ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 131 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
17.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 131/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/624 VAN DE COMMISSIE
van 8 februari 2019
betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 18, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgelegd voor de officiële controles en andere officiële activiteiten die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgevoerd om na te gaan of kwesties als voedselveiligheid in alle stadia van de productie, verwerking en distributie aan de wetgeving van de Unie voldoen. Verordening (EU) 2017/625 voorziet met name in de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong om na te gaan of de in Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3), Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad (5) vastgestelde vereisten worden nageleefd. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) wordt met ingang van 14 december 2019 ingetrokken bij Verordening (EU) 2017/625. In Verordening (EG) nr. 854/2004 zijn momenteel specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong vastgesteld om na te gaan of de in Verordening (EG) nr. 852/2004, (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 1069/2009 vastgestelde vereisten worden nageleefd. Verordening (EG) nr. 854/2004 biedt ook de mogelijkheid om bepaalde afwijkingen van die vereisten toe te staan. |
(3) |
De in deze verordening vastgestelde voorschriften moeten waarborgen dat de momenteel in Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde eisen worden voortgezet, met inachtneming van de opgedane ervaring sinds de datum van vaststelling van die handeling, van nieuw wetenschappelijk bewijs en van aangemelde nationale voorschriften om het voortgezet gebruik van traditionele methoden in elk stadium van de productie, verwerking en distributie van voedsel te waarborgen. |
(4) |
Verordening (EU) 2017/625 voorziet ook in de mogelijkheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen waarin de criteria en voorwaarden worden vastgelegd voor afwijking van bepaalde vereisten in die verordening, zodat de ante-mortem- en post-mortemkeuringen onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts kunnen worden uitgevoerd, in plaats van door of onder toezicht van de officiële dierenarts. Deze gedelegeerde handelingen moeten ook de criteria en voorwaarden vaststellen om te bepalen wanneer officiële controles in uitsnijderijen kunnen worden uitgevoerd door ander personeel dat daartoe is aangewezen door de bevoegde autoriteiten. |
(5) |
De ante-mortemkeuring is van wezenlijk belang voor de bescherming van de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn en blijft derhalve de verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts. Bepaalde routinetaken bij de ante-mortemkeuring in slachthuizen kunnen evenwel worden uitgevoerd door een officiële assistent zonder dat daarbij de verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EU) 2017/625 in het gedrang komt, mits daarbij aan bepaalde criteria en voorwaarden wordt voldaan. |
(6) |
Met name moet bij de ante-mortemkeuring bij aankomst in het slachthuis meer flexibiliteit worden verschaft indien de ante-mortemkeuring op het bedrijf van herkomst is uitgevoerd door een officiële dierenarts; in dat geval zou de ante-mortemkeuring bij aankomst in het slachthuis onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts kunnen worden uitgevoerd. Indien er echter op het bedrijf van herkomst geen ante-mortemkeuring heeft plaatsgevonden, mogen die taken alleen worden gedelegeerd indien de keuringen onder toezicht van een officiële dierenarts plaatsvinden; voor andere diersoorten dan pluimvee en lagomorfen gelden hiervoor bepaalde criteria en voorwaarden. |
(7) |
In geval van noodslachting kan de ante-mortemkeuring niet in het slachthuis worden uitgevoerd. Om onnodig dierenleed door het vervoer naar het slachthuis te vermijden, economische verliezen voor exploitanten te beperken en voedselverspilling te verminderen, moeten criteria en voorwaarden worden vastgesteld voor het toestaan van de uitvoering van de ante-mortemkeuring buiten het slachthuis in geval van noodslachting. Dieren die een noodslachting hebben ondergaan, kunnen nog geschikt zijn voor menselijke consumptie, mits zij een vleeskeuring gunstig doorstaan. Wanneer noodslachtingen buiten het slachthuis worden toegestaan, moeten deze keuringen maximale waarborgen bieden voor de geschiktheid voor consumptie. |
(8) |
Het zou efficiënter kunnen zijn om de vereisten voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn te evalueren door ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst uit te voeren in plaats van in het slachthuis. Afwijkingen van het uitvoeren van ante-mortemkeuringen in het slachthuis moeten daarom voor alle diersoorten worden toegestaan, mits aan bepaalde criteria is voldaan. |
(9) |
Hoewel post-mortemkeuringen en auditactiviteiten van wezenlijk belang zijn voor de bescherming van de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn en derhalve de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts moeten blijven, kunnen bepaalde taken door een officiële assistent worden uitgevoerd, mits er voldoende waarborgen worden geboden voor de voornoemde bescherming, en indien aan bepaalde criteria en voorwaarden wordt voldaan. Met deze criteria en voorwaarden moet het met name mogelijk zijn om de huidige praktijken voort te zetten in het geval van slachting die niet op continue basis wordt verricht in slachthuizen met geringe capaciteit en in wildbewerkingsinrichtingen met geringe capaciteit. |
(10) |
Voor afwijking van de minimumeisen voor de ante-mortem- en post-mortemkeuring in slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen moeten bepaalde criteria en voorwaarden omschreven worden. Een productiedrempel is een niet-discriminerend criterium, dat zich overeenkomstig artikel 16, lid 3, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 op de kleinste inrichtingen richt. Aangezien de structuur van deze inrichtingen van lidstaat tot lidstaat verschilt, moet deze drempel zijn gebaseerd op het aantal geslachte of verwerkte dieren of moet de drempel aantoonbaar een beperkt en vast percentage van het op de markt gebrachte vlees vertegenwoordigen. In Verordening (EG) nr. 1099/2009 worden grootvee-eenheden gedefinieerd en worden omrekeningsgetallen vastgesteld om het aantal dieren van een bepaalde diersoort in dergelijke grootvee-eenheden uit te drukken. Deze bepalingen moeten worden gebruikt om drempels vast te stellen en afwijkingen van bepaalde voorschriften te harmoniseren op basis van de omvang van een slachthuis. |
(11) |
Indien aan bepaalde criteria en voorwaarden is voldaan, kan door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel bepaalde taken in uitsnijderijen uitvoeren zonder de bescherming van de menselijke gezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn in gevaar te brengen. |
(12) |
Officiële controles van de productie van levende tweekleppige weekdieren zijn noodzakelijk om naleving van de in de wetgeving van de Unie vastgestelde criteria en doelstellingen te waarborgen. Volgens bijlage III, sectie VII, hoofdstuk II, deel A, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moeten levende tweekleppige weekdieren verzameld worden in productiegebieden die door de bevoegde autoriteiten zijn ingedeeld en waarvoor het verzamelen is goedgekeurd. Verordening (EU) 2017/625 voorziet in de vaststelling van gedelegeerde handelingen waarin criteria en voorwaarden worden vastgelegd om te bepalen wanneer de productie- en de heruitzettingsgebieden van Pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea niet hoeven te worden ingedeeld. |
(13) |
Ook moet de plaats van uitvoering van officiële controles van de productie van deze Pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea, die geen filtrerende dieren zijn, worden vastgesteld. |
(14) |
Verordening (EU) 2017/625 voorziet ook in de mogelijkheid tot vaststellen van specifieke afwijkingen van officiële controles wat betreft Rangifer tarandus tarandus (rendieren), Lagopus lagopus en Lagopus mutus (ruigpoothoenders) om het voortzetten van reeds lang bestaande lokale en traditionele gewoonten en gebruiken mogelijk te maken. |
(15) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 854/2004 mochten lidstaten nationale maatregelen treffen om het voortgezet gebruik van traditionele methoden te waarborgen of tegemoet te komen aan de behoeften van levensmiddelenbedrijven die een lage productie hebben of die gelegen zijn in een gebied met bijzondere geografische beperkingen. Op basis hiervan hebben Zweden en Finland nationale maatregelen met specifieke afwijkingen van bepaalde vereisten voor officiële controles van het vlees van rendieren en ruigpoothoenders medegedeeld aan de Commissie en de andere lidstaten. Aangezien Verordening (EU) 2017/625 dergelijke aanpassingen door middel van nationale maatregelen niet meer toestaat, moeten in deze verordening afwijkingen voor officiële controles op rendieren en ruigpoothoenders worden vastgesteld om het voortzetten van reeds lang bestaande lokale en traditionele gewoonten en gebruiken, voor zover de afwijkingen het bewerkstelligen van de doelstellingen van Verordening (EU) 2017/625 niet in de weg staan, mogelijk te maken. |
(16) |
In Verordening (EU) 2017/625 zijn specifieke minimumvoorschriften vastgelegd voor door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel en voor officiële dierenartsen en officiële assistenten die bij officiële controles en bepaalde andere officiële activiteiten betrokken zijn. In de verordening zijn ook minimumvoorschriften inzake opleiding vastgelegd voor personeel van het slachthuis dat bij officiële controles en bepaalde andere controleactiviteiten betrokken is. |
(17) |
Er moeten specifieke minimumvoorschriften voor officiële dierenartsen, officiële assistenten of ander door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel worden vastgesteld om een hoogwaardige en adequate uitvoering van hun taken te behouden en derhalve een hoge beschermingsgraad van consumenten, diergezondheid en dierenwelzijn te waarborgen. Deze minimumvoorschriften moeten minimumvoorschriften inzake opleiding bevatten. Er moet voldoende flexibiliteit geboden worden om de voorschriften aan de uit te voeren werkzaamheden aan te passen met inachtneming van werkervaring. |
(18) |
Om een hoogwaardige en adequate uitvoering te behouden, moeten er ook passende minimumopleidingseisen worden vastgesteld voor het slachthuispersoneel dat bijstand verleent bij taken in verband met officiële controles en andere officiële vormen van controle overeenkomstig de verordening. |
(19) |
Aangezien Verordening (EG) nr. 854/2004 met ingang van 14 december 2019 ingetrokken wordt bij Verordening (EU) 2017/625, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening stelt specifieke voorschriften vast voor de uitvoering van de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde officiële controles van producten van dierlijke oorsprong.
Die specifieke voorschriften behelzen:
a) |
criteria en voorwaarden om
|
b) |
de vaststelling van specifieke afwijkingen voor Rangifer tarandus tarandus, Lagopus lagopus en Lagopus mutus teneinde reeds lang bestaande lokale en traditionele gewoonten en gebruiken te kunnen voortzetten; |
c) |
de vaststelling van specifieke minimumvoorschriften, met inbegrip van specifieke minimumvoorschriften inzake opleiding voor de officiële dierenarts, de officiële assistent en het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel teneinde te waarborgen dat zij de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 beschreven taken naar behoren uitvoeren; |
d) |
de vaststelling van passende minimumvoorschriften inzake opleiding voor het slachthuispersoneel dat bijstand verleent bij de in artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 beschreven taken. |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) "slachthuis": slachthuis als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.16, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
2) "bedrijf van herkomst": het bedrijf waar de dieren het laatst zijn gehouden. In het geval van semigedomesticeerde hertachtigen als gedefinieerd in bijlage I, punt 2, onder q), bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7), is het samendrijven voor het selecteren van dieren voor de slachting inbegrepen;
3) "productiegebied": een productiegebied als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
4) "heruitzettingsgebied": een heruitzettingsgebied als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
5) "door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel": een andere persoon dan de officiële assistent en de officiële dierenarts die overeenkomstig deze verordening bevoegd is om als zodanig op te treden in uitsnijderijen en aan wie de bevoegde autoriteiten de uitvoering van specifieke werkzaamheden toebedelen;
6) "risicoanalyse": risicoanalyse als gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8);
7) "uitsnijderij": een uitsnijderij als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.17, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
8) "pluimvee": pluimvee als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
9) "lagomorfen": lagomorfen als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
10) "exploitant van een levensmiddelenbedrijf": exploitant van een levensmiddelenbedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
11) "als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren": als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
12) "vlees": vlees als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
13) "gekweekt wild": gekweekt wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
14) "eindverbruiker": eindverbruiker als gedefinieerd in artikel 3, punt 18, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
15) "detailhandel": detailhandel als gedefinieerd in artikel 3, punt 7, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
16) "inrichting": een inrichting als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
17) "slachthuis met geringe capaciteit": een door de bevoegde autoriteiten op basis van risicoanalyse aangewezen slachthuis waarin de slachting alleen tijdens een deel van de werkdag plaatsvindt of tijdens de gehele werkdag maar niet op iedere werkdag van de week;
18) "wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit": een door de bevoegde autoriteiten op basis van risicoanalyse aangewezen wildbewerkingsinrichting waarin de wildbewerking alleen tijdens een deel van de werkdag plaatsvindt of tijdens de gehele werkdag maar niet op iedere werkdag van de week;
19) "grootvee-eenheid": grootvee-eenheid als gedefinieerd in artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009;
20) "klein vrij wild": klein vrij wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
21) "wildbewerkingsinrichting": wildbewerkingsinrichting als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.18, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
22) "verzendingscentrum": verzendingscentrum als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
23) "tweekleppige weekdieren": tweekleppige weekdieren als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
24) "verwerking": verwerking als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder m), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
25) "ingewanden": ingewanden als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.12, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
26) "primaire productie": primaire productie als gedefinieerd in artikel 3, punt 17, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
27) "melkproductiebedrijf": een melkproductiebedrijf als gedefinieerd in bijlage I, punt 4.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.
Artikel 3
Criteria en voorwaarden om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen in bepaalde slachthuizen door een officiële assistent mogen worden uitgevoerd
1. In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 mogen ante-mortemkeuringen van andere diersoorten dan pluimvee en lagomorfen onder toezicht van een officiële dierenarts door een officiële assistent worden uitgevoerd, mits de in het slachthuis toegepaste procedures aan de volgende criteria en voorwaarden voldoen:
a) |
de taken binnen de ante-mortemkeuringen zijn uitsluitend van praktische aard en hebben alleen betrekking op een of meer van de volgende werkzaamheden:
|
b) |
wanneer mogelijke onregelmatigheden worden waargenomen of vermoed, wordt de officiële dierenarts onmiddellijk in kennis gesteld door de officiële assistent die de keuring uitvoert, en vervolgens voert de officiële dierenarts de ante-mortemkeuring persoonlijk uit, en |
c) |
de officiële dierenarts controleert regelmatig of de officiële assistent zijn/haar taken naar behoren uitvoert. |
2. In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 mogen ante-mortemkeuringen van alle diersoorten in een slachthuis worden uitgevoerd door een officiële assistent onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts, mits aan de volgende criteria en voorwaarden wordt voldaan:
a) |
er is op het bedrijf van herkomst al een ante-mortemkeuring uitgevoerd door een officiële dierenarts overeenkomstig artikel 5; |
b) |
wanneer mogelijke onregelmatigheden worden waargenomen of vermoed, wordt de officiële dierenarts onmiddellijk in kennis gesteld door de officiële assistent die de keuring uitvoert, en vervolgens voert de officiële dierenarts de ante-mortemkeuring persoonlijk uit, en |
c) |
de officiële dierenarts controleert regelmatig of de officiële assistent zijn/haar taken naar behoren uitvoert. |
3. De in de leden 1 en 2 vastgestelde afwijkingen gelden niet:
a) |
voor dieren die een noodslachting ondergaan als bedoeld in bijlage III, sectie I, hoofdstuk VI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004; |
b) |
voor dieren waarbij de verdenking bestaat dat zij een ziekte of aandoening hebben die schadelijke gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid; |
c) |
voor runderen uit beslagen die niet officieel vrij van tuberculose zijn verklaard of waarvoor de erkenning als officieel tuberculosevrij is ingetrokken; |
d) |
voor runderen uit beslagen en schapen en geiten van bedrijven die niet officieel vrij van brucellose zijn verklaard of waarvoor de erkenning als officieel brucellosevrij is ingetrokken; |
e) |
in het geval van een uitbraak van dierziekten onder dieren uit een gebied als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (9) waarin veterinairrechtelijke beperkingen overeenkomstig de wetgeving van de Unie worden toegepast; |
f) |
voor dieren die aan strengere controles worden onderworpen vanwege de verspreiding van nieuwe ziekten of speciale ziekten op de lijst van de Wereldorganisatie voor diergezondheid. |
Artikel 4
Criteria en voorwaarden om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen in het geval van noodslachting buiten het slachthuis mogen worden uitgevoerd
In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 mag de officiële dierenarts ante-mortemkeuringen in het geval van noodslachting buiten het slachthuis uitvoeren, maar alleen in het geval van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren en mits de bijlage III, sectie I, hoofdstuk VI, punten 1, 2 en 6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde vereisten voor noodslachting in acht worden genomen.
Een modelgezondheidscertificaat zoals vastgesteld in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie (10) wordt afgegeven voor dieren die geschikt zijn voor slachting. Het gezondheidscertificaat wordt samen met de dieren naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook. Alle voor een volgende controle relevante waarnemingen worden in het gezondheidscertificaat vermeld.
Artikel 5
Algemene criteria om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst mogen worden uitgevoerd
1. In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) 2017/625 mag de bevoegde autoriteit de uitvoering van ante-mortemkeuringen van voor de slacht bestemde dieren op het bedrijf van herkomst toestaan overeenkomstig de in lid 2 en artikel 6 vastgestelde criteria en voorwaarden.
2. De volgende criteria en voorwaarden zijn op alle diersoorten van toepassing:
a) |
er worden controles uitgevoerd van de registers en documentatie van het bedrijf van herkomst, met inbegrip van verificatie van informatie over de voedselketen; |
b) |
indien nodig wordt individueel onderzoek van de dieren gefaciliteerd door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf; |
c) |
ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst behelzen een fysiek onderzoek van de dieren om te bepalen of:
|
d) |
de controles en de ante-mortemkeuring op het bedrijf van herkomst als genoemd onder a), b) en c) worden door een officiële dierenarts uitgevoerd; |
e) |
de dieren die geschikt zijn voor slachting worden naar behoren geïdentificeerd en worden afgezonderd van andere dieren en rechtstreeks van het bedrijf van herkomst naar het slachthuis gebracht; |
f) |
voor dieren die geschikt zijn voor slachting wordt een gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in bijlage IV, deel I, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 worden afgegeven. Het gezondheidscertificaat wordt samen met de dieren naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook. Alle voor een volgende controle relevante waarnemingen worden in het gezondheidscertificaat vermeld. |
3. In het slachthuis worden de volgende aanvullende controles uitgevoerd overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) 2017/625 en artikel 3 van deze verordening:
a) |
regelmatige controle van de verplichting van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf om te waarborgen dat de dieren naar behoren worden geïdentificeerd; |
b) |
regelmatige controle van de naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer en bij de aankomst in het slachthuis en of er tekenen zijn die wijzen op een aandoening die schadelijke gevolgen kan hebben voor de menselijke of dierlijke gezondheid. |
4. Indien de dieren niet binnen drie dagen na de datum waarop het in lid 2, onder f), genoemde gezondheidscertificaat is afgegeven, of, in de in artikel 6, lid 5, genoemde gevallen, binnen 28 na die datum, niet zijn geslacht, en de dieren:
a) |
niet van het bedrijf van herkomst naar het slachthuis zijn verzonden, moet een aanvullende ante-mortemkeuring worden uitgevoerd en een nieuw gezondheidscertificaat worden afgegeven; |
b) |
al onderweg zijn naar of in het slachthuis zijn, mag de slachting worden goedgekeurd zodra de reden voor de vertraging is beoordeeld, mits de dieren een aanvullende ante-mortemkeuring ondergaan overeenkomstig artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie (11). |
Artikel 6
Soortspecifieke criteria en voorwaarden om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst mogen worden uitgevoerd
1. De bevoegde autoriteiten passen de in dit artikel vastgestelde specifieke criteria en voorwaarden toe op desbetreffend pluimvee en gekweekt wild.
2. In geval van pluimvee voor de productie van "foie gras" en in geval van op het bedrijf van herkomst geslacht pluimvee dat later van de ingewanden is ontdaan, wordt het certificaat, dat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage IV, deel II, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 vastgestelde modelgezondheidscertificaat, samen met de niet van de ingewanden ontdane karkassen naar het slachthuis of de uitsnijderij gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook, in plaats van het in artikel 5, lid 2, onder f), genoemde certificaat.
3. In geval van gekweekt wild dat overeenkomstig bijlage III, sectie III, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 is geslacht op het bedrijf van herkomst, wordt het certificaat, dat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage IV, deel III, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 vastgestelde modelgezondheidscertificaat, samen met de dieren naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook, in plaats van het in artikel 5, lid 2, onder f), vermelde certificaat.
4. In geval van gekweekt wild dat overeenkomstig bijlage III, sectie III, punt 3, onder a), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 is geslacht op het bedrijf van herkomst:
a) |
wordt het certificaat, dat is opgesteld overeenkomstig het in bijlage IV, deel IV, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 vastgestelde modelgezondheidscertificaat, samen met de dieren naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook, in plaats van het in artikel 5, lid 2, onder f), vermelde certificaat; |
b) |
controleert de officiële dierenarts regelmatig of de personen die de slachting en bloeding verrichten hun taken naar behoren uitvoeren. |
5. In afwijking van artikel 5, lid 4, mogen de lidstaten slachting van gekweekt wild toestaan tot en met 28 dagen vanaf de datum waarop het in artikel 5, lid 2, onder f), vermelde gezondheidscertificaat is afgegeven indien:
a) |
slechts kleine hoeveelheden van het vlees van het gekweekte wild rechtstreeks door de producent aan de eindverbruiker worden geleverd of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert; en |
b) |
er per jaar en per bedrijf van herkomst niet meer dan 50 dieren worden geslacht. |
Artikel 7
Criteria en voorwaarden voor de uitvoering van de post-mortemkeuringen onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts, als bedoeld in artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2017/625
1. Post-mortemkeuringen als bedoeld in artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2017/625 mogen worden uitgevoerd door een officiële assistent onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts, mits bijlage II, hoofdstuk II, bij deze verordening in acht wordt genomen en aan de volgende criteria en voorwaarden is voldaan:
a) |
de slacht- of verwerkingsactiviteiten worden uitgevoerd in een slachthuis of wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit waar:
|
b) |
de bevoegde autoriteit mag de onder a) vastgestelde grenswaarden verhogen, mits de afwijking wordt toegepast in de kleinste slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen die aan de definitie van een slachthuis of wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit voldoen, en mits de gezamenlijke jaarproductie van deze inrichtingen niet meer bedraagt dan 5 % van de totale in de lidstaat geproduceerde hoeveelheid vers vlees:
in dat geval moeten de bevoegde autoriteiten deze afwijking en het ondersteunend bewijs melden overeenkomstig de in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (12) vastgestelde procedure; |
c) |
de desbetreffende inrichting heeft voldoende voorzieningen om vlees met afwijkingen apart van ander vlees op te slaan totdat een officiële dierenarts het vlees met afwijkingen persoonlijk kan keuren; |
d) |
de officiële dierenarts is minstens eenmaal per dag in de inrichting aanwezig, waaronder regelmatig tijdens slachtactiviteiten; |
e) |
de bevoegde autoriteit heeft een procedure vastgesteld om de prestaties van de officiële assistenten in deze inrichtingen regelmatig te beoordelen, met inbegrip van:
|
f) |
de bevoegde autoriteit heeft een risicoanalyse uitgevoerd, waarbij ten minste rekening is gehouden met de volgende elementen:
|
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), i), moeten de in artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 vastgelegde omrekeningsgetallen worden gebruikt. In het geval van schapen, geiten en kleine (< 100 kg levend gewicht) Cervidae moet echter een omrekeningsgetal van 0,05 grootvee-eenheden worden gebruikt, en in het geval van ander grof vrij wild moet een omrekeningsgetal van 0,2 grootvee-eenheden worden gebruikt.
Artikel 8
De uitvoering van post-mortemkeuringen door de officiële dierenarts
Post-mortemkeuringen worden in de volgende gevallen door de officiële dierenarts uitgevoerd:
a) |
bij dieren die een noodslachting ondergaan als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk VI, sectie I bij Verordening (EG) nr. 853/2004; |
b) |
bij dieren waarbij de verdenking bestaat dat zij een ziekte of aandoening hebben die schadelijke gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid; |
c) |
bij runderen uit beslagen die niet officieel vrij van tuberculose zijn verklaard; |
d) |
bij runderen, schapen en geiten uit beslagen die niet officieel vrij van brucellose zijn verklaard; |
e) |
bij een uitbraak van dierziekten waarvoor voorschriften inzake diergezondheid in de wetgeving van de Unie zijn vastgelegd. Dit betreft dieren die vatbaar zijn voor de betrokken ziekte en die afkomstig zijn uit het betrokken gebied, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder p), van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad; |
f) |
wanneer strengere controles noodzakelijk zijn om rekening te houden met nieuwe ziekten of speciale ziekten op de lijst van de Wereldorganisatie voor diergezondheid; |
g) |
in het geval van afwijking van het tijdstip van de post-mortemkeuring overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627. |
Artikel 9
Criteria en voorwaarden voor de uitvoering van auditactiviteiten in slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen
De auditactiviteiten als bedoeld in artikel 18, lid 2, onder d), iii), van Verordening (EU) 2017/625 mogen in slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen worden uitgevoerd door officiële assistenten onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts, alleen met betrekking tot de verzameling van informatie over goede hygiënische praktijken en op HACCP gebaseerde procedures, en mits hoofdstuk II van bijlage II bij deze verordening in acht wordt genomen.
Artikel 10
Criteria en voorwaarden voor de uitvoering van officiële controles waaronder auditactiviteiten in uitsnijderijen
Officiële controles in uitsnijderijen als bedoeld in artikel 18, lid 2, onder d), waaronder auditactiviteiten, mogen ook worden uitgevoerd door ander door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel, in afwijking van artikel 18, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2017/625, mits de bevoegde autoriteiten de werkzaamheden van dit personeel regelmatig controleren. Bij de uitvoering van deze activiteiten moet hoofdstuk III van bijlage II bij deze verordening in acht worden genomen.
Artikel 11
Officiële controles van Pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea, die geen filtrerende dieren zijn en die zijn verzameld in productiegebieden die niet door de bevoegde autoriteit zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625
In afwijking van artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625 is de indeling van productie- en heruitzettingsgebieden niet verplicht met betrekking tot het verzamelen van Pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea, die geen filtrerende dieren zijn, wanneer de bevoegde autoriteiten officiële controles van deze dieren uitvoeren in visveilingen, verzendcentra en verwerkingsinrichtingen.
Dergelijke officiële controles gaan na of wordt voldaan aan:
a) |
de gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren die zijn vastgelegd in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, bij Verordening (EG) nr. 853/2004; |
b) |
de specifieke voorschriften voor buiten de ingedeelde productiegebieden verzamelde Pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea, die geen filtrerende dieren zijn, die zijn vastgelegd in hoofdstuk IX van die sectie. |
Artikel 12
Specifieke afwijkingen voor Rangifer tarandus tarandus, Lagopus lagopus en Lagopus mutus, zoals voorzien in artikel 18, lid 7, onder h), van Verordening (EU) 2017/625
1. Overeenkomstig artikel 18, lid 7, onder h), van Verordening (EU) 2017/625 mogen door Zweden en Finland de volgende specifieke afwijkingen van bepaalde vereisten voor officiële controles van Rangifer tarandus tarandus (rendieren), die vastgelegd zijn in artikel 18 van die verordening, worden verleend met betrekking tot de op de lijst in bijlage I bij deze verordening opgenomen gebieden in die lidstaten, voor zover de afwijkingen het bereiken van de doelstellingen van die verordening niet in de weg staan:
a) |
in afwijking van artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 zijn officiële controles niet vereist voor vlees van Rangifer tarandus tarandus, wanneer het rechtstreeks in kleine hoeveelheden door de producent aan de eindverbruiker wordt geleverd of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert; |
b) |
in afwijking van artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 is voor tussen 1 mei en 30 september in afzonderlijke gevallen geslachte zwerfrendieren geen ante-mortemkeuring verplicht; |
c) |
in afwijking van artikel 18, lid 2, onder c), en lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 mag slachthuispersoneel met een passende opleiding voor deze taak, overeenkomstig artikel 14, de volgende organen keuren:
|
2. In afwijking van artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 zijn officiële controles niet vereist voor vlees van Lagopus lagopus en Lagopus mutus (ruigpoothoenders), wanneer ze in de Zweedse districten Norrbotten, Västerbotten en Jämtland en de Zweedse gemeente Älvdalen in het district Dalarna tijdens het winterjachtseizoen door middel van een strik gedood zijn.
Artikel 13
Specifieke minimumvoorschriften voor de officiële dierenarts, de officiële assistent en het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel
1. Officiële dierenartsen die de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 voorziene taken uitvoeren, voldoen aan de in hoofdstuk I van bijlage II bij deze verordening vastgelegde specifieke minimumvoorschriften.
