ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 200

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
29 juli 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1266 van de Commissie van 24 juli 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1267 van de Commissie van 26 juli 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wolfraamelektroden van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036

4

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1268 van de Commissie van 3 juli 2019 over het voorgestelde burgerinitiatief Tijd voor het einde van het plastictijdperk in Europa (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4974)

33

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1269 van de Commissie van 26 juli 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/287/EU tot vaststelling van de criteria voor de oprichting en evaluatie van Europese referentienetwerken en de leden daarvan en voor de bevordering van de uitwisseling van informatie en expertise in verband met de oprichting en evaluatie van dergelijke netwerken ( 1 )

35

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1270 van de Commissie van 26 juli 2019 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 5737)  ( 1 )

44

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1266 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2019

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 90

Geslacht pluimvee van de soort Gallus domesticus, aanbiedingsvorm 65 %, bevroren

142,5

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren

235,4

19

AR

206,5

28

BR

222,7

23

TH

1602 32 11

Bereidingen van pluimvee van de soort Gallus domesticus, niet gekookt en niet gebakken

276,1

3

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1267 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2019

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wolfraamelektroden van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 260/2007 (2) (“de definitieve verordening”) heeft de Raad in maart 2007 naar aanleiding van een antidumpingonderzoek (“het oorspronkelijke onderzoek”) een definitief antidumpingrecht ingesteld op wolfraamelektroden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en ex 8515 90 80 (Taric-codes 8101991010 en 8515908010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”).

(2)

Met de definitieve verordening is een antidumpingrecht, variërend van 17 % tot 41 %, ingesteld op producten van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs en een antidumpingrecht van 63,5 % op de producten van alle andere producenten-exporteurs in de VRC.

(3)

Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (“voorafgaand nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”) heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 508/2013 (3) besloten de geldende antidumpingrechten te handhaven.

1.2.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(4)

Op 2 september 2017 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) een bericht bekendgemaakt dat de geldende antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van wolfraamelektroden van oorsprong uit de VRC, op korte termijn zouden vervallen.

(5)

Op 27 februari 2018 hebben twee producenten in de Unie (Gesellschaft für Wolfram Industrie mbH en Plansee SE) (“de indieners van het verzoek”), die 100 % van de totale productie van wolfraamelektroden in de Europese Unie (“de Unie”) vertegenwoordigen, op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (5) (“de basisverordening”) een verzoek om een nieuw onderzoek ingediend (“het verzoek”).

(6)

De indieners van het verzoek voerden als reden voor hun verzoek aan dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(7)

Na te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft de Commissie op 31 mei 2018 een bericht van opening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) (“het bericht van opening”).

1.3.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(8)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2018 (“tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”).

(9)

Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.4.   Belanghebbenden

(10)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Bovendien heeft de Commissie de indieners van het verzoek, de haar bekende importeurs en de gebruikers van wolfraamelektroden in de Unie, de autoriteiten van de VRC en de haar bekende producenten in de VRC op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en hun verzocht eraan mee te werken.

(11)

Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. De Commissie heeft geen opmerkingen over de inleiding of verzoeken om een hoorzitting ontvangen.

1.5.   Steekproef

(12)

In haar bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.5.1.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(13)

De Commissie heeft in het bericht van opening de importeurs uitgenodigd om zich kenbaar te maken en specifieke informatie te verstrekken die noodzakelijk is om vast te stellen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen.

(14)

Van de 46 niet-verbonden importeurs met wie contact werd opgenomen, hebben vijf ondernemingen zich kenbaar gemaakt. Twee van hen voerden tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter geen wolfraamelektroden van oorsprong uit de VRC in en de drie andere importeurs stelden geen importeur, maar gebruiker te zijn, en slechts een van hen wilde worden opgenomen als belanghebbende. Een andere importeur heeft zich in een later stadium van het onderzoek gemeld en kreeg de status van belanghebbende. Bijgevolg werd geen steekproef van importeurs samengesteld.

1.5.2.   Steekproef van producenten in de VRC

(15)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle bekende producenten in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten in de VRC die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of met hen contact op te nemen.

(16)

In totaal hebben drie producenten in de VRC de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het lage aantal medewerkende producenten heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was en heeft zij alle Chinese producenten die op de steekproef hadden gereageerd, verzocht om de vragenlijst in te vullen.

1.6.   Gebruikers

(17)

De Commissie heeft in het bericht van opening de gebruikers uitgenodigd om zich kenbaar te maken en mee te werken. Zoals toegelicht in overweging 14 hebben drie gebruikers zich gemeld, maar slechts een van hen wenste te worden opgenomen als belanghebbende.

1.7.   Antwoorden op de vragenlijsten

(18)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de twee producenten in de Unie, de drie producenten in de VRC die zich in de steekproefprocedure kenbaar hadden gemaakt en naar de overheid van de Volksrepubliek China (“de Chinese overheid”). Antwoorden op de vragenlijsten werden alleen ontvangen van de twee producenten in de Unie en één Chinese onderneming, namelijk Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co., Ltd. Die onderneming was voorheen een producent van het onderzochte product zoals beschreven in overweging 32, maar heeft haar productie opgeschort en verricht momenteel enkel nog handelsactiviteiten.

(19)

Bijgevolg was er geen medewerking van de Chinese overheid en evenmin van de producenten (7) van het onderzochte product in de VRC, ongeacht of zij uitvoerden of niet. Hoewel de Commissie de producenten over de gevolgen van het gebrek aan medewerking heeft geïnformeerd, heeft geen enkele producent medewerking aan het onderzoek verleend.

1.8.   Controlebezoeken

(20)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk was dat de dumping zou voortduren en dat opnieuw schade zou ontstaan en om het belang van de Unie te bepalen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

Gesellschaft für Wolfram Industrie mbH, Traunstein, Duitsland,

Plansee SE, Reutte, Oostenrijk;

 

Exporteur in de Volksrepubliek China

Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co., Ltd, Baoji, Shaanxi, VRC.

1.9.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(21)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, achtte de Commissie het passend het onderzoek te openen op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(22)

Om de benodigde gegevens voor de uiteindelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie in het bericht van opening alle haar bekende producenten in de VRC verzocht de in bijlage III bij het bericht van opening verlangde informatie over de basisproducten voor de vervaardiging van het onderzochte product te verstrekken. Twee Chinese producenten hebben in dit verband deze informatie verstrekt.

(23)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening nodig acht, heeft de Commissie, zoals toegelicht in overweging 18, ook een vragenlijst naar de Chinese overheid gestuurd. Van de Chinese overheid is geen antwoord ontvangen.

(24)

In het bericht van opening heeft de Commissie alle belanghebbenden ook verzocht om binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie te verstrekken en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Van de Chinese overheid of de producenten in de VRC is wat dit betreft geen informatie of aanvullend bewijs ontvangen.

(25)

In het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening mogelijk een passend representatief land moet kiezen teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks.

(26)

Op 8 november 2018 heeft de Commissie een eerste mededeling voor het dossier beschikbaar gesteld (“mededeling van 8 november 2018”), waarin zij vraagt om de standpunten van de belanghebbenden over de relevante bronnen die de Commissie kan gebruiken om de normale waarde vast te stellen. De mededeling van 8 november 2018 bevatte een overzicht van alle productiefactoren zoals grondstoffen, energie en arbeid die door de producenten-exporteurs bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt. Daarnaast hebben de diensten van de Commissie, met inachtneming van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, in dat stadium Brazilië, Mexico, Rusland en Turkije als mogelijk representatieve landen aangewezen. In de mededeling van 8 november 2018 is ook aangegeven dat de Commissie internationale benchmarks wilde gebruiken voor de kosten van de belangrijkste grondstoffen.

(27)

Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen tien dagen opmerkingen te maken. Er zijn opmerkingen ontvangen van de twee producenten in de Unie. Met name de bedrijfstak van de Unie voerde aan dat de kosten in Turkije een beter uitgangspunt vormen dan Mexico, Brazilië of Rusland.

(28)

De Commissie heeft de opmerkingen van de twee producenten in de Unie behandeld in de tweede mededeling van 6 maart 2019 over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de mededeling van 6 maart 2019”). In de mededeling van 6 maart 2019 is Turkije, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, aangewezen als het meest passende representatieve land op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. In de mededeling van 6 maart 2019 werd voorts aangegeven dat de Commissie voornemens was de door het Turks Instituut voor Statistiek bekendgemaakte gegevens te gebruiken met betrekking tot de arbeids- en elektriciteitskosten. Ook werd in de mededeling vermeld dat uit de beschikbare informatie kon worden opgemaakt dat het onderzochte product enkel in de VRC en de Unie wordt geproduceerd. Bijgevolg was de Commissie voornemens zich op de algemeen beschikbare gegevens van de twee medewerkende producenten in de Unie te baseren voor een raming van de vaste productiekosten, VAA-kosten en de winst. Voor de nettoprijs van de grondstof (wolfraamoxide in ammoniumparawolframaat (“APT”)) zou de internationale benchmark van Platts Metals Week, zoals bekendgemaakt door het National Minerals Information Center van de US Geological Survey, worden gebruikt.

(29)

Hoewel alle belanghebbenden in de gelegenheid werden gesteld om binnen tien dagen opmerkingen te maken, zijn er geen opmerkingen ontvangen.

1.9.1.   Vervolg van de procedure

(30)

Op 6 mei 2019 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens is de antidumpingrechten te handhaven (“mededeling van definitieve bevindingen”). Voor alle partijen is een termijn vastgesteld waarbinnen zij opmerkingen konden maken over de mededeling van feiten en overwegingen en konden verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

(31)

Eén partij heeft opmerkingen ingediend, waarin de aandacht werd gevestigd op kwesties die in deze verordening al naar behoren aan de orde zijn gekomen. De Commissie heeft geen verzoeken om een hoorzitting ontvangen.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(32)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk laselektroden van wolfraam (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en 8515 90 80 (Taric-codes 8101991010 en 8515908010) (“het onderzochte product”).

(33)

Het onderzochte product wordt gebruikt bij het lassen en bij soortgelijke processen, onder meer bij het booglassen in edelgas met wolfraamelektrode en het lassen en snijden met plasmastraal. Deze processen vinden toepassing in allerlei industriesectoren, zoals de bouw, scheepsbouw, automobielindustrie, scheepswerktuigbouwkunde, chemische en nucleaire technologie, ruimtevaartindustrie en olie- en gasleidingen. Gezien de fysische en chemische eigenschappen en de vervangbaarheid van de verschillende soorten van het product vanuit het perspectief van de gebruiker, worden alle wolfraamelektroden voor deze procedure beschouwd als één product.

2.2.   Soortgelijk product

(34)

Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen ingediend over het soortgelijke product. Evenals in het oorspronkelijke onderzoek is in dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen vastgesteld dat het product dat in de VRC wordt geproduceerd en op de binnenlandse markt van de VRC wordt verkocht en het product dat in de Unie door de producenten in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Daarom worden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

3.1.   Voorafgaande opmerkingen voor de VRC

(35)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen komen te vervallen.

(36)

Zoals vermeld in de overwegingen 18 en 19 werkte geen van de Chinese producenten aan het onderzoek mee. De Chinese producenten hebben geen antwoorden op de vragenlijst met betrekking tot uitvoerprijzen en -kosten, binnenlandse prijzen en kosten, capaciteit, productie, investeringen enz. ingediend. De Chinese overheid en de Chinese producenten hebben evenmin opmerkingen ingediend over het bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het rapport. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens.

(37)

De Commissie heeft de Chinese autoriteiten en de twee Chinese producenten, die zich voor de steekproefprocedure hadden gemeld, op de hoogte gebracht van de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn geen opmerkingen ontvangen op grond waarvan artikel 18 van de basisverordening niet zou kunnen worden toegepast.

(38)

Bijgevolg zijn de bevindingen betreffende de mogelijke voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek, de bijdragen van belanghebbenden, de beschikbare statistische gegevens in de databank uit hoofde van artikel 14, lid 6, van de basisverordening (“databank van artikel 14, lid 6”) en andere openbare bronnen, zoals hieronder aangegeven waar van toepassing.

3.2.   Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(39)

Voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek blijkt uit de statistische gegevens van de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening dat 45 000-50 000 kg wolfraamelektroden uit de VRC in de Unie zijn ingevoerd, wat neerkomt op 40-50 % van het totale verbruik in de Unie. De Commissie heeft bijgevolg geconcludeerd dat de werkelijke invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was en derhalve onderzocht of de dumping tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

3.3.   Normale waarde

(40)

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening is “[d]e normale waarde […] normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(41)

In artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening is evenwel bepaald dat “[w]anneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, […] de normale waarde uitsluitend [wordt] berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen“, en” een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst [omvat]”. Zoals hieronder nader wordt uitgelegd, heeft de Commissie in dit onderzoek geconcludeerd dat het, op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten-exporteurs, passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.3.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

3.3.1.1.   Inleiding

(42)

In artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening worden verstoringen van betekenis gedefinieerd als: “verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat”.

(43)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), onder andere rekening gehouden met de niet-uitputtende lijst van elementen die in die bepaling worden opgesomd. Op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening wordt bij de beoordeling van het bestaan van verstoringen van betekenis het mogelijke effect onderzocht van een of meer van deze elementen op de prijzen en kosten in het land van uitvoer van het betrokken product. Aangezien de lijst niet-uitputtend is, hoeven immers niet alle elementen te worden onderzocht om verstoringen van betekenis vast te stellen. Bovendien kan bij de beoordeling van de verschillende elementen van de lijst worden uitgegaan van dezelfde feitelijke omstandigheden. Conclusies over verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), moeten echter gebaseerd zijn op al het beschikbare bewijsmateriaal. Bij de algehele beoordeling van het bestaan van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, met name wanneer op basis van de fundamentele onderdelen van de economische en administratieve structuur van het land van uitvoer de overheid substantiële bevoegdheden heeft om de marktwerking te beïnvloeden en bijgevolg de prijzen en kosten niet tot stand komen door een vrije marktwerking.

(44)

In artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening is bepaald dat “[w]anneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, […] zij een rapport [opstelt] waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij […] dat rapport openbaar [maakt] en […] geregeld [actualiseert].

(45)

Belanghebbenden werd verzocht het in het onderzoeksdossier vervatte bewijsmateriaal ten tijde van de opening van het onderzoek te weerleggen, te becommentariëren of aan te vullen. In dat kader baseert de Commissie zich op het rapport (8), waaruit blijkt dat er op vele niveaus van de economie sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen, met inbegrip van specifieke verstoringen in belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) en in specifieke sectoren (zoals staal en chemische stoffen). Het rapport is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening. Het verzoek bevatte tevens relevant bewijsmateriaal ter aanvulling van het rapport.

(46)

De indieners verwijzen in het verzoek naar de verstoringen in de wolfraamsector die in het rapport worden genoemd, en meer in het bijzonder:

maatregelen van de Chinese overheid om de capaciteit te beperken en downstreamproducten te ondersteunen: beperkingen op het aantal mijn- en uitvoervergunningen, productiequota en extra beperkingen voor mijnbouw en verwerking;

plannen om de productie van wolfraamconcentraten te verminderen, zoals acht grote producenten in de VRC in 2016 hebben aangekondigd, op verzoek van de China Tungsten Industry Association;

wolfraam maakt deel uit van het 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen en wordt uitgebreid gereguleerd;

voor wolfraam is een uitvoervergunning nodig, waardoor alleen bepaalde staatshandelsondernemingen wolfraam kunnen verhandelen;

uitvoerquota; en

aanleggen van voorraden.

(47)

De Commissie heeft onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. De Commissie baseerde zich voor haar onderzoek op het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het rapport, dat berust op openbare bronnen, met name de Chinese wetgeving, bekendgemaakte officiële Chinese beleidsdocumenten, bekendgemaakte verslagen van internationale organisaties en studies/artikelen van academici die specifiek in het rapport worden genoemd. Bij deze analyse werd niet alleen het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie in het algemeen onderzocht, maar ook de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product.

(48)

Zoals vermeld in de overwegingen 18 en 19 hebben noch de Chinese overheid, noch de Chinese producenten opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport, en het door de indieners van het verzoek verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over het bestaan van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

3.3.1.2.   Verstoringen van betekenis die gevolgen hebben voor de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC: algemene economische context

(49)

Het Chinese economische systeem is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistisch staatseigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectief eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie is de “leidende kracht van de nationale economie” en de staat heeft het mandaat “om de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (9). Bijgevolg maakt de algemene opzet van de Chinese economie niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar behoort dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk tot de taken van de overheid. Het begrip suprematie van het staatseigendom over het private eigendom doordringt het hele rechtssysteem en wordt als algemeen beginsel in de centrale wetgeving benadrukt. Het Chinese vermogensrecht vormt een voorbeeld bij uitstek hiervan: het verwijst naar het primaire stadium van het socialisme en de staat krijgt de taak toebedeeld om het fundamentele economische systeem in stand te houden waarin het publieke eigendom een dominante rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast het staatseigendom ontwikkelen (10).

(50)

Voorts wordt de socialistische markteconomie krachtens de Chinese wetgeving verder ontwikkeld onder het leiderschap van de Chinese Communistische Partij (“de CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op elk niveau (juridisch, institutioneel, personeel) met elkaar verweven en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar te onderscheiden zijn. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in de tekst van artikel 1 van de grondwet. Na de eerste zin van dit artikel: “[t]he socialist system is the basic system of the People's Republic of China” (het socialistische systeem is het fundament van de Volksrepubliek China) werd een nieuwe tweede zin ingevoegd, die als volgt luidt: “[t]he defining feature of socialism with Chinese characteristics is the leadership of the Communist Party of China” (de bepalende eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China) (11). Dit illustreert de controle van de CCP op het economische systeem van de VRC. Deze controle is inherent aan het Chinese systeem en gaat verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen, waar de overheid brede macro-economische controle uitoefent met grenzen waarbinnen vrije marktwerking bestaat.

(51)

De Chinese staat voert een interventionistisch economisch beleid om doelstellingen na te streven die samenvallen met de politieke agenda van de CCP en niet zozeer de heersende economische omstandigheden op een vrije markt weerspiegelen (12). De interventionistische economische instrumenten die door de Chinese autoriteiten worden ingezet zijn talrijk en omvatten onder meer het systeem van industriële planning, het financiële systeem en regelgevingsinstrumenten.

(52)

Ten eerste, wat de algehele bestuurlijke controle betreft, wordt de Chinese economie geleid door een complex systeem van industriële planning dat gevolgen heeft voor alle economische activiteiten in het land. Al deze plannen samen bestrijken een alomvattende en complexe matrix van sectoren en transversale beleidsmaatregelen en zijn aanwezig op alle overheidsniveaus. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen vastgesteld om de desbetreffende bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, alsook de tijdsbestekken waarbinnen de doelstellingen moeten worden bereikt. Sommige plannen bevatten uitdrukkelijke productiedoelstellingen. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteiten. Aangezien de plannen bindend zijn en de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus het planningssysteem toepassen en hun bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, worden de marktdeelnemers ertoe aangezet de in de plannen vastgestelde prioriteiten na te leven (zie ook punt 3.3.1.5) (13).

(53)

Ten tweede wordt, wat betreft de toewijzing van financiële middelen, het financiële systeem van China gedomineerd door de handelsbanken in staatseigendom. Die banken moeten hun kredietbeleid ontwikkelen en uitvoeren in overeenstemming met de doelstellingen van het industriebeleid van de overheid in plaats van zich in de eerste plaats te buigen over de economische merites van een bepaald project (zie ook punt 3.3.1.8) (14). Hetzelfde geldt voor de andere componenten van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Deze markten zijn minder belangrijk dan het bankwezen, maar deze onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel zodanig opgezet dat zij er niet op gericht zijn de financiële markten zo efficiënt mogelijk te laten werken maar om de controle en het ingrijpen van de staat en de CCP te faciliteren (15).

(54)

Ten derde, wat betreft de regelgeving, neemt het overheidsingrijpen in de economie een aantal vormen aan. De regels inzake overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt bij het nastreven van andere beleidsdoelstellingen dan economische efficiëntie, waardoor de marktbeginselen op dit gebied worden ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk vastgesteld dat overheidsopdrachten moeten worden uitgeschreven om de verwezenlijking van de in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken. (16) Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap en invloed over de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. De doorlichting van investeringen en diverse stimulansen, beperkingen en verbodsbepalingen in verband met investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument ter ondersteuning van de doelstellingen van het industriebeleid, zoals de handhaving van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of de versterking van de binnenlandse industrie (17).

(55)

Kortom, het Chinese economische model is gebaseerd op een aantal fundamentele axioma's die voorzien in een hoge mate van overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op het vrije spel van marktkrachten, waardoor de effectieve toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen wordt verstoord (18).

3.3.1.3.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

(56)

In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie.

(57)

Een groot deel van de ondernemingen die in handen zijn van de Chinese overheid, behoort tot de wolfraamsector. Veel van de belangrijkste wolfraammijnbouwondernemingen zijn in handen van de staat, aangezien wolfraammijnbouwvergunningen meestal worden verleend aan staatsondernemingen (19).

