen 192 tot en met 194 heeft de Commissie onderzocht of herhaling van schade waarschijnlijk is als de maatregelen zouden worden ingetrokken. Daartoe werden de volgende elementen onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de EU-markt, het prijsbeleid van de Chinese producenten-exporteurs op de markten van andere derde landen, het waarschijnlijke prijsniveau voor de EU bij intrekking van maatregelen en het effect van toekomstige invoer op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(196)

Zoals vermeld in overweging 140, werd de analyse bij het ontbreken van medewerking van de Chinese producenten-exporteurs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens In dat verband heeft de Commissie gebruikgemaakt van de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, de Chinese databank en de bevindingen uit de sunset review van de VS (80) als bedoeld in overweging 142.

4.9.2.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(197)

Zoals vermeld in de overwegingen 142 tot en met 144, is de productiecapaciteit van de VRC aanzienlijk en dekt deze bijna 100 % van het verbruik in de EU. Afhankelijk van de marktontwikkelingen zou deze productiecapaciteit zonder grote investeringen eenvoudig kunnen worden uitgebreid.

4.9.3.   Aantrekkelijkheid van de EU-markt

(198)

Zoals in de overwegingen 148 tot en met 152 is vermeld, is de EU voor de VRC één van de belangrijkste uitvoermarkten voor strijkplanken. Het is niet waarschijnlijk dat deze situatie in de nabije toekomst zal veranderen, aangezien voor de uitvoer van strijkplanken uit de VRC naar de VS (een andere grote uitvoermarkt voor de VRC) tot ten minste 2021 hoge antidumpingrechten van kracht zijn. Tijdens het huidige onderzoek is ook vastgesteld dat de EU-markt voor de Chinese producenten van strijkplanken aantrekkelijk is qua prijzen. De producenten uit de VRC zullen hun uitvoer met dumping naar de EU-markt daarom naar alle waarschijnlijkheid in grote hoeveelheden hervatten indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.9.4.   Prijsbeleid van Chinese producenten-exporteurs en waarschijnlijke prijsniveau voor de EU

(199)

De Commissie heeft het waarschijnlijke prijsniveau geanalyseerd van de invoer uit de VRC in de EU indien de maatregelen zouden komen te vervallen. In dit verband werd aangenomen dat het huidige prijsniveau voor de EU zonder antidumpingrecht en de prijsniveaus voor andere belangrijke uitvoermarkten een redelijke indicatie zouden geven. Aangezien geen van de Chinese exporteurs/producenten aan het onderzoek heeft meegewerkt, heeft de Commissie haar analyse overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de informatie uit de databank in overeenstemming met artikel 14, lid 6, en de Chinese databank.

(200)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was de gemiddelde prijs van de uitvoer zonder antidumpingrecht van de Chinese producenten-exporteurs naar de EU-markt beduidend lager dan de prijs van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt, met een prijsonderbiedingsmarge van 19,4 %. De prijzen bij invoer uit de VRC (zonder antidumpingrecht) (8,7 EUR/stuk) lagen zelfs lager dan de prijzen bij invoer uit andere derde landen op de EU-markt (variërend van 10,5 tot 12,7 EUR/stuk).

(201)

De prijzen bij uitvoer uit de VRC naar de andere belangrijke uitvoermarkten van de VRC, d.w.z. Japan en de VS, waren vergelijkbaar met of zelfs lager dan de prijzen bij uitvoer uit de VRC naar de EU, zoals is vastgesteld in overweging 147.

(202)

Daarom is het waarschijnlijk dat, als de maatregelen zouden komen te vervallen, de prijzen van de invoer uit de VRC de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt aanzienlijk zouden onderbieden.

4.9.5.   Effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(203)

Gegeven de bovenstaande overwegingen zal de bedrijfstak van de Unie bij het vervallen van de maatregelen met een aanzienlijke toename van de invoer uit de VRC te maken krijgen, waarbij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk worden onderboden. Gezien de huidige marktontwikkelingen, met name de verschuiving naar de “prijsvechters” die de prijzen onder druk zetten, zullen de prijzen op de EU-markt door deze invoer verder onder druk komen te staan.

