ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 163

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
20 juni 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/998 van de Raad van 13 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

13

 

*

Verordening (EU) 2019/999 van de Raad van 13 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

27

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1000 van de Commissie van 14 maart 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 wat betreft de vrijstelling van de vereisten in verband met transparantie voor en na de handel in Verordening (EU) nr. 600/2014 voor de People's Bank of China ( 1 )

56

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1001 van de Raad van 14 juni 2019 tot intrekking van Beschikking 2009/417/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Spanje

59

 

*

Besluit (EU) 2019/1002 van de Raad van 14 juni 2019 waarbij wordt vastgesteld dat Roemenië geen doeltreffende maatregelen heeft genomen in reactie op de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018

62

 

*

Besluit (EU) 2019/1003 van de Raad van 14 juni 2019 waarbij wordt vastgesteld dat Hongarije geen doeltreffende maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018

64

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1004 van de Commissie van 7 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften voor de berekening, de verificatie en de verslaglegging van gegevens over afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit C(2012) 2384 van de Commissie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4114)  ( 1 )

66

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1005 van de Commissie van 19 juni 2019 waarbij wordt bepaald dat een tijdelijke opschorting van het preferentiële douanerecht niet passend is voor de invoer van bananen van oorsprong uit Nicaragua

101

 

*

Besluit (EU) 2019/1006 van de Europese Centrale Bank van 7 juni 2019 tot wijziging van Besluit ECB 2011/20 tot vaststelling van gedetailleerde regels en procedures voor de tenuitvoerlegging van de geschiktheidscriteria voor centrale effectenbewaarinstellingen voor toegang tot TARGET2-Securities-diensten (ECB/2019/15)

103

 

 

RICHTSNOEREN

 

*

Richtsnoer (EU) 2019/1007 van de Europese Centrale Bank van 7 juni 2019 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/13 betreffende TARGET2-securities (ECB/2019/16)

108

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Nr. 4/19/COL van 6 februari 2019 houdende de honderdenvierde wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun [2019/1008]

110

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2018/2069 van de Raad van 20 december 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten ( PB L 331 van 28.12.2018 )

112

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/1


RICHTLIJN (EU) 2019/997 VAN DE RAAD

van 18 juni 2019

tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 23, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is een basisbeginsel dat onderdanen van de lidstaten tegelijk ook burgers van de Unie zijn. Op grond van dat burgerschap geniet iedere burger van de Unie op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan hij onderdaan is, niet vertegenwoordigd is, de bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van een andere lidstaat, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat. Richtlijn (EU) 2015/637 (2) van de Raad geeft uitvoering aan dat recht door de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen vast te stellen die nodig zijn om de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie te vergemakkelijken.

(2)

In Richtlijn (EU) 2015/637 worden noodreisdocumenten genoemd als één vorm van consulaire bijstand die de ambassades en consulaten van de lidstaten moeten verlenen aan niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie. Een noodreisdocument is een document voor een enkele reis dat de houder ervan in staat stelt naar huis terug te keren of, in uitzonderlijke gevallen, naar een andere bestemming te reizen wanneer hij niet over zijn gebruikelijke reisdocument beschikt, bijvoorbeeld omdat dit gestolen of verloren is. Een andere bestemming kan bijvoorbeeld een buurland of even dichtbij gelegen land zijn waar de lidstaat waarvan de niet-vertegenwoordigde burger onderdaan is, een ambassade of consulaat heeft.

(3)

Bij Besluit 96/409/GBVB van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen (3), is een gemeenschappelijk noodreisdocument vastgesteld dat de lidstaten aan burgers van de Unie afgeven op plaatsen waar de lidstaat waarvan die burgers onderdaan zijn ("de lidstaat van nationaliteit") geen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging heeft. De in dat besluit vastgelegde voorschriften moeten worden geactualiseerd en er moet een modern en beter beveiligd model voor het EU-noodreisdocument (EU-NRD) worden vastgesteld. Er moet worden gezorgd voor coherentie tussen de specifieke voorwaarden en de specifieke procedure voor de afgifte van EU-NRD's enerzijds en de algemene regels inzake consulaire bescherming zoals vastgelegd in Richtlijn (EU) 2015/637 anderzijds, omdat die richtlijn, met inbegrip van de financiële procedure van artikel 14 ervan, van toepassing is op de afgifte van EU-NRD's aan niet-vertegenwoordigde burgers. In de onderhavige richtlijn dienen aanvullende voorschriften te worden opgenomen die in voorkomend geval naast die van Richtlijn (EU) 2015/637 moeten worden toegepast.

(4)

Desgevraagd moet een EU-NRD worden afgegeven aan een niet-vertegenwoordigde burger in een derde land van wie het paspoort of reisdocument verloren, gestolen of vernietigd is, of om een andere reden niet binnen een redelijke termijn kan worden verkregen, bijvoorbeeld aan pasgeborenen die tijdens de reis zijn geboren, of aan personen van wie de documenten, die niet gemakkelijk door de lidstaat van nationaliteit kunnen worden vervangen, zijn verlopen. Een EU-NRD moet worden afgegeven zodra de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger de nationaliteit en de identiteit van deze burger heeft bevestigd ten aanzien van de lidstaat die de burger bijstand verleent.

(5)

Aangezien het verlies van een paspoort of een reisdocument tot aanzienlijke problemen voor niet-vertegenwoordigde burgers in derde landen kan leiden, dient een vereenvoudigde procedure te worden vastgesteld voor samenwerking en coördinatie tussen de bijstandverlenende lidstaat en de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat zo spoedig mogelijk, doorgaans binnen enkele werkdagen, overleg wordt gepleegd. Tegelijkertijd moet in uitzonderlijke gevallen voldoende ruimte worden gelaten voor flexibiliteit. Het moet de bijstandverlenende lidstaat enkel in uiterst dringende gevallen worden toegestaan EU-NRD's af te geven zonder voorafgaande raadpleging van de lidstaat van nationaliteit. Alvorens daartoe over te gaan, moeten alle beschikbare communicatiemiddelen met de lidstaat van nationaliteit zijn uitgeput. De lidstaten moeten bijvoorbeeld eerst proberen een deel van de relevante informatie door te geven, zoals de naam, nationaliteit en geboortedatum van de aanvrager. In dergelijke gevallen moet de bijstandverlenende lidstaat de lidstaat van nationaliteit zo spoedig mogelijk in kennis stellen van de namens hem verleende bijstand teneinde te waarborgen dat de lidstaat van nationaliteit adequaat geïnformeerd is.

(6)

Om veiligheidsredenen moeten de houders van een EU-NRD dit document retourneren zodra zij veilig thuis zijn aangekomen, bijvoorbeeld aan grenswachters of aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van paspoorten. Voorts moet een kopie of scan van elk EU-NRD worden opgeslagen bij de instantie van afgifte van de bijstandverlenende lidstaat en moet een tweede kopie of scan worden toegezonden aan de lidstaat van nationaliteit van de houder. De geretourneerde EU-NRD's en de opgeslagen kopieën ervan moeten zo spoedig mogelijk worden vernietigd.

(7)

Niet-vertegenwoordigde burgers moeten een EU-NRD kunnen aanvragen bij de ambassade of het consulaat van om het even welke lidstaat. Krachtens Richtlijn (EU) 2015/637 kunnen de lidstaten praktische regelingen overeenkomen betreffende het delen van verantwoordelijkheden voor het afgeven van EU-NRD's aan niet-vertegenwoordigde burgers. De lidstaten moeten bij ontvangst van elke aanvraag voor een EU-NRD bepalen of een EU-NRD moet worden afgegeven, dan wel of de zaak moet worden verwezen naar de ambassade die of het consulaat dat volgens een reeds getroffen specifieke regeling als bevoegd is aangewezen.

(8)

Aangezien het EU-NRD bedoeld is als document voor een enkele reis, dient het zo lang geldig te zijn als nodig is om die reis te maken. De reismogelijkheden zijn tegenwoordig zo talrijk en het reizen gaat zo snel dat een EU-NRD, behalve in bijzondere omstandigheden, niet langer dan vijftien kalenderdagen geldig hoeft te zijn.

(9)

Afgezien van de afgifte van EU-NRD's aan niet-vertegenwoordigde burgers in derde landen, mag deze richtlijn de lidstaten niet beletten om in andere situaties EU-NRD's af te geven, rekening houdend met het nationaal recht en de nationale praktijk. De lidstaten moeten tevens EU-NRD's kunnen afgeven aan hun eigen onderdanen, aan burgers van de Unie die niet-vertegenwoordigd zijn op het grondgebied van de lidstaten, aan vertegenwoordigde burgers en aan onderdanen van een andere lidstaat die vertegenwoordigd is in het land waar zij het EU-NRD wensen te verkrijgen. De lidstaten moeten daarbij de nodige maatregelen nemen om misbruik en fraude te voorkomen. De lidstaten mogen echter ook besluiten om in dergelijke situaties geen EU-NRD af te geven.

(10)

Om de doeltreffende uitoefening van het in artikel 20, lid 2, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vastgelegde recht en van het in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het "Handvest") erkende recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven te waarborgen en om rekening te houden met het nationaal recht en de nationale praktijk, moet een bijstandverlenende lidstaat overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) 2015/637 een EU-NRD kunnen afgeven aan familieleden die geen burger van de Unie zijn en die burgers van de Unie vergezellen, indien die familieleden legaal ingezetenen van een lidstaat zijn, naargelang de omstandigheden van het concrete geval.

(11)

Sommige familieleden die geen burger van de Unie zijn, kunnen worden verplicht om, naast het EU-NRD, een visum te verkrijgen om terug te keren naar het grondgebied van de Unie. Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) mogen familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, slechts aan de inreisvisumplicht worden onderworpen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad (5) of, in voorkomend geval, de nationale wetgeving. Het bezit van een geldige verblijfskaart als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 2004/38/EG stelt dergelijke familieleden vrij van de visumplicht. De lidstaten moeten deze personen alle faciliteiten verlenen om de nodige visa te verkrijgen. Deze visa moeten zo spoedig mogelijk kosteloos en via een versnelde procedure worden afgegeven.

(12)

Het EU-NRD moet bestaan uit een uniforme EU-NRD-formulier en een uniforme EU-NRD-sticker. Het EU-NRD moet alle vereiste informatie bevatten en moet aan strenge technische normen voldoen, met name wat waarborgen tegen namaak en vervalsing betreft. Het moet kosteneffectief zijn, geschikt zijn om door alle lidstaten te worden gebruikt en algemeen herkenbare veiligheidskenmerken hebben die met het blote oog duidelijk waarneembaar zijn.

(13)

Het uniforme EU-NRD-formulier moet blanco pagina's bevatten, zodat visa in voorkomend geval rechtstreeks op het formulier kunnen worden aangebracht. Dat formulier moet dienen als drager voor de uniforme EU-NRD-sticker, die de relevante informatie over de houder bevat. De uniforme EU-NRD-sticker moet worden ontworpen volgens het uniforme visummodel zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1683/95 (6) van de Raad, en moet vergelijkbare veiligheidskenmerken bevatten. De uniforme EU-NRD-sticker moet in de ambassade of het consulaat van de bijstandverlenende lidstaat worden ingevuld met behulp van dezelfde printers die voor visa worden gebruikt. In geval van technische overmacht moet het mogelijk zijn de uniforme EU-NRD-sticker handmatig in te vullen. Om geringere acceptatie en veiligheidsrisico's te voorkomen, moet het handmatig invullen zoveel mogelijk worden beperkt en alleen gebeuren wanneer het niet mogelijk is binnen een redelijke termijn een met behulp van een printer ingevulde uniforme EU-NRD-sticker af te geven.

(14)

Om de afgifte beter te beveiligen en te bespoedigen, moet de voor het EU-NRD bestemde gezichtsopname van de aanvrager direct op de ambassade of het consulaat worden gemaakt met een digitale camera of een gelijkwaardige methode. Alleen indien dit niet mogelijk is, mag een foto worden gebruikt waarvan de ambassade of het consulaat heeft verzekerd dat het een foto van de aanvrager is. Deze gezichtsopname of foto moet dan aan de lidstaat van nationaliteit van de aanvrager worden doorgezonden met het oog op bevestiging van de identiteit van de aanvrager.

(15)

Voor in deze richtlijn vastgestelde specificaties mag geen geheimhoudingsplicht gelden. Indien nodig kunnen deze specificaties worden aangevuld met geheime specificaties om namaak en vervalsing te voorkomen.

(16)

Om het aantal personen dat over de informatie inzake de aanvullende technische specificaties beschikt, tot het strikte minimum te beperken, moet elke lidstaat een organisatie aanwijzen die de verantwoordelijkheid voor de productie van de uniforme EU-NRD-formulieren en -stickers draagt. Ter wille van de efficiëntie worden de lidstaten aangespoord één enkele organisatie aan te wijzen. De lidstaten moeten zo nodig van organisatie kunnen veranderen. Om veiligheidsredenen dient elke lidstaat de naam van die organisatie mee te delen aan de Commissie en aan de andere lidstaten.

(17)

Teneinde in te spelen op de noodzaak om de specificaties van het uniforme EU-NRD-formulier en de uniforme EU-NRD-sticker aan de technische vooruitgang aan te passen, en teneinde de lidstaat die verantwoordelijk is voor het verstrekken van modellen ter kennisgeving van het uniforme EU-NRD-formulier aan derde landen, te kunnen wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (7). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangt de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben zijn deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(18)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen op het vlak van aanvullende technische specificaties en indicatoren voor het toezicht op de toepassing van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 (8) van het Europees Parlement en de Raad.

(19)

Om de acceptatie van EU-NRD's te verbeteren, moeten de delegaties van de Unie in derde landen de relevante autoriteiten van derde landen in kennis stellen van het uniforme EU-NRD-formulier en latere wijzigingen ervan, verslag uitbrengen over de acceptatie van het EU-NRD door derde landen, en het gebruik ervan stimuleren. De voor dit doel gebruikte modellen moeten met steun van de Commissie door een lidstaat aan de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) worden verstrekt.

(20)

Deze richtlijn dient gunstigere nationale bepalingen onverlet te laten voor zover die bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.

(21)

Verordening (EU) 2016/679 (9) van het Europees Parlement en de Raad moet van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van deze richtlijn. Voor de werking van het EU-NRD-systeem moeten de persoonsgegevens worden verwerkt die nodig zijn om de identiteit van de aanvrager te verifiëren, de uniforme EU-NRD-sticker te drukken en de reis van de betrokkene te vergemakkelijken. Er dient nader te worden gespecificeerd welke waarborgen op de verwerkte persoonsgegevens van toepassing zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van de maximale bewaartermijn voor de verzamelde persoonsgegevens. Een maximale bewaartermijn van 180 dagen voor de bijstandverlenende lidstaat en van twee jaar voor de lidstaat van nationaliteit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alle toepasselijke vergoedingen worden geïnd en om mogelijk misbruik of andere frauduleuze activiteiten te voorkomen. Het wissen van persoonsgegevens van aanvragers mag geen afbreuk doen aan de capaciteit van de lidstaten om toezicht te houden op de toepassing van deze richtlijn.

(22)

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven dient de Commissie voor deze richtlijn een evaluatie uit te voeren, met name op basis van via specifieke monitoringregelingen verzamelde informatie, om de effecten van deze richtlijn en de behoefte aan verdere acties na te gaan. Bij die evaluatie zou ook rekening kunnen worden gehouden met toekomstige technische ontwikkelingen die de invoering van elektronische noodreisdocumenten (eNRD) mogelijk maken.

(23)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van maatregelen die nodig zijn om de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers te vergemakkelijken via de afgifte van veilige en algemeen aanvaarde noodreisdocumenten, onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en beter op het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd teneinde versnippering en een daaruit voortvloeiende geringere acceptatie van door lidstaten aan niet-vertegenwoordigde burgers afgegeven noodreisdocumenten te voorkomen, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(24)

Deze richtlijn is gericht op het bevorderen van de consulaire bescherming, zoals gewaarborgd bij artikel 46 van het Handvest. De richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest, met inbegrip van het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Deze richtlijn dient in het licht van deze rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast.

(25)

Besluit 96/409/GBVB dient te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

In deze richtlijn wordt vastgesteld onder welke voorwaarden en volgens welke procedure niet-vertegenwoordigde burgers in derde landen een EU-noodreisdocument (EU-NRD) kunnen verkrijgen, en wordt een uniform model voor een dergelijk document vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)   "niet-vertegenwoordigde burger": elke burger die de nationaliteit bezit van een lidstaat die niet wordt vertegenwoordigd in een derde land als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/637;

2)   "aanvrager": de persoon die een EU-NRD aanvraagt;

3)   "houder": de persoon aan wie een EU-NRD wordt afgegeven;

4)   "bijstandverlenende lidstaat": de lidstaat die een aanvraag voor een EU-NRD ontvangt;

5)   "lidstaat van nationaliteit": de lidstaat waarvan de aanvrager stelt een onderdaan te zijn;

6)   "werkdagen": alle andere dagen dan feestdagen of weekends die door de aangezochte instantie in acht worden genomen.

HOOFDSTUK II

HET EU-NOODREISDOCUMENT

Artikel 3

Het EU-noodreisdocument

1.   Het EU-noodreisdocument (EU-NRD) is een reisdocument dat door een lidstaat aan een niet-vertegenwoordigde burger in een derde land wordt afgegeven voor een enkele reis naar de lidstaat van nationaliteit of de lidstaat van verblijf van die burger, zoals aangevraagd door de burger, dan wel, in uitzonderlijke gevallen, naar een andere bestemming. Lidstaten kunnen ook besluiten om overeenkomstig artikel 7 EU-NRD's af te geven aan andere houders.

2.   Lidstaten geven overeenkomstig de in artikel 4 bedoelde procedure EU-NRD's af aan niet-vertegenwoordigde burgers in derde landen van wie het paspoort of reisdocument verloren, gestolen of vernietigd is, of om een andere reden niet binnen een redelijke termijn kan worden verkregen.

Artikel 4

Procedure

1.   Lidstaten die een aanvraag voor een EU-NRD ontvangen, raadplegen zo spoedig mogelijk, en uiterlijk twee werkdagen na ontvangst van de aanvraag, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/637, de lidstaat van nationaliteit met het oog op verificatie van de nationaliteit en de identiteit van de aanvrager.

2.   De bijstandverlenende lidstaat verstrekt de lidstaat van nationaliteit alle relevante informatie, met inbegrip van:

a)

de achternaam en voornaam/voornamen, nationaliteit, geboortedatum en het geslacht van de aanvrager;

b)

een gezichtsopname van de aanvrager, die door de instanties van de bijstandverlenende lidstaat moet worden gemaakt op het moment van de aanvraag, of, indien zulks niet haalbaar is, een gescande of digitale foto van de aanvrager op basis van de normen die zijn vastgesteld in deel 3 van document 9303 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) inzake machineleesbare reisdocumenten (zevende uitgave, 2015) ("ICAO-document 9303");

c)

een kopie of scan van een identificatiemiddel dat voorhanden is, zoals een identiteitskaart of rijbewijs, en, indien beschikbaar, het type en het nummer van het te vervangen document en het nationale registratie- of socialezekerheidsnummer.

3.   Zo spoedig mogelijk, en uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie, antwoordt de lidstaat van nationaliteit op de raadpleging overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Richtlijn (EU) 2015/637 en bevestigt hij of de aanvrager zijn onderdaan is. Indien de lidstaat van nationaliteit niet binnen drie werkdagen kan antwoorden, stelt hij de bijstandverlenende lidstaat daar binnen die termijn van in kennis en geeft hij een indicatie van de verwachte responstijd. De bijstandverlenende lidstaat stelt de aanvrager daarvan in kennis. Na bevestiging van de nationaliteit van de aanvrager verstrekt de bijstandverlenende lidstaat de aanvrager zo spoedig mogelijk, en uiterlijk twee werkdagen na ontvangst van de bevestiging, een EU-NRD.

4.   Indien de lidstaat van nationaliteit er bezwaar tegen maakt dat aan een van zijn onderdanen een EU-NRD wordt afgegeven, stelt hij de bijstandverlenende lidstaat daarvan in kennis. In dat geval wordt geen EU-NRD afgegeven en neemt de lidstaat van nationaliteit de verantwoordelijkheid voor het verlenen van consulaire bescherming aan zijn onderdaan op zich, in overeenstemming met zijn wettelijke verplichtingen en de praktijk. In nauw overleg met de lidstaat van nationaliteit stelt de bijstandverlenende lidstaat de aanvrager daarvan in kennis.

5.   In gemotiveerde gevallen mogen de lidstaten de in de leden 1 en 3 vastgestelde termijnen overschrijden.

6.   In uiterst dringende gevallen mag de bijstandverlenende lidstaat een EU-NRD afgeven zonder voorafgaande raadpleging van de lidstaat van nationaliteit. Alvorens daartoe over te gaan, moeten de beschikbare communicatiemiddelen met de lidstaat van nationaliteit zijn uitgeput. De bijstandverlenende lidstaat stelt de lidstaat van nationaliteit er zo spoedig mogelijk van in kennis dat een EU-NRD is afgegeven, met vermelding van de identiteit van de persoon aan wie het EU-NRD is afgegeven. Die kennisgeving bevat alle gegevens die in het EU-NRD zijn opgenomen.

7.   De instantie van de lidstaat die het EU-NRD heeft afgegeven, slaat een kopie of scan van het afgegeven EU-NRD op en zendt een tweede kopie of scan toe aan de lidstaat van nationaliteit van de aanvrager.

8.   De houder van een EU-NRD wordt verzocht het EU-NRD te retourneren, ongeacht of dit reeds is verstreken, zodra hij op de eindbestemming is aangekomen.

9.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen een gestandaardiseerd EU-NRD-aanvraagformulier vaststellen, dat tevens informatie bevat over de verplichting om het EU-NRD bij aankomst te retourneren. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 5

Financiële bepalingen

1.   De bijstandverlenende lidstaat rekent de aanvrager de leges aan die hij zijn eigen onderdanen voor de afgifte van nationale nooddocumenten aanrekent.

2.   De bijstandverlenende lidstaat kan afzien van het aanrekenen van leges in het algemeen of in door hem bepaalde specifieke situaties.

3.   Indien de aanvrager bij indiening van zijn aanvraag niet in staat is de bijstandverlenende lidstaat de toepasselijke leges te betalen, verbindt hij zich ertoe deze leges aan zijn lidstaat van nationaliteit terug te betalen met gebruikmaking van het in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2015/637 opgenomen standaardformulier. In dergelijke gevallen zijn artikel 14, lid 2, en artikel 15 van Richtlijn (EU) 2015/637 van toepassing.

Artikel 6

Geldigheid

Een EU-NRD is zolang geldig als nodig is om de reis te maken waarvoor het document wordt verstrekt. Bij de berekening van die periode worden eventueel noodzakelijke overnachtingen of aansluitingen in aanmerking genomen. In de geldigheidsduur is een marge van twee dagen verrekend. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden is een EU-NRD niet langer geldig dan 15 kalenderdagen.

Artikel 7

Facultatieve afgifte van EU-NRD's

1.   Een lidstaat mag een EU-NRD afgeven aan aanvragers van wie het paspoort of reisdocument verloren, gestolen of vernietigd is, of om een andere reden niet binnen een redelijke termijn kan worden verkregen, en die tot de volgende categorieën behoren:

a)

zijn eigen onderdanen;

b)

burgers van de Unie die niet vertegenwoordigd zijn op het grondgebied van de lidstaten, met inbegrip van de in artikel 355, lid 2, eerste alinea, VWEU genoemde landen en gebieden overzee;

c)

burgers van een andere lidstaat die vertegenwoordigd is in het land waar deze burgers het EU-NRD wensen te verkrijgen en waar desbetreffende regelingen tussen de betrokken lidstaten bestaan;

d)

familieleden die geen burger van de Unie zijn en die burgers van de Unie die niet vertegenwoordigd zijn in een derde land vergezellen, of burgers van de Unie als bedoeld in punt a), b) of c), indien die familieleden legaal in een lidstaat verblijven, onverminderd de toepasselijke visumvereisten;

e)

andere personen aan wie die lidstaat of een andere lidstaat op grond van het internationaal of nationaal recht bescherming moet bieden en die legaal in een lidstaat verblijven.

2.   Indien een lidstaat een EU-NRD afgeeft overeenkomstig:

a)

punt b) of c) van lid 1 van dit artikel, wordt bij de in artikel 4 bedoelde raadpleging de lidstaat van nationaliteit van de burgers van de Unie betrokken;

b)

punt d) van lid 1 van dit artikel, wordt bij de in artikel 4 bedoelde raadpleging de lidstaat van nationaliteit van de vergezelde burger van de Unie betrokken en, in voorkomend geval, de lidstaat van verblijf van het familielid. In afwijking van artikel 4, lid 6, wordt geen EU-NRD afgegeven zonder de voorafgaande raadpleging van de lidstaat van nationaliteit van de vergezelde burger van de Unie en, in voorkomend geval, de lidstaat van verblijf van het familielid;

c)

punt e) van lid 1 van dit artikel, wordt bij de in artikel 4 bedoelde raadpleging de lidstaat betrokken die op grond van het internationaal of nationaal recht verplicht is de aanvrager bescherming te bieden, oftewel het land van bestemming dat op het EU-NRD vermeld staat.