(58)

Wat de zeggenschap van de staat betreft, kennen de overheid en de CCP structuren die waarborgen dat zij blijvende invloed op de staatsondernemingen hebben. De staat (en in veel opzichten ook de CCP) formuleert het algehele economische beleid en ziet erop toe dat afzonderlijke ondernemingen dit beleid uitvoeren, en eist bovendien haar recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming van deze ondernemingen. Het bestaan van mijnbouwvergunningen, investeringsbeperkingen en uitvoerbeperkingen wijst op de zeggenschap van de overheid over ondernemingen in de wolfraamsector (20). Daarnaast is er een groot aantal gedetailleerde doelen en quota uiteengezet in het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector (21).

(59)

Het beleidstoezicht door de staat in de sector wordt geanalyseerd in de punten 3.3.1.4 en 3.3.1.5. Door de mate en de omvang van de overheidscontrole en het overheidsingrijpen in de wolfraamsector, zoals hieronder beschreven, kunnen zelfs particuliere wolfraamproducenten niet opereren op marktvoorwaarden.

(60)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de markt voor wolfraamelektroden in de VRC in belangrijke mate werd bediend door ondernemingen waarover de Chinese overheid zeggenschap had of waarop zij beleidstoezicht uitoefende.

3.3.1.4.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), tweede streepje van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(61)

Inmenging van de Chinese staat in de prijzen en kosten is mogelijk door de overheidsdeelneming in bedrijven. Hoewel het recht van de desbetreffende autoriteiten om leidinggevend personeel in staatsondernemingen aan te stellen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als een afspiegeling van de overeenkomstige eigendomsrechten (22), vormen CCP-cellen in ondernemingen, die al dan niet in staatseigendom zijn, een ander kanaal waarlangs de staat zich kan mengen in zakelijke beslissingen. Volgens het Chinese vennootschapsrecht moet in elke vennootschap een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (23)) en moet de vennootschap de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. In het verleden lijkt deze vereiste niet altijd te zijn nageleefd of strikt te zijn gehandhaafd. Sinds ten minste 2016 heeft de CCP echter haar aanspraken op zeggenschap over de zakelijke besluitvorming in staatsondernemingen opgeschroefd als politiek beginsel. De CCP zou volgens meldingen ook druk uitoefenen op particuliere bedrijven om “patriottisme” voorop te stellen en de partijdiscipline te volgen (24). Volgens berichten waren er in 2017 in 70 % van de ongeveer 1,86 miljoen particuliere ondernemingen partijcellen opgericht en oefenden de CCP-organisaties steeds meer druk uit om binnen hun respectieve ondernemingen het laatste woord te hebben over de zakelijke beslissing (25). Die regels gelden voor alle sectoren van de Chinese economie, met inbegrip van de wolfraamsector. Bijgevolg zijn die regels ook van toepassing op de producenten van wolfraamelektroden en de leveranciers van de basisproducten ervan.

(62)

Specifiek in de wolfraamsector (waartoe het onderzochte product behoort) bestaan er nauwe banden tussen besluitvormingsprocessen van ondernemingen die actief zijn in de sector en de staat, met name de CCP. Wolfraamproducenten zijn verenigd in de China Tungsten Industry Association (“CTIA”), die deel uitmaakt van de Chinese Non-Ferrous Metals Industry Association. Deze laatste vereniging volgt duidelijk het overheidsbeleid en spoort de werknemers en leden onder andere aan om de geest van Liang Hui (“twee sessies”) over te brengen en toe te passen (26). De CTIA voert overheidsbeleid uit dat leidt tot kosten- en prijsverstoringen op de Chinese markt. In 2016 hebben acht grote producenten in de VRC plannen aangekondigd om de productie van wolfraamconcentraten te verminderen, heeft de China Tungsten Industry Association haar leden gevraagd om hun productie te verminderen en heeft het State Reserve Bureau van China aanbestedingen georganiseerd om wolfraamconcentraten te kopen. Aangezien de VRC goed is voor meer dan 80 % van de wereldproductie van wolfraam, hebben dergelijke acties gevolgen voor zowel de Chinese als de wereldprijzen van wolfraam. Ten tweede is het grootste deel van de mijnbouwquota voor wolfraam verdeeld over zes grote staatsondernemingen: China Minmetals, Aluminium Corporation of China, China Northern Rare Earth Group High-Tech, Xiamen Tungsten, China Southern Rare Earth Group en Guangdong Rare Earth Industry Group (27). Zo is de staat rechtstreeks in de wolfraamsector in China aanwezig via de staatsondernemingen, maar ook via de CTIA.

(63)

De aanwezigheid en het ingrijpen van de staat in de financiële markten (zie ook punt 3.3.1.8) en in de levering van grondstoffen en basisproducten zorgen voor een verdere verstoring van de markt (28).

(64)

Op basis van het voorgaande luidt de conclusie dat de Chinese overheid zich kan mengen in de vaststelling van de prijzen en de kosten door de aanwezigheid van de staat in ondernemingen in de wolfraamsector, maar ook in de financiële sector en andere sectoren van basisproducten, in combinatie met het kader dat is beschreven in punt 3.3.1.3 en in de daaropvolgende punten.

3.3.1.5.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), derde streepje van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(65)

De richting die de Chinese economie opgaat, wordt in grote mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten en doelen worden gesteld waarop de centrale en lokale overheid zich moeten concentreren. In alle bestuurslagen bestaan bijbehorende plannen en deze bestrijken vrijwel alle economische sectoren, de via de planningsinstrumenten geformuleerde doelen hebben een bindend karakter en op elk bestuurlijk niveau houden de autoriteiten toezicht op de uitvoering van de plannen van het overeenkomstige lagere bestuursniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, waarbij de marktwerking buiten beschouwing blijft (29).

(66)

De Chinese overheid controleert en reguleert de wolfraamsector in vergaande mate. Dat wordt bevestigd in het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector en het 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen, maar ook in de wetgeving inzake regeling van de mijnbouw en verwerking, uitvoer en investeringen in de wolfraamsector.

(67)

Volgens het 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen is wolfraam een van de 24 strategische mineralen, die “belangrijke elementen zijn voor de alomvattende controle van, het toezicht op en het beheer van minerale hulpbronnen” (30). Het plan beperkt bovendien de totale ontginning van wolfraamerts tot 120 000 ton per jaar (31) en voorziet in de stabilisatie van de omvang van de mijnbouwactiviteiten en de consolidatie van wolfraamhulpbronnen in het zuiden van Jiangxi, Hunan (Chenzhou). Voorts omvat het plan het streefcijfer voor middelgrote mijnen, die samen meer dan 12 % van alle mijnen uitmaken, en stimuleert het de concentratie van bedrijven en de ontwikkeling van grote en middelgrote mijnen die op de markt concurrerend zijn (32).

(68)

Het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector stelt zich ten doel “productiebeperkingen en waardebeschermingsmechanismen die van toepassing zijn op wolfraam enz. te bevorderen; [en] de controle-indicatoren voor de omvang van de mijnbouwactiviteiten van wolfraam redelijk aan te passen en te regelen” (33).

(69)

Daarnaast is wolfraam opgenomen in de lijst van producten waarop uitvoerrechten (34) en vereisten inzake uitvoervergunningen (35) van toepassing zijn en die het voorwerp vormen van staatshandel (36). Samen met de strenge controles van productiequota en de grote voorraden die het State Reserve Bureau aanhoudt (37), zorgt dit ervoor dat de Chinese overheid zeggenschap heeft over de levering van wolfraam in China.

(70)

Daarom is vastgesteld dat het Chinese overheidsbeleid de vrije marktwerking met betrekking tot de productie van wolfraam en laselektroden van wolfraam beïnvloedt. Dergelijke maatregelen belemmeren de normale marktwerking.

(71)

Hoewel de Commissie geen analyse hoefde uit te voeren met betrekking tot de grondstoffen die worden gebruikt bij de productie van het onderzochte product om vast te stellen dat het overheidsbeleid van invloed is op de vrije marktwerking in de wolfraamelektrodensector, heeft zij bovendien vastgesteld dat er voor de uitvoer van de belangrijkste grondstof, APT, uit China een vergunning nodig is (38).

(72)

De uitvoervergunningen zijn in de inventaris inzake uitvoerbeperkingen voor industriële grondstoffen van de OESO erkend als een soort uitvoerbeperking (39). Door middel van uitvoervergunningen kan de overheid de exporteurs en de hoeveelheden uitgevoerde goederen controleren (40), waardoor de overheid de mogelijkheid krijgt om de producten op de binnenlandse markt te houden en de uitvoer aanzienlijk te beperken. Dat kan op zijn beurt leiden tot een groter aanbod, dat niet noodzakelijkerwijs gekoppeld is aan een toenemende vraag, waardoor de binnenlandse prijzen kunnen dalen. Dat kan wijzen op een verstoring in de vorm van indirecte subsidiëring van een binnenlandse sector die als basisproduct de grondstof gebruikt waarvoor beperkingen gelden (41). Als zodanig creëren de uitvoervergunningen die voor APT moeten worden aangevraagd, een extra stimulans voor de Chinese industrie om tegen lagere prijzen te produceren en uit te voeren, aangezien de downstreamindustrie toegang heeft tot goedkopere grondstoffen voor de productie van het betrokken product. Dat beïnvloedt de concurrentieverhouding tussen het betrokken product en het soortgelijke product, aangezien de Chinese industrie het onderzochte product kan produceren en uitvoeren tegen een prijs die, als gevolg van de uitvoervergunningen, niet door de vrije marktwerking tot stand is gekomen.

(73)

De Commissie heeft al met al vastgesteld dat het beleid van de Chinese overheid ook wat betreft de belangrijkste grondstof APT, die wordt gebruikt voor de productie van wolfraamelektroden, van invloed is op de vrije marktwerking.

3.3.1.6.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vierde streepje van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(74)

Volgens de beschikbare informatie blijkt het Chinese faillissementsstelsel niet in staat te zijn om zijn eigen hoofddoelstellingen te realiseren, zoals het eerlijk voldoen van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettige rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. De oorzaak hiervan is dat, hoewel de Chinese faillissementswetgeving formeel berust op soortgelijke beginselen als de overeenkomstige wetgeving in andere landen, het Chinese stelsel systematisch door ontoereikende handhaving wordt gekenmerkt. Het aantal faillissementen blijft notoir laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats omdat de insolventieprocedures te kampen hebben met een aantal tekortkomingen, die in feite een ontmoedigend effect hebben op het indienen van faillissementsaanvragen. Bovendien blijft de rol van de staat in de insolventieprocedures sterk en actief, hetgeen vaak van directe invloed is op de uitkomst van de procedure (42).

(75)

Bovendien zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten bijzonder uitgesproken met betrekking tot het eigendom van grond en grondgebruiksrechten in China (43). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing van grond blijft uitsluitend een zaak van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen die erop gericht zijn grondgebruiksrechten op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te kennen, bijvoorbeeld door de invoering van biedprocedures. Deze bepalingen worden echter regelmatig niet in acht genomen, waarbij bepaalde kopers hun grond gratis of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (44). Bovendien streven de autoriteiten bij de toewijzing van grond vaak specifieke politieke doelstellingen na, zoals de uitvoering van de economische plannen (45).

(76)

De Chinese faillissements- en eigendomswetgeving lijkt dan ook niet naar behoren te werken, hetgeen leidt tot verstoringen wanneer insolvente bedrijven in leven worden gehouden en met betrekking tot de toewijzing en aankoop van grond in de VRC. Deze wetgevingen zijn ook van toepassing op de wolfraamsector, met inbegrip van de producenten-exporteurs van het onderzochte product.

(77)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van een discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de wolfraamsector, ook met betrekking tot het onderzochte product.

3.3.1.7.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vijfde streepje van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(78)

Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. China heeft een aantal kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) niet geratificeerd, met name de verdragen betreffende de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen (46). Volgens de nationale wetgeving is slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter niet onafhankelijk van de overheid en haar betrokkenheid bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers blijft rudimentair (47). Bovendien wordt de mobiliteit van de Chinese beroepsbevolking beknot door het registratiesysteem voor huishoudens, waardoor de toegang tot het volledige scala van sociale zekerheid en andere voordelen voor lokale bewoners van een bepaald administratief gebied wordt beperkt. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet in het bezit zijn van de lokale verblijfsregistratie, zich in een kwetsbare arbeidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de verblijfsregistratie (48). Dit alles leidt tot de verstoring van loonkosten in de VRC.

(79)

Het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel is ook van toepassing op de wolfraamsector, met inbegrip van wolfraamelektroden. De wolfraamsector wordt dus zowel direct (bij de vervaardiging van het onderzochte product) als indirect (bij de toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsstelsel zijn onderworpen) getroffen door de verstoringen van de loonkosten.

(80)

Op basis van het voorgaande luidt de conclusie van de Commissie dat de loonkosten in de wolfraamsector zijn verstoord, ook wat het onderzochte product betreft.

3.3.1.8.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), zesde streepje van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(81)

Wat betreft de toegang tot kapitaal voor bedrijven in de VRC is er sprake van diverse verstoringen.

(82)

Ten eerste wordt het Chinese financiële systeem gekenmerkt door een sterke positie van staatsbanken (49), die zich bij het verlenen van toegang tot financiering laten leiden door andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken met de staat verbonden, niet alleen via eigendom, maar ook via personele relaties (de topmanagers van de grote financiële instellingen in staatseigendom worden tenslotte benoemd door de CCP) (50) en, net als niet-financiële staatsondernemingen, voeren de banken regelmatig beleid uit dat door de overheid is ontworpen. Aldus voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om hun bedrijfsactiviteiten te verrichten in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (51). Dit wordt nog versterkt door andere bestaande regels, die financiering leiden naar sectoren die als bevorderde of anderszins belangrijke sectoren worden aangemerkt door de overheid (52).

(83)

Hoewel wordt erkend dat er verschillende wettelijke instrumenten kunnen zijn die verwijzen naar de noodzaak om normaal bankgedrag en prudentiële voorschriften te eerbiedigen, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de leningnemer te onderzoeken, blijkt uit het desbetreffende bewijs dat de betreffende bepalingen slechts een bijkomstige rol spelen in de toepassing van de diverse rechtsinstrumenten (53). In het kader van eerdere handelsbeschermingsonderzoeken kwam men tot dezelfde bevindingen (54).

(84)

Bovendien worden obligatie- en kredietratings vaak verstoord om uiteenlopende redenen, zoals het feit dat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang van de onderneming voor de Chinese overheid en de kracht van een eventuele impliciete garantie van de overheid. Uit schattingen blijkt duidelijk dat de Chinese kredietratings systematisch hoger zijn dan internationale ratings (55).

(85)

Daardoor worden leningen gemakkelijk verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere ondernemingen met de juiste connecties en ondernemingen in belangrijke industriële sectoren, hetgeen betekent dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn.

(86)

Ten tweede zijn de financieringskosten kunstmatig laag gehouden om de investeringsgroei te stimuleren. Dit heeft geleid tot een overmatig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de recente toename van de schuldenlast van ondernemingen in de sector staatsondernemingen, ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, wat erop wijst dat de mechanismen in het bankwezen niet de normale commerciële reacties volgen.

(87)

Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel van verleende kredieten tegen of onder de referentierente vertegenwoordigt immers nog steeds 45 % van alle kredieten en het gebruik van gerichte kredieten lijkt te zijn toegenomen, aangezien dit aandeel sinds 2015 aanzienlijk is toegenomen, ondanks de verslechterende economische omstandigheden. Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot een te hoog gebruik van kapitaal.

(88)

De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietschaarste die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg daarvan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Gezien de toenemende risicovolle schulden, heeft de Chinese overheid ervoor gekozen om wanbetalingen te voorkomen. Bijgevolg zijn de problemen met oninbare schulden aangepakt door de schuld te vernieuwen, waardoor zogenaamde “zombie”-vennootschappen ontstaan, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuld-voor-aandelenswaps), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem wordt weggenomen of de diepere oorzaken ervan worden aangepakt.

(89)

Ondanks de stappen die recentelijk zijn gezet om de markt te liberaliseren, wordt het systeem van bedrijfskredieten in de VRC in essentie beïnvloed door belangrijke systemische problemen en verstoringen als gevolg van de voortdurende allesbepalende rol van de staat op de kapitaalmarkten.

(90)

Specifiek voor de wolfraamsector voorzien zowel het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector als het 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen in een reeks maatregelen en subsidies ter ondersteuning van de desbetreffende industrieën, waaronder de wolfraamindustrie (56). Aangezien de wolfraamsector in het 13e vijfjarenplan voor de non-ferrometaalsector en het 13e vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen is opgenomen in de lijst van sectoren die worden ondersteund door de staat, en omdat de banken hun leningenbeleid afstemmen op deze plannen (zie overweging 53), hebben zowel producenten-exporteurs als hun leveranciers toegang tot preferentiële financiering zoals in dit deel wordt beschreven (57).

(91)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de producenten van wolfraamelektroden toegang hadden tot financiering die werd verleend door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.

3.3.1.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

(92)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het rapport beschreven verstoringen niet beperkt blijven tot de wolfraamsector in het algemeen of de sector van laselektroden van wolfraam. Integendeel, uit het beschikbare bewijsmateriaal blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem, zoals hierboven beschreven in de punten 3.3.1.1-3.3.1.5 en in deel I van het rapport, in het hele land en in alle sectoren van de economie gelden. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren als vermeld in de punten 3.3.1.6 tot en met 3.3.1.8 en in deel II van het verslag.

(93)

Het belangrijkste basisproduct voor de productie van laselektroden van wolfraam is ammoniumparawolframaat (“APT”). Wanneer de producenten van laselektroden van wolfraam deze basisproducten aankopen/bestellen, zijn de prijzen die zij betalen (en die zij als kosten registreren) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systeemverstoringen die hierboven zijn vermeld. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die onderhevig zijn aan de verstoringen. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn ze onderworpen aan het planningssysteem dat van toepassing is op alle overheidsniveaus en sectoren.

(94)

Bijgevolg kunnen niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van laselektroden van wolfraam niet worden gebruikt, maar worden ook alle kosten voor basisproducten (met inbegrip van grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) aangetast omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het beschreven overheidsingrijpen met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is in de gehele VRC aanwezig. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

3.3.1.10.   Conclusie

(95)

Uit de in de punten 3.3.1.2 tot en met 3.3.1.9 uiteengezette analyse, waarbij al het beschikbare bewijsmateriaal over het ingrijpen van de VRC in zijn economie in het algemeen en in de wolfraamsector (met inbegrip van het onderzochte product) is onderzocht, is gebleken dat de prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand zijn gekomen doordat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Op grond daarvan en bij gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten in de VRC heeft de Commissie geconcludeerd dat het in dit geval niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde.

(96)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde berekend uitsluitend op basis van de productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uiting komen, dat wil zeggen in dit geval op basis van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, zoals wordt besproken in het volgende punt. De Commissie heeft eraan herinnerd dat geen enkele Chinese producent aan het onderzoek heeft meegewerkt en dat niemand heeft beweerd dat sommige binnenlandse kosten niet verstoord zouden zijn overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), derde streepje, van de basisverordening.

3.3.2.   Representatief land

3.3.2.1.   Algemene opmerkingen

(97)

De keuze van het representatieve land is gebaseerd op de volgende criteria:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiertoe heeft de Commissie gebruikgemaakt van de databank van de Wereldbank (58) om landen met een bruto nationaal inkomen dat vergelijkbaar is met dat van de VRC te selecteren;

productie van het onderzochte product in dat land (59);

beschikbaarheid van de relevante openbare gegevens in dat land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, werd, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(98)

Zoals vermeld in overweging 26, heeft de Commissie in de mededeling van 8 november 2018 de belanghebbenden ervan op de hoogte gebracht dat zij vier mogelijk representatieve landen had aangewezen, namelijk Brazilië, Mexico, Rusland en Turkije, en heeft zij de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen te maken en andere landen voor te stellen.

(99)

De Commissie heeft na de mededeling van 8 november 2018 opmerkingen van de bedrijfstak van de Unie over het representatieve land ontvangen.

(100)

De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat de kosten in Turkije een beter uitgangspunt vormen dan Mexico, Brazilië of Rusland. Dit komt omdat de kosten in die drie andere landen om verschillende redenen zijn verstoord, zoals door de hoge inflatie en bescherming door de overheid.

(101)

De bedrijfstak van de Unie betwistte met name de geschiktheid van Rusland en voerde hiervoor aan dat de energieprijzen sterk zijn verstoord. De bedrijfstak van de Unie ondersteunde dit argument door te verwijzen naar de recente bevindingen van de Commissie in het kader van de ammoniumnitraatzaak (Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1703 van de Commissie). Aangezien de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 108, Turkije heeft gekozen als het passende representatieve land voor dit onderzoek omdat zij heeft vastgesteld dat Turkije de meest gedetailleerde statistische gegevens over de arbeidskosten heeft van alle mogelijk representatieve landen, was het niet nodig om op deze opmerkingen te reageren en het bestaan van energieverstoringen in Rusland in het kader van deze procedure te onderzoeken.

