ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 146

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
5 juni 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/911 van de Commissie van 24 mei 2019 tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (Costers del Segre (BOB))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/912 van de Commissie van 28 mei 2019 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/913 van de Commissie van 29 mei 2019 tot verlenging van de vergunning voor lanthaancarbonaat-octahydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor katten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 163/2008 (vergunninghouder Bayer Healthcare AG) ( 1 )

57

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/914 van de Commissie van 29 mei 2019 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 als toevoegingsmiddel voor voeding voor mestkalkoenen, opfokkalkoenen en minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden (vergunninghouder Huvepharma NV) ( 1 )

60

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/915 van de Commissie van 4 juni 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

63

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/916 van de Commissie van 4 juni 2019 tot vaststelling, op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de aanpassingscoëfficiënt voor de rechtstreekse betalingen voor het kalenderjaar 2019

98

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/917 van de Commissie van 4 juni 2019 tot vaststelling van technische specificaties, maatregelen en andere vereisten voor het systeem van gekoppelde insolventieregisters overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad

100

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2019/918 van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van 29 mei 2019 tot benoeming van rechters bij het Gerecht

104

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/919 van de Commissie van 4 juni 2019 inzake de ter ondersteuning van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen en waterscooters

106

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2019 van de ACS-EU-Raad van ministers van 23 mei 2019 over de delegatie van bevoegdheden aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs inzake het besluit om op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst overgangsmaatregelen vast te stellen [2019/920]

114

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/897 van de Commissie van 12 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 met betrekking tot de opname van risicogebaseerde nalevingscontrole in bijlage I en de tenuitvoerlegging van eisen voor milieubescherming ( PB L 144 van 3.6.2019 )

116

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/911 VAN DE COMMISSIE

van 24 mei 2019

tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (Costers del Segre (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft de door Spanje overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Costers del Segre" onderzocht.

(2)

Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(3)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

De wijziging van het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam "Costers del Segre" (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 mei 2019.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 38 van 31.1.2019, blz. 6.


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/912 VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 2019

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 143, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 van de Commissie (2) is het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum vastgelegd van de informatie die overeenkomstig artikel 143 van Richtlijn 2013/36/EU door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt. De informatie die de bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde uitvoeringsverordening openbaar moeten maken, moet thans worden geactualiseerd om de consistentie te waarborgen met de wijzigingen die in het kader voor het prudentiële toezicht op instellingen zijn aangebracht.

(2)

Het is belangrijk dat de door de bevoegde autoriteiten openbaar gemaakte informatie van hoge kwaliteit en gemakkelijk vergelijkbaar is. Artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 moet derhalve worden gewijzigd om te verduidelijken dat bevoegde autoriteiten enkel geaggregeerde statistische gegevens mogen verzamelen over instellingen die onder hun toezicht vallen, alsook om duidelijk aan te geven voor welke periode gegevens moeten worden gerapporteerd.

(3)

In bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 zijn de templates vastgelegd voor de openbaarmaking van informatie over de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en algemene richtsnoeren die in elke lidstaat zijn aangenomen. Deze bijlage moet zodanig worden gewijzigd dat deze nuttiger en relevanter informatie verschaft over de wijze waarop bevoegde autoriteiten in hun respectieve jurisdicties toezicht uitoefenen.

(4)

In bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 zijn de templates vastgelegd voor de openbaarmaking van informatie over de in het Unierecht beschikbare opties en discreties. Deze bijlage moet zodanig worden gewijzigd dat zij ook de additionele opties en discreties bestrijkt die uit Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie (3) voortvloeien. Zij moet eveneens worden gewijzigd om een onderscheid te kunnen maken tussen opties en discreties met een overgangskarakter en opties en discreties met een permanent karakter, alsook om een onderscheid te kunnen maken tussen de toepassing van deze opties en discreties op, enerzijds, kredietinstellingen en, anderzijds, beleggingsondernemingen.

(5)

De EBA-richtsnoeren betreffende het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (Supervisory Review and Evaluation Process, SREP) (4) moeten op transparantere wijze worden geïmplementeerd. Bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 moet derhalve zodanig worden gewijzigd dat zij een beschrijving bevat van de toezichtsbenadering van het intern beoordelingsproces van de liquiditeitstoereikendheid (Internal Liquidity Adequacy Assessment Process, ILAAP).

(6)

Overlappingen moeten worden vermeden en de geaggregeerde statistische gegevens die bevoegde autoriteiten openbaar maken, moeten beter vergelijkbaar zijn. Bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 moet derhalve worden gewijzigd om rekening te houden met het niveau van prudentiële consolidatie dat instellingen overeenkomstig deel een, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 toepassen van het Europees Parlement en de Raad (5).

(7)

Om de kwaliteit van de openbaargemaakte informatie te verbeteren en een zinvoller vergelijking van die informatie mogelijk te maken, moeten de templates in de bijlagen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 gedetailleerde richtsnoeren en instructies bevatten.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(9)

De EBA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen.

(10)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 5 worden de tweede en de derde alinea vervangen door:

"De bevoegde autoriteiten actualiseren de informatie waarvan sprake in artikel 143, lid 1, onder d), van die richtlijn tegen 31 juli van elk jaar. Die informatie heeft betrekking op het voorgaande kalenderjaar.

Voor de instellingen die onder hun prudentiële toezicht vallen, actualiseren de bevoegde autoriteiten de informatie waarvan sprake in artikel 143, lid 1, onder a), b) en c), van die richtlijn op gezette tijden, en hoe dan ook tegen 31 juli van elk jaar, tenzij de laatstelijk gepubliceerde informatie niet gewijzigd is.";

2)

bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening;

3)

bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening;

4)

bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening;

5)

bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2014 van de Commissie van 4 juni 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format, de structuur, de inhoudsopgave en de jaarlijkse publicatiedatum van de informatie die door de bevoegde autoriteiten openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 185 van 25.6.2014, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(4)  Richtsnoeren inzake gemeenschappelijke procedures en methoden voor het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder van 19 december 2014, EBA/GL/2014/13.

(5)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE I

REGELS EN RICHTSNOEREN

Lijst van templates

Deel1

Omzetting van Richtlijn 2013/36/EU

Deel 2

Goedkeuring modellen

Deel 3

Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening

Deel 4

Kredietrisicolimitering

Deel 5

Specifieke openbaarmakingsvereisten voor instellingen

Deel 6

Ontheffingen voor toepassing prudentiële vereisten

Deel 7

Gekwalificeerde deelnemingen in een kredietinstelling

Deel 8

Verplichte en financiële rapportage

Algemene opmerkingen over het invullen van templates in Bijlage I.

Bij het bekendmaken van informatie over de algemene criteria en methodieken mogen bevoegde autoriteiten geen toezichtmaatregelen openbaar maken die gericht zijn op specifieke instellingen, ongeacht of het gaat om één instelling dan wel een groep instellingen.

DEEL 1

Omzetting van Richtlijn 2013/36/EU

 

Omzetting van de bepalingen van Richtlijn 2013/36/EU

Bepalingen van Richtlijn 2013/36/EU

Links naar nationale tekst (1)

Referentie(s) nationale bepalingen (2)

Beschikbaar in EN (JA/NEEN)

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

 

(dd/mm/jjjj)

020

I.

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikelen 1 tot en met 3

 

 

 

030

II.

Bevoegde autoriteiten

Artikelen 4 tot en met 7

 

 

 

040

III.

Vereisten voor de toegang tot het bedrijf van kredietinstelling

Artikelen 8 tot en met 27

 

 

 

050

1.

Algemene vereisten voor de toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen

Artikelen 8 tot en met 21

 

 

 

060

2.

Gekwalificeerde deelnemingen in een kredietinstelling

Artikelen 22 tot en met 27

 

 

 

070

IV.

Aanvangskapitaal van beleggingsondernemingen

Artikelen 28 tot en met 32

 

 

 

080

V.

Bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten

Artikelen 33 tot en met 46

 

 

 

090

1.

Algemene beginselen

Artikelen 33 tot en met 34

 

 

 

100

2.

Recht van vestiging van kredietinstellingen

Artikelen 35 tot en met 38

 

 

 

110

3.

Uitoefening van het recht tot het vrij verrichten van diensten

Artikel 39

 

 

 

120

4.

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

Artikelen 40 tot en met 46

 

 

 

130

VI.

Betrekkingen met derde landen

Artikelen 47 tot en met 48

 

 

 

140

VII.

Prudentieel toezicht

Artikelen 49 tot en met 142

 

 

 

150

1.

Beginselen van prudentieel toezicht

Artikelen 49 tot en met 72

 

 

 

160

1.1

Bevoegdheid en taken van de lidstaten van herkomst en van de lidstaten van ontvangst

Artikelen 49 tot en met 52

 

 

 

170

1.2

Uitwisseling van informatie en beroepsgeheim

Artikelen 53 tot en met 62

 

 

 

180

1.3

Verplichtingen van de personen belast met de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening

Artikel 63

 

 

 

190

1.4

Toezichtbevoegdheden, sanctiebevoegdheid en beroepsrecht

Artikelen 64 tot en met 72

 

 

 

200

2.

Toetsingsprocedures

Artikelen 73 tot en met 110

 

 

 

210

2.1

Intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid (ICAAP)

Artikel 73

 

 

 

220

2.2

Regelingen, procedures en mechanismen van instellingen

Artikelen 74 tot en met 96

 

 

 

230

2.3

Procedure voor toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP)

Artikelen 97 tot en met 101

 

 

 

240

2.4

Toezichtmaatregelen en -bevoegdheden

Artikelen 102 tot en met 107

 

 

 

250

2.5

Toepassingsniveau

Artikelen 108 tot en met 110

 

 

 

260

3.

Toezicht op geconsolideerde basis

Artikelen 111 tot en met 127

 

 

 

270

3.1

Beginselen voor toezicht op geconsolideerde basis

Artikelen 111 tot en met 118

 

 

 

280

3.2

Financiële holdings, gemengde financiële holdings en gemengde holdings

Artikelen 119 tot en met 127

 

 

 

290

4.

Kapitaalbuffers

Artikelen 128 tot en met 142

 

 

 

300

4.1

Buffers

Artikelen 128 tot en met 134

 

 

 

310

4.2

Bepaling en berekening van contracyclische kapitaalbuffers

Artikelen 135 tot en met 140

 

 

 

320

4.3

Kapitaalinstandhoudingsmaatregelen

Artikelen 141 tot en met 142

 

 

 

330

VIII.

Openbaarmaking van informatie door de bevoegde autoriteiten

Artikelen 143 tot en met 144

 

 

 

340

IX.

Wijzigingen in Richtlijn 2002/87/EG

Artikel 150

 

 

 

350

X.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikelen 151 tot en met 165

 

 

 

360

1.

Overgangsbepalingen met betrekking tot het toezicht op instellingen die de vrijheid van vestiging en het recht tot het vrij verrichten van diensten uitoefenen

Artikelen 151 tot en met 159

 

 

 

370

2.

Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers

Artikel 160

 

 

 

380

3.

Slotbepalingen

Artikelen 161 tot en met 165

 

 

 


DEEL 2

Goedkeuring modellen

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

 

Beschrijving van de aanpak

 

Aanpak toezichthouder voor de goedkeuring van het gebruik van de interneratingbenadering (IRB) om de minimale kapitaalvereisten voor kredietrisico te berekenen

020

Door instellingen die het gebruik van de IRB aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie

[vrije tekst]

030

Beschrijving van het evaluatieproces door de bevoegde autoriteit (gebruik van zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria

[vrije tekst]

040

Vorm van de besluiten van de bevoegde autoriteit en mededeling van de besluiten aan aanvragers

[vrije tekst]

 

Aanpak toezichthouder voor de goedkeuring van het gebruik van de internemodellenbenadering (IMA) om de minimale kapitaalvereisten voor operationeel risico te berekenen

050

Door instellingen die het gebruik van de IMA aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie

[vrije tekst]

060

Beschrijving van het evaluatieproces door de bevoegde autoriteit (gebruik van zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria

[vrije tekst]

070

Vorm van de besluiten van de bevoegde autoriteit en mededeling van de besluiten aan aanvragers

[vrije tekst]

 

Aanpak toezichthouder voor de goedkeuring van het gebruik van de internemodellenmethode (IMM) om de minimale kapitaalvereisten voor operationeel risico te berekenen

080

Door instellingen die het gebruik van de IMM aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie

[vrije tekst]

090

Beschrijving van het evaluatieproces door de bevoegde autoriteit (gebruik van zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria

[vrije tekst]

100

Vorm van de besluiten van de bevoegde autoriteit en mededeling van de besluiten aan aanvragers

[vrije tekst]

 

Aanpak toezichthouder voor de goedkeuring van het gebruik van de geavanceerde meetbenadering (AMA) om de minimale kapitaalvereisten voor operationeel risico te berekenen

110

Door instellingen die het gebruik van de AMA aanvragen, minimaal te verschaffen documentatie

[vrije tekst]

120

Beschrijving van het evaluatieproces door de bevoegde autoriteit (gebruik van zelfbeoordeling, gebruik externe accountants en inspecties ter plaatse) en voornaamste beoordelingscriteria

[vrije tekst]

130

Vorm van de besluiten van de bevoegde autoriteit en mededeling van de besluiten aan aanvragers

[vrije tekst]


DEEL 3

Blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening

 

Verordening (EU) nr. 575/2013

Bepalingen

Door de bevoegde autoriteit te verstrekken informatie

010

Datum laatste bijwerking van de informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Artikel 153, lid 5

Heeft de bevoegde autoriteit een leidraad gepubliceerd waarin zij toelicht hoe instellingen rekening moeten houden met de in artikel 153, lid 5, bedoelde factoren, wanneer zij risicogewichten toekent aan blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening?

[Ja/Neen]

030

Zo ja, gelieve de referentie van die nationale leidraad te geven.

[referentie van de nationale tekst]

040

Is de nationale leidraad beschikbaar in het Engels?

[Ja/Neen]


DEEL 4

Kredietrisicolimitering

 

Verordening (EU) nr. 575/2013

Bepalingen

Beschrijving

Door de bevoegde autoriteit te verstrekken informatie

010

Datum laatste bijwerking van de informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Artikel 201, lid 2

Bekendmaking van de lijst van financiële instellingen die toelaatbare verschaffers zijn van niet-volgestorte kredietprotectie, of leidende criteria voor de vaststelling van deze instellingen

De bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor bekendmaking en het bijhouden van de lijst van financiële instellingen die toelaatbare verschaffers zijn van niet-volgestorte kredietprotectie krachtens punt f) van artikel 201, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, of van de leidende criteria voor de vaststelling van deze instellingen.

Lijst van de financiële instellingen of leidende criteria voor de vaststelling ervan

[vrije tekst - op de website van de bevoegde autoriteit kan een hyperlink naar die lijst of die leidende criteria worden gegeven]

030

Beschrijving van de toepasselijke prudentiële vereisten

De bevoegde autoriteiten moeten een beschrijving van de toepasselijke prudentiële vereisten bekendmaken, samen met de lijst van de toelaatbare financiële instellingen of van de leidende criteria voor de vaststelling van deze instellingen

Beschrijving van de door de bevoegde autoriteit toegepaste prudentiële vereisten

[vrije tekst]

040

Artikel 227, lid 2, onder e)

Voorwaarden voor de toepassing van een volatiliteitsaanpassing van 0 %

Volgens de Financial collateral Comprehensive Method (FCCM) kunnen instellingen een volatiliteitsaanpassing van 0 % toepassen indien de transactie wordt afgewikkeld in een afwikkelingssysteem dat voor dit soort transacties betrouwbaar is gebleken.

Nadere beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit het afwikkelingssysteem als een betrouwbaar systeem aanmerkt.

[vrije tekst]

050

Artikel 227, lid 2, onder f)

Voorwaarden voor de toepassing van een volatiliteitsaanpassing van 0 %

Volgens de Financial collateral Comprehensive Method (FCCM) kunnen instellingen een volatiliteitsaanpassing van 0 % toepassen indien de documentatie met betrekking tot de overeenkomst of de transactie de standaardmarktdocumentatie is voor retrocessietransacties of voor transacties inzake het verstrekken of opnemen van leningen in de betrokken effecten.

Documentatie die als standaardmarktdocumentatie geldt.

[vrije tekst]

060

Artikel 229, lid 1

Waarderingsbeginselen voor door onroerend goed gedekte zekerheden in het kader van de IRB-benadering

Onroerend goed kan door een onafhankelijke taxateur worden gewaardeerd tegen of onder de hypotheekwaarde in lidstaten die in hun wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen strenge criteria voor de berekening van de hypotheekwaarde hebben vastgesteld.

In de nationale wetgeving vastgestelde criteria voor de berekening van de hypotheekwaarde

[vrije tekst]


DEEL 5

Specifieke openbaarmakingsvereisten voor instellingen

 

Richtlijn 2013/36/EU

Verordening (EU) nr. 575/2013

Bepaling

Door de bevoegde autoriteit te verstrekken informatie

 

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Artikel 106, lid 1, onder a)

 

Bevoegde autoriteiten kunnen instellingen ertoe verplichten frequenter dan jaarlijks en binnen bepaalde termijnen de in deel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie te publiceren.

Publicatiefrequentie en -termijnen voor de instellingen

[vrije tekst]

030

Artikel 106, lid 1, onder b)

 

Bevoegde autoriteiten kunnen instellingen ertoe verplichten specifieke media en locaties voor publicaties niet zijnde financiële overzichten te gebruiken.

Soorten specifieke media die door instellingen moeten worden gebruikt.

[vrije tekst]

040

 

Artikel 13, leden 1 en 2

Belangrijke dochterondernemingen en dochterondernemingen met aanzienlijke betekenis voor hun plaatselijke markt moeten de in deel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde informatie openbaarmaken op individuele of gesubconsolideerde basis.

Criteria die de bevoegde autoriteit toepast om de aanzienlijke betekenis van een dochteronderneming te beoordelen.

[vrije tekst]


DEEL 6

Ontheffingen voor toepassing prudentiële vereisten

 

Verordening (EU) nr. 575/2013

Bepalingen

Beschrijving

Door de bevoegde autoriteit te verstrekken informatie

 

010

Datum laatste bijwerking van de informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Artikel 7, leden 1 en 2

(Individuele ontheffingen voor dochterondernemingen)

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen 2 tot en met 5 en deel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013

De ontheffing kan worden verleend aan elke dochteronderneming indien er geen feitelijke of juridische belemmering van wezenlijk belang aanwezig of te voorzien is die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva door de moederonderneming kan verhinderen overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a).

Criteria die de bevoegde autoriteit toepast om te beoordelen of er geen belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva.

[vrije tekst]

030

Artikel 7, lid 3

(Individuele ontheffingen voor moederondernemingen)

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen 2 tot en met 5 en deel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013

De ontheffing kan aan een moederonderneming worden verleend indien er geen feitelijke of juridische belemmering van wezenlijk belang aanwezig of te voorzien is die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva aan de moederonderneming kan verhinderen overeenkomstig punt a) van artikel 107, lid 3.

Criteria die de bevoegde autoriteit toepast om te beoordelen of er geen belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva.

[vrije tekst]

040

Artikel 8

(Ontheffingen liquiditeitsvereisten voor dochterondernemingen)

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de liquiditeitsvereisten bedoeld in deel 6 van Verordening (EU) nr. 575/2013

De ontheffing kan worden verleend aan instellingen binnen een subgroep indien deze ten genoegen van de bevoegde autoriteiten overeenkomsten zijn aangegaan die voorzien in het vrije verkeer van middelen tussen hen onderling om hen in staat te stellen aan hun individuele en gezamenlijke verplichtingen te voldoen wanneer deze komen te vervallen overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c).

Criteria die de bevoegde autoriteit toepast om te beoordelen of de overeenkomsten voorzien in het vrije verkeer van middelen tussen de instellingen in een liquiditeitssubgroep.

[vrije tekst]

050

Artikel 9, lid 1

(Individuele consolidatiemethode)

Toestemming voor moederinstellingen om bij de berekening van hun prudentiële vereisten als bedoeld in de delen 2 tot en met 5 en deel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013 dochterondernemingen in aanmerking te nemen.

De toestemming wordt alleen verleend indien de moederinstelling, in overeenstemming met artikel 9, lid 2, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten alle omstandigheden en regelingen opgeeft om aan te tonen dat er geen feitelijke of juridische belemmering van wezenlijke betekenis aanwezig of te voorzien is die verhindert dat de in de berekening van de vereisten in aanmerking genomen dochteronderneming op de vervaldag onmiddellijk eigen vermogen overdraagt of passiva terugbetaalt aan haar moederonderneming.

Criteria die de bevoegde autoriteit toepast om te beoordelen of er geen belemmering is voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva.

[vrije tekst]

060

Artikel 10

(Kredietinstellingen die blijvend aangesloten zijn bij een centraal orgaan)

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen 2 tot en met 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013

De lidstaten kunnen bestaande nationale wetgeving betreffende de toepassing van de ontheffing in stand houden en gebruiken voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 575/2013 of Richtlijn 2013/36/EU.

Toepasselijke nationale wet- of regelgeving betreffende de toepassing van de ontheffing

[referentie van de nationale tekst]


DEEL 7

Gekwalificeerde deelnemingen in een kredietinstelling

 

Richtlijn 2013/36/EU

Vereiste criteria en informatie om na te gaan of de kandidaat-verwerver geschikt is om een kredietinstelling te verwerven en om de financiële soliditeit van de voorgenomen verwerving te beoordelen

Door de bevoegde autoriteit te verstrekken informatie

 

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Artikel 23, lid 1, onder a)

Reputatie van de kandidaat-verwerver

Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de integriteit van de kandidaat-verwerver beoordeelt.

[vrije tekst]

030

Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de beroepsbekwaamheid van de kandidaat-verwerver beoordeelt.

[vrije tekst]

040

Praktische details van het samenwerkingsproces tussen bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2013/36/EU

[vrije tekst]

050

Artikel 23, lid 1, onder b)

Reputatie, vaardigheden en ervaring van de leden van het leidinggevend orgaan en van de leden van de directie die het bedrijf van de kredietinstelling zullen leiden.

Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de reputatie, vaardigheden en ervaring van de leden van het leidinggevend orgaan en van de leden van de directie beoordeelt.

[vrije tekst]

060

Artikel 23, lid 1, onder c)

Financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver

Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver beoordeelt.

[vrije tekst]

070

Praktische details van het samenwerkingsproces tussen bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2013/36/EU

[vrije tekst]

080

Artikel 23, lid 1, onder d)

Naleving door de kredietinstelling van de prudentiële vereisten

Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit beoordeelt of de kredietinstelling al dan niet in staat zal zijn om aan de prudentiële vereisten te voldoen.

[vrije tekst]

090

Artikel 23, lid 1, onder e)

Vermoeden van witwaspraktijken of terrorismefinanciering

Beschrijving van de wijze waarop de bevoegde autoriteit beoordeelt of er al dan niet goede redenen zijn om te vermoeden dat geld wordt witgewassen of terrorisme wordt gefinancierd.

[vrije tekst]

100

Praktische details van het samenwerkingsproces tussen bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2013/36/EU

[vrije tekst]

110

Artikel 23, lid 4

Lijst met de bij de kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten te verstrekken informatie

Lijst met informatie die bij de kennisgeving door de kandidaat-verwerver moet worden verstrekt om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de kandidaat-verwerver en de voorgenomen verwerving te beoordelen.

[vrije tekst]


DEEL 8

Verplichte en financiële rapportage

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Uitvoering van de rapportage inzake financiële informatie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie

030

Is de toepassing van de in artikel 99, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde verplichting uitgebreid tot instellingen die niet de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1606/2002 geldende internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen?

[Ja/Neen]

040

Zo ja, welke kaders voor financiële verslaggeving passen zij toe op deze instellingen?

[vrije tekst]

050

Zo ja, op welk niveau wordt de rapportage toegepast? (op individuele / geconsolideerde / gesubconsolideerde basis)

[vrije tekst]

060

Is de toepassing van de in artikel 99, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde verplichtingen uitgebreid tot financiële entiteiten niet zijnde kredietinstellingen of beleggingsondernemingen?

[Ja/Neen]

070

Zo ja, welke soorten financiële entiteiten (bijv. financiële ondernemingen) zijn aan deze rapportageverplichtingen onderworpen?

[vrije tekst]

080

Zo ja, wat is de omvang van deze financiële entiteiten wat balanstotaal betreft (op individuele basis)?

[vrije tekst]

090

Worden XBRL-normen gebruikt bij de rapportage aan de bevoegde autoriteit?

[Ja/Neen]

100

Uitvoering van de rapportage inzake eigen vermogen en eigenvermogensvereisten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie

110

Is de toepassing van de in artikel 99, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde verplichtingen uitgebreid tot financiële entiteiten niet zijnde kredietinstellingen of beleggingsondernemingen?

[Ja/Neen]

120

Zo ja, welke kaders voor financiële verslaggeving passen zij toe op deze financiële entiteiten?

[vrije tekst]

130

Zo ja, welke soorten financiële entiteiten (bijv. financiële ondernemingen) zijn aan deze rapportageverplichtingen onderworpen?

[vrije tekst]

140

Zo ja, wat is de omvang van deze financiële entiteiten wat balanstotaal betreft (op individuele basis)?

[vrije tekst]

150

Worden XBRL-normen gebruikt bij de rapportage aan de bevoegde autoriteit?

[Ja/Neen]


(1)  Hyperlink(s) naar de website waar de nationale tekst te vinden is waarmee de betreffende Uniebepaling wordt omgezet.

(2)  Precieze vindplaats van de nationale bepalingen, zoals desbetreffende Titel, Hoofdstuk, alinea enz.


BIJLAGE II

KEUZEMOGELIJKHEDEN EN MANOEUVREERRUIMTE

Lijst van templates

Deel1

Overzicht van keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in Richtlijn 2013/36/EU, Verordening (EU) nr. 575/2013 en gedelegeerde verordening liquiditeitsdekkingsvereiste Verordening (EU) 2015/61

Deel 2

Overzicht van overgangskeuzemogelijkheden en -manoeuvreerruimte in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013

Deel 3

Variabele beloningscomponenten (artikel 94 van Richtlijn 2013/36/EU)

Bevoegde autoriteiten mogen geen toezichtmaatregelen of -besluiten openbaar maken die gericht zijn op specifieke instellingen. Bij het bekendmaken van informatie over de algemene criteria en methodieken mogen bevoegde autoriteiten geen toezichtmaatregelen openbaar maken die gericht zijn op specifieke instellingen, ongeacht of het gaat om één instelling dan wel een groep instellingen.

DEEL 1

Overzicht van keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in Richtlijn 2013/36/EU, Verordening (EU) nr. 575/2013 en gedelegeerde LCR-verordening Verordening (EU) 2015/61

 

Richtlijn 2013/36/EU

Verordening (EU) nr. 575/2013

Gedelegeerde verordening LCR-verordening (EU) 2015/61

Adressaten

Toepassingsgebied

Benaming

Beschrijving van de keuzemogelijkheid of manoeuvreerruimte

Uitgeoefend (J/N/n.v.t.) (1)

Nationale tekst (2)

Referentie(s) (3)

Beschikbaar in EN (J/N)

Details / Opmerkingen

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

 

020

Artikel 9, lid 2

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Uitzondering op het verbod voor personen of ondernemingen die geen kredietinstelling zijn, om deposito's of andere terugbetaalbare gelden van het publiek aan te trekken.

Het verbod voor personen of ondernemingen die geen kredietinstelling zijn, om deposito's of andere terugbetaalbare gelden van het publiek aan te trekken, is niet van toepassing op een lidstaat, een regionale of lagere overheid van een lidstaat, een internationale openbare instelling waarvan een of meer lidstaten lid zijn, of op de uitdrukkelijk in het nationale of Unierecht bedoelde gevallen, mits die werkzaamheden onderworpen zijn aan reglementering en controle ter bescherming van deposanten en beleggers.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

030

Artikel 12, lid 3

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Aanvangskapitaal

De lidstaten kunnen besluiten dat kredietinstellingen die niet voldoen aan de vereiste een afgescheiden eigen vermogen aan te houden en die op 15 december 1979 bestonden, hun bedrijf kunnen voortzetten.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

040

Artikel 12, lid 3

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Aanvangskapitaal

Kredietinstellingen waarvoor de lidstaten hebben besloten dat ze hun bedrijf in overeenstemming met artikel 12, lid 3, Richtlijn 2013/36/EU kunnen voortzetten, kunnen door de lidstaat worden vrijgesteld van de inachtneming van de in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereisten.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

050

Artikel 12, lid 4

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Aanvangskapitaal

Lidstaten kunnen een vergunning verlenen aan bepaalde categorieën kredietinstellingen met een aanvangskapitaal dat minder bedraagt dan 5 miljoen EUR mits het aanvangskapitaal niet minder bedraagt dan 1 miljoen EUR en de betrokken lidstaat de Commissie en de EBA in kennis stelt van de redenen waarom hij van deze mogelijkheid gebruikmaakt.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

060

Artikel 21, lid 1

 

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Vrijstellingen voor blijvend bij een centraal orgaan aangesloten kredietinstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan, vrijstellen van de in artikel 10, artikel 12 en artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU gestelde vereisten.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

070

Artikel 29, lid 3

 

 

Lidstaten

Beleggingsondernemingen

Aanvangskapitaal van bijzondere soorten beleggingsondernemingen

De lidstaten kunnen het minimumbedrag aan aanvangskapitaal van 125 000 EUR verlagen tot 50 000 EUR indien een onderneming niet over een vergunning beschikt om geld of effecten van cliënten te houden, transacties voor eigen rekening te verrichten of emissies met plaatsingsgarantie over te nemen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

080

Artikel 32, lid 1

 

 

Lidstaten

Beleggingsondernemingen

Overgangsbepaling voor aanvangskapitaal van beleggingsondernemingen

De lidstaten kunnen de vergunning handhaven voor beleggingsondernemingen en onder artikel 30 van Richtlijn 2013/36/EU vallende ondernemingen die op of vóór 31 december 1995 bestonden en waarvan het eigen vermogen minder is dan de voor hen in artikel 28, lid 2, artikel 29, leden 1 of 3, of artikel 30 van die richtlijn genoemde bedragen van het aanvangskapitaal.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

090

Artikel 40

 

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Vereisten inzake rapportage aan bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen voorschrijven dat elke kredietinstelling die een bijkantoor op het grondgebied van deze lidstaat heeft, voor informatiedoeleinden, voor statistische doeleinden of voor toezichtsdoeleinden, aan deze bevoegde autoriteiten periodiek moet rapporteren over haar werkzaamheden in die lidstaat van ontvangst, met name om te kunnen beoordelen of het gaat om een significant bijkantoor in de zin van artikel 51, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

100

Artikel 129, lid 2

 

 

Lidstaten

Beleggingsondernemingen

Vrijstelling van de vereiste een kapitaalconserveringsbuffer aan te houden voor kleine en middelgrote beleggingsondernemingen

In afwijking van artikel 129, lid 1, kan een lidstaat kleine en middelgrote beleggingsondernemingen vrijstellen van de in dat lid vastgestelde vereisten, mits een dergelijke vrijstelling geen bedreiging vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel van die lidstaat.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

110

Artikel 130, lid 2

 

 

Lidstaten

Beleggingsondernemingen

Vrijstelling van de vereiste een contracyclische kapitaalbuffer aan te houden voor kleine en middelgrote beleggingsondernemingen

In afwijking van artikel 130, lid 1, kan een lidstaat kleine en middelgrote beleggingsondernemingen vrijstellen van de in dat lid vastgestelde vereisten, mits een dergelijke vrijstelling geen bedreiging vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel van die lidstaat.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

120

Artikel 133, lid 18

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Vereiste een systeemrisicobuffer aan te houden

De lidstaten kunnen een systeemrisicobuffer toepassen op alle blootstellingen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

130

Artikel 134, lid 1

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Erkenning van een systeemrisicobufferpercentage

Andere lidstaten kunnen het in overeenstemming met artikel 133 bepaalde systeemrisicobufferpercentage erkennen en kunnen dat bufferpercentage toepassen op instellingen waaraan op nationaal niveau vergunning is verleend, voor blootstellingen die gesitueerd zijn in de lidstaat die dit bufferpercentage bepaalt.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

140

Artikel 152, eerste alinea

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Vereisten inzake rapportage aan bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen voor statistische doeleinden voorschrijven dat elke kredietinstelling die een bijkantoor op het grondgebied van die lidstaat heeft, aan deze bevoegde autoriteiten periodiek moet rapporteren over haar werkzaamheden in die lidstaat van ontvangst.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

150

Artikel 152, tweede alinea

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Vereisten inzake rapportage aan bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

De lidstaat van ontvangst kan van bijkantoren van kredietinstellingen van andere lidstaten dezelfde gegevens eisen als hij voor dat doel van de nationale kredietinstellingen eist.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

160

Artikel 160, lid 6

 

 

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers

De lidstaten kunnen een kortere overgangsperiode voor kapitaalbuffers opleggen dan die welke in artikel 160, leden 1 tot en met 4, nader zijn bepaald. Die kortere overgangsperiode kan door andere lidstaten worden erkend.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

170

 

Artikel 4, lid 2

 

Lidstaten of bevoegde instanties

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Behandeling van indirect bezit van onroerend goed

De lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat aandelen die een gelijkwaardig indirect bezit van onroerend goed vertegenwoordigen, als direct bezit van onroerend goed worden behandeld mits dergelijk indirect bezit specifiek geregeld is in het nationale recht van de lidstaat en dat, indien dit indirect bezit als zekerheid in pand is gegeven, het crediteuren een gelijkwaardige bescherming biedt.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

