ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 75

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
19 maart 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/428 van de Commissie van 12 juli 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de handelsnormen voor de sector groenten en fruit

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/429 van de Commissie van 11 januari 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methode en criteria voor de beoordeling en erkenning van regelingen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen met betrekking tot tin, tantaal, wolfraam en goud

59

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/430 van de Commissie van 18 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 voor wat betreft de uitoefening van beperkte bevoegdheden zonder toezicht vóór de afgifte van een bevoegdheidsbewijs als recreatief vlieger ( 1 )

66

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/431 van de Commissie van 18 maart 2019 tot 296e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

68

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/432 van de Commissie van 18 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak

70

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/433 van de Raad van 20 februari 2018 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, opgerichte Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-A (Regels inzake financiële diensten), bijlage XXVIII-B (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten) en bijlage XXVIII-D (Regels ten aanzien van internationale zeevaart) bij de overeenkomst

72

 

*

Besluit (EU) 2019/434 van de Commissie van 27 februari 2019 over het voorgestelde burgerinitiatief Europe CARES — Inclusief kwaliteitsonderwijs voor kinderen met een handicap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 1545)

103

 

*

Besluit (EU) 2019/435 van de Commissie van 12 maart 2019 betreffende het voorgestelde burgerinitiatief Housing for All (Kennisgeving geschied onder C(2019) 2004)

105

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/436 van de Commissie van 18 maart 2019 inzake de ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor machines

108

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2019 van de Gezamenlijke Raad, die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, van 19 februari 2019 betreffende de vaststelling van het reglement van orde van de Gezamenlijke Raad en van het Handels- en ontwikkelingscomité [2019/437]

120

 

*

Besluit nr. 2/2019 van de Gezamenlijke Raad die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, van 19 februari 2019 betreffende de vaststelling van het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen en de gedragscode voor arbiters en bemiddelaars [2019/438]

128

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/428 VAN DE COMMISSIE

van 12 juli 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de handelsnormen voor de sector groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 75, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) bevat nadere bepalingen betreffende de handelsnormen voor groenten en fruit.

(2)

Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mogen verpakkingen met een nettogewicht van 5 kg of minder die mengsels van verschillende soorten groenten en fruit bevatten, in de handel worden gebracht. Om eerlijke handelsvoorwaarden te waarborgen en tegemoet te komen aan de vraag van sommige consumenten naar dergelijke mengsels, moeten identieke regels gelden voor verpakkingen met verschillende soorten fruit en verpakkingen met verschillende soorten groenten.

(3)

Van 2013 tot 2017 heeft de „Working Party on Agricultural Quality Standards” (Werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE) de normen van de UN/ECE voor appelen, citrusvruchten, kiwi's, sla, krulandijvie en andijvie, perziken en nectarines, peren, aardbeien, paprika's, tafeldruiven en tomaten herzien. Om te voorkomen dat onnodige handelsbelemmeringen worden opgeworpen, moeten de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 vastgestelde algemene en specifieke handelsnormen voor die soorten groenten en fruit in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe normen van de UN/ECE.

(4)

Met name moet op grond van de UN/ECE-normen de ISO 3166-lettercode voor het land/gebied worden vermeld in combinatie met de code van de verpakker of verzender wanneer de verpakker of verzender een fysiek adres in een ander land dan het land van oorsprong van de producten heeft. Die verplichting moet worden opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

(5)

Verordening (EU) nr. 543/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om de marktdeelnemers voldoende tijd te geven om zich aan het nieuwe voorschrift met betrekking tot de landcode aan te passen, moet worden toegestaan dat zij de bestaande, door een officiële dienst afgegeven of erkende codes van de verpakkers of verzenders gebruiken tot en met 31 december 2019,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Mengsels

1.   Verpakkingen met een nettogewicht van 5 kg of minder die mengsels van verschillende soorten fruit, verschillende soorten groenten of verschillende soorten groenten en fruit bevatten, mogen worden afgezet op voorwaarde dat:

a)

de producten van homogene kwaliteit zijn en elk product voldoet aan de betrokken specifieke handelsnorm of, bij gebrek aan een specifieke handelsnorm voor een bepaald product, aan de algemene handelsnorm;

b)

de verpakking juist is geëtiketteerd overeenkomstig dit hoofdstuk, en

c)

het mengsel de consument niet kan misleiden.

2.   De in lid 1, onder a), vastgestelde voorschriften gelden niet voor de in een mengsel opgenomen producten die geen producten van de sector groenten en fruit zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder i), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

3.   Indien de in een mengsel opgenomen producten van oorsprong uit meer dan één lidstaat of derde land zijn, mag de volledige naam van de landen van oorsprong worden vervangen door, naargelang van het geval:

a)

„mengsel van uit de EU afkomstig fruit”, „mengsel van uit de EU afkomstige groenten” of „mengsel van uit de EU afkomstige groenten en fruit”;

b)

„mengsel van niet uit de EU afkomstig fruit”, „mengsel van niet uit de EU afkomstige groenten” of „mengsel van niet uit de EU afkomstige groenten en fruit”;

c)

„mengsel van uit de EU en niet uit de EU afkomstig fruit”, „mengsel van uit de EU en niet uit de EU afkomstige groenten” of „mengsel van uit de EU en niet uit de EU afkomstige groenten en fruit”.

(*1)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).”."

2)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Overgangsbepaling

Door een officiële dienst afgegeven of erkende codes van de verpakkers of verzenders die geen ISO 3166-lettercode voor het land/gebied bevatten, mogen nog op de verpakkingen worden gebruikt tot en met 31 december 2019.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

HANDELSNORMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3

DEEL A

Algemene handelsnorm

In deze algemene handelsnorm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen groenten en fruit na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

een gering kwaliteitsverlies als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

1.   Minimumvereisten

Onverminderd de toegestane toleranties moeten de producten als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De producten moeten in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling,

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

2.   Minimumeisen inzake rijpheid

De producten moeten voldoende ontwikkeld zijn, maar mogen niet te ontwikkeld zijn, en het fruit moet voldoende rijp zijn, maar mag niet overrijp zijn.

De producten moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en zo een toereikende rijpheidsgraad te bereiken.

3.   Tolerantie

10 % van het aantal stuks of van het gewicht van de partij mag bestaan uit producten die niet aan de minimumeisen inzake kwaliteit voldoen. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

4.   Aanduidingen

Op iedere verpakking (1) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv.: straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Oorsprong

Volledige naam van het land van oorsprong (2). Met betrekking tot producten van oorsprong uit een lidstaat dient het land van oorsprong te worden vermeld in de taal van het land van oorsprong of in een andere taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming. Met betrekking tot andere producten dient het land van oorsprong te worden vermeld in een taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming.

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL B

Specifieke handelsnormen

DEEL 1:   HANDELSNORM VOOR APPELEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op appelvariëteiten (cultivars) van Malus domestica Borkh. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen appelen na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten appelen in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van ernstige glazigheid, behalve bij appelen van de variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een „V” zijn aangemerkt,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De appelen moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De appelen moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.

De appelen moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en de juiste, bij de kenmerken van de betrokken variëteit behorende rijpheidsgraad te bereiken.

De naleving van de minimumeisen inzake rijpheid kan aan verschillende parameters worden getoetst (bijv. morfologie, smaak, vastheid en brekingsindex).

C.   Indeling

Appelen worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen.

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde appelen moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit (3) hebben en het steeltje moet intact zijn.

Wat de voor de variëteit kenmerkende oppervlaktekleur betreft, moeten de appelen aan de volgende minimumeisen voldoen:

appelen van kleurgroep A moeten op 3/4 van de totale oppervlakte rood zijn,

appelen van kleurgroep B moeten op 1/2 van de totale oppervlakte gemengd rood zijn,

appelen van kleurgroep C moeten op 1/3 van de totale oppervlakte rood, licht rood of rood gestreept zijn,

voor appelen van kleurgroep D is er geen minimale kleurvereiste.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De appelen mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van de volgende zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

zeer kleine afwijkingen aan de schil,

zeer geringe ruwschilligheid (4), zoals:

bruine vlekken, op voorwaarde dat deze niet buiten de steelholte voorkomen en niet ruw zijn, en/of

lichte verspreide sporen van ruwschilligheid.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde appelen moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (5) bezitten.

Wat de voor de variëteit kenmerkende oppervlaktekleur betreft, moeten de appelen aan de volgende minimumeisen voldoen:

appelen van kleurgroep A moeten op 1/2 van de totale oppervlakte rood zijn,

appelen van kleurgroep B moeten op 1/3 van de totale oppervlakte gemengd rood zijn,

appelen van kleurgroep C moeten op 1/10 van de totale oppervlakte rood, licht rood of rood gestreept zijn,

voor appelen van kleurgroep D is er geen minimale kleurvereiste.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een geringe afwijking in ontwikkeling,

een geringe kleurafwijking,

geringe niet-verkleurde kneuzingen op niet meer dan 1 cm2 van de totale oppervlakte,

geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:

2 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

1 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia inaequalis), die samen ten hoogste 0,25 cm2 groot mogen zijn,

geringe ruwschilligheid (6), zoals:

bruine vlekken die enigszins buiten de steel- of stamperholte mogen komen, maar niet ruw mogen zijn, en/of

netvormig fijne ruwschilligheid op maximaal 1/5 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat deze niet sterk afsteekt tegen de algemene kleur van de vrucht, en/of

dichte ruwschilligheid op maximaal 1/20 van de totale oppervlakte van de vrucht,

de netvormig fijne ruwschilligheid en de dichte ruwschilligheid mogen samen op niet meer dan 1/5 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.

Het steeltje mag ontbreken op voorwaarde dat het breukvlak netjes is en de schil eromheen onbeschadigd is.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren appelen die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.

Op voorwaarde dat de appelen nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

afwijkingen in ontwikkeling,

kleurafwijkingen,

licht verkleurde kneuzingen met een totale oppervlakte van niet meer dan 1,5 cm2,

afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:

4 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

2,5 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia inaequalis), die samen ten hoogste 1 cm2 groot mogen zijn;

geringe ruwschilligheid (7), zoals:

bruine vlekken die buiten de steel- of stamperholte mogen komen en lichtjes ruw mogen zijn, en/of

netvormig fijne ruwschilligheid op maximaal 1/2 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat deze niet sterk afsteekt tegen de algemene kleur van de vrucht, en/of

dichte ruwschilligheid op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de vrucht,

de netvormig fijne ruwschilligheid en de dichte ruwschilligheid mogen samen op niet meer dan 1/2 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De appelen worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het gewicht.

De appelen moeten bij sortering op basis van de diameter ten minste 60 mm groot zijn, of bij sortering op basis van het gewicht ten minste 90 g wegen. Kleinere of lichtere vruchten zijn aanvaardbaar indien de Brix-waarde (8) ervan ten minste 10,5° bedraagt en de vruchten niet kleiner zijn dan 50 mm of niet minder wegen dan 70 g.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

5 mm voor vruchten van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten van de klassen I en II, Voor appelen van de variëteiten Bramley's Seedling (Bramley, Triomphe de Kiel) en Horneburger mag het verschil in diameter evenwel 10 mm bedragen, en

10 mm voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I. Voor appelen van de variëteiten Bramley's Seedling (Bramley, Triomphe de Kiel) en Horneburger mag het verschil in diameter evenwel 20 mm bedragen.

b)

voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

voor appelen van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte appelen van de klassen I en II:

Gewichtsschaal (g)

Gewichtsverschil (g)

70-90

15 g

91-135

20 g

136-200

30 g

201-300

40 g

> 300

50 g

voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I:

Gewichtsschaal (g)

Uniformiteit (g)

70-135

35

136-300

70

> 300

100

In de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse II hoeven qua grootte niet homogeen te zijn.

Variëteiten van miniatuurappelen die in het aanhangsel bij deze norm met een „M” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de sorteringsvoorschriften. Deze miniatuurvariëteiten moeten een Brix-waarde (9) van minstens 12° hebben.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de appelen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de appelen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit appelen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit appelen die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. Deze tolerantie geldt niet voor vruchten die ten minste:

5 mm kleiner zijn dan de minimumdiameter,

10 g lichter zijn dan het minimumgewicht.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit appelen van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en rijpheidsgraad.

Bovendien moeten de vruchten in de klasse Extra uniform van kleur zijn.

Appelen van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken variëteit homogeen zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

B.   Verpakking

De verpakking moet de appelen goed beschermen. Met name verkoopverpakkingen met een nettogewicht van meer dan 3 kg moeten stevig genoeg zijn om het product degelijk te beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (10) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Appelen” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. In het geval van mengsels van appelen van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Handelsbenamingen (11) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem worden opgegeven.

Bij mutanten met variëteitbescherming mag de naam van de betrokken variëteit de naam van de basisvariëteit vervangen. Bij mutanten zonder variëteitbescherming mag de naam van de mutant slechts worden vermeld ter aanvulling van de naam van de basisvariëteit.

Indien van toepassing „miniatuurvariëteit”.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (12) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

In het geval van mengsels van duidelijk verschillende appelvariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse of, voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten, aantal stuks.

Als de grootteklasse wordt vermeld, wordt deze als volgt aangegeven:

a)

voor producten waarvoor de uniformiteitsregels gelden: door vermelding van de minimum- en de maximumdiameter of het minimum- en het maximumgewicht;

b)

facultatief, voor vruchten waarvoor de uniformiteitsregels niet gelden: door vermelding van de diameter of het gewicht van de kleinste vrucht in de verpakking, gevolgd door „en meer” of een gelijkwaardige uitdrukking of, eventueel, door de diameter of het gewicht van de grootste vrucht in de verpakking.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

„Aanhangsel

Niet-limitatieve lijst van appelvariëteiten

Vruchten van variëteiten die niet in de lijst zijn vermeld, moeten op basis van de kenmerken van de variëteit worden ingedeeld.

Bepaalde in de onderstaande tabel vermelde variëteiten mogen worden afgezet onder benamingen waarvoor in één of meerdere landen bescherming als handelsmerk is aangevraagd of verkregen. De eerste drie kolommen van de onderstaande tabel bevatten geen dergelijke handelsmerken. In de vierde kolom is, uitsluitend ter informatie, een aantal bekende merken vermeld.

Legende:

M

=

miniatuurvariëteit

R

=

variëteit met ruwschilligheid

V

=

glazigheid

*

=

mutant zonder variëteitbescherming, maar gekoppeld aan een geregistreerd/beschermd handelsmerk; mutanten waar geen asterisk bij staat, zijn beschermde variëteiten.

Variëteit

Mutant

Synoniem

Handelsmerk

Kleurgroep

Aanvullende specificaties

African Red

 

 

African Carmine ™

B

 

Akane

 

Tohoku 3, Primerouge

 

B

 

Alkmene

 

Early Windsor

 

C

 

Alwa

 

 

 

B

 

Amasya

 

 

 

B

 

Ambrosia

 

 

Ambrosia ®

B

 

Annurca

 

 

 

B

 

Ariane

 

 

Les Naturianes ®

B

 

Arlet

 

Swiss Gourmet

 

B

R

AW 106

 

 

Sapora ®

C

 

Belgica

 

 

 

B

 

Belle de Boskoop

 

Schone van Boskoop, Goudreinette

 

D

R

 

Boskoop rouge

Red Boskoop, Roter Boskoop, Rode Boskoop

 

B

R

 

Boskoop Valastrid

 

 

B

R

Berlepsch

 

Freiherr von Berlepsch

 

C

 

 

Berlepsch rouge

Red Berlepsch, Roter Berlepsch

 

B

 

Braeburn

 

 

 

B

 

 

Hidala

 

Hillwell ®

A

 

 

Joburn

 

Aurora ™, Red Braeburn ™, Southern Rose ™

A

 

 

Lochbuie Red Braeburn

 

 

A

 

 

Mahana Red Braeburn

 

Redfield ®

A

 

 

Mariri Red

 

Eve ™, Aporo ®

A

 

 

Royal Braeburn

 

 

A

 

Bramley's Seedling

 

Bramley, Triomphe de Kiel

 

D

 

Cardinal

 

 

 

B

 

Caudle

 

 

Cameo ®, Camela®

B

 

 

Cauflight

 

Cameo ®, Camela®

A

 

CIV323

 

 

Isaaq ®

B

 

CIVG198

 

 

Modi ®

A

 

Civni

 

 

Rubens ®

B

 

Collina

 

 

 

C

 

Coop 38

 

 

Goldrush ®, Delisdor ®

D

R

Coop 39

 

 

Crimson Crisp ®

A

 

Coop 43

 

 

Juliet ®

B

 

Coromandel Red

 

Corodel

 

A

 

Cortland

 

 

 

B

 

Cox's Orange Pippin

 

Cox orange, Cox's O.P.

 

C

R

Cripps Pink

 

 

Pink Lady ®, Flavor Rose ®

C

 

 

Lady in Red

 

Pink Lady ®

B

 

 

Rosy Glow

 

Pink Lady ®

B

 

 

Ruby Pink

 

 

B

 

Cripps Red

 

 

Sundowner ™, Joya ®

B

 

Dalinbel

 

 

Antares ®

B

R

Delblush

 

 

Tentation ®

D

 

Delcorf

 

 

Delbarestivale ®

C

 

 

Celeste

 

 

B

 

 

Bruggers Festivale

 

Sissired ®

A

 

 

Dalili

 

Ambassy ®

A

 

 

Wonik*

 

Appache ®

A

 

Delcoros

 

 

Autento ®

A

 

Delgollune

 

 

Delbard Jubilé ®

B

 

Delicious ordinaire

 

Ordinary Delicious

 

B

 

Discovery

 

 

 

C

 

Dykmanns Zoet

 

 

 

C

 

Egremont Russet

 

 

 

D

R

Elise

 

De Roblos, Red Delight

 

A

 

Elstar

 

 

 

C

 

 

Bel-El

 

Red Elswout ®

C

 

 

Daliest

 

Elista ®

C

 

 

Daliter

 

Elton ™

C

 

 

Elshof

 

 

C

 

 

Elstar Boerekamp

 

Excellent Star ®

C

 

 

Elstar Palm

 

Elstar PCP ®

C

 

 

Goedhof

 

Elnica ®

C

 

 

Red Elstar

 

 

C

 

 

RNA9842

 

Red Flame ®

C

 

 

Valstar

 

 

C

 

 

Vermuel

 

Elrosa ®

C

 

Empire

 

 

 

A

 

Fiesta

 

Red Pippin

 

C

 

Fresco

 

 

Wellant ®

B

R

Fuji

 

 

 

B

V

 

Aztec

 

Fuji Zhen ®

A

V

 

Brak

 

Fuji Kiku ® 8

B

V

 

Fuji Fubrax

 

Fuji Kiku ® Fubrax

B

V

 

Fuji Supreme

 

 

A

V

 

Heisei Fuji

 

Beni Shogun ®

A

V

 

Raku-Raku

 

 

B

V

Gala

 

 

 

C

 

 

Baigent

 

Brookfield ®

A

 

 

Bigigalaprim

 

Early Red Gala ®

B

 

 

Fengal

 

Gala Venus

A

 

 

Gala Schnico

 

Schniga ®

A

 

 

Gala Schnico Red

 

Schniga ®

A

 

 

Galaval

 

 

A

 

 

Galaxy

 

Selekta ®

B

 

 

Gilmac

 

Neon ®

A

 

 

Imperial Gala

 

 

B

 

 

Jugula

 

 

B

 

 

Mitchgla

 

Mondial Gala ®

B

 

 

Natali Gala

 

 

B

 

 

Regal Prince

 

Gala Must ®

B

 

 

Royal Beaut

 

 

A

 

 

Simmons

 

Buckeye ® Gala

A

 

Gloster

 

 

 

B

 

Golden 972

 

 

 

D

 

Golden Delicious

 

Golden

 

D

 

 

CG10 Yellow Delicious

 

Smothee ®

D

 

 

Golden Delicious Reinders

 

Reinders ®

D

 

 

Golden Parsi

 

Da Rosa ®

D

 

 

Leratess

 

Pink Gold ®

D

 

 

Quemoni

 

Rosagold ®

D

 

Goldstar

 

 

Rezista Gold Granny ®

D

 

Gradigold

 

 

Golden Supreme ™, Golden Extreme ™

D

 

Gradiyel

 

 

Goldkiss ®

D

 

Granny Smith

 

 

 

D

 

 

Dalivair

 

Challenger ®

D

 

Gravensteiner

 

Gravenstein

 

D

 

Hokuto

 

 

 

C

 

Holsteiner Cox

 

Holstein

 

C

R

Honeycrisp

 

 

Honeycrunch ®

C

 

Horneburger

 

 

 

D

 

Idared

 

 

 

B

 

 

Idaredest

 

 

B

 

 

Najdared

 

 

B

 

Ingrid Marie

 

 

 

B

R

James Grieve

 

 

 

D

 

Jonagold

 

 

 

C

 

 

Early Jonagold

 

Milenga ®

C

 

 

Dalyrian

 

 

C

 

 

Decosta

 

 

C

 

 

Jonagold Boerekamp

 

Early Queen ®

C

 

 

Jonagold Novajo

Veulemanns

 

C

 

 

Jonagored

 

Morren's Jonagored ®

C

 

 

Jonagored Supra

 

Morren's Jonagored ® Supra ®

C

 

 

Red Jonaprince

 

Wilton's ®, Red Prince ®

C

 

 

Rubinstar

 

 

C

 

 

Schneica

Jonica

 

C

 

 

Vivista

 

 

C

 

Jonathan

 

 

 

B

 

Karmijn de Sonnaville

 

 

 

C

R

La Flamboyante

 

 

Mairac ®

B

 

Laxton's Superb

 

 

 

C

R

Ligol

 

 

 

B

 

Lobo

 

 

 

B

 

Lurefresh

 

 

Redlove ® Era ®

A

 

Lureprec

 

 

Redlove ® Circe ®

A

 

Luregust

 

 

Redlove ® Calypso ®

A

 

Luresweet

 

 

Redlove ® Odysso ®

A

 

Maigold

 

 

 

B

 

Maribelle

 

 

Lola ®

B

 

McIntosh

 

 

 

B

 

Melrose

 

 

 

C

 

Milwa

 

 

Diwa ®, Junami ®

B

 

Moonglo

 

 

 

C

 

Morgenduft

 

Imperatore

 

B

 

Mountain Cove

 

 

Ginger Gold ™

D

 

Mutsu

 

Crispin

 

D

 

Newton

 

 

 

C

 

Nicogreen

 

 

Greenstar ®

D

 

Nicoter

 

 

Kanzi ®

B

 

Northern Spy

 

 

 

C

 

Ohrin

 

Orin

 

D

 

Paula Red

 

 

 

B

 

Pinova

 

 

Corail ®

C

 

 

RoHo 3615

 

Evelina ®

B

 

Piros

 

 

 

C

 

Plumac

 

 

Koru ®

B

 

Prem A153

 

 

Lemonade ®, Honeymoon ®

C

 

Prem A17

 

 

Smitten ®

C

 

Prem A280

 

 

Sweetie™

B

 

Prem A96

 

 

Rockit ™

B

M

Rafzubin

 

 

Rubinette ®

C

 

 

Rafzubex

 

Rubinette ® Rosso

A

 

Rajka

 

 

Rezista Romelike ®

B

 

Red Delicious

 

Rouge américaine

 

A

 

 

Campsur

 

Red Chief ®

A

 

 

Erovan

 

Early Red One ®

A

 

 

Evasni

 

Scarlet Spur ®

A

 

 

Stark Delicious

 

 

A

 

 

Starking

 

 

C

 

 

Starkrimson

 

 

A

 

 

Starkspur

 

 

A

 

 

Topred

 

 

A

 

 

Trumdor

 

Oregon Spur Delicious ®

A

 

Reine des Reinettes

 

Gold Parmoné, Goldparmäne

 

C

V

Reinette grise du Canada

 

Graue Kanadarenette, Renetta Canada

 

D

R

Rome Beauty

 

Belle de Rome, Rome, Rome Sport

 

B

 

Rubin

 

 

 

C

 

Rubinola

 

 

 

B

 

Šampion

 

Shampion, Champion, Szampion

 

B

 

 

Reno 2

 

 

A

 

 

Šampion Arno

Szampion Arno

 

A

 

Santana

 

 

 

B

 

Sciearly

 

 

Pacific Beauty ™

A

 

Scifresh

 

 

Jazz ™

B

 

Sciglo

 

 

Southern Snap ™

A

 

Scilate

 

 

Envy ®

B

 

Sciray

 

GS48

 

A

 

Scired

 

 

Pacific Queen ™

A

R

Sciros

 

 

Pacific Rose ™

A

 

Senshu

 

 

 

C

 

Spartan

 

 

 

A

 

Stayman

 

 

 

B

 

Summerred

 

 

 

B

 

Sunrise

 

 

 

A

 

Sunset

 

 

 

D

R

Suntan

 

 

 

D

R

Sweet Caroline

 

 

 

C

 

Topaz

 

 

 

B

 

Tydeman's Early Worcester

 

Tydeman's Early

 

B

 

Tsugaru

 

 

 

C

 

UEB32642

 

 

Opal ®

D

 

Worcester Pearmain

 

 

 

B

 

York

 

 

 

B

 

Zari

 

 

 

B

 

DEEL 2:   HANDELSNORM VOOR CITRUSVRUCHTEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op citrusvruchten van variëteiten (cultivars) van de onderstaande soorten die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking:

citroenen van de soort Citrus limon (L.) Burm. f. en van hybriden daarvan,

mandarijnen van de soort Citrus reticulata Blanco, met inbegrip van satsuma's (Citrus unshiu Marcow.), clementines (Citrus clementina hort. ex Tanaka.), mediterrane mandarijnen (Citrus deliciosa Ten.) en tangerines (Citrus tangerina Tanaka) van deze soorten en van hybriden daarvan,

sinaasappelen van de soort Citrus sinensis (L.) Osbeck en van hybriden daarvan.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen de citrusvruchten na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de citrusvruchten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

vrij van kneuzingen en/of grote dichtgegroeide beschadigingen,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van tekenen van verschrompeling en uitdroging,

vrij van schade als gevolg van koude of vorst,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De citrusvruchten moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De citrusvruchten moeten volgens de voor de variëteit, de pluktijd en het productiegebied geldende criteria behoorlijk ontwikkeld en gerijpt zijn.

De rijpheid van citrusvruchten wordt vastgesteld aan de hand van de volgende voor iedere soort genoemde parameters:

minimumsapgehalte,

minimumverhouding suiker/zuren (13),

kleur.

De kleur moet zo zijn dat de citrusvruchten door hun normale verdere ontwikkeling de voor de variëteit kenmerkende kleur bereiken op de plaats van bestemming.

 

Minimum-sapgehalte (%)

Minimum-verhouding suiker/zuren

Kleur

Citroenen

20

 

De kleur moet kenmerkend zijn voor de variëteit. Groene vruchten die wel het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben, zijn toegestaan, tenzij zij donkergroen zijn.

Satsuma's, clementines en andere mandarijnvariëteiten en de hybriden daarvan

Satsuma's

33

6,5:1

De vrucht moet over ten minste een derde van de oppervlakte zijn voor de variëteit kenmerkende kleur hebben.

Clementines

40

7,0:1

Andere mandarijnvariëteiten en de hybriden daarvan

33

7,5:1 (14)

Sinaasappelen

Bloedsinaasappelen

30

6,5:1

De kleur moet kenmerkend zijn voor de variëteit. Vruchten die op maximaal een vijfde van de totale oppervlakte lichtgroen zijn, maar wel het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben, zijn toegestaan.

Sinaasappelen die geteeld worden in gebieden waar tijdens de groeiperiode hoge temperaturen en een hoge relatieve vochtigheidsgraad heersen, mogen op meer dan een vijfde van de totale oppervlakte groen gekleurd zijn, op voorwaarde dat zij het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben.

Navelsinaasappelen

33

6,5:1

Overige variëteiten

35

6,5:1

Mosambi, Sathgudi en Pacitan met een groene kleur op meer dan een vijfde van de oppervlakte

33

 

Andere variëteiten met een groene kleur op meer dan een vijfde van de oppervlakte

45

 

Citrusvruchten die aan deze rijpheidscriteria beantwoorden, mogen een behandeling ondergaan die hun groene kleur doet verdwijnen. Deze behandeling is slechts toegestaan indien de andere natuurlijke organoleptische kenmerken niet worden gewijzigd.