HOOFDSTUK III

UNIFORM MODEL VOOR EU-NRD's

Artikel 8

Uniform model voor EU-NRD's

1.   Het EU-NRD bestaat uit een uniform EU-NRD-formulier en een uniforme EU-NRD-sticker. Dat formulier en die sticker voldoen aan de specificaties als vastgesteld in de bijlagen I en II en aan de aanvullende technische specificaties als vastgesteld in artikel 9.

2.   Bij het invullen van de uniforme EU-NRD-sticker worden de in bijlage II opgenomen rubrieken ingevuld en wordt het machineleesbare gedeelte ingevuld overeenkomstig ICAO-document 9303 betreffende machineleesbare documenten.

3.   Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn, met name om de uitoefening van het recht op consulaire bescherming te waarborgen op basis van een modern en beveiligd EU-NRD-model, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I en II te wijzigen en de verwijzingen naar de door de ICAO vastgestelde normen als bedoeld in lid 2 van dit artikel en artikel 4, lid 2, punt b), aan de technische vooruitgang aan te passen.

4.   Lidstaten kunnen alle nodige nationale vermeldingen als vermeld in bijlage II, punt 9, toevoegen in de rubriek "Opmerkingen" van de uniforme EU-NRD-sticker. Die nationale vermeldingen mogen de in bijlage II opgenomen rubrieken inhoudelijk niet overlappen.

5.   Alle vermeldingen op de uniforme EU-NRD-sticker, met inbegrip van de gezichtsopname, moeten worden gedrukt. Er mogen met de hand geen wijzigingen worden aangebracht op een gedrukte uniforme EU-NRD-sticker.

In uitzonderlijke gevallen van technische overmacht mogen uniforme EU-NRD-stickers met de hand worden ingevuld, en mag er een foto op worden aangebracht. In dergelijke gevallen moet de foto extra worden beschermd tegen vervanging. Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht op de uniforme EU-NRD-sticker die met de hand is ingevuld.

6.   Indien een fout wordt opgemerkt op de uniforme EU-NRD-sticker die nog niet op het uniforme EU-NRD-formulier is aangebracht, wordt de uniforme EU-NRD-sticker ongeldig gemaakt en vernietigd. Indien een fout wordt opgemerkt nadat de uniforme EU-NRD-sticker op het uniforme EU-NRD-formulier is aangebracht, worden zij allebei ongeldig gemaakt en vernietigd en wordt een nieuwe uniforme EU-NRD-sticker gemaakt.

7.   De gedrukte uniforme EU-NRD-sticker met de ingevulde rubrieken wordt overeenkomstig bijlage I aangebracht op het uniforme EU-NRD-formulier.

8.   De lidstaten zorgen voor een tegen diefstal beveiligde opslag van blanco uniforme EU-NRD-formulieren en -stickers.

Artikel 9

Aanvullende technische specificaties

1.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin aanvullende technische specificaties voor EU-NRD's worden opgenomen met betrekking tot:

a)

het ontwerp, het model en de kleuren van het uniforme EU-NRD-formulier en de bijbehorende uniforme EU-NRD-sticker;

b)

voorschriften voor de materialen en druktechnieken van het uniforme EU-NRD-formulier;

c)

veiligheidskenmerken en -vereisten, met inbegrip van strengere normen ter voorkoming van vervalsing en namaak;

d)

andere voorschriften die in acht moeten worden genomen bij het invullen en afgeven van het EU-NRD.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Er kan worden besloten dat de aanvullende technische specificaties als bedoeld in lid 1 geheim moeten blijven en niet bekend mogen worden gemaakt. In dat geval worden zij uitsluitend verstrekt aan de door de lidstaten aangewezen organisatie die de verantwoordelijkheid voor de productie van de EU-NRD's draagt, en aan personen die door een lidstaat of de Commissie naar behoren zijn gemachtigd.

Artikel 10

Productie van EU-NRD's

1.   Elke lidstaat wijst een organisatie aan die de verantwoordelijkheid draagt voor de productie van uniforme EU-NRD-formulieren en -stickers. Die organisatie kan door meerdere of alle lidstaten worden aangewezen.

2.   Elke lidstaat deelt de Commissie en de andere lidstaten de naam mee van de organisatie die zijn uniforme EU-NRD-formulieren en -stickers produceert. Indien een lidstaat de door hem aangewezen organisatie verandert, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 11

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 8, lid 3, en artikel 13, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 10 juli 2019.

3.   De Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 8, lid 3, en artikel 13, lid 1, te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis.

6.   Een krachtens artikel 8, lid 3, en artikel 13, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan geen bezwaar heeft aangetekend, of indien de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen aantekenen. Die termijn wordt op initiatief van de Raad met twee maanden verlengd.

7.   De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, eventuele bezwaren die daartegen zijn gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

Artikel 12

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 13

Kennisgeving aan derde landen

1.   Binnen 21 maanden na vaststelling van de aanvullende technische specificaties als bedoeld in artikel 9, stelt de lidstaat die overeenkomstig artikel 16, lid 9, VEU het voorzitterschap van de Raad uitoefent, modellen van het uniforme formulier en de uniforme sticker voor het EU-NRD ter beschikking van de Commissie en de EDEO.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 10 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de eerste alinea van dit lid zodanig te wijzigen dat een andere lidstaat wordt aangewezen als de verantwoordelijke staat voor het verstrekken van de in die alinea bedoelde modellen, op basis van objectieve criteria, zoals de aanwezigheid op zijn grondgebied van een organisatie die door meerdere of alle lidstaten is aangewezen voor de productie van EU-NRD's.

2.   De EDEO zendt de modellen van het uniforme EU-NRD-formulier en de uniforme EU-NRD-sticker toe aan de delegaties van de Unie in derde landen.

3.   De delegaties van de Unie in derde landen stellen de bevoegde instanties in de respectieve derde landen in kennis van het gebruik van het EU-NRD en het uniforme model en de belangrijkste veiligheidskenmerken ervan, onder meer door modellen van het uniforme EU-NRD-formulier en de uniforme EU-NRD-sticker ter beschikking te stellen voor referentiedoeleinden. De kennisgeving aan een individueel derde land wordt op verzoek van dat derde land herhaald. De kennisgeving bevat geen specificaties die overeenkomstig artikel 9, lid 2, geheim moeten blijven.

4.   Telkens wanneer het uniforme model van het formulier en de sticker voor het EU-NRD wordt gewijzigd, wordt de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde procedure herhaald. De in lid 1 bedoelde termijn bedraagt 21 maanden na de vaststelling van het gewijzigde model van het uniforme EU-NRD-formulier of de uniforme EU-NRD-sticker.

5.   Indien in een derde land geen delegatie van de Unie aanwezig is, besluiten de vertegenwoordigde lidstaten via plaatselijke consulaire samenwerking welke lidstaat de bevoegde instanties van dat derde land in kennis stelt van het uniforme EU-NRD-formulier en de belangrijkste veiligheidskenmerken ervan. De EDEO coördineert daartoe met de bevoegde lidstaat de doorzending van modellen van het uniforme EU-NRD-formulier en de uniforme EU-NRD-sticker.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Gunstiger behandeling

Lidstaten mogen bepalingen vaststellen of handhaven die gunstiger zijn dan die van deze richtlijn, voor zover zij met deze richtlijn verenigbaar zijn.

Artikel 15

Bescherming van persoonsgegevens

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens, met inbegrip van de in artikel 4, lid 2, bedoelde gezichtsopname of foto van de aanvrager, worden uitsluitend gebruikt om de identiteit van de aanvrager overeenkomstig de procedure van artikel 4 te verifiëren, om de uniforme EU-NRD-sticker te drukken en om de reis van de aanvrager te vergemakkelijken. De bijstandverlenende lidstaat en de lidstaat van nationaliteit zorgen voor een passende beveiliging van de persoonsgegevens.

2.   Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 hebben de aanvragers aan wie een EU-NRD wordt afgegeven, het recht de in het EU-NRD opgenomen persoonsgegevens te verifiëren en zo nodig te verzoeken dat deze door middel van een nieuw document worden gecorrigeerd.

3.   In een EU-NRD wordt geen informatie in machineleesbare vorm opgenomen, tenzij deze informatie tevens wordt vermeld in de rubrieken als bedoeld in punt 6 van bijlage II.

4.   De bijstandverlenende lidstaat en de lidstaat van nationaliteit bewaren de persoonsgegevens van een aanvrager zo lang als nodig is, onder meer ter inning van de in artikel 5 bedoelde leges. In geen geval worden die persoonsgegevens door de bijstandverlenende lidstaat en de lidstaat van nationaliteit langer dan respectievelijk 180 dagen en twee jaar bewaard. Bij het verstrijken van de bewaartermijn worden de persoonsgegevens van de aanvrager gewist.

5.   In afwijking van lid 4, zorgen de lidstaten ervoor dat elk geretourneerd EU-NRD en alle daarmee verband houdende kopieën zo spoedig mogelijk op beveiligde wijze worden vernietigd.

Artikel 16

Monitoring

1.   De lidstaten houden regelmatig toezicht op de toepassing van deze richtlijn aan de hand van de volgende indicatoren:

a)

aantal overeenkomstig artikel 3 afgegeven EU-NRD's en de nationaliteit van de houder;

b)

aantal overeenkomstig artikel 7 afgegeven EU-NRD's en de nationaliteit van de houder, en

c)

aantal gevallen van fraude en namaak van EU-NRD's.

2.   De lidstaten organiseren de productie en verzameling van de gegevens die nodig zijn om veranderingen met betrekking tot de in lid 1 opgenomen indicatoren te meten, en verstrekken die informatie jaarlijks aan de Commissie.

3.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen ter aanvulling van de in lid 1 bedoelde indicatoren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 17

Evaluatie

1.   De Commissie verricht een evaluatie van deze richtlijn ten vroegste zes jaar na de datum van omzetting ervan en brengt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de belangrijkste bevindingen. Het verslag bevat een evaluatie van de vraag of de persoonsgegevens op passend niveau zijn beveiligd, van de gevolgen voor de grondrechten en van de mogelijke invoering van uniforme leges voor EU-NRD's.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor het opstellen van het in lid 1 vermelde verslag.

Artikel 18

Intrekking

1.   Besluit 96/409/GBVB wordt ingetrokken met ingang van 36 maanden na de vaststelling van de in artikel 9 bedoelde aanvullende technische specificaties.

2.   Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar deze richtlijn.

3.   De lidstaten zien erop toe dat overeenkomstig Besluit 96/409/GBVB geproduceerde NRD-formulieren binnen de in lid 1 gestelde termijn ongeldig gemaakt en vernietigd zijn.

Artikel 19

Omzetting

1.   Uiterlijk 24 maanden na de vaststelling van de in artikel 9 bedoelde aanvullende specificaties stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen deze maatregelen toe met ingang van 36 maanden na de vaststelling van de in artikel 9 bedoelde aanvullende technische specificaties.

Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen aan de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Advies van 16 januari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Richtlijn (EU) 2015/637 van de Raad van 20 april 2015 betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking van Besluit 95/553/EG (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 1).

(3)  Besluit 96/409/GBVB van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 25 juni 1996 betreffende de opstelling van een noodreisdocument (PB L 168 van 6.7.1996, blz. 4).

(4)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(5)  Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).

(6)  Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1).

(7)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(9)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).


BIJLAGE I

UNIFORM EU-NRD-FORMULIER

Het uniforme EU-NRD-formulier moet in overeenstemming zijn met de onderstaande specificaties.

1.   Formaat en afmetingen

Het uniforme EU-NRD-formulier bestaat uit een op beide zijden bedrukt, in drieën gevouwen blad. De afmetingen van het opgevouwen formulier dienen overeen te stemmen met de norm ISO/IEC 7810 ID-3.

2.   Bladzijde één: schutblad

Het schutblad van het uniforme EU-NRD-formulier bevat, in deze volgorde, de woorden "EUROPESE UNIE" in alle officiële talen van de Unie, en de woorden "EMERGENCY TRAVEL DOCUMENT" en "TITRE DE VOYAGE PROVISOIRE". Op het schutblad is ook een cirkel van twaalf gouden sterren afgebeeld.

3.   Bladzijde twee: aanbrengen van de uniforme EU-NRD-sticker

De uniforme EU-NRD-sticker wordt stevig op de tweede bladzijde van het uniforme EU-NRD-formulier aangebracht, zodat hij niet gemakkelijk kan worden verwijderd. De uniforme EU-NRD-sticker wordt evenwijdig aan de rand van de bladzijde aangebracht. Het machineleesbare gedeelte van de uniforme EU-NRD-sticker wordt met de rand van de bladzijde gealigneerd. Het stempel van de instantie van afgifte wordt zodanig op de uniforme EU-NRD-sticker aangebracht dat het doorloopt op de bladzijde.

4.   Bladzijden drie en vier: informatie

De derde en vierde bladzijde bevatten de vertalingen van de woorden "Emergency Travel Document" en van de rubrieken van de uniforme EU-NRD-sticker in alle officiële talen van de Unie, met uitzondering van het Frans en het Engels. Ook de volgende tekst wordt afgedrukt:

"This EU Emergency Travel Document is a travel document issued by a Member State of the European Union for a single journey to the holder's Member State of nationality or residence or, exceptionally, to another destination. Authorities of non-EU countries are hereby requested to allow the holder to pass freely without hindrance.

Le présent titre de voyage provisoire de l'UE est un titre de voyage délivré par un État membre de l'Union européenne aux fins d'un trajet unique vers l'État membre de nationalité ou de résidence du détenteur, ou, à titre exceptionnel, vers une autre destination. Les autorités des pays tiers sont priées d'autoriser le détenteur du titre de voyage provisoire à circuler sans entraves.".

5.   Bladzijde vijf en zes: visa en inreis-/uitreisstempels

Op de vijfde en zesde bladzijde staat het opschrift "VISA/VISA". Voor het overige zijn deze bladzijden blanco.

Deze bladzijden zijn voorbehouden voor visa en inreis-/uitreisstempels.

6.   Nummer van het uniforme EU-NRD-formulier

Op het uniforme EU-NRD-formulier wordt een zevencijferig nummer voorgedrukt.


BIJLAGE II

UNIFORME EU-NRD-STICKER

De uniforme EU-NRD-sticker moet in overeenstemming zijn met de onderstaande specificaties.

Kenmerken van de uniforme EU-NRD-sticker

1.

De uniforme EU-NRD-sticker bevat een gezichtsopname van de houder, afgedrukt volgens hoge beveiligingsnormen, tenzij een foto wordt gebruikt overeenkomstig artikel 8, lid 5. De gezichtsopname of de foto is die welke wordt gebruikt voor de toepassing van artikel 4, lid 2.

2.

De uniforme EU-NRD-sticker bevat veiligheidskenmerken die voldoende bescherming bieden tegen vervalsing; er wordt daarbij in het bijzonder rekening gehouden met de veiligheidskenmerken die worden gebruikt voor het uniforme visummodel.

3.

Alle lidstaten gebruiken dezelfde veiligheidskenmerken.

4.

Op de uniforme EU-NRD-sticker staan de volgende opschriften:

a)

de afkorting "EU ETD/TVP UE";

b)

de woorden "European Union/Union européenne";

c)

de in ICAO-document 9303 vermelde drieletterige code "EUE".

5.

Op de uniforme EU-NRD-sticker staat het zevencijferige nummer van de uniforme EU-NRD-sticker in horizontale richting, voorgedrukt in zwart. Er wordt een bijzonder lettertype gebruikt. Dit nummer wordt voorafgegaan door de tweeletterige landcode van de lidstaat van afgifte als vermeld in ICAO-document 9303. Deze code kan worden voorgedrukt of bij het invullen van de uniforme EU-NRD-sticker aan het nummer worden toegevoegd. Uit veiligheidsoverwegingen kan hetzelfde zevencijferige nummer meerdere keren op de uniforme EU-NRD-sticker worden afgedrukt.

In te vullen rubrieken

6.

De uniforme EU-NRD-sticker moet rubrieken voor de onderstaande gegevens bevatten:

a)

land van bestemming en eventueel een of meerdere doorreislanden waarvoor het EU-NRD wordt afgegeven;

b)

lidstaat van afgifte en plaats van de instantie van afgifte;

c)

datum van afgifte en vervaldatum;

d)

achternaam en voornaam/voornamen, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de houder van het EU-NRD;

e)

nummer van het uniforme EU-NRD-formulier waarop de uniforme EU-NRD-sticker wordt aangebracht als bedoeld in punt 6 van bijlage I.

7.

De benaming van de in te vullen rubrieken zijn in het Engels en in het Frans gesteld en worden genummerd.

8.

Data worden als volgt genoteerd: twee cijfers voor de dag; indien één cijfer daarvoor volstaat, wordt het voorafgegaan door een nul; twee cijfers voor de maand; indien één cijfer daarvoor volstaat, wordt het voorafgegaan door een nul; vier cijfers voor het jaar. Na de dag en de maand volgt een spatie. Bijvoorbeeld: 20 01 18 = 20 januari 2018.

9.

De uniforme EU-NRD-sticker bevat een rubriek "Opmerkingen", die door de instantie van afgifte wordt gebruikt voor bijkomende noodzakelijke gegevens, zoals het type en het nummer van het document dat wordt vervangen.

Machineleesbare informatie

10.

De uniforme EU-NRD-sticker bevat de relevante machineleesbare informatie conform ICAO-document 9603 die nodig is om controles aan de buitengrenzen te vergemakkelijken. In het machineleesbare gedeelte worden als eerste twee karakters de hoofdletters "AE" aangebracht, ten einde erop te wijzen dat het document een EU-noodreisdocument is. Het machineleesbare gedeelte bevat in de zichtbare ondergrondbedrukking een gedrukte tekst met de woorden "Europese Unie" in alle officiële talen van de Unie. Die tekst mag de technische elementen van het machineleesbare gedeelte of de leesbaarheid ervan niet beïnvloeden.

11.

Er moet voldoende ruimte zijn om eventueel een gemeenschappelijke 2D-barcode toe te voegen.

II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/13


VERORDENING (EU) 2019/998 VAN DE RAAD

van 13 juni 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde een toereikende en ononderbroken aanvoer van bepaalde landbouw- en industrieproducten die in de Unie in ontoereikende mate worden geproduceerd, te waarborgen en aldus verstoringen van de markt voor die producten te voorkomen, zijn bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 van de Raad (1) autonome tariefcontingenten geopend. Binnen de grenzen van deze tariefcontingenten kunnen de betrokken producten tegen een verlaagd recht of een nulrecht in de Unie worden ingevoerd.

(2)

Omdat het in het belang van de Unie is om een passende aanvoer van bepaalde industrieproducten te waarborgen en gelet op het feit dat er in de Unie niet in toereikende mate identieke, gelijkwaardige of vervangende producten worden vervaardigd, moeten er voor een passende hoeveelheid van de producten in kwestie nieuwe tariefcontingenten met nulrecht worden geopend met volgnummers 09.2594, 09.2595, 09.2596, 09.2597, 09.2598 en 09.2599.

(3)

Bij de tariefcontingenten met volgnummers 09.2679, 09.2683 en 09.2888 moet de omvang van het contingent worden verhoogd omdat een verhoging in het belang van de Unie is. Bij het tariefcontingent met volgnummer 09.2723 moet de omvang van het contingent met terugwerkende kracht worden verhoogd voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2018.

(4)

Het tariefcontingent met volgnummer 09.2740 heeft niet alleen betrekking op de producten van GN-code 2309 90 96 maar ook op die van GN-code 2309 90 31. Voor dit tariefcontingent moet derhalve de vermelding voor de GN-code worden aangepast.

(5)

Aangezien het niet langer in het belang van de Unie is om het tariefcontingent met volgnummer 09.2870 te handhaven, moet dit met ingang van 1 juli 2019 worden gesloten.

(6)

Naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst in de vorm van een verklaring betreffende de uitbreiding van de handel in informatietechnologieproducten (2), waarbij het recht voor de betrokken producten tot nul is verlaagd, moeten de tariefcontingenten met volgnummers 09.2633, 09.2643, 09.2620 en 09.2932 worden gesloten.

(7)

Gelet op de wijzigingen die moeten worden aangebracht en om redenen van duidelijkheid, moet de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 worden vervangen.

(8)

Om te vermijden dat de toepassing van de tariefcontingentregeling wordt onderbroken en om te voldoen aan de richtsnoeren die in de mededeling van de Commissie inzake autonome tariefschorsingen en –contingenten (3) zijn vastgesteld, moeten de wijzigingen waarin deze verordening voorziet met betrekking tot de tariefcontingenten voor de betrokken producten, toepassing vinden met ingang van 1 juli 2019, en met betrekking tot het tariefcontingent met volgnummer 09.2723 vanaf 1 januari 2018. Deze verordening moet derhalve met spoed in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De rij voor het tariefcontingent met volgnummer 09.2723 wordt vervangen door:

"09.2723

ex 3911 90 19

10

Poly(oxy-1,4-fenyleensulfonyl-1,4-fenyleenoxy-4,4′-bifenyleen)

1.1-31.12

5 000 t

0 %"

2)

Zij wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2019. Artikel 1, punt 1, is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 13 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

M.C. BUDĂI


(1)  Verordening (EU) nr. 1388/2013 van de Raad van 17 december 2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 7/2010 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 319).

(2)  PB L 161 van 18.6.2016, blz. 4.

(3)  PB C 363 van 13.12.2011, blz. 6.


