ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 155

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
12 juni 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu ( 1 )

1

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/1


RICHTLIJN (EU) 2019/904 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 juni 2019

betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De brede bruikbaarheid en relatief lage kostprijs van kunststof betekent dat dit materiaal steeds meer voorkomt in het dagelijkse leven. Hoewel kunststof een nuttige rol speelt in de economie en essentiële toepassingsmogelijkheden in vele sectoren biedt, heeft het toenemende gebruik ervan in toepassingen met een korte levensduur, die niet met het oog op hergebruik of kostenefficiënte recycling zijn ontworpen, ervoor gezorgd dat de bijbehorende productie- en consumptiepatronen steeds minder efficiënt en meer lineair zijn geworden. Om die reden heeft de Commissie, binnen de context van het actieplan voor de circulaire economie, die vastgesteld is in de mededeling van de Commissie van 2 december 2015 getiteld „Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie”, in de Europese kunststoffenstrategie die vastgelegd is in haar mededeling van 16 januari 2018 getiteld „Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie” besloten dat de gestaag toenemende productie van kunststofafval en het feit dat dit kunststofafval in het milieu terechtkomt, in het bijzonder in het mariene milieu, moeten worden aangepakt om tot een circulaire levenscyclus voor kunststoffen te kunnen komen. De Europese kunststoffenstrategie is een stap op weg naar de totstandbrenging van een circulaire economie, waarbij bij het ontwerp en de productie van kunststoffen en kunststofproducten ten volle met hergebruik, reparatie en recycling rekening wordt gehouden en duurzamere materialen worden ontwikkeld en gepromoot. Het schadelijke effect van sommige kunststofproducten op het milieu, de gezondheid en de economie is dermate aanzienlijk dat een speciaal juridisch kader moet worden opgezet om dat schadelijke effect daadwerkelijk te verminderen.

(2)

Deze richtlijn bevordert circulaire benaderingen waarin duurzame en niet-toxische herbruikbare producten en systemen voor hergebruik voorrang krijgen op producten voor eenmalig gebruik; zij is in eerste plaats gericht op een vermindering van het gegenereerde afval. Dit soort afvalpreventie staat aan de top van de afvalhiërarchie zoals vastgesteld in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Onderhavige richtlijn zal bijdragen aan het werelddoel voor duurzame ontwikkeling nr. 12 van de Verenigde Naties (VN), nl. het tot stand brengen van duurzame consumptie- en productiepatronen, dat deel uitmaakt van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling die de Algemene Vergadering van de VN op 25 september 2015 heeft goedgekeurd. Door de waarde van producten en materialen zo lang mogelijk in stand te houden en minder afval te produceren, kan de economie van de Unie concurrerender en veerkrachtiger worden, terwijl de druk op kostbare hulpbronnen en het milieu afneemt.

(3)

Marien zwerfafval is naar zijn aard grensoverschrijdend en wordt erkend als een toenemend wereldwijd probleem. Het mariene zwerfafval verminderen, is van essentieel belang voor werelddoel voor duurzame ontwikkeling nr. 14 van de VN, nl. het behoud en het duurzame gebruik van de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen met het oog op duurzame ontwikkeling. De Unie moet haar bijdrage leveren aan het voorkomen en aanpakken van marien zwerfafval en moet ernaar streven voor de rest van de wereld de norm te zijn. Ter bevordering van gecoördineerde actie werkt de Unie in die context samen met partners in een groot aantal internationale fora zoals de G20, de G-7 en de VN en deze richtlijn maakt deel uit van de inspanningen van de Unie op dat gebied. Om ervoor te zorgen dat die inspanningen doeltreffend zijn, is het evenzeer van belang dat de uitvoer van kunststofafval uit de Unie niet elders voor meer marien zwerfafval zorgt.

(4)

In overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (Unclos) (5), het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolg van het storten van afval en andere stoffen van 29 december 1972 („Verdrag van Londen”) en het bijbehorende Protocol van 1996 („Protocol van Londen”), bijlage V bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen uit 1973 (Marpol), zoals gewijzigd bij het bijbehorende Protocol van 1978, en het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan van 22 maart 1989 (6) en met de afvalwetgeving van de Unie, namelijk Richtlijn 2008/98/EG en Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) dienen de lidstaten te zorgen voor een degelijk afvalbeheer teneinde marien zwerfafval, afkomstig van bronnen op zee dan wel op het land, te voorkomen en te verminderen. In overeenstemming met de waterwetgeving van de Unie, namelijk Richtlijnen 2000/60/EG (8) en 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), dienen de lidstaten marien zwerfafval ook aan te pakken wanneer dat het bereiken van een goede milieutoestand van hun mariene wateren in het gedrang brengt, ook als bijdrage aan werelddoel voor duurzame ontwikkeling nr. 14 van de VN.

(5)

Gemeten in aantal stuks bestaat 80 tot 85 % van het marien zwerfafval dat op stranden van de Unie wordt aangetroffen uit kunststoffen: 50 % betreft kunststofproducten voor eenmalig gebruik, en 27 % van de totale producten die te maken hebben met de visserij. Kunststofproducten voor eenmalig gebruik omvatten een grote verscheidenheid aan veelgebruikte en consumptieartikelen met een korte levensduur die na één keer te zijn gebruikt zoals voorzien, worden weggegooid, zelden worden gerecycled, en vaak als zwerfafval eindigen. Een groot deel van het vistuig dat in de handel wordt gebracht, wordt niet voor afvalverwerking ingezameld. Kunststofproducten voor eenmalig gebruik en kunststofhoudend vistuig vormen dan ook een zeer ernstig probleem binnen de context van marien zwerfafval, en een ernstig risico voor de mariene ecosystemen, de biodiversiteit en de menselijke gezondheid en zij zijn ook nadelig voor activiteiten als toerisme, visvangst en scheepvaart.

(6)

Een goed afvalbeheer blijft essentieel om zwerfafval te voorkomen, ook marien zwerfafval. In de bestaande wetgeving van Richtlijn 2008/98/EG, Richtlijn 2000/59/EG, Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 2008/56/EG en Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (10) en beleidsinstrumenten van de Unie worden enkele regelgevende oplossingen aangeboden om het probleem van marien zwerfafval aan te pakken. Met name kunststofafval is onderworpen aan algemene Europese maatregelen en doelstellingen inzake afvalbeheer, zoals de doelstelling voor recycling van kunststoffen verpakkingsafval zoals vastgelegd in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) en de doelstelling in de Europese strategie voor kunststoffen, die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2030 al het in de Unie in de handel gebrachte kunststoffen verpakkingsmateriaal herbruikbaar of gemakkelijk gerecycled is. Het effect van deze maatregelen op marien zwerfafval is echter ontoereikend, en de nationale maatregelen ter preventie en vermindering van marien zwerfafval verschillen in reikwijdte en ambitieniveau. Bovendien kunnen sommige van die maatregelen, met name de marktbeperkingen voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik, de handel in de Unie belemmeren en de concurrentie verstoren.

(7)

Om de inspanningen te concentreren op de gebieden waar zij het hardst nodig zijn, dient deze richtlijn alleen van toepassing te zijn op die kunststofproducten voor eenmalig gebruik die het vaakst op de stranden van de Unie worden aangetroffen, op vistuig dat kunststoffen bevat en op producten vervaardigd uit oxo-degradeerbare kunststoffen. Naar schatting valt ongeveer 86 % — in aantal — van de kunststofproducten voor eenmalig gebruik die op de stranden van de Unie worden aangetroffen onder de maatregelen van deze richtlijn voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Aangezien ze niet tot de kunststofproducten voor éénmalig gebruik behoren die het vaakst op de stranden van de Unie worden aangetroffen, dienen glazen en metalen drankverpakkingen niet onder deze richtlijn te vallen

(8)

Microplastics vallen niet rechtstreeks binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn, maar dragen wel bij aan marien zwerfafval; daarom dient de Unie een alomvattende aanpak voor dat probleem vast te stellen. De Unie dient alle producenten aan te sporen om de hoeveelheid microplastics in hun bereidingen strikt te beperken.

(9)

Grotere kunststoffen voorwerpen en daarvan afkomstige fragmenten of microplastics kunnen aanzienlijke land- en bodemverontreiniging veroorzaken en in het mariene milieu terechtkomen.

(10)

Onderhavige richtlijn is lex specialis met betrekking tot Richtlijnen 94/62/EG en 2008/98/EG. Indien die beide richtlijnen in strijd zouden zijn met onderhavige richtlijn, heeft, binnen haar toepassingsbereik, onderhavige richtlijn voorrang. Dat is het geval voor beperkingen inzake het in de handel brengen. Met name voor maatregelen ter vermindering van de consumptie, productvereisten, markeringsvoorschriften en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is deze richtlijn een aanvulling op Richtlijnen 94/62/EG en 2008/98/EG en Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (12).