180

 

Artikel 6, lid 4

 

Bevoegde autoriteiten

Beleggingsondernemingen

Toepassing van vereisten op individuele basis

In afwachting van het verslag van de Commissie overeenkomstig artikel 508, lid 3, kunnen de bevoegde autoriteiten beleggingsondernemingen van de naleving van de in de deel 6 (liquiditeit) bepaalde verplichtingen vrijstellen, waarbij zij rekening houden met de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de beleggingsonderneming.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

190

 

Artikel 24, lid 2

 

 

 

Rapportage en verplicht gebruik van IFRS

De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat instellingen de actiefposten en de posten buiten de balanstelling waarderen en het eigen vermogen bepalen overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen die van toepassing zijn krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

200

 

Artikel 89, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Risicoweging van en verbod op in aanmerking komende deelnemingen buiten de financiële sector

De bevoegde autoriteiten passen de volgende vereisten toe op de in lid 1 en lid 2 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen van instellingen:

voor het berekenen van de kapitaalvereisten overeenkomstig deel 3 van deze verordening moeten de instellingen een risicogewicht van 1 250 % toepassen op het hoogste van de volgende twee bedragen:

i)

het bedrag van de in lid 1 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen dat hoger is dan 15 % van het in aanmerking komend kapitaal;

ii)

het totale bedrag van de in lid 2 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen dat hoger is dan 60 % van het in aanmerking komend kapitaal van de instelling.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

201

 

Artikel 89, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Risicoweging van en verbod op in aanmerking komende deelnemingen buiten de financiële sector

De bevoegde autoriteiten passen de volgende vereisten toe op de in lid 1 en lid 2 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen van instellingen:

de bevoegde autoriteiten moeten instellingen verbieden om de in de leden 1 en 2 bedoelde in aanmerking komende deelnemingen aan te houden ten belope van een bedrag dat hoger is dan de in die leden bepaalde percentages van het in aanmerking komend kapitaal.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

210

 

Artikel 95, lid 2

 

Bevoegde autoriteiten

Beleggingsondernemingen

Vereisten voor beleggingsondernemingen met beperkte vergunning voor het verstrekken van beleggingsdiensten

De bevoegde autoriteiten kunnen bepalen dat de eigenvermogensvereisten voor beleggingsondernemingen met beperkte vergunning voor het verstrekken van beleggingsdiensten, de eigenvermogensvereisten zijn welke voor die ondernemingen bindend zijn uit hoofde van de nationale omzettingsmaatregelen die op 31 december 2013 voor de Richtlijnen 2006/49/EG en 2006/48/EG gelden.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

220

 

Artikel 99, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Rapportage inzake eigenvermogensvereisten en financiële informatie

De bevoegde autoriteiten kunnen kredietinstellingen die internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen welke krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 gelden voor rapportage over eigen vermogen op geconsolideerde basis krachtens artikel 24, lid 2, van deze verordening, ertoe verplichten eveneens te voorzien in rapportage inzake financiële informatie als bepaald in lid 2 van dit artikel.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

230

 

Artikel 124, lid 2

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Risicogewichten en criteria van toepassing op door hypotheken op onroerend goed gedekte blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen in voorkomend geval op basis van overwegingen in verband met financiële stabiliteit een hoger risicogewicht of strengere criteria dan die van artikel 125, lid 2, en van artikel 126, lid 2, vaststellen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

240

 

Artikel 129, lid 1

 

 

 

Blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties

De bevoegde autoriteiten kunnen, na raadpleging van de EBA, gedeeltelijke ontheffing van de toepassing van de eerste alinea, punt c), verlenen en kredietkwaliteitscategorie 2 toestaan voor maximaal 10 % van de totale blootstelling van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende instelling, mits kan worden aangetoond dat de toepassing van de in dat punt vermelde vereiste betreffende kredietkwaliteitscategorie 1 in de betrokken lidstaten mogelijk tot ernstige concentratieproblemen kan leiden.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

250

 

Artikel 164, lid 5

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Minimumwaarden van het naar blootstelling gewogen gemiddelde Loss Given Default (LGD) voor door onroerend goed gedekte blootstellingen

Op basis van de overeenkomstig artikel 101 vergaarde gegevens en rekening houdende met de toekomstige ontwikkelingen op de markten voor onroerend goed en eventuele andere relevante indicatoren moeten de bevoegde autoriteiten periodiek en ten minste jaarlijks beoordelen of de in lid 4 van dit artikel bepaalde LGD-minimumwaarden geschikt zijn voor blootstellingen die gedekt zijn door op hun grondgebied gelegen niet-zakelijk of zakelijk onroerend goed. De bevoegde autoriteiten kunnen, in voorkomend geval op basis van overwegingen in verband met financiële stabiliteit, hogere minimumwaarden van het naar blootstelling gewogen gemiddelde LGD bepalen voor blootstellingen die gedekt zijn door op hun grondgebied gelegen onroerend goed.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

260

 

Artikel 178, lid 1, onder b)

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Wanbetaling door debiteuren

De bevoegde autoriteiten kunnen de termijn van 90 dagen vervangen door een termijn van 180 dagen voor blootstellingen die zijn gedekt door niet-zakelijk onroerend goed of door zakelijk onroerend goed van kmo's en die kunnen worden ingedeeld in de categorie blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen, alsmede voor blootstellingen met betrekking tot publiekrechtelijke lichamen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

270

 

Artikel 284, lid 4

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Blootstellingswaarde

De bevoegde autoriteiten kunnen een hogere alfa dan 1,4 eisen of de instellingen toestaan hun eigen ramingen te gebruiken in overeenstemming met artikel 284, lid 9.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

280

 

Artikel 284, lid 9

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Blootstellingswaarde

De bevoegde autoriteiten kunnen instellingen toestaan hun eigen ramingen van alfa te gebruiken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

290

 

Artikel 327, lid 2

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Netting tussen een converteerbaar waardepapier en een compenserende positie in het onderliggende instrument

De bevoegde autoriteiten kunnen een benadering volgen waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van de conversie van een bepaald converteerbaar waardepapier, of een eigenvermogensvereiste voorschrijven ter dekking van eventuele bij conversie geleden verliezen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

300

 

Artikel 395, lid 1

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Limieten voor grote blootstellingen aan instellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen voor grote blootstellingen een limiet bepalen lager dan 150 000 000 EUR voor blootstellingen aan instellingen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

310

 

Artikel 400, lid 2, onder a), en artikel 493, lid 3, onder a)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor gedekte obligaties in de zin van artikel 129, leden 1, 3 en 6.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

320

 

Artikel 400, lid 2, onder b), en artikel 493, lid 3, onder b)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op regionale of lokale overheden van de lidstaten vertegenwoordigen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

330

 

Artikel 400, lid 2, onder c), en artikel 493, lid 3, onder c)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen van een instelling aan haar moederonderneming of haar dochterondernemingen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

340

 

Artikel 400, lid 2, onder d), en artikel 493, lid 3, onder d)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan regionale of centrale kredietinstellingen waarmee de kredietinstelling in het kader van een netwerk is verbonden en die belast zijn met de verevening van onderlinge geldposities binnen het netwerk.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

350

 

Artikel 400, lid 2, onder e), en artikel 493, lid 3, onder e)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot kredietinstellingen, aangegaan door kredietinstellingen waarvan er één op niet-concurrerende basis werkzaam is en in het kader van wetgevingsprogramma's of overeenkomstig haar statuten leningen verstrekt of waarborgt, waarmee steun wordt verleend aan bepaalde economische sectoren, waarbij de overheid op de een of andere wijze toezicht houdt en er beperkingen gelden voor de besteding van de leningen, op voorwaarde dat de respectieve blootstellingen voortvloeien uit dergelijke leningen die via kredietinstellingen worden doorgegeven aan de begunstigden, of uit de waarborgen van deze leningen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

360

 

Artikel 400, lid 2, onder f), en artikel 493, lid 3, onder f)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan instellingen, mits deze blootstellingen geen eigen vermogen van die instellingen vormen, uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan en niet in een belangrijke handelsvaluta luiden.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

370

 

Artikel 400, lid 2, onder g), en artikel 493, lid 3, onder g)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan centrale banken in de vorm van bij deze centrale banken aan te houden voorgeschreven minimumreserves die in hun nationale valuta luiden.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

380

 

Artikel 400, lid 2, onder h), en artikel 493, lid 3, onder h)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan centrale overheden in de vorm van wettelijk vereiste liquiditeit die in overheidspapier wordt aangehouden en die in de nationale valuta luidt en gefinancierd is, mits, volgens het oordeel van de bevoegde autoriteit, de door een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling toegekende kredietbeoordeling van deze centrale overheden als investeringswaardig is aan te merken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

390

 

Artikel 400, lid 2, onder i), en artikel 493, lid 3, onder i)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor 50 % van de documentaire kredieten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling en van de niet-opgenomen kredietfaciliteiten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling bedoeld in bijlage I en, met instemming van de bevoegde autoriteiten, 80 % van andere dan leninggaranties met een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag die voor de leden worden verstrekt door onderlingegarantiesystemen met de status van kredietinstelling.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

400

 

Artikel 400, lid 2, onder j), en artikel 493, lid 3, onder j)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor wettelijk vereiste garanties die worden gebruikt wanneer een door de uitgifte van obligaties met een hypotheek als onderpand gefinancierde hypothecaire lening wordt betaald aan de hypotheeknemer vóór de definitieve registratie in het kadaster, mits de garantie niet wordt gebruikt ter vermindering van het risico bij de berekening van de risicogewogen posten.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

410

 

Artikel 400, lid 2, onder k), en artikel 493, lid 3, onder k)

 

Bevoegde autoriteiten

Bevoegde autoriteiten

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op en andere blootstellingen aan erkende beurzen vertegenwoordigen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

420

 

Artikel 412, lid 5

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR)

De lidstaten kunnen op het gebied van liquiditeitsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor liquiditeitsdekkingsvereisten worden omschreven en volledig in de Unie worden ingevoerd overeenkomstig artikel 460.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

430

 

Artikel 412, lid 5

 

Lidstaten of bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR)

De lidstaten of de bevoegde autoriteiten kunnen instellingen waaraan in eigen land een vergunning is verleend, of subgroepen van die instellingen, ertoe verplichten een hoger liquiditeitsdekkingsvereiste tot 100 % te handhaven totdat de bindende minimumnorm volledig wordt ingevoerd op een percentage van 100 % overeenkomstig artikel 460.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

440

 

Artikel 413, lid 3

 

Lidstaten

Kredietinstellingen

Stabielefinancieringsvereiste

De lidstaten kunnen op het gebied van stabielefinancieringsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor vereisten inzake netto stabiele financiering nader worden bepaald en ingevoerd in de Unie overeenkomstig artikel 510.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

450

 

Artikel 415, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Verplichtingen inzake liquiditeitsrapportage

De bevoegde autoriteiten kunnen tot de volledige invoering van bindende liquiditeitsvereisten informatie blijven vergaren door middel van monitoringinstrumenten om toe te zien op de naleving van de bestaande nationale liquiditeitsnormen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

460

 

Artikel 420, lid 2

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Liquiditeitsuitstroompercentage

De bevoegde autoriteiten kunnen een uitstroompercentage van ten hoogste 5 % toepassen voor met handelsfinanciering verband houdende producten buiten de balanstelling als bedoeld in artikel 429 en in bijlage I.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

470

 

Artikel 467, lid 2, tweede alinea

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde verliezen

In afwijking van artikel 467, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten, in de gevallen waarin die behandeling vóór 1 januari 2014 werd toegepast, toestaan dat instellingen niet-gerealiseerde winsten of verliezen op blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, ingedeeld in de categorie "beschikbaar voor verkoop" van de bij EU-wetgeving bevestigde IAS 39, niet in enig bestanddeel van het eigen vermogen opnemen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

480

 

Artikel 467, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde verliezen

De bevoegde autoriteiten moeten het toepasselijke percentage in het in artikel 467, lid 2, onder a) tot en met d), gespecificeerde bereik bepalen en dit bekendmaken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

490

 

Artikel 468, lid 2

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde winsten

De bevoegde autoriteiten kunnen instellingen toestaan in de berekening van hun tier 1-kernkapitaal 100 % van hun tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde winsten op te nemen wanneer deze overeenkomstig artikel 467 verplicht zijn hun tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde verliezen in de berekening van hun tier 1-kernkapitaal op te nemen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

500

 

Artikel 468, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde winsten

De bevoegde autoriteiten moeten het toepasselijke percentage van de niet-gerealiseerde winsten in het in artikel 468, lid 2, onder a) tot en met c), gespecificeerde bereik dat aan het tier 1-kernkapitaal wordt onttrokken, bepalen en dit bekendmaken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

510

 

Artikel 471, lid 1

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Vrijstelling van aftrek van deelnemingen in verzekeringsondernemingen van tier 1-kernkapitaalbestanddelen

In afwijking van artikel 49, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2022 toestaan dat instellingen geen aftrek toepassen van deelnemingen in verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings indien aan de in artikel 471, lid 1, bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

520

 

Artikel 473, lid 1

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Invoering van wijzigingen in IAS 19

In afwijking van artikel 481 kunnen de bevoegde autoriteiten gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 instellingen die hun jaarrekening opstellen volgens de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, toestaan hun tier 1-kernkapitaal te vermeerderen met het overeenkomstig artikel 473, lid 2 of lid 3 naargelang van het geval, toepasselijke bedrag, vermenigvuldigd met de overeenkomstig artikel 473, lid 4, toegepaste factor.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

530

 

Artikel 478, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen

De bevoegde autoriteiten moeten een toepasselijk percentage bepalen, dat zij vervolgens ook bekendmaken, in het in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bereik voor de volgende aftrekkingen:

a)

de individuele aftrekkingen voorgeschreven in artikel 36, lid 1, onder a) tot en met h), met uitzondering van uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen;

b)

het overeenkomstig artikel 48 af te trekken totale bedrag van de uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen en de in artikel 36, lid 1, punt i), bedoelde bestanddelen;

c)

iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 56, onder b), c) en d);

d)

iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 66, onder b), c) en d);

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

540

 

Artikel 479, lid 4

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Opneming onder de overgangsbepalingen in het geconsolideerde tier 1-kernkapitaal van niet als minderheidsbelang aangemerkte instrumenten en posten

De bevoegde autoriteiten moeten het toepasselijke percentage in ieder in artikel 479, lid 3, gespecificeerd bereik bepalen en dit bekendmaken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

550

 

Artikel 480, lid 3

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Opneming onder de overgangsbepalingen van minderheidsbelangen en in aanmerking komend aanvullend-tier 1- en tier 2-kapitaal

De bevoegde autoriteiten moeten de waarde van de toepasselijke factor in elk in artikel 480, lid 2, gespecificeerd bereik bepalen en deze bekendmaken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

560

 

Artikel 481, lid 5

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Additionele filters en aftrekkingen

De bevoegde autoriteiten moeten voor elke in artikel 481, leden 1 en 2, bedoelde filter of aftrekking de toepasselijke percentages in elk in de leden 3 en 4 van dat artikel gespecificeerd bereik bepalen en deze bekendmaken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

570

 

Artikel 486, lid 6

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Limieten van de grandfatheringbepalingen voor bestanddelen die onder tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen vallen.

De bevoegde autoriteiten moeten het toepasselijke percentage in ieder in artikel 486, lid 5, gespecificeerd bereik bepalen en dit bekendmaken.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

580

 

Artikel 495, lid 1

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van blootstellingen met betrekking tot aandelen in het kader van de IRB-benadering

In afwijking van hoofdstuk 3 van deel 3 kunnen de bevoegde autoriteiten tot en met 31 december 2017 bepaalde categorieën blootstellingen met betrekking tot aandelen die op 31 december 2007 door instellingen en in de Unie gevestigde dochterondernemingen van instellingen in die lidstaat worden gehouden, vrijstellen van de IRB-benadering.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

590

 

Artikel 496, lid 1

 

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepaling voor de berekening van eigenvermogensvereisten voor blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties

Tot en met 31 december 2017 kunnen de bevoegde autoriteiten volledig of gedeeltelijk ontheffing verlenen voor de in artikel 129, lid 1, onder d) en f), vermelde limiet van 10 % voor preferente aandelen die zijn uitgegeven door Franse "Fonds Communs de Créances" of door securitisatie-instellingen die gelijkwaardig zijn aan Franse "Fonds Communs de Créances", mits aan de in artikel 496, lid 1, onder a) en b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

600

 

 

Artikel 10, lid 1, onder b), iii)

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

LCR — Liquide activa

De door de kredietinstelling in een centrale bank aangehouden liquiditeitsreserve kan worden opgenomen als actief van niveau 1 voor zover deze in tijden van stress kan worden opgevraagd. De doeleinden waarvoor reserves bij de centrale bank voor de toepassing van dit artikel kunnen worden opgevraagd, moeten nader worden aangegeven in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit en de ECB of de centrale bank.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

610

 

 

Artikel 10, lid 2

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

LCR — Liquide activa

Op de marktwaarde van gedekte obligaties van uiterst hoge kwaliteit als bedoeld in lid 1, onder f), moet een reductiefactor van ten minste 7 % worden toegepast. Behoudens het in artikel 15, lid 2, onder a) en b), met betrekking tot aandelen en rechten van deelneming in icb's bepaalde hoeft geen reductiefactor te worden toegepast op de waarde van de overige activa van niveau 1.

Die gevallen waarin de hogere reductiefactoren zijn bepaald voor een volledige activaklasse (alle activa die in de gedelegeerde LCR-verordening onderworpen zijn aan een specifieke en gedifferentieerde reductiefactor) (bijv. alle gedekte obligaties van niveau 1 enz.).

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

620

 

 

Artikel 12, lid 1, onder c), i)

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

LCR — Activa van niveau 2B

Aandelen kunnen activa van niveau 2 B vormen op voorwaarde dat zij deel uitmaken van een belangrijke beursindex in een lidstaat of in een derde land die als zodanig door de bevoegde autoriteit van een lidstaat of het desbetreffende openbare lichaam in een derde land is aangewezen.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

630

 

 

Artikel 12, lid 3

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

LCR — Activa van niveau 2B

Voor kredietinstellingen die krachtens hun statuten om redenen van godsdienstige overtuiging niet in staat zijn rentedragende activa aan te houden, kan de bevoegde autoriteit toestaan af te wijken van lid 1, onder b), punten ii) en iii), van dat artikel, op voorwaarde dat wordt bewezen dat er onvoldoende niet-rentedragende activa beschikbaar zijn en dat de betrokken niet-rentedragende activa een passende liquiditeit hebben op particuliere markten.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 

640

 

 

Artikel 24, lid 6

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

LCR — Uitstromen voortkomende uit voor het percentage van 3 % kwalificerende stabiele retaildeposito's in een derde land

De bevoegde autoriteiten kunnen kredietinstellingen toestemming verlenen om het bedrag van de retaildeposito's die gedekt zijn door een depositogarantiestelsel in een derde land, dat gelijkwaardig is aan het in lid 1 bedoelde stelsel, met 3 % te vermenigvuldigen indien het derde land deze behandeling toestaat.

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

 


DEEL 2

Overzicht van overganskeuzemogelijkheden en -manoeuvreerruimte in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013

 

Richtlijn 2013/36/EU

Verordening (EU) nr. 575/2013

Adressaten

Toepassingsgebied

Benaming

Beschrijving van de keuzemogelijkheid of manoeuvreerruimte

Jaar (jaren) van toepassing en waarde in % (indien van toepassing)

Uitgeoefend (J/N/n.v.t.)

Nationale tekst

Verwijzingen

Beschikbaar in EN (J/N)

Details / Opmerkingen

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

 

011

Artikel 160, lid 6

 

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers

De lidstaten kunnen een kortere overgangsperiode voor kapitaalbuffers opleggen dan die welke in de leden 1 tot en met 4 van artikel 160 nader zijn bepaald. Die kortere overgangsperiode kan door andere lidstaten worden erkend.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

012

 

Artikel 493, lid 3, onder a)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor gedekte obligaties in de zin van artikel 129, leden 1, 3 en 6.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

013

 

Artikel 493, lid 3, onder b)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op regionale of lokale overheden van de lidstaten vertegenwoordigen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

014

 

Artikel 493, lid 3, onder c)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen van een instelling aan haar moederonderneming of haar dochterondernemingen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

015

 

Artikel 493, lid 3, onder d)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan regionale of centrale kredietinstellingen waarmee de kredietinstelling in het kader van een netwerk is verbonden en die belast zijn met de verevening van onderlinge geldposities binnen het netwerk.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

016

 

Artikel 493, lid 3, onder e)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen met betrekking tot kredietinstellingen, aangegaan door kredietinstellingen waarvan er één op niet-concurrerende basis werkzaam is en in het kader van wetgevingsprogramma's of overeenkomstig haar statuten leningen verstrekt of waarborgt, waarmee steun wordt verleend aan bepaalde economische sectoren, waarbij de overheid op de een of andere wijze toezicht houdt en er beperkingen gelden voor de besteding van de leningen, op voorwaarde dat de respectieve blootstellingen voortvloeien uit dergelijke leningen die via kredietinstellingen worden doorgegeven aan de begunstigden, of uit de waarborgen van deze leningen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

017

 

Artikel 493, lid 3, onder f)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan instellingen, mits deze blootstellingen geen eigen vermogen van die instellingen vormen, uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan en niet in een belangrijke handelsvaluta luiden.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

018

 

Artikel 493, lid 3, onder g)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan centrale banken in de vorm van bij deze centrale banken aan te houden voorgeschreven minimumreserves die in hun nationale valuta luiden.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

019

 

Artikel 493, lid 3, onder h)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor blootstellingen aan centrale overheden in de vorm van wettelijk vereiste liquiditeit die in overheidspapier wordt aangehouden en die in de nationale valuta luidt en gefinancierd is, mits, volgens het oordeel van de bevoegde autoriteit, de door een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling toegekende kredietbeoordeling van deze centrale overheden als investeringswaardig is aan te merken.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

020

 

Artikel 493, lid 3, onder i)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor 50 % van de documentaire kredieten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling en van de niet-opgenomen kredietfaciliteiten met middelhoog/laag risico buiten de balanstelling bedoeld in bijlage I en, met instemming van de bevoegde autoriteiten, 80 % van andere dan leninggaranties met een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag die voor de leden worden verstrekt door onderlingegarantiesystemen met de status van kredietinstelling.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

021

 

Artikel 493, lid 3, onder j)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor wettelijk vereiste garanties die worden gebruikt wanneer een door de uitgifte van obligaties met een hypotheek als onderpand gefinancierde hypothecaire lening wordt betaald aan de hypotheeknemer vóór de definitieve registratie in het kadaster, mits de garantie niet wordt gebruikt ter vermindering van het risico bij de berekening van de risicogewogen posten.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

022

 

Artikel 493, lid 3, onder k)

Lidstaten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de limieten voor grote blootstellingen

De bevoegde autoriteiten kunnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor actiefposten die vorderingen op en andere blootstellingen aan erkende beurzen vertegenwoordigen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

023

 

Artikel 412, lid 5

Lidstaten

Kredietinstellingen

Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR)

De lidstaten kunnen op het gebied van liquiditeitsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor liquiditeitsdekkingsvereisten worden omschreven en volledig in de Unie worden ingevoerd overeenkomstig artikel 460.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

024

 

Artikel 412, lid 5

Lidstaten of bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Liquiditeitsdekkingsvereiste (LCR)

De lidstaten of de bevoegde autoriteiten kunnen instellingen waaraan in eigen land een vergunning is verleend, of subgroepen van die instellingen, ertoe verplichten een hoger liquiditeitsdekkingsvereiste tot 100 % te handhaven totdat de bindende minimumnorm volledig wordt ingevoerd op een percentage van 100 % overeenkomstig artikel 460.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

025

 

Artikel 413, lid 3

Lidstaten

Kredietinstellingen

Stabielefinancieringsvereiste

De lidstaten kunnen op het gebied van stabielefinancieringsvereisten nationale voorschriften handhaven of invoeren voordat er bindende minimumnormen voor vereisten inzake netto stabiele financiering nader worden bepaald en ingevoerd in de Unie overeenkomstig artikel 510.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

026

 

Artikel 415, lid 3

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen

Verplichtingen inzake liquiditeitsrapportage

De bevoegde autoriteiten kunnen tot de volledige invoering van bindende liquiditeitsvereisten informatie blijven vergaren door middel van monitoringinstrumenten om toe te zien op de naleving van de bestaande nationale liquiditeitsnormen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

027

 

Artikel 467, lid 2

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde verliezen

In afwijking van artikel 467, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten, in de gevallen waarin die behandeling vóór 1 januari 2014 werd toegepast, toestaan dat instellingen niet-gerealiseerde winsten of verliezen op blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, ingedeeld in de categorie "beschikbaar voor verkoop" van de bij EU-wetgeving bevestigde IAS 39, niet in enig bestanddeel van het eigen vermogen opnemen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

028

 

Artikel 467, lid 3

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde verliezen

Toepasselijk percentage van niet-gerealiseerde verliezen overeenkomstig artikel 467, lid 1, die opgenomen zijn in de berekening van de tier 1-kernkapitaalbestanddelen (percentage in het in lid 2 van dat artikel gespecificeerde bereik).

2014 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

029

2015 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

030

2016 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

031

2017 (80 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

032

 

Artikel 468, lid 2, tweede alinea

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde winsten

De bevoegde autoriteiten kunnen instellingen toestaan in de berekening van hun tier 1-kernkapitaal 100 % van hun tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde winsten op te nemen wanneer deze overeenkomstig artikel 467 verplicht zijn hun tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde verliezen in de berekening van hun tier 1-kernkapitaal op te nemen.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

033

 

Artikel 468, lid 3

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van tegen reële waarde gemeten niet-gerealiseerde winsten

De bevoegde autoriteiten moeten het toepasselijke percentage van de niet-gerealiseerde winsten in het in artikel 468, lid 2, onder a) tot en met c), gespecificeerde bereik dat aan het tier 1-kernkapitaal wordt onttrokken, bepalen en dit bekendmaken.

2015 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

034

2016 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

035

2017 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

036

 

Artikel 471, lid 1

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Vrijstelling van aftrek van deelnemingen in verzekeringsondernemingen van tier 1-kernkapitaalbestanddelen

In afwijking van artikel 49, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2022 toestaan dat instellingen geen aftrek toepassen van deelnemingen in verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings indien aan de in artikel 471, lid 1, bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

037

 

Artikel 473, lid 1

Bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Invoering van wijzigingen in IAS 19

In afwijking van artikel 481 kunnen de bevoegde autoriteiten gedurende de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 instellingen die hun jaarrekening opstellen volgens de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, toestaan hun tier 1-kernkapitaal te vermeerderen met het overeenkomstig artikel 473, lid 2 of lid 3 naargelang van het geval, toepasselijke bedrag, vermenigvuldigd met de overeenkomstig artikel 473, lid 4, toegepaste factor.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

038

 

Artikel 478, lid 2

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Aftrekking van tier 1-kernkapitaalbestanddelen voor uitgestelde belastingvorderingen die vóór 1 januari 2014 bestonden.

Toepasselijk percentage indien het alternatieve percentage van toepassing is (percentage binnen het in artikel 478, lid 2, gespecificeerde bereik).

2014 (0 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

039

2015 (10 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

040

2016 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

041

2017 (30 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

042

2018 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

043

2019 (50 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

044

2020 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

045

2021 (70 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

046

2022 (80 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

047

2023 (90 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

048

 

Artikel 478, lid 3, onder a)

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen

De bevoegde autoriteiten moeten een toepasselijk percentage bepalen en vervolgens bekendmaken in het in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bereik voor a) de individuele aftrekkingen voorgeschreven in artikel 36, lid 1, onder a) tot en met h), met uitzondering van uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen.

2014 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

049

2015 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

050

2016 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

051

2017 (80 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

052

 

Artikel 478, lid 3, onder b)

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen

De bevoegde autoriteiten moeten een toepasselijk percentage bepalen en vervolgens bekendmaken in het in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bereik voor b) het overeenkomstig artikel 48 af te trekken totale bedrag van de uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen en de in artikel 36, lid 1, punt i), bedoelde bestanddelen.

2014 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

053

2015 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

054

2016 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

055

2017 (80 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

056

 

Artikel 478, lid 3, onder c)

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen

De bevoegde autoriteiten moeten een toepasselijk percentage bepalen en vervolgens bekendmaken in het in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bereik voor c) iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 56, onder b), c) en d).

2014 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

057

2015 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

058

2016 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

059

2017 (80 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

060

 

Artikel 478, lid 3, onder d)

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepalingen voor aftrekkingen van tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen

De bevoegde autoriteiten moeten een toepasselijk percentage bepalen en vervolgens bekendmaken in het in artikel 478, leden 1 en 2, gespecificeerde bereik voor d) iedere aftrekking voorgeschreven in artikel 66, onder b), c) en d).

2014 (20 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

061

2015 (40 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

062

2016 (60 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

063

2017 (80 % tot 100 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

064

 

Artikel 479, lid 4

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Opneming onder de overgangsbepalingen in het geconsolideerde tier 1-kernkapitaal van niet als minderheidsbelang aangemerkte instrumenten en posten

De bevoegde autoriteiten moeten het toepasselijke percentage in ieder in artikel 479, lid 3, gespecificeerd bereik bepalen en dit bekendmaken.

2014 (0 % tot 80 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

065

2015 (0 % tot 60 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

066

2016 (0 % tot 40 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

067

2017 (0 % tot 20 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

068

 

Artikel 480, lid 3

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Opneming onder de overgangsbepalingen van minderheidsbelangen en in aanmerking komend aanvullend-tier 1- en tier 2-kapitaal

De bevoegde autoriteiten moeten de waarde van de toepasselijke factor in elk in artikel 480, lid 2, gespecificeerd bereik bepalen en deze bekendmaken.

2014 (0,2 tot 1,0)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

069

2015 (0,4 tot 1,0)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

070

2016 (0,6 tot 1,0)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

071

2017 (0,8 tot 1,0)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

072

 

Artikel 481, lid 1

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

 

Toepasselijk percentage indien één percentage van toepassing is (percentage in het in artikel 481, lid 3, gespecificeerde bereik)

2014 (0 % tot 80 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

073

2015 (0 % tot 60 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

074

2016 (0 % tot 40 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

075

2017 (0 % tot 20 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

076

 

Artikel 481, lid 5

 

 

Additionele overgangsfilters en -aftrekkingen

De bevoegde autoriteiten moeten voor elke in artikel 481, leden 1 en 2, bedoelde filter of aftrekking de toepasselijke percentages in elk in de leden 3 en 4 van dat artikel gespecificeerd bereik bepalen en deze bekendmaken.

2014 (0 % tot 80 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

077

2015 (0 % tot 60 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

078

2016 (0 % tot 40 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

079

2017 (0 % tot 20 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

080

 

Artikel 486, lid 6

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Limieten van de grandfatheringbepalingen voor onder tier 1-kernkapitaal-, aanvullend-tier 1- en tier 2-bestanddelen vallende bestanddelen

Toepasselijk percentage voor het bepalen van de limieten van de grandfatheringbepalingen voor tier 1-kernkapitaalbestanddelen overeenkomstig artikel 486, lid 2 (percentage in het in lid 5 van dat artikel gespecificeerde bereik)

2014 (60 % tot 80 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

081

2015 (40 % tot 70 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

082

2016 (20 % tot 60 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

083

2017 (0 % tot 50 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

084

2018 (0 % tot 40 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

085

2019 (0 % tot 30 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

086

2020 (0 % tot 20 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

087

2021 (0 % tot 10 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

088

Toepasselijk percentage voor het bepalen van de limieten van de grandfatheringbepalingen voor aanvullend tier 1-bestanddelen overeenkomstig artikel 486, lid 3 (percentage in het in lid 5 van dat artikel gespecificeerde bereik)

2014 (60 % tot 80 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

089

2015 (40 % tot 70 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

090

2016 (20 % tot 60 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

091

2017 (0 % tot 50 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

092

2018 (0 % tot 40 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

093

2019 (0 % tot 30 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

094

2020 (0 % tot 20 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

095

2021 (0 % tot 10 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

096

Toepasselijk percentage voor het bepalen van de limieten van de grandfatheringbepalingen voor tier 2-bestanddelen overeenkomstig artikel 486, lid 4 (percentage in het in lid 5 van dat artikel gespecificeerde bereik)

2014 (60 % tot 80 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

097

2015 (40 % tot 70 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

098

2016 (20 % tot 60 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

099

2017 (0 % tot 50 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

100

2018 (0 % tot 40 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

101

2019 (0 % tot 30 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

102

2020 (0 % tot 20 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

103

2021 (0 % tot 10 %)

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

104

 

Artikel 495, lid 1

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsregeling voor behandeling van blootstellingen met betrekking tot aandelen in het kader van de IRB-benadering

In afwijking van hoofdstuk 3 van deel 3 kunnen de bevoegde autoriteiten tot en met 31 december 2017 bepaalde categorieën blootstellingen met betrekking tot aandelen die op 31 december 2007 door instellingen en in de Unie gevestigde dochterondernemingen van instellingen in die lidstaat worden gehouden, vrijstellen van de IRB-benadering.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

105

 

Artikel 496, lid 1

 

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Overgangsbepaling voor de berekening van eigenvermogensvereisten voor blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties

Tot en met 31 december 2017 kunnen de bevoegde autoriteiten volledig of gedeeltelijk ontheffing verlenen voor de in artikel 129, lid 1, onder d) en f), vermelde limiet van 10 % voor preferente aandelen die zijn uitgegeven door Franse "Fonds Communs de Créances" of door securitisatie-instellingen die gelijkwaardig zijn aan Franse "Fonds Communs de Créances", mits aan de in artikel 496, lid 1, onder a) en b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

[Jaar]

[J/N/n.v.t.]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 


DEEL 3

Variabele beloningscomponenten (artikel 94 van Richtlijn 2013/36/EU)

 

Richtlijn 2013/36/EU

Adressaten

Toepassingsgebied

Bepalingen

Bekend te maken informatie

Uitgeoefend (J/N/n.v.t.)