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

TARIC

Omschrijving

Contingentperiode

Omvang van het contingent

Recht van het contingent

09.2637

ex 0710 40 00

ex 2005 80 00

20

30

Maiskolven (Zea mays saccharata), ook indien gesneden, met een diameter van 10 mm of meer maar niet meer dan 20 mm, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van producten van de levensmiddelenindustrie, om een andere behandeling te ondergaan dan het enkel opnieuw verpakken (1)  (2)  (3)

1.1-31.12

550 t

0 % (3)

09.2849

ex 0710 80 69

10

Paddenstoelen van de soort Auricularia polytricha, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, bestemd voor de vervaardiging van "kant-en-klaarmaaltijden" (1)  (2)

1.1-31.12

700 t

0 %

09.2664

ex 2008 60 39

30

Zoete kersen met toegevoegde alcohol, met een suikergehalte van niet meer dan 9 gewichtspercent, met een diameter van niet meer dan 19,9 mm, met pit, bestemd om te worden verwerkt in chocoladeproducten (2)

1.1-31.12

1 000 t

10 %

09.2740

ex 2309 90 31

ex 2309 90 96

87

97

Soja-eiwitconcentraat bevattende:

60 (± 10 %) gewichtspercenten ruw eiwit,

5 (± 3 %) gewichtspercenten ruwe celstof,

5 (± 3 %) gewichtspercenten ruwe as en

3 of meer, maar niet meer dan 6,9 gewichtspercent zetmeel

bestemd voor de vervaardiging van diervoeder producten (2)

1.1-31.12

30 000 t

0 %

09.2913

ex 2401 10 35

ex 2401 10 70

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 20 35

ex 2401 20 70

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

91

10

11

21

91

91

10

11

21

91

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak, ook indien in regelmatige vorm gesneden, met een douanewaarde van niet minder dan 450 EUR per 100 kg netto, bestemd om als dekblad of als omblad te worden gebruikt bij de vervaardiging van producten van onderverdeling 2402 10 00  (2)

1.1-31.12

6 000 t

0 %

09.2828

2712 20 90

 

Paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie

1.1-31.12

120 000 t

0 %

09.2600

ex 2712 90 39

10

Olierijke paraffinewas (CAS RN 64742-61-6)

1.1-31.12

100 000 t

0 %

09.2928

ex 2811 22 00

40

Silicavulstof in de vorm van korrels, met een siliciumdioxidegehalte van 97 gewichtspercenten of meer

1.1-31.12

1 700 t

0 %

09.2806

ex 2825 90 40

30

Wolfraamtrioxide, met inbegrip van wolfraamoxide(blauw) (CAS RN 1314-35-8 of CAS RN 39318-18-8)

1.1-31.12

12 000 t

0 %

09.2872

ex 2833 29 80

40

Cesiumsulfaat (CAS RN 10294-54-9), in vaste vorm of als waterige oplossing met meer dan 48 gewichtspercenten, maar niet meer dan 52 gewichtspercenten cesiumsulfaat

1.1-31.12

160 t

0 %

09.2929

2903 22 00

 

Trichloorethyleen (CAS RN 79-01-6)

1.1-31.12

15 000 t

0 %

09.2837

ex 2903 79 30

20

Broomchloormethaan (CAS RN 74-97-5)

1.1-31.12

600 t

0 %

09.2933

ex 2903 99 80

30

1,3-dichloorbenzeen (CAS RN 541-73-1)

1.1-31.12

2 600 t

0 %

09.2700

ex 2905 12 00

10

Propaan-1-ol (propylalcohol) (CAS RN 71-23-8)

1.1-31.12

15 000 t

0 %

09.2830

ex 2906 19 00

40

Cyclopropylmethanol (CAS RN 2516-33-8)

1.1-31.12

20 t

0 %

09.2851

ex 2907 12 00

10

O-kresol (CAS RN 95-48-7) met een zuiverheidsgraad van 98,5 of meer gewichtspercenten

1.1-31.12

20 000 t

0 %

09.2704

ex 2909 49 80

20

2,2,2′,2′-tetrakis(hydroxymethyl)-3,3′-oxydipropaan-1-ol (CAS RN 126-58-9)

1.1-31.12

500 t

0 %

09.2624

2912 42 00

 

Ethylvanilline (3-ethoxy-4-hydroxybenzaldehyde) (CAS RN 121-32-4)

1.1-31.12

1 950 t

0 %

09.2683

ex 2914 19 90

50

Calciumacetylacetonaat (CAS RN 19372-44-2) bestemd voor de vervaardiging van stabilisatorsystemen in tabletvorm (2)

1.1-31.12

200 t

0 %

09.2852

ex 2914 29 00

60

Cyclopropylmethylketon (CAS RN 765-43-5)

1.1-31.12

300 t

0 %

09.2638

ex 2915 21 00

10

Azijnzuur (CAS RN 64-19-7) met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercenten

1.1-31.12

1 000 000 t

0 %

09.2972

2915 24 00

 

Azijnzuuranhydride (CAS RN 108-24-7)

1.1-31.12

50 000 t

0 %

09.2679

2915 32 00

 

Vinylacetaat (CAS RN 108-05-4)

1.1-31.12

400 000 t

0 %

09.2728

ex 2915 90 70

85

Ethyltrifluoracetaat (CAS RN 383-63-1)

1.1-31.12

400 t

0 %

09.2665

ex 2916 19 95

30

Kalium-(E,E)-hexa-2,4-dienoaat (CAS RN 24634-61-5)

1.1-31.12

8 250 t

0 %

09.2684

ex 2916 39 90

28

2,5-dimethylfenylacetylchloride (CAS RN 55312-97-5)

1.1-31.12

400 t

0 %

09.2599

ex 2917 11 00

40

Diethyloxalaat (CAS RN 95-92-1)

1.7-31.12

250 t

0 %

09.2769

ex 2917 13 90

10

Dimethylsebacaat (CAS RN 106-79-6)

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2634

ex 2917 19 80

40

Dodecaandizuur (CAS RN 693-23-2), met een zuiverheid van meer dan 98,5 gewichtspercenten

1.1-31.12

4 600 t

0 %

09.2808

ex 2918 22 00

10

O-acetylsalicylzuur (CAS RN 50-78-2)

1.1-31.12

120 t

0 %

09.2646

ex 2918 29 00

75

Octadecyl 3-(3,5-di-tert-butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat (CAS RN 2082-79-3) met

een zeefdoorlaat van meer dan 99 gewichtspercent bij een maaswijdte van 500 μm en

een smeltpunt van 49 °C of meer, maar niet meer dan 54 °C,

bestemd voor de vervaardiging van op poedermengsels (poeders of geperste korrels) gebaseerde kant-en-klare stabilisatoren voor de verwerking van pvc (2)

1.1-31.12

380 t

0 %

09.2647

ex 2918 29 00

80

Pentaerythritol-tetrakis(3-(3,5-di-tert-butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat) (CAS RN 6683-19-8)

met een zeefdoorlaat van meer dan 75 gewichtspercent bij een maaswijdte van 250 μm en van meer dan 99 gewichtspercent bij een maaswijdte van 500 μm en

een smeltpunt van 110 °C of meer, maar niet meer dan 125 °C,

bestemd voor de vervaardiging van op poedermengsels (poeders of geperste korrels) gebaseerde kant-en-klare stabilisatoren voor de verwerking van pvc (2)

1.1-31.12

140 t

0 %

09.2975

ex 2918 30 00

10

Benzofenon-3,3′,4,4′-tetracarbonzuurdianhydride (CAS RN 2421-28-5)

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2688

ex 2920 29 00

70

Tris (2,4-di-tert-butylfenyl)fosfiet (CAS RN 31570-04-4)

1.1-31.12

6 000 t

0 %

09.2648

ex 2920 90 10

70

Dimethylsulfaat (CAS RN 77-78-1)

1.1-31.12

18 000 t

0 %

09.2598

ex 2921 19 99

75

Octadecylamine (CAS RN 124-30-1)

1.7-31.12

200 t

0 %

09.2649

ex 2921 29 00

60

Bis(2-dimethylaminoethyl)(methyl)amine (CAS RN 3030-47-5)

1.1-31.12

1 700 t

0 %

09.2682

ex 2921 41 00

10

Aniline (CAS RN 62-53-3) met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercenten

1.1-31.12

150 000 t

0 %

09.2617

ex 2921 42 00

89

4-fluor-N-(1-methylethyl)benzeenamine (CAS RN 70441-63-3)

1.1-31.12

500 t

0 %

09.2602

ex 2921 51 19

10

O-fenyleendiamine (CAS RN 95-54-5)

1.1-31.12

1 800 t

0 %

09.2730

ex 2921 59 90

80

4,4′-methyleendianiline (CAS RN 101-77-9) in de vorm van korrels, bestemd voor de vervaardiging van prepolymeren (2)

1.1-31.12

200 t

0 %

09.2854

ex 2924 19 00

85

3-jodoprop-2-ynyl N-butylcarbamaat (CAS RN 55406-53-6)

1.1-31.12

250 t

0 %

09.2874

ex 2924 29 70

87

Paracetamol (INN) (CAS RN 103-90-2)

1.1-31.12

20 000 t

0 %

09.2742

ex 2926 10 00

10

Acrylonitril (CAS RN 107-13-1), bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van goederen bedoeld bij hoofdstuk 55 en post 6815  (2)

1.1-31.12

50 000 t

0 %

09.2856

ex 2926 90 70

84

2-nitro-4-(trifluormethyl)benzonitril (CAS RN 778-94-9)

1.1-31.12

900 t

0 %

09.2708

ex 2928 00 90

15

Monomethylhydrazine (CAS 60-34-4) in de vorm van een waterige oplossing met een gehalte aan monomethylhydrazine van 40 (± 5) gewichtspercenten

1.1-31.12

900 t

0 %

09.2685

ex 2929 90 00

30

Nitroguanidine (CAS RN 556-88-7)

1.1-31.12

6 500 t

0 %

09.2597

ex 2930 90 98

94

Bis[3-(triethoxysilyl)propyl]disulfide (CAS RN 56706-10-6)

1.7-31.12

3 000 t

0 %

09.2596

ex 2930 90 98

96

2-chloor-4-(methylsulfonyl)-3-((2,2,2-trifluorethoxy)methyl)benzoëzuur (CAS RN 120100-77-8)

1.7-31.12

150 t

0 %

09.2842

2932 12 00

 

2-furaldehyde (furfuraldehyde)

1.1-31.12

10 000 t

0 %

09.2955

ex 2932 19 00

60

Flurtamon (ISO) (CAS RN 96525-23-4)

1.1-31.12

300 t

0 %

09.2696

ex 2932 20 90

25

Decaan-5-olide (CAS RN 705-86-2)

1.1-31.12

6 000 kg

0 %

09.2697

ex 2932 20 90

30

Dodecaan-5-olide (CAS RN 713-95-1)

1.1-31.12

6 000 kg

0 %

09.2812

ex 2932 20 90

77

Hexaan-6-olide (CAS RN 502-44-3)

1.1-31.12

4 000 t

0 %

09.2858

2932 93 00

 

Piperonal (CAS RN 120-57-0)

1.1-31.12

220 t

0 %

09.2878

ex 2933 29 90

85

Enzalutamide (INN) (CAS RN 915087-33-1)

1.1-31.12

1 000 kg

0 %

09.2673

ex 2933 39 99

43

2,2,6,6-tetramethylpiperidine-4-ol (CAS RN 2403-88-5)

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2674

ex 2933 39 99

44

Chloorpyrifos (ISO) (CAS RN 2921-88-2)

1.1-31.12

9 000 t

0 %

09.2880

ex 2933 59 95

39

Ibrutinib (INN) (CAS RN 936563-96-1)

1.1-31.12

5 t

0 %

09.2860

ex 2933 69 80

30

1,3,5-tris[3-(dimethylamino)propyl]hexahydro-1,3,5-triazine (CAS RN 15875-13-5)

1.1-31.12

600 t

0 %

09.2595

ex 2933 99 80

49

1,4,7,10-tetra-azacyclododecaan (CAS RN 294-90-6)

1.7-31.12

20 t

0 %

09.2658

ex 2933 99 80

73

5-(acetoacetylamino)benzimidazolon (CAS RN 26576-46-5)

1.1-31.12

400 t

0 %

09.2675

ex 2935 90 90

79

4-[[(2-methoxybenzoyl)amino]sulfonyl]benzoylchloride (CAS RN 816431-72-8)

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2710

ex 2935 90 90

91

2,4,4-trimethylpentaan-2-aminium (3R,5S,E)-7-(4-(4-fluorfenyl)-6-isopropyl-2-(N-methylmethylsulfonamido)pyrimidine-5-yl)-3,5-dihydroxyhept-6-enoaat (CAS RN 917805-85-7)

1.1-31.12

5 000 kg

0 %

09.2945

ex 2940 00 00

20

D-xylose (CAS RN 58-86-6)

1.1-31.12

400 t

0 %

09.2686

ex 3204 11 00

75

Kleurstof C.I. Disperse Yellow 54 (CAS RN 7576-65-0 ) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Disperse Yellow 54 van 99 of meer gewichtspercenten

1.1-31.12

250 t

0 %

09.2676

ex 3204 17 00

14

Preparaten op basis van kleurstof C.I. Pigment Red 48:2 (CAS RN 7023-61-2) met een gehalte daarvan van 60 of meer, maar niet meer dan 85 gewichtspercenten

1.1-31.12

50 t

0 %

09.2698

ex 3204 17 00

30

Kleurstof C.I. Pigment Red 4 (CAS RN 2814-77-9) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan kleurstof C.I. Pigment Red 4 van 60 of meer gewichtspercenten

1.1-31.12

150 t

0 %

09.2659

ex 3802 90 00

19

Met soda flux gecalcineerde diatomeeënaarde

1.1-31.12

35 000 t

0 %

09.2908

ex 3804 00 00

10

Natriumlignosulfonaat (CAS RN 8061-51-6)

1.1-31.12

40 000 t

0 %

09.2889

3805 10 90

 

Sulfaatterpentijnolie

1.1-31.12

25 000 t

0 %

09.2935

ex 3806 10 00

10

Gomhars

1.1-31.12

280 000 t

0 %

09.2832

ex 3808 92 90

40

Preparaat bevattende 38 gewichtspercenten of meer, maar niet meer dan 50 gewichtspercenten van pyrithionzink (INN) (CAS RN 13463-41-7) op basis van een waterige dispersie

1.1-31.12

500 t

0 %

09.2876

ex 3811 29 00

55

Toevoegingsmiddelen, bestaande uit reactieproducten van difenylamine en vertakte nonenen met:

meer dan 28, maar niet meer dan 55 gewichtspercent 4-monononyldifenylamine en

meer dan 45, maar niet meer dan 65 gewichtspercent 4,4′-dinonyldifenylamine,

een totaal gewichtspercentage van 2, 4-dinonyldifenylamine en 2, 4′-dinonyldifenylamine van niet meer dan 5 gewichtspercent

bestemd voor de vervaardiging van smeeroliën (2)

1.1-31.12

900 t

0 %

09.2814

ex 3815 90 90

76

Katalysator, bestaande uit titaandioxide en wolfraamtrioxide

1.1-31.12

3 000 t

0 %

09.2820

ex 3824 79 00

10

Mengsel bevattende:

60 of meer, maar niet meer dan 90 gewichtspercenten 2-chloorpropeen (CAS RN 557-98-2),

8 of meer,maar niet meer dan 14 gewichtspercenten (Z)-1-chloorpropeen (CAS RN 16136-84-8),

5 of meer, maar niet meer dan 23 gewichtspercenten 2-chloorpropaan (CAS RN 75-29-6),

niet meer dan 6 gewichtspercenten 3-chloorpropeen (CAS RN 107-05-1) en

niet meer dan 1 gewichtspercent ethylchloride (CAS RN 75-00-3)

1.1-31.12

6 000 t

0 %

09.2644

ex 3824 99 92

77

Bereiding bevattende:

55 of meer doch niet meer dan 78 gewichtspercenten dimethylglutaraat

10 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercenten dimethyladipaat en

niet meer dan 35 gewichtspercenten dimethylsuccinaat

1.1-31.12

10 000 t

0 %

09.2681

ex 3824 99 92

85

Mengsel van bis(3-triethoxysilylpropyl)sulfiden (CAS RN 211519-85-6)

1.1-31.12

9 000 t

0 %

09.2650

ex 3824 99 92

87

Acetofenon (CAS RN 98-86-2), met een zuiverheid van 60 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 90 gewichtspercent

1.1-31.12

2 000 t

0 %

09.2888

ex 3824 99 92

89

Mengsel van tertiaire alkyldimethylamines, bevattend:

60 of meer, maar niet meer dan 80 gewichtspercenten dodecyldimethylamine (CAS RN 112-18-5), en

20 of meer, maar niet meer dan 30 gewichtspercenten dimethyl(tetradecyl)amine (CAS RN 112-75-4)

1.1-31.12

25 000 t

0 %

09.2829

ex 3824 99 93

43

Extract van het residu dat is verkregen bij de extractie van colofonium uit hout, in de vorm van een vaste stof, onoplosbaar in alifatische oplosmiddelen, met de volgende kenmerken:

een gehalte aan harszuren van niet meer dan 30 gewichtspercenten,

een zuurgetal van niet meer dan 110 en

een smeltpunt van 100°C of meer

1.1-31.12

1 600 t

0 %

09.2907

ex 3824 99 93

67

Mengsel van plantsterolen in poedervorm, bevattende:

75 of meer gewichtspercenten sterolen en

niet meer dan 25 gewichtspercenten stanolen,

bestemd voor de vervaardiging van stanolen/sterolen of stanol/sterolesters (2)

1.1-31.12

2 500 t

0 %

09.2639

3905 30 00

 

Poly(vinylalcohol), ook indien niet-gehydrolyseerde acetaatgroepen bevattend

1.1-31.12

15 000 t

0 %

09.2671

ex 3905 99 90

81

Poly(vinylbutyral) (CAS RN 63148-65-2):

met 17,5 mol % of meer, maar niet meer dan 20 mol % hydroxylgroepen en

een gemiddelde deeltjesgrootte (D50) van meer dan 0,6 mm

1.1-31.12

12 500 t

0 %

09.2846

ex 3907 40 00

25

Polymeermengsel van polycarbonaat en poly(methylmethacrylaat) met een gehalte aan polycarbonaat van 98,5 % of meer, in de vorm van pellets of korrels, met een lichtdoorlaatbaarheid van 88,5 % of meer, gemeten aan de hand van een proefmonster met een dikte van 4 mm bij een golflengte van λ = 400 nm (overeenkomstig ISO 13468-2)

1.1-31.12

2 000 t

0 %

09.2723

ex 3911 90 19

10

Poly(oxy-1,4-fenyleensulfonyl-1,4-fenyleenoxy-4,4′-bifenyleen)

1.1.-31.12 met ingang van 1.1.2018

5 000 t

0 %

09.2816

ex 3912 11 00

20

Celluloseacetaatvlokken

1.1-31.12

75 000 t

0 %

09.2864

ex 3913 10 00

10

Natriumalginaat, geëxtraheerd uit bruin zeewier (CAS RN 9005-38-3)

1.1-31.12

10 000 t

0 %

09.2641

ex 3913 90 00

87

Natrium hyaluronaat, niet steriel, met:

een gewichtsgemiddeld moleculair gewicht (Mw) van niet meer dan 900 000 ,

een endotoxinegehalte van niet meer dan 0,008 endotoxine-eenheden (EU)/mg,

een ethanolgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent,

een isopropanolgehalte van niet meer dan 0.5 gewichtspercent

1.1-31.12

200 kg

0 %

09.2661

ex 3920 51 00

50

Platen van polymethylmethacrylaat die voldoen aan de normen:

EN 4364(MIL-P-5425E) en DTD5592A, of

EN 4365 (MIL-P-8184) en DTD5592A

1.1-31.12

100 t

0 %

09.2645

ex 3921 14 00

20

Blokken met celstructuur van geregenereerde cellulose, gedrenkt in water bevattende magnesiumchloride en quaternaire ammoniumverbindingen, waarvan de afmetingen 100 cm (± 10 cm) × 100 cm (± 10 cm) × 40 cm (± 5 cm) bedragen

1.1-31.12

1 700 t

0 %

09.2848

ex 5505 10 10

10

Afval van synthetische vezels (incl. kammeling en garen afval) van nylon of andere polyamiden (PA6 en PA66).

1.1-31.12

10 000 t

0 %

09.2721

ex 5906 99 90

20

Gegummeerd textielweefsel met inlagen, met de volgende kenmerken:

met drie lagen,

de ene buitenste laag bestaat uit acrylweefsel,

de andere buitenste laag bestaat uit polyesterweefsel,

de middelste laag bestaat uit chloorbutylrubber,

de middelste laag heeft een gewicht van 452 g/m2 of meer, maar niet meer dan 569 g/m2,

het textielweefsel heeft een totaal gewicht van 952 g/m2 of meer, maar niet meer dan 1 159 g/m2,

het textielweefsel heeft een totale dikte van 0,8 mm of meer, maar niet meer dan 4 mm,

gebruikt bij de vervaardiging van het opvouwbare dak van motorvoertuigen (2)

1.1-31.12

375 000 m2

0 %

09.2594

ex 6909 19 00

55

Keramisch absorptiepatroon met actieve kool:

geëxtrudeerde gebakken keramisch gebonden multicellulaire cilindervormige structuur,

10 of meer gewichtspercenten maar niet meer dan 30 gewichtspercenten actieve kool,

70 of meer gewichtspercenten maar niet meer dan 90 gewichtspercenten keramisch bindmiddel,

met een diameter van 29 mm of meer maar niet meer dan 41 mm,

een lengte van niet meer dan 150 mm,

gebakken bij een temperatuur van 800 °C of meer,

voor dampadsorptie,

van het soort dat wordt ingebouwd in absorbeerders van brandstofdampen in brandstofsystemen van motorvoertuigen

1.7-31.12

500 000 stuks

0 %

09.2866

ex 7019 12 00

ex 7019 12 00

06

26

Stratifils (rovings) van S-glas:

samengesteld uit continuglasvezels van 9 μm (±0,5 μm),

van 200 tex of meer doch niet meer dan 680 tex,

zonder calciumoxide en

met een breuksterkte van meer dan 3 550 MPa, zoals bepaald door ASTM D2343-09

voor gebruik in de vliegtuigbouw (2)

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2628

ex 7019 52 00

10

Gaasweefsel van glasvezels bedekt met kunststof, met een gewicht van 120 g/m2 (± 10 g/m2), van het soort gebruikt voor de vervaardiging van insectenwerende rolhorren of van horren met een vaste omlijsting

1.1-31.12

3 000 000 m2

0 %

09.2799

ex 7202 49 90

10

Ferrochroom bevattende 1,5 of meer, doch niet meer dan 4 gewichtspercenten koolstof en niet meer dan 70 gewichtspercenten chroom

1.1-31.12

50 000 t

0 %

09.2652

ex 7409 11 00

ex 7410 11 00

20

30

Folie en stroken van geraffineerd koper, elektrolytisch verzinkt

1.1-31.12

1 020 t

0 %

09.2734

ex 7409 19 00

20

Platen of bladen, bestaande uit

een laag keramiek van siliciumnitride met een dikte van 0,32 mm (± 0,1 mm) of meer maar niet meer dan 1,0 mm (± 0,1 mm),

aan beide zijden bedekt met folie van geraffineerd koper met een dikte van 0,8 mm (± 0,1 mm) en

aan één zijde gedeeltelijk bedekt met een bekleding van zilver

1.1-31.12

7 000 000 stuks

0 %

09.2662

ex 7410 21 00

55

Platen:

bestaande uit minstens één laag met epoxidehars geïmpregneerd weefsel van glasvezels,

aan één of beide zijden bekleed met koperfolie met een dikte van niet meer dan 0,15 mm,

met een diëlektrische constante (DK) van minder dan 5,4 bij 1 MHz, gemeten volgens IPC-TM-650 2.5.5.2,

met een verliesfactor van minder dan 0,035 bij 1 MHz, gemeten volgens IPC-TM-650 2.5.5.2,

met een CTI (comparative tracking index) van 600 of meer

1.1-31.12

80 000 m2

0 %

09.2834

ex 7604 29 10

20

Staven van aluminiumlegering met een diameter van 200 mm of meer, maar niet meer dan 300 mm

1.1-31.12

2 000 t

0 %

09.2835

ex 7604 29 10

30

Staven van aluminiumlegering met een diameter van 300,1 mm of meer, maar niet meer dan 533,4 mm

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2736

ex 7607 11 90

83

Stroken of folie van een legering van aluminium en magnesium:

van een legering die voldoet aan de norm 5182-H19 of 5052-H19,

in rollen met een uitwendige diameter van minimaal 1 250 mm, maar niet meer dan 1 350 mm,

met een dikte (tolerantie — 0,006 mm) van 0,15 mm, 0,16 mm, 0,18 mm of 0,20 mm,

met een breedte (tolerantie ± 0,3 mm) van 12,5 mm, 15,0 mm, 16,0 mm, 25,0 mm, 35,0 mm, 50,0 mm of 356 mm,

met een welvingstolerantie van niet meer dan 0,4 mm/750 mm,

met een vlakheidsmeting: I-unit ± 4,

met een treksterkte van meer dan (5182-H19) 365 MPa of (5052-H19) 320 MPa,

met een rek A50 van meer dan (5182-H19) 3 % of (5052-H19) 2,5 %,

bestemd voor de vervaardiging van lamellen voor jaloezieën (2)

1.1-31.12

600 t

0 %

09.2906

ex 7609 00 00

20

Van aluminium vervaardigde hulpstukken (fittings) voor buizen of pijpen voor bevestiging aan radiatoren van motorfietsen (2)

1.1-31.12

3 000 000 stuks

0 %

09.2722

8104 11 00

 

Ruw magnesium, bevattende 99,8 of meer gewichtspercenten magnesium

1.1-31.12

80 000 t

0 %

09.2840

ex 8104 30 00

20

Magnesiumpoeder:

met een zuiverheid van 98 of meer, maar niet meer dan 99,5 gewichtspercenten,

met een deeltjesgrootte van 0,2 mm of meer, maar niet meer dan 0,8 mm

1.1-31.12

2 000 t

0 %

09.2629

ex 8302 49 00

91

Telescopische handgrepen van aluminium, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van reisartikelen (2)

1.1-31.12

1 500 000 stuks

0 %

09.2720

ex 8413 91 00

50

Pompkop voor hogedrukpomp met twee cilinders, gemaakt van gesmeed staal, met:

gefreesde hulpstukken met schroefdraad met een diameter van 10 of meer, maar niet meer dan 36,8 mm, en

geboorde brandstofkanalen met een diameter van 3,5 of meer, maar niet meer dan 10 mm,

van de soort die wordt gebruikt in dieselinspuitsystemen

1.1-31.12

65 000 stuks

0 %

09.2850

ex 8414 90 00

70

Een compressorwiel van aluminiumlegering met:

een diameter van 20 mm of meer, maar niet meer dan 130 mm, en

een gewicht van 5 g of meer, maar niet meer dan 800 g,

bestemd voor gebruik bij de assemblage van turbocompressoren zonder verdere verspaning (2)

1.1-31.12

5 900 000 stuks

0 %

09.2909

ex 8481 80 85

40

Uitlaatklep voor de vervaardiging van uitlaatgassystemen voor motorfietsen (2)

1.1-31.12

1 000 000 stuks

0 %

09.2738

ex 8482 99 00

20

Messing kooien

continu of centrifugaal gegoten,

gedraaid,

bevattende 35 gewichtspercenten of meer, maar niet meer dan 38 gewichtspercenten tin,

bevattende 0,75 gewichtspercenten of meer, maar niet meer dan 1,25 gewichtspercenten lood,

bevattende 1,0 gewichtspercenten of meer, maar niet meer dan 1,4 gewichtspercenten aluminium, en

met een treksterkte van 415 Pa of meer,

van de soort bestemd voor de vervaardiging van kogellagers

1.1-31.12

35 000 stuks

0 %

09.2690

ex 8483 30 80

20

Golfglijlager voor axiale toepassingen, van FeP01- staal (volgens EN 10130-1991) met een glijlaag van poreus sinterbrons en poly(tetrafluorethyleen), geschikt voor inbouw in de wielophanging van motorfietsen

1.1-31.12

1 500 000 stuks

0 %

09.2763

ex 8501 40 20

ex 8501 40 80

40

30

Elektrische eenfasewisselstroomcollectormotor met een uitgaand vermogen van 250 W of meer, een toegevoerd vermogen van 700 W of meer maar niet meer dan 2 700 W, een buitendiameter van meer dan 120 mm (± 0,2 mm) maar niet meer dan 135 mm (± 0,2 mm), een nominaal toerental van meer dan 30 000 tpm maar niet meer dan 50 000 tpm, uitgerust met een luchtaanzuigventilator, bestemd voor gebruik bij de fabricage van stofzuigers (2)

1.1-31.12

2 000 000 stuks

0 %

09.2672

ex 8529 90 92

ex 9405 40 39

75

70

Printplaat met leds:

al dan niet uitgerust met prisma's/lenzen en

al dan niet voorzien van een of meer verbindingsstukken,

bestemd voor de vervaardiging van achtergrondverlichtingsmodules voor goederen van post 8528  (2)

1.1-31.12

115 000 000 stuks

0 %

09.2003

ex 8543 70 90

63

Spanningsgestuurde frequentiegeneratoren, bestaande uit actieve en passieve elementen aangebracht op een gedrukte schakeling, geborgen in een omhulling waarvan de afmetingen niet meer dan 30 mm × 30 mm bedragen

1.1-31.12

1 400 000 stuks

0 %

09.2910

ex 8708 99 97

75

Bevestigingssteun, vervaardigd uit een aluminiumlegering, met montagegaten, al dan niet met bevestigingsmoeren, om de versnellingsbak indirect aan de carrosserie te bevestigen, bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld bij hoofdstuk 87 (2)

1.1-31.12

200 000 stuks

0 %

09.2694

ex 8714 10 90

30

Asklemmen, behuizingen, vorkbruggen en klemstukken, van een aluminiumlegering, van de soort gebruikt voor motorfietsen

1.1-31.12

1 000 000 stuks

0 %

09.2868

ex 8714 10 90

60

Zuigers voor ophanginrichtingen, met een diameter van niet meer dan 55 mm, van gesinterd staal

1.1-31.12

2 000 000 stuks

0 %

09.2668

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

21

31

75

Fietsframes, vervaardigd van koolstofvezels en kunsthars, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van fietsen (inclusief elektrische fietsen) (2)

1.1-31.12

350 000 stuks

0 %

09.2631

ex 9001 90 00

80

Niet gemonteerde lenzen, prisma's en gekitte elementen, van glas, bestemd voor de vervaardiging of reparatie van producten bedoeld bij de GN-codes 9002 , 9005 , 9013 10 en 9015  (2)

1.1-31.12

5 000 000 stuks

0 %


(1)  De schorsing van de douanerechten is echter niet van toepassing indien de behandeling wordt verricht door de kleinhandel of door horecabedrijven.

