ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 274

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
5 november 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1637 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de procedures en kenmerken van de toezichtfunctie ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1638 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de wijze waarop ervoor moet worden gezorgd dat inputgegevens passend en verifieerbaar zijn, en van de interne toezicht- en verificatieprocedures van een contribuant die de beheerder van een cruciale of significante benchmark overeenkomstig lid 3, onder b), moet nastreven wanneer de inputgegevens door een frontofficefunctie worden aangeleverd ( 1 )

6

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1639 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de elementen van de gedragscode die moet worden ontwikkeld door beheerders van op inputgegevens van contribuanten gebaseerde benchmarks ( 1 )

11

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1640 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen waarin de governance- en controlevereisten voor onder toezicht staande contribuanten nader worden gespecificeerd ( 1 )

16

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1641 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die door beheerders van cruciale of significante benchmarks moet worden verstrekt over de methodologie die wordt gebruikt om de benchmark vast te stellen, de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie en over de procedures voor het materieel wijzigen van de methodologie ( 1 )

21

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1642 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de door bevoegde autoriteiten te hanteren criteria bij hun beoordeling van de vraag of beheerders van significante benchmarks bepaalde vereisten dienen toe te passen ( 1 )

25

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1643 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de inhoud van de door de beheerder van een benchmark te publiceren benchmarkverklaring en van de gevallen waarin actualiseringen van deze verklaring nodig zijn ( 1 )

29

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1644 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot vaststelling van de minimuminhoud van samenwerkingsregelingen met bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het rechtskader en de toezichtpraktijken als gelijkwaardig zijn erkend ( 1 )

33

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1645 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de vorm en de inhoud van de bij de bevoegde autoriteit van de referentielidstaat in te dienen erkenningsaanvraag en betreffende de presentatie van informatie in de kennisgeving aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) ( 1 )

36

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1646 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de informatie die moet worden verstrekt in een vergunningsaanvraag en een registratieaanvraag ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1647 van de Commissie van 31 oktober 2018 tot toelating van het in de handel brengen van eimembraanhydrolysaat als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie ( 1 )

51

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1637 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de procedures en kenmerken van de toezichtfunctie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1011 moeten beheerders van benchmarks een permanente en doeltreffende toezichtfunctie instellen die door een apart comité of door middel van een andere passende governanceregeling moet worden uitgevoerd.

(2)

Om aan de vereisten van artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1011 te voldoen, staat het beheerders vrij de meest geschikte toezichtfunctie in te stellen voor de benchmarks die zij aanbieden. Deze verordening bevat een niet-uitputtende lijst van passende governanceregelingen.

(3)

Het toevertrouwen van een toezichtfunctie aan externe belanghebbenden kan waardevolle expertise opleveren en hun inbreng kan in een doeltreffender toezichtfunctie resulteren. Als gevolg van tegenstrijdige belangen van die leden van de toezichtfunctie, dan wel vanwege de betrekkingen tussen leden van de toezichtfunctie en hun cliënten of andere belanghebbenden kunnen er belangenconflicten binnen die toezichtfunctie ontstaan. Om dergelijke conflicten te beperken, moeten, waar mogelijk, onafhankelijke leden die vrij zijn van belangenconflicten deel uitmaken van degenen die toezicht houden op cruciale benchmarks, omdat deze benchmarks belangrijk zijn voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie en de financiering van huishoudens en bedrijven in de lidstaten. Ingeval het overeenkomstig deze verordening niet is vereist dergelijke onafhankelijke leden te benoemen, moeten beheerders andere procedures voor het aanpakken van potentiële belangenconflicten vaststellen, zoals het uitsluiten van leden van bepaalde besprekingen of het ontnemen van stemrechten aan specifieke leden.

(4)

Personen die rechtstreeks bij het aanbieden van een benchmark betrokken zijn, mogen lid zijn van de toezichtfunctie, zij het zonder stemrecht, daar zij nuttige inzichten in de werkzaamheden van de beheerder kunnen verschaffen. Hun status als niet-stemgerechtigde leden is raadzaam om ongepaste beïnvloeding van de besluiten van de toezichtfunctie door de beheerder te voorkomen.