C.   Indeling

Citrusvruchten worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde citrusvruchten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde citrusvruchten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

geringe kleurafwijkingen, inclusief lichte zonnebrandplekken,

geringe, zich verder ontwikkelende afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze het vruchtvlees niet aantasten,

geringe afwijkingen aan de schil die tijdens de vorming van de vrucht ontstaan, zoals zilverkleurige korsten, schroeiingen of schade door plagen,

kleine dichtgegroeide beschadigingen als gevolg van mechanische oorzaken zoals hagel, wrijving en schokken bij de goederenbehandeling,

in geringe mate en gedeeltelijk loszittende schil voor alle vruchten van de mandarijnengroep.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren citrusvruchten die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar wel voldoen aan de eerder genoemde minimumeisen.

Op voorwaarde dat de citrusvruchten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

kleurafwijkingen, inclusief zonnebrandplekken,

zich verder ontwikkelende afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze het vruchtvlees niet aantasten,

afwijkingen aan de schil die tijdens de vorming van de vrucht ontstaan, zoals zilverkleurige korsten, schroeiingen of schade door plagen,

dichtgegroeide beschadigingen als gevolg van mechanische oorzaken zoals hagel, wrijving of schokken bij de goederenbehandeling,

oppervlakkige dichtgegroeide aantasting van de schil,

ruwe schil,

in geringe mate en gedeeltelijk loszittende schil voor sinaasappelen en gedeeltelijk loszittende schil voor alle vruchten van de mandarijnengroep.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De citrusvruchten worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het aantal stuks.

A.   Minimumgrootte

De volgende minimumgrootten zijn van toepassing:

Vrucht

Diameter (mm)

Citroenen

45

Satsuma's, andere mandarijnvariëteiten en hybriden daarvan

45

Clementines

35

Sinaasappelen

53

B.   Uniformiteit

De citrusvruchten worden aan de hand van één van de volgende opties gesorteerd:

a)

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

10 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) < 60 mm

15 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) ≥ 60 mm maar < 80 mm

20 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) ≥ 80 mm maar < 110 mm

geen beperkingen op het gebied van verschil in diameter voor vruchten ≥ 110 mm.

b)

Indien grootteklassencodes worden toegepast, moeten de in de volgende tabel aangegeven codes en schalen in acht worden genomen:

 

Grootteklassencode

Diameter (mm)

Citroenen

 

0

79 - 90

 

1

72 - 83

 

2

68 - 78

 

3

63 - 72

 

4

58 - 67

 

5

53 - 62

 

6

48 - 57

 

7

45 - 52

Satsuma's, clementines en andere mandarijnvariëteiten en hybriden daarvan

 

1 - XXX

78 en meer

 

1 - XX

67 - 78

 

1 of 1 - X

63 - 74

 

2

58 - 69

 

3

54 - 64

 

4

50 - 60

 

5

46 - 56

 

6 (15)

43 - 52

 

7

41 - 48

 

8

39 - 46

 

9

37 - 44

 

10

35 - 42

Sinaasappelen

 

0

92 - 110

 

1

87 - 100

 

2

84 - 96

 

3

81 - 92

 

4

77 - 88

 

5

73 - 84

 

6

70 - 80

 

7

67 - 76

 

8

64 - 73

 

9

62 - 70

 

10

60 - 68

 

11

58 - 66

 

12

56 - 63

 

13

53 - 60

Voor de uniformiteit inzake grootte gelden de hierboven vermelde sorteringsschalen, behalve in de volgende gevallen:

bij vruchten in palletdozen of in een verkoopverpakking met een maximaal nettogewicht van 5 kg mag het maximale verschil niet groter zijn dan het uit de samenvoeging van de drie opeenvolgende sorteringsschalen voorvloeiende verschil tussen de minimum- en de maximumdiameter.

c)

Voor naar aantal stuks gesorteerde vruchten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a).

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de citrusvruchten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de citrusvruchten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit citrusvruchten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: 10 % van het aantal stuks of van het gewicht mag behoren tot de sorteringsschaal onmiddellijk boven en/of beneden de op de verpakking vermelde sorteringsschaal (of drie opeenvolgende sorteringsschalen).

De tolerantie van 10 % geldt in ieder geval uitsluitend voor vruchten met een diameter die niet kleiner is dan de onderstaande waarden:

Vrucht

Diameter (mm)

Citroenen

43

Satsuma's, andere mandarijnvariëteiten en hybriden daarvan

43

Clementines

34

Sinaasappelen

50

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit citrusvruchten van dezelfde oorsprong, kwaliteit en grootteklasse en van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, met vrijwel dezelfde mate van rijpheid en ontwikkeling.

Bovendien moeten de vruchten van de klasse Extra uniform van kleur zijn.

Citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken soort homogeen zijn wat de variëteit of het handelstype en de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de citrusvruchten goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

Wanneer iedere vrucht afzonderlijk wordt verpakt, moet hiervoor dun, droog, nieuw en reukloos (16) papier worden gebruikt.

Het is verboden stoffen of materiaal te gebruiken waardoor de natuurlijke kenmerken van de citrusvruchten, en met name de smaak of de geur (17), kunnen worden gewijzigd.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten. Er mag echter wel een kort (niet-houtachtig) takje met enkele groene bladeren aan de vruchten vastzitten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (18) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Citroenen”, „mandarijnen” of „sinaasappelen” indien de vruchten van buitenaf niet zichtbaar zijn.

„Mengsel van citrusvruchten” of een gelijkwaardige vermelding, en de gangbare naam van de verschillende soorten, wanneer het een mengsel van citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten betreft.

Voor sinaasappelen, de naam van de variëteit, en/of de desbetreffende variëteitengroep in het geval van navelsinaasappelen en „Valencia”.

Voor „satsuma's” en „clementines” is de gangbare naam van de soort verplicht en is de naam van de variëteit facultatief.

Voor andere mandarijnen en hybriden daarvan is de naam van de variëteit verplicht.

Voor citroenen is de naam van de variëteit facultatief.

„Met pitten” voor clementines met meer dan tien pitten.

„Zonder pitten” (facultatief, citrusvruchten zonder pitten kunnen af en toe pitten bevatten).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (19) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

In het geval van mengsels van citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken soort het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse, uitgedrukt als:

minimum- en maximumgrootte (in mm), of

grootteklassencode, eventueel gevolgd door een minimum- en maximumgrootte, of

aantal stuks.

In voorkomend geval, aanduiding van de conserveringsmiddelen of andere chemische substanties die na de oogst zijn gebruikt.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 3:   HANDELSNORM VOOR KIWI'S

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op kiwi's van variëteiten (cultivars) van Actinidia chinensis (Planch.) en Actinidia deliciosa (A. Chev.), C. F. Liang en A. R. Ferguson die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen kiwi's na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten kiwi's in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact (maar zonder steel),

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vast genoeg; niet te zacht, verschrompeld of vol water,

goed gevormd; geen aaneengegroeide vruchten,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De kiwi's moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Minimumeisen inzake rijpheid

De kiwi's moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.

Om aan deze eis te voldoen, moeten de kiwi's in het stadium van de verpakking een rijpheidsgraad van ten minste 6,2° Brix (20) of een gemiddeld drogestofgehalte van 15 % hebben bereikt, waardoor zij aan het begin van de afzetketen een Brix-waarde (20) van 9,5° halen.

C.   Indeling

Kiwi's worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde kiwi's moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

De kiwi's moeten vast zijn en het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

De verhouding tussen de minimale en de maximale diameter van de dwarsdoorsnede van de vruchten moet ten minste 0,8 bedragen.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde kiwi's moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

De kiwi's moeten vast zijn en het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking (echter geen zwellingen of misvormingen),

lichte kleurafwijkingen,

geringe afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat de totale oppervlakte daarvan niet groter is dan 1 cm2,

kleine „Hayward-merk”-achtige, niet-uitstulpende overlangse lijnen.

De verhouding tussen de minimale en de maximale diameter van de dwarsdoorsnede van de vruchten moet ten minste 0,7 bedragen.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren de kiwi's die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De vrucht moet vrij vast zijn en het vruchtvlees mag geen ernstige afwijkingen vertonen.

Op voorwaarde dat de kiwi's nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

kleurafwijkingen,

afwijkingen aan de schil zoals dichtgegroeide scheurtjes of littekenweefsel/schaafplekken, op voorwaarde dat de totale oppervlakte daarvan niet groter is dan 2 cm2,

verschillende duidelijk zichtbare „Hayward-merken” met een kleine uitstulping,

lichte kneuzingen.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De sortering naar grootte is gebaseerd op het gewicht per stuk.

Voor de klasse Extra geldt een minimumgewicht van 90 g, voor klasse I een minimumgewicht van 70 g en voor klasse II een minimumgewicht van 65 g.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

10 g voor vruchten van minder dan 85 g,

15 g voor vruchten tussen 85 en 120 g,

20 g voor vruchten tussen 120 en 150 g,

40 g voor vruchten van 150 g en meer.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de kiwi's zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi's mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de kiwi's zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi's mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit kiwi's die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit kiwi's die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

Evenwel geldt voor de klasse Extra een minimumgewicht van 85 g, voor klasse I een minimumgewicht van 67 g en voor klasse II een minimumgewicht van 62 g.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakkingseenheid moet uniform zijn en mag slechts bestaan uit kiwi's van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit en grootteklasse.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de kiwi's goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (21) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Kiwi's” en/of „actinidia” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit (facultatief).

De kleur van het vruchtvlees of een equivalente vermelding, indien het vruchtvlees niet groen is.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (22) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse, aangegeven aan de hand van het minimum- en het maximumgewicht van de vruchten.

Aantal vruchten (facultatief).

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 4:   HANDELSNORM VOOR SLA, KRULANDIJVIE EN ANDIJVIE

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op:

sla van de variëteiten (cultivars) van:

Lactuca sativa var. capitata L. (kropsla, met inbegrip van ijsbergsla),

Lactuca sativa var. longifolia Lam. (bindsla),

Lactuca sativa var. crispa L. (snijsla),

kruisingen van deze variëteiten, en

krulandijvie van de variëteiten (cultivars) van Cichorium endivia var. crispum Lam. en

andijvie van de variëteiten (cultivars) van Cichorium endivia var. latifolium Lam.

die bestemd is voor levering als vers product aan de consument.

Deze norm is niet van toepassing op voor industriële verwerking bestemde producten en op als losse bladeren gepresenteerde producten, noch op sla met kluit en op slaplanten in potten.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In deze norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen de producten na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

een gering kwaliteitsverlies als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de producten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver en gebruiksklaar, dat wil zeggen nagenoeg vrij van grond of ander substraat en van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk,

nagenoeg vrij van plagen,

nagenoeg vrij van beschadiging door plagen,

turgescent,

niet geschoten,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

Voor sla is een roodachtige verkleuring, veroorzaakt door lage temperaturen tijdens de groeiperiode, toegestaan, tenzij het uiterlijk hierdoor in aanzienlijke mate nadelig wordt beïnvloed.

De stronk moet onmiddellijk onder de onderste bladeren zijn afgesneden en het snijvlak moet glad zijn.

De producten moeten normaal ontwikkeld zijn. De producten moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Indeling

De producten worden ingedeeld in de twee hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde producten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

De producten moeten tevens als volgt zijn:

goed gevormd,

vast, rekening houdend met de teeltwijze en het soort product,

vrij van beschadiging of aantasting die de eetbaarheid nadelig beïnvloedt,

vrij van vorstschade.

Kropsla van deze klasse moet één enkele, goed gevormde krop hebben. Bij glassla mag de krop minder goed gevormd zijn.

Bindsla moet een hart hebben, dat echter wel kleiner mag zijn.

Bij krulandijvie en andijvie moet het hart geel van kleur zijn.

ii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren producten die niet in klasse I kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De producten moeten als volgt zijn:

tamelijk goed gevormd,

vrij van beschadiging of aantasting die de eetbaarheid in ernstige mate nadelig beïnvloedt.

Op voorwaarde dat de producten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

geringe verkleuring,

lichte beschadiging door plagen.

Kropsla van deze klasse moet een krop hebben, maar deze mag kleiner zijn. Bij glassla mag de krop geheel ontbreken.

Bindsla hoeft geen hart te hebben.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De producten worden op basis van gewicht per eenheid gesorteerd.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Sla

40 g wanneer de lichtste krop minder dan 150 g weegt,

100 g wanneer de lichtste krop tussen 150 g en 300 g weegt,

150 g wanneer de lichtste krop tussen 300 g en 450 g weegt,

300 g wanneer de lichtste krop meer dan 450 g weegt.

b)

Krulandijvie en andijvie

300 g.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks afwijken van de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

ii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks bestaan uit producten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks bestaan uit producten die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit producten van dezelfde oorsprong, kwaliteit en grootteklasse en van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype.

Sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten, handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke variëteit, elk handelstype en/of elke kleur homogeen zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de producten goed beschermen. De producten moeten met inachtneming van de verpakkingsomvang en -soort zonder bovenmatige leemten of druk zijn verpakt.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (23) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Kropsla”, „Bataviasla”, „IJsbergsla”, „bindsla”, „snijsla”, (of bijvoorbeeld, in voorkomend geval: „eikenbladsla”, „lollo bionda”, „lollo rossa”), „krulandijvie”, „andijvie” of een gelijkwaardige benaming, indien de inhoud van buitenaf niet zichtbaar is.

„Glasteelt” of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval.

Naam van de variëteit (facultatief).

„Mengsel van sla/andijvie” of een gelijkwaardige benaming, voor mengsels van sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende variëteiten, handelstypen en/of kleuren worden vermeld, samen met het respectieve aantal.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (24) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Bij mengsels van sla en/of andijvie van verschillende oorsprong, van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren, moet dicht bij de betrokken variëteit, het betrokken handelstype en/of de betrokken kleur elk land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootte, door vermelding van een minimumgewicht per stuk of van het aantal stuks.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 5:   HANDELSNORM VOOR PERZIKEN EN NECTARINES

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op perziken en nectarines van de variëteiten (cultivars) van Prunus persica Sieb. en Zucc. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen perziken en nectarines na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten perziken en nectarines in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van scheuren aan het aanhechtingspunt van de steel,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De perziken en nectarines moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De producten moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn. Het vruchtvlees moet een brekingsindex hebben van ten minste 8° Brix (25).

C.   Indeling

Perziken en nectarines worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde perziken en nectarines moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

Zij moeten vrij zijn van afwijkingen, met uitzondering van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde perziken en nectarines moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten. Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een geringe afwijking in ontwikkeling,

lichte kleurafwijkingen,

oppervlakkige drukplekken die niet groter zijn dan 1 cm2 van de totale oppervlakte,

geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:

1,5 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

1 cm2 in totale oppervlakte voor de overige afwijkingen.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren perziken en nectarines die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.

Op voorwaarde dat de perziken en nectarines nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn evenwel de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

afwijkingen in ontwikkeling, zoals gespleten steen, op voorwaarde dat de vrucht geen scheuren vertoont en het vruchtvlees gezond is,

kleurafwijkingen,

licht verkleurde kneuzingen met een totale oppervlakte van niet meer dan 2 cm2,

afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:

2,5 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

2 cm2 in totale oppervlakte voor de overige afwijkingen.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Perziken en nectarines worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, op basis van het gewicht of op basis van het aantal stuks.

De minimumgrootte/het minimumgewicht bedraagt:

56 mm of 85 g voor de klasse Extra,

51 mm of 65 g voor de klassen I en II.

Vruchten van minder dan 56 mm of 85 g worden echter niet afgezet in de periode van 1 juli tot en met 31 oktober (in het noordelijk halfrond) en in de periode van 1 januari tot en met 30 april (in het zuidelijk halfrond).

De volgende voorschriften zijn facultatief voor klasse II.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

5 mm voor vruchten van minder dan 70 mm,

10 mm voor vruchten van ten minste 70 mm.

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

30 g voor vruchten van minder dan 180 g,

80 g voor vruchten van ten minste 180 g.

c)

Voor naar aantal stuks gesorteerde vruchten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a) of b).

Indien grootteklassencodes worden toegepast, moeten de in de volgende tabel aangegeven codes in acht worden genomen:

 

Code

Diameter

 

Gewicht

van

tot

van

tot

(mm)

(mm)

(g)

(g)

1

D

51

56

of

65

85

2

C

56

61

85

105

3

B

61

67

105

135

4

A

67

73

135

180

5

AA

73

80

180

220

6

AAA

80

90

220

300

7

AAAA

> 90

> 300

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de perziken of de nectarines zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de perziken of de nectarines zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit perziken of nectarines die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen (wanneer sortering plaatsvindt): in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit perziken of nectarines die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit perziken of nectarines van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, rijpheidsgraad en grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en, voor de klasse Extra, dezelfde kleur.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de perziken en de nectarines goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (26) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Perziken” of „nectarines” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Kleur van het vruchtvlees.

Naam van de variëteit (facultatief).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (27) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse (indien sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van minimum- en maximumdiameter (in mm), minimum- en maximumgewicht (in g) of grootteklassencode.

Aantal stuks (facultatief).

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 6:   HANDELSNORM VOOR PEREN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op perenvariëteiten (cultivars) van Pyrus communis L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen peren na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten peren van alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De peren moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De peren moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en de juiste, bij de kenmerken van de betrokken variëteit behorende rijpheidsgraad te bereiken.

C.   Indeling

Peren worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde peren moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (28) bezitten.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn, en de schil moet vrij zijn van ruige ruwschilligheid.

De vruchten mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen aan de schil die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

Het steeltje moet intact zijn.

De peren mogen niet stenig zijn.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde peren moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (29) bezitten.

Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een geringe afwijking in ontwikkeling,

lichte kleurafwijkingen,

zeer lichte ruige ruwschilligheid,

geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:

2 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

1 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia pirina en V. inaequalis), die samen niet groter mogen zijn dan 0,25 cm2,

lichte kneuzingen die niet groter mogen zijn dan 1 cm2.

Het steeltje mag licht beschadigd zijn.

De peren mogen niet stenig zijn.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren peren die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.

Op voorwaarde dat de peren nog hun essentiële kenmerken op het gebied van kwaliteit, houdbaarheid en presentatie bezitten, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

afwijkingen in ontwikkeling,

kleurafwijkingen,

lichte ruige ruwschilligheid,

afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:

4 cm in lengte voor langwerpige afwijkingen,

2,5 cm2 in totale oppervlakte voor andere afwijkingen, met uitzondering van schurftvlekken (Venturia pirina en V. inaequalis), die samen niet groter mogen zijn dan 1 cm2,

lichte kneuzingen die niet groter mogen zijn dan 2 cm2.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Peren worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, of op basis van het gewicht.

De minimumgrootte bedraagt:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

 

Extra

Klasse I

Klasse II

Variëteiten met grote vruchten

60 mm

55 mm

55 mm

Overige variëteiten

55 mm

50 mm

45 mm

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

 

Extra

Klasse I

Klasse II

Variëteiten met grote vruchten

130 g

110 g

110 g

Overige variëteiten

110 g

100 g

75 g

In het aanhangsel bij deze norm opgenomen zomerperen hoeven niet aan de eisen inzake minimumgrootte te voldoen.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:

5 mm voor vruchten van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten van de klassen I en II,

10 mm voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I.

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:

voor vruchten van de klasse Extra en voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten van de klassen I en II:

Gewichtsschaal (g)

Gewichtsverschil (g)

75 - 100

15

100 - 200

35

200-250

50

> 250

80

voor in de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse I:

Gewichtsschaal (g)

Gewichtsverschil (g)

100 - 200

50

> 200

100

In de verkoopverpakking of los in de verpakking aangeboden vruchten van klasse II hoeven qua grootte niet homogeen te zijn.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de peren zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de peren zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit peren die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit peren die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. Deze tolerantie geldt niet voor vruchten die ten minste:

5 mm kleiner zijn dan de minimumdiameter,

10 g lichter zijn dan het minimumgewicht.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit peren van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en rijpheidsgraad.

Bovendien moeten de vruchten in de klasse Extra uniform van kleur zijn.

Peren van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken variëteit homogeen zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de peren goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (30) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Peren” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. Voor mengsels van peren van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Handelsbenamingen (31) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem worden opgegeven.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (32) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Voor mengsels van duidelijk verschillende peervariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse of, voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten, aantal stuks.

Als de grootteklasse wordt vermeld, wordt deze als volgt aangegeven:

a)

voor producten waarvoor de uniformiteitsregels gelden: door vermelding van de minimum- en de maximumdiameter of het minimum- en het maximumgewicht,

b)

facultatief, voor vruchten waarvoor de uniformiteitsregels niet gelden: door vermelding van de diameter of het gewicht van de kleinste vrucht in de verpakking, gevolgd door „en meer” of een gelijkwaardige uitdrukking of, eventueel, door de diameter of het gewicht van de grootste vrucht in de verpakking.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

„Aanhangsel

Niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen

De variëteiten met kleine vruchten en de andere variëteiten die niet in de lijst zijn vermeld, mogen worden afgezet mits zij voldoen aan de in afdeling III van de norm vastgestelde sorteringsvoorschriften.

Bepaalde in de onderstaande lijst vermelde variëteiten mogen worden afgezet onder benamingen waarvoor in één of meerdere landen bescherming als handelsmerk is aangevraagd of verkregen. De eerste en de tweede kolom van de onderstaande tabel bevatten geen dergelijke handelsbenamingen. In de derde kolom is, uitsluitend ter informatie, een aantal bekende handelsmerken vermeld.

Legende:

L

=

variëteit met grote vruchten

SP

=

zomerpeer, waarvoor geen minimumgrootte is vereist

Variëteit

Synoniem

Handelsmerk

Grootte

Abbé Fétel

Abate Fetel

 

L

Abugo o Siete en Boca

 

 

SP

AkVa

 

 

SP

Alka

 

 

L

Alsa

 

 

L

Amfora

 

 

L

Alexandrine Douillard

 

 

L

Bambinella

 

 

SP

Bergamotten

 

 

SP

Beurré Alexandre Lucas

Lucas

 

L

Beurré Bosc

Bosc, Beurré d'Apremont, Empereur Alexandre, Kaiser Alexander

 

L

Beurré Clairgeau

 

 

L

Beurré d'Arenberg

Hardenpont

 

L

Beurré Giffard

 

 

SP

Beurré précoce Morettini

Morettini

 

SP

Blanca de Aranjuez

Agua de Aranjuez, Espadona, Blanquilla

 

SP

Carusella

 

 

SP

Castell

Castell de Verano

 

SP

Colorée de Juillet

Bunte Juli

 

SP

Comice rouge

 

 

L

Concorde

 

 

L

Condoula

 

 

SP

Coscia

Ercolini

 

SP

Curé

Curato, Pastoren, Del cura de Ouro, Espadon de invierno, Bella de Berry, Lombardia de Rioja, Batall de Campana

 

L

D'Anjou

 

 

L

Dita

 

 

L

D. Joaquina

Doyenné de Juillet

 

SP

Doyenné d'hiver

Winterdechant

 

L

Doyenné du Comice

Comice, Vereinsdechant

 

L

Erika

 

 

L

Etrusca

 

 

SP

Flamingo

 

 

L

Forelle

 

 

L

Général Leclerc

 

Amber Graceä

L

Gentile

 

 

SP

Golden Russet Bosc

 

 

L

Grand champion

 

 

L

Harrow Delight

 

 

L

Jeanne d'Arc

 

 

L

Joséphine

 

 

L

Kieffer

 

 

L

Klapa Mīlule

 

 

L

Leonardeta

Mosqueruela, Margallon, Colorada de Alcanadre, Leonarda de Magallon

 

SP

Lombacad

 

Cascade â

L

Moscatella

 

 

SP

Mramornaja

 

 

L

Mustafabey

 

 

SP

Packham's Triumph

Williams d'Automne

 

L

Passe Crassane

Passa Crassana

 

L

Perita de San Juan

 

 

SP

Pérola

 

 

SP

Pitmaston

Williams Duchesse

 

L

Précoce de Trévoux

Trévoux

 

SP

Président Drouard

 

 

L

Rosemarie

 

 

L

Santa Maria

Santa Maria Morettini

 

SP

Spadoncina

Agua de Verano, Agua de Agosto

 

SP

Suvenirs

 

 

L

Taylors Gold

 

 

L

Triomphe de Vienne

 

 

L

Vasarine Sviestine

 

 

L

Williams Bon Chrétien

Bon Chrétien, Bartlett, Williams, Summer Bartlett

 

L

DEEL 7:   HANDELSNORM VOOR AARDBEIEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op aardbeivariëteiten (cultivars) van Fragaria L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen aardbeien na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten aardbeien in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact en onbeschadigd,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk, doch niet gewassen,

nagenoeg vrij van plagen,

nagenoeg vrij van beschadiging door plagen,

voorzien van hun kelk (behalve bij bosaardbeien); de kelk en (indien aanwezig) het steeltje moeten fris en groen zijn,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De aardbeien moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn. De ontwikkeling en de conditie van de aardbeien moeten zo zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Indeling

Aardbeien worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde aardbeien moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

Zij moeten:

naar gelang van de variëteit, een glanzend uiterlijk hebben,

vrij zijn van aarde.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde aardbeien moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

een kleine witte vlek van niet meer dan één tiende van de totale oppervlakte van de vrucht,

lichte, oppervlakkige drukplekken.

Zij moeten nagenoeg vrij zijn van aarde.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren aardbeien die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Op voorwaarde dat de vruchten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

een kleine witte vlek van niet meer dan één vijfde van de totale oppervlakte van de vrucht,

geringe droge kneuzingen die zich niet verder kunnen ontwikkelen,

lichte sporen van aarde.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Aardbeien worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede.

De minimumgrootte bedraagt:

25 mm in de klasse Extra,

18 mm in de klassen I en II.

Voor bosaardbeien wordt geen minimumgrootte vereist.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de aardbeien zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de aardbeien zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit aardbeien die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: 10 % van het aantal stuks of van het gewicht mag afwijken van de eisen inzake de minimumgrootte.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit aardbeien van dezelfde oorsprong, variëteit en kwaliteit.

Vooral in de klasse Extra moeten de aardbeien – uitgezonderd bosaardbeien – uniform en regelmatig zijn op het gebied van rijpheid, kleur en grootte. In klasse I mogen de aardbeien wat grootte betreft minder uniform zijn.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de aardbeien goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (33) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Aardbeien” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit (facultatief).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (34) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 8:   HANDELSNORM VOOR PAPRIKA'S

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op paprika's van de variëteiten (35) (cultivars) van Capsicum annuum L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen paprika's na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten paprika's in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk,

stevig,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van schade als gevolg van koude of vorst,

voorzien van een steel; het snijvlak van de steel moet glad zijn en de kelk moet intact zijn,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

De paprika's moeten zo ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Indeling

Paprika's worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde paprika's moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde paprika's moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

door tripsen veroorzaakte zilveren vlekken of schade op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte,

geringe afwijkingen aan de schil, zoals:

verzonken stippen, schrammen, zonnebrandvlekken en/of drukplekken die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 2 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 1 cm2, of

droge oppervlakkige krimpscheurtjes op niet meer dan 1/8 van de totale oppervlakte,

licht beschadigde steel.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren paprika's die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Op voorwaarde dat de paprika's nog hun essentiële kenmerken op het gebied van kwaliteit, houdbaarheid en presentatie bezitten, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

door tripsen veroorzaakte zilveren vlekken of schade op maximaal 2/3 van de totale oppervlakte,

afwijkingen aan de schil, zoals:

verzonken stippen, schrammen, zonnebrandvlekken, drukplekken en/of dichtgegroeide beschadigingen die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 4 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 2,5 cm2, of

droge oppervlakkige krimpscheurtjes op niet meer dan 1/4 van de totale oppervlakte,

neusrotvlekken die in totaal niet groter zijn dan 1 cm2,

verschrompeling op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte,

beschadigingen aan de steel en kelk, op voorwaarde dat het omliggende vruchtvlees nog intact is.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Paprika's worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het gewicht. Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde paprika's:

20 mm.

b)

Voor op basis van het gewicht gesorteerde paprika's:

30 g wanneer de zwaarste vrucht ten hoogste 180 g weegt,

80 g wanneer de lichtste vrucht meer dan 180 g weegt, maar minder dan 260 g,

geen beperking wanneer de lichtste vrucht 260 g of meer weegt.