(11)

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik kunnen van een grote verscheidenheid aan kunststoffen worden gemaakt. Kunststoffen worden doorgaans gedefinieerd als polymere materialen waaraan eventueel additieven zijn toegevoegd. Sommige natuurlijke polymeren kunnen echter ook onder deze definitie vallen. Niet gewijzigde natuurlijke polymeren in de zin van de definitie van „niet chemische gewijzigde stoffen” in artikel 3, punt 40 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (13), dienen niet onder deze richtlijn te vallen aangezien zij van nature in het milieu voorkomen. Daarom dient voor de doelstellingen van de onderhavige richtlijn de definitie van polymeer in artikel 3, punt 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 te worden aangepast en moet een aparte definitie worden ingevoerd. Kunststoffen die met gewijzigde natuurlijke polymeren worden geproduceerd of kunststoffen die op basis van biologische, fossiele of synthetische basisstoffen worden geproduceerd, komen niet in de natuur voor en moeten dan ook wel onder deze richtlijn vallen. De aangepaste definitie van kunststoffen moet daarom ook op polymeren gebaseerde rubberen producten en kunststoffen op biologische basis en biologisch afbreekbare kunststoffen omvatten, ongeacht of zij van biomassa zijn afgeleid of bedoeld zijn om na verloop van tijd biologisch af te breken. Verven, inkten en lijmen dienen buiten deze richtlijn te vallen en derhalve mogen deze polymere materialen niet onder de definitie vallen.

(12)

Om de werkingssfeer van deze richtlijn duidelijk te definiëren, moet de term „kunststofproduct voor eenmalig gebruik” worden gedefinieerd. De definitie moet kunststofproducten uitsluiten die bedacht, ontworpen en in de handel gebracht worden om binnen hun levensduur meerdere omlopen te maken door opnieuw gevuld of opnieuw gebruikt te worden voor hetzelfde doel als waarvoor zij ontworpen zijn. Sommige kunststofproducten voor eenmalig gebruik zijn typisch bestemd om maar eenmaal of voor een korte periode gebruikt te worden voordat ze worden weggegooid. Vochtige doekjes voor persoonlijke hygiëne en voor huishoudelijk gebruik moeten ook onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen; vochtige doekjes voor industrieel gebruikt moeten daarvan worden uitgesloten. Om verder te verduidelijken of een product moet worden beschouwd als een kunststofproduct voor eenmalig gebruik in het kader van deze richtlijn, dient de Commissie richtsnoeren met betrekking tot kunststofproducten voor eenmalig gebruik op te stellen. In het licht van de criteria in deze richtlijn zijn de volgende producten voorbeelden van voedselverpakkingen die voor de toepassing van deze richtlijn als kunststofproducten voor eenmalig gebruik moeten worden beschouwd: fastfoodverpakkingen of maaltijd-, broodjes-, wrap- en slaatjesdozen met koude of warme voedingsmiddelen, of voedselverpakkingen voor verse of verwerkte voedingsmiddelen waarvoor geen verdere bereiding nodig is zoals fruit, groenten en desserten. Voorbeelden van voedselverpakkingen die voor de toepassing van deze richtlijn niet als kunststofproducten voor eenmalig gebruik moeten worden beschouwd zijn voedselverpakkingen met droge voedingsmiddelen of voedingsmiddelen die koud verkocht worden en verder moeten worden bereid, voedselverpakkingen die meer dan één eenpersoonsportie bevatten of voedselverpakkingen die verkocht worden in meerdere eenheden van eenpersoonsporties.

Voorbeelden van drankverpakkingen die als kunststofproducten voor eenmalig gebruik moeten worden beschouwd zijn drankflessen of samengestelde drankverpakkingen voor bier, wijn, water, frisdranken, sappen en nectars, instantdranken of melk, maar geen drinkbekers aangezien die voor de toepassing van deze richtlijn opgenomen zijn in een afzonderlijke categorie kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Aangezien zij niet tot behoren tot de kunststofproducten voor eenmalig gebruik die het vaakst op de stranden in de Unie worden aangetroffen, mogen glazen en metalen drankverpakkingen niet onder deze richtlijn vallen. De Commissie dient echter in de context van de beoordeling van deze richtlijn, de status van onder meer kunststoffen doppen en deksels voor glazen en metalen drankverpakkingen te evalueren.

(13)

Voor de onder deze richtlijn vallende kunststofproducten voor eenmalig gebruik moeten een of meer maatregelen worden vastgesteld, naargelang van diverse factoren zoals de beschikbaarheid van geschikte en duurzamere alternatieven, de haalbaarheid van het veranderen van consumptiepatronen en de mate waarin die producten al vallen onder bestaande wetgeving van de Unie.

(14)

Voor sommige kunststofproducten voor eenmalig gebruik zijn vooralsnog geen geschikte en duurzamere alternatieven beschikbaar; naar verwachting zal de consumptie van dergelijke kunststofproducten voor eenmalig gebruik toenemen. Om die trend te keren en inspanningen voor duurzamere oplossingen te bevorderen, moeten de lidstaten ertoe verplicht worden de nodige maatregelen te nemen, bijvoorbeeld nationale doelstellingen voor consumptievermindering, om tot een ambitieuze en aanhoudende vermindering van de consumptie van die producten te komen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de voedselhygiëne, de voedselveiligheid, goede hygiënische praktijken, goede productiepraktijken, informatieverlening aan de consument of de traceerbaarheidseisen in Verordeningen (EG) nr. 178/2002 (14), (EG) nr. 852/2004 (15) en (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (16) en andere relevante wetgeving met betrekking tot voedselveiligheid, hygiëne en etikettering. De lidstaten moeten streven naar een zo hoog mogelijk ambitieniveau bij deze maatregelen, die de tendensen van toenemende consumptie in aanzienlijke mate moeten ombuigen en een meetbare kwantitatieve vermindering moeten opleveren. In die maatregelen moet rekening worden gehouden met het effect van producten tijdens hun gehele levenscyclus, ook wanneer ze in het mariene milieu terechtkomen, en moet de afvalhiërarchie in acht worden genomen.

Indien de lidstaten besluiten deze verplichting uit te voeren door middel van marktbeperkingen, zorgen zij ervoor dat die beperkingen evenredig en niet-discriminerend zijn. De lidstaten moeten het gebruik van producten aanmoedigen die geschikt zijn voor meervoudig gebruik en die, nadat ze afval zijn geworden, geschikt zijn om te worden verwerkt voor hergebruik en recycling.

(15)

Voor andere kunststofproducten voor eenmalig gebruik zijn wel geschikte, duurzamere en betaalbare alternatieven beschikbaar. Om het nadelige effect van dergelijke kunststofproducten voor eenmalig gebruik op het milieu te beperken, moeten de lidstaten ertoe verplicht worden het in de handel brengen ervan te verbieden. Op die manier zouden het gebruik van die algemeen beschikbare en duurzamere alternatieven, en innovatieve oplossingen voor duurzamere bedrijfsmodellen, alternatieven voor hergebruik en vervanging van materialen worden bevorderd. De in deze richtlijn ingevoerde beperkingen van het inde handel brengen moeten ook gelden voor producten vervaardigd uit oxo-degradeerbare kunststoffen, aangezien dat soort kunststoffen niet naar behoren biologisch wordt afgebroken en dus bijdraagt aan de milieuvervuiling door microplastics, niet composteerbaar is, de recycling van conventionele kunststoffen negatief beïnvloedt en geen aantoonbaar milieuvoordeel oplevert. Daar in het mariene milieu veel geëxpandeerd polystyreen zwerfafval voorkomt en er alternatieven bestaan, moeten bovendien ook voedsel- en drankverpakkingen en drinkbekers van geëxpandeerd polystyreen voor eenmalig gebruik worden beperkt.

(16)

Kunststofhoudende filters van tabaksproducten zijn het op één na meest gevonden kunststofproduct voor eenmalig gebruik op de stranden van de Unie. De enorme milieugevolgen die ontstaan na consumptie van tabaksproducten met kunststofhoudende filters die rechtstreeks in het milieu worden weggegooid, moeten worden teruggedrongen. Innovatie en productontwikkeling zullen naar verwachting duurzame alternatieven voor kunststofhoudende filters bieden en moeten worden versneld. Ook regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor tabaksproducten met kunststofhoudende filters dienen innovatie te stimuleren en moeten tot duurzame alternatieven voor kunststofhoudende filters van tabaksproducten leiden. De lidstaten moeten een brede waaier van maatregelen aanmoedigen om ervoor te zorgen dat er minder zwerfafval na consumptie van tabaksproducten met kunststofhoudende filters wordt achtergelaten.