In afwijking van de in bijlage II, hoofdstuk I, punten 1 tot en met 6, vastgestelde regelingen mogen de lidstaten specifieke voorschriften opstellen voor:
a) |
in deeltijd werkende officiële assistenten die verantwoordelijk zijn voor de keuring van kleine ondernemingen of alleen officiële controles uitvoeren voor de primaire productie, met name controles voor de melkproductiebedrijven en ante-mortemkeuringen buiten het slachthuis, en |
b) |
studenten diergeneeskunde die geslaagd zijn voor een examen inzake de in punt 3 van hoofdstuk I van bijlage II genoemde onderwerpen en die tijdelijk in een slachthuis werkzaam zijn in aanwezigheid van een officiële dierenarts. |
2. Dierenartsen die al als officiële dierenartsen waren aangewezen voor de toepassingsdatum van deze verordening, beschikken over voldoende kennis inzake de in bijlage II, hoofdstuk I, punt 3, bij deze verordening genoemde onderwerpen. Waar nodig waarborgt de bevoegde autoriteit dat dergelijke kennis door middel van activiteiten voor voortgezette opleiding worden verkregen.
3. Officiële assistenten die de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 voorziene taken uitvoeren, moeten voldoen aan de in hoofdstuk II van bijlage II bij deze verordening vastgelegde specifieke minimumvoorschriften.
4. Het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel dat de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 voorziene taken uitvoert, voldoet aan de in hoofdstuk III van bijlage II bij deze verordening vastgelegde specifieke minimumvoorschriften.
Artikel 14
Minimumvoorschriften inzake opleiding voor slachthuispersoneel
Slachthuispersoneel dat bijstand verleent bij taken die verband houden met officiële controles en andere vormen van controle overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625, wordt tot tevredenheid van de bevoegde autoriteiten opgeleid. Dit personeel voldoet eveneens aan de in hoofdstuk II van bijlage II bij deze verordening vastgelegde minimumvoorschriften inzake opleiding, voor zover deze relevant zijn voor hun bijstandstaken.
Artikel 15
Inwerkingtreding en toepasselijkheid
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 februari 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(4) Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).
(7) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
(8) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(9) Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie van 8 april 2019 betreffende modellen voor officiële certificaten voor bepaalde dieren en goederen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 betreffende modelcertificaten (zie bladzijde 101 van dit Publicatieblad).
(11) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie met betrekking tot officiële controles (zie bladzijde 51 van dit Publicatieblad).
(12) Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
BIJLAGE I
SPECIFIEKE AFWIJKINGEN VOOR DE KEURING VAN VLEES VAN RENDIEREN (RANGIFER TARANDUS TARANDUS)
De in artikel 12, lid 1, genoemde specifieke afwijkingen zijn alleen van toepassing in de volgende gebieden:
a) |
in Zweden:
|
b) |
in Finland, zoals de op 31 december 2014 toegestane specifieke afwijkingen:
|
BIJLAGE II
SPECIFIEKE MINIMUMVOORSCHRIFTEN VOOR DE OFFICIËLE DIERENARTS, DE OFFICIËLE ASSISTENT EN HET DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEITEN AANGEWEZEN PERSONEEL
HOOFDSTUK I
OFFICIËLE DIERENARTSEN
1. |
De bevoegde autoriteiten mogen alleen dierenartsen die zijn geslaagd voor een proef die voldoet aan de voorschriften van punt 3, tot officiële dierenarts benoemen. |
2. |
De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van de proef voor kandidaten die een aanvraag hebben ingediend om tot officiële dierenarts te worden benoemd. |
3. |
Door middel van de proef moet kennis van de volgende onderwerpen aangetoond worden, specifiek gericht op de taken van officiële dierenartsen en voor zover dat nodig is gelet op de achtergrond en de kwalificaties van de dierenarts, zonder overlapping met de overeenkomstig artikel 38, lid 3, van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) vereiste proeven voor de kennis en vaardigheden voor dierenartsen:
Kandidaten kunnen de vereiste kennis opdoen als onderdeel van hun basisopleiding tot dierenarts, of door verdere opleiding te volgen of beroepservaring op te doen na de voltooiing van hun opleiding tot dierenarts. Indien de bevoegde autoriteiten ervan overtuigd zijn dat een kandidaat de vereiste kennis heeft verworven bij het behalen van een universitaire graad of door permanente educatie die tot een postdoctorale kwalificatie heeft geleid, kunnen zij afzien van de eis van een proef. Indien de kandidaat de vereiste kennis deels heeft verworven, organiseren de bevoegde autoriteiten proeven die verschillen van de in punt 2 genoemde proeven om rekening te houden met de achtergrond van de kandidaten. |
4. |
De officiële dierenarts moet multidisciplinair kunnen samenwerken. |
5. |
Elke officiële dierenarts moet tijdens een proefperiode van ten minste 200 uur een praktische opleiding volgen alvorens zelfstandig aan het werk te gaan. Relevante opleiding gedurende de studie diergeneeskunde kan in de proefperiode worden opgenomen. Tijdens die proefperiode staat de kandidaat onder toezicht van de officiële dierenartsen in slachthuizen, uitsnijderijen, en op bedrijven. De opleiding moet betrekking hebben op de audit van goede hygiënepraktijken en met name de op HACCP gebaseerde procedures. |
6. |
De officiële dierenarts moet zich via permanente educatie en vakliteratuur met betrekking op de in punt 3 bedoelde vakgebieden op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen en van de actuele stand van de wetenschap. De officiële dierenarts moet, voor zover mogelijk, deelnemen aan permanente educatie. |
7. |
Wanneer beroepsbeoefenaars grensoverschrijdend opereren of zich in een andere lidstaat willen vestigen, moet tussen de lidstaten wederzijdse erkenning gelden voor de proeven voor officiële dierenartsen. In dergelijke gevallen moeten de proeven worden beperkt tot onderwerpen die essentieel zijn voor de bescherming van de menselijke gezondheid en diergezondheid in de lidstaten van tewerkstelling, maar die niet voorkomen in de proeven in de lidstaat van oorsprong. |
HOOFDSTUK II
OFFICIËLE ASSISTENT
1. |
Alleen personen die een opleiding hebben doorlopen en voor een proef zijn geslaagd in overeenstemming met de in punt 5 vastgelegde voorschriften mogen de taken van een officiële assistent uitvoeren. |
2. |
De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van de in punt 1 bedoelde proeven. Om aan deze proeven te mogen deelnemen, moeten de kandidaten kunnen aantonen dat zij:
|
3. |
De in punt 2, onder a), bedoelde praktische opleiding vindt onder toezicht van een officiële dierenarts plaats in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en/of uitsnijderijen. |
4. |
De opleiding en toetsing moeten voornamelijk betrekking hebben op rood vlees of vlees van pluimvee. Mensen die voor een van beide categorieën een opleiding hebben gevolgd en voor de proef zijn geslaagd, hoeven evenwel alleen een verkorte opleiding te volgen om de proef voor de andere categorie te mogen afleggen. De opleiding en toetsing moeten, zo nodig, ook betrekking hebben op vrij wild, gekweekt wild en lagomorfen. |
5. |
De opleiding voor officiële assistenten moet betrekking hebben op de volgende onderwerpen, en proeven moeten de kennis van deze onderwerpen bevestigen:
|
6. |
De bevoegde autoriteiten mogen besluiten om de opleiding en toetsing te verminderen wat betreft:
|
7. |
De officiële assistent moet multidisciplinair kunnen samenwerken. |
8. |
De officiële assistent moet zich via permanente educatie en vakliteratuur op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen en van de actuele stand van de wetenschap. De officiële assistent moet, voor zover mogelijk, deelnemen aan permanente opleidingsactiviteiten. |
9. |
Indien officiële assistenten uitsluitend bemonsteringen en analyses uitvoeren in verband met onderzoeken naar Trichinella en microbiologische normen, hoeven de bevoegde autoriteiten er alleen voor te zorgen dat de officiële assistenten een passende opleiding krijgen voor deze taken. |
10. |
Wanneer beroepsbeoefenaars grensoverschrijdend opereren of zich in een andere lidstaat willen vestigen, moet tussen de lidstaten wederzijdse erkenning gelden voor de proeven voor officiële assistenten. In dergelijke gevallen moeten de proeven worden beperkt tot onderwerpen die essentieel zijn voor de bescherming van de menselijke gezondheid en diergezondheid in de lidstaten van tewerkstelling, maar die niet voorkomen in de proeven in de lidstaat van oorsprong. |
HOOFDSTUK III
HET DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEITEN AANGEWEZEN PERSONEEL
1. |
De bevoegde autoriteiten mogen alleen personeelsleden aanwijzen die een opleiding hebben doorlopen en voor een proef zijn geslaagd in overeenstemming met de in punt 5 vastgelegde voorschriften. |
2. |
De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van de in punt 1 bedoelde proef. Om aan deze proef te mogen deelnemen, moeten de kandidaten kunnen aantonen dat zij:
|
3. |
De in punt 2, onder a), bedoelde praktische opleiding vindt plaats in uitsnijderijen, onder toezicht van een officiële dierenarts. |
4. |
De opleiding en toetsing moeten voornamelijk betrekking hebben op rood vlees of vlees van pluimvee. Mensen die voor een van beide categorieën een opleiding hebben gevolgd en voor de proef zijn geslaagd, hoeven evenwel alleen een verkorte opleiding te volgen om de proef voor de andere categorie te mogen afleggen. De opleiding en toetsing moeten, zo nodig, ook betrekking hebben op vrij wild, gekweekt wild en lagomorfen. |
5. |
De opleiding voor door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel moet betrekking hebben op de volgende onderwerpen in verband met uitsnijderijen, en proeven moeten de kennis van deze onderwerpen bevestigen:
|
6. |
De bevoegde autoriteiten mogen besluiten om de opleiding en toetsing te verminderen wat betreft:
|
7. |
Het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel moet multidisciplinair kunnen samenwerken. |
8. |
Het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel moet zich via permanente educatie en vakliteratuur op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen en van de actuele stand van de wetenschap. Het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel moet, voor zover mogelijk, deelnemen aan permanente opleidingsactiviteiten. |
9. |
Wanneer beroepsbeoefenaars grensoverschrijdend opereren of zich in een andere lidstaat willen vestigen, moet tussen de lidstaten wederzijdse erkenning gelden voor de proeven voor ander door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel. In dergelijke gevallen moeten de proeven worden beperkt tot onderwerpen die essentieel zijn voor de bescherming van de menselijke gezondheid en diergezondheid in de lidstaten van tewerkstelling, maar die niet voorkomen in de proeven in de lidstaat van oorsprong. |
(1) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
17.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 131/18 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/625 VAN DE COMMISSIE
van 4 maart 2019
tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 126, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2017/625 bevat voorschriften voor de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waaronder voor de vaststelling van na te leven voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van dieren en goederen uit derde landen of regio's daarvan en officiële controles van dergelijke zendingen bestemd voor menselijke consumptie om te verzekeren dat zij aan de wetgeving van de Unie inzake levensmiddelen en voedselveiligheid voldoen. |
(2) |
Verordening (EU) 2017/625 voorziet in een rechtsgrondslag voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen om de voorwaarden van die verordening voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde dieren en goederen aan te vullen. Deze aanvullende voorwaarden omvatten garanties betreffende de controle van de naleving van:
|
(3) |
Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) bevat specifieke voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (10) bevat de algemene voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van levensmiddelen. In Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgelegd met betrekking tot onderwerpen die momenteel door die twee verordeningen worden bestreken en die verordeningen worden met ingang van 14 december 2019 door Verordening (EU) 2017/625 ingetrokken en vervangen. |
(4) |
De in deze verordening vastgelegde voorwaarden moeten zorgen voor de voortzetting van de voorwaarden van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid te verzekeren en een verstoring van de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen te voorkomen. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van de voorschriften van die twee verordeningen door een risicogebaseerde benadering toe te passen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat voorschriften voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong in de Unie invoeren. De in deze verordening vastgelegde aanvullende voorwaarden voor officiële controles moeten daarom stroken met de voorschriften die reeds bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn vastgesteld. |
(6) |
Verordening (EU) 2017/185 van de Commissie (11) voorziet tot en met 31 december 2020 in afwijkingen van Verordening (EG) nr. 854/2004 in verband met gezondheidsvoorschriften voor de invoer van bepaalde producten van dierlijke oorsprong (zoals insecten en reptielenvlees) en levensmiddelen die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevatten (samengestelde producten). Met het oog op een hoog niveau van bescherming van de gezondheid moeten vóór het verstrijken van de overgangsmaatregelen ook voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van dergelijke producten worden vastgesteld om de naleving van de voor deze producten geldende voorschriften van de Unie te controleren. |
(7) |
Er worden steeds meer insecten voor menselijke consumptie geproduceerd. Er moet voor worden gezorgd dat ingevoerde insecten voldoen aan de voorschriften van de Unie inzake levensmiddelen en voedselveiligheid. De in deze verordening vastgelegde aanvullende voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van producten van dierlijke oorsprong moeten daarom ook op insecten van toepassing zijn. Het is mogelijk dat voor insecten een toelating als nieuw voedingsmiddel is vereist overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad (12). |
(8) |
Op 18 oktober 2007 heeft het Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies uitgebracht over de risico's voor de volksgezondheid die de consumptie van reptielenvlees inhoudt voor mensen (13). Er zijn een aantal gevaren geïdentificeerd, zoals salmonella en Trichinella. Voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie moeten de controle op de naleving van de voorschriften van de Unie omvatten om het uit deze gevaren van zendingen reptielenvlees voortvloeiende risico te beperken. |
(9) |
De samenstelling van samengestelde producten heeft invloed op de fysisch-chemische kenmerken van die levensmiddelen en leidt tot uiteenlopende risico's. Daarom mag alleen toelating voor binnenkomst in de Unie worden verleend voor zendingen samengestelde producten die voldoen aan toepasselijke voorwaarden, met name inzake de oorsprong van de verwerkte producten van dierlijke oorsprong waaruit die levensmiddelen bestaan, de oorsprong van de levensmiddelen zelf of de garanties waarvan de zendingen samengestelde producten vergezeld gaan. Voor samengestelde producten die een gering risico voor de menselijke gezondheid inhouden, moet deze verordening voorzien in afwijkingen betreffende controles in de grenscontroleposten. |
(10) |
In de voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen moet worden verwezen naar de codes van de gecombineerde nomenclatuur overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (14) om die goederen en dieren duidelijk te identificeren. |
(11) |
De binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen mag, op basis van een risicoanalyse, enkel worden toegelaten wanneer de derde landen of regio's daarvan waaruit deze dieren en goederen afkomstig zijn, de naleving van de voorschriften inzake de veiligheid van deze voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen kunnen verzekeren en zij worden vermeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 van de Commissie (15). |
(12) |
Naast de voorschriften van artikel 127, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 moeten voor bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen specifieke voorschriften worden vastgesteld om garanties te bieden wat betreft de doeltreffendheid van officiële controles inzake voedselveiligheid in derde landen of regio's daarvan. Derde landen of regio's daarvan mogen alleen in een lijst worden vermeld als bewijzen en garanties zijn verstrekt dat de betrokken dieren en goederen afkomstig uit die derde landen of regio's daarvan voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften van de Unie die zijn vastgelegd in Richtlijn 96/23/EG, de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 852/2004, (EG) nr. 853/2004, (EU) 2017/625, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 of aan voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan gelijkwaardig zijn. |
(13) |
De binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde goederen mag alleen worden toegestaan als die goederen zijn verzonden uit en verkregen of bereid in inrichtingen die worden vermeld in lijsten die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt. Om de naleving te verzekeren van de voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne van de Unie of van voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn, moet daarnaast worden bepaald dat het derde land bij de opstelling en bijwerking van de in artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijsten van dergelijke inrichtingen garanties moet bieden bovenop de in artikel 127, lid 3, onder e), i) en iv), van die verordening bedoelde garanties. |
(14) |
De Commissie moet de in artikel 127 van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijsten van inrichtingen openbaar maken om de transparantie voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en consumenten te verzekeren wat betreft de inrichtingen waaruit dergelijke goederen de Unie mogen binnenkomen om in de handel te worden gebracht. Om de doeltreffendheid van deze voorschriften te verzekeren, moeten de lidstaten de binnenkomst van zendingen van dergelijke goederen toestaan op voorwaarde dat de officiële certificaten waarvan deze zendingen op grond van de toepasselijke voorschriften van de Unie vergezeld moeten gaan, door de bevoegde autoriteiten van het derde land worden afgegeven vanaf de datum waarop de Commissie die lijsten bekendmaakt. |
(15) |
Dergelijke voorschriften betreffende inrichtingen moeten niet worden vastgesteld in verband met voor doorvoer bestemde goederen, aangezien die goederen vanuit het oogpunt van voedselveiligheid een gering risico inhouden en er in die gevallen geen dieren of goederen in de Unie in de handel worden gebracht. Voorts moeten dergelijke voorschriften niet worden vastgesteld voor inrichtingen die zich uitsluitend bezighouden met primaireproductieactiviteiten, vervoer, opslag van producten van dierlijke oorsprong waarvoor geen opslag met gereguleerde temperatuur vereist is, of productie van zeer verfijnd(e) chondroïtinesulfaat, hyaluronzuur, andere producten van gehydrolyseerd kraakbeen, chitosan, glucosamine, stremsel, vislijm en aminozuren zoals bedoeld in bijlage III, sectie XVI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004. |
(16) |
Op grond van Verordening (EU) nr. 210/2013 van de Commissie (16) is voor inrichtingen die kiemgroenten produceren goedkeuring door de bevoegde autoriteiten vereist overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 852/2004. Om de naleving te verzekeren van de voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne van de Unie of van voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn, mag de binnenkomst in de Unie van kiemgroenten alleen worden toegestaan als deze kiemgroenten zijn geproduceerd in inrichtingen die worden vermeld in lijsten die overeenkomstig deze verordening zijn opgesteld en worden bijgewerkt. |
(17) |
Om de naleving te verzekeren van de voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne van de Unie of van voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn, mag de binnenkomst in de Unie van producten die afkomstig zijn uit inrichtingen die vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen, vleesproducten, separatorvlees en grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen produceren, alleen worden toegestaan als deze inrichtingen worden vermeld in lijsten die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt en die door de Commissie worden bekendgemaakt. Bovendien moeten de grondstoffen waarvan deze producten worden vervaardigd, afkomstig zijn uit inrichtingen (slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en inrichtingen waar visserijproducten worden gehanteerd) die worden vermeld in lijsten die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt en die door de Commissie worden bekendgemaakt. |
(18) |
De binnenkomst in de Unie van zendingen levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen mag alleen worden toegestaan uit productiegebieden in derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in lijsten die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt en die door de Commissie worden bekendgemaakt, ter waarborging van de naleving van de in Verordening (EG) nr. 853/2004 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 vastgelegde toepasselijke specifieke voorschriften voor die producten of van voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn. De bekendmaking van die lijsten moet de transparantie voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en consumenten verzekeren wat betreft de productiegebieden waaruit levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen de Unie mogen binnenkomen. |
(19) |
De binnenkomst in de Unie van zendingen visserijproducten mag alleen worden toegestaan als de zendingen zijn verzonden uit, verkregen of bereid in een inrichting op het land, reeferschepen, fabrieksvaartuigen of vriesvaartuigen die de vlag voeren van een derde land dat wordt vermeld in lijsten die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt en die door de Commissie worden bekendgemaakt, ter waarborging van de naleving van de voorschriften van de Unie, met name van de in Verordening (EG) nr. 853/2004 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 vastgelegde specifieke voorschriften voor visserijproducten, of van voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn. De bekendmaking van die lijsten moet de transparantie voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en consumenten verzekeren wat betreft de vaartuigen waaruit visserijproducten de Unie mogen binnenkomen. |
(20) |
De in Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgelegde voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van producten van dierlijke oorsprong zijn niet van toepassing op samengestelde producten. Die verordening vereist echter dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven die samengestelde producten invoeren, verzekeren dat de verwerkte producten van dierlijke oorsprong die in dergelijke levensmiddelen zijn gebruikt, voldoen aan de voorschriften van die verordening. |
(21) |
Het risico dat samengestelde producten inhouden, is afhankelijk van het soort ingrediënten en de opslagomstandigheden. Daarom moeten voorwaarden voor zendingen samengestelde producten worden vastgelegd om ervoor te zorgen dat samengestelde producten die een risico inhouden, worden uitgevoerd uit landen die zijn goedgekeurd voor uitvoer naar de Unie krachtens Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (17), Beschikking 2006/766/EG van de Commissie (18), Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (19), Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie (20) en Besluit 2011/163/EU van de Commissie (21). |
(22) |
Uit het aantal kennisgevingen via het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders blijkt dat zendingen van bepaalde dieren en goederen die voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht, een verhoogd risico op niet-naleving van de voorschriften van de Unie inzake voedselveiligheid inhouden. Elke zending van deze dieren en goederen die voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht, moet daarom individueel worden gecertificeerd voor binnenkomst in de Unie voor het in de handel brengen. De certificering van de naleving van de voorschriften van de Unie kan exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de bevoegde autoriteiten van derde landen of regio's daarvan ook helpen herinneren aan de toepasselijke voorschriften van de Unie. In het geval van doorvoer moet het gebruik van de huidige specifieke doorvoercertificaten met een verklaring inzake de diergezondheid worden gehandhaafd. |
(23) |
Aangezien Verordening (EU) 2017/625 met ingang van 14 december 2019 van toepassing is, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn. Bij Verordening (EU) 2017/185 zijn overgangsmaatregelen vastgesteld die voorzien in afwijkingen van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 wat betreft de gezondheidsvoorschriften voor de invoer van samengestelde producten; deze overgangsmaatregelen worden overeenkomstig Verordening (EU) 2019/759 van de Commissie (22) tot en met 20 april 2021 verlengd. Om een vlotte overgang te verzekeren moeten de in deze verordening vastgelegde invoervoorwaarden dus vanaf 20 april 2021 van toepassing zijn voor samengestelde producten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Deze verordening vult Verordening (EU) 2017/625 aan wat betreft de voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen uit derde landen of regio's daarvan om te verzekeren dat zij voldoen aan de toepasselijke regels bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 of aan voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn.
2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden omvatten:
a) |
de identificatie van dieren en goederen waarop de volgende voorwaarden voor binnenkomst in de Unie van toepassing zijn:
|
b) |
voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde dieren en goederen uit derde landen of regio's daarvan die in een lijst worden vermeld overeenkomstig artikel 127, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625; |
c) |
voorwaarden dat zendingen van bepaalde goederen afkomstig uit derde landen zijn verzonden uit en verkregen of bereid in inrichtingen die voldoen aan de toepasselijke voorschriften zoals bedoeld in artikel 126, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 of aan voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn, en die worden vermeld in een lijst die is opgesteld en wordt bijgewerkt overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), ii) en iii), van Verordening (EU) 2017/625; |
d) |
voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie voor het in de handel brengen van de volgende specifieke waren bovenop de voorschriften die overeenkomstig artikel 126 van Verordening (EU) 2017/625 zijn vastgesteld:
|
e) |
aanvullende voorwaarden voor de officiële certificaten, officiële verklaringen en particuliere verklaringen waarvan bepaalde dieren en goederen vergezeld gaan om de Unie binnen te komen. |
3. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
dieren en goederen die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn; wanneer bij binnenkomst in de Unie nog geen beslissing is genomen over de bestemming van de dieren goederen, is deze verordening wel van toepassing; |
b) |
voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen die slechts door de Unie worden doorgevoerd zonder in de handel te worden gebracht. |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. "gelijkwaardig": gelijkwaardig zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
2. "in de handel brengen": in de handel brengen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
3. "inrichting": een inrichting zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
4. "particuliere verklaring": een door de invoerende exploitant van een levensmiddelenbedrijf ondertekende verklaring;
5. "vers vlees": vers vlees zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.10, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
6. "gehakt vlees": gehakt vlees zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.13, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
7. "vleesbereidingen": vleesbereidingen zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.15, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
8. "vleesproducten": vleesproducten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
9. "separatorvlees": separatorvlees zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.14, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
10. "gelatine": gelatine zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
11. "collageen": collageen zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.8, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
12. "tweekleppige weekdieren": tweekleppige weekdieren zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
13. "visserijproducten": visserijproducten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 3.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
14. "samengesteld product": een levensmiddel dat zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevat;
15. "reptielen": dieren van de soorten Alligator mississippiensis, Crocodylus johnstoni, Crocodylus niloticus, Crocodylus porosus, Timon lepidus, Python reticulatus, Python molurus bivittatus of Pelodiscus sinensis;
16. "reptielenvlees": de onverwerkte of verwerkte eetbare delen van gekweekte reptielen die in voorkomend geval zijn toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 en worden vermeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (23);
17. "insecten": voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen die bestaan uit, geïsoleerd zijn uit of vervaardigd zijn uit insecten of delen daarvan, met inbegrip van alle levensstadia van insecten, en die in voorkomend geval zijn toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 en worden vermeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470;
18. "kiemgroenten": kiemgroenten zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 208/2013 van de Commissie (24);
19. "primaire productie": primaire productie zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 17, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
20. "slachthuis": een slachthuis zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.16, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
21. "wildbewerkingsinrichting": een wildbewerkingsinrichting zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.18, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
22. "uitsnijderij": een uitsnijderij zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.17, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
23. "productiegebied": een productiegebied zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 2.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
24. "fabrieksvaartuig": een fabrieksvaartuig zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 3.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
25. "vriesvaartuig": een vriesvaartuig zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 3.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
26. "reeferschip": een vaartuig dat is uitgerust om goederen op pallets of bulkgoed op te slaan en te vervoeren in ruimen of cellen met temperatuurregeling;
27. "exploitant van een levensmiddelenbedrijf": een exploitant van een levensmiddelenbedrijf zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002.
Artikel 3
Dieren en goederen die afkomstig moeten zijn van derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de in artikel 126, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijst
Zendingen van de volgende voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen mogen de Unie uitsluitend binnenkomen uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de in de artikelen 3 tot en met 22 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 vastgelegde lijst voor die dieren en goederen:
a) |
producten van dierlijke oorsprong, met inbegrip van reptielenvlees en dode hele insecten, delen van insecten of verwerkte insecten, waarvoor codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN-codes) zijn vastgelegd in de hoofdstukken 2 tot en met 5, 15 en 16, en codes van het geharmoniseerd systeem (GS-codes) onder de posten 1702, 1806, 2102, 2103, 2105, 2106, 2202, 2301, 2822, 2932, 3001, 3002, 3501, 3502, 3503, 3504, 3507, 3913, 4101, 4102, 4103, 4110 en 9602 van bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, wanneer deze producten voor menselijke consumptie bestemd zijn; |
b) |
levende insecten aangeduid met GN-code 0106 49 00 in bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87. |
Artikel 4
Aanvullende voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde dieren en goederen uit een derde land of regio daarvan
Naast de voorschriften van artikel 127, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 beslist de Commissie enkel om een derde land of regio daarvan in de in artikel 126, lid 2, onder a), van die verordening bedoelde lijst op te nemen als zij van mening is dat de volgende voorschriften ten minste gelijkwaardig zijn aan de desbetreffende voorschriften van de Unie voor de in artikel 3 bedoelde dieren en goederen:
a) |
de wetgeving van het derde land inzake:
|
b) |
de hygiënevoorwaarden met betrekking tot productie, vervaardiging, hantering, opslag en verzending die momenteel van toepassing zijn op voor de Unie bestemde producten van dierlijke oorsprong; |
c) |
de ervaring die bij het in de handel brengen van de producten van dierlijke oorsprong uit het derde land is opgedaan en de resultaten van de officiële controles bij binnenkomst in de Unie; |
d) |
indien beschikbaar de resultaten van controles door de Commissie in het derde land ten aanzien van andere dieren en goederen waarvoor het derde land reeds overeenkomstig artikel 127, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 in een lijst wordt vermeld, en met name de resultaten van de beoordeling van de bevoegde autoriteiten in het derde land waarvan een audit is uitgevoerd en de maatregelen die de bevoegde autoriteiten hebben genomen op basis van de aan hen gerichte aanbevelingen naar aanleiding van die audits door de Commissie; |
e) |
het bestaan, de uitvoering en de mededeling van een programma voor de bestrijding van zoönosen dat in voorkomend geval door de Commissie is erkend; |
f) |
het bestaan, de uitvoering en de mededeling van een programma voor de controle op residuen dat in voorkomend geval door de Commissie is erkend overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG. |
Artikel 5
Voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit een derde land in verband met inrichtingen
1. Zendingen van de volgende goederen mogen de Unie alleen binnenkomen als die zendingen zijn verzonden uit en verkregen of bereid in inrichtingen die worden vermeld in lijsten die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), ii) en iii), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt:
a) |
producten van dierlijke oorsprong waarvoor voorschriften zijn vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en waarvoor GN-codes zijn vastgelegd in de hoofdstukken 2 tot en met 5, 15 en 16, en GS-codes onder de posten 2102, 2103, 2105, 2106, 2202, 2301, 2822, 2932, 3001, 3002, 3501, 3502, 3503, 3504, 3507, 3913, 4101, 4102, 4103 en 4110 van bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87; |
b) |
kiemgroenten die met de volgende GS-codes worden aangeduid: 0704 90, 0706 90, 0708 10, 0708 20, 0708 90 of 1214 90 in bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87. |
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde inrichtingen mogen alleen in de in artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijsten worden vermeld als het derde land, naast de in artikel 127, lid 3, onder e), ii) en iv), van Verordening (EU) 2017/625 bepaalde garanties, de volgende garanties biedt:
a) |
die inrichtingen, tezamen met alle inrichtingen waar grondstoffen van dierlijke oorsprong worden gehanteerd die bij de productie van de betrokken producten van dierlijke oorsprong worden gebruikt, voldoen aan de toepasselijke voorschriften zoals bedoeld in artikel 126, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625, met name die van Verordening (EG) nr. 853/2004, of aan voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn; |
b) |
in de inrichting worden, in voorkomend geval, enkel grondstoffen van dierlijke oorsprong gehanteerd die afkomstig zijn van derde landen met een erkend controleplan voor residuen voor die productcategorie overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG of van lidstaten; |
c) |
het derde land is bij machte de inrichtingen te beletten naar de Unie uit te voeren indien de inrichtingen niet aan voldoen aan de desbetreffende voorschriften van de Unie of voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn. |
3. De Commissie verstrekt de lidstaten alle nieuwe en bijgewerkte lijsten die zij overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), iii), van Verordening (EU) 2017/625 van de bevoegde autoriteiten van het derde land ontvangt, en publiceert deze lijsten op haar website.