(2)  Schorsing van rechten is onderworpen aan douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(3)  De schorsing geldt alleen voor het ad-valoremrecht. Het specifieke recht blijft van toepassing.


20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/27


VERORDENING (EU) 2019/999 VAN DE RAAD

van 13 juni 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om een toereikende en ononderbroken aanvoer te waarborgen van bepaalde landbouw- en industrieproducten die in de Unie niet beschikbaar zijn, en zo verstoringen van de markt voor die producten te voorkomen, zijn de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief ("GDT") voor die producten bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 (1) geschorst. De betrokken producten kunnen tegen een verlaagd recht of een nulrecht in de Unie worden ingevoerd.

(2)

97 producten die niet in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 zijn vermeld, worden in de Unie niet of in ontoereikende mate vervaardigd. Daarom is het in het belang van de Unie om de autonome rechten van het GDT voor die producten volledig te schorsen.

(3)

Voor 47 producten die in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 zijn vermeld, moeten de voorwaarden voor de schorsing van de autonome rechten van het GDT worden gewijzigd om rekening te houden met de technische ontwikkeling van producten en de economische ontwikkelingen op de markt.

(4)

In het geval van 26 producten die in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 zijn vermeld, is het niet langer in het belang van de Unie om de schorsing van de autonome rechten van het GDT te handhaven. De schorsingen voor die producten moeten bijgevolg worden geschrapt. Met het oog op de bevordering van geïntegreerde batterijenproductie in de Unie en overeenkomstig de mededeling van de Commissie met als titel "Europa in beweging — Duurzame mobiliteit voor Europa: veilig, geconnecteerd en schoon", dienen de schorsingen voor nog eens twintig producten die in die bijlage zijn vermeld, te worden geschrapt. Vijftig andere schorsingen moeten uit die bijlage worden geschrapt als gevolg van de uitvoering van een akkoord in de vorm van een verklaring betreffende de uitbreiding van de handel in informatietechnologieproducten (2), waardoor het douanerecht voor de producten in kwestie tot nul werd verlaagd.

(5)

Verordening (EU) nr. 1387/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om te vermijden dat de toepassing van de regeling van autonome schorsingen wordt onderbroken en om te voldoen aan de richtsnoeren die in de mededeling van de Commissie inzake autonome tariefschorsingen en -contingenten (3) zijn vastgesteld, moeten de wijzigingen met betrekking tot de tariefschorsingen voor de betrokken producten waarin deze verordening voorziet, toepassing vinden vanaf 1 juli 2019. Deze verordening moet daarom met spoed in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Alle asterisken in de tabel en de voetnoot (*) met daarin de tekst "Nieuwe, gewijzigde of verlengde positie." worden geschrapt.

2)

De rijen in de tabel voor de producten waarvan de GN- en Taric-codes in bijlage I bij deze verordening zijn vermeld, worden geschrapt.

3)

De rijen voor de in bijlage II bij deze verordening opgenomen producten worden in de tabel ingevoegd in de volgorde van de GN- en Taric-codes die zijn vermeld in de eerste respectievelijk de tweede kolom van die tabel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 13 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

M.C. BUDĂI


(1)  Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad van 17 december 2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1344/2011 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 201).

(2)  PB L 161 van 18.6.2016, blz. 4.

(3)  PB C 363 van 13.12.2011, blz. 6.


BIJLAGE I

In de tabel in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 worden de rijen voor de schorsingen van de producten met de volgende GN- en Taric-codes geschrapt:

GN-code

TARIC

ex 2826 90 80

10

ex 2826 90 80

20

ex 2920 90 10

15

ex 2920 90 10

25

ex 2920 90 10

35

ex 2921 19 99

25

ex 2926 90 70

12

ex 3208 90 19

20

ex 3506 91 10

10

ex 3506 91 10

40

ex 3506 91 10

50

ex 3506 91 90

10

ex 3506 91 90

40

ex 3506 91 90

50

ex 3506 91 90

60

ex 3701 30 00

20

ex 3701 30 00

30

ex 3701 99 00

10

ex 3707 90 29

10

ex 3707 90 29

40

ex 3707 90 29

50

ex 3801 10 00

10

ex 3801 90 00

30

ex 3806 90 00

10

ex 3812 39 90

35

ex 3815 19 90

87

ex 3815 90 90

22

ex 3824 99 92

37

ex 3904 10 00

20

ex 3907 20 20

40

ex 3909 40 00

60

ex 3921 19 00

35

ex 3921 19 00

40

ex 5603 12 90

50

ex 5603 12 90

70

ex 5603 13 90

70

ex 5603 92 90

40

ex 5603 93 90

10

ex 7410 11 00

10

ex 8108 20 00

40

ex 8108 20 00

60

ex 8467 99 00

10

ex 8479 89 97

50

ex 8479 89 97

80

ex 8479 90 20

80

ex 8479 90 70

80

ex 8481 80 59

30

ex 8481 80 59

40

ex 8481 80 59

50

ex 8481 80 59

60

ex 8482 10 10

40

ex 8482 10 90

30

ex 8501 31 00

55

ex 8501 32 00

60

ex 8501 33 00

15

ex 8504 40 82

40

ex 8504 40 82

50

ex 8504 40 88

30

ex 8504 40 90

15

ex 8504 40 90

25

ex 8504 40 90

30

ex 8504 40 90

40

ex 8504 40 90

50

ex 8504 40 90

70

ex 8504 40 90

80

ex 8504 50 95

20

ex 8504 50 95

40

ex 8504 50 95

50

ex 8504 50 95

60

ex 8504 50 95

70

ex 8504 50 95

80

ex 8504 90 11

10

ex 8504 90 11

20

ex 8504 90 99

20

ex 8506 90 00

10

ex 8507 10 20

80

ex 8507 50 00

20

ex 8507 50 00

40

ex 8507 60 00

15

ex 8507 60 00

20

ex 8507 60 00

23

ex 8507 60 00

25

ex 8507 60 00

30

ex 8507 60 00

33

ex 8507 60 00

43

ex 8507 60 00

45

ex 8507 60 00

47

ex 8507 60 00

50

ex 8507 60 00

53

ex 8507 60 00

60

ex 8507 60 00

71

ex 8507 60 00

80

ex 8507 60 00

85

ex 8507 80 00

20

ex 8507 90 80

60

ex 8518 29 95

30

ex 8518 29 95

40

ex 8518 30 95

20

ex 8518 40 80

91

ex 8518 40 80

92

ex 8518 40 80

93

ex 8518 90 00

30

ex 8518 90 00

35

ex 8518 90 00

40

ex 8518 90 00

50

ex 8518 90 00

60

ex 8518 90 00

80

ex 8522 90 49

60

ex 8522 90 49

65

ex 8522 90 80

30

ex 8522 90 80

65

ex 8522 90 80

80

ex 8522 90 80

84

ex 8522 90 80

97

ex 8526 10 00

20

ex 8527 99 00

10

ex 8527 99 00

20

ex 8529 10 80

60

ex 8529 10 80

70

ex 8529 90 65

15

ex 8529 90 65

25

ex 8529 90 65

40

ex 8529 90 92

57

ex 8535 90 00

30

ex 8536 49 00

30

ex 8536 50 11

35

ex 8536 50 11

40

ex 8536 50 19

93

ex 8536 50 80

81

ex 8536 50 80

82

ex 8536 50 80

83

ex 8536 50 80

97

ex 8545 90 90

30

ex 9001 20 00

10

ex 9001 20 00

20

ex 9001 90 00

55

ex 9002 11 00

15

ex 9002 11 00

25

ex 9002 11 00

35

ex 9002 11 00

45

ex 9002 11 00

55

ex 9002 11 00

65

ex 9002 11 00

75

ex 9002 19 00

10

ex 9002 19 00

20

ex 9002 19 00

30

ex 9002 19 00

40

ex 9002 19 00

50

ex 9002 19 00

60

ex 9002 19 00

70

ex 9027 10 90

10

ex 9029 20 31

10

ex 9029 90 00

20

ex 9030 31 00

20


BIJLAGE II

In de tabel in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 worden de volgende rijen ingevoegd in de volgorde van de GN-codes in de eerste kolom van die tabel:

GN-code

TARIC

Omschrijving

Autonoom recht

Bijzondere maatstaf

Geplande datum voor verplichte herziening

1516 20 10

 

Gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde "opal wax"

0 %

31.12.2023

ex 2818 10 11

10

Solgel-korund (CAS RN 1302-74-5) met een aluminiumoxidegehalte van 99,6 gewichtspercent of meer, met een microkristallijne structuur in de vorm van staven met een breedte-hoogteverhouding van 1,3 of meer, maar niet meer dan 6,0

0 %

31.12.2023

ex 2826 90 80

10

Lithiumhexafluorfosfaat (1-) (CAS RN 21324-40-3)

0 %

31.12.2019

ex 2828 10 00

10

Calciumhypochloriet (CAS RN 7778-54-3) met een actief chloridegehalte van 65 % of meer

0 %

31.12.2023

ex 2905 32 00

10

(2S)-Propaan-1,2-diol (CAS RN 4254-15-3)

0 %

31.12.2023

ex 2909 30 90

35

1-Chloor-2-(4-ethoxybenzyl)-4-joodbenzeen (CAS RN 1103738-29-9)

0 %

31.12.2023

ex 2910 90 00

25

Fenyloxiraan (CAS RN 96-09-3

0 %

31.12.2023

ex 2912 29 00

55

Cyclohex-3-een-1-carbaldehyde (CAS RN 100-50-5)

0 %

31.12.2023

ex 2915 90 70

15

2,2-Dimethylbutyrylchloride (CAS RN 5856-77-9)

0 %

31.12.2023

ex 2916 39 90

57

2-Fenylprop-2-eenzuur (CAS RN 492-38-6)

0 %

31.12.2023

ex 2918 30 00

25

(E)-1-Ethoxy-3-oxobut-1-en-1-olaat; 2-methylpropaan-1-olaat; titaan(4+) (CAS RN 83877-91-2)

0 %

31.12.2023

ex 2918 99 90

33

Vanillinezuur (CAS RN 121-34-6) bevattende

niet meer dan 10 ppm palladium (CAS RN 7440-05-3),

niet meer dan 10 ppm bismut 5 (CAS RN 7440-69-9)

niet meer dan 14 ppm formaldehyde (CAS RN 50-00-0)

niet meer dan 1,3 gewichtspercent 3,4-dihydroxybenzoëzuur (CAS RN 99-50-3)

niet meer dan 0,5 gewichtspercent vanilline (CAS RN 121-33-5)

0 %

31.12.2023

ex 2920 90 10

15

Ethylmethylcarbonaat (CAS RN 623-53-0)

0 %

31.12.2019

ex 2920 90 10

25

Diëthylcarbonaat (CAS RN 105-58-8)

0 %

31.12.2019

ex 2920 90 10

35

Vinyleencarbonaat (CAS RN 872-36-6)

0 %

31.12.2019

ex 2920 90 70

20

Diethylfosforochloridaat (CAS RN 814-49-3)

0 %

31.12.2023

ex 2921 43 00

70

5-Bromo-4-fluoro-2-methylaniline (CAS RN 627871-16-3)

0 %

31.12.2023

ex 2921 45 00

30

(5 of 8)-aminonaftaleen-2-sulfonzuur (CAS RN 51548-48-2)

0 %

31.12.2023

ex 2921 45 00

80

2-Aminonaftaleen-1-sulfonzuur (CAS RN 81-16-3)

0 %

31.12.2023

ex 2921 49 00

35

2-Ethylaniline (CAS RN 578-54-1)

0 %

31.12.2023

ex 2922 19 00

55

3-Aminoadamantan-1-ol (CAS RN 702-82-9)

0 %

31.12.2023

ex 2922 29 00

33

o-Fenetidine (CAS RN 94-70-2)

0 %

31.12.2023

ex 2923 90 00

65

N,N,N-trimethyl-tricyclo[3.3.1.13,7]decaan-1-aminiumhydroxide (CAS RN 53075-09-5) in de vorm van een waterige oplossing met een gehalte aan N,N,N-trimethyl-tricyclo[3.3.1.13,7]decaan-1-aminiumhydroxide van 17,5 of meer, maar niet meer dan 27,5 gewichtspercent

0 %

31.12.2023

ex 2924 19 00

75

(S)-4-((tert-Butoxycarbonyl)amino)-2-hydroxybutaanzuur (CAS RN 207305-60-0)

0 %

31.12.2023

ex 2924 29 70

67

N,N′-(2,5-Dichloor-1,4-fenyleen)bis[3-oxobutyramide] (CAS RN 42487-09-2)

0 %

31.12.2023

ex 2924 29 70

70

N-[(Benzyloxy)carbonyl]glycyl-N-[(2S)-1-{4-[(tert-butoxycarbonyl)oxy]fenyl}-3-hydroxypropaan-2-yl]-L-alaninamide

0 %

31.12.2023

ex 2926 90 70

60

Cyfluthrin (ISO) (CAS RN 68359-37-5) of beta-cyfluthrin (ISO) (CAS RN 1820573-27-0) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2930 90 98

38

Allyl isothiocyanaat (CAS RN 57-06-7)

0 %

31.12.2023

ex 2930 90 98

50

3-mercaptopropionzuur (CAS RN 107-96-0)

0 %

31.12.2023

ex 2932 19 00

65

Tefuryltrion (ISO) (CAS RN 473278-76-1)

0 %

31.12.2023

ex 2932 20 90

75

3-Acetyl-6-methyl-2H-pyraan-2,4(3H)-dion (CAS RN 520-45-6)

0 %

31.12.2023

ex 2932 99 00

27

(2-Butyl-3-benzofuranyl)(4-hydroxy-3,5-diiodofenyl)methanon (CAS RN 1951-26-4)

0 %

31.12.2023

ex 2933 19 90

65

4-Bromo-1-(1-ethoxyethyl)-1H-pyrazool (CAS RN 1024120-52-2)

0 %

31.12.2023

ex 2933 39 99

56

2,5-Dichloor-4,6-dimethylnicotinonitril (CAS RN 91591-63-8)

0 %

31.12.2023

ex 2933 39 99

59

Chloorpyrifos-methyl (ISO) (CAS RN 5598-13-0)

0 %

31.12.2023

ex 2933 39 99

61

6-Bromopyridine-2-amine (CAS RN 19798-81-3)

0 %

31.12.2023

ex 2933 39 99

62

Ethyl 2,6-dichloornicotinaat (CAS RN 58584-86-4)

0 %

31.12.2023

ex 2933 39 99

64

Methyl 1-(3-chloropyridine-2-yl)-3-hydroxymethyl-1H-pyrazool-5-carboxylaat (CAS RN 960316-73-8)

0 %

31.12.2023

ex 2933 39 99

68

1-(3-Chloropyridine-2-yl)-3-[[5-(trifluoromethyl)-2H-tetrazool-2-yl]methyl]-1H-pyrazool-5-carbonzuur (CAS RN 1352319-02-8) met een zuiverheid van 85 gewichtspercent of meer

0 %

31.12.2023

ex 2933 49 90

80

Ethyl 6,7,8-trifluor-1-[formyl(methyl)amino]-4-oxo-1,4-dihydrochinoline-3-carboxylaat (CAS RN 100276-65-1)

0 %

31.12.2020

ex 2933 54 00

10

5,5′-(1,2-diazenediyl)bis [2,4,6 (1H, 3H, 5H)-pyrimidinetrion] (CAS RN 25157-64-6)

0 %

31.12.2023

ex 2933 59 95

63

1-(3-chlorofenyl)piperazine (CAS RN 6640-24-0)

0 %

31.12.2023

ex 2933 69 80

27

Trocloseen natriumdihydraat (INNM) (CAS RN 51580-86-0)

0 %

31.12.2023

ex 2933 99 80

58

Ipconazool (ISO) (CAS RN 125225-28-7) met een zuiverheid van 90 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2023

ex 2933 99 80

59

Hydraten van hydroxybenzotriazool (CAS RN 80029-43-2 en CAS RN 123333-53-9)

0 %

31.12.2023

ex 2933 99 80

61

(1R,5S)-8-Benzyl-8-azabicyclo(3.2.1)octan-3-on hydrochloride (CAS RN 83393-23-1)

0 %

31.12.2023

ex 2933 99 80

63

L-Prolinamide (CAS RN 7531-52-4)

0 %

31.12.2023

ex 2933 99 80

68

5-((1S,2S)-2-((2R,6S,9S,11R,12R,14aS,15S,16S,20R,23S,25aR)-9-Amino-20-((R)-3-amino-1-hydroxy-3-oxopropyl)-2,11,12,15-tetrahydroxy-6-((R)-1-hydroxyethyl)-16-methyl-5,8,14,19,22,25-hexaoxotetracosahydro-1H-dipyrrolo[2,1-c:2′,1′-l][1,4,7,10,13,16]hexaazacyclohenicosine-23-yl)-1,2-dihydroxyethyl)-2-hydroxyfenyl diwaterstofsulfaat (CAS RN 168110-44-9)

0 %

31.12.2023

ex 2934 99 90

78

[(3aS,5R,6S,6aS)-6-Hydroxy-2,2-dimethyltetrahydrofuro[2,3-d][1,3]dioxol-5-yl] (morfolino)methanon (CAS RN 1103738-19-7)

0 %

31.12.2023

ex 2934 99 90

80

2-(Dimethylamino)-2-[(4-methylfenyl)methyl]-1-[4-(morfolin-4-yl)fenyl]butaan-1-on (CAS RN 119344-86-4)

0 %

31.12.2023

ex 2935 90 90

33

4-Chloor-3-pyridinesulfonamide (CAS RN 33263-43-3)

0 %

31.12.2023

ex 2935 90 90

37

1,3-Dimethyl-1H-pyrazool-4-sulfonamide (CAS RN 88398-53-2)

0 %

31.12.2023

ex 2935 90 90

60

4-[(3-Methylfenyl)amino]pyridine-3-sulfonamide (CAS RN72811-73-5)

0 %

31.12.2023

ex 3204 17 00

31

Kleurstof C.I. Pigment Red 63:1 (CAS RN 6417-83-0) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan kleurstof C.I. Pigment Red 63:1 van 70 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2023

ex 3205 00 00

20

Kleurstof C.I. Solvent Red 48 (CAS RN 13473-26-2) preparaat, in de vorm van droog poeder, bevat:

16 of meer, maar niet meer dan 25 gewichtspercenten van kleurstof C.I. Solvent Red 48 (CAS RN 13473-26-2),

65 of meer, maar niet meer dan 75 gewichtspercenten aluminiumhydroxide (CAS RN 21645-51-2)

0 %

31.12.2023

ex 3205 00 00

30

Kleurstof C.I. Pigment Red 174 (CAS RN 15876-58-1) preparaat, in de vorm van droog poeder, bevat:

16 of meer, maar niet meer dan 21 gewichtspercenten van kleurstof C.I. Pigment Red 174 (CAS RN 15876-58-1),

65 of meer, maar niet meer dan 69 gewichtspercenten aluminiumhydroxide (CAS RN 21645-51-2)

0 %

31.12.2023

ex 3208 90 19

55

Een preparaat van 5, maar niet meer dan 20 gewichtspercent van een copolymeer van propyleen en maleïnezuuranhydride, of een mengsel van polypropyleen en een copolymeer van propyleen en maleïnezuuranhydride, of een mengsel van polypropyleen en een copolymeer van propyleen, isobuteen en maleïnezuuranhydride in een organisch oplosmiddel

0 %

31.12.2020

ex 3506 91 90

10

Kleefmiddel op basis van een waterige dispersie van een mengsel van gedimeriseerd colofonium en copolymeren van ethyleen en vinylacetaat (EVA)

0 %

31.12.2023

ex 3506 91 90

40

Drukgevoelige zelfklevende acryllijmlaag met een dikte van ten minste 0,076 mm, maar ten hoogste 0,127 mm, opgemaakt in rollen met een breedte van ten minste 45,7 cm, maar ten hoogste 132 cm, geleverd op een verwijderbare onderlaag ("release liner") met een aanvankelijke aftrekkracht ("peel adhesion release"-waarde) van niet minder dan 15N/25 mm (gemeten volgens ASTM D3330)

0 %

31.12.2019

ex 3506 91 90

50

Preparaat bevattende:

15 % of meer, maar niet meer dan 60 % styreenbutadieencopolymeer of styreenisopreen copolymeer, en

10 % of meer, maar niet meer dan 30 % pineen polymeren of pentadiene copolymeren,

opgelost in:

methylethylketon (CAS RN 78-93-3),

heptaan (CAS RN 142-82-5), en

tolueen (CAS RN 108-88-3) of licht alifatisch solventnafta (CAS RN 64742-89-8)

0 %

31.12.2020

ex 3506 91 90

60

Zelfklevend materiaal ten behoeve van het tijdelijk binden van wafers in de vorm van een suspensie van een vaste polymeer in D-limoneen (CAS RN 5989-27-5) met een polymeergehalte van 25 of meer, maar niet meer dan 35 gewichtspercent

0 %

l

31.12.2022

ex 3812 39 90

35

Mengsel bevattende:

25 of meer, maar niet meer dan 55 gewichtspercent van een mengsel van C15-18 -tetramethylpiperidinylesters (CAS RN 86403-32-9),

niet meer dan 20 gewichtspercent aan andere organische verbindingen,

op een drager of polypropyleen (CAS RN 9003-07-0) of amorf kiezelzuur (CAS RN 7631-86-9 of 112926-00-8)