3.3.2.2.   Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC

(102)

Wat het niveau van economische ontwikkeling betreft, merkt de Commissie op dat alle in overweging 98 opgesomde landen volgens de Wereldbank (60) hetzelfde inkomensniveau (“Upper Middle Income”) hebben en daarom in dit kader even geschikt zijn als representatief land.

3.3.2.3.   Productie van het onderzochte product in het representatieve land en beschikbaarheid van de relevante openbare gegevens in het representatieve land

(103)

In de mededeling van 6 maart 2019 heeft de Commissie de belanghebbenden ervan in kennis gesteld dat op basis van de beschikbare informatie het onderzochte product uitsluitend in de Unie en de VRC werd geproduceerd. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen.

(104)

Aangezien er meerdere mogelijk representatieve landen zijn, heeft de Commissie ten aanzien van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening rekening gehouden met de beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land.

(105)

De Commissie heeft rekening gehouden met het belang van de productiefactoren van wolfraamelektroden. Afgezien van de belangrijkste grondstof, APT, die het grootste deel van de kosten van het eindproduct uitmaakt, waren de op één en op twee na belangrijkste factoren arbeid resp. elektriciteit. De Commissie heeft derhalve de kwaliteit van de informatie over arbeids- en elektriciteitskosten van de vier mogelijk representatieve landen met elkaar vergeleken.

(106)

Op basis van de beschikbare informatie heeft de Commissie vastgesteld dat Turkije over de meest gedetailleerde statistische gegevens over de arbeidskosten beschikt. Het Turkse Instituut voor Statistiek maakt gedetailleerde gegevens over de arbeidskosten per economische activiteit bekend. Daarom is specifieke informatie over de arbeidskosten in de productiesector van metalen in primaire vorm publiekelijk beschikbaar. Evenzo waren gedetailleerde gegevens over de elektriciteitsprijs voor industriële gebruikers beschikbaar.

(107)

Rekening houdend met de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte informatie en de beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land, heeft de Commissie in haar mededeling van 6 maart 2019 voorgesteld om Turkije als representatief land te gebruiken en heeft zij belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen in te dienen. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

3.3.2.4.   Conclusies over het representatieve land

(108)

In het licht van de bovenstaande analyse en de desbetreffende beschikbare gegevens, heeft de Commissie de gegevens van Turkije gebruikt om de overeenkomstige arbeids- en elektriciteitskosten in een passend representatief land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening vast te stellen.

3.3.3.   Gegevens die worden gebruikt voor de berekening van de normale waarde

(109)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening “wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen” en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”

(110)

In de mededeling van 8 november 2018 heeft de Commissie verklaard dat zij zich voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, niet kon baseren op de invoergegevens van passende representatieve landen om de waarde te schatten van de belangrijkste productiefactor. Dat is te wijten aan de extreme inconsistentie van de invoerprijzen voor de GS-code van de belangrijkste grondstof (APT), maar ook van andere producten in de vier mogelijk representatieve landen. De internationale benchmark die het National Minerals Information Center van de U.S. Geological Survey heeft bekendgemaakt, is in plaats daarvan gebruikt om de niet-verstoorde kosten van de belangrijkste grondstof vast te stellen.

(111)

De Commissie heeft de door het Turkse Instituut voor Statistiek verstrekte informatie gebruikt als bron voor de arbeidskosten en elektriciteitskosten.

3.3.4.   Productiefactoren

(112)

In de mededeling van 8 november 2018 heeft de Commissie getracht een eerste overzicht op te stellen van productiefactoren en bronnen met als doel deze te hanteren voor alle productiefactoren, zoals grondstoffen, energie en arbeid, die door medewerkende producenten bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt.

(113)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten heeft de Commissie zich voor de specificatie van de productiefactoren die bij de vervaardiging worden gebruikt, gebaseerd op de informatie van de indieners van het verzoek en de twee respondenten op bijlage III bij het bericht van inleiding.

(114)

De Commissie heeft geen opmerkingen over de specifieke productiefactoren ontvangen.

(115)

Op basis van alle door de indieners van het verzoek verstrekte informatie zijn, waar van toepassing, de volgende productiefactoren en bijbehorende tariefposten vastgesteld:

Tabel 1

Productiefactoren

Productiefactor

GS-code

Gebruikte bron

Waarde

Grondstoffen

Ammoniumparawolframaat (“APT”)

ex 2841 80

Nettoprijs van wolfraamoxide in APT volgens de internationale benchmark van Platts Metals Week, zoals bekendgemaakt door het National Minerals Information Center van de U.S. Geological Survey

34,81 EUR/kg

Arbeid

Productieve arbeid

Lonen in de productiesector

[n.v.t.]

Turks Instituut voor Statistiek

8,15 EUR/manuur

Energie

Elektriciteit

[n.v.t.]

Turks Instituut voor Statistiek

0,06 EUR/kWh

3.3.4.1.   Grondstoffen

(116)

De belangrijkste grondstof voor de productie van het onderzochte product is APT. In haar mededeling van 6 maart 2019 heeft de Commissie aangegeven dat zij voornemens was om de internationale benchmark van Platts Metals Week te gebruiken, zoals bekendgemaakt door het National Minerals Information Center van de U.S. Geological Survey (61) in zijn maandelijkse publicatie over mineralen.

(117)

APT moet worden omgezet in wolfraammetaalpoeder voordat het als grondstof voor de productie van wolfraamelektroden wordt gebruikt.

(118)

Omdat de internationale benchmark de APT-prijs weergeeft op basis van het APT-gehalte in wolfraamoxiden, zonder de omzettingskosten, is een quotiënt van 1,26 toegepast op de benchmarkgegevens en is de prijs vermeerderd 0,767 EUR per kg van het omgezette materiaal. Deze omzettingskosten, zoals voorgesteld door de bedrijfstak van de Unie, zijn voorgelegd aan de belanghebbenden. De Commissie heeft hierover geen opmerkingen ontvangen.

3.3.4.2.   Arbeid

(119)

Wat betreft arbeidskosten heeft de Commissie in haar mededeling van 6 maart 2019 aangegeven dat zij van plan was gebruik te maken van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde gegevens. De Commissie heeft met name aangegeven dat zij van plan was de arbeidskosten per uur in de productiesector voor 2016 te hanteren, voor de economische activiteit C.24 (vervaardiging van metalen in primaire vorm) volgens NACE Rev.2 (62), oftewel de meest recent beschikbare statistieken (63). Voorts heeft zij aangegeven dat de waarden naar behoren voor inflatie zouden worden gecorrigeerd met behulp van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde binnenlandse-producentenprijsindex (64). Omdat er geen opmerkingen zijn binnengekomen, besloot de Commissie deze aanpak te hanteren.

3.3.4.3.   Elektriciteit

(120)

Wat betreft de elektriciteitskosten gaf de Commissie in haar mededeling van 6 maart 2019 aan dat zij van plan was de gemiddelde eenheidsprijs van elektriciteit voor industriële gebruikers toe te passen; deze prijs werd vermeld in een persbericht van het Turkse Instituut voor Statistiek. Omdat er geen opmerkingen zijn binnengekomen, besloot de Commissie deze aanpak te hanteren.

3.3.4.4.   Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst

(121)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening geldt het volgende: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moest een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de kosten te dekken die niet waren opgenomen in de productiefactoren.

(122)

In haar mededeling van 8 november 2018 had de Commissie slechts twee producenten van wolfraamelektroden buiten de VRC geïdentificeerd, namelijk de medewerkende producenten in de Unie. De Commissie heeft, bij gebrek aan opmerkingen hierover, de gegevens over de vaste productiekosten, de VAA-kosten en de winst van deze twee producenten gebruikt. Aangezien de jaarrekening van slechts één van beide producenten in de Unie werd bekendgemaakt en eenvoudig te raadplegen was in de databank van Orbis (65), zijn slechts de gegevens van één producent gebruikt.

(123)

Om een niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten en de VAA-kosten vast te stellen, heeft de Commissie het deel van de productiekosten gebruikt dat de vaste productiekosten en VAA-kosten vertegenwoordigen in de kostenstructuur van de medewerkende producent in de Unie.

(124)

De Commissie heeft meer bepaald de werkelijke vaste productiekosten en VAA-kosten van de medewerkende producent in de Unie eerst uitgedrukt als een percentage van de totale werkelijke productiekosten. Vervolgens heeft de Commissie hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten en VAA-kosten te verkrijgen.

(125)

Voor de winst heeft de Commissie gebruikgemaakt van de financiële gegevens van dezelfde producent in de Unie. De Commissie heeft meer bepaald de winstcijfers gebruikt zoals gerapporteerd in de gecontroleerde jaarrekening van de onderneming voor de periode van 1 maart 2017 tot 28 februari 2018.

(126)

Bijgevolg zijn de volgende elementen toegevoegd aan de niet-verstoorde productiekosten:

vaste productiekosten en VAA-kosten (66) van 32,06 % toegepast op de productiekosten (die het verbruik van grondstoffen, arbeid en energie omvatten);

een winst (67) van 5,58 % toegepast op de som van de productiekosten.

3.3.4.5.   Berekening van de normale waarde

(127)

Om de door berekening vastgestelde normale waarde te bepalen, heeft de Commissie de volgende stappen ondernomen.

(128)

Ten eerste heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten heeft de Commissie dezelfde verhoudingen van grondstoffen, arbeid en energieverbruik gebruikt als van de producent in de Unie met de grootste productie in de Unie. De gebruikte gegevens hadden betrekking op de productie van de meest gebruikte WL15-elektrode met een diameter van 2,4 × 175 mm.

(129)

De Commissie heeft vervolgens de gebruiksfactoren vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals vastgesteld in tabel 1 en de vaste productiekosten, de VAA-kosten en de winst, zoals beschreven in overweging 126, erbij opgeteld.

(130)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde berekend in het stadium af fabriek overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening.

(131)

Omdat geen enkele Chinese producent zijn medewerking verleende, is de normale waarde op nationaal niveau vastgesteld en niet voor iedere producent afzonderlijk.

3.4.   Uitvoerprijs

(132)

De uitvoerprijs is, bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten, vastgesteld op basis van de cif-invoerprijs die wordt verkregen uit de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

3.5.   Vergelijking

(133)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(134)

Er is een opwaartse correctie van 17 % voor de btw op de uitvoer toegepast op de normale waarde omdat er geen korting op de btw voor de uitvoer geldt voor het onderzochte product, en er is een neerwaartse correctie op de uitvoerprijs toegepast voor internationale en binnenlandse vracht en verzekering.

3.6.   Dumpingmarge

(135)

De Commissie heeft, bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten, en in overeenstemming met artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening, de normale waarde van het soortgelijke product vergeleken met de uitvoerprijs af fabriek.

(136)

Op grond hiervan heeft de Commissie een dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, geconstateerd van 55 %.

(137)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

3.7.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping indien de maatregelen zouden worden ingetrokken

(138)

Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan hoe waarschijnlijk voortzetting van dumping is indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en verstoringen van de grondstoffenmarkt.

(139)

Als gevolg van de niet-medewerking van producenten uit de VRC werd dit onderzoek gebaseerd op de informatie waarover de Commissie beschikt, dat wil zeggen de informatie die is verstrekt in het verzoek en informatie uit andere beschikbare bronnen, zoals de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening en informatie die belanghebbenden tijdens het onderzoek hebben verstrekt.

3.7.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(140)

Aangezien de producenten uit de VRC niet meewerkten, is de volgende conclusie gebaseerd op de informatie die werd verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek, de informatie die de bedrijfstak van de Unie in de loop van het onderzoek heeft verstrekt en de informatie die Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co., Ltd heeft verstrekt.

(141)

In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de Chinese productiecapaciteit van wolfraamelektroden geraamd op 2 000 000 tot 4 000 000 kg per jaar. De capaciteit die in het voorgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd vastgesteld, bedroeg 1 600 000 kg bij een bezettingsgraad van 63 %, resulterend in een onbenutte capaciteit van ongeveer 600 000 kg, bijna vijfmaal meer dan het totale verbruik in de Unie.

(142)

In het huidige onderzoek hebben de twee producenten die in de fase van de samenstelling van de steekproef hadden geantwoord, een reservecapaciteit van 17 % gemeld. Wanneer deze verhouding wordt toegepast op de meest bescheiden raming van de productiecapaciteit in de VRC, ligt de reservecapaciteit van de VRC veel hoger dan het totale verbruik van het soortgelijke product in de Unie.

(143)

Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat er in de VRC een aanzienlijke reservecapaciteit aanwezig is, die naar de Unie zou kunnen worden verlegd als de maatregelen komen te vervallen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat markten van derde landen of de Chinese binnenlandse markt deze aanzienlijke reservecapaciteit kunnen opnemen.

3.7.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(144)

De Chinese producenten hebben een voortdurende belangstelling voor de markt van de Unie getoond en konden het marktaandeel verhogen tot 40-50 %. De Unie is met haar sterke industriële basis ook een grote markt: meer dan 10 % van de totale geraamde Chinese productie wordt naar de Unie uitgevoerd, en deze uitvoer is stabiel.

(145)

Zoals in tabellen 4 en 9 is weergegeven, liggen de prijzen van de producenten in de Unie ruim boven de invoerprijzen. Ondanks het geldende antidumpingrecht is de invoer uit de VRC in de Unie nog steeds aanzienlijk, wat de grote aantrekkelijkheid van de markt van de Unie bevestigt.

3.7.3.   Verstoringen van de grondstoffenmarkt

(146)

Zoals opgemerkt in de overwegingen 71 tot en met 73 en zoals uiteengezet in punt 12.4.1 van het rapport, hangt de economische situatie van ondernemingen ook af van de omstandigheden betreffende de levering van grondstoffen (68). Als er dus overheidsmaatregelen zijn die het binnenlandse verbruik van grondstoffen bevoordelen in plaats van grondstoffen toe te wijzen op basis van internationale vraag en internationaal aanbod, is er een concurrentievoordeel voor de binnenlandse sector van downstreamproducten.

3.7.4.   Conclusie inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(147)

Wolfraamelektroden worden alleen geproduceerd in de VRC en in de Unie. De VRC beperkt de uitvoer van de belangrijkste grondstof, die alleen in de VRC in ruime mate voorkomt. Gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, de grote bestaande reservecapaciteit in de VRC en de aanhoudende aanzienlijke dumping concludeert de Commissie dat het zeer waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet indien de maatregelen worden ingetrokken.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(148)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product geproduceerd door twee bekende producenten in de Unie. Beide producenten werkten volledig aan het onderzoek mee. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

4.2.   Voorafgaande opmerkingen

(149)

De Commissie heeft de schade beoordeeld op basis van trends met betrekking tot productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en groei, en trends met betrekking tot prijzen, winstgevendheid, kasstroom, vermogen om kapitaal en investeringen aan te trekken, voorraden, rendement van investeringen en lonen.

(150)

Omdat slechts twee ondernemingen de bedrijfstak van de Unie vormen, worden de gegevens betreffende de bedrijfstak van de Unie in orden van grootte gepresenteerd, om overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening het vertrouwelijke karakter te beschermen.

(151)

Om de vertrouwelijkheid van de bedrijfstak van de Unie te beschermen, wordt ook de invoer uit de VRC die wordt verkregen uit de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening in orden van grootte gepresenteerd, aangezien de exacte productie- en verkoopcijfers van de bedrijfstak van de Unie zouden kunnen worden achterhaald indien die details worden bekendgemaakt.

4.3.   Productie en verbruik in de Unie

(152)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg 35 à 40 ton, hetgeen minder is dan in het voorgaande onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(153)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door de invoerstatistieken op Taric-niveau op basis van de gegevens in de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening en de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie bij elkaar op te tellen.

(154)

Het verbruik in de Unie van het onderzochte product heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Totaal verbruik in de Unie (kg)

130 000 -140 000

120 000 -130 000

120 000 -130 000

100 000 -110 000

105 000 -115 000

Index (2014=100)

100

95

96

83

86

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, databank van artikel 14, lid 6.

(155)

Het verbruik in de Unie is in de beoordelingsperiode met 14 % afgenomen. Uit een analyse per jaar blijkt dat er sprake is van een nagenoeg geleidelijke afname in de periode tot 2017, waarna het verbruik licht toeneemt met 3 % tussen 2017 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.4.   Invoer uit de VRC

4.4.1.   Hoeveelheden en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(156)

De Commissie heeft de hoeveelheden van de invoer uit de VRC in de Unie vastgesteld op basis van de gegevens van de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening en de marktaandelen van de invoer door de invoerhoeveelheden te vergelijken met het verbruik in de Unie zoals weergegeven in tabel 2.

(157)

Het marktaandeel en de invoer uit de VRC hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Invoerhoeveelheden (ton) en marktaandeel

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Hoeveelheden van invoer uit de VRC (kg)

45 000 -50 000

50 000 -55 000

50 000 -55 000

40 000 -45 000

45 000 -50 000

Index (2014=100)

100

103

109

87

97

Marktaandeel van de invoer uit de VRC (%)

30-40 %

40-50 %

40-50 %

40-50 %

40-50 %

Index (2014=100)

100

108

113

105

112

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, databank van artikel 14, lid 6.

(158)

De ingevoerde hoeveelheden van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC namen, in lijn met de daling van het verbruik in de Unie, gedurende de beoordelingsperiode met 3 % af, waardoor het niveau in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op 45 000-50 000 kg bleef (zie tabel 3). Ondanks deze daling is het marktaandeel van de Chinese exporteurs met 12 % gestegen tot bijna de helft van de totale EU-markt.

(159)

Het is voor de analyse van de schade relevant om op te merken dat er gedurende de gehele beoordelingsperiode sprake was van invoer uit de VRC in de Unie, na betaling van rechten.

4.4.2.   Prijzen van de invoer uit de VRC

(160)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer uit de VRC gebruikt die zijn opgenomen in de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

(161)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Prijzen van de invoer uit de VRC (EUR/ton)

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Gemiddelde prijs van invoer uit de VRC (EUR per kg)

45-50

50-55

45-50

45-50

45-50

Index (2014=100)

100

108

93

93

99

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

(162)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC namen met 8 % toe in 2015, daalden en bleven stabiel in 2016 en 2017 en bereikten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer bijna het niveau van 2014.

(163)

In de beoordelingsperiode was de gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC nog steeds aanzienlijk lager dan zowel de gemiddelde verkoopprijs als de gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie, zoals weergegeven in tabel 9.

4.4.3.   Prijsonderbieding

(164)

De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld door de gewogen gemiddelde verkoopprijzen die de twee producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie rekenen, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, te vergelijken met de gegevens van de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening over de prijs van de invoer van het onderzochte product uit de VRC op cif-niveau, gecorrigeerd voor de prijs inclusief lossen, inklaring en invoerrechten.

(165)

Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de gemiddelde prijs van de twee producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(166)

Uit de vergelijking kwam voor de invoer uit de VRC een gemiddelde prijsonderbieding van meer dan 50 % op de markt van de Unie naar voren in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, ondanks de geldende antidumpingrechten die waren ingevoerd om de concurrentieverschillen tussen de twee producten weg te nemen.

4.5.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(167)

De hoeveelheden van de invoer in de Unie evenals het marktaandeel en de prijsontwikkelingen voor invoer van het onderzochte product uit andere derde landen worden getoond in tabel 5. De hoeveelheden en de prijsontwikkelingen zijn gebaseerd op de gegevens in de databank van artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

Tabel 5

Invoer uit andere derde landen dan de VRC

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Invoer uit andere derde landen dan de VRC (kg)

60 000 -65 000

55 000 -60 000

50 000 -55 000

45 000 -50 000

45 000 -50 000

Index (2014=100)

100

88

85

76

75

Marktaandeel van de invoer uit derde landen

45-50 %

45-50 %

40-45 %

40-45 %

40-45 %

Index (2014=100)

100

92

88

91

87

Gemiddelde prijs van de invoer uit derde landen (EUR/kg)

50-55

65-70

65-70

55-60

55-60

Index (2014=100)

100

129

124

113

111

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

(168)

De hoeveelheden van de invoer uit andere derde landen zijn tijdens de beoordelingsperiode met 25 % gedaald.

(169)

Het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen nam tijdens dezelfde periode met 13 % af.

(170)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit andere derde landen dan de VRC stegen tijdens de beoordelingsperiode met 11 %, maar blijven ver onder de prijsniveaus van de bedrijfstak van de Unie zoals weergegeven in tabel 10.

(171)

Zoals vermeld in overweging 28, wordt het onderzochte product uitsluitend geproduceerd in de VRC en de Unie. Daarom is de invoer uit andere derde landen hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit de VRC.

4.6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.6.1.   Algemene opmerkingen

(172)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie van de invoer met dumping een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

(173)

Voor de vaststelling van de indicatoren ter bepaling van de schade heeft de Commissie gebruikgemaakt van de gegevens van de enige twee producenten in de Unie.

