ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 326 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
61e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
20.12.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 326/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1974 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2018
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 23,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2) zijn technische eisen vastgesteld voor de certificering van vluchtnabootsers, de certificering van piloten die betrokken zijn bij de exploitatie van bepaalde luchtvaartuigen, en de certificering van personen en organisaties die betrokken zijn bij de opleiding van piloten, en het beoordelen van hun vaardigheid en bekwaamheid. |
(2) |
Sinds het voorbije decennium is vastgesteld dat upset en controleverlies tot de belangrijkste risicofactoren voor dodelijke ongevallen in de commerciële luchtvaart behoren; de preventie ervan is dan ook een strategische prioriteit geworden in Europa (3) en op mondiaal niveau. Er zijn onder meer nieuwe opleidingseisen opgesteld om piloten beter voor te bereiden op ongunstige omstandigheden als upset en controleverlies. |
(3) |
Bij Verordening (EU) 2015/445 van de Commissie (4) zijn de bestaande opleidingseisen voor commerciële piloten geactualiseerd en is een opleiding voor het voorkomen en herstellen van upsetsituaties (Upset Prevention and Recovery Training, UPRT) als verplicht onderdeel opgenomen in de theoretische pilotenopleiding. Om de bekwaamheden van piloten op het gebied van het voorkomen en herstellen van upsets die tot controleverlies en uiteindelijk tot dodelijke ongevallen kunnen leiden, te verbeteren, zijn meer gedetailleerde opleidingsonderdelen en -doelstellingen nodig. |
(4) |
UPRT moet worden geïntegreerd in verschillende stadia van de loopbaan van een beroepspiloot en moet worden vermeld in de rechten op zijn bewijs van bevoegdheid als piloot. De bekwaamheden van beroepspiloten op het gebied van het voorkomen en herstellen van upsets moeten goed worden ontwikkeld en bijgehouden. UPRT moet een verplicht onderdeel worden van de MPL-opleiding (Multi-crew Pilot Licence), de geïntegreerde ATP(A)-opleiding (Airline Transport Pilot for Aeroplanes) en de CPL(A)-opleiding (Commercial Pilot Licence for Aeroplanes), alsook van klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen in meerpilootoperaties, éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen zonder en met groot prestatievermogen en meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen. Om piloten de gelegenheid te geven geavanceerde vaardigheden op het gebied van het voorkomen en herstellen van upsets te ontwikkelen, moeten vliegoefeningen met een vleugelvliegtuig worden opgenomen in de relevante opleiding. |
(5) |
Naar aanleiding van de nieuwe cursus over de ontwikkeling van geavanceerde pilootvaardigheden voor het voorkomen en herstellen van upsets moeten de eisen voor instructeurcertificaten worden herzien, teneinde te garanderen dat de personen die deze cursus geven, passend gekwalificeerd zijn. |
(6) |
Deze verordening is een weergave van de bepalingen die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) in 2014 heeft vastgesteld op het gebied van UPRT voor meerpilootvergunningen en typebevoegdverklaringen voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen via de wijziging van bijlage 1 (bewijzen van bevoegdheid) van het Verdrag van Chicago. |
(7) |