Verwijzingen

Beschikbaar in EN (J/N)

Details / Opmerkingen

010

Datum laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

 

020

Artikel 94, lid 1, onder g), i)

Lidstaten of bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Maximale verhouding tussen de vaste en de variabele beloningscomponenten (in nationaal recht bepaald %, berekend als variabele beloningscomponent gedeeld door vaste beloningscomponent)

[Waarde in %]

[J/N]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

030

Artikel 94, lid 1, onder g), ii)

Lidstaten of bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Maximumniveau van de verhouding tussen vaste en variabele beloningscomponenten dat kan worden goedgekeurd door aandeelhouders, eigenaren of vennoten van de instelling (in nationaal recht bepaald %, berekend als variabele beloningscomponent gedeeld door vaste beloningscomponent).

[Waarde in %]

[J/N]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

040

Artikel 94, lid 1, onder g), iii)

Lidstaten of bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Maximumgedeelte van de totale variabele beloning waarop het discontopercentage van toepassing is (% van de totale variabele beloning)

[Waarde in %]

[J/N]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 

050

Artikel 94, lid 1, onder l)

Lidstaten of bevoegde autoriteiten

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

Beschrijving van beperkingen die kunnen worden gesteld aan de soorten en de opzet van instrumenten die mogen worden gebruikt voor de uitkering van een variabele beloning.

[Vrije tekst / waarde]

[J/N]

Verplicht indien J

Verplicht indien J

 


(1)  "J" (Ja) betekent dat de bevoegde autoriteit of lidstaat die tot het uitoefenen van de keuzemogelijkheid of manoeuvreerruimte gemachtigd is, deze heeft uitgeoefend.

"N" (Neen) betekent dat de bevoegde autoriteit of lidstaat die tot het uitoefenen van de keuzemogelijkheid of manoeuvreerruimte gemachtigd is, deze niet heeft uitgeoefend.

"n.v.t." (niet van toepassing) betekent dat de uitoefening van de keuzemogelijkheid niet mogelijk is of dat de manoeuvreerruimte niet bestaat.

(2)  De tekst van de bepaling in de nationale wetgeving.

(3)  Verwijzing in de nationale wetgeving en hyperlink(s) naar de website waar de nationale tekst te vinden is waarmee de betreffende Uniebepaling wordt omgezet.


BIJLAGE III

Proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP)  (1)

010

Datum van de laatste bijwerking van informatie in deze template

(dd/mm/jjjj)

020

Toepassingsgebied van het SREP

(Artikelen 108, 109 en 110 van de RKV)

Beschrijving van de benadering door de bevoegde autoriteit van het toepassingsgebied van het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (Supervisory Review and Evaluation Process, SREP), met inbegrip van:

welke soorten instellingen door het SREP worden bestreken/van het SREP zijn uitgesloten, in het bijzonder wanneer het toepassingsgebied verschilt van dat aangegeven in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU;

een algemeen overzicht van de wijze waarop de bevoegde autoriteit met het evenredigheidsbeginsel rekening houdt wanneer zij het toepassingsgebied van het SREP afbakent en de frequentie van de beoordeling van de diverse SREP-elementen bepaalt (2).

[vrije tekst of referentie of hyperlink naar de richtsnoeren]

030

Beoordeling van SREP-elementen

(Artikelen 74 tot en met 96 van de RKV)

Beschrijving van de benadering door de bevoegde autoriteit van de beoordeling van individuele SREP-elementen (als genoemd in de EBA-richtsnoeren inzake gemeenschappelijke procedures en methoden voor het SREP - EBA/GL/2014/13), met inbegrip van:

een algemeen overzicht van het evaluatieproces en de evaluatiemethoden die bij de beoordeling van SREP-elementen zijn toegepast, met inbegrip van: 1) analyse van het bedrijfsmodel, 2) beoordeling van interne governance en instellingsbrede risicobeheersing, 3) beoordeling van de risico's voor het kapitaal, en 4) beoordeling van de risico's voor liquiditeit en financiering;

een algemeen overzicht van de wijze waarop de bevoegde autoriteit met het evenredigheidsbeginsel rekening houdt wanneer zij individuele SREP-elementen beoordeelt, met inbegrip van de wijze waarop instellingen in categorieën zijn ingedeeld (3).

[vrije tekst of referentie of hyperlink naar de richtsnoeren]

040

Toetsing en evaluatie van het ICAAP en het ILAAP

(Artikelen 73, 86, 97, 98 en 103 van de RKV)

Beschrijving van de benadering door de bevoegde autoriteit van de toetsing en evaluatie van het intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid (Internal Capital Adequacy Assessment Process, ICAAP) en het intern beoordelingsproces van de liquiditeitstoereikendheid (Internal Liquidity Adequacy Assessment Process, ILAAP) als onderdeel van het SREP, en met name van de beoordeling van de betrouwbaarheid van de ICAAP- en ILAAP-berekeningen van kapitaal en liquiditeit ter bepaling van de aanvullend-eigenvermogensvereisten en de kwantitatieve liquiditeitsvereisten, met inbegrip van (4):

een overzicht van de door de bevoegde autoriteit toegepaste methode voor de toetsing van het ICAAP en het ILAAP van instellingen;

Informatie over/verwijzing naar de door de bevoegde autoriteit vastgestelde vereisten voor de verstrekking van ICAAP- en ILAAP-gerelateerde informatie, waarbij met name wordt vermeld welke informatie moet worden verstrekt;

informatie over de vraag of van de instelling een onafhankelijke toetsing van het ICAAP en het ILAAP wordt verlangd.

[vrije tekst of referentie of hyperlink naar de richtsnoeren]

050

Algemene SREP-beoordeling en toezichtmaatregelen

(Artikelen 102 en 104 van de RKV)

Beschrijving van de benadering door de bevoegde autoriteit van de algemene SREP-beoordeling (samenvatting) en van de toepassing van toezichtmaatregelen op basis van de algemene SREP-beoordeling (5).

Beschrijving van het verband tussen SREP-uitkomsten en de toepassing van vroegtijdige-interventiemaatregelen overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU en bepaling van de voorwaarden waaronder de instelling kan worden beschouwd als een instelling die faalt of waarschijnlijk zal falen overeenkomstig artikel 32 van genoemde richtlijn (6).

[vrije tekst of referentie of hyperlink naar de richtsnoeren]


(1)  De bevoegde autoriteiten vermelden welke criteria en methoden zij hanteren in de rijen 020, 030 en 040 en in rij 050 voor de algemene beoordeling. Welk type informatie in de vorm van een toelichting wordt bekendgemaakt, wordt beschreven in de tweede kolom.

(2)  Het in aanmerking te nemen toepassingsgebied van het SREP, zowel op het niveau van een instelling als ten aanzien van het eigen vermogen ervan.

De bevoegde autoriteit legt uit welke benadering zij volgt om instellingen in verschillende categorieën onder te brengen voor SREP-doeleinden, waarbij wordt beschreven welke kwantitatieve en kwalitatieve criteria worden gebruikt en hoe de financiële stabiliteit of andere algemene toezichtdoelstellingen door deze indeling in categorieën worden beïnvloed.

De bevoegde autoriteit legt ook uit hoe de indeling in categorieën op zodanige wijze in praktijk wordt gebracht dat ten minste een minimale toezichtsinspanning bij SREP-beoordelingen wordt verzekerd, met onder meer een beschrijving van de frequenties voor de beoordeling van alle SREP-elementen voor verschillende categorieën instellingen.

(3)  Met vermelding van de werkinstrumenten, zoals inspecties al dan niet ter plaatse, kwalitatieve en kwantitatieve criteria en bij de beoordelingen gehanteerde statistische gegevens. Aanbevolen wordt hyperlinks naar eventuele richtsnoeren op de website te vermelden.

(4)  De bevoegde autoriteiten leggen ook uit hoe de beoordeling van het ICAAP en het ILAAP wordt bestreken door de modellen van minimale toezichtsinspanning die op basis van SREP-categorieën voor evenredigheidsdoeleinden worden toegepast, alsook hoe het evenredigheidsbeginsel op het ICAAP en het ILAAP wordt toegepast voor het bepalen van de verwachtingen op toezichtsgebied, en vermelden met name eventuele door de bevoegde autoriteiten vastgestelde richtsnoeren of minimumvereisten voor het ICAAP en het ILAAP.

(5)  De door de bevoegde autoriteiten gevolgde benadering om tot de algemene SREP-beoordeling te komen en deze aan de instellingen mee te delen. De algemene beoordeling door de bevoegde autoriteit is gebaseerd op een toetsing van alle in de rijen 020, 030 en 040 genoemde elementen, in combinatie met alle andere eventueel door de bevoegde autoriteit verkregen relevante informatie over de instelling.

(6)  Bevoegde autoriteiten kunnen ook de beleidslijnen bekendmaken waardoor zij zich laten leiden bij hun besluiten tot het nemen van toezichtmaatregelen (in de zin van de artikelen 102 en 104 van de RKV) en vroegtijdige-interventiemaatregelen (in de zin van artikel 27 van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken (Bank Recovery and Resolution Directive, BRRD)) telkens als zij bij de beoordeling van een instelling tekortkomingen of onvolkomenheden constateren die een optreden van de toezichthouder vereisen. Een dergelijke bekendmaking kan eventueel de publicatie omvatten van interne richtsnoeren of van andere documenten waarin algemene toezichtpraktijken worden beschreven. Besluiten betreffende individuele instellingen behoeven echter niet te worden bekendgemaakt teneinde het vertrouwelijkheidsbeginsel te respecteren.

Bovendien kunnen bevoegde autoriteiten informatie verstrekken over de gevolgen als een instelling wettelijke bepalingen schendt of geen gevolg geeft aan de toezicht- of vroegtijdige-interventiemaatregelen die op basis van de SREP-uitkomsten zijn opgelegd; zo verschaft zij (in voorkomend geval) een lijst van geldende handhavingsprocedures.


BIJLAGE IV

GEAGGREGEERDE STATISTISCHE GEGEVENS

Lijst van templates

Deel 1

Geconsolideerde gegevens per bevoegde autoriteit

Deel 2

Gegevens betreffende kredietrisico

Deel 3

Gegevens betreffende marktrisico

Deel 4

Gegevens betreffende operationeel risico

Deel 5

Gegevens betreffende toezichtmaatregelen en administratieve sancties

Deel 6

Gegevens betreffende ontheffingen

Algemene opmerkingen betreffende het invullen van de templates van bijlage IV

De bevoegde autoriteiten mogen geen toezichtmaatregelen of -besluiten ten aanzien van specifieke instellingen vermelden. Bij de openbaarmaking van informatie over de algemene criteria en methoden mogen de bevoegde autoriteiten geen toezichtmaatregelen ten aanzien van specifieke instellingen vermelden, ongeacht of deze ten aanzien van één enkele instelling of ten aanzien van een groep instellingen zijn genomen.

Numerieke cellen mogen alleen cijfers bevatten. Er wordt niet naar nationale munteenheden verwezen. De gebruikte munteenheid is de euro en niet tot de eurozone behorende lidstaten rekenen hun nationale munteenheid om in euro met behulp van de wisselkoersen van de ECB (op de gemeenschappelijke referentiedatum, nl. de laatste dag van het beschouwde jaar). Bij de vermelding van bedragen in miljoen wordt afgerond tot één cijfer na de komma.

De gerapporteerde geldbedragen worden vermeld in miljoen euro.

Percentages worden vermeld met twee cijfers na de komma.

Als geen gegevens zijn vermeld, wordt de reden voor de niet-vermelding meegedeeld met gebruikmaking van de EBA-nomenclatuur, nl. N/A (voor niet beschikbaar) of C (voor confidentieel).

De gegevens worden op geaggregeerde basis vermeld zonder dat individuele kredietinstellingen of beleggingsondernemingen worden geïdentificeerd.

In de delen 1 tot en met 4 worden de verwijzingen naar de COREP-templates als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie vermeld, voor zover deze beschikbaar zijn.

Vanaf het jaar XXXX verzamelen de bevoegde autoriteiten gegevens op geconsolideerde basis. Dit zal de consistentie van de vergaarde informatie verzekeren.

De templates van deze bijlage worden gelezen in samenhang met de hierbij gedefinieerde reikwijdte van de consolidatie voor de rapportage. Met het oog op een efficiënte gegevensverzameling wordt de informatie voor kredietinstellingen en voor beleggingsondernemingen afzonderlijk gerapporteerd, maar wordt in beide gevallen eenzelfde consolidatieniveau gehanteerd.

Teneinde de samenhang en de vergelijkbaarheid van de gerapporteerde gegevens te waarborgen, maakt de ECB enkel geaggregeerde statistische gegevens openbaar voor onder toezicht staande entiteiten waarop zij op de referentiedatum van de publicatie rechtstreeks toezicht uitoefent, terwijl nationale bevoegde autoriteiten enkel voor kredietinstellingen die niet onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan geaggregeerde statistische gegevens openbaar maken.

Er worden alleen gegevens verzameld voor beleggingsondernemingen die aan de RKV onderworpen zijn. Beleggingsondernemingen die niet onder het RKV-kader vallen, zijn van de gegevensverzameling uitgesloten.

DEEL 1

Geconsolideerde gegevens per bevoegde autoriteit (jaar XXXX)

 

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

 

Aantal en grootte van kredietinstellingen

 

 

010

Aantal kredietinstellingen

 

[Waarde]

020

Totale activa van de jurisdictie (in miljoen EUR) (1)

 

[Waarde]

030

Totale activa van de jurisdictie (1) in % van het bbp (2)

 

[Waarde]

 

Aantal en grootte van buitenlandse kredietinstellingen (3)

 

 

040

van derde landen

Aantal bijkantoren (4)

 

[Waarde]

050

Totale activa van bijkantoren (in miljoen EUR)

 

[Waarde]

060

Aantal dochterondernemingen (5)

 

[Waarde]

070

Totale activa van dochterondernemingen (in miljoen EUR)

 

[Waarde]

 

Totaal kapitaal en totale kapitaalvereisten van kredietinstellingen

 

 

080

Totaal tier 1-kernkapitaal als % van totaal kapitaal (6)

CA 1 (rij 020/ rij 010)

[Waarde]

090

Totaal aanvullend tier 1-kapitaal als % van totaal kapitaal (7)

CA 1 (rij 530/ rij 010)

[Waarde]

100

Totaal tier 2-kapitaal als % van totaal kapitaal (8)

CA 1 (rij 750/ rij 010)

[Waarde]

110

Totale kapitaalvereisten (in miljoen EUR) (9)

CA 2 (rij 010) * 8 %

[Waarde]

120

Totale kapitaalratio (%) (10)

CA3 (rij 050)

[Waarde]

 

Aantal en grootte van beleggingsondernemingen

 

 

130

Aantal beleggingsondernemingen

 

[Waarde]

140

Totale activa (in miljoen EUR) (1)

 

[Waarde]

150

Totale activa in % van het bbp

 

[Waarde]

 

Totaal kapitaal en totale kapitaalvereisten van beleggingsondernemingen

 

 

160

Totaal tier 1-kernkapitaal als % van totaal kapitaal (6)

CA 1 (rij 020/ rij 010)

[Waarde]

170

Totaal aanvullend tier 1-kapitaal als % van totaal kapitaal (7)

CA 1 (rij 530/ rij 010)

[Waarde]

180

Totaal tier 2-kapitaal als % van totaal kapitaal (8)

CA 1 (rij 750/ rij 010)

[Waarde]

190

Totale kapitaalvereisten (in miljoen EUR) (9)

CA 2 (rij 010) * 8 %

[Waarde]

200

Totale kapitaalratio (%) (10)

CA3 (rij 050)

[Waarde]


DEEL 2

Gegevens betreffende kredietrisico (jaar XXXX)

 

Gegevens betreffende kredietrisico

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

 

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor kredietrisico

 

 

010

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor kredietrisico

% van totale eigenvermogensvereisten  (11)

CA2 (rij 040) / (rij 010)

[Waarde]

020

Kredietinstellingen: uitgesplitst volgens benadering

% op basis van het totale aantal kredietinstellingen  (12)

Standaardbenadering (SA)

 

[Waarde]

030

IRB-benadering wanneer noch eigen LGD-ramingen noch omrekeningsfactoren worden gebruikt

 

[Waarde]

040

IRB-benadering wanneer eigen LGD-ramingen en/of omrekeningsfactoren worden gebruikt

 

[Waarde]

050

% op basis van totale eigenvermogensvereisten voor kredietrisico

SA

CA2 (rij 050) / (rij 040)

[Waarde]

060

IRB-benadering wanneer noch eigen LGD-ramingen noch omrekeningsfactoren worden gebruikt

CR IRB, Elementaire IRB (rij 010, kolom 260) / CA2 (rij 040)

[Waarde]

070

IRB-benadering wanneer eigen LGD-ramingen en/of omrekeningsfactoren worden gebruikt

CR IRB, geavanceerde IRB (rij 010, kolom 260) / CA2 (rij 040)

[Waarde]

080

Kredietinstellingen: uitsplitsing volgens IRB-blootstellingscategorie

% op basis van totaal risicogewogen blootstellingsbedrag volgens de IRB-benadering

IRB-benadering wanneer noch eigen LGD-ramingen noch omrekeningsfactoren worden gebruikt

CA2 (rij 250 / rij 240)

[Waarde]

090

Centrale overheden en centrale banken

CA2 (rij 260 / rij 240)

[Waarde]

100

Instellingen

CA2 (rij 270 / rij 240)

[Waarde]

110

Ondernemingen – Kmo's

CA2 (rij 280 / rij 240)

[Waarde]

120

Ondernemingen – Gespecialiseerde kredietverlening

CA2 (rij 290 / rij 240)

[Waarde]

130

Ondernemingen – Overige

CA2 (rij 300 / rij 240)

[Waarde]

140

IRB-benadering wanneer eigen LGD-ramingen en/of omrekeningsfactoren worden gebruikt

CA2 (rij 310 / rij 240)

[Waarde]

150

Centrale overheden en centrale banken

CA2 (rij 320 / rij 240)

[Waarde]

160

Instellingen

CA2 (rij 330 / rij 240)

[Waarde]

170

Ondernemingen – Kmo's

CA2 (rij 340 / rij 240)

[Waarde]

180

Ondernemingen – Gespecialiseerde kredietverlening

CA2 (rij 350 / rij 240)

[Waarde]

190

Ondernemingen – Overige

CA2 (rij 360 / rij 240)

[Waarde]

200

Particulieren en kleine partijen – Gedekt door onroerend goed van kmo's

CA2 (rij 370 / rij 240)

[Waarde]

210

Particulieren en kleine partijen - Gedekt door onroerend goed van niet-kmo's

CA2 (rij 380 / rij 240)

[Waarde]

220

Particulieren en kleine partijen - Gekwalificeerde revolverende blootstellingen

CA2 (rij 390 / rij 240)

[Waarde]

230

Particulieren en kleine partijen - Overige kmo's

CA2 (rij 400 / rij 240)

[Waarde]

240

Particulieren en kleine partijen - Overige niet-kmo's

CA2 (rij 410 / rij 240)

[Waarde]

250

Eigen vermogen volgens de IRB-benadering

CA2 (rij 420 / rij 240)

[Waarde]

260

Securitisatieposities volgens de IRB-benadering

CA2 (rij 430 / rij 240)

[Waarde]

270

Andere actiefposten die geen kredietverplichting vertegenwoordigen

CA2 (rij 450 / rij 240)

[Waarde]

 

Gegevens betreffende kredietrisico

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

280

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor kredietrisico

 

 

290

Kredietinstellingen: uitsplitsing volgens SA-blootstellingscategorie*

% op basis van totaal risicogewogen blootstellingsbedrag volgens de standaardbenadering

Centrale overheden of centrale banken

CA2 (rij 070 / rij 050)

[Waarde]

300

Regionale of lokale overheden

CA2 (rij 080 / rij 050)

[Waarde]

310

Publiekrechtelijke lichamen

CA2 (rij 090 / rij 050)

[Waarde]

320

Multilaterale ontwikkelingsbanken

CA2 (rij 100 / rij 050)

[Waarde]

330

Internationale organisaties

CA2 (rij 110 / rij 050)

[Waarde]

340

Instellingen

CA2 (rij 120 / rij 050)

[Waarde]

350

Ondernemingen

CA2 (rij 130 / rij 050)

[Waarde]

360

Particulieren en kleine partijen

CA2 (rij 140 / rij 050)

[Waarde]

370

Gedekt door hypotheken op onroerend goed

CA2 (rij 150 / rij 050)

[Waarde]

380

Blootstellingen waarbij sprake is van wanbetaling

CA2 (rij 160 / rij 050)

[Waarde]

390

Posten met een bijzonder hoog risico

CA2 (rij 170 / rij 050)

[Waarde]

400

Gedekte obligaties

CA2 (rij 180 / rij 050)

[Waarde]

410

Blootstellingen met betrekking tot instellingen en ondernemingen met een kredietbeoordeling voor de korte termijn

CA2 (rij 190 / rij 050)

[Waarde]

420

Instellingen voor collectieve belegging

CA2 (rij 200 / rij 050)

[Waarde]

430

Eigen vermogen

CA2 (rij 210 / rij 050)

[Waarde]

440

Overige posten

CA2 (rij 211 / rij 050)

[Waarde]

450

Securitisatieposities volgens de standaardbenadering

CA2 (rij 220 / rij 050)

[Waarde]

460

Kredietinstellingen: uitsplitsing volgens kredietrisicobeperking (CRM)-benadering

% op basis van het totale aantal kredietinstellingen  (13)

Eenvoudige benadering van financiële zekerheden

 

[Waarde]

470

Uitgebreide benadering van financiële zekerheden

 

[Waarde]

 

Beleggingsondernemingen: eigenvermogensvereisten voor kredietrisico

 

 

480

Beleggingsondernemingen: eigenvermogensvereisten voor kredietrisico

% van totale eigenvermogensvereisten  (14)

CA2 (rij 040) / (rij 010)

[Waarde]

490

Beleggingsondernemingen: uitgesplitst volgens benadering

% op basis van het totale aantal beleggingsondernemingen  (12)

SA

 

[Waarde]

500

IRB

 

[Waarde]

510

% op basis van totale eigenvermogensvereisten voor kredietrisico  (15)

SA

CA2 (rij 050) / (rij 040)

[Waarde]

520

IRB

CA2 (rij 240) / (rij 040)

[Waarde]

 

 

 

 

 

 

 

Aanvullende informatie over securitisaties (in miljoen EUR)

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

 

Kredietinstellingen: initiator

 

 

530

Totaal bedrag aan geïnitieerde securitisatieblootstellingen op de balans en buiten de balanstelling

CR SEC SA (rij 030, kolom 010) + Cr SEC IRB (rij 030, kolom 010)

[Waarde]

540

Totaal bedrag aan behouden securitisatieposities (securitisatieposities – oorspronkelijke blootstelling pre-omrekeningsfactoren) op de balans en buiten de balanstelling

CR SEC SA (rij 030, kolom 050) + CR SEC IRB (rij 030, kolom 050)

[Waarde]

 

 

 

 

 

 

 

Blootstellingen en verliezen voortvloeiend uit leningen die door onroerend goed worden gedekt (in miljoen EUR) (16)

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

550

Gebruik van niet-zakelijk onroerend goed als zekerheid

Som van blootstellingen die gedekt zijn door niet-zakelijk onroerend goed  (17)

CR OT verliezen (rij 010, kolom 050)

[Waarde]

560

Som van de verliezen die voortvloeien uit leningen tot de referentiepercentages  (18)

CR OT verliezen (rij 010, kolom 010)

[Waarde]

570

Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van de hypotheekwaarde  (19)

CR OT verliezen (rij 010, kolom 020)

[Waarde]

580

Som van de totale verliezen  (20)

CR OT verliezen (rij 010, kolom 030)

[Waarde]

590

Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van de hypotheekwaarde  (19)

CR OT verliezen (rij 010, kolom 040)

[Waarde]

600

Gebruik van zakelijk onroerend goed als zekerheid

Som van blootstellingen die gedekt zijn door zakelijk onroerend goed  (17)

CR OT verliezen (rij 020, kolom 050)

[Waarde]

610

Som van de verliezen die voortvloeien uit leningen tot de referentiepercentages  (18)

CR OT verliezen (rij 020, kolom 010)

[Waarde]

620

Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van de hypotheekwaarde  (19)

CR OT verliezen (rij 020, kolom 020)

[Waarde]

630

Som van de totale verliezen  (20)

CR OT verliezen (rij 020, kolom 030)

[Waarde]

640

Waarvan: onroerend goed gewaardeerd op basis van de hypotheekwaarde  (19)

CR OT verliezen (rij 020, kolom 040)

[Waarde]


DEEL 3

Gegevens betreffende marktrisico  (21) (jaar XXXX)

 

Gegevens betreffende marktrisico

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

 

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor marktrisico

 

 

010

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor marktrisico

% van totale eigenvermogensvereisten  (22)

CA2 (rij 520) / (rij 010)

[Waarde]

020

Kredietinstellingen: uitgesplitst volgens benadering

% op basis van het totale aantal kredietinstellingen  (23)

Standaardbenadering

 

[Waarde]

030

Interne modellen

 

[Waarde]

040

% op basis van totale eigenvermogensvereisten voor marktrisico

Standaardbenadering

CA2 (rij 530) / (rij 520)

[Waarde]

050

Interne modellen

CA2 (rij 580) / (rij 520)

[Waarde]

 

Beleggingsondernemingen: eigenvermogensvereisten voor marktrisico

 

 

060

Beleggingsondernemingen: eigenvermogensvereisten voor marktrisico

% van totale eigenvermogensvereisten  (22)

CA2 (rij 520) / (rij 010)

[Waarde]

070

Beleggingsondernemingen: uitgesplitst volgens benadering

% op basis van het totale aantal beleggingsondernemingen  (23)

Standaardbenadering

 

[Waarde]

080

Interne modellen

 

[Waarde]

090

% op basis van totale eigenvermogensvereisten voor marktrisico

Standaardbenadering

CA2 (rij 530) / (rij 520)

[Waarde]

100

Interne modellen

CA2 (rij 580) / (rij 520)

[Waarde]


DEEL 4

Gegevens betreffende operationeel risico (jaar XXXX)

 

Gegevens betreffende operationeel risico

Verwijzing naar COREP-template

Gegevens

 

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor operationeel risico

 

 

010

Kredietinstellingen: eigenvermogensvereisten voor operationeel risico

% van totale eigenvermogensvereisten  (24)

CA2 (rij 590) / (rij 010)

[Waarde]

020

Kredietinstellingen: uitgesplitst volgens benadering

% op basis van het totale aantal kredietinstellingen  (25)

Basisindicatorbenadering (BIA)

 

[Waarde]

030

Standaardbenadering (TSA) /

Alternatieve standaardbenadering (ASA)

 

[Waarde]

040

Geavanceerde meetbenadering (AMA)

 

[Waarde]

050

% op basis van totale eigenvermogensvereisten voor operationeel risico

BIA

CA2 (rij 600) / (rij 590)

[Waarde]

060

TSA/ASA

CA2 (rij 610) / (rij 590)

[Waarde]

070

AMA

CA2 (rij 620) / (rij 590)

[Waarde]

 

Kredietinstellingen: verliezen als gevolg van operationeel risico

 

 

080

Kredietinstellingen: totaal brutoverlies

Totaal brutoverlies in % van de totale bruto-inkomsten  (26)

OPR details (rij 920, kolom 080)/ OPR ((som (rij 010 tot en met rij 130, kolom 030)

[Waarde]

 

Beleggingsondernemingen: eigenvermogensvereisten voor operationeel risico

 

 

090

Beleggingsondernemingen: eigenvermogensvereisten voor operationeel risico

% van totale eigenvermogensvereisten  (24)

CA2 (rij 590) / (rij 010)

[Waarde]

100

Beleggingsondernemingen: uitgesplitst volgens benadering

% op basis van het totale aantal beleggingsondernemingen  (25)

BIA

 

[Waarde]

110

TSA/ASA

 

[Waarde]

120

AMA

 

[Waarde]

130

% op basis van totale eigenvermogensvereisten voor operationeel risico

BIA

CA2 (rij 600) / (rij 590)

[Waarde]

140

TSA/ASA

CA2 (rij 610) / (rij 590)

[Waarde]

150

AMA

CA2 (rij 620) / (rij 590)

[Waarde]

 

Beleggingsondernemingen: verliezen als gevolg van operationeel risico

 

 

160

Beleggingsondernemingen: totaal brutoverlies

Totaal brutoverlies in % van totale bruto-inkomsten  (26)

OPR details (rij 920, kolom 080)/ OPR ((som (rij 010 tot en met rij 130, kolom 030)

[Waarde]


DEEL 5

Gegevens betreffende toezichtmaatregelen en administratieve sancties  (27) (jaar XXXX)

 

Toezichtmaatregelen

Gegevens

 

Kredietinstellingen

 

010

Toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 102, lid 1, onder a)

Totaal aantal toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

011

boven de minimumkapitaalvereisten eigen vermogen aanhouden [artikel 104, lid 1, onder a)]

[Waarde]

012

aanscherpen van regelingen inzake governance en intern kapitaalbeheer [artikel 104, lid 1, onder b)]

[Waarde]

013

een plan presenteren om opnieuw aan de toezichtvereisten te voldoen [artikel 104, lid 1, onder c)]

[Waarde]

014

een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen [artikel 104, lid 1, onder d)]

[Waarde]

015

restricties of beperkingen ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten [artikel 104, lid 1, onder e)]

[Waarde]

016

het aan de werkzaamheden, producten en systemen verbonden risico beperken [artikel 104, lid 1, onder f)]

[Waarde]

017

de variabele beloning beperken [artikel 104, lid 1, onder g)]

[Waarde]

018

het eigen vermogen versterken door nettowinsten te gebruiken [artikel 104, lid 1, onder h)]

[Waarde]

019

uitkeringen of rentebetalingen beperken of verbieden [artikel 104, lid 1, onder i)]

[Waarde]

020

aanvullende rapportagevereisten of een frequentere rapportage opleggen [artikel 104, lid 1, onder j)]

[Waarde]

021

specifieke liquiditeitsvereisten opleggen [artikel 104, lid 1, onder k)]

[Waarde]

022

aanvullende openbaarmakingen eisen [artikel 104, lid 1, onder l)]

[Waarde]

023

Aantal en aard van andere toezichtmaatregelen (die niet vermeld zijn in artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Waarde]

024

Toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 102, lid 1, onder b), en andere bepalingen van Richtlijn 2013/36/EU of Verordening (EU) nr. 575/2013

Totaal aantal toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

025

boven de minimumkapitaalvereisten eigen vermogen aanhouden [artikel 104, lid 1, onder a)]

[Waarde]

026

aanscherpen van regelingen inzake governance en intern kapitaalbeheer [artikel 104, lid 1, onder b)]

[Waarde]

027

een plan presenteren om opnieuw aan de toezichtvereisten te voldoen [artikel 104, lid 1, onder c)]

[Waarde]

028

een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen [artikel 104, lid 1, onder d)]

[Waarde]

029

restricties of beperkingen ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten [artikel 104, lid 1, onder e)]

[Waarde]

030

het aan de werkzaamheden, producten en systemen verbonden risico beperken [artikel 104, lid 1, onder f)]

[Waarde]

031

de variabele beloning beperken [artikel 104, lid 1, onder g)]

[Waarde]

032

het eigen vermogen versterken door nettowinsten te gebruiken [artikel 104, lid 1, onder h)]

[Waarde]

033

uitkeringen of rentebetalingen beperken of verbieden [artikel 104, lid 1, onder i)]

[Waarde]

034

aanvullende rapportagevereisten of een frequentere rapportage opleggen [artikel 104, lid 1, onder j)]

[Waarde]

035

specifieke liquiditeitsvereisten opleggen [artikel 104, lid 1, onder k)]

[Waarde]

036

aanvullende openbaarmakingen eisen [artikel 104, lid 1, onder l)]

[Waarde]

037

Aantal en aard van andere toezichtmaatregelen (die niet vermeld zijn in artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Waarde]

 

 

 

 

 

Toezichtmaatregelen

Gegevens

 

Beleggingsondernemingen

 

037

Toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 102, lid 1, onder a)

Totaal aantal toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

038

boven de minimumkapitaalvereisten eigen vermogen aanhouden [artikel 104, lid 1, onder a)]

[Waarde]

039

aanscherpen van regelingen inzake governance en intern kapitaalbeheer [artikel 104, lid 1, onder b)]

[Waarde]

040

een plan presenteren om opnieuw aan de toezichtvereisten te voldoen [artikel 104, lid 1, onder c)]

[Waarde]

041

een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen [artikel 104, lid 1, onder d)]

[Waarde]

042

restricties of beperkingen ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten [artikel 104, lid 1, onder e)]

[Waarde]

043

het aan de werkzaamheden, producten en systemen verbonden risico beperken [artikel 104, lid 1, onder f)]