(5)

De toezichtfunctie kan comités omvatten met specifieke bevoegdheden die op de verschillende benchmarks of benchmarkgroepen zijn toegesneden, dan wel bestaan uit meerdere functies die verschillende taken vervullen wanneer niet alle personen met de juiste deskundigheid van eenzelfde comité deel kunnen uitmaken, bijvoorbeeld omdat zij in verschillende geografische regio's zijn gevestigd. Bij dergelijke toezichtfuncties moet één enkele natuurlijke persoon of een comité met de aansturing van de toezichtfunctie belast zijn en voor de interactie met het leidinggevend orgaan van de beheerder en met de bevoegde autoriteit verantwoordelijk zijn teneinde de centralisatie van het toezicht te faciliteren.

(6)

Voor sommige minder gebruikte en minder kwetsbare significante benchmarks kan het mogelijk zijn dat één enkele natuurlijke persoon de toezichtfunctie vervult, mits de betrokken natuurlijke persoon voldoende tijd aan het toezicht op de benchmarks in kwestie kan besteden. Indien de toezichtfunctie door een natuurlijke persoon wordt vervuld, is deze vrijgesteld van bepaalde procedures die enkel geschikt zijn voor een comité. Gezien de hoge mate waarin van cruciale benchmarks wordt gebruikgemaakt, alsmede de risico's die deze in bepaalde gevallen met zich mee kunnen brengen, mogen cruciale benchmarks niet onder toezicht staan van één natuurlijke persoon.

(7)

Teneinde de verantwoordelijkheden van de toezichtfunctie te kunnen vervullen, moeten de leden beschikken over deskundige kennis van zowel het aanbiedingsproces van een benchmark als van de onderliggende markt die de benchmark beoogt te meten. Die deskundigheid kan worden aangetroffen bij gebruikers en contribuanten die op de betrokken markten actief zijn, dan wel bij verstrekkers van gereguleerde gegevens. Een toezichtfunctie kan gebaat zijn bij de deskundigheid van contribuanten, op voorwaarde dat passende maatregelen worden genomen om de afwezigheid van belangenconflicten te waarborgen, terwijl gebruikers belang hebben bij het verzekeren van de robuustheid van een benchmark. Daarom verdient het aanbeveling contribuanten en gebruikers als leden van de toezichtfunctie voor dergelijke benchmarks te overwegen.

(8)

De toezichtfunctie is een essentieel instrument voor het beheren van belangenconflicten op het niveau van de beheerder. Teneinde de integriteit van de functie te waarborgen, moet het personen aan wie sancties zijn opgelegd wegens schending van regels betreffende financiële diensten, en met name wegens manipulatie of poging tot manipulatie in de zin van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2), dan ook worden verboden lid van een toezichtfunctie te worden.

(9)

Externe belanghebbenden kunnen belang hebben bij een benchmark wanneer deze vaak op hun markten wordt gebruikt en zij kunnen dan ook additionele deskundigheid bieden. Beheerders kunnen procedures vaststellen die dergelijke belanghebbenden toestaan als waarnemers aan de toezichtfunctie deel te nemen.

(10)

Onafhankelijke comités kunnen niet volledig losstaan van de organisatie van de beheerder aangezien de eindbeslissingen ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten van de beheerder bij het leidinggevend orgaan berusten en een apart comité eventueel besluiten kan nemen zonder zich volledig rekenschap te geven van het potentieel schadelijke effect van die besluiten op de bedrijfsactiviteiten van de beheerder. Een toezichtfunctie die is ingebed in de organisatie van de beheerder of van de moederonderneming van de groep waartoe hij behoort, is bijgevolg het meest geschikt om de beslissingen van de beheerder met betrekking tot de door hem aangeboden benchmarks te betwisten.

(11)

Opdat het toezichtsorgaan de hem bij Verordening (EU) 2016/1011 toevertrouwde functie kan vervullen, is het van belang dat het in staat is de beslissingen van het leidinggevend orgaan van de beheerder ten volle te beoordelen en te betwisten, en dat, in geval van een verschil van mening, de beraadslagingen van de toezichtfunctie in dit verband worden genotuleerd.

(12)

Er zijn procedures tot vaststelling van de selectiecriteria voor leden en waarnemers, procedures betreffende het beheer van belangenconflicten en, ingeval de toezichtfunctie door een comité wordt vervuld, procedures voor de beslechting van geschillen vereist om ervoor te zorgen dat de toezichtfunctie ongehinderd kan worden uitgeoefend. Voor de toezichtfunctie met betrekking tot bepaalde typen benchmarks of beheerders kunnen andere procedures vereist zijn die niet in deze verordening zijn vastgesteld maar die noodzakelijk en passend zijn voor de correcte governance van de benchmarks in kwestie. Beheerders mogen derhalve alternatieve procedures vaststellen, op voorwaarde dat deze procedures in een passend toezicht resulteren.