(204)

Als de bedrijfstak van de Unie in dit scenario zijn huidige prijsniveau zou handhaven om winstgevend te blijven, is het waarschijnlijk dat zijn verkoophoeveelheden en zijn marktaandeel snel zullen afnemen, ook wanneer het verbruik toeneemt. De strijkplanken uit de VRC zijn namelijk van dezelfde kwaliteit als de strijkplanken die door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd en verkocht, en zij zouden uitstekend uitwisselbaar zijn. Een daling van de verkoophoeveelheid zou leiden tot een lagere bezettingsgraad en een toename van de gemiddelde productiekosten. Dit zou vervolgens leiden tot een verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie en tot een afname van zijn winstgevendheid, die al lager lag dan de streefwinst en in de beoordelingsperiode al een afname liet zien.

(205)

Als de bedrijfstak van de Unie in het andere geval zou trachten zijn prijzen met het lage prijsniveau van de invoer in overeenstemming te brengen in een poging zijn verkoophoeveelheden en marktaandeel te behouden, dan zouden er verkoopprijzen moeten worden gehanteerd die de kosten per eenheid niet dekken, wat snel tot een verlieslijdende situatie zou leiden. Dit zou tot een verdere verslechtering van andere financiële indicatoren en de algehele financiële situatie van de bedrijfstak leiden. De winstgevendheid die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd behaald, lag al onder de aangegeven streefwinst en een verdere daling van de winstgevendheid zou de bedrijfstak van de Unie snel verzwakken, de in de beoordelingsperiode gedane investeringen in gevaar brengen en tot schade leiden.

4.9.6.   Conclusie

(206)

Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de intrekking van de maatregelen ten aanzien van de invoer van strijkplanken uit de VRC zeer waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie.

5.   BELANG VAN DE UNIE

5.1.   Inleiding

(207)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen niet in strijd is met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie is bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van de betrokkenen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie enerzijds en die van importeurs en andere belanghebbenden anderzijds.

(208)

De Commissie wijst erop dat bij de vorige onderzoeken het vaststellen of handhaven van maatregelen niet in strijd met het belang van de Unie werd geacht. Bovendien kan nu, omdat het om een nieuw onderzoek gaat waarbij een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of die maatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben gehad.

(209)

Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusie dat dumping en schade waarschijnlijk zullen worden voortgezet of zich zullen herhalen, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is.

5.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(210)

Uit het onderzoek is gebleken dat als de maatregelen zouden komen te vervallen, dit waarschijnlijk een aanzienlijk negatief effect op de bedrijfstak van de Unie zou hebben (overwegingen 203 tot en met 206). Anderzijds zou de bedrijfstak van de Unie zich dankzij de voortzetting van de maatregelen verder kunnen herstellen van de door de invoer met dumping veroorzaakte schade, de vruchten kunnen plukken van de investeringen die in de beoordelingsperiode zijn gedaan en zich kunnen aanpassen aan de veranderde markt door zijn inspanningen om de productiviteit te vergroten voort te zetten en zijn potentieel verder kunnen benutten op een EU-markt die niet gebukt gaat onder oneerlijke handelspraktijken.

(211)

Daarom wordt geconcludeerd dat handhaving van de geldende antidumpingmaatregelen in het belang is van de bedrijfstak van de Unie.

5.3.   Belangen van niet-verbonden importeurs en andere mogelijke belanghebbenden

(212)

Geen niet-verbonden importeur heeft medewerking aan het onderzoek verleend. Geen andere mogelijke belanghebbende heeft zich tijdens het onderzoek kenbaar gemaakt. In de vorige onderzoeken bleek uit de analyse van het belang van de Unie dat de maatregelen geen negatieve gevolgen hadden voor importeurs en andere belanghebbenden. Bovendien is de invoer zonder antidumpingrechten uit andere landen goed voor een marktaandeel van 33 %, waardoor de mededinging en de keuze tussen meerdere leveranciers op de markt worden gewaarborgd. Daarom wordt geconcludeerd dat niets erop wijst dat de geldende maatregelen aanzienlijke gevolgen hebben voor de importeurs van het onderzochte product of andere belanghebbenden.