(17)

Kunststoffen doppen en deksels die voor drankverpakkingen worden gebruikt, behoren tot de kunststofproducten voor eenmalig gebruik die het vaakst op de stranden van de Unie worden aangetroffen. Drankverpakkingen die kunststoffenproducten voor eenmalig gebruik zijn, dienen dan ook alleen maar in de handel te mogen worden gebracht als zij voldoen aan specifieke eisen inzake productontwerp, die de verspreiding in het milieu van kunststoffen doppen en deksels van drankverpakkingen als zwerfafval aanzienlijk verminderen. Voor kunststoffen drankverpakkingen voor eenmalig gebruik die zowel kunststoffen producten voor eenmalig gebruik zijn als verpakkingen, komt deze eis bovenop de essentiële eisen van bijlage II bij Richtlijn 94/62/EG over de samenstelling en de herbruikbare en nuttig toe te passen (inclusief recyclebare) aard van verpakkingen.

Om conformiteit met de eis inzake productontwerp te vergemakkelijken en de goede werking van de interne markt te waarborgen, moet een geharmoniseerde, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en van de Raad (17) vastgestelde norm worden ontwikkeld, en geeft de naleving van die norm het vermoeden van conformiteit met die eisen. Daarom heeft het tijdig ontwikkelen van een geharmoniseerde norm de hoogste prioriteit om een doeltreffende implementatie van deze richtlijn te kunnen garanderen. Er moet voldoende tijd worden ingeruimd voor het ontwikkelen van een geharmoniseerde norm en om de producenten de gelegenheid te geven hun productieketens zodanig aan te passen dat zij aan de ontwerpeis voor de producten kunnen voldoen. Om het circulaire gebruik van kunststoffen te waarborgen, is het nodig de aanvaarding door de markt van gerecyclede materialen te promoten. Het is dan ook gepast eisen voor een verplichte minimumhoeveelheid gerecycleerde kunststof in drankflessen voor te schrijven.

(18)

Bij de fabricage van kunststofproducten dient rekening te worden gehouden met de volledige levensduur ervan. Bij het ontwerp van kunststofproducten moet steeds worden gekeken naar de productie- en gebruiksfase, en naar de herbruikbaarheid en recyclingmogelijkheden van het product. In het kader van de evaluatie die krachtens artikel 9, lid 5, van Richtlijn 94/62/EG moet worden uitgevoerd, moet de Commissie de relatieve eigenschappen van de verschillende verpakkingsmaterialen, inclusief composietmaterialen, in aanmerking nemen, op basis van levenscyclusbeoordelingen, met bijzondere aandacht voor afvalpreventie en op circulair gebruik gericht ontwerp.

(19)

In het belang van de gezondheid van vrouwen moet de aanwezigheid van gevaarlijke chemische stoffen in maandverbanden, tampons en inbrenghulzen voor tampons worden voorkomen. In het kader van de beperkingenprocedure krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006, is het passend dat de Commissie verdere beperkingen in verband met dergelijke stoffen evalueert.

(20)

Sommige kunststofproducten voor eenmalig gebruik komen in het milieu terecht door een ongepaste verwijdering via rioleringen of een andere ongepaste lozing in het milieu. Verwijdering via rioleringen kan bovendien aanzienlijke economische schade toebrengen aan de riolering, omdat pompen dichtslibben en buizen blokkeren. Voor die producten is er vaak een groot gebrek aan informatie over de materiaalkenmerken van het product of over de beste manieren om afval te verwijderen. Daarom moeten kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vaak via rioleringen of op andere ongepaste manieren worden verwijderd, onderworpen worden aan markeringsvereisten. De markering moet consumenten informeren over passende afvalbeheeropties voor het product of over verwijderingsmanieren die voor het product, overeenkomstig de afvalhiërarchie, vermeden moeten worden, en over de aanwezigheid van kunststoffen in het product alsmede de negatieve gevolgen voor het milieu van zwerfafval of andere ongepaste manieren van verwijdering van het product. De markering dient, naargelang van het geval, op de verpakking van het product of rechtstreeks op het product zelf te worden aangebracht. De Commissie moet worden gemachtigd geharmoniseerde specificaties voor de markering vast te stellen en dient in voorkomend geval na te gaan hoe representatieve groepen consumenten die ervaren, om ervoor te zorgen dat de voorgestelde markering doeltreffend en eenvoudig te begrijpen is. Markeringsvoorschriften voor vistuig gelden reeds op grond van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(21)

Voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik waarvoor vooralsnog geen geschikte en duurzamere alternatieven beschikbaar zijn, moeten de lidstaten, volgens het beginsel dat de vervuiler betaalt, ook regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid invoeren, ter dekking van de noodzakelijke kosten van het afvalbeheer, het opruimen van het zwerfafval en de bewustmakingsmaatregelen ter preventie en vermindering van dergelijk zwerfafval. Die kosten mogen niet meer bedragen dan de kosten die noodzakelijk zijn om deze diensten op een kostenefficiënte manier aan te bieden, en moeten voor de betrokken actoren op transparante wijze worden vastgelegd.

(22)

Richtlijn 2008/98/EG bepaalt algemene minimumvoorschriften voor regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Die voorschriften dienen van toepassing te zijn op de in het kader van deze richtlijn vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, ongeacht of zij door middel van een wetgevingshandeling of door overeenkomsten op grond van deze richtlijn worden uitgevoerd. De relevantie van bepaalde voorschriften hangt af van de productkenmerken. Gescheiden inzamelen is geen vereiste om ervoor te zorgen dat tabaksproducten met kunststofhoudende filters, vochtige doekjes en ballonnen correct worden verwerkt in overeenstemming met de afvalhiërarchie. Het mag dan ook niet verplicht zijn om voor deze producten een regeling voor gescheiden inzameling op te zetten. De onderhavige richtlijn moet aanvullende voorschriften inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vastleggen in aanvulling op die van Richtlijn 2008/98/EG, bijvoorbeeld het vereiste dat de kosten voor de opruiming van zwerfafval voor rekening zijn van producenten van bepaalde kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Het moet ook mogelijk zijn om de kosten te dekken voor het opzetten van specifieke infrastructuur voor het inzamelen van afval van tabaksproducten na gebruik zoals passende afvalcontainers op plekken waar frequent zwerfafval wordt aangetroffen. In de methode voor het berekenen van de kosten voor het opruimen van zwerfafval moet rekening worden gehouden met proportionaliteit. Om de administratieve kosten zo laag mogelijk te houden moeten de lidstaten voor het opruimen van zwerfafval een financiële bijdrage kunnen bepalen door passende meerjarige vaste bedragen vast te stellen.

(23)

Het feit dat een groot percentage van de kunststoffen in het mariene zwerfafval afkomstig is van afgedankt vistuig, ook van achtergelaten en verloren vistuig, geeft aan dat de bij Verordening (EG) nr. 1224/2009, Richtlijn 2000/59/EG en Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde bestaande wettelijke vereisten onvoldoende stimulansen bieden om dergelijk vistuig terug aan land te brengen om daar ingezameld en verwerkt te worden. Het systeem voor indirecte bijdragen zoals voorzien in Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad (18) ontneemt de stimulans om scheepsafval op zee te lozen en verzekert een recht van afgifte. Dat systeem moet echter worden aangevuld met andere manieren om vissers financieel te stimuleren hun vistuigafval naar de kust terug te brengen en zo een mogelijke verhoging van de te betalen indirecte afvalbijdrage te vermijden. Aangezien kunststoffen bestanddelen van vistuig een hoog recyclingpotentieel hebben, moeten de lidstaten, volgens het beginsel dat de vervuiler betaalt, een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid invoeren voor kunststofhoudend vistuig en kunststofhoudende bestanddelen van vistuig, teneinde voor een gescheiden inzameling van vistuigafval te zorgen en een milieuvriendelijk afvalbeheer — met name de recycling — van dergelijk vistuigafval te financieren.

(24)

In het kader van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor kunststofhoudend vistuig moeten de lidstaten, overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde rapportageverplichtingen, kunststofhoudend vistuig monitoren en beoordelen.

(25)

Terwijl al het kunststofhoudende mariene zwerfafval een risico vormt voor het milieu en voor de menselijke gezondheid, en dus moet worden aangepakt, moet het proportionaliteitsbeginsel ook in overweging worden genomen. Daarom mogen de vissers zelf, noch de ambachtelijke producenten van kunststofhoudend vistuig niet worden beschouwd als producenten en mogen niet aansprakelijk worden gesteld voor het nakomen van de verplichtingen van de producenten inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

(26)

Economische en andere aansporingen om duurzame keuzes en een verantwoordelijk gedrag van de consument te ondersteunen, kunnen een doeltreffend hulpmiddel zijn om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken.

