ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 139

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
27 mei 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2019/848 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/849 van de Commissie van 24 mei 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1492 wat betreft het maximumgehalte aan cholecalciferol (vitamine D3) in voeding voor zalmachtigen ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/850 van de Commissie van 24 mei 2019 tot 303e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

8

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/851 van de Raad van 14 mei 2019 tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 74e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en tijdens de 101e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie in verband met de vaststelling van wijzigingen van bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen van 2011, wijzigingen van de International Life-Saving Appliance Code, wijzigingen van de formulieren C, E en P van het aanhangsel van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee en wijzigingen van de International Code of Safety for Ships Using Gases or Other Low-flashpoint Fuels

10

 

*

Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

13

 

*

Besluit (EU) 2019/853 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/1


BESLUIT (EU) 2019/848 VAN DE RAAD

van 17 mei 2019

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 november 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie onderhandelingen te openen met het oog op de sluiting van een nieuwe internationale overeenkomst inzake olijfolie en tafelolijven.

(2)

De tekst van de internationale overeenkomst van 2015 inzake olijfolie en tafelolijven ("de overeenkomst") is op 9 oktober 2015 vastgesteld door de vertegenwoordigers van 24 lidstaten van de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (Unctad) en van twee intergouvernementele organisaties, tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties voor de onderhandelingen over een overeenkomst ter opvolging van de Internationale Overeenkomst van 2005 voor olijfolie en tafelolijven.

(3)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2016/1892 van de Raad (1) is de overeenkomst op 28 november 2016 in de zetel van de Verenigde Naties te New York namens de Unie ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(4)

De overeenkomst is op 1 januari 2017 voorlopig in werking getreden overeenkomstig artikel 31, lid 2, ervan.

(5)

De Ledenraad is het besluitvormingsorgaan van de Internationale Olijfolieraad en oefent alle bevoegdheden uit en vervult alle functies die nodig zijn om de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken. De Commissie dient te worden gemachtigd om de Unie in de Ledenraad te vertegenwoordigen.

(6)

Overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de overeenkomst kan de Ledenraad de in de bijlagen B en C bij de overeenkomst opgenomen benamingen en definities van olijfolie, olie van perskoeken en tafelolijven wijzigen, en zo de overeenkomst wijzigen.

(7)

Om de aanneming van dergelijke wijzigingen van de overeenkomst door de Ledenraad te vergemakkelijken en om het ontbreken van een standpunt van de Unie te vermijden, moet de Commissie worden gemachtigd om dergelijke wijzigingsvoorstellen namens de Unie goed te keuren, onder specifieke materiële en procedurele voorwaarden.

(8)

Om over de expertise van de lidstaten te beschikken en ervoor te zorgen dat de goedkeuring door de Commissie van de voorstellen tot wijziging van bijlagen B en C bij de overeenkomst in overeenstemming is met de in dit besluit neergelegde voorwaarden, dient de Commissie die wijzigingsvoorstellen voldoende op voorhand bij de Raad in te dienen.

(9)

De conformiteit van de door de Commissie aan de Raad ingediende wijzigingsvoorstellen moet worden beoordeeld door het Comité van permanente vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten ("Coreper"). De Commissie dient die wijzigingsvoorstellen goed te keuren, tenzij aantal lidstaten dat overeenkomstig artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) een blokkerende minderheid van de Raad vormt in Coreper tegen de wijzigingsvoorstellen bezwaar maakt.

(10)

Deze overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven wordt namens de Unie goedgekeurd (2).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de perso(o)n(en) aan die gemachtigd is (zijn) om namens de Unie de in artikel 28, lid 4, van de overeenkomst genoemde akte van goedkeuring neer te leggen (3).

Artikel 3

De Unie wordt in de Ledenraad vertegenwoordigd door de Commissie.