[Waarde]

044

de variabele beloning beperken [artikel 104, lid 1, onder g)]

[Waarde]

045

het eigen vermogen versterken door nettowinsten te gebruiken [artikel 104, lid 1, onder h)]

[Waarde]

046

uitkeringen of rentebetalingen beperken of verbieden [artikel 104, lid 1, onder i)]

[Waarde]

047

aanvullende rapportagevereisten of een frequentere rapportage opleggen [artikel 104, lid 1, onder j)]

[Waarde]

048

specifieke liquiditeitsvereisten opleggen [artikel 104, lid 1, onder k)]

[Waarde]

049

aanvullende openbaarmakingen eisen [artikel 104, lid 1, onder l)]

[Waarde]

050

Aantal en aard van andere toezichtmaatregelen (die niet vermeld zijn in artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Waarde]

051

Toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 102, lid 1, onder b), en andere bepalingen van Richtlijn 2013/36/EU of Verordening (EU) nr. 575/2013

Totaal aantal toezichtmaatregelen overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

052

boven de minimumkapitaalvereisten eigen vermogen aanhouden [artikel 104, lid 1, onder a)]

[Waarde]

053

aanscherpen van regelingen inzake governance en intern kapitaalbeheer [artikel 104, lid 1, onder b)]

[Waarde]

054

een plan presenteren om opnieuw aan de toezichtvereisten te voldoen [artikel 104, lid 1, onder c)]

[Waarde]

055

een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen [artikel 104, lid 1, onder d)]

[Waarde]

056

restricties of beperkingen ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten [artikel 104, lid 1, onder e)]

[Waarde]

057

het aan de werkzaamheden, producten en systemen verbonden risico beperken [artikel 104, lid 1, onder f)]

[Waarde]

058

de variabele beloning beperken [artikel 104, lid 1, onder g)]

[Waarde]

059

het eigen vermogen versterken door nettowinsten te gebruiken [artikel 104, lid 1, onder h)]

[Waarde]

060

uitkeringen of rentebetalingen beperken of verbieden [artikel 104, lid 1, onder i)]

[Waarde]

061

aanvullende rapportagevereisten of een frequentere rapportage opleggen [artikel 104, lid 1, onder j)]

[Waarde]

062

specifieke liquiditeitsvereisten opleggen [artikel 104, lid 1, onder k)]

[Waarde]

063

aanvullende openbaarmakingen eisen [artikel 104, lid 1, onder l)]

[Waarde]

064

Aantal en aard van andere toezichtmaatregelen (die niet vermeld zijn in artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Waarde]

 

 

 

 

 

Administratieve sancties (28)

Gegevens

 

Kredietinstellingen

 

065

Administratieve sancties (voor inbreuken op vergunningvereisten en vereisten voor de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen)

Totaal aantal administratieve sancties met toepassing van artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

066

publieke verklaringen waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden aangewezen [artikel 66, lid 2, onder a)]

[Waarde]

067

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt [artikel 66, lid 2, onder b)];

[Waarde]

068

administratieve geldboeten die aan de natuurlijke of rechtspersoon worden opgelegd [artikel 66, lid 2, onder c), d) en e)]

[Waarde]

069

schorsing van de stemrechten van aandeelhouders [artikel 66, lid 2, onder f)]

[Waarde]

070

Aantal en aard van andere administratieve sancties (die niet vermeld zijn in artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Vrije tekst]

071

Administratieve sancties (voor andere schendingen van vereisten van Richtlijn 2013/36/EU of Verordening (EU) nr. 575/2013

Totaal aantal administratieve sancties met toepassing van artikel 67, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

072

publieke verklaringen waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden aangewezen [artikel 67, lid 2, onder a)]

[Waarde]

073

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt [artikel 67, lid 2, onder b)];

[Waarde]

074

intrekking van de vergunning van kredietinstellingen [artikel 67, lid 2, onder c)]

[Waarde]

075

tijdelijk verbod voor een natuurlijke persoon om functies in kredietinstellingen te bekleden [artikel 67, lid 2, onder d)]

[Waarde]

076

administratieve geldboeten opgelegd aan de natuurlijke of rechtspersoon [artikel 67, lid 2, onder e), f) en g)]

[Waarde]

077

Aantal en aard van andere administratieve sancties (die niet vermeld zijn in artikel 67, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Vrije tekst]

 

Beleggingsondernemingen

 

078

Administratieve sancties (voor inbreuken op vergunningvereisten en vereisten voor de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen)

Totaal aantal administratieve sancties met toepassing van artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

079

publieke verklaringen waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden aangewezen [artikel 66, lid 2, onder a)]

[Waarde]

080

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt [artikel 66, lid 2, onder b)];

[Waarde]

081

administratieve geldboeten opgelegd aan een rechtspersoon [artikel 66, lid 2, onder c), d) en e)]

[Waarde]

082

schorsing van de stemrechten van aandeelhouders [artikel 66, lid 2, onder f)]

[Waarde]

083

Aantal en aard van andere administratieve sancties (die niet vermeld zijn in artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Waarde]

084

Administratieve sancties (voor andere schendingen van vereisten van Richtlijn 2013/36/EU of Verordening (EU) nr. 575/2013

Totaal aantal administratieve sancties met toepassing van artikel 66, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU:

[Waarde]

085

publieke verklaringen waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden aangewezen [artikel 67, lid 2, onder a)]

[Waarde]

086

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt [artikel 67, lid 2, onder b)];

[Waarde]

087

intrekking van de vergunning van beleggingsondernemingen [artikel 67, lid 2, onder c)]

[Waarde]

088

tijdelijk verbod voor een natuurlijke persoon om functies in beleggingsonderneming te bekleden [artikel 67, lid 2, onder d)]

[Waarde]

089

administratieve geldboeten opgelegd aan de natuurlijke of rechtspersoon [artikel 67, lid 2, onder e), f) en g)]

[Waarde]

090

Aantal en aard van andere administratieve sancties (die niet vermeld zijn in artikel 67, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU)

[Vrije tekst]

De bevoegde autoriteiten mogen geen toezichtmaatregelen of -besluiten ten aanzien van specifieke instellingen vermelden. Bij de openbaarmaking van informatie over de algemene criteria en methoden mogen de bevoegde autoriteiten geen toezichtmaatregelen ten aanzien van specifieke instellingen vermelden, ongeacht of deze ten aanzien van één enkele instelling of ten aanzien van een groep instellingen zijn genomen.


DEEL 6

Gegevens betreffende ontheffingen  (29) (jaar XXXX)

 

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee tot en met vijf, zeven en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013

 

Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013

Artikel 7, leden 1 en 2

(ontheffingen voor dochterondernemingen) (30)

Artikel 7, lid 3

(ontheffingen voor moederinstellingen)

010

Totaal aantal verleende ontheffingen

[Waarde]

[Waarde]

011

Aantal verleende ontheffingen aan moederinstellingen die in derde landen gevestigde dochterondernemingen of deelnemingen daarin bezitten

n.v.t.

[Waarde]

012

Totaal bedrag aan geconsolideerd eigen vermogen dat in in derde landen gevestigde dochterondernemingen wordt aangehouden (in miljoen EUR)

n.v.t.

[Waarde]

013

Percentage van het totaal geconsolideerd eigen vermogen dat in in derde landen gevestigde dochterondernemingen wordt aangehouden (%)

n.v.t.

[Waarde]

014

Percentage van geconsolideerde eigenvermogensvereisten die aan in derde landen gevestigde dochterondernemingen worden toegewezen (%)

n.v.t.

[Waarde]

 

Toestemming voor moederinstellingen om bij de berekening van hun prudentiële vereisten als bedoeld in de delen twee tot en met vijf en acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 dochterondernemingen in aanmerking te nemen

 

Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013

Artikel 9, lid 1

(individuele consolidatiemethode)

015

Totaal aantal verleende ontheffingen

[Waarde]

016

Aantal vergunningen verleend aan moederinstellingen om bij de berekening van hun vereiste in derde landen gevestigde dochterondernemingen in aanmerking te nemen

[Waarde]

017

Totaal bedrag aan geconsolideerd eigen vermogen dat in in derde landen gevestigde dochterondernemingen wordt aangehouden (in miljoen EUR)

[Waarde]

018

Percentage van het totaal geconsolideerd eigen vermogen dat in in derde landen gevestigde dochterondernemingen wordt aangehouden (%)

[Waarde]

019

Percentage van de geconsolideerde eigenvermogensvereisten die aan in derde landen gevestigde dochterondernemingen worden toegewezen (%)

[Waarde]

 

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de liquiditeitsvereisten bedoeld in deel zes van Verordening (EU) nr. 575/2013

 

Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013

Artikel 8

(ontheffingen van de liquiditeitsvereisten voor dochterondernemingen)

020

Totaal aantal verleende ontheffingen

[Waarde]

021

Aantal verleende ontheffingen op grond van artikel 8, lid 2, als aan alle instellingen binnen één enkele liquiditeitssubgroep in dezelfde lidstaat een vergunning is verleend

[Waarde]

022

Aantal verleende ontheffingen op grond van artikel 8, lid 1, als aan alle instellingen binnen één enkele liquiditeitssubgroep in verschillende lidstaten een vergunning is verleend

[Waarde]

023

Aantal ontheffingen die overeenkomstig artikel 8, lid 3, verleend zijn aan instellingen die aangesloten zijn bij hetzelfde institutioneel protectiestelsel

[Waarde]

 

Vrijstelling van de toepassing op individuele basis van de prudentiële vereisten bedoeld in de delen twee tot en met acht van Verordening (EU) nr. 575/2013

 

Toepasselijke bepaling in Verordening (EU) nr. 575/2013

Artikel 10

(kredietinstellingen die blijvend aangesloten zijn bij een centraal orgaan)

024

Totaal aantal verleende ontheffingen

[Waarde]

025

Aantal verleende ontheffingen voor kredietinstellingen die blijvend aangesloten zijn bij een centraal orgaan

[Waarde]

026

Aantal verleende ontheffingen aan centrale organen

[Waarde]


(1)  Voor de nationale bevoegde autoriteiten is het bedrag van de totale activa gelijk aan de waarde van de totale activa van het land (enkel voor de rijen 020 en 030), terwijl voor de ECB het bedrag van de totale activa gelijk is aan de waarde van de totale activa van belangrijke instellingen voor het gehele gemeenschappelijk toezichtsmechanisme.

(2)  Bbp tegen marktprijzen; voorgestelde bron – Eurostat/ECB.

(3)  EER-landen worden buiten beschouwing gelaten.

(4)  Aantal bijkantoren als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 17), van de VKV. Alle bedrijfsvestigingen die in hetzelfde land zijn opgericht door een kredietinstelling met hoofdkantoor in een derde land, worden als één enkel bijkantoor beschouwd.

(5)  Aantal dochterondernemingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 16), van de VKV. Elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochter van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat.

(6)  De verhouding tussen het tier 1-kernkapitaal als gedefinieerd in artikel 50 van de VKV en het eigen vermogen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118), en artikel 72 van de VKV, uitgedrukt in procent (%).

(7)  De verhouding tussen het aanvullend tier 1-kapitaal als gedefinieerd in artikel 61 van de VKV en het eigen vermogen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118), en artikel 72 van de VKV, uitgedrukt in procent (%).

(8)  De verhouding tussen het tier 2-kapitaal als gedefinieerd in artikel 71 van de VKV en het eigen vermogen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118), en artikel 72 van de VKV, uitgedrukt in procent (%).

(9)  8 % van het totaal van de risicoposten als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, en de artikelen 95, 96 en 98 van de VKV.

(10)  De verhouding tussen het eigen vermogen en het totaal van de risicoposten als gedefinieerd in artikel 92, lid 2, onder c), van de VKV, uitgedrukt in procent (%).

(11)  De verhouding tussen de eigenvermogensvereisten voor het kredietrisico als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, onder a) en f), van de VKV en het totale eigen vermogen als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, en de artikelen 95, 96 en 98 van de VKV.

(12)  Wanneer een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de voor de drie benaderingen gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %.

(13)  In de uitzonderlijke gevallen waarin een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %.

(14)  De verhouding tussen de eigenvermogensvereisten voor het kredietrisico als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, onder a) en f), van de VKV en het totale eigen vermogen als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, en de artikelen 95, 96 en 98 van de VKV.

(15)  Het percentage van de eigenvermogensvereisten van beleggingsondernemingen die respectievelijk de SA en de IRB-benadering toepassen ten aanzien van de totale eigenvermogensvereisten voor het kredietrisico als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, onder a) en f), van de VKV.

(16)  Het bedrag van de geraamde verliezen wordt gerapporteerd op de rapportagereferentiedatum.

(17)  Als gedefinieerd in respectievelijk punt c) en punt f) van artikel 101, lid 1, van de VKV; de marktwaarde en de hypotheekwaarde als gedefinieerd in respectievelijk punt 74) en punt 76) van artikel 4, lid 1, van de VKV; enkel voor het gedeelte van de blootstelling dat als geheel en volledig gedekt wordt behandeld overeenkomstig artikel 124, lid 1, van de VKV.

(18)  Als gedefinieerd in respectievelijk punt a) en punt d) van artikel 101, lid 1, van de VKV; de marktwaarde en de hypotheekwaarde als gedefinieerd in respectievelijk punt 74) en punt 76) van artikel 4, lid 1, van de VKV.

(19)  Wanneer de waarde van de zekerheid is berekend op basis van de hypotheekwaarde.

(20)  Als gedefinieerd in respectievelijk punt b) en punt e) van artikel 101, lid 1, van de VKV; de marktwaarde en de hypotheekwaarde als gedefinieerd in respectievelijk punt 74) en punt 76) van artikel 4, lid 1, van de VKV.

(21)  De template bevat informatie over alle instellingen en niet enkel over die met marktrisicoposities.

(22)  De verhouding tussen de totale risicoposten voor positie-, valuta- en grondstoffenrisico's als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, onder b), i), artikel 92, lid 3, onder c), i) en iii), en artikel 92, lid 4, onder b), van de VKV en het totaal van de risicoposten als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, en de artikelen 95, 96 en 98 van de VKV (in %).

(23)  Wanneer een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %, maar ook kleiner dan 100 % omdat entiteiten met een kleine handelsportefeuille niet verplicht zijn het marktrisico te bepalen.

(24)  De verhouding tussen de totale risicoposten voor het operationeel risico als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, van de VKV en het totaal van de risicoposten als gedefinieerd in artikel 92, lid 3, en de artikelen 95, 96 en 98 van de VKV (in %).

(25)  Wanneer een instelling van meer dan één benadering gebruikmaakt, wordt zij bij elk van de benaderingen in kwestie meegeteld. De som van de gerapporteerde percentages kan derhalve groter zijn dan 100 %, maar ook kleiner dan 100 % omdat sommige beleggingsondernemingen niet verplicht zijn kapitaalvereisten voor het operationele risico mee te tellen.

(26)  Enkel voor entiteiten die van de AMA of de TSA/ASA gebruikmaken; de verhouding tussen het totale verliesbedrag voor alle bedrijfsonderdelen en de som van de relevante indicator voor onder de TSA/ASA en de AMA vallende bankactiviteiten voor het laatste jaar (in %).

(27)  De informatie wordt gerapporteerd op basis van de datum van het besluit.

Als gevolg van verschillen in nationale regelgeving alsmede in toezichtpraktijken en -benaderingen van de bevoegde autoriteiten is het mogelijk dat de cijfers in deze tabel niet op zinvolle wijze kunnen worden vergeleken tussen jurisdicties. Eventuele conclusies waarbij niet zorgvuldig met deze verschillen rekening wordt gehouden, kunnen dus misleidend zijn.

(28)  De administratieve sancties die door bevoegde autoriteiten worden opgelegd. De bevoegde autoriteiten rapporteren alle niet voor beroep vatbare administratieve sancties in hun jurisdictie op de referentiedatum van de publicatie. De bevoegde autoriteiten van lidstaten waar het is toegestaan voor beroep vatbare administratieve sancties te publiceren, rapporteren ook deze administratieve sancties, tenzij het beroep waarbij de administratieve sanctie nietig wordt verklaard, is uitgesproken.

(29)  De door de bevoegde autoriteiten gerapporteerde informatie over ontheffingspraktijken is gebaseerd op het totale aantal nog in werking en van kracht zijnde ontheffingen die de bevoegde autoriteit heeft verleend. De te rapporteren informatie is beperkt tot de entiteiten waaraan een ontheffing is verleend. Wanneer de informatie niet beschikbaar is, d.w.z. geen deel uitmaakt van de reguliere rapportage, wordt deze als "N/A" gerapporteerd.

(30)  Voor het tellen van de ontheffingen wordt uitgegaan van het aantal instellingen waaraan de ontheffing is verleend.


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/913 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2019

tot verlenging van de vergunning voor lanthaancarbonaat-octahydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor katten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 163/2008 (vergunninghouder Bayer Healthcare AG)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen en verlengen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Voor lanthaancarbonaat-octahydraat is bij Verordening (EG) nr. 163/2008 van de Commissie (2) een vergunning verleend voor een periode van tien jaar als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen.

(3)

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is door de houder van die vergunning een aanvraag ingediend voor de verlenging van de vergunning voor lanthaancarbonaat-octahydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor katten, waarbij is verzocht dat het toevoegingsmiddel in de categorie "zoötechnische toevoegingsmiddelen" wordt ingedeeld. De krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 29 november 2018 (3) geconcludeerd dat de aanvrager gegevens heeft verstrekt waaruit blijkt dat het toevoegingsmiddel voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning.

(5)

Uit de beoordeling van lanthaancarbonaat-octahydraat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. De vergunning voor dat toevoegingsmiddel, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden verlengd.

(6)

Als gevolg van de verlenging van de vergunning voor lanthaancarbonaat-octahydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, moet Verordening (EG) nr. 163/2008 worden ingetrokken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De vergunning voor het in de bijlage beschreven toevoegingsmiddel, dat behoort tot de categorie "zoötechnische toevoegingsmiddelen" en de functionele groep "andere zoötechnische toevoegingsmiddelen", wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden verlengd voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 163/2008 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Verordening (EG) nr. 163/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor het preparaat lanthaancarbonaat-octahydraat (Lantharenol) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 50 van 23.2.2008, blz. 3).

(3)  EFSA Journal 2018;16(12):5542.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Minimum gehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg toevoegingsmiddel/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (vermindering van de uitscheiding van fosfor via de urine)

4d1

Bayer HealthCare AG

Lanthaancarbonaat-octahydraat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Bereiding van lanthaancarbonaat-octahydraat.

Ten minste 85 % lanthaancarbonaat-octahydraat als werkzame stof.

Karakterisering van de werkzame stof

Lanthaancarbonaat-octahydraat

La2(CO3)3*8H2O

CAS-nummer: 6487-39-4

Analysemethode  (1)

Voor de kwantificering van carbonaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

Communautaire methode (Verordening (EG) nr. 152/2009 — bijlage III-O)

Voor de kwantificering van lanthaan in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in diervoeders:

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

Katten

1 500

7 500

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

2.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen om mogelijke risico's bij gebruik te voorkomen. Indien die risico's met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden uitgebannen of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming.

3.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel moet het volgende worden aangegeven:

"vermijd gelijktijdig gebruik van diervoeders met een hoog fosforgehalte."

25 juni 2029


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/60


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/914 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2019

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 als toevoegingsmiddel voor voeding voor mestkalkoenen, opfokkalkoenen en minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden (vergunninghouder Huvepharma NV)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor een preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de vergunning voor een preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 als toevoegingsmiddel voor voeding voor mestkalkoenen, opfokkalkoenen en minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden, in te delen in de categorie "zoötechnische toevoegingsmiddelen".

(4)

Voor het preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710, dat behoort tot de categorie "zoötechnische toevoegingsmiddelen", is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1904 van de Commissie (2) een vergunning voor tien jaar voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en opfokleghennen verleend.

(5)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 28 november 2018 (3) geconcludeerd dat het preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. Zij heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel wordt beschouwd als een potentieel inhalatieallergeen en dat er geen conclusies kunnen worden getrokken over sensibilisatie van de huid of de ogen of over irritatie door het toevoegingsmiddel. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve effecten voor de menselijke gezondheid te voorkomen, met name voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel een gunstige invloed kan hebben op de voederconversie bij mestkalkoenen bij de aanbevolen dosis en dat deze conclusie kan worden uitgebreid tot opfokkalkoenen en minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van het preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie "zoötechnische toevoegingsmiddelen" en de functionele groep "darmflorastabilisatoren", wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning verleend voor gebruik als toevoegingsmiddel in diervoeding.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1904 van de Commissie van 18 oktober 2017 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en opfokleghennen (vergunninghouder Huvepharma NV) (PB L 269 van 19.10.2017, blz. 27).

(3)  EFSA Journal 2019; 17(1):5536.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Kve/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren

4b1828

HuvePharma NV

Bacillus licheniformis DSM 28710

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van Bacillus licheniformis DSM 28710 met ten minste

3,2 × 109 kve/g toevoegingsmiddel

Vaste vorm

Karakterisering van de werkzame stof

Levensvatbare sporen van Bacillus licheniformis DSM 28710

Analysemethode  (1)

Voor de telling van Bacillus licheniformis DSM 28710 in het toevoegingsmiddel, het voormengsel en de diervoeding:

Spreidplaatmethode EN 15784

Voor de identificatie van Bacillus licheniformis DSM 28710:

Pulsed-field gelelektroforese (PFGE)

Mestkalkoenen

Opfokkalkoenen

Minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden

1,6 × 109

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

2.

Het gebruik is toegestaan in voeding voor kalkoenen die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: diclazuril, halofuginone, robenidine, lasalocide, maduramicyne, of monensin.

3.

Het gebruik is toegestaan in voeding voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: diclazuril of lasalocid.

4.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen om met risico's bij inhalering, contact met de huid of contact met de ogen om te gaan. Indien de blootstelling van de huid, de luchtwegen of de ogen niet met deze procedures en maatregelen kan worden teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau, moeten bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

25 juni 2029


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/915 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2019

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

In maart 2013 heeft de Raad na een antidumpingonderzoek ("het oorspronkelijke onderzoek") bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 217/2013 (2) ("de definitieve verordening") een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde aluminiumfolie op rollen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10, van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de VRC").

(2)

Met de definitieve verordening is een antidumpingrecht, variërend van 14,2 % tot 15,6 %, ingesteld op producten van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs, en daarnaast een antidumpingrecht van 14,6 % voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen en van 35,6 % voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC.

1.2.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(3)

Op 14 juni 2017 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) een bericht gepubliceerd dat de geldende antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de VRC, op korte termijn zouden vervallen.

(4)

Op 14 december 2017 hebben acht producenten in de Unie (ALEURO Converting Sp. Z o.o., CeDo Sp. z o.o., Cuki Cofresco SpA, Fora Folienfabrik GmbH, ITS BV, Rul-Let A/S, SPHERE SA en Wrapex Ltd) ("de indieners van het verzoek"), die meer dan 40 % van de totale productie van bepaalde aluminiumfolie op rollen in de Europese Unie ("de Unie") vertegenwoordigen, een verzoek om een nieuw onderzoek ingediend op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(5)

De indieners van het verzoek voerden als reden voor dit verzoek aan dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(6)

Na te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek te openen, heeft de Commissie op 13 maart 2018 een bericht van opening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) ("het bericht van opening").

1.3.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 ("het tijdvak van het nieuwe onderzoek" of "het TNO").

(8)

Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek ("de beoordelingsperiode").

1.4.   Belanghebbenden

(9)

In het bericht van opening heeft de Commissie alle belanghebbenden uitgenodigd contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. De Commissie heeft de indieners van het verzoek, bekende producenten in de Unie en hun verenigingen, bekende importeurs van bepaalde aluminiumfolie op rollen in de Unie, de autoriteiten in de VRC en bekende producenten-exporteurs in de VRC op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en hen verzocht eraan mee te werken.

(10)

Alle belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen over de opening van het onderzoek en te verzoeken om door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures te worden gehoord. Geen van de belanghebbenden heeft verzocht om een hoorzitting.

1.5.   Samenstelling van een steekproef

(11)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.5.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(12)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld.

(13)

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie de steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productiehoeveelheden van het soortgelijke product dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht.

(14)

De voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie die goed zijn voor ongeveer 66 % van de totale productiehoeveelheden van de medewerkende producenten in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht en ontving alleen opmerkingen van Sphere SA, die bevestigd wilde zien dat uitsluitend haar productieonderneming Sphere France SAS in de steekproef zou worden opgenomen. De steekproef werd derhalve als representatief voor de bedrijfstak van de Unie bevonden.

1.5.2.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(15)

De Commissie heeft in het bericht van opening de importeurs en hun representatieve verenigingen uitgenodigd om zich kenbaar te maken en specifieke informatie te verstrekken die noodzakelijk is om vast te stellen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen.

(16)

Geen enkele niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Eén onderneming heeft geantwoord dat zij noch een importeur noch een gebruiker van het onderzochte product is.

1.5.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(17)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle bekende producenten in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie om de medewerking van de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht om mogelijke andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(18)

Vier groepen Chinese producenten hebben op de steekproef gereageerd. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was en heeft zij alle Chinese producenten die op de steekproef hadden gereageerd, verzocht om de vragenlijst in te vullen.

1.5.4.   Gebruikers

(19)

De Commissie heeft in het bericht van opening de gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties uitgenodigd om zich kenbaar te maken en mee te werken. Geen van de gebruikers in de Unie of hun verenigingen heeft zich kenbaar gemaakt.

1.5.5.   Vragenlijsten en controles ter plaatse

(20)

De Commissie heeft de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen in de Unie een vragenlijst toegezonden. Zoals vermeld in overweging 18, werden er ook vragenlijsten gestuurd naar vier groepen producenten in de VRC.

(21)

De drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie stuurden een antwoord op de vragenlijst in. Geen van de Chinese producenten die op de steekproef hadden gereageerd, heeft de vragenlijst vervolgens echter volledig beantwoord. De Commissie heeft de producenten-exporteurs over de gevolgen van het gebrek aan medewerking geïnformeerd; toch verleende geen enkele producent-exporteur medewerking aan het onderzoek.

(22)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk was dat de dumping zou voortduren en dat opnieuw schade zou ontstaan en om het belang van de Unie te bepalen. Overeenkomstig artikel 16 van de basisverordening zijn bij de volgende producenten in de Unie controles ter plaatse verricht:

CeDo Sp. z o.o., Kąty Wrocławskie, Polen;

ITS BV, Apeldoorn, Nederland;

Sphere SA, Parijs, Frankrijk.

1.6.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(23)

Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijs beschikbaar was waaruit bleek dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, achtte de Commissie het passend om het onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te openen.

(24)

Om de benodigde gegevens voor de uiteindelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie in het bericht van opening alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in bijlage III bij het bericht van opening verlangde informatie over de basisproducten voor de vervaardiging van het onderzochte product te verstrekken. Vier groepen Chinese producenten hebben met het oog hierop informatie verstrekt.

(25)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening nodig acht, heeft de Commissie ook aan de overheid van de Volksrepubliek China ("de Chinese regering") een vragenlijst toegezonden. Van de Chinese regering is geen antwoord ontvangen.

(26)

In het bericht van opening heeft de Commissie alle belanghebbenden verzocht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de vraag of artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening van toepassing moet blijven; de Commissie heeft hun verzocht dit uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te doen. Van de Chinese overheid of de producenten-exporteurs werd wat dit betreft, geen informatie of aanvullend bewijs ontvangen.

(27)

In het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijs, wellicht op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening een geschikt representatief land moet selecteren om op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks de normale waarde vast te stellen.

(28)

Op 19 april 2018 heeft de Commissie een eerste mededeling voor het dossier gepubliceerd ("de mededeling van 19 april 2018"), waarin zij vraagt om de standpunten van de belanghebbenden over de relevante bronnen die de Commissie kan gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In de mededeling van 19 april 2018 heeft de Commissie een overzicht verschaft van alle productiefactoren zoals grondstoffen, energie en arbeid die door de producenten-exporteurs bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt. Daarnaast heeft de Commissie, met inachtneming van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, in dat stadium Turkije als mogelijk representatief land aangewezen. De Commissie heeft voorts aangegeven dat zij een producent, Sedat Tahir A.S., had gevonden waarvan de jaarrekening publiekelijk beschikbaar was en die het onderzochte product in het mogelijk representatieve land vervaardigde.

(29)

De Commissie gaf alle belanghebbenden de gelegenheid binnen tien dagen mee te delen wat zij van dit voorstel vonden, maar er werden geen opmerkingen ontvangen.

(30)

In een "tweede mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde" van 3 oktober 2018 ("de mededeling van 3 oktober 2018") bevestigde de Commissie haar voornemen om Turkije als het representatieve land te gebruiken, bevestigde zij de specifieke douanecodes en gegevensbronnen voor de productiefactoren en bevestigde zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de winstcijfers van de Turkse onderneming Sedat Tahir A.S., die zij indien nodig van plan was voor de berekening van de normale waarde te gebruiken.

(31)

De Commissie gaf alle belanghebbenden de gelegenheid binnen tien dagen mee te delen wat zij van dit voorstel vonden, maar er werden geen opmerkingen ontvangen.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(32)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk aluminiumfolie met een dikte van 0,007 mm of meer, maar minder dan 0,021 mm, niet op een drager, enkel gewalst, al dan niet gegaufreerd, op kleine rollen met een gewicht van maximaal 10 kg, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10 (Taric-codes 7607111110 en 7607191010) ("het onderzochte product").

(33)

Het onderzochte product wordt gewoonlijk als consumentenproduct voor verpakkingsdoeleinden en andere huishoudelijke en cateringtoepassingen gebruikt ("aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik").

2.2.   Soortgelijk product

(34)

Er werd van uitgegaan dat het onderzochte product dat in de VRC wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd, het product dat in het representatieve land Turkije wordt geproduceerd, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische en technische eigenschappen hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen gemaakt over de vaststelling van het soortgelijke product.

(35)

De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(36)

De Commissie heeft geen argumenten betreffende de productomschrijving ontvangen.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

3.1.   Inleidende opmerkingen

(37)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

(38)

Zoals vermeld in overweging 21, werkten er geen Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek mee. Zo hebben de producenten-exporteurs geen ingevulde vragenlijst teruggestuurd, waaronder gegevens over uitvoerprijzen en -kosten, binnenlandse prijzen en kosten, capaciteit, productie, investeringen enz. Ook hebben de Chinese regering en de producenten-exporteurs niet gereageerd op het bewijs in het dossier, waaronder het "Commission Staff Working Document on Significant Distortions in the Economy of the People's Republic of China for the Purposes of Trade Defense Investigations" (werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken) (5) ("het verslag"), en het door de indieners van het verzoek verstrekte aanvullende bewijs, waaruit blijkt dat zulke prijzen en kosten door aanzienlijk overheidsingrijpen werden beïnvloed. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens.

(39)

De Commissie heeft de Chinese autoriteiten en de producenten-exporteurs die in overweging 18 worden vermeld, op de hoogte gebracht van de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. Bijgevolg zijn de bevindingen betreffende de mogelijke voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, de bijdragen van belanghebbenden, en de beschikbare statistische gegevens in de databank uit hoofde van artikel 14, lid 6/statistieken van Eurostat.

3.2.   Voortzetting van dumping van invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(40)

Uit de statistische gegevens van Eurostat blijkt dat het onderzochte product gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek vanuit de VRC in de Unie werd ingevoerd. Het ging hierbij om 1 519 ton, dat wil zeggen 1,8 % van het totale verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Wat dit betreft, heeft de Commissie opgemerkt dat een dergelijk niveau niet ongewoon laag is in het kader van nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen, omdat logischerwijs wordt verwacht dat door effectieve maatregelen om de schadelijke gevolgen van invoer met dumping tegen te gaan, de invoer met minder schade veroorzakende dumping dan voorheen zal plaatsvinden. De omvang van de invoer uit de VRC tijdens het TNO bedroeg namelijk 22,9 % van alle invoer. Bovendien leidt de berekening op basis van de prijzen bij uitvoer naar derde landen tijdens het TNO ook tot soortgelijke niveaus van dumping, zoals vermeld in overweging 165. Dit bevestigt dat de conclusies op basis van de omvang van de invoer in de EU tijdens het TNO eveneens representatief zijn. De Commissie kwam dan ook tot de conclusie dat de actuele invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was en onderzocht derhalve of de dumping gedurende dit tijdvak werd voortgezet.

3.3.   Normale waarde

(41)

Volgens artikel 2, lid 1, van de basisverordening geldt: "De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald."

(42)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening geldt echter: "Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen" en deze "omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst". Zoals hieronder verder wordt toegelicht, heeft de Commissie in dit onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese regering en de producenten-exporteurs juist was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.3.1.   Aanwezigheid van verstoringen van betekenis

3.3.1.1.   Inleiding

(43)

In artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening worden verstoringen van betekenis omschreven als "de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat."

(44)

In artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening staat: "Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld."

(45)

De belanghebbenden werd verzocht het bewijs dat zich bij de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Dat dossier bevatte met name beweringen en bewijsmateriaal van de indieners van het verzoek met betrekking tot de aanwezigheid van verstoringen van betekenis op de Chinese aluminiummarkt. Het dossier bevatte ook een kopie van het verslag, dat door de Commissie is opgesteld, waaruit blijkt dat er in talrijke geledingen van de economie sprake was van aanzienlijk overheidsingrijpen, waaronder specifieke verstoringen in vele belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) en in specifieke sectoren (zoals aluminium). Het verslag werd bij de opening aan het onderzoeksdossier toegevoegd.