(27)

Kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik behoren tot de vaakst aangetroffen items die als zwerfafval worden aangetroffen op de stranden in de Unie. Dat is het gevolg van niet doeltreffende systemen voor gescheiden inzameling en van het feit dat consumenten weinig gebruikmaken van deze systemen. Om doeltreffender systemen voor gescheiden inzameling te bevorderen, moet een minimumdoelstelling voor gescheiden inzameling worden vastgesteld voor kunststoffen drankverpakkingen voor eenmalig gebruik. Ofschoon de verplichting tot gescheiden inzameling inhoudt dat afval volgens soort en aard gescheiden wordt gehouden, moet het mogelijk zijn bepaalde soorten afval samen in te zamelen, mits dat geen belemmering vormt voor hoogwaardige recycling conform de afvalhiërarchie overeenkomstig artikel 10, lid 2 en lid 3, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG. De doelstelling voor gescheiden inzameling moet worden vastgesteld op basis van de hoeveelheid kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik die in een lidstaat in de handel wordt gebracht of van de hoeveelheid afval van kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik die in een lidstaat wordt geproduceerd. Bij de berekening van de hoeveelheid afval die in een lidstaat wordt geproduceerd, moet terdege rekening worden gehouden met alle afval van kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik, ook met de flessen die als zwerfafval eindigen in plaats van in inzamelsystemen terecht te komen. De lidstaten moeten die minimumdoelstelling kunnen halen door voor kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik doelstellingen voor gescheiden inzameling vast te stellen in het kader van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, door statiegeldregelingen of andere in hun ogen passende maatregelen vast te stellen. Dat zal een directe, positieve uitwerking hebben op de inzamelingspercentages, de kwaliteit van het ingezamelde materiaal en de kwaliteit van het recyclaat, wat dan weer kansen oplevert voor de recyclingsector en voor de recyclatenmarkt. Op die wijze zal het bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van Richtlijn 94/62/EG voor het recyclen van verpakkingsafval.

(28)

Om zwerfafval en andere ongepaste manieren van afvalverwijdering die leiden tot kunststofhoudend zwerfafval op zee te voorkomen, moeten consumenten van kunststofproducten voor eenmalig gebruik en gebruikers van kunststofhoudend vistuig correct worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van herbruikbare alternatieven en systemen voor hergebruik, beste beschikbare afvalbeheeropties en/of over verwijderingsmethoden die vermeden moeten worden, over de beste praktijken met betrekking tot goed afvalbeheer en de milieueffecten van slechte verwijderingspraktijken, en over het kunststofgehalte van bepaalde kunststofproducten voor eenmalig gebruik en van vistuig en de gevolgen van ongepaste afvalverwijdering voor de riolering. Daarom moeten de lidstaten ertoe worden verplicht bewustmakingsmaatregelen te nemen om te garanderen dat dit soort informatie die aan deze consumenten en gebruikers wordt verstrekt. De informatie mag geen promotionele inhoud bevatten die aanspoort tot gebruik van kunststofproducten voor eenmalig gebruik. De lidstaten moeten de maatregelen kunnen kiezen die het best passen bij de aard van het product of het gebruik ervan. Producenten van kunststofproducten voor eenmalig gebruik en kunststofhoudend vistuig dienen de kosten te dekken voor de bewustmakingsmaatregelen als onderdeel van hun verplichte uitgebreide producentenverantwoordelijkheden.

(29)

Doel van deze richtlijn is de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid. Zoals herhaaldelijk door het Hof van Justitie geoordeeld, zou het onverenigbaar zijn met de dwingende werking die in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan richtlijnen wordt toegekend, om principieel uit te sluiten dat de betrokken personen zich kunnen beroepen op een bij een richtlijn opgelegde verplichting. Die overweging geldt met name voor een richtlijn die tot doel heeft om de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu, in het bijzonder op het aquatisch milieu, te voorkomen en te verminderen.

(30)

Om de uitvoering van deze richtlijn te kunnen evalueren is het van belang dat het niveau van de hoeveelheid zwerfafval op zee in de Unie wordt gemonitord. Overeenkomstig Richtlijn 2008/56/EG moeten de lidstaten regelmatig de eigenschappen en hoeveelheid van het mariene zwerfafval monitoren, ook dat van kunststoffen marien zwerfafval. Die monitoringgegevens worden ook aan Commissie meegedeeld.

(31)

De lidstaten moeten regels vaststellen inzake de sancties voor inbreuken op nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn zijn vastgesteld en moeten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

(32)

Krachtens punt 22 van het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (19) moet de Commissie deze richtlijn evalueren. Deze evaluatie moet gebaseerd zijn op ervaringen die verworven en gegevens die verzameld zijn tijdens de uitvoering van deze richtlijn, en gegevens die verzameld zijn in het kader van Richtlijnen 2008/56/EG en 2008/98/EG. De evaluatie zou de basis moeten zijn voor een beoordeling van mogelijke verdere maatregelen, met inbegrip van het vaststellen van reductiedoelstellingen voor de hele Unie voor 2030 en daarna, en van de beoordeling of, met het oog op de monitoring van marien zwerfafval in de Europese Unie, de bijlage waarin de kunststofproducten voor eenmalig gebruik zijn opgenomen moet worden herzien en of het toepassingsgebied van deze richtlijn kan worden uitgebreid tot andere producten voor eenmalig gebruik.

(33)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verleend met betrekking tot de reken- en verificatiemethoden van de jaarlijkse consumptie van kunststofproducten voor eenmalig gebruik waarvoor doelstellingen voor consumptievermindering zijn vastgesteld, de regels voor de reken- en verificatiemethoden voor het behalen van de recyclingdoelstellingen inzake een minimumgehalte aan gerecycled materiaal voor kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik, de specificaties voor de op bepaalde kunststofproducten voor eenmalig gebruik aan te brengen markeringen, de methode voor het berekenen en verifiëren van de doelstellingen voor de inzameling van kunststofproducten voor eenmalig gebruik waarvoor doelstellingen voor gescheiden inzameling zijn vastgesteld, en het format voor de rapportage van gegevens en informatie over de uitvoering van deze richtlijn. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (20).

(34)

Het is aangewezen de lidstaten de mogelijkheid te bieden sommige bepalingen van deze richtlijn uit te voeren door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken economische sectoren, mits aan bepaalde vereisten is voldaan.

(35)

De bestrijding van zwerfafval is een gedeelde inspanning van bevoegde autoriteiten, producenten en consumenten. Overheidsinstanties, met inbegrip van de Europese instellingen, moeten het goede voorbeeld geven.

(36)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het voorkomen en verminderen van de effecten op het milieu en op de menselijke gezondheid van bepaalde kunststofproducten voor eenmalig gebruik, producten vervaardigd uit oxo-degradeerbare kunststoffen en kunststofhoudend vistuig, en het bevorderen van de overgang naar een circulaire economie, met inbegrip van de bevordering van vernieuwende en duurzamere bedrijfsmodellen, producten en materialen, waarmee ook een bijdrage wordt geleverd aan de efficiënte werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen van de actie beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

Deze richtlijn heeft tot doel de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu, in het bijzonder op het aquatisch milieu, en op de menselijke gezondheid te voorkomen en te verminderen, en de overgang naar een circulaire economie met innovatieve en duurzame bedrijfsmodellen, producten en materialen te bevorderen, en zo ook bij te dragen aan de efficiënte werking van de interne markt.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, op producten vervaardigd uit oxo-degradeerbare kunststoffen en op kunststofhoudend vistuig.

2.   Wanneer deze richtlijn in strijd is met Richtlijn 94/62/EG of Richtlijn 2008/98/EG, heeft onderhavige richtlijn voorrang.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „kunststof”: een materiaal bestaande uit een polymeer zoals bedoeld in artikel 3, punt 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, waaraan mogelijk additieven of andere stoffen zijn toegevoegd, en dat als een structureel hoofdbestanddeel van eindproducten kan worden gebruikt, met uitzondering van natuurlijke polymeren die niet chemisch gewijzigd zijn;

2.   „kunststofproduct voor eenmalig gebruik”: een product dat geheel of gedeeltelijk van kunststoffen is gemaakt en niet werd bedacht, ontworpen of in de handel gebracht om binnen zijn levensduur meerdere cycli te maken door te worden teruggestuurd naar een producent om opnieuw gevuld te worden of opnieuw gebruikt te worden voor het doel waarvoor het gemaakt was;

3.   „oxo-degradeerbare kunststoffen”: kunststofmaterialen die additieven bevatten die via oxidatie het kunststofmateriaal afbreken tot microfragmenten of chemisch ontbinden”;

4.   „vistuig”: elk voorwerp of onderdeel van een werktuig dat wordt gebruikt in de visserij of de aquacultuur om in zee levende organismen af te zonderen, te vangen of te kweken, of dat op het zeeoppervlak drijft en wordt uitgezet met als doel dergelijke in zee levende organismen aan te trekken, te vangen of te kweken;

5.   „vistuigafval”: elk vistuig dat valt onder de definitie van afvalstoffen in artikel 3, punt 1 van Richtlijn 2008/98/EG, met inbegrip van alle afzonderlijke bestanddelen, stoffen of materialen die deel uitmaakten of bevestigd waren aan dergelijk vistuig toen het werd afgedankt, werd achtergelaten of verloren raakte;