Langwerpige paprika's moeten qua lengte voldoende uniform zijn.

Uniformiteit in grootte is niet verplicht voor klasse II.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de paprika's zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika's mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de paprika's zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika's mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit paprika's die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen (wanneer sortering plaatsvindt): in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit paprika's die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit paprika's van dezelfde oorsprong, dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, dezelfde kwaliteit, dezelfde grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en, voor de klassen Extra en I, van waarneembaar vrijwel dezelfde rijpheid en kleur.

Paprika's van duidelijk verschillende handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elk betrokken handelstype en/of elke betrokken kleur uniform zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de paprika's goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (36) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Paprika's” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

„Mengsel van paprika's” of een gelijkwaardige vermelding, wanneer het een mengsel van paprika's van duidelijk verschillende handelstypen en/of kleuren betreft. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende handelstypen en/of kleuren worden vermeld, samen met het respectieve aantal.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (37) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Wanneer het een mengsel van paprika's van duidelijk verschillende handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren en van verschillende oorsprong betreft, moet in de onmiddellijke nabijheid van elk betrokken handelstype en elke betrokken kleur het betrokken land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van de minimum- en maximumdiameter of het minimum- en maximumgewicht.

Aantal stuks (facultatief).

„Heet” of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 9:   HANDELSNORM VOOR TAFELDRUIVEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op tafeldruivenvariëteiten (cultivars) van Vitis vinifera L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen tafeldruiven na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de trossen en de bessen van alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij van plagen,

nagenoeg vrij van beschadiging door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

Bovendien moeten de bessen als volgt zijn:

intact,

goed gevormd,

normaal ontwikkeld.

Pigmentering door de zon wordt niet als een afwijking beschouwd.

De tafeldruiven moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

Het sap van de vruchten moet een brekingsindex (38) hebben van ten minste:

12° Brix voor de variëteiten Alphonse Lavallée, Cardinal en Victoria,

13° Brix voor alle overige variëteiten met pitten,

14° Brix voor alle variëteiten zonder pitten.

Bovendien moet bij alle variëteiten de verhouding tussen suikergehalte en zuurgehalte bevredigend zijn.

C.   Indeling

Tafeldruiven worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde tafeldruiven moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit hebben, waarbij rekening wordt gehouden met het productiegebied.

De bessen moeten stevig zijn, goed vastzitten, gelijkmatig verdeeld zijn over de rist en vrijwel geheel met „dauw” bedekt zijn.

Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde tafeldruiven moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit hebben, waarbij rekening wordt gehouden met het productiegebied.

De bessen moeten stevig zijn, goed vastzitten en over een zo groot mogelijk oppervlak met „dauw” bedekt zijn. Zij mogen evenwel minder gelijkmatig over de rist verdeeld zijn dan bij de klasse Extra.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe vormafwijking,

lichte kleurafwijkingen,

een zeer geringe schilverbranding door de zon.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren tafeldruiven die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De trossen mogen geringe afwijkingen in vorm, ontwikkeling en kleur vertonen, op voorwaarde dat zij nog de essentiële kenmerken van de variëteit behouden, rekening houdend met het productiegebied.

De bessen moeten voldoende stevig zijn, voldoende goed vastzitten en zoveel mogelijk met „dauw” bedekt zijn. Zij mogen minder regelmatig over de rist zijn verdeeld dan bij klasse I.

Op voorwaarde dat de tafeldruiven nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:

vormafwijkingen,

kleurafwijkingen,

geringe schilverbranding door de zon,

lichte kneuzingen,

geringe afwijkingen aan de schil.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Tafeldruiven worden naar gewicht per tros gesorteerd.

Een tros moet ten minste 75 g wegen. Dit voorschrift is niet van toepassing op verpakkingen met slechts één portie.

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de trossen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de trossen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

Naast deze toleranties mag hoogstens 10 % van het gewicht bestaan uit losse bessen, d.w.z. bessen die losgekomen zijn van de tros/cluster, op voorwaarde dat de bessen gezond en intact zijn.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het gewicht bestaan uit trossen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

Naast deze toleranties mag hoogstens 10 % van het gewicht bestaan uit losse bessen, d.w.z. bessen die losgekomen zijn van de tros/cluster, op voorwaarde dat de bessen gezond en intact zijn.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het gewicht bestaan uit trossen die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. In elke verkoopverpakking mag één tros van minder dan 75 g worden toegevoegd om het aangegeven gewicht te bereiken, mits deze tros aan alle overige eisen voor de aangegeven klasse voldoet.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit trossen van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit en rijpheidsgraad.

In de klasse Extra moeten de trossen nagenoeg uniform zijn wat grootte en kleur betreft.

Druiven van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit en voor elke betrokken variëteit uniform van oorsprong zijn.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de tafeldruiven goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.

In de verpakking mogen geen vreemde substanties voorkomen, behalve eventueel bij een speciale presentatie waarbij een stukje rank van ten hoogste 5 cm lengte aan de tak van de tros vastzit.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (39) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Tafeldruiven” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. In het geval van mengsels van tafeldruiven van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (40) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Voor mengsels van duidelijk verschillende tafeldruifvariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

In voorkomend geval: „Eén portie bestaande uit trossen van minder dan 75 g”.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.

DEEL 10:   HANDELSNORM VOOR TOMATEN

I.   DEFINITIE VAN HET PRODUCT

Deze norm heeft betrekking op tomatenvariëteiten (cultivars) van Solanum lycopersicum L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.

Er worden bij tomaten vier handelstypen onderscheiden:

„ronde” tomaten,

„geribde” tomaten,

„langwerpige” tomaten,

„kers- /cocktailtomaten” (miniatuurvariëteiten) van alle vormen.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In deze norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen tomaten na opmaak en verpakking moeten voldoen.

In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen ten opzichte van de normvereisten vertonen:

een lichte vermindering van versheid en turgescentie,

producten van andere klassen dan de klasse Extra mogen bovendien een gering kwaliteitsverlies vertonen als gevolg van hun ontwikkeling en hun meer of minder bederfelijke aard.

A.   Minimumvereisten

Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten tomaten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:

intact,

gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie,

zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen,

vers van uiterlijk,

nagenoeg vrij van plagen,

vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen,

vrij van abnormaal uitwendig vocht,

vrij van vreemde geuren en/of smaken.

Bij tomaten in trossen moet de steel vers zijn, gezond, zuiver en vrij van bladeren en zichtbare vreemde stoffen.

De tomaten moeten zo ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:

bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en

in goede staat op de plaats van bestemming aankomen.

B.   Rijpheidseisen

De tomaten moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en zo een toereikende rijpheidsgraad te bereiken.

C.   Indeling

Tomaten worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:

i)   Klasse Extra

In deze klasse ingedeelde tomaten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten stevig zijn en de voor de variëteit kenmerkende eigenschappen bezitten.

Tomaten mogen geen „groene kraag” hebben en geen andere afwijkingen vertonen dan zeer lichte oppervlakkige afwijkingen, op voorwaarde dat deze het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.

ii)   Klasse I

In deze klasse ingedeelde tomaten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten voldoende stevig zijn en de voor de variëteit kenmerkende eigenschappen bezitten.

Zij moeten vrij zijn van scheuren en van zichtbare „groene kragen”.

De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:

een geringe afwijking in vorm en ontwikkeling,

lichte kleurafwijkingen,

geringe afwijkingen aan de schil,

zeer lichte kneuzingen.

„Geribde” tomaten mogen bovendien de volgende afwijkingen vertonen:

dichtgegroeide scheurtjes van ten hoogste 1 cm lengte,

kleine uitwassen,

geringe navelvorming, zonder verkurking,

verkurkt navelvormig bloemlitteken met een oppervlakte van ten hoogste 1 cm2,

zeer smal langwerpig bloemlitteken (gelijkend op een naad), dat evenwel niet langer mag zijn dan 2/3 van de grootste diameter van de vrucht.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren tomaten die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

Zij moeten redelijk stevig zijn (eventueel iets minder stevig dan tomaten van klasse I) en mogen geen scheurtjes vertonen die niet zijn dichtgegroeid.

Op voorwaarde dat de tomaten nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn evenwel de volgende afwijkingen toegestaan:

afwijkingen in vorm en ontwikkeling,

kleurafwijkingen,

afwijkingen aan de schil of kneuzingen, op voorwaarde dat deze de vrucht niet ernstig aantasten,

dichtgegroeide scheurtjes van ten hoogste 3 cm lengte voor ronde, geribde en langwerpige tomaten.

„Geribde” tomaten mogen bovendien de volgende afwijkingen vertonen:

grotere uitwassen dan voor klasse I, mits er geen sprake is van misvormingen,

navelvorming,

verkurkt navelvormig bloemlitteken met een oppervlakte van ten hoogste 2 cm2,

zeer smal langwerpig bloemlitteken (gelijkend op een naad).

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

Tomaten worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, op basis van gewicht of op basis van het aantal stuks.

De onderstaande bepalingen gelden niet voor tomaten in trossen en zijn facultatief voor:

kers- en cocktailtomaten met een diameter van minder dan 40 mm;

geribde tomaten van onregelmatige vorm, en

klasse II.

Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:

a)

Voor op basis van de diameter gesorteerde tomaten:

10 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) kleiner is dan 50 mm,

15 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) gelijk is aan of groter is dan 50 mm, maar kleiner is dan 70 mm,

20 mm, indien de diameter van de kleinste vrucht (zoals aangegeven op de verpakking) gelijk is aan of groter is dan 70 mm, maar kleiner is dan 100 mm,

voor vruchten met een diameter van 100 mm of meer gelden geen beperkingen op het gebied van verschil in diameter.

Indien grootteklassencodes worden toegepast, moeten de in de volgende tabel aangegeven codes en schalen in acht worden genomen:

Grootteklassencode

Diameter (mm)

0

≤ 20

1

> 20 ≤ 25

2

> 25 ≤ 30

3

> 30 ≤ 35

4

> 35 ≤ 40

5

> 40 ≤ 47

6

> 47 ≤ 57

7

> 57 ≤ 67

8

> 67 ≤ 82

9

> 82 ≤ 102

10

> 102

b)

Voor op basis van gewicht of aantal stuks gesorteerde tomaten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a).

IV.   TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN

In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse Extra

In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de tomaten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.

ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de tomaten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.

Voor tomaten in trossen mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die van de steel zijn losgekomen.

iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.

Voor tomaten in trossen mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die van de steel zijn losgekomen.

B.   Toleranties in grootte

Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit tomaten die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.

V.   PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit tomaten van dezelfde oorsprong, dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, dezelfde kwaliteit en dezelfde grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt).

Tomaten van de klassen Extra en I moeten nagenoeg uniform zijn qua rijpheid en kleur. Bovendien moet voor „langwerpige” tomaten de lengte voldoende uniform zijn.

Tomaten van duidelijk verschillende kleuren, variëteiten en/of handelstypen mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken kleur, elke betrokken variëteit en/of elk betrokken handelstype uniform zijn wat de oorsprong betreft. Uniformiteit in grootte is niet verplicht.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

De verpakking moet de tomaten goed beschermen.

Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.

Op de afzonderlijke producten aangebrachte etiketten mogen bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen. Op de afzonderlijke vruchten gelaserde informatie mag het vruchtvlees of de schil niet beschadigen.

De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakking (41) moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.

A.   Identificatie

De naam en het fysieke adres van de verpakker en/of de verzender (bijv. straat/plaats/regio/postcode en, indien verschillend van het land van oorsprong, het land).

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht. De code moet worden voorafgegaan door de ISO 3166-lettercode van het land/gebied van het erkennende land, indien dat verschillend is van het land van oorsprong;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Aard van het product

„Tomaten” of „tomaten in trossen” en het handelstype, of „kers-/cocktailtomaten” of „kers-/cocktailtomaten in trossen” of een gelijkwaardige benaming voor andere miniatuurvariëteiten, indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

„Mengsel van tomaten” of een gelijkwaardige vermelding, wanneer het een mengsel van tomaten van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijke verschillende kleuren betreft. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende kleuren, variëteiten en/of handelstypen worden vermeld, samen met de respectieve hoeveelheid.

Naam van de variëteit (facultatief).

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong (42) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.

Als het mengsels van tomaten van duidelijk verschillende kleuren, variëteiten en/of handelstypen van verschillende oorsprong betreft, moet bij de naam van de betrokken kleur, de betrokken variëteit en/of het betrokken handelstype elk land van oorsprong worden vermeld.

D.   Handelskenmerken

Klasse.

Grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van

de minimum- en maximumdiameter, of

het minimum- en maximumgewicht, of

de grootteklassencode als aangegeven in afdeling III, of

het aantal stuks, gevolgd door de minimum- en maximumgrootte.

E.   Officieel controlemerk (facultatief)

De in de eerste alinea genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk apart van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens zijn aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.


(1)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(2)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(3)  In het aanhangsel bij deze norm is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met een indeling op basis van kleur- en ruwschilligheidscriteria opgenomen.

(4)  Variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een „R” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake ruwschilligheid.

(5)  In het aanhangsel bij deze norm is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met een indeling op basis van kleur- en ruwschilligheidscriteria opgenomen.

(6)  Variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een „R” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake ruwschilligheid.

(7)  Variëteiten die in het aanhangsel bij deze norm met een „R” zijn aangemerkt, zijn vrijgesteld van de bepalingen inzake ruwschilligheid.

(8)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications.

(9)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications.

(10)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(11)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.

(12)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(13)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications.

(14)  Voor de variëteiten mandora en minneola bedraagt de minimumverhouding suiker/zuren 6,0:1 tot het einde van het verkoopseizoen dat op 1 januari 2023 van start gaat.

(15)  De dwarsdoorsneden van minder dan 45 mm gelden alleen voor clementines.

(16)  Gebruik van conserveringsmiddelen of andere chemische stoffen die een vreemde geur op de schil kunnen achterlaten, is toegestaan voor zover deze stoffen overeenkomstig de ter zake geldende EU-voorschriften worden gebruikt.

(17)  Gebruik van conserveringsmiddelen of andere chemische stoffen die een vreemde geur op de schil kunnen achterlaten, is toegestaan voor zover deze stoffen overeenkomstig de ter zake geldende EU-voorschriften worden gebruikt.

(18)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(19)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(20)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications.

(21)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(22)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(23)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(24)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(25)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications.

(26)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(27)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(28)  In het aanhangsel bij deze norm is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen opgenomen.

(29)  In het aanhangsel bij deze norm is een niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen opgenomen.

(30)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(31)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.

(32)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(33)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(34)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(35)  Sommige paprikavariëteiten hebben een pikante smaak.

(36)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(37)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(38)  Berekend conform de OESO-richtsnoeren inzake objectieve tests, die te vinden zijn op: http://www.oecd.org/agriculture/fruit-vegetables/publications.

(39)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(40)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.

(41)  Deze aanduidingsvoorschriften zijn niet van toepassing op verkoopverpakkingen die in verpakkingen worden aangeboden. Zij zijn echter wel van toepassing op afzonderlijk aangeboden verkoopverpakkingen.

(42)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/59


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/429 VAN DE COMMISSIE

van 11 januari 2019

tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methode en criteria voor de beoordeling en erkenning van regelingen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen met betrekking tot tin, tantaal, wolfraam en goud

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Natuurlijke mineralen bieden een groot potentieel voor ontwikkeling, maar kunnen in conflict- en hoogrisicogebieden gewelddadige conflicten doen ontstaan of doen voortduren en zo inspanningen voor ontwikkeling, goed bestuur en de rechtsstaat ondermijnen. Om vrede, ontwikkeling en stabiliteit in die gebieden te waarborgen, is het doorbreken van de samenhang tussen conflicten en de illegale exploitatie van mineralen van cruciaal belang.

(2)

Bij Verordening (EU) 2017/821 worden zorgvuldigheidsverplichtingen vastgesteld voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud, die met ingang van 1 januari 2021 van toepassing zullen zijn. Die verordening heeft tot doel transparantie en zekerheid te bieden inzake de toevoerpraktijken van Unie-importeurs alsmede van smelterijen en raffinaderijen die mineralen betrekken uit conflict- en hoogrisicogebieden.

(3)

Er bestaat reeds een aantal vrijwillige regelingen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen waarmee dezelfde of soortgelijke doelstellingen als met Verordening (EU) 2017/821 worden nagestreefd. Verordening (EU) 2017/821 biedt de Commissie de mogelijkheid om regelingen te erkennen die, wanneer zij doeltreffend worden toegepast door een Unie-importeur van mineralen of metalen, de importeur in staat stellen aan die verordening te voldoen.

(4)

Daarom is het nodig de methode en de criteria vast te leggen aan de hand waarvan de Commissie zal bepalen of een regeling moet worden erkend.

(5)

In overweging 14 van Verordening (EU) 2017/821 staat onder meer dat de vereisten voor regelingen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen moeten aansluiten bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid en dat de regelingen moeten voldoen aan de procedurele vereisten zoals participatie van belanghebbenden, klachtenmechanismen en responsiviteit. In die overweging valt tevens te lezen dat Unie-importeurs individueel verantwoordelijk zijn voor het naleven van de verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid, ongeacht of zij onder een door de Commissie erkende regeling voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen vallen.

(6)

De vereisten van Verordening (EU) 2017/821 zijn in overeenstemming met de OESO-richtsnoeren. Om tevens de samenhang tussen de onderhavige verordening en de werkzaamheden van de OESO te waarborgen, moet de OESO-methode voor de beoordeling van de afstemming van sectorale programma's op de OESO-richtsnoeren voor mineralen (de „OESO-methode”) ten grondslag worden gelegd aan de door de Commissie gehanteerde methode en criteria voor de beoordeling en erkenning van regelingen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen.

(7)

Het OESO-secretariaat moet waar passend worden geraadpleegd alvorens de Commissie haar beoordeling van aanvragen om erkenning afrondt en moet in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over het ontwerpverslag en de voorlopige conclusies.

(8)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de toepassing en de doeltreffende en uniforme uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 in de hele Unie. De Commissie moet daarom informatie over aanvragen om erkenning en de beoordeling daarvan delen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zodat deze de mogelijkheid wordt geboden om op doeltreffende wijze bij te dragen aan de beoordeling door de Commissie.

(9)

Artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) 2017/821 bepaalt dat de Commissie rekening moet houden met de verschillende sectorale praktijken die een regeling inhoudt, evenals met de op een risicoanalyse gebaseerde benadering en methode die in een regeling worden gebruikt om conflict- en hoogrisicogebieden te identificeren, en met de geregistreerde resultaten daarvan.

(10)

De onderhavige verordening heeft geen betrekking op de controle van reeds erkende regelingen noch op de vereisten met betrekking tot wijzigingen van regelingen in de loop van de tijd, hoewel deze kwesties worden behandeld in artikel 8, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2017/821.

(11)

De Unie moet ernaar streven waar nodig met andere jurisdicties samen te werken ter ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van regelingen voor passende zorgvuldigheid in overeenstemming met de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1.   Bij de onderhavige verordening worden regels vastgesteld betreffende de methode en criteria aan de hand waarvan de Commissie kan bepalen of regelingen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen met betrekking tot tin, tantaal, wolfraam en goud het economische actoren gemakkelijker maken te voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2017/821, en zij dergelijke regelingen kan erkennen, in overeenstemming met artikel 8 van die verordening.

2.   De onderhavige verordening is alleen van toepassing op regelingen of onderdelen van regelingen die betrekking hebben op de metalen en mineralen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2017/821 vallen en die in bijlage 1 bij die verordening zijn opgenomen.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van de onderhavige verordening gelden de definities van Verordening (EU) 2017/821.

Daarnaast wordt verstaan onder:

a)   „regeling”: „regeling voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen” of „regeling voor passende zorgvuldigheid” zoals gedefinieerd in artikel 2, onder m), van Verordening (EU) 2017/821;

b)   „aanvrager”: de entiteit die een aanvraag om erkenning van een regeling heeft ingediend of voornemens is in te dienen;

c)   „regelinghouders”: de entiteiten als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2017/821;

d)   „economische actoren die aan de regeling deelnemen”: natuurlijke of rechtspersonen die onder de voorwaarden van de regeling aan een audit worden onderworpen of die anderszins gelieerd zijn aan of deelnemen aan de regeling op zodanige wijze dat op grond daarvan de verwachting bestaat dat zij aan de normen en beleidslijnen van de regeling voldoen;

e)   „OESO-methode”: de OESO-methode voor de beoordeling van de afstemming van sectorale programma's op de OESO-richtsnoeren voor mineralen, met inbegrip van de bijlage daarbij, bekendgemaakt bij OESO-nota COM/DAF/INV/DCD/DAC(2018)1;

f)   „overkoepelende beginselen van passende zorgvuldigheid”: de beginselen als bedoeld in bijlage 1, deel A, bij de OESO-methode;

g)   „hernieuwde aanvraag”:

i)

een aanvraag betreffende een regeling waarvoor ten minste reeds één eerdere aanvraag is ingediend die hetzij niet-ontvankelijk is verklaard hetzij is afgewezen of ingetrokken;

ii)

een aanvraag betreffende een regeling waarvan de erkenning door de Commissie is ingetrokken.

h)   „algemene voorwaarden voor erkenning”: de voorwaarden als bedoeld in artikel 4;

i)   „specifieke beoordelingscriteria”: de criteria als bedoeld in artikel 5.

2.   Voor de toepassing van de onderhavige verordening heeft de in de OESO-methode gehanteerde term „sectoraal programma” dezelfde betekenis als de term „regeling”.

Artikel 3

Vereisten voor en ontvankelijkheid van aanvragen

1.   Regelinghouders kunnen de Commissie verzoeken de regelingen die zij ontwikkelen en controleren te erkennen in overeenstemming met dit artikel.

2.   Zijn uitsluitend ontvankelijk aanvragen die de volgende informatie bevatten:

a)

de identiteit van de aanvrager;

b)

de naam en contactgegevens van de persoon die verantwoordelijk zal zijn voor de beoordeling en die derhalve de contactpersoon van de Commissie zal zijn;

c)

een beschrijving van de doelstellingen van de regeling, de metalen en mineralen die onder de regeling vallen, de categorieën economische actoren die aan de regeling deelnemen, en het deel van de waardeketen waarin die economische actoren actief zijn;

d)

informatie met betrekking tot de reikwijdte van de aanvraag, om na te gaan of de aanvraag betrekking heeft op een specifiek onderdeel van een regeling dan wel op een specifiek deel van de waarde- of toeleveringsketen;

e)

gegevens waaruit blijkt dat de beleidslijnen en normen van de regeling zijn ontwikkeld in overeenstemming met de beginselen van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen als neergelegd in artikel 2, onder d), van Verordening (EU) 2017/821, op een wijze die strookt met het vijfstappenkader als beschreven in bijlage 1 bij de OESO-richtsnoeren;

f)

een lijst van economische actoren die aan de regeling deelnemen en andere entiteiten die lid zijn van of anderszins gelieerd zijn aan de regeling;

g)

indien beschikbaar, alle andere beoordelingen van de regeling, met inbegrip van zelfbeoordelingen, beoordelingen door de bevoegde autoriteiten in een andere jurisdictie en beoordelingen door derden;

h)

indien van toepassing, het verband tussen de aanvraag en elke eventuele eerdere aanvraag.

3.   De aanvragers mogen andere informatie verstrekken die zij van belang achten.

4.   De Commissie neemt binnen 45 kalenderdagen na ontvangst van een aanvraag een beslissing over de ontvankelijkheid ervan en stelt de aanvrager hiervan in kennis.

5.   Indien de Commissie van oordeel is dat de in lid 2, onder e), bedoelde gegevens zijn verstrekt, maar dat andere in lid 2 bedoelde informatie ontbreekt, stelt zij de aanvrager hiervan tijdig en hoe dan ook vóór het verstrijken van de in lid 4 bedoelde termijn in kennis, en verzoekt zij de aanvrager de aanvraag binnen 30 kalenderdagen te vervolledigen.

6.   Indien de Commissie van oordeel is dat de in lid 2, onder e), bedoelde gegevens niet zijn verstrekt of indien een aanvrager de aanvraag vóór het verstrijken van de in lid 5 bedoelde termijn niet vervolledigt, verklaart zij de aanvraag niet-ontvankelijk en stelt zij de aanvrager hiervan in kennis; zij verricht geen verdere beoordeling van de aanvraag.

7.   Door de indiening van een aanvraag aanvaardt de regelinghouder dat de regeling zal worden beoordeeld op de in de onderhavige verordening bedoelde wijze. De aanvrager kan zijn aanvraag evenwel te allen tijde intrekken.

Artikel 4

Algemene voorwaarden voor erkenning van gelijkwaardigheid

1.   Een regeling wordt als gelijkwaardig erkend als de overkoepelende beginselen van passende zorgvuldigheid ervan, de daarin gestelde eisen aan economische actoren die aan de regeling deelnemen alsmede de specifieke verantwoordelijkheden in het kader van de regeling zelf in overeenstemming zijn met de toepasselijke vereisten van Verordening (EU) 2017/821.

2.   De vereisten van lid 1 worden geacht te zijn vervuld wanneer de Commissie op basis van haar beoordeling van alle toepasselijke specifieke criteria, met inaanmerkingneming van zowel de beleidslijnen en normen van de regeling als de uitvoering daarvan in het kader van de regeling, van oordeel is dat is voldaan aan de voorwaarden om de regeling overeenkomstig punt 4 van de OESO-methode als zijnde „volledig in overeenstemming” te kwalificeren.

Artikel 5

Specifieke beoordelingscriteria

1.   De Commissie beoordeelt de regeling aan de hand van de toepasselijke specifieke criteria als bedoeld in bijlage 1 bij de OESO-methode, overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8.

2.   De Commissie gaat voor elke individuele beoordeling na of elk van de specifieke criteria als bedoeld in bijlage 1 bij de OESO-methode van belang is, rekening houdend met de aard, de omvang en de specifieke kenmerken van de aan de beoordeling onderworpen regeling. Daartoe onderzoekt zij of de specifieke criteria als vermeld in bijlage 1 bij de OESO-methode toepasselijk zijn. Zij kan ook onderzoeken of het mogelijk is af te wijken van de specifieke criteria als vermeld in bijlage 1 bij de OESO-methode, indien dat nodig is om ervoor te zorgen dat de beoordeling overeenkomt met het toepassingsgebied en de vereisten van Verordening (EU) 2017/821 wat onder meer het soort entiteiten betreft die aan de verplichtingen van die verordening zijn onderworpen.

Artikel 6

Aanvulling van in aanvraag verstrekte informatie om beoordeling van specifieke criteria mogelijk te maken

1.   De Commissie vult in voorkomend geval de in een ontvankelijke aanvraag opgenomen informatie aan met informatie die noodzakelijk is om de toepasselijke specifieke criteria als bedoeld in artikel 5, lid 2, te beoordelen. Hierbij kan het met name gaan om:

a)

beoordelingen van documenten die de Commissie van belang acht, zoals uitvoerings- of gelijkwaardige bepalingen met betrekking tot de regeling en andere beleidsdocumenten; het mandaat van de desbetreffende comités in het kader van de regeling; auditverslagen van economische actoren die aan de regeling deelnemen; verslagen van deskundigen en relevante belanghebbenden; alle andere beoordelingen van de regeling, met inbegrip van zelfbeoordelingen, beoordelingen door de bevoegde autoriteiten in andere jurisdicties en beoordelingen door derden; alsmede alle andere relevante informatie met betrekking tot het beheer van de regeling;

b)

het voeren van gesprekken met vertegenwoordigers van de regeling, leidinggevenden van economische actoren die aan de regeling deelnemen, auditors en andere relevante belanghebbenden;

c)

het bijwonen, ook als waarnemer, van door derden uitgevoerde audits van economische actoren die in strijd met de voorschriften van de regeling daaraan deelnemen en de beoordeling van de bijbehorende auditverslagen.