(174)

De schade-indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkochte hoeveelheden, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge, herstel van eerdere dumping, gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, arbeidskosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.6.2.   Schade-indicatoren

4.6.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(175)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Productiehoeveelheden (kg)

40 000 -45 000

40 000 -45 000

35 000 -40 000

35 000 -40 000

35 000 -40 000

Index (2014=100)

100

101

88

94

94

Productiecapaciteit (kg)

100 000 -110 000

100 000 -110 000

100 000 -110 000

100 000 -110 000

100 000 -110 000

Index (2014=100)

100

100

100

100

100

Bezettingsgraad

35-40 %

35-40 %

35-40 %

35-40 %

35-40 %

Index (2014=100)

100

101

88

94

94

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(176)

De productiehoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 6 % gedaald en volgden daarmee de neerwaartse trend van het verbruik in de Unie. In 2016 was er een sterke daling met 12 %, maar in 2017 nam de productie met 6 % toe en bleef ze tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek op hetzelfde niveau.

(177)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode stabiel gebleven.

(178)

De bezettingsgraad schommelde in de beoordelingsperiode. Hij steeg eerst met 1 % tussen 2014 en 2015, maar daalde vervolgens met 13 % in 2016 om uiteindelijk in 2017 met 6 % te stijgen en op dat niveau te blijven. Over het geheel genomen bleef de bezettingsgraad laag en daalde deze in de beoordelingsperiode met 6 %.

(179)

In lijn met de daling van het verbruik in de Unie van 14 % daalden de productie en bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie met 6 %, maar ook de invoer uit de VRC en derde landen daalde met respectievelijk 3 % en 25 %.

4.6.2.2.   Verkoophoeveelheden en marktaandeel

(180)

De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoophoeveelheden en marktaandeel

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Verkoophoeveelheden op de markt van de Unie (kg)

15 000 -20 000

15 000 -20 000

15 000 -20 000

15 000 -20 000

15 000 -20 000

Index (2014=100)

100

101

100

98

96

Marktaandeel

10-15 %

10-15 %

10-15 %

15-20 %

15-20 %

Index (2014=100)

100

106

105

118

111

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(181)

De verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode met 4 % gedaald. De afname volgende de neerwaartse tendens van het verbruik in de Unie.

(182)

De bedrijfstak van de Unie wist tussen 2014 en 2017 het marktaandeel te verhogen met 18 %, maar verloor 7 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In totaal nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 11 % toe.

4.6.2.3.   Groei

(183)

Gedurende de beoordelingsperiode nam de productie van de bedrijfstak van de Unie met 6 % af, terwijl het verbruik in de Unie met 14 % daalde en de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie met 4 % afnamen. De afname van de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode moet worden gezien in de context van een dalend verbruik tijdens dezelfde periode. Het marktaandeel van de Unie steeg met 11 %.

4.6.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(184)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Aantal werknemers (VTE)

40-50

40-50

40-50

40-50

40-50

Index (2014=100)

100

98

100

106

106

Productiviteit (kg/VTE)

900-1 000

900-1 000

800-900

800-900

800-900

Index (2014=100)

100

103

88

88

89

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(185)

Ondanks de afgenomen productie is de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 6 % toegenomen. Dit had gevolgen voor de productiviteit van de producenten in de Unie, die in de beoordelingsperiode met 11 % afnam.

4.6.2.5.   Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden

(186)

De gemiddelde verkoopprijzen en productiekosten van de producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen in de Unie

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per kg (EUR)

140-180

140-180

140-180

140-180

140-180

Index (2014=100)

100

102

101

99

97

Gemiddelde productiekosten per kg (EUR)

130-150

130-150

130-150

130-150

130-150

Index (2014=100)

100

101

91

98

100

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(187)

De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie schommelden, maar daalden tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 3 %, terwijl de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie tijdens dezelfde periode relatief stabiel bleven, met een lichte stijging in 2015 van 1 %, gevolgd door een daling van 10 % in 2016.

4.6.2.6.   Arbeidskosten

(188)

De gemiddelde arbeidskosten van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer (VTE) (EUR)

52 007

55 772

52 157

54 719

52 362

Index (2014=100)

100

107

100

105

101

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(189)

De gemiddelde arbeidskosten per werknemer in de bedrijfstak van de Unie schommelden tijdens de beoordelingsperiode, maar stegen in totaal licht met 1 %.

4.6.2.7.   Voorraden

(190)

De voorraden van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Eindvoorraden (kg)

3 500 -4 000

3 500 -4 000

2 500 -3 000

2 300 -2 800

2 500 -3 000

Index (2014=100)

100

106

71

67

81

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(191)

De eindvoorraden waren in de beoordelingsperiode aan schommelingen onderhevig. In totaal namen deze voorraden tijdens deze periode met 19 % af.

4.6.2.8.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(192)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vastgesteld door de winst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(193)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2014

2015

2016

2017

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

(– 10)-(– 5)

0-5

0-5

0-5

(– 5)-(0)

Index (2014=100)

– 100

11

50

34

– 11

Kasstroom (EUR)

30 000 -35 000

300 000 -350 000

400 000 -450 000

500 000 -550 000

(– 150 000 )-(– 75 000 )

Index (2014=100)

100

1,065

1,329

1,681

– 411

Investeringen (EUR)

220 000 -270 000

200 000 -230 000

230 000 -250 000

250 000 -275 000

410 000 -440 000

Index (2014=100)

100

80

92

103

163

Rendement van investeringen

(– 15)-(– 10)

(– 5)-(0)

5-10

5-10

0-5

Index (2014=100)

– 100

– 23

74

64

4

Bron: Antwoorden op de vragenlijst

(194)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie schommelde tijdens de beoordelingsperiode. In 2015, 2016 en 2017 verbeterde de winstgevendheid weliswaar, maar gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek nam zij zo sterk af dat er verlies werd geleden.

(195)

De nettokasstroom, het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren, daalde in de beoordelingsperiode met 411 %. De nettokasstroom was stabiel in 2015, 2016 en 2017, maar daalde vervolgens sterk in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(196)

Tijdens de beoordelingsperiode schommelden de jaarlijkse investeringen in het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie, maar deze namen in totaal met 63 % toe.

(197)

Het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie, de winst als percentage van de nettoboekwaarde van de activa, steeg tijdens de beoordelingsperiode met 104 %, maar bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek erg laag.

4.6.3.   Conclusie over de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(198)

Het onderzoek heeft aangetoond dat de meeste schade-indicatoren zich negatief hebben ontwikkeld en dat de economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie is verslechterd tijdens de beoordelingsperiode.

(199)

Met de bestaande maatregelen en in een krimpende markt kon de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel met 11 % verhogen, ondanks de dalende prijzen.

(200)

De productie- en verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie volgden dezelfde negatieve trend als het verbruik in de Unie. De winstgevendheid verbeterde, maar was nog steeds negatief in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De kasstroom verslechterde en was negatief gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De investeringen namen in de beoordelingsperiode af. Het rendement van investeringen herstelde zich enigszins, maar komt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in de buurt van nul.

(201)

De winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen ontwikkelden zich positief in het begin van de beoordelingsperiode. De bedrijfstak van de Unie begon in het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter opnieuw verlies te lijden.

(202)

Tegelijkertijd nam de invoer uit derde landen tijdens de beoordelingsperiode zowel in absolute hoeveelheden als in marktaandeel af. Ondanks de daling van het verbruik in de Unie nam het marktaandeel van de Chinese invoer met 4 % toe, terwijl de prijs ervan daalde. Hoewel de gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen iets hoger waren dan de zeer lage Chinese prijzen, heeft de Commissie niet kunnen vaststellen of deze invoer feitelijk van oorsprong uit de VRC was, zoals uiteengezet in overweging 171. De gemiddelde eenheidsprijs van derde landen is slechts iets hoger dan de prijzen waartegen de invoer uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op de markt van de Unie kwam. Ongeacht of de invoer uit derde landen nu wel of niet feitelijk van oorsprong uit de VRC is, valt de verslechterende economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie derhalve samen met de voortdurende aanwezigheid van invoer met dumping uit de VRC in representatieve hoeveelheden op de markt van de Unie, die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in sterke mate blijft onderbieden en daardoor nog steeds een oneerlijke concurrentiedruk op die bedrijfstak uitoefent.

(203)

De Commissie concludeerde dat bij een algehele beoordeling van de schadefactoren de bedrijfstak van de Unie nog steeds aanmerkelijke schade leed, aangezien die bedrijfstak zijn economische en financiële situatie niet heeft verbeterd en niet is hersteld van de aanmerkelijke schade die de Commissie in het oorspronkelijke onderzoek had vastgesteld.

4.7.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van schade

(204)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er nog steeds sprake zou zijn van aanmerkelijke schade als gevolg van invoer met dumping uit de VRC indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(205)

Om te beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat de schade wordt voortgezet indien de maatregelen ten aanzien van de VRC worden ingetrokken, heeft de Commissie i) de reservecapaciteit in de VRC, ii) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en iii) het effect van de invoer uit de VRC op de situatie van de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen, onderzocht.

(a)    Reservecapaciteit in de VRC

(206)

Zoals uitgelegd in de overwegingen 140 tot en met 143 is er met betrekking tot het onderzochte product aanzienlijke overcapaciteit in de VRC, die beduidend groter was dan het totale verbruik in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(207)

Bovendien heeft de Commissie geen aanwijzingen gevonden voor een significante verhoging van de binnenlandse vraag naar het onderzochte product in de VRC of op de markt van een ander derde land in de nabije toekomst. De Commissie concludeerde derhalve dat de binnenlandse vraag in de VRC of op de markten van andere derde landen de beschikbare reservecapaciteit in de VRC niet kon absorberen.

(b)    Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(208)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 144 en 145, vormt de markt van de Unie een aantrekkelijke markt voor producenten-exporteurs uit de VRC. Het marktaandeel van de invoer uit de VRC bedroeg in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (2001 – 2005) 76,2 %, wat erop wijst hoe hoog het niveau van de invoer uit de VRC zou kunnen worden indien de maatregelen zouden vervallen.

(209)

Invoer uit de VRC zonder antidumpingrecht zou in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie met meer dan 60 % hebben onderboden. Dit geeft aan wat het prijspeil van de invoer uit de VRC zou kunnen zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. Op grond hiervan is het waarschijnlijk dat de prijsdruk op de markt van de Unie zou toenemen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, waardoor de bedrijfstak van de Unie verdere schade zou lijden.

(210)

Op grond hiervan zullen de producenten-exporteurs van de VRC na het wegvallen van de maatregelen hun aanwezigheid op de markt van de Unie waarschijnlijk vergroten, zowel qua hoeveelheid als qua marktaandeel, en tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zouden onderbieden.

(c)    Effect op de bedrijfstak van de Unie

(211)

Door de voortdurende invoer met dumping vanuit de VRC op de markt van de Unie en de lage prijzen daarvan heeft de bedrijfstak van de Unie niet volledig van de bestaande antidumpingmaatregelen kunnen profiteren en zich van de schade veroorzakende dumpingpraktijken in het verleden kunnen herstellen. Vanwege deze invoer met dumping is de bedrijfstak van de Unie niet in staat geweest zijn kosten in zijn verkoopprijzen te verdisconteren, waardoor zijn winstgevendheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zodanig afnam dat de bedrijfstak uiteindelijk verliesgevend werd.

(212)

Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zou de bedrijfstak van de Unie zijn verkoophoeveelheden en marktaandeel niet kunnen handhaven tegenover de goedkope invoer uit de VRC. Het is zeer waarschijnlijk dat het marktaandeel van de VRC snel zou stijgen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Een verdere daling van de verkoophoeveelheden zou leiden tot een nog lagere bezettingsgraad en een toename van de gemiddelde productiekosten. Samen met de toegenomen prijsdruk — aangezien de prijsonderbieding zonder maatregelen meer dan 60 % zou bedragen — zou dit tot een verdere verslechtering van de reeds zorgwekkende financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie leiden en uiteindelijk tot de sluiting van productielocaties en de verdwijning van de bedrijfstak buiten de VRC.

(213)

Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat het vervallen van de bestaande maatregelen zou leiden tot een voortzetting van schade als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC en dat de reeds zorgwekkende situatie van de bedrijfstak van de Unie nog verder zou verslechteren.

4.8.   Conclusie

(214)

Intrekking van de maatregelen zou naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een aanzienlijke toename van invoer uit de VRC tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie sterk onderbieden. Daarom heeft de Commissie de conclusie getrokken dat het zeer waarschijnlijk is dat de schade zich zal voortzetten als de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

5.   BELANG VAN DE UNIE

(215)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de Unie in haar geheel.

(216)

Het belang van de Unie is door de Commissie vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(217)

Op basis hiervan onderzocht de Commissie of er, ondanks haar conclusie dat de dumping en de schade waarschijnlijk zullen worden voortgezet, dwingende redenen bestonden om te concluderen dat de handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is.

5.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(218)

Het onderzoek heeft aangetoond dat een verdere verslechtering van de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk is, indien de bestaande maatregelen worden ingetrokken. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de bedrijfstak van de Unie verdwijnt en de VRC een marktmonopolie krijgt.

(219)

Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat handhaving van de maatregelen ten aanzien van de VRC de bedrijfstak van de Unie ten goede zou komen.

5.2.   Belang van niet-verbonden importeurs en gebruikers

(220)

Zoals aangegeven in de overwegingen 14 en 17, wilden slechts één importeur en één gebruiker als belanghebbende worden opgenomen en heeft geen van beiden in dit onderzoek opmerkingen ingediend. De geringe mate van medewerking van de importeurs en gebruikers, hetgeen aansluit bij de bevindingen van het voorgaande onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, kan worden verklaard door het geringe effect van het onderzochte product op hun productiekosten. Het product wordt kennelijk beschouwd als grondstof en de prijs ervan en de mogelijkheid om alle benodigde soorten van één leverancier te kunnen betrekken, zijn belangrijke criteria voor de afnemers. Gezien de kennelijke marginale effecten die het onderzochte product op de kosten van downstreamproducten had, werd geconcludeerd dat de maatregelen geen nadelige invloed zouden hebben op importeurs en gebruikers.

5.3.   Conclusie over het belang van de Unie

(221)

Gezien het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om aan te nemen dat verlenging van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC niet in het belang van de Unie is.

6.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(222)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping en schade en het belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van wolfraamelektroden van oorsprong uit VRC worden gehandhaafd.

(223)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde juridische entiteiten is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op de onderzochte producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor “alle andere ondernemingen”.

(224)

Verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van een nieuwe productie- of verkoopeenheid) moeten onverwijld aan de Commissie (69) worden gericht en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die bijvoorbeeld tot die naamswijziging of de oprichting van een productie- of verkoopmaatschappij hebben geleid. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(225)

Indien, op basis van artikel 109 van Verordening 2018/1046 (70), een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(226)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van laselektroden van wolfraam (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en 8515 90 80 (Taric-codes 8101991010 en 8515908010), en afkomstig uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, is als volgt:

Onderneming

Recht

Aanvullende Taric-code

Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd

17,0 %

A754

Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd

41,0 %

A755

Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd

38,8 %

A756

Alle andere ondernemingen

63,5 %

A999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) wolfraamelektroden die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2019

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 260/2007 van de Raad, PB L 72 van 13.3.2007, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 508/2013 van de Raad, PB L 150 van 4.6.2013, blz. 1.

(4)  PB C 292 van 2.9.2017, blz. 6.

(5)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).

(6)  PB C 186 van 31.5.2018, blz. 13.

(7)  Onder producent wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(8)  Werkdocument van de diensten van de Commissie met de titel “Significant Distortions in the Economy of the People's Republic of China for the Purposes of Trade Defence Investigations”.

(9)  Rapport – hoofdstuk 2, blz. 6-7.

(10)  Rapport – hoofdstuk 2, blz. 10.

(11)  http://en.pkulaw.cn/display.aspx?cgid=311950&lib=law

(12)  Rapport – hoofdstuk 2, blz. 20-21.

(13)  Rapport – hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.

(14)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 120-121.

(15)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 122-135.

(16)  Rapport – hoofdstuk 7, blz. 167-168.

(17)  Rapport – hoofdstuk 8, blz. 169-170, 200-201.

(18)  Rapport – hoofdstuk 2, blz. 15-16, Rapport – hoofdstuk 4, blz. 50, blz. 84, Rapport – hoofdstuk 5, blz. 108-109.

(19)  Rapport – hoofdstuk 13, blz. 322.

(20)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 298-312.

(21)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 267-282.

(22)  Rapport – hoofdstuk 5, blz. 100-101.

(23)  Rapport – hoofdstuk 2, blz. 26.

(24)  Rapport – hoofdstuk 2, blz. 31-32.

(25)  Zie https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU

(26)  Zie de website van de Chinese Non-Ferrous Metals Industry Association: http://www.chinania.org.cn/html/dangjiangongzuo/dangjianhuodong/2019/0326/34906.html (geraadpleegd op 29 maart 2019).

(27)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 322.

(28)  Rapport – hoofdstukken 14.1 tot en met 14.3.

(29)  Rapport – hoofdstuk 4, blz. 41-42, 83.

(30)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 268.

(31)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 271.

(32)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 273.

(33)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 279.

(34)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 306.

(35)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 310.

(36)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 311.

(37)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 316.

(38)  Zie nota nr. 208[2018] van het ministerie van Handel van de VRC op het volgende internetadres: http://www.mofcom.gov.cn/article/b/e/201812/20181202821970.shtml (geraadpleegd op 26.4.2019).

(39)  Zie blz. 298 van het rapport.

(40)  OESO. (2014). Export Restrictions in Raw Materials Trade: Facts, Fallacies and Better Practices (OECD Publishing, 2014), blz. 26.

(41)  OESO. (2016). Methodological note to the Inventory of Export Restrictions on Industrial Raw Materials, OESO, 9 maart 2016.

(42)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 138-149.

(43)  Rapport – hoofdstuk 9, blz. 216.

(44)  Rapport – hoofdstuk 9, blz. 213-215.

(45)  Rapport – hoofdstuk 9, blz. 209-211.

(46)  Rapport – hoofdstuk 13, blz. 332-337.

(47)  Rapport – hoofdstuk 13, blz. 336.

(48)  Rapport – hoofdstuk 13, blz. 337-341.

(49)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 114-117.

(50)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 119.

(51)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 120.

(52)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(53)  Rapport, ibid.

(54)  Rapport – hoofdstuk 14, blz. 362-363, waarin een lijst is opgenomen van EU-handelsbeschermingsonderzoeken (betreffende bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en betreffende bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China), evenals handelsbeschermingsonderzoeken die zijn verricht door de Australische, Canadese, Indiase of Amerikaanse autoriteiten.

(55)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 127, met name met betrekking tot de ramingen van het IMF.

(56)  Rapport – hoofdstuk 12, blz. 274 en 281-282.

(57)  Rapport – hoofdstuk 6, blz. 120.

(58)  World Bank Open Data – Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(59)  Indien het onderzochte product niet wordt geproduceerd in een land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau, kan de productie van een product van dezelfde algemene categorie en/of sector van het onderzochte product in overweging worden genomen.

(60)  World Bank Open Data – Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(61)  https://minerals.usgs.gov/minerals/pubs/commodity/tungsten/

(62)  De NACE-codes zijn te vinden op http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/index/nace_all.html

(63)  De arbeidskosten zijn beschikbaar op http://www.turkstat.gov.tr/PreIstatistikTablo.do?istab_id=2088

(64)  Het persbericht met de jaarlijkse wijziging van binnenlandse-producentenprijsindex voor de productiesector is beschikbaar op http://www.turkstat.gov.tr/PreTabloArama.do?metod=search&araType=hb_x

(65)  Orbis (Bureau Van Dijk) is een wereldwijde verstrekker van bedrijfsinformatie, www.bvdinfo.com

(66)  De mededeling van 6 maart 2019, bijlage 2.

(67)  De mededeling van 6 maart 2019, bijlage 2.

(68)  Het verband tussen uitvoerbeperkingen en prijzen wordt verder beschreven in punt 12.4.1 van het rapport, blz. 298-299.

(69)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, B-1049 Brussel, België.

(70)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.


BESLUITEN

29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/33


BESLUIT (EU) 2019/1268 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2019

over het voorgestelde burgerinitiatief “Tijd voor het einde van het plastictijdperk in Europa”

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4974)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het voorgestelde burgerinitiatief “Tijd voor het einde van het plastictijdperk in Europa” wordt als volgt omschreven: “Wij roepen de Europese Commissie op de richtlijn betreffende de gevolgen van bepaalde kunststoffen voor het milieu te herzien met als doel alle kunststoffen voor eenmalig gebruik in Europa te verbieden.”

(2)

De doelstellingen van het voorgestelde burgerinitiatief worden als volgt omschreven: “Op 10 mei had de Europese Unie al meer hulpbronnen verbruikt dan de aarde haar kan geven. Desondanks en in weerwil van de wetenschappelijke rapporten die aandringen op urgente maatregelen gooit Europa het roer nog steeds niet om. Plastic is een symptoom van deze halsstarrige weigering om de feiten en de behoeften van het milieu onder ogen te zien. Daarom pleiten wij voor een verbod op alle plastic verpakkingen en alle plastic flessen tegen 2027, zodat nu een begin kan worden gemaakt met concrete maatregelen die rekening houden met de eindigheid van onze hulpbronnen.”