5.4.   Belang van consumenten (huishoudens)

(213)

Net als in het vorige onderzoek hebben partijen die de belangen van eindgebruikers vertegenwoordigen, zoals consumentenverenigingen, zich niet gemeld of aan het onderzoek meegewerkt. Gegeven het uitblijven van medewerking van gebruikers in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, is de Commissie van oordeel dat haar bevindingen in de vorige onderzoeken nog steeds geldig zijn en dat voortzetting van de maatregelen geen ernstige gevolgen zou hebben voor consumenten zoals huishoudens.

5.5.   Conclusie

(214)

Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

6.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(215)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de VRC overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(216)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om verdere toepassing van individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (81). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waarmee kan worden aangetoond dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om gebruik te maken van het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(217)

Indien, op basis van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (82) van het Europees Parlement en de Raad, een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(218)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 99 99, ex 7323 93 00, ex 7323 99 00, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 (Taric-codes 3924900010, 4421999910, 7323930010, 7323990010, 8516797010 en 8516900051), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de onderstaande ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Foshan City Gaoming Lihe Daily Necessities Co. Ltd, Foshan

34,9

A782

Guangzhou Power Team Houseware Co. Ltd, Guangzhou

39,6

A783

Since Hardware (Guangzhou) Co. Ltd, Guangzhou

35,8

A784

Guangdong Wireking Household Supplies Co. Ltd, Foshan

18,1

A785

Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd, Guzhou

26,5

A786

Greenwood Houseware (Zhuhai) Ltd, Guangdong

22,7

A953

Alle andere ondernemingen

42,3

A999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4.   De individuele antidumpingrechten voor de in lid 2 vermelde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt:

“Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) strijkplanken die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 452/2007 van de Raad van 23 april 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 12).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2010 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Since Hardware (Guangzhou) Co., Ltd (PB L 338 van 22.12.2010, blz. 22).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 77/2010 van de Raad van 19 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China (PB L 24 van 28.1.2010, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 270/2010 van de Raad van 29 maart 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 452/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 13).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 805/2010 van de Raad betreffende het opnieuw instellen van antidumpingrechten op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geproduceerd door Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan (PB L 242 van 15.9.2010, blz. 1).

(7)  PB 2009/C 282/16.

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 987/2012 van de Raad betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vervaardigd door Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd (PB L 297 van 26.10.2012, blz. 5).

(9)  PB C 223 van 22.9.2007.

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 695/2013 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 198 van 23.7.2013, blz. 1).

(11)  PB C 362 van 26.10.2017, blz. 30.

(12)  PB C 253 van 19.7.2018, blz. 30.

(13)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the Purposes of Trade Defence Investigations” (“Verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken”), 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2.

(14)  Global Trade Atlas — GTA (https://www.gtis.com/gta/secure/htscty_wta.cfm).

(15)  https://orbis4.bvdinfo.com/version-201866/orbis/Companies

(16)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 6-7.

(17)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 10.

(18)  http://en.pkulaw.cn/display.aspx?cgid=311950&lib=law (geraadpleegd op 27 maart 2019).

(19)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 20-21.

(20)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.

(21)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120-121.

(22)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 122-135.

(23)  Rapport — hoofdstuk 7, blz. 167-168.

(24)  Rapport — hoofdstuk 8, blz. 169-170, 200-201.

(25)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 15-16, rapport — hoofdstuk 4, blz. 50 en 84, rapport — hoofdstuk 5, blz. 108-109.

(26)  De volledige tekst van het plan is te vinden op de website van het MIIT:

http://www.miit.gov.cn/n1146295/n1652858/n1652930/n3757016/c5353943/content.html

(27)  Rapport — hoofdstuk 14, blz. 358: 51 % particuliere ondernemingen en 49 % staatsondernemingen wat betreft productie en 44 % staatsondernemingen en 56 % particuliere ondernemingen wat betreft capaciteit.