Artikel 4

Indien de Ledenraad overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de overeenkomst wordt verzocht wijzigingen aan te brengen in de benamingen en definities van olijfolie, olie van perskoeken van olijven en tafelolijven die in bijlagen B en C bij de overeenkomst zijn opgenomen, wordt de Commissie gemachtigd om namens de Unie de voorgestelde wijzigingen goed te keuren, en wel onder de volgende voorwaarden:

1)

De Commissie zorgt ervoor dat de goedkeuring namens de Unie:

de belangen van de Unie dient,

de doelstellingen ondersteunt die de Unie in het kader van haar handelsbeleid nastreeft,

rekening houdt met de belangen van de producenten, handelaren en consumenten van de Unie,

niet in strijd is met Unierecht of internationaal recht, en met name niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de regels van de Unie overeenkomstig de door de Ledenraad aangenomen wijzigingen van de overeenkomst, met name wat betreft de handelsnormen in de sector olijfolie en tafelolijven, als bedoeld in artikel 75 van die verordening,

indien van toepassing, de kwaliteit van olijfproducten bevordert door de vaststelling van frauduleuze en misleidende praktijken en vervalsing te verbeteren,

indien van toepassing, beter rekening houdt met de diversiteit van authentieke olijfproducten,

indien van toepassing, strekt tot de aanpassing aan internationale normen in verband met de fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen van olijfoliën, oliën uit perskoeken en tafelolijven,

indien van toepassing, ervoor zorgt dat er geen belemmeringen voor innovatie worden gecreëerd, en

indien van toepassing, de handel in olijfproducten vergemakkelijkt.

2)

Alvorens de Commissie dergelijke wijzigingsvoorstellen namens de Unie goedkeurt, dient zij die voldoende op voorhand of ten minste 15 werkdagen voor de vergadering waarin de Ledenraad wordt verzocht die wijzigingsvoorstellen aan te nemen, bij de Raad in door middel van een schriftelijk voorbereidend document.

De conformiteit van de in lid 1 van dit artikel vastgestelde wijzigingsvoorstellen moet worden beoordeeld door Coreper.

De Commissie keurt de voorgestelde wijzigingen namens de Unie goed tenzij een aantal lidstaten, dat overeenkomstig artikel 16, lid 4, VEU een blokkerende minderheid van de Raad vormt, daartegen bezwaar. Indien een dergelijke blokkerende minderheid bestaat, dient de Commissie de voorgestelde wijzigingen namens de Unie te verwerpen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI


(1)  Besluit (EU) 2016/1892 van de Raad van 10 oktober 2016 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (PB L 293 van 28.10.2016, blz. 2).

(2)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 293 van 28.10.2016, blz. 4, samen met het besluit tot ondertekening.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

(4)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).


VERORDENINGEN

27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/849 VAN DE COMMISSIE

van 24 mei 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1492 wat betreft het maximumgehalte aan cholecalciferol (vitamine D3) in voeding voor zalmachtigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1492 (2) van de Commissie wordt cholecalciferol (vitamine D3) als nutritioneel toevoegingsmiddel voor alle diersoorten toegestaan. In die verordening bedraagt het maximaal toegestane gehalte aan vitamine D3 voor vis 3 000 IE/kg volledig voeder.

(2)

De Noorse Autoriteit voor voedselveiligheid (NFSA) heeft studies ingediend over de veiligheid van vitamine D3 voor vis en voor de consument bij aanzienlijk hogere gehaltes (60 000 IE/kg volledig voeder) dan het toegestane maximumgehalte.

(3)

Voor controledoeleinden kunnen de resultaten van de berekening van de tolerantieniveaus leiden tot een discrepantie in de waarden tussen de twee eenheden (mg of IE). Daarom moeten de toegestane niveaus alleen in Internationale Eenheden worden vastgesteld.