(3)

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) geeft meer inhoud aan het burgerschap van de Unie en verbetert de democratische werking van de Unie door onder meer te bepalen dat iedere burger het recht heeft aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen door middel van een Europees burgerinitiatief.

(4)

De procedures en voorwaarden voor het burgerinitiatief moeten duidelijk, eenvoudig, gebruiksvriendelijk en evenredig met de aard van het burgerinitiatief zijn, om burgerparticipatie aan te moedigen en de Unie toegankelijker te maken.

(5)

De Commissie is bevoegd voorstellen voor rechtshandelingen van de Unie ter uitvoering van de Verdragen in te dienen voor het ondernemen van activiteiten om de doelstellingen te verwezenlijken op het gebied van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bevordering van de gezondheid van de mens, een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en de bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering, op grond van artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 191, lid 1, VWEU.

(6)

Om deze redenen valt het voorgestelde burgerinitiatief niet zichtbaar buiten het kader van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen, als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), van de verordening.

(7)

Bovendien is een burgercomité gevormd en zijn contactpersonen aangewezen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening, en levert het voorgestelde burgerinitiatief geen misbruik op, is het niet lichtzinnig of ergerlijk en druist het niet duidelijk in tegen de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden van de Unie.

(8)

Het voorgestelde burgerinitiatief “Tijd voor het einde van het plastictijdperk in Europa” moet daarom worden geregistreerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het voorgestelde burgerinitiatief “Tijd voor het einde van het plastictijdperk in Europa” wordt hierbij geregistreerd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 26 juli 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de organisatoren (leden van het burgercomité) van het voorgestelde burgerinitiatief “Tijd voor het einde van het plastictijdperk in Europa”, vertegenwoordigd door mevrouw Daniela PLATSCH en mevrouw Alice BUSTIN, die als contactpersonen optreden.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2019.

Voor de Commissie

Frans TIMMERMANS

Eerste vicevoorzitter


(1)  PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1.


29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/35


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1269 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2019

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/287/EU tot vaststelling van de criteria voor de oprichting en evaluatie van Europese referentienetwerken en de leden daarvan en voor de bevordering van de uitwisseling van informatie en expertise in verband met de oprichting en evaluatie van dergelijke netwerken

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (1), en met name artikel 12, lid 4, onder b) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/287/EU van de Commissie (2) zijn de criteria voor de oprichting en evaluatie van Europese referentienetwerken en de leden daarvan en voor de bevordering van de uitwisseling van informatie en expertise in verband met de oprichting en evaluatie van die netwerken vastgesteld. In artikel 6 van dat besluit werd de lidstaten verzocht een bestuursraad van lidstaten in te stellen teneinde over de goedkeuring van de voorstellen voor netwerken, het lidmaatschap van die netwerken en de opheffing ervan te kunnen beslissen. De lidstaten hebben een bestuursraad van lidstaten ingesteld, die daarop in december 2016 23 Europese referentienetwerken (ERN's) goedkeurde en daar in februari 2017 een netwerk aan toevoegde. Alle netwerken zijn in 2017 met hun activiteiten begonnen.

(2)

Om de efficiëntie van de Europese referentienetwerken te verbeteren, moet de bestuursraad van lidstaten het forum worden waar informatie en expertise kunnen worden uitgewisseld om zo de ontwikkeling van de ERN's aan te sturen, leidraden aan de netwerken en de lidstaten te geven en de Commissie over zaken met betrekking tot de oprichting van de netwerken van advies te voorzien. Om de uitwisseling van ervaringen te bevorderen en een proces te faciliteren dat aansluit op andere grensoverschrijdende initiatieven betreffende de uitwisseling van gezondheidsgegevens, moet de bestuursraad zich instellen op een hechte samenwerking met het e-gezondheidsnetwerk om waar mogelijk gemeenschappelijke benaderingen, gegevensstructuren en richtsnoeren te ontwikkelen om transparante toegang tot verschillende diensten te bevorderen en de regels voor zorgaanbieders te stroomlijnen. De bestuursraad moet daarnaast, op gebieden van gemeenschappelijk belang, de dialoog met andere relevante EU-fora (zoals de stuurgroep voor gezondheidsbevordering, ziektepreventie en beheer van niet-overdraagbare ziekten) bevorderen.

(3)

Uit de huidige praktijk met 24 ERN's blijkt dat de leden bij de uitvoering van hun taken — bijvoorbeeld het op een efficiënte en veilige manier uitwisselen van gegevens betreffende de diagnoses en behandelingen van patiënten en het bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek en aan de ontwikkeling van medische richtsnoeren — nauw moeten samenwerken om de netwerken echt doeltreffend te maken. Nauwe samenwerking vraagt om wederzijds vertrouwen tussen de leden van zo'n netwerk en om wederzijdse erkenning van met name elkaars expertise en competentie, de kwaliteit van de klinische zorg en specifieke middelen op het vlak van personeel, infrastructuur en apparatuur, zoals genoemd in punt 2 van bijlage II bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU van de Commissie (3).

(4)

Wederzijds vertrouwen en erkenning van vakgenoten zijn evenzeer belangrijk wanneer zorgaanbieders zich bij een bestaand netwerk willen aansluiten, aangezien hiermee de juiste basisvoorwaarden voor toekomstige samenwerking binnen het netwerk worden gewaarborgd. Daarom moet een aanvraag om lidmaatschap, wanneer die aanvraag door een onafhankelijke door de Commissie aangewezen beoordelingsinstantie wordt beoordeeld, ook van de bestuursraad van het netwerk waarbij de zorgaanbieder zich wil aansluiten een gunstig advies ontvangen na een door het netwerk uitgevoerde beoordeling door vakgenoten op basis van de criteria en voorwaarden van punt 2 van bijlage II bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU. Om de zorgaanbieder in staat te stellen zich over het advies van de bestuursraad van het netwerk uit te spreken, moet de zorgaanbieder worden toegestaan binnen een maand na de datum van ontvangst van dat advies opmerkingen over dat ontwerpadvies in te dienen.

(5)

Voor het door de bestuursraad van het netwerk op te stellen ontwerpadvies en definitieve advies moeten redelijke termijnen worden vastgesteld. De termijn voor het definitieve advies moet daarom in beginsel worden vastgesteld op vier maanden. Als de zorgaanbieder opmerkingen indient over het ontwerpadvies van de bestuursraad van het netwerk, moet de termijn van vier maanden voor het uitbrengen van het definitieve advies echter met een maand worden verlengd om de bestuursraad van het netwerk in staat te stellen de ontvangen opmerkingen in overweging te nemen. Indien de bestuursraad van het netwerk het ontwerpadvies of het definitieve advies niet uitvaardigt binnen de gestelde termijn, moet om redenen van rechtszekerheid het definitieve advies worden geacht gunstig te zijn.

(6)

Als een aanvraag om lidmaatschap een ongunstig advies ontvangt van de bestuursraad van het netwerk waarbij de zorgaanbieder zich wil aansluiten, terwijl zij wel door de lidstaat van vestiging van de zorgaanbieder werd bekrachtigd in de vorm van een schriftelijke verklaring, moet de lidstaat van vestiging de bestuursraad van lidstaten kunnen verzoeken op basis van de criteria en voorwaarden van punt 2 van bijlage II bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU te besluiten of de aanvraag toch bij de Commissie kan worden ingediend.

(7)

Om de zorgverleners in hun grensoverschrijdende samenwerking op afstand via de ERN's te ondersteunen bij het stellen van diagnoses en het behandelen van patiënten met zeldzame of weinig voorkomende complexe ziekten of aandoeningen en om wetenschappelijk onderzoek naar dergelijke ziekten of aandoeningen te vergemakkelijken heeft de Commissie een systeem voor het beheer van klinische gegevens van patiënten (Clinical Patient Management System, CPMS) voor ERN's ontwikkeld, ter bevordering van de oprichting en werking van de ERN's overeenkomstig artikel 12, lid 4, onder c), van Richtlijn 2011/24/EU.

(8)

Het CPMS moet een gemeenschappelijke infrastructuur bieden die zorgverleners binnen de ERN's in staat stelt samen te werken bij de diagnose en de behandeling van patiënten met zeldzame of weinig voorkomende complexe ziekten of aandoeningen. Met behulp van dit systeem moet binnen de ERN's de uitwisseling van informatie en expertise betreffende dergelijke ziekten zo doeltreffend mogelijk kunnen plaatsvinden.

(9)

Het CPMS moet daarom een veilige IT-infrastructuur bieden met een gemeenschappelijke interface waar de zorgaanbieders die lid zijn van de ERN's, de met het netwerk verbonden partners (4) en de gastgebruikers (“zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS”) binnen de netwerken informatie kunnen uitwisselen over de betrokken patiënten, om door de uitwisseling van relevante informatie te bevorderen de toegang van deze patiënten tot veilige en hoogwaardige gezondheidszorg te verbeteren en tegelijkertijd doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gezondheidszorg te stimuleren.

(10)

Om zeker te stellen dat de voorschriften inzake gegevensbescherming worden nageleefd en om te zorgen dat voor de elektronische uitwisseling van persoonsgegevens van patiënten tussen zorgaanbieders binnen de ERN's met de in artikel 12, lid 2, van Richtlijn 2011/24/EU genoemde doelstellingen een doeltreffende en veilige omgeving wordt gebruikt, mag een dergelijke uitwisseling alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de betreffende patiënten en uitsluitend via het CPMS plaatsvinden. De zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van de gegevens die zij buiten het CPMS verwerken met het doel ze in te voeren in het CPMS, maar ook van de gegevens die niet in het CPMS worden ingevoerd, maar door hen in relatie tot het CPMS worden verwerkt (zoals toestemmingsverklaringen) of de gegevens die zij van het CPMS hebben gedownload en die buiten het CPMS worden verwerkt.

(11)

In het CPMS worden gevoelige persoonsgegevens verwerkt van patiënten die aan zeldzame of weinig voorkomende complexe ziekten lijden. Deze gegevens worden uitsluitend verwerkt ten behoeve van de diagnose en de behandeling van patiënten, om ze in te voeren in relevante registers of andere databanken voor zeldzame en weinig voorkomende complexe ziekten, die in dienst staan van wetenschappelijk onderzoek, een klinisch doel of gezondheidsbeleid, en om contact op te nemen met potentiële deelnemers aan wetenschappelijk onderzoek. De zorgaanbieders in de ERN's moeten de patiëntengegevens in het CPMS kunnen verwerken zodra zij de specifieke, geïnformeerde en vrije toestemming van de patiënten hebben verkregen voor de drie manieren waarop zij hun gegevens kunnen gebruiken (medische beoordeling van het dossier om advies over de diagnose en de behandeling in te winnen, invoering van de gegevens in registers van zeldzame ziekten of andere databanken voor zeldzame en weinig voorkomende complexe ziekten en de mogelijkheid om patiënten te contacteren over deelname aan wetenschappelijk onderzoek). De toestemming moet voor elk van deze drie doeleinden afzonderlijk worden verkregen. De doeleinden en de waarborgen voor de verwerking van dergelijke gegevens in het CPMS moeten in dit besluit worden vastgesteld. De Commissie moet met name voor elk netwerk de algemene kenmerken van het CPMS vaststellen, de benodigde veilige IT-infrastructuur voor dat doeleinde verschaffen en onderhouden en de technische werking en beveiliging ervan garanderen. In overeenstemming met het beginsel van minimale gegevensverwerking mag de Commissie alleen persoonsgegevens verwerken die strikt noodzakelijk zijn om de administratieve werking van het CPMS voor elk netwerk te garanderen en mag zij daarom geen toegang krijgen tot de gezondheidsgegevens van patiënten die in de Europese referentienetwerken worden uitgewisseld tenzij dit strikt noodzakelijk is om aan haar verplichtingen als gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke te kunnen voldoen.

(12)

Dit uitvoeringsbesluit moet alleen van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens binnen de ERN's die plaatsvindt in het CPMS en met name contactgegevens en gezondheidsgegevens betreft.

(13)

Bij artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (5) en artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (6) wordt aan de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor verwerkingsactiviteiten van persoonsgegevens een verplichting opgelegd hun respectieve verantwoordelijkheden voor de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van die verordeningen op transparante wijze vast te stellen. De verordeningen voorzien ook in de mogelijkheid om die verantwoordelijkheden te laten vaststellen bij een Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepaling die op de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken van toepassing is.

(14)

Uitvoeringsbesluit 2014/287/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 13 september 2018 heeft hij een advies uitgebracht.

(16)

De in dit besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Richtlijn 2011/24/EU opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit 2014/287/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 1 bis

Definities

Voor de toepassing van dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

a)   “coördinator van Europese referentienetwerken”: de persoon die als coördinator van het netwerk is aangesteld door het als coördinerend lid aangewezen lid van een Europees referentienetwerk, zoals bedoeld in overweging 3 en artikel 4 van Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU;

b)   “bestuursraad van het netwerk”: een orgaan dat voor het bestuur van het netwerk verantwoordelijk is en uit vertegenwoordigers van elk lid van het netwerk bestaat, zoals bedoeld in overweging 3 van en bijlage I, punt 1, onder b), ii), bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU;

c)   “met het netwerk verbonden partner”: (geassocieerd nationaal centrum, samenwerkend nationaal centrum en nationaal coördinatiecentrum), zoals bedoeld in overweging 14 van en bijlage I, punt 7), onder c), bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU, en in de verklaring van de bestuursraad van lidstaten van 10 oktober 2017;

d)   “gastgebruiker”: een zorgaanbieder die geen lid of met het netwerk verbonden partner is en die, na goedkeuring door de coördinator van het desbetreffende Europese referentienetwerk, gedurende een beperkte periode het recht heeft om patiënten in het CPMS in te voeren en aan het panel met betrekking tot die patiënt deel te nemen of aan een specifiek panel als deskundige deel te nemen.”.

2)

Aan artikel 8 worden de volgende leden 4, 5 en 6 toegevoegd:

“4.   Indien de Commissie concludeert dat aan de eisen van artikel 8, leden 2 en 3, wordt voldaan, brengt de bestuursraad van het netwerk waarbij de zorgaanbieder zich wil aansluiten, na een door het netwerk uitgevoerde beoordeling door vakgenoten op basis van de criteria en voorwaarden van punt 2 van bijlage II bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU, een advies over de lidmaatschapsaanvraag uit.

5.   Voordat hij het in lid 4 bedoelde advies afgeeft en binnen een termijn van drie maanden na de bevestiging van de Commissie dat aan de eisen van artikel 8, leden 2 en 3, wordt voldaan, zendt de bestuursraad van het netwerk een ontwerpadvies aan de zorgaanbieder die een aanvraag heeft ingediend, die nog binnen een maand na ontvangst van het ontwerpadvies opmerkingen aan het netwerk kan zenden. Als de bestuursraad van het netwerk geen opmerkingen over dat ontwerpadvies ontvangt, brengt hij binnen vier maanden nadat de Commissie heeft bevestigd dat aan de eisen van artikel 8, leden 2 en 3, wordt voldaan, een definitief advies over de aanvraag voor het lidmaatschap uit.

Als de bestuursraad van het netwerk opmerkingen ontvangt, wordt de termijn voor de indiening van het definitieve advies verlengd tot vijf maanden vanaf het moment van de bevestiging van de Commissie dat aan de eisen van artikel 8, leden 2 en 3, wordt voldaan. Bij ontvangst van opmerkingen wijzigt de bestuursraad van het netwerk zijn advies en motiveert hij of de opmerkingen al dan niet een wijziging van zijn beoordeling rechtvaardigen. Indien de bestuursraad van het netwerk het ontwerpadvies of het definitieve advies niet uitvaardigt binnen de gestelde termijn, wordt het definitieve advies geacht gunstig te zijn.

6.   In het geval van een negatief advies van de bestuursraad van het netwerk kan de bestuursraad van lidstaten op verzoek van de lidstaat van vestiging en na herbeoordeling van de aanvraag op basis van de criteria en voorwaarden van punt 2 van bijlage II bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU alsnog een gunstig advies uitbrengen. Dat gunstige advies moet bij de aanvraag worden gevoegd.”.

3)

In artikel 9 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Indien overeenkomstig artikel 8, lid 5 of 6, een gunstig advies wordt uitgebracht, benoemt de Commissie een beoordelingsinstantie die de bijbehorende aanvraag voor het lidmaatschap beoordeelt.”.

4)

In hoofdstuk IV wordt het volgende artikel 15 bis ingevoegd:

“Artikel 15 bis

Uitwisseling van informatie en expertise tussen de lidstaten

De lidstaten wordt verzocht binnen de bestuursraad van lidstaten informatie en expertise uit te wisselen om richting te geven aan de ontwikkeling van de ERN's, de netwerken en de lidstaten van richtsnoeren te voorzien en de Commissie omtrent de oprichting van de netwerken te adviseren.”.

5)

Het volgende artikel 16 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 16 bis

Het Clinical Patient Management System

1.   Hierbij wordt een systeem voor het beheer van klinische gegevens van patiënten (Clinical Patient Management System, CPMS) opgezet voor de elektronische uitwisseling van persoonsgegevens van patiënten tussen zorgaanbieders die toegangsrecht hebben tot het CPMS binnen de ERN's.

2.   Het CPMS is een veilig IT-instrument dat door de Commissie ter beschikking wordt gesteld om ervoor te zorgen dat binnen de ERN's patiëntgegevens kunnen worden gedeeld en gehost en direct contact over patiëntendossiers mogelijk is.

3.   Het biedt onder meer een viewer voor medisch beeldmateriaal, voorzieningen voor gegevensrapportering, op maat gemaakte gegevenssets en ingebouwde waarborgen voor gegevensbescherming overeenkomstig bijlage I.”.

6)

Het volgende artikel 16 ter wordt ingevoegd:

“Artikel 16 ter

Persoonsgegevens die in het CPMS worden verwerkt

1.   Persoonsgegevens van patiënten, bestaande uit naam, geslacht, geboortedatum en -plaats en andere persoonsgegevens die nodig zijn voor de diagnose en de behandeling, worden binnen de ERN's uitsluitend uitgewisseld en verwerkt via het CPMS. Zij worden uitsluitend verwerkt om, ten bate van de diagnostiek en de behandeling, de samenwerking bij de medische beoordeling van een patiëntendossier te bevorderen, om ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, klinische doeleinden en gezondheidsbeleid de gegevens in registers en andere databanken voor zeldzame en weinig voorkomende complexe ziekten in te voeren, en om contact op te nemen met potentiële deelnemers voor wetenschappelijk onderzoek. De verwerking vindt plaats op basis van een in overeenstemming met bijlage IV verkregen toestemming.

2.   De Commissie wordt beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot het beheer van toegangsrechten en verwerkt deze gegevens op basis van de uitdrukkelijke toestemming van de personen die door de zorgaanbieders als gebruikers zijn aangewezen en voor zover nodig door het betreffende ERN zijn goedgekeurd, om ervoor te zorgen dat:

a)

aan deze personen toegangsrechten worden verleend;

b)

deze personen hun rechten kunnen uitoefenen en aan hun verplichtingen kunnen voldoen, en

c)

zij aan haar verplichtingen als verwerkingsverantwoordelijke kan voldoen.

3.   De Commissie heeft geen toegang tot persoonsgegevens van patiënten, tenzij dit strikt noodzakelijk is om aan haar verplichtingen als gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke te kunnen voldoen.

4.   Alleen personen die door ERN's zijn goedgekeurd en tot de categorieën behoren van personeelsleden of andere personen die met de zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS verbonden zijn, kunnen toegang krijgen tot de persoonsgegevens van de patiënten in het CPMS.

5.   De naam van de patiënt en de geboorteplaats en de exacte geboortedatum worden in het CPMS versleuteld en gepseudonimiseerd. Andere persoonsgegevens die nodig zijn voor de diagnose en de behandeling, worden gepseudonimiseerd. CPMS-gebruikers van andere zorgaanbieders krijgen in de context van paneldiscussies en de beoordeling van patiëntendossiers alleen gepseudonimiseerde gegevens te zien.

6.   De Commissie waarborgt de veilige doorgifte en hosting van persoonsgegevens.

7.   De zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS verwijderen gegevens die niet langer nodig zijn. De persoonsgegevens van patiënten worden niet langer bewaard dan in het belang van de zorg voor de patiënt, de diagnose of de zorg binnen een ERN aan de familieleden van de patiënt nodig is. Elke zorgaanbieder met toegangsrecht tot het CPMS moet op zijn minst om de 15 jaar toetsen of het nodig is de gegevens van de patiënten waarvoor hij de verwerkingsverantwoordelijke is, te bewaren.

8.   De doeltreffendheid van de technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens in het CPMS wordt zowel door de Commissie als door de zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS met regelmaat getest, beoordeeld en geëvalueerd.”.