Het is in het belang van de veiligheid van de luchtvaart dat de nieuwe UPRT-elementen zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd. Voor opleidingen die van start zijn gegaan vóór deze UPRT-gerelateerde wijzigingen van de eisen voor pilotenopleidingen van kracht worden, moeten overgangsbepalingen worden getroffen zodat deze opleidingen zonder verdere aanpassingen kunnen worden voltooid. In deze context moet rekening worden gehouden met het feit dat piloten die voor commerciële luchtvaartmaatschappijen vliegen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (5), regelmatig opleidingen van hun luchtvaartmaatschappij moeten volgen, waarin deze UPRT-elementen reeds zijn opgenomen. Bovendien moet een overgangsperiode worden toegekend aan organisaties die pilotenopleidingen verstrekken, zodat zij hun opleidingsprogramma's kunnen aanpassen aan de nieuwe UPRT-eisen. Aan het einde van die overgangsperiode moeten alle relevante opleidingen worden verstrekt overeenkomstig de nieuwe UPRT-eisen. |
(8) |
De onderhandelingen tussen de Unie en bepaalde derde landen zijn nog steeds aan de gang, onder meer over de omzetting van bewijzen van bevoegdheid als piloot en de bijbehorende medische certificaten. Om te garanderen dat de lidstaten bewijzen van bevoegdheid en medische certificaten uit derde landen tijdens deze onderhandelingen kunnen blijven erkennen, moet de periode tijdens dewelke lidstaten kunnen beslissen de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1178/2011 op hun grondgebied niet toe te passen op piloten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid en bijbehorend medisch certificaat die zijn afgegeven door een derde land dat betrokken is bij de niet-commerciële exploitatie van bepaalde luchtvaartuigen, worden verlengd. |
(9) |
Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft een ontwerp van uitvoeringsvoorschriften bij de Europese Commissie ingediend, samen met Advies nr. 6/2017. |
(10) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Na artikel 4 bis wordt het volgende artikel 4 ter toegevoegd: „Artikel 4 ter Opleiding in het voorkomen en herstellen van upsets 1. Opleidingen in het voorkomen en herstellen van upsets moeten verplicht deel uitmaken van de MPL-opleiding (Multi-crew Pilot Licence), de geïntegreerde ATP(A)-opleiding (Airline Transport Pilot for Aeroplanes), een CPL(A)-opleiding (Commercial Pilot Licence for Aeroplanes) en van cursussen voor een klasse- of typebevoegdverklaring voor:
overeenkomstig bijlage I (Deel-FCL). 2. Voor de in lid 1 bedoelde opleidingen die vóór 20 december 2019 van start gaan bij een erkende opleidingsorganisatie (ATO), is opleiding in het voorkomen en herstellen van upsets niet verplicht op voorwaarde dat:
Met het oog op lid 1 mag de bevoegde autoriteit op basis van een eigen beoordeling en ingevolge een aanbeveling van een ATO vóór 20 december 2019 vrijstelling van opleidingen in het voorkomen en herstellen van upsets verlenen uit hoofde van nationale opleidingseisen.”. |
2) |
Lid 4 van artikel 12 wordt vervangen door: „4. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten besluiten de bepalingen van deze verordening tot en met 20 juni 2020 niet toe te passen op piloten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid en bijbehorend medisch certificaat afgegeven door een derde land dat betrokken is bij de niet-commerciële exploitatie van de in artikel 2, lid 1, onder b), i) of ii), van Verordening (EU) 2018/1139 vermelde luchtvaartuigen. De lidstaten maken die besluiten openbaar.”. |
3) |
Lid 8 van artikel 12 wordt vervangen door: „8. Bij wijze van uitzondering op lid 1 zijn punt FCL.315.A, de tweede zin van het bepaalde onder a) van punt FCL.410.A en het bepaalde onder c) van punt FCL.725.A van bijlage I (Deel-FCL) van toepassing met ingang van 20 december 2019.”. |
4) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Niettemin geldt het volgende:
a) |
artikel 1, lid 1, is van toepassing met ingang van 20 december 2019; |
b) |
artikel 1, lid 4, is van toepassing met ingang van 20 december 2019; |
c) |
onverminderd het bepaalde onder b) hierboven, zijn de punten 2, 4, 5 en 12 van de bijlage bij deze verordening van toepassing met ingang van 31 januari 2022. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2018.
Voor de Commissie
Violeta BULC
Lid van de Commissie
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).
(3) Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart 2018-2022, punt 5.3.1, blz. 33.