(46)

Op basis van het beschikbare bewijs in het dossier, waaronder het bewijs in het verslag, heeft de Commissie aldus besloten te onderzoeken of het al dan niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC, wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Tijdens die analyse werd gekeken naar het aanzienlijke ingrijpen van de overheid in haar economie in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector (d.w.z. aluminium), waaronder het onderzochte product.

(47)

Zoals vermeld in de overwegingen 25 en 26, hebben noch de Chinese regering noch de producenten-exporteurs opmerkingen gemaakt over of bewijs geleverd ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het onderzoeksdossier, inclusief het verslag, en het door de indieners van het verzoek geleverde aanvullende bewijs met betrekking tot het bestaan van verstoringen van betekenis en/of de juistheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

3.3.1.2.   Beweringen van de indieners van het verzoek en het bewijs dat werd geleverd om deze beweringen te staven

(48)

Het verzoek bevatte enig relevant bewijsmateriaal ter ondersteuning van de beweringen over verstoringen van betekenis en ter aanvulling van het verslag.

(49)

Ten eerste hebben de indieners van het verzoek in hoofdstuk III A.1.a van het verzoek aangegeven dat de Commissie tijdens het onderzoek dat tot de oorspronkelijke verordening (6) had geleid, reeds had opgemerkt dat "de prijs van de belangrijkste grondstof, aluminium, was verstoord" en dat "[d]eze verstoringen [ook] werden […] aangetroffen voor de prijs van het halffabrikaat, aluminiumfolie op jumborollen".

(50)

Tijdens het onderzoek dat tot de vaststelling van de oorspronkelijke verordening leidde, heeft de Commissie wat dit betreft, eerst opgemerkt dat primair aluminium 60 à 70 % van de productiekosten van het onderzochte product vertegenwoordigt en bijgevolg de belangrijkste kostenfactor voor de productie ervan is. Ten tweede heeft de Commissie opgemerkt dat de prijzen van aluminium op de Chinese markt (de zogenaamde "SHFE-prijs") (7) sterk afweken van de LME-prijs (8), de wereldwijde referentieprijs. Ten derde was de Commissie van oordeel dat de situatie kon worden verklaard door een "aantal door de staat gestuurde factoren en staatsinmenging van betekenis op de binnenlandse markt door middel van een aantal instrumenten" (9). Op grond van het bovenstaande, als vermeld in de oorspronkelijke verordening, kwam de Commissie in dit verband tot de conclusie dat deze factoren hoofdzakelijk hebben geleid tot een situatie waar de prijzen van Chinees primair aluminium en de prijzen van downstreamaluminiumproducten het resultaat zijn van staatsinmenging, onafhankelijk van de prijsschommelingen op de internationale markten.

(51)

Ten tweede verwezen de indieners van het verzoek in hoofdstuk III A.1.b van het verzoek om een nieuw onderzoek niet alleen naar het bewijsmateriaal in het verslag, maar gaven zij ook aan dat de door de Commissie in de oorspronkelijke verordening besproken verstoringen nog steeds bestaan. In dit verband geven zij aan dat marktverstoringen in de Chinese non-ferrometaalbranche aan de orde kwamen in een verslag van WV Metalle, de Duitse vereniging van de non-ferrometaalbranche, van 24 april 2017 ("het verslag van WV Metalle") (bijlage 5 bij het verzoek). In het verslag van WV Metalle werd met name bevestigd dat de non-ferrometaalsector een kernonderdeel vormt van de overheidsplanning in het kader van het Strategic Emerging Industry Initiative, het plan Made in China 2025, en andere programma's op hoog niveau. Er wordt in vermeld dat de Chinese regering rechtstreeks ingrijpt in de prijsstelling van kapitaal, arbeid, grond, grondstoffen en de basisinputs voor het productieproces.

(52)

Volgens de indieners van het verzoek staat voorts in het verslag van WV Metalle dat het hedendaagse initiatief voor de conversie van schuld in eigen vermogen niet door de markt wordt aangestuurd, dat de non-ferrometaalsector consequent heeft geprofiteerd en blijft profiteren van genereuze financiële en niet-geldelijke steun, dat de non-ferrometaalsector in China forse subsidies heeft ontvangen, waaronder energiesubsidies, die met name gericht zijn op staatsondernemingen, en dat de Chinese regering de volumes en de prijzen van producten in de non-ferrometaalbranche streng controleert, onder meer door middel van uitvoerrechten, quota, vergunningen, uitvoerbeperkingen, promotiesubsidies, belastingen en belastingaftrek.

(53)

Ten derde hebben de indieners van het verzoek in bijlage 6 bij het verzoek aangegeven dat uit de voorlopige bevindingen van het Amerikaanse Ministerie van Handel op grond van zijn antisubsidieonderzoek voor bepaald aluminium uit China bleek dat 37 % van het binnenlandse aluminiumverbruik in China voor rekening komt van staatsondernemingen en dat de Chinese regering een uitvoertarief van 30 % voor primair aluminium heeft ingesteld, hetgeen leidt tot verstoringen van de Chinese binnenlandse downstreammarkt voor aluminium. Op 5 maart 2018 heeft het Amerikaanse Ministerie van Handel de voorlopige bevindingen bevestigd in de definitieve vaststelling.

(54)

Daarnaast waren de indieners van het verzoek van oordeel dat het Amerikaanse Ministerie van Handel had vastgesteld dat Chinese producenten van aluminiumfolie van enkele tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies hebben geprofiteerd, en derhalve waren de indieners van het verzoek van oordeel dat de Chinese aluminiummarkt voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen, dat het overheidsbeleid de vrije marktwerking op de Chinese aluminiummarkt beïnvloedt en verstoort en dat Chinese producenten toegang hebben tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat. Dit zou tot verstoring van de SHFE-prijzen leiden.

3.3.1.3.   Verstoringen van betekenis die gevolgen hebben voor de binnenlandse prijzen en kosten in de Volksrepubliek China

(55)

Het fundament van het Chinese economische systeem, dat wil zeggen het concept van de zogenaamde "socialistische markteconomie", is in strijd met de notie van vrije marktwerking. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het grondbeginsel van dat systeem is het socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectief eigendom van de werkende bevolking. De staatseconomie wordt als de leidende kracht van de nationale economie beschouwd en de staat heeft de opdracht om de consolidatie en groei ervan te waarborgen (10). Daarom maakt de algehele structuur van de Chinese economie niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is een dergelijk ingrijpen uitdrukkelijk vereist. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie van suprematie van publiek eigendom boven privéeigendom en deze notie wordt in alle centrale onderdelen van de wetgeving met nadruk als een algemeen beginsel gezien. Het Chinese vermogensrecht vormt een voorbeeld bij uitstek van dit oorzakelijk verband: het verwijst naar het primaire stadium van het socialisme en de staat krijgt de taak toebedeeld om het fundamentele economische systeem in stand te houden waarin het publieke eigendom een dominante rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toestaat dat deze zich samen met het staatseigendom ontwikkelen (11).

(56)

Voorts zal volgens de desbetreffende Chinese wetgeving de socialistische markteconomie verder worden ontwikkeld onder het leiderschap van de Chinese Communistische Partij ("de CCP"). De structuren van de Chinese staat en de CCP zijn op elk niveau met elkaar vervlochten (wettelijk, institutioneel, persoonlijk); zij vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Als gevolg van een wijziging in artikel 1 van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog verder versterkt. Na de eerste zin van dit artikel: "[t]he socialist system is the basic system of the People's Republic of China" (het socialistische systeem is het fundament van de Volksrepubliek China) werd een nieuwe tweede zin ingevoegd die als volgt luidt: "The defining feature of socialism with Chinese characteristics is the leadership of the Communist Party of China" (de bepalende eigenschap van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China) (12). Dit illustreert de onbetwiste en steeds grotere controle van de CCP op het economische systeem van de VRC. Deze controle is inherent aan het Chinese systeem en gaat veel verder dan de situatie in andere landen waar de regering brede macro-economische controle uitoefent binnen de grenzen van de vrije marktwerking.

(57)

De Chinese staat voert een interventionistisch economisch beleid om zo doelen te verwezenlijken die samenvallen met de politieke agenda van de CCP, in plaats van dat hij inspeelt op de heersende economische omstandigheden in een vrije markt (13). De Chinese autoriteiten hanteren talrijke interventionistische economische instrumenten, waaronder het systeem van industriële planning, het financiële stelsel en diverse facetten van de regelgeving.

(58)

Ten eerste, wat de algehele bestuurlijke controle betreft, wordt de Chinese economie geleid door een complex systeem van industriële planning dat gevolgen heeft voor alle economische activiteiten in het land. Al deze plannen samen bestrijken een complete en complexe matrix van sectoren en transversaal beleid en worden in alle bestuurslagen doorgevoerd. De plannen op provinciaal niveau zijn meestal behoorlijk gedetailleerd, terwijl in nationale plannen iets bredere doelen worden gesteld. In de plannen wordt ook het instrumentarium beschreven om de betrokken bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiedoelen, terwijl dit in eerdere planningscycli een regulier kenmerk was. Op grond van deze plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten als (positieve of negatieve) prioriteiten aangewezen in lijn met de overheidsprioriteiten, en aan deze sectoren worden specifieke ontwikkelingsdoelen verbonden (industriële modernisering, internationale uitbreiding enz.). De marktdeelnemers, zowel particulier als publiek, moeten hun bedrijfsactiviteiten op de door het planningssysteem verlangde realiteit afstemmen. Dat komt niet alleen door het formeel bindende karakter van de plannen. Cruciaal hierbij is dat de betrokken Chinese autoriteiten op alle bestuursniveaus het planningssysteem onderschrijven en hun bevoegdheden gebruiken om de marktdeelnemers te dwingen overeenkomstig de in de plannen vermelde prioriteiten te handelen (zie ook punt 3.3.1.5) (14).

(59)

Ten tweede, wat betreft de toekenning van financiële middelen, wordt het financiële stelsel van de VRC gedomineerd door de handelsbanken van de staat. Deze banken moeten bij het formuleren en uitvoeren van hun kredietverleningsbeleid de doelstellingen van het industriebeleid van de overheid nastreven en niet in eerste instantie een bepaald project op zijn economische merites beoordelen (zie ook punt 3.3.1.8) (15). Hetzelfde geldt voor de andere componenten van het Chinese financiële stelsel, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Deze markten zijn minder belangrijk dan het bankwezen, maar deze onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel zodanig opgezet dat zij er niet op gericht zijn de financiële markten zo efficiënt mogelijk te laten werken maar om de controle en het ingrijpen van de staat en de CCP te faciliteren (16).

(60)

Ten derde, wat betreft de regelgeving, neemt het overheidsingrijpen in de economie een aantal vormen aan. Zo worden voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelen dan economische efficiëntie te bereiken, waardoor de op de markt gebaseerde beginselen op dit gebied worden ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving wordt uitdrukkelijk bepaald dat er openbare aanbestedingen worden gelanceerd om de doelen van het overheidsbeleid gemakkelijker te realiseren. De aard van deze doelen wordt echter niet omschreven, waardoor de beslissende instanties een ruime beoordelingsmarge hebben (17). Op het gebied van investeringen oefent de Chinese regering eveneens grote controle en invloed uit op de bestemming en de omvang van zowel publieke als particuliere investeringen. Het screenen van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk middel om doelen van het industriebeleid te ondersteunen, zoals het handhaven van de overheidscontrole op belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (18).

(61)

Samengevat is het Chinese economische model gebaseerd op enkele elementaire axioma's die veelvuldig overheidsingrijpen legitimeren en aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen is in strijd met de vrije marktwerking, waardoor de doeltreffende toewijzing van middelen in lijn met de marktbeginselen wordt verstoord (19).

3.3.1.4.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

(62)

Tegen de bovengenoemde achtergrond van de dominantie van staatseigendom in het Chinese economische model vormen overheidsbedrijven een wezenlijk onderdeel van de Chinese economie. De regering en de CCP kennen structuren die waarborgen dat zij blijvende invloed op de overheidsbedrijven hebben. De staatspartij formuleert het algehele economische beleid en ziet erop toe dat afzonderlijke overheidsbedrijven dit beleid uitvoeren, en bovendien eist zij haar recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming van deze bedrijven. Dit vindt gewoonlijk plaats door roulering van het kaderpersoneel tussen de overheidsinstanties en de overheidsbedrijven, door zitting van partijleden in de uitvoerende organen van deze bedrijven en de aanwezigheid van partijcellen in de bedrijven (zie ook punt 3.3.1.4), en door vorm te geven aan de bedrijfsstructuur van overheidsondernemingen (20). In ruil daarvoor genieten overheidsbedrijven een bijzondere status binnen de Chinese economie, hetgeen inhoudt dat zij een aantal economische voordelen hebben, met name bescherming tegen concurrentie en preferentiële toegang tot relevante inputs, waaronder financiering (21).

(63)

In dit verband wordt in een onderzoek van de OESO van januari 2019 ("het OESO-onderzoek") (22) verwezen naar overheidsbedrijven in de aluminiumsector die in hun verplichte documentatie uitdrukkelijk benadrukken hoe staatseigendom het desbetreffende industriebeleid beïnvloedt en hoe staatseigendom zich in overheidssteun vertaalt. Meer bepaald vermeldt een overheidsbedrijf in zijn obligatieprospectus van 2016 dat het een van de 52 kernondernemingen van de staat vormt, dat het een belangrijke rol in de formulering en uitvoering van beleid in de energiesector speelt en dat het uitgebreide en duurzame steun van de Chinese regering ontvangt. Een ander overheidsbedrijf verwijst in zijn obligatieprospectus van 2017 naar het feit dat de respectieve provinciale overheid grote invloed op de groep kan uitoefenen (23).

(64)

Dit is des te meer van belang omdat de VRC de grootste aluminiumproducent ter wereld is, met verscheidene grote overheidsbedrijven in de mondiale lijst van individuele topproducenten. Volgens schattingen zijn overheidsbedrijven goed voor meer dan 50 % van de totale productie van primair aluminium in de VRC (24). Een recent onderzoek van de non-ferrometaalbranche in de VRC wijst eveneens in de richting van overheidsbedrijven die een dominant aandeel op de binnenlandse markt hebben (25). Al wordt de groei in capaciteit in recente jaren deels toegeschreven aan particuliere bedrijven, een dergelijke groei is gewoonlijk deels ook aan verschillende vormen van betrokkenheid van de (lokale) overheid te danken, zoals het tolereren van illegale capaciteitsuitbreiding (26). Bovendien is de capaciteit van de aluminiumproductie onder de voornaamste overheidsbedrijven eveneens gestegen, hoewel in mindere mate (27).

(65)

Met een hoge mate van overheidsingrijpen in de aluminiumindustrie en een groot aandeel overheidsbedrijven in de sector wordt voorkomen dat zelfs particuliere aluminiumproducenten onder marktvoorwaarden opereren. Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de aluminiumsector staan namelijk onder beleidstoezicht, zoals beschreven in punt 3.3.1.5.

(66)

Overheidscontrole en -ingrijpen tijdens de vervaardiging van het betrokken product (aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik) vinden plaats binnen het beschreven algemene kader. Volgens de informatie die de Commissie tot haar beschikking heeft, zijn namelijk veel van de grote fabrikanten van het onderzochte product in handen van de staat. Uit het beschikbare bewijsmateriaal kan derhalve worden opgemaakt dat ook de producenten van aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik in de VRC in handen zijn van de Chinese regering en dat zij daarover zeggenschap heeft en daarop beleidstoezicht uitoefent, waardoor deze producenten dus niet overeenkomstig de beginselen van de markt opereren.

3.3.1.5.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), tweede streepje, van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(67)

De Chinese staat oefent niet alleen controle op de economie uit doordat hij eigenaar van de overheidsondernemingen is, maar bevindt zich ook in een positie om zich te mengen in het vaststellen van prijzen en kosten via overheidsdeelneming in bedrijven. Het recht van de desbetreffende overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in overheidsbedrijven aan te stellen en te ontslaan, zoals vastgelegd in de Chinese wetgeving, kan worden geacht de bijbehorende eigendomsrechten te weerspiegelen (28); CCP-cellen in ondernemingen, zowel publiek als particulier, vormen echter een ander kanaal waardoor de staat zich in besluiten van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke vennootschap een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (29)), en de vennootschap dient de nodige voorwaarden te scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. In het verleden blijkt deze vereiste niet altijd te zijn nageleefd of strikt gehandhaafd. Ten minste vanaf 2016 heeft de CCP echter sterker aanspraak gemaakt op het uitoefenen van controle op besluiten van overheidsbedrijven als politiek beginsel. Er wordt ook gezegd dat de CCP druk op particuliere bedrijven uitoefent om "patriottisme" op de eerste plaats te zetten en de partijdiscipline te volgen (30). In 2017 werd gesteld dat er in 70 % van de ongeveer 1,86 miljoen particuliere bedrijven partijcellen bestonden, waarbij de CCP-organisaties steeds meer druk uitoefenden om het laatste woord te krijgen in de besluiten van die bedrijven (31). Deze regels gelden in het algemeen in de Chinese economie, waaronder de fabrikanten van het onderzochte product en de leveranciers van de inputs daarvoor.

(68)

Het volgende voorbeeld illustreert op treffende wijze de bovengenoemde trend dat de Chinese regering steeds meer ingrijpt in de aluminiumsector:

(69)

In 2017 heeft een Chinese publieke aluminiumproducent, China Aluminium International Engineering Corporation Limited ("Chalieco"), zijn statuten zodanig gewijzigd dat de partijcellen nu een prominentere rol binnen het bedrijf hebben. Het bevat een compleet hoofdstuk over het partijcomité, waarbij artikel 113 luidt als volgt: "In deciding major corporate issues, the Board shall consult the Party Committee of the Company in advance." (Bij de besluitvorming over belangrijke bedrijfsvraagstukken raadpleegt de raad van bestuur van tevoren het partijcomité van de onderneming) (32). Voorts vermeldt de Aluminium Corporation of China ("Chalco") in haar jaarverslag over 2017 (33) dat een aantal bestuurders, toezichthouders en de directie — inclusief de voorzitter en uitvoerend directeur en de voorzitter van het comité van toezicht — leden van de CCP zijn.

(70)

De overheidsdeelneming en het ingrijpen van de staat in de financiële markten (zie ook punt 3.3.1.8) en in de levering van grondstoffen en inputs hebben voorts een verstorend effect op de markt. Door de overheidsdeelneming in bedrijven, waaronder overheidsbedrijven, in de aluminiumbranche en andere sectoren, kan de regering zich in het vaststellen van prijzen en kosten mengen.

3.3.1.6.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, derde streepje: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(71)

De richting die de Chinese economie opgaat, wordt in grote mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten en doelen worden gesteld waarop de centrale en lokale overheid zich moeten concentreren. In alle bestuurslagen bestaan bijbehorende plannen en deze bestrijken vrijwel alle economische sectoren, de via de planningsinstrumenten geformuleerde doelen hebben een bindend karakter en op elk bestuurlijk niveau houden de autoriteiten toezicht op de uitvoering van de plannen van het overeenkomstige lagere bestuursniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, waarbij de marktwerking buiten beschouwing blijft (34).

(72)

Zo speelt de overheid een cruciale rol in de ontwikkeling van de Chinese aluminiumsector (waaronder het onderzochte product). Er zijn talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten met betrekking tot aluminium op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau waaruit duidelijk blijkt hoe groot het ingrijpen van de Chinese regering is. Via deze en andere instrumenten geeft de overheid sturing aan en oefent zij controle uit op vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en het functioneren van de aluminiumsector.

(73)

Dit beleid en deze doelstellingen voor de aluminiumsector hebben belangrijke directe of indirecte gevolgen voor de productiekosten van het onderzochte product.

(74)

Hoewel het 13e vijfjarenplan voor de economische en sociale ontwikkeling (35) geen specifieke bepalingen over aluminium bevat, is de daarin uiteengezette strategie voor de non-ferrometaalbranche gericht op de bevordering van de samenwerking op het gebied van de internationale productiecapaciteit en de fabricage van apparatuur. Om deze doelen te bereiken, staat er in het plan dat de systemen ter ondersteuning van de platforms voor belastingen, financiën, verzekering, investeringen en financiering, en tevens risicobeoordeling, zullen worden versterkt (36).

(75)

In het bijbehorende sectorplan, het ontwikkelingsplan voor de non-ferrometaalbranche (2016-2020) ("het plan") worden specifiek beleid en doelen beschreven die de overheid wenst te bereiken voor een aantal non-ferrometaalsectoren (37), waaronder aluminium.

(76)

Het plan heeft tot doel de reeks productsoorten die de Chinese aluminiumindustrie vervaardigt, te verbeteren, onder meer door innovatie te ondersteunen. Er wordt een oproep gedaan om het gemengde eigendomssysteem snel te ontwikkelen en de vitaliteit van de overheidsbedrijven te stimuleren. Voorts voorziet het plan in de mogelijkheid om voorraden van non-ferrometalen aan te leggen en het zeker stellen van hulpbronnen, waaronder aluminium, te verbeteren en worden er specifieke kwantitatieve doelen gesteld om het energieverbruik terug te dringen, terwijl het aandeel van gerecycled aluminium in de productie en de bezettingsgraad zullen toenemen (38).

(77)

Daarnaast voorziet het plan in structurele aanpassingen met een strengere controle op nieuwe smeltfaciliteiten en de verwijdering van verouderde capaciteit. Het zorgt voor de geografische verdeling van verwerkingsinstallaties, richt zich op projecten om de exploitatie van bauxiet en aluminiumoxide te vergroten en heeft betrekking op het beleid inzake de levering en prijsstelling van elektriciteit (39).

(78)

Met dit brede scala aan maatregelen en beleid vormt het plan een voortzetting van het Plan voor de aanpassing en revitalisering van de non-ferrometaalbranche uit 2009, dat werd opgesteld om de negatieve effecten van de financiële crisis op de non-ferrometaalsector te verzachten. De hoofddoelstellingen van dit plan omvatten onder meer controle op de productiehoeveelheden, herstructurering, betrekken van grondstoffen, beleid inzake uitvoerheffingen, zeker stellen van hulpbronnen, aanleggen van voorraden, technologische innovatie, financieel beleid en planning en uitvoering (40).

(79)

Een ander beleidsdocument voor de aluminiumsector, de Standaardvoorwaarden voor de aluminiumindustrie, is op 18 juli 2013 door het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie ("het MIIT") gepubliceerd, met als doel de structurele aanpassing te versnellen en een onordelijke uitbreiding van de smeltcapaciteiten voor aluminium tegen te gaan. De standaardvoorwaarden bevatten bepalingen over minimale productiehoeveelheden voor nieuwe fabrieken, kwaliteitsnormen en de leveringszekerheid van ingevoerd en in eigen land betrokken bauxiet en aluminiumoxide. In de standaardvoorwaarden staat dat het MIIT belast is met de standaardisering en het beheer van de aluminiumsector en met de publicatie van de lijst van bedrijven die in de aluminiumsector werkzaam mogen zijn (41).

(80)

Bovendien hadden de yoegangsvoorwaarden voor de aluminiumindustrie van de Nationale Commissie voor ontwikkeling en hervorming ("de NDRC") van oktober 2007, die formeel tot 2016 van kracht waren, tot hoofddoel de ontwikkeling van de aluminiumsector te bevorderen en de uitstoot van broeikasgassen te beperken (42).

(81)

Ten slotte wordt in de richtsnoeren voor een snellere herstructurering van de aluminiumsector ("de herstructureringsrichtsnoeren") (43) van de NDRC uit april 2006 aluminium als een essentieel product in de ontwikkeling van de nationale economie beschouwd.

(82)

In de herstructureringsrichtsnoeren staat dat er bij de uitvoering van het door de staatsraad goedgekeurde industriële ontwikkelingsbeleid op bepaalde gebieden specifieke doelstellingen zullen worden gerealiseerd. Het gaat daarbij om de volgende gebieden:

versterking van de concentratie in de sector;

toegang tot financieel kapitaal (zie ook punt 3.3.1.8);

organisatie van de sector;

strenge controle op de uitvoer van elektrolytisch aluminium, en

verwijdering van verouderde capaciteit.

(83)

Wat betreft de organisatie van de sector en de verwijdering van verouderde capaciteit, werden de in de herstructureringsrichtsnoeren vermelde doelstellingen ook nagejaagd via meer recent beleid, zoals het plan, waarin non-ferrometaalondernemingen worden aangemoedigd upstream- en downstreamallianties en herstructurering binnen de sector en over de grenzen van de sector heen te ontwikkelen, de concentratie van de sector te vergroten en de bedrijfsintegratie en de verbetering van processen te versterken (zie ook de overwegingen 74, 75 en 76).

(84)

Uit de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten met betrekking tot aluminium op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau blijkt dus duidelijk hoe groot het ingrijpen van de Chinese regering in de aluminiumsector is (44). Via deze en andere instrumenten geeft de overheid sturing aan en oefent zij controle uit op vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en het functioneren van de sector.

(85)

Buiten deze plannen heeft het overheidsingrijpen in de sector onder meer de vorm aangenomen van maatregelen die met uitvoer verband houden, waaronder uitvoerrechten, uitvoerquota, vereisten voor de uitvoerprestaties en voor de minimale uitvoerprijzen voor verschillende grondstoffen voor aluminium.

(86)

Voorts ontmoedigt de Chinese regering de uitvoer van primair aluminium en de inputs daarvan, omdat zij de aluminiumproducten een hogere toegevoegde waarde wenst te geven. Deze doelstelling wordt nagestreefd door volledige of gedeeltelijke btw-teruggave voor downstreamaluminiumproducten toe te kennen in combinatie met onvolledige btw-teruggave en uitvoerheffingen op primair aluminium (45).

(87)

Bovendien is gebleken dat de prijs van belangrijke inputs als energie en elektriciteit door verschillende soorten overheidsingrijpen wordt beïnvloed (46). Andere soorten overheidsingrijpen die tot marktverstoringen leiden, zijn het beleid inzake het aanleggen van voorraden via het State Reserve Bureau en de rol van de SHFE (47). Daarnaast hebben verscheidene handelsbeschermingsonderzoeken aan het licht gebracht dat de Chinese regering consequent verschillende soorten overheidssteun aan aluminiumproducenten heeft verleend (48). Het uitvoerige ingrijpen van de Chinese regering in de aluminiumsector heeft tot overcapaciteit geleid (49), hetgeen misschien wel de duidelijkste illustratie van de implicaties van het beleid van de regering en de daaruit voortvloeiende verstoringen is.

(88)

Tijdens het OESO-onderzoek bleek ook dat de regering aanvullende steun verleent die de marktwerking in de aluminiumsector beïnvloedt. Deze steun neemt gewoonlijk de vorm aan van inputs, met name elektriciteit (50) en primaire aluminiumoxide, die onder de marktprijs worden verkocht (51). In het OESO-onderzoek wordt voorts beschreven hoe de doelstellingen van de Chinese regering voor de aluminiumsector worden vertaald naar industriebeleid en specifieke acties op provinciaal en lokaal niveau, waaronder kapitaalinjecties, prioritaire eigendomsrechten op minerale hulpbronnen, (overheids)subsidies of belastingprikkels (52).

(89)

Samengevat heeft de Chinese regering maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om bevorderde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de vervaardiging van het onderzochte product en de grondstoffen die voor de productie worden gebruikt. Door zulke maatregelen kan er van een normale marktwerking geen sprake zijn.

3.3.1.7.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(90)

Het Chinese faillissementsstelsel blijkt niet in staat te zijn om zijn eigen hoofddoelstellingen te realiseren zoals het eerlijk voldoen van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettige rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. De oorzaak hiervan is dat, hoewel de Chinese faillissementswetgeving formeel berust op soortgelijke beginselen als de overeenkomstige wetten in andere landen, het Chinese stelsel systematisch door ontoereikende handhaving wordt gekenmerkt. Het aantal faillissementen is nog steeds opvallend klein in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in het minst omdat de insolventieprocedures enkele tekortkomingen kennen die het indienen van een faillissementsaanvraag effectief ontmoedigen. Bovendien blijft de staat een krachtige en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, en heeft hij vaak rechtstreeks invloed op de uitkomst van die procedures (53).

(91)

Daarnaast komen de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten vooral aan het licht als het gaat om bezit van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (54). Alle grond is staatseigendom (collectief bezit op het platteland en staatsbezit in de stad). Alleen de staat is verantwoordelijk voor de verdeling van de grond. Er zijn wettelijke bepalingen om grondgebruiksrechten op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te kennen, bijvoorbeeld via aanbestedingsprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of onder de marktkoers verkrijgen (55). Bovendien jagen de autoriteiten dikwijls specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen bij de toewijzing van grond (56).

(92)

Daarom blijken de Chinese faillissements- en eigendomswetten niet goed te functioneren; zij leiden tot verstoringen wanneer insolvente bedrijven overeind worden gehouden en als het gaat om het verstrekken en aankopen van grond in de VRC. Op grond van het beschikbare bewijs blijken deze overwegingen ook in de aluminiumsector volledig van toepassing en meer bepaald wat betreft het onderzochte product.

(93)

Deze bevinding wordt ondersteund door de voorlopige vaststelling van het Amerikaanse Ministerie van Handel in het antisubsidieonderzoek naar aluminiumfolie uit de Volksrepubliek China; deze vaststelling behelst, op basis van de beschikbare belastende feiten, dat het feit dat de regering van de VRC grond voor een ontoereikende prijs verstrekt, een financiële bijdrage vormt in de zin van afdeling 771 (5)(D) van de gewijzigde "Tariff Act" van 1930 (57).

3.3.1.8.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(94)

In de VRC kan een systeem van op de markt gebaseerde lonen zich niet volledig ontwikkelen omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun rechten om zich te organiseren. De VRC heeft enkele essentiële verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie ("IAO") niet geratificeerd, met name verdragen over de vrijheid van vereniging en over collectieve onderhandelingen (58). Onder de nationale wetgeving is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en zij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (59). Bovendien wordt de mobiliteit van de Chinese werknemers beperkt door het huishoudregistratiesysteem, waardoor zij geen volledige toegang hebben tot het gehele scala aan sociale voorzieningen en andere voordelen voor de lokale inwoners van een bepaalde bestuurlijke regio. Dit heeft tot gevolg dat werknemers die geen lokale woonregistratie hebben, zich qua werk in een kwetsbare positie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan degenen met een huishoudregistratie (60). Dit alles leidt tot de verstoring van loonkosten in de VRC.

(95)

De Commissie heeft geen bewijsmateriaal ontvangen waaruit blijkt dat de aluminiumsector, inclusief het onderzochte product, niet onder het hierboven beschreven Chinese stelsel van arbeidswetgeving valt. De aluminiumsector heeft derhalve zowel direct (tijdens het vervaardigen van het onderzochte product) als indirect (bij de toegang tot kapitaal of inputs van bedrijven die tot hetzelfde arbeidssysteem in de VRC behoren) te maken met verstoringen van loonkosten.

3.3.1.9.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(96)

Wat betreft de toegang tot kapitaal voor bedrijven in de VRC, is er sprake van diverse verstoringen.

(97)

Ten eerste wordt het Chinese financiële stelsel gekenmerkt door de sterke marktpositie van staatsbanken (61), die bij het verlenen van toegang tot financiering naar andere criteria kijken dan de economische levensvatbaarheid van een project. Net als niet-financiële overheidsbedrijven zijn de banken niet alleen via eigendom maar ook via persoonlijke relaties met de staat verbonden (de topbestuurders van de grote financiële overheidsinstellingen worden uiteindelijk door de CCP benoemd) (62) en, opnieuw net als de niet-financiële overheidsbedrijven, voeren de banken regelmatig overheidsbeleid uit. Op die manier voldoen de banken aan een expliciete wettelijke verplichting om hun bedrijfsactiviteiten te verrichten overeenkomstig de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en op basis van het industriebeleid van de staat (63). Dit wordt versterkt door aanvullende bestaande regels op grond waarvan er geldstromen gaan naar sectoren die door de regering als bevorderd of anderszins belangrijk zijn aangemerkt (64).

(98)

Er wordt erkend dat verschillende wettelijke bepalingen verwijzen naar de noodzaak om normaal bankgedrag en prudentiële voorschriften te eerbiedigen, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de leningnemer te onderzoeken; er is echter overweldigend bewijs, waaronder bevindingen van de handelsbeschermingsonderzoeken, waaruit kan worden opgemaakt dat deze bepalingen slechts een bijkomstige rol spelen in de toepassing van diverse rechtsinstrumenten.

(99)

Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese regering heeft, en door de kracht die er uitgaat van een impliciete garantie van de regering. Uit schattingen blijkt duidelijk dat de Chinese kredietratings stelselmatig met lagere internationale ratings overeenkomen.

(100)

Dit wordt versterkt door aanvullende bestaande regels op grond waarvan er geldstromen gaan naar sectoren die door de regering als bevorderd of anderszins belangrijk zijn aangemerkt (65). Volgens de herstructureringsrichtsnoeren voor de aluminiumsector moeten er leningen worden verstrekt aan bedrijven die overeenkomstig het desbetreffende industriebeleid van de overheid handelen (66). Door een dergelijk ingrijpen in de toekenning van kapitaal krijgen overheidsbedrijven, grote particuliere ondernemingen met goede connecties en bedrijven in centrale industriële sectoren sneller een lening, waaruit kan worden afgeleid dat de beschikbaarheid en kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn. Er zijn inderdaad bewijzen, onder meer in de aluminiumsector, dat overheidsbedrijven een voorkeursbehandeling van banken krijgen in de vorm van rentepercentages, bedragen en voorwaarden van leningen, met als gevolg een concurrentievoordeel voor deze bedrijven (67).