2.   Bij de uitvoering van lid 1 kan de Commissie de aanvrager verzoeken eventuele aanvullende informatie of documentatie te verstrekken alsmede het voeren van gesprekken en het bijwonen van door derden uitgevoerde audits te faciliteren.

3.   De Commissie bepaalt welke aanvullende informatie nodig is om alle toepasselijke specifieke criteria te kunnen beoordelen. Daartoe kan zij rekening houden met de richtsnoeren als vermeld in punt 2 van de OESO-methode.

Artikel 7

Methode voor evaluatie van specifieke criteria

1.   De evaluatie van elk toepasselijk specifiek criterium bestrijkt zowel de ontwikkeling van de beleidslijnen en normen van de regeling als de uitvoering daarvan in het kader van de regeling overeenkomstig punt 3.2 van de OESO-methode.

2.   De Commissie stelt overeenkomstig punt 3.2 van de OESO-methode vast of een regeling „volledig”, „gedeeltelijk” of „niet” in overeenstemming is wat alle toepasselijke specifieke criteria betreft.

3.   Bij de evaluatie van de toepasselijke specifieke criteria wordt geen rekening gehouden met mogelijke beleidslijnen, normen, activiteiten en andere aspecten van een regeling die geen betrekking hebben op passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen van de metalen en mineralen die onder Verordening (EU) 2017/821 vallen; er wordt evenmin rekening gehouden met beleidslijnen en andere informatie betreffende ondernemingen die niet onder die verordening vallen, tenzij in de aanvraag uitdrukkelijk daarom wordt verzocht en de Commissie uitdrukkelijk daarmee instemt.

4.   De Commissie kan bij de beoordeling van de aanvraag rekening houden met mogelijk relevante beoordelingen van de regeling door betrouwbare derden, ook als die beoordelingen niet in de aanvraag zijn opgenomen.

5.   Bij de evaluatie van de toepasselijke specifieke criteria waarvoor de regeling geheel of gedeeltelijk steunt op beleidslijnen, normen en activiteiten in het kader van een andere regeling dan wel van een soortgelijke, niet aan de aanvrager gelieerde entiteit wordt nagegaan of:

a)

in het kader van de regeling een geloofwaardige beoordeling van die entiteiten heeft plaatsgevonden en op welke wijze ervoor wordt gezorgd dat deze beoordelingen relevant en actueel zijn of blijven in de loop van de tijd, en

b)

het bij deze entiteiten gaat om regelingen die op grond van de onderhavige verordening als gelijkwaardig zijn erkend.

Artikel 8

Beoordelingsverslag

1.   De Commissie stelt een verslag op met haar beoordeling van de vraag of de regeling voldoet aan de algemene voorwaarden voor erkenning en de toepasselijke specifieke criteria. Het verslag wordt opgesteld overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.

2.   Het ontwerpverslag wordt meegedeeld aan de aanvrager, die 15 kalenderdagen de tijd krijgt om opmerkingen in te dienen.

3.   Nadat zij eventuele opmerkingen van de aanvrager in aanmerking heeft genomen, raadpleegt de Commissie in voorkomend geval het OESO-secretariaat over het ontwerpverslag en kan zij het OESO-secretariaat alle ondersteunende documenten verschaffen die het nodig heeft om advies uit te brengen. De Commissie verzoekt het OESO-secretariaat haar dit advies binnen 30 kalenderdagen te doen toekomen. Het advies heeft met name betrekking op de beoordeling van de algemene voorwaarden voor erkenning en de specifieke criteria.

4.   De Commissie stelt het verslag op uiterlijk negen maanden nadat zij de aanvraag overeenkomstig artikel 3 ontvankelijk heeft verklaard, tenzij zij de aanvrager vooraf ervan in kennis stelt dat zij het verslag op een later tijdstip zal opstellen.

Artikel 9

Te nemen maatregelen naar aanleiding van conclusie inzake algemene voorwaarden voor erkenning

1.   Indien de Commissie op basis van de beoordelingsmethode als bedoeld in de onderhavige verordening van oordeel is dat wordt voldaan aan de algemene voorwaarden voor erkenning van gelijkwaardigheid, volgt zij de procedure van artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) 2017/821.

2.   Indien de Commissie van oordeel is dat niet wordt voldaan aan de algemene voorwaarden voor erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 4, stelt zij de aanvrager en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hiervan in kennis en verstrekt zij de aanvrager een afschrift van het definitieve beoordelingsverslag als bedoeld in artikel 8, lid 1.

Artikel 10

Hernieuwde aanvraag

1.   Een hernieuwde aanvraag mag niet eerder worden ingediend dan twaalf maanden na de kennisgeving als bedoeld in artikel 9, lid 2, of artikel 3, lid 6, dan wel de intrekking van de aanvraag.

2.   In afwijking van lid 1 kan een hernieuwde aanvraag met betrekking tot dezelfde regeling drie maanden na de kennisgevingen als bedoeld in lid 1 worden ingediend indien een betere indeling van minder dan tien procent van de toepasselijke specifieke criteria zou volstaan om te voldoen aan de algemene voorwaarden voor erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 4.

3.   Een hernieuwde aanvraag bevat alle in artikel 3, lid 2, bedoelde informatie, zelfs wanneer die informatie gedeeltelijk in een eerdere aanvraag is verstrekt.

4.   Behalve de in artikel 3, lid 2, bedoelde informatie bevat een hernieuwde aanvraag met betrekking tot een regeling waarvoor een eerdere aanvraag is afgewezen gedetailleerde informatie over alle maatregelen die zijn genomen met betrekking tot de specifieke criteria die de Commissie in haar beoordeling van de meest recente afgewezen aanvraag niet „volledig in overeenstemming” heeft geacht.

Artikel 11

Op grond van artikel 8, leden 6 en 7, van Verordening (EU) 2017/821 genomen maatregelen

1.   Bij de toepassing van artikel 8, leden 6 en 7, van Verordening (EU) 2017/821 neemt de Commissie de maatregelen als bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel.

2.   Wanneer de Commissie vaststelt dat een erkende regeling lacunes vertoont, stelt zij de regelinghouder hiervan in kennis en geeft zij de regelinghouder drie tot zes maanden de tijd om corrigerende maatregelen te nemen. Deze periode kan door de Commissie worden verlengd, rekening houdend met de aard van de lacunes.

3.   De regelinghouder stelt de Commissie in kennis van de corrigerende maatregelen die worden genomen binnen de overeenkomstig lid 2 vastgestelde termijn. De kennisgeving bevat met bewijsmateriaal gestaafde informatie over die corrigerende maatregelen.

4.   De Commissie leidt de procedure voor intrekking van de erkenning als bedoeld in artikel 8, lid 7, tweede alinea, van Verordening (EU) 2017/821 niet in vóórdat de overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde termijn is verstreken.

Artikel 12

Transparantie en vertrouwelijkheid

1.   De Commissie legt een register aan van regelingen die zij als gelijkwaardig heeft erkend en maakt het register openbaar. Zij ziet erop toe dat het register tijdig wordt bijgewerkt telkens wanneer zij een regeling als gelijkwaardig erkent dan wel de erkenning van gelijkwaardigheid intrekt.

2.   Het in artikel 8, lid 1, bedoelde verslag wordt openbaar gemaakt wanneer de Commissie een regeling als gelijkwaardig erkent. Het door het OESO-secretariaat uitgebrachte advies over het ontwerpverslag wordt eveneens openbaar gemaakt, tenzij het OESO-secretariaat verzoekt om vertrouwelijkheid van zijn advies.

3.   De Commissie draagt er zorg voor dat alle informatie die als vertrouwelijk is aangemerkt door haar, de aanvrager of elke natuurlijke of rechtspersoon die bijdraagt aan de beoordeling in het kader van de onderhavige verordening, wordt behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Artikel 13

Samenwerking en ondersteuning

1.   De aanvrager zorgt ervoor dat de Commissie toegang krijgt tot alle informatie die zij voor de beoordeling van de specifieke criteria nodig acht, onder meer door het voeren van gesprekken met deelnemende economische actoren en het bijwonen van door derden uitgevoerde audits te faciliteren.

2.   De Commissie beëindigt haar beoordeling of schort die op wanneer de aanvrager handelt in strijd met lid 1 en stelt de aanvrager daarvan in kennis. De kennisgeving vermeldt de redenen waarom de Commissie haar beoordeling heeft beëindigd of opgeschort. Wanneer de Commissie de beoordeling beëindigt of opschort, mag de regelinghouder niet eerder dan twaalf maanden na de datum van kennisgeving daarvan een hernieuwde aanvraag indienen.

3.   De Commissie wisselt informatie uit met de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2017/821 aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zodat deze op doeltreffende wijze kunnen bijdragen aan haar beoordeling in het kader van de onderhavige verordening en hun verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de doeltreffende en uniforme uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 kunnen uitoefenen.

In het bijzonder:

a)

verstrekt de Commissie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten informatie over de regelinghouders die overeenkomstig artikel 3 een aanvraag om erkenning hebben ingediend en verzoekt zij die autoriteiten om alle informatie en beoordelingen die van belang zijn voor de beoordeling;

b)

stelt zij de volledige aanvraag op verzoek ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten van een lidstaat;

c)

neemt zij alle door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekte informatie in aanmerking die van belang is voor de beoordeling van een aanvraag in het kader van de onderhavige verordening;

d)

neemt zij alle door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekte informatie in aanmerking die betrekking heeft op door haar in een regeling vastgestelde lacunes en informeert zij die autoriteiten omtrent alle kennisgevingen op grond van artikel 11, lid 3.

4.   De Commissie houdt, naargelang van het geval, het Europees Parlement op de hoogte van de uitvoering van de onderhavige verordening en neemt alle informatie in aanmerking die het Europees Parlement haar verstrekt en die van belang is voor de uitvoering van de onderhavige verordening.

5.   In aanvulling op de raadpleging als bedoeld in artikel 8, lid 1, kan de Commissie het OESO-secretariaat raadplegen en om ondersteuning verzoeken bij de uitoefening van haar verantwoordelijkheden uit hoofde van de onderhavige verordening.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 januari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/66


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/430 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 voor wat betreft de uitoefening van beperkte bevoegdheden zonder toezicht vóór de afgifte van een bevoegdheidsbewijs als recreatief vlieger

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In subdeel B van bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2) zijn de eisen voor bevoegdheidsbewijzen als recreatief vlieger (LAPL) vastgesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 12, lid 2 bis, punt 3, van Verordening (EU) nr. 1178/2011 mogen de lidstaten tot 8 april 2020 nationale regels voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen toepassen die, in vergelijking met een LAPL, voorzien in vroegere toegang tot bepaalde pilootbevoegdheden. Deze nationale regels worden ook gebruikt om op modulaire wijze LAPL-opleidingen aan te bieden, waarbij de voltooiing van bepaalde LAPL-opleidingsmodules het mogelijk maakt om vroeger toegang te krijgen tot bepaalde bevoegdheden, vóór de afgifte van een LAPL.

(3)

De lidstaten die dergelijke modulaire LAPL-opleidingen aanbieden, hebben aan de Commissie en aan het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (het Agentschap) meegedeeld dat deze opleidingen bevorderlijk zijn voor de luchtsport en voor activiteiten als recreatief piloot. Dit ligt in de lijn van de doelstellingen van het stappenplan voor de general aviation, namelijk een meer evenredig, flexibel en proactief regelgevingssysteem tot stand brengen (3).

(4)

Overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1178/2011 mogen de lidstaten leerling-piloten toestaan zonder toezicht en onder bepaalde voorwaarden te vliegen met eenmotorige zuigervliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg, alvorens een LAPL is afgegeven.

(5)

Om een flexibeler regelgevingskader voor de general aviation te bevorderen, moet artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1178/2011 worden gewijzigd om de lidstaten in staat te stellen leerling-piloten die een LAPL-opleiding volgen, toestemming te geven om na voltooiing van bepaalde opleidingsmodules zonder toezicht beperkte bevoegdheden uit te oefenen, rekening houdende met de mate van opleiding die nodig is voor het beoogde bekwaamheidsniveau van de piloot, vóór zij voldoen aan alle vereisten voor de afgifte van een LAPL voor vleugelvliegtuigen, helikopters, zweefvliegtuigen of luchtballonnen.

(6)

De lidstaten moeten de Commissie en het Agentschap regelmatig op de hoogte stellen als zij de in artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1178/2011 bedoelde toestemming geven aan leerling-piloten, en moeten toezicht houden op die toelatingen om een aanvaardbaar niveau van veiligheid van de luchtvaart in stand te houden.

(7)

Bovendien moet artikel 4, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1178/2011 worden gewijzigd om de periode te verlengen waarin de lidstaten toestemming kunnen geven om bepaalde beperkte bevoegdheden voor het vliegen met vleugelvliegtuigen volgens instrumentvliegvoorschriften uit te oefenen alvorens de piloot voldoet aan alle eisen voor de afgifte van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen. Deze verlenging is noodzakelijk in afwachting van de invoering van een basisinstrument-bevoegdverklaring.

(8)

De maatregelen van deze verordening zijn voorgesteld in Advies nr. 08/2017 van het Agentschap, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 7 wordt vervangen door:

„7.   Een lidstaat mag toestaan dat leerling-piloten die een LAPL-opleiding volgen, beperkte bevoegdheden uitoefenen zonder toezicht vóór zij voldoen aan alle eisen voor de afgifte van een LAPL, onder de volgende voorwaarden:

a)

het toepassingsgebied van de bevoegdheden is gebaseerd op een door de lidstaat uitgevoerde veiligheidsrisicobeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin opleiding nodig is om ervoor te zorgen dat de vaardigheden van de piloot het gewenste niveau bereiken;

b)

de bevoegdheden blijven beperkt tot:

i)

het nationale grondgebied van de lidstaat die toestemming verleent, of een deel daarvan;

ii)

luchtvaartuigen die geregistreerd zijn in de lidstaat die toestemming verleent;

iii)

eenmotorige zuigervliegtuigen en -helikopters met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg, zweefvliegtuigen en luchtballonnen;

c)

als de houder van de toestemming een aanvraag voor een LAPL indient, krijgt hij vrijstellingen voor de opleiding die hij in het kader van de toestemming heeft gevolgd, die door de lidstaat worden bepaald op basis van een aanbeveling van een ATO of een DTO;

d)

de lidstaat dient om de drie jaar periodieke verslagen en veiligheidsrisicobeoordelingen in bij de Commissie en het Agentschap;

e)

de lidstaten houden toezicht op het gebruik van de in het kader van deze alinea verleende toestemmingen, teneinde een aanvaardbaar niveau van luchtvaartveiligheid te garanderen en passende maatregelen te nemen in geval van een verhoogd veiligheidsrisico of andere veiligheidsproblemen.”.

2)

In de inleidende zin van lid 8 wordt „8 april 2019” vervangen door „8 april 2021”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

(3)  https://www.easa.europa.eu/easa-and-you/general-aviation/general-aviation-road-map

(4)  Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/68


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/431 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2019

tot 296e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Op 13 maart 2019 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten tot wijziging van één vermelding op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt de volgende vermelding op de lijst „Natuurlijke personen”:

„Hamza Usama Muhammad bin Laden. Geboortedatum: 9.5.1989. Geboorteplaats: Jeddah, Saudi-Arabië. Nationaliteit: Saudi-Arabisch. Overige informatie: a) zoon van Usama bin Laden (overleden); b) door Aiman Muhammed Rabi al-Zawahiri aangeduid als officieel lid van Al Qaida. Heeft volgelingen van Al Qaida opgeroepen tot het plegen van terroristische aanslagen. Wordt gezien als de meest waarschijnlijke opvolger van al-Zawahiri. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 28.2.2019.”

vervangen door:

„Hamza Usama Muhammad bin Laden. Geboortedatum: 9.5.1989. Geboorteplaats: Jeddah, Saudi-Arabië. Overige informatie: a) zoon van Usama bin Laden (overleden); b) door Aiman Muhammed Rabi al-Zawahiri aangeduid als officieel lid van Al Qaida. Heeft volgelingen van Al Qaida opgeroepen tot het plegen van terroristische aanslagen. Wordt gezien als de meest waarschijnlijke opvolger van al-Zawahiri. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 28.2.2019.”.


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/70


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/432 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (1), en met name artikel 11, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 bevat een lijst van overheidsinstellingen, -ondernemingen en -agentschappen, natuurlijke personen, rechtspersonen, organen en entiteiten van de voormalige regering van Irak, waarvan de tegoeden en economische middelen die zich op 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, overeenkomstig die verordening worden bevroren.

(2)

Op 13 maart 2019 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten vier vermeldingen te schrappen van de lijst van personen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren.

(3)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 169 van 8.7.2003, blz. 6.


BIJLAGE

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 worden de volgende vermeldingen geschrapt:

„46.

GENERAL ESTABLISHMENT FOR MAIN OUT PALL DRAIN. Adres: P.O. Box 113, Nassiriyah, Irak.”

„98.

NATIONAL TOBACCO STATE COMPANY (alias NATIONAL TOBACCO STATE ENTERPRISE). Adres: P.O. Box 6, Arbil, Irak.”

„145.

STATE ENTERPRISE FOR PETROCHEMICAL INDUSTRIES. Adres: Khor Al Zubair, P.O. Box 933, Basra, Irak.”

„147.

STATE ENTERPRISE FOR PULP AND PAPER INDUSTRIES. Adres: P.O. Box 248, Hartha District, Basra, Irak.”.


BESLUITEN

19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/72


BESLUIT (EU) 2019/433 VAN DE RAAD

van 20 februari 2018

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, opgerichte Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-A (Regels inzake financiële diensten), bijlage XXVIII-B (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten) en bijlage XXVIII-D (Regels ten aanzien van internationale zeevaart) bij de overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, artikel 100, lid 2 en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”) is namens de Unie gesloten overeenkomstig Besluit (EU) 2016/839 van de Raad (1) en is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Diverse in de bijlagen XXVIII A (Regels inzake financiële diensten), bijlage XXVIII B (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten) en bijlage XXVIII D (Regels ten aanzien van internationale zeevaart) bij de overeenkomst opgenomen handelingen van de Unie zijn sinds het afronden van de onderhandelingen over de overeenkomst in juni 2013 gewijzigd of ingetrokken. Om een gedegen aanpassing van de wetgeving van de Republiek Moldavië aan de handelingen van de Unie te waarborgen, moeten daaraan derhalve een aantal handelingen worden toegevoegd waarbij de in die bijlagen opgenomen maatregelen worden uitgevoerd, gewijzigd, aangevuld of vervangen, en moeten bepaalde termijnen worden gewijzigd om rekening te houden met de vooruitgang die de Republiek Moldavië tot nu toe al in het proces van aanpassing aan het acquis van de Unie heeft geboekt.

(3)

Ingevolge Besluit nr. 3/2014 van de Associatieraad (2) kan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken („het Comité”) bepaalde bijlagen bij de overeenkomst actualiseren of wijzigen.

(4)

Het Comité moet besluiten tot actualisering van de bijlagen vaststellen. Deze besluiten zijn voor de Unie bindend.

(5)

Het is passend het standpunt betreffende de actualisering van de bijlagen te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité.

(6)

Het door de Unie in het Comité in te nemen standpunt moet derhalve worden gebaseerd op de aangehechte ontwerpbesluiten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Comité in te nemen standpunt is gebaseerd op de onderstaande ontwerpbesluiten die aan dit besluit zijn gehecht:

a)

Besluit van het Associatiecomité EU-Republiek Moldavië in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-A bij de overeenkomst (Regels inzake financiële diensten);

b)

Besluit van het Associatiecomité EU-Republiek Moldavië in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken tot betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-B bij de overeenkomst (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten);

c)

Besluit van het Associatiecomité EU-Republiek Moldavië in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-D bij de overeenkomst (Regels ten aanzien van internationale zeevaart).

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 20 februari 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

V. GORANOV


(1)  Besluit (EU) 2016/839 van de Raad van 23 mei 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 28).

(2)  Besluit nr. 3/2014 van de Associatieraad EU-Republiek Moldavië van 16 december 2014 inzake de overdracht van enkele bevoegdheden van de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken (PB L 110 van 29.4.2015, blz. 40).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-REPUBLIEK MOLDAVIË IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN

van … 2018

betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-A (Regels inzake financiële diensten) bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds,

HET ASSOCIATIECOMITÉ,

Gezien de op 27 juni 2014 in Brussel ondertekende associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, en met name de artikelen 61, 249, 436, 438 en 449,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”) is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Krachtens de artikelen 61 en 249 van de overeenkomst moet de Republiek Moldavië haar wetgeving aanpassen aan die van de EU en aan de internationale instrumenten („het acquis van de Unie”) als bedoeld in bijlage XXVIII-A (Regels inzake financiële diensten) bij de overeenkomst („Bijlage XXVIII-A”).

(3)

Het in bijlage XXVIII-A bedoelde acquis van de Unie met betrekking tot het witwassen van geld is sinds het afronden van de onderhandelingen over de overeenkomst in juni 2013 geëvolueerd. De Unie heeft met name de volgende handelingen vastgesteld en ter kennis gebracht van de Republiek Moldavië: Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (1) en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(4)

De Republiek Moldavië blijft haar wetgeving aanpassen aan het acquis van de Unie, overeenkomstig de termijnen en prioriteiten die zijn vastgesteld in bijlage XXVIII-A. Bijlage XXVIII-A moet derhalve worden geactualiseerd om te waarborgen dat de ontwikkeling van het daarin opgenomen acquis van de Unie met betrekking tot het witwassen van geld snel en efficiënt wordt geïntegreerd in het lopende proces van aanpassing, in overeenstemming met artikel 449 van de overeenkomst.

(5)

Richtlijn (EU) 2015/849 en Verordening (EU) 2015/847 moeten derhalve worden toegevoegd aan de lijst in bijlage XXVIII-A.

(6)

Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (4) moeten met ingang van 26 juni 2017 uit de lijst in bijlage XXVIII-A worden geschrapt.

(7)

Overeenkomstig artikel 436, lid 3, van de overeenkomst is de Associatieraad EU-Republiek Moldavië („de Associatieraad”) bevoegd de bijlagen bij de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen.

(8)

Volgens artikel 438, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad bevoegdheden overdragen aan het Associatiecomité, waaronder de bevoegdheid om bindende besluiten te nemen.

(9)

Bij Besluit nr. 3/2014 (5) heeft de Associatieraad de bevoegdheid om de bijlagen bij de overeenkomst die betrekking hebben op onder meer hoofdstuk 6 (Vestiging, handel in diensten en elektronische handel) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen, overgedragen aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, voor zover hoofdstuk 6 geen specifieke bepalingen bevat inzake de wijziging of actualisering van de bijlagen. Hoofdstuk 6 bevat geen specifieke bepalingen inzake de wijziging of actualisering van de bijlagen.

(10)

Bijlage XXVIII-A moet derhalve dienovereenkomstig worden geactualiseerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXVIII-A (Regels inzake financiële diensten) bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Associatiecomité

De voorzitter


(1)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(2)  Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(4)  Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten (PB L 214 van 4.8.2006, blz. 29).

(5)  Besluit nr. 3/2014 van de Associatieraad EU-Republiek Moldavië van 16 december 2014 inzake de overdracht van enkele bevoegdheden van de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken (PB L 110 van 29.4.2015, blz. 40).

BIJLAGE

BIJLAGE XXVIII-A

REGELS INZAKE FINANCIËLE DIENSTEN

De Republiek Moldavië verbindt zich ertoe haar wetgeving geleidelijk af te stemmen op de volgende handelingen van de EU-en internationale instrumenten binnen het aangegeven tijdschema.

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2007/44/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2002/87/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen

De spaar- en kredietverenigingen van de Republiek Moldavië worden op dezelfde wijze behandeld als de in artikel 2 van die richtlijn opgenomen instellingen en vallen derhalve buiten het toepassingsgebied van die richtlijn

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2006/48/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2007/18/EG van de Commissie van 27 maart 2007 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de uitsluiting van dan wel de opneming in het toepassingsgebied van bepaalde instellingen en de behandeling van vorderingen op multilaterale ontwikkelingsbanken

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2007/18/EG worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2006/49/EG worden, met de hieronder omschreven uitzondering, binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Wat andere instellingen dan de in artikel 3, lid 1, onder a), van die richtlijn gedefinieerde kredietinstellingen betreft, worden de bepalingen van artikel 5, leden 1 en 3, artikel 6, artikel 7, punten a), b) en c), artikel 8, punten a), b) en c), en artikel 9 van deze richtlijn met betrekking tot het niveau van het vereiste aanvangskapitaal, binnen een termijn van tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/110/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 94/19/EG worden, met uitzondering van de bepaling van artikel 7 van deze richtlijn in verband met het minimumniveau van de compensatie voor iedere deposant, binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

De bepaling van artikel 7 van deze richtlijn in verband met het minimumniveau van de compensatie voor iedere deposant wordt binnen een termijn van tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 86/635/EEG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2001/65/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/51/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2006/46/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2001/24/EG worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/138/EG worden binnen een termijn van zeven jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 91/674/EEG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Aanbeveling 92/48/EEG van de Commissie van 18 december 1991 inzake verzekeringstussenpersonen

Tijdschema: niet van toepassing.

Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2002/92/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/103/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/41/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2004/39/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2006/73/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1287/2006 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/71/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 809/2004 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2007/14/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 97/9/EG worden, met uitzondering van de bepaling van artikel 4 van deze richtlijn in verband met het minimumniveau van de compensatie voor iedere belegger, binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

De bepalingen van artikel 4 van deze richtlijn in verband met het minimumniveau van de compensatie voor iedere belegger worden binnen een termijn van tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/6/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2004/72/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/124/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/125/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma's en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2273/2003 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/65/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2007/16/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2002/47/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 98/26/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/44/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2007/64/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1781/2006 worden binnen een termijn van één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/849 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) 2015/847 worden binnen een termijn van één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-REPUBLIEK MOLDAVIË IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN

van … 2018

betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-B (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten) bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds

HET ASSOCIATIECOMITÉ,

Gezien de op 27 juni 2014 in Brussel ondertekende associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, en met name de artikelen 102, 240, 436, 438 en 449,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”) is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Krachtens de artikelen 102 en 240 van de overeenkomst moet de Republiek Moldavië haar wetgeving aanpassen aan die van de EU en aan de internationale instrumenten („het acquis van de Unie”) als bedoeld in bijlage XXVIII-B (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten) bij de overeenkomst („Bijlage XXVIII-B”).