(4) Verordening (EU) 2015/445 van de Commissie van 17 maart 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 voor wat technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen betreft (PB L 74 van 18.3.2015, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 (Deel-FCL) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt FCL.010 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Punt FCL.310 wordt vervangen door: „FCL.310 CPL — Theorie-examens Een kandidaat voor een CPL moet blijk geven van een niveau van kennis dat passend is voor de toegekende bevoegdheden met betrekking tot de volgende onderwerpen:
|
3) |
Punt FCL.410.A wordt vervangen door: „FCL.410.A MPL — Opleidingscursus en theorie-examens a) Cursus Kandidaat voor een MPL moeten een opleidingscursus voor theoriekennis en vlieginstructie hebben gevolgd bij een ATO in overeenstemming met aanhangsel 5 bij deze bijlage (Deel-FCL). b) Examen Kandidaten voor een MPL moeten aantonen dat zij beschikken over een niveau van theoretische kennis dat passend is voor houders van een ATPL(A), in overeenstemming met FCL.515, en voor een meerpiloot-typebevoegdverklaring.”. |
4) |
Punt FCL.515 wordt vervangen door: „FCL.515 ATPL — Opleidingscursus en theorie-examens a) Cursus Een kandidaat voor een ATPL moet een opleidingscursus hebben gevolgd bij een ATO. De cursus moet ofwel een geïntegreerde opleidingscursus of een modulaire cursus zijn, in overeenstemming met aanhangsel 3 bij deze bijlage (Deel-FCL). b) Examen Kandidaten voor een ATPL moeten blijk geven van een niveau van kennis dat passend is voor de toegekende bevoegdheden met betrekking tot de volgende onderwerpen:
|
5) |
Punt FCL.615 wordt vervangen door: „FCL.615 IR — Theoriekennis en vlieginstructie a) Cursus Kandidaten voor een IR moeten een theorieopleiding en vlieginstructie bij een ATO hebben voltooid. Deze cursus moet:
b) Examen Kandidaten moeten blijk geven van een niveau van theoriekennis dat passend is voor de toegekende bevoegdheden met betrekking tot de volgende onderwerpen:
|
6) |
Punt FCL.725, onder d), wordt vervangen door:
|
7) |
Punt FCL.720.A wordt vervangen door: „FCL.720.A Ervaringseisen- en voorwaarden voor de afgifte van een klasse- of typebevoegdverklaring — Vleugelvliegtuigen Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid vastgesteld in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, moeten kandidaten voor een klasse- of typebevoegdverklaring voldoen aan de volgende ervaringseisen en voorwaarden voor de afgifte van de relevante bevoegdverklaring: a) Eénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen Kandidaten voor de afgifte van een eerste klasse- of typebevoegdverklaring voor een éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig die het recht willen verkrijgen om vluchtuitvoeringen met meerdere piloten uit te voeren met het vleugelvliegtuig, moeten voldoen aan de eisen van punt b), onder 4) en 5). Voorts geldt voor: (1) Eénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen Kandidaten voor een eerste klasse- of typebevoegdverklaring op een éénpiloot-gecertificeerd meermotorig vleugelvliegtuig moeten ten minste 70 uur hebben gevlogen als PIC in vleugelvliegtuigen. (2) Eénpiloot-gecertificeerde niet-complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen Vóór aanvang van de vliegopleiding moeten kandidaten voor een eerste klasse- of typebevoegdverklaring voor een éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig dat is geclassificeerd als vleugelvliegtuig met groot prestatievermogen:
(3) Eénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen. Kandidaten voor de afgifte van een typebevoegdverklaring voor een complex éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig dat is geclassificeerd als een vleugelvliegtuig met groot prestatievermogen moeten, naast de eisen in punt 2), ook houder zijn of geweest zijn van een éénmotorige of meermotorige IR(A), al naargelang van toepassing en zoals bepaald in subdeel G, en moeten voldoen aan de eisen van punt b), onder 5). b) Meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen Kandidaten voor de eerste typebevoegdverklaringsopleiding voor een meerpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig moeten leerling-piloten zijn die op dat moment een MPL-opleidingscursus volgen of voldoen aan de volgende eisen:
c) Onverminderd punt b) mag een lidstaat een typebevoegdverklaring afgegeven met beperkte bevoegdheden voor meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen die de houders het recht verleent op te treden als tweede piloot voor aflossing tijdens de kruisvlucht boven vluchtniveau 200, voor zover twee andere bemanningsleden over een typebevoegdverklaring overeenkomstig punt b) beschikken. d) Indien bepaald in de OSD, kan het uitoefenen van de bevoegdheden van een typebevoegdverklaring aanvankelijk worden beperkt tot vluchten onder toezicht van een instructeur. De vlieguren onder toezicht moeten worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en ondertekend door de instructeur. De beperking wordt opgeheven wanneer de piloten aantonen dat de in de OSD vereiste vlieguren onder toezicht zijn voltooid.”. |
8) |
Punt FCL.725.A wordt vervangen door: „FCL.725.A Theoriekennis en vlieginstructie voor de afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen — vleugelvliegtuigen Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn vastgelegd in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012:
|
9) |
het volgende nieuwe punt FCL.745.A wordt toegevoegd: „FCL.745.A Geavanceerde UPRT-opleiding — vleugelvliegtuigen
|
10) |
Punt b), onder 1), van FCL.900 wordt vervangen door:
Een dergelijk certificaat geldt alleen voor de opleidingsvluchten die nodig zijn voor de introductie van het nieuwe type luchtvaartuig; het mag in geen geval langer dan één jaar geldig zijn.”. |
11) |
Punt FCL.915 wordt als volgt gewijzigd: „FCL.915 Algemene toelatingseisen en vereisten voor instructeurs a) Algemeen Kandidaten voor een instructeurscertificaat moeten ten minste 18 jaar oud zijn. b) Extra eisen voor instructeurs die vliegonderricht geven in luchtvaartuigen. Kandidaten voor of houders van een instructeurcertificaat met bevoegdheden om vliegonderricht te geven in luchtvaartuigen moeten:
c) Vrijstelling ten behoeve van verdere bevoegdverklaringen en verlenging
d) Met het oog op vrijstellingen voor de verlenging van andere types wordt rekening gehouden met de relevante elementen die gedefinieerd zijn in de gegevens voor operationele geschiktheid (OSD) die zijn vastgelegd in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012. e) Aanvullende eisen voor het geven van onderricht in een opleiding overeenkomstig FCL.45.A:
|
12) |
Aanhangsel 1 wordt vervangen door: „Aanhangsel 1 Vrijstelling van theoriekennis VRIJSTELLING VAN THEORIEKENNIS IN DEZELFDE OF EEN ANDERE CATEGORIE VAN LUCHTVAARTUIGEN — OVERBRUGGINGSONDERRICHT EN EXAMENEISEN 1. LAPL, PPL, BPL en SPL 1.1. Voor de afgifte van een LAPL worden houders van een LAPL in een andere categorie van luchtvaartuigen volledig vrijgesteld voor de theoriekennis van de algemene onderwerpen vastgelegd in FCL.120, onder a). 1.2. Onverminderd punt 1.1 moeten houders van een bewijs van bevoegdheid in een andere categorie luchtvaartuig voor de afgifte van een LAPL, PPL, BPL of SPL theorieonderwijs volgen en slagen voor het theorie-examen op het geschikte niveau voor de volgende onderwerpen:
1.3. Voor de afgifte van een PPL, BPL of SPL worden houders van een LAPL in dezelfde categorie van luchtvaartuigen volledig vrijgesteld van het theorieonderricht en de exameneisen. 1.4. Onverminderd punt 1.2 moeten houders van een LAPL(S) met TMG-uitbreiding, met het oog op de afgifte van een LAPL(A), aantonen dat zij over een passend niveau van theoretische kennis beschikken voor de klasse SEP (land), overeenkomstig FCL.135.A, onder a), punt 2). 2. CPL 2.1. Kandidaten voor een CPL die houder zijn van een CPL in een andere categorie luchtvaartuigen moeten overbruggingsonderricht voor theorie hebben ontvangen bij een ATO tijdens een goedgekeurde cursus met betrekking tot de geïdentificeerde verschillen tussen de CPL-syllabi voor de verschillende luchtvaartuigcategorieën. 2.2. De kandidaten moeten slagen voor theorie-examens zoals gedefinieerd in deze bijlage (Deel-FCL) voor de volgende onderwerpen in de betreffende luchtvaartuigcategorie:
2.3. Kandidaten voor een CPL die geslaagd zijn voor het relevante theorie-examen voor een IR in dezelfde categorie van luchtvaartuigen, worden vrijgesteld van de eisen inzake theoretische kennis op het gebied van menselijke prestaties en meteorologie, tenzij zij de IR-opleiding hebben voltooid overeenkomstig aanhangsel 6, deel A bis, bij deze bijlage (Deel-FCL). 2.4. Kandidaten voor een CPL die zijn geslaagd voor de relevante theorie-examens voor een IR of EIR in dezelfde categorie van luchtvaartuigen worden vrijgesteld van de eisen inzake theoretische kennis op het gebied van communicatie. 3. ATPL 3.1. Kandidaten voor een ATPL die houder zijn van een ATPL in een andere categorie van luchtvaartuigen moeten overbruggingsonderricht voor theoretische kennis hebben ontvangen bij een ATO tijdens een goedgekeurde cursus met betrekking tot de geïdentificeerde verschillen tussen de ATPL-syllabi voor de verschillende luchtvaartuigcategorieën. 3.2. De kandidaten moeten slagen voor theorie-examens zoals gedefinieerd in deze bijlage (Deel-FCL) voor de volgende onderwerpen in de betreffende luchtvaartuigcategorie:
3.3. Kandidaten voor een ATPL(A) die zijn geslaagd voor het relevante theorie-examen voor een CPL(A) worden vrijgesteld van de theorievereisten op het gebied van „communicatie”. 3.4. Kandidaten voor een ATPL(H) die zijn geslaagd voor de relevante theorie-examens voor een CPL(H) worden vrijgesteld van de eisen inzake theoretische kennis met betrekking tot de volgende onderwerpen:
3.5. Kandidaten voor een ATPL(A) die zijn geslaagd voor het relevante theorie-examen voor een IR(A) worden vrijgesteld van de eisen inzake theoretische kennis op het gebied van „communicatie”. 3.6. Kandidaten voor een ATPL(H) met een IR(H) die is geslaagd voor de relevante theorie-examens voor een CPL(H) worden vrijgesteld van de eisen inzake theoretische kennis met betrekking tot de volgende onderwerpen:
4. IR 4.1. Kandidaten voor een IR of een EIR die zijn geslaagd voor de relevante theorie-examens voor een CPL in dezelfde luchtvaartuigcategorie worden vrijgesteld van de eisen inzake theoretische kennis met betrekking tot de volgende onderwerpen:
4.2. Kandidaten voor een IR(H) die zijn geslaagd voor de relevante theorie-examens voor een ATPL(H) VFR moeten slagen voor de volgende examenonderwerpen:
|
13) |
Aanhangsel 3, deel A, wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Aanhangsel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
Aanhangsel 9 wordt vervangen door: „Aanhangsel 9 Opleiding, vaardigheidstest en bekwaamheidsproef voor MPL, ATPL, type- en klassebevoegdverklaringen en bekwaamheidsproef voor IR's A. Algemeen 1. Kandidaten voor een vaardigheidstest moeten instructie hebben genoten op hetzelfde type of klasse luchtvaartuig dat bij de test zal worden gebruikt. De opleiding voor MPA- en PL-typebevoegdverklaringen vindt plaats in een FFS of een combinatie van FSTD('s) en FFS. De vaardigheidstest of bekwaamheidsproef voor MPA- en PL-typebevoegdverklaringen en de afgifte van een ATPL en een MPL vinden plaats in een FFS, indien beschikbaar. De opleiding, vaardigheidstest of bekwaamheidsproef voor klasse- of typebevoegdverklaringen voor SPA en helikopters vindt plaats in:
Wanneer FSTD's worden gebruikt tijdens de opleiding, tests of proeven, wordt de geschiktheid van de gebruikte FSTD's getoetst aan de toepasselijke „tabel van functies en subjectieve tests]” en de toepasselijke „tabel van FSTD-valideringstests” in het primair referentiedocument voor het gebruikte toestel. Alle beperkingen die vermeld zijn op het geschiktheidscertificaat van het toestel moeten in rekening worden genomen. 2. Kandidaten die niet slagen voor alle secties van de test na twee pogingen, moeten verdere opleiding volgen. 3. Er is geen limiet voor het aantal vaardigheidstests waaraan een kandidaat mag deelnemen. INHOUD VAN DE OPLEIDING/VAARDIGHEIDSTEST/BEKWAAMHEIDSPROEF 4. Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid, vastgesteld in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (OSD), moeten de syllabus voor vlieginstructie, de vaardigheidstest en de bekwaamheidsproef voldoen aan het onderhavige aanhangsel. De syllabus, de vaardigheidstest en de bekwaamheidsproef mogen worden verkort om vrijstelling te geven op basis van voorafgaande ervaring op vergelijkbare luchtvaartuigtypes, zoals bepaald in de OSD. 5. Behalve in het geval van vaardigheidstests voor de afgifte van een ATPL, wanneer dusdanig gedefinieerd in de OSD voor het specifieke luchtvaartuig, mag vrijstelling worden gegeven voor items van de vaardigheidstest die gemeenschappelijk zijn met andere types of varianten waarvoor de piloten zijn gekwalificeerd. UITVOERING VAN DE TEST/PROEF 6. De examinator mag kiezen tussen verschillende scenario's voor de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef, welke gesimuleerde relevante vluchtuitvoeringen omvatten. Er moet gebruik worden gemaakt FFS's en andere opleidingshulpmiddelen, volgens de bepalingen van deze bijlage (Deel-FCL). 7. Tijdens de bekwaamheidsproef moet de examinator controleren of de houders van de klasse- of typebevoegdverklaring over een passend niveau van theoriekennis beschikken. 