(101)

Ten tweede zijn de kosten van leningen kunstmatig laag gehouden om de groei van de investeringen te bevorderen. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met een steeds lager rendement. Dit wordt geïllustreerd door de recente groei van de bedrijfsschuld in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren.

(102)

Wat dit betreft, wordt in het OESO-onderzoek verwezen naar anekdotisch bewijs dat aluminiumproducenten in de VRC op preferentiële voorwaarden financiering hebben gekregen, waarbij de kosten van die financiering kennelijk werden losgekoppeld van het bijbehorende niveau van de bedrijfsschuld. Volgens het onderzoek heeft één staatsproducent van aluminium in 2016 expliciet in zijn obligatieprospectus verklaard dat hij aanzienlijke financiële steun van Chinese beleidsbanken krijgt tegen een rente die onder de benchmark ligt. Ook worden in de obligatieprospectus van 2017 van een andere staatsproducent de sterke banden genoemd die het bedrijf met Chinese banken onderhoudt, waaronder de beleidsbanken die dat bedrijf tegen lage kosten hebben gefinancierd. In het OESO-onderzoek wordt in dit verband geconcludeerd dat, hoewel er veel redenen kunnen zijn waarom de rente voor deze ondernemingen laag is, uit het contrast tussen slechte financiële indicatoren en lage rentepercentages kan worden opgemaakt dat er mogelijk een te lage prijsstelling van het risico met betrekking tot deze leningnemers heeft plaatsgevonden (68).

(103)

Ten derde worden prijssignalen nog steeds niet door de vrije marktwerking veroorzaakt, ondanks dat in oktober 2015 de nominale rente werd geliberaliseerd; deze signalen worden beïnvloed door verstoringen die de overheid teweeg heeft gebracht. Het aandeel leningen tegen of onder de benchmarkrente vormt namelijk nog steeds 45 % van alle leningen en het lijkt erop dat er steeds meer van gerichte kredieten gebruik wordt gemaakt, omdat het aandeel daarvan sinds 2015 fors is toegenomen ondanks de verslechterende economische omstandigheden. Kunstmatig lage rentes leiden tot een te lage prijsstelling en derhalve ook tot een buitensporig gebruik van kapitaal.

(104)

De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietschaarste die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg daarvan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Geconfronteerd met een situatie van toenemende risicoschulden heeft de Chinese regering ervoor gekozen om wanbetaling te voorkomen. Derhalve zijn oninbare vorderingen afgehandeld door de schuld door te rollen, waardoor zogenaamde "zombie"-ondernemingen ontstaan, of door het eigendom van de schuld (bv. via fusies of conversie van schuld in eigen vermogen) over te dragen, zonder noodzakelijkerwijs het algehele schuldenprobleem op te lossen of de grondoorzaken daarvan aan te pakken.

(105)

Ondanks de stappen die recentelijk zijn gezet om de markt te liberaliseren, wordt het systeem van bedrijfskredieten in de VRC in essentie beïnvloed door belangrijke systemische problemen en verstoringen als gevolg van de voortdurende allesbepalende rol van de staat op de kapitaalmarkten.

(106)

Er werd geen bewijs overgelegd dat de aluminiumsector, waaronder het onderzochte product, van het hierboven beschreven overheidsingrijpen in het financiële stelsel zou zijn vrijgesteld. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktvoorwaarden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

3.3.1.10.   Het systemische karakter van de beschreven verstoringen

(107)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het verslag beschreven verstoringen niet beperkt blijven tot de aluminiumsector in het algemeen of het onderzochte product in het bijzonder. Integendeel, uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem als beschreven in de punten 3.3.1.1 tot en met 3.3.1.5 en in deel I van het verslag van toepassing zijn op het gehele land en alle economische sectoren. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren als vermeld in de punten 3.3.1.6 tot en met 3.3.1.8 en in deel II van het verslag.

(108)

Om het onderzochte product te vervaardigen, is een aantal inputs nodig. Uit het onderzoeksdossier blijkt niet dat deze inputs niet in de VRC zijn betrokken. Wanneer de Chinese producenten van aluminiumfolie deze inputs kopen/contracteren, betalen zij prijzen (die als kosten worden geboekt) die duidelijk worden blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo maken leveranciers van inputs gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is; leveranciers in de VRC kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen van de financiële sector en de kapitaaltoewijzing; zij vallen onder een systeem van grondgebruiksrechten waardoor de kosten van het grondgebruik worden verstoord, en boven alles vallen zij onder het planningssysteem dat geldt voor alle bestuurslagen en sectoren, zodat ook hun productieprocessen direct en indirect van dit systeem zijn doordrongen.

(109)

Hierdoor kunnen niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product niet worden gebruikt; alle inputkosten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) hebben op dezelfde wijze te maken met verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, omdat de prijsvorming daarvan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed, zoals beschreven in de delen I en II van het verslag. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit houdt bijvoorbeeld in dat een input die zelf door een combinatie van een reeks productiefactoren in de VRC is gefabriceerd, waarschijnlijk wordt blootgesteld aan verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Commissie ontving geen bewijs — en ook geen tegenbewijs — dat deze bevinding weerspreekt. Hetzelfde geldt voor de input voor de input enz. De Chinese regering en de producenten-exporteurs hebben in dit onderzoek geen bewijzen of argumenten aangedragen waaruit het tegendeel blijkt.

3.3.1.11.   Conclusie

(110)

Uit de analyse in de punten 3.3.1.2 tot en met 3.3.1.9, met onder meer een bestudering van alle beschikbare bewijzen voor het ingrijpen door de VRC in haar economie in het algemeen en in de aluminiumsector (inclusief het onderzochte product), is gebleken dat prijzen of kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Op grond hiervan, en bij gebrek aan medewerking van de VRC en de producenten-exporteurs, kwam de Commissie tot de conclusie dat het in dit geval niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten om de normale waarde vast te stellen.

(111)

Daarom heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van de productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen, in dit geval, aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land, conform artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, zoals in het volgende hoofdstuk wordt besproken. De Commissie wees erop dat geen enkele producent-exporteur na de indiening van de steekproefformulieren met het onderzoek heeft meegewerkt en dat er geen argumenten waren binnengekomen waarin werd gesteld dat enkele binnenlandse kosten niet verstoord zouden zijn in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), derde streepje, van de basisverordening.

3.3.2.   Representatief land

3.3.2.1.   Algemene opmerkingen

(112)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening werd de normale waarde berekend op grond van de productie- en verkoopkosten in een passend representatief land.

(113)

De keuze van het representatieve land werd gebaseerd op de volgende criteria:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiertoe keek de Commissie naar landen met een bruto nationaal inkomen dat vergelijkbaar was met dat van de VRC, op basis van de databank van de Wereldbank;

vervaardiging van het onderzochte product in dat land (69);

beschikbaarheid van de relevante openbare gegevens in dat land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(114)

Zoals uitgelegd in de overwegingen 28 en 29, heeft de Commissie de belanghebbenden in de mededeling van 19 april 2018 op de hoogte gebracht van het feit dat zij Turkije als mogelijk representatief land had aangewezen en de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken en andere landen voor te stellen. Over dit punt werden geen opmerkingen ontvangen.

(115)

Zoals aangegeven in de overwegingen 30 en 31, bevestigde de Commissie in de mededeling van 3 oktober 2018 haar voornemen om Turkije als het potentiële representatieve land te gebruiken en vroeg zij om het indienen van opmerkingen. Ook over dit punt werden geen opmerkingen ontvangen.

3.3.2.2.   Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC

(116)

Turkije wordt door de Wereldbank als een land beschouwd met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dan van de VRC, dat wil zeggen dat het wordt aangemerkt als een land met "hogere middeninkomens" op basis van een bruto nationaal inkomen ("BNI") (70), vergelijkbaar met de VRC.

3.3.2.3.   Vervaardiging van het onderzochte product in het representatieve land

(117)

In de mededeling van 19 april 2018 heeft de Commissie aangegeven dat zij in Turkije een producent van het onderzochte product had gevonden, namelijk Sedat Tahir A.Ș. De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen te maken en voorstellen te doen voor andere producten in andere representatieve landen die voldeden aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. Er werden geen opmerkingen of voorstellen ontvangen, niet over de vraag of het representatieve land passend was en evenmin werden er andere landen dan Turkije als representatief land aangedragen.

3.3.2.4.   Beschikbaarheid van de relevante openbare gegevens in het representatieve land

(118)

In de mededeling van 19 april 2018 meldde de Commissie dat zowel de voornaamste inputgrondstoffen (d.w.z. aluminiumfolie op zogenaamde jumborollen met een gewicht van meer dan 10 kg) als het onderzochte product (d.w.z. aluminiumfolie op kleine rollen met een gewicht van ten hoogste 10 kg) onder dezelfde GS-codes zijn gerangschikt, namelijk 7607 11 en 7607 19. Om op correcte wijze het uitgangsmateriaal vast te stellen, kunnen uitsluitend landen die een nader onderscheid tussen het voornaamste uitgangsmateriaal en het onderzochte product maken, als passende representatieve landen worden beschouwd, op basis waarvan de normale waarde naar behoren kan worden berekend. In dat stadium werd geoordeeld dat alleen in Turkije het voornaamste uitgangsmateriaal onder andere codes was gerangschikt dan het onderzochte product en dat er een volledige reeks openbare gegevens beschikbaar was.

(119)

De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen te maken over de vraag of Turkije een passend land was, onder meer overeenkomstig de bovengenoemde criteria. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

a)   Gegevens over productiefactoren

(120)

Wat betreft Turkije, waren invoergegevens over de voornaamste grondstoffen die bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt, onmiddellijk beschikbaar in Global Trade Atlas, terwijl gegevens over andere belangrijke productiefactoren, zoals arbeids- en elektriciteitskosten, eveneens onmiddellijk beschikbaar waren op de website van het Turks Instituut voor Statistiek.

b)   Financiële gegevens (vaste productiekosten, VAA-kosten en winst)

(121)

Uit het onderzoek bleek dat de financiële gegevens van de Turkse producent, Sedat Tahir A.Ș., voor het jaar 2017 publiek toegankelijk zijn.

3.3.2.5.   Conclusie

(122)

Op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening is het doel om in een mogelijk representatief land alle of zo veel mogelijk van de bijbehorende niet-verstoorde productiefactoren te vinden die door de medewerkende Chinese producenten worden gebruikt, of van de niet-verstoorde bedragen van de vaste productiekosten, VAA-kosten en winst.

(123)

Gezien de bovenstaande analyse voldeed Turkije aan alle in artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening vermelde criteria om als passend representatief land te worden beschouwd. Met name wordt in Turkije het onderzochte product gefabriceerd en er is een volledige reeks gegevens beschikbaar voor alle productiefactoren, vaste productiekosten, VAA-kosten en winst.

(124)

Aangezien werd vastgesteld dat Turkije in dit geval een passend representatief land is, was het niet nodig het niveau van sociale bescherming en milieubescherming in Turkije nader te analyseren.

3.3.3.   Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst

(125)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), vierde alinea, van de basisverordening geldt: "De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst."

(126)

Zoals vermeld in de overwegingen 28 tot en met 31, heeft de Commissie aangegeven dat zij een producent, Sedat Tahir A.S., had gevonden waarvan de jaarrekening publiekelijk beschikbaar was en die het onderzochte product in het toekomstige representatieve land vervaardigde. Voorts heeft zij aangegeven dat zij van plan was de cijfers van de winst- en verliesrekening van Sedat Tahir A.Ș. voor 2017 als uitgangspunt te nemen voor de vaststelling van de percentages van de VAA-kosten en winsten om de normale waarde te berekenen. Over dit punt werden binnen de gestelde termijn van tien dagen geen opmerkingen ontvangen.

(127)

De vaste productiekosten staan niet afzonderlijk in de beschikbare cijfers van de winst- en verliesrekening van Sedat Tahir A.Ș. vermeld en daarom oordeelde de Commissie dat zij in de kosten van verkochte goederen of de fabricagekosten waren verdisconteerd.

(128)

Vervolgens heeft de Commissie de cijfers van de winst- en verliesrekening van Sedat Tahir A.Ș. voor 2017 gebruikt als uitgangspunt voor de vaststelling van de VAA- en winstpercentages in de productiekosten die op de berekende productiekosten moeten worden toegepast om tot de door berekening vastgestelde normale waarde te komen.

3.3.4.   Bronnen gebruikt om niet-verstoorde kosten vast te stellen

(129)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening "wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen" en "omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst".

(130)

In de mededeling van 19 april 2018 verklaarde de Commissie dat zij van plan was de niet-verstoorde kosten voor de eerste vijf inputgrondstoffen in tabel 1 (zie hieronder) aan de hand van de Global Trade Atlas ("GTA"-)databank vast te stellen. Voorts verklaarde de Commissie dat zij van plan was het Turkse Instituut voor Statistiek als bron voor de arbeidskosten en elektriciteitskosten te gebruiken. Tevens verklaarde zij dat zij voornemens was de Orbis-databank als bron van de publiekelijk beschikbare jaarrekeningen te nemen om tot een redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst te komen.

3.3.4.1.   Productiefactoren

(131)

Zoals reeds vermeld in overweging 28, heeft de Commissie in de mededeling van 19 april 2018 een eerste overzicht van productiefactoren en Turkse bronnen opgesteld met als doel deze te hanteren voor alle productiefactoren zoals grondstoffen, energie en arbeid die bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt.

(132)

Gezien het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie de verbruikshoeveelheden van de diverse productiefactoren gehanteerd die bij de vervaardiging van het onderzochte product worden gebruikt en van een grote in de steekproef opgenomen producent in de Unie werden verkregen, en paste deze toe op de Turkse eenheidskosten verkregen uit de diverse bronnen als genoemd in de overwegingen 130 tot en met 144 voor de verschillende productiefactoren die worden gebruikt om het onderzochte product te vervaardigen, teneinde de productiekosten vast te stellen. Uit de dankzij het oorspronkelijke onderzoek beschikbare informatie bleken het productieproces van de Chinese producenten-exporteurs en de gebruikte grondstoffen namelijk identiek te zijn aan die van de betrokken producent in de Unie.

(133)

Op basis van alle informatie die door de belanghebbenden is ingediend, en de uitkomsten van de controle ter plaatse bij een van de indieners van het verzoek, zijn de volgende productiefactoren, GS-codes en twaalfcijferige Turkse tariefcodes, waar van toepassing, vastgesteld.

Tabel 1

Productiefactor

Tariefcode

Invoerwaarde eenheid

Aluminiumfolie, niet op een drager, enkel gewalst (jumborollen)

7607 11 19 00 11

7607 11 19 00 12

3,83 EUR/kg

Gekleurde doos/kartonnen doos voor één rol

4819 20

3,20 EUR/kg

Papieren koker

4822 90

1,25 EUR/kg

Buitenverpakking voor 24 rollen

4819 20

3,20 EUR/kg

Arbeid (directe en indirecte arbeid)

Lonen in de productiesector

[n.v.t.]

8,15 EUR/manuur

Elektriciteit

[n.v.t.]

0,06 EUR/kWh

3.3.4.2.   Materialen

(134)

Wat betreft de aluminiumfolie, gaven de indieners van het verzoek aan dat de gebruikte standaardgrondstof aluminiumfolie is, niet op een drager, enkel gewalst, ingedeeld onder GS-code 7607 11. Deze bewering werd gestaafd door twee van de vier Chinese producenten die antwoord hebben gegeven op de vragen in bijlage III bij het bericht van opening. Een van de indieners van het verzoek meldde voorts dat de twaalfcijferige Turkse tariefcodes voor jumborollen 7607 11 19 00 11 en 7607 11 19 00 12 zijn. Omdat nadere informatie van Chinese producenten en opmerkingen van andere belanghebbenden ontbraken, besloot de Commissie de genoemde twaalfcijferige tariefcodes te gebruiken om de normale waarde te berekenen.

(135)

Wat betreft de gekleurde doos/kartonnen doos voor één rol, gaven de indieners van het verzoek aan dat de toepasselijke GS-code 4819 10 was, terwijl één Chinese producent verklaarde dat de toepasselijke GS-code 4819 20 was. GS-code 4819 10 omvat "dozen van gegolfd papier of van gegolfd karton", terwijl GS-code 4819 20 betrekking heeft op "vouwdozen, andere dan van gegolfd papier of van gegolfd karton". Omdat de desbetreffende dozen niet gegolfd zijn, besloot de Commissie een onderzoek naar GS-code 4819 20 in te stellen. Binnen die GS-code werd de Turkse nomenclatuur uitgebreider bestudeerd, maar er werd geen nauwkeurigere passende beschrijving vastgesteld. Daarom besloot de Commissie de genoemde zescijferige GS-code te gebruiken om te bepalen wat de kosten zijn van het onderdeel van de productiekosten aan de hand waarvan de normale waarde moet worden berekend.

(136)

Wat betreft de papieren koker, gaven de indieners van het verzoek dezelfde GS-code 4819 10 op als voor de gekleurde doos/kartonnen doos. Na onderzoek van de beschrijving ervan kwam de Commissie tot de conclusie dat het product moest worden aangemerkt als "andere spoelen van karton" onder GS-code 4822 90. Binnen die GS-code werd de Turkse nomenclatuur uitgebreider bestudeerd, maar er werd geen nauwkeurigere passende beschrijving vastgesteld, en daarom besloot de Commissie de genoemde zescijferige GS-code 4822 90 te gebruiken om te bepalen wat de kosten zijn van het onderdeel van de productiekosten aan de hand waarvan de normale waarde moet worden berekend.

(137)

Een van de indieners van het verzoek verschafte informatie waaruit bleek dat een buitenverpakking (voor 24 rollen aluminiumfolie) eveneens een productiefactor vormde. Na onderzoek van de beschrijving ervan kwam de Commissie tot de conclusie dat het product ook onder GS-code 4819 20 moest worden gerangschikt. Binnen die GS-code werd de Turkse nomenclatuur uitgebreider bestudeerd, maar er werd geen nauwkeurigere passende beschrijving vastgesteld, en daarom besloot de Commissie de genoemde zescijferige GS-code 4819 20 te gebruiken om te bepalen wat de kosten zijn van het onderdeel van de productiekosten aan de hand waarvan de normale waarde moet worden berekend.

(138)

Voor aluminiumfolie genereerde de Commissie de invoerwaarde in euro en de hoeveelheid kilogrammen vanuit de rest van de wereld, exclusief de VRC, naar Turkije in het jaar 2017 voor de Turkse tariefcodes 7607 11 19 00 11 en 7607 11 19 00 12. Op basis van deze cijfers berekende de Commissie vervolgens de gewogen gemiddelde invoerwaarde in euro per kg voor aluminium jumborollen, die als de relevante kosten van grondstoffen in de productiekosten moet worden gebruikt.

(139)

Wat betreft de gekleurde doos/kartonnen doos en de buitenverpakking, genereerde de Commissie de invoerwaarde in euro en de hoeveelheid kilogrammen vanuit de rest van de wereld, exclusief de VRC, naar Turkije in het jaar 2017 voor GS-code 4819 20. Op basis van deze cijfers berekende de Commissie vervolgens de gewogen gemiddelde invoerwaarde in EUR per kg voor de gekleurde doos/kartonnen doos en de buitenverpakking, die als de relevante kosten van grondstoffen in de productiekosten moet worden gebruikt.

(140)

Wat betreft de papieren koker, genereerde de Commissie de invoerwaarde in euro en de hoeveelheid kilogrammen vanuit de rest van de wereld, exclusief de VRC, naar Turkije in het jaar 2017 voor GS-code 4822 90. Op basis van deze cijfers berekende de Commissie vervolgens de gewogen gemiddelde invoerwaarde in euro per kg voor de papieren koker, die als de relevante kosten van grondstoffen in de productiekosten moet worden gebruikt.

(141)

Wat betreft schroot van aluminiumfolie, kan volgens een van de indieners van het verzoek het afval als niet aanwezig worden beschouwd en hoeft er derhalve geen waarde in de berekende productiekosten voor schroot te worden opgenomen. Omdat er geen andere opmerkingen waren binnengekomen, besloot de Commissie deze aanpak te hanteren.

(142)

Om de niet-verstoorde prijs te berekenen van de grondstoffen die aan de poort van de fabriek van de producent-exporteur afgeleverd worden, ging de Commissie na of het passend is om bij de invoerprijs de invoerrechten van het representatieve land, Turkije, en de kosten voor het binnenlands vervoer van de grondstoffen op te tellen. De Commissie stelde vast dat Turkije geen invoerrechten hief op de invoer van de voornaamste grondstof, aluminiumfolie op jumborollen, uit de andere landen dan de VRC waarvan de meeste ingevoerde producten werden betrokken. Ten aanzien van het binnenlands vervoer van de grondstoffen is er geen onmiddellijk beschikbare informatie omdat geen enkele Chinese producent zijn medewerking verleende. Zoals aangegeven in overweging 153, blijkt echter reeds uit de normale waarde die niet voor zulke invoerrechten en vervoerskosten is gecorrigeerd, dat een zeer hoog percentage van de uitgevoerde producten tegen dumpingprijzen worden verkocht. De normale waarde en dus de dumpingmarge zouden alleen maar hoger worden wanneer er een onderzoek zou worden verricht naar de binnenlandse vervoerskosten van grondstoffen en invoerrechten, omdat de normale waarde voor zulke kosten dan naar boven zou moeten worden bijgesteld. In het licht van het bovenstaande achtte de Commissie het in het onderhavige geval niet noodzakelijk om de kosten van de grondstoffen voor de invoerrechten en de binnenlandse vervoerskosten te corrigeren.

3.3.4.3.   Arbeid

(143)

Wat betreft arbeidskosten, gaf de Commissie in haar mededeling van 3 oktober 2018 aan dat zij van plan was gebruik te maken van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde gegevens. De Commissie gaf met name aan dat zij van plan was de arbeidskosten per uur in de productiesector voor 2016 te hanteren, voor de economische activiteit C.24 (vervaardiging van metalen in primaire vorm (71)) volgens NACE Rev.2 (72), oftewel de meest recent beschikbare statistieken (73). Voorts werd aangegeven dat de waarden naar behoren voor inflatie zouden worden gecorrigeerd met behulp van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde binnenlandse-producentenprijsindex (74). Omdat er geen opmerkingen waren binnengekomen, besloot de Commissie deze aanpak te hanteren.

3.3.4.4.   Elektriciteit

(144)

Wat betreft de elektriciteitskosten, gaf de Commissie in haar mededeling van 3 oktober 2018 bij gebrek aan informatie over de verbruiksniveaus in de VRC aan dat zij van plan was de gemiddelde eenheidsprijs van elektriciteit voor industriële gebruikers toe te passen; deze prijs werd vermeld in een persbericht van het Turkse Instituut voor Statistiek (75). Omdat er geen opmerkingen waren binnengekomen, besloot de Commissie deze aanpak te hanteren.

3.3.5.   Berekeningen

(145)

Om de normale waarde te berekenen, heeft de Commissie de volgende twee stappen gezet.

(146)

Ten eerste heeft de Commissie bepaald wat de niet-verstoorde productiekosten zijn. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs vermenigvuldigde de Commissie vervolgens de gebruiksfactoren die op het niveau van het productieproces van een van de indieners van het verzoek voor grondstoffen, arbeid en energie waren waargenomen, met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals waargenomen in het representatieve land Turkije.

(147)

Ten tweede paste de Commissie op de bovenstaande productiekosten de vaste productiekosten, VAA-kosten en winst van Sedat Tahir A.Ș. toe. Deze werden vastgesteld op grond van het jaarverslag van Sedat Tahir A.Ș over 2017.

(148)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. Omdat geen enkele producent-exporteur zijn medewerking verleende, werd de normale waarde op nationaal niveau vastgesteld en niet voor iedere exporteur en producent afzonderlijk.

3.4.   Uitvoerprijs

(149)

Zoals vermeld in overweging 21, heeft de Commissie geen antwoorden op de vragenlijst ontvangen van producenten-exporteurs in de VRC. Daarom heeft de Commissie op basis van invoerstatistieken van Eurostat ("Comext") één gewogen gemiddelde uitvoerprijs vastgesteld voor alle soorten aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik.

3.5.   Vergelijking

(150)

De Commissie vergeleek de normale waarde en de uitvoerprijs in het stadium af fabriek.

(151)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De normale waarde werd met 2 % verhoogd voor niet-terugvorderbare btw, en de uitvoerprijs werd met 1 % tot 3 % verlaagd voor internationaal vrachtvervoer, verzekering en binnenlandse vervoerskosten.

3.6.   Dumpingmarge

(152)

De Commissie heeft de gewogen gemiddelde normale waarde van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs van alle uitvoer naar de Unie, in overeenstemming met artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(153)

Op grond hiervan heeft de Commissie een dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, geconstateerd van meer dan 150 %. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

3.7.   Vermoedelijke voortzetting van dumping bij eventuele intrekking van de maatregelen

(154)

Na te hebben vastgesteld dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, heeft de Commissie onderzocht of het waarschijnlijk was dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(155)

Als gevolg van de niet-medewerking van producenten in de VRC werd dit onderzoek gebaseerd op de informatie waarover de Commissie beschikt, dat wil zeggen informatie die is verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek en informatie uit andere onafhankelijke bronnen, zoals officiële invoerstatistieken en informatie die in de loop van het onderzoek van andere belanghebbenden is verkregen.

(156)

Om na te gaan hoe de invoer zich waarschijnlijk bij intrekking van de maatregelen zou ontwikkelen, onderzocht de Commissie de reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

3.7.1.   Reservecapaciteit in de VRC

(157)

In het verzoek om een nieuw onderzoek wezen de indieners van het verzoek erop dat de aluminium jumborollen alleen maar hoefden te worden gesneden om het onderzochte product te worden, en dus is de overtollige Chinese capaciteit voor aluminium jumborollen relevant voor het vaststellen van de overcapaciteit voor het onderzochte product.

(158)

Zoals genoemd in het verzoek om een nieuw onderzoek, wordt in de uitvoeringsverordening van de Commissie van 17 december 2015 waarin naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen de antidumpingmaatregelen ten aanzien van jumborollen van aluminiumfolie worden verlengd (76), geraamd dat de Chinese productiecapaciteit voor alle soorten aluminiumfolie 450 000 ton groter is dan het totale binnenlandse verbruik in China. Er werd ook geraamd dat deze productiecapaciteit van 2,5 miljoen ton in 2014 zou toenemen tot 2,8 miljoen ton in 2018, terwijl de groei van het binnenlands verbruik waarschijnlijk niet zou volstaan om de toename van de capaciteit op te vangen (77). In de Unie wordt ongeveer 85 600 ton van het onderzochte product verbruikt.

(159)

Bij de definitieve vaststelling in de antidumping- en antisubisidieonderzoeken naar jumborollen van aluminiumfolie, die gebaseerd is op antwoorden van exporteurs en producenten in de VRC, heeft de Amerikaanse International Trade Commission de reservecapaciteit van aluminiumfolie in de VRC voor 2017 en 2018 geraamd op respectievelijk 161 233 ton en 157 305 ton (78), hetgeen beduidend meer is dan de vraag in de EU.

(160)

Bovendien bleek uit de antwoorden van de vier groepen producenten in de VRC die op de steekproef hadden gereageerd, dat zij een reservecapaciteit van gemiddeld ongeveer 25 % hadden.

(161)

Op grond daarvan oordeelde de Commissie dat er in de VRC aanzienlijke overcapaciteit bestaat en dat de kans derhalve groot is dat de omvang van de invoer sterk zal toenemen en dat de prijzen meer onder druk komen te staan, indien de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken.

(162)

De door de indieners van het verzoek in dit verband verstrekte informatie werd door de belanghebbenden niet betwist. De Commissie heeft geen bewijs aangetroffen dat deze informatie weerlegde.

3.7.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(163)

De Commissie heeft de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie met betrekking tot de prijzen onderzocht om vast te stellen hoe de invoer zich kan gaan ontwikkelen als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(164)

In dit verband is het niet zinvol de statistieken van Chinese uitvoerprijzen te analyseren, omdat zowel de grondstof als het eindproduct in de VRC onder dezelfde GS-codes staan vermeld.

(165)

Uit een analyse van de antwoorden op de steekproeven van de Chinese producenten blijkt echter dat zij — gemiddeld — hogere prijzen op de EU-markt rekenen dan op andere markten van derde landen en op de binnenlandse markt, ondanks de geldende maatregelen. De prijzen op de EU-markt waren namelijk gemiddeld 5-10 % hoger dan in andere derde landen, en gemiddeld 20-25 % hoger dan de prijzen op de binnenlandse markt.

(166)

Zoals aangegeven in het verzoek om een nieuw onderzoek, hebben zowel Turkije als India sinds respectievelijk 2014 en 2017 antidumpingmaatregelen getroffen tegen aluminiumfolie uit de VRC. Indien de EU-maatregelen op het gebied van aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik zouden komen te vervallen, is het zeer waarschijnlijk dat de verkoop meer naar de EU-markt zal worden verlegd dankzij maatregelen tegen invoer op die andere markten en de aantrekkelijkheid van de EU-markt qua prijs.

(167)

Op grond van de aanzienlijke uitvoervolumes en het aanzienlijke marktaandeel van de VRC in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (12 994 ton, 13,4 %) evenals de voortdurende uitvoer van het onderzochte product uit de VRC naar de markt van de Unie in de beoordelingsperiode (1 519 ton, 1,8 %), kan de Commissie concluderen dat de markt van de Unie aantrekkelijk is voor producenten van het onderzochte product in de VRC.

(168)

Mochten de maatregelen komen te vervallen, dan zal de invoer vanuit de VRC naar de Unie dus waarschijnlijk sterk toenemen en tegen dumpingprijzen.

3.7.3.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(169)

Op grond van het bovenstaande, met name gezien de dumpingmarge die is vastgesteld in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, de aanzienlijke reservecapaciteit die beschikbaar is in de VRC, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, verwacht de Commissie dat de intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting van dumping en dat de uitvoer met dumping in grote hoeveelheden op de markt van de Unie terecht zal komen. Daarom wordt geoordeeld dat een voortzetting van dumping waarschijnlijk is indien de huidige antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen.

3.7.4.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(170)

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek de invoer uit China met dumping op de markt van de Unie werd voortgezet. Ondanks de relatief lage ingevoerde hoeveelheden vergeleken met het verbruik in de Unie worden de vastgestelde dumpingmarges bevestigd door de analyse van de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen, die zelfs nog lager blijken te zijn dan als bedoeld in overweging 165. Gezien de in de punten 3.7.1 en 3.7.2 behandelde aspecten concludeerde de Commissie ook dat het zeer waarschijnlijk is dat Chinese producenten grote hoeveelheden aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden uitvoeren, mochten de maatregelen komen te vervallen. Er is derhalve bewijs waaruit blijkt dat voortzetting van dumping waarschijnlijk is, en in elk geval dat herhaling van dumping waarschijnlijk is, indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(171)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product vervaardigd door twintig bekende producenten in de Unie. Zij vormen de "bedrijfstak van de Unie" in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

4.2.   Inleidende opmerkingen

(172)

De Commissie heeft de schade beoordeeld op basis van trends met betrekking tot productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en groei, die in de gehele bedrijfstak van de Unie zijn verzameld, en trends met betrekking tot prijzen, winstgevendheid, kasstroom, vermogen om kapitaal en investeringen aan te trekken, voorraden, rendement van investeringen en lonen, die bij de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn verzameld.

4.3.   Verbruik in de Unie

(173)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op te tellen bij de totale invoer in de Unie volgens Eurostat.

(174)

Het verbruik in de Unie van het onderzochte product heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (ton)

 

2014

2015

2016

TNO

Totaal verbruik

104 521

93 058

88 707

85 666

Index (2014 = 100)

100

89

85

82

Bron: Eurostat, gegevens van de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(175)

Het verbruik in de Unie is in de beoordelingsperiode geleidelijk met 18 % afgenomen. Uit een analyse per jaar blijkt dat er sprake is van een geleidelijke afname gedurende de gehele periode, die versnelt tussen 2014 en 2015 en vervolgens afzwakt tussen 2016 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.4.   Invoer uit de VRC

4.4.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(176)

De Commissie heeft de ingevoerde hoeveelheid uit de VRC in de Unie vastgesteld op basis van de gegevens van Eurostat op Taric-niveau en de marktaandelen van de invoer door de omvang van de invoer te vergelijken met het verbruik in de Unie (zie tabel 2).

(177)

Het marktaandeel en de invoer uit de VRC hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Omvang van de invoer en marktaandeel

 

2014

2015

2016

TNO

Omvang van de invoer uit de VRC (ton)

3 510

2 549

2 650

1 519

Index (2014 = 100)

100

73

75

43

Marktaandeel van de invoer uit de VRC (%)

3,4

2,7

3,0

1,8

Index (2014 = 100)

100

82

89

53

Bron: Eurostat.

(178)

De invoer uit de VRC bereikte een hoogtepunt in 2014, daalde sterk in 2015, herstelde zich in 2016 enigszins, om vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer sterk af te nemen, waardoor in de beoordelingsperiode een algehele daling van 57 % waar te nemen viel. Het marktaandeel van de invoer nam in het tijdvak van het nieuwe onderzoek af van 3,4 % tot 1,8 %.