7)

Het volgende artikel 16 quater wordt ingevoegd:

“Artikel 16 quater

Gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid ten aanzien van de in het CPMS verwerkte persoonsgegevens van patiënten

1.   Elk van de zorgaanbieders die patiëntgegevens verwerkt in het CPMS, is met de Commissie gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke voor het verwerken van deze gegevens in het CPMS.

2.   Voor de toepassing van lid 1 worden de verantwoordelijkheden onder de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken verdeeld in overeenstemming met bijlage III.

3.   Elk van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken moet voldoen aan de relevante EU- of nationale wetgeving die op de betreffende verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is.”.

8)

Bijlage III wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

9)

Bijlage IV wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2014/287/EU van de Commissie van 10 maart 2014 tot vaststelling van de criteria voor de oprichting en evaluatie van Europese referentienetwerken en de leden daarvan en voor de bevordering van de uitwisseling van informatie en expertise in verband met de oprichting en evaluatie van dergelijke netwerken (PB L 147 van 17.5.2014, blz. 79).

(3)  Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU van de Commissie van 10 maart 2014 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden waaraan Europese referentienetwerken en zorgaanbieders die zich bij een Europees referentienetwerk willen aansluiten, moeten voldoen (PB L 147 van 17.5.2014, blz. 71).

(4)  Zoals bedoeld in overweging 14 en in punt 7, onder c), van bijlage I bij Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU en in de verklaring van de bestuursraad van lidstaten van 10 oktober 2017, te vinden op https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/ern/docs/boms_affiliated_partners_en.pdf

(5)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE I

“BIJLAGE III

DE VERDELING VAN VERANTWOORDELIJKHEDEN TUSSEN GEZAMENLIJKE VERWERKINGSVERANTWOORDELIJKEN

1.

Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de Commissie om:

i)

het CPMS op te zetten, in werking te houden en te beheren;

ii)

waar nodig, zorgaanbieders de technische middelen te bieden om patiënten in staat te stellen via het CPMS overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 hun rechten uit te oefenen en de verzoeken van de betrokkenen in behandeling te nemen en, als de toepasselijke wetgeving dat vereist, eraan gevolg te geven;

iii)

ervoor te zorgen dat het CPMS aan de voorwaarden die op de communicatie- en informatiesystemen van de Commissie (1) van toepassing zijn, voldoet;

iv)

de technische middelen te bepalen en te realiseren die patiënten in staat stellen hun rechten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 uit te oefenen;

v)

eventuele inbreuken in verband met persoonsgegevens in het CPMS aan de zorgaanbieders mee te delen;

vi)

sets van persoonsgegevens uit het CPMS te exporteren indien de verwerker van de persoonsgegevens verandert;

vii)

de categorieën van personeelsleden en andere met de zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS verbonden personen aan wie toegang tot het CPMS kan worden verleend, aan te wijzen;

viii)

ervoor te zorgen dat de naam en de geboorteplaats van de patiënt (tenzij die nodig zijn voor de diagnose en de behandeling) en de exacte geboortedatum worden versleuteld en gepseudonimiseerd en dat andere persoonsgegevens die nodig zijn voor de diagnose en de behandeling, worden gepseudonimiseerd in het CPMS;

ix)

passende waarborgen voor de veiligheid en vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens van patiënten die via het CPMS worden verwerkt, in te bouwen.

2.

Het behoort tot de verantwoordelijkheid van elke zorgaanbieder met toegangsrecht tot het CPMS om:

i)

de patiënten te selecteren wier persoonsgegevens via het CPMS worden verwerkt;

ii)

de uitdrukkelijke, geïnformeerde, vrijelijk verleende en specifieke toestemming van de patiënten wier gegevens via het CPMS worden verwerkt, te verkrijgen en bij te houden, met inachtneming van de in bijlage IV opgenomen verplichte minimumeisen voor de toestemmingsverklaring;

iii)

als contactpunt voor zijn patiënten op te treden, onder meer wanneer zij hun rechten uitoefenen, te reageren op verzoeken van patiënten of hun vertegenwoordigers en ervoor te zorgen dat patiënten wier gegevens via het CPMS worden verwerkt, hun rechten kunnen uitoefenen in overeenstemming met de gegevensbeschermingswetgeving, zo nodig met gebruikmaking van de technische middelen die overeenkomstig punt 1, onder ii), door de Commissie worden verstrekt;

iv)

ten minste om de 15 jaar te toetsen of het nodig is om de persoonsgegevens van specifieke patiënten via het CPMS te verwerken;

v)

de veiligheid en de vertrouwelijkheid te waarborgen van elke verwerking van persoonsgegevens van patiënten door die zorgaanbieder buiten het CPMS, voor zover die gegevens ten dienste van of in verband met de verwerking van persoonsgegevens van patiënten via het CPMS worden verwerkt;

vi)

eventuele inbreuken in verband met persoonsgegevens met betrekking tot patiëntgegevens die via het CPMS worden verwerkt, mee te delen aan de Commissie, de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en, waar vereist, aan patiënten, overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EU) 2016/679 of op verzoek van de Commissie;

vii)

in overeenstemming met de in punt 1, onder vii), van deze bijlage bedoelde toegangscriteria de personeelsleden en andere met de betreffende zorgaanbieders verbonden personen aan wie toegang tot de persoonsgegevens van patiënten binnen het CPMS wordt verleend, aan te wijzen en deze aan de Commissie mee te delen;

viii)

ervoor zorgen dat hun personeelsleden en andere met de betreffende zorgaanbieders verbonden personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens van patiënten binnen het CPMS voldoende zijn opgeleid om te garanderen dat zij hun taken uitvoeren overeenkomstig de toepasselijke regels inzake de bescherming van persoonsgegevens en aan het beroepsgeheim zijn gebonden overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2016/679.


(1)  Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40), en het besluit van de Commissie van 13 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de artikelen 3, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14 en 15 van Besluit (EU, Euratom) 2017/46 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Commissie (C(2017) 8841 final).


BIJLAGE II

“BIJLAGE IV

Verplichte minimumeisen inzake de door zorgaanbieders met toegangsrechten voor het CPMS te verstrekken toestemmingsverklaring

1.

De toestemmingsverklaring vermeldt de rechtsgrondslag voor en de rechtmatigheid van de verwerking en van het concept en het doel van de bij Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg opgerichte Europese referentienetwerken (ERN's). Er wordt vermeld welke specifieke verwerkingsactiviteiten plaatsvinden en wat de respectieve rechten van de betrokkene zijn overeenkomstig de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving. Er wordt uitgelegd dat de netwerken zeer gespecialiseerde zorgaanbieders samenbrengen en worden opgericht met als doel zorgverleners in staat te stellen samen te werken ter ondersteuning van patiënten met zeldzame of weinig voorkomende complexe ziekten of aandoeningen die zeer gespecialiseerde gezondheidszorg nodig hebben.

2.

In de toestemmingsverklaring wordt de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt gevraagd voor het delen van zijn of haar persoonsgegevens met een of meer ERN's, met als enig doel betere toegang tot diagnoses en behandelingen en hoogwaardige gezondheidszorg te bieden. Daartoe wordt in de verklaring het volgende toegelicht:

a)

indien hiervoor toestemming wordt verleend, worden de persoonsgegevens van de patiënten door zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS verwerkt met inachtneming van de volgende voorwaarden:

i)

de naam van de patiënt, de geboorteplaats en de exacte geboortedatum behoren niet tot de gedeelde gegevens; de identificatiegegevens van de patiënt worden vervangen door een unieke identificatiecode, aan de hand waarvan het voor andere personen dan de zorgaanbieder niet mogelijk is de identiteit van de patiënt te achterhalen (pseudonimisering);

ii)

alleen gegevens die relevant zijn voor de diagnose en de behandeling, worden gedeeld; hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om geboorteregio en ingezetenschap, geslacht, geboortejaar en -maand, medische beelden, laboratoriumverslagen en gegevens over biologische monsters. Ook brieven en verslagen van andere zorgverleners die in het verleden betrokken waren bij de behandeling van de patiënt, kunnen worden gedeeld;

iii)

de patiëntgegevens worden gedeeld via het Clinical Patient Management System (CPMS), een veilig elektronisch informatiesysteem;

iv)

alleen aan de geheimhoudingsplicht gebonden zorgverleners en andere met deze zorgaanbieders verbonden personen die recht hebben op toegang tot patiëntgegevens in de netwerken, krijgen toegang tot de gegevens van de patiënt;

v)

zorgverleners en andere met deze zorgaanbieders verbonden personen die recht hebben op toegang tot de patiëntgegevens, kunnen zoekopdrachten in het CPMS uitvoeren en rapporten opvragen om vergelijkbare patiëntendossiers te vinden;

b)

indien hiervoor geen toestemming wordt verleend, zal dit op geen enkele wijze gevolgen hebben voor de door de betreffende zorgaanbieder verleende zorg voor de patiënt.

3.

In de toestemmingsverklaring kan ook de aanvullende toestemming van de patiënt worden gevraagd voor de opname van zijn/haar gegevens in registers of andere databanken voor zeldzame en weinig voorkomende complexe ziekten ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en/of klinische of beleidsdoeleinden. Indien hiervoor toestemming wordt gevraagd, wordt in de toestemmingsverklaring het concept en het doel van de registers of databanken voor zeldzame ziekten beschreven en wordt uitgelegd dat:

a)

indien hiervoor toestemming wordt verleend, de persoonsgegevens van de patiënt door zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS met inachtneming van de volgende voorwaarden zullen worden verwerkt:

i)

alleen relevante gegevens met betrekking tot de medische aandoening van de patiënt zullen worden gedeeld;

ii)

zorgverleners en andere met deze zorgaanbieders verbonden personen die recht hebben op toegang tot de patiëntgegevens, kunnen zoekopdrachten in het CPMS uitvoeren en rapporten opvragen om vergelijkbare patiëntendossiers te vinden;

b)

indien hiervoor geen toestemming wordt verleend, dit op geen enkele wijze gevolgen zal hebben voor de door de betreffende zorgaanbieder verleende zorg voor de patiënt of voor het feit dat het netwerk op verzoek van de patiënt advies zal verstrekken over diagnoses en behandelingen.

4.

In het toestemmingsformulier kan ook de aanvullende toestemming van de patiënt worden gevraagd zodat een lid van het netwerk dat meent dat de patiënt geschikt zou kunnen zijn voor een wetenschappelijk onderzoeksinitiatief, een specifiek wetenschappelijk onderzoeksproject of delen van een wetenschappelijk onderzoeksproject, contact kan opnemen met de patiënt. Indien hiervoor toestemming wordt gevraagd, wordt in de toestemmingsverklaring uitgelegd dat in dit stadium toestemming verlenen om in verband met wetenschappelijk onderzoek te worden gecontacteerd niet inhoudt dat ook toestemming wordt verleend om de gegevens van de patiënt voor een specifiek wetenschappelijk onderzoeksinitiatief te gebruiken, noch dat de patiënt hoe dan ook zal worden benaderd voor of deel zal uitmaken van een specifiek wetenschappelijk onderzoeksproject, en dat:

a)

indien hiervoor toestemming wordt verleend, de persoonsgegevens van de patiënt door zorgaanbieders met toegangsrecht tot het CPMS met inachtneming van de volgende voorwaarden zullen worden verwerkt:

i)

zorgverleners en andere met de betreffende zorgaanbieders verbonden personen die recht hebben op toegang tot de patiëntgegevens, kunnen zoekopdrachten uitvoeren in het CPMS en rapporten opvragen om patiënten te vinden die geschikt zijn voor wetenschappelijk onderzoek;

ii)

indien de ziekte of aandoening van de patiënt voor een specifiek wetenschappelijk onderzoeksproject relevant wordt geacht, kan de patiënt voor dit specifieke wetenschappelijke onderzoeksproject worden gecontacteerd om toestemming van de patiënt te krijgen om zijn/haar gegevens te gebruiken voor dat wetenschappelijke onderzoeksproject;

b)

indien hiervoor geen toestemming wordt verleend, dit op geen enkele wijze gevolgen zal hebben voor de door de betreffende zorgaanbieder verleende zorg voor de patiënt of voor het feit dat het netwerk op verzoek van de patiënt advies zal verstrekken over diagnoses en behandelingen.

5.

In de toestemmingsverklaring wordt uitgelegd wat met betrekking tot het verlenen van toestemming voor het delen van persoonsgegevens de rechten zijn van de patiënt en wordt in het bijzonder de informatie verstrekt dat de patiënt:

a)

in alle gevallen het recht heeft al dan niet toestemming te verlenen en dat dit geen gevolgen heeft voor de zorg die hij of zij ontvangt;

b)

de eerder verleende toestemming te allen tijde kan intrekken;

c)

het recht heeft te weten welke gegevens in een netwerk worden gedeeld, inzage te krijgen in over hem of haar vastgelegde gegevens en te verzoeken eventuele fouten te corrigeren;

d)

kan verzoeken om afscherming of het wissen van zijn of haar persoonsgegevens en het recht heeft op overdraagbaarheid van gegevens.

6.

In het toestemmingsformulier wordt de patiënt meegedeeld dat de zorgaanbieder de persoonsgegevens niet langer bewaart dan nodig is voor het doel waarmee de patiënt heeft ingestemd en dat ten minste om de 15 jaar wordt getoetst of het nodig is de persoonsgegevens van de patiënt te blijven behouden.

7.

In de toestemmingsverklaring worden de patiënt de identiteit en de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijken meegedeeld, waarbij duidelijk wordt vermeld dat de betreffende zorgaanbieder met toegangsrecht tot het CPMS het contactpunt is waar de patiënt zijn of haar rechten kan uitoefenen, evenals de contactgegevens van de functionarissen voor gegevensbescherming en, indien van toepassing, de beschikbare rechtsmiddelen in verband met gegevensbescherming en de contactgegevens van de nationale gegevensbeschermingsautoriteit.

8.

In de toestemmingsverklaring wordt de toestemming voor elk van de drie verschillende manieren waarop gegevens worden gedeeld afzonderlijk en specifiek, expliciet en ondubbelzinnig geregistreerd:

a)

de toestemming moet door middel van een ondubbelzinnige actieve handeling, bijvoorbeeld in een aankruisvakje of met een handtekening op het formulier, worden bevestigd;

b)

beide opties (om toestemming te verlenen of te weigeren) worden vermeld.


29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/44


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1270 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2019

tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 5737)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn in bepaalde lidstaten, waar gevallen van Afrikaanse varkenspest in tamme of wilde varkens zijn bevestigd (“de betrokken lidstaten”), maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met die ziekte. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in de betrokken lidstaten afgebakend, die in de lijsten in de delen I tot en met IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie van die ziekte. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is verscheidene keren gewijzigd om rekening te houden met veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest in de Unie die in die bijlage moeten worden weerspiegeld. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1247 van de Commissie (5), naar aanleiding van gevallen van Afrikaanse varkenspest in Polen, Bulgarije, en Litouwen.

(2)

Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1247 is vastgesteld, hebben zich in Polen, Bulgarije en Litouwen bijkomende gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde en tamme varkens voorgedaan die ook in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moeten worden weerspiegeld.

(3)

In juli 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in de regio Ruse in Bulgarije, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Bulgarije nu in de lijst in deel III in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(4)

In juli 2019 is een geval van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de regio Silistra in Bulgarije, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door dit geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Bulgarije nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(5)

In juli 2019 zijn drie uitbraken van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in de districten Lubartów, Ciechanów en Sokołów Podlaski in Polen, in gebieden die momenteel zijn opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze door Afrikaanse varkenspest getroffen gebieden in Polen nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(6)

In juli 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in de regio Alytus in Litouwen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Litouwen nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(7)

Om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de epidemiologische evolutie van Afrikaanse varkenspest in de Unie, en met het oog op de proactieve bestrijding van de met de verspreiding van die ziekte samenhangende risico's, moeten voor Polen, Bulgarije en Litouwen nieuwe gebieden met een hoog risico van voldoende omvang worden afgebakend en in de lijsten in de delen I, II en III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1247 van de Commissie van 19 juli 2019 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (PB L 194 van 22.7.2019, blz. 27).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door:

“BIJLAGE

DEEL I

1.   België

De volgende gebieden in België:

in de provincie Luxemburg:

het gebied dat met de wijzers van de klok mee wordt afgebakend door:

de grens met Frankrijk,

Rue Mersinhat,

de N818 tot de kruising met de N83,

de N83 tot de kruising met de N884,

de N884 tot de kruising met de N824,

de N824 tot de kruising met Le Routeux,

Le Routeux,

Rue d'Orgéo,

Rue de la Vierre,

Rue du Bout-d'en-Bas,

Rue Sous l'Eglise,

Rue Notre-Dame,

Rue du Centre,

de N845 tot de kruising met de N85,

de N85 tot de kruising met de N40,

de N40 tot de kruising met de N802,

de N802 tot de kruising met de N825,

de N825 tot de kruising met de E25-E411,

de E25-E411 tot de kruising met de N40,

N40: Burnaimont, Rue de Luxembourg, Rue Ranci, Rue de la Chapelle,

Rue du Tombois,

Rue Du Pierroy,

Rue Saint-Orban,

Rue Saint-Aubain,

Rue des Cottages,

Rue de Relune,

Rue de Rulune,

Route de l'Ermitage,

N87: Route de Habay,

Chemin des Ecoliers,

Le Routy,

Rue Burgknapp,

Rue de la Halte,

Rue du Centre,

Rue de l'Eglise,

Rue du Marquisat,

Rue de la Carrière,

Rue de la Lorraine,

Rue du Beynert,

Millewée,

Rue du Tram,

Millewée,

N4: Route de Bastogne, Avenue de Longwy, Route de Luxembourg,

de grens met het Groothertogdom Luxemburg,

de grens met Frankrijk,

de N87 tot de kruising met de N871 ter hoogte van Rouvroy,

de N871 tot de kruising met de N88,

de N88 tot de kruising met de Rue Baillet Latour,

de Rue Baillet Latour tot de kruising met de N811,

de N811 tot de kruising met de N88,

de N88 tot de kruising met de N883 ter hoogte van Aubange,

de N883 tot de kruising met de N81 ter hoogte van Aubange,

de N81 tot de kruising met de E25-E411,

de E25-E411 tot de kruising met de N40,

de N40 tot de kruising met de Rue du Fet,

Rue du Fet,

de Rue de l'Accord tot de kruising met de Rue de la Gaume,

de Rue de la Gaume tot de kruising met de Rue des Bruyères,

Rue des Bruyères,

Rue de Neufchâteau,

Rue de la Motte,

de N894 tot de kruising met de N85,

de N85 tot de kruising met de grens met Frankrijk.

2.   Bulgarije

De volgende gebieden in Bulgarije:

the whole region of Yambol,

the whole region of Sliven,

the whole region of Vidin,

in the region of Sofia District:

the whole municipality of Dragoman,

the whole municipality of Svoge,

the whole municipality of Botevgrad,

the whole municipality of Etropole,

the whole region of Lovech excluding the areas in Part III,

the whole region of Burgas excluding the areas in Part III.

3.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Hiiu maakond.

4.   Hongarije

De volgende gebieden in Hongarije:

Borsod-Abaúj-Zemplén megye 651100, 651300, 651400, 651500, 651610, 651700, 651801, 651802, 651803, 651900, 652000, 652200, 652300, 652601, 652602, 652603, 652700, 652900, 653000, 653100, 653200, 653300, 653401, 653403, 653500, 653600, 653700, 653800, 653900, 654000, 654201, 654202, 654301, 654302, 654400, 654501, 654502, 654600, 654700, 654800, 654900, 655000, 655100, 655200, 655300, 655500, 655600, 655700, 655800, 655901, 655902, 656000, 656100, 656200, 656300, 656400, 656600, 657300, 657400, 657500, 657600, 657700, 657800, 657900, 658000, 658201, 658202 és 658403 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Hajdú-Bihar megye900750, 901250, 901260, 901270, 901350, 901551, 901560, 901570, 901580, 901590, 901650, 901660, 901750, 901950, 902050, 902150, 902250, 902350, 902450, 902550, 902650, 902660, 902670, 902750, 903250, 903650, 903750, 903850, 904350, 904750, 904760, 904850, 904860, 905360, 905450 és 905550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Heves megye702550, 703350, 703360, 703450, 703550, 703610, 703750, 703850, 703950, 704050, 704150, 704250, 704350, 704450, 704550, 704650, 704750, 704850, 704950, 705050, és 705350 kódszámúvadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750150, 750160, 750250, 750260, 750350, 750450, 750460, 750550, 750650, 750750, 750850, 750950, 751150, 752150 és 755550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Nógrád megye 552010, 552150, 552250, 552350, 552450, 552460, 552520, 552550, 552610, 552620, 552710, 552850, 552860, 552950, 552970, 553050, 553110, 553250, 553260, 553350, 553650, 553750, 553850, 553910 és 554050 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Pest megye 571250, 571350, 571550, 571610, 571750, 571760, 572250, 572350, 572550, 572850, 572950, 573360, 573450, 580050 és 580450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Szabolcs-Szatmár-Bereg megye 851950, 852350, 852450, 852550, 852750, 853560, 853650, 853751, 853850, 853950, 853960, 854050, 854150, 854250, 854350, 855350, 855450, 855550, 855650, 855660 és 855850 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe.