6.   „in de handel brengen”: het voor het eerst op de markt van een lidstaat aanbieden van een product;

7.   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van een lidstaat;

8.   „geharmoniseerde norm”: een geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

9.   „afval”: afvalstof zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG;

10.   „regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid”: regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 21, van Richtlijn 2008/98/EG;

11.   „producent”:

a)

elke in een lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van overeenkomsten op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7 van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (21), kunststofproducten voor eenmalig gebruik vervaardigt, vult, verkoopt of invoert en in die lidstaat kunststofproducten voor eenmalig gebruik, gevulde kunststofproducten voor eenmalig gebruik of kunststofhoudend vistuig in de handel brengt, anders dan personen die visserijactiviteiten uitvoeren zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (22), of

b)

elke in één lidstaat of derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig rechtstreeks kunststofproducten voor eenmalig gebruik, gevulde kunststofproducten voor eenmalig gebruik, of kunststofhoudend vistuig in een andere lidstaat verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens, door overeenkomsten op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU, anders dan personen die visserijactiviteiten uitvoeren zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1380/2013;

12.   „inzameling”: inzameling zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Richtlijn 2008/98/EG;

13.   „gescheiden inzameling”: gescheiden inzameling zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 11, van Richtlijn 2008/98/EG;

14.   „verwerking”: verwerking zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 14, van Richtlijn 2008/98/EG;

15.   „verpakking”: verpakking zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 94/62/EG;

16.   „biologisch afbreekbare kunststoffen”: kunststoffen die zodanig fysisch of biologisch afbreekbaar zijn dat ze uiteindelijk uiteenvallen in kooldioxide (CO2), biomassa en water en die in overeenstemming met de Europese normen inzake verpakkingen nuttig toepasbaar zijn door middel van compostering en anaerobe vergisting;

17.   „havenontvangstvoorzieningen”: havenontvangstvoorzieningen zoals gedefinieerd in artikel 2, onder e), van Richtlijn 2000/59/EG;

18.   „tabaksproducten”: tabaksproducten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2014/40/EU.

Artikel 4

Consumptievermindering

1.   De lidstaten treffen de maatregelen die nodig zijn om tot een ambitieuze en aanhoudende consumptievermindering te komen van de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, in overeenstemming met de algemene doelstellingen van het afvalbeleid van de Unie, met name afvalpreventie, die de trend van toenemende consumptie in aanzienlijke mate moet ombuigen. Met deze maatregelen wordt op het grondgebied van de lidstaat in 2026 een meetbare kwantitatieve consumptievermindering ten opzichte van 2022 bereikt van de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik.

De lidstaten stellen uiterlijk op 3 juli 2021 een overzicht op van de maatregelen die zij krachtens de eerste alinea hebben genomen, brengen dat ter kennis van de Commissie en maken dat openbaar. De in het overzicht vermelde maatregelen worden in de in artikel 11 bedoelde plannen of programma’s verwerkt bij de eerste daaropvolgende actualisering van die plannen of programma’s, overeenkomstig de desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie die op deze plannen of programma’s van toepassing zijn, of in enig programma dat speciaal voor dat doel is opgesteld.

De maatregelen kunnen de vorm aannemen van nationale doelstellingen voor consumptievermindering, maatregelen om ervoor te zorgen dat de eindconsument bij verkooppunten herbruikbare alternatieven voor de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik vindt, economische maatregelen zoals ervoor zorgen dat verkooppunten kunststofproducten voor eenmalig gebruik niet gratis aan de eindconsument aanbieden, of overeenkomsten als bedoeld in artikel 17, lid 3. Om te voorkomen dat deze producten als zwerfafval eindigen door ervoor te zorgen dat deze producten vervangen worden door alternatieven die herbruikbaar zijn of geen kunststoffen bevatten, kunnen de lidstaten marktbeperkingen opleggen in afwijking van artikel 18 van Richtlijn 94/62/EG. Welke maatregel wordt toegepast, hangt af van de effecten op het milieu van die kunststofproducten voor eenmalig gebruik gedurende hun levenscyclus, ook wanneer ze als zwerfafval eindigen.

De krachtens dit lid vastgestelde maatregelen zijn proportioneel en niet-discriminerend. De lidstaten stellen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (23), de Commissie van die maatregelen in kennis, voor zover die richtlijn zulks voorschrijft.

Ter naleving van de eerste alinea van dit lid monitort elke lidstaat de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die in de handel worden gebracht en de maatregelen ter vermindering van die producten, en brengt hij overeenkomstig lid 2 van dit artikel en artikel 13, lid 1, verslag uit aan de Commissie over de voortgang, met het oog op het vaststellen van bindende kwantitatieve doelstellingen voor consumptievermindering op EU-niveau.

2.   De Commissie stelt uiterlijk op 3 januari 2021 een uitvoeringshandeling vast met de methode voor de berekening en de verificatie van de ambitieuze en aanhoudende consumptievermindering van de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 5

Beperking van het in de handel brengen

De lidstaten verbieden dat de in deel B van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik en producten vervaardigd uit oxo-degradeerbare kunststoffen in de handel worden gebracht.

Artikel 6

Productvereisten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in deel C van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik met kunststoffen doppen en deksels, alleen in de handel mogen worden gebracht als de doppen en deksels tijdens de fase van beoogd gebruik van de producten aan de verpakkingen bevestigd blijven.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verondersteld dat metalen doppen of deksels met kunststofverzegeling niet van kunststoffen zijn gemaakt.

3.   Uiterlijk op 3 oktober 2019 verzoekt de Commissie de Europese normalisatieorganisaties geharmoniseerde normen te ontwikkelen met betrekking tot het in lid 1 bedoelde vereiste. Deze normen zien met name op de noodzaak van sterke, betrouwbare en veilige sluitingen van drankverpakkingen, ook die voor koolzuurhoudende dranken.

4.   Vanaf de dag waarop de referenties van de in lid 3 genoemde geharmoniseerde normen in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, wordt verondersteld dat de in lid 1 bedoelde kunststofproducten voor eenmalig gebruik die in overeenstemming zijn met die normen of met delen ervan, ook in overeenstemming zijn met het vereiste van lid 1.

5.   Met betrekking tot de in deel F van de bijlage opgenomen drankflessen zorgt elke lidstaat ervoor dat:

a)

vanaf 2025, de in deel F van de bijlage opgenomen drankflessen met als hoofdbestanddeel polyethyleentereftalaat (petflessen) minstens 25 % gerecyclede kunststoffen bevatten, berekend als gemiddelde van alle petflessen die op het grondgebied van die lidstaat in de handel zijn gebracht, en

b)

vanaf 2030, de in deel F van de bijlage opgenomen drankflessen minstens 30 % gerecyclede kunststoffen bevatten, berekend als gemiddelde van alle soortgelijke drankflessen die op het grondgebied van die lidstaat in de handel zijn gebracht.

De Commissie stelt uiterlijk op 1 januari 2022 uitvoeringshandelingen vast met de regels voor het berekenen en verifiëren van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde doelstellingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 7

Markeringsvoorschriften

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in deel D van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die in de handel worden gebracht, op hun verpakking of op het product zelf worden voorzien van een opvallende, duidelijk leesbare en onuitwisbare markering met informatie voor de consument over de volgende zaken:

a)

passende afvalbeheeropties voor het product of de verwijderingsmanieren die voor dit product vermeden moeten worden, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, en

b)

de aanwezigheid van kunststoffen in het product en het negatieve effect op het milieu van zwerfafval of andere ongepaste manieren van verwijdering van het product.

De geharmoniseerde markeringsspecificaties worden vastgesteld door de Commissie overeenkomstig lid 2.

2.   De Commissie stelt uiterlijk op 3 juli 2020 een uitvoeringshandeling vast met de in lid 1 bedoelde geharmoniseerde markeringsspecificaties die:

a)

bepalen dat de markering van de in deel D, punten 1 tot en met 3, van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik op de verkoop- of primaire verpakking en de verzamel- of secundaire verpakking van die producten wordt aangebracht. Indien op het verkooppunt meerdere verkoopeenheden worden gebundeld, wordt een markering aangebracht op de verpakking van elke verkoopeenheid. Verpakkingen met een oppervlakte van minder dan 10 cm2 hoeven niet te worden gemarkeerd;

b)

bepalen dat de markering van de in deel D, punt 4, van de bijlage, opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik op het product zelf wordt aangebracht, en

c)

met bestaande sectorale vrijwillige praktijken rekening houden en bijzondere aandacht besteden aan de noodzaak om misleidende informatie voor de consument te voorkomen.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   De bepalingen van dit artikel met betrekking tot tabaksproducten vormen een aanvulling op die van Richtlijn 2014/40/EU.