4. De lidstaten staan de binnenkomst in de Unie van de in lid 1 bedoelde zendingen toe op voorwaarde dat de officiële certificaten waarvan deze zendingen op grond van de toepasselijke voorschriften van de Unie vergezeld moeten gaan, door de bevoegde autoriteiten van het derde land worden afgegeven vanaf de datum van bekendmaking door de Commissie van de in lid 1 bedoelde lijsten.
Artikel 6
Inrichtingen waarop de voorwaarden van artikel 5, lid 1, niet van toepassing zijn
De in artikel 5 vastgelegde voorwaarden zijn niet van toepassing op inrichtingen die uitsluitend de volgende activiteiten uitvoeren:
a) |
primaire productie; |
b) |
vervoer; |
c) |
opslag van producten van dierlijke oorsprong waarvoor geen opslag met gereguleerde temperatuur vereist is; |
d) |
productie van zeer verfijnd(e) chondroïtinesulfaat, hyaluronzuur, andere producten van gehydrolyseerd kraakbeen, chitosan, glucosamine, stremsel, vislijm en aminozuren zoals bedoeld in bijlage III, sectie XVI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en aangeduid met de GN-codes onder de posten 2833, ex 3913, 2930, ex 2932, 3507 of 3503 in bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87. |
Artikel 7
Voorwaarden voor zendingen vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen, vleesproducten, separatorvlees en voor de productie van gelatine en collageen bestemde grondstoffen
Zendingen van de volgende producten van dierlijke oorsprong mogen de Unie alleen binnenkomen als zij zijn vervaardigd van grondstoffen die zijn verkregen in slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en inrichtingen waar visserijproducten worden gehanteerd, die worden vermeld in lijsten van inrichtingen die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en worden bijgewerkt:
a) |
vers vlees; |
b) |
gehakt vlees; |
c) |
vleesbereidingen; |
d) |
vleesproducten en separatorvlees; |
e) |
voor de productie van gelatine en collageen bestemde grondstoffen zoals bedoeld in sectie XIV, hoofdstuk I, punt 4, onder a), respectievelijk sectie XV, hoofdstuk I, punt 4, onder a), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. |
Artikel 8
Voorwaarden voor zendingen levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen
1. Niettegenstaande artikel 6 mogen zendingen levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen waarvoor in post 0307 van bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 GN-codes zijn vastgesteld, de Unie alleen binnenkomen uit productiegebieden in derde landen die worden vermeld in lijsten die door de bevoegde autoriteiten van het derde land overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 zijn opgesteld en die door de Commissie zijn bekendgemaakt.
2. De volgende producten mogen de Unie binnenkomen uit productiegebieden die niet door de bevoegde autoriteiten in het derde land zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625:
a) |
Pectinidae, tenzij gegevens van officiële toezichtsprogramma's zoals vastgesteld bij artikel 57 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 de bevoegde autoriteiten in staat stellen visgronden in te delen zoals bepaald in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk IX, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004; |
b) |
mariene buikpotigen die geen filtrerende dieren zijn en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn. |
Artikel 9
Opname in een lijst van productiegebieden
1. Voordat de bevoegde autoriteiten van het derde land de in artikel 8, lid 1, bedoelde lijsten opstellen, wordt in het bijzonder rekening gehouden met de garanties die de bevoegde autoriteiten van het derde land kunnen bieden inzake de naleving van de voorschriften van artikel 52 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 betreffende de indeling en controle van productiegebieden.
Vóór die lijsten worden opgesteld, verricht de Commissie een controlebezoek ter plaatse.
2. Eens de in artikel 8, lid 1, bedoelde lijsten zijn opgesteld en wanneer de bevoegde autoriteiten van het derde land voldoende garanties bieden betreffende het beheer en de controles van de productiegebieden waarvoor zij verantwoordelijk zijn, hoeft het controlebezoek ter plaatse van de Commissie niet te worden uitgevoerd vóór een nieuw productiegebied wordt toegevoegd aan een bestaande overeenkomstig artikel 5 opgestelde lijst.
Artikel 10
Bijzondere voorwaarden voor visserijproducten
Zendingen visserijproducten waarvoor in de posten 0301, 0302, 0303, 0304, 0305, 0306, 0307, 0308, 1504, 1516, 1603, 1604, 1605 of 2106 van bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 GN-codes zijn vastgesteld, mogen de Unie alleen binnenkomen om in de handel te worden gebracht als zij in elk stadium van de productie zijn verkregen of bereid in een inrichting op het land, een fabrieksvaartuig of een vriesvaartuig, of zijn opgeslagen in een koelruimte of een reeferschip die of dat wordt vermeld in een lijst die overeenkomstig artikel 127, lid 3, onder e), van Verordening (EU) 2017/625 is opgesteld en die door de Commissie is bekendgemaakt.
Artikel 11
1. Een vaartuig mag in de in artikel 127, lid 3, onder e), ii) van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijsten van inrichtingen worden vermeld op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van het derde land waarvan het vaartuig de vlag voert en de bevoegde autoriteiten van een ander derde land waaraan de bevoegde autoriteiten van het derde land waarvan het vaartuig de vlag voert, de verantwoordelijkheid voor de inspectie van het betrokken vaartuig hebben gedelegeerd, de Commissie een gezamenlijke mededeling verstrekken waarin zij verklaren dat aan elk van de volgende vier voorwaarden is voldaan:
a) |
beide derde landen worden vermeld in de overeenkomstig artikel 127, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 opgestelde lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van visserijproducten is toegestaan; |
b) |
alle visserijproducten van het betrokken vaartuig die bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht, worden rechtstreeks aan land gebracht in het derde land waaraan het derde land waarvan het vaartuig de vlag voert, de verantwoordelijkheid voor de inspectie van de vaartuigen heeft gedelegeerd; |
c) |
de gedelegeerde bevoegde autoriteiten hebben het vaartuig geïnspecteerd en hebben verklaard dat het aan de toepasselijke voorschriften van de Unie voldoet; |
d) |
de gedelegeerde bevoegde autoriteiten hebben verklaard het vaartuig op gezette tijden te zullen inspecteren om ervoor te zorgen dat het blijft voldoen aan de toepasselijke voorschriften van de Unie. |
2. Een vaartuig mag in de in artikel 127, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde lijsten van inrichtingen worden vermeld op basis van een gezamenlijke verklaring van de bevoegde autoriteiten van het derde land waarvan het vaartuig de vlag voert en de bevoegde autoriteiten van een lidstaat waaraan de bevoegde autoriteiten van het derde land waarvan het vaartuig de vlag voert, de verantwoordelijkheid voor de inspectie van het betrokken vaartuig hebben gedelegeerd, op voorwaarde dat aan elk van de volgende drie voorwaarden is voldaan:
a) |
alle visserijproducten van het betrokken vaartuig die bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht, worden rechtstreeks in die lidstaat aan land gebracht; |
b) |
de bevoegde autoriteiten van die lidstaat hebben het vaartuig geïnspecteerd en hebben verklaard dat het aan de toepasselijke voorschriften van de Unie voldoet; |
c) |
de bevoegde autoriteiten van die lidstaat hebben verklaard het vaartuig op gezette tijden te zullen inspecteren om ervoor te zorgen dat het blijft voldoen aan de toepasselijke voorschriften van de Unie. |
3. Wanneer zendingen visserijproducten de Unie rechtstreeks binnenkomen van een reeferschip, fabrieksvaartuig of vriesvaartuig dat de vlag van een derde land voert, mag het in artikel 13, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie (25) bedoelde officiële certificaat door de kapitein worden ondertekend.
Artikel 12
Voorwaarden voor zendingen samengestelde producten
1. Zendingen samengestelde producten die worden aangeduid met de GS-codes onder de posten 1601, 1602, 1603, 1604, 1605, 1901, 1902, 1905, 2004, 2005, 2103, 2104, 2105 en 2106 in bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, mogen de Unie enkel binnenkomen om in de handel te worden gebracht als elk verwerkt product van dierlijke oorsprong dat het samengesteld product bevat, is geproduceerd in inrichtingen in derde landen of regio's daarvan die overeenkomstig artikel 5 zijn goedgekeurd voor uitvoer naar de Unie van die verwerkte producten van dierlijke oorsprong of in inrichtingen in de lidstaten.
2. In afwachting van de opstelling door de Commissie van een specifieke lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit samengestelde producten naar de Unie mogen worden uitgevoerd, mogen zendingen samengestelde producten uit derde landen of regio's daarvan de Unie binnenkomen op voorwaarde dat zij aan de volgende voorschriften voldoen:
a) |
in lid 1 bedoelde samengestelde producten die met gereguleerde temperatuur moeten worden vervoerd of opgeslagen, zijn afkomstig uit derde landen of regio's daarvan die krachtens Beschikking 2007/777/EG van de Commissie, Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie, Beschikking 2006/766/EG van de Commissie, Verordening (EG) nr. 798/2008 en Besluit 2011/163/EU zijn goedgekeurd voor uitvoer naar de Unie van elk verwerkt product van dierlijke oorsprong dat het eindproduct bevat; |
b) |
in lid 1 bedoelde samengestelde producten die niet met gereguleerde temperatuur hoeven te worden vervoerd of opgeslagen en die verwerkt vlees bevatten, zijn afkomstig uit derde landen of regio's daarvan die krachtens Beschikking 2007/777/EG van de Commissie en Besluit 2011/163/EU van de Commissie zijn goedgekeurd voor uitvoer naar de Unie van de vleesproducten die het samengesteld product bevat; |
c) |
in lid 1 bedoelde samengestelde producten die niet met gereguleerde temperatuur hoeven te worden vervoerd of opgeslagen en die andere verwerkte producten van dierlijke oorsprong dan verwerkt vlees, waarvoor in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 voorschriften zijn vastgelegd, bevatten, zijn afkomstig uit derde landen of regio's daarvan die op basis van de voorschriften van de Unie inzake de dierlijke en de volksgezondheid zijn goedgekeurd voor uitvoer naar de Unie van vleesproducten, zuivelproducten, producten op basis van colostrum, visserijproducten of eiproducten en die voor ten minste één van deze producten van dierlijke oorsprong worden vermeld in een lijst krachtens Beschikking 2007/777/EG van de Commissie, Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie, Beschikking 2006/766/EG van de Commissie en Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie, en in de bijlage bij Besluit 2011/163/EU van de Commissie op basis van een overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG goedgekeurd controleplan voor residuen. |
Artikel 13
Officiële certificaten
1. Een zending van de volgende producten mag de Unie slechts binnenkomen wanneer die zending van een officieel certificaat vergezeld gaat:
a) |
producten van dierlijke oorsprong waarvoor GN-codes zijn vastgelegd in de hoofdstukken 2 tot en met 5, 15 en 16, en GS-codes onder de posten 1506, 1521, 1601, 1602, 1603, 1604, 1605, 2102, 2103, 2105, 2106, 2202, 2301, 2932, 3001, 3002, 3501, 3502, 3503, 3504, 3507, 3913, 4101, 4102, 4103, 4110 en 9602 van bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, wanneer deze producten voor menselijke consumptie bestemd zijn; |
b) |
levende insecten aangeduid met GN-code 0106 49 00 in bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87; |
c) |
kiemgroenten en zaden bestemd voor de productie van kiemgroenten die met de volgende GS-codes worden aangeduid: 0704 90, 0706 90, 0708 10, 0708 20, 0708 90, 0713 10, 0713 33, 0712 34, 0712 35, 0713 39, 0713 40, 0712 50, 0712 60, 0713 90, 0910 99, 1201 10, 1201 90, 1207 50, 1207 99, 1209 10, 1209 21, 1209 91 of 1214 90 in bijlage I, tweede deel, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87. |
2. In de in lid 1 bedoelde officiële certificaten wordt verklaard dat de producten voldoen aan:
a) |
de voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 of voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan gelijkwaardig zijn; |
b) |
de bij deze verordening vastgestelde specifieke voorschriften voor binnenkomst in de Unie. |
3. De in lid 1 bedoelde officiële certificaten mogen nadere gegevens bevatten die vereist zijn uit hoofde van andere regelgeving van de Unie inzake volksgezondheid en diergezondheid.
4. Het in lid 1, onder c), bedoelde officiële certificaat voor kiemgroenten en zaden bestemd voor de productie van kiemgroenten vergezelt de zending tot deze de in het officiële certificaat vermelde bestemming heeft bereikt. Ingeval de zending wordt gesplitst, gaat elk deel van de zending vergezeld van een kopie van het officiële certificaat.
Artikel 14
Particuliere verklaring
1. De in artikel 12, lid 2, onder c), bedoelde zendingen samengestelde producten gaan vergezeld van een door de invoerende exploitant van een levensmiddelenbedrijf opgestelde en ondertekende particuliere verklaring waarin wordt bevestigd dat de zendingen voldoen aan de in artikel 126, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde toepasselijke voorschriften.
2. In afwijking van lid 1 gaan de producten die overeenkomstig artikel 48, onder h), van Verordening (EU) 2017/625 zijn vrijgesteld van officiële controles aan grenscontroleposten, vergezeld van de particuliere verklaring op het moment dat zij in de handel worden gebracht.
3. De in lid 1 bedoelde particuliere verklaring verzekert de traceerbaarheid van de zending en bevat:
a) |
informatie over de verzender en de ontvanger van de ingevoerde goederen; |
b) |
de lijst van producten van plantaardige oorsprong en verwerkte producten van dierlijke oorsprong die het samengestelde product bevat, vermeld in afnemende volgorde van gewicht zoals geregistreerd op het moment dat zij bij de vervaardiging van het samengestelde product zijn gebruikt; |
c) |
het erkenningsnummer van de inrichtingen waar de verwerkte producten van dierlijke oorsprong die het samengestelde product bevat, zijn vervaardigd, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004, vermeld door de invoerende exploitant van een levensmiddelenbedrijf. |
4. In de in lid 1 bedoelde particuliere verklaring wordt verklaard dat:
a) |
het derde land of de regio daarvan waar het samengestelde product is geproduceerd, voor ten minste één van de volgende categorieën producten van dierlijke oorsprong in een lijst wordt vermeld:
|
b) |
de inrichting waar het samengestelde product is geproduceerd, voldoet aan hygiënische normen waarvan erkend is dat zij gelijkwaardig zijn aan die welke op grond van Verordening (EG) nr. 852/2004 vereist zijn; |
c) |
het samengestelde product niet met gereguleerde temperatuur moet worden opgeslagen of vervoerd; |
d) |
de verwerkte producten van dierlijke oorsprong die het samengestelde product bevat, afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die zijn goedgekeurd voor de uitvoer naar de Unie van elk verwerkt product van dierlijke oorsprong, of uit de Unie, en afkomstig zijn van in een lijst vermelde inrichtingen; |
e) |
de verwerkte producten van dierlijke oorsprong die in het samengestelde product zijn gebruikt, ten minste de krachtens Beschikking 2007/777/EG van de Commissie en Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie vereiste behandelingen voor die producten hebben ondergaan, met een korte beschrijving van de processen waarmee en de temperaturen waarbij het product is behandeld. |
Artikel 15
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019. De in artikel 12 en artikel 14, leden 1 en 2, vastgelegde voorschriften zijn echter van toepassing met ingang van 21 april 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 maart 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(2) Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
(3) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2018 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft (zie bladzijde 51 van dit Publicatieblad).
(9) Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).
(10) Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
(11) Verordening (EU) 2017/185 van de Commissie van 2 februari 2017 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van een aantal bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 29 van 3.2.2017, blz. 21).
(12) Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1).
(13) http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/578
(14) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(15) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/626 van de Commissie van 5 maart 2019 betreffende lijsten van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Europese Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wat deze lijsten betreft (zie bladzijde 31 van dit Publicatieblad).
(16) Verordening (EU) nr. 210/2013 van de Commissie van 11 maart 2013 betreffende de erkenning van inrichtingen die kiemgroenten produceren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 68 van 12.3.2013, blz. 24).
(17) Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49).
(18) Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53).
(19) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(20) Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie van 2 juli 2010 tot vaststelling van de volks- en diergezondheidsvoorwaarden en de veterinaire certificeringsvoorschriften voor het binnenbrengen in de Europese Unie van rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum, bestemd voor menselijke consumptie (PB L 175 van 10.7.2010, blz. 1).
(21) Besluit 2011/163/EU van de Commissie van 16 maart 2011 tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40).
(22) Verordening (EU) 2019/759 van de Commissie van 13 mei 2019 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van gezondheidsvoorschriften voor de invoer van levensmiddelen die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevatten (samengestelde producten) (PB L 125 van 14.5.2019, blz. 11).
(23) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).
(24) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 208/2013 van de Commissie van 11 maart 2013 betreffende de traceerbaarheidsvoorschriften voor kiemgroenten en voor de productie van kiemgroenten bestemde zaden (PB L 68 van 12.3.2013, blz. 16).
(25) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie van 8 april 2019 betreffende modellen van officiële certificaten voor bepaalde dieren en goederen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wat deze modelcertificaten betreft (zie bladzijde 101 van dit Publicatieblad.
17.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 131/31 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/626 VAN DE COMMISSIE
van 5 maart 2019
betreffende lijsten van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Europese Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen is toegestaan en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wat deze lijsten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 127, lid 2,
Na raadpleging van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgelegd voor officiële controles en andere controleactiviteiten die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgevoerd om na te gaan of de wetgeving van de Unie op het gebied van onder andere voedselveiligheid wordt nageleefd in alle stadia van de productie, verwerking en distributie. Bij die verordening is met name vastgesteld dat bepaalde dieren en goederen de Unie alleen mogen binnenkomen uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in een daartoe door de Commissie opgestelde lijst. |
(2) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie (2) vult Verordening (EU) 2017/625 aan wat betreft de voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen uit derde landen of regio's daarvan om te verzekeren dat zij voldoen aan de desbetreffende regels bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 (voedselveiligheid) of aan voorschriften waarvan erkend is dat zij daaraan ten minste gelijkwaardig zijn. Die voorwaarden omvatten de identificatie van de voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen die afkomstig moeten zijn van derde landen of regio's daarvan die in een lijst worden vermeld overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625. |
(3) |
De lijsten van derde landen of regio's daarvan voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen worden vastgesteld ter waarborging van de naleving van voedselveiligheidsvoorschriften overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3), die op 14 december 2019 bij Verordening (EU) 2017/625 wordt ingetrokken, en van diergezondheidsvoorschriften overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (4). Wanneer de naleving van zowel volks- als diergezondheidsvoorschriften nodig werd geacht, zijn lijsten die beide aspecten bestrijken vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie (5), Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (6), Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie (7), Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (8), Beschikking 2003/779/EG van de Commissie (9) en Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie (10). |
(4) |
Beschikking 2006/766/EG van de Commissie (11), die op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 854/2004 is vastgesteld, bevat bijkomende lijsten van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten op basis van volksgezondheidsoverwegingen is toegestaan. |
(5) |
Aangezien Verordening (EG) nr. 854/2004 op 14 december 2019 bij Verordening (EU) 2017/625 wordt ingetrokken en om, wat levensmiddelen en voedselveiligheid betreft, een enkele rechtshandeling te hebben voor alle derde landen of regio's daarvan die in een lijst moeten worden vermeld om bepaalde dieren en goederen in de Unie in de handel te mogen brengen, moeten bij deze verordening lijsten voor die dieren en goederen worden vastgesteld. |
(6) |
Aangezien in het kader van de uitvoering van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (12) nog wordt overlegd over de voorwaarden voor het vermelden in een lijst van derde landen of regio's daarvan voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde producten van dierlijke oorsprong op basis van diergezondheidsoverwegingen, moet voor deze producten van dierlijke oorsprong in lijsten worden voorzien door te verwijzen naar de bestaande lijsten op basis van diergezondheidsoverwegingen om overlappende lijsten te voorkomen. Deze lijsten zijn op basis van Verordening (EG) nr. 854/2004 en Richtlijn 2002/99/EG van de Raad op verzoek van de betrokken derde landen opgesteld. Om in deze lijsten opgenomen te worden, hebben de bevoegde autoriteiten van de derde landen gepaste garanties geboden, in het bijzonder wat betreft de overeenstemming of gelijkwaardigheid met de levensmiddelenwetgeving van de Unie en de organisatie van de bevoegde autoriteiten van het derde land. Het is daarom niet nodig de naleving van deze voorwaarden opnieuw te beoordelen overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625. |
(7) |
Het is passend om voor de toepassing van Verordening (EU) 2017/625 in verband met levensmiddelen en voedselveiligheid de bestaande, op basis van diergezondheidsoverwegingen vastgestelde lijsten als gemeenschappelijke lijsten te handhaven en om een gecoördineerde aanpak aan te houden door uitsluitend derde landen en regio's daarvan in een lijst op te nemen als overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG van de Raad (13) een programma voor de controle op residuen is goedgekeurd, indien van toepassing. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (14) bevat voorschriften voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong en samengestelde producten invoeren. Bij die verordening is in het bijzonder bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of regio's daarvan invoeren, moeten verzekeren dat het derde land van verzending wordt vermeld in een lijst van derde landen waaruit de invoer van die producten is toegestaan. |
(9) |
Bij Verordening (EU) 2017/185 van de Commissie (15) zijn overgangsmaatregelen vastgelegd die voorzien in afwijkingen van de invoervoorwaarden van Verordening (EG) nr. 853/2004 voor bepaalde producten van dierlijke oorsprong; deze overgangsmaatregelen zijn van toepassing tot en met 31 december 2020. |
(10) |
Daarom moeten ten laatste vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de overgangsmaatregelen van Verordening (EU) 2017/185 bijkomende lijsten van derde landen of regio's daarvan worden vastgesteld om een onderbreking van de binnenkomst in de Unie van zendingen van die producten van dierlijke oorsprong te voorkomen. Met name voor gesmolten dierlijke vetten en kanen, reptielenvlees, insecten en casings moeten lijsten worden vastgesteld. |
(11) |
Voor levensmiddelen die bestaan uit, geïsoleerd zijn uit of vervaardigd zijn uit insecten of delen daarvan, met inbegrip van levende insecten, is goedkeuring als nieuw voedingsmiddel overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad (16) vereist. Voor deze groepen producten moet een lijst worden vastgesteld. |
(12) |
Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de overgangsmaatregelen van Verordening (EU) 2017/185 moet bij deze verordening een lijst worden vastgesteld van producten van dierlijke oorsprong waarvoor nog geen specifieke lijst is vastgesteld, zodat de binnenkomst in de Unie van producten van dierlijke oorsprong die momenteel worden ingevoerd en die van essentieel belang zijn voor Europese exploitanten van levensmiddelenbedrijven, niet in het gedrang komt. |
(13) |
De overgangsmaatregelen van Verordening (EU) 2017/185 voor bepaalde producten van dierlijke oorsprong en samengestelde producten zijn ingesteld omdat deze producten een gering risico voor de volksgezondheid inhouden wegens de zeer kleine hoeveelheden die worden geconsumeerd of omdat de vervaardiging van de producten risico's voor de volksgezondheid grotendeels uitsluit. Het is derhalve onevenredig om van derde landen alle bewijsstukken en garanties te eisen overeenkomstig artikel 127, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625. |
(14) |
Lijsten moeten in deze verordening worden vastgelegd en uit Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en Beschikking 2006/766/EG worden geschrapt. Verordening (EU) 2016/759 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en Beschikking 2006/766/EG moet worden ingetrokken. |
(15) |
Aangezien Verordening (EU) 2017/625 met ingang van 14 december 2019 van toepassing is, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn. |
(16) |
Lijsten van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen casings op basis van hun diergezondheidsstatus is toegestaan, worden pas vanaf 21 april 2021 vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429. Het is passend dat de lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde casings is toegestaan, pas op dezelfde datum van toepassing wordt. De overgangsmaatregelen die voorzien in afwijkingen betreffende volksgezondheidsvoorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen casings, moeten daarom tot en met 20 april 2021 worden verlengd. |
(17) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening betreft de lijsten van derde landen of regio's daarvan waaruit zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen de Unie op basis van voedselveiligheidsoverwegingen mogen binnenkomen overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) "vers vlees": vers vlees zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.10, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
2) "vleesbereidingen": vleesbereidingen zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.15, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
3) "vlees": vlees zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
4) "pluimvee": pluimvee zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
5) "vrij wild": vrij wild zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
6) "eieren": eieren zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 5.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
7) "eiproducten": eiproducten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
8) "vleesproducten": vleesproducten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
9) "behandelde magen, blazen en darmen": behandelde magen, blazen en darmen zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.9, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
10) "tweekleppige weekdieren": tweekleppige weekdieren zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
11) "visserijproducten": visserijproducten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 3.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
12) "rauwe melk": rauwe melk zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 4.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
13) "zuivelproducten": zuivelproducten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
14) "colostrum": colostrum zoals gedefinieerd in bijlage III, sectie IX, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
15) "producten op basis van colostrum": producten op basis van colostrum zoals gedefinieerd in bijlage III, sectie IX, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
16) "kikkerbilletjes": kikkerbilletjes zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 6.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
17) "slakken": slakken zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 6.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
18) "gesmolten dierlijke vetten": gesmolten dierlijke vetten zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
19) "kanen": kanen zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
20) "gelatine": gelatine zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
21) "collageen": collageen zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 7.8, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
22) "honing": honing zoals gedefinieerd in bijlage II, deel IX, punt 1, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17);
23) "producten van de bijenteelt": producten van de bijenteelt zoals gedefinieerd in bijlage II, deel IX, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013;
24) "reptielenvlees": reptielenvlees zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) 2019/625;
25) "insecten": insecten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 17, van Verordening (EU) 2019/625.
Artikel 3
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van vers vlees en vleesbereidingen van hoefdieren is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) vers vlees en vleesbereidingen van hoefdieren wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig artikel 14, punt a), van Verordening (EU) nr. 206/2010.
Artikel 4
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van vlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, vleesbereidingen van pluimvee, eieren en eiproducten is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) vlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, vleesbereidingen van pluimvee, eieren en eiproducten wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 798/2008 (18).
Artikel 5
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van vlees van wilde leporidae, van niet-gedomesticeerde landzoogdieren met uitzondering van hoefdieren en leporidae, en van gekweekte konijnen is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd vlees van wilde leporidae, van niet-gedomesticeerde landzoogdieren met uitzondering van hoefdieren en leporidae, en van gekweekte konijnen wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 119/2009.
Artikel 6
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen met uitzondering van casings is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, met uitzondering van casings, wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig artikel 3, punt b), van Beschikking 2007/777/EG.
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde biltong/jerky en gepasteuriseerde vleesproducten wordt echter enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig bijlage II, deel 3, bij Beschikking 2007/777/EG.
Artikel 7
Derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van casings is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde casings wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig artikel 1 van Beschikking 2003/779/EG.
Artikel 8
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van levende, gekoelde, ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde levende, gekoelde, ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage I. De binnenkomst in de Unie van volledig van de ingewanden en de geslachtsklieren gescheiden adductoren van andere pectinidae dan aquacultuurdieren uit derde landen die niet in die lijst worden vermeld, wordt echter ook toegestaan.
Artikel 9
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van andere dan de in artikel 8 genoemde visserijproducten is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten, met uitzondering van de in artikel 8 genoemde visserijproducten, wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage II.
Artikel 10
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen rauwe melk, colostrum, zuivelproducten en producten op basis van colostrum is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) rauwe melk, colostrum, zuivelproducten en producten op basis van colostrum wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de invoer in de Unie is toegestaan overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 605/2010.
Artikel 11
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van kikkerbilletjes is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde kikkerbilletjes wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage III.
Artikel 12
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van overeenkomstig bijlage III, sectie XI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bereide slakken is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde slakken die overeenkomstig bijlage III, sectie XI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn bereid, wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage III.
Artikel 13
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van gesmolten dierlijke vetten en kanen is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde gesmolten dierlijke vetten en kanen wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die voor de invoer in de Unie van vleesproducten zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 3, punt b), i), van Beschikking 2007/777/EG.