0 %

31.12.2023

ex 3815 12 00

20

Bolvormige katalysator bestaande uit een drager van aluminiumoxide met een deklaag van platina, met

een diameter van 1,4 mm of meer, maar niet meer dan 2,0 mm, en

met een platinagehalte van 0,2 of meer, maar niet meer dan 0,5 gewichtspercent

0 %

31.12.2023

ex 3815 12 00

30

Katalysator

bevattende 0,3 gram per liter of meer, maar niet meer dan 7 gram per liter aan edelmetalen,

afgezet op een keramische honingraatstructuur bedekt met aluminiumoxide of cerium/zirkoniumoxide, waarbij de honingraatstructuur wordt gekenmerkt door:

een nikkelgehalte van 1,26 of meer, maar niet meer dan 1,29 gewichtspercent,

62 cellen per cm2 of meer, maar niet meer dan 140 cellen per cm2,

een diameter van 100 mm of meer, maar niet meer dan 120 mm, en

een lengte van 60 mm of meer, maar niet meer dan 150 mm,

bestemd voor de vervaardiging van motorvoertuigen (1)

0 %

31.12.2023

ex 3815 90 90

43

Katalysator in poedervorm, bevattende:

92,50 (± 2) gewichtspercent titaandioxide (CAS RN 13463-67-7),

5 (± 1) gewichtspercent siliciumdioxide (CAS RN 112926-00-8), en

2,5 (± 1,5) gewichtspercent zwaveltrioxide (CAS RN 7446-11-9)

0 %

31.12.2022

ex 3824 99 92

31

Vloeibaarkristalmengsels voor de vervaardiging van lcd-modules (liquid crystal display) (1)

0 %

31.12.2023

ex 3824 99 92

37

Een mengsel van acetaten van 3-buteen-1,2-diol bevattende 65 gewichtspercent of meer 3-buteen-1,2-diol diacetaat (CAS RN 18085-02-4)

0 %

31.12.2023

ex 3824 99 96

33

Bufferpatroon van maximaal 8 000 ml, bevattende:

0,05 of meer, maar niet meer dan 0,1 gewichtspercent 5-chloro-2-methyl-2,3-dihydroxybenzoëzuur-3-on (CAS RN 55965-84-9), en

0,05 of meer, maar niet meer dan 0,1 gewichtspercent 2-methyl-2,3-dihydroxybenzoëzuur-3-on (CAS RN 2682-20-4) als biostaticum

0 %

31.12.2023

ex 3904 69 80

20

Copolymeer van tetrafluorethyleen, heptafluor-1-penteen en etheen (CAS RN 94228-79-2)

0 %

31.12.2023

ex 3904 69 80

30

Copolymeer van tetrafluorethyleen, hexafluorpropeen en etheen

0 %

31.12.2023

ex 3907 20 20

40

Copolymeer van tetrahydrofuraan en tetrahydro-3-methylfuraan met een aantalgemiddeld molecuulgewicht (Mn) van 900 of meer, maar niet meer dan 3 600

0 %

31.12.2023

ex 3920 99 59

30

Poly(tetrafluoroethyleen)film met 10 gewichtspercent of meer grafiet

0 %

31.12.2023

ex 3921 19 00

40

Transparante, microporeuze folie van met acrylzuur geënt polyethyleen, op rollen, met:

een breedte van 98 mm of meer, maar niet meer dan than170 mm,

een dikte van 15 μm of meer, maar niet meer dan 36 μm,

van de soort gebruikt voor de vervaardiging van separators voor alkalinebatterijen

0 %

31.12.2019

ex 3926 30 00

40

Kunststof binnendeurhendel gebruikt bij de vervaardiging van motorvoertuigen (1)

0 %

31.12.2023

ex 5402 44 00

10

Synthetisch elastomeergaren:

ongedraaid, of met niet meer dan 50 draaiingen per meter, met een garennummer van 300 dtex of meer, maar niet meer dan 1 000 dtex,

samengesteld uit polyurethaan-urea op basis van een copolyetherglycol van tetrahydrofuraan en 3-methyltetrahydrofuraan,

bestemd voor de vervaardiging van wegwerphygiëneproducten bedoeld bij post 9619  (1)

0 %

31.12.2023

ex 7006 00 90

40

Platen natronkalkglas van STN-kwaliteit (Super Twisted Nematic) met:

een lengte van 300 mm of meer, maar niet meer dan 600 mm,

een breedte van 300 mm of meer, maar niet meer dan 600 mm,

een dikte van 0,5 mm of meer, maar niet meer dan 1,1 mm,

een deklaag van indiumtinoxide met een weerstand van 80 ohm of meer, maar niet meer dan 160 ohm aan één zijde,

een meerlaagse antireflectiedeklaag aan de andere zijde, en

afgeschuinde randen,

van een soort die wordt gebruikt voor de vervaardiging van lcd-modules (liquid crystal display)

0 %

31.12.2023

ex 7019 40 00

ex 7019 52 00

70

30

Weefsels van E-glasvezels:

met een gewicht van 20 g/m2 of meer maar niet meer dan 214 g/m2,

geïmpregneerd met silaan,

op rollen,

met een vochtgehalte van 0,13 of minder gewichtspercenten, en

met niet meer dan 3 holle vezels per 100 000 vezels,

uitsluitend voor gebruik bij de vervaardiging van prepregs en met koper beklede laminaten (1)

0 %

31.12.2021

ex 7019 52 00

40

Glasvezelweefsel met een deklaag van epoxyhars bevattende:

91 of meer, maar niet meer dan 93 gewichtspercenten glasvezel

7 of meer, maar niet meer dan 9 gewichtspercenten epoxyhars

0 %

31.12.2023

ex 7410 11 00

ex 8507 90 80

ex 8545 90 90

10

60

30

Rol van laminaatfolie van grafiet en koper, met:

een breedte van 610 mm of meer, maar niet meer dan 620 mm, en

een diameter van 690 mm of meer, maar niet meer dan 710 mm,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van elektrisch oplaadbare lithium-ionbatterijen (1)

0 %

31.12.2019

ex 7607 20 90

10

Bladaluminium op rollen:

aan één zijde bedekt met polypropyleen en aan de andere zijde bedekt met polyamide, met daartussen hechtlagen,

met een breedte van 200 mm of meer, maar niet meer dan 400 mm,

met een dikte van 0,138 mm of meer, maar niet meer dan 0,168 mm,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van zakjes voor lithium-ionbatterijcellen (1)

0 %

31.12.2019

8104 11 00

 

Ruw magnesium, bevattende 99,8 of meer gewichtspercent magnesium

0 %

31.12.2023

ex 8108 20 00

40

Ingot van een titaanlegering

met een hoogte van 17,8 cm of meer, een lengte van 180 cm of meer en een breedte van 48,3 cm of meer,

een gewicht van 680 kg of meer,

bevattende de volgende legeringselementen:

3 of meer doch niet meer dan 6 gewichtspercenten aluminium

2,5 of meer doch niet meer dan 5 gewichtspercenten tin

2,5 of meer doch niet meer dan 4,5 gewichtspercenten zirkonium

0,2 of meer doch niet meer dan 1 gewichtspercent niobium

0,1 of meer doch niet meer dan 1 gewichtspercent molybdeen

0,1 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent silicium

0 %

p/st

31.12.2020

ex 8108 20 00

60

Ingot bestaande uit een titaanlegering

met een diameter van 63,5 cm of meer en een lengte van 450 cm of meer,

een gewicht van 6 350 kg of meer,

bevattende de volgende legeringselementen:

5,5 of meer doch niet meer dan 6,7 gewichtspercenten aluminium,

3,7 of meer doch niet meer dan 4,9 gewichtspercenten vanadium

0 %

p/st

31.12.2020

ex 8301 20 00

10

Mechanische of elektromechanische stuurkolomvergrendeling:

met een hoogte van 10,5 cm (± 3 cm),

met een breedte van 6,5 cm (± 3 cm),

in een behuizing van metaal,

al dan niet voorzien van een houder,

bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8302 30 00

10

Steunbeugel voor een uitlaatsysteem:

met een dikte van 0,7 mm of meer, maar niet meer dan 1,3 mm,

van roestvrij staal van klasse 1.4310 en 1.4301 overeenkomstig norm EN 10088,

al dan niet met bevestigingsgaten,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van uitlaatsystemen voor automobielen (1)

0 %

31.12.2023

ex 8409 91 00

60

De luchtinlaatmodule voor motorcilinders bestaande uit:

een zuigleiding,

een druksensor,

een elektrische klep,

slangen,

beugels,

bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8409 91 00

70

Inlaatspruitstuk, uitsluitend voor gebruik bij de vervaardiging van motorvoertuigen, met:

een breedte van 40 mm of meer, maar niet meer dan 70 mm,

een kleplengte van 250 mm of meer, maar niet meer dan 350 mm,

een luchtvolume van 5,2 liter, en

een elektrisch debietcontrolesysteem dat maximale prestaties levert bij meer dan 3 200 omwentelingen per minuut (1)

0 %

31.12.2023

ex 8409 99 00

65

Een systeem voor de recirculatie van uitlaatgassen, bestaande uit:

een regeleenheid,

een luchtklep,

een aanzuigbuis,

een uitlaatslang,

bestemd voor de vervaardiging van dieselmotoren van motorvoertuigen (1)

0 %

31.12.2023

ex 8414 10 25

30

Tandempomp bestaande uit een olie- en een vacuümpomp met:

een oliepompverplaatsing van 21,6 cc/rev (± 2 cc/rev), een vacuümpompverplaatsing van 120 cc/rev (± 12 cc/rev) een oliepompwerkdruk van 1,5 bar bij 1 000 omwentelingen per minuut,

een vacuümpompprestatie van -666 mbar in 6 seconden bij 750 omwentelingen per minuut,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van motoren van motorvoertuigen (1)

0 %

31.12.2023

ex 8414 10 89

30

Elektrische vacuümpomp met:

Controller Area Network (CAN-bus),

al dan niet voorzien van een rubberslang,

aansluitkabel met connector,

ophangbeugel,

bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8414 30 89

30

Scroll-compressor met vrijliggende as met koppeling, met een vermogen van meer dan 0,4 kW, voor klimaatregeling in voertuigen, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van motorvoertuigen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8414 59 35

20

Radiaalventilator met:

een afmeting van 25 mm (hoogte) x 85 mm (breedte) x 85 mm (diepte),

een gewicht van 120 g,

een nominale spanning van 13,6 V DC (gelijkstroom),

een bedrijfsspanning van 9 V DC of meer, maar niet meer dan 16 V DC (gelijkstroom),

een nominale stroom van 1,1 A (TYP),

een nominaal vermogen van 15 W,

een omwentelingssnelheid van 500 rpm of meer (omwentelingen per minuut), maar niet meer dan 4 800 rpm (omwentelingen per minuut) (vrije stroming),

een luchtstroom van niet meer dan 17,5 liter/s,

een luchtdruk van niet meer dan 16 mm H2O ≈ 157 Pa,

0 %

31.12.2023

 

 

een algeheel geluidsdrukniveau van niet meer dan 58 dB(A) bij 4 800 rpm (omwentelingen per minuut), en

met een FIN-interface (Fan Interconnect Network) voor de communicatie met de bedieningseenheid van de verwarming en klimaatregeling die wordt gebruikt in ventilatiesystemen voor autostoelen

 

 

 

ex 8467 99 00

10

Mechanische schakelaars voor het aansluiten van elektrische stroomkringen op:

een spanning van 14,4 V of meer maar niet meer dan 42 V,

een stroomsterkte van 10 A of meer maar niet meer dan 42 A,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van machines bedoeld bij post 8467  (1)

0 %

p/st

31.12.2019

ex 8481 80 59

30

Tweewegstromingsregelklep met behuizing, met:

ten minste 5, maar niet meer dan 10 uitgangsopeningen met een diameter van ten minste 0,09 mm, maar niet meer dan 0,2 mm,

een debiet van ten minste 550 cm3/min., maar niet meer dan 2 000 cm3/min.,

een werkdruk van ten minste 19 MPa, maar niet meer dan 300 MPa

0 %

31.12.2022

ex 8481 80 59

40

Stroomregelklep

vervaardigd van staal,

met een uitgangsopening met een diameter van ten minste 0,1 mm, maar niet meer dan 0,3 mm,

met een ingangsopening met een diameter van ten minste 0,4 mm, maar niet meer dan 1,3 mm,

met een chroomnitridelaag,

met een oppervlakteruwheid van Rp 0,4

0 %

31.12.2022

ex 8481 80 59

50

Elektromagnetische klep voor doseringcontrole met:

een plunjer,

een elektroklep met een spoelweerstand van ten minste 2,6 ohm, maar niet meer dan 3 ohm

0 %

31.12.2022

ex 8481 80 59

60

Elektromagnetische klep voor doseringscontrole

met een elektroklep met een spoelweerstand van ten minste 0,19 ohm, maar niet meer dan 0,66 ohm, en met een zelfinductie van niet meer dan 1 mH

0 %

31.12.2022

ex 8481 80 79

ex 8481 80 99

30

30

Serviceklep geschikt voor R410A- en R32-gas die de binnen- en buiteneenheden verbindt, met:

een drukbestendigheid van het kleplichaam van 6,3 MPa,

een lekkage van minder dan 1,6 g/jaar,

een onzuiverheid van minder dan 1,2 mg/stuk,

een luchtdichte druk van het kleplichaam van 4,2 MPa,

bestemd voor de vervaardiging van airconditioners (1)

0 %

31.12.2023

ex 8484 20 00

20

Mechanische afdichting bestaande uit twee beweegbare ringen (één keramische tegenring met een thermische geleiding van minder dan 80 W/Mk en een glijdende ring van koolstof), één veer en een afdichtingsmiddel van nitril aan de buitenkant, van een soort die wordt gebruikt voor de vervaardiging van circulatiepompen voor koelsystemen in motorvoertuigen

0 %

31.12.2023

ex 8501 10 10

30

Motoren voor luchtpompen, met:

een bedrijfsspanning van 9 V DC of meer, maar niet meer dan 24 V DC,

een bedrijfstemperatuurbereik van -40°C of meer, maar niet meer dan + 80°C,

een vermogen van niet meer dan 18 W,

bestemd voor de vervaardiging van pneumatische ondersteunings- en ventilatiesystemen voor autostoelen (1)

0 %

31.12.2023

ex 8501 31 00

ex 8501 32 00

55

40

Gelijkstroommotor met of zonder commutator, met

een uitwendige diameter van 24,2 mm of meer, maar niet meer dan 140 mm,

een nominaal toerental van 3 300 rpm of meer, maar niet meer dan 26 200 rpm,

een nominale voedingsspanning van 3,6 V of meer, maar niet meer dan 230 V,

een uitgangsvermogen van 37,5 W of meer, maar niet meer dan 2 400 W,

een nullaststroom van niet meer dan 20,1 A,

een maximale efficiëntie van 50 % of meer,

voor de aandrijving van draagbaar elektrisch gereedschap en grasmaaiers

0 %

31.12.2023

ex 8501 33 00

25

Wisselstroom-tractiemotor met een output van 75 kW of meer, maar niet meer dan 375 kW, met:

een koppel van 200 Nm of meer, maar niet meer dan 400 Nm,

een vermogensoutput van 50 kW of meer, maar niet meer dan 200 kW, en

een snelheid van niet meer dan 15 000 rpm,

bestemd voor de vervaardiging van elektrische voertuigen (1)

0 %

31.12.2019

ex 8503 00 99

55

Stator voor borstelloze motor met:

een binnendiameter van 206,6 mm (± 0,5),

een buitendiameter van 265,0 mm (± 0,2), en

een breedte van 37,2 mm of meer, maar niet meer dan 47,8 mm,

van het soort gebruikt bij de vervaardiging van wasmachines, was-droogcombinaties of wasdrogers met een direct aangedreven trommel

0 %

p/st

31.12.2020

ex 8506 90 00

10

Kathode, in rollen, bestemd voor de vervaardiging van lucht-zink-knoopcelbatterijen (batterijen voor hoorapparaten) (1)

0 %

31.12.2023

ex 8507 60 00

13

Prismatische elektrische lithium-ionaccu's met:

een breedte van 173,0 mm (± 0,4 mm),

een dikte van 45,0 mm (± 0,4 mm),

een hoogte van 125,0 mm (± 0,3 mm),

een nominale spanning van 3,67 V (± 0,01 V), en

een nominale capaciteit van 94 Ah en/of 120 Ah,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van herlaadbare batterijen voor elektrische voertuigen (1)

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

15

Cilindrische herlaadbare lithium-ion-accu's of -modules met:

een nominale capaciteit van 8,8 Ah of meer, doch niet meer dan 18 Ah,

een nominale spanning van 36 V of meer, doch niet meer dan 48 V,

een vermogen van 300 Wh of meer, doch niet meer dan 648 Wh,

bestemd voor de vervaardiging van elektrische fietsen (1)

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

18

Rechthoekige lithium-ionpolymeeraccu uitgerust met een accubeheersysteem en CAN-businterface met:

een lengte van niet meer dan 1 600 mm,

een breedte van niet meer dan 448 mm,

een hoogte van niet meer dan 395 mm,

een gewicht van 125 kg of meer, maar niet meer dan 135 kg,

een nominale spanning van 280 V of meer, maar niet meer dan 400 V,

een nominale capaciteit van 9,7 Ah of meer, maar niet meer dan 10,35 Ah,

een laadspanning van 110 V of meer, maar niet meer dan 230 V, en

bevattende 6 modulen met 90 cellen of meer, maar niet meer dan 96 cellen in een stalen behuizing,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van voertuigen die kunnen worden opgeladen door te worden aangesloten op een externe elektriciteitsbron bedoeld bij post 8703  (1)

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

30

Lithiumionaccumulatoren of modules, in cilindrische vorm, met een lengte van 63 mm of meer en een diameter van 17,2 mm of meer, met een nominale capaciteit van 1 200 mAh of meer, bestemd voor de vervaardiging van oplaadbare batterijen (1)

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

33

Herlaadbare lithium-ionaccu met:

een lengte van 150 mm of meer, maar niet meer dan 1 000 mm,

een breedte van 100 mm of meer, maar niet meer dan 1 000 mm,

een hoogte van 200 mm of meer, maar niet meer dan 1 500 mm,

een gewicht van 75 kg of meer, maar niet meer dan 200 kg,

een nominale capaciteit van 150 Ah of meer, maar niet meer dan 500 Ah

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

50

Modules voor de assemblage van batterijen van elektrische lithiumionaccumulatoren met:

een lengte van 298 mm of meer doch niet meer dan 408 mm,

een breedte van 33,5 mm of meer doch niet meer dan 209 mm,

een hoogte van 138 mm of meer doch niet meer dan 228 mm,

een massa van 3,6 kg of meer doch niet meer dan 17 kg, en

een vermogen van 458 Wh of meer doch niet meer dan 2 158 Wh

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

71

Herlaadbare lithiumionbatterijen met:

een lengte van 700 mm of meer doch niet meer dan 2 820 mm,

een breedte van 935 mm of meer doch niet meer dan 1 660 mm,

een hoogte van 85 mm of meer doch niet meer dan 700 mm,

een gewicht van 250 kg of meer doch niet meer dan 700 kg,

een vermogen van niet meer dan 175 kWh

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

85

Lithium-ion Rechthoekige modules voor verwerking in herlaadbare lithium-ion-accu's:

met een lengte van 300 mm of meer, maar niet meer dan 350 mm,

met een breedte van 79,8 mm of meer, maar niet meer dan 225 mm,

met een hoogte van 35 mm of meer, maar niet meer dan 168 mm,

met een gewicht van 3,95 kg of meer, maar niet meer dan 8,85 kg,

met een nominale capaciteit van 66,6 Ah of meer, maar niet meer dan 129 Ah

0 %

31.12.2019

ex 8507 90 30

20

Safety Reinforced Separator ontworpen voor de afscheiding van de kathode en de anode in elektrische lithium-ionaccu's bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van elektrische lithium-ionaccu's voor accu's in motorvoertuigen (1)

0 %

31.12.2019

ex 8529 90 65

25

Printplaat met:

een radiotuner (die radiosignalen kan ontvangen en decoderen en doorzenden naar andere componenten op de plaat) zonder signaalverwerkingsfunctie,

een microprocessor die instructies vanop afstand kan ontvangen en de chipset van de tuner kan aansturen,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van home-entertainmentsystemen (1)

0 %

p/st

31.12.2019

ex 8529 90 65

28

Een elektronische constructie bevattende ten minste een printplaat met:

processoren voor multimediatoepassingen en de verwerking van videosignalen,

FPGA (Field Programmable Gate Array),

flashgeheugen,

werkgeheugen,

USB-interface,

met of zonder HDMI-, VGA- en RJ-45-interfaces,

stekkers en stopcontacten voor het verbinden van een lcd-scherm, een led-licht en bedieningspaneel

0 %

p/st

31.12.2020

ex 8529 90 65

40

Subprintplaat met:

een radiotuner, die radiosignalen kan ontvangen en decoderen en doorzenden naar andere componenten op de plaat, met een signaaldecoder,

een ontvanger voor radioafstandsbediening (RF),

een verzender voor infraroodafstandsbediening,

een SCART-signaalgenerator,

een sensor voor de tv-stand,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van home-entertainmentsystemen (1)

0 %

p/st

31.12.2019

ex 8529 90 92

52

Lcd-module, afgedekt met glas of kunststof en optisch gebonden, met:

een beeldschermdiagonaal van 12 cm of meer, maar niet meer dan 31 cm,

led-achtergrondverlichting,

een printplaat met EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read-Only Memory), microcontroller, timingcontroller en andere actieve en passieve componenten,

een stekker voor voeding en de volgende interfaces: CAN (Controller Area Network) en LVDS (Low Voltage Differential Signalling),

al dan niet met elektronische componenten om aanvullende controle-indicatoren te genereren voor voertuiginformatie op het scherm,

0 %

31.12.2023

 

 

met of zonder touchscreen,

zonder een signaalverwerkingsmodule,

in een behuizing met aanvullende led-indicatoren voor waarschuwingslampen,

met of zonder schakelindicator en een fotosensor,

van een soort die wordt gebruikt als informatiescherm voor de bestuurder in motorvoertuigen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

 

 

 

ex 8529 90 92

54

Lcd-scherm met:

een aanraakpaneel,

ten minste één printplaat voor eenvoudige verwerking van pixels op het slave-apparaat (Timing Controller-functie) en aanraakbediening, met EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read-Only Memory) voor scherminstellingen,

een beeldschermdiagonaal van 15 cm of meer, maar niet meer dan 21 cm,

achtergrondverlichting,

een LVDS- (Low Voltage Differential Signalling) en een voedingsaansluiting,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van motorvoertuigen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8529 90 92

57

Metalen houder, metalen bevestiging of metalen interne versteviger, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van televisietoestellen, monitors en videospelers (1)

0 %

p/st

31.12.2021

ex 8535 90 00

30

Halfgeleiderschakelmodules in een behuizing:

bestaande uit een IGBT-schakeling en een diodeschakeling op een of meer bedradingsframes,

voor een spanning van 600V of 1 200 V

0 %

p/st

31.12.2020

ex 8537 10 91

57

Een programmeerbaar schakelbord voor het geheugen, met:

4 of meer stappenmotoraandrijvingen,

4 of meer uitgangen met MOSFET-transistors,

hoofdprocessor,

3 of meer ingangen voor temperatuursensoren,

voor een spanning van 10 V of meer, maar niet meer dan 30 V,

bestemd voor de vervaardiging van 3D-printers (1)

0 %

31.12.2023

ex 8537 10 91

59

Elektronische regeleenheden voor de koppeloverbrenging tussen de assen in voertuigen met aandrijving op alle wielen, met inbegrip van:

een printplaat met programmeerbare eenheid voor geheugenbeheer,

één enkele connector, en

werkend bij 12 V

0 %

31.12.2023

ex 8537 10 91

63

Elektronische regeleenheden voor de regeling van automatische continue variabele transmissie voor personenauto's, met inbegrip van:

een printplaat met programmeerbare eenheid voor geheugenbeheer,

metalen behuizing,

één enkele connector, en

werkend bij 12 V

0 %

31.12.2023

ex 8537 10 91

67

Een elektronische motorregeleenheid, met

een printplaat,

een spanning van 12 V,

herprogrammeerbaar,

een microprocessor die ondersteunende servicefuncties in auto's (brandstofwaarden van de injectie en voorontsteking, brandstof- en luchtverbruik) kan regelen, evalueren en beheren,

bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8708 40 20

ex 8708 40 50

60

50

Automatische versnellingsbak met draaiende versnellingspook met:

gegoten aluminium behuizing,

differentieel,

automaat met 9 versnellingen,

een elektronisch schakelsysteem met een in te stellen bereik,

met de volgende afmetingen:

een breedte van 330 mm of meer, maar niet meer dan 420 mm,

een hoogte van 380 mm of meer, maar niet meer dan 450 mm,

een lengte van 580 mm of meer, maar niet meer dan 690 mm,

bestemd voor de vervaardiging van voertuigen van hoofdstuk 87  (1)