Artikel 8

Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden opgesteld voor alle in deel E van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die in de lidstaat in de handel worden gebracht, in overeenstemming met de artikelen 8 en 8 bis van Richtlijn 2008/98/EG.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat producenten van de in deel E, afdeling I, van de bijlage bij deze richtlijn opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, de kosten dekken die voortvloeien uit de bepalingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van Richtlijnen 2008/98/EG en 94/62/EG, alsook, voor zover zij nog niet onder die bepalingen vallen, de kosten voor:

a)

de in artikel 10 van deze richtlijn bedoelde bewustmakingsmaatregelen betreffende die producten;

b)

het inzamelen van afval van die producten dat in openbare inzamelsystemen wordt afgedankt, inclusief de kosten voor de infrastructuur en de exploitatie ervan en voor daaropvolgend vervoer en verwerking van dat afval, en

c)

het opruimen van het zwerfafval van deze producten, en voor daaropvolgend vervoer en verwerking van dat zwerfafval.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat producenten van de in deel E, afdelingen II en III, van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, minstens de kosten dekken voor:

a)

de in artikel 10 bedoelde bewustmakingsmaatregelen betreffende die producten;

b)

het opruimen van het zwerfafval van deze producten, en voor daaropvolgend vervoer en verwerking van dat zwerfafval, en

c)

het verzamelen en rapporteren van gegevens overeenkomstig artikel 8 bis, lid 1, onder c), van Richtlijn 2008/98/EG.

Met betrekking tot de kunststofproducten voor eenmalig gebruik die zijn opgenomen in deel E, afdeling III, van de bijlage bij deze richtlijn verzekeren de lidstaten dat de producenten bovendien de kosten dekken van de inzameling van afval van die producten dat in openbare inzamelsystemen wordt afgedankt, inclusief de kosten voor de infrastructuur en de exploitatie ervan en voor daaropvolgend vervoer en verwerking van dat afval. De kosten kunnen ook betrekking hebben op het opzetten van specifieke infrastructuur voor het inzamelen van afval van deze producten, zoals passende afvalcontainers op plekken waar frequent zwerfafval wordt aangetroffen.

4.   De te dekken kosten, vermeld in de leden 2 en 3 bedragen niet meer dan de kosten die noodzakelijk zijn om de daarin vermelde diensten op een kostenefficiënte manier aan te bieden, en worden voor de betrokken actoren op transparante wijze vastgelegd. De kosten voor het opruimen van zwerfafval blijven beperkt tot kosten voor werkzaamheden door of namens overheidsinstanties. De berekeningsmethode wordt zodanig ontwikkeld dat de kosten voor het opruimen van zwerfafval proportioneel kunnen worden vastgesteld. Om de administratieve kosten zo laag mogelijk te houden, kunnen de lidstaten voor het opruimen van zwerfafval een financiële bijdrage bepalen door passende meerjarige vaste bedragen vast te stellen.

De Commissie maakt in overleg met de lidstaten richtsnoeren bekend voor criteria met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde kosten om zwerfafval op te ruimen.

5.   De lidstaten bepalen duidelijk de rollen en de verantwoordelijkheden van alle betrokken actoren.

Inzake verpakkingen zullen die rollen en verantwoordelijkheden worden bepaald in overeenstemming met Richtlijn 94/62/EG.

6.   Elke lidstaat staat in een andere lidstaat gevestigde producenten die producten in de handel brengen op zijn grondgebied toe een gevestigde rechtspersoon of natuurlijke persoon aan te wijzen als gemachtigd vertegenwoordiger voor het nakomen van de verplichtingen van een producent in verband met de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op zijn grondgebied.

7.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat een producent die op zijn grondgebied is gevestigd en de in deel E van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, en kunststofhoudend vistuig, verkoopt in een andere lidstaat waarin hij niet is gevestigd, een gemachtigd vertegenwoordiger in die andere lidstaat aanwijst. De gemachtigd vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen van die producent die op het grondgebied van die andere lidstaat uit hoofde van deze richtlijn gelden.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden opgesteld voor kunststofhoudend vistuig dat in de lidstaat in de handel worden gebracht, in overeenstemming met de artikelen 8 en 8 bis van Richtlijn 2008/98/EG.

Lidstaten met mariene wateren als omschreven in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/56/EG stellen een nationaal jaarlijks minimuminzamelingspercentage vast voor het recyclen van kunststofhoudend vistuigafval.

De lidstaten monitoren kunststofhoudend vistuig dat in de lidstaat in de handel wordt gebracht alsook het ingezameld kunststofhoudend vistuigafval, en brengen hierover aan de Commissie verslag uit overeenkomstig artikel 13, lid 1, van deze richtlijn met het oog op het vaststellen van bindende kwantitatieve doelstellingen voor inzameling op EU-niveau.

9.   Wat betreft de krachtens lid 8 van dit artikel vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, zorgen de lidstaten ervoor dat de producenten van kunststofhoudend vistuig de kosten dekken voor het gescheiden inzamelen van kunststofhoudend vistuigafval dat bij de daarvoor bestemde havenontvangstvoorzieningen is afgeleverd in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2019/883 of bij gelijkwaardige inzamelsystemen die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, en de kosten voor daaropvolgend vervoer en verwerking ervan. Ook de kosten van de in artikel 10 bedoelde bewustmakingsmaatregelen met betrekking tot kunststofhoudend vistuig, zijn voor rekening van de producenten.

De vereisten van dit lid vullen de vereisten voor afval van vissersboten zoals bepaald in het Unierecht inzake havenontvangstvoorzieningen aan.

Onverminderd de in Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (24) vervatte technische maatregelen verzoekt de Commissie de Europese normalisatieorganisaties om geharmoniseerde normen met betrekking tot het circulaire ontwerp van vistuig te ontwikkelen en zo de voorbereiding voor hergebruik te bevorderen en de recycleerbaarheid van materiaal aan het eind van zijn levensduur te faciliteren.

Artikel 9

Gescheiden inzameling

1.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gescheiden wordt ingezameld ten behoeve van recycling:

a)

uiterlijk in 2025, een hoeveelheid afval van de in deel F van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die gelijk is aan 77 % van het gewicht van die kunststofproducten die in een bepaald jaar in de handel zijn gebracht;

b)

uiterlijk in 2029, een hoeveelheid afval van de in deel F van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die gelijk is aan 90 % van het gewicht van die kunststofproducten die in een bepaald jaar in de handel zijn gebracht.

De in deel F van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die in een lidstaat in de handel zijn gebracht, kunnen worden beschouwd als zijnde gelijk aan de hoeveelheid afval, inclusief zwerfafval, dat van die producten in hetzelfde jaar in die lidstaat is geproduceerd.

Om deze doelstelling te halen, kunnen de lidstaten onder andere:

a)

statiegeldregelingen invoeren;

b)

doelstellingen voor gescheiden inzameling vaststellen voor relevante regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

De eerste alinea is van toepassing onverminderd artikel 10, lid 3, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG.

2.   De Commissie faciliteert de uitwisseling van informatie en het delen van de beste praktijken tussen de lidstaten over passende maatregelen om de in lid 1 vastgestelde doelstellingen te halen, onder meer met betrekking tot statiegeldregelingen. De Commissie maakt de resultaten van deze uitwisseling van informatie en dat delen van de beste praktijken bekend.

3.   De Commissie stelt uiterlijk op 3 juli 2020 een uitvoeringshandeling vast met daarin de methode voor de berekening en de verificatie van de in lid 1 van dit artikel bedoelde doelstellingen voor gescheiden inzameling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 10

Bewustmakingsmaatregelen

De lidstaten nemen maatregelen om consumenten voor te lichten en verantwoordelijk consumentengedrag te stimuleren, teneinde tot een vermindering te komen van zwerfafval van producten die onder deze richtlijn vallen, en nemen maatregelen om consumenten voor te lichten over de in deel G van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik en gebruikers van kunststofhoudend vistuig, met name over:

a)

de beschikbaarheid van herbruikbare alternatieven, systemen voor hergebruik en mogelijkheden voor afvalbeheer van die kunststofproducten voor eenmalig gebruik en kunststofhoudend vistuig, evenals de beste praktijken voor een degelijk afvalbeheer in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2008/98/EG;

b)

de effecten op het milieu, in het bijzonder het mariene milieu, van zwerfafval en andere ongepaste vormen van verwijdering van afval van die kunststofproducten voor eenmalig gebruik en van kunststofhoudend vistuig, en

c)

de gevolgen van ongepaste manieren van verwijdering van afval van deze kunststofproducten voor eenmalig gebruik op de riolering.

Artikel 11

Coördinatie van de maatregelen

Onverminderd de eerste alinea van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn zorgt elke lidstaat ervoor dat de getroffen maatregelen voor de omzetting en uitvoering van deze richtlijn integraal deel uitmaken van en consistent zijn met de programma’s met maatregelen die zij hebben vastgesteld in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2008/56/EG voor lidstaten met mariene wateren, de programma’s met maatregelen die zij hebben vastgesteld in overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2000/60/EG, afvalbeheerplannen en programma’s voor afvalpreventie die zij hebben vastgesteld in overeenstemming met de artikelen 28 en 29 van Richtlijn 2008/98/EG en de plannen voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn (EU) 2019/883.