(28)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 27-31.

(29)  Verordening (EG) nr. 1256/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland, naar aanleiding van een procedure krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 343 van 19.12.2008, blz. 1).

(30)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 26.

(31)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 31-32.

(32)  https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (geraadpleegd op 27 maart 2019).

(33)  Zie de beschrijving van de onderneming op: https://www.gmdu.net/corp-530956.html (geraadpleegd op 14 mei 2019).

(34)  www.cec-ceda.org.cn/famousdb/qiye1438/manager.html (geraadpleegd op 14 mei 2019).

(35)  Rapport — hoofdstukken 6 en 12.

(36)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 39) en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(37)  Rapport — hoofdstuk 4, blz. 41-42, 83.

(38)  Zie de beschrijving en de inhoudsopgave van het Report on the deep analysis of the mesh ironing board sector and the 13th Five-Year Plan Guidance over the 2018-2023 period. YUBO INFO. 28 december 2018. www.chinabgao.com/report/4288625.html (geraadpleegd op 14 mei 2019).

(39)  Zie het rapport, hoofdstuk 14 over staal, hoofdstuk 16 over de chemische sector en hoofdstuk 12 over grondstoffen.

(40)  Inleiding bij het Plan voor de bijstelling en verbetering van de staalindustrie.

(41)  Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011) (wijziging van 2013), op 27 maart 2011 vastgesteld bij besluit nr. 9 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming, en gewijzigd overeenkomstig het besluit van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming tot wijziging van de toepasselijke clausules van de Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011), op 16 februari 2013 vastgesteld bij besluit nr. 21 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming.

(42)  Zie overweging 56 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(43)  Rapport — hoofdstuk 16, blz. 403.

(44)  Idem, blz. 434-435.

(45)  Idem, blz. 406-412.

(46)  Zie kader 5, dat een opsomming bevat van projecten in verband met nieuwe materialen in de chemische industrie in het 13e vijfjarenplan voor de chemische en petrochemische industrie (2016-2020).

(47)  Zie het 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de petrochemische industrie in de provincie Hebei, punt III.2: “[…] Bevorderen van een geïntegreerde industriële basis voor aromatische koolwaterstoffen, ethyleenglycol en polyester, streven naar een jaarlijkse productie van meer dan 30 miljoen ton geraffineerde olie en 3 miljoen ton PX in 2020”; […] “Krachtig inzetten op de ontwikkeling van de industrie voor fijnchemicaliën en voor nieuwe chemische materialen, versnellen van de ontwikkeling van specifieke tussenproducten en additieven voor (agro)farmaceutische producten, lakken, verven enz.”, alsook punt III.3 (waaronder lakken) en punt III.5 (waaronder epoxymaterialen en technische kunststoffen, met name polyester).

(48)  Zie het 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de textielindustrie, punt V.3.

(49)  13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de katoenindustrie van de China Cotton Textile Industry Association, punten IV.1.1, IV.1.2 en tabel 5.

http://www.ctei.cn/special/2016nzt/gg/0928pdf/3.pdf (geraadpleegd op 14 mei 2019).

(50)  Idem, punt IV.2.1.

(51)  Rapport — hoofdstuk 17, blz. 462-463.

(52)  Rapport — hoofdstuk 17, blz. 438-439.

(53)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 138-149.

(54)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 216.

(55)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 213-215.

(56)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 209-211.

(57)  Zie Verordening (EG) nr. 1620/2006 van de Commissie van 30 oktober 2006 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op strijkplanken uit de Volksrepubliek China en Oekraïne, in het bijzonder overweging 26: de Commissie heeft vastgesteld dat twee van de Chinese producenten die een verzoek hebben ingediend om als marktgerichte onderneming te worden behandeld, “niet hadden voldaan aan hun contractuele verplichtingen jegens de staat in verband met grondgebruiksrechten, doch dat dit voor de ondernemingen geen financiële of andere consequenties had. Verder bleek een van de ondernemingen gedurende het onderzoektijdvak grond van de staat te leasen hoewel het hiervoor officieel geen gebruiksrechten van de staat had gekregen. Pas na afloop van het onderzoektijdvak werd deze situatie rechtgezet, maar het betaalde bedrag lag onder het gangbare tarief.”.