8. Indien de kandidaten verkiezen de vaardigheidstest te beëindigen om redenen die door de examinator als ongegrond worden beschouwd, moeten zij de hele vaardigheidstest opnieuw afleggen. Wanneer de test wordt beëindigd om redenen die de examinator gegrond acht, moeten slechts de niet voltooide secties in een latere vlucht worden getoetst. 9. Naar goeddunken van de examinator mag elk manoeuvre of elke procedure van de test éénmaal door de kandidaten worden herhaald. De examinator mag de test in elk stadium stopzetten indien wordt geoordeeld dat de vliegvaardigheid waarvan de kandidaten blijk geven, een volledige nieuwe test vereist. 10. Van de kandidaten wordt verlangd dat zij het luchtvaartuig besturen vanaf een positie waar de functie van PIC of copiloot, al naargelang het geval, kan worden uitgevoerd. Onder éénpilootomstandigheden wordt de test uitgevoerd alsof er geen ander bemanningslid aanwezig was. 11. Van de kandidaat wordt verlangd dat hij tijdens de vluchtvoorbereiding voor de test de vermogensinstellingen en snelheden vaststelt. De kandidaten moeten aan de examinator de verrichte controles en werkzaamheden meedelen, daarbij inbegrepen de identificatie van radiofaciliteiten. Controles moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de checklist voor het luchtvaartuig waarop de test wordt afgenomen en, indien van toepassing, overeenkomstig het MCC-concept. De prestatiegegevens inzake de start, nadering en landing worden door de kandidaten berekend overeenkomstig het exploitatiehandboek of vlieghandboek voor het gebruikte luchtvaartuig. De beslissingshoogten/-altitudes (DH/DA), minimumdalingshoogten/-altitudes (MDH/MDA) en het punt waarop de „missed approach” begint, moeten worden overeengekomen met de examinator. 12. De examinator mag geen aandeel hebben in de bediening van het vliegtuig behalve wanneer zijn tussenkomst noodzakelijk is in het belang van de veiligheid of om onaanvaardbare vertraging voor ander verkeer te vermijden. SPECIFIEKE EISEN VOOR DE VAARDIGHEIDSTEST/BEKWAAMHEIDSPROEF VOOR TYPEBEVOEGDVERKLARINGEN VOOR MEERPILOOT-GECERTIFICEERDE LUCHTVAARTUIGEN, VOOR TYPEBEVOEGDVERKLARINGEN VOOR ÉÉNPILOOT-GECERTIFICEERDE VLEUGELVLIEGTUIGEN, INDIEN BEDIEND IN MEERPILOOTOPERATIES, VOOR MPL EN ATPL 13. De vaardigheidstest voor een meerpiloot-gecertificeerd luchtvaartuig of een éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig, bediend met meerpilootbediening, moet in aanwezigheid van een meerkoppige bemanning worden uitgevoerd. Een andere kandidaat of een andere piloot met de vereiste typebevoegdverklaring mag optreden als tweede piloot. Indien een luchtvaartuig wordt gebruikt, moet de tweede piloot de examinator of een instructeur zijn. 14. Van kandidaten wordt vereist dat zij dienst doen als PF gedurende alle secties van de vaardigheidstest, uitgezonderd abnormale en noodprocedures, welke mogen worden uitgevoerd als PF of PM overeenkomstig MCC. Aanvragers voor een eerste typebevoegdverklaring voor meerpilootgecertificeerde luchtvaartuigen of ATPL moeten ook aantonen dat zij in staat op te treden als PM. Kandidaten mogen voor de vaardigheidstest ofwel de linker-, ofwel de rechterstoel kiezen, indien alle items vanuit de gekozen stoel kunnen worden afgewerkt. 15. De onderstaande zaken worden specifiek getoetst door de examinator bij kandidaten voor een ATPL of een typebevoegdverklaring voor meerpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen of voor meerpilootbediening in een éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig, gaande tot de taken van een PIC, ongeacht het feit of de kandidaten optreden als PF of PM:
16. De test of proef dient onder IFR te worden uitgevoerd, als de IR-bevoegdverklaring is inbegrepen, en zo veel mogelijk in een nagebootste situatie van commercieel luchtvervoer. Van wezenlijk belang is de vaardigheid om de vlucht te plannen en uit te voeren aan de hand van het gebruikelijke briefingmateriaal. 17. Als de opleiding voor typebevoegdverklaring minder dan 2 uur vliegopleiding in het luchtvaartuig omvatte, mag de vaardigheidstest worden uitgevoerd in een FFS en worden voltooid vóór de vliegopleiding in het luchtvaartuig. De goedgekeurde vliegopleiding mag worden verstrekt door een gekwalificeerde instructeur, onder de verantwoordelijkheid van:
Er wordt een certificaat van voltooiing van de cursus typebevoegdverklaring met inbegrip van de vliegopleiding in het luchtvaartuig doorgestuurd naar de bevoegde autoriteit vóór de nieuwe typebevoegdverklaring wordt genoteerd op het bevoegdheidsbewijs van de kandidaten. 18. In de opleiding in het herstellen van upsets betekent „overtrek” zowel het naderen van overtrekken als een overtrek zelf. De ATO kan een FFS gebruiken om het herstellen van een overtrek aan te leren of om de typespecifieke kenmerken van een overtrek te demonstreren, of beide, voor zover:
B. Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen SLAGINGSCRITERIA 1. In het geval van éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen, uitgezonderd éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, moeten de kandidaten slagen voor alle secties van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef. Wanneer kandidaten zakken voor een item van een sectie, zakken zij voor de volledige sectie. Als zij zakken voor slechts 1 sectie, moeten zij enkel die sectie opnieuw afleggen. Kandidaten die voor meer dan één sectie zakken, moeten de volledige test/proef opnieuw afleggen. Wanneer zij zakken voor een sectie van de herkansingstest of -proef, daarbij inbegrepen die secties waarvoor zij bij een eerdere poging waren geslaagd, moeten zij de volledige test of proef opnieuw afleggen. Voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen moet een voldoende worden gehaald voor sectie 6 van de relevante test of proef inzake asymmetrische vlucht. 2. In het geval van meerpiloot-gecertificeerde en éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, moeten de kandidaten slagen voor alle secties van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef. Wanneer kandidaten zakken voor meer dan 5 items moeten zij de volledige test/proef opnieuw afleggen. Kandidaten die voor 5 items of minder zakken, moeten die items opnieuw afleggen. Wanneer zij zakken voor een item van de herkansingstest of -proef, daarbij inbegrepen die items waarvoor zij bij een eerdere poging waren geslaagd, moeten zij de volledige test of proef opnieuw afleggen. Sectie 6 maakt geen deel uit van de vaardigheidstest voor ATPL of MPL. Als kandidaten alleen zakken voor sectie 6 of sectie 6 niet afleggen, wordt de typebevoegdverklaring afgegeven zonder de bevoegdheden van CAT II of CAT III. Om de bevoegdheden van de typebevoegdverklaring uit te breiden tot CAT II of CAT III moet de kandidaat sectie 6 afleggen op het passende type luchtvaartuig. TOEGESTANE AFWIJKINGEN BIJ DE VLIEGTEST 3. Kandidaten dienen blijk te geven van de vaardigheid om:
4. De onderstaande limieten zijn van toepassing, met een marge voor turbulente weersomstandigheden en het vlieggedrag en de prestaties van het gebruikte vleugelvliegtuig:
INHOUD VAN DE OPLEIDING/VAARDIGHEIDSTEST/BEKWAAMHEIDSPROEF 5. Eénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen, uitgezonderd complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen
6. Meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen en éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen
7. Klassebevoegdverklaringen — water Sectie 6 moet worden voltooid om een meermotorige klassebevoegdverklaring water voor uitsluitend VFR opnieuw geldig te verklaren in die gevallen waar de vereiste ervaring van 10 routesectoren binnen de voorafgaande twaalf maanden niet is gehaald.
C. Specifieke eisen voor de categorie helikopters 1. In het geval van een vaardigheidstest of bekwaamheidsproef voor typebevoegdverklaringen en de ATPL moeten de kandidaten slagen voor secties 1 t/m 4 en 6 (indien van toepassing) van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef. Wanneer kandidaten zakken voor meer dan 5 items moeten zij de volledige test of proef opnieuw afleggen. Kandidaten die voor 5 items of minder zakken, moeten die items opnieuw afleggen. Wanneer kandidaten zakken voor een item van de herkansingstest of -proef of voor items waarvoor zij reeds waren geslaagd, moeten zij de volledige test of proef opnieuw afleggen. Alle secties van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef moeten binnen de zes maanden zijn voltooid. 2. In het geval van een bekwaamheidsproef voor een IR moeten de kandidaten slagen voor sectie 5 van de bekwaamheidsproef. Wanneer kandidaten zakken voor meer dan 3 items moeten zij de volledige sectie 5 opnieuw afleggen. Kandidaten die voor 3 items of minder zakken, moeten die items opnieuw afleggen. Wanneer kandidaten zakken voor een item van de herkansingproef, of voor andere items van sectie 5 waarvoor zij reeds waren geslaagd, moeten zij de volledige proef opnieuw afleggen. TOEGESTANE AFWIJKINGEN BIJ DE VLIEGTEST 3. Kandidaten dienen blijk te geven van de vaardigheid om:
4. De onderstaande limieten zijn van toepassing, met een marge voor turbulente weersomstandigheden en de kenmerken voor het vlieggedrag en de prestaties van de gebruikte helikopter.