(13)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(14)

De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten van deze normen geanalyseerd en de Stakeholdergroep effecten en markten geraadpleegd die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) is opgericht.

(15)

Beheerders dient voldoende tijd te worden gegund om zich naar de vereisten van deze verordening te voegen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Samenstelling van de toezichtfunctie

1.   De structuur en de samenstelling van de toezichtfunctie zijn evenredig aan de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de beheerder en worden in de regel vastgesteld met inachtneming van een of meer van de passende governanceregelingen die in de bijlage bij deze verordening zijn vermeld. Beheerders verstrekken de bevoegde autoriteiten een motivering voor elke afwijking van deze regelingen.

2.   Wanneer het een cruciale benchmark betreft, wordt de toezichtfunctie vervuld door een comité met ten minste twee onafhankelijke leden. Onafhankelijke leden zijn van de toezichtfunctie deel uitmakende natuurlijke personen die geen andere rechtstreekse banden met de beheerder hebben dan die welke voortvloeien uit hun betrokkenheid bij de toezichtfunctie, en hebben geen belangenconflicten, met name met betrekking tot de benchmark in kwestie.

3.   De toezichtfunctie is samengesteld uit leden die samen over de geschikte vaardigheden en deskundigheid beschikken om toezicht te houden op het aanbieden van een bepaalde benchmark en om de verantwoordelijkheden uit te oefenen die de toezichtfunctie moet vervullen. Leden van de toezichtfunctie beschikken over de nodige kennis van de onderliggende markt of van de economische realiteit die de benchmark beoogt te meten.

4.   Beheerders van benchmarks op basis van gereguleerde gegevens benoemen als leden van de toezichtfunctie onder meer vertegenwoordigers van de entiteiten die worden opgesomd in punt a) van de in artikel 3, lid 1, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1011 vermelde definitie van een benchmark op basis van gereguleerde gegevens en, in voorkomend geval, van entiteiten die de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen voor benchmarks op basis van gereguleerde gegevens aanleveren. Beheerders verstrekken de bevoegde autoriteiten een motivering voor elke uitsluiting van vertegenwoordigers van deze entiteiten.

5.   Wanneer een benchmark op aanleveringen is gebaseerd en vertegenwoordigers van de contribuanten of van onder toezicht staande entiteiten die de benchmark gebruiken lid zijn van de toezichtfunctie, draagt de beheerder er zorg voor dat het aantal leden met belangenconflicten niet gelijk is aan of groter is dan een gewone meerderheid. Alvorens leden te benoemen, gaan beheerders ook na of er sprake is van belangenconflicten die uit relaties tussen potentiële leden en andere externe belanghebbenden voortvloeien, en met name van belangenconflicten die het gevolg zijn van een potentieel belang bij het niveau van de benchmarks in kwestie, en houden zij met deze belangenconflicten rekening.

6.   Rechtstreeks bij het aanbieden van een benchmark betrokken personen die mogelijk lid van de toezichtfunctie zijn, hebben geen stemrecht. Vertegenwoordigers van het leidinggevend orgaan zijn geen lid of waarnemer, maar kunnen worden uitgenodigd om vergaderingen van de toezichtfunctie bij te wonen, zij het zonder stemrecht.

7.   De leden van de toezichtfunctie omvatten geen personen aan wie administratieve of strafrechtelijke sancties in verband met financiële diensten zijn opgelegd, en met name wegens manipulatie of poging tot manipulatie in de zin van Verordening (EU) nr. 596/2014.

Artikel 2

Kenmerken van de toezichtfunctie en plaats ervan binnen de organisatiestructuur

1.   De toezichtfunctie maakt deel uit van de organisatiestructuur van de beheerder of van de moederonderneming van de groep waartoe hij behoort, maar staat los van het leidinggevend orgaan en van andere governancefuncties van de beheerder van de benchmark.

2.   De toezichtfunctie beoordeelt en, in voorkomend geval, betwist de beslissingen van het leidinggevend orgaan van de beheerder ten aanzien van het aanbieden van benchmarks om ervoor te zorgen dat aan de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 is voldaan. Onverminderd artikel 5, lid 3, onder i), van Verordening (EU) 2016/1011 richt de toezichtfunctie alle met het benchmarktoezicht verband houdende aanbevelingen tot het leidinggevend orgaan.