(3)

Het in bijlage XXVIII-B bedoelde acquis van de Unie is sinds het afronden van de onderhandelingen over de overeenkomst in juni 2013 geëvolueerd. De Unie heeft met name de volgende handelingen vastgesteld waarbij de in bijlage XXVIII-B opgenomen handelingen worden uitgevoerd, gewijzigd, aangevuld of vervangen:

i)

Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en –diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (1);

ii)

Uitvoeringsbesluit 2014/276/EU van de Commissie van 2 mei 2014 tot wijziging van Beschikking 2008/411/EG betreffende de harmonisering van de 3 400 - 3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (2);

iii)

Uitvoeringsbesluit 2013/752/EU van de Commissie van 11 december 2013 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur en tot intrekking van Beschikking 2005/928/EG (3);

iv)

Uitvoeringsbesluit 2014/641/EU van de Commissie van 1 september 2014 betreffende geharmoniseerde technische voorwaarden voor gebruik in de Unie van radiospectrum door draadloze apparatuur voor programmaproductie en speciale evenementen (4);

v)

Uitvoeringsbesluit 2014/702/EU van de Commissie van 7 oktober 2014 tot wijziging van Beschikking 2007/131/EG inzake het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de Gemeenschap voor apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie (5);

vi)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/339 van de Commissie van 8 maart 2016 betreffende de harmonisering van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband voor draagbare of mobiele draadloze videoverbindingen en draadloze camera's die worden gebruikt voor programmaproductie en speciale evenementen (6);

vii)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/750 van de Commissie van 8 mei 2015 betreffende de harmonisering van de frequentieband 1 452-1 492 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie (7);

viii)

Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (8);

ix)

Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (9);

x)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/806 van de Commissie van 22 mei 2015 tot vaststelling van specificaties in verband met de vorm van het vertrouwensmerk van de EU voor gekwalificeerde vertrouwensdiensten (10);

xi)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1505 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van de technische specificaties en formaten van vertrouwenslijsten overeenkomstig artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (11);

xii)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van specificaties betreffende formaten van geavanceerde elektronische handtekeningen en geavanceerde zegels die door openbare instanties moeten worden erkend overeenkomstig respectievelijk artikel 27, lid 5, en artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (12);

xiii)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/650 van de Commissie van 25 april 2016 tot vaststelling van normen inzake de veiligheidsbeoordeling van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van handtekeningen en zegels overeenkomstig artikel 30, lid 3, en artikel 39, lid 2, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (13);

xiv)

Besluit 2010/267/EU van de Commissie van 6 mei 2010 betreffende de geharmoniseerde technische gebruiksvoorwaarden in de 790-862 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische-communicatiediensten kunnen verschaffen in de Europese Unie (14);

Uitvoeringsbesluit 2011/251/EU van de Commissie van 18 april 2011 tot wijziging van Beschikking 2009/766/EG betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (15);

Beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (16), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/251/EU;

xv)

Uitvoeringsbesluit 2012/688/EU van de Commissie van 5 november 2012 betreffende de harmonisering van de frequentiebanden 1 920 - 1 980 MHz en 2 110 - 2 170 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie (17);

xvi)

Beschikking 2008/477/EG van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2 500 - 2 690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (18);

xvii)

Beschikking 2008/411/EG van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3 400 - 3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (19);

xviii)

Beschikking 2008/671/EG van de Commissie van 5 augustus 2008 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 875 - 5 905 MHz-frequentieband voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen (ITS) (20);

xix)

Beschikking 2007/344/EG van de Commissie van 16 mei 2007 inzake de geharmoniseerde beschikbaarheid van informatie over spectrumgebruik in de Gemeenschap (21);

xx)

Beschikking 2007/90/EG van de Commissie van 12 februari 2007 tot wijziging van Beschikking 2005/513/EG betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 GHz-frequentieband voor de implementatie van draadloze toegangssystemen met inbegrip van Radio Local Area Networks (WAS/R-LAN's) (22);

xxi)

Beschikking 2005/513/EG van de Commissie van 11 juli 2005 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 GHz-frequentieband voor de implementatie van draadloze toegangssystemen met inbegrip van Radio Local Area Networks (WAS/R-LAN's) (23);

xxii)

Uitvoeringsbesluit 2011/829/EU van de Commissie van 8 december 2011 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (24);

xxiii)

Besluit 2010/368/EU van de Commissie van 30 juni 2010 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (25);

xxiv)

Beschikking 2009/381/EG van de Commissie van 13 mei 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (26);

xxv)

Beschikking 2008/432/EG van de Commissie van 23 mei 2008 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (27);

xxvi)

Beschikking 2006/771/EG van de Commissie van 9 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (28);

xxvii)

Besluit 2010/166/EU van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden inzake het gebruik van radiospectrum voor mobiele communicatiediensten aan boord van vaartuigen (MCV-diensten) in de Europese Unie (29);

xxviii)

Beschikking 2006/804/EG van de Commissie van 23 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor apparaten voor identificatie met behulp van radiogolven (RFID) in de ultrahoge frequentieband (UHF) (30);

xxix)

Uitvoeringsbesluit 2011/485/EU van de Commissie van 29 juli 2011 tot wijziging van Beschikking 2005/50/EG inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (31);

xxx)

Beschikking 2005/50/EG van de Commissie van 17 januari 2005 inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (32);

xxxi)

Beschikking 2004/545/EG van de Commissie van 8 juli 2004 inzake de harmonisatie van het radiospectrum in de 79 GHz-band voor gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (33);

xxxii)

Beschikking 2009/343/EG van de Commissie van 21 april 2009 tot wijziging van Beschikking 2007/131/EG inzake het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de Gemeenschap voor apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie (34);

xxxiii)

Beschikking 2007/131/EG van de Commissie van 21 februari 2007 inzake het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de Gemeenschap voor apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie (35);

xxxiv)

Beschikking 2007/98/EG van de Commissie van 14 februari 2007 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 2 GHz-frequentieband voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten (36);

xxxv)

Uitvoeringsbesluit 2013/654/EU van de Commissie van 12 november 2013 tot wijziging van Beschikking 2008/294/EG teneinde daarin aanvullende toegangstechnologieën en frequentiebanden voor mobielecommunicatiediensten aan boord van vliegtuigen (MCA-diensten) op te nemen (37);

xxxvi)

Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (38).

(4)

De Republiek Moldavië blijft haar wetgeving aanpassen aan het acquis van de Unie, overeenkomstig de termijnen en prioriteiten die zijn vastgesteld in bijlage XXVIII-B bij de overee(nkomst. Om een gedegen aanpassing te waarborgen, is het noodzakelijk om bijlage XXVIII-B aan te vullen met de in overweging 3 genoemde handelingen, alsook om bepaalde termijnen te wijzigen om rekening te houden met de vooruitgang die de Republiek Moldavië tot nog toe al in het proces van aanpassing aan het acquis van de Unie heeft geboekt, in overeenstemming met artikel 449 van de overeenkomst.

(5)

Overeen(komstig artikel 436, lid 3, van de overeenkomst is de Associatieraad EU-Republiek Moldavië („de Associatieraad”) bevoegd de bijlagen bij de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen.

(6)

Volgens artikel 438, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad bevoegdheden overdragen( aan het Associatiecomité, waaronder de bevoegdheid om bindende besluiten te nemen.

(7)

Bij Besluit nr. 3/2014 (39) heeft de Associatieraad de bevoegdheid om de bijlagen bij de overeenkomst die betrekking hebben op onder meer hoofdstuk 6 (Vestiging, handel in diensten en elektronische handel) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen, overgedragen aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, voor zover hoofdstuk 6 geen specifieke bepalingen bevat inzake de wijziging of actualisering van de bijlagen. Hoofdstuk 6 bevat geen specifieke bepalingen inzake de wijziging of actualisering van de bijlagen.

(8)

Bijlage XXVIII-B moet derhalve dienovereenkomstig worden geactualiseerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXVIII-B (Regels ten aanzien van telecommunicatiediensten) bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Associatiecomité

De voorzitter


(1)  PB EU L 310 van 26.11.2015, blz. 1.

(2)  PB EU L 139 van 14.5.2014, blz. 18.

(3)  PB EU L 334 van 13.12.2013, blz. 17.

(4)  PB EU L 263 van 3.9.2014, blz. 29.

(5)  PB EU L 293 van 9.10.2014, blz. 48.

(6)  PB EU L 63 van 10.3.2016, blz. 5.

(7)  PB EU L 119 van 12.5.2015, blz. 27.

(8)  PB EU L 153 van 22.5.2014, blz. 62.

(9)  PB EU L 257 van 28.8.2014, blz. 73.

(10)  PB EU L 128 van 23.5.2015, blz. 13.

(11)  PB EU L 235 van 9.9.2015, blz. 26.

(12)  PB EU L 235 van 9.9.2015, blz. 37.

(13)  PB EU L 109 van 26.4.2016, blz. 40.

(14)  PB EU L 117 van 11.5.2010, blz. 95.

(15)  PB EU L 106 van 27.4.2011, blz. 9.

(16)  PB EU L 274 van 20.10.2009, blz. 32.

(17)  PB EU L 307 van 7.11.2012, blz. 84.

(18)  PB EU L 163 van 24.6.2008, blz. 37.

(19)  PB EU L 144 van 4.6.2008, blz. 77.

(20)  PB EU L 220 van 15.8.2008, blz. 24.

(21)  PB EU L 129 van 17.5.2007, blz. 67.

(22)  PB EU L 41 van 13.2.2007, blz. 10.

(23)  PB EU L 187 van 19.7.2005, blz. 22.

(24)  PB EU L 329 van 13.12.2011, blz. 10.

(25)  PB EU L 166 van 1.7.2010, blz. 33.

(26)  PB EU L 119 van 14.5.2009, blz. 32.

(27)  PB EU L 151 van 11.6.2008, blz. 49.

(28)  PB EU L 312 van 11.11.2006, blz. 66.

(29)  PB EU L 72 van 20.3.2010, blz. 38.

(30)  PB EU L 329 van 25.11.2006, blz. 64.

(31)  PB EU L 198 van 30.7.2011, blz. 71.

(32)  PB EU L 21 van 25.1.2005, blz. 15.

(33)  PB EU L 241 van 13.7.2004, blz. 66.

(34)  PB EU L 105 van 25.4.2009, blz. 9.

(35)  PB L 55 van 23.2.2007, blz. 33.

(36)  PB L 43 van 15.2.2007, blz. 32.

(37)  PB L 303 van 14.11.2013, blz. 48.

(38)  PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1.

(39)  Besluit nr. 3/2014 van de Associatieraad EU-Republiek Moldavië van 16 december 2014 inzake de overdracht van enkele bevoegdheden van de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken (PB L 110 van 29.4.2015, blz. 40).

BIJLAGE

BIJLAGE XXVIII-B

REGELS TEN AANZIEN VAN TELECOMMUNICATIEDIENSTEN

De Republiek Moldavië verbindt zich ertoe haar wetgeving geleidelijk af te stemmen op de volgende handelingen van de EU-en internationale instrumenten binnen het aangegeven tijdschema.

Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009

De volgende bepalingen van Richtlijn 2002/21/EG zijn van toepassing:

versterken van de onafhankelijkheid en de administratieve capaciteit van de nationale regelgever op het gebied van elektronische communicatie;

instellen van openbareraadplegingsprocedures voor nieuwe regelgevende maatregelen;

invoeren van doeltreffende beroepsmechanismen voor beslissingen van de nationale regelgever op het gebied van elektronische communicatie, en

vaststellen welke producten- en dienstenmarkten in de sector elektronische communicatie voor een regeling vooraf in aanmerking komen en die markten analyseren teneinde vast te stellen of er op die markten sprake is van aanmerkelijke marktmacht.

Tijdschema: deze bepalingen van Richtlijn 2002/21/EG worden binnen een termijn van anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009

De volgende bepalingen van Richtlijn 2002/20/EG zijn van toepassing:

tenuitvoerlegging van regelgeving inzake het verstrekken van algemene machtigingen en beperking van de behoefte aan individuele licenties tot specifieke, naar behoren gemotiveerde gevallen.

Tijdschema: deze bepalingen van Richtlijn 2002/20/EG worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad

Op basis van de in overeenstemming met de kaderrichtlijn uitgevoerde marktanalyse legt de nationale regelgever op het gebied van elektronische communicatie exploitanten waarvan is vastgesteld dat zij op de desbetreffende markten aanmerkelijke marktmacht hebben, passende regelgevende verplichtingen op ten aanzien van:

de toegang tot en het gebruik van specifieke netwerkfaciliteiten;

controles van de prijzen voor toegang en interconnectie, met inbegrip van verplichtingen inzake kostenoriëntatie, en

transparantie, non-discriminatie en gescheiden boekhouding.

Tijdschema: deze bepalingen van Richtlijn 2002/19/EG worden binnen een termijn van anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 en Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad

De volgende bepalingen van Richtlijn 2002/22/EG zijn van toepassing:

tenuitvoerlegging van de regelgeving inzake universeledienstverplichtingen, met inbegrip van de oprichting van mechanismen voor kostenberekening en financiering, en

eerbiediging van de belangen en rechten van de gebruikers, in het bijzonder door de invoering van nummerportabiliteit en het uniforme Europese alarmnummer 112.

Tijdschema: deze bepalingen van Richtlijn 2002/22/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en –diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) 2015/2120 worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten

Tijdschema: de maatregelen die uit de toepassing van Richtlijn 2002/77/EG voortvloeien, worden binnen een termijn van anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad

De volgende bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG zijn van toepassing:

tenuitvoerlegging van regelgeving om de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden, en met name het recht op een persoonlijke levenssfeer, te waarborgen bij de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie, en waarborging van het vrije verkeer van dergelijke gegevens en van elektronische-communicatieapparatuur en -diensten.

Tijdschema: deze bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking)

De volgende bepalingen van Besluit nr. 676/2002/EG zijn van toepassing:

goedkeuring van beleid en regelgeving om de geharmoniseerde beschikbaarheid en een doeltreffend gebruik van het spectrum te waarborgen

Tijdschema: de maatregelen die uit de toepassing van Beschikking nr. 676/2002/EG voortvloeien, worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Besluit 2010/267/EU van de Commissie van 6 mei 2010 betreffende de geharmoniseerde technische gebruiksvoorwaarden in de 790-862 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische-communicatiediensten kunnen verschaffen in de Europese Unie

Tijdschema: de bepalingen van Besluit 2010/267/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2011/251/EU van de Commissie van 18 april 2011 tot wijziging van Beschikking 2009/766/EG betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2011/251/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/251/EU van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2009/766/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2012/688/EU van de Commissie van 5 november 2012 betreffende de harmonisering van de frequentiebanden 1 920 - 1 980 MHz en 2 110 - 2 170 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2012/688/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2008/477/EG van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2 500 - 2 690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2008/477/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2014/276/EU van de Commissie van 2 mei 2014 tot wijziging van Beschikking 2008/411/EG betreffende de harmonisering van de 3 400 - 3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2014/276/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2008/411/EG van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3 400 - 3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/276/EU van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2008/411/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2008/671/EG van de Commissie van 5 augustus 2008 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 875 - 5 905 MHz-frequentieband voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen (ITS)

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2008/671/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2007/344/EG van de Commissie van 16 mei 2007 inzake de geharmoniseerde beschikbaarheid van informatie over spectrumgebruik in de Gemeenschap

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2007/344/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2007/90/EG van de Commissie van 12 februari 2007 tot wijziging van Beschikking 2005/513/EG betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 GHz-frequentieband voor de implementatie van draadloze toegangssystemen met inbegrip van Radio Local Area Networks (WAS/R-LAN's)

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2007/90/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2005/513/EG van de Commissie van 11 juli 2005 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 GHz-frequentieband voor de implementatie van draadloze toegangssystemen met inbegrip van Radio Local Area Networks (WAS/R-LAN's), zoals gewijzigd bij Beschikking 2007/90/EG van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2005/513/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2013/752/EU van de Commissie van 11 december 2013 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur en tot intrekking van Beschikking 2005/928/EG

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2013/752/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2011/829/EU van de Commissie van 8 december 2011 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2011/829/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Besluit 2010/368/EU van de Commissie van 30 juni 2010 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur

Tijdschema: de bepalingen van Besluit 2010/368/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2009/381/EG van de Commissie van 13 mei 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2009/381/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2008/432/EG van de Commissie van 23 mei 2008 tot wijziging van Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2008/432/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2006/771/EG van de Commissie van 9 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2013/752/EU van de Commissie, Uitvoeringsbesluit 2011/829/EU van de Commissie, Besluit 2010/368/EU van de Commissie, Beschikking 2009/381/EG van de Commissie en Beschikking 2008/432/EG van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2006/771/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Besluit 2010/166/EU van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden inzake het gebruik van radiospectrum voor mobiele communicatiediensten aan boord van vaartuigen (MCV-diensten) in de Europese Unie

Tijdschema: de bepalingen van Besluit 2010/166/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2014/641/EU van de Commissie van 1 september 2014 betreffende geharmoniseerde technische voorwaarden voor gebruik in de Unie van radiospectrum door draadloze apparatuur voor programmaproductie en speciale evenementen

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2014/641/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2006/804/EG van de Commissie van 23 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor apparaten voor identificatie met behulp van radiogolven (RFID) in de ultrahoge frequentieband (UHF)

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2006/804/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2011/485/EU van de Commissie van 29 juli 2011 tot wijziging van Beschikking 2005/50/EG inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2011/485/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2005/50/EG van de Commissie van 17 januari 2005 inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/485/EU van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2005/50/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2004/545/EG van de Commissie van 8 juli 2004 inzake de harmonisatie van het radiospectrum in de 79 GHz-band voor gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2004/545/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2014/702/EU van de Commissie van 7 oktober 2014 tot wijziging van Beschikking 2007/131/EG inzake het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de Gemeenschap voor apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2014/702/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2009/343/EG van de Commissie van 21 april 2009 tot wijziging van Beschikking 2007/131/EG inzake het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de Gemeenschap voor apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2009/343/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2007/131/EG van de Commissie van 21 februari 2007 inzake het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de Gemeenschap voor apparatuur die gebruikmaakt van ultrabreedbandtechnologie, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/702/EU van de Commissie en Beschikking 2009/343/EG van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2007/131/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2007/98/EG van de Commissie van 14 februari 2007 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 2 GHz-frequentieband voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten

Tijdschema: de bepalingen van Beschikking 2007/98/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/339 van de Commissie van 8 maart 2016 betreffende de harmonisering van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband voor draagbare of mobiele draadloze videoverbindingen en draadloze camera's die worden gebruikt voor programmaproductie en speciale evenementen

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/339 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/750 van de Commissie van 8 mei 2015 betreffende de harmonisering van de frequentieband 1 452-1 492 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/750 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit 2013/654/EU van de Commissie van 12 november 2013 tot wijziging van Beschikking 2008/294/EG teneinde daarin aanvullende toegangstechnologieën en frequentiebanden voor mobielecommunicatiediensten aan boord van vliegtuigen (MCA-diensten) op te nemen

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2013/654/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Beschikking 2008/294/EG van de Commissie van 7 april 2008 betreffende geharmoniseerde spectrumgebruiksvoorwaarden voor mobiele communicatiediensten aan boord van vliegtuigen (MCA-diensten) in de Gemeenschap, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2013/654/EU van de Commissie

Tijdschema: de maatregelen die uit de toepassing van Beschikking 2008/294/EG voortvloeien, worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2014/53/EU worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”)

De volgende bepalingen van Richtlijn 2000/31/EG zijn van toepassing:

verbeteren van de ontwikkeling van elektronische handel;

wegwerken van belemmeringen voor de grensoverschrijdende verlening van diensten van de informatiemaatschappij;

bieden van rechtszekerheid aan verleners van diensten van de informatiemaatschappij, en

harmoniseren van de beperkingen van de aansprakelijkheid van aanbieders die louter handelen als doorgeefluik in het kader van „mere conduit”, „caching” of „hosting”, zonder algemene controleverplichting.

Tijdschema: deze bepalingen van Richtlijn 2000/31/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/98/EG worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2013/37/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 910/2014 worden binnen een termijn van zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/806 van de Commissie van 22 mei 2015 tot vaststelling van specificaties in verband met de vorm van het vertrouwensmerk van de EU voor gekwalificeerde vertrouwensdiensten

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/806 worden binnen een termijn van zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1505 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van de technische specificaties en formaten van vertrouwenslijsten overeenkomstig artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1505 worden binnen een termijn van zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van specificaties betreffende formaten van geavanceerde elektronische handtekeningen en geavanceerde zegels die door openbare instanties moeten worden erkend overeenkomstig respectievelijk artikel 27, lid 5, en artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 worden binnen een termijn van zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/650 van de Commissie van 25 april 2016 tot vaststelling van normen inzake de veiligheidsbeoordeling van gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van handtekeningen en zegels overeenkomstig artikel 30, lid 3, en artikel 39, lid 2, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/650 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-REPUBLIEK MOLDAVIË IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN

van … 2018

betreffende de actualisering van bijlage XXVIII-D (Regels ten aanzien van internationale zeevaart) bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds

HET ASSOCIATIECOMITÉ,

Gezien de op 27 juni 2014 in Brussel ondertekende associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, en met name de artikelen 85, 253, 436, 438 en 449,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”) is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Krachtens de artikelen 85 en 253 van de overeenkomst moet de Republiek Moldavië haar wetgeving aanpassen aan die van de EU en aan de internationale instrumenten („het acquis van de Unie”) als bedoeld in bijlage XXVIII-D (Regels ten aanzien van internationale zeevaart) bij de overeenkomst („Bijlage XXVIII-D”).

(3)

Het in bijlage XXVIII-D bedoelde acquis van de Unie is sinds het afronden van de onderhandelingen over de overeenkomst in juni 2013 geëvolueerd. De Unie heeft met name de volgende handelingen vastgesteld waarbij de onderstaande maatregelen worden uitgevoerd, gewijzigd, aangevuld of vervangen:

i)

Uitvoeringsrichtlijn 2014/111/EU van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/15/EG, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen (1);

ii)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1355/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 391/2009, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen (2);

iii)

Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (3)

iv)

Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (4);

v)

Richtlijn 2014/100/EU van de Commissie van 28 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (5);

vi)

Richtlijn (EU) 2016/844 van de Commissie van 27 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (6) en Rectificatie van Richtlijn (EU) 2016/844 van de Commissie van 27 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (7);

vii)

Richtlijn (EU) 2015/2087 van de Commissie van 18 november 2015 houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (8);

viii)

Richtlijn 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (9);

ix)

Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (10);

x)

Verordening (EU) nr. 428/2010 van de Commissie van 20 mei 2010 ter uitvoering van artikel 14 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitgebreide inspectie van schepen betreft (11);

xi)

Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft (12);

xii)

Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1205/2012 van de Commissie (13);

xiii)

Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (14);

xiv)

Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (15);

xv)

Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (16);

xvi)

Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie van 9 december 2011 tot vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, krachtens artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (17);

xvii)

Verordening (EG) nr. 540/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap wat de modelformulieren betreft (18);

xviii)

Richtlijn 2010/36/EU van de Commissie van 1 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (19);

xix)

Richtlijn van de Commissie 2005/12/EG van 18 februari 2005 tot wijziging van de bijlagen I en II van Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (20);

xx)

Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (21);

xxi)

Richtlijn 2012/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 houdende wijziging van Richtlijn 2008/106/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (22);

xxii)

Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (23);

xxiii)

Richtlijn 2007/71/EG van de Commissie van 13 december 2007 houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (24);

xxiv)

Verordening (EG) nr. 536/2008 van de Commissie van 13 juni 2008 ter uitvoering van artikel 6, lid 3, en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen en tot wijziging van die verordening (25);

xxv)

Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (26).

(4)

De Republiek Moldavië blijft haar wetgeving aanpassen aan het acquis van de Unie, overeenkomstig de termijnen en prioriteiten die zijn vastgesteld in bijlage XXVIII-D. Om een gedegen aanpassing van de wetgeving van de Republiek Moldavië aan het acquis van de Unie te waarborgen, is het noodzakelijk om de in overweging 3 genoemde handelingen toe te voegen aan de lijst in bijlage XXVIII-D, alsook om bepaalde termijnen te wijzigen om rekening te houden met de vooruitgang die de Republiek Moldavië tot nog toe al in het proces van aanpassing aan het acquis van de Unie heeft geboekt, in overeenstemming met artikel 449 van de overeenkomst.

(5)

Overeenkomstig artikel 436, lid 3, van de overeenkomst is de Associatieraad EU-Republiek Moldavië („de Associatieraad”) bevoegd de bijlagen bij de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen.

(6)

Volgens artikel 438, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad bevoegdheden overdragen aan het Associatiecomité, waaronder de bevoegdheid om bindende besluiten te nemen.

(7)

Bij Besluit nr. 3/2014 (27) heeft de Associatieraad de bevoegdheid om de bijlagen bij de overeenkomst die betrekking hebben op onder meer hoofdstuk 6 (Vestiging, handel in diensten en elektronische handel) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen, overgedragen aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, voor zover hoofdstuk 6 geen specifieke bepalingen bevat inzake de wijziging of actualisering van de bijlagen. Hoofdstuk 6 bevat geen specifieke bepalingen inzake de wijziging of actualisering van de bijlagen,

(8)

Bijlage XXVIII-D moet derhalve dienovereenkomstig worden geactualiseerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXVIII-D (Regels ten aanzien van internationale zeevaart) bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Associatiecomité

De voorzitter


(1)  PB EU L 366 van 20.12.2014, blz. 83.

(2)  PB EU L 365 van 19.12.2014, blz. 82.

(3)  PB EU L 257 van 28.8.2014, blz. 146.

(4)  PB EU L 123 van 19.5.2015, blz. 55.

(5)  PB EU L 308 van 29.10.2014, blz. 82.

(6)  PB EU L 141 van 28.5.2016, blz. 51.

(7)  PB EU L 193 van 19.7.2016, blz. 117.

(8)  PB EU L 302 van 19.11.2015, blz. 99.

(9)  PB EU L 218 van 14.8.2013, blz. 1.

(10)  PB EU L 330 van 10.12.2013, blz. 1.

(11)  PB EU L 125 van 21.5.2010, blz. 2.

(12)  PB EU L 241 van 14.9.2010, blz. 1.

(13)  PB EU L 241 van 14.9.2010, blz. 4.

(14)  PB EU L 131 van 28.5.2009, blz. 101.

(15)  PB EU L 131 van 28.5.2009, blz. 114.

(16)  PB EU L 49 van 24.2.2011, blz. 33.

(17)  PB EU L 328 van 10.12.2011, blz. 36.

(18)  PB EU L 157 van 17.6.2008, blz. 15.

(19)  PB EU L 162 van 29.6.2010, blz. 1.

(20)  PB EU L 48 van 19.2.2005, blz. 19.

(21)  PB EU L 172 van 30.6.2012, blz. 3.

(22)  PB EU L 343 van 14.12.2012, blz. 78.

(23)  PB EU L 324 van 29.11.2002, blz. 53.

(24)  PB EU L 329 van 14.12.2007, blz. 33.

(25)  PB EU L 156 van 14.6.2008, blz. 10.

(26)  PB EU L 124 van 20.5.2009, blz. 30.

(27)  Besluit nr. 3/2014 van de Associatieraad EU-Republiek Moldavië van 16 december 2014 inzake de overdracht van enkele bevoegdheden van de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken (PB L 110 van 29.4.2015, blz. 40).

BIJLAGE

BIJLAGE XXVIII-D

REGELS TEN AANZIEN VAN INTERNATIONALE ZEEVAART

De Republiek Moldavië verbindt zich ertoe haar wetgeving geleidelijk af te stemmen op de volgende handelingen van de EU en internationale instrumenten binnen het aangegeven tijdschema.

Maritieme veiligheid – vlaggenstaat / classificatiebureaus

Uitvoeringsrichtlijn 2014/111/EU van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/15/EG, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsrichtlijn 2014/111/EU worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/111/EU van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/15/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1355/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 391/2009, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

Tijdschema: de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1355/2014 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1355/2014 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 391/2009 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Vlaggenstaat

Richtlijn 2009/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/21/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Havenstaatcontrole

Richtlijn 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2013/38/EU worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) 2015/757 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1257/2013 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) nr. 428/2010 van de Commissie van 20 mei 2010 ter uitvoering van artikel 14 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitgebreide inspectie van schepen betreft

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 428/2010 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 801/2010 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1205/2012 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 802/2010 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad en zoals uitgevoerd bij Verordening (EU) nr. 428/2010 van de Commissie, Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/16/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Monitoring van de zeescheepvaart

Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/17/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2011/15/EU worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2014/100/EU van de Commissie van 28 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2014/100/EU worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie en Richtlijn 2014/100/EU van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2002/59/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Onderzoek naar ongevallen

Richtlijn 1999/35/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro- veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 1999/35/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie van 9 december 2011 tot vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, krachtens artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1286/2011 worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/18/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers

Verordening (EG) nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 392/2009 worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 540/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap wat de modelformulieren betreft

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 540/2008 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 540/2008 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 336/2006 worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Technische en operationele voorschriften

Uitrusting van zeeschepen

Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2014/90/EU worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Passagiersschepen

Richtlijn 2010/36/EU van de Commissie van 1 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2010/36/EU worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2010/36/EU van de Commissie en Richtlijn (EU) 2016/844 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/45/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn (EU) 2016/844 van de Commissie van 27 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/844 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 1999/35/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro- veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 1999/35/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2005/12/EG van de Commissie van 18 februari 2005 tot wijziging van de bijlagen I en II van Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2005/12/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen, zoals gewijzigd bij Richtlijn van de Commissie 2005/12/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2003/25/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Olietankschepen

Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EU) nr. 530/2012 worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Bulkschepen

Richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2001/96/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Bemanning

Richtlijn 2012/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 houdende wijziging van Richtlijn 2008/106/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2012/35/EU worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2012/35/EU van het Europees Parlement en de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2008/106/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Milieu

Richtlijn 2007/71/EG van de Commissie van 13 december 2007 houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2007/71/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn (EU) 2015/2087 van de Commissie van 18 november 2015 houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/2087 worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2007/71/EG van de Commissie en Richtlijn (EU) 2015/2087 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2000/59/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2002/84/EG worden binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 536/2008 van de Commissie van 13 juni 2008 ter uitvoering van artikel 6, lid 3, en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen en tot wijziging van die verordening

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 536/2008 worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 536/2008 van de Commissie

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 782/2003 worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Technische voorwaarden

Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2010/65/EU worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Sociale voorwaarden

Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 92/29/EEG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST) - Bijlage: Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, en gewijzigd bij Richtlijn 2009/13/EG van de Raad

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 1999/63/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2009/13/EG worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Richtlijn 1999/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de handhaving van de bepalingen inzake de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 1999/95/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Maritieme veiligheid

Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens

Tijdschema: de bepalingen van Richtlijn 2005/65/EG met uitzondering van die betreffende inspecties door de Commissie, worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

Tijdschema: de bepalingen van Verordening (EG) nr. 725/2004 met uitzondering van die betreffende inspecties door de Commissie, worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst omgezet.