(179)

Het is voor de analyse van de schade relevant om op te merken dat er gedurende de gehele beoordelingsperiode sprake was van invoer uit de VRC, na betaling van rechten.

4.4.2.   Prijzen van de invoer uit de VRC

(180)

De Commissie heeft gebruikgemaakt van de prijzen van de invoer uit de VRC die zijn gemeld door Eurostat.

(181)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC in de Unie hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Prijzen van invoer uit VRC

 

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde prijs van invoer uit de VRC (EUR per ton)

2 340

2 934

2 827

2 413

Index (2014 = 100)

100

125

121

103

Bron: Eurostat.

(182)

De gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC steeg tussen 2014 en 2015 met 25 %, nam in 2016 licht af en zakte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bijna tot het niveau van 2014.

(183)

In de beoordelingsperiode was de gemiddelde invoerprijs per ton uit de VRC nog steeds aanzienlijk lager dan zowel de gemiddelde verkoopprijs per ton als de gemiddelde productiekosten per ton van de bedrijfstak van de Unie, zoals weergegeven in tabel 10.

4.4.3.   Prijsonderbieding

(184)

De Commissie heeft de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld door de gewogen gemiddelde verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie rekenen, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, te vergelijken met de gegevens van Eurostat over de prijs van de invoer van het onderzochte product uit de VRC op cif-niveau, gecorrigeerd voor de prijs inclusief lossen, inklaring en invoerrechten, met inbegrip van een bedrag van conventionele douanerechten.

(185)

Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de gemiddelde prijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(186)

Uit de vergelijking bleek voor de invoer uit de VRC een gemiddelde prijsonderbieding van 29,3 % op de markt van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.5.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(187)

De omvang van de invoer in de Unie evenals het marktaandeel en de prijsontwikkelingen voor invoer van het onderzochte product uit de andere derde landen worden getoond in tabel 5. De cijfers zijn afkomstig van Eurostat.

Tabel 5

Invoer uit andere derde landen dan de VRC

 

2014

2015

2016

TNO

Omvang van de invoer (ton)

4 011

2 525

4 029

5 119

Index (2014 = 100)

100

63

100

128

Marktaandeel (%)

3,8

2,7

4,5

6,0

Index (2014 = 100)

100

71

118

156

Gemiddelde invoerprijs (EUR per ton)

2 621

2 685

2 653

2 888

Index (2014 = 100)

100

102

101

110

Bron: Eurostat.

(188)

De omvang van de invoer uit andere derde landen was tijdens de beoordelingsperiode aan schommelingen onderhevig. Tussen 2014 en 2015 nam de invoer met 37 % af, waarna deze in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verdubbelde, hetgeen resulteerde in een stijging van in totaal 28 % tijdens de beoordelingsperiode.

(189)

Aangezien het totale verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode afnam, kwam deze stijging in deze periode tot uiting in een toename van het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen van 3,8 % in 2014 tot 6,0 % gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(190)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit andere derde landen dan de VRC stegen tijdens de beoordelingsperiode met 10 %, maar bleven ver onder de prijsniveaus van de bedrijfstak van de Unie zoals weergegeven in tabel 10.

(191)

In de beoordelingsperiode vond de invoer van het onderzochte product uit andere derde landen voornamelijk plaats vanuit Turkije, Noorwegen en Thailand.

(192)

De indieners van het verzoek stelden in het verzoek om een nieuw onderzoek dat de invoer uit Noorwegen in de beoordelingsperiode aanzienlijk was toegenomen, waarbij zij op grond van hun kennis van de markt constateerden dat het onderzochte product nergens in dat land werd vervaardigd. De indieners van het verzoek stelden tevens dat het onderzochte product in Thailand en Indonesië wordt overgeladen en zij vermoeden dat deze producten uit de VRC afkomstig zijn.

(193)

De Commissie analyseerde de gegevens van Eurostat met betrekking tot de invoer in kwestie. De omvang van de invoer in de Unie vanuit Noorwegen, Thailand en Indonesië heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Invoer uit Noorwegen, Thailand en Indonesië

 

2014

2015

2016

TNO

Omvang van de invoer uit Noorwegen (ton)

233

86

790

1 186

Index (2014 = 100)

100

37

339

509

Omvang van de invoer uit Thailand (ton)

0

0

70

654

Index (2016 = 100)

0

0

100

934

Omvang van de invoer uit Indonesië (ton)

0

0

0

196

Bron: Eurostat.

(194)

Het is bij de Commissie niet bekend dat het onderzochte product in Noorwegen wordt vervaardigd. De Commissie stelde tevens vast dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de invoer uit Noorwegen, Thailand en Indonesië de daling van de invoer uit de VRC volledig compenseerde. De indieners van het verzoek beweerden dat er mogelijk sprake zou zijn van ontwijking van bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC via overladingspraktijken in Noorwegen, Thailand en Indonesië. De Commissie kon echter niet controleren of het bewijsmateriaal dat ter ondersteuning van deze bewering was ingebracht, klopte.

4.6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.6.1.   Algemene opmerkingen

(195)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(196)

Zoals vermeld in overweging 12, heeft de Commissie voor de vaststelling van mogelijk door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(197)

Voor de vaststelling van de schade maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren.

(198)

Bij het beoordelen van de macro-economische indicatoren is de Commissie uitgegaan van de gegevens van de bedrijfstak van de Unie en van de gecontroleerde antwoorden die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie.

(199)

Bij het beoordelen van de micro-economische indicatoren is de Commissie uitgegaan van de gecontroleerde gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt.

(200)

De Commissie heeft vastgesteld dat beide reeksen gegevens representatief waren voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(201)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoophoeveelheden, marktaandeel, groei, werkgelegenheid en productiviteit.

(202)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, gemiddelde kosten per eenheid, arbeidskosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.6.2.   Macro-economische indicatoren

4.6.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(203)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van producenten in de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Productiehoeveelheden (ton)

104 344

96 478

89 070

86 254

Index (2014 = 100)

100

92

85

83

Productiecapaciteit (ton)

160 145

163 178

144 653

147 950

Index (2014 = 100)

100

102

90

92

Bezettingsgraad (%)

65

59

62

58

Index (2014 = 100)

100

91

95

89

Bron: Gegevens van de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(204)

De productiehoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 17 % gedaald en volgden daarmee de neerwaartse trend van het verbruik in de Unie. Tussen 2016 en het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd deze afname minder sterk.

(205)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 8 % afgenomen, waaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie niet volledig in staat was de capaciteit te verminderen om de afname van de productie in de beoordelingsperiode het hoofd te bieden.

(206)

De bezettingsgraad schommelde tijdens de beoordelingsperiode, maar was ten opzichte van 2014 het laagst in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Over het geheel genomen is de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 11 % gedaald.

4.6.2.2.   Verkoophoeveelheden en marktaandeel

(207)

De verkoophoeveelheden en het marktaandeel in de Unie van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoophoeveelheden en marktaandeel van producenten in de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Verkoophoeveelheden in de Unie (ton)

97 000

87 984

82 028

79 028

Index (2014 = 100)

100

91

85

81

Marktaandeel (%)

92,8

94,5

92,5

92,3

Bron: Gegevens van de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(208)

De verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt zijn tijdens de beoordelingsperiode met 19 % gedaald. De afname volgende de neerwaartse tendens van het verbruik in de Unie.

(209)

De bedrijfstak van de Unie was tussen 2014 en 2015 in staat marktaandeel te winnen, maar raakte dat in 2016 weer kwijt. Gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek was het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie zelfs iets kleiner dan aan het begin van de beoordelingsperiode.

4.6.2.3.   Groei

(210)

Gedurende de beoordelingsperiode nam de productie van de bedrijfstak van de Unie met 17 % af, terwijl het verbruik in de Unie met 18 % daalde en de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie met 19 % afnamen. De afname van de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode moet worden gezien in de context van een dalend verbruik tijdens dezelfde periode. Het marktaandeel van de Unie nam enigszins af.

4.6.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(211)

De werkgelegenheid en de productiviteit van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Werkgelegenheid en productiviteit van producenten in de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Aantal werknemers (voltijdequivalent of VTE)

1 048

1 033

1 015

977

Index (2014 = 100)

100

99

97

93

Productiviteit (ton per werknemer)

100

93

88

88

Index (2014 = 100)

100

94

88

89

Bron: Gegevens van de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(212)

Vanwege de afgenomen productie is de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode eveneens met 7 % gedaald. De werkgelegenheid is in de beoordelingsperiode echter minder afgenomen dan de productie, die met 17 % daalde. Dit had gevolgen voor de productiviteit van de producenten in de Unie, die in de beoordelingsperiode met 11 % afnam.

4.6.3.   Micro-economische indicatoren

4.6.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(213)

De gemiddelde verkoopprijzen en productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde verkoopprijzen in de Unie en kosten per eenheid

 

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde verkoopprijzen per ton (EUR)

3 723

3 844

3 596

3 703

Index (2014 = 100)

100

103

97

99

Gemiddelde productiekosten per ton (EUR)

3 539

3 719

3 549

3 802

Index (2014 = 100)

100

105

100

107

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(214)

De gemiddelde verkoopprijs per ton bij verkoop door de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 1 % gedaald, terwijl de productiekosten per ton in dezelfde periode met 7 % zijn gestegen.

4.6.3.2.   Arbeidskosten

(215)

De gemiddelde arbeidskosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer

 

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer (EUR per VTE)

26 187

26 509

26 383

25 348

Index (2014 = 100)

100

101

101

97

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(216)

De gemiddelde arbeidskosten per werknemer van de bedrijfstak van de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode licht afgenomen.

4.6.3.3.   Voorraden

(217)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Voorraden

 

2014

2015

2016

TNO

Eindvoorraad (ton)

1 378

1 321

1 598

1 285

Index (2014 = 100)

100

96

116

93

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(218)

De eindvoorraden waren in de beoordelingsperiode aan schommelingen onderhevig. In totaal namen deze voorraden tijdens deze periode met 7 % af.

4.6.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(219)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vastgesteld door de winst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(220)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2014

2015

2016

TNO

Winstgevendheid van de verkoop aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

5,1

5,5

1,4

– 2,8

Index (2014 = 100)

100

109

27

– 55

Kasstroom (× 1 000 EUR)

3 306

6 758

2 085

612

Index (2014 = 100)

100

204

63

19

Investeringen (× 1 000 EUR)

1 818

2 068

2 074

1 887

Index (2014 = 100)

100

114

114

104

Rendement van investeringen (%)

256

254

78

– 115

Index (2014 = 100)

100

99

30

– 45

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(221)

Over de gehele beoordelingsperiode is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie met 155 % sterk verminderd. Tussen 2014 en 2015 nam de winstgevendheid weliswaar met 9 % toe, maar gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek nam zij zo sterk af dat er verlies werd geleden.

(222)

De nettokasstroom, het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren, daalde in de beoordelingsperiode met 81 %. Tussen 2014 en 2015 verdubbelde hij, maar vervolgens kelderde hij in 2016 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(223)

Tijdens de beoordelingsperiode stegen de jaarlijkse investeringen door de bedrijfstak van de Unie in het soortgelijke product met 4 %.

(224)

Het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie, de winst als percentage van de nettoboekwaarde van de activa, daalde in de beoordelingsperiode met 145 % en werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek negatief.

4.6.4.   Conclusie over de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(225)

Het onderzoek heeft aangetoond dat de meeste schade-indicatoren zich negatief hebben ontwikkeld en dat de economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie is verslechterd tijdens de beoordelingsperiode.

(226)

Dankzij de getroffen maatregelen kon de bedrijfstak van de Unie zijn prijsniveaus en marktaandeel in een krimpende markt handhaven.

(227)

Het productie- en verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie volgde dezelfde negatieve trend als het verbruik in de Unie. De negatieve trends van zijn winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen zijn echter niet gecorreleerd met de negatieve ontwikkeling van het verbruik. Deze indicatoren ontwikkelden zich bij aanvang van de beoordelingsperiode, na de instelling van maatregelen, positief, maar begonnen snel te verslechteren door de forse daling van het verbruik en de stijging van de productiekosten. De bedrijfstak van de Unie begon in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verlies te lijden.

(228)

Tegelijkertijd is de invoer uit derde landen zowel qua omvang als marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode in absolute zin toegenomen en, zoals uitgelegd in overweging 194, compenseerde deze invoer de vermindering van de invoer uit de VRC volledig. Hoewel de gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, kon de Commissie niet vaststellen of deze invoer de oorzaak was van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, omdat onbekend was hoe de productmix ervan was samengesteld. De gemiddelde eenheidsprijs van derde landen is echter nog steeds veel hoger dan de prijzen waartegen de invoer uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op de markt van de Unie kwam. Daarom valt de verslechterende economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie samen met de voortdurende aanwezigheid van invoer met dumping van de VRC in representatieve volumes op de markt van de Unie, die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie blijft onderbieden en daardoor nog steeds een oneerlijke concurrentiedruk op die bedrijfstak uitoefent.

(229)

De Commissie concludeerde dat bij een algehele beoordeling van de schadefactoren de bedrijfstak van de Unie zijn economische en financiële situatie niet heeft verbeterd en niet is hersteld van de aanmerkelijke schade die de Commissie in het oorspronkelijke onderzoek had vastgesteld.

4.7.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van de schade

(230)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er nog steeds sprake zou zijn van aanmerkelijke schade als gevolg van invoer uit de VRC indien de maatregelen ten aanzien van de VRC zouden komen te vervallen. Het onderzoek heeft aangetoond dat de invoer uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen plaatsvond (overweging 153) en dat het waarschijnlijk was dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen (overweging 169).

(231)

Om te beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat de schade wordt voortgezet indien de maatregelen ten aanzien van de VRC worden ingetrokken, heeft de Commissie i) de reservecapaciteit in de VRC, ii) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en iii) het effect van de invoer uit de VRC op de situatie van de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen, onderzocht.

i)   Reservecapaciteit in de VRC

(232)

Zoals uitgelegd in de overwegingen 157 tot en met 162, is er aanzienlijke overcapaciteit in de VRC, die beduidend groter was dan het totale verbruik in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Bovendien heeft de Commissie geen elementen gevonden die konden wijzen op een significante verhoging van de binnenlandse vraag naar het onderzochte product in de VRC of op de markt van een ander derde land in de nabije toekomst. De Commissie concludeerde derhalve dat de binnenlandse vraag in de VRC of op de markten van andere derde landen de beschikbare reservecapaciteit in de VRC niet kon absorberen.

ii)   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(233)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 165 tot en met 167, vormt de markt van de Unie een aantrekkelijke markt voor producenten-exporteurs uit de VRC. Het marktaandeel van de invoer uit de VRC bedroeg in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (2010-2011) 13,4 %, wat erop wijst hoe hoog het niveau van de invoer uit de VRC zou kunnen worden indien de maatregelen zouden vervallen.

(234)

Invoer uit de VRC zonder antidumpingrecht zou in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie met 29,3 % hebben onderboden. Dit geeft aan wat het prijspeil van de invoer uit de VRC zou kunnen zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. Op grond hiervan is het waarschijnlijk dat de prijsdruk op de markt van de Unie zou toenemen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, waardoor de bedrijfstak van de Unie verdere schade zou lijden.

(235)

Op grond hiervan zullen de producenten-exporteurs uit de VRC na het wegvallen van de maatregelen hun aanwezigheid op de markt van de Unie waarschijnlijk vergroten, zowel qua hoeveelheid als qua marktaandeel, en tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zouden onderbieden.

iii)   Effect op de bedrijfstak van de Unie

(236)

Door de voortdurende invoer met dumping vanuit de VRC op de markt van de Unie en de lage prijzen daarvan heeft de bedrijfstak van de Unie niet volledig van de bestaande antidumpingmaatregelen kunnen profiteren en zich van de schade veroorzakende dumpingpraktijken in het verleden kunnen herstellen. Vanwege deze invoer met dumping is de bedrijfstak van de Unie niet in staat geweest zijn stijgende kosten in zijn verkoopprijzen te verdisconteren, waardoor zijn winstgevendheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zodanig afnam dat de bedrijfstak uiteindelijk verliesgevend werd.

(237)

Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zou de bedrijfstak van de Unie de verkoophoeveelheden en het marktaandeel niet kunnen handhaven tegenover goedkope invoer uit de VRC. Het is zeer waarschijnlijk dat het marktaandeel van de VRC snel zou stijgen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Een daling van de verkoophoeveelheden zou leiden tot een nog lagere bezettingsgraad en een toename van de gemiddelde productiekosten. Samen met de toegenomen prijsdruk zou dit tot een verdere verslechtering van de reeds zorgwekkende situatie van de bedrijfstak van de Unie leiden en uiteindelijk tot de sluiting van productielocaties en het verdwijnen van de bedrijfstak.

(238)

Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat het vervallen van de bestaande maatregelen zou leiden tot een voortzetting van schade als gevolg van de invoer uit de VRC en dat de reeds zorgwekkende situatie van de bedrijfstak van de Unie nog verder zou verslechteren.

4.8.   Conclusie

(239)

Intrekking van de maatregelen zou naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een aanzienlijke toename van invoer uit de VRC tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden. Daarom heeft de Commissie de conclusie getrokken dat het zeer waarschijnlijk is dat de schade zich zal voortzetten indien de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

4.9.   Waarschijnlijkheid van herhaling van schade

(240)

Daarnaast heeft de Commissie vastgesteld dat de intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid tot een herhaling van schade zou leiden, indien de bestaande maatregelen worden ingetrokken. Zelfs als de voortdurende schade voor de bedrijfstak van de Unie niet aan de ingevoerde producten zou kunnen worden toegeschreven, concludeerde de Commissie namelijk dat het zeer waarschijnlijk is dat de schade zich zal herhalen, en wel op basis van de lagere prijzen van de uitvoer naar derde landen (zie overweging 165), de grote reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de EU-markt (zie hoofdstuk 4.7).

5.   BELANG VAN DE UNIE

(241)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening onderzocht de Commissie of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel.

(242)

De Commissie stelde het belang van de Unie vast op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en gebruikers. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(243)

Op basis hiervan onderzocht de Commissie of er, ondanks haar conclusie dat de dumping en de schade waarschijnlijk zullen worden voortgezet, dwingende redenen bestonden om te concluderen dat de handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is.

5.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(244)

Het onderzoek heeft aangetoond dat een verdere verslechtering van de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk is, indien de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

(245)

Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat handhaving van de maatregelen ten aanzien van de VRC de bedrijfstak van de Unie ten goede zou komen.

5.2.   Belang van de importeurs en de gebruikers

(246)

Zoals aangegeven in de overwegingen 16 en 19, heeft geen enkele importeur of gebruiker zich gemeld en aan dit onderzoek meegewerkt. Zoals in eerdere onderzoeken waarbij sprake was van gebrek aan medewerking reeds was vastgesteld, kwam de Commissie tot de conclusie dat voortzetting van de maatregelen geen negatieve gevolgen zou hebben voor de importeurs en gebruikers in de Unie.

5.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(247)

Gezien het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om aan te nemen dat verlenging van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC niet in het belang van de Unie is.

6.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(248)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan werd beoogd de geldende antidumpingmaatregelen te handhaven. Tevens is een termijn vastgesteld waarbinnen zij opmerkingen konden maken over deze mededeling van feiten en overwegingen en konden verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. De Commissie heeft geen opmerkingen of verzoeken om een hoorzitting ontvangen.

(249)

Uit de bovenstaande overwegingen volgt dat de bij de definitieve verordening ingestelde antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de VRC, moeten worden gehandhaafd.

(250)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde juridische entiteiten is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op de onderzochte producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor "alle andere ondernemingen".

(251)

Verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van een nieuwe productie- of verkoopeenheid) moeten onverwijld aan de Commissie (79) worden gericht en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die bijvoorbeeld tot die naamswijziging of de oprichting van een productie- of verkoopmaatschappij hebben geleid. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt.

(252)

Indien, op basis van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (80), een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(253)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op aluminiumfolie met een dikte van 0,007 mm of meer, maar minder dan 0,021 mm, niet op een drager, enkel gewalst, al dan niet gegaufreerd, op kleine rollen met een gewicht van maximum 10 kg, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10 (Taric-codes 7607111110 en 7607191010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten, is als volgt:

Onderneming

Recht

Aanvullende Taric-code

CeDo (Shanghai) Ltd, Shanghai

14,2 %

B299

Ningbo Favored Commodity Co. Ltd, Yuyao City

14,6 %

B301

Ningbo Times Aluminium Foil Technology Co. Ltd, Ningbo

15,6 %

B300

Able Packaging Co. Ltd, Shanghai

14,6 %

B302

Guangzhou Chuanlong Aluminium Foil Product Co. Ltd, Guangzhou

14,6 %

B303

Ningbo Ashburn Aluminium Foil Products Co. Ltd, Yuyao City

14,6 %

B304

Shanghai Blue Diamond Aluminium Foil Manufacturing Co. Ltd, Shanghai

14,6 %

B305

Weifang Quanxin Aluminium Foil Co. Ltd, Linqu

14,6 %

B306

Zhengzhou Zhuoshi Tech Co. Ltd, Zhengzhou City

14,6 %

B307

Zhuozhou Haoyuan Foil Industry Co. Ltd, Zhouzhou City

14,6 %

B308

Zibo Hengzhou Aluminium Plastic Packing Material Co Ltd, Zibo

14,6 %

B309

Yuyao Caelurn Aluminium Foil Products Co. Ltd, Yuyao

14,6 %

B310

Alle andere ondernemingen

35,6 %

B999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage bij deze verordening, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht toegepast dat voor "alle andere ondernemingen" geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de VRC ten genoegen van de Commissie aantoont dat:

a)

hij het in artikel 1, lid 1, beschreven product in de periode tussen 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 niet naar de Unie heeft uitgevoerd;

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent in de Volksrepubliek China voor wie de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen gelden;

c)

hij het in artikel 1, lid 1, betrokken product werkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om na het einde van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren,

kan de Commissie artikel 1, lid 2, wijzigen door de nieuwe producent-exporteur toe te voegen aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek zijn opgenomen en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddelde recht van 14,6 % geldt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 217/2013 van de Raad van 11 maart 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 11).

(3)  PB C 188 van 14.6.2017, blz. 21.

(4)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 95 van 13.3.2018, blz. 8).

(5)  SWD(2017) 483 final/2.

(6)  Definitieve verordening, overweging 13, ter bevestiging van de overwegingen 27 tot en met 53 van Verordening (EU) nr. 833/2012 van de Commissie van 17 september 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de oorspronkelijke verordening") (PB L 251 van 18.9.2012, blz. 29). Zie in het bijzonder overweging 31.

(7)  Shanghai Futures Exchanges (http://www.shfe.com.cn/en/).

(8)  Oorspronkelijke verordening, overweging 33.

(9)  Ibid., overweging 34.

(10)  Het verslag — hoofdstuk 2, blz. 6-7.

(11)  Het verslag — hoofdstuk 2, blz. 10.

(12)  http://en.pkulaw.cn/display.aspx?cgid=311950&lib=law (geraadpleegd op 25 januari 2019).

(13)  Het verslag — hoofdstuk 2, blz. 20-21.

(14)  Het verslag — hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.

(15)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 120-121.

(16)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 122-135.

(17)  Het verslag — hoofdstuk 7, blz. 167-168.

(18)  Het verslag — hoofdstuk 8, blz. 169-170, 200-201.

(19)  Het verslag — hoofdstuk 2, blz. 15-16, het verslag — hoofdstuk 4, blz. 50, blz. 84, het verslag — hoofdstuk 5, blz. 108-109.

(20)  Het verslag — hoofdstuk 3, blz. 22-24 en hoofdstuk 5, blz. 97-108.

(21)  Het verslag — hoofdstuk 5, blz. 104-109.

(22)  OECD (2019), "Measuring distortions in international markets: the aluminium value chain", OECD Trade Policy Papers, No. 218, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/c82911ab-en

(23)  OESO-onderzoek, blz. 29.

(24)  Australian Anti-Dumping Commission, Aluminium Extrusions from China, REP 248, blz. 79 (13 juli 2015).

(25)  Taube, M. (2017). Analysis of Market Distortions in the Chinese Non-Ferrous Metals Industry, Think!Desk, 24 april 2017, blz. 51.

(26)  Zie bijvoorbeeld een verslag over het falen van de provinciale overheid van Shandong om de uitbreiding van de capaciteit van de aluminiumproductie te beperken: https://mp.weixin.qq.com/s?__biz=MzI2OTUyMzA0Nw==&mid=2247494318&idx=1&sn=9690ca50845c19f38eafff659516817a&chksm=eaddaba6ddaa22b071a5e2588aa787ed6f6a1a964ccae55c4d85c6f7ccbfcb5cedd3cdceac9d&scene=0&pass_ticket=JFplYZoDqNTFmOPYUGJbMwF0XlC1N3hAJ3EYPpsKx6rkt4fSeZ4TwIvB5BffX4du#rd (geraadpleegd op 22 februari 2019).

(27)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 387-388.

(28)  Het verslag — hoofdstuk 5, blz. 100-101.

(29)  Het verslag — hoofdstuk 2, blz. 26.

(30)  Het verslag — hoofdstuk 2, blz. 31-32.

(31)  Zie https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (geraadpleegd op 25 januari 2019).

(32)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 388.

(33)  http://www.chalco.com.cn/chalcoen/rootfiles/2018/04/19/1524095189602052-1524095189604257.pdf (geraadpleegd op 8 maart 2019).

(34)  Het verslag — hoofdstuk 4, blz. 41-42, 83.

(35)  13e vijfjarenplan voor de nationale economische en sociale ontwikkeling van de Volksrepubliek China (2016-2020), http://en.ndrc.gov.cn/newsrelease/201612/P020161207645765233498.pdf

(36)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 377.

(37)  Het verslag — hoofdstuk 12, blz. 275-282 en hoofdstuk 15, blz. 378-382.

(38)  Het verslag — hoofdstuk 12, blz. 275-282.

(39)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 378-382, 390.

(40)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 384-385.

(41)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 382-383.

(42)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 385-386.

(43)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 386.

(44)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 377-387.

(45)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 378 en 389; OESO-onderzoek, blz. 25-26.

(46)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 390-391.

(47)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 392-393.

(48)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 393-394.

(49)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 395-396.

(50)  Levering van elektriciteit met korting wordt ook door andere bronnen gemeld. Zie bijvoorbeeld: Economic Information Daily: Zorgen over afnemende groei, een westelijke regio die een voorkeursbeleid instelt om bedrijfstakken die grootverbruikers van energie zijn, te ondersteunen http://jjckb.xinhuanet.com/2012-07/24/content_389459.htm (geraadpleegd op 22 februari 2019), verslaglegging over hoe Chinese provincies als Shaanxi, Ningxia, Qinghai en Gansu nog steeds goedkope elektriciteit leveren om meer investeringen aan te trekken.

(51)  Ibid., blz. 16, blz. 30. De Chinese autoriteiten bemoeien zich echter ook met andere inputs. Een typisch voorbeeld is steenkool, een sector waarin de regering nog steeds de bevoegdheid heeft om prijsstijgingen te beperken. Zie: https://policycn.com/policy_ticker/coal-price-unlikely-to-jump-during-heating-season/?iframe=1&secret=c8uthafuthefra4e (geraadpleegd op 22 februari 2019).

(52)  Ibid. blz. 16-18.

(53)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 138-149.

(54)  Het verslag — hoofdstuk 9, blz. 216.

(55)  Het verslag — hoofdstuk 9, blz. 213-215.

(56)  Het verslag — hoofdstuk 9, blz. 209-211.

(57)  Besluitvormingsmemorandum voor de voorlopige vaststelling: antisubsidieonderzoek naar bepaalde aluminiumfolie uit de Volksrepubliek China, gepubliceerd door de Dienst voor Internationale Handel, Ministerie van Handel, op 7 augustus 2017, IX.E. blz. 30, beschikbaar op https://enforcement.trade.gov/frn/summary/prc/2017-17113-1.pdf (laatstelijk geraadpleegd op 11 maart 2019).

(58)  Het verslag — hoofdstuk 13, blz. 332-337.

(59)  Het verslag — hoofdstuk 13, blz. 336.

(60)  Het verslag — hoofdstuk 13, blz. 337-341.

(61)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 114-117.

(62)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 119.

(63)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 120.

(64)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(65)  Het verslag — hoofdstuk 6, blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(66)  Het verslag — hoofdstuk 15, blz. 386.

(67)  Zie bijvoorbeeld: China Economic Daily: De Chinese Academie van Fiscale Wetenschappen meldt dat overheidsbedrijven leningen krijgen tegen een percentage dat 1,5 procent lager ligt dan voor particuliere ondernemingen; http://www.ce.cn/xwzx/gnsz/gdxw/201708/01/t20170801_24724804.shtml (geraadpleegd op 22 februari 2019).

(68)  OESO-onderzoek, blz. 21.

(69)  Indien het onderzochte product in geen enkel land met een soortgelijk ontwikkelingsniveau wordt vervaardigd, kan er ook worden gekeken naar de fabricage van een product dat tot dezelfde algemene categorie en/of sector als het onderzochte product behoort.

(70)  https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income (geraadpleegd op 25 januari 2019).

(71)  De categorie "metalen in primaire vorm" omvat aluminium onder code C24.4.2.

(72)  De NACE-codes zijn te vinden op http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/index/nace_all.html

(73)  De arbeidskosten zijn beschikbaar op http://www.turkstat.gov.tr/PreIstatistikTablo.do?istab_id=2088

(74)  Het persbericht met de jaarlijkse wijziging van de binnenlandse-producentenprijsindex voor de productiesector is beschikbaar op http://www.turkstat.gov.tr/PreTabloArama.do?metod=search&araType=hb_x

(75)  Het persbericht met de elektriciteitsprijzen in Turkije is te vinden op http://www.turkstat.gov.tr/PreHaberBultenleri.do?id=27665

(76)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie van 17 december 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit Brazilië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 332 van 18.12.2015, blz. 63, overweging 31).

(77)  Idem, overwegingen 83 en 84.

(78)  US International Trade Commission, Aluminium Foil from China, Investigation Nos. 701-TA-570 and 731-TA-1346 (Final), april 2018, tabel VII-4.

(79)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, 1049 Brussel, België.

(80)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring bevatten met de volgende gegevens, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft:

1)

de naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2)

de volgende verklaring:

"Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] bepaalde aluminiumfolie op rollen die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

Datum en handtekening".


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/98


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/916 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2019

tot vaststelling, op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de aanpassingscoëfficiënt voor de rechtstreekse betalingen voor het kalenderjaar 2019

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 26, lid 3,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 dient een reserve met als doel het beschikbaar stellen van aanvullende steun voor de landbouwsector in geval van ernstige crisissituaties die de landbouwproductie of -distributie treffen, te worden aangelegd door aan het begin van elk jaar een vermindering op de rechtstreekse betalingen toe te passen door middel van het in artikel 26 van die verordening bedoelde mechanisme voor financiële discipline.

(2)

Om zeker te stellen dat de in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (2) vermelde jaarlijkse maxima ter financiering van de marktgerelateerde uitgaven en de rechtstreekse betalingen worden gerespecteerd, moet krachtens artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 een aanpassingscoëfficiënt voor de rechtstreekse betalingen worden vastgesteld wanneer de ramingen voor de financiering van de maatregelen die in het kader van dit submaximum voor een bepaald begrotingsjaar worden gefinancierd, erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zullen worden overschreden.

(3)

De in de ontwerpbegroting 2020 van de Commissie opgenomen reserve voor crises in de landbouwsector bedraagt 478 miljoen EUR (lopende prijzen). Om dat bedrag te financieren, moet het mechanisme voor financiële discipline van toepassing zijn op de rechtstreekse betalingen die voor het kalenderjaar 2019 worden gedaan in het kader van de steunregelingen die zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(4)

Uit de ramingen voor de rechtstreekse betalingen en marktgerelateerde uitgaven als vastgesteld in de ontwerpbegroting van de Commissie voor 2020, blijkt dat geen extra financiële discipline vereist is.

(5)

Overeenkomstig artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de aanpassingscoëfficiënt uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop die coëfficiënt van toepassing is, worden vastgesteld.

(6)

Landbouwers die een steunaanvraag voor rechtstreekse betalingen voor een bepaald kalenderjaar N indienen, ontvangen de betaling doorgaans binnen een vastgestelde betalingstermijn die in het begrotingsjaar (N+1) valt. De lidstaten mogen echter, binnen bepaalde grenzen, betalingen aan landbouwers doen nadat deze betalingstermijn is verstreken. Dergelijke betalingen kunnen in een later begrotingsjaar worden gedaan. Bij de toepassing van de financiële discipline voor een bepaald kalenderjaar mag de aanpassingscoëfficiënt niet worden toegepast op betalingen waarvoor steunaanvragen zijn ingediend in andere kalenderjaren dan het kalenderjaar waarvoor de financiële discipline geldt. Daarom moet met het oog op een gelijke behandeling van de landbouwers worden bepaald dat de aanpassingscoëfficiënt alleen wordt toegepast op betalingen waarvoor de steunaanvragen zijn ingediend in het kalenderjaar waarvoor de financiële discipline geldt, ongeacht het moment waarop de betaling aan de landbouwers wordt gedaan.