Om te voorkomen dat de voedselhygiëne en de voedselveiligheid in het gedrang komen, voldoen de maatregelen die de lidstaten treffen voor de omzetting en uitvoering van de artikelen 4 tot en met 9 van deze richtlijn aan het Unierecht op het gebied van levensmiddelen. De lidstaten moedigen waar mogelijk het gebruik aan van duurzame alternatieve materialen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen in plaats van kunststof voor eenmalig gebruik.

Artikel 12

Specificaties en richtsnoeren inzake kunststofproducten voor eenmalig gebruik

Om te bepalen of een voedselverpakking voor de toepassing van deze richtlijn als een kunststofproduct voor eenmalig gebruik moet worden beschouwd, speelt in aanvulling op de in de bijlage voor voedselverpakkingen geformuleerde criteria, de tendens om zwerfafval te worden vanwege hun volume of afmetingen, in het bijzonder eenpersoonsporties, een doorslaggevende rol.

De Commissie maakt uiterlijk op 3 juli 2020 in overleg met de lidstaten richtsnoeren bekend met, zo nodig, voorbeelden van wat als een kunststofproduct voor eenmalig gebruik in de zin van deze richtlijn moet worden beschouwd.

Artikel 13

Informatiesystemen en rapportage

1.   De lidstaten rapporteren aan de Commissie voor elk kalenderjaar het volgende:

a)

gegevens over de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die elk jaar in de lidstaat in de handel zijn gebracht, teneinde de in artikel 4, lid 1, bedoelde consumptievermindering aan te tonen;

b)

informatie over de maatregelen die de lidstaat voor de toepassing van artikel 4, lid 1, hebben getroffen;

c)

gegevens over de in deel F van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik die elk jaar in de lidstaat gescheiden zijn ingezameld, teneinde aan te tonen dat de in artikel 9, lid 1, bedoelde doelstellingen voor gescheiden inzameling zijn gehaald;

d)

gegevens over kunststofhoudend vistuig dat in de handel is gebracht en over het jaarlijks in de lidstaat ingezamelde vistuigafval;

e)

informatie over het gehalte aan recyclaat in drankflessen dat in deel F van de bijlage is opgenomen, teneinde aan te tonen dat in artikel 6, lid 5, bedoelde doelstellingen zijn gehaald, en

f)

gegevens over het afval na consumptie van de in deel E, afdeling III, van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik dat is ingezameld overeenkomstig artikel 8, lid 3.

De lidstaten rapporteren deze gegevens en informatie via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De gegevens en informatie worden gerapporteerd in het format dat de Commissie in overeenstemming met lid 4 van dit artikel vaststelt.

De eerste verslagperiode bestrijkt het kalenderjaar 2022, met uitzondering van de onder e) en f) van de eerste alinea bedoelde gegevens, waarvoor de eerste verslagperiode het kalenderjaar 2023 bestrijkt.

2.   De overeenkomstig dit artikel door de lidstaten ingediende gegevens en informatie gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag. De gegevens en informatie worden gerapporteerd in het format dat de Commissie in overeenstemming met lid 4 vaststelt.

3.   De Commissie evalueert de overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens en informatie en publiceert een verslag over de resultaten van de evaluatie. Dit verslag beoordeelt de manier waarop de verzameling van de gegevens en informatie wordt georganiseerd, de gegevens- en informatiebronnen en de in de lidstaten gebruikte methode, alsook de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van die gegevens en informatie. De beoordeling kan specifieke aanbevelingen voor verbetering omvatten. Het verslag wordt opgesteld na de eerste rapportage van de gegevens en informatie van de lidstaten en vervolgens om de bij artikel 12, lid 3 ter, van Richtlijn 94/62/EG voorgenomen termijn.

4.   De Commissie stelt uiterlijk op 3 januari 2021 uitvoeringshandelingen vast met het formaat voor de gegevens- en informatierapportage overeenkomstig lid 1, onder a) en b), en lid 2 van dit artikel.

De Commissie stelt uiterlijk op 3 juli 2020 uitvoeringshandelingen vast met het format voor de gegevensrapportage overeenkomstig lid 1, onder c) en d), en lid 2 van dit artikel.

De Commissie stelt uiterlijk op 1 januari 2022 uitvoeringshandelingen vast met het format voor de rapportage van gegevens en informatie overeenkomstig lid 1, onder e) en f), en lid 2 van dit artikel.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Er wordt rekening gehouden met het format dat is ontwikkeld overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 94/62/EG.

Artikel 14

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stelt de Commissie uiterlijk op 3 juli 2021 in kennis van deze regels en maatregelen, en van eventuele aanpassingen achteraf.

Artikel 15

Evaluatie en toetsing

1.   De Commissie evalueert deze richtlijn uiterlijk op 3 juli 2027. De evaluatie vindt plaats op basis van de beschikbare informatie in overeenstemming met artikel 13. De lidstaten verstrekken de Commissie alle bijkomende informatie die nodig is voor de evaluatie en voor de voorbereiding van het in lid 2 van dit artikel bedoelde verslag.

2.   De Commissie legt een overeenkomstig lid 1 opgesteld verslag met de belangrijkste bevindingen van de evaluatie voor aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dat verslag gaat, indien nodig, vergezeld van een wetgevingsvoorstel. In dat voorstel worden indien nodig bindende kwantitatieve doelstellingen voor consumptievermindering en bindende inzamelingspercentages voor vistuigafval vastgesteld.

3.   Het verslag bevat:

a)

een beoordeling van de noodzaak van een herziening van de bijlage met de lijst van kunststofproducten voor eenmalig gebruik, met inbegrip van kunststoffen doppen en deksels die voor glazen en metalen drankverpakkingen worden gebruikt;

b)

een haalbaarheidsstudie over het vaststellen op Unieniveau van bindende inzamelingspercentages voor vistuigafval en bindende kwantitatieve doelstellingen voor consumptievermindering van, in het bijzonder, de in deel A van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, met inachtneming van de consumptieniveaus van de lidstaten en de daar reeds verwezenlijkte verminderingen;

c)

een beoordeling van de vraag of in de kunststofproducten voor eenmalig gebruik die onder deze richtlijn vallen, andere materialen worden gebruikt, of zich nieuwe consumptiepatronen voordoen en of zich bedrijfsmodellen op basis van herbruikbare alternatieven aandienen; dit omvat waar mogelijk een analyse van de gehele levenscyclus, om de effecten op het milieu van deze producten en hun alternatieven te kunnen beoordelen, en

d)

een beoordeling van de wetenschappelijke en technische vorderingen inzake criteria of inzake een norm voor bioafbreekbaarheid in het mariene milieu die toepasbaar zijn op kunststofproducten voor eenmalig gebruik die onder deze richtlijn vallen, en op hun vervangingsproducten voor eenmalig gebruik, die ervoor zorgen dat zij zodanig snel en volledig afbreken tot kooldioxide (CO2), biomassa en water, dat de kunststoffen niet schadelijk zijn voor het mariene leven en niet leiden tot een ophoping van kunststoffen in het milieu.

4.   Als onderdeel van de evaluatie op grond van lid 1, toetst de Commissie de maatregelen die met betrekking tot de in deel E, afdeling III, van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik uit hoofde van deze richtlijn zijn genomen, en legt zij, een verslag met haar belangrijkste bevindingen voor. Het verslag bestrijkt tevens de opties voor bindende maatregelen inzake de vermindering van het afval na consumptie van de in deel E, afdeling III, van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, waaronder de mogelijkheid van bindende inzamelingspercentages voor dat afval na consumptie. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 16

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is de derde alinea van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 juli 2021 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De lidstaten treffen evenwel de nodige maatregelen om te voldoen aan

artikel 5: met ingang van 3 juli 2021;

artikel 6, lid 1: met ingang van 3 juli 2024;

artikel 7, lid 1: met ingang van 3 juli 2021;

artikel 8: uiterlijk op 31 december 2024, maar wat betreft de vóór 4 juli 2018 vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en wat betreft de in deel E, afdeling III van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik, uiterlijk op 5 januari 2023.

Wanneer de lidstaten de in dit lid bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3.   Mits de doelstellingen inzake afvalbeheer van de artikelen 4 en 8 zijn bereikt, kunnen de lidstaten de bepalingen van artikel 4, lid 1, en artikel 8, leden 1 en 8, omzetten door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten en de betrokken economische sectoren, behalve wat betreft de in deel E, afdeling III, van de bijlage opgenomen kunststofproducten voor eenmalig gebruik.