(58)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 332-337.

(59)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 336.

(60)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 337-341.

(61)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 114-117.

(62)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 119.

(63)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120.

(64)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(65)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(66)  ec.europa.eu/eurostat/web/energy/data/database

(67)  Regelgevende autoriteit voor de energiemarkt van de Republiek Turkije, www.epdk.org.tr

(68)  Ministerie van Mijnbouw en Energie van Brazilië, www.mme.gov.br/

(69)  www.ilo.org

(70)  Nomenclatuur van de economische activiteiten in de EU.

(*1)  Laatstelijk geraadpleegd op 26 september 2018.

(71)  Op basis van de ramingen in het verzoek om een nieuw onderzoek omvatten de vaste productiekosten machine- en materiaalkosten, afschrijvingskosten, energiekosten en overige kosten.

(*2)  http://www.gtis.com/gta/

(*3)  Gegevens waren alleen beschikbaar voor post 5210.

(*4)  http://www.turkstat.gov.tr

(72)  http://www.turkstat.gov.tr/PreTablo.do?alt_id=1008, laatstelijk geraadpleegd op 27 februari 2019.

(73)  http://www.turkstat.gov.tr/PreIstatistikTablo.do?istab_id=2104, laatstelijk geraadpleegd op 27 februari 2019.

(74)  https://www.usitc.gov/publications/701_731/pub4568_1.pdf

(75)  Mededeling van het federaal register van 8 maart 2016, beschikbaar op https://www.gpo.gov/fdsys/pkg/FR-2016-03-08/pdf/2016-05172.pdf

(76)  Prijzen van de Chinese uitvoer naar Japan.

(77)  Prijzen van de Chinese uitvoer naar de VS.

(78)  https://www.govinfo.gov/content/pkg/FR-2016-03-08/pdf/2016-05172.pdf

(79)  https://aceservices.cbp.dhs.gov/adcvdweb/ad_cvd_msgs/search?direction=desc&filter_cat=ALL&filter_type=ALL&page=1&per_page=50&preview=yes&search=ironing+tables&sort=msg_dt

(80)  https://www.usitc.gov/publications/701_731/pub4568_1.pdf and Federal Register notice of 8 March 2016, available at https://www.gpo.gov/fdsys/pkg/FR-2016-03-08/pdf/2016-05172.pdf

(81)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(82)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


BESLUITEN

2.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/36


BESLUIT (GBVB) 2019/1663 VAN DE RAAD

van 1 oktober 2019

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 juli 2015 Besluit (GBVB) 2015/1333 (1) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 1 april 2019 Besluit (GBVB) 2019/539 (2) vastgesteld.

(3)

In het licht van de aanhoudende instabiliteit en de ernst van de situatie in Libië moeten de beperkende maatregelen tegen drie personen met nog eens zes maanden worden verlengd.

(4)

Besluit (GBVB) 2015/1333 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 17 van Besluit (GBVB) 2015/1333 worden de leden 3 en 4 vervangen door:

"3.   De maatregelen bedoeld in artikel 8, lid 2, gelden met betrekking tot de vermeldingen 14, 15 en 16 in bijlage II tot en met 2 april 2020.

4.   De maatregelen bedoeld in artikel 9, lid 2, gelden met betrekking tot de vermeldingen 19, 20 en 21 in bijlage IV tot en met 2 april 2020.".

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TUPPURAINEN


(1)  Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34).

(2)  Besluit (GBVB) 2019/539 van de Raad van 1 april 2019 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB L 93 van 2.4.2019, blz. 15).


2.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1664 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2019

tot erkenning van een laboratorium in Oekraïne voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6906)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (1), en met name artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2000/258/EG is het Agence française de sécurité sanitaire des aliments (Afssa) in Nancy (Frankrijk) aangewezen als het specifieke instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren. Het Afssa is nu geïntegreerd in het Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (Anses) in Frankrijk.