Artikel 14
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van gelatine en collageen is toegestaan
1. De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die voor de invoer in de Unie van zendingen vers vlees van de specifieke hoefdieren zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 14, punt a), van Verordening (EU) nr. 206/2010 of uit Zuid-Korea, Maleisië, Pakistan of Taiwan.
2. De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van pluimvee wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 vermelde derde landen of regio's daarvan waaruit pluimveevlees van de respectieve soorten mag worden ingevoerd zoals gespecificeerd in dat deel van die bijlage of uit Taiwan.
3. De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van visserijproducten wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage II.
4. De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van leporidae en van andere niet-gedomesticeerde landzoogdieren dan hoefdieren wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009.
Artikel 15
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen is toegestaan
1. De binnenkomst in de Unie van zendingen grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die voor de invoer in de Unie van zendingen vers vlees van de specifieke hoefdieren zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 14, punt a), van Verordening (EU) nr. 206/2010.
2. De binnenkomst in de Unie van zendingen grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van pluimvee wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit de in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 vermelde derde landen of regio's daarvan waaruit pluimveevlees van de respectieve soorten mag worden ingevoerd zoals gespecificeerd in dat deel van die bijlage.
3. De binnenkomst in de Unie van zendingen grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van visserijproducten wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage II.
4. De binnenkomst in de Unie van zendingen grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van leporidae en van andere niet-gedomesticeerde landzoogdieren dan hoefdieren wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009.
Artikel 16
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen is toegestaan
1. De binnenkomst in de Unie van zendingen behandelde grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 of uit Zuid-Korea, Maleisië, Pakistan of Taiwan.
2. De binnenkomst in de Unie van zendingen behandelde grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van pluimvee wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 of uit Taiwan.
3. De binnenkomst in de Unie van zendingen behandelde grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van visserijproducten wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage II.
4. De binnenkomst in de Unie van zendingen behandelde grondstoffen voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd(e) gelatine en collageen afkomstig van leporidae en van andere niet-gedomesticeerde landzoogdieren dan hoefdieren wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009.
5. De binnenkomst in de Unie van zendingen behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen zoals bedoeld in bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk I, punt 4, onder b), iii), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst van van die waren afgeleide grondstoffen overeenkomstig artikel 15 is toegestaan.
Artikel 17
Lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van honing en andere producten van de bijenteelt is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde honing en andere producten van de bijenteelt wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit derde landen die worden vermeld in de kolom "Land" in de bijlage bij Besluit 2011/163/EU van de Commissie (19) en die met een "X" zijn aangeduid in de kolom "Honing" in die bijlage.
Artikel 18
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van bepaalde zeer verfijnde producten is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd(e) zeer verfijnd(e) chondroïtinesulfaat, hyaluronzuur, andere producten van gehydrolyseerd kraakbeen, chitosan, glucosamine, stremsel, vislijm en aminozuren wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit de volgende derde landen of regio's daarvan:
1. |
in het geval van grondstoffen afkomstig van hoefdieren, derde landen die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, of Zuid-Korea, Maleisië, Pakistan of Taiwan; |
2. |
in het geval van grondstoffen afkomstig van visserijproducten, alle derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage II; |
3. |
in het geval van grondstoffen afkomstig van pluimvee, derde landen of gebieden die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008. |
Artikel 19
Lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van reptielenvlees is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemd reptielenvlees wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit Zwitserland (20), Botswana, Vietnam, Zuid-Afrika of Zimbabwe.
Artikel 20
Derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van insecten is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde insecten wordt enkel toegestaan als die levensmiddelen van oorsprong zijn en verzonden zijn uit derde landen of regio's daarvan en de insecten zijn toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en worden vermeld in de lijst in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (21).
Artikel 21
Lijst van derde landen of regio's daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van andere producten van dierlijke oorsprong is toegestaan
De binnenkomst in de Unie van zendingen voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, met uitzondering van de in de artikelen 3 tot en met 20 bedoelde producten van dierlijke oorsprong, wordt enkel toegestaan als de zendingen afkomstig zijn uit de volgende derde landen of regio's daarvan:
1. |
indien afkomstig van hoefdieren, derde landen die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, of Zuid-Korea, Maleisië, Pakistan of Taiwan; |
2. |
indien afkomstig van pluimvee, derde landen die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008, of Taiwan; |
3. |
indien afkomstig van visserijproducten, derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de lijst in bijlage II; |
4. |
indien afkomstig van leporidae en van andere niet-gedomesticeerde landzoogdieren dan hoefdieren, derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in kolom 1 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 119/2009; |
5. |
indien afkomstig van een andere soort, de derde landen of regio's daarvan die worden vermeld in de punten 1 tot en met 4 van dit artikel voor elk product van dierlijke oorsprong. |
Artikel 22
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 1 wordt geschrapt. |
2. |
Bijlage I wordt geschrapt. |
Artikel 23
Intrekking
Beschikking 2006/766/EG wordt ingetrokken. Verwijzingen naar Beschikking 2006/766/EG gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 24
Overgangsbepalingen
Tot en met 20 april 2021 blijven de lidstaten toestaan dat de in artikel 7 bedoelde zendingen casings hun grondgebied binnenkomen uit derde landen of regio's daarvan die voor de invoer in de Unie van dergelijke zendingen zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 1 van Beschikking 2003/779/EG.
Artikel 25
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 maart 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie van 4 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen (zie bladzijde 18 van dit Publicatieblad).
(3) Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).
(4) Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13).
(6) Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 119/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen daarvan voor de invoer in of de doorvoer door de Gemeenschap van vlees van wilde leporidae, bepaalde niet-gedomesticeerde landzoogdieren en gekweekte konijnen en tot vaststelling van de voorschriften inzake de veterinaire certificering (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12).
(8) Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49).
(9) Beschikking 2003/779/EG van de Commissie van 31 oktober 2003 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van darmen van dieren uit derde landen (PB L 285 van 1.11.2003, blz. 38).
(10) Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie van 2 juli 2010 tot vaststelling van de volks- en diergezondheidsvoorwaarden en de veterinaire certificeringsvoorschriften voor het binnenbrengen in de Europese Unie van rauwe melk, zuivelproducten, colostrum en producten op basis van colostrum, bestemd voor menselijke consumptie (PB L 175 van 10.7.2010, blz. 1).
(11) Beschikking 2006/766/EG van de Commissie van 6 november 2006 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden waaruit tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en visserijproducten mogen worden ingevoerd (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 53).
(12) Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid ("diergezondheidswetgeving") (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
(13) Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
(14) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(15) Verordening (EU) 2017/185 van de Commissie van 2 februari 2017 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van een aantal bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 29 van 3.2.2017, blz. 21).
(16) Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1).
(17) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(18) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(19) Besluit 2011/163/EU van de Commissie van 16 maart 2011 tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40).
(20) Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 21 juni 1999 (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).
(21) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).
BIJLAGE I
LIJST VAN DERDE LANDEN OF REGIO'S DAARVAN WAARUIT DE BINNENKOMST IN DE UNIE VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE LEVENDE, GEKOELDE, INGEVROREN OF VERWERKTE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN, STEKELHUIDIGEN, MANTELDIEREN EN MARIENE BUIKPOTIGEN IS TOEGESTAAN (1)
ISO-CODE LAND |
DERDE LAND OF REGIO'S DAARVAN |
OPMERKINGEN |
AU |
Australië |
|
CA |
Canada |
|
CH |
Zwitserland (2) |
|
CL |
Chili |
|
GL |
Groenland |
|
JM |
Jamaica |
Alleen mariene buikpotigen |
JP |
Japan |
Alleen ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen |
KR |
Zuid-Korea |
Alleen ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen |
MA |
Marokko |
Verwerkte tweekleppige weekdieren van de soort Acanthocardia tuberculatum moeten vergezeld gaan van: a) een aanvullende gezondheidsverklaring volgens het model van bijlage VI, aanhangsel V, deel B, bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27), en b) de resultaten van de analyse waaruit blijkt dat de weekdieren geen paralytic shellfish poison (PSP) bevatten in een hoeveelheid die met de biologische analysemethode kan worden opgespoord. |
NZ |
Nieuw-Zeeland |
|
PE |
Peru |
Alleen van de ingewanden ontdane Pectinidae (sint-jakobsschelpen) uit aquacultuur |
TH |
Thailand |
Alleen ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen |
TN |
Tunesië |
|
TR |
Turkije |
|
US |
Verenigde Staten |
de staat Washington en Massachusetts |
UY |
Uruguay |
|
VN |
Vietnam |
Alleen ingevroren of verwerkte tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen |
(1) Met inbegrip van die welke vallen onder de definitie van visserijproducten in bijlage I, punt 3.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(2) Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 21 juni 1999 (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).
BIJLAGE II
LIJST VAN DERDE LANDEN OF REGIO'S DAARVAN WAARUIT DE BINNENKOMST IN DE UNIE VAN ANDERE DAN DE ONDER BIJLAGE I VALLENDE VISSERIJPRODUCTEN IS TOEGESTAAN
ISO-CODE LAND |
DERDE LAND OF REGIO'S DAARVAN |
BEPERKINGEN |
AE |
Verenigde Arabische Emiraten |
|
AG |
Antigua en Barbuda |
Alleen levende zeekreeften |
AL |
Albanië |
|
AM |
Armenië |
Alleen levende wilde rivierkreeften, warmtebehandelde niet-gekweekte rivierkreeften en ingevroren niet-gekweekte rivierkreeften |
AO |
Angola |
|
AR |
Argentinië |
|
AU |
Australië |
|
AZ |
Azerbeidzjan |
Alleen kaviaar |
BA |
Bosnië en Herzegovina |
|
BD |
Bangladesh |
|
BJ |
Benin |
|
BN |
Brunei |
Alleen aquacultuurproducten |
BR |
Brazilië |
|
BQ |
Bonaire, Sint Eustatius, Saba |
|
BS |
Bahama's |
|
BY |
Belarus |
|
BZ |
Belize |
|
CA |
Canada |
|
CG |
Congo |
Alleen visserijproducten gevangen, (eventueel) gestript, ingevroren en in hun eindverpakking verpakt op zee |
CH |
Zwitserland (1) |
|
CI |
Ivoorkust |
|
CL |
Chili |
|
CN |
China |
|
CO |
Colombia |
|
CR |
Costa Rica |
|
CU |
Cuba |
|
CV |
Kaapverdië |
|
CW |
Curaçao |
|
DZ |
Algerije |
|
EC |
Ecuador |
|
EG |
Egypte |
|
ER |
Eritrea |
|
FJ |
Fiji |
|
FK |
Falklandeilanden |
|
GA |
Gabon |
|
GD |
Grenada |
|
GE |
Georgië |
|
GH |
Ghana |
|
GL |
Groenland |
|
GM |
Gambia |
|
GN |
Guinee |
Alleen vis die geen andere bereiding of verwerking heeft ondergaan dan ontkoppen, strippen, koelen of invriezen. De bij Beschikking 94/360/EG van de Commissie vastgestelde verlaagde frequentie van materiële controles is niet van toepassing (PB L 158 van 25.6.1994, blz. 41). |
GT |
Guatemala |
|
GY |
Guyana |
|
HK |
Hongkong |
|
HN |
Honduras |
|
ID |
Indonesië |
|
IL |
Israël |
|
IN |
India |
|
IR |
Iran |
|
JM |
Jamaica |
|
JP |
Japan |
|
KE |
Kenia |
|
KI |
Kiribati |
|
KR |
Zuid-Korea |
|
KZ |
Kazachstan |
|
LK |
Sri Lanka |
|
MA |
Marokko |
|
MD |
Moldavië |
Alleen kaviaar |
ME |
Montenegro |
|
MG |
Madagaskar |
|
MK |
Noord-Macedonië |
|
MM |
Myanmar |
|
MR |
Mauritanië |
|
MU |
Mauritius |
|
MV |
Maldiven |
|
MX |
Mexico |
|
MY |
Maleisië |
|
MZ |
Mozambique |
|
NA |
Namibië |
|
NC |
Nieuw-Caledonië |
|
NG |
Nigeria |
|
NI |
Nicaragua |
|
NZ |
Nieuw-Zeeland |
|
OM |
Oman |
|
PA |
Panama |
|
PE |
Peru |
|
PF |
Frans-Polynesië |
|
PG |
Papoea-Nieuw-Guinea |
|
PH |
Filipijnen |
|
PM |
Saint-Pierre en Miquelon |
|
PK |
Pakistan |
|
RS |
Servië Uitgezonderd Kosovo zoals omschreven in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999 |
|
RU |
Rusland |
|
SA. |
Saudi-Arabië |
|
SB |
Salomonseilanden |
|
SC |
Seychellen |
|
SG |
Singapore |
|
SH |
Sint-Helena Uitgezonderd de eilanden Tristan da Cunha en Ascension |
|
Tristan da Cunha Uitgezonderd de eilanden Sint-Helena en Ascension |
Alleen zeekreeften (vers of ingevroren) |
|
SN |
Senegal |
|
SR |
Suriname |
|
SV |
El Salvador |
|
SX |
Sint-Maarten |
|
TG |
Togo |
|
TH |
Thailand |
|
TN |
Tunesië |
|
TR |
Turkije |
|
TW |
Taiwan |
|
TZ |
Tanzania |
|
UA |
Oekraïne |
|
UG |
Uganda |
|
US |
Verenigde Staten |
|
UY |
Uruguay |
|
VE |
Venezuela |
|
VN |
Vietnam |
|
YE |
Jemen |
|
ZA |
Zuid-Afrika |
|
ZW |
Zimbabwe |
|
(1) Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 21 juni 1999 (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).
BIJLAGE III
LIJST VAN DERDE LANDEN OF REGIO'S DAARVAN WAARUIT DE BINNENKOMST IN DE UNIE VAN OVEREENKOMSTIG BIJLAGE III, SECTIE XI, BIJ VERORDENING (EG) NR. 853/2004 BEREIDE KIKKERBILLETJES EN SLAKKEN BESTEMD VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE IS TOEGESTAAN
ISO-CODE LAND |
DERDE LAND OF REGIO'S DAARVAN |
BEPERKINGEN |
AE |
Verenigde Arabische Emiraten |
|
AL |
Albanië |
|
AO |
Angola |
|
AR |
Argentinië |
|
AU |
Australië |
|
AZ |
Azerbeidzjan |
|
BA |
Bosnië en Herzegovina |
|
BD |
Bangladesh |
|
BJ |
Benin |
|
BR |
Brazilië |
|
BQ |
Bonaire, Sint Eustatius, Saba |
|
BS |
Bahama's |
|
BY |
Belarus |
|
BZ |
Belize |
|
CA |
Canada |
|
CH |
Zwitserland (1) |
|
CI |
Ivoorkust |
|
CL |
Chili |
|
CN |
China |
|
CO |
Colombia |
|
CR |
Costa Rica |
|
CU |
Cuba |
|
CV |
Kaapverdië |
|
CW |
Curaçao |
|
DZ |
Algerije |
|
EC |
Ecuador |
|
EG |
Egypte |
|
ER |
Eritrea |
|
FJ |
Fiji |
|
FK |
Falklandeilanden |
|
GA |
Gabon |
|
GD |
Grenada |
|
GE |
Georgië |
|
GH |
Ghana |
|
GL |
Groenland |
|
GM |
Gambia |
|
GT |
Guatemala |
|
GY |
Guyana |
|
HK |
Hongkong |
|
HN |
Honduras |
|
ID |
Indonesië |
|
IL |
Israël |
|
IN |
India |
|
IR |
Iran |
|
JM |
Jamaica |
|
JP |
Japan |
|
KE |
Kenia |
|
KI |
Kiribati |
|
KR |
Zuid-Korea |
|
KZ |
Kazachstan |
|
LK |
Sri Lanka |
|
MA |
Marokko |
|
MD |
Moldavië |
Alleen slakken |
ME |
Montenegro |
|
MG |
Madagaskar |
|
MK |
Noord-Macedonië |
|
MM |
Myanmar |
|
MR |
Mauritanië |
|
MU |
Mauritius |
|
MV |
Maldiven |
|
MX |
Mexico |
|
MY |
Maleisië |
|
MZ |
Mozambique |
|
NA |
Namibië |
|
NC |
Nieuw-Caledonië |
|
NG |
Nigeria |
|
NI |
Nicaragua |
|
NZ |
Nieuw-Zeeland |
|
OM |
Oman |
|
PA |
Panama |
|
PE |
Peru |
|
PF |
Frans-Polynesië |
|
PG |
Papoea-Nieuw-Guinea |
|
PH |
Filipijnen |
|
PM |
Saint-Pierre en Miquelon |
|
PK |
Pakistan |
|
RS |
Servië Uitgezonderd Kosovo zoals omschreven in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999 |
|
RU |
Rusland |
|
SA. |
Saudi-Arabië |
|
SB |
Salomonseilanden |
|
SC |
Seychellen |
|
SG |
Singapore |
|
SH |
Sint-Helena Uitgezonderd de eilanden Tristan da Cunha en Ascension |
|
SN |
Senegal |
|
SR |
Suriname |
|
SV |
El Salvador |
|
SX |
Sint-Maarten |
|
SY |
Syrië |
Alleen slakken |
TG |
Togo |
|
TH |
Thailand |
|
TN |
Tunesië |
|
TR |
Turkije |
|
TW |
Taiwan |
|
TZ |
Tanzania |
|
UA |
Oekraïne |
|
UG |
Uganda |
|
US |
Verenigde Staten |
|
UY |
Uruguay |
|
VE |
Venezuela |
|
VN |
Vietnam |
|
YE |
Jemen |
|
ZA |
Zuid-Afrika |
|
ZW |
Zimbabwe |
|
(1) Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 21 juni 1999 (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).
BIJLAGE IV
CONCORDANTIETABEL ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 23
Beschikking 2006/766/EG |
Deze verordening |
Artikel 1 |
Artikel 8 |
Artikel 2 |
Artikel 9 |
Artikel 3 |
— |
Artikel 4 |
— |
Bijlage I |
Bijlage I |
Bijlage II |
Bijlage II |
17.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 131/51 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/627 VAN DE COMMISSIE
van 15 maart 2019
tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 18, lid 8,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgelegd voor de officiële controles en andere officiële activiteiten die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgevoerd om na te gaan of de wetgeving van de Unie op het gebied van onder andere voedselveiligheid wordt nageleefd in alle stadia van de productie, verwerking en distributie. Verordening (EU) 2017/625 voorziet met name in de uitvoering van officiële controles in verband met voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Daarnaast wordt Verordening (EG) nr. 854/2004 (2) met ingang van 14 december 2019 ingetrokken bij Verordening (EU) 2017/625. In Verordening (EG) nr. 854/2004 zijn momenteel specifieke voorschriften voor officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong vastgesteld, met inbegrip van voorschriften inzake eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van de officiële controles. |
(2) |
De in deze verordening vastgestelde voorschriften moeten een voortzetting van de voorwaarden waarborgen om te verzekeren dat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven de voorschriften inzake de veilige hantering van producten van dierlijke oorsprong naleven, met name de voorschriften die zijn vastgesteld in:
|
(3) |
De praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van producten van dierlijke oorsprong moeten in acht worden genomen, waarbij een minimumniveau van officiële controles noodzakelijk is om mogelijke erkende eenvormige gevaren en risico's van producten van dierlijke oorsprong aan te pakken, en waarbij alle aspecten worden bestreken die van belang zijn voor de bescherming van de menselijke gezondheid en, zo nodig, de diergezondheid en het dierenwelzijn. Deze voorschriften moeten gebaseerd zijn op de meest recente relevante informatie en op wetenschappelijk bewijs in de adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). |
(4) |
Op 31 augustus 2011 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake de gevaren voor de menselijke gezondheid die tijdens vleeskeuringen (varkens) moeten worden onderzocht (23). De aanbevelingen in dat advies zijn verwerkt in de in Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde voorschriften voor de keuringen van varkensvlees en moeten in de in deze verordening vastgestelde voorschriften worden gehandhaafd. |
(5) |
Op 23 mei 2012 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake de gevaren voor de menselijke gezondheid die tijdens vleeskeuringen (pluimvee) moeten worden onderzocht (24). In dat advies wordt vastgesteld dat Campylobacter spp. en salmonella spp. de belangrijkste gevaren zijn die bij keuringen van pluimveevlees moeten worden onderzocht via een geïntegreerd systeem ter waarborging van de voedselveiligheid, dat kan worden gerealiseerd door verbeterde informatie over de voedselketen (IVK) en op risico gebaseerde interventies. |
(6) |
Op 6 juni 2013 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake de gevaren voor de menselijke gezondheid die tijdens vleeskeuringen (runderen) moeten worden onderzocht (25). In dat advies wordt vastgesteld dat salmonella spp. en pathogene verocytotoxine-producerende Escherichia coli (E. coli) de belangrijkste gevaren zijn die bij keuringen van runderen moeten worden onderzocht. In het advies wordt aangeraden de palpatie en insnijding tijdens de post-mortemkeuring van normaal geslachte dieren niet uit te voeren, aangezien dat de verspreiding en kruisbesmetting met de prioritaire biologische gevaren zou verminderen. De palpaties en insnijdingen tijdens de post-mortemkeuring, die noodzakelijk zijn voor het onderzoek naar de aanwezigheid van tuberculose en Taenia saginata (lintworm) cysticercose, moeten echter worden gehandhaafd. |
(7) |
Op 6 juni 2013 heeft de EFSA ook een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake de gevaren voor de menselijke gezondheid die tijdens keuringen van schapen- en geitenvlees moeten worden onderzocht (26). In dat advies wordt vastgesteld dat pathogene verocytotoxine-producerende (E. coli) het belangrijkste gevaar is dat bij keuringen van schapen en geiten moet worden onderzocht. In het advies wordt ook aangeraden om palpaties en insnijdingen voor zover mogelijk niet uit te voeren bij de post-mortemkeuring van normaal geslachte schapen en geiten. Palpaties en insnijdingen voor de surveillance van tuberculose en distomatose moeten echter worden gehandhaafd bij oudere dieren, met het oog op het toezicht op de menselijke gezondheid en de diergezondheid. |
(8) |
Op 6 juni 2013 heeft de EFSA ook een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake de gevaren voor de menselijke gezondheid die tijdens vleeskeuringen (eenhoevige dieren) moeten worden onderzocht (27). In dat advies wordt aangeraden eenhoevige dieren alleen visueel te keuren, wat een aanzienlijke gunstige invloed zou kunnen hebben op de microbiologische status van het karkasvlees van eenhoevigen. Het wordt onwaarschijnlijk geacht dat een dergelijke keuring invloed heeft op het algehele toezicht op dierziekten. |
(9) |
Op 6 juni 2013 heeft de EFSA ook een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake vleeskeuringen van gekweekt wild. In dat advies wordt aangeraden om palpaties en insnijdingen niet uit te voeren tenzij onregelmatigheden worden vastgesteld, terwijl tegelijkertijd wordt benadrukt dat een dergelijk nalaten gevolgen zou kunnen hebben voor het algehele toezicht op tubercolose. |
(10) |
Met de in deze EFSA-adviezen opgenomen aanbevelingen moet rekening worden gehouden bij de vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Ook moet het mogelijke effect op de handel met derde landen in aanmerking worden genomen. Tegelijkertijd moet een soepele overgang van de in Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde huidige voorschriften worden gewaarborgd. |
(11) |
De praktische regelingen moeten van toepassing zijn op officiële controles van producten van dierlijke oorsprong die zijn vastgelegd in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 en in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie (28). Deze praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles moeten eenvormig zijn en de toepassing van de voorschriften voor een minimumniveau van officiële controles vergemakkelijken, waarbij als vastgesteld in artikel 16 van Verordening (EU) 2017/625 rekening wordt gehouden met de grootte van kleine ondernemingen door het niet-discriminerend gebruik van een productiedrempel. |
(12) |
Aangezien de structuur van slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen van lidstaat tot lidstaat verschilt, moet die drempel worden gebaseerd op het aantal geslachte of verwerkte dieren, of aantoonbaar een beperkt en vast percentage van het op de markt gebrachte vlees vertegenwoordigen. In artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 worden grootvee-eenheden gedefinieerd en worden omrekeningsgetallen vastgesteld om het aantal dieren van een bepaalde diersoort in dergelijke grootvee-eenheden uit te drukken. Deze bepalingen moeten worden gebruikt om drempels vast te stellen en afwijkingen van bepaalde voorschriften voor zover mogelijk te harmoniseren op basis van de omvang van een slachthuis. |
(13) |
Specifieke voorschriften voor audits door de bevoegde autoriteiten moeten ook worden gehandhaafd om de eenvormige praktische toetsing aan de voorschriften van de Unie voor producten van dierlijke oorsprong te waarborgen. Audits zijn met name van belang voor de controle van algemene en specifieke hygiënevoorschriften en de toepassing van op gevarenanalyse en kritisch controlepunt (HACCP) gebaseerde procedures. |
(14) |
Toetsing aan de voorschriften voor identificatiemerken in bijlage II, sectie I, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, zoals momenteel vastgesteld in Verordening (EG) nr. 854/2004, moet worden gehandhaafd om de dieren te kunnen traceren. |
(15) |
Ante-mortem- en post-mortemkeuringen zijn van wezenlijk belang voor het toetsen van de voorschriften inzake de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn. Om minimaal het in Verordening (EG) nr. 854/2004 voorziene beschermingsniveau van de menselijke gezondheid en de diergezondheid te waarborgen en daarnaast eerlijke handel op een open markt te waarborgen, is het noodzakelijk eenvormige praktische voorschriften voor dergelijke keuringen vast te stellen, met inbegrip van gevallen waarin de officiële controles worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts. De officiële controles van vers vlees moeten worden aangevuld met passende documentencontroles, controles van de veilige verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 999/2001, controles van andere dierlijke bijproducten en, zo nodig, laboratoriumtests. |
(16) |
Het is belangrijk gevallen aan te wijzen waarin niet-naleving wordt vermoed of vastgesteld en waarin de bevoegde autoriteiten maatregelen moeten nemen in verband met bepaalde producten van dierlijke oorsprong. Bij niet-naleving van de goede hygiënische praktijken moeten de bevoegde autoriteiten ook corrigerende maatregelen nemen. |
(17) |
Het in artikel 3, punt 51, van Verordening (EU) 2017/625 gedefinieerde gezondheidsmerk heeft betrekking op vlees van bepaalde diersoorten en bevestigt dat het vlees geschikt is voor menselijke consumptie. Technische voorschriften van het gezondheidsmerk en praktische regelingen voor het aanbrengen ervan moeten op een specifieke en eenvormige manier worden vastgesteld om aan te geven of het vlees geschikt is voor menselijke consumptie en om handelsverstoringen te voorkomen. |
(18) |
In Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie (29) zijn onder andere uitvoeringsmaatregelen vastgelegd voor de organisatie van officiële controles uit hoofde van Verordening (EG) nr. 854/2004 met betrekking tot erkende testmethoden voor mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren, testmethoden voor rauwe melk en voor warmtebehandelde melk, officiële controles van visserijproducten, en vleeskeuring. Het is nodig alle uitvoeringsmaatregelen voor de organisatie van officiële controles samen te voegen in deze verordening, met inbegrip van de uitvoeringsmaatregelen in Verordening (EG) nr. 2074/2005. Zij moeten worden geschrapt uit Verordening (EG) nr. 2074/2005. |
(19) |
De huidige voorwaarden voor de indeling en monitoring van ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren zijn doeltreffend gebleken en waarborgen een hoge beschermingsgraad van consumenten. Zij moeten derhalve worden gehandhaafd. |
(20) |
Een referentiemethode voor de analyse van E. coli in levende tweekleppige weekdieren, zoals momenteel vastgelegd in Verordening (EG) nr. 854/2004, moet worden gehandhaafd. |
(21) |
De grenswaarden voor mariene biotoxines zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 853/2004. Met name wordt in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, bij die verordening bepaald dat levende tweekleppige weekdieren geen mariene biotoxines mogen bevatten die in totale hoeveelheden (gemeten in het hele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) de in dat hoofdstuk vastgestelde maximumwaarden overschrijden. |
(22) |
Specifieke voorschriften voor de uitvoering van de officiële controles en de eenvormige minimale frequentie van dergelijke controles van rauwe melk en zuivelproducten moeten worden vastgesteld om een hoge beschermingsgraad van consumenten en eerlijke concurrentie tussen levensmiddelenbedrijven te waarborgen. |
(23) |
Specifieke voorschriften voor de uitvoering van de officiële controles en de eenvormige minimale frequentie van dergelijke controles van visserijproducten moeten worden vastgesteld om een hoge beschermingsgraad van consumenten en eerlijke concurrentie tussen levensmiddelenbedrijven te waarborgen. Die controles moeten tenminste een regelmatige controle omvatten van de hygiënische omstandigheden waarin de aanlanding en eerste verkoop plaatsvinden, regelmatige inspecties van vaartuigen en inrichtingen, met inbegrip van visafslagen en groothandelsmarkten, en controles van de opslag en het vervoer. Specifieke voorschriften voor de controle van vaartuigen moeten ook worden vastgesteld. |
(24) |
Die controles moeten ook praktische regelingen bevatten met betrekking tot organoleptisch onderzoek, versheidsindicatoren, controles op histaminen, residuen en verontreinigingen, en microbiologische controles. Speciale aandacht moet worden besteed aan de controles op parasieten en de controles van giftige visserijproducten. Visserijproducten die niet aan die hygiënevoorschriften voldoen, moeten ongeschikt voor menselijke consumptie worden verklaard. |
(25) |
Er moeten ook speciale voorschriften worden vastgesteld betreffende de officiële controles van visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en de Unie binnenkomen na al dan niet met opslag in derde landen te zijn overgeladen. |
(26) |
De belangstelling voor het produceren en in de handel brengen van reptielenvlees neemt toe. Om de veiligheid van reptielenvlees te waarborgen, is het relevant om specifieke officiële controles voor de slacht te introduceren ter aanvulling op de in Verordening (EG) nr. 852/2004 vastgestelde bestaande hygiënevoorschriften en de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 vastgelegde Trichinella-controles. |
(27) |
Verordening (EG) nr. 2074/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(28) |
Aangezien Verordening (EG) nr. 854/2004 met ingang van 14 december 2019 bij Verordening (EU) 2017/625 wordt ingetrokken, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn. |
(29) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
In deze verordening worden eenvormige praktische regelingen vastgelegd voor de uitvoering van officiële controles en maatregelen met betrekking tot de productie van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Deze officiële controles en maatregelen worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de voorschriften van artikel 18, lid 2, onder 3) en 5), van Verordening (EU) 2017/625 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624.