19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/103


BESLUIT (EU) 2019/434 VAN DE COMMISSIE

van 27 februari 2019

over het voorgestelde burgerinitiatief „Europe CARES — Inclusief kwaliteitsonderwijs voor kinderen met een handicap”

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 1545)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het voorgestelde burgerinitiatief „Europe CARES — Inclusief kwaliteitsonderwijs voor kinderen met een handicap” heeft als onderwerp: „Het recht van kinderen en volwassenen met een handicap op inclusief onderwijs in de Europese Unie”.

(2)

De doelstellingen van het voorgestelde burgerinitiatief worden als volgt omschreven: „Meer dan 70 miljoen EU-burgers hebben een handicap en ruim 15 miljoen kinderen hebben speciale onderwijsbehoeften. Kinderen en volwassenen met een handicap worden geconfronteerd met buitensporige belemmeringen bij de uitoefening van hun recht op hoogwaardig inclusief onderwijs. Zij worden vaak in aparte instellingen geplaatst en degenen die aan gewoon onderwijs deelnemen, worden vaak onvoldoende ondersteund. Wij roepen de Europese Commissie op om een wetsontwerp over een gemeenschappelijk EU-kader voor inclusief onderwijs op te stellen dat ervoor zal zorgen dat geen enkel kind aan zijn lot wordt overgelaten als het gaat om vroegtijdige interventie, onderwijs en de overgang naar de arbeidsmarkt.”

(3)

In de bijlage bij het voorgestelde burgerinitiatief worden specifieke thema's genoemd die deel moeten uitmaken van een gemeenschappelijk EU-kader voor inclusief onderwijs. Deze thema's kunnen worden ingedeeld in de volgende rubrieken: „Vroegtijdige interventie, habilitatie en revalidatie”; „Identificatie — „Child Find” (wettelijke verplichting om na te gaan welke kinderen een handicap hebben) — Verwijzing — Op verzoek”; „Gratis en adequaat openbaar onderwijs”; „Clausule met een afwijzingsverbod”; „Inspraak van de ouders”; „Minder restrictieve omgeving”; „Geïndividualiseerd Onderwijsplan”; „Alternatieve beoordelingsmechanismen en op vaardigheden gebaseerde certificering”; „Overgang naar de arbeidsmarkt”; „Niet-discriminatie”; „Persoonlijke ontwikkeling en opleiding van het onderwijzend personeel”.

(4)

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) geeft meer inhoud aan het burgerschap van de Unie en verbetert de democratische werking van de Unie door onder meer te bepalen dat iedere burger het recht heeft aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen door middel van een Europees burgerinitiatief.

(5)

De procedures en voorwaarden voor het burgerinitiatief moeten duidelijk, eenvoudig, gebruiksvriendelijk en evenredig met de aard van het burgerinitiatief zijn, om burgerparticipatie aan te moedigen en de Unie toegankelijker te maken.

(6)

De Verdragen voorzien in de vaststelling, met het oog op de tenuitvoerlegging, van:

rechtshandelingen voor de bestrijding van discriminatie op grond van handicap, uit hoofde van artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

aanbevelingen van de Raad of andere rechtshandelingen tot vaststelling van stimuleringsmaatregelen die de uitwisseling van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd, bevorderen en de activiteiten van de lidstaten ondersteunen, coördineren of aanvullen zonder evenwel de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten te harmoniseren, uit hoofde van artikel 165, lid 2, vierde streepje, en lid 4, VWEU;

aanbevelingen van de Raad of andere rechtshandelingen die de initiële beroepsopleiding en bij- en nascholing, de opneming en de wederopneming op de arbeidsmarkt bevorderen zonder evenwel de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten te harmoniseren, uit hoofde van artikel 166, lid 2, tweede streepje, en lid 4, VWEU.

(7)

Om deze redenen valt het voorgestelde burgerinitiatief niet zichtbaar buiten het kader van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen, als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), van de verordening.

(8)

Bovendien is een burgercomité gevormd en zijn contactpersonen aangewezen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening, en levert het voorgestelde burgerinitiatief geen misbruik op, is het niet lichtzinnig of ergerlijk en druist het niet duidelijk in tegen de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden van de Unie.

(9)

Het voorgestelde burgerinitiatief „Europe CARES — Inclusief kwaliteitsonderwijs voor kinderen met een handicap” dient derhalve te worden geregistreerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het voorgestelde burgerinitiatief „Europe CARES — Inclusief kwaliteitsonderwijs voor kinderen met een handicap” wordt hierbij geregistreerd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 4 maart 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de organisatoren (leden van het burgercomité) van het voorgestelde burgerinitiatief „Europe CARES — Inclusief kwaliteitsonderwijs voor kinderen met een handicap”, vertegenwoordigd door mevr. Maria Madalina TURZA en mevr. Violeta GIURGI, die als contactpersonen optreden.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2019.

Voor de Commissie

Frans TIMMERMANS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1.


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/105


BESLUIT (EU) 2019/435 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2019

betreffende het voorgestelde burgerinitiatief „Housing for All”

(Kennisgeving geschied onder C(2019) 2004)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het onderwerp van het voorgestelde burgerinitiatief „Housing for All” wordt als volgt omschreven: „Dit Europese burgerinitiatief moet zorgen voor betere wettelijke en financiële randvoorwaarden om de toegang tot huisvesting voor alle Europeanen te vergemakkelijken.”.

(2)

De doelstellingen van het voorgestelde burgerinitiatief worden als volgt omschreven: „Wij vragen de EU actie te ondernemen om de toegang tot huisvesting voor alle Europeanen te vergemakkelijken. Het gaat er onder andere om de toegang tot sociale en betaalbare huisvesting voor iedereen te vergemakkelijken; de criteria van Maastricht niet toe te passen voor overheidsinvesteringen in sociale en betaalbare huisvesting, de toegang tot EU-financiering voor ontwikkelaars van non-profit en duurzame huisvesting te verbeteren, te voorzien in sociale, op concurrentie gebaseerde regels voor kortlopende huurcontracten en statistieken over huisvestingsbehoeften in Europa op te stellen.”.

(3)

In de bijlage bij het voorgestelde burgerinitiatief wordt specifiek verwezen naar een aantal doelstellingen die door rechtshandelingen van de Unie moeten worden nagestreefd ter uitvoering van de Verdragen, met name:

„de toegang tot gesubsidieerde huisvesting in de Europese Unie verbeteren”,

„overheidsinvesteringen in betaalbare huisvesting niet in aanmerking nemen bij de tekortcriteria van Maastricht”,

„de toegang tot financiële middelen uit Europese fondsen voor aanbieders van non-profit en openbare huisvesting vergemakkelijken”,

„voorzien in een geharmoniseerd regelgevingskader op Europees niveau voor kortlopende huurcontracten in de particuliere huisvestingssector, met een toereikend aanbod aan betaalbare woningen”,

„gestandaardiseerde gegevens over de huisvestingssituatie in Europa opnemen in het Europees statistisch programma”.

(4)

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) geeft meer inhoud aan het burgerschap van de Unie en verbetert de democratische werking van de Unie door onder meer te bepalen dat iedere burger het recht heeft aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen door middel van een Europees burgerinitiatief.

(5)

De procedures en voorwaarden voor het burgerinitiatief moeten duidelijk, eenvoudig, gebruiksvriendelijk en evenredig met de aard van het burgerinitiatief zijn, om burgerparticipatie aan te moedigen en de Unie toegankelijker te maken.

(6)

De Commissie heeft de bevoegdheid om voorstellen voor rechtshandelingen van de Unie ter uitvoering van de Verdragen in te dienen over de volgende aangelegenheden:

de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, op basis van artikel 53, lid 1, en artikel 62 VWEU;

de harmonisatie van de wetgevingen inzake de omzetbelasting, de accijnzen en de andere indirecte belastingen, voor zover deze harmonisatie noodzakelijk is om de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen, op basis van artikel 113 VWEU;

de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen, op basis van artikel 114 VWEU;

de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten welke rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de interne markt, op basis van artikel 115 VWEU;

verdere bepalingen ter voorkoming van buitensporige overheidstekorten zoals vastgesteld in het aan de Verdragen gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, op basis van artikel 126, lid 14, VWEU;

de vaststelling van uitvoeringsverordeningen betreffende het Europees Sociaal Fonds, op basis van artikel 164 VWEU;

op het gebied van specifieke maatregelen buiten de structuurfondsen om, teneinde het optreden van de Unie, met het oog op de harmonische ontwikkeling van de Unie, te ontwikkelen en te vervolgen, gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang, als bepaald in artikel 174 VWEU, op basis van artikel 175, derde alinea, VWEU;

de vaststelling van de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie van de structuurfondsen, hetgeen ook samenvoeging van de fondsen kan omvatten, op basis van artikel 177 VWEU;

de vaststelling van toepassingsverordeningen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, op basis van artikel 178 VWEU;

maatregelen voor de opstelling van statistieken wanneer zulks voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is, op basis van artikel 338 VWEU.

(7)

Om die redenen valt het voorgestelde burgerinitiatief, voor zover het gericht is op voorstellen van de Commissie voor rechtshandelingen van de Unie ter uitvoering van de Verdragen waarmee de in overweging 3, tweede tot en met vijfde streepje, genoemde doelstellingen worden nagestreefd, niet zichtbaar buiten het kader van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen in te dienen conform artikel 4, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 211/2011.

(8)

Anderzijds worden rechtshandelingen voor de toepassing van de bepalingen op het gebied van openbare bedrijven en ondernemingen waaraan de lidstaten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, alsmede ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, op basis van artikel 106, lid 3, VWEU niet op voorstel van de Commissie vastgesteld, zoals vereist bij artikel 4, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 211/2011, maar door de Commissie zelf.

(9)

Mocht het voorgestelde burgerinitiatief evenwel bij haar worden ingediend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 211/2011, verbindt de Commissie zich ertoe ook de noodzaak van de vaststelling of de wijziging van rechtshandelingen te beoordelen op basis van artikel 106, lid 3, VWEU in het licht van de relevantie ervan voor het onderwerp van dit initiatief.

(10)

Bovendien is het burgercomité gevormd en zijn de contactpersonen aangewezen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 211/2011, en levert het voorgestelde burgerinitiatief geen misbruik op, is het niet lichtzinnig of ergerlijk en druist het niet zichtbaar in tegen de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden van de Unie.

(11)

Het voorgestelde burgerinitiatief „Housing for All” moet daarom worden geregistreerd. Steunbetuigingen voor dit voorgestelde burgerinitiatief moeten worden ingezameld op basis van het bepaalde in de overwegingen 6 tot en met 9,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het voorgestelde burgerinitiatief „Housing for All” wordt geregistreerd.

2.   Steunbetuigingen voor dit voorgestelde burgerinitiatief kunnen worden ingezameld op basis van het bepaalde in de overwegingen 6 tot en met 9.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 18 maart 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de organisatoren (leden van het burgercomité) van het voorgestelde burgerinitiatief „Housing for All”, vertegenwoordigd door mevrouw Karin ZAUNER en de heer Santiago MAS DE XAXAS FAUS, die als contactpersonen optreden.

Gedaan te Straatsburg, 12 maart 2019.

Voor de Commissie

Frans TIMMERMANS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1.


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/108


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/436 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2019

inzake de ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor machines

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Gezien Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (2), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2006/42/EG worden machines die gebouwd zijn overeenkomstig geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen waarop die geharmoniseerde norm betrekking heeft.

(2)

Er zijn drie types geharmoniseerde normen die een vermoeden van overeenstemming met Richtlijn 2006/42/EG vestigen.

(3)

In type A-normen worden basisbegrippen, terminologie en ontwerpbeginselen omschreven die van toepassing zijn op alle categorieën machines. Toepassing van alleen deze normen, hoewel ze een essentieel kader voor de correcte toepassing van Richtlijn 2006/42/EG vormen, is niet voldoende om voor overeenstemming met de relevante essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van Richtlijn 2006/42/EG te zorgen en zorgt daarom niet voor een volledig vermoeden van overeenstemming.

(4)

Type B-normen hebben betrekking op specifieke aspecten van de veiligheid van machines of op specifieke typen veiligheidsmaatregelen die kunnen worden toegepast op een breed scala aan categorieën machines. Toepassing van de specificaties van type B-normen verleent een vermoeden van overeenstemming met de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van Richtlijn 2006/42/EG waarop ze betrekking hebben wanneer een type C-norm of de risicobeoordeling van de fabrikant aantoont dat een door de type B-norm beschreven technische oplossing voor de desbetreffende categorie machines of het desbetreffende model toereikend is. Toepassing van type B-normen die specificaties geven voor veiligheidscomponenten die onafhankelijk in de handel worden gebracht, verleent een vermoeden van overeenstemming voor de desbetreffende veiligheidscomponenten en voor de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen waarop de normen betrekking hebben.

(5)

Type C-normen geven specificaties voor een gegeven categorie machines. De verschillende typen machines die tot de categorie machines behoren die door een type C-norm worden bestreken, hebben een vergelijkbaar bedoeld gebruik en brengen vergelijkbare gevaren met zich mee. Type C-normen kunnen verwijzen naar type A- of type B-normen, waarbij wordt aangegeven welke specificaties van de type A- of type B-norm op de desbetreffende categorie machines van toepassing zijn. Wanneer voor een gegeven aspect van de machineveiligheid een type C-norm afwijkt van de specificaties van een type A- of type B-norm, prevaleert de type C-norm boven de specificaties van de type A- of type B-norm. Toepassing van de specificaties van een type C-norm op basis van de risicobeoordeling van de fabrikant verleent een vermoeden van overeenstemming met de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen van Richtlijn 2006/42/EG waarop de norm betrekking heeft. Bepaalde type C-normen zijn georganiseerd in een reeks delen, waarbij in deel 1 van de norm algemene specificaties worden gegeven, die van toepassing zijn op een familie van machines, en in andere delen van de norm specificaties voor specifieke categorieën machines worden gegeven ter aanvulling of wijziging van de algemene specificaties van deel 1. Voor type C-normen die op deze manier zijn georganiseerd, wordt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van Richtlijn 2006/42/EG verleend door toepassing van het algemene deel 1 van de norm, samen met het relevante specifieke deel van de norm.

(6)

Bij brief M/396 van 19 december 2006 heeft de Commissie CEN en Cenelec verzocht om de opstelling, de herziening en de voltooiing van de werkzaamheden met betrekking tot de geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG, om rekening te houden met de bij die richtlijn in vergelijking met Richtlijn 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) ingevoerde wijzigingen.

(7)

Op basis van verzoek M/396 van 19 december 2006 hebben CEN en Cenelec nieuwe geharmoniseerde normen opgesteld en de bestaande geharmoniseerde normen herzien en gewijzigd. Geharmoniseerde norm EN 15895:2011+A1:2018 betreft draagbare bevestigingswerktuigen met explosieve lading en andere slagwerktuigen die in het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/42/EG zijn opgenomen. In de normen EN 50569:2013/A1:2018; EN 50570:2013/A1:2018; EN 50571:2013/A1:2018; EN 50636-2-107:2015/A1:2018; EN 60335-1:2012/A13:2017; EN 60335-2-58:2005; EN 60335-2-58:2005/A12:2016; EN 60335-2-58:2005/A2:2015 en de wijzigingen daarvan wordt rekening gehouden met de opnieuw omschreven afbakening tussen Richtlijn 2006/42/EG en Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), en met het feit dat sommige huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen die onder Richtlijn 2014/35/EU vallen, voortaan onder Richtlijn 2006/42/EG vallen. In norm EN 16719:2018 wordt rekening gehouden met het feit dat Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) gewijzigd is bij Richtlijn 2006/42/EG, waardoor hijs- en hefwerktuigen met een maximumsnelheid van 0,15 m/s onder Richtlijn 2006/42/EG vallen. De normen EN ISO 14118:2018; EN 474-1:2006+A5:2018; EN 1853:2017; EN 1870-6:2017; EN ISO 4254-5:2018; EN ISO 4254-7:2017; EN ISO 4254-8:2018; EN ISO 5395-1:2013/A1:2018; EN ISO 5395-3:2013/A2:2018; EN 12013:2018; EN 12999:2011+A2:2018; EN 13001-3-1:2012+A2:2018; EN 13001-3-6:2018; EN 13135:2013+A1:2018; EN 13684:2018; EN ISO 13766-2:2018; EN 15194:2017; EN 15895:2011+A1:2018; EN ISO 16092-1:2018; EN ISO 16092-3:2018; EN 16952:2018; EN 16719:2018; EN 17059:2018; EN ISO 19085-4:2018; EN ISO 19085-6:2017; EN ISO 19085-8:2018; EN ISO 19225:2017; EN ISO 28927-2:2009/A1:2017; EN 50569:2013/A1:2018; EN 50570:2013/A1:2018; EN 50571:2013/A1:2018; EN 50636-2-107:2015/A1:2018; EN 60335-1:2012/A13:2017; EN 62841-2-1:2018; EN 62841-2-17:2017; EN 62841-3-1:2014/A11:2017; EN 60335-2-58:2005; EN 60335-2-58:2005/A2:2015; EN 60335-2-58:2005/A12:2016; EN 62841-2-1:2018; EN 62841-2-17:2017; EN 62841-3-1:2014/A11:2017; EN 62841-3-4:2016; EN 62841-3-4:2016/A11:2017; EN 62841-3-6:2014/A11:2017; EN 62841-3-9:2015/A11:2017; EN 62841-3-10:2015/A11:2017; EN 62841-3-14:2017 en de wijzigingen daarvan waarborgen dat de geharmoniseerde normen die bedoeld zijn ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG, volledig aan de relevante essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van die richtlijn voldoen.

(8)

Samen met CEN en Cenelec is de Commissie nagegaan of de door CEN en Cenelec opgestelde, herziene en gewijzigde normen voldoen aan verzoek M/396 van 19 december 2006.

(9)

De door CEN en Cenelec op basis van verzoek M/396 van 19 december 2006 opgestelde, herziene en gewijzigde normen voldoen aan de in Richtlijn 2006/42/EG gestelde eisen, die zij beogen te bestrijken. Het is daarom aangewezen de referenties van die normen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(10)

Op grond van artikel 10 van Richtlijn 2006/42/EG heeft de Commissie het bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 ingestelde comité om advies verzocht over de vraag of geharmoniseerde norm EN 474-1: 2006 + A4: 2013 voldoet aan de in bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG vermelde essentiële eisen inzake gezondheid en veiligheid, die hij bestrijkt. Gezien het advies van het comité is de referentie van norm EN 474-1:2006+A4:2013, met een beperking, bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/27 van de Commissie (6) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. CEN heeft de norm in versie EN 474-1:2006+A5:2018 verbeterd. De nieuwe versie heeft echter geen betrekking op een bepaald type grondverzetmachine, met name hydraulische graafmachines. Norm EN 474-1:2006+A5:2018 voldoet derhalve niet volledig aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I, punten 1.2.2 en 3.2.1, bij Richtlijn 2006/42/EG. Hij moet daarom in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt met een beperking.

(11)

Op grond van artikel 10 van Richtlijn 2006/42/EG heeft de Commissie het bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 ingestelde comité om advies verzocht over de vraag of geharmoniseerde norm EN 13241-1: 2003 + A1: 2011 voldoet aan de in bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG vermelde essentiële eisen inzake gezondheid en veiligheid, die hij bestrijkt. Gezien het advies van het comité is de referentie van norm EN 13241-1:2003+A1:2011, met een beperking, bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1301 van de Commissie (7) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. CEN heeft de norm in versie EN 13241:2003+A2:2016 verbeterd. De nieuwe versie heeft echter geen betrekking op de problemen die tot bekendmaking met een beperking van de vorige versie van de norm hebben geleid. De huidige versie van die norm, EN 13241:2003+A2:2016, voldoet derhalve niet volledig aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I, punten 1.3.7 en 1.4.3, bij Richtlijn 2006/42/EG. Hij moet daarom in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt met een beperking.

(12)

Als gevolg van de werkzaamheden van CEN en Cenelec op basis van verzoek M/396 van 19 december 2006 zijn verschillende in het Publicatieblad van de Europese Unie (8) bekendgemaakte geharmoniseerde normen vervangen, herzien of gewijzigd.

(13)

Daarom moeten de referenties van die normen uit het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt. Om de fabrikanten voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de toepassing van de nieuwe normen, de herziene normen en de gewijzigde normen, moet de schrapping van de referenties van de geharmoniseerde normen worden uitgesteld.

(14)

De geharmoniseerde normen EN 786:1996+A2:2009; EN 61496-1:2013; EN ISO 11200:2014 en EN ISO 12100:2010 moeten worden geschrapt omdat zij niet langer voldoen aan de eisen die zij beogen te dekken en die in Richtlijn 2006/42/EG zijn vastgelegd.

(15)

Door voldoening aan een geharmoniseerde norm wordt een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenstemmende essentiële vereisten die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, vanaf de datum van bekendmaking van de referentie van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referenties van de in bijlage I bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor machines die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De referenties van de in bijlage II bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG worden met een beperking bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

De referenties van de in bijlage III bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor machines die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2006/42/EG worden met ingang van de in die bijlage vermelde data geschrapt uit het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.

(3)  Richtlijn 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende liften (PB L 207 van 23.7.1998, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357).

(5)  Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften (PB L 213 van 7.9.1995, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/27 van de Commissie van 7 januari 2015 betreffende de bekendmaking, met een beperking, in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van norm EN 474-1:2006+A4:2013 inzake grondverzetmachines uit hoofde van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 4 van 8.1.2015, blz. 24).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1301 van de Commissie van 20 juli 2015 betreffende de bekendmaking, met een beperking, in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van norm EN 13241-1:2003+A1:2011 inzake industriële en commerciële garagedeuren en -poorten krachtens Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 199 van 29.7.2015, blz. 40).

(8)  PB C 92 van 9.3.2018, blz. 1.


BIJLAGE I

Nummer

Referentie van de norm

Type

1.

EN ISO 14118:2018

Veiligheid van machines — Voorkoming van onbedoeld starten (ISO 14118:2017)

B

2.

EN 1853:2017

Landbouwmachines — Kipwagens — Veiligheid

C

3.

EN 1870-6:2017

Veiligheid van houtbewerkingsmachines — Cirkelzagen — Deel 6: Cirkelzaagmachines voor brandhout

C

4.

EN ISO 4254-5:2018

Landbouwmachines — Veiligheid — Deel 5: Motorisch aangedreven grondbewerkingsmaterieel (ISO 4254-5:2018)

C

5.

EN ISO 4254-7:2017

Landbouwmachines — Veiligheid — Deel 7: Maaidorsers, veldhakselaars en katoenoogstmachines (ISO 4254-7:2017)

C

6.

EN ISO 4254-8:2018

Landbouwmachines — Veiligheid — Deel 8: Strooiers voor vaste meststoffen (ISO 4254-8:2018)

C

7.

EN ISO 5395-1:2013

Tuingereedschap — Veiligheid van aangedreven grasmaaiers — Deel 1: Woordenlijst en algemene beproeving (ISO 5395-1:2013)

EN ISO 5395-1:2013/A1:2018

C

8.

EN ISO 5395-3:2013

Tuingereedschap — Veiligheid van aangedreven grasmaaiers — Deel 3: Grasmaaiers met bestuurderszitplaats (ISO 5395-3:2013)

EN ISO 5395-3:2013/A1:2017

EN ISO 5395-3:2013/A2:2018

C

9.

EN 12013:2018

Machines voor kunststoffen en rubber — Interne mengers — Veiligheidseisen

C

10.

EN 12999:2011+A2:2018

Hijskranen — Laadkranen

C

11.

EN 13001-3-1:2012+A2:2018

Hijskranen — Algemeen ontwerp — Deel 3-1: Grenstoestanden en bewijs van geschiktheid van staalconstructies

C

12.

EN 13001-3-6:2018

Hijskranen — Algemeen ontwerp — Deel 3-6: Grenstoestanden en bewijs van geschiktheid van machines — Hydraulische cilinders

C

13.

EN 13135:2013+A1:2018

Hijskranen — Veiligheid — Ontwerp — Eisen voor de uitrusting

C

14.

EN 13684:2018

Tuingereedschap — Lopend bediende grasmatbeluchters en verticuteermachines — Veiligheid

C

15.

EN ISO 13766-2:2018

Grondverzet- en bouwmachines — Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) van machines met inwendige elektrische voedingen — Deel 2: Aanvullende EMC-eisen voor functionele veiligheid (ISO 13766-2:2018)

C

16.

EN 15194:2017

Fietsen — Elektrisch ondersteunde fietsen — EPAC-fietsen

C

17.

EN 15895:2011+A1:2018

Handgereedschap met schietpatronen — Veiligheidseisen — Gereedschappen voor bevestigen en hard markeren

C

18.

EN ISO 16092-1:2018

Veiligheid van gereedschapsmachines — Persen — Deel 1: Algemene veiligheidseisen (ISO 16092-1:2017)

C

19.

EN ISO 16092-3:2018

Veiligheid van gereedschapsmachines — Persen — Deel 3: Veiligheidseisen voor hydraulische persen (ISO 16092-3:2017)

C

20.

EN 16719:2018

Transportsteigers

C

21.

EN 16952:2018

Landbouwwerktuigen — ruw-terrein werkplatforms voor boomgaardwerkzaamheden — Veiligheid

C

22.

EN 17059:2018

Plateren en anodiseren van kabels — Veiligheidseisen

C

23.

EN ISO 19085-4:2018

Houtbewerkingsmachines — Veiligheid — Deel 4: Verticale cirkelzaagmachines voor panelen (ISO 19085-4:2018)

C

24.

EN ISO 19085-6:2017

Houtbewerkingsmachines — Veiligheid — Deel 6: Verticale freesmachines met een enkele spindle (ISO 19085-6:2017)

C

25.

EN ISO 19085-8:2018

Houtbewerkingsmachines — Veiligheid — Deel 8: Bandschuurmachines en kalibratiemachines (ISO 19085-8:2017)

C

26.

EN ISO 19225:2017

Machines voor ondergrondse mijnbouw — Mobiele winningsmachines op het front — Veiligheidseisen voor walsinstallaties en schaafinstallaties (ISO 19225:2017)

C

27.

EN ISO 28927-2:2009

Draagbare handgereedschappen — Beproevingsmethoden voor de evaluatie van de trillingsemissie — Deel 2: Schroefsleutels, moersleutels en schroevendraaiers (ISO 28927-2:2009)

EN ISO 28927-2:2009/A1:2017

C

28.

EN ISO/IEC 80079-38:2016

Explosieve atmosferen — Deel 38: Materieel en componenten in explosieve atmosferen in ondergrondse mijnen (ISO/IEC 80079-38:2016)

EN ISO/IEC 80079-38:2016/A1:2018

C

29.

EN 50569:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Bijzondere eisen voor commerciële centrifuges

EN 50569:2013/A1:2018

C

30.

EN 50570:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Bijzondere eisen voor commerciële elektrische droogtrommels

EN 50570:2013/A1:2018

C

31.

EN 50571:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Bijzondere eisen voor commerciële elektrische wasmachines

EN 50571:2013/A1:2018

C

32.