(2)

Bij Beschikking 2000/258/EG is onder andere bepaald dat het Anses laboratoria in derde landen moet beoordelen die hebben gevraagd om serologische tests te mogen uitvoeren om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren.

(3)

De bevoegde autoriteit van Oekraïne heeft een aanvraag ingediend tot erkenning van het laboratorium “NeoVetlab Ukraine Ltd” in Kiev en het Anses heeft voor dat laboratorium een gunstig beoordelingsverslag d.d. 14 september 2018 opgesteld en bij de Commissie ingediend.

(4)

Het laboratorium “NeoVetlab Ukraine Ltd” in Kiev moet daarom worden erkend voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2000/258/EG wordt het volgende laboratorium erkend voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren:

NeoVetlab Ukraine Ltd.

11, Akademika Viliamsa str., apt. 101

Kyiv, 03191

OEKRAÏNE

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 oktober 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 september 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40.


Rectificaties

2.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/40


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken

(Publicatieblad van de Europese Unie L 189 van 27 juni 2014)

Bladzijde 82, artikel 28, lid 2:

in plaats van:

“2.   Indien de schuldeiser in de lidstaat van herkomst woont, geschiedt de betekening of kennisgeving volgens het recht van die lidstaat. De betekening of kennisgeving geschiedt, afhankelijk van de voorschriften in de lidstaat van herkomst, op initiatief van het uitvaardigende gerecht of de schuldeiser, uiterlijk op de derde werkdag volgend op de dag van ontvangst van de in artikel 25 bedoelde verklaring waaruit de beslaglegging blijkt.”,

lezen:

“2.   Indien de schuldenaar in de lidstaat van herkomst woont, geschiedt de betekening of kennisgeving volgens het recht van die lidstaat. De betekening of kennisgeving geschiedt, afhankelijk van de voorschriften in de lidstaat van herkomst, op initiatief van het uitvaardigende gerecht of de schuldeiser, uiterlijk op de derde werkdag volgend op de dag van ontvangst van de in artikel 25 bedoelde verklaring waaruit de beslaglegging blijkt.”.


2.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/41


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen

(Publicatieblad van de Europese Unie L 150 van 7 juni 2019)

Op bladzijde 286:

in plaats van:

“49. de artikelen 133 en 134 worden vervangen door:

"Artikel 133

Vereiste een systeemrisicobuffer aan te houden

1.   Elke lidstaat kan voor de financiële sector of voor een of meer segmenten van die sector op alle of een segment van blootstellingen een systeemrisicobuffer bestaande uit tier 1-kernkapitaal instellen, als bedoeld in lid 5 van dit artikel, teneinde macroprudentiële of systemische risico's die niet vallen onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en de artikelen 130 en 131 van deze richtlijn, in de zin van een risico op verstoring van het financiële stelsel met mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor het financiële stelsel en de reële economie in een specifieke lidstaat, te voorkomen en te limiteren.

2.   De instellingen berekenen de systeemrisicobuffer als volgt:l

 

PESt RC waarbij:”,

lezen:

49. de artikelen 133 en 134 worden vervangen door:

"Artikel 133

Vereiste een systeemrisicobuffer aan te houden

1.   Elke lidstaat kan voor de financiële sector of voor een of meer segmenten van die sector op alle of een segment van blootstellingen een systeemrisicobuffer bestaande uit tier 1-kernkapitaal instellen, als bedoeld in lid 5 van dit artikel, teneinde macroprudentiële of systemische risico's die niet vallen onder Verordening (EU) nr. 575/2013 en de artikelen 130 en 131 van deze richtlijn, in de zin van een risico op verstoring van het financiële stelsel met mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor het financiële stelsel en de reële economie in een specifieke lidstaat, te voorkomen en te limiteren.

2.   De instellingen berekenen de systeemrisicobuffer als volgt:

 

Image 1

waarbij:”.