De specifieke voorschriften behelzen:
a) |
specifieke voorschriften en eenvormige minimale frequentie van officiële controles van elk product van dierlijke oorsprong, met betrekking tot audits en identificatiemerken; |
b) |
specifieke voorschriften en eenvormige minimale frequentie van officiële controles van vers vlees, met inbegrip van specifieke voorschriften voor audits en specifieke taken met betrekking tot controles van vers vlees; |
c) |
te nemen maatregelen in gevallen waarin vers vlees niet aan de voorschriften van de Unie voor de bescherming van de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn voldoet; |
d) |
technische voorschriften en praktische regelingen met betrekking tot het in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde identificatiemerk; |
e) |
specifieke voorschriften en de eenvormige minimale frequentie van officiële controles van melk, colostrum, zuivelproducten en producten op basis van colostrum; |
f) |
voorwaarden voor de indeling en monitoring van ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren, met inbegrip van te nemen besluiten na de monitoring van ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden; |
g) |
specifieke voorschriften en de eenvormige minimale frequentie van officiële controles van visserijproducten. |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. "vers vlees": vers vlees als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.10, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
2. "colostrum": colostrum als gedefinieerd in bijlage III, sectie IX, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
3. "zuivelproducten": zuivelproducten als gedefinieerd in bijlage I, punt 7.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
4. "producten op basis van colostrum": producten op basis van colostrum als gedefinieerd in bijlage III, sectie IX, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
5. "productiegebied": een productiegebied als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
6. "heruitzettingsgebied": heruitzettingsgebied als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
7. "tweekleppige weekdieren": tweekleppige weekdieren als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
8. "visserijproducten": visserijproducten als gedefinieerd in bijlage I, punt 3.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
9. "inrichting": een inrichting als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
10. "exploitant van een levensmiddelenbedrijf": exploitant van een levensmiddelenbedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (30);
11. "microbiologisch criterium": microbiologisch criterium als gedefinieerd in artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2073/2005;
12. "slachthuis": slachthuis als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.16, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
13. "traceerbaarheid": traceerbaarheid als gedefinieerd in artikel 3, punt 15, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
14. "gespecificeerd risicomateriaal": gespecificeerd risicomateriaal als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 999/2001;
15. "verontreiniging": verontreiniging als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
16. "bedrijf van herkomst": bedrijf van herkomst als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624;
17. "primaire productie": primaire productie als gedefinieerd in artikel 3, punt 17, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
18. "als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren": als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
19. "wildbewerkingsinrichting": wildbewerkingsinrichting als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.18, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
20. "grof vrij wild": grof vrij wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.8, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
21. "koppel": koppel als gedefinieerd in artikel 2, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 2160/2003;
22. "lagomorfen": lagomorfen als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
23. "karkas": een karkas als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.9, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
24. "slachtafval": slachtafval als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.11 bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
25. "slachthuis met geringe capaciteit": een slachthuis met geringe capaciteit als gedefinieerd in artikel 2, punt 17, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624;
26. "wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit": een wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit als gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624;
27. "grootvee-eenheid": grootvee-eenheid als gedefinieerd in artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009;
28. "klein vrij wild": klein vrij wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
29. "pluimvee": pluimvee als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
30. "uitsnijderij": een uitsnijderij als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.17, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
31. "ingewanden": ingewanden als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.12, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
32. "vlees": vlees als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
33. "gekweekt wild": gekweekt wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
34. "vrij wild": vrij wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
35. "melkproductiebedrijf": een melkproductiebedrijf als gedefinieerd in bijlage I, punt 4.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
36. "rauwe melk": rauwe melk als gedefinieerd in bijlage I, punt 4.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
37. "zuiveringscentrum": een zuiveringscentrum als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.8, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
38. "mariene biotoxines": mariene biotoxines als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
39. "stadia van de productie, verwerking en distributie": stadia van de productie, verwerking en distributie als gedefinieerd in artikel 3, punt 16, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
40. "verzendingscentrum": verzendingscentrum als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
41. "in de handel brengen": in de handel brengen als gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
42. "fabrieksvaartuig": fabrieksvaartuig als gedefinieerd in bijlage I, punt 3.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
43. "vriesvaartuig": vriesvaartuig als gedefinieerd in bijlage I, punt 3.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
44. "reptielen": reptielen als gedefinieerd in artikel 2, punt 15, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie (31);
45. "reptielenvlees": reptielenvlees als gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625;
46. "verse visserijproducten": verse visserijproducten als gedefinieerd in bijlage I, punt 3.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
47. "bewerkte visserijproducten": bewerkte visserijproducten als gedefinieerd in bijlage I, punt 3.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
48. "verwerkte visserijproducten": verwerkte visserijproducten als gedefinieerd in bijlage I, punt 7.4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.
TITEL II
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERING VAN OFFICIËLE CONTROLES EN DE EENVORMIGE MINIMALE FREQUENTIE VAN OFFICIËLE CONTROLES VAN PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG
HOOFDSTUK I
Specifieke voorschriften voor audits door de bevoegde autoriteiten in inrichtingen die producten van dierlijke oorsprong hanteren
Artikel 3
Voorschriften waarop audits van toepassing zijn
1. Bij de controle van goede hygiënische praktijken in inrichtingen wordt door de bevoegde autoriteiten nagegaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong hanteren de procedures voortdurend en naar behoren toepassen met betrekking tot ten minste het volgende:
a) |
het ontwerp en het onderhoud van de gebouwen en de uitrusting; |
b) |
de hygiëne voor, tijdens en na het productieproces; |
c) |
de persoonlijke hygiëne; |
d) |
de opleidingen rond de thema's "hygiëne" en "werkmethoden"; |
e) |
de ongediertebestrijding; |
f) |
de waterkwaliteit; |
g) |
de temperatuurbeheersing; |
h) |
de controles van de dieren of levensmiddelen die de inrichting worden binnengebracht of verlaten, en eventuele bijbehorende documentatie. |
2. Bij de controle van op risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerde procedures, die zijn vastgelegd in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004, wordt door de bevoegde autoriteiten nagegaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong hanteren dergelijke procedures voortdurend en naar behoren toepassen.
3. Meer in het bijzonder wordt nagegaan of de procedures, voor zover mogelijk, de garantie bieden dat producten van dierlijke oorsprong:
a) |
voldoen aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 wat microbiologische criteria betreft; |
b) |
voldoen aan de wetgeving van de Unie inzake:
|
c) |
geen sporen vertonen van fysische risico's, zoals vreemd materiaal. |
4. Indien een exploitant van een levensmiddelenbedrijf overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 852/2004 gebruikmaakt van procedures uit gidsen voor de toepassing van HACCP-beginselen, wordt bij de controles nagegaan of die gidsen correct gebruikt worden.
5. Bij de uitvoering van audittaken zorgen de bevoegde autoriteiten er vooral voor dat:
a) |
wordt nagegaan of het personeel en de werkzaamheden van het personeel van de inrichting gedurende het gehele productieproces voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de hygiënische praktijken en HACCP die zijn vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2073/2005, de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004. De bevoegde autoriteiten kunnen, als aanvulling op de audit, prestatietests uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat het personeel voldoende gekwalificeerd is; |
b) |
de relevante registers van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf worden geverifieerd; |
c) |
monsters worden genomen voor laboratoriumonderzoek, indien nodig; |
d) |
de onderzochte elementen en de bevindingen van de audit worden gedocumenteerd. |
Artikel 4
De aard en de frequentie van de audittaken
1. De aard en de frequentie van de audittaken met betrekking tot individuele inrichtingen hangen af van het beoordeelde risico. De bevoegde autoriteiten beoordelen daartoe regelmatig:
a) |
de risico's voor de menselijke gezondheid en, indien van toepassing, de diergezondheid; |
b) |
de aspecten in verband met het dierenwelzijn, in geval van slachthuizen; |
c) |
het type en de productie van de uitgevoerde processen; |
d) |
de voorgeschiedenis van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf met betrekking tot de naleving van de levensmiddelenwetgeving. |
2. Indien exploitanten van levensmiddelenbedrijven die deel uitmaken van de voedselketen aanvullende maatregelen nemen om de voedselveiligheid te waarborgen, via geïntegreerde of particuliere controlesystemen, certificaten van onafhankelijke derden, of andere middelen, en deze maatregelen gedocumenteerd zijn en de betrokken dieren duidelijk identificeerbaar zijn, kunnen bevoegde autoriteiten met dergelijke maatregelen rekening houden bij de uitvoering van inspectietaken voor de evaluatie van goede hygiënische praktijken en de HACCP-procedures.
HOOFDSTUK II
Specifieke voorschriften voor identificatiemerken
Artikel 5
De naleving van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 met betrekking tot het aanbrengen van identificatiemerken wordt in alle overeenkomstig die verordening erkende inrichtingen getoetst, als aanvulling op de toetsing aan andere voorschriften inzake traceerbaarheid overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002.
HOOFDSTUK III
Wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen
Artikel 6
De lidstaten informeren de Commissie en andere lidstaten inzake wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/625, ter inachtneming en zodat zij indien nodig verdere maatregelen kunnen nemen.
TITEL III
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERING VAN OFFICIËLE CONTROLES EN DE EENVORMIGE MINIMALE FREQUENTIE VAN OFFICIËLE CONTROLES VAN VERS VLEES
HOOFDSTUK I
Audits
Artikel 7
Aanvullende voorschriften voor audits in inrichtingen die vers vlees hanteren
1. De bevoegde autoriteiten voeren audits uit overeenkomstig de in de artikelen 3 en 4 vastgelegde voorschriften voor audits en daarnaast toetsen zij, bij de uitvoering van een audit in inrichtingen die vers vlees hanteren, of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven voortdurend hun eigen procedures naleven met betrekking tot het inzamelen, vervoeren, opslaan en hanteren van vers vlees en het gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, met inbegrip van gespecificeerd risicomateriaal, waarvoor de exploitant van het levensmiddelenbedrijf verantwoordelijk is.
2. Bij audits in slachthuizen toetsen de bevoegde autoriteiten de evaluatie van de informatie over de voedselketen, die is vastgelegd in bijlage II, sectie III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.
3. Bij de audits van de op de HACCP gebaseerde procedures controleren bevoegde autoriteiten dat naar behoren rekening wordt gehouden met de in bijlage II, sectie II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde procedures en dat de procedures van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven, voor zover mogelijk, waarborgen dat vers vlees:
a) |
geen pathologische afwijkingen of veranderingen vertoont; |
b) |
geen sporen vertoont van
|
c) |
aan de microbiologische criteria in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 voldoet; |
d) |
geen gespecificeerd risicomateriaal bevat overeenkomstig de voorschriften in Verordening (EG) nr. 999/2001. |
HOOFDSTUK II
Officiële controles van vers vlees
Artikel 8
Het belang van auditresultaten
Bij de uitvoering van officiële controles overeenkomstig dit hoofdstuk houdt de officiële dierenarts rekening met de resultaten van de in overeenkomst met hoofdstuk I uitgevoerde audits. Indien nodig onderwerpt de officiële dierenarts de bij eerdere audits aan het licht gekomen gebreken aan officiële controles.
Artikel 9
Verplichtingen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de controle van documenten
1. De bevoegde autoriteiten informeren de exploitant van het levensmiddelenbedrijf van herkomst inzake de minimale informatie over de voedselketen die overeenkomstig bijlage II, sectie III, van Verordening (EG) nr. 853/2004 aan de aan de exploitant van een slachthuis moet worden verstrekt.
2. De bevoegde autoriteiten voeren de benodigde controle van documenten uit om na te gaan dat:
a) |
de informatie over de voedselketen daadwerkelijk stelselmatig en doeltreffend door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die de dieren voor de verzending heeft opgefokt of gehouden, aan de exploitant van het slachthuis wordt verstrekt; |
b) |
de informatie over de voedselketen geldig en betrouwbaar is; |
c) |
feedback van relevante informatie aan het bedrijf van herkomst, indien van toepassing, wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39, lid 5. |
3. Indien dieren naar een slachthuis in een andere lidstaat worden verzonden, werken de bevoegde autoriteiten van het bedrijf van herkomst en de slachtplaats samen om ervoor te zorgen dat de door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf van herkomst verstrekte informatie over de voedselketen, gemakkelijk kan worden geraadpleegd door de exploitant van het slachthuis die deze informatie ontvangt.
Artikel 10
Verplichtingen van de officiële dierenarts met betrekking tot de controle van documenten
1. De officiële dierenarts toetst de resultaten van de controles en evaluaties van de door de exploitant van het slachthuis verstrekte informatie over de voedselketen overeenkomstig bijlage II, sectie III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004. De officiële dierenarts houdt bij de uitvoering van de ante-mortem- en post-mortemkeuringen rekening met deze controles en evaluaties, en met andere relevante informatie uit de documenten van het bedrijf van herkomst van de dieren.
2. Bij de uitvoering van ante-mortem- en post-mortemkeuringen houdt de officiële dierenarts rekening met de overeenkomstig artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie (38) voorziene officiële certificaten, en met eventuele verklaringen van dierenartsen die officiële controles uitvoeren of die de primaire productie controleren.
3. In geval van noodslachting van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren buiten het slachthuis onderzoekt de officiële dierenarts de overeenkomstig artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie voorziene officiële certificatie die is afgegeven door de officiële dierenarts die de ante-mortemkeuring heeft uitgevoerd overeenkomstig bijlage III, sectie I, hoofdstuk VI, punt 6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf verstrekte andere relevante informatie.
4. In geval van grof vrij wild onderzoekt de officiële dierenarts in de wildbewerkingsinrichting de verklaring die het gedode dier vergezelt en houdt hij rekening met deze verklaring, die overeenkomstig bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, punt 4, onder a), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 door een gekwalificeerd persoon wordt afgegeven.
Artikel 11
Voorschriften met betrekking tot ante-mortemkeuring in het slachthuis
1. Alle dieren worden voor de slachting aan een ante-mortemkeuring onderworpen. De keuring kan evenwel worden beperkt tot een representatief monster van vogels van elk koppel en een representatief monster van lagomorfen van elk bedrijf van herkomst van lagomorfen.
2. De ante-mortemkeuring vindt plaats binnen 24 uur nadat de dieren in het slachthuis aankomen en minder dan 24 uur voor de slachting. De officiële dierenarts kan te allen tijde een aanvullende ante-mortemkeuring eisen.
3. Op basis van de ante-mortemkeuringen wordt geconstateerd of er ten aanzien van het gekeurde dier tekenen zijn die wijzen op:
a) |
schade aan de gezondheid en het welzijn van het dier; |
b) |
een aandoening, afwijkingen of een ziekte waardoor het verse vlees ongeschikt is voor menselijke consumptie of waardoor schade wordt toegebracht aan de diergezondheid, met bijzondere aandacht voor het opsporen van zoönoses en dierziekten waarvoor in Verordening (EU) 2016/429 veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld; |
c) |
het gebruik van verboden of niet-toegestane stoffen, misbruik van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of de aanwezigheid van chemische residuen of verontreinigingen. |
4. Bij de ante-mortemkeuring wordt nagegaan of de exploitant van een levensmiddelenbedrijf voldoet aan de verplichting om te waarborgen dat de dieren een schone huid, pels of vacht hebben, om elk onaanvaardbaar risico op verontreiniging van het verse vlees tijdens de slachting te voorkomen.
5. De officiële dierenarts voert een klinisch onderzoek uit op alle dieren die de exploitant van het levensmiddelenbedrijf, of een officiële assistent, eventueel apart heeft gezet voor een grondige ante-mortemkeuring.
6. Indien de ante-mortemkeuring in het bedrijf van herkomst wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624, voert de officiële dierenarts in het slachthuis de ante-mortemkeuring uit indien en in de mate waarin zulks is voorgeschreven.
Artikel 12
Voorschriften voor post-mortemkeuringen
1. Overeenkomstig de in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde afwijking, worden de karkassen en het slachtafval aan een post-mortemkeuring onderworpen, die:
a) |
onmiddellijk na de slachting plaatsvindt, of |
b) |
zo spoedig mogelijk na aankomst in de wildbewerkingsinrichting plaatsvindt. |
2. De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat de exploitant van een levensmiddelenbedrijf speciale technische voorzieningen en voldoende ruimte biedt om slachtafval te controleren.
3. De bevoegde autoriteiten:
a) |
controleren alle externe oppervlakken, met inbegrip van die van de lichaamsholten van karkassen en slachtafval; |
b) |
besteden bijzondere aandacht aan het opsporen van zoönoses en dierziekten waarvoor in Verordening (EU) 2016/429 veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld. |
4. De snelheid van de slachtlijn en het aantal voor de keuring beschikbare personeelsleden zijn voldoende om een degelijke keuring mogelijk te maken.
Artikel 13
Afwijking van het tijdstip van de post-mortemkeuring
1. In afwijking van artikel 12, lid 1, mogen de bevoegde autoriteiten toestaan dat, indien zowel de officiële dierenarts als de officiële assistent afwezig zijn tijdens de slachting en uitslachting in de wildbewerkingsinrichting of het slachthuis, de post-mortemkeuring wordt vertraagd met een periode van 24 uur vanaf de slachting of de aankomst in de wildbewerkingsinrichting, mits:
a) |
de betrokken dieren in een slachthuis met geringe capaciteit worden geslacht of verwerkt in een wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit waar:
|
b) |
in een inrichting voldoende voorzieningen aanwezig zijn om het verse vlees en het slachtafval op te slaan zodat zij kunnen worden onderzocht; |
c) |
de post-mortemkeuring door de officiële dierenarts wordt uitgevoerd; |
2. De bevoegde autoriteiten mogen de onder a), i) en ii), vastgestelde grenswaarden verhogen, indien zij ervoor zorgen dat de afwijking wordt toegepast in de kleinste slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen die aan de definitie van een slachthuis met geringe capaciteit of wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit voldoen, en mits de gezamenlijke jaarproductie van deze inrichtingen niet meer bedraagt dan 5 % van de totale in de lidstaat geproduceerde hoeveelheid vers vlees:
a) |
van de desbetreffende diersoort; |
b) |
of van alle hoefdieren samen; |
c |
van al het pluimvee samen, of |
d) |
van alle vogels en lagomorfen samen. |
In dat geval melden de bevoegde autoriteiten deze afwijking en het ondersteunend bewijs overeenkomstig de in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (39) vastgestelde procedure;
3. Voor de toepassing van lid 1, onder a), i), worden de in artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 vastgelegde omrekeningsgetallen gebruikt. In het geval van schapen, geiten en kleine (< 100 kg levend gewicht) Cervidae wordt echter een omrekeningsgetal van 0,05 grootvee-eenheden gebruikt, en in het geval van ander grof vrij wild wordt een omrekeningsgetal van 0,2 grootvee-eenheden gebruikt.
Artikel 14
Aanvullende controlevoorschriften voor post-mortemkeuringen
1. Aanvullende onderzoeken, zoals palpatie en insnijding van delen van het karkas en het slachtafval, en laboratoriumtests, worden indien nodig verricht teneinde:
a) |
een definitieve diagnose van een vermoed gevaar te stellen, of |
b) |
de aanwezigheid vast te stellen van:
|
2. Bij de post-mortemkeuringen worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen om verontreiniging van vers vlees ten gevolge van het palperen, het versnijden of het maken van insnijdingen tot een minimum te beperken.
Artikel 15
Voorschriften voor post-mortemkeuring van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen van meer dan acht maanden oud, als landbouwhuisdier gehouden varkens van meer dan vijf weken oud en grof vrij wild
1. De voorschriften in dit artikel zijn bovenop de voorschriften in de artikelen 12 en 14 van toepassing.
2. De officiële dierenarts eist dat de karkassen van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen van meer dan acht maanden oud en als landbouwhuisdier gehouden varkens van meer dan vijf weken oud, voor de post-mortemkeuring in de lengte langs de ruggengraat in tweeën gesneden zijn.
3. Indien dat voor de post-mortemkeuring noodzakelijk is, kan de officiële dierenarts verlangen dat een kop of karkas in de lengte wordt doorgesneden. Om rekening te houden met bijzondere eetgewoonten, technologische ontwikkelingen of bijzondere sanitaire omstandigheden, kan de officiële dierenarts echter toestaan dat karkassen van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, van runderen van meer dan acht maanden oud, en van varkens van meer dan vijf weken oud, voor post-mortemkeuring worden aangeboden zonder in tweeën gesneden te zijn.
4. In slachthuizen met geringe capaciteit of in wildbewerkingsinrichtingen met geringe capaciteit waarin minder dan 1 000 grootvee-eenheden per jaar worden geslacht of verwerkt, mag de officiële dierenarts om gezondheidsredenen toestaan dat karkassen van volwassen als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, volwassen runderen en volwassen grof vrij wild voor de post-mortemkeuring in vieren worden gedeeld.
Artikel 16
Aanvullende voorschriften voor de post-mortemkeuring in geval van noodslachting
In geval van noodslachting wordt het karkas zo spoedig mogelijk aan een post-mortemkeuring onderworpen overeenkomstig de artikelen 12, 13, 14 en 15, voordat het voor menselijke consumptie geschikt wordt verklaard.
Artikel 17
Praktische regelingen voor de post-mortemkeuring van als landbouwhuisdier gehouden runderen, als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten, als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen en als landbouwhuisdier gehouden varkens
Indien de post-mortemkeuring door een officiële dierenarts wordt uitgevoerd, onder toezicht van een officiële dierenarts of, wanneer er voldoende waarborgen worden geboden, onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2017/625 en artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624, waarborgen de bevoegde autoriteiten naast de naleving van de in artikelen 12, 14 en 15 vastgelegde voorschriften ook de naleving van de praktische regelingen van de volgende artikelen 18 tot en met 24 in de gevallen van als landbouwhuisdier gehouden runderen, als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten, als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen en als landbouwhuisdier gehouden varkens.