5.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Aizputes novada Cīravas pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa 1192, Lažas pagasta daļa uz ziemeļrietumiem no autoceļa 1199 un uz ziemeļiem no Padures autoceļa,

Alsungas novads,

Durbes novada Dunalkas pagasta daļa uz rietumiem no autoceļiem P112, 1193 un 1192, un Tadaiķu pagasts,

Kuldīgas novada Gudenieku pagasts,

Pāvilostas novads,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Ventspils novada Jūrkalnes pagasts,

Grobiņas novads,

Rucavas novada Dunikas pagasts.

6.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Jurbarko rajono savivaldybė: Smalininkų ir Viešvilės seniūnijos,

Kelmės rajono savivaldybė: Kelmės, Kelmės apylinkių, Kražių, Kukečių seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 2128 ir į vakarus nuo kelio Nr. 2106, Liolių, Pakražančio seniūnijos, Tytuvėnų seniūnijos dalis į vakarus ir šiaurę nuo kelio Nr. 157 ir į vakarus nuo kelio Nr. 2105 ir Tytuvėnų apylinkių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 157 ir į vakarus nuo kelio Nr. 2105, ir Vaiguvos seniūnijos,

Pagėgių savivaldybė,

Plungės rajono savivaldybė,

Raseinių rajono savivaldybė: Girkalnio ir Kalnujų seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr A1, Nemakščių, Paliepių, Raseinių, Raseinių miesto ir Viduklės seniūnijos,

Rietavo savivaldybė,

Skuodo rajono savivaldybė,

Šilalės rajono savivaldybė,

Šilutės rajono savivaldybė: Juknaičių, Kintų, Šilutės ir Usėnų seniūnijos,

Tauragės rajono savivaldybė: Lauksargių, Skaudvilės, Tauragės, Mažonų, Tauragės miesto ir Žygaičių seniūnijos.

7.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gmina Ruciane – Nida w powiecie piskim,

część gminy Ryn położona na południe od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn w powiecie giżyckim,

gminy Mikołajki, Piecki, część gminy wiejskiej Mrągowo położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 16 biegnącą od zachodniej granicy gminy do granicy miasta Mrągowo oraz na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 59 biegnącą od wschodniej granicy gminy do granicy miasta Mrągowo w powiecie mrągowskim,

gminy Dźwierzuty, Pasym, Rozogi i Świętajno w powiecie szczycieńskim,

gminy Gronowo Elbląskie, Markusy, Rychliki, część gminy Elbląg położona na zachódod zachodniej granicy powiatu miejskiego Elbląg i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 22 i część gminy Tolkmicko niewymieniona w części II załącznika w powiecie elbląskim oraz strefa wód przybrzeżnych Zalewu Wiślanego i Zatoki Elbląskiej,

gminy Gietrzwałd, Purda, Stawiguda, Jonkowo, Świątki i miasto Olsztyn w powiecie olsztyńskim,

gminy Łukta, Miłakowo, Małdyty, Miłomłyn i Morąg w powiecie ostródzkim,

gmina Zalewo w powiecie iławskim,

w województwie podlaskim:

gminy Rudka, Wyszki, część gminy Brańsk położona na północ od linii od linii wyznaczonej przez drogę nr 66 biegnącą od wschodniej granicy gminy do granicy miasta Brańsk i miasto Brańsk w powiecie bielskim,

gminy Kolno z miastem Kolno, Mały Płock i Turośl w powiecie kolneńskim,

gmina Poświętne w powiecie białostockim,

gminy Kulesze Kościelne, Nowe Piekuty, Szepietowo, Klukowo, Wysokie Mazowieckie z miastem Wysokie Mazowieckie, Czyżew w powiecie wysokomazowieckim,

gminy Miastkowo, Nowogród, Śniadowo i Zbójna w powiecie łomżyńskim,

powiat zambrowski,

w województwie mazowieckim:

powiat ostrołęcki,

powiat miejski Ostrołęka,

powiat płocki,

powiat sierpecki,

powiat żuromiński,

gminy Andrzejewo, Boguty – Pianki, Brok, Małkinia Górna, Stary Lubotyń, Szulborze Wielkie, Wąsewo, Zaręby Kościelne i Ostrów Mazowiecka z miastem Ostrów Mazowiecka w powiecie ostrowskim,

gminy Dzierzgowo, Lipowiec Kościelny, Radzanów, Stupsk, Szreńsk, Szydłowo, Wieczfnia Kościelna, Wiśniewo i część gminy Strzegowo położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie mławskim,

powiat przasnyski,

powiat makowski,

gminy Gzy, Obryte, Zatory, Pułtusk i część gminy Winnica położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Bielany, Winnica i Pokrzywnica w powiecie pułtuskim,

gminy Brańszczyk, Długosiodło, Rząśnik, Wyszków, Zabrodzie i część gminy Somianka położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 62 w powiecie wyszkowskim,

gminy Jadów, Klembów, Poświętne, Strachówkai Tłuszcz w powiecie wołomińskim,

gminy Garbatka Letnisko, Gniewoszów i Sieciechów w powiecie kozienickim,

gminy Baranów i Jaktorów w powiecie grodziskim,

powiat żyrardowski,

gminy Belsk Duży, Błędów, Goszczyn i Mogielnica w powiecie grójeckim,

gminy Białobrzegi, Promna, Stara Błotnica, Wyśmierzyce i Radzanów w powiecie białobrzeskim,

gminy Jedlińsk, Jastrzębia i Pionki z miastem Pionki w powiecie radomskim,

gminy Iłów, Nowa Sucha, Rybno, część gminy Teresin położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 92, część gminy wiejskiej Sochaczew położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 i część miasta Sochaczew położona na południowy zachód od linii wyznaczonej przez drogi nr 50 i 92 w powiecie sochaczewskim,

gmina Policzna w powiecie zwoleńskim,

gmina Solec nad Wisłą w powiecie lipskim,

w województwie lubelskim:

gminy Nowodwór, Ryki, Ułęż i miasto Dęblin w powiecie ryckim,

gmina Janowiec i część gminy wiejskiej Puławy położona na zachód od rzeki Wisły w powiecie puławskim,

gminy Bełżyce, Borzechów, Bychawa, Niedrzwica Duża, Konopnica, Strzyżewice, Wysokie, Wojciechów i Zakrzew w powiecie lubelskim,

gminy Adamów, Miączyn, Radecznica, Sitno, Komarów-Osada, Krasnobród, Łabunie, Sułów, Szczebrzeszyn, Zamość, Zwierzyniec i Radecznica w powiecie zamojskim,

powiat miejski Zamość,

gminy Chodel, Karczmiska, Łaziska, Opole Lubelskie, Poniatowa i Wilków w powiecie opolskim,

gmina Żółkiewka w powiecie krasnostawskim,

gminy Krynice, Rachanie i Tarnawatka w powiecie tomaszowskim,

gminy Aleksandrów, Józefów, Łukowa, Obsza, Tereszpol, Turobin, Frampol, Goraj w powiecie biłgorajskim,

gminy Kraśnik z miastem Kraśnik, Szastarka, Trzydnik Duży, Urzędów, Wilkołaz i Zakrzówek w powiecie kraśnickim,

gminy Modliborzyce, Potok Wielki, Chrzanów i Batorz w powiecie janowskim;

w województwie podkarpackim:

gminy Cieszanów, Oleszyce, Stary Dzików, Wielki Oczy i Lubaczów z miastem Lubaczów w powiecie lubaczowskim,

gminy Laszki i Wiązownica w powiecie jarosławskim,

gminy Pysznica, Zaleszany i miasto Stalowa Wola w powiecie stalowowolskim,

gmina Gorzyce w powiecie tarnobrzeskim;

w województwie świętokrzyskim:

gminy Tarłów i Ożarów w powiecie opatowskim,

gminy Dwikozy, Zawichost i miasto Sandomierz w powiecie sandomierskim.

8.   Roemenië

De volgende gebieden in Roemenië:

Județul Alba,

Județul Cluj,

Județul Harghita,

Județul Hunedoara,

Județul Iași cu restul comunelor care nu sunt incluse in partea II,

Județul Neamț,

Restul județului Mehedinți care nu a fost inclus în Partea III cu următoarele comune:

Comuna Garla Mare,

Hinova,

Burila Mare,

Gruia,

Pristol,

Dubova,

Municipiul Drobeta Turnu Severin,

Eselnița,

Salcia,

Devesel,

Svinița,

Gogoșu,

Simian,

Orșova,

Obârșia Closani,

Baia de Aramă,

Bala,

Florești,

Broșteni,

Corcova,

Isverna,

Balta,

Podeni,

Cireșu,

Ilovița,

Ponoarele,

Ilovăț,

Patulele,

Jiana,

Iyvoru Bârzii,

Malovat,

Bălvănești,

Breznița Ocol,

Godeanu,

Padina Mare,

Corlățel,

Vânju Mare,

Vânjuleț,

Obârșia de Câmp,

Vânători,

Vladaia,

Punghina,

Cujmir,

Oprișor,

Dârvari,

Căzănești,

Husnicioara,

Poroina Mare,

Prunișor,

Tămna,

Livezile,

Rogova,

Voloiac,

Sisești,

Sovarna,

Bălăcița,

Județul Gorj,

Județul Suceava,

Județul Mureș,

Județul Sibiu,

Județul Caraș-Severin.

DEEL II

1.   België

De volgende gebieden in België:

in de provincie Luxemburg:

het gebied dat met de wijzers van de klok mee wordt afgebakend door:

de grens met Frankrijk ter hoogte van Florenville,

de N85 tot de kruising met de N894 ter hoogte van Florenville,

de N894 tot de kruising met de Rue de la Motte,

de Rue de la Motte tot de kruising met de Rue de Neufchâteau,

Rue de Neufchâteau,

de Rue des Bruyères tot de kruising met Rue de la Gaume,

de Rue de la Gaume tot de kruising met Rue de l'Accord,

Rue de l'Accord,

Rue du Fet,

de N40 tot de kruising met de E25-E411,

de E25-E411 tot de kruising met de N81 ter hoogte van Weyler,

de N81 tot de kruising met de N883 ter hoogte van Aubange,

de N883 tot de kruising met de N88 ter hoogte van Aubange,

de N88 tot de kruising met de N811,

de N811 tot de kruising met de Rue Baillet Latour,

de Rue Baillet Latour tot de kruising met de N88,

de N88 tot de kruising met de N871,

de N871 tot de kruising met de N87 ter hoogte van Rouvroy,

de N87 tot de kruising met de grens met Frankrijk.

2.   Bulgarije

De volgende gebieden in Bulgarije:

the whole region of Varna,

the whole region of Dobrich,

the whole region of Shumen.

3.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Eesti Vabariik (välja arvatud Hiiu maakond).

4.   Hongarije

De volgende gebieden in Hongarije:

Heves megye 700150, 700250, 700260, 700350, 700450, 700460, 700550, 700650, 700750, 700850, 700860, 700950, 701050, 701111, 701150, 701250, 701350, 701550, 701560, 701650, 701750, 701850, 701950, 702050, 702150, 702250, 702260, 702350, 702450, 702750, 702850, 702950, 703050, 703150, 703250, 703370, 705150,705250, 705450,705510 és 705610 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Szabolcs-Szatmár-Bereg megye 850950, 851050, 851150, 851250, 851350, 851450, 851550, 851560, 851650, 851660, 851751, 851752, 852850, 852860, 852950, 852960, 853050, 853150, 853160, 853250, 853260, 853350, 853360, 853450, 853550, 854450, 854550, 854560, 854650, 854660, 854750, 854850, 854860, 854870, 854950, 855050, 855150, 855250, 855460, 855750, 855950, 855960, 856051, 856150, 856250, 856260, 856350, 856360, 856450, 856550, 856650, 856750, 856760, 856850, 856950, 857050, 857150, 857350, 857450, 857650, valamint 850150, 850250, 850260, 850350, 850450, 850550, 852050, 852150, 852250 és 857550, továbbá 850650, 850850, 851851 és 851852 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Nógrád megye 550110, 550120, 550130, 550210, 550310, 550320, 550450, 550460, 550510, 550610, 550710, 550810, 550950, 551010, 551150, 551160, 551250, 551350, 551360, 551450, 551460, 551550, 551650, 551710, 551810, 551821,552360 és 552960 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Borsod-Abaúj-Zemplén megye 650100, 650200, 650300, 650400, 650500, 650600, 650700, 650800, 650900, 651000, 651200, 652100, 655400, 656701, 656702, 656800, 656900, 657010, 657100, 658100, 658310, 658401, 658402, 658404, 658500, 658600, 658700, 658801, 658802, 658901, 658902, 659000, 659100, 659210, 659220, 659300, 659400, 659500, 659601, 659602, 659701, 659800, 659901, 660000, 660100, 660200, 660400, 660501, 660502, 660600 és 660800, valamint 652400, 652500 és 652800 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Hajdú-Bihar megye 900150, 900250, 900350, 900450, 900550, 900650, 900660, 900670, 901850,900850, 900860, 900930, 900950, 901050, 901150, 901450, 902850, 902860, 902950, 902960, 903050, 903150, 903350, 903360, 903370, 903450, 903550, 904450, 904460, 904550, 904650 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe.

5.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Ādažu novads,

Aizputes novada Kalvenes pagasts pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa A9,

Aglonas novads,

Aizkraukles novads,

Aknīstes novads,

Alojas novads,

Alūksnes novads,

Amatas novads,

Apes novads,

Auces novads,

Babītes novads,

Baldones novads,

Baltinavas novads,

Balvu novads,

Bauskas novads,

Beverīnas novads,

Brocēnu novada Blīdenes pagasts, Remtes pagasta daļa uz austrumiem no autoceļa 1154 un P109,

Burtnieku novads,

Carnikavas novads,

Cēsu novads,

Cesvaines novads,

Ciblas novads,

Dagdas novads,

Daugavpils novads,

Dobeles novads,

Dundagas novads,

Durbes novada Durbes pagasta daļa uz dienvidiem no dzelzceļa līnijas Jelgava-Liepāja,

Engures novads,

Ērgļu novads,

Garkalnes novads,

Gulbenes novads,

Iecavas novads,

Ikšķiles novads,

Ilūkstes novads,

Inčukalna novads,

Jaunjelgavas novads,

Jaunpiebalgas novads,

Jaunpils novads,

Jēkabpils novads,

Jelgavas novads,

Kandavas novads,

Kārsavas novads,

Ķeguma novads,

Ķekavas novads,

Kocēnu novads,

Kokneses novads,

Krāslavas novads,

Krimuldas novads,

Krustpils novads,

Kuldīgas novada Ēdoles, Īvandes, Padures, Rendas, Kabiles, Rumbas, Kurmāles, Pelču, Snēpeles, Turlavas, Laidu un Vārmes pagasts, Kuldīgas pilsēta,

Lielvārdes novads,

Līgatnes novads,

Limbažu novads,

Līvānu novads,

Lubānas novads,

Ludzas novads,

Madonas novads,

Mālpils novads,

Mārupes novads,

Mazsalacas novads,

Mērsraga novads,

Naukšēnu novads,

Neretas novads,

Ogres novads,

Olaines novads,

Ozolnieku novads,

Pārgaujas novads,

Pļaviņu novads,

Preiļu novads,

Priekules novads,

Priekuļu novads,

Raunas novads,

republikas pilsēta Daugavpils,

republikas pilsēta Jelgava,

republikas pilsēta Jēkabpils,

republikas pilsēta Jūrmala,

republikas pilsēta Rēzekne,

republikas pilsēta Valmiera,

Rēzeknes novads,

Riebiņu novads,

Rojas novads,

Ropažu novads,

Rugāju novads,

Rundāles novads,

Rūjienas novads,

Salacgrīvas novads,

Salas novads,

Salaspils novads,

Saldus novada Novadnieku, Kursīšu, Zvārdes, Pampāļu, Šķēdes, Nīgrandes, Zaņas, Ezeres, Rubas, Jaunauces un Vadakstes pagasts,

Saulkrastu novads,

Sējas novads,

Siguldas novads,

Skrīveru novads,

Skrundas novads,

Smiltenes novads,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Strenču novads,

Talsu novads,

Tērvetes novads,

Tukuma novads,

Vaiņodes novads,

Valkas novads,

Varakļānu novads,

Vārkavas novads,

Vecpiebalgas novads,

Vecumnieku novads,

Ventspils novada Ances, Tārgales, Popes, Vārves, Užavas, Piltenes, Puzes, Ziru, Ugāles, Usmas un Zlēku pagasts, Piltenes pilsēta,

Viesītes novads,

Viļakas novads,

Viļānu novads,

Zilupes novads.

6.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Alytaus miesto savivaldybė,

Alytaus rajono savivaldybė: Alytaus, Alovės, Butrimonių, Daugų, Nemunaičio, Pivašiūnų, Punios, Raitininkų seniūnijos,

Anykščių rajono savivaldybė,

Akmenės rajono savivaldybė: Ventos ir Papilės seniūnijos,

Biržų miesto savivaldybė,

Biržų rajono savivaldybė,

Druskininkų savivaldybė,

Elektrėnų savivaldybė,

Ignalinos rajono savivaldybė,

Jonavos rajono savivaldybė,

Joniškio rajono savivaldybė: Kepalių, Kriukų, Saugėlaukio ir Satkūnų seniūnijos,

Jurbarko rajono savivaldybė,

Kaišiadorių rajono savivaldybė,

Kalvarijos savivaldybė: Akmenynų, Liubavo, Kalvarijos seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 131 ir į pietus nuo kelio Nr. 200 ir Sangrūdos seniūnijos,

Kauno miesto savivaldybė,

Kauno rajono savivaldybė: Babtų, Batniavos, Čekiškės, Domeikavos, Garliavos, Garliavos apylinkių, Karmėlavos, Kulautuvos, Lapių, Linksmakalnio, Neveronių, Raudondvario, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Užliedžių, Vandžiogalos, Vilkijos ir Vilkijos apylinkių seniūnijos,

Kelmės rajono savivaldybė: Tytuvėnų seniūnijos dalis į rytus ir pietus nuo kelio Nr. 157 ir į rytus nuo kelio Nr. 2105 ir Tytuvėnų apylinkių seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 157 ir į rytus nuo kelio Nr. 2105, Užvenčio, Kukečių dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 2128 ir į rytus nuo kelio Nr. 2106, ir Šaukėnų seniūnijos,

Kėdainių rajono savivaldybė,

Kupiškio rajono savivaldybė,

Lazdijų rajono savivaldybė: Būdviečio, Kapčiamieščio, Kučiūnų ir Noragėlių seniūnijos,

Marijampolės savivaldybė: Degučių, Mokolų ir Narto seniūnijos,

Mažeikių rajono savivaldybė: Šerkšnėnų, Sedos ir Židikų seniūnijos,

Molėtų rajono savivaldybė,

Pakruojo rajono savivaldybė,

Panevėžio rajono savivaldybė,

Panevėžio miesto savivaldybė,

Pasvalio rajono savivaldybė,

Radviliškio rajono savivaldybė,

Prienų rajono savivaldybė: Stakliškių ir Veiverių seniūnijos

Raseinių rajono savivaldybė: Ariogalos, Betygalos, Pagojukų, Šiluvos,Kalnujų seniūnijos ir Girkalnio seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. A1,

Rokiškio rajono savivaldybė,

Šakių rajono savivaldybė: Barzdų, Griškabūdžio, Kidulių, Kudirkos Naumiesčio, Lekėčių, Sintautų, Slavikų. Sudargo, Žvirgždaičių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 140 ir į pietvakarius nuo kelio Nr. 137

Šalčininkų rajono savivaldybė,

Šiaulių miesto savivaldybė,

Šiaulių rajono savivaldybė: Šiaulių kaimiškoji seniūnija,

Šilutės rajono savivaldybė: Rusnės seniūnija,

Širvintų rajono savivaldybė,

Švenčionių rajono savivaldybė,

Tauragės rajono savivaldybė: Batakių ir Gaurės seniūnijos,

Telšių rajono savivaldybė,

Trakų rajono savivaldybė,

Ukmergės rajono savivaldybė,

Utenos rajono savivaldybė,

Varėnos rajono savivaldybė,

Vilniaus miesto savivaldybė,

Vilniaus rajono savivaldybė,

Vilkaviškio rajono savivaldybė:Bartninkų, Gražiškių, Keturvalakių, Kybartų, Klausučių, Pajevonio, Šeimenos, Vilkaviškio miesto, Virbalio, Vištyčio seniūnijos,

Visagino savivaldybė,

Zarasų rajono savivaldybė.