3.   Ingeval de toezichtfunctie vaststelt dat het leidinggevend orgaan in strijd met aanbevelingen of besluiten van de toezichtfunctie heeft gehandeld of voornemens is te handelen, neemt zij dit feit duidelijk op in de notulen van haar volgende vergadering, dan wel in haar register van besluiten wanneer de toezichtfunctie is ingesteld in overeenstemming met de derde governanceregeling die in de bijlage bij deze verordening is beschreven.

Artikel 3

Procedures met betrekking tot de toezichtfunctie

1.   Een toezichtfunctie beschikt over procedures op ten minste de volgende terreinen:

a)

haar mandaat, de frequentie van haar regelmatige vergaderingen, het notuleren van de vergaderingen en de registratie van haar besluiten, en de periodieke informatiedeling met het leidinggevend orgaan van de beheerder;

b)

de criteria voor de selectie van haar leden, met inbegrip van criteria voor het beoordelen van de deskundigheid en vaardigheden van de potentiële leden en van de vraag of zij in staat zijn de nodige tijd aan de toezichtfunctie te besteden. Bij deze criteria wordt met name rekening gehouden met de rol die potentiële leden in het kader van enigerlei andere toezichtfunctie vervullen;

c)

de criteria voor het selecteren van waarnemers aan wie het kan worden toegestaan een vergadering van de toezichtfunctie bij te wonen;

d)

de verkiezing, benoeming of schrapping en vervanging van haar leden;

e)

in voorkomend geval, de criteria voor het kiezen van de persoon die of het comité dat verantwoordelijk is voor de algemene aansturing en coördinatie van de toezichtfunctie en voor het optreden als contactpunt voor het leidinggevend orgaan van de beheerder en voor de bevoegde autoriteit, in overeenstemming met de passende governanceregelingen voor uit meerdere comités bestaande toezichtfuncties zoals beschreven in de bijlage bij deze verordening;

f)

de openbaarmaking van beknopte gegevens over haar leden, samen met enigerlei verklaringen inzake belangenconflicten en eventuele maatregelen om deze te beperken;

g)

de schorsing van stemrechten van externe leden bij besluiten die een directe bedrijfsimpact zouden hebben op de organisaties die zij vertegenwoordigen;

h)

het verplichten van leden om alle belangenconflicten bekend te maken vóór de bespreking van een agendapunt tijdens vergaderingen van de toezichtfunctie en het opnemen ervan in de notulen van de vergadering;

i)

de uitsluiting van leden van specifieke besprekingen ten aanzien waarvan zij een belangenconflict hebben en het opnemen van die uitsluiting in de notulen van de vergadering;

j)

haar toegang tot alle documentatie die zij nodig heeft om haar taken te vervullen;

k)

de beslechting van geschillen binnen de toezichtfunctie;

l)

de te nemen maatregelen met betrekking tot inbreuken op de gedragscode;

m)

de kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van eventuele vermeende misdragingen door contribuanten of door de beheerder en van eventuele afwijkende of verdachte inputgegevens;

n)

het voorkomen van de ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke of gevoelige informatie die door de toezichtfunctie is ontvangen, geproduceerd of besproken.

2.   Indien de toezichtfunctie door een natuurlijke persoon wordt vervuld:

a)

zijn de punten e), g), i) en k) van lid 1 niet van toepassing;

b)

benoemt de beheerder een plaatsvervangend orgaan of een plaatsvervangende natuurlijke persoon om ervoor te zorgen dat de taken van de toezichtfunctie consequent kunnen worden uitgevoerd in geval van afwezigheid van de voor de toezichtfunctie verantwoordelijke persoon.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE

Niet-uitputtende lijst van passende governanceregelingen

1.

Een onafhankelijk toezichtcomité met een evenwichtige vertegenwoordiging van belanghebbenden, met inbegrip van onder toezicht staande entiteiten die de benchmark gebruiken, contribuanten aan de benchmarks en andere externe belanghebbenden, zoals beheerders van marktinfrastructuren en andere bronnen van inputgegevens, alsmede onafhankelijke leden en personeelsleden van de beheerder die niet rechtstreeks bij het aanbieden van de benchmarks in kwestie of bij enigerlei daarmee samenhangende activiteiten betrokken zijn.

2.