0 %

31.12.2023

ex 8708 50 20

ex 8708 50 99

ex 8708 99 10

ex 8708 99 97

60

15

45

65

Autoverdeelbak met enkele invoer, dubbele uitvoer, voor de verdeling van koppel tussen de voor- en achteras in een aluminium behuizing, met afmetingen van maximaal 565 × 570 × 510 mm, bevattende ten minste:

een aandrijving, en

een interne verdeling met een ketting

0 %

31.12.2019

ex 8708 50 20

ex 8708 50 99

65

20

Tussenliggende stalen as die de versnellingsbak verbindt met de semi-as met:

een lengte van 300 mm of meer, maar niet meer dan 650 mm,

met een sluitwig aan beide zijden,

al dan niet voorzien van een geperst lager in de behuizing,

al dan niet voorzien van een houder,

bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld in hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2023

ex 8708 50 20

ex 8708 50 99

70

25

Behuizing van een binnenscharnier met halve as, met driepootontwerp, voor het overbrengen van een koppel van de motor en de overbrenging op wielen van motorvoertuigen met:

een buitendiameter van 67,0 mm of meer, maar niet meer dan 84,5 mm,

3 koud gekalibreerde rollerbanen met een diameter van 29,90 mm of meer, maar niet meer dan 36,60 mm,

een afdichtingsdiameter van 34,0 mm of meer, maar niet meer dan 41,0 mm, zonder aansnijhoek,

een spiebaan met 21 of meer, maar niet meer dan 35 tanden,

een lagerzitting met een diameter van 25,0 mm of meer, maar niet meer dan 30 mm, met of zonder oliegroeven

0 %

31.12.2023

ex 8708 50 20

ex 8708 50 99

75

35

Buitenscharnier voor de overbrenging van een koppel van de motor en de overbrenging op wielen van motorvoertuigen, bestaande uit:

een binnenring met 6 kogelbanen voor gebruik met kogels voor kogellagers met een diameter van 15,0 mm of meer, maar niet meer dan 20,0 mm,

een buitenring met 6 kogelbanen voor gebruik met 6 kogels voor kogellagers, gemaakt van staal met een koolstofgehalte van 0,45 % of meer, maar niet meer dan 0,58 %, met draad en een spiebaan met 26 of meer, maar niet meer dan 38 tanden,

een bolvormige kooi die de kogels in de kogelbanen van de binnen- en buitenring houdt in de juiste hoek, gemaakt van materiaal dat geschikt is voor carbonisatie met een koolstofgehalte van 0,14 % of meer, maar niet meer dan 0,25 %, en

met een compartiment voor smeervet,

in staat om bij een constante snelheid en een variabele scharnierhoek van niet meer dan 50 graden te werken

0 %

31.12.2023

ex 8708 80 99

20

Aluminium ophangarm met de volgende afmetingen:

een hoogte van 50 mm of meer, maar niet meer dan 150 mm,

een breedte van 10 mm of meer, maar niet meer dan 100 mm,

een lengte van 100 mm of meer, maar niet meer dan 600 mm,

een massa van 1 000 g of meer, maar niet meer dan 3 000 g,

uitgerust met ten minste twee gaten, voorzien van een bus, gemaakt van een aluminiumlegering met de volgende kenmerken:

een treksterkte van 200 mPa of meer,

een sterkte van 19 kN of meer,

een stijfheid van 5 kN/mm of meer, maar niet meer dan 9 kN/mm,

een frequentie van 400 Hz of meer, maar niet meer dan 600 Hz

0 %

31.12.2023

ex 8708 92 99

10

Uitlaatsysteem binnenbekleding:

met een wanddikte van 0,7 mm of meer, maar niet meer dan 1,3 mm,

gemaakt van roestvrij stalen platen of rollen van klasse 1.4310 en 1.4301 overeenkomstig de norm EN 10088,

met of zonder bevestigingsgaten,

bestemd voor de vervaardiging van uitlaatsystemen voor automobielen (1)

0 %

31.12.2023

ex 8708 92 99

20

Buis om uitlaatgassen te geleiden vanaf de verbrandingsmotor:

met een diameter van 40 mm of meer, maar niet meer dan 100 mm,

met een lengte van 90 mm of meer, maar niet meer dan 410 mm,

met een dikte van 0,7 mm of meer, maar niet meer dan 1,3 mm,

van roestvrij staal,

bestemd voor de vervaardiging van uitlaatsystemen voor automobielen (1)

0 %

31.12.2023

ex 8708 92 99

30

Uitlaatsysteem eindkap:

met een dikte van 0,7 mm of meer, maar niet meer dan 1,3 mm,

gemaakt van roestvrij staal van klasse 1.4310 en 1.4301 overeenkomstig de norm EN 10088,

al dan niet voorzien van binnenbekleding,

al dan niet voorzien van oppervlaktebehandeling,

bestemd voor de vervaardiging van uitlaatsystemen voor automobielen (1)

0 %

31.12.2023

ex 9001 90 00

55

Optische bladen, verstrooierbladen, reflectorbladen of prismabladen, onbedrukte verstrooierplaten, al dan niet met polariserende eigenschappen, specifiek gesneden

0 %

31.12.2023

ex 9002 11 00

15

Infrarode lens met motoraangedreven brandpuntafstelling

die gebruikmaakt van golflengtes van 3 of meer doch niet meer dan 5 μm en

een scherp beeld levert van 50 m tot oneindig,

met gezichtsvelden van 3° x 2,25° en 9° x 6,75°,

met een gewicht van niet meer dan 230 gram,

met een lengte van niet meer dan 88 mm,

met een diameter van niet meer dan 46 mm,

athermisch,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van warmtebeeldcamera's, infrarood verrekijkers en viziers van wapens (1)

0 %

31.12.2020

ex 9002 11 00

18

Lensmodule bestaande uit een cilindervormige afdekking van metaal of kunststof en optische elementen met:

een horizontale gezichtsveldhoek met een bereik tot maximaal 120 graden,

een diagonale gezichtsveldhoek met een bereik tot maximaal 92 graden,

een brandpuntsafstand van maximaal 7,50 mm,

een relatieve opening van maximaal F/2,90,

een maximumdiameter van 22 mm,

van een soort die wordt gebruikt voor de vervaardiging van CMOS-autocamera's (aanvullende metaaloxidehalfgeleiders)

0 %

31.12.2023

ex 9002 11 00

25

Optische infraroodeenheid, bestaande uit:

een lens van monokristallijn silicium met een diameter van 84 mm (± 0,1 mm), en

een lens van monokristallijn germanium met een diameter van 62 mm (± 0,05 mm),

gemonteerd op een steun vervaardigd uit een legering van bewerkt aluminium, van de soort gebruikt voor warmtebeeldcamera's

0 %

31.12.2021

ex 9002 11 00

35

Optische infraroodeenheid, bestaande uit:

een lens van silicium met een diameter van 29 mm (± 0,05 mm), en

een lens van monokristallijn calciumfluoride met een diameter van 26 mm (± 0,05 mm),

gemonteerd op een steun vervaardigd uit een legering van bewerkt aluminium, van de soort gebruikt voor warmtebeeldcamera's

0 %

31.12.2021

ex 9002 11 00

45

Optische infraroodeenheid

met een lens van silicium met een diameter van 62 mm (± 0,05 mm),

bevestigd op een steun vervaardigd uit een legering van bewerkt aluminium,

van de soort gebruikt voor warmtecamera's

0 %

31.12.2021

ex 9002 11 00

55

Optische infraroodeenheid, bestaande uit:

een lens van germanium met een diameter van 11 mm (± 0,05 mm),

een lens van monokristallijn calciumfluoride met een diameter van 14 mm (± 0,05 mm), en

een lens van silicium met een diameter van 17 mm (± 0,05 mm),

gemonteerd op een steun vervaardigd uit een legering van bewerkt aluminium, van de soort gebruikt voor warmtebeeldcamera's

0 %

31.12.2021

ex 9002 11 00

65

Optische infraroodeenheid

met een lens van silicium met een diameter van 26 mm (± 0,1 mm),

bevestigd op een steun vervaardigd uit een legering van bewerkt aluminium,

van de soort gebruikt voor warmtebeeldcamera's

0 %

31.12.2021

ex 9002 11 00

75

Optische infraroodeenheid, bestaande uit:

een lens van germanium met een diameter van 19 mm (± 0,05 mm),

een lens van monokristallijn calciumfluoride met een diameter van 18 mm (± 0,05 mm),

een lens van germanium met een diameter van 20,6 mm (± 0,05 mm),

gemonteerd op een steun vervaardigd uit een legering van bewerkt aluminium, van de soort gebruikt voor warmtebeeldcamera's

0 %

31.12.2021

ex 9029 20 31

ex 9029 90 00

20

30

Geclusterd instrumentenpaneel met microprocessor schakelbord, met of zonder stappenmotor, en led-indicatoren tonende ten minste:

snelheid,

motortoerental,

motortemperatuur,

het brandstofpeil,

communicerend via de CAN-BUS- en/of K-LINE-protocollen, bestemd voor de vervaardiging van goederen bedoeld in hoofdstuk 87

0 %

p/st

31.12.2019


(1)  Schorsing van rechten is onderworpen aan douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1)


20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/56


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1000 VAN DE COMMISSIE

van 14 maart 2019

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 wat betreft de vrijstelling van de vereisten in verband met transparantie voor en na de handel in Verordening (EU) nr. 600/2014 voor de People's Bank of China

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 1, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Transacties waarbij leden van het Europees Stelsel van centrale banken (European System of Central Banks — ESCB) tegenpartij zijn, zijn overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 vrijgesteld van de vereisten in verband met transparantie voor en na de handel voor zover die transacties worden aangegaan in het kader van de uitvoering van het monetaire, valuta- en financiële stabiliteitsbeleid.

(2)

Een dergelijke vrijstelling van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 600/2014 kan overeenkomstig artikel 1, lid 9, van die verordening worden uitgebreid tot centrale banken van derde landen en de Bank voor Internationale Betalingen.

(3)

De in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 van de Commissie (2) opgenomen lijst van vrijgestelde centrale banken van derde landen moet worden bijgewerkt, onder meer om waar nodig het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde toepassingsgebied van de vrijstelling uit te breiden tot andere centrale banken van derde landen of om dergelijke overheidsinstanties uit de lijst te schrappen. De Commissie volgt en evalueert relevante ontwikkelingen in derde landen en kan de aanvullende vrijstelling te allen tijde herzien.

(4)

In het licht van de door de Volksrepubliek China verstrekte informatie heeft de Commissie een verslag opgesteld en voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, waarin de internationale status van de People's Bank of China wordt beoordeeld. In dat verslag (3) wordt geconcludeerd dat de centrale bank van de Volksrepubliek China in aanmerking moet komen voor een vrijstelling van de in Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde vereisten in verband met transparantie voor en na de handel. De in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 opgenomen lijst van vrijgestelde overheidsinstanties moet derhalve worden uitgebreid met de People's Bank of China.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de deskundigengroep van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 van de Commissie van 12 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de vrijstelling van vereisten in verband met transparantie voor en na de handel voor bepaalde centrale banken van derde landen bij de uitvoering van het monetaire, valuta- en financiële stabiliteitsbeleid (PB L 259 van 7.10.2017, blz. 11).

(3)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de ontheffing voor de People's Bank of China op grond van de verordening markten in financiële instrumenten (MiFIR) (COM(2019) 143 van 14.3.2019).


BIJLAGE

1.

Australië:

Reserve Bank of Australia;

2.

Brazilië:

Banco Central do Brasil;

3.

Canada:

Bank of Canada/Banque du Canada;

4.

SAR Hongkong:

Hongkong Monetary Authority;

5.

India:

Reserve Bank of India;

6.

Japan:

Bank of Japan;

7.

Mexico:

Bank of Mexico;

8.

Volksrepubliek China:

People's Bank of China;

9.

Republiek Korea:

Bank of Korea;

10.

Singapore:

Monetary Authority of Singapore;

11.

Zwitserland:

Schweizerische Nationalbank/Banque Nationale Suisse/Banca Nazionale Svizzera/Banca Naziunala Svizra;

12.

Turkije:

Central Bank of the Republic of Turkey/Türkiye Cumhuriyet Merkez Bankası;

13.

Verenigd Koninkrijk:

Bank of England

14.

Verenigde Staten van Amerika:

Federal Reserve System;

15.

Bank for International Settlements.


BESLUITEN

20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/59


BESLUIT (EU) 2019/1001 VAN DE RAAD

van 14 juni 2019

tot intrekking van Beschikking 2009/417/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Spanje

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 april 2009 heeft de Raad, op aanbeveling van de Commissie, bij Beschikking 2009/417/EG (1), overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) besloten dat er in Spanje een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat het voor 2008 in het stabiliteitsprogramma van 2009 meegedeelde overheidstekort 3,4 % van het bruto binnenlands product (bbp) bedroeg, waarmee het boven de in het VWEU vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp uitkwam. De bruto-overheidsschuld zou in 2008 naar verwachting 39,5 % van het bbp belopen, hetgeen ruim onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp is.

(2)

Op 27 april 2009 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 (2), op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Spanje gericht waarin de lidstaat werd verzocht uiterlijk in 2012 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie.

(3)

Op 2 december 2009, 10 juli 2012 en 21 juni 2013 heeft de Raad, op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag, drie nieuwe aanbevelingen tot Spanje gericht, waarbij de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort werd verlengd tot, respectievelijk, 2013, 2014 en 2016. In elk van die drie aanbevelingen was de Raad van oordeel dat Spanje effectieve actie had ondernomen, maar dat er zich onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën hadden voorgedaan.

(4)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad, op grond van artikel 126, lid 8, VWEU besloten dat Spanje geen effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013. Op 8 augustus 2016 heeft de Raad, op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, Besluit (EU) 2017/984 (3) vastgesteld waarin Spanje werd aangemaand maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig werd geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, waarbij 2018 als nieuwe uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort werd vastgesteld. Ook had de Raad 15 oktober 2016 vastgesteld als uiterste datum om effectieve actie te ondernemen en verslag uit te brengen aan de Raad en de Commissie over het gevolg dat aan de aanmaning van de Raad is gegeven.

(5)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van artikel 126, lid 9, VWEU geconcludeerd dat Spanje effectief gevolg had gegeven aan Besluit (EU) 2017/984.

(6)

Overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, verstrekt de Commissie de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten. In het kader van de toepassing van dat protocol dienen de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (4), tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, kennis te geven van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld en andere daarmee samenhangende variabelen.

(7)

Op basis van de ter kennis gebrachte gegevens neemt de Raad een besluit over de intrekking van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp niet zal overschrijden.

(8)

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat), overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009, na de door Spanje in april 2019 gedane kennisgeving heeft verstrekt, uit het stabiliteitsprogramma 2019 en uit de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

Nadat het overheidstekort in 2017 op 3,1 % van het bbp was uitgekomen, is het in 2018 teruggedrongen tot 2,5 % van het bbp. Vergeleken met de prognoses in het ontwerpbegrotingsplan 2019 dat in oktober 2018 is ingediend, is het tekort over 2018 0,2 procentpunt lager uitgekomen, dankzij een 0,3 procentpunt hogere ontvangstenquote waartegenover slechts een 0,1 procentpunt hogere uitgavenquote staat. Aan de ontvangstenzijde zijn zowel de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting als de overige ontvangsten hoger uitgekomen dan voorzien, terwijl aan de uitgavenzijde de werknemersbeloningen iets hoger uitvielen.

In het stabiliteitsprogramma voor 2019-2022, dat het Spaanse kabinet op 30 april 2019 heeft ingediend, wordt ervan uitgegaan dat het overheidstekort zal afnemen tot 2,0 % van het bbp in 2019 en dat het in 2020 verder zal dalen tot 1,1 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie bedraagt het tekort 2,3 % van het bbp in 2019 en 2,0 % van het bbp in 2020, waarmee het tijdens de prognoseperiode onder de in het VWEU vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp zou blijven.

Het structurele saldo, d.w.z. het overheidssaldo gecorrigeerd voor de conjunctuur en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, is in 2017 en 2018 ongewijzigd gebleven, volgens de voorjaarsprognose 2019 van de Commissie. De cumulatieve verbetering van het structurele saldo sinds 2016 bedroeg 0,4 % van het bbp.

De bruto-overheidsschuldquote is van 98,1 % in 2017 afgenomen tot 97,1 % in 2018, voornamelijk als gevolg van het schuldverlagende effect van de reële groei en de inflatie die het tegengestelde effect van rente-uitgaven meer dan gecompenseerd hebben, terwijl het primaire saldo nagenoeg nul is. In de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie wordt ermee gerekend dat de schuldquote afneemt tot 96,3 % in 2019 en 95,7 % in 2020, in hoofdzaak als gevolg van de hoge nominale groei die het effect van schuldverhogende stock-flowadjustments en rente-uitgaven teniet doet, terwijl het primaire saldo slechts licht verbetert.

(9)

Overeenkomstig artikel 126, lid 12, VWEU moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

(10)

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Spanje gecorrigeerd en moet Beschikking 2009/417/EG derhalve worden ingetrokken.

(11)

Met ingang van 2019, het jaar na de correctie van het buitensporige tekort, valt Spanje onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en moet het in een passend tempo vooruitgang boeken in de richting van zijn middellangetermijndoelstelling voor de begroting, waarbij ook de uitgavenbenchmark in acht wordt genomen; tevens moet het land aan het schuldcriterium voldoen in overeenstemming met artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Spanje is gecorrigeerd.

Artikel 2

Beschikking 2009/417/EG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI


(1)  Beschikking 2009/417/EG van de Raad van 27 april 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Spanje (PB L 135 van 30.5.2009, blz. 25).

(2)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(3)  Besluit (EU) 2017/984 van de Raad van 8 augustus 2016 tot aanmaning van Spanje om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 148 van 10.6.2017, blz. 38).

(4)  Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).


20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/62


BESLUIT (EU) 2019/1002 VAN DE RAAD

van 14 juni 2019

waarbij wordt vastgesteld dat Roemenië geen doeltreffende maatregelen heeft genomen in reactie op de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 10, lid 2, vierde alinea,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In juni 2017 en juni 2018 besloot de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, van het Verdrag dat in respectievelijk 2016 en 2017 een significante afwijking van de Roemeense middellangetermijndoelstelling voor de begroting of van het aanpassingstraject in de richting daarvan bestond. In het licht van de vastgestelde significante afwijking heeft de Raad op 16 juni 2017 (2) en 22 juni 2018 (3) aanbevelingen tot Roemenië gericht, waarin Roemenië werd verzocht de nodige beleidsmaatregelen te nemen om deze afwijkingen te verhelpen.

(2)

Op 4 december 2018 heeft de Raad, bij Besluit (EU) 2018/2020 (4) geconcludeerd dat Roemenië geen doeltreffende maatregelen heeft genomen in reactie op de aanbeveling van de Raad van 22 juni 2018. Op basis van die elementen heeft de Raad op 4 december 2018 een herziene aanbeveling (5) aangenomen en Roemenië aangemaand de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 niet uitkomt boven 4,5 %, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1 % van het bruto binnenlands product (bbp). Roemenië werd ook aanbevolen om alle meevallers te benutten om het tekort terug te dringen en in te zetten op budgettaire consolidatiemaatregelen die op groeivriendelijke wijze voor een blijvende verbetering van het structurele overheidssaldo moeten zorgen. De Raad stelde 15 april 2019 vast als uiterste datum waarop Roemenië verslag moest uitbrengen over de naar aanleiding van de aanbeveling van 4 december 2018 genomen maatregelen.

(3)

Op 14 en 15 maart 2019 ondernam de Commissie in het kader van artikel -11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 een missie voor verscherpt toezicht in Roemenië met als doel monitoring ter plaatse. Na haar voorlopige bevindingen voor commentaar aan de Roemeense autoriteiten te hebben voorgelegd, heeft de Commissie op 5 juni 2019 haar bevindingen aan de Raad gemeld. Deze bevindingen zijn vervolgens openbaar gemaakt. In het verslag van de Commissie wordt geconstateerd dat de Roemeense autoriteiten niet van plan zijn gevolg te geven aan de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018. De autoriteiten hebben aan de Commissie bevestigd dat de regering niet voornemens is te voldoen aan de aanbevolen structurele aanpassing. Zij blijven ernaar streven het nominale tekort onder de in het Verdrag vastgelegde drempelwaarde van 3 % van het bbp te houden om het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact te vermijden. De begroting 2019 mikt op een tekort op transactiebasis van 2,8 % van het bbp. Volgens de eigen ramingen van de regering ten tijde van de missie zou dit een structurele aanpassing van ongeveer 0,1 % ten opzichte van 2018 inhouden, wat significant achterblijft bij het vereiste in de aanbeveling van de Raad.

(4)

Op 20 april 2018, na de door de Raad vastgestelde termijn, hebben de Roemeense autoriteiten een verslag ingediend over de maatregelen die zijn genomen in reactie op de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018. In dat verslag hebben de autoriteiten herhaald dat zij voor 2019 blijven streven naar een nominaal tekort van 2,8 % van het bbp en slechts een minieme daling van het structurele tekort. De gevolgen van de genomen maatregelen voor de begroting blijven significant achter bij het vereiste in de aanbeveling van 4 december 2018.

(5)

Volgens de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zal de groei van de netto primaire overheidsuitgaven oplopen tot 11,6 %, veel hoger dan de uitgavenbenchmark van 4,5 %. Het structurele saldo zal in 2019 naar verwachting met 0,7 % van het bbp verslechteren tot een tekort van 3,6 % van het bbp. Dit staat haaks op de aanbevolen structurele verbetering van 1 % van het bbp ten opzichte van 2018. Beide indicatoren wijzen op een afwijking ten opzichte van de aanbevolen aanpassing. De uitgavenbenchmark wijst op een afwijking van 2,1 % van het bbp. Het structurele saldo bevestigt die interpretatie en wijst op een iets kleinere afwijking van 1,7 % van het bbp. De door het structurele saldo weergegeven afwijking is kleiner als gevolg van meevallers aan de inkomstenzijde en een hogere bbp-deflator. Met inachtneming van die factoren bevestigt de algemene beoordeling dat er een afwijking is ten opzichte van de aanbevolen aanpassing.

(6)

De verwachte stijging van het tekort ten opzichte van 2018 is net zoals in de voorgaande jaren grotendeels te wijten aan de stijging van de loonkosten voor overheidspersoneel. Sinds de najaarsprognoses 2018 van de Commissie, waarop de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018 was gebaseerd, hebben de autoriteiten nieuwe belastingen ingevoerd voor de telecommunicatie-, energie- en bankensector. De autoriteiten hebben echter belastingverlagingen in de bouwsector toegekend en een aantal sociale uitkeringen verhoogd.

(7)

Op grond van bovenstaande bevindingen kan worden geconcludeerd dat de reactie van Roemenië op de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018 ontoereikend is. De begrotingsinspanning blijft significant achter bij de jaarlijkse structurele aanpassing van 1 % van het bbp voor 2019, hetgeen overeenstemt met een nominaal stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven van ten hoogste 4,5 % in 2019,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Roemenië heeft geen doeltreffende maatregelen genomen in reactie op de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2017 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Roemenië (PB C 216 van 6.7.2017, blz. 1).

(3)  Aanbeveling van de Raad van 22 juni 2018 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Roemenië (PB C 223 van 27.6.2018, blz. 3).

(4)  Besluit (EU) 2018/2020 van de Raad van 4 december 2018 waarbij wordt vastgesteld dat Roemenië geen doeltreffende maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 22 juni 2018 (PB L 323 van 19.12.2018, blz. 16).

(5)  Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Roemenië (PB C 460 van 21.12.2018, blz. 1).


20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/64


BESLUIT (EU) 2019/1003 VAN DE RAAD

van 14 juni 2019

waarbij wordt vastgesteld dat Hongarije geen doeltreffende maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 10, lid 2, vierde alinea,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 juni 2018 heeft de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, van het Verdrag geconcludeerd dat in Hongarije een significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting van – 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) bestond. In het licht van de vastgestelde significante afwijking heeft de Raad Hongarije op 22 juni 2018 een aanbeveling (2) aangenomen, waarin Hongarije werd verzocht de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven (3) in 2018 niet hoger uitkwam dan 2,8 %, wat overeenkomt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1 % van het bbp.