Artikel 18
Jonge runderen
1. De karkassen en het slachtafval van de volgende runderen worden aan de in lid 2 vastgelegde standaardprocedures voor de post-mortemkeuring onderworpen:
a) |
dieren jonger dan acht maanden, en |
b) |
dieren jonger dan 20 maanden indien zij gedurende hun hele leven geen toegang tot weidegrond gehad hebben in een officieel tuberculosevrije lidstaat of deel van een lidstaat overeenkomstig artikel 1 van Beschikking 2003/467/EG. |
2. De procedures voor de post-mortemkeuring behelzen ten minste een visueel onderzoek van het volgende:
a) |
de kop en de keel; naast palpatie en onderzoek van de lymfklieren in de keelholte (Lnn. retropharyngiales), mogen de lidstaten echter besluiten verdere onderzoeken uit te voeren om de controle van de erkenning als officieel tuberculosevrij te waarborgen; onderzoek van de mond- en de keelholte; |
b) |
de longen, de luchtpijp en de slokdarm; palpatie van de longen; palpatie en onderzoek van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales); |
c) |
het hartzakje en het hart; |
d) |
het middenrif; |
e) |
de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); |
f) |
het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren van de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales); |
g) |
de milt; |
h) |
de nieren; |
i) |
het borstvlies en het buikvlies; |
j) |
de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren. |
3. Indien er overeenkomstig artikel 24 elementen zijn die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, verricht de officiële dierenarts de volgende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:
a) |
een insnijding van de lymfklieren in de keelholte (Lnn. retropharyngiales); een palpatie van de tong; |
b) |
een insnijding van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales); een overlangse snede van de luchtpijp en de voornaamste vertakkingen van de bronchiën; in het onderste derde gedeelte van de longen wordt een dwarssnede aangebracht door de voornaamste vertakkingen van de luchtpijp; deze insnijdingen zijn niet vereist wanneer de longen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn; |
c) |
een overlangse insnijding van het hart waardoor de beide kamers worden geopend en de scheidingswand ervan wordt ingesneden; |
d) |
een insnijding van de lymfklieren van de magen en het mesenterium; |
e) |
een palpatie van de milt; |
f) |
een insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales); |
g) |
een palpatie van de navelstreek en de gewrichten. De navelstreek wordt ingesneden en de gewrichten worden opengesneden; het gewrichtsvocht moet worden onderzocht. |
Artikel 19
Andere runderen
1. Karkassen en slachtafval van runderen, met uitzondering van de in artikel 18, lid 1, bedoelde runderen, worden bij de post-mortemkeuring aan de volgende procedures onderworpen:
a) |
een visueel onderzoek van de kop en de keel; een insnijding en onderzoek van de lymfklieren in de keelholte (Lnn. retropharyngiales); een onderzoek van de uitwendige kauwspieren, waarin twee parallel met de onderkaak lopende sneden worden aangebracht, en de inwendige kauwspieren, waarin een vlakke snede wordt aangebracht. De tong wordt zo ver losgesneden, dat een nauwkeurig visueel onderzoek van de mond- en keelholte mogelijk is; |
b) |
een onderzoek van de luchtpijp en de slokdarm; een visueel onderzoek en palpatie van de longen; een insnijding en onderzoek van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales et mediastinales); |
c) |
een visueel onderzoek van het hartzakje en het hart; in het hart wordt een overlangse snede aangebracht waardoor de beide kamers worden geopend en de scheidingswand ervan wordt ingesneden; |
d) |
een visueel onderzoek van het middenrif; |
e) |
een visueel onderzoek van de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); |
f) |
een visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren van de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales); een palpatie van de lymfklieren van de magen en het mesenterium; |
g) |
een visueel onderzoek van de milt; |
h) |
een visueel onderzoek van de nieren; |
i) |
een visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies; |
j) |
een visueel onderzoek van de geslachtsorganen (behalve de penis, als die reeds is verwijderd); |
k) |
een visueel onderzoek van de uier en de lymfklieren daarvan (Lnn. supramammarii). |
2. Indien er overeenkomstig artikel 24 elementen zijn die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, verricht de officiële dierenarts de volgende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:
a) |
een insnijding en onderzoek van de lymfklieren voor in de keelholte en de oorspeeksellymfklieren (Lnn. mandibulares en parotidei); een palpatie van de tong en de keelholte; |
b) |
een insnijding van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales); een overlangse snede van de luchtpijp en de voornaamste vertakkingen van de bronchiën; in het onderste derde gedeelte van de longen wordt een dwarssnede aangebracht door de voornaamste vertakkingen van de luchtpijp; deze insnijdingen zijn niet vereist wanneer de longen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn; |
c) |
een palpatie van de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); een insnijding aan de maagzijde van de lever en een insnijding aan de basis van de Spiegelse kwab voor onderzoek van de galwegen; |
d) |
een insnijding van de lymfklieren van de magen en het mesenterium; |
e) |
een palpatie van de milt; |
f) |
een insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales); |
g) |
een palpatie en insnijding van de uier en de lymfklieren daarvan (Lnn. supramammarii) bij koeien. Elke helft van de uier wordt door een lange en diepe snede tot de melkboezem (sinus lactiferes) geopend en de lymfklieren van de uier worden ingesneden, behalve indien de uier van menselijke consumptie wordt uitgesloten. |
Artikel 20
Jonge als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten en schapen waarvan de blijvende snijtanden niet zijn doorgebroken
1. Karkassen en slachtafval van schapen waarvan de blijvende snijtanden niet zijn doorgebroken of die jonger zijn dan twaalf maanden, en geiten jonger dan zes maanden, worden tijdens de post-mortemkeuring aan de volgende standaardprocedures onderworpen:
a) |
een visueel onderzoek van de kop, met inbegrip van de keel, de mond, de tong, de oorspeeksellymfklieren en de lymfklieren in de keelholte. Indien de bevoegde autoriteiten kunnen waarborgen dat de kop, daarbij inbegrepen de tong en de hersenen, niet voor menselijke consumptie wordt gebruikt, zijn deze onderzoeken niet noodzakelijk; |
b) |
een visueel onderzoek van de longen, de luchtpijp, de slokdarm en de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales); |
c) |
een visueel onderzoek van het hartzakje en het hart; |
d) |
een visueel onderzoek van het middenrif; |
e) |
een visueel onderzoek van de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); |
f) |
een visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren van de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales); |
g) |
een visueel onderzoek van de milt; |
h) |
een visueel onderzoek van de nieren; |
i) |
een visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies; |
j) |
een visueel onderzoek van de navelstreek en de gewrichten. |
2. Indien er overeenkomstig artikel 24 elementen zijn die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, verricht de officiële dierenarts de volgende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:
a) |
een palpatie van de keel, de mond, de tong en de oorspeeksellymfklieren. Tenzij in de veterinairrechtelijke voorschriften anders is bepaald, is dit onderzoek niet nodig indien de bevoegde autoriteiten kunnen waarborgen dat de kop, met inbegrip van de tong en de hersenen, niet voor menselijke consumptie wordt gebruikt; |
b) |
een palpatie van de longen; insnijding van de longen, de luchtpijp, de slokdarm en de bronchiale en de mediastinale lymfklieren; |
c) |
een insnijding van het hart; |
d) |
een palpatie van de lever en de lymfklieren van de lever; insnijding aan de maagzijde van de lever voor onderzoek van de galwegen; |
e) |
een palpatie van de milt; |
f) |
een insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales); |
g) |
een palpatie van de navelstreek en de gewrichten; de navelstreek wordt ingesneden en de gewrichten worden opengesneden; het gewrichtsvocht wordt onderzocht. |
Artikel 21
Andere als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten
1. Karkassen en slachtafval van schapen waarvan de blijvende snijtanden zijn doorgebroken of die ten minste twaalf maanden oud zijn, en geiten die ten minste zes maanden oud zijn, worden tijdens de post-mortemkeuring aan de volgende standaardprocedures onderworpen:
a) |
een visueel onderzoek van de kop, met inbegrip van de keel, de mond, de tong en de oorspeeksellymfklieren en palpatie van de lymfklieren in de keelholte. Indien de bevoegde autoriteiten kunnen waarborgen dat de kop, daarbij inbegrepen de tong en de hersenen, niet voor menselijke consumptie wordt gebruikt, zijn deze onderzoeken niet noodzakelijk; |
b) |
een visueel onderzoek van de longen, de luchtpijp en de slokdarm; een palpatie van de longen, de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales); |
c) |
een visueel onderzoek van het hartzakje en het hart; |
d) |
een visueel onderzoek van het middenrif; |
e) |
een visueel onderzoek van de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); een palpatie van de lever en de lymfklieren van de lever; insnijding aan de maagzijde van de lever voor onderzoek van de galwegen; |
f) |
een visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren van de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales); |
g) |
een visueel onderzoek van de milt; |
h) |
een visueel onderzoek van de nieren; |
i) |
een visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies; |
j) |
een visueel onderzoek van de geslachtsorganen (behalve de penis, als die reeds is verwijderd); |
k) |
een visueel onderzoek van de uier en de lymfklieren daarvan. |
2. Indien er overeenkomstig artikel 24 elementen zijn die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, verricht de officiële dierenarts de volgende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:
a) |
een palpatie van de keel, de mond, de tong en de oorspeeksellymfklieren. Tenzij in de veterinairrechtelijke voorschriften anders is bepaald, is dit onderzoek niet nodig indien de bevoegde autoriteiten kunnen waarborgen dat de kop, met inbegrip van de tong en de hersenen, niet voor menselijke consumptie wordt gebruikt; |
b) |
een insnijding van de longen, de luchtpijp, de slokdarm en de bronchiale en de mediastinale lymfklieren; |
c) |
een insnijding van het hart; |
d) |
een palpatie van de milt; |
e) |
een insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales). |
Artikel 22
Als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen
1. Karkassen en slachtafval van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen worden tijdens de post-mortemkeuring aan de volgende standaardprocedures onderworpen:
a) |
een visueel onderzoek van de kop en, na lossnijden van de tong, de keel; de tong wordt zo ver losgesneden dat een nauwkeurig visueel onderzoek van mond- en keelholte mogelijk is, en wordt zelf visueel onderzocht en gepalpeerd; |
b) |
een visueel onderzoek van de longen, de luchtpijp, de slokdarm en de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales); |
c) |
een visueel onderzoek van het hartzakje en het hart; |
d) |
een visueel onderzoek van het middenrif; |
e) |
een visueel onderzoek van de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); |
f) |
een visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren van de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales); |
g) |
een visueel onderzoek van de milt; |
h) |
een visueel onderzoek van de nieren; |
i) |
een visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies; |
j) |
een visueel onderzoek van de geslachtsorganen van hengsten (behalve de penis, als die reeds is verwijderd) en merries; |
k) |
een visueel onderzoek van de uier en de lymfklieren daarvan (Lnn. supramammarii); |
l) |
een visueel onderzoek van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren; |
m) |
onderzoek bij grauwschimmels op melanose en melanomata; betreffende de spieren en de lymfklieren van de schouders (Lnn. subrhomboidei) onder het kraakbeen van het schouderblad, waarbij een schouder wordt losgemaakt. De nieren worden vrijgemaakt. |
2. Indien er overeenkomstig artikel 24 elementen zijn die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, verricht de officiële dierenarts de volgende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:
a) |
een palpatie en insnijding van de lymfklieren voor en achter in de keelholte, alsmede de oorspeeksellymfklieren (Lnn. retropharyngiales, mandibulares en parotidei); een palpatie van de tong; |
b) |
een palpatie van de longen; palpatie en insnijding van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren. In de luchtpijp en de voornaamste vertakkingen van de bronchiën wordt een overlangse snede aangebracht en in het onderste derde gedeelte van de longen wordt een dwarssnede aangebracht door de voornaamste vertakkingen van de luchtpijp; deze insnijdingen zijn evenwel niet vereist wanneer de longen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn; |
c) |
een overlangse insnijding van het hart waardoor de beide kamers worden geopend en de scheidingswand ervan wordt ingesneden; |
d) |
een palpatie en insnijding van de lever en van de lymfklieren van de lever en de alvleesklier (Lnn. portales); |
e) |
een insnijding van de lymfklieren van de magen en het mesenterium; |
f) |
een palpatie van de milt; |
g) |
een palpatie van de nieren en insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales); |
h) |
een insnijding van de lymfklieren van de uier; |
i) |
een palpatie van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren. Bij twijfel wordt de navelstreek ingesneden en worden de gewrichten opengesneden; het gewrichtsvocht moet worden onderzocht; |
j) |
een volledige insnijding van de nier van grauwschimmels. |
Artikel 23
Als landbouwhuisdier gehouden varkens
1. Karkassen en slachtafval van als landbouwhuisdier gehouden varkens worden tijdens de post-mortemkeuring aan de volgende standaardprocedures onderworpen:
a) |
een visueel onderzoek van de kop en de keel; |
b) |
een visueel onderzoek van de mond, de keelholte en de tong; |
c) |
een visueel onderzoek van de longen, de luchtpijp en de slokdarm; |
d) |
een visueel onderzoek van het hartzakje en het hart; |
e) |
een visueel onderzoek van het middenrif; |
f) |
een visueel onderzoek van de lever en de lymfklieren van de lever en van de alvleesklier (Lnn. portales); visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren van de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales); |
g) |
een visueel onderzoek van de milt; een visueel onderzoek van de nieren; een visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies; |
h) |
een visueel onderzoek van de geslachtsorganen (behalve de penis, als die reeds is verwijderd); |
i) |
een visueel onderzoek van de uier en de lymfklieren daarvan (Lnn. supramammarii); |
j) |
een visueel onderzoek van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren. |
2. Indien er overeenkomstig artikel 24 elementen zijn die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn, verricht de officiële dierenarts de volgende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval:
a) |
een insnijding en onderzoek van de lymfklieren van de onderkaak (Lnn. mandibulares); |
b) |
een palpatie van de longen en van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales). In de luchtpijp en de voornaamste vertakkingen van de bronchiën wordt een overlangse snede aangebracht en in het onderste derde gedeelte van de longen wordt een dwarssnede aangebracht door de voornaamste vertakkingen van de luchtpijp; deze insnijdingen zijn evenwel niet vereist wanneer de longen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn; |
c) |
een overlangse insnijding van het hart waardoor de beide kamers worden geopend en de scheidingswand ervan wordt ingesneden; |
d) |
een palpatie van de lever en de lymfklieren van de lever; |
e) |
een palpatie van de lymfklieren van de magen en het mesenterium en, indien nodig, insnijding van die lymfklieren; |
f) |
een palpatie van de milt; |
g) |
een insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales); |
h) |
een insnijding van de lymfklieren van de uier; |
i) |
een palpatie van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren en, indien nodig, een insnijding in de navelstreek en het opensnijden van de gewrichten. |
Artikel 24
Elementen die wijzen op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn bij als landbouwhuisdier gehouden runderen, als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten, als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen en als landbouwhuisdier gehouden varkens
De officiële dierenarts verricht de in artikel 18, lid 3, artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 2, bedoelde aanvullende procedures voor de post-mortemkeuring, waarbij gebruik wordt gemaakt van insnijding en palpatie van het karkas en het slachtafval, indien naar zijn of haar oordeel een van de volgende elementen wijst op een mogelijk risico voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn:
a) |
de controles en de analyse van de controle van documenten, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 9 en 10; |
b) |
de bevindingen van de overeenkomstig artikel 11 uitgevoerde ante-mortemkeuringen; |
c) |
de resultaten van de overeenkomstig artikel 38 uitgevoerde toetsing aan de voorschriften inzake dierenwelzijn; |
d) |
de bevindingen van de overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 24 uitgevoerde post-mortemkeuring; |
e) |
aanvullende epidemiologische gegevens of andere gegevens van het bedrijf van herkomst van de dieren. |
Artikel 25
Praktische regelingen voor de post-mortemkeuring van pluimvee
1. Al het pluimvee wordt aan een post-mortemkeuring onderworpen, waarbij het personeel van een slachthuis bijstand kan verlenen overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625. De officiële dierenarts of de officiële assistent voert overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder c), van die verordening de volgende controles persoonlijk uit:
a) |
dagelijkse keuring van de ingewanden en de lichaamsholten bij een representatief monster van elk koppel; |
b) |
een nauwkeurig onderzoek van een aselect monster van delen van vogels of hele vogels van elk koppel die op grond van de post-mortemkeuring ongeschikt voor menselijke consumptie zijn verklaard; |
c) |
verdere onderzoeken indien er redenen zijn om te vermoeden dat het vlees van de betrokken dieren ongeschikt voor menselijke consumptie kan zijn. |
2. In afwijking van lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten besluiten dat alleen een representatief monster van pluimvee van elk koppel aan een post-mortemkeuring wordt onderworpen indien:
a) |
de exploitanten van levensmiddelenbedrijven tot tevredenheid van de dierenarts over een systeem beschikken waarmee vogels met afwijkingen, aandoeningen of gebreken opgespoord en gescheiden kunnen worden; |
b) |
het slachthuis een voorgeschiedenis van naleving van de voorschriften heeft betreffende:
|
a) |
bij de ante-mortemkeuring of de controle van de informatie over de voedselketen geen afwijkingen zijn gevonden die een ernstig probleem vormen voor de gezondheid van mens of dier en die erop wijzen dat de in de artikelen 40 en 44 vastgestelde maatregelen noodzakelijk zijn. |
3. In het geval van pluimvee dat is gekweekt voor de productie van foie gras en pluimvee waarvan de verwijdering van de ingewanden is uitgesteld en dat overeenkomstig bijlage III, sectie II, hoofdstuk VI, punten 8 en 9, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, is verkregen op het bedrijf van herkomst, vindt de post-mortemkeuring plaats in de uitsnijderij, waar dergelijke karkassen rechtstreeks naartoe worden vervoerd vanaf het bedrijf van herkomst.
Artikel 26
Praktische regelingen voor de post-mortemkeuring van gekweekte lagomorfen
De praktische regelingen voor de post-mortemkeuring van pluimvee overeenkomstig artikel 25 zijn van toepassing op gekweekte lagomorfen. De op een enkel koppel toepasselijke bepalingen in artikel 25 zijn van toepassing op gekweekte lagomorfen van hetzelfde bedrijf van herkomst die op dezelfde dag worden geslacht.
Artikel 27
Praktische regelingen voor de post-mortemkeuring van gekweekt wild
1. De volgende procedures voor de post-mortemkeuring zijn van toepassing op gekweekt wild:
a) |
in geval van kleine (< 100 kg) Cervidae de in artikel 21 vastgelegde procedures voor de post-mortemkeuring van schapen; in geval van rendieren worden echter de in artikel 20 vastgelegde procedures voor de post-mortemkeuring van schapen gebruikt en de tong mag zonder onderzoek van de kop voor menselijke consumptie worden gebruikt; |
b) |
in geval van wild van de familie Suidae de in artikel 23 vastgelegde procedures voor de post-mortemkeuring van als landbouwhuisdier gehouden varkens; |
c) |
in geval van grof wild van de familie Cervidae en ander grof wild, dat niet onder a) valt en in geval van grof wild van de familie Suidae dat niet onder b) valt de in artikel 19 vastgelegde procedures voor de post-mortemkeuring voor runderen; |
d) |
in geval van zeldzaamheden de in artikel 25, lid 1, vastgelegde procedures voor de post-mortemkeuring voor pluimvee. |
2. Indien de dieren buiten het slachthuis zijn geslacht, controleert de officiële dierenarts van het slachthuis het certificaat.
Artikel 28
Praktische regelingen voor de post-mortemkeuring van grof wild
1. De officiële dierenarts gaat na dat niet-gevild grof vrij wild dat vanuit het grondgebied van een andere lidstaat naar de wildverwerkingsinrichting wordt vervoerd, vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat volgens het model in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 636/2014, of de verklaring(en) overeenkomstig bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, punt 8, onder b), bij Verordening (EG) nr. 853/2004. De officiële dierenarts houdt rekening met de inhoud van dat certificaat of die verklaring(en).
2. De post-mortemkeuring door de officiële dierenarts omvat:
a) |
een visueel onderzoek van het karkas, de lichaamsholten en, in voorkomend geval, de organen, teneinde:
|
b) |
een onderzoek naar organoleptische afwijkingen; |
c) |
palpatie en insnijdingen van organen, indien nodig; |
d) |
indien er gegronde redenen zijn om de aanwezigheid van residuen of verontreinigingen te vermoeden, met inbegrip van uit het milieu afkomstige verontreinigingen, een analyse van de bemonstering van residuen die niet door de jacht veroorzaakt zijn. Indien ten gevolge daarvan verdere tests worden uitgevoerd, wacht de dierenarts de uitkomst van deze keuring af alvorens over te gaan tot de beoordeling van al het gedode vrij wild van dezelfde jachtbuit of van delen daarvan, waarvan wordt vermoed dat zij dezelfde afwijkingen vertonen; |
e) |
onderzoek naar verschijnselen die erop duiden dat het vlees een risico voor de gezondheid oplevert, met name:
|
3. Indien de officiële dierenarts dat verlangt, worden de wervelkolom en de kop in de lengte gespleten.
4. In geval van klein vrij wild dat niet onmiddellijk na het doden van de ingewanden is ontdaan, onderwerpt de officiële dierenarts een representatief monster van dieren van dezelfde herkomst aan een post-mortemkeuring. Indien hij daarbij een op de mens overdraagbare ziekte, dan wel een van de in lid 2, onder e), genoemde verschijnselen constateert, verricht de officiële dierenarts aanvullende onderzoeken bij de hele partij teneinde te kunnen bepalen of de hele partij voor menselijke consumptie ongeschikt moet worden verklaard, dan wel of ieder karkas afzonderlijk moet worden gekeurd.
5. De officiële dierenarts kan de relevante delen van de dieren verder uitsnijden en onderzoeken om een definitieve diagnose te kunnen stellen. Indien aan de hand van de praktische regelingen in lid 2 geen beoordeling kan plaatsvinden, wordt verder onderzoek verricht in een laboratorium.
6. In aanvulling op de in artikel 45 bedoelde gevallen, wordt vlees waarbij tijdens de post-mortemkeuring een of meer van de in lid 2, onder e), genoemde verschijnselen zijn geconstateerd, ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard.
Artikel 29
Praktische regelingen voor officiële controles op overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's)
1. In aanvulling op de voorschriften van Verordening (EG) nr. 999/2001 betreffende de uit te voeren officiële controles met betrekking tot TSE's, controleert de officiële dierenarts het verwijderen, afscheiden en, indien nodig, het merken van gespecificeerd risicomateriaal, ook overeenkomstig de in artikel 8, lid 1, van die verordening en in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 vastgelegde voorschriften inzake dierlijke bijproducten.
2. De officiële dierenarts waarborgt dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de nodige maatregelen treft om te voorkomen dat vlees bij het slachten, met inbegrip van het verdoven, door gespecificeerd risicomateriaal wordt verontreinigd. Hieronder valt de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal.
Artikel 30
Praktische regelingen voor officiële controles op cysticercose tijdens de post-mortemkeuring van als landbouwhuisdier gehouden runderen en Suidae
1. De in de artikelen 18, 19 en 23 beschreven procedures voor de post-mortemkeuring zijn de minimumvoorschriften voor het onderzoek naar cysticercose bij runderen en Suidae (als landbouwhuisdier gehouden varkens, gekweekt wild en vrij wild). In geval van de in artikel 19 bedoelde runderen mogen de bevoegde autoriteiten besluiten dat de kauwspieren bij de post-mortemkeuring niet hoeven te worden geïncideerd indien:
a) |
een specifieke serologische test wordt gebruikt; |
b) |
de dieren van officieel cysticercosevrij verklaarde bedrijven afkomstig zijn, of |
c) |
met een zekerheid van 95 % is aangetoond dat de prevalentie in de bronpopulatie of in een duidelijk omschreven subpopulatie minder is dan één op de miljoen, of er is in de afgelopen vijf jaar bij alle geslachte dieren geen enkel geval vastgesteld (of twee jaar indien dit wordt gesteund en gerechtvaardigd door een risicoanalyse van de bevoegde autoriteiten), gebaseerd op gegevens van overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2003/99/EG uitgebrachte verslagen. |
2. Met cysticercus besmet vlees wordt ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard. Indien het dier niet volledig met cysticercus besmet is, mogen niet-besmette delen na een koudebehandeling evenwel geschikt voor menselijke consumptie worden verklaard.
Artikel 31
Praktische regelingen voor officiële controles op Trichinella tijdens de post-mortemkeuring
1. Karkassen van Suidae, eenhoevigen en andere voor Trichinella vatbare diersoorten worden op Trichinella onderzocht overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1375, tenzij een van de in artikel 3 van die verordening genoemde afwijkingen van toepassing is.
2. Vlees van met trichinen besmette dieren wordt ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard.
Artikel 32
Praktische regelingen voor officiële controles op kwade droes tijdens de post-mortemkeuring van eenhoevigen
1. Vers vlees van eenhoevigen wordt alleen op de markt gebracht wanneer het afkomstig is van eenhoevigen die gedurende ten minste 90 dagen voor de slachtdatum zijn gehouden in een lidstaat of in een derde land of regio daarvan waaruit eenhoevigen in de Unie mogen worden ingevoerd.
2. In geval van eenhoevigen afkomstig uit een lidstaat of uit derde landen en regio's daarvan die niet voldoen aan de criteria voor een land dat vrij is van kwade droes van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, worden de eenhoevigen op kwade droes gecontroleerd middels een zorgvuldig onderzoek van de slijmvliezen van de luchtpijp, het strottenhoofd, de neusholten, de sinussen en de vertakkingen ervan, nadat de kop overlangs doormidden is gespleten en de scheidingswand in de neus is weggesneden.
3. Vlees van eenhoevigen die aan kwade droes lijden wordt ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard.
Artikel 33
Praktische regelingen voor officiële controles op tuberculose tijdens de post-mortemkeuring
1. Indien dieren positief of onduidelijk op tuberculine reageren, of wanneer er andere gronden zijn om besmetting te vermoeden, worden zij afzonderlijk van de andere dieren geslacht, waarbij voorzorgsmaatregelen worden genomen om het gevaar van verontreiniging voor andere karkassen, de slachtlijn en het slachthuispersoneel te voorkomen.
2. Al het vlees van dieren waarbij de post-mortemkeuring plaatselijke, op tuberculoïde laesies lijkende laesies aan het licht heeft gebracht in een aantal organen of in een aantal delen van het karkas, wordt ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard. Wanneer een tuberculoïde laesie echter wordt aangetroffen in de lymfklieren van slechts een orgaan of in een deel van het karkas, hoeven alleen het aangetaste orgaan of deel van het karkas en de bijbehorende lymfklieren ongeschikt voor menselijke consumptie te worden verklaard.
Artikel 34
Praktische regelingen voor officiële controles op brucellose tijdens de post-mortemkeuring
1. Indien dieren positief of onduidelijk op een brucellosetest reageren, of wanneer er andere gronden zijn om besmetting te vermoeden, worden zij afzonderlijk van de andere dieren geslacht, waarbij voorzorgsmaatregelen worden genomen om het gevaar van verontreiniging voor andere karkassen, de slachtlijn en het slachthuispersoneel te voorkomen.
2. Vlees van dieren waarbij de post-mortemkeuring laesies aan het licht heeft gebracht die wijzen op acute brucellose, wordt ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard. In geval van dieren die positief of onduidelijk op een brucellosetest reageren, worden de uier, de voortplantingsorganen en het bloed ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard, ook als dergelijke laesie niet wordt aangetroffen.
Artikel 35
Praktische regelingen voor officiële controles op salmonella
1. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven bijlage I, hoofdstuk 2, punten 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5, bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 correct uitvoeren door een of meer van de volgende maatregelen toe te passen:
a) |
officiële bemonstering met dezelfde methode en bemonsteringsplaats als de exploitanten van de levensmiddelenbedrijven. In elk slachthuis worden elk jaar ten minste 49 aselecte monsters (40) genomen. Voor kleine slachthuizen kan dit aantal monsters worden verlaagd op basis van een risico-evaluatie; |
b) |
vergaring van alle informatie over het totale aantal monsters en het aantal positieve monsters voor salmonella dat werd afgenomen door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2073/2005, in het kader van bijlage I, hoofdstuk 2, punten 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5, bij die verordening; |
c) |
vergaring van alle informatie over het totale aantal monsters en het aantal positieve monsters voor salmonella dat werd genomen in het kader van de nationale controleprogramma's in de lidstaten of regio's van de lidstaten waarvoor bijzondere waarborgen werden goedgekeurd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 853/2004 ten aanzien van de productie van vlees van herkauwers, paardachtigen, varkens en pluimvee. |
2. Indien de exploitant van een levensmiddelenbedrijf het proceshygiënecriterium herhaaldelijk niet naleeft, eisen de bevoegde autoriteiten dat de exploitant een actieplan indient en zien zij nauw toe op de resultaten van dat actieplan.
3. Over het totale aantal monsters en het aantal positieve monsters voor salmonella wordt in voorkomend geval verslag uitgebracht overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2003/99/EG, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de overeenkomstig lid 1, onder a), b) en c), van dit artikel genomen monsters.
Artikel 36
Praktische regelingen voor officiële controles op Campylobacter
1. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven bijlage I, hoofdstuk 2, punt 2.1.9 (proceshygiënecriteria voor Campylobacter op karkassen van vleeskuikens), bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 correct uitvoeren door een of meer van de volgende maatregelen toe te passen:
a) |
officiële bemonstering met dezelfde methode en bemonsteringsplaats als de exploitanten van de levensmiddelenbedrijven. In elk slachthuis worden elk jaar ten minste 49 aselecte monsters genomen. Voor kleine slachthuizen kan dit aantal monsters worden verlaagd op basis van een risico-evaluatie, of |
b) |
vergaring van alle informatie over het totale aantal monsters en het aantal monsters voor Campylobacter met meer dan 1 000 kve/g dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 werd afgenomen door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in het kader van bijlage I, hoofdstuk 2, punt 2.1.9, bij die verordening. |
2. Indien de exploitant van een levensmiddelenbedrijf het proceshygiënecriterium herhaaldelijk niet naleeft, eisen de bevoegde autoriteiten dat de exploitant een actieplan indient en zien zij nauw toe op de resultaten van dat actieplan.
3. Over het totale aantal monsters en het aantal monsters voor Campylobacter met meer dan 1 000 kve/g wordt in voorkomend geval verslag uitgebracht overeenkomstig, artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2003/99/EG, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de monsters genomen overeenkomstig lid 1, onder a) en b), van dit artikel.
Artikel 37
Specifieke voorschriften met betrekking tot laboratoriumtests
1. Bij de uitvoering van laboratoriumtests overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder d), ii) en iv), van Verordening (EU) 2017/625 waarborgt de officiële dierenarts dat monsters, indien zij worden genomen, geïdentificeerd, behandeld en naar het juiste laboratorium worden gezonden in het kader van:
a) |
het toezicht op en de bestrijding van zoönoses en zoönoseverwekkers; |
b) |
het jaarlijkse programma voor toezicht op TSE's overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 999/2001; |
c) |
de opsporing van farmacologisch werkzame stoffen of stoffen die verboden of niet toegestaan zijn, en controles van gereguleerde farmacologisch werkzame stoffen, bestrijdingsmiddelen, toevoegingsmiddelen in diervoeding en verontreinigingen die de toepasselijke maximumwaarden van de Unie overschrijden, met name in het kader van de nationale plannen voor de opsporing van residuen of stoffen zoals bedoeld in artikel 110, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 en artikel 5 van Richtlijn 96/23/EG; |
d) |
de opsporing van dierziekten waarvoor in Verordening (EU) 2016/429 veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld. |
2. De officiële dierenarts zorgt voor de uitvoering van eventuele aanvullende laboratoriumtests die noodzakelijk worden geacht om te voldoen aan de in artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 vermelde verplichtingen.
Artikel 38
Officiële controles van dierenwelzijn tijdens het vervoer en bij het slachten
De officiële dierenarts ziet erop toe dat de voorschriften inzake de bescherming van dieren worden nageleefd tijdens het vervoer overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1/2005 en bij het doden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1099/2009 en de nationale voorschriften inzake dierenwelzijn.
HOOFDSTUK III
Mededeling van de keuringsresultaten en door de bevoegde autoriteiten te nemen maatregelen in specifieke gevallen waarin niet aan de voorschriften voor vers vlees en dierenwelzijn wordt voldaan
Artikel 39
Maatregelen met betrekking tot de mededeling van de resultaten van officiële controles
1. De officiële dierenarts registreert de resultaten van de overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 38 uitgevoerde officiële controles en evalueert deze.
2. De officiële dierenarts neemt de volgende maatregelen indien bij de inspectie een voor de gezondheid van mens of dier schadelijke ziekte of aandoening dan wel inbreuken op het dierenwelzijn worden vastgesteld:
a) |
de officiële dierenarts stelt de exploitant van het slachthuis op de hoogte; |
b) |
indien het in dit lid genoemde probleem tijdens de primaire productie is ontstaan en verband houdt met de menselijke gezondheid, de diergezondheid, het dierenwelzijn, residuen van veterinaire geneesmiddelen, stoffen die verboden of niet toegestaan zijn, bestrijdingsmiddelenresiduen, toevoegingsmiddelen in diervoeding of verontreinigingen, informeert de officiële dierenarts:
|
c) |
indien de betrokken dieren in een ander land zijn gefokt, ziet de officiële dierenarts erop toe dat de bevoegde autoriteiten van dat land in kennis worden gesteld. |
3. De bevoegde autoriteiten voeren de resultaten van officiële controles in relevante databanken in, indien de verzameling van dergelijke informatie tenminste vereist is uit hoofde van artikel 4 van Richtlijn 2003/99/EG, artikel 8 van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (41) en bijlage III bij Richtlijn 2007/43/EG.
4. Indien de officiële dierenarts bij de verrichting van een ante-mortem-, post-mortemkeuring of enige andere officiële controle een vermoeden krijgt van de aanwezigheid van een dierziekte waarvoor in Verordening (EU) 2016/429 veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld, stelt hij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis. De officiële dierenarts en de bevoegde autoriteiten nemen binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden de nodige maatregelen en voorzorgen om de mogelijke verspreiding van de ziekteverwekker te voorkomen.
5. De officiële dierenarts kan het modeldocument in bijlage I gebruiken om het bedrijf van herkomst waar de dieren voor de slachting werden gehouden in kennis te stellen van de relevante resultaten van ante- en post-mortemkeuringen.
6. Indien de dieren op een bedrijf van herkomst in een andere lidstaat werden gehouden, geven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin zij zijn geslacht de relevante resultaten van de ante- en post-mortemkeuringen door aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst. Zij vullen het modeldocument in bijlage I in de officiële talen van de beide betrokken lidstaten in, of in een tussen beide lidstaten overeengekomen taal.