EN 50636-2-107:2015

Veiligheid van huishoudelijke en soortgelijke toestellen — Deel 2-107: Bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven robotgrasmaaiers met accu (IEC 60335-2-107:2012 (Gewijzigd))

EN 50636-2-107:2015/A1:2018

C

33.

EN 60335-1:2012

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 1: Algemene eisen (IEC 60335-1:2010 (Gewijzigd))

EN 60335-1:2012/A11:2014

EN 60335-1:2012/A13:2017

C

34.

EN 60335-2-58:2005

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-58: Bijzondere eisen voor afwasmachines voor bedrijfsgebruik (IEC 60335-2-58:2002 (Gewijzigd))

EN 60335-2-58:2005/A2:2015

EN 60335-2-58:2005/A12:2016

C

35.

EN 62841-2-1:2018

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 2-1: Speciale eisen voor boren en slagboormachines (IEC 62841-2-1:2017 (Gewijzigd))

C

36.

EN 62841-2-17:2017

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 2-17: Speciale eisen voor handfrezen (IEC 62841-2-17:2017 (Gewijzigd))

C

37.

EN 62841-3-1:2014

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-1: Bijzondere eisen voor verplaatsbare tafelzagen (IEC 62841-3-1:2014 (Gewijzigd))

EN 62841-3-1:2014/A11:2017

C

38.

EN 62841-3-4:2016

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-4: Bijzondere eisen voor verplaatsbare slijpmachines (IEC 62841-3-4:2016 (Gewijzigd))

EN 62841-3-4:2016/A11:2017

C

39.

EN 62841-3-6:2014

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-6: Bijzondere eisen voor diamantboren met watervoorziening (IEC 62841-3-6:2014 (Gewijzigd))

EN 62841-3-6:2014/A11:2017

C

40.

EN 62841-3-9:2015

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-9: Bijzondere eisen voor verplaatsbare verstekzagen (IEC 62841-3-9:2014 (Gewijzigd))

EN 62841-3-9:2015/A11:2017

C

41.

EN 62841-3-10:2015

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-10: Speciale eisen voor verplaatsbare snijmachines (IEC 62841-3-10:2015 (Gewijzigd))

EN 62841-3-10:2015/A11:2017

C

42.

EN 62841-3-14:2017

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-14: Speciale eisen voor verplaatsbare afvoerreinigers (IEC 62841-3-14:2017(Gewijzigd))

C


BIJLAGE II

Nummer

Referentie van de norm

Type

1.

EN 474-1:2006+A5:2018

Grondverzetmachines — Veiligheid — Deel 1: Algemene eisen

Opmerking: deze bekendmaking heeft geen betrekking op punt 5.8.1 van deze norm (Zichtbaarheid — gezichtsveld van de bestuurder), maar dit geldt uitsluitend in verband met EN 474-5:2006+A3:2013 (Eisen voor hydraulische graafmachines); de toepassing hiervan vestigt geen vermoeden van overeenstemming met de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen 1.2.2 en 3.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

C

2.

EN 13241:2003+A2:2016

Industriële en commerciële garagedeuren en -poorten — Productnorm, prestatiekenmerken

Opmerking: wat de punten 4.2.2, 4.2.6, 4.3.2, 4.3.3, 4.3.4 en 4.3.6 betreft, heeft deze bekendmaking geen betrekking op referentie EN 12453:2000 en vestigt de toepassing daarvan geen vermoeden van overeenstemming met de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen 1.3.7 en 1.4.3 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

C


BIJLAGE III

Nummer

Referentie van de norm

Datum van intrekking

Type

1.

EN 1037:1995+A1:2008

Veiligheid van machines — Voorkoming van onbedoeld starten

19.3.2019

B

2.

EN 474-1:2006+A4:2013

Grondverzetmachines — Veiligheid — Deel 1: Algemene eisen

Opmerking: deze bekendmaking heeft geen betrekking op punt 5.8.1 Zichtbaarheid — gezichtsveld van de bestuurder van deze norm; de toepassing hiervan vestigt geen vermoeden van overeenstemming met de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen 1.2.2 en 3.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG.

19.3.2019

C

3.

EN 1853:1999+A1:2009

Landbouwmachines — Kipwagens — Veiligheid

19.3.2019

C

4.

EN 1870-6:2002+A1:2009

Veiligheid van houtbewerkingsmachines — Cirkelzagen — Deel 6: Cirkelzaagmachines voor brandhout en gecombineerde cirkelzaagmachines voor brandhout/tafelcirkelzagen, met handmatig laden en/of lossen

19.3.2019

C

5.

EN ISO 4254-5:2009

Landbouwmachines — Veiligheid — Deel 5: Motorisch aangedreven grondbewerkingsmaterieel (ISO 4254-5:2008)

19.3.2019

C

6.

EN ISO 4254-7:2009

Landbouwmachines — Veiligheid — Deel 7: Maaidorsers, veldhakselaars en katoenoogstmachines (ISO 4254-7:2008)

19.3.2019

C

7.

EN 14017:2005+A2:2009

Landbouw- en bosbouwmachines — Strooiers voor vaste kunstmeststoffen — Veiligheid

19.3.2019

C

8.

EN ISO 5395-1:2013

Tuingereedschap — Veiligheid van aangedreven grasmaaiers — Deel 1: Woordenlijst en algemene beproeving (ISO 5395-1:2013)

19.3.2019

C

9.

EN ISO 5395-3:2013

Tuingereedschap — Veiligheid van aangedreven grasmaaiers — Deel 3: Grasmaaiers met bestuurderszitplaats (ISO 5395-3:2013)

EN ISO 5395-3:2013/A1:2017

19.3.2019

C

10.

EN 12013:2000+A1:2008

Machines voor kunststoffen en rubber — Interne mengers — Veiligheidseisen

19.3.2019

C

11.

EN 12999:2011+A1:2012

Hijskranen — Laadkranen

19.3.2019

C

12.

EN 13001-3-1:2012+A1:2013

Hijskranen — Algemeen ontwerp — Deel 3-1: Grenstoestanden en bewijs van geschiktheid van staalconstructies

19.3.2019

C

13.

EN 13135:2013

Hijskranen — Veiligheid — Ontwerp — Eisen voor de uitrusting

19.3.2019

C

14.

EN 13684:2004+A3:2009

Tuingereedschap — Lopend bediende grasmatbeluchters en verticuteermachines — Veiligheid

19.3.2019

C

15.

EN 15895:2011

Handgereedschap met schietpatronen — Veiligheidseisen — Gereedschappen voor bevestigen en hard markeren

19.3.2019

C

16.

EN 692:2005+A1:2009

Gereedschapsmachines — Mechanische persen — Veiligheid

19.3.2019

C

17.

EN 693:2001+A2:2011

Gereedschapswerktuigen — Veiligheid — Hydraulische persen

19.3.2019

C

18.

EN 13736:2003+A1:2009

Veiligheid van gereedschapsmachines — Pneumatische persen

19.3.2019

C

19.

EN 848-1:2007+A2:2012

Veiligheid van houtbewerkingsmachines — Freesmachines voor eenzijdige bewerking met draaiend gereedschap — Deel 1: Freesmachines met één verticale as

19.3.2019

C

20.

EN 1710:2005+A1:2008

Uitrusting en onderdelen voor gebruik in ondergrondse mijnen op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen

19.3.2019

C

21.

EN 50569:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Bijzondere eisen voor commerciële centrifuges

12.1.2021

C

22.

EN 50570:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Bijzondere eisen voor commerciële elektrische droogtrommels

12.1.2021

C

23.

EN 50571:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Bijzondere eisen voor commerciële elektrische wasmachines

12.1.2021

C

24.

EN 50636-2-107:2015

Veiligheid van huishoudelijke en soortgelijke toestellen — Deel 2-107: Bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven robotgrasmaaiers met accu (IEC 60335-2-107:2012 (Gewijzigd))

12.1.2020

C

25.

EN 60335-1:2012

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 1: Algemene eisen (IEC 60335-1:2010 (Gewijzigd))

EN 60335-1:2012/A11:2014

3.5.2020

C

26.

EN 60745-2-1:2010

Handgereedschap met motoraandrijving — Veiligheid — Deel 2-1: Speciale eisen voor boren en slagboormachines (IEC 60745-2-1:2003 (Gewijzigd) + A1:2008)

19.3.2019

C

27.

EN 60745-2-17:2010

Handgereedschap met motoraandrijving — Veiligheid — Deel 2-17: Speciale eisen voor bovenhandfrezers en trimmers (IEC 60745-2-17:2010 (Gewijzigd))

19.3.2019

C

28.

EN 62841-3-1:2014

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-1: Bijzondere eisen voor verplaatsbare tafelzagen (IEC 62841-3-1:2014 (Gewijzigd))

19.10.2019

C

29.

EN 61029-2-4:2011

Veiligheid van verplaatsbaar elektrisch gereedschap met motoraandrijving — Deel 2-4: Bijzondere eisen voor slijpmachines (IEC 61029-2-4:1993 (Gewijzigd) + A1:2001 (Gewijzigd))

19.3.2019

C

30.

EN 62841-3-6:2014

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-6: Bijzondere eisen voor diamantboren met watervoorziening (IEC 62841-3-6:2014 (Gewijzigd))

19.10.2019

C

31.

EN 62841-3-9:2015

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-9: Bijzondere eisen voor verplaatsbare verstekzagen (IEC 62841-3-9:2014 (Gewijzigd))

15.11.2019

C

32.

EN 62841-3-10:2015

Elektrisch aangedreven handgereedschap, verplaatsbaar gereedschap en gras- en tuinmachines — Veiligheid — Deel 3-10: Speciale eisen voor verplaatsbare snijmachines (IEC 62841-3-10:2015 (Gewijzigd))

19.10.2019

C

33.

EN 13241:2003+A2:2016

Industriële en commerciële garagedeuren en -poorten — Productnorm, prestatiekenmerken

19.3.2019

C

34.

EN 786:1996+A2:2009

Tuingereedschap — Elektrisch aangedreven handgeleide graskantmaaiers en graskantensnijders — Mechanische veiligheid

19.3.2019

C

35.

EN 1870-14:2007+A2:2012

Veiligheid van houtbewerkingsmachines — Cirkelzagen — Deel 14: Verticale plaatzaagmachines

19.3.2019

C

36.

EN 61496-1:2013

Machineveiligheid — Aanrakingsvrije elektrische beveiligingsinrichtingen — Deel 1: Algemene eisen en beproevingen

19.3.2019

C

37.

EN ISO 11200:2014

Akoestiek — Geluid uitgestraald door machines en toestellen — Handleiding voor het gebruik van basisnormen voor het meten van geluiddrukniveaus op een werkplek en op andere aangegeven plekken

19.3.2019

B


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/120


BESLUIT Nr. 1/2019 VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD,

die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds,

van 19 februari 2019

betreffende de vaststelling van het reglement van orde van de Gezamenlijke Raad en van het Handels- en ontwikkelingscomité [2019/437]

DE GEZAMENLIJKE RAAD,

Gezien de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds („de overeenkomst”), en met name de artikelen 100, 101 en 102,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van de Gezamenlijke Raad wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Het reglement van orde van het Handels- en ontwikkelingscomité wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Kaapstad, 19 februari 2019.

Voor de Gezamenlijke Raad

Vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten

Bogolo Joy KENEWENDO

Vertegenwoordiger van de EU

Cecilia MALMSTRÖM


BIJLAGE I

REGLEMENT VAN ORDE VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD

HOOFDSTUK I

Organisatie

Artikel 1

Samenstelling en voorzitterschap

1.   De Gezamenlijke Raad, opgericht krachtens artikel 100 van de economische partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen de Europese Unie („EU”) en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds („de overeenkomst”), voert zijn taken uit overeenkomstig de artikelen 100 en 101 van de overeenkomst.

2.   Wanneer in dit reglement van orde naar „de partijen” wordt verwezen, gebeurt dat overeenkomstig de definitie in artikel 104 van de overeenkomst, namelijk Botswana, Lesotho, Namibië, Zuid-Afrika, Eswatini en Mozambique („de SADC-EPO-staten”), enerzijds, en de EU-partij (d.w.z. de Europese Unie of haar lidstaten dan wel de Europese Unie en haar lidstaten, gelet op hun respectieve bevoegdheidsgebieden), anderzijds.

3.   Overeenkomstig artikel 101, lid 1, van de overeenkomst bestaat de Gezamenlijke Raad uit, enerzijds, de betrokken leden van de Raad van de Europese Unie en de betrokken leden van de Europese Commissie of hun vertegenwoordigers, en, anderzijds, de betrokken ministers van de SADC-EPO-staten of hun vertegenwoordigers.

4.   De Gezamenlijke Raad wordt op ministerieel niveau, beurtelings voor perioden van twaalf (12) maanden, voorgezeten door vertegenwoordigers van de EU-partij, gelet op de respectieve bevoegdheidsgebieden van de Unie en haar lidstaten, en door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten.

5.   Onverminderd lid 4 worden de gewone vergaderingen van de Gezamenlijke Raad op ministerieel niveau beurtelings voorgezeten door vertegenwoordigers van de EU-partij, gelet op de respectieve bevoegdheidsgebieden van de Unie en haar lidstaten, en door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten. De eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad wordt gezamenlijk voorgezeten door de partijen.

6.   Ongeacht de in lid 4 bedoelde periode vangt de eerste periode aan op de dag volgend op de eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad en loopt zij af op 31 december van hetzelfde jaar. Het voorzitterschap van die eerste periode wordt bekleed door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten.

Artikel 2

Vergaderingen

1.   Overeenkomstig artikel 102, lid 4, van de overeenkomst komt de Gezamenlijke Raad met regelmatige tussenpozen van niet meer dan twee jaar (2) bijeen, en wanneer de omstandigheden zulks vereisen in buitengewone vergadering, indien de partijen daartoe gezamenlijk besluiten.

2.   De vergaderingen van de Gezamenlijke Raad worden beurtelings gehouden in Brussel of in een van de SADC-EPO-staten, tenzij de partijen anders overeenkomen.

3.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, worden vergaderingen van de Gezamenlijke Raad bijeengeroepen door de partij die het voorzitterschap bekleedt, na overleg met de andere partij.

4.   De partijen kunnen overeenkomen om de vergaderingen van de Gezamenlijke Raad via elektronische middelen te houden.

Artikel 3

Waarnemers

De Gezamenlijke Raad kan besluiten om op ad-hocbasis waarnemers op zijn vergaderingen uit te nodigen, en bepalen welke agendapunten voor die waarnemers zullen openstaan.

Artikel 4

Secretariaat

1.   Het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie, enerzijds, en de SADC-EPO-eenheid binnen het SADC-secretariaat, anderzijds, treden beurtelings voor perioden van twaalf (12) maanden op als secretariaat van de Gezamenlijke Raad („het secretariaat”). Die perioden vallen samen met de in artikel 1, leden 4 en 6, vastgestelde voorzitterschapsregelingen.

2.   Aan de zijde van de EU-partij worden voorlopige agenda's en ontwerpnotulen opgesteld door de Europese Commissie, en alle officiële documenten bestemd voor of uitgaande van de Gezamenlijke Raad worden verspreid door het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

3.   Aan de zijde van de SADC-EPO-staten worden voorlopige agenda's en ontwerpnotulen opgesteld door de SADC-EPO-eenheid, en worden alle officiële documenten bestemd voor of uitgaande van de Gezamenlijke Raad door de SADC-EPO-eenheid verspreid.

HOOFDSTUK II

Werking

Artikel 5

Documenten

Indien de besprekingen van de Gezamenlijke Raad gebaseerd zijn op schriftelijke ondersteunende documenten, worden deze documenten door het secretariaat genummerd en als document van de Gezamenlijke Raad verspreid.

Artikel 6

Kennisgeving en agenda voor de vergaderingen

1.   Uiterlijk dertig (30) dagen van tevoren stelt het secretariaat de partijen in kennis van de bijeenroeping van een vergadering van de Gezamenlijke Raad en vraagt het om inbreng voor de agenda. Bij dringende aangelegenheden of onvoorziene omstandigheden kan de vergadering op korte termijn worden bijeengeroepen.

2.   Het secretariaat stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt uiterlijk veertien (14) dagen voor de vergadering door het secretariaat aan de voorzitter en aan de leden van de Gezamenlijke Raad toegezonden.

3.   De voorlopige agenda bevat punten waarvoor het secretariaat van een partij een verzoek tot plaatsing op de agenda heeft ontvangen.

4.   De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door de Gezamenlijke Raad goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan, als agendapunt worden opgenomen.

5.   De voorzitter van de Gezamenlijke Raad kan met instemming van alle partijen deskundigen uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie over specifieke onderwerpen te verstrekken.

Artikel 7

Notulen

1.   Het secretariaat stelt ontwerpnotulen van elke vergadering op, binnen eenentwintig (21) dagen na de vergadering, tenzij met wederzijdse instemming van de partijen anders wordt besloten.

2.   In de regel bevatten de notulen voor elk agendapunt:

a)

de aan de Gezamenlijke Raad voorgelegde documenten;

b)

eventuele verklaringen die op verzoek van een lid van de Gezamenlijke Raad zijn opgenomen in de notulen; en

c)

door de partijen overeengekomen onderwerpen, zoals bijvoorbeeld besluiten, aanbevelingen of een gezamenlijk communiqué.

3.   De ontwerpnotulen van elke vergadering worden binnen tweeënveertig (42) dagen na de vergadering door beide partijen schriftelijk goedgekeurd, tenzij de partijen anders overeenkomen. Na de goedkeuring worden twee exemplaren van de notulen ondertekend door de vertegenwoordigers van de partijen, in overeenstemming met hun respectieve interne voorschriften, en ontvangt elk van de partijen een origineel van die authentieke documenten.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

1.   Overeenkomstig artikel 102 van de overeenkomst stelt de Gezamenlijke Raad besluiten of aanbevelingen bij consensus vast in de in de overeenkomst genoemde gevallen.

2.   In de gevallen waarin de Gezamenlijke Raad krachtens de overeenkomst gemachtigd is besluiten of aanbevelingen vast te stellen, worden de desbetreffende documenten in de notulen voorzien van het opschrift „Besluit” dan wel „Aanbeveling”. Het secretariaat voorziet de vastgestelde besluiten of aanbevelingen van een volgnummer, vermeldt de datum van vaststelling en geeft een beschrijving van het onderwerp. In elk besluit en in elke aanbeveling wordt de datum van inwerkingtreding vermeld.

3.   In gevallen waarin een SADC-EPO-staat een vergadering van de Gezamenlijke Raad niet kan bijwonen, worden de besluiten of aanbevelingen die tijdens die vergadering zijn overeengekomen, door het secretariaat aan dat lid meegedeeld. De betrokken SADC-EPO-staat verstrekt binnen tien (10) kalenderdagen na verzending van de besluiten of aanbevelingen een schriftelijk antwoord, waarin hij de besluiten of aanbevelingen aangeeft waarmee hij niet akkoord gaat, vergezeld van de redenen daarvoor. Bij het uitblijven van dat schriftelijk antwoord binnen de vastgestelde termijn, worden de besluiten of aanbevelingen geacht te zijn vastgesteld. Indien de SADC-EPO-staat die niet aan de vergadering heeft deelgenomen, het niet eens is met een of meer besluiten of aanbevelingen, streven de partijen naar een oplossing voor de openstaande problemen via de schriftelijke procedure of langs elektronische weg, overeenkomstig het bepaalde in lid 4.

4.   In de perioden tussen de vergaderingen kan de Gezamenlijke Raad, indien beide partijen daarmee instemmen, besluiten of aanbevelingen volgens de schriftelijke procedure of langs elektronische weg vaststellen. De schriftelijke procedure bestaat in een uitwisseling van nota's tussen vertegenwoordigers van de partijen.

5.   Besluiten en aanbevelingen die door de Gezamenlijke Raad zijn vastgesteld, worden geauthentiseerd door twee originelen, ondertekend door een vertegenwoordiger van de Europese Commissie namens de EU-partij en door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten.

Artikel 9

Toegang van het publiek

1.   De vergaderingen van de Gezamenlijke Raad zijn niet openbaar, tenzij anders door de partijen wordt besloten.

2.   De partijen kunnen besluiten tot bekendmaking van de besluiten en aanbevelingen van de Gezamenlijke Raad.

Artikel 10

Werktalen

Tenzij de partijen anders besluiten, geschieden alle correspondentie en communicatie tussen de partijen in verband met de werkzaamheden van de Gezamenlijke Raad, alsmede de beraadslagingen tijdens de vergaderingen van de Gezamenlijke Raad, in het Engels of het Portugees.

HOOFDSTUK III

Slotbepalingen

Artikel 11

Uitgaven

1.   Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met de deelname aan de vergaderingen van de Gezamenlijke Raad.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van een vergadering, het verstrekken van tolkdiensten en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

Artikel 12

Handels- en ontwikkelingscomité

Overeenkomstig artikel 103, lid 5, van de overeenkomst brengt het Handels- en ontwikkelingscomité verslag uit en legt het verantwoording af aan de Gezamenlijke Raad.

Artikel 13

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan schriftelijk worden gewijzigd bij een overeenkomstig artikel 8 daarvan vastgesteld besluit van de Gezamenlijke Raad.


BIJLAGE II

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET HANDELS- EN ONTWIKKELINGSCOMITÉ

HOOFDSTUK I

Organisatie

Artikel 1

Samenstelling en voorzitterschap

1.   Het Handels- en ontwikkelingscomité, opgericht krachtens artikel 103 van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds („de overeenkomst”), voert zijn taken uit overeenkomstig dat artikel.

2.   Wanneer in dit reglement van orde sprake is van „de partijen”, betreft het de partijen als gedefinieerd in artikel 104 van de overeenkomst, namelijk Botswana, Lesotho, Namibië, Zuid-Afrika, Eswatini en Mozambique („de SADC-EPO-staten”), enerzijds, en de EU-partij (d.w.z. de Europese Unie of haar lidstaten dan wel de Europese Unie en haar lidstaten, gelet op hun respectieve bevoegdheidsgebieden), anderzijds.

3.   Overeenkomstig artikel 103, lid 1, van de overeenkomst bestaat het Handels- en ontwikkelingscomité uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk hoge ambtenaren.

4.   De vergaderingen van het Handels- en ontwikkelingscomité worden beurtelings voor perioden van twaalf (12) maanden voorgezeten door een hoge ambtenaar van de Europese Commissie en door een hoge ambtenaar van de SADC-EPO-staten. De eerste vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité wordt gezamenlijk voorgezeten door de betreffende vertegenwoordigers van de partijen.

5.   Ongeacht de in lid 4 bedoelde periode, vangt de eerste voorzitterschapsperiode aan op de datum van de eerste vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité en loopt zij af op 31 december van hetzelfde jaar. Het voorzitterschap van die eerste periode wordt bekleed door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten.

Artikel 2

Vergaderingen

1.   Het Handels- en ontwikkelingscomité komt op geregelde tijdstippen bijeen, ten minste eenmaal per jaar, en op verzoek van een van de partijen. De vergaderingen worden beurtelings gehouden in Brussel of in een van de SADC-EPO-staten, tenzij de partijen anders overeenkomen.

2.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, worden vergaderingen van het Handels- en ontwikkelingscomité bijeengeroepen door de partij die het voorzitterschap bekleedt, na overleg met de andere partij.

3.   De partijen kunnen overeenkomen om de vergaderingen van het Handels- en ontwikkelingscomité langs elektronische weg te houden.

Artikel 3

Waarnemers

Het Handels- en ontwikkelingscomité kan besluiten om op ad-hocbasis waarnemers op zijn vergaderingen uit te nodigen, en bepalen welke agendapunten voor die waarnemers zullen openstaan.

Artikel 4

Secretariaat

1.   De partij die de vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité voorzit, treedt op als secretariaat van het Handels- en ontwikkelingscomité („het secretariaat”).

2.   Indien de vergadering langs elektronische weg plaatsvindt, treedt de partij die het voorzitterschap bekleedt op als secretariaat.

HOOFDSTUK II

Werking

Artikel 5

Documenten

Indien de besprekingen van het Handels- en ontwikkelingscomité gebaseerd zijn op schriftelijke ondersteunende documenten, worden deze door het secretariaat genummerd en als document van het Handels- en ontwikkelingscomité verspreid.

Artikel 6

Kennisgeving en agenda voor de vergaderingen

1.   Uiterlijk dertig (30) dagen vóór een vergadering stelt het secretariaat de partijen van de bijeenroeping ervan op de hoogte en vraagt het om inbreng voor de agenda. Bij dringende aangelegenheden of onvoorziene omstandigheden kan de vergadering op korte termijn worden bijeengeroepen.

2.   Het secretariaat stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt uiterlijk veertien (14) dagen voor de vergadering door het secretariaat aan de voorzitter en aan de leden van het Handels- en ontwikkelingscomité toegezonden.

3.   De voorlopige agenda bevat punten waarvoor het secretariaat van een partij een verzoek tot plaatsing op de agenda heeft ontvangen.

4.   De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het Handels- en ontwikkelingscomité goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan, als agendapunt worden opgenomen.

5.   De voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité kan met instemming van alle partijen deskundigen uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie over specifieke onderwerpen te verstrekken.

Artikel 7

Verslag van de vergadering

Tenzij de partijen anders overeenkomen, wordt het verslag van elke vergadering opgesteld door het secretariaat en aangenomen aan het eind van iedere vergadering.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

1.   Overeenkomstig artikel 103, lid 6, van de overeenkomst stelt het Handels- en ontwikkelingscomité besluiten of aanbevelingen bij consensus vast in de gevallen die zijn genoemd in de overeenkomst of indien die bevoegdheid door de Gezamenlijke Raad aan dat comité is verleend.

2.   Indien het Handels- en ontwikkelingscomité krachtens de overeenkomst gemachtigd is besluiten of aanbevelingen vast te stellen, of indien deze bevoegdheid door de Gezamenlijke Raad aan dat comité is verleend, worden de desbetreffende documenten in het in artikel 7 bedoelde verslag van de vergaderingen voorzien van het opschrift „Besluit” dan wel „Aanbeveling”. Het secretariaat voorziet de vastgestelde besluiten of aanbevelingen van een volgnummer, vermeldt de datum van vaststelling en geeft een beschrijving van het onderwerp. In elk besluit en in elke aanbeveling wordt de datum van inwerkingtreding vermeld.

3.   In gevallen waarin een SADC-EPO-staat een vergadering van de Gezamenlijke Raad niet kan bijwonen, worden de besluiten of aanbevelingen die tijdens die vergadering zijn overeengekomen, door het secretariaat aan dat lid meegedeeld. De betrokken SADC-EPO-staat verstrekt binnen tien (10) kalenderdagen na verzending van de besluiten of aanbevelingen een schriftelijk antwoord, waarin hij de besluiten of aanbevelingen aangeeft waarmee hij niet akkoord gaat, vergezeld van de redenen daarvoor. Bij het uitblijven van dat schriftelijk antwoord binnen de vastgestelde termijn, worden de besluiten of aanbevelingen geacht te zijn vastgesteld. Indien de SADC-EPO-staat die niet aan de vergadering heeft deelgenomen, het niet eens is met een of meer besluiten of aanbevelingen, streven de partijen naar een oplossing voor de openstaande problemen via de schriftelijke procedure of langs elektronische weg, overeenkomstig het bepaalde in lid 4.

4.   In de perioden tussen de vergaderingen kan het Handels- en ontwikkelingscomité, indien beide partijen daarmee instemmen, besluiten of aanbevelingen volgens de schriftelijke procedure of langs elektronische weg vaststellen. De schriftelijke procedure bestaat in een uitwisseling van nota's tussen vertegenwoordigers van de partijen.

5.   Besluiten en aanbevelingen van het Handels- en ontwikkelingscomité worden geauthentiseerd door twee originelen, ondertekend door een vertegenwoordiger van de EU en door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten.

Artikel 9

Toegang van het publiek

1.   De vergaderingen van het Handels- en ontwikkelingscomité zijn niet openbaar, tenzij anders door de partijen wordt besloten.

2.   De partijen kunnen besluiten tot bekendmaking van de besluiten en aanbevelingen van het Handels- en ontwikkelingscomité.