(4)

Op basis van de gegevens die door de NFSA zijn ingediend, is de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid in haar adviezen van 25 januari 2017 (3) en 29 november 2018 (4) tot de conclusie gekomen dat een totaalgehalte van 60 000 IE vitamine D3 per kg volledig diervoeder veilig is voor de consument en het milieu. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft ook geconcludeerd dat de voorgestelde niveaus veilig waren voor zalmachtigen. Voor andere vissoorten waren niet voldoende gegevens beschikbaar om de veiligheid van een totaalgehalte van 60 000 IE vitamine D3/kg volledig diervoeder te kunnen garanderen. De toestemming moet daarom worden beperkt tot zalmachtigen. De EFSA heeft in haar advies van 13 november 2012 (5) ook geconcludeerd dat vitamine D3 niet irriterend is voor de huid en de ogen en geen huidallergeen is. Voor sommige formules van vitamine D3 kunnen werknemers worden blootgesteld aan een hoog gehalte aan vitamine D3 door inademing. Vitamine D3 is zeer giftig bij inademing. Blootstelling aan stof is schadelijk voor personen die met het toevoegingsmiddel omgaan. Aangezien de gehalten aan vitamine D3 zijn verhoogd, en dit gevolgen kan hebben voor de veiligheid van de gebruiker, is de Commissie van mening dat passende beschermingsmaatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de gezondheid van de mens te voorkomen, met name wat de gebruikers van het toevoegingsmiddel betreft.

(5)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1492 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1492 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1492 van de Commissie van 21 augustus 2017 tot verlening van een vergunning voor cholecalciferol als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 216 van 22.8.2017, blz. 19).

(3)  EFSA Journal 2017;15(3):4713.

(4)  EFSA Journal 2019;17(1):5540.

(5)  EFSA Journal 2012;10(12):2968.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

IE cholecalciferol (1) per kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: Vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking

3a671

"Cholecalciferol" of "vitamine D3"

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Cholecalciferol.

Karakterisering van de werkzame stof

Cholecalciferol

C27H44O

CAS-nummer: 67-97-0

Cholecalciferol in vaste vorm en in harsvorm, geproduceerd door chemische synthese.

Zuiverheidscriteria:

Min. 80 % (cholecalciferol en precholecalciferol) en max. 7 % tachysterol.

Analysemethode  (2)

Voor de bepaling van vitamine D3 in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: hogedrukvloeistofchromatografie in combinatie met uv-detectie (HPLC-UV, 254 nm) — Europese farmacopee-methode 01/2008:0574,0575,0598.

Voor de bepaling van vitamine D3 in voormengsels: hogedrukvloeistofchromatografie in combinatie met uv-detectie op 265 nm (HPLC-UV) — VDLUFA 1997, Methodenbuch, Methode 13.8.1,

Voor de bepaling van vitamine D3 in diervoeders:

hogedrukvloeistofchromatografie in combinatie met uv-detectie op 265 nm (HPLC-UV) — VDLUFA 1997, Methodenbuch, Methode 13.8.1, of

hogedrukvloeistofchromatografie met omgekeerde fase in combinatie met uv-detectie op 265 nm (RP-HPLC-UV), EN 12821.

Voor de bepaling van vitamine D3 in water: hogedrukvloeistofchromatografie met omgekeerde fase in combinatie met uv-detectie op 265 nm (RP-HPLC-UV), EN 12821.

Varkens

2 000 IE

1.

Vitamine D3 mag als toevoegingsmiddel bestaande uit een preparaat in de handel worden gebracht en worden gebruikt.

2.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

3.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslag- en stabiliteitsvoorwaarden worden aangegeven.

4.

Maximumgehalte van de combinatie van 25-hydroxycholecalciferol met cholecalciferol per kg volledig diervoeder:

≤ 5 000 IE vitamine D3 voor mestkippen en mestkalkoenen;

≤ 3 200 IE voor ander pluimvee;

≤ 2 000 IE voor varkens.

5.

Gelijktijdig gebruik van vitamine D2 is niet toegestaan.

6.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen om de zeer schadelijke effecten van inademing van vitamine D3 tegen te gaan. Indien die risico's die zijn verbonden aan deze zeer schadelijke effecten niet kunnen worden uitgebannen of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming.