Artikel 40
Maatregelen in gevallen waarin niet aan de voorschriften voor informatie over de voedselketen wordt voldaan
1. De officiële dierenarts waarborgt dat de dieren niet worden geslacht tenzij de exploitant van het slachthuis de relevante informatie over de voedselketen heeft gekregen, gecontroleerd en geëvalueerd overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder a) en b).
2. In afwijking van lid 1 mag de officiële dierenarts toestaan dat dieren in het slachthuis worden geslacht indien de relevante informatie over de voedselketen ontbreekt. In dergelijke gevallen wordt de informatie verstrekt voordat het vlees geschikt voor menselijke consumptie wordt verklaard en worden de karkassen en het bijbehorende slachtafval in afwachting van die verklaring apart van het overige vlees opgeslagen.
3. Indien de relevante informatie over de voedselketen niet binnen 24 uur na aankomst van het dier in het slachthuis beschikbaar is, wordt al het vlees van het dier ongeschikt verklaard voor menselijke consumptie. Indien het dier nog niet geslacht is, wordt het gescheiden van andere dieren gedood, waarbij alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de gezondheid van mens en dier worden genomen.
Artikel 41
Maatregelen in gevallen waarin in de informatie over de voedselketen niet-naleving wordt geconstateerd
1. De officiële dierenarts ziet erop toe dat de exploitant van het slachthuis geen dieren voor de slacht aanvaardt indien uit de informatie over de voedselketen of uit eventuele andere begeleidende verslagen, documenten of gegevens blijkt dat:
a) |
de dieren afkomstig zijn van een bedrijf van herkomst of uit een gebied waarvoor, met het oog op de menselijke gezondheid en de diergezondheid, een verplaatsingsverbod of een andere beperking geldt; |
b) |
niet aan voorschriften voor het gebruik van veterinaire geneesmiddelen is voldaan, dieren met verboden of niet-toegestane stoffen zijn behandeld of er niet aan de wettelijke limieten voor chemische residuen of verontreinigingen is voldaan, of |
c) |
er andere aandoeningen aanwezig zijn die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van mens of dier. |
2. Indien de dieren zich reeds in het slachthuis bevinden, worden zij afzonderlijk gedood en ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard, waarbij de eventueel noodzakelijke voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de gezondheid van mens en dier worden genomen. Indien de officiële dierenarts dat nodig acht, worden op het bedrijf van herkomst officiële controles uitgevoerd.
Artikel 42
Maatregelen in gevallen van misleidende informatie over de voedselketen
1. De bevoegde autoriteiten nemen passende maatregelen als zij vaststellen dat de begeleidende verslagen, documenten en andere gegevens niet overeenstemmen met de feitelijke situatie op het bedrijf van herkomst, of met de feitelijke toestand van de dieren, of gericht zijn op bewuste misleiding van de officiële dierenarts.
2. De bevoegde autoriteiten nemen maatregelen ten aanzien van de voor het bedrijf van herkomst van de dieren verantwoordelijke exploitant van het levensmiddelenbedrijf, of andere betrokkenen, waaronder de exploitant van het slachthuis. Deze maatregelen kunnen met name bestaan uit aanvullende controles. De voor het bedrijf van herkomst verantwoordelijke exploitant van het levensmiddelenbedrijf of eventuele andere betrokkenen dragen de kosten van dergelijke aanvullende controles.
Artikel 43
Maatregelen in gevallen waarin niet aan de voorschriften voor levende dieren wordt voldaan
1. De officiële dierenarts ziet erop toe dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf zijn verplichting uit hoofde van bijlage III, sectie I, hoofdstuk IV, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 nakomt en waarborgt dat dieren die voor menselijke consumptie mogen worden geslacht naar behoren worden geïdentificeerd. De officiële dierenarts waarborgt dat dieren die niet kunnen worden geïdentificeerd, afzonderlijk worden gedood en ongeschikt voor menselijke consumptie worden verklaard. Indien de officiële dierenarts dat nodig acht, worden op het bedrijf van herkomst officiële controles uitgevoerd.
2. De officiële dierenarts waarborgt dat dieren met een onaanvaardbaar risico op verontreiniging van het vlees tijdens de slachting, zoals vastgesteld in artikel 11, lid 4, niet voor menselijke consumptie worden geslacht, tenzij zij voordien worden schoongemaakt.
3. De officiële dierenarts zorgt ervoor dat dieren niet voor menselijke consumptie worden geslacht wanneer zij aan een ziekte of aandoening lijden die kan worden overgedragen op dieren of mensen die met het vlees in contact komen of het vlees eten, wanneer zij in het algemeen klinische symptomen van systemische ziekten of sterke vermagering vertonen, of wanneer zij andere aandoeningen vertonen die het vlees ongeschikt voor menselijke consumptie maken. Deze dieren worden afzonderlijk gedood, waarbij ervoor wordt gezorgd dat andere dieren of karkassen niet besmet raken, en worden ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard.
4. De officiële dierenarts stelt de slacht uit bij dieren waarbij een ziekte of aandoening wordt vermoed die negatieve gevolgen kan hebben voor de gezondheid van mens of dier. Dergelijke dieren ondergaan een grondige ante-mortemkeuring door de officiële dierenarts om een diagnose te kunnen stellen. De officiële dierenarts kan bovendien besluiten dat monsters en laboratoriumonderzoek noodzakelijk zijn als aanvulling op een post-mortemkeuring. Indien noodzakelijk ter voorkoming van verontreiniging van ander vlees, worden de dieren afzonderlijk of aan het einde van het normale slachtproces geslacht, waarbij alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen.
5. De officiële dierenarts waarborgt dat dieren waarin meer residuen van verboden of niet toegestane farmacologisch werkzame stoffen, verboden stoffen of residuen van toegestane farmacologisch werkzame stoffen, bestrijdingsmiddelen of verontreinigingen dan de in de wetgeving van de Unie vastgestelde gehalten worden aangetroffen, worden behandeld in overeenstemming met de artikelen 16 tot en met 19 van Richtlijn 96/23/EG.
6. De officiële dierenarts bepaalt de wijze waarop dieren onder zijn/haar rechtstreekse toezicht behandeld worden in het kader van een bijzonder programma voor de bestrijding of de uitroeiing van een bepaalde ziekte, bijvoorbeeld brucellose of tuberculose, of van zoönoseverwekkers zoals salmonella. De bevoegde autoriteiten bepalen de voorwaarden waaronder deze dieren geslacht kunnen worden. Met deze voorwaarden wordt beoogd de besmetting van andere dieren en van het vlees van andere dieren tot een minimum te beperken.
Dieren die voor de slacht bij het slachthuis worden aangeboden, worden daar in de regel geslacht. In uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld als de slachtinstallatie ernstig ontregeld raakt, kan de officiële dierenarts echter rechtstreeks vervoer naar een ander slachthuis toestaan.
Indien bij een ante-mortemkeuring op het bedrijf van herkomst wordt vastgesteld dat niet aan de voorschriften wordt voldaan en dat dit leidt tot een risico voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het dierenwelzijn, mag de officiële dierenarts niet toestaan dat de dieren naar het slachthuis worden vervoerd en zijn de desbetreffende maatregelen inzake de mededeling van de keuringsresultaten overeenkomstig artikel 39, lid 2, onder b), i) en iii) van toepassing.
Artikel 44
Maatregelen in gevallen waarin niet aan de voorschriften voor het dierenwelzijn wordt voldaan
1. In gevallen waarin niet wordt voldaan aan de in de artikelen 3 tot en met 9 en de artikelen 14 tot en met 17, 19 en 22 van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad vastgelegde voorschriften inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden, ziet de officiële dierenarts erop toe dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen neemt om soortgelijke problemen in de toekomst te voorkomen.
2. De officiële dierenarts volgt een evenredige en getrapte aanpak voor de handhaving, van het geven van instructies tot het vertragen of stilleggen van de productie, afhankelijk van de aard en de ernst van het probleem.
3. Zo nodig stelt de officiële dierenarts andere bevoegde autoriteiten op de hoogte van problemen in verband met welzijn.
4. Indien de officiële dierenarts vaststelt dat de in Verordening (EG) nr. 1/2005 vastgelegde voorschriften inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer niet worden nageleefd, neemt de officiële dierenarts de noodzakelijke maatregelen overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van de Unie.
5. Indien een officiële assistent de controles op het dierenwelzijn uitvoert en uit deze controles blijkt dat de voorschriften inzake de bescherming van dieren niet worden nageleefd, stelt de officiële assistent de officiële dierenarts daar onmiddellijk van op de hoogte. Indien noodzakelijk in spoedeisende gevallen, neemt de officiële assistent de nodige maatregelen als genoemd in de leden 1 tot en met 4 in afwachting van de komst van de officiële dierenarts.
Artikel 45
Maatregelen in gevallen waarin niet aan de voorschriften voor vers vlees wordt voldaan
De officiële dierenarts verklaart vers vlees ongeschikt voor menselijke consumptie indien het:
a) |
afkomstig is van dieren die niet zijn onderworpen aan een ante-mortemkeuringovereenkomstig artikel 18, lid 2, onder a) of b), van Verordening (EU) 2017/625, met uitzondering van vrij wild en zwerfrendieren zoals bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624; |
b) |
afkomstig is van dieren waarvan het slachtafval niet is onderworpen aan een post-mortemkeuring overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2017/625, behalve in geval van ingewanden van grof vrij wild die het dode dier overeenkomstig bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 niet naar een wildbewerkingsinrichting hoeven te vergezellen; |
c) |
afkomstig is van reeds voor de slacht dode, doodgeboren of ongeboren dieren, of van dieren die bij de slachting nog geen zeven dagen oud waren; |
d) |
is verkregen bij het wegsnijden van de steekplaats; |
e) |
afkomstig is van dieren die lijden aan een dierziekte waarvoor veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld in de in bijlage I bij Richtlijn 2002/99/EG vermelde wetgeving van de Unie, tenzij het vlees is verkregen overeenkomstig de in die wetgeving vastgestelde specifieke eisen; deze afwijking is echter niet van toepassing indien anders is bepaald in de in de artikelen 33 en 34 van deze verordening bepaalde voorschriften inzake officiële controles op tuberculose en brucellose; |
f) |
afkomstig is van dieren die aan een gegeneraliseerde ziekte lijden, zoals gegeneraliseerde septikemie, pyemie, toxemie of viremie; |
g) |
niet voldoet aan de in bijlage I, hoofdstuk I, bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 vastgelegde voedselveiligheidscriteria waarmee wordt bepaald of levensmiddelen in de handel mogen worden gebracht; |
h) |
door parasieten is aangetast, tenzij in de in artikel 30 vastgelegde voorschriften inzake officiële controles op cysticercose anders is bepaald; |
i) |
meer chemische residuen of verontreinigende stoffen bevat dan de in de Verordeningen (EU) nr. 37/2010, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1881/2006 en (EG) nr. 124/2009 aangegeven gehalten, of residuen bevat van stoffen die verboden of niet toegestaan zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 37/2010 of Richtlijn 96/22/EG; |
j) |
de lever en de nieren betreft van meer dan twee jaar oude dieren uit regio's waar, blijkens de uitvoering van overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 96/23/EG goedgekeurde plannen, overal in het milieu zware metalen aanwezig zijn; |
k) |
illegaal met reinigingsmiddelen is behandeld; |
l) |
illegaal met ioniserende straling is behandeld, waaronder uv-straling; |
m) |
vreemd materiaal bevat, behalve, in het geval van vrij wild, materiaal dat voor de jacht gebruikt wordt; |
n) |
de in de wetgeving van de Unie, of, wanneer wetgeving van de Unie ontbreekt, in de nationale voorschriften vastgelegde maximumniveaus voor radioactiviteit overschrijdt; |
o) |
pathofysiologische of organoleptische veranderingen vertoont, in het bijzonder een sterke seksuele geur of ontoereikende verbloeding (behalve voor vrij wild); |
p) |
afkomstig is van sterk vermagerde dieren; |
q) |
gespecificeerd risicomateriaal bevat, tenzij het verwijderen ervan in een andere inrichting is toegestaan overeenkomstig bijlage V, punt 4.3, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en het verse vlees onder toezicht van de bevoegde autoriteiten blijft; |
r) |
sporen van vervuiling of fecale of andere verontreiniging vertoont; |
s) |
bloed bevat dat een gevaar kan opleveren voor de menselijke of dierlijke gezondheid vanwege de gezondheidstoestand van een dier waarvan het afkomstig is of vanwege besmetting tijdens het slachtproces; |
t) |
na onderzoek van alle relevante informatie volgens het oordeel van de officiële dierenarts mogelijk een risico voor de menselijke of dierlijke gezondheid vormt, of om een andere reden niet geschikt is voor menselijke consumptie; |
u) |
specifieke risico's met zich meebrengt overeenkomstig de artikelen 29 tot en met 36. |
Artikel 46
Maatregelen in gevallen waarin niet aan de voorschriften voor goede hygiënische praktijken wordt voldaan
1. De bevoegde autoriteiten kunnen de exploitant van een levensmiddelenbedrijf opdragen onmiddellijk corrigerende maatregelen te nemen, met inbegrip van een vermindering van de snelheid van het slachten, indien dit in de volgende gevallen door de aanwezige ambtenaar noodzakelijk wordt geacht:
a) |
indien verontreinigingen aan de buitenkant van het karkas of in de lichaamsholten worden vastgesteld en de exploitant van een levensmiddelenbedrijf geen gepaste maatregelen neemt om de situatie te verhelpen, of |
b) |
indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat goede hygiënische praktijken in gevaar worden gebracht. |
2. In dergelijke gevallen verscherpen de bevoegde autoriteiten de keuringen totdat de exploitant van een levensmiddelenbedrijf het proces naar hun oordeel weer onder controle heeft.
HOOFDSTUK IV
Beperkingen
Artikel 47
Beperkingen voor bepaald vers vlees
De officiële dierenarts kan voorschriften opleggen ten aanzien van het gebruik vers vlees afkomstig van dieren:
a) |
die buiten het slachthuis een noodslachting hebben ondergaan, of |
b) |
van koppels waarvan het vlees overeenkomstig bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 een behandeling ondergaat voordat het vlees in de handel wordt gebracht. |
HOOFDSTUK V
Gezondheidsmerken op voor menselijke consumptie geschikt vlees na de ante- en post-mortemkeuring
Artikel 48
Technische voorschriften van het gezondheidsmerk en praktische regelingen voor het aanbrengen ervan
1. De officiële dierenarts houdt toezicht op de gezondheidsmerken en het gebruik van de merken.
2. De officiële dierenarts waarborgt met name dat:
a) |
het gezondheidsmerk alleen wordt aangebracht op als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren en andere gekweekte wilde zoogdieren dan lagomorfen die een ante- en een post-mortemkeuring hebben ondergaan, en grof vrij wild dat een post-mortemkeuring heeft ondergaan overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder a), b) en c), van Verordening (EU) 2017/625, indien er geen reden is om het vlees ongeschikt voor menselijke consumptie te verklaren. Het merk mag worden aangebracht voordat de resultaten van eventuele onderzoeken op Trichinella en/of TSE-tests beschikbaar zijn, mits de bevoegde autoriteiten een systeem in het slachthuis of de wildbewerkingsinrichting in gebruik hebben genomen dat garandeert dat alle delen van een dier traceerbaar zijn en dat delen van geteste dieren die van een merk zijn voorzien, het slachthuis of de wildbewerkingsinrichting niet kunnen verlaten voordat een negatief resultaat verkregen is, behalve wanneer anders bepaald overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EU) 2015/1375; |
b) |
het gezondheidsmerk wordt aan de buitenkant van het karkas aangebracht, met een inktstempel of een brandmerk, en zodanig dat, indien karkassen in het slachthuis in tweeën of in vieren of halve karkassen in drieën worden gesneden, elk deel een gezondheidsmerk draagt. |
3. De bevoegde autoriteiten waarborgen dat de praktische regelingen voor het gezondheidsmerk overeenkomstig bijlage II worden toegepast.
4. De bevoegde autoriteiten waarborgen dat het vlees van niet gevild vrij wild niet wordt voorzien van een gezondheidsmerk, totdat het, nadat het dier in een wildverwerkingsinrichting is gevild, een post-mortemkeuring heeft ondergaan en geschikt is verklaard voor menselijke consumptie.
TITEL IV
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN EN EENVORMIGE MINIMALE FREQUENTIE VAN OFFICIËLE CONTROLES VAN RAUWE MELK, COLOSTRUM, ZUIVELPRODUCTEN EN PRODUCTEN OP BASIS VAN COLOSTRUM, ZOALS NOODZAKELIJK OM MOGELIJKE ERKENDE EENVORMIGE GEVAREN EN RISICO'S AAN TE PAKKEN
Artikel 49
Controle van melk- en colostrumproductiebedrijven
1. De officiële dierenarts ziet erop toe dat de in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel I, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgelegde gezondheidsvoorschriften voor de productie van rauwe melk en colostrum worden nageleefd. De officiële dierenarts controleert met name:
a) |
de gezondheidsstatus van de dieren; |
b) |
dat er geen verboden of niet-toegestane farmacologisch werkzame stoffen worden gebruikt, en |
c) |
dat de mogelijke aanwezigheid van residuen van toegestane farmacologisch werkzame stoffen, bestrijdingsmiddelen of verontreinigingen de in Verordeningen (EU) nr. 37/2010, (EG) nr. 396/2005, of (EG) nr. 1881/2006 vastgelegde grenswaarden niet overschrijden. |
2. De in lid 1 bedoelde officiële controles kunnen plaatsvinden in het kader van de veterinaire controles uit hoofde van bepalingen van de Unie inzake de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het dierenwelzijn.
3. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat niet aan de in lid 1 bedoelde gezondheidsvoorschriften wordt voldaan, controleert de officiële dierenarts de algemene gezondheidstoestand van de dieren.
4. Melk- en colostrumproductiebedrijven worden door de bevoegde autoriteiten aan officiële controles onderworpen om na te gaan of de in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgelegde hygiënevoorschriften worden nageleefd. Deze controles kunnen inspecties omvatten en het toezicht op door beroepsorganisaties verrichte controles. Als blijkt dat de hygiëne te wensen over laat, zien de bevoegde autoriteiten erop toe dat de nodige stappen worden genomen om de situatie te corrigeren.
Artikel 50
Controle van melk en colostrum
1. In geval van rauwe melk en colostrum houdt de bevoegde autoriteit toezicht op de controles die worden verricht overeenkomstig bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Indien tests worden uitgevoerd, gebruiken de bevoegde autoriteiten de in bijlage III bij deze verordening vastgelegde analytische methoden om na te gaan of de in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vermelde grenswaarden voor rauwe melk en colostrum worden overschreden.
2. Indien de exploitant van het productiebedrijf de situatie niet heeft gecorrigeerd binnen drie maanden nadat de bevoegde autoriteiten voor het eerst op de hoogte zijn gesteld van de niet-naleving van de criteria voor het kiemgetal en/of het aantal somatische cellen voor rauwe melk en colostrum, zien de bevoegde autoriteiten erop toe dat:
a) |
de levering van rauwe melk en colostrum van het betrokken productiebedrijf wordt opgeschort, of |
b) |
de rauwe melk en het colostrum aan de nodige voorschriften inzake de behandeling en het gebruik van de melk worden onderworpen, ter bescherming van de menselijke gezondheid overeenkomstig specifieke toestemming of algemene instructies van de bevoegde autoriteiten. |
Deze opschorting of deze voorschriften van de bevoegde autoriteiten blijven van kracht totdat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf heeft aangetoond dat de rauwe melk en het colostrum weer aan de criteria voldoen.
3. De bevoegde autoriteiten gebruiken de in bijlage III bij deze verordening vastgelegde analytische methoden om na te gaan of het in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk II, deel II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde pasteurisatieproces voor zuivelproducten correct wordt toegepast.
TITEL V
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR OFFICIËLE CONTROLES BETREFFENDE LEVENDE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN UIT INGEDEELDE PRODUCTIE- EN HERUITZETTINGSGEBIEDEN
Artikel 51
Uitsluiting
Deze titel is van toepassing op levende tweekleppige weekdieren. Deze titel is ook van toepassing op levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen. Deze titel is niet van toepassing op levende mariene buikpotigen en levende Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn.
Artikel 52
Indeling van de productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren
1. De bevoegde autoriteiten stellen de plaats en de grenzen van de door hen ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden vast overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625. Indien nodig kunnen zij dit doen in samenwerking met de exploitant van het levensmiddelenbedrijf.
2. De bevoegde autoriteiten delen de productiegebieden waar zij het oogsten van levende tweekleppige weekdieren toestaan in gebieden van klasse A, klasse B en klasse C in, op basis van de mate van fecale verontreiniging. Indien nodig kunnen zij dit doen in samenwerking met de exploitant van het levensmiddelenbedrijf.
3. Om de productiegebieden in te delen, stellen de bevoegde autoriteiten een herbeoordelingstermijn vast waarin in elk productie- en heruitzettingsgebied monsters kunnen worden genomen om te bepalen of de in de artikelen 53, 54 en 55 genoemde normen worden nageleefd.
HOOFDSTUK I
Specifieke voorschriften voor de indeling van productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren
Artikel 53
Voorschriften voor gebieden van klasse A
1. De bevoegde autoriteiten kunnen gebieden waar levende tweekleppige weekdieren mogen worden verzameld voor directe menselijke consumptie indelen in klasse A.
2. Levende tweekleppige weekdieren uit deze gebieden die in de handel worden gebracht voldoen aan de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren.
3. Bij 80 % van de tijdens de herbeoordelingstermijn genomen monsters van levende tweekleppige weekdieren uit gebieden van klasse A mag niet meer dan 230 E. coli per 100 g vlees en schelpvocht worden gevonden.
4. De resterende 20 % van de monsters mag niet meer dan 700 E. coli per 100 g vlees en schelpvocht bevatten.
5. Bij de beoordeling van de resultaten voor de vastgestelde herbeoordelingstermijn voor de handhaving van een gebied van klasse A kunnen de bevoegde autoriteiten, aan de hand van een op een onderzoek gebaseerde risicobeoordeling, besluiten om een afwijkend resultaat dat de grenswaarde van 700 E. coli per 100 g vlees en schelpvocht overschrijdt, buiten beschouwing te laten.
Artikel 54
Voorschriften voor gebieden van klasse B
1. De bevoegde autoriteiten kunnen de gebieden waar levende tweekleppige weekdieren pas mogen worden verzameld en in de handel gebracht na behandeling in een zuiveringscentrum of na heruitzetting voor menselijke consumptie om aan de in artikel 53 bedoelde gezondheidsnormen te voldoen, indelen in klasse B.
2. Bij 90 % van de levende tweekleppige weekdieren uit gebieden van klasse B mag niet meer dan 4 600E. coli per 100 g vlees en schelpvocht worden gevonden.
3. De resterende 10 % van de monsters mag niet meer dan 46 000E. coli per 100 g vlees en schelpvocht bevatten.
Artikel 55
Voorschriften voor gebieden van klasse C
1. De bevoegde autoriteiten kunnen de gebieden waar levende tweekleppige weekdieren pas mogen worden verzameld en in de handel gebracht na langdurige heruitzetting om aan de in artikel 53 bedoelde gezondheidsnormen te voldoen, indelen in klasse C.
2. Levende tweekleppige weekdieren uit gebieden van klasse C mogen niet meer dan 46 000E. coli per 100 g vlees en schelpvocht bevatten.
Artikel 56
Voorschriften voor sanitair onderzoek
1. Voordat zij een productiegebied of een heruitzettingsgebied indelen, voeren de bevoegde autoriteiten een sanitair onderzoek uit dat het volgende behelst:
a) |
een inventaris van de bronnen van vervuiling van menselijke of dierlijke oorsprong die het productiegebied zouden kunnen verontreinigen; |
b) |
een onderzoek naar de hoeveelheden organische verontreinigende stoffen die gedurende de verschillende perioden van het jaar vrijkomen, rekening houdende met de wisselende aantallen mensen en dieren in het afwateringsgebied, de neerslagniveaus, de behandeling van afvalwater enz.; |
c) |
de vaststelling van de kenmerken van de verspreiding van verontreinigende stoffen, rekening houdende met stroompatronen, dieptemetingen, en de getijdencyclus in het productiegebied. |
2. De bevoegde autoriteiten voeren in alle ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden een sanitair onderzoek uit dat aan de in lid 1 vastgelegde voorschriften voldoet, tenzij dit al eerder is uitgevoerd.
3. De bevoegde autoriteiten kunnen door andere officiële instanties of exploitanten van levensmiddelenbedrijven worden gesteund onder de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van dit onderzoek.
Artikel 57
Toezichtsprogramma
De bevoegde autoriteiten stellen een toezichtsprogramma op voor de productiegebieden van levende tweekleppige weekdieren, gebaseerd op een analyse van het in artikel 56 bedoelde sanitaire onderzoek. Het aantal monsters, de geografische spreiding van de bemonsteringspunten en de frequentie van de bemonstering voor het programma zorgen ervoor dat de resultaten van de analyse representatief zijn voor het desbetreffende gebied.
Artikel 58
De bevoegde autoriteiten stellen een procedure vast om te waarborgen dat het in artikel 56 bedoelde sanitaire onderzoek en het in artikel 57 bedoelde toezichtsprogramma representatief zijn voor het betrokken gebied.
HOOFDSTUK II
Voorwaarden voor de monitoring van ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren
Artikel 59
Monitoring van ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden
De bevoegde autoriteiten monitoren de overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625 ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden periodiek om:
a) |
erop toe te zien dat er geen misbruik plaatsvindt ten aanzien van de oorsprong, herkomst en bestemming van levende tweekleppige weekdieren; |
b) |
de microbiologische kwaliteit van levende tweekleppige weekdieren te controleren in verband met de ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden; |
c) |
na te gaan of er toxineproducerend plankton in het productie- en heruitzettingswater en mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren aanwezig zijn; |
d) |
na te gaan of er chemische contaminanten in levende tweekleppige weekdieren aanwezig zijn. |
Artikel 60
Erkende methoden voor de detectie van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren
1. De bevoegde autoriteiten gebruiken de in bijlage V vastgelegde analytische methoden om erop toe te zien dat de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vermelde grenswaarden worden nageleefd en, zo nodig, om na te gaan of exploitanten van levensmiddelenbedrijven deze methoden naleven. In voorkomend geval gebruiken exploitanten van levensmiddelenbedrijven deze methoden.
2. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2010/63/EU wordt waar mogelijk, in plaats van een procedure als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van die richtlijn, een wetenschappelijk verantwoorde methode of beproevingsstrategie gebruikt zonder levende dieren.
3. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2010/63/EU moet bij het gebruik van biologische methoden rekening worden gehouden met de beginselen van vervanging, verfijning en vermindering.
Artikel 61
Bemonsteringsplannen
1. Voor de uitvoering van de onder b), c) en d), van artikel 59 voorziene controles stellen de bevoegde autoriteiten bemonsteringsplannen op om dergelijke controles op regelmatige tijdstippen uit te laten voeren of, indien het verzamelen op onregelmatige tijdstippen plaatsvindt, van geval tot geval. De geografische spreiding van de bemonsteringspunten en de frequentie van de bemonstering waarborgen dat de resultaten van de analyse representatief zijn voor het betrokken ingedeelde productie- en heruitzettingsgebied.
2. In demonsteringsplannen voor de controle van de microbiologische kwaliteit van levende tweekleppige weekdieren wordt met name rekening gehouden met:
a) |
de te verwachten variatie van de fecale verontreiniging; |
b) |
de parameters als bedoeld in artikel 56, lid 1. |
3. Bij de bemonsteringsplannen voor de controle op de aanwezigheid van toxineproducerend plankton in het water in ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden en van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren wordt met name rekening houden met mogelijke variaties van de aanwezigheid van plankton dat mariene biotoxines bevat. De bemonstering omvat:
a) |
periodieke bemonstering met het oog op de opsporing van wijzigingen in de samenstelling van het toxinehoudende plankton en de geografische spreiding daarvan. Indien de resultaten wijzen op een accumulatie van toxines in het vlees van levende tweekleppige weekdieren, volgt intensieve bemonstering; |
b) |
periodieke toxiciteitstests op de levende tweekleppige weekdieren uit het betrokken gebied die het meest vatbaar zijn voor verontreiniging. |
4. De bemonsteringsfrequentie voor de toxineanalyse bij levende tweekleppige weekdieren vindt in de verzamelperioden wekelijks plaats, behalve wanneer:
a) |
de bemonsteringsfrequentie kan worden verminderd in specifieke heruitzettings- of productiegebieden of voor specifieke typen levende tweekleppige weekdieren, indien een risicobeoordeling over de aanwezigheid van toxines of fytoplankton erop wijst dat het risico uiterst gering is; |
b) |
de bemonsteringsfrequentie wordt verhoogd indien een dergelijke beoordeling erop wijst dat een wekelijkse bemonstering onvoldoende zou zijn. |
5. De in lid 4 bedoelde risicobeoordeling wordt regelmatig opnieuw bezien, teneinde het risico van de aanwezigheid van toxines in levende tweekleppige weekdieren uit deze gebieden te beoordelen.