Ingeval de beheerder niet geheel eigendom is of onder zeggenschap staat van contribuanten aan de benchmark of onder toezicht staande entiteiten die de benchmark gebruiken, en er op het niveau van de toezichtfunctie van geen andere belangenconflicten sprake is, is een toezichtcomité samengesteld uit:

a)

ten minste twee personen die bij het aanbieden van de benchmarks in kwestie betrokken zijn maar die geen stemrecht hebben;

b)

ten minste twee leden van het personeel die andere delen van de organisatie van de beheerder vertegenwoordigen die noch rechtstreeks bij het aanbieden van de benchmarks in kwestie, noch bij enigerlei daarmee samenhangende activiteiten betrokken zijn, of,

c)

bij gebreke van dergelijke geschikte personeelsleden, ten minste twee onafhankelijke leden.

3.

Wanneer een benchmark niet cruciaal is en tenzij de complexiteit, mate van gebruik of kwetsbaarheid ervan anders aangeven, een natuurlijke persoon die een lid is van het personeel van de beheerder of enigerlei andere natuurlijke persoon wiens diensten tot de beschikking of onder zeggenschap van de beheerder worden gesteld, die niet rechtstreeks bij het aanbieden van enigerlei benchmark in kwestie is betrokken en die vrij is van belangenconflicten, en met name van belangenconflicten die voortvloeien uit een potentieel belang bij het niveau van de benchmark.

4.

Een toezichtfunctie die bestaat uit meerdere comités die elk verantwoordelijk zijn voor het toezicht op een benchmark, type benchmarks of benchmarkgroep, op voorwaarde dat één enkele persoon of één enkel comité is aangewezen als verantwoordelijk voor de algemene aansturing en coördinatie van de toezichtfunctie en voor de interactie met het leidinggevend orgaan van de beheerder van de benchmark en met de bevoegde autoriteit.

5.

Een toezichtfunctie die bestaat uit meerdere comités die elk een deel van de toezichtverantwoordelijkheden en -taken uitoefenen, op voorwaarde dat één enkele persoon of één enkel comité is aangewezen als verantwoordelijk voor de algemene aansturing en coördinatie van de toezichtfunctie en voor de interactie met het leidinggevend orgaan van de beheerder van de benchmark en met de bevoegde autoriteit.

5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/6


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1638 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de wijze waarop ervoor moet worden gezorgd dat inputgegevens passend en verifieerbaar zijn, en van de interne toezicht- en verificatieprocedures van een contribuant die de beheerder van een cruciale of significante benchmark overeenkomstig lid 3, onder b), moet nastreven wanneer de inputgegevens door een frontofficefunctie worden aangeleverd

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 11, lid 5, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 moeten de voor een benchmark gebruikte inputgegevens passend zijn om op nauwkeurige en betrouwbare wijze de economische realiteit weer te geven die de benchmark moet meten, en moeten deze gegevens verifieerbaar zijn. Daarnaast moet, wanneer de inputgegevens worden aangeleverd door een frontofficefunctie, volgens artikel 11, lid 3, onder b), van die verordening de beheerder ervoor zorgen dat de contribuant over afdoende interne toezicht- en verificatieprocedures beschikt.

(2)

Om een benchmark correct te kunnen berekenen, moeten niet alleen de nauwkeurige waarden van de inputgegevens worden ingediend, maar moeten deze ook de meeteenheid van de onderliggende activa hebben en een afspiegeling zijn van de relevante kenmerken daarvan.

(3)

Of inputgegevens verifieerbaar zijn, hangt af van de mate van nauwkeurigheid ervan, die zelf weer sterk afhankelijk is van het soort inputgegevens dat wordt gebruikt. Inputgegevens die geen transactiegegevens zijn of niet afkomstig zijn van een gereguleerde gegevensbron opgesomd in artikel 3, lid 1, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1011, kunnen nog steeds voldoen aan het vereiste dat zij verifieerbaar moeten zijn, indien voor de beheerder voldoende informatie beschikbaar is om voldoende controles op de gegevens te kunnen uitvoeren. Derhalve dient van de beheerder te worden verlangd dat deze ervoor zorgt over de nodige informatie te beschikken om passende controles te kunnen uitvoeren.