7.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Kalinowo, Prostki i gmina wiejska Ełk w powiecie ełckim,

gminy Godkowo, Milejewo, Młynary, Pasłęk, część gminy Elbląg położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 22 oraz na południe i na południowy wschód od granicy powiatu miejskiego Elbląg, i część obszaru lądowego gminy Tolkmicko położona na południe od linii brzegowej Zalewu Wiślanego i Zatoki Elbląskiej do granicy z gminą wiejską Elbląg w powiecie elbląskim,

powiat miejski Elbląg,

powiat gołdapski,

gmina Wieliczki w powiecie oleckim,

gminy Orzysz, Biała Piska i Pisz w powiecie piskim,

gminy Górowo Iławeckie z miastem Górowo Iławeckie i Bisztynek w powiecie bartoszyckim,

gminy Kolno, Jeziorany, Barczewo, Biskupiec, Dywity i Dobre Miasto w powiecie olsztyńskim,

powiat braniewski,

gmina Reszel, część gminy Kętrzyn położona na południe od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn biegnącej do granicy miasta Kętrzyn, na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 591 biegnącą od miasta Kętrzyn do północnej granicy gminy oraz na zachód i na południe od zachodniej i południowej granicy miasta Kętrzyn, miasto Kętrzyn i część gminy Korsze położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od wschodniej granicy łączącą miejscowości Krelikiejmy i Sątoczno i na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Sątoczno, Sajna Wielka biegnącą do skrzyżowania z drogą nr 590 w miejscowości Glitajny, a następnie na wschód od drogi nr 590 do skrzyżowania z drogą nr 592 i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 592 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 590 w powiecie kętrzyńskim,

gminy Lidzbark Warmiński z miastem Lidzbark Warmiński, Lubomino, Orneta i część gminy Kiwity położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 513 w powiecie lidzbarskim,

gmina Sorkwity i część gminy wiejskiej Mrągowo położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 16 biegnącą od zachodniej granicy gminy do granicy miasta Mrągowo oraz na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 59 biegnącą od wschodniej granicy gminy do granicy miasta Mrągowo w powiecie mrągowskim;

w województwie podlaskim:

powiat grajewski,

powiat moniecki,

powiat sejneński,

gminy Łomża, Piątnica, Jedwabne, Przytuły i Wiznaw powiecie łomżyńskim,

powiat miejski Łomża,

gminy Dziadkowice, Grodzisk, Mielnik, Nurzec-Stacja i Siemiatycze z miastem Siemiatycze w powiecie siemiatyckim,

gminy Białowieża, Czyże, Narew, Narewka, Hajnówka z miastem Hajnówka i część gminy Dubicze Cerkiewne położona na północny wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1654B w powiecie hajnowskim,

gminy Kobylin-Borzymy i Sokoły w powiecie wysokomazowieckim,

gminy Grabowo i Stawiski w powiecie kolneńskim,

gminy Czarna Białostocka, Dobrzyniewo Duże, Gródek, Juchnowiec Kościelny, Łapy, Michałowo, Supraśl, Suraż, Turośń Kościelna, Tykocin, Wasilków, Zabłudów, Zawady i Choroszcz w powiecie białostockim,

miasto Bielsk Podlaski, część gminy Bielsk Podlaski położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 biegnącą od południowo-zachodniej granicy gminy do granicy miasta Bielsk Podlaski, na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 689 biegnącą od wschodniej granicy gminy do wschodniej granicy miasta Bielsk Podlaski oraz na północ i północny zachód od granicy miasta Bielsk Podlaski, część gminy Boćki położona na zachód od linii od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 i część gminy Brańsk położona na południe od linii od linii wyznaczonej przez drogę nr 66 biegnącą od wschodniej granicy gminy do granicy miasta Brańsk w powiecie bielskim,

powiat suwalski,

powiat miejski Suwałki,

powiat augustowski,

powiat sokólski,

powiat miejski Białystok;

w województwie mazowieckim:

gminy Korczew, Kotuń, Paprotnia, Przesmyki, Wodynie, Skórzec, Mokobody, Mordy, Siedlce, Suchożebry i Zbuczyn w powiecie siedleckim,

powiat miejski Siedlce,

gminy Bielany, Ceranów, Kosów Lacki, Repki i gmina wiejska Sokołów Podlaski w powiecie sokołowskim,

powiat węgrowski,

powiat łosicki,

gminy Grudusk, Opinogóra Górna, Gołymin-Ośrodek i część gminy Glinojeck położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie ciechanowskim,

gminy Brochów, Młodzieszyn, część gminy Teresin położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92, część gminy wiejskiej Sochaczew położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 i część miasta Sochaczew położona na północny wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr 50 i 92 w powiecie sochaczewskim,

powiat nowodworski,

powiat płoński,

gminy Pokrzywnica, Świercze i część gminy Winnica położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Bielany, Winnica i Pokrzywnica w powiecie pułtuskim,

gminy Dąbrówka, Kobyłka, Marki, Radzymin, Wołomin, Zielonka i Ząbki w powiecie wołomińskim,

część gminy Somianka położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 62 w powiecie wyszkowskim,

gminy Borowie, Garwolin z miastem Garwolin, Górzno, Miastków Kościelny, Parysów, Pilawa, Trojanów, Żelechów, część gminy Wilga położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Wilga biegnącą od wschodniej granicy gminy do ujścia do rzeki Wisły w powiecie garwolińskim,

powiat otwocki,

powiat warszawski zachodni,

powiat legionowski,

powiat piaseczyński,

powiat pruszkowski,

gminy Chynów, Grójec, Jasieniec, Pniewy i Warkaw powiecie grójeckim,

gminy Milanówek, Grodzisk Mazowiecki, Podkowa Leśna i Żabia Wola w powiecie grodziskim,

gminy Grabów nad Pilicą, Magnuszew, Głowaczów, Kozienice w powiecie kozienickim,

gmina Stromiec w powiecie białobrzeskim,

powiat miejski Warszawa;

w województwie lubelskim:

gminy Janów Podlaski, Kodeń, Tuczna, Leśna Podlaska, Rossosz, Łomazy, Konstantynów, Piszczac, Rokitno, Biała Podlaska, Zalesie, Terespol z miastem Terespol, Drelów, Międzyrzec Podlaski z miastem Międzyrzec Podlaski w powiecie bialskim,

powiat miejski Biała Podlaska,

gminy Markuszów, Nałęczów, Kazimierz Dolny, Końskowola, Kurów, Wąwolnica, Żyrzyn, Baranów, część gminy wiejskiej Puławy położona na wschód od rzeki Wisły i miasto Puławy w powiecie puławskim,

gminy Kłoczew i Stężyca w powiecie ryckim;

gminy Stoczek Łukowski z miastem Stoczek Łukowski, Wola Mysłowska, Trzebieszów, Stanin, część gminy wiejskiej Łuków położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 63 biegnącą od północnej granicy gminy do granicy miasta Łuków i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 806 biegnącą od wschodniej granicy miasta Łuków do wschodniej granicy gminy wiejskiej Łuków i miasto Łuków w powiecie łukowskim,

gminy Jabłonna, Krzczonów i Garbów w powiecie lubelskim,

gminy Rybczewice i Piaski w powiecie świdnickim,

gminy Fajsławice i część gminy Łopiennik Górny położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 17 w powiecie krasnostawskim,

gminy Dołhobyczów, Mircze, Trzeszczany, Werbkowice i część gminy wiejskiej Hrubieszów położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 844 oraz na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 i miasto Hrubieszów w powiecie hrubieszowskim,

Łaszczów, Telatyn, Tyszowce i Ulhówek w powiecie tomaszowskim,

część gminy Wojsławice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od północnej granicy gminy przez miejscowość Wojsławice do południowej granicy gminy w powiecie chełmskim,

gmina Grabowiec i część gminy Skierbieszów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 843 w powiecie zamojskim,

gminy Annopol, Dzierzkowice i Gościeradów w powiecie kraśnickim,

gmina Józefów nad Wisłą w powiecie opolskim,

w województwie podkarpackim:

gminy Radomyśl nad Sanem i Zaklików w powiecie stalowowolskim,

gmina Horyniec-Zdrój w powiecie lubaczowskim.

8.   Roemenië

De volgende gebieden in Roemenië:

Restul județului Maramureș care nu a fost inclus în Partea III cu următoarele comune:

Comuna Vișeu de Sus,

Comuna Moisei,

Comuna Borșa,

Comuna Oarța de Jos,

Comuna Suciu de Sus,

Comuna Coroieni,

Comuna Târgu Lăpuș,

Comuna Vima Mică,

Comuna Boiu Mare,

Comuna Valea Chioarului,

Comuna Ulmeni,

Comuna Băsești,

Comuna Baia Mare,

Comuna Tăuții Magherăuș,

Comuna Cicărlău,

Comuna Seini,

Comuna Ardusat,

Comuna Farcasa,

Comuna Salsig,

Comuna Asuaju de Sus,

Comuna Băița de sub Codru,

Comuna Bicaz,

Comuna Grosi,

Comuna Recea,

Comuna Baia Sprie,

Comuna Sisesti,

Comuna Cernesti,

Copalnic Mănăstur,

Comuna Dumbrăvița,

Comuna Cupseni,

Comuna Șomcuța Mare,

Comuna Sacaleșeni,

Comuna Remetea Chioarului,

Comuna Mireșu Mare,

Comuna Ariniș,

Județul Bistrița-Năsăud,

Județul Iași cu următoarele comune:

Bivolari,

Trifești,

Probota,

Movileni,

Țigănași,

Popricani,

Victoria,

Golăești,

Aroneanu,

Iași,

Rediu,

Miroslava,

Bârnova,

Ciurea,

Mogosești,

Grajduri,

Scânteia,

Scheia,

Dobrovăț,

Schitu Duca,

Tuțora,

Tomești,

Bosia,

Prisăcani,

Osoi,

Costuleni,

Răducăneni,

Dolhești,

Gorban,

Ciortești,

Moșna,

Cozmești,

Grozești,

Holboca.

DEEL III

1.   Bulgarije

De volgende gebieden in Bulgarije:

the whole region of Montana,

the whole region of Ruse,

the whole region of Razgrad,

the whole region of Silistra,

the whole region of Pleven,

the whole region of Vratza,

the whole region of Targovishte,

in the region of Lovech:

within municipality of Lovech:

Bahovitsa,

Vladinya,

Goran,

Devetaki,

Doyrentsi,

Drenov,

Yoglav,

Lisets,

Slavyani,

Slatina,

Smochan,

within municipality of Lukovit:

Bezhanovo,

Dermantsi,

Karlukovo,

Lukovit,

Petrevene,

Todorichene,

Aglen,

within municipality of Ugarchin:

Dragana,

Katunets,

in the region of Veliko Tarnovo:

the whole municipality of Svishtov,

the whole municipality of Pavlikeni

the whole municipality of Polski Trambesh

the whole municipality of Strajitsa,

in Burgas region:

the whole municipality of Burgas,

the whole municipality of Kameno,

the whole municipality of Malko Tarnovo,

the whole municipality of Primorsko,

the whole municipality of Sozopol,

the whole municipality of Sredets,

the whole municipality of Tsarevo.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Aizputes novada Aizputes pagasts, Cīravas pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa 1192, Kazdangas pagasts, Kalvenes pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa A9, Lažas pagasta dienvidaustrumu daļa un pagasta daļa uz dienvidaustrumiem no autoceļa 1199 un uz dienvidiem no Padures autoceļa, Aizputes pilsēta,

Durbes novada Vecpils pagasts, Durbes pagasta daļa uz ziemeļiem no dzelzceļa līnijas Jelgava-Liepāja, Dunalkas pagasta daļa uz austrumiem no autoceļiem P112, 1193 un 1192, Durbes pilsēta,

Brocēnu novada Cieceres un Gaiķu pagasts, Remtes pagasta daļa uz rietumiem no autoceļa 1154 un P109, Brocēnu pilsēta,

Saldus novada Saldus, Zirņu, Lutriņu un Jaunlutriņu pagasts, Saldus pilsēta.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Akmenės rajono savivaldybė: Akmenės, Kruopių, Naujosios Akmenės kaimiškoji ir Naujosios Akmenės miesto seniūnijos,

Alytaus rajono savivaldybė: Simno sen, Krokialaukio ir Miroslavo seniūnijos,

Birštono savivaldybė,

Joniškio rajono savivaldybė:Gaižaičių, Gataučių, Joniškio, Rudiškių, Skaistgirio, Žagarės seniūnijos,

Kalvarijos savivaldybė: Kalvarijos seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 131 ir į šiaurę nuo kelio Nr. 200,

Kauno rajono savivaldybė: Akademijos, Alšėnų, Ežerėlio, Kačerginės, Ringaudų ir Zapyškio seniūnijos,

Kazlų Rudos savivaldybė: Antanavo, Kazlų Rudos, Jankų ir Plutiškių seniūnijos,

Lazdijų rajono savivaldybė: Krosnos, Lazdijų miesto, Lazdijų, Seirijų, Šeštokų, Šventežerio ir Veisiejų seniūnijos,

Marijampolės savivaldybė: Gudelių, Igliaukos, Liudvinavo, Marijampolės,Sasnavos ir Šunskų seniūnijos,

Mažeikių rajono savivaldybės: Laižuvos, Mažeikių apylinkės, Mažeikių, Reivyčių, Tirkšlių ir Viekšnių seniūnijos,

Prienų rajono savivaldybė: Ašmintos, Balbieriškio, Išlaužo, Jiezno, Naujosios Ūtos, Pakuonio, Prienų ir Šilavotos seniūnijos,

Šakių rajono savivaldybė: Gelgaudiškio ir Plokščių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 140 ir į šiaurės rytus nuo kelio Nr. 137,

Šiaulių rajono savivaldybės: Bubių, Ginkūnų, Gruzdžių, Kairių, Kuršėnų kaimiškoji, Kuršėnų miesto, Kužių, Meškuičių, Raudėnų ir Šakynos seniūnijos,

Šakių rajono savivaldybė: Gelgaudiškio ir Plokščių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 140 ir į šiaurės rytus nuo kelio Nr. 137,

Vilkaviškio rajono savivaldybės: Gižų ir Pilviškių seniūnijos.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Sępopol i Bartoszyce z miastem Bartoszyce w powiecie bartoszyckim,

część gminy Kiwity położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 513 w powiecie lidzbarskim,

gminy Srokowo, Barciany, część gminy Kętrzyn położona na północ od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn biegnącej do granicy miasta Kętrzyn oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 591 biegnącą od miasta Kętrzyn do północnej granicy gminy i część gminy Korsze położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od wschodniej granicy łączącą miejscowości Krelikiejmy i Sątoczno i na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Sątoczno, Sajna Wielka biegnącą do skrzyżowania z drogą nr 590 w miejscowości Glitajny, a następnie na zachód od drogi nr 590 do skrzyżowania z drogą nr 592 i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 592 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 590 w powiecie kętrzyńskim,

gmina Stare Juchy w powiecie ełckim,

gminy Kowale Oleckie, Olecko i Świętajno w powiecie oleckim,

powiat węgorzewski,

gminy Kruklanki, Wydminy, Miłki, Giżycko z miastem Giżycko i część gminy Ryn położona na północ od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn w powiecie giżyckim,

w województwie podlaskim:

gmina Orla, część gminy Bielsk Podlaski położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 biegnącą od południowo-zachodniej granicy gminy do granicy miasta Bielsk Podlaski i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 689 biegnącą od wschodniej granicy gminy do wschodniej granicy miasta Bielsk Podlaski i część gminy Boćki położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 w powiecie bielskim,

gminy Kleszczele, Czeremcha i część gminy Dubicze Cerkiewne położona na południowy zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1654B w powiecie hajnowskim,

gminy Perlejewo, Drohiczyn i Milejczyce w powiecie siemiatyckim,

gmina Ciechanowiec w powiecie wysokomazowieckim,

w województwie mazowieckim:

gminy Domanice i Wiśniew w powiecie siedleckim,

gminy Łaskarzew z miastem Łaskarzew, Maciejowice, Sobolew i część gminy Wilga położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Wilga biegnącą od wschodniej granicy gminy do ujścia dorzeki Wisły w powiecie garwolińskim,

powiat miński,

gminy Jabłonna Lacka, Sabnie i Sterdyń w powiecie sokołowskim,

gminy Ojrzeń, Sońsk, Regimin, Ciechanów z miastem Ciechanów i część gminy Glinojeck położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie ciechanowskim,

część gminy Strzegowo położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie mławskim,

gmina Nur w powiecie ostrowskim,

w województwie lubelskim:

gminy Bełżec, Jarczów, Lubycza Królewska, Susiec, Tomaszów Lubelski i miasto Tomaszów Lubelski w powiecie tomaszowskim,

gminy Białopole, Dubienka, Chełm, Leśniowice, Wierzbica, Sawin, Ruda Huta, Dorohusk, Kamień, Rejowiec, Rejowiec Fabryczny z miastem Rejowiec Fabryczny, Siedliszcze, Żmudź i część gminy Wojsławice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Wojsławice do południowej granicy gminy w powiecie chełmskim,

powiat miejski Chełm,

gminy Izbica, Gorzków, Rudnik, Kraśniczyn, Krasnystaw z miastem Krasnystaw, Siennica Różana i część gminy Łopiennik Górny położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 17 w powiecie krasnostawskim,

gmina Stary Zamość, Nielisz i część gminy Skierbieszów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 843 w powiecie zamojskim,

gminy Hanna, Hańsk, Wola Uhruska, Urszulin, Stary Brus, Wyryki i gmina wiejska Włodawa w powiecie włodawskim,

powiat łęczyński,

gmina Trawniki w powiecie świdnickim,

gminy Sławatycze, Sosnówka i Wisznice w powiecie bialskim,

gminy Adamów, Krzywda, Serokomla, Wojcieszków i część gminy wiejskiej Łuków położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 63 biegnącą od północnej granicy gminy do granicy miasta Łuków, a następnie na północ, zachód, południe i wschód od linii stanowiącej północną, zachodnią, południową i wschodnią granicę miasta Łuków do jej przecięcia się z drogą nr 806 i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 806 biegnącą od wschodniej granicy miasta Łuków do wschodniej granicy gminy wiejskiej Łuków w powiecie łukowskim,

powiat parczewski,

powiat radzyński,

powiat lubartowski,

gminy Horodło, Uchanie, Niedźwiada i część gminy wiejskiej Hrubieszów położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 844 biegnącą od zachodniej granicy gminy wiejskiej Hrubieszów do granicy miasta Hrubieszów oraz na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 biegnącą od wschodniej granicy miasta Hrubieszów do wschodniej granicy gminy wiejskiej Hrubieszów w powiecie hrubieszowskim,

gminy Głusk, Jastków, Niemce i Wólka w powiecie lubelskim,

gminy Mełgiew i miasto Świdnik w powiecie świdnickim,

powiat miejski Lublin,

w województwie podkarpackim:

gmina Narol w powiecie lubaczowskim.

5.   Roemenië

De volgende gebieden in Roemenië:

Zona orașului București,

Județul Constanța,

Județul Satu Mare,

Județul Tulcea,

Județul Bacău,

Județul Bihor,

Județul Brăila,

Județul Buzău,

Județul Călărași,

Județul Dâmbovița,

Județul Galați,

Județul Giurgiu,

Județul Ialomița,

Județul Ilfov,

Județul Prahova,

Județul Sălaj,

Județul Vaslui,

Județul Vrancea,

Județul Teleorman,

Partea din județul Maramureș cu următoarele delimitări:

Comuna Petrova,

Comuna Bistra,

Comuna Repedea,

Comuna Poienile de sub Munte,

Comuna Vișeu e Jos,

Comuna Ruscova,

Comuna Leordina,

Comuna Rozavlea,

Comuna Strâmtura,

Comuna Bârsana,

Comuna Rona de Sus,

Comuna Rona de Jos,

Comuna Bocoiu Mare,

Comuna Sighetu Marmației,

Comuna Sarasau,

Comuna Câmpulung la Tisa,

Comuna Săpânța,

Comuna Remeti,

Comuna Giulești,

Comuna Ocna Șugatag,

Comuna Desești,

Comuna Budești,

Comuna Băiuț,

Comuna Cavnic,

Comuna Lăpuș,

Comuna Dragomirești,

Comuna Ieud,

Comuna Saliștea de Sus,

Comuna Săcel,

Comuna Călinești,

Comuna Vadu Izei,

Comuna Botiza,

Comuna Bogdan Vodă,

Localitatea Groșii Țibileșului, comuna Suciu de Sus,

Localitatea Vișeu de Mijloc, comuna Vișeu de Sus,

Localitatea Vișeu de Sus, comuna Vișeu de Sus.

Partea din județul Mehedinți cu următoarele comune:

Comuna Strehaia,

Comuna Greci,

Comuna Brejnita Motru,

Comuna Butoiești,

Comuna Stângăceaua,

Comuna Grozesti,

Comuna Dumbrava de Jos,

Comuna Băcles,

Comuna Bălăcița,

Județul Argeș,

Județul Olt,

Județul Dolj,

Județul Arad,

Județul Timiș,

Județul Covasna,

Județul Brașov,

Județul Botoșani,

Județul Vâlcea.

DEEL IV

Italië

De volgende gebieden in Italië:

tutto il territorio della Sardegna.

”.