6. Indien er gegevens beschikbaar zijn over de snelheid van de accumulatie van toxines in een groep van soorten in hetzelfde ingedeelde productie- of heruitzettingsgebied, kan de soort met de hoogste snelheid gebruikt worden als indicatorsoort. De verzameling van alle soorten van die groep is dan toegestaan zolang de toxineniveaus bij de indicatorsoort onder de voorgeschreven grenswaarden blijven. Indien de toxineniveaus bij de indicatorsoort hoger blijken te zijn dan de voorgeschreven grenswaarden, mag de verzameling van de andere soorten alleen worden toegestaan als uit verdere analyse van de andere soorten blijkt dat de toxinegrenswaarden niet worden overschreden.
7. Wat de controle van plankton betreft, zijn de monsters representatief voor de waterkolom in het ingedeelde productie- of heruitzettingsgebied en verschaffen zij informatie over de aanwezigheid van toxische soorten en over populatietrends. Indien er veranderingen van toxische populaties worden vastgesteld die tot een accumulatie van toxines kunnen leiden, wordt de bemonsteringsfrequentie van levende tweekleppige weekdieren verhoogd, of worden de gebieden bij wijze van voorzorgsmaatregel afgesloten totdat de resultaten van de toxineanalyses bekend zijn.
8. De bemonsteringsplannen voor de controle op de aanwezigheid van chemische verontreinigingen maken het mogelijk vast te stellen of de in Verordening (EG) nr. 1881/2006 aangegeven niveaus worden overschreden.
HOOFDSTUK III
Het beheer van de ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden na de monitoring
Artikel 62
Beslissingen naar aanleiding van monitoring
1. Indien uit de resultaten van de in artikel 59 voorziene monitoring blijkt dat niet aan de gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren wordt voldaan, of dat er anderszins een risico voor de menselijke gezondheid kan bestaan, sluiten de bevoegde autoriteiten het betrokken ingedeelde productie- of heruitzettingsgebied voor het verzamelen van levende tweekleppige weekdieren. De bevoegde autoriteiten kunnen echter een productiegebied of heruitzettingsgebied opnieuw in klasse B of C indelen als het aan de in de artikelen 54 en 55 vastgelegde criteria voldoet en geen ander risico vormt voor de volksgezondheid.
2. Indien uit de resultaten van microbiologische monitoring blijkt dat niet aan de in artikel 53 genoemde gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren wordt voldaan, kunnen de bevoegde autoriteiten, aan de hand van een risicobeoordeling en alleen tijdelijk en eenmalig, toestemming geven voor voortzetting van het verzamelen zonder sluiting of herindeling, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a) |
het betrokken ingedeelde productiegebied en alle erkende inrichtingen die levende tweekleppige weekdieren uit dit gebied ontvangen, staan onder officieel toezicht van dezelfde bevoegde autoriteiten; |
b) |
de betrokken levende tweekleppige weekdieren worden onderworpen aan passende beperkende maatregelen, zoals zuivering, heruitzetting of verwerking. |
3. Het vergezellende registratiedocument, zoals bedoeld in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk I, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, bevat alle informatie met betrekking tot de toepassing van lid 2.
4. De bevoegde autoriteiten stellen de voorwaarden vast waaronder lid 2 uitgeoefend kan worden teneinde de handhaving van de naleving van de in artikel 53 vastgestelde criteria voor het betrokken productiegebied te waarborgen.
Artikel 63
Heropening van productiegebieden
1. De bevoegde autoriteiten mogen een gesloten productie- of heruitzettingsgebied alleen heropenen indien weer aan de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vermelde gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren wordt voldaan en de situatie geen ander risico voor de menselijke gezondheid vormt.
2. Indien de bevoegde autoriteiten een productie- of heruitzettingsgebied hebben gesloten vanwege de aanwezigheid van plankton of omdat de toxineniveaus in levende tweekleppige weekdieren die de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde voorgeschreven grenswaarde voor mariene biotoxines overschrijden, mogen zij dit gebied alleen heropenen als ten minste twee opeenvolgende achtereenvolgende analyseresultaten, met een interval van ten minste 48 uur, onder de voorgeschreven grenswaarden blijven.
3. De bevoegde autoriteiten kunnen bij het nemen van een beslissing inzake de heropening van een productie- of heruitzettingsgebied rekening houden met de aanwezigheid van fytoplankton.
4. Indien er betrouwbare gegevens zijn inzake de dynamiek van de toxiciteit in een bepaald gebied, en op voorwaarde dat uit recente gegevens blijkt dat de toxiciteit afneemt, kunnen de bevoegde autoriteiten besluiten een gebied te heropenen waarvan de resultaten van een enkele bemonstering onder de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 voorgeschreven grenswaarde blijven.
Artikel 64
Controlesysteem
1. De bevoegde autoriteiten stellen een controlesysteem op om te waarborgen dat er geen producten van dierlijke oorsprong op de markt worden gebracht die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. Middels het controlesysteem met laboratoriumtests wordt nagegaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven tijdens alle productie-, verwerkings- en distributiefasen voldoen aan de voorschriften met betrekking tot het eindproduct, met inbegrip van levende tweekleppige weekdieren en alle producten die daarvan zijn afgeleid.
2. Dit controlesysteem is met name bedoeld om, indien van toepassing, na te gaan of de gehalten van mariene biotoxines en verontreinigingen de veiligheidsnormen niet overschrijden en of de microbiologische kwaliteit van de weekdieren geen gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert.
Artikel 65
Beslissing van de bevoegde autoriteiten
1. De bevoegde autoriteiten handelen direct indien een productiegebied moet worden gesloten, in een andere klasse ingedeeld moet worden, heropend kan worden, of wanneer levende tweekleppige weekdieren aan de in artikel 62, lid 2, bedoelde maatregelen worden onderworpen.
2. Bij de beslissing inzake de indeling, herindeling, openstelling of sluiting van productiegebieden overeenkomstig de artikelen 52, 62 en 63, kunnen de bevoegde autoriteiten rekening houden met de resultaten van controles die door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven of door de hen vertegenwoordigende organisaties zijn uitgevoerd, maar alleen indien het laboratorium dat de analyse uitvoert door de bevoegde autoriteiten is aangewezen en de bemonstering en de analyses worden uitgevoerd overeenkomstig een protocol waarover de bevoegde autoriteiten en de betrokken exploitanten van levensmiddelenbedrijven of -organisatie overeenstemming hebben bereikt.
HOOFDSTUK IV
Andere voorschriften
Artikel 66
Registratie en uitwisseling van informatie
De bevoegde autoriteiten:
a) |
stellen een lijst op van de ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden waar levende tweekleppige weekdieren mogen worden verzameld overeenkomstig de voorschriften in artikel 52, met details betreffende locatie en grenzen, en over de klasse waarin het gebied is ingedeeld, en actualiseren deze. Deze lijst wordt medegedeeld aan de belanghebbenden waarop deze verordening van toepassing is, waaronder de producenten, de verzamelaars en de exploitanten van zuiveringscentra en verzendingscentra; |
b) |
stellen de belanghebbende partijen, waaronder de producenten, de verzamelaars en de exploitanten van zuiveringscentra en verzendingscentra, onmiddellijk op de hoogte van iedere wijziging van de locatie, de grenzen of de klasse van het productiegebied, van de tijdelijke of permanente sluiting ervan, of van de toepassing van maatregelen als bedoeld in artikel 60, lid 2. |
TITEL VI
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN EN DE EENVORMIGE MINIMALE FREQUENTIE VAN OFFICIËLE CONTROLES VAN VISSERIJPRODUCTEN
Artikel 67
Officiële controles van de productie en het in de handel brengen
Officiële controles van de productie en het in de handel brengen van visserijproducten behelzen de toetsing aan de in bijlage III, sectie VIII, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde voorschriften, met name:
a) |
een regelmatige controle van de hygiënische omstandigheden waarin aanlanding en eerste verkoop plaatsvinden; |
b) |
inspecties op gezette tijden van vaartuigen en inrichtingen op het land, waaronder visveilingen en groothandelsmarkten, met name om erop toe te zien dat:
|
c) |
controles van de opslag- en vervoersomstandigheden. |
Artikel 68
Locatie van de officiële controles
1. De bevoegde autoriteiten voeren officiële controles uit op voertuigen wanneer zij een haven in een lidstaat aandoen. Deze controles gelden voor alle vaartuigen die visserijproducten aanlanden in havens in de Unie, ongeacht welke vlag zij voeren.
2. De bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat mogen officiële controles op onder hun vlag varende vaartuigen uitvoeren terwijl het vaartuig op zee is of in een andere lidstaat of in een derde land in een haven ligt.
Artikel 69
Erkenning van fabrieksvaartuigen, vriesvaartuigen of reeferschepen
1. Indien een fabrieksvaartuig, vriesvaartuig of reeferschip van een lidstaat wordt onderzocht met het oog op de erkenning van het vaartuig, voeren de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat officiële controles uit overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EU) 2017/625, in het bijzonder overeenkomstig de in lid 4 van dat artikel genoemde perioden. Indien nodig kunnen de bevoegde autoriteiten het vaartuig inspecteren terwijl het vaartuig op zee is of in een andere lidstaat of in een derde land in een haven ligt.
2. Indien de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat het vaartuig overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EU) 2017/625 een voorwaardelijke erkenning hebben gegeven, mogen zij de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of een derde land toestemming geven om vervolgcontroles uit te voeren met het oog op het verlenen van definitieve erkenning, het verlengen van voorwaardelijke erkenning of het toetsen van erkenning, op voorwaarde dat, in het geval van een derde land, het desbetreffende land is opgenomen in de lijst van derde landen waaruit de invoer van visserijproducten is toegestaan uit hoofde van artikel 127 van Verordening (EU) 2017/625. Indien nodig kunnen deze bevoegde autoriteiten het vaartuig inspecteren terwijl het vaartuig op zee is of in een andere lidstaat of in een derde land in een haven ligt.
3. Indien de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of van een derde land toestaan overeenkomstig dit artikel namens haar controles uit te voeren, bereiken beide bevoegde autoriteiten overeenstemming over de voorwaarden van deze controles. Deze voorwaarden waarborgen met name dat de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat onmiddellijk verslagen ontvangen over de resultaten van de controles en over elk vermoeden van niet-naleving van de voorschriften, teneinde hen in staat te stellen de noodzakelijke maatregelen te nemen.
Artikel 70
Officiële controles van visserijproducten
Officiële controles van visserijproducten bevatten ten minste de in bijlage VI vastgelegde praktische regelingen betreffende:
a) |
organoleptische onderzoeken; |
b) |
versheidsindicatoren; |
c) |
histamine; |
d) |
residuen en verontreinigingen; |
e) |
microbiologische controles; |
f) |
parasieten; |
g) |
giftige visserijproducten. |
Artikel 71
Beslissingen na controles
De bevoegde autoriteiten verklaren visserijproducten ongeschikt voor menselijke consumptie indien:
a) |
uit overeenkomstig artikel 70 uitgevoerde officiële controles blijkt dat zij niet voldoen aan de organoleptische, chemische, fysische of microbiologische criteria of voorschriften met betrekking tot parasieten als vastgelegd in bijlage III, sectie VII, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en/of in Verordening (EG) nr. 2073/2005; |
b) |
zij in de eetbare delen meer chemische residuen of verontreinigingen bevatten dan de in de Verordeningen (EU) nr. 37/2010, (EG) nr. 396/2005, en (EG) nr. 1881/2006 aangegeven gehalten, of residuen bevatten van stoffen die verboden of niet toegestaan zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 37/2010 of Richtlijn 96/22/EG, of niet aan andere relevante wetgeving van de Unie inzake farmacologisch werkzame stoffen voldoen; |
c) |
zij afkomstig zijn van:
|
d) |
de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat zij een risico vormen voor de menselijke of dierlijke gezondheid, of om een andere reden niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. |
Artikel 72
Voorschriften betreffende de officiële controles van visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en de Unie binnenkomen na al dan niet met opslag in derde landen te zijn overgeladen
1. Voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen van een lidstaat en die, al dan niet met opslag, in derde landen die zijn opgenomen in de in artikel 126, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 voorziene lijst, zijn gelost voor zij op een andere vervoerswijze in de Unie zijn binnengekomen, gaan vergezeld van een gezondheidscertificaat dat is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land en is ingevuld overeenkomstig het modelgezondheidscertificaat in bijlage III, deel II, hoofdstuk B, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie.
2. Indien de in lid 1 bedoelde visserijproducten worden gelost en vervoerd naar een opslaginstallatie in het in dat lid bedoelde derde land, wordt die opslaginstallatie opgenomen in de in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 voorziene lijst.
3. Indien de in lid 1 bedoelde visserijproducten worden geladen in een vaartuig dat de vlag van een derde land voert, wordt dat derde land opgenomen in de in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 voorziene lijst, en moet dat vaartuig zijn opgenomen in de in artikel 5 van die gedelegeerde verordening voorziene lijst.
4. Containerschepen die worden gebruikt voor het vervoeren van visserijproducten in containers zijn van dit voorschrift uitgesloten.
TITEL VII
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERING VAN OFFICIËLE CONTROLES EN EENVORMIGE MINIMALE FREQUENTIE VAN OFFICIËLE CONTROLES VAN REPTIELENVLEES
Artikel 73
Ante-mortem- en post-mortemkeuring van reptielen
Artikel 11 is van toepassing op de ante-mortemkeuring van reptielen.
De artikelen 12, 13 en 14 zijn van toepassing op de post-mortemkeuring van reptielen. Voor de toepassing van artikel 13, onder a), i), wordt voor een reptiel een omrekeningsgetal van 0,5 grootvee-eenheden gebruikt.
TITEL VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 74
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2074/2005
Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
De artikelen 5, 6 ter en 6 quater worden geschrapt. |
2. |
In bijlage I worden sectie II en het aanhangsel geschrapt. |
3. |
In bijlage II wordt sectie II geschrapt. |
4. |
De bijlagen III en V worden geschrapt. |
5. |
Bijlage VIa wordt geschrapt. |
6. |
Bijlage VIb en het bijbehorende aanhangsel worden geschrapt. |
Artikel 75
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 maart 2019
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).
(3) Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van Richtlijn 85/358/EEG, Richtlijn 86/469/EEG, Beschikking 89/187/EEG en Beschikking 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
(4) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
(5) Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).
(6) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(7) Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).
(8) Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74).
(9) Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1).
(10) Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
(11) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(12) Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
(13) Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).
(14) Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
(15) Verordening (EG) nr. 124/2009 van de Commissie van 10 februari 2009 tot vaststelling van maximumgehalten voor coccidiostatica en histomonostatica in levensmiddelen als gevolg van niet te voorkomen versleping van die stoffen naar niet-doeldiervoeders (PB L 40 van 11.2.2009, blz. 7).
(16) Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PB L 182 van 12.7.2007, blz. 19).
(17) Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
(18) Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).
(19) Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
(20) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 636/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 betreffende een modelcertificaat voor de handel in niet-onthuid grof vrij wild (PB L 175 van 14.6.2014, blz. 16).
(21) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB L 212 van 11.8.2015, blz. 7).
(22) Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid ("diergezondheidswetgeving" (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
(23) EFSA Journal (2011);9(10):2351.
(24) EFSA Journal 2012;10(6):2741.
(25) EFSA Journal 2013;11(6):3266.
(26) EFSA Journal 2013;11(6):3265.
(27) EFSA Journal 2013;11(6):3263.
(28) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2019 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
(29) Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27).
(30) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(31) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie van 4 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad betreffende voorwaarden waaraan bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen die de Unie de Unie binnenkomen moeten voldoen (zie bladzijde 18 van dit Publicatieblad).
(32) Beschikking 97/747/EG van de Commissie van 27 oktober 1997 tot vaststelling van de niveaus en frequenties van de monsternemingen zoals bedoeld in Richtlijn 96/23/EG van de Raad, ten behoeve van de controle op bepaalde stoffen en residuen daarvan in bepaalde dierlijke producten (PB L 303 van 6.11.1997, blz. 12).
(33) Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).
(34) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/470 van de Commissie van 21 maart 2018 betreffende nadere regels voor de maximumwaarde voor residuen die in aanmerking moet worden genomen bij de controle van levensmiddelen die afkomstig zijn van overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2001/82/EG in de Unie behandelde dieren (PB L 79 van 22.3.2018, blz. 16).
(35) Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).
(36) Beschikking 2005/34/EG van de Commissie van 11 januari 2005 tot vaststelling van geharmoniseerde normen voor analyses op bepaalde residuen in producten van dierlijke oorsprong die uit derde landen worden ingevoerd (PB L 16 van 20.1.2005, blz. 61).
(37) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
(38) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie van 8 april 2019 tot vaststelling van modellen voor officiële certificaten voor de binnenkomst van bepaalde dieren en goederen in de Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 betreffende deze modelcertificaten (zie bladzijde 101 van dit Publicatieblad).
(39) Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
(40) Als alle resultaten negatief zijn, biedt dit 95 % statistische zekerheid dat de prevalentie minder dan 6 % bedraagt.
(41) Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB L 121 van 29.7.1964, blz. 1977).
BIJLAGE I
MODELDOCUMENT VOOR DE COMMUNICATIE MET HET BEDRIJF VAN HERKOMST OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 39, LID 5
1. Identificatiegegevens
1.1. Bedrijf van herkomst (eigenaar of beheerder)
Naam/nummer
Volledig adres
Telefoonnummer
E-mailadres (in voorkomend geval)
1.2. Identificatienummers van … [gelieve te specificeren] of een lijst bijvoegen
Totaal aantal dieren (per soort)
Identificatieproblemen (in voorkomend geval)
1.3. Identificatie van het beslag/het koppel/de kooi (indien van toepassing)
1.4. De diersoort
1.5. Referentienummer van het gezondheidscertificaat (indien van toepassing)
2. Ante-mortembevindingen
2.1. Welzijn
Aantal getroffen dieren
Type/klasse/leeftijd
Waarnemingen
2.2. Dieren die vuil zijn geleverd
2.3. Klinische bevindingen met betrekking tot ziekte
Aantal getroffen dieren
Type/klasse/leeftijd
Waarnemingen
Datum van de inspectie
2.4. Laboratoriumresultaten (1)
3. Post-mortembevindingen
3.1. Macroscopische bevindingen
Aantal getroffen dieren
Type/klasse/leeftijd
Orgaan of deel van het dier dat is getroffen
Slachtdatum
3.2. Ziekte (er mogen codes worden gebruikt (2))
Aantal getroffen dieren
Type/klasse/leeftijd
Orgaan of deel van het dier dat is getroffen
Geheel of gedeeltelijk afgekeurd karkas (reden opgeven)
Slachtdatum
3.3. Laboratoriumresultaten (3)
3.4. Andere resultaten
3.5. Bevindingen met betrekking tot het welzijn
4. Aanvullende informatie
5. Contactgegevens van het slachthuis (erkenningsnummer)
Naam
Volledig adres
Telefoonnummer
E-mailadres (in voorkomend geval)
6. Officiële dierenarts (naam in blokletters)
Handtekening en stempel
7. Datum
8. Aantal bij dit formulier gevoegde bladzijden:
(1) Microbiologische, chemische, serologische enz. (resultaten bijvoegen).
(2) De bevoegde autoriteiten mogen de volgende codes invoeren: code A voor ziekten op de lijst van de OIE; codes B100 en B200 voor welzijnsproblemen en C100 tot en met C290 voor beslissingen met betrekking tot het vlees. De codes kunnen zo nodig verder worden onderverdeeld (bv. C141 voor een onschuldige gegeneraliseerde ziekte, C142 voor een ernstigere ziekte enz.). Indien codes worden gebruikt, moeten deze gemakkelijk beschikbaar zijn voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en moet de betekenis ervan passend worden toegelicht.
(3) Microbiologische, chemische, serologische enz. (resultaten bijvoegen).
BIJLAGE II
PRAKTISCHE REGELINGEN VOOR HET GEZONDHEIDSMERK OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 48
1. |
Het gezondheidsmerk moet een ovaal merk van tenminste 6,5 cm lang en 4,5 cm hoog zijn, en moet de volgende, goed leesbare informatie bevatten:
|
2. |
De letters moeten ten minste 0,8 cm en de cijfers ten minste 1 cm hoog zijn. De afmetingen van de letters en het merk mogen worden verkleind bij gezondheidsmerken voor lammeren, geitjes en biggen. |
3. |
De voor de gezondheidsmerken gebruikte inkt moet voldoen aan de voorschriften van de Unie met betrekking tot het gebruik van kleurstoffen in levensmiddelen. |
4. |
Het gezondheidsmerk kan ook een verwijzing bevatten naar de officiële dierenarts die het vlees aan een gezondheidskeuring heeft onderworpen. |
BIJLAGE III
TESTMETHODEN VOOR RAUWE MELK EN VOOR WARMTEBEHANDELDE KOEMELK OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 50
HOOFDSTUK I
BEPALING VAN HET KIEMGETAL EN HET AANTAL SOMATISCHE CELLEN
A. |
Bij de controle aan de hand van de in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgelegde criteria worden de volgende normen als referentiemethoden gebruikt:
|
B. |
Het gebruik van alternatieve analysemethoden is aanvaardbaar:
|
HOOFDSTUK II
BEPALING VAN DE ALKALISCHE-FOSFATASEACTIVITEIT IN KOEMELK
A. |
Bij de bepaling van de alkalische-fosfataseactiviteit in gepasteuriseerde koemelk moet EN ISO-norm 11816-1 als referentiemethode worden gebruikt. |
B. |
De alkalische-fosfataseactiviteit in gepasteuriseerde koemelk wordt uitgedrukt in milli-eenheden enzymactiviteit per liter (mU/l). Een eenheid alkalische-fosfataseactiviteit is de hoeveelheid van het enzym alkalische-fosfatase die de omzetting van 1 micromol substraat per minuut katalyseert. |
C. |
De uitslag van een alkalische-fosfatasetest geldt als negatief indien de gemeten activiteit in de koemelk niet meer dan 350 mU/l bedraagt. |
D. |
Het gebruik van alternatieve analysemethoden is aanvaardbaar indien die methoden worden gevalideerd ten opzichte van de in deel A vermelde referentiemethoden overeenkomstig internationaal aanvaarde protocollen en voorschriften voor goede laboratoriumpraktijken. |
BIJLAGE IV
REFERENTIETESTMETHODE VOOR DE ANALYSE VAN E. COLI IN LEVENDE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN VOOR DE INDELING VAN PRODUCTIE- EN HERUITZETTINGSGEBIEDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 52, LID 2
De referentiemethode voor de analyse van E. coli in levende tweekleppige weekdieren is de in ISO 16649-3 gespecificeerde techniek voor detectie en het "meest waarschijnlijke aantal" (MWA). Er mogen alternatieve methoden worden gebruikt mits deze ten opzichte van deze referentiemethode worden gevalideerd overeenkomstig de criteria van ISO 16140.
BIJLAGE V
ERKENDE METHODEN VOOR DE DETECTIE VAN MARIENE BIOTOXINES OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 60
HOOFDSTUK I
DETECTIEMETHODE VOOR PARALYTIC SHELLFISH POISON
A. |
Het gehalte aan paralytic shellfish poisoning (PSP)-gifstoffen in het hele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel van tweekleppige weekdieren wordt bepaald overeenkomstig AOAC Official Method OMA 2005.06, zoals gepubliceerd in AOAC International Journal 88(6), 1714-1732 (Lawrence method), een bioassay in muizen of om het even welke andere internationaal erkende gevalideerde methode. |
B. |
Indien de resultaten worden betwist, geldt de in deel A bedoelde AOAC Official Method OMA 2005.06 als referentiemethode. |
HOOFDSTUK II
DETECTIEMETHODE VOOR AMNESIC SHELLFISH POISON
A. |
Het gehalte aan amnesic shellfish poison (ASP) in het hele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel van tweekleppige weekdieren wordt bepaald door middel van hogedrukvloeistofchromatografie met UV (HPLC/UV-methode) of om het even welke andere internationaal erkende gevalideerde methode. |
B. |
Voor screeningdoeleinden mag echter ook de AOAC Official Method OMA 2006.02, zoals gepubliceerd in AOAC International Journal 90, 1011-1027 (ASP enzymgekoppelde immuunadsorbent-techniek ELISA-methode) worden gebruikt, of om het even welke andere internationaal erkende gevalideerde methode. |
C. |
Indien de resultaten worden betwist, geldt de HPLC/UV-methode als referentiemethode. |
HOOFDSTUK III
DETECTIEMETHODEN VOOR LIPOFIELE TOXINES
A. |
De in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, lid 2, onder c), d) en e), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde testmethode voor de detectie van mariene biotoxines is de vloeistofchromatografie-massaspectrometriemethode/massaspectrometrie (EURL LC-MS/MS)-methode van het EU-referentielaboratorium. Deze methode stelt ten minste de aanwezigheid van de volgende verbindingen vast:
Indien nieuwe analogen van de bovengenoemde toxines optreden, waarvoor een toxiciteitsequivalentiefactor (TEF) is vastgesteld, worden zij in de analyse meegenomen. De totale toxiciteitsequivalentie wordt berekend aan de hand van de TEF's, zoals aanbevolen door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) in EFSA Journal (2008) 589, 1-62, of in een bijgewerkt advies van de EFSA. |
B. |
Andere dan de in deel A bedoelde methoden, zoals de LC-MS methode, HPLC met passende detectie, immunoassays en functionele tests als de fosfataseremmingstest, kunnen worden gebruikt als alternatief voor, of als aanvulling op, de EU-RL LC-MS/MS-methode, mits:
|
HOOFDSTUK IV
DETECTIE VAN NIEUWE OF ONBEKENDE MARIENE BIOTOXINES
Chemische methoden, alternatieve methoden met passende detectie, of de bioassay in muizen kunnen tijdens de periodieke monitoring van productiegebieden en heruitzettingsgebieden worden gebruikt om nieuwe of onbekende mariene biotoxines op te sporen op basis van nationale controleprogramma's die door de lidstaten worden opgesteld.
BIJLAGE VI
PRAKTISCHE REGELINGEN VOOR OFFICIËLE CONTROLES VAN VISSERIJPRODUCTEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 70
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
A. Organoleptische onderzoeken
Organoleptische steekproefcontroles vinden plaats in alle stadia van de productie, verwerking en distributie. Een doel van de controles is erop toe te zien dat de overeenkomstig deze verordening vastgestelde versheidsnormen worden nageleefd. Dit houdt met name in dat in alle stadia van productie, verwerking en distributie wordt nagegaan of de visserijproducten ten minste voldoen aan de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad (1) vastgelegde minimumversheidsnormen.
B. Versheidsindicatoren
Indien het organoleptisch onderzoek aanleiding geeft tot twijfel aangaande de versheid van de producten, mogen er monsters worden genomen die aan laboratoriumtests worden onderworpen om de gehalten aan totale vluchtige basestikstof (TVB-N) en trimethylaminestikstof (TMA-N) te bepalen overeenkomstig de technische regelingen in hoofdstuk II.
De bevoegde autoriteiten hanteren de criteria die in deze verordening zijn vastgelegd.
Indien het organoleptisch onderzoek aanleiding is tot een vermoeden van de aanwezigheid van andere risico's voor de menselijke gezondheid, worden geschikte monsters genomen voor verificatiedoeleinden.
C. Histamine
Er worden steekproefsgewijs histaminecontroles uitgevoerd om erop toe te zien dat de in Verordening (EG) nr. 2073/2005 vastgelegde grenswaarden niet worden overschreden.
D. Residuen en verontreinigingen
Overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG en Beschikking 97/747/EG worden toezichtsregelingen vastgesteld om na te gaan of de EU-wetgeving wordt nageleefd met betrekking tot:
— |
maximumwaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 37/2010 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/470; |
— |
verboden en niet-toegestane stoffen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 37/2010, Richtlijn 96/22/EG en Beschikking 2005/34/EG; |
— |
verontreinigingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1881/2006, waarin maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen zijn vastgelegd, en |
— |
bestrijdingsmiddelenresiduen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 396/2005. |
E. Microbiologische controles
Indien nodig vinden microbiologische controles plaats overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2073/2005 vastgelegde desbetreffende voorschriften en criteria.
F. Parasieten
Risicogebaseerde tests worden uitgevoerd om na te gaan of bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk III, deel D, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en bijlage II, sectie I, bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 worden nageleefd.
G. Giftige visserijproducten
Controles vinden plaats om te verzekeren dat:
1. |
visserijproducten die zijn afgeleid van giftige vis van de volgende families niet in de handel worden gebracht: Tetraodontidae, Molidae, Diodontidae en Canthigasteridae; |
2. |
verse, bereide, ingevroren en verwerkte visserijproducten van de familie Gempylidae, met name Ruvettus pretiosus en Lepidocybium flavobrunneum, uitsluitend in een onmiddellijke verpakking of verpakking in de handel worden gebracht en een etiket dragen met de nodige consumenteninformatie over de bereidingswijz |