(4)

Om ervoor te zorgen dat inputgegevens passend en verifieerbaar zijn, dient van de beheerder te worden verlangd dat deze inputgegevens op regelmatige basis monitort, in een mate die rekening houdt met de kwetsbaarheid van het specifieke type inputgegevens. In het geval van gereguleerde gegevens borgt bestaande regulering van en toezicht op de betrokken gegevensaanbieder de integriteit van gereguleerde gegevens. Voor dat soort gegevens dienen dus minder intensieve monitoringeisen te gelden. Andere soorten inputgegevens vergen meer verificatie en dienen dus aan uitgebreidere controles te worden onderworpen, met name in het geval van inputgegevens die geen transactiegegevens zijn en vooral indien deze worden aangeleverd door een frontofficefunctie.

(5)

Wanneer inputgegevens worden aangeleverd, moet één belangrijke monitoringcontrole ervoor zorgen dat de gegevens worden aangeleverd binnen een door de beheerder bepaalde termijn. Dit moet coherentie tussen bijdragen van verschillende contribuanten verzekeren. Wanneer inputgegevens niet worden aangeleverd, moet ook het tijdstip waarop de inputgegevens in aanmerking worden genomen, worden gecontroleerd om coherentie tussen verschillende inputgegevens te verzekeren. Derhalve dient van de beheerder te worden verlangd dat deze zich ervan vergewist dat inputgegevens worden aangeleverd of worden geselecteerd bij een specifieke bron, binnen de door hem bepaalde termijn.

(6)

Het is van bijzonder belang dat essentiële kenmerken zoals valuta, looptijd en resterende looptijd van het onderliggende actief of de soorten tegenpartijen zoals nader bepaald in de benchmarkmethodologie, zorgvuldig worden gecontroleerd.

(7)

Doeltreffend intern toezicht op het aanleveren van inputgegevens vanuit een frontofficefunctie berust op het opzetten en in stand houden van passende structuren binnen de organisatie van de contribuant. Deze structuren dienen in de regel drie controleniveaus te omvatten, tenzij dat aantal, gezien de omvang van de organisatie van de contribuant, redelijkerwijs niet mogelijk is. De eerstelijnscontrole dient processen te omvatten om de inputgegevens daadwerkelijk te controleren.

(8)

Door een frontofficefunctie aangeleverde gegevens houden een bijzonder risico in als gevolg van het inherente belangenconflict dat bestaat tussen de commerciële rol van het frontoffice en de rol ervan bij het aanleveren van inputgegevens voor een benchmark. Daarom is het belangrijk dat de contribuant een beleid inzake belangenconflicten instelt, in stand houdt en voert als onderdeel van zijn tweedelijnscontrole, en regelmatig controles uitvoert op de gebruikte inputgegevens. Daarnaast is een belangrijk instrument dat nuttig kan zijn om misdragingen aan het licht te brengen en te melden aan superieuren, of activiteiten op het spoor te komen die potentieel schadelijk kunnen zijn voor de integriteit van de benchmark, het opzetten van een klokkenluidersregeling waarmee personeelsleden gevallen van misdraging kunnen melden aan de betrokken compliancefunctie of een andere passende interne functie. Daarom dient de beheerder zich ervan te vergewissen dat in de interne toezicht- en verificatieprocedures van een contribuant ook het opzetten, in stand houden en voeren van een beleid inzake belangenconflicten en het opzetten en in stand houden van een klokkenluidersregeling zijn opgenomen.

(9)

Deze verordening is van toepassing op beheerders van cruciale en significante benchmarks. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel wordt zo vermeden om buitensporige lasten op te leggen aan beheerders van significante benchmarks door deze beheerders toe te staan ervoor te opteren de vereisten inzake belangenconflicten alleen toe te passen bij daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten die van wezenlijk belang zijn of zouden zijn. Voorts dient beheerders verdere beoordelingsmarge te worden geboden ten aanzien van de vraag hoe zij interne toezicht- en verificatieprocedures op het niveau van contribuanten verzekeren. Met name dienen zij de mogelijkheid te krijgen om bepaalde vereisten voor die procedures te versoepelen, gelet op de aard, omvang en complexiteit van de organisatie van de contribuant.

(10)

Beheerders dient voldoende tijd te worden gegeven om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden.

(11)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(12)

ESMA heeft open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten van deze normen geanalyseerd en de Stakeholdergroep effecten en markten geraadpleegd die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 (2) is opgericht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening ziet niet op of is niet van toepassing op beheerders van niet-significante benchmarks.