INHOUD VAN DE OPLEIDING/VAARDIGHEIDSTEST/BEKWAAMHEIDSPROEF ALGEMEEN 5. De onderstaande symbolen betekenen het volgende:
6. De praktijkopleiding moet ten minste worden uitgevoerd op het opleidingsuitrustingsniveau aangegeven als (P), of kan worden uitgevoerd tot elk hoger uitrustingsniveau aangegeven met de pijl (---->). De onderstaande afkortingen worden gehanteerd om de gebruikte opleidingsuitrusting aan te geven:
7. De items met een sterretje (*) moeten worden gevlogen in werkelijke of gesimuleerde IMC, enkel door kandidaten in het kader van een verlenging of hernieuwde afgifte van een IR(H) of de uitbreiding van de bevoegdheden van die bevoegdverklaring naar een ander type. 8. Instrumentvliegprocedures (sectie 5) moeten enkel worden uitgevoerd door kandidaten in het kader van een verlenging of hernieuwde afgifte van een IR(H) of de uitbreiding van de bevoegdheden van die bevoegdverklaring naar een ander type. Een FFS of een FTD 2/3 mag voor dit doel worden gebruikt. 9. Wanneer de letter „M” in de kolom van de vaardigheidstest/bekwaamheidsproef staat, betekent dit dat het hier een verplichte oefening betreft. 10. Er zal een FSTD worden gebruikt voor praktijkopleiding en de tests indien de FSTD deel uitmaakt van een opleiding voor een typebevoegdverklaring. De volgende punten worden in beschouwing genomen bij de opleiding:
MEERPILOOT-GECERTIFICEERDE HELIKOPTERS 11. Kandidaten voor de vaardigheidstest voor de afgifte van de typebevoegdverklaring voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters en ATPL(H) moeten enkel secties 1 t/m 4 afleggen, en sectie 6 indien van toepassing. 12. Kandidaten voor een verlenging of hernieuwde afgifte van de bekwaamheidsproef voor typebevoegdverklaring voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters moeten enkel secties 1 t/m 4 afleggen, en sectie 6 indien van toepassing.
D. Specifieke eisen voor de categorie powered-lift luchtvaartuigen 1. In het geval van vaardigheidstests of bekwaamheidsproeven voor typebevoegdverklaringen voor powered-lift luchtvaartuigen moeten de kandidaat slagen voor secties 1 t/m 5 en 6 (indien van toepassing) van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef. Wanneer kandidaten zakken voor meer dan 5 items moeten zij de volledige test of proef opnieuw afleggen. Kandidaten die voor 5 items of minder zakken, moeten die items opnieuw afleggen. Wanneer kandidaten zakken voor een item van de herkansingstest of -proef of voor items waarvoor zij reeds waren geslaagd, moeten zij de volledige test of proef opnieuw afleggen. Alle secties van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef moeten binnen de zes maanden zijn voltooid. TOEGESTANE AFWIJKINGEN BIJ DE VLIEGTEST 2. Kandidaten dienen blijk te geven van de vaardigheid om:
3. De onderstaande limieten zijn van toepassing, met een marge voor turbulente weersomstandigheden en de kenmerken voor het hanteren en de prestaties van het gebruikte powered-lift luchtvaartuig.
INHOUD VAN DE OPLEIDING/VAARDIGHEIDSTEST/BEKWAAMHEIDSPROEF 4. De onderstaande symbolen betekenen het volgende:
5. De praktijkopleiding moet ten minste worden uitgevoerd op het opleidingsuitrustingsniveau aangegeven als (P), of kan worden uitgevoerd tot elk hoger uitrustingsniveau aangegeven met de pijl (---->). 6. De onderstaande afkortingen worden gehanteerd om de gebruikte opleidingsuitrusting aan te geven:
7. Wanneer de letter „M” in de kolom van de vaardigheidstest/bekwaamheidsproef staat, betekent dit dat het hier een verplichte oefening betreft. 8. Voor praktijkopleiding en tests worden FSTD's gebruikt als zij deel uitmaken van een goedgekeurde opleiding voor een typebevoegdverklaring. De volgende punten worden in beschouwing genomen bij de goedkeuring van de opleiding:
|