(2)

Op 4 december 2018 heeft de Raad geconcludeerd dat Hongarije geen doeltreffende maatregelen had genomen om gevolg te geven aan zijn aanbeveling van 22 juni 2018. Op basis van die elementen heeft de Raad op 4 december 2018 een herziene aanbeveling (4) aangenomen en Hongarije aangemaand de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 niet uitkomt boven 3,3 %, hetgeen overeenkomt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1 % van het bbp. Hongarije werd ook aanbevolen om alle meevallers te benutten om het tekort terug te dringen en tegelijk budgettaire consolidatiemaatregelen te nemen die op groeivriendelijke wijze een blijvende verbetering van het structurele overheidssaldo moeten waarborgen. De Raad heeft 15 april 2019 vastgesteld als uiterste datum waarop Hongarije verslag moest uitbrengen over de naar aanleiding van de aanbeveling van 4 december 2018 genomen maatregelen.

(3)

Op 20 maart 2019 ondernam de Commissie in het kader van artikel -11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 een missie voor verscherpt toezicht in Hongarije met als doel monitoring ter plaatse. Na haar voorlopige bevindingen voor commentaar aan de Hongaarse autoriteiten te hebben voorgelegd, heeft de Commissie haar bevindingen op 5 juni 2019 aan de Raad gemeld. Deze bevindingen werden vervolgens openbaar gemaakt. In het verslag van de Commissie wordt geconstateerd dat de Hongaarse autoriteiten niet voornemens zijn gevolg te geven aan de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018. Tijdens de missie hebben de autoriteiten bevestigd dat hun begrotingsdoelstelling voor 2019 een nominaal tekort van 1,8 % blijft, zoals opgenomen in de in juli 2018 aangenomen begroting 2019, ondanks het gunstigere macro-economische scenario en het beter dan verwachte begrotingsresultaat in 2018.

(4)

Op 15 april 2019 hebben de Hongaarse autoriteiten een verslag ingediend over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018. In het verslag herhaalden de autoriteiten dat hun doelstelling voor 2019 een nominaal tekort van 1,8 % van het bbp in 2019 bleef, een vermindering met 0,4 procentpunt van het bbp ten opzichte van het resultaat voor 2018. Het verslag bevat geen plannen om de door de Raad aanbevolen begrotingsaanpassing in acht te nemen. Bovendien wordt het brede scala van in het verslag genoemde economische programma's met budgettaire impact grotendeels niet gekwantificeerd; evenmin bevat het verslag budgettaire prognoses voor 2019. Daardoor voldoet het verslag niet aan het verslagleggingsvereiste van de Raad. De verbetering van het onderliggende structurele tekort blijft significant achter bij het vereiste in de aanbeveling van 4 december 2018.

(5)

Op basis van de op 7 mei 2019 gepubliceerde voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zal de groei van de netto primaire uitgaven in 2019 naar verwachting 6,5 % bedragen, ruim boven het aanbevolen percentage van 3,3 %. Het structurele saldo zal naar verwachting met 0,4 % van het bbp verbeteren ten opzichte van 2018, waarmee het achterblijft bij de aanbevolen aanpassing van 1,0 % van het bbp. Beide indicatoren wijzen dus op een afwijking van de aanbevolen aanpassing. De uitgavenbenchmark wijst op een afwijking van 1,2 % van het bbp. Het structurele saldo wijst op een iets kleinere afwijking, namelijk 0,6 % van het bbp. Het structurele saldo wordt negatief beïnvloed door een aantal tegenvallers aan de ontvangstenzijde. De analyse van de uitgavenbenchmark wordt sterk negatief beïnvloed door de potentiële bbp-groei op de middellange termijn die in de berekening wordt toegepast, waarbij onder meer van een zeer lage potentiële bbp-groei in de nasleep van de crisis wordt uitgegaan. Bovendien lijkt de voor de uitgavenbenchmark gebruikte bbp-deflator niet naar behoren rekening te houden met de toegenomen kostendruk die van invloed is op de overheidsuitgaven. Na aanpassing van deze factoren lijkt de uitgavenbenchmark de begrotingsinspanning adequaat weer te geven, maar wijst deze nog steeds op een afwijking van de aanbevolen aanpassing.

(6)

Sinds de najaarsprognoses 2018 van de Commissie, die de basis waren voor de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018, hebben de Hongaarse autoriteiten nieuwe expansieve maatregelen aan de uitgavenzijde aangekondigd. Bovendien werden na een sneller dan verwachte groei van de overheidslonen nieuwe loonsverhogingen voor bepaalde categorieën aangekondigd sinds het najaar van 2018. Tot slot hebben hogere begrotingsreserves, samen met de uitdrukkelijke intentie van de regering om deze tegen het einde van het jaar volledig op te gebruiken, bijgedragen tot de uitgavenprognoses voor 2019. Als gevolg daarvan zal de afwijking van de uitgavenbenchmark naar verwachting aanzienlijk groter zijn dan de afwijking die is vastgesteld bij de in het najaar van 2018 uitgevoerde beoordeling.

(7)

Op grond daarvan luidt de conclusie dat de reactie van Hongarije op de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018 ontoereikend is. De begrotingsinspanning is niet toereikend om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven niet hoger uitkomt dan 3,3 % in 2019, wat zou overeenkomen met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1 % van het bbp,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hongarije heeft geen doeltreffende maatregelen genomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 4 december 2018.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Aanbeveling van de Raad van 22 juni 2018 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Hongarije (PB C 223 van 27.6.2018, blz. 1).

(3)  De netto primaire overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire ontvangstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde ontvangstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de ontvangsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(4)  Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Hongarije (PB C 460 van 21.12.2018, blz. 4).


20.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/66


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2019

tot vaststelling van voorschriften voor de berekening, de verificatie en de verslaglegging van gegevens over afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit C(2012) 2384 van de Commissie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4114)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 11 bis, lid 9, en artikel 37, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2008/98/EG bevat algemene berekeningsregels om na te gaan of de in artikel 11, lid 2, onder c), d) en e), en in artikel 11, lid 3, van die richtlijn vastgestelde doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval voor 2025, 2030 en 2035 zijn bereikt.

(2)

Volgens de regels van artikel 11 bis van Richtlijn 2008/98/EG moet voor de berekening van de recyclingdoelstellingen voor 2025, 2030 en 2035 gebruik worden gemaakt van afval dat een recyclingshandeling binnenkomt of van afval dat niet langer als afval wordt aangemerkt. Als algemene regel geldt dat gerecycleerd afval moet worden gemeten op het punt waar het afval het recyclingproces binnenkomt. De lidstaten kunnen echter gebruikmaken van een afwijking en maatregelen om stedelijk afval aan de uitgang van een sorteerbedrijf te meten, mits verdere verliezen als gevolg van de behandeling die voorafgaat aan de recycling in mindering worden gebracht en het geproduceerde afval daadwerkelijk wordt gerecycleerd.

(3)

Stedelijk afval dat de recyclingshandeling binnenkomt, kan nog een bepaalde hoeveelheid afvalmaterialen bevatten die geen voorwerp zijn van latere herverwerking, maar niet zonder onevenredige moeite tijdens voorbereidende werkzaamheden voorafgaand aan de recyclingshandeling konden worden verwijderd. Van de lidstaten mag niet worden geëist dat zij dergelijke niet-doelmaterialen bij de berekening van gerecycleerd stedelijk afval in mindering brengen, zolang die materialen worden gedoogd in het recyclingproces en geen belemmering vormen voor hoogwaardige recycling.

(4)

Om een eenvormige toepassing van de berekeningsregels door alle lidstaten te waarborgen, is het bovendien noodzakelijk voor de meest voorkomende soorten afval en recyclingprocessen vast te stellen welke afvalmaterialen in de berekening moeten worden meegenomen overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, onder c), van Richtlijn 2008/98/EG (rekenpunten) en in welk stadium van de afvalbehandeling zij moeten worden gemeten overeenkomstig artikel 11 bis, lid 2, van die richtlijn (meetpunten).

(5)

Om ervoor te zorgen dat de gegevens die over de recycling van stedelijk afval moeten worden verschaft vergelijkbaar zijn, moeten de rekenpunten die zijn vastgesteld voor de meest voorkomende soorten afval en recyclingsprocessen ook van toepassing zijn op afval dat als gevolg van een voorbereidende handeling geen afval meer is voordat het opnieuw wordt verwerkt.

(6)

Om ervoor te zorgen dat de gegevens over de recycling van stedelijk afval die door afvalvoorzieningen in verschillende lidstaten worden verschaft vergelijkbaar zijn, moeten meer gedetailleerde voorschriften worden vastgesteld voor de wijze waarop de hoeveelheden gesorteerd afval in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de input voor de recyclingshandeling, en voor de wijze waarop de hoeveelheden gerecycleerd stedelijk afval moeten worden berekend in gevallen waarin de behandeling van afvalmaterialen niet alleen resulteert in gerecycleerde materialen, maar ook in brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie of in opvulmateriaal.

(7)

Met betrekking tot de berekening van bij de bron gescheiden en gerecycleerd bio-afval is het niet altijd haalbaar de input naar of de output van de recyclingshandeling daadwerkelijk te meten, aangezien dergelijk afval gewoonlijk door individuele huishoudens wordt beheerd. Daarom moet een goede gemeenschappelijke aanpak worden vastgesteld die een hoog niveau van betrouwbaarheid van de verschafte gegevens waarborgt.

(8)

Wat betreft na de verbranding van stedelijk afval gescheiden gerecycleerde metalen moet er een berekeningsmethode worden vastgesteld om het metaalgehalte te bepalen van de afvalstoffen die van de AVI-bodemas worden gescheiden, om ervoor te zorgen dat alleen met de gerecycleerde metalen rekening wordt gehouden. Om de relevantie van de gegevens te waarborgen, moet bovendien alleen rekening worden gehouden met metalen die afkomstig zijn van de verbranding van stedelijk afval.

(9)

De overeenkomstig artikel 11 bis van Richtlijn 2008/98/EG te verschaffen gegevens over de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval moeten worden gebaseerd op een doeltreffend systeem voor de kwaliteitscontrole en de traceerbaarheid van afvalmateriaalstromen. De lidstaten moeten derhalve worden verplicht maatregelen te nemen om een grote betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens te waarborgen, met name door gegevens rechtstreeks bij ondernemingen te verzamelen en door meer gebruik te maken van elektronische registers voor het vastleggen van gegevens over afval.

(10)

De lidstaten moeten voor elk kalenderjaar bij de Commissie verslag uitbrengen over de uitvoering van artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG. Zij moeten tevens een kwaliteitscontroleverslag bij de Commissie indienen, in het door de Commissie vastgestelde verslagleggingsmodel. Dit verslagleggingsmodel moet waarborgen dat de gerapporteerde informatie een toereikende basis biedt om de verwezenlijking van de in artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen te verifiëren en te monitoren.

(11)

Met betrekking tot de in artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstelling moeten de lidstaten de bij Besluit 2011/753/EU van de Commissie (2) vastgestelde berekeningsmethoden toepassen. De berekeningsregels voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval in artikel 11 bis van Richtlijn 2008/98/EG en in dit besluit zijn in overeenstemming met die van Besluit 2011/753/EU. Om dubbele rapportage te voorkomen, moeten de lidstaten daarom de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van het verslagleggingsmodel dat is vastgesteld voor de verschaffing van gegevens over de doelstellingen die zijn vastgesteld in artikel 11, lid 2, onder c) tot en met e), en artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG om gegevens te rapporteren over de in artikel 11, lid 2, onder a), van die richtlijn vastgestelde doelstelling.

(12)

Overeenkomstig artikel 37, lid 4, van Richtlijn 2008/98/EG moeten de lidstaten voor elk kalenderjaar gegevens verschaffen over minerale en synthetische smeer- en industriële oliën en over afgewerkte oliën, in het door de Commissie vastgestelde verslagleggingsmodel. Dit verslagleggingsmodel moet ervoor zorgen dat de verschafte gegevens een toereikende basis vormen om te beoordelen in hoeverre de vaststelling van maatregelen voor de behandeling van afgewerkte oliën haalbaar is, met inbegrip van kwantitatieve doelstellingen voor de regeneratie van afgewerkte oliën en eventuele verdere maatregelen om de regeneratie van afgewerkte oliën te bevorderen, overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Richtlijn 2008/98/EG.

(13)

Om verslag te doen van de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2008/98/EG (waarin doelstellingen zijn vastgesteld voor huishoudelijk en soortgelijk afval en voor bouw- en sloopafval), moeten de lidstaten gebruikmaken van de verslagleggingsmodellen die zijn vastgesteld in Uitvoeringsbesluit C(2012) 2384 van de Commissie (3). De bepalingen van dat uitvoeringsbesluit waarbij de lidstaten worden verplicht driejaarlijkse verslagen over de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG in te dienen, zijn achterhaald. Daarom moet Uitvoeringsbesluit C(2012) 2384 worden ingetrokken en worden vervangen door de bepalingen in dit besluit, die de wijzigingen van de verslagleggingsvoorschriften weerspiegelen die bij Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad (4) in Richtlijn 2008/98/EG zijn aangebracht. Met het oog op de continuïteit moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de termijn voor de verschaffing van de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a) en b), voor de referentiejaren 2016 tot en met 2019.

(14)

De regels voor de berekening, de verificatie en de verslaglegging van gegevens over de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder c) tot en met e), en artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG zijn nauw verbonden met de voorschriften tot vaststelling van de verslagleggingsmodellen voor de verschaffing van die gegevens en van de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a), van die richtlijn. Om de samenhang tussen deze regels te waarborgen en de toegang ertoe te vergemakkelijken, moeten beide reeksen regels in één besluit worden vastgesteld. Om de toegang tot de uniforme verslagleggingsmodellen voor andere gegevens over afvalstoffen in het kader van Richtlijn 2008/98/EG te vergemakkelijken, met name gegevens over bouw- en sloopafval en al dan niet afgewerkte minerale en synthetische smeer- en industriële oliën, moeten die verslagleggingsmodellen ook in dit besluit worden opgenomen. Voor de methode voor het vaststellen van de gemiddelde verliespercentages voor de afvalmaterialen die tijdens verdere voorbehandeling vóór recycling uit het gescheiden afval zijn verwijderd, zal een afzonderlijk gedelegeerd besluit van de Commissie worden vastgesteld.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a)   "hoeveelheid": de massa, uitgedrukt in ton;

b)   "doelmaterialen": stedelijke afvalmaterialen die in een gegeven recyclingshandeling opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen die geen afval zijn;

c)   "niet-doelmaterialen": afvalmaterialen die niet in een gegeven recyclingshandeling opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen die geen afval zijn;

d)   "voorbehandeling": elke verwerkingshandeling die stedelijke afvalmaterialen ondergaan vóór de recyclingshandeling waarbij die materialen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen die geen afval zijn. Dit is met inbegrip van het controleren, sorteren en andere voorbereidende werkzaamheden voor het verwijderen van niet-doelmaterialen en om recycling van hoge kwaliteit te waarborgen;

e)   "rekenpunt": het punt van binnenkomst van stedelijke afvalmaterialen in de recyclingshandeling waar afval opnieuw wordt bewerkt tot producten, materialen of stoffen die geen afval zijn, of het punt waar afvalmaterialen als gevolg van een voorbereidende handeling voorafgaande aan herbewerking ophouden afval te zijn;

f)   "meetpunt": het punt waar de massa van de afvalmaterialen wordt gemeten met het oog op de bepaling van de hoeveelheid afval bij het rekenpunt;

g)   "bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval": stedelijk bio-afval dat wordt gerecycleerd op de plaats waar het wordt geproduceerd door de personen die het produceren.

Artikel 2

Berekening van stedelijk afval dat wordt voorbereid voor hergebruik overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG

De hoeveelheid voor hergebruik voorbereid stedelijk afval omvat uitsluitend producten of componenten van producten die na controle, reiniging of reparatie kunnen worden hergebruikt zonder verdere sortering of voorbehandeling. De delen van die producten of van die componenten van producten die tijdens reparatiehandelingen zijn verwijderd, mogen worden meegerekend bij de hoeveelheid voor hergebruik voorbereid stedelijk afval.

Artikel 3

Berekening van gerecycleerd stedelijk afval overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, artikel 11 bis, lid 2, en artikel 11 bis, lid 5, van Richtlijn 2008/98/EG

1.   De hoeveelheid gerecycleerd stedelijk afval is de hoeveelheid afval bij het rekenpunt. De hoeveelheid stedelijk afval die de recyclingshandeling binnenkomt, omvat doelmaterialen. Dit afval mag alleen niet-doelmateriaal omvatten voor zover de aanwezigheid hiervan bij de specifieke recyclingshandeling is toegestaan.

2.   De rekenpunten die van toepassing zijn op bepaalde afvalmaterialen en bepaalde recyclingshandelingen zijn gespecificeerd in bijlage I.

3.   Wanneer stedelijke afvalmaterialen op de in bijlage I gespecificeerde rekenpunten niet langer als afval worden aangemerkt, wordt de hoeveelheid van die materialen meegerekend in de hoeveelheid gerecycleerd stedelijk afval.

4.   Indien het meetpunt betrekking heeft op de output van een inrichting die stedelijk afval zonder verdere voorbehandeling voor recycling verstuurt of op de input van een inrichting waar het stedelijk afval zonder verdere voorbehandeling binnenkomt, wordt de hoeveelheid gesorteerd stedelijk afval dat door de recyclinginrichting wordt afgewezen, niet meegerekend in de hoeveelheid gerecycleerd stedelijk afval.

5.   Indien een inrichting een voorbehandeling uitvoert voordat het rekenpunt in die inrichting wordt bereikt, worden de tijdens de voorbehandeling verwijderde afvalstoffen niet meegerekend in de hoeveelheid gerecycleerd stedelijk afval die door die inrichting is opgegeven.

6.   Wanneer stedelijk afval dat door een bepaalde lidstaat is geproduceerd vóór het meet- of het rekenpunt is vermengd met ander afval of met afval uit een ander land, wordt het aandeel van het uit de desbetreffende lidstaat afkomstig stedelijk afval bepaald met gebruikmaking van passende methoden, zoals elektronische registers en steekproefonderzoek. Indien dergelijke afvalstoffen een verdere voorbehandeling ondergaan, wordt de hoeveelheid niet-doelmaterialen die door die behandeling worden verwijderd in mindering gebracht, rekening houdend met de verhouding en, waar van toepassing, de kwaliteit van het stedelijk afvalmateriaal uit een bepaalde lidstaat.

7.   Wanneer stedelijke afvalmaterialen worden onderworpen aan een terugwinningshandeling waarbij deze materialen hoofdzakelijk worden gebruikt als brandstof of als andere middelen om energie op te wekken, wordt de output van deze materialen die aan materiaalterugwinning wordt onderworpen, zoals de minerale fractie van de AVI-bodemas of de uit meeverbranding verkregen klinker, niet meegerekend in de hoeveelheid gerecycleerd stedelijk afval, met uitzondering van de metalen die na verbranding van het stedelijk afval worden gescheiden en gerecycleerd. Metalen die deel uitmaken van de minerale output van het verbrandingsproces van stedelijk afval worden niet als gerecycleerd opgegeven.

8.   Wanneer stedelijk afval onderworpen wordt aan een terugwinningshandeling waarbij die materialen niet hoofdzakelijk worden gebruikt als brandstof of als andere middelen om energie op te wekken, of voor materiaalterugwinning, maar resulteren in output met een significant aandeel aan gerecycleerde materialen, brandstoffen of opvulmateriaal, wordt de hoeveelheid gerecycleerd afval bepaald door een massabalansmethode, waarbij alleen rekening wordt gehouden met afvalmaterialen die recycling ondergaan.

Artikel 4

Berekening van gerecycleerd stedelijk bio-afval overeenkomstig artikel 11 bis, lid 4, van Richtlijn 2008/98/EG

1.   De hoeveelheid gerecycleerd stedelijk bio-afval dat een aerobe of anaerobe behandeling binnenkomt, omvat alleen materialen die werkelijk aerobe of anaerobe behandeling ondergaan en omvat geen materialen die tijdens of na het recyclingproces mechanisch worden verwijderd, waaronder biologisch afbreekbaar materiaal.

2.   Met ingang van 1 januari 2027 mogen lidstaten stedelijk bio-afval alleen als gerecycleerd meetellen als het:

a)

bij de bron gescheiden is ingezameld;

b)

samen met afval met vergelijkbare biologische afbreekbaarheid en composteerbaarheid is verzameld, overeenkomstig artikel 22, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2008/98/EG, of

c)

bij de bron is gescheiden en gerecycleerd.

3.   De lidstaten passen de in bijlage II vastgestelde methode toe om de hoeveelheid bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval te berekenen.

4.   De krachtens lid 3 vastgestelde hoeveelheid bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval wordt zowel meegerekend bij de hoeveelheid gerecycleerd stedelijk afval als bij de totale hoeveelheid geproduceerd stedelijk afval.

Artikel 5

Berekening van na verbranding van stedelijk afval gescheiden gerecycleerde metalen overeenkomstig artikel 11 bis, lid 6, van Richtlijn 2008/98/EG

1.   De hoeveelheid aan van de AVI-bodemas gescheiden gerecycleerde metalen omvat alleen de in het metaalconcentraat aanwezige metalen die gescheiden zijn van de onbewerkte, uit stedelijk afval afkomstige AVI-bodemas, en omvat geen andere materialen die zich in het metaalconcentraat bevinden.

2.   Voor de berekening van de hoeveelheid gerecycleerde metalen die zijn gescheiden van de uit stedelijk afval afkomstige AVI-bodemas passen de lidstaten de rekenmethode van bijlage III toe.

Artikel 6

Verzameling van gegevens

1.   De lidstaten verkrijgen gegevens rechtstreeks van de inrichtingen of ondernemingen die afvalstoffen beheren, naargelang het geval.

2.   De lidstaten overwegen het gebruik van elektronische registers voor het vastleggen van gegevens over stedelijk afval.

3.   Wanneer gegevens worden verzameld op basis van onderzoekingen, voldoen zij ten minste aan de volgende eisen:

a)

zij worden met vooraf vastgestelde, regelmatige tussenpozen gehouden, en bestrijken naar behoren de variatie in de te onderzoeken gegevens;

b)

zij zijn gebaseerd op een representatieve steekproef van de populatie waarop de resultaten van toepassing zijn.

Artikel 7

Verstrekking van gegevens

1.   De lidstaten verstrekken de gegevens en dienen het kwaliteitscontroleverslag over de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2008/98/EG in, en gebruiken daarvoor het verslagleggingsmodel van bijlage IV.

Met betrekking tot de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG worden de lidstaten die de gegevens verstrekken en het kwaliteitscontroleverslag indienen in het verslagleggingsmodel van bijlage V, geacht te hebben voldaan aan de eerste alinea.

2.   De lidstaten verstrekken de gegevens en dienen het kwaliteitscontroleverslag over de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder c) tot en met e), en artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG in en gebruiken daarvoor het verslagleggingsmodel van bijlage V.

3.   De lidstaten verstrekken de gegevens over de minerale of synthetische smeer- of industriële oliën die op de markt wordt gebracht, en de gescheiden ingezamelde en verwerkte afgewerkte oliën en dienen het bijbehorende kwaliteitscontroleverslag in, en gebruiken daarvoor het verslagleggingsmodel van bijlage VI.

4.   De Commissie maakt de door de lidstaten verschafte gegevens bekend, tenzij een lidstaat met betrekking tot de informatie in de kwaliteitsverslagen een gemotiveerd verzoek om niet-bekendmaking van bepaalde gegevens indient.

Artikel 8

Intrekking

Uitvoeringsbesluit C(2012) 2384 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar het ingetrokken uitvoeringsbesluit gelden als verwijzingen naar artikel 7, lid 1, van dit besluit.

Artikel 9

Overgangsbepalingen

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 september 2019 gegevens in bij de Commissie met betrekking tot de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2008/98/EG voor het referentiejaar 2016 en, indien van toepassing, voor het referentiejaar 2017. De gegevens voor het referentiejaar 2018 en, indien van toepassing, het referentiejaar 2019 worden ingediend binnen 18 maanden na het einde van elk referentiejaar. De in dit artikel bedoelde gegevens worden aan de Commissie toegezonden met gebruikmaking van de uitwisselingsstandaard als bedoeld in artikel 5, lid 4, van Besluit 2011/753/EU.

Artikel 10

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2019.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(2)  Besluit 2011/753/EU van de Commissie van 18 november 2011 tot vaststelling van voorschriften en berekeningsmethoden ter controle van de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde doelstellingen (PB L 310 van 25.11.2011, blz. 11).

(3)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 april 2012 tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen (C(2012) 2384 final).

(4)  Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 109).


BIJLAGE I

IN ARTIKEL 3, LID 2, BEDOELDE REKENPUNTEN

Materiaal

Rekenpunt

Glas

Gesorteerd glas dat geen verdere verwerking ondergaat voordat het een glasoven ingaat of gebruikt wordt bij de productie van filtreermedia, schuurmateriaal, en isolatiemateriaal en bouwmateriaal op glasbasis.

Metalen

Gesorteerd metaal dat geen verdere verwerking ondergaat voordat het een metaalsmelterij of oven ingaat.