11 september 2027

Melkvervangers voor biggen

10 000 IE

Runderen

4 000 IE

Melkvervangers voor kalveren

10 000 IE

Schapen

4 000 IE

Mestkippen

5 000 IE

Kalkoenen

5 000 IE

Ander pluimvee

3 200 IE

Paardachtigen

4 000 IE

Zalmachtigen

60 000 IE

Andere vissoorten

3 000 IE

Andere diersoorten

2 000 IE


(1)  40 IE cholecalciferol = 0,001 mg cholecalciferol

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/850 VAN DE COMMISSIE

van 24 mei 2019

tot 303e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Op 21 mei 2019 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten één vermelding te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 mei 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst "Natuurlijke personen": "Mazen Salah Mohammed (ook bekend als a) Mazen Ali Hussein, b) Issa Salah Muhamad). Geboortedatum: a) 1.1.1982, b) 1.1.1980. Geboorteplaats: Bagdad, Irak. Nationaliteit: Iraaks. Paspoortnummer: Duits reisdocument ("Reiseausweis") A 0144378 (ingetrokken in september 2012). Adres: 94051 Hauzenberg, Duitsland. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 6.12.2005.".


BESLUITEN

27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/10


BESLUIT (EU) 2019/851 VAN DE RAAD

van 14 mei 2019

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 74e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en tijdens de 101e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie in verband met de vaststelling van wijzigingen van bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen van 2011, wijzigingen van de International Life-Saving Appliance Code, wijzigingen van de formulieren C, E en P van het aanhangsel van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee en wijzigingen van de International Code of Safety for Ships Using Gases or Other Low-flashpoint Fuels

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het optreden van de Unie in de maritieme-vervoerssector moet gericht zijn op bescherming van het maritieme milieu en op verbetering van de maritieme veiligheid.

(2)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu ("MEPC") van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zal naar verwachting tijdens haar 74e vergadering, van 13 tot en met 17 mei 2019 ("MEPC 74"), wijzigingen van bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen ("Marpol-bijlage II") vaststellen.

(3)

De Maritieme Veiligheidscommissie ("MSC") van de IMO zal naar verwachting tijdens haar 101e zitting (MSC 101), van 5 tot en met 14 juni 2019, wijzigingen vaststellen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen van 2011 ("ESP-code 2011"), wijzigingen van de International Life-Saving Appliance Code ("LSA-code"), wijzigingen van het uitrustingsrapport (formulieren C, E en P van het aanhangsel van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee ("Solas")) en wijzigingen van de delen A en A-1 van de International Code of Safety for Ships Using Gases or Other Low-flashpoint Fuels ("IGF-code").

(4)

Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens MEPC 74, omdat de wijzigingen van Marpol-bijlage II een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) en Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (2).

(5)

Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens MSC 101 aangezien: de wijzigingen van de ESP-code 2011 een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3); de wijzigingen van de LSA-code een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2018/773 van de Commissie (4) en Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad (5); de wijzigingen van het Solas een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (6); en de wijzigingen van de IGF-code een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Richtlijn 2009/45/EG.

(6)

De wijzigingen van Marpol-bijlage II moeten de gevolgen voor het milieu beperken van ladingsresiduen en tankwaswater van persistente drijvende producten met een hoge viscositeit en/of een hoog smeltpunt.

(7)

In de wijzigingen van de ESP-code 2011 moeten redactionele wijzigingen worden opgenomen waarbij alle verplichte vereisten worden vastgesteld en de tabellen en formulieren worden verbeterd; daarnaast moeten die redactionele wijzigingen worden gebundeld met de tekst betreffende de nieuwe substantiële voorschriften teneinde rekening te houden met recente herzieningen van de Z10-reeks van de eenheidsregels van de Internationale Vereniging van Classificatiebureaus.

(8)

De geplande wijzigingen van paragraaf 6.1.1.3 van de LSA-code moeten de uniforme uitvoering waarborgen betreffende de manuele tewaterlating van kleine hulpverleningsboten die niet tot de reddingsvaartuigen van een schip behoren.

(9)

De wijzigingen van paragraaf 4.4.8.1 van de LSA-code moeten reddingsboten met twee onafhankelijke voortstuwingssystemen vrijstellen van de verplichting om uitgerust te zijn met voldoende drijvende roeiriemen en verwante onderdelen om te kunnen varen op een kalme zee.

(10)

De wijzigingen van punt 8.1 van het uitrustingsrapport (formulieren C, E en P van het aanhangsel van het Solas) moeten duidelijkheid verschaffen aangaande het feit dat niet alle vermelde meters op alle schepen van toepassing zijn en dat de meters daarom in voorkomende gevallen kunnen worden weggelaten.