(7)

In artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is bepaald dat de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bepaalde aanpassingscoëfficiënt voor rechtstreekse betalingen alleen van toepassing is op rechtstreekse betalingen van meer dan 2 000 EUR die voor het desbetreffende kalenderjaar aan een landbouwer worden toegekend. Voorts is in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bepaald dat als gevolg van de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen de aanpassingscoëfficiënt pas vanaf 1 januari 2022 van toepassing is op Kroatië. De bij deze verordening bepaalde aanpassingscoëfficiënt mag dus niet van toepassing zijn op betalingen aan landbouwers in die lidstaat,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Met het oog op de toepassing van de aanpassingscoëfficiënt overeenkomstig de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 worden de rechtstreekse betalingen van meer dan 2 000 EUR die in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 vermelde steunregelingen aan landbouwers worden toegekend voor een voor het kalenderjaar 2019 ingediende steunaanvraag, verminderd met een aanpassingscoëfficiënt van 1,441101 %.

2.   De in lid 1 bedoelde vermindering geldt niet voor Kroatië.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/100


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/917 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2019

tot vaststelling van technische specificaties, maatregelen en andere vereisten voor het systeem van gekoppelde insolventieregisters overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (1), en met name artikel 25, lid 2, onder a) tot en met f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om het systeem van gekoppelde insolventieregisters op te zetten, moeten technische specificaties, maatregelen en andere vereisten worden vastgesteld teneinde uniforme voorwaarden voor de implementatie van het systeem te waarborgen.

(2)

De in deze verordening vervatte technische specificaties, maatregelen en andere vereisten zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor insolventieprocedures,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 25, lid 2, onder a) tot en met f), van Verordening (EU) 2015/848 bedoelde technische specificaties, maatregelen en andere vereisten om uniforme voorwaarden voor de implementatie van het systeem van gekoppelde insolventieregisters te waarborgen, zijn in de bijlage opgenomen.

Uiterlijk op 30 juni 2021 worden de insolventieregisters onderling gekoppeld overeenkomstig deze technische specificaties, maatregelen en andere vereisten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19.


BIJLAGE

TOT VASTSTELLING VAN DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE TECHNISCHE SPECIFICATIES, MAATREGELEN EN ANDERE VEREISTEN

1.   Voorwerp

Het systeem van gekoppelde insolventieregisters (Insolvency Registers Interconnection system — IRI) is een gedecentraliseerd systeem dat de nationale registers en het Europese e-justitieportaal met elkaar verbindt. IRI is een centrale zoekdienst waar alle in Verordening (EU) 2015/848 vastgestelde verplichte gegevens over insolventie en andere in de nationale registers opgenomen gegevens en documenten beschikbaar worden gesteld.

2.   Definities

a)   "HyperText Transport Protocol Secure" of "HTTPS": versleutelde communicatie en beveiligde verbindingskanalen;

b)   "insolventierecord": de in artikel 24 van Verordening (EU) 2015/848 bedoelde reeks gegevens over insolventieprocedures van één schuldenaar, die in de nationale elektronische insolventieregisters openbaar moeten worden gemaakt en beschikbaar moeten worden gesteld via het centrale openbare elektronische toegangspunt (het Europees e-justitieportaal), zoals bepaald in artikel 25 van Verordening (EU) 2015/848;

c)   "MS-IR-eindpunt": de bron van de in de insolventierecord opgenomen gegevens; het MS-IR-eindpunt (Member State — MS) fungeert als eigenaar van deze informatie en in die hoedanigheid wordt het geraadpleegd door het e-justitieportaal en verstrekt het de gevraagde gegevens;

d)   "nationaal registratienummer": het nummer waaronder de rechtspersoon in het handelsregister of een vergelijkbaar register is ingeschreven, of het persoonlijke identificatienummer of een gelijkwaardig nummer voor natuurlijke personen;

e)   "niet-weerlegbaarheid van de herkomst": de maatregelen die het bewijs van de integriteit en van de herkomst van de gegevens leveren via methoden zoals digitale certificering, publieke-sleutelinfrastructuur (Public Key Infrastructure — PKI) en digitale handtekeningen;

f)   "niet-weerlegbaarheid van de ontvangst": de maatregelen die aan de verzender van de gegevens het bewijs van ontvangst door de beoogde ontvanger leveren via methoden zoals digitale certificering, publieke-sleutelinfrastructuur (Public Key Infrastructure — PKI) en digitale handtekeningen;

g)   "platform": het centrale zoeksysteem dat deel uitmaakt van het e-justitieportaal;

h)   "registers": insolventieregisters als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2015/848;

i)   "Simple Object Access Protocol": een met de normen van het World Wide Web Consortium overeenstemmende specificatie van een berichtenprotocol voor de uitwisseling van gestructureerde informatie bij de implementatie van webdiensten in computernetwerken;

j)   "webdienst": een softwaresysteem dat is ontworpen voor de ondersteuning van interoperabele machine-tot-machine netwerkinteractie, en dat een in een machinaal verwerkbaar formaat beschreven interface heeft.

3.   Communicatiemethoden

3.1.   Voor de koppeling van de registers moet het IRI gebruikmaken van op diensten gebaseerde methoden voor elektronische communicatie, zoals webdiensten of andere herbruikbare digitalediensteninfrastructuren.

3.2.   Bij de communicatie tussen het e-justitieportaal en het platform, en tussen een MS-IR-eindpunt en het platform, gaat het om één-op-ééncommunicatie. De communicatie van het platform naar de registers kan de vorm aannemen van één-op-ééncommunicatie of één-op-veelcommunicatie.

4.   Communicatieprotocollen

4.1.   Voor de communicatie tussen het portaal, het platform, de registers en de facultatieve toegangspunten moeten beveiligde internetprotocollen worden toegepast, zoals HTTPS.

4.2.   Voor de verzending van gestructureerde gegevens en metagegevens moeten standaardcommunicatieprotocollen worden toegepast, zoals het Single Object Access Protocol (SOAP).

5.   Beveiligingsnormen

Voor de communicatie en de verspreiding van informatie via het IRI moeten onder meer de volgende technische maatregelen worden toegepast om minimumnormen voor IT-beveiliging te waarborgen:

a)

maatregelen om de vertrouwelijkheid van de informatie te waarborgen, waaronder het gebruik van beveiligde kanalen (HTTPS);

b)

maatregelen om de integriteit van de gegevens tijdens de uitwisseling ervan te waarborgen;

c)

maatregelen ter waarborging van de niet-weerlegbaarheid van de herkomst van de verzender van de informatie binnen het IRI en de niet-weerlegbaarheid van de ontvangst van informatie;

d)

maatregelen die waarborgen dat beveiligingsincidenten in een logboek worden vastgelegd overeenkomstig erkende internationale aanbevelingen voor normen voor IT-beveiliging;

e)

maatregelen voor de authenticatie en autorisatie van alle geregistreerde gebruikers en maatregelen ter verificatie van de identiteit van de met het portaal, het platform of de registers van het IRI verbonden systemen;

f)

maatregelen ter bescherming tegen geautomatiseerde opzoekingen (bv. door de captcha-module te gebruiken) en tegen het kopiëren van registers (bv. door het aantal resultaten per register tot een maximum te beperken).

6.   Tussen de registers en het IRI uit te wisselen gegevens

6.1.   De gemeenschappelijke reeks gegevens met dezelfde structuur en dezelfde soorten gegevens voor alle registers in de lidstaten wordt "basisinsolventierecord" genoemd.

Elke lidstaat kan deze basisinsolventierecord uitbreiden met specifieke informatie. De gegevens uit de insolventierecord moeten worden gemodelleerd op basis van de vastgestelde interfacespecificatie.

6.2.   De informatie-uitwisseling moet tevens de berichten omvatten die noodzakelijk zijn voor ontvangstbevestiging, registratie en rapportage.

7.   Structuur van het gestandaardiseerde berichtformaat

Bij de informatie-uitwisseling tussen de registers, het platform en het portaal moet gebruik worden gemaakt van gestandaardiseerde datastructureringsmethoden en een gestandaardiseerd berichtformaat, zoals XML.

8.   Aan het platform te verstrekken gegevens

8.1.   Omwille van de interoperabiliteitsvereisten moeten de door elk register aangeboden diensten uniform zijn en dezelfde interface hebben, zodat de interactie met de aanroepende applicatie (bv. het e-justitieportaal) verloopt via één type interface en aan de hand van een gemeenschappelijke reeds gegevenselementen. Deze aanpak vereist dat de lidstaten hun interne gegevensstructuur aanpassen aan de door de Commissie verstrekte interfacespecificaties.

8.2.   Voor de vervulling van de taken van het platform moeten de volgende soorten gegevens worden verstrekt:

a)

gegevens aan de hand waarvan de met het platform verbonden systemen kunnen worden geïdentificeerd; deze gegevens kunnen URL's zijn die elk systeem binnen het IRI identificeren;

b)

alle andere operationele gegevens die het platform nodig heeft om de zoekdienst correct en efficiënt te doen functioneren en de interoperabiliteit van de registers te verzekeren; het kan daarbij gaan om codelijsten, referentiegegevens, glossaria en vertalingen van die metadata, of registratie- en rapportagegegevens.

8.3.   Bij de verwerking en opslag van de gegevens en metagegevens die door het platform worden behandeld, moeten de in punt 5 van deze bijlage beschreven beveiligingsnormen in acht worden genomen.

9.   Werkwijze van het systeem en door het platform verleende IT-diensten

9.1.   De technische werkwijze van het systeem met het oog op de verspreiding en uitwisseling van informatie dient als volgt te zijn:

a)

voor de aflevering van berichten in de correcte taalversie verstrekt het platform referentiedataproducten, zoals codelijsten, gereguleerde vocabularia en glossaria;

b)

waar relevant worden de termen uit de vocabularia en glossaria vertaald in de officiële talen van de EU; waar mogelijk worden erkende normen en standaardberichten gebruikt.

9.2.   De Commissie moet de details over de technische werkwijze en de uitvoering van de IT-diensten van het platform aan de lidstaten ter beschikking stellen.

10.   Zoekcriteria

10.1.   Bij een opzoeking via het IRI moet ten minste één land worden geselecteerd.

10.2.   Het portaal moet de volgende geharmoniseerde zoekcriteria aanbieden:

a)

naam,

b)

nationaal registratienummer.

Deze criteria kunnen afzonderlijk of samen worden gebruikt.

10.3.   Via het portaal kunnen ook andere zoekcriteria beschikbaar zijn.

11.   Wijze van betaling

11.1.   Als een lidstaat een vergoeding vraagt voor documenten en gegevens die via het IRI op het e-justitieportaal ter beschikking worden gesteld, moeten gebruikers online betalingen kunnen verrichten met gebruikelijke betaalmiddelen, zoals krediet- en debetkaarten.

11.2.   Het systeem kan ook alternatieve online betaalmethoden aanbieden, zoals bankoverschrijvingen of stortingen via virtuele portemonnees.

12.   Beschikbaarheid van diensten

12.1.   De diensten moeten 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar zijn, met een beschikbaarheidsgraad van ten minste 98 %, regelmatig onderhoud buiten beschouwing gelaten.

12.2.   De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van onderhoudsactiviteiten met de volgende termijnen:

(a)

5 werkdagen van tevoren bij onderhoudswerkzaamheden waardoor het systeem maximaal 4 uur buiten werking kan zijn;

(b)

10 werkdagen van tevoren bij onderhoudswerkzaamheden waardoor het systeem maximaal 12 uur buiten werking kan zijn;

(c)

30 werkdagen van tevoren bij onderhoud aan de infrastructuur van de computerruimte waardoor het systeem maximaal zes dagen per jaar buiten werking kan zijn.

Onderhoudswerkzaamheden dienen zo veel mogelijk buiten de werktijden te worden gepland (19.00 uur tot 8.00 uur Midden-Europese tijd).

12.3.   Lidstaten die vaste wekelijkse onderhoudsperioden hanteren, moeten de Commissie meedelen op welke dag en welk tijdstip die vaste wekelijkse onderhoudsperioden gepland zijn. Onverminderd de in punt 12.2, onder a), b) en c), aangegeven verplichtingen mogen lidstaten, als hun systemen gedurende een dergelijke vaste periode niet beschikbaar zijn, ervan afzien die niet-beschikbaarheid elke keer aan de Commissie te melden.

12.4.   Bij een onverwachte technische storing van de systemen van een lidstaat, moet de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld melden dat zijn systemen niet beschikbaar zijn en moet hij zo mogelijk aangeven wanneer de dienstverlening zal worden hersteld.

12.5.   Wijzigingen die de verbinding met het centrale platform kunnen beïnvloeden, moeten van tevoren door de lidstaat aan de Commissie worden gemeld zodra er voldoende technische bijzonderheden over de wijziging beschikbaar zijn.

12.6.   Bij een onverwachte technische storing van het centrale platform of het portaal moet de Commissie de lidstaten onverwijld melden dat het platform of het portaal niet beschikbaar is en moet zij zo mogelijk aangeven wanneer de dienstverlening zal worden hersteld.

13.   Regels voor transcriptie en transliteratie

Bij de implementatie in de lidstaten moeten de nationale normen voor transcriptie, romanisatie en transliteratie met betrekking tot het gebruik van speciale tekens, de zoekinput en de zoekresultaten worden ondersteund.


BESLUITEN

5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/104


BESLUIT (EU, Euratom) 2019/918 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN

van 29 mei 2019

tot benoeming van rechters bij het Gerecht

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 254 en 255,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ambtstermijn van 23 rechters van het Gerecht verstrijkt op 31 augustus 2019.

(2)

Krachtens artikel 48 van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad (1) bestaat het Gerecht bovendien met ingang van 1 september 2019 uit twee rechters per lidstaat. In artikel 2, punt c), van die verordening is bepaald dat de ambtstermijn van vijf van de negen extra rechters die per 1 september 2019 moeten worden benoemd, op 31 augustus 2025 afloopt.

(3)

Om deze vacatures voor de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2025 te vervullen, zijn benoemingen nodig.

(4)

De heer Eugène BUTTIGIEG, de heer Anthony COLLINS, mevrouw Ramona FRENDO, de heer Colm MAC EOCHAIDH, de heer Jan PASSER en mevrouw Vesna TOMLJENOVIĆ zijn voorgedragen voor een hernieuwing van hun ambtstermijn.

(5)

Mevrouw Petra ŠKVAŘILOVÁ-PELZL, de heer Johannes LAITENBERGER, mevrouw Gabriele STEINFATT, de heer José MARTÍN Y PÉREZ DE NANCLARES, de heer Miguel SAMPOL PUCURULL, mevrouw Tamara PERIŠIN, en de heer Rimvydas NORKUS, waarvan laatstgenoemde de vervanger is van de rechter die was voorgesteld door de Republiek Litouwen in het kader van de gedeeltelijke hernieuwing van het Gerecht in 2013, Egidijus BIELIŪNAS, zijn voorgedragen voor een eerste ambtstermijn als rechter bij het Gerecht.

(6)

Deze kandidaten moeten worden voorgedragen voor een eerste ambtstermijn als rechter bij het Gerecht ter vervanging van de heer Alfred DITTRICH, de heer Ignacio ULLOA RUBIO, de heer Leopoldo CALVO-SOTELO IBÁÑEZ-MARTÍN en de heer Egidijus BIELIŪNAS en voor de extra posten waarin is voorzien in artikel 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2015/2422.

(7)

In artikel 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 is voorts bepaald dat de ambtstermijn van vier van de negen extra rechters die per 1 september 2019 moeten worden benoemd, op 31 augustus 2022 afloopt.

(8)

De heer Iko NÕMM is voorgedragen voor de vacature van rechter bij het Gerecht.

(9)

Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft advies uitgebracht over de geschiktheid van de heer Eugène BUTTIGIEG, de heer Anthony COLLINS, mevrouw Ramona FRENDO, de heer Johannes LAITENBERGER, de heer Colm MAC EOCHAIDH, de heer José MARTÍN Y PÉREZ DE NANCLARES, de heer Iko NÕMM, de heer Rimvydas NORKUS, de heer Jan PASSER, mevrouw Tamara PERIŠIN, de heer Miguel SAMPOL PUCURULL, mevrouw Petra ŠKVAŘILOVÁ-PELZL, mevrouw Gabriele STEINFATT en mevrouw Vesna TOMLJENOVIĆ voor de uitoefening van het ambt van rechter bij het Gerecht,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2025 worden benoemd tot rechter bij het Gerecht:

de heer Eugène BUTTIGIEG,

de heer Anthony COLLINS,

mevrouw Ramona FRENDO,

de heer Johannes LAITENBERGER,

de heer Colm MAC EOCHAIDH,

de heer José MARTÍN Y PÉREZ DE NANCLARES,

de heer Rimvydas NORKUS,

de heer Jan PASSER,

mevrouw Tamara PERIŠIN,

de heer Miguel SAMPOL PUCURULL,

mevrouw Petra ŠKVAŘILOVÁ-PELZL,

mevrouw Gabriele STEINFATT,

mevrouw Vesna TOMLJENOVIĆ.

2.   De heer Iko NÕMM wordt voor de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2022 benoemd tot rechter bij het Gerecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2019.

De voorzitter

L. ODOBESCU


(1)  Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB L 341 van 24.12.2015, blz. 14).


5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/106


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/919 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2019

inzake de ter ondersteuning van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen en waterscooters

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) worden producten die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen ervan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht te voldoen aan de eisen die door die normen of delen ervan worden bestreken, zoals beschreven in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2013/53/EU en in bijlage I bij die richtlijn.

(2)

Met het oog op de strengere essentiële eisen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2013/53/EU en bijlage I bij die richtlijn in vergelijking met de ingetrokken Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft de Commissie bij Uitvoeringsbesluit C(2015) 8736 van de Commissie (4) CEN/Cenelec verzocht om de opstelling, de herziening en de voltooiing van de werkzaamheden met betrekking tot de geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Richtlijn 2013/53/EU.

(3)

Concreet werd CEN/Cenelec verzocht nieuwe normen vast te stellen voor elektrische systemen, beveiliging tegen overboord vallen, voorkoming van lozing, het plaatje van de vaartuigbouwer, de handleiding, het zicht vanaf de hoofdstuurstand, het drijfvermogen en ontsnappingswegen voor meerrompsvaartuigen, gassystemen, uitlaatemissies en de vaartuigidentificatie en om de bestaande normen en de ontwerpnormen die nog in ontwikkeling zijn, te herzien.

(4)

Op basis van het in Uitvoeringsbesluit C(2015) 8736 omschreven verzoek heeft CEN/Cenelec verscheidene geharmoniseerde normen voor kleine vaartuigen en opblaasbare boten herzien.

(5)

CEN/Cenelec heeft de bijlagen bij de geharmoniseerde normen herzien zodat de volledige titel van Richtlijn 2013/53/EU wordt geciteerd en het verband tussen de clausules van de normen en de desbetreffende essentiële eisen op duidelijke en gedetailleerde wijze wordt aangegeven.

(6)

Op basis van het in Uitvoeringsbesluit C(2015) 8736 omschreven verzoek heeft CEN/Cenelec de norm EN ISO 8666:2018 opgesteld. Deze norm is de referentienorm voor de belangrijkste vaartuigafmetingen en de bijbehorende gegevens en voor de massaspecificaties en verschillende beladingstoestanden. De norm voorziet in technische specificaties met betrekking tot de in artikel 3, punt 10, van Richtlijn 2013/53/EU opgenomen definitie van romplengte.

(7)

Samen met CEN/Cenelec is de Commissie nagegaan of de door CEN/Cenelec opgestelde normen voor kleine vaartuigen en opblaasbare boten voldoen aan het in Uitvoeringsbesluit C(2015) 8736 omschreven verzoek.

(8)

De normen voor kleine vaartuigen en opblaasbare boten voldoen aan de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2013/53/EU en bijlage I bij die richtlijn gestelde eisen, die zij beogen te bestrijken. Daarom is het passend de referentienummers van deze normen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(9)

Daarom moeten de referenties van de normen die door de door CEN/Cenelec opgestelde nieuwe normen worden vervangen, worden geschrapt.

(10)

Door voldoening aan een geharmoniseerde norm wordt een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenstemmende essentiële vereisten die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, vanaf de datum van bekendmaking van de referentie van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij dit besluit vermelde referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 2013/53/EU opgestelde geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen en waterscooters worden hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

De in bijlage II bij dit besluit vermelde referenties van de ter ondersteuning van Richtlijn 2013/53/EU opgestelde geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen en waterscooters worden hierbij geschrapt uit het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 90).

(3)  Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 15).

(4)  Uitvoeringsbesluit C(2015) 8736 van de Commissie van 15 december 2015 betreffende een normalisatieverzoek aan het Europees Comité voor normalisatie en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie met betrekking tot pleziervaartuigen en waterscooters ter ondersteuning van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG.


BIJLAGE I

Nummer

Referentie van de norm

1.

EN ISO 6185-1:2018

 

Opblaasbare boten — Deel 1: Boten met een maximaal motorvermogen van 4,5 kW (ISO 6185-1:2001)

2.

EN ISO 6185-2:2018

 

Opblaasbare boten — Deel 2: Boten met een maximaal motorvermogen van 4,5 kW tot en met 15 kW (ISO 6185-2:2001)

3.

EN ISO 6185-3:2018

 

Opblaasbare boten — Deel 3: Boten met een romplengte kleiner dan 8 m en een maximaal motorvermogen van 15 kW en groter (ISO 6185-3:2014)

4.

EN ISO 6185-4:2018

 

Opblaasbare boten — Deel 4: Boten met een totale lengte tussen 8 m en 24 m met een motorvermogen van 15 kW of meer (ISO 6185-4:2011, gecorrigeerde versie 2014-08-01)

5.

EN ISO 7840:2018

 

Kleine vaartuigen — Brandbestendige brandstofslangen (ISO 7840:2013)

6.

EN ISO 8469:2018

 

Kleine vaartuigen — Niet-brandbestendige brandstofslangen (ISO 8469:2013)

7.

EN ISO 8666:2018

 

Kleine vaartuigen — Hoofdgegevens (ISO 8666:2016)

8.

EN ISO 8849:2018

 

Kleine vaartuigen — Elektrisch aangedreven lenspompen met gelijkstroom (ISO 8849:2003)

9.

EN ISO 9093-1:2018

 

Pleziervaartuigen — Buitenboordkranen en rompdoorvoeren — Deel 1: Delen van metaal (ISO 9093-1:1994)

10.

EN ISO 9093-2:2018

 

Kleine vaartuigen — Buitenboordkranen en rompdoorvoeren — Deel 2: Niet-metalen delen (ISO 9093-2:2002)

11.

EN ISO 11192:2018

 

Kleine vaartuigen — Grafische symbolen (ISO 11192:2005)

12.

EN ISO 11547:2018

 

Kleine vaartuigen — Bescherming tegen het starten onder belasting (ISO 11547:1994)

13.

EN ISO 11812:2018

 

Kleine vaartuigen — Waterdichte en snel zelflozende kuipen (ISO 11812:2001)

14.

EN ISO 12215-1:2018

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 1: Materialen: Onder warmte uithardende harsen, glasvezelversterking, referentielaminaat (ISO 12215-1:2000)

15.

EN ISO 12215-2:2018

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 2: Materialen: Kernmaterialen voor sandwichconstructies, ingesloten materialen (ISO 12215-2:2002)

16.

EN ISO 12215-3:2018

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 3: Materialen: Staal, aluminiumlegeringen, hout, overige materialen (ISO 12215-3:2002)

17.

EN ISO 12215-4:2018

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 4: Werkplaats en productie (ISO 12215-4:2002)

18.

EN ISO 12215-5:2018

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 5: Ontwerpdrukken, ontwerpspanningen, bepaling van het profiel (ISO 12215-5:2008 met inbegrip van Amd.1: 2014)

19.

EN ISO 12215-6:2018

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 6: Constructieplan en -details (ISO 12215-6:2008)

20.

EN ISO 12215-8:2018

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 8: Roeren (ISO 12215-8:2009 met inbegrip van Cor.1:2010)

21.

EN ISO 12215-9:2018

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 9: Tuigagebevestiging voor zeilboten (ISO 12215-9:2012)

22.

EN ISO 12216:2018

 

Kleine vaartuigen — Ramen, patrijspoorten, luiken, stormdeksels en deuren — Sterkte— en dichtheidseisen (ISO 12216:2002)

23.

EN ISO 13297:2018

 

Pleziervaartuigen — Elektrische systemen — Wisselstroominstallaties (ISO 13297:2014)

24.

EN ISO 13590:2018

 

Kleine vaartuigen — Waterscooters — Eisen voor de constructie en de systeeminstallatie (ISO 13590:2003)

25.

EN ISO 14509-1:2018

 

Pleziervaartuigen — Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving — Deel 1: Passage meetprocedures (ISO 14509-1:2008)

26.

EN ISO 14509-3:2018

 

Pleziervaartuigen — Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving — Deel 3: Geluidbepaling door gebruik van de berekening en metingen van procedures (ISO 14509-3:2009)

27.

EN ISO 15083:2018

 

Kleine vaartuigen — Lenspompsysteem (ISO 15083:2003)

28.

EN ISO 15084:2018

 

Kleine vaartuigen — Ankeren, meren en slepen — Sterke punten (ISO 15084:2003)

29.

EN ISO 16180:2018

 

Kleine vaartuigen — Navigatielichten — Installatie, plaatsing en zichtbaarheid (ISO 16180:2013)

30.

EN ISO 21487:2018

 

Kleine vaartuigen — Vast ingebouwde benzine— en dieselbrandstoftanks (ISO 21487:2012 met inbegrip van Amd.1:2014 en Amd.2:2015)

31.

EN ISO 25197:2018

 

Pleziervaartuigen — Elektrische/elektronische controlesystemen voor sturing, shift en gashendel (ISO 25197:2012, met inbegrip van Amd.1:2014)


BIJLAGE II

Nummer

Referentie van de norm

1.

EN ISO 6185-1:2001

 

Opblaasbare boten — Deel 1: Boten met een maximaal motorvermogen van 4,5 kW (ISO 6185-1:2001)

2.

EN ISO 6185-2:2001

 

Opblaasbare boten — Deel 2: Boten met een maximaal motorvermogen van 4,5 kW tot en met 15 kW (ISO 6185-2:2001)

3.

EN ISO 6185-3:2014

 

Opblaasbare boten — Deel 3: Boten met een romplengte kleiner dan 8 m en een maximaal motorvermogen van 15 kW en groter (ISO 6185-3:2014)

4.

EN ISO 6185-4:2011

 

Opblaasbare boten — Deel 4: Boten met een totale lengte tussen 8 m en 24 m met een motorvermogen van 15 kW of meer (ISO 6185-4:2011, Corrected version 2014-08-01)

5.

EN ISO 7840:2013

 

Kleine vaartuigen — Brandbestendige brandstofslangen (ISO 7840:2013)

6.

EN ISO 8469:2013

 

Kleine vaartuigen — Niet-brandbestendige brandstofslangen (ISO 8469:2013)

7.

EN ISO 8849:2003

 

Kleine vaartuigen — Elektrisch aangedreven lenspompen met gelijkstroom (ISO 8849:2003)

8.

EN ISO 9093-1:1997

 

Pleziervaartuigen — Buitenboordkranen en rompdoorvoeren — Deel 1: Delen van metaal (ISO 9093-1:1994)

9.

EN ISO 9093-2:2002

 

Kleine vaartuigen — Buitenboordkranen en rompdoorvoeren — Deel 2: Niet-metalen delen (ISO 9093-2:2002)

10.

EN ISO 11192:2005

 

Kleine vaartuigen — Grafische symbolen (ISO 11192:2005)

11.

EN ISO 11547:1995

 

Kleine vaartuigen — Bescherming tegen het starten onder belasting (ISO 11547:1994)

 

EN ISO 11547:1995/A1:2000

12.

EN ISO 11812:2001

 

Kleine vaartuigen — Waterdichte en snel zelflozende kuipen (ISO 11812:2001)

13.

EN ISO 12215-1:2000

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 1: Materialen: Onder warmte uithardende harsen, glasvezelversterking, referentielaminaat (ISO 12215-1:2000)

14.

EN ISO 12215-2:2002

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 2: Materialen: Kernmaterialen voor sandwichconstructies, ingesloten materialen (ISO 12215-2:2002)

15.

EN ISO 12215-3:2002

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 3: Materialen: Staal, aluminiumlegeringen, hout, overige materialen (ISO 12215-3:2002)

16.

EN ISO 12215-4:2002

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 4: Werkplaats en productie (ISO 12215-4:2002)

17.

EN ISO 12215-5:2008

 

Kleine vaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 5: Ontwerpdrukken, ontwerpspanningen, bepaling van het profiel (ISO 12215-5:2008)

 

EN ISO 12215-5:2008/A1:2014

18.

EN ISO 12215-6:2008

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 6: Constructieplan en -details (ISO 12215-6:2008)

19.

EN ISO 12215-8:2009

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 8: Roeren (ISO 12215-8:2009)

 

EN ISO 12215-8:2009/AC:2010

20.

EN ISO 12215-9:2012

 

Pleziervaartuigen — Rompconstructie en verbanddelen — Deel 9: Tuigagebevestiging voor zeilboten (ISO 12215-9:2012)

21.

EN ISO 12216:2002

 

Kleine vaartuigen — Ramen, patrijspoorten, luiken, poortdeksels en deuren — Sterkte— en waterdichtheidseisen (ISO 12216:2002)

22.

EN ISO 13297:2014

 

Pleziervaartuigen — Elektrische systemen — Wisselstroominstallaties (ISO 13297:2014)

23.

EN ISO 13590:2003

 

Kleine vaartuigen — Waterscooters — Eisen voor de constructie en de systeeminstallatie (ISO 13590:2003)

 

EN ISO 13590:2003/AC:2004

24.

EN ISO 14509-1:2008

 

Pleziervaartuigen — Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving — Deel 1: Passage meetprocedures (ISO 14509-1:2008)

25.

EN ISO 14509-3:2009

 

Pleziervaartuigen — Luchtgeluid uitgestraald door pleziervaartuigen met motoraandrijving — Deel 3: Geluidbepaling door gebruik van de berekening en metingen van procedures (ISO 14509-3:2009)

26.

EN ISO 15083:2003

 

Kleine vaartuigen — Lenspompsysteem (ISO 15083:2003)

27.

EN ISO 15084:2003

 

Kleine vaartuigen — Ankeren, meren en slepen — Sterke punten (ISO 15084:2003)

28.

EN ISO 16180:2013

 

Kleine vaartuigen — Navigatielichten — Installatie, plaatsing en zichtbaarheid (ISO 16180:2013)

29.

EN ISO 21487:2012

 

Kleine vaartuigen — Vast ingebouwde benzine— en dieselbrandstoftanks (ISO 21487:2012)

 

EN ISO 21487:2012/A1:2014

 

EN ISO 21487:2012/A2:2015

30.

EN ISO 25197:2012

 

Pleziervaartuigen — Elektrische/elektronische controlesystemen voor sturing, shift en gashendel (ISO 25197:2012)

 

EN ISO 25197:2012/A1:2014


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/114


BESLUIT Nr. 1/2019 VAN DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS

van 23 mei 2019

over de delegatie van bevoegdheden aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs inzake het besluit om op grond van artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst overgangsmaatregelen vast te stellen [2019/920]

DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1), en met name artikel 15, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("ACS"), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds ("ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst") dient tot en met 29 februari 2020 te worden toegepast.

(2)

Overeenkomstig artikel 95, lid 4, eerste alinea, van de partnerschapsovereenkomst zijn de onderhandelingen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst in september 2018 van start gegaan. Indien de nieuwe partnerschapsovereenkomst niet gereed is voor toepassing vóór het verstrijken van het huidige wettelijke kader, dienen er overgangsmaatregelen te worden vastgesteld.

(3)

In artikel 95, lid 4, tweede alinea, van de partnerschapsovereenkomst wordt bepaald dat de Raad van ministers overgangsmaatregelen kan vaststellen die nodig zijn tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe partnerschapsovereenkomst.

(4)

Krachtens artikel 15, lid 4, van de partnerschapsovereenkomst kan de Raad van ministers een besluit vaststellen betreffende de delegatie van bevoegdheden aan het Comité van ambassadeurs, met inbegrip van de bevoegdheid inzake het besluit over overgangsmaatregelen.

(5)

De Raad van ministers houdt zijn jaarlijkse gewone vergadering op 23 en 24 mei 2019 in Brussel. Er zijn nog geen overgangsmaatregelen afgesproken en bijgevolg kan de Raad van ministers ze ook niet vaststellen tijdens zijn gewone vergadering. Aangezien er geen verdere bijeenkomsten van de Raad van ministers gepland zijn vóór het verstrijken van de partnerschapsovereenkomst, moet het besluit om overeenkomstig artikel 95, lid 4, van de partnerschapsovereenkomst overgangsmaatregelen vast te stellen, worden gedelegeerd aan het Comité van ambassadeurs, zodat het besluit over overgangsmaatregelen tijdig kan worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ACS-EU-Raad van ministers delegeert hierbij overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst de nodige bevoegdheden aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs om overeenkomstig artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst te besluiten tot het vaststellen van de overgangsmaatregelen die nodig zijn totdat de nieuwe partnerschapsovereenkomst in werking treedt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2019.

Voor de ACS-EU-Raad van ministers

De voorzitter

Tjekero TWEYA


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.


Rectificaties

5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/116


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/897 van de Commissie van 12 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 met betrekking tot de opname van risicogebaseerde nalevingscontrole in bijlage I en de tenuitvoerlegging van eisen voor milieubescherming

( Publicatieblad van de Europese Unie L 144 van 3 juni 2019 )

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

"Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 23 maart 2020, met uitzondering van artikel 1, lid 2, en punten 11, 13, 14, 23 tot en met 26, 28, 30, punt 21.B.85 van punt 40, en punt 43 van de bijlage, die van toepassing zijn met ingang van 23 juni 2019.".