HOOFDSTUK III

Slotbepalingen

Artikel 10

Uitgaven

1.   Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met de deelname aan de vergaderingen van het Handels- en ontwikkelingscomité.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van een vergadering, het verstrekken van tolkdiensten en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

Artikel 11

Speciale comités en andere organen

1.   Het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering, opgericht uit hoofde van artikel 50 van de overeenkomst, het landbouwpartnerschap, opgericht uit hoofde van artikel 68 van de overeenkomst, en het Speciaal Comité voor geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken, opgericht uit hoofde van artikel 13 van protocol 3 bij de overeenkomst, brengen verslag uit aan het Handels- en ontwikkelingscomité.

2.   Overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt f), van de overeenkomst, respectievelijk artikel 13, lid 5, van protocol 3 bij de overeenkomst, stellen het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering en het Speciaal Comité voor geografische aanduidingen en handel in wijn en gedistilleerde dranken hun eigen reglement van orde vast.

3.   Overeenkomstig artikel 68, lid 3, van de overeenkomst worden de voorschriften voor de werking van het landbouwpartnerschap in onderlinge overeenstemming door de partijen in het Handels- en ontwikkelingscomité vastgesteld.

4.   Op grond van artikel 103, lid 3, van de overeenkomst kan het Handels- en ontwikkelingscomité speciale technische werkgroepen oprichten voor de behandeling van specifieke aangelegenheden die binnen hun bevoegdheid vallen.

5.   Het Handels- en ontwikkelingscomité stelt het reglement van orde voor de in lid 4 bedoelde speciale technische werkgroepen vast. Het Handels- en ontwikkelingscomité kan besluiten speciale technische werkgroepen op te heffen of hun mandaat vast te leggen of te wijzigen.

6.   De speciale technische werkgroepen brengen na elke vergadering verslag uit aan het Handels- en ontwikkelingscomité.

Artikel 12

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan schriftelijk worden gewijzigd bij een overeenkomstig artikel 8 daarvan vastgesteld besluit van het Handels- en ontwikkelingscomité.


19.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/128


BESLUIT Nr. 2/2019 VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD

die is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds,

van 19 februari 2019

betreffende de vaststelling van het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen en de gedragscode voor arbiters en bemiddelaars [2019/438]

DE GEZAMENLIJKE RAAD,

Gezien de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds („de overeenkomst”), en met name artikel 89, lid 1, en de artikelen 100, 101 en 102,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde voor het vermijden en beslechten van geschillen, als vastgesteld in bijlage I bij dit besluit, wordt hierbij aangenomen.

Artikel 2

De gedragscode voor arbiters en bemiddelaars, als beschreven in bijlage II bij dit besluit, wordt hierbij aangenomen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Kaapstad, 19 februari 2019.

Voor de Gezamenlijke Raad

Vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten

Bogolo Joy KENEWENDO

Vertegenwoordiger van de EU

Cecilia MALMSTRÖM


BIJLAGE I

REGLEMENT VAN ORDE VOOR HET VERMIJDEN EN BESLECHTEN VAN GESCHILLEN

Artikel 1

Definities

In dit reglement van orde en overeenkomstig deel III (Vermijden en beslechten van geschillen) van de overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „administratief personeel”: met betrekking tot een arbiter, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van een arbiter werkzaam zijn;

b)   „adviseur”: een persoon die door een partij is aangesteld om haar in verband met de arbitrageprocedure te adviseren of bij te staan;

c)   „de overeenkomst”: de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, ondertekend op 10 juni 2016;

d)   „arbiter”: een lid van het arbitragepanel;

e)   „arbitragepanel”: een op grond van artikel 80 van de overeenkomst ingesteld panel;

f)   „assistent”: een persoon die in het kader van het mandaat van een arbiter en onder de leiding en het toezicht van die arbiter voor die arbiter onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;

g)   „klagende partij”: de partij die op grond van artikel 80 van de overeenkomst om de instelling van een arbitragepanel verzoekt;

h)   „dag”: een kalenderdag;

i)   „partij”: een partij bij het geschil;

j)   „partij waartegen de klacht gericht is”: de partij die ervan beschuldigd wordt de onder artikel 76 van de overeenkomst vallende bepalingen te schenden; en

k)   „vertegenwoordiger van een partij”: een persoon in dienst van of aangewezen door een ministerie, een overheidsdienst of een ander overheidsorgaan van een partij, die de partij met betrekking tot een geschil op het gebied van de overeenkomst vertegenwoordigt.

Artikel 2

Kennisgevingen

1.   Alle verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten van het arbitragepanel worden tegelijkertijd verzonden naar beide partijen.

2.   Alle verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten van een partij die aan het arbitragepanel zijn gericht, worden tegelijkertijd als kopie naar de andere partij verzonden.

3.   Alle verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten van een partij die aan de andere partij zijn gericht, worden in voorkomend geval tegelijkertijd als kopie naar het arbitragepanel verzonden.

4.   Alle kennisgevingen als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 worden gedaan via e-mail of, indien van toepassing, via enige andere vorm van telecommunicatie waarbij de verzending wordt geregistreerd. Een dergelijke kennisgeving wordt geacht te zijn afgeleverd op de datum van verzending, tenzij wordt aangetoond dat dit niet het geval is.

5.   Alle kennisgevingen worden gericht aan het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie van de Europese Unie en aan de coördinator van de SADC-EPO-staten, als bedoeld in artikel 105 van de overeenkomst.

6.   Kleine verschrijvingen in verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten in verband met de procedure bij het arbitragepanel kunnen worden verbeterd door indiening van een nieuw document waarin de wijzigingen duidelijk zijn aangegeven.

7.   Indien de laatste dag waarop een document kan worden ingediend op een officiële feestdag van de Europese Commissie of van de betrokken SADC-EPO-staat of -staten valt, wordt het document geacht op de volgende werkdag te worden ingediend.

8.   Afhankelijk van de aard van het geschil wordt van alle verzoeken en kennisgevingen die aan het Handels- en ontwikkelingscomité worden gericht ook een kopie gestuurd naar de andere bevoegde, krachtens de overeenkomst opgerichte subcomités.

Artikel 3

Aanwijzing van arbiters

1.   Indien op grond van artikel 80 van de overeenkomst door middel van loting een arbiter wordt aangewezen, stelt de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité de partijen onmiddellijk in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de loting.

2.   De partijen mogen bij de loting aanwezig zijn en de loting wordt verricht met de partij of de partijen die aanwezig zijn.

3.   De voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité stelt elke persoon die is aangewezen om te fungeren als arbiter schriftelijk van zijn of haar aanstelling in kennis. Elke persoon bevestigt zijn of haar beschikbaarheid aan beide partijen binnen vijf (5) dagen vanaf de datum waarop die persoon over zijn of haar aanstelling werd geïnformeerd.

4.   Indien de in artikel 94 van de overeenkomst bedoelde lijst niet is opgesteld of op het tijdstip van indiening van een verzoek als bedoeld in lid 80, lid 3, van de overeenkomst niet voldoende namen bevat, worden de arbiters door middel van loting aangewezen uit de personen die door één of beide partijen formeel zijn voorgedragen.

Artikel 4

Organisatorische bijeenkomst

1.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, komen zij binnen tien (10) dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel met dat panel bijeen om te beslissen over aangelegenheden die de partijen of het arbitragepanel geschikt achten, met inbegrip van:

a)

de aan de arbiters verschuldigde bezoldigingen en onkostenvergoedingen, in overeenstemming met de normen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);

b)

de aan de assistent(en) verschuldigde bezoldigingen, waarvan het totale bedrag niet meer bedraagt dan 50 % van de bezoldiging van de arbiter(s); of

c)

het tijdschema van de procedure.

2.   De arbiters en de vertegenwoordigers van de partijen kunnen per telefoon of per videoconferentie aan de in lid 1 bedoelde bijeenkomst deelnemen.

Artikel 5

Mandaat

1.   Tenzij de partijen binnen zeven (7) dagen vanaf de datum van instelling van het arbitragepanel anders overeenkomen, luidt het mandaat van dit panel als volgt:

a)

de in het verzoek om instelling van het arbitragepanel vermelde aangelegenheid onderzoeken in het licht van de door de partijen aangehaalde relevante bepalingen van de overeenkomst;

b)

uitspraak doen over de overeenstemming van de betwiste maatregel met de bepalingen die onder artikel 76 van de overeenkomst vallen; en

c)

verslag uitbrengen overeenkomstig de artikelen 81 en 82 van de overeenkomst.

2.   Indien de partijen overeenstemming bereiken over een ander mandaat, stellen zij het arbitragepanel binnen de in lid 1 vastgestelde termijn van het overeengekomen mandaat in kennis.

Artikel 6

Schriftelijke opmerkingen

De klagende partij dient haar schriftelijke opmerking uiterlijk twintig (20) dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel in. De partij waartegen de klacht gericht is, dient haar schriftelijke opmerking uiterlijk twintig (20) dagen na de datum van indiening van de schriftelijke opmerking van de klagende partij in.

Artikel 7

Werkwijze van het arbitragepanel

1.   De voorzitter van het arbitragepanel zit alle bijeenkomsten van het panel voor. Het arbitragepanel kan aan de voorzitter de bevoegdheid tot het nemen van administratieve en procedurele besluiten delegeren.

2.   Tenzij in deel III van de overeenkomst of dit reglement van orde anders is bepaald, kan het arbitragepanel bij zijn werkzaamheden alle mogelijke middelen gebruiken, waaronder telefoon-, fax- en computerverbindingen.

3.   Hoewel alleen arbiters aan de beraadslagingen van het arbitragepanel mogen deelnemen, kan het panel toestaan dat assistenten van de arbiters de beraadslagingen van het panel bijwonen.

4.   Het opstellen van besluiten of verslagen blijft de exclusieve bevoegdheid van het arbitragepanel, die niet mag worden gedelegeerd.

5.   Wanneer zich een procedureel vraagstuk voordoet dat niet in deel III van de overeenkomst en de bijlagen daarbij is geregeld, kan het arbitragepanel na overleg met de partijen een geschikte procedure vaststellen die in overeenstemming is met die bepalingen.

6.   Wanneer het arbitragepanel van oordeel is dat andere procedurele termijnen dan die welke zijn vastgesteld in deel III van de overeenkomst moeten worden gewijzigd of dat een andere procedurele of administratieve aanpassing nodig is, stelt het de partijen schriftelijk en na overleg met hen in kennis van de redenen voor de wijziging of aanpassing, onder vermelding van de nieuwe vereiste termijn of de vereiste aanpassing.

Artikel 8

Vervanging

1.   Indien een arbiter niet aan de procedure kan deelnemen, zich terugtrekt of moet worden vervangen, wordt overeenkomstig artikel 80, lid 3, van de overeenkomst in vervanging voorzien.

2.   Wanneer een partij van oordeel is dat een arbiter de vereisten van bijlage II (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) niet naleeft en om die reden moet worden vervangen, stelt zij de andere partij daarvan in kennis binnen een termijn van vijftien (15) dagen vanaf de datum waarop zij voldoende bewijs heeft verkregen van de vermeende niet-naleving van de vereisten van die bijlage door de arbiter.

3.   De partijen plegen binnen vijftien (15) dagen na de kennisgeving aan de andere partij overleg met elkaar.

4.   De partijen stellen de arbiter in kennis van zijn vermeende niet-naleving en kunnen de arbiter verzoeken stappen te ondernemen om de vermeende niet-naleving te verhelpen. Indien zij daarover tot overeenstemming komen, kunnen zij de arbiter ook uit zijn functie ontzetten en een nieuwe arbiter aanwijzen overeenkomstig artikel 80 van de overeenkomst.

5.   Indien de partijen het niet eens worden over de vraag of een arbiter, die niet de voorzitter van het arbitragepanel is, moet worden vervangen, kan elke partij verzoeken de aangelegenheid voor te leggen aan de voorzitter van het arbitragepanel, van wie de beslissing definitief is.

6.   Indien de voorzitter van het arbitragepanel oordeelt dat de arbiter niet voldoet aan de vereisten van bijlage II (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars), wordt de nieuwe arbiter aangewezen overeenkomstig artikel 80 van de overeenkomst.

7.   Indien de partijen het niet eens worden over de vraag of de voorzitter moet worden vervangen, kan elke partij verzoeken de kwestie voor te leggen aan een van de overige personen op de krachtens artikel 94 van de overeenkomst opgestelde lijst van personen die zijn aangewezen om de rol van voorzitter van het arbitragepanel waar te nemen. De desbetreffende naam wordt door loting aangewezen door de voorzitter van het Handels- en ontwikkelingscomité. De aldus aangewezen persoon beslist of de voorzitter voldoet aan de vereisten van bijlage II (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars). Die beslissing is onherroepelijk. Indien het besluit luidt dat de voorzitter niet aan de vereisten van bijlage II (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) voldoet, wordt een nieuwe voorzitter aangewezen overeenkomstig artikel 80 van de overeenkomst.

Artikel 9

Hoorzittingen

1.   Op basis van het tijdschema dat is vastgesteld krachtens artikel IV, lid 1, onder c), stelt de voorzitter van het arbitragepanel, na overleg met de partijen en de overige arbiters, de partijen in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de hoorzitting. Tenzij de hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt, wordt deze informatie door de partij op het grondgebied waarvan de hoorzitting plaatsvindt openbaar gemaakt.

2.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, wordt de hoorzitting in Brussel gehouden als een SADC-EPO-staat of de Zuidelijk-Afrikaanse Douane-unie (SACU) de klagende partij is, en op het grondgebied van de SADC-EPO-staten als de Europese Unie de klagende partij is. Indien het geschil betrekking heeft op een door een SADC-EPO-staat gehandhaafde maatregel, wordt de hoorzitting op het grondgebied van die staat gehouden, tenzij die staat het arbitragepanel binnen tien (10) dagen na de instelling van het panel schriftelijk meedeelt dat de hoorzitting op een andere plaats moet worden gehouden.

3.   De partij waartegen de klacht gericht is, staat in voor de kosten van de logistieke organisatie van de hoorzitting, waaronder de huurkosten van de locatie voor de hoorzitting. Deze kosten omvatten niet de eventuele kosten voor vertaling of vertolking, noch eventuele kosten in verband met of te betalen aan de adviseurs, de arbiters of het administratief personeel of de assistent(en) van de arbiters.

4.   Het arbitragepanel kan aanvullende hoorzittingen organiseren indien de partijen zulks overeenkomen.

5.   Alle arbiters zijn gedurende de gehele hoorzitting aanwezig.

6.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, kunnen de volgende personen de hoorzitting bijwonen, ongeacht of de hoorzitting openstaat voor publiek:

a)

vertegenwoordigers van een partij;

b)

adviseurs;

c)

assistenten en administratief personeel;

d)

tolken, vertalers en rechtbankverslaggevers van het arbitragepanel; en

e)

deskundigen, zoals besloten door het arbitragepanel overeenkomstig artikel 90 van de overeenkomst.

7.   Uiterlijk zeven (7) werkdagen voor de datum van een hoorzitting verstrekt elke partij het arbitragepanel en de andere partij een lijst met de namen van de personen die namens die partij op de hoorzitting pleidooien of uiteenzettingen zullen houden en van andere vertegenwoordigers en adviseurs die de hoorzitting zullen bijwonen.

8.   Krachtens artikel 89, lid 2, van de overeenkomst zijn de hoorzittingen van het arbitragepanel openbaar, tenzij het arbitragepanel op eigen initiatief of op verzoek van de partijen anders besluit.

9.   Het arbitragepanel stelt in overleg met de partijen de nodige logistieke regelingen en procedures vast om de openbare hoorzittingen in goede banen te leiden. Voor deze procedures kan gebruik worden gemaakt van rechtstreekse uitzendingen via internet of van gesloten televisiecircuits.

10.   De hoorzitting wordt door het arbitragepanel op de volgende wijze gevoerd, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de klagende partij en de partij waartegen de klacht gericht is evenveel tijd krijgen toegewezen, zowel voor het pleidooi als de weerlegging:

 

Pleidooi

a)

pleidooi van de klagende partij;

b)

pleidooi van de partij waartegen de klacht gericht is.

 

Weerlegging

a)

antwoord van de klagende partij;

b)

repliek van de partij waartegen de klacht gericht is.

11.   Het arbitragepanel kan op elk moment van de hoorzitting aan beide partijen vragen stellen.

12.   Het arbitragepanel laat een proces-verbaal van de hoorzitting opstellen en laat dit binnen een redelijke termijn na de hoorzitting aan de partijen bezorgen. De partijen kunnen opmerkingen maken over het proces-verbaal, die door het arbitragepanel in overweging kunnen worden genomen.

13.   Binnen tien (10) dagen na de datum van de hoorzitting kan elk van beide partijen een aanvullende schriftelijke opmerking indienen over alle aspecten die tijdens de hoorzitting aan de orde zijn gekomen.

Artikel 10

Schriftelijke vragen

1.   Het arbitragepanel kan op elk moment van de procedure aan een partij of aan beide partijen schriftelijk vragen stellen. Van alle vragen die aan een partij worden gesteld, wordt een kopie aan de andere partij bezorgd.

2.   Elke partij verstrekt aan de andere partij een kopie van haar antwoorden op de vragen van het arbitragepanel. De andere partij heeft de gelegenheid om binnen zeven (7) dagen vanaf de bezorging van deze kopie schriftelijk opmerkingen in te dienen over de antwoorden van de partij.

Artikel 11

Vertrouwelijkheid

1.   Elke partij en het arbitragepanel behandelen informatie die door de andere partij aan het arbitragepanel is verstrekt en als vertrouwelijk is aangemerkt, als vertrouwelijk. Wanneer een partij bij het arbitragepanel een schriftelijke opmerking indient die vertrouwelijke informatie bevat, verstrekt zij daarvan binnen vijftien (15) dagen ook een versie zonder de vertrouwelijke informatie, die openbaar kan worden gemaakt.

2.   Niets van dit reglement van orde belet dat een partij haar eigen standpunten openbaar maakt voor zover zij, wanneer zij naar door de andere partij verstrekte informatie verwijst, geen informatie openbaar maakt die door de andere partij als vertrouwelijk is aangemerkt.

3.   Het arbitragepanel komt achter gesloten deuren bijeen wanneer de stukken en pleidooien van een partij vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten. Wanneer een hoorzitting van het arbitragepanel achter gesloten deuren plaatsvindt, respecteren de partijen het vertrouwelijke karakter van de hoorzitting.

Artikel 12

Eenzijdige contacten

1.   Het arbitragepanel ontmoet een partij niet of communiceert niet met een partij in afwezigheid van de andere partij.

2.   Een arbiter mag inhoudelijke aspecten van de procedure niet met een of beide partijen bespreken in afwezigheid van de andere arbiters.

Artikel 13

Bijdragen van amici curiae

1.   Tenzij de partijen binnen vijf (5) dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel anders overeenkomen, kan het arbitragepanel ongevraagde schriftelijke bijdragen van natuurlijke personen van een partij of rechtspersonen die op het grondgebied van een partij gevestigd zijn en die onafhankelijk zijn van de regeringen van de partijen in ontvangst nemen, op voorwaarde dat zij:

a)

binnen tien (10) dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel door het arbitragepanel zijn ontvangen;

b)

rechtstreeks van belang zijn voor een feitelijke of juridische kwestie die door het arbitragepanel wordt onderzocht;

c)

een beschrijving bevatten van de persoon die de bijdrage indient, voor een natuurlijke persoon met inbegrip van zijn of haar nationaliteit en voor een rechtspersoon met inbegrip van zijn plaats van vestiging, de aard van zijn activiteiten, zijn rechtsvorm, zijn algemene doelstellingen en zijn financieringsbron;

d)

nadere gegevens bevatten over het belang dat de persoon bij de procedure voor het arbitragepanel heeft; en

e)

zijn opgesteld in de talen die de partijen overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van dit reglement van orde hebben gekozen.

2.   De bijdragen worden verstrekt aan de partijen, zodat zij hierover opmerkingen kunnen maken. De partijen kunnen binnen tien (10) dagen na de bezorging opmerkingen indienen bij het arbitragepanel.

3.   Het arbitragepanel vermeldt in zijn verslag alle bijdragen die het overeenkomstig lid 1 heeft ontvangen. Het arbitragepanel is niet verplicht in zijn verslag op de in de bijdragen naar voren gebrachte argumenten in te gaan; maar als het dit doet, moet het ook rekening houden met eventuele opmerkingen van de partijen uit hoofde van lid 2.

Artikel 14

Dringende gevallen

In dringende gevallen, zoals bedoeld in deel III van de overeenkomst, past het arbitragepanel na overleg met de partijen in voorkomend geval de in dit reglement van orde bedoelde termijnen aan. Het arbitragepanel stelt de partijen in kennis van die aanpassingen.

Artikel 15

Vertaling en vertolking

1.   Tijdens het in artikel 77 van de overeenkomst bedoelde overleg, en uiterlijk op de in artikel 4, lid 1, van dit reglement van orde bedoelde bijeenkomst, trachten de partijen tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijke werktaal voor de procedure voor het arbitragepanel.

2.   Indien de partijen niet tot overeenstemming komen over een gemeenschappelijke werktaal, is het bepaalde in artikel 91, lid 2, van de overeenkomst van toepassing.

3.   De partij waartegen de klacht gericht is, zorgt voor de vertolking van mondelinge bijdragen naar de door de partijen gekozen talen.

4.   De verslagen en besluiten van het arbitragepanel worden uitgebracht in de door de partijen gekozen taal of talen. Indien de partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een gemeenschappelijke werktaal, wordt het tussentijdse verslag en het eindverslag van het arbitragepanel in een van de werktalen van de WTO uitgebracht.

5.   Elke partij kan opmerkingen maken over de nauwkeurigheid van een overeenkomstig het reglement van orde gemaakte vertaling van een document.

6.   Elke partij draagt zelf de kosten die zij maakt in verband met de vertaling van haar schriftelijke opmerkingen. Eventuele kosten voor het vertalen van een uitspraak worden door de partijen gelijkelijk gedragen.

Artikel 16

Andere procedures

De termijnen in dit reglement van orde worden aangepast overeenkomstig de bijzondere termijnen die voor de vaststelling van een verslag of besluit door het arbitragepanel tijdens de procedure zijn vastgesteld op grond van de artikelen 84, 85, 86 en 87 van de overeenkomst.


BIJLAGE II

GEDRAGSCODE VOOR ARBITERS EN BEMIDDELAARS

Artikel 1

Definities

In deze gedragscode wordt verstaan onder:

a)   „administratief personeel”: met betrekking tot een arbiter, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van die arbiter werkzaam zijn;

b)   „assistent”: een persoon die in het kader van het mandaat van een arbiter en onder de leiding en het toezicht van die arbiter voor die arbiter onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;

c)   „kandidaat”: een persoon waarvan de naam voorkomt op de in artikel 94 van de overeenkomst bedoelde lijst van arbiters en van wie de aanwijzing als arbiter overeenkomstig artikel 80 van de overeenkomst wordt overwogen;

d)   „bemiddelaar”: een persoon die overeenkomstig artikel 78 van de overeenkomst als bemiddelaar is aangewezen; en

e)   „lid” of „arbiter”: een lid van een op grond van artikel 80 van de overeenkomst ingesteld arbitragepanel.

Artikel 2

Grondbeginselen

1.   Om de integriteit en onpartijdigheid van het mechanisme van geschillenbeslechting te verzekeren, geldt voor iedere kandidaat en iedere arbiter dat zij:

a)

zich vertrouwd maken met deze gedragscode;

b)

onafhankelijk en onpartijdig zijn;

c)

directe of indirecte belangenconflicten vermijden;

d)

laakbaar gedrag en de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid vermijden;

e)

de hoogste gedragsnormen in acht nemen; en

f)

ervoor zorgen zich niet te laten beïnvloeden door eigenbelang, druk van buitenaf, politieke overwegingen, publieke protesten, trouw aan een partij of vrees voor kritiek.

2.   De arbiters gaan direct noch indirect verplichtingen aan en aanvaarden geen voordelen die op welke wijze dan ook de goede uitoefening van hun taken verstoren of lijken te verstoren.

3.   De arbiters gebruiken hun positie als lid van het arbitragepanel niet om persoonlijke of particuliere belangen te dienen. Zij onthouden zich van handelingen die de indruk kunnen wekken dat anderen in een bijzondere positie verkeren waardoor zij invloed op hen kunnen uitoefenen.

4.   De arbiters laten hun gedrag of oordeel niet beïnvloeden door vroegere of huidige financiële, zakelijke, professionele, persoonlijke of sociale relaties of verantwoordelijkheden.

5.   De arbiters gaan geen relaties aan en verwerven geen financiële belangen wanneer daardoor hun onpartijdigheid in het gedrang kan komen of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daardoor de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid wordt gewekt.

6.   De arbiters bepalen hun standpunt zonder instructies van enige regering, internationale, gouvernementele organisatie of internationale niet-gouvernementele organisatie of particuliere bron te aanvaarden of te vragen en zonder dat zij in een eerder stadium van het aan hen toegewezen geschil al hebben geïntervenieerd.

Artikel 3

Openbaarmakingsplicht

1.   Voorafgaand aan de aanvaarding van hun aanstelling als arbiter op grond van artikel 80 van de overeenkomst maken de kandidaten die gevraagd worden als arbiter op te treden alle eventuele belangen, relaties of aangelegenheden openbaar die van invloed kunnen zijn op hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij tijdens de procedure de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid zouden kunnen wekken.

2.   Daartoe doen de kandidaten alle redelijke inspanningen om zich bewust te worden van dergelijke belangen, relaties en aangelegenheden, met inbegrip van financiële belangen, professionele belangen, werkgelegenheids- of familiebelangen.

3.   Op grond van de openbaarmakingsplicht krachtens lid 1 blijven de arbiters voortdurend gehouden dergelijke belangen, relaties en aangelegenheden openbaar te maken wanneer deze zich tijdens de procedure voordoen.

4.   De kandidaten of arbiters delen het Handels- en ontwikkelingscomité ter overweging door de partijen alle eventuele aangelegenheden met betrekking tot feitelijke of mogelijke schendingen van deze gedragscode mee zodra zij zich ervan bewust worden.

Artikel 4

Taken van arbiters

1.   Na de aanvaarding van hun aanstelling zijn de arbiters beschikbaar voor de uitoefening van hun taken en oefenen zij hun taken gedurende de gehele procedure nauwgezet, snel en billijk uit.

2.   De arbiters onderzoeken uitsluitend vragen die tijdens de procedure aan de orde worden gesteld en die voor het besluit noodzakelijk zijn, en dragen deze taak niet over aan een andere persoon.

3.   De arbiters nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun assistenten en administratief personeel bekend zijn met de door de arbiters krachtens de artikelen 2 3, 4 en 6 van deze gedragscode aangegane verplichtingen en deze naleven.

Artikel 5

Verplichtingen van voormalige arbiters

1.   Voormalige arbiters onthouden zich van handelingen die de schijn kunnen wekken dat zij bij de uitoefening van hun taken niet onpartijdig waren of dat zij voordeel hebben ontleend aan het besluit van het arbitragepanel.

2.   Voormalige arbiters leven de in artikel 6 bepaalde verplichtingen van deze gedragscode na.

Artikel 6

Vertrouwelijkheid

1.   Een arbiter maakt op geen enkel moment niet-publieke informatie over de procedure, of informatie die is verkregen tijdens de procedure waarvoor hij of zij is aangesteld, openbaar. Een arbiter maakt dergelijke informatie in geen geval openbaar en gebruikt dergelijke informatie niet om persoonlijk voordeel te verwerven, anderen voordeel te verschaffen of de belangen van anderen in negatieve zin te beïnvloeden.

2.   Een arbiter maakt een besluit van het arbitragepanel of delen daarvan niet openbaar vóór de bekendmaking ervan.

3.   Een arbiter maakt op geen enkel moment informatie openbaar over de beraadslagingen van een arbitragepanel of over het standpunt van individuele arbiters, en legt geen verklaringen af over de procedure waarvoor hij of zij is aangesteld of over de litigieuze kwesties in de procedure.

Artikel 7

Onkosten

Elke arbiter houdt de door hem of haar aan de procedure bestede tijd en de hierbij gemaakte onkosten bij, evenals de tijd en onkosten van zijn of haar assistenten en administratief personeel, en overlegt hiervan een eindafrekening.

Artikel 8

Bemiddelaars

Deze gedragscode is van overeenkomstige toepassing op bemiddelaars.