(11)

De wijzigingen van de delen A en A-1 van de IGF-code moeten consistentie in de IGF-code waarborgen aangaande de huidige vereisten voor schepen die aardgas als brandstof gebruiken, door de nodige wijzigingen in te voeren op basis van de ervaring die is opgedaan wat betreft de toepassing van de code.

(12)

De Unie is geen lid van de IMO noch partij bij de desbetreffende verdragen en codes. De Raad moet daarom de lidstaten machtigen het standpunt van de Unie uit te dragen en te verklaren dat ze ermee instemmen dat ze door de genoemde wijzigingen gebonden zijn, voor zover deze wijzigingen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 74e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, wat betreft de lozingsvoorschriften voor tankwaswater dat persistente drijvende producten met hoge viscositeit en/of een hoog smeltpunt bevatten, zoals vastgelegd in de bijlage bij IMO-document MEPC 74/3/1.

Artikel 2

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 101e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie houdt in dat wordt ingestemd met:

a)

de vaststelling van de wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen van 2011, zoals vastgelegd in IMO-document SDC 6/13/Add.1;

b)

de vaststelling van de wijzigingen van paragraaf 6.1.1.3 van de International Life-Saving Appliance Code zoals vastgelegd in bijlage 4 bij IMO-document MSC 101/3;

c)

de vaststelling van de wijzigingen van paragraaf 4.4.8.1 van de International Life-Saving Appliance Code zoals vastgelegd in bijlage 4 bij IMO-document MSC 101/3;

d)

de vaststelling van de wijzigingen van punt 8.1 van het uitrustingsrapport (formulieren C, E en P in het aanhangsel van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee) zoals vastgelegd in bijlage 1 bij IMO-document MSC 101/3;

e)

de vaststelling van de wijzigingen van de delen A en A-1 van de International Code of Safety for Ships Using Gases or Other Low-flashpoint Fuels zoals vastgelegd in bijlage 3 bij IMO-document MSC 101/3.

Artikel 3

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt zoals opgenomen in artikel 1, wordt uitgedrukt door de lidstaten, die alle lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

2.   Het namens de Unie in te nemen standpunt zoals opgenomen in artikel 2, wordt uitgedrukt door de lidstaten, die alle lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

3.   Kleine wijzigingen van de in de artikelen 1 en 2 genoemde standpunten mogen worden overeengekomen zonder nader besluit van de Raad.

Artikel 4

De lidstaten worden hierbij gemachtigd ermee in te stemmen dat ze in het belang van de Unie gebonden zijn door de in de artikelen 1 en 2 genoemde wijzigingen voor zover deze onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

P. DAEA


(1)  Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11).

(2)  Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).

(3)  Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 3).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/773 van de Commissie van 15 mei 2018 betreffende de vereisten met betrekking tot het ontwerp, de constructie en de prestaties van en de beproevingsnormen voor de uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/306 (PB L 133 van 30.5.2018, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146).

(6)  Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1).


27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/13


BESLUIT (EU) 2019/852 VAN DE RAAD

van 21 mei 2019

ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 300 van het Verdrag stelt de regels voor de samenstelling van het Comité van de Regio's vast.

(2)

Bij Besluit 2014/930/EU (1) van de Raad is de samenstelling van het Comité van de Regio's na de toetreding van Kroatië gewijzigd. Estland, Cyprus en Luxemburg kregen elk één zetel minder om een einde te maken aan het verschil tussen het maximale aantal leden van het Comité van de Regio's dat is vastgesteld in artikel 305, eerste alinea, van het Verdrag, en het aantal leden van het Comité van de Regio's na de toetreding van Kroatië.

(3)

In de preambule van Besluit 2014/930/EU van de Raad staat dat dat besluit op tijd moet worden herzien voor het mandaat van het Comité van de Regio's dat in 2020 begint.

(4)

Het Comité van de Regio's heeft op 3 juli 2018 aanbevelingen aan de Commissie en de Raad over zijn toekomstige samenstelling aangenomen.