Die overeenkomsten voldoen aan de volgende vereisten:

a)

zij zijn afdwingbaar;

b)

zij bevatten doelstellingen en termijnen om die doelstellingen te halen;

c)

zij worden bekendgemaakt in een officieel nationaal publicatieblad of een voor het publiek even toegankelijk officieel stuk, en worden aan de Commissie toegezonden;

d)

de met een overeenkomst bereikte resultaten worden onder de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden geregeld gecontroleerd, aan de bevoegde autoriteiten en de Commissie gemeld en ter beschikking van het publiek gesteld;

e)

de bevoegde autoriteiten treffen voorzieningen om na te gaan welke vooruitgang met de overeenkomsten geboekt wordt, en

f)

ingeval een overeenkomst niet wordt nageleefd, voeren de lidstaten de betrokken bepalingen van de richtlijn uit door middel van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 207.

(2)  PB C 461 van 21.12.2018, blz. 210.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 mei 2019.

(4)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(5)  PB L 179 van 23.6.1998, blz. 3.

(6)  PB L 39 van 16.2.1993, blz. 3.

(7)  Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).

(8)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

(10)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(11)  Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(12)  Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(14)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(15)  Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

(16)  Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).

(17)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(18)  Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afgifte van scheepsafval, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).

(19)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(20)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(21)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(22)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(23)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(24)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).


BIJLAGE

DEEL A

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 4 inzake consumptievermindering

1.

drinkbekers, doppen en deksels inbegrepen;

2.

voedselverpakkingen, d.w.z. containers zoals dozen, met of zonder deksel, voor voedingsmiddelen die:

a)

bestemd zijn voor onmiddellijke consumptie, ter plaatse of om mee te nemen,

b)

typisch vanuit de container worden geconsumeerd, en

c)

gereed zijn voor consumptie zonder verdere bereiding zoals bakken, koken of verwarmen,

inclusief verpakkingen voor fastfood of andere maaltijden die gereed zijn voor onmiddellijke consumptie, met uitzondering van drankverpakkingen, borden, zakjes en wikkels die voedingsmiddelen bevatten.

DEEL B

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 5 inzake beperkingen op het in de handel brengen

1.

katoenen wattenstaafjes, tenzij die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 90/385/EEG van de Raad (1) of Richtlijn 93/42/EEG van de Raad (2) vallen;

2.

bestek (vorken, messen, lepels, eetstokjes);

3.

borden;

4.

rietjes, tenzij die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 90/385/EEG of Richtlijn 93/42/EEG vallen;

5.

roerstaafjes voor dranken;

6.

stokjes en de mechanismen daarvan, bedoeld om te worden bevestigd aan en ter ondersteuning van ballonnen, met uitzondering van ballonnen voor industriële of andere professionele toepassingen die niet aan consumenten worden verstrekt;

7.

voedselverpakkingen gemaakt van geëxpandeerd polystyreen, d.w.z. containers zoals dozen, met of zonder deksel, voor voedingsmiddelen die:

a)

bestemd zijn voor onmiddellijke consumptie, ter plaatse of om mee te nemen,

b)

typisch vanuit de container worden geconsumeerd, en

c)

gereed zijn voor consumptie zonder verdere bereiding zoals bakken, koken of verwarmen,

inclusief voedselverpakkingen voor fastfood of andere maaltijden die gereed zijn voor onmiddellijke consumptie, met uitzondering van drankverpakkingen, borden, zakjes en wikkels die voedingsmiddelen bevatten;

8.

drankverpakkingen gemaakt van geëxpandeerd polystyreen, doppen en deksels inbegrepen;

9.

drinkbekers gemaakt van geëxpandeerd polystyreen, doppen en deksels inbegrepen.

DEEL C

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 6, leden 1 tot en met 4, inzake productvereisten

drankverpakkingen van maximaal drie liter, d.w.z. containers voor het houden van vloeistof zoals drankflessen, doppen en deksels inbegrepen, en samengestelde drankverpakkingen, doppen en deksels inbegrepen, met uitzondering van:

a)

glazen of metalen drankverpakkingen met kunststoffen doppen en deksels,

b)

drankverpakkingen bedoeld en gebruikt voor voeding voor specifiek medisch gebruik zoals gedefinieerd in artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), dat in vloeibare vorm is.

DEEL D

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 7 inzake markeringsvoorschriften

1.

maandverbanden, tampons en inbrenghulzen voor tampons;

2.

vochtige doekjes, m.a.w. vooraf bevochtigde doekjes voor persoonlijke hygiëne, en huishoudelijke doekjes;

3.

tabaksproducten met filters, en filters die verkocht worden voor gebruik in combinatie met tabaksproducten;

4.

drinkbekers.

DEEL E

I.   Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 8, lid 2, inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

1.

voedselverpakkingen, d.w.z. containers zoals dozen, met of zonder deksel, voor voedingsmiddelen die:

a)

bestemd zijn voor onmiddellijke consumptie, ter plaatse of om mee te nemen,

b)

typisch vanuit de container worden genuttigd, en

c)

gereed zijn voor consumptie zonder verdere bereiding zoals bakken, koken of verwarmen,

inclusief voedselverpakkingen voor fastfood of andere maaltijden die gereed zijn voor onmiddellijke consumptie, met uitzondering van drankverpakkingen, borden, zakjes en wikkels die voedingsmiddelen bevatten;

2.

zakjes en wikkels gemaakt van flexibel materiaal die voedingsmiddelen bevatten die bedoeld zijn om onmiddellijk uit het zakje of de wikkel te worden geconsumeerd, zonder verdere bereiding;

3.

drankverpakkingen van maximaal drie liter, d.w.z. containers voor het houden van vloeistof zoals drankflessen, doppen en deksels inbegrepen, en samengestelde drankverpakkingen, doppen en deksels inbegrepen, met uitzondering van glazen of metalen drankverpakkingen met kunststoffen doppen en deksels;

4.

drinkbekers, doppen en deksels inbegrepen;

5.

lichte plastic draagtassen als omschreven in artikel 3, punt 1 quater, van Richtlijn 94/62/EG.

II.   Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 8, lid 3, inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

1.

vochtige doekjes, m.a.w. vooraf bevochtigde doekjes voor persoonlijke hygiëne, en huishoudelijke doekjes;

2.

ballonnen, met uitzondering van ballonnen voor industriële of andere professionele toepassingen die niet aan consumenten worden verstrekt.

III.   Andere kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 8, lid 3, inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Tabaksproducten met filters, en filters die verkocht worden voor gebruik in combinatie met tabaksproducten.

DEEL F

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 9 inzake gescheiden inzameling en onder artikel 6, lid 5, inzake productvereisten

Drankflessen van maximaal drie liter, doppen en deksels inbegrepen, met uitzondering van:

a)

glazen en metalen drankverpakkingen met kunststoffen doppen en deksels,

b)

drankflessen bedoeld en gebruikt voor voeding voor specifiek medisch gebruik zoals gedefinieerd in artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 609/2013, die in vloeibare vorm is.

DEEL G

Kunststofproducten voor eenmalig gebruik die vallen onder artikel 10 inzake bewustmakingsmaatregelen

1.

voedselverpakkingen, d.w.z. containers zoals dozen, met of zonder deksel, voor voedingsmiddelen die:

a)

bestemd zijn voor onmiddellijke consumptie, ter plaatse of om mee te nemen,

b)

typisch vanuit de container worden genuttigd, en

c)

gereed zijn voor consumptie zonder verdere bereiding zoals bakken, koken of verwarmen,

inclusief voedsel verpakkingen voor fastfood of andere maaltijden die gereed zijn voor onmiddellijke consumptie, met uitzondering van drankverpakkingen, borden, zakjes en wikkels die voedingsmiddelen bevatten;

2.

zakjes en wikkels gemaakt van flexibel materiaal die voedingsmiddelen bevatten die bedoeld zijn om onmiddellijk uit het zakje of de wikkel te worden geconsumeerd, zonder verdere bereiding;

3.

drankverpakkingen van maximaal drie liter, d.w.z. containers voor het houden van vloeistof zoals drankflessen, doppen en deksels inbegrepen, en samengestelde drankverpakkingen, doppen en deksels inbegrepen, met uitzondering van glazen of metalen drankverpakkingen met kunststoffen doppen en deksels;

4.

drinkbekers, doppen en deksels inbegrepen;

5.

tabaksproducten met filters, en filters die verkocht worden voor gebruik in combinatie met tabaksproducten;

6.

vochtige doekjes, m.a.w. vooraf bevochtigde doekjes voor persoonlijke hygiëne, en huishoudelijke doekjes;

7.

ballonnen, met uitzondering van ballonnen voor industriële of andere professionele toepassingen die niet aan consumenten worden verstrekt;

8.

lichte plastic draagtassen als omschreven in artikel 3, punt 1 quater, van Richtlijn 94/62/EG;

9.

maandverbanden, tampons en inbrenghulzen voor tampons.

(1)  Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17).

(2)  Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).