Papier/karton

Gesorteerd papier dat geen verdere verwerking ondergaat voordat het een pulphandeling ingaat.

Kunststoffen

Kunststoffen, per polymeer gescheiden, die vóór het pelletiseren, extruderen of vormen van gietvormen geen verdere verwerking ondergaan.

Kunststofschilfers die niet verder worden verwerkt voordat ze in een eindproduct worden gebruikt.

Hout

Gesorteerd hout dat vóór gebruik bij de productie van spaanplaat niet verder behandeld wordt.

Gesorteerd hout dat als input een composteringshandeling ingaat.

Textiel

Gesorteerd textiel dat niet verder wordt verwerkt voordat het wordt gebruikt voor de productie van textielvezels, lompen of granulaten.

Afval dat uit meerdere materialen bestaat

Kunststof, glas, metaal, hout, textiel, papier en karton en andere afzonderlijke componenten die het resultaat zijn van de behandeling van uit verschillende materialen bestaand afval, die geen verdere verwerking ondergaan voordat zij het rekenpunt bereiken dat in overeenstemming met deze bijlage of met artikel 11 bis van Richtlijn 2008/98/EG en artikel 3 van dit besluit voor het specifieke materiaal is vastgesteld.

Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

AEEA die in de recyclinginrichting binnenkomt na een correcte behandeling en voltooiing van voorbereidende activiteiten overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad (1).

Batterijen

Inputfracties die het batterijrecyclingproces binnenkomen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 493/2012 van de Commissie (2).


(1)  Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).

(2)  Verordening (EU) nr. 493/2012 van de Commissie van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocessen van afgedankte batterijen en accu's, overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 151 van 12.6.2012, blz. 9).


BIJLAGE II

METHODE VOOR DE BEREKENING VAN BIJ DE BRON GESCHEIDEN EN GERECYCLEERDE STEDELIJK BIO-AFVAL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 3

1.

De hoeveelheid bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval wordt berekend met behulp van de volgende formule:

m MBWRS = Σ n ARUi × (m Fi  + m Gi )

waarbij

m MBWRS

de massa is van bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval;

n ARUi

het aantal actieve recyclingeenheden is voor het bij de bron recyclen van stedelijk bio-afval, bij deelmonster i;

m Fi

de massa is van bij de bron gerecycleerd stedelijk bio-afval van levensmiddelen en uit keukens, per actieve recyclingeenheid van deelmonster i; en

m Gi

de massa is van bij de bron gerecycleerd stedelijk bioafval uit tuinen en stadparken, per actieve recyclingeenheid in deelmonster i;

2.

Het aantal actieve recyclingeenheden voor het bij de bron recycleren van stedelijk bio-afval omvat alleen de recyclingeenheden die door afvalproducenten worden gebruikt. Dit aantal wordt gehaald uit de registers van deze eenheden of wordt via onderzoek van de huishoudens verkregen.

3.

De hoeveelheid bij de bron gerecycleerd stedelijk bio-afval per actieve recyclingeenheid wordt bepaald door directe of indirecte meting van bio-afval dat in actieve recyclingeenheden binnenkomt, zoals gespecificeerd in de punten 4 en 5.

4.

Bij rechtstreekse metingen moet de input in de actieve recyclingeenheid of de output ervan als volgt worden gemeten:

a)

de meting wordt, waar mogelijk, door of namens overheidsinstanties verricht;

b)

wanneer de meting wordt uitgevoerd door de afvalproducenten zelf, zorgen de lidstaten ervoor dat de gerapporteerde hoeveelheden aan geloofwaardigheidscontroles worden onderwerpen en zodanig worden aangepast dat de hoeveelheid bij de bron gescheiden en gerecycleerd bio-afval per persoon in geen geval hoger ligt dan het gemiddelde van het door afvalexploitanten op nationaal, regionaal of lokaal niveau ingezamelde bio-afval per hoofd van de bevolking;

c)

wanneer de output van een actieve recyclingeenheid wordt gemeten, wordt een betrouwbare coëfficiënt toegepast om de hoeveelheid input te berekenen.

5.

Bij indirecte meting moeten de volgende hoeveelheden worden bepaald door middel van onderzoek naar de samenstelling van ingezameld stedelijk afval, waarbij rekening wordt gehouden met stedelijk bio-afval dat gescheiden en dat niet gescheiden wordt ingezameld:

a)

de hoeveelheid bio-afval in ingezameld stedelijk afval dat wordt geproduceerd door huishoudens of in gebieden waar afval bij de bron wordt gescheiden en gerecycleerd;

b)

de hoeveelheid bio-afval in ingezameld stedelijk afval dat wordt geproduceerd door huishoudens of in gebieden met kenmerken die vergelijkbaar zijn met de kenmerken van de onder a) bedoelde huishoudens of gebieden, en waarin de afvalstoffen niet bij de bron worden gescheiden en gerecycleerd.

De hoeveelheid bij de bron gescheiden en recycleerd stedelijk bio-afval wordt bepaald op basis van het verschil tussen de onder a) en b) genoemde hoeveelheden.

6.

De methode voor het bepalen van de hoeveelheid bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval per actieve recyclingeenheid overeenkomstig de punten 3 tot en met 5, met name de bemonsteringsmethoden voor het verzamelen van gegevens, houdt op zijn minst rekening met de volgende factoren:

a)

de grootte en het type van de huishoudens die een actieve recyclingeenheid gebruiken in het geval van levensmiddelen- en keukenafval;

b)

de grootte en het beheer van tuinen en parken die door een actieve recyclingeenheid worden bediend in het geval van tuin- en parkafval;

c)

het beschikbare verzamelsysteem, met name het aanvullende gebruik van afvalinzamelingsdiensten voor bio-afval en gemengd stedelijk afval;

d)

het niveau en de seizoensgebondenheid van de productie van stedelijk bio-afval.

7.

Wanneer bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval minder dan 5 % vertegenwoordigt van al het op nationaal niveau geproduceerde stedelijk afval, mogen de lidstaten gebruikmaken van een vereenvoudigde methode om bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval te berekenen, nl. door de volgende formule toe te passen:

mMBWRS = nP × mBWpp × qRS

waarbij

m MBWRS

de massa is van het bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval;

n P

het aantal personen is dat betrokken is bij het bij de bron recycleren van stedelijk bio-afval;

m BWpp

de massa is van het geproduceerde stedelijk bio-afval per hoofd van de bevolking; en

q RS

een coëfficiënt is die de hoeveelheid geproduceerd stedelijk bio-afval vertegenwoordigt dat waarschijnlijk bij de bron gescheiden en gerecycleerd zal worden, als aandeel van de totale hoeveelheid geproduceerd stedelijk bio-afval.

8.

Met het oog op de toepassing van de in punt 7 vastgestelde formule zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

m BWpp wordt berekend op basis van onderzoek naar de samenstelling van gescheiden ingezameld en gemengd stedelijk afval op nationaal, regionaal of lokaal niveau, naargelang het geval;

b)

q RS wordt bepaald met inachtneming van de in punt 6, onder a) tot en met d), genoemde factoren.

9.

Dit in deze bijlage vastgestelde formules mogen worden toegepast op al het bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval, of alleen op bij de bron gescheiden en gerecycleerd bio-afval van levensmiddelen en uit keukens.

10.

Het onderzoek om gegevens te verzamelen met het oog op de toepassing van de in deze bijlage vastgestelde formules, wordt uitgevoerd voor het eerste jaar van verslaglegging over bij de bron gescheiden en gerecycled stedelijk bio-afval, en vervolgens ten minste om de vijf jaar, en voor overige jaren wanneer er redenen zijn te verwachten dat de hoeveelheid bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval significant anders zal zijn.

De lidstaten mogen, voor de jaren waarvoor geen gegevens worden verzameld, de opgegeven hoeveelheden bij de bron gerecycleerd stedelijk afval bijwerken aan de hand van passende schattingen.

11.

Het onderzoek om gegevens te verzamelen voor de toepassing van de formules in deze bijlage wordt gebaseerd op representatieve steekproeven en passende deelmonsters. De resultaten van deze onderzoeken moeten volgens wetenschappelijk aanvaarde statistische technieken statistisch significant zijn.

12.

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de opgegeven hoeveelheden bij de bron gescheiden en gerecycleerd stedelijk bio-afval, geen overschatting zijn.

BIJLAGE III

METHODE VOOR DE BEREKENING VAN GERECYCLEERDE METALEN NA VERBRANDING VAN STEDELIJK AFVAL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5, LID 2

1.

Voor de formules in deze bijlage wordt verstaan onder:

m total IBA metals

de totale massa van metalen in de AVI-bodemas in een bepaald jaar;

m IBA metal concentrates

de massa van metaalconcentraten die in een bepaald jaar van de AVI-bodemas van onbehandeld stedelijk afval gescheiden zijn;

c IBA metals

de concentratie van metalen in metaalconcentraten;

m IBA metals

de massa van metalen in metaalconcentraten in een bepaald jaar;

m non-metallic

de massa van niet-metalen materialen in metaalconcentraten in een bepaald jaar;

m MSW

de massa van stedelijk afval dat in een bepaald jaar een verbrandingshandeling binnenkomt;

c metals MSW

de concentratie van metalen in stedelijk afval dat een verbrandingshandeling binnenkomt;

m W

de massa van alle afval dat in een bepaald jaar een verbrandingshandeling binnenkomt;

c metals MSWI

de concentratie van metalen in alle afvalstoffen die een verbrandingshandeling binnenkomen; en

m MSW IBA metals

de massa van metalen afkomstig uit stedelijk afval in een bepaald jaar.

2.

Nadat metaalconcentraat van de onbewerkte AVI-bodemas is gescheiden, wordt de totale massa van metalen in de AVI-bodemas in een bepaald jaar berekend aan de hand van de volgende formule:

Formula

3.

De gegevens over de massa van metaalconcentraten moeten afkomstig zijn van installaties waarin de metaalconcentraten worden gescheiden van onbewerkte AVI-bodemas.

4.

De metaalconcentratie in metaalconcentraten wordt berekend aan de hand van gegevens die worden verzameld door middel van regelmatig onderzoek van installaties die metaalconcentraten behandelen en hun output leveren aan installaties voor de productie van metaalproducten. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen ferrometalen, non-ferrometalen en roestvrij staal. Voor de berekening van de metaalconcentratie in metaalconcentraten wordt de volgende formule gebruikt:

Formula

5.

Wanneer stedelijk afval samen met ander afval wordt verbrand, moet de concentratie van metalen in het verbrande afval uit de verschillende bronnen worden bepaald door middel van een bemonsteringsonderzoek van het afval dat de verbrandingsoperatie binnenkomt. Dit onderzoek wordt ten minste om de vijf jaar gehouden en wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat de samenstelling van het afval significant is veranderd. De massa van metalen afkomstig van stedelijk afval wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

Formula

6.

In afwijking van punt 5 kan, wanneer stedelijk afval meer dan 75 % vertegenwoordigt van al het verbrande afval, de massa van metalen afkomstig uit stedelijk afval worden berekend aan de hand van de volgende formule:

Formula


BIJLAGE IV

GEGEVENS OVER AFVAL VAN HUISHOUDENS EN SOORTGELIJK AFVAL VAN ANDERE OORSPRONG, EN GEGEVENS OVER BOUW- EN SLOOPAFVAL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 1

A.   MODEL VOOR DE RAPPORTAGE VAN GEGEVENS OVER DE UITVOERING VAN ARTIKEL 11, LID 2, ONDER A), VAN RICHTLIJN 2008/98/EG BETREFFENDE DE VOORBEREIDING VOOR HERGEBRUIK EN RECYCLING VAN AFVAL VAN HUISHOUDENS EN VAN SOORTGELIJK AFVAL VAN ANDERE OORSPRONG

Berekeningsmethode (1):

Geproduceerd afval (2)

(t)

Voorbereiding voor hergebruik en recycling (3)

(t)

 

 

 

B.   MODEL VOOR HET KWALITEITSCONTROLEVERSLAG DAT DE IN DEEL A BEDOELDE GEGEVENS VERGEZELT

I.   Doel van het verslag

Het doel van dit verslag is informatie te verzamelen over de methoden voor de compilatie van de gegevens en de dekkingsgraad van de ingediende gegevens. Het verslag moet een beter begrip mogelijk maken van de door de lidstaten gevolgde benaderingen en van de mate waarin de gegevens tussen de landen vergeleken kunnen worden.

II.   Algemene informatie

1.   Lidstaat:

2.   Organisatie die de gegevens en de beschrijving indient:

3.   Contactpersoon/contactgegevens:

4.   Referentiejaar:

5.   Datum van indiening/versie:

III.   Informatie over huishoudelijk afval en soortgelijk afval van andere oorsprong

1.   Hoe worden, met het oog op de naleving van de afvaldoelstelling, de geproduceerde hoeveelheden afvalstoffen vastgesteld?

 

2.   Heeft een sorteeranalyse plaatsgevonden van afval van huishoudens en soortgelijk afval van andere oorsprong? Ja/Nee

3.   Indien andere methoden zijn gebruikt, gelieve die hieronder te beschrijven:

 

4.   Hoe verhouden de in deel A vermelde hoeveelheden afval zich tot de afvalstoffenstatistieken die zijn gerapporteerd op basis van Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4)?

 

5.   Gelieve de samenstelling en de bronnen van het huishoudelijk afval en soortgelijk afval van andere oorsprong, naargelang het geval, te beschrijven door de desbetreffende vakjes in de tabel aan te kruisen.

Afvalmaterialen

Afvalcode (5)

Afkomstig van

Huishoudens

Kleine ondernemingen

Restaurants, kantines

Openbare ruimte

Overige

(specificeer)

Papier en karton

20 01 01 ,

15 01 01

 

 

 

 

 

Metalen

20 01 40 ,

15 01 04

 

 

 

 

 

Kunststoffen

20 01 39 ,

15 01 02

 

 

 

 

 

Glas

20 01 02 ,

15 01 07

 

 

 

 

 

Biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval

20 01 08

 

 

 

 

 

 

Met inbegrip van compostering thuis? ja/nee

Biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval

20 02 01

 

 

 

 

 

 

Met inbegrip van compostering thuis? ja/nee

Niet biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval

20 02 02 ,

20 02 03

 

 

 

 

 

Hout

20 01 38 ,

15 01 03

 

 

 

 

 

Textiel

20 01 10 ,

15 01 09

20 01 11 ,

 

 

 

 

 

Batterijen

20 01 34 ,

20 01 33 *

 

 

 

 

 

Afgedankte apparatuur

20 01 21 *,

20 01 35 *,

20 01 23 *,

20 01 36

 

 

 

 

 

Overig stedelijk afval

20 03 01 ,

20 03 07 ,

20 03 02 ,

15 01 06

 

 

 

 

 

Niet hierboven genoemd stedelijk afval (specificeer)

 

 

 

 

 

 

 

6.   Voor de berekeningsmethoden 1 en 2: Gelieve in de rijen a) tot en met c) hieronder de respectieve hoeveelheden of de respectieve aandelen en de afvalcodes die worden gebruikt voor de berekening van de afvalproductie aan te geven, als volgt:

a)

% papier, metaal, kunststof, glas (en voor methode 2 andere stromen afzonderlijk afval) in het huishoudelijk afval (en, voor methode 2, bij soortgelijk afval), bepaald door een sorteeranalyse

x

b)

jaarlijkse hoeveelheid geproduceerd huishoudelijk afval (en voor methode 2 van soortgelijk afval)

+

c)

apart ingezameld papier, metaal, kunststof en glas (en, voor methode 2, andere afzonderlijke afvalstromen) van huishoudens (en voor methode 2, gescheiden ingezameld soortgelijk afval van andere oorsprong) (afvalcodes 15 01, 20 01)

a)

 

b)

 

c)

 

7.   Hoe worden de gegevens over voorbereiding voor hergebruik en over recycling gecompileerd?

a)

Zijn gegevens gebaseerd op de input naar voorbehandelingsinrichtingen (bv. sorteerinstallatie, mechanisch-biologische behandeling)? Ja/Nee

Zo ja, gelieve informatie te verstrekken over de recyclingefficiëntie:

 

b)

Zijn gegevens gebaseerd op de input naar het eindproces van recycling? Ja/Nee

c)

Gelieve het proces voor de validatie van gegevens te beschrijven:

 

8.   Zijn er problemen geweest bij de toepassing van de regels voor de berekening van biologisch afbreekbaar afval? Ja/Nee

Zo ja, gelieve het probleem/de problemen te beschrijven:

 

9.   Is afval

a)

naar een andere EU-lidstaat overgebracht? (Ja/Nee)

b)

voor behandeling uit de Unie uitgevoerd? (Ja/Nee)

Als het antwoord op a) en/of b) "ja" is, geef aan hoe, van de overgebrachte of uitgevoerde hoeveelheden, de percentages voorbereiding voor hergebruik en recycling worden afgeleid, gemonitord en gevalideerd.

 

C.   MODEL VOOR DE RAPPORTAGE VAN GEGEVENS OVER DE UITVOERING VAN ARTIKEL 11, LID 2, ONDER B), VAN RICHTLIJN 2008/98/EG BETREFFENDE BOUW- EN SLOOPAFVAL

Berekeningsmethode (6)

Geproduceerd afval

(t)

Voorbereiding voor hergebruik

(t)

Recycling

(t)

Gebruik als opvulmateriaal

(t)

Overige terugwinning van materiaal (7)

(t)

Totale terugwinning van materiaal (8)

(t)

 

 

 

 

 

 

 

D.   MODEL VOOR HET KWALITEITSCONTROLEVERSLAG DAT BIJ DE IN DEEL C BEDOELDE GEGEVENS WORDT GEVOEGD

I.   Doel van het verslag

Het doel van dit verslag is informatie te verzamelen over de methoden voor de compilatie van de gegevens en de dekkingsgraad van de ingediende gegevens. Het verslag moet een beter begrip mogelijk maken van de door de lidstaten gevolgde benaderingen en van mate waarin de gegevens tussen de landen vergeleken kunnen worden.

II.   Algemene informatie

1.   Lidstaat:

2.   Organisatie die de gegevens en de beschrijving indient:

3.   Contactpersoon/contactgegevens:

4.   Referentiejaar:

5.   Datum van indiening/versie:

III.   Informatie over bouw- en sloopafval

1.   Hoe worden de hoeveelheden geproduceerde bouw- en sloopafval bepaald? Hoe verhouden deze hoeveelheden zich tot de gegevens die zijn gerapporteerd op basis van Verordening (EG) nr. 2150/2002?

 

2.   Hoe worden de gegevens betreffende de voorbereiding voor hergebruik, recycling, opvulling en andere vormen van terugwinning gecompileerd?

Gelieve een beschrijving te geven van de toepassing van de definitie van opvulactiviteiten als bedoeld in artikel 3, lid 17 bis, van Richtlijn 2008/98/EG in het kader van de rapportage over bouw- en sloopafval en een beschrijving van de verschillende afvalverwerkingshandelingen die in de tabel in deel C onder "Overige terugwinning" zijn gerapporteerd en het aandeel daarvan (%).

 

3.   Zijn de gegevens gebaseerd op de input naar voorbehandelingsinrichtingen? Ja/Nee

Zo ja, gelieve informatie te verstrekken over de doeltreffendheid van de voorbehandeling:

 

4.   Zijn de gegevens gebaseerd op de input naar het eindproces van recycling? Ja/Nee

5.   Gelieve het proces voor de validatie van gegevens te beschrijven:

 

6.   Is afval

a)

naar een andere EU-lidstaat overgebracht? Ja/Nee

b)

voor behandeling uit de Unie uitgevoerd? Ja/Nee

Zo ja, hoe zijn, van die overgebrachte of uitgevoerde hoeveelheden, de percentages voor hergebruik en recycling en de terugwinningspercentages afgeleid en gecontroleerd/gevalideerd?

 


(1)  Berekeningsmethode gekozen op grond van Besluit 2011/753/EU: het nummer van de gekozen berekeningsmethode (1 tot en met 4) uit de tweede kolom van bijlage I bij dat besluit wordt hier ingevoegd.

(2)  Huishoudelijk afval of huishoudelijk afval en soortgelijk afval van andere oorsprong, al naargelang de gekozen berekeningsmethode.

(3)  Huishoudelijk afval dat is voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd of huishoudelijk en soortgelijk afval van andere oorsprong, al naargelang de gekozen berekeningsmethode.

(4)  Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1).

(5)  Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).

(6)  Berekeningsmethode gekozen op grond van bijlage II bij Besluit 2011/753/EU.

(7)  Dit omvat materiaalterugwinning anders dan voorbereiding voor hergebruik, recycling en opvulling.

(8)  Dit is de som van de hoeveelheden die worden gerapporteerd bij voorbereiding voor hergebruik, recycling, opvulling en andere vormen van terugwinning van materialen.


BIJLAGE V

GEGEVENS OVER STEDELIJK AFVAL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 2

A.   MODEL VOOR HET RAPPORTEREN VAN GEGEVENS

Stedelijk afval

Productie van afval (1)

(t)

Gescheiden inzameling

(t)

Voorbereiding voor hergebruik

(t)

Recycling

(t)

Energieterugwinning (2)

(t)

Andere terugwinning (3)

(t)

Totaal

 

 

 

 

 

 

Metalen

 

 

 

 

 

 

Na verbranding van stedelijk afval gescheiden metalen (4)

 

 

 

 

 

 

Glas

 

 

 

 

 

 

Kunststoffen

 

 

 

 

 

 

Papier en karton

 

 

 

 

 

 

Bio-afval

 

 

 

 

 

 

Bij de bron gescheiden en gerecycleerd bio-afval (5)

 

 

 

 

 

 

Hout

 

 

 

 

 

 

Textiel

 

 

 

 

 

 

Elektrische en elektronische apparatuur

 

 

 

 

 

 

Batterijen

 

 

 

 

 

 

Grofvuil (6)

 

 

 

 

 

 

Gemengd afval

 

 

 

 

 

 

Overige

 

 

 

 

 

 

Donkergrijze cellen: rapportage is niet van toepassing.

Lichtgrijze cellen: de rapportage is vrijwillig, behalve voor metalen die na de verbranding van stedelijk afval worden gescheiden en gerecycleerd en voor bij de bron gescheiden en gerecycleerd bio-afval, voor zover de lidstaten bij de berekening van de recyclingdoelstellingen rekening houden met die afvalstromen.

B.   MODEL VOOR HET KWALITEITSCONTROLEVERSLAG DAT DE IN DEEL A BEDOELDE GEGEVENS VERGEZELT

I.   Doel van het verslag

Het kwaliteitscontroleverslag heeft tot doel:

1.

te controleren hoe volledig de lidstaten de definitie van stedelijk afval toepassen;

2.

de kwaliteit van de gegevensverzamelingsprocedures te evalueren, met inbegrip van het toepassingsgebied en de validering van administratieve gegevensbronnen en de statistische validiteit van op onderzoek gebaseerde benaderingen;

3.

inzicht te krijgen in de redenen voor significante veranderingen in de gerapporteerde gegevens voor referentiejaren en het vertrouwen in de nauwkeurigheid van die gegevens te waarborgen;

4.

ervoor te zorgen dat de regels en gemeenschappelijke methoden voor het meten van metalen na de verbranding van stedelijk afval worden toegepast, en

5.

te controleren of wordt voldaan aan de specifieke voorschriften die zijn vastgesteld in de regels voor de berekening van de recyclingdoelstellingen.

II.   Algemene informatie

1.   Lidstaat:

2.   Organisatie die de gegevens en de beschrijving indient:

3.   Contactpersoon/contactgegevens:

4.   Referentiejaar:

5.   Datum van indiening/versie:

6.   Link naar de publicatie van gegevens door de lidstaat (indien van toepassing):

III.   Informatie over stedelijk afval

1.   Beschrijving van de entiteiten die bij de gegevensverzameling betrokken zijn

Naam van de instelling

Beschrijving van de belangrijkste verantwoordelijkheden

 

 

Voeg zo nodig rijen toe

2.   Zullen de in deel A gerapporteerde gegevens over stedelijk afval worden gebruikt om aan te tonen dat de in artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstelling is nageleefd? Ja/Nee

3.   Beschrijving van de gebruikte methoden

3.1.   Productie van stedelijk afval

3.1.1.   Methoden voor het bepalen van de productie van stedelijk afval (kruis aan wat van toepassing is, of licht in de laatste kolom toe)

Component stedelijk afval

Administratieve gegevens

Onderzoek

Elektronisch register

Gegevens van afvalverwerkers

Gegevens van gemeenten

Gegevens van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Andere (specificeer)

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

Metalen

 

 

 

 

 

 

 

Glas

 

 

 

 

 

 

 

Kunststoffen

 

 

 

 

 

 

 

Papier en karton

 

 

 

 

 

 

 

Bioafval

 

 

 

 

 

 

 

Hout

 

 

 

 

 

 

 

Textiel