(5)

Het huidige evenwicht in de samenstelling van het Comité van de Regio's moet zo veel mogelijk worden gehandhaafd, aangezien dit het resultaat is van achtereenvolgende intergouvernementele conferenties.

(6)

Door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zouden 24 zetels in het Comité van de Regio's vrijkomen. Derhalve moet het evenwicht in de zetelverdeling dat bestond voor de vaststelling van Besluit 2014/930/EU, worden hersteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het aantal leden van het Comité van de Regio's is als volgt:

België

12

Bulgarije

12

Tsjechië

12

Denemarken

9

Duitsland

24

Estland

7

Ierland

9

Griekenland

12

Spanje

21

Frankrijk

24

Kroatië

9

Italië

24

Cyprus

6

Letland

7

Litouwen

9

Luxemburg

6

Hongarije

12

Malta

5

Nederland

12

Oostenrijk

12

Polen

21

Portugal

12

Roemenië

15

Slovenië

7

Slowakije

9

Finland

9

Zweden

12

2.   Indien het Verenigd Koninkrijk op de datum van toepassing van dit besluit nog steeds een lidstaat van de Unie is, is het aantal leden van het Comité van de Regio's het aantal dat is bepaald in artikel 1 van Besluit 2014/930/EU, totdat de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie rechtsgeldig wordt. Vanaf de datum waarop de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie rechtsgeldig wordt, is het aantal leden van het Comité van de Regio's het aantal dat is bepaald in lid 1 van dit artikel.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 26 januari 2020.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Besluit 2014/930/EU van de Raad van 16 december 2014 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 143).


27.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/15


BESLUIT (EU) 2019/853 VAN DE RAAD

van 21 mei 2019

ter bepaling van de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 301,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 300 van het Verdrag stelt de regels voor de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité vast.

(2)

Bij Besluit (EU) 2015/1157 van de Raad (1) is de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité na de toetreding van Kroatië gewijzigd. Estland, Cyprus en Luxemburg kregen elk één zetel minder om het verschil tussen het maximale aantal leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité, genoemd in artikel 301, lid 1, van het Verdrag, en het aantal leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité na de toetreding van Kroatië op te lossen.

(3)

In de preambule van Besluit (EU) 2015/1157 staat dat het besluit op tijd moet worden herzien voor het mandaat van het Europees Economisch en Sociaal Comité dat in 2020 begint.

(4)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 18 september 2018 aanbevelingen aan de Commissie en de Raad over zijn toekomstige samenstelling aangenomen.

(5)

Het huidige evenwicht in de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité moet zo veel mogelijk worden gehandhaafd, aangezien dit het resultaat is van achtereenvolgende intergouvernementele conferenties.

(6)

Door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zouden 24 zetels in het Europees Economisch en Sociaal Comité vrijkomen. Derhalve moet het evenwicht in de zetelverdeling die bestond voor de vaststelling van het Besluit (EU) 2015/1157 van de Raad worden hersteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het aantal leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité is als volgt:

België

12

Bulgarije

12

Tsjechië

12

Denemarken

9

Duitsland

24

Estland

7

Ierland

9

Griekenland

12

Spanje

21

Frankrijk

24

Kroatië

9

Italië

24

Cyprus

6

Letland

7

Litouwen

9

Luxemburg

6

Hongarije

12

Malta

5

Nederland

12

Oostenrijk

12

Polen

21

Portugal

12

Roemenië

15

Slovenië

7

Slowakije

9

Finland

9

Zweden

12

2.   Indien het Verenigd Koninkrijk op de datum van toepassing van dit besluit nog steeds een lidstaat van de Unie is, is het aantal leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité het aantal dat is bepaald in artikel 1 van Besluit (EU) 2015/1157, totdat de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie rechtsgeldig wordt. Zodra de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie rechtsgeldig wordt, is het aantal leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité het aantal dat is bepaald in lid 1 van dit artikel.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 21 september 2020.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Besluit (EU) 2015/1157 van de Raad van 14 juli 2015 ter bepaling van de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité (PB L 187 van 15.7.2015, blz. 28).