Artikel 2

Passend en verifieerbare inputgegevens borgen

1.   De beheerder van een benchmark zorgt ervoor dat hij beschikt over alle informatie die nodig is om de volgende punten te kunnen nagaan ten aanzien van inputgegevens die hij voor de benchmark gebruikt, voor zover die punten van toepassing zijn op de betrokken inputgegevens:

a)

de vraag of de indiener gemachtigd is om namens de contribuant inputgegevens aan te leveren in overeenstemming met de voorwaarden voor toestemming op grond van artikel 15, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2016/1011;

b)

de vraag of de inputgegevens binnen de door de beheerder vastgestelde termijn worden aangeleverd door de contribuant, of geselecteerd bij een door de beheerder nader aangegeven bron;

c)

de vraag of de inputgegevens door de contribuant worden aangeleverd in een door de beheerder nader bepaald formaat;

d)

de vraag of de bron van de inputgegevens een van de bronnen is die worden genoemd in artikel 3, lid 1, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1011;

e)

de vraag of de bron van de inputgegevens betrouwbaar is;

f)

de vraag of de inputgegevens voldoen aan de vereisten uit de methodologie van de benchmark, met name de vereisten ten aanzien van de valuta of meeteenheid, de looptijd, en de soorten tegenpartijen;

g)

de vraag of relevante drempels voor de kwantiteit van de inputgegevens en relevante normen voor de kwaliteit van de inputgegevens in acht worden genomen in overeenstemming met de methodologie;

h)

de vraag of de prioriteit inzake het gebruik van verschillende types inputgegevens wordt toegepast in overeenstemming met de methodologie;

i)

de vraag of beoordelings- of keuzevrijheid bij de aanlevering van de inputgegevens wordt uitgeoefend in overeenstemming met de in de methodologie geformuleerde heldere regels en met de beleidsregels die moeten worden vastgesteld in de gedragscode voor de benchmark.

2.   Beheerders voeren de in lid 1 genoemde controles op regelmatige basis uit. Beheerders van cruciale benchmarks voeren de in lid 1, onder a), b), c) en d), genoemde controles uit voordat de benchmark wordt gepubliceerd of vóór ieder geval waarin de benchmark publiek beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 3

Interne toezicht- en verificatieprocedures van een contribuant

1.   De interne toezicht- en verificatieprocedures waarover een contribuant beschikt en waarvan de beheerder ervoor moet zorgen dat deze in overeenstemming zijn met artikel 11, lid 3, onder b), van Verordening (EU) 2016/1011, omvatten ten minste de volgende elementen:

a)

opzetten en in stand houden van een interne functie die moet dienen als eerstelijnscontrole voor de aanlevering van inputgegevens en die met de uitvoering van de volgende taken belast is:

i)

verrichten van een daadwerkelijke controle van inputgegevens voordat deze worden aangeleverd, onder meer door zich ervan te vergewissen dat deze voldoen aan alle overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder d), iii), van Verordening (EU) 2016/1011 voor de contribuant geldende voorwaarden voor de validering van inputgegevens, en door inputgegevens te evalueren op hun integriteit en nauwkeurigheid vóór de aanlevering ervan;

ii)

nagaan of de indiener gemachtigd is om namens de contribuant inputgegevens aan te leveren in overeenstemming met alle voorwaarden opgelegd uit hoofde van artikel 15, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2016/1011;

iii)

zich ervan vergewissen dat de aanlevering van inputgegevens beperkt is tot personen die betrokken zijn bij het aanleveringsproces, behalve wanneer toegang noodzakelijk is voor auditdoeleinden, onderzoeksdoeleinden of bij wet voorgeschreven doeleinden;

b)

opzetten en in stand houden van een interne functie die moet dienen als tweedelijnscontrole voor de aanlevering van inputgegevens en die belast is met het uitvoeren van de volgende taken:

i)

evalueren van inputgegevens na de aanlevering ervan, onafhankelijk van de evaluatie uitgevoerd door de eerstelijnscontrolefunctie, om de integriteit en nauwkeurigheid van de aangeleverde gegevens te bevestigen;

ii)

opzetten en in stand houden van een klokkenluidersregeling die passende garanties voor klokkenluiders biedt;

iii)

opzetten en in stand houden van procedures voor het intern rapporteren van pogingen tot of de daadwerkelijke manipulatie van de inputgegevens, voor de niet-nakoming van de eigen beleidsregels van de contribuant met betrekking tot benchmarks en voor het onderzoeken van dergelijke gebeurtenissen zodra deze aan het licht komen;

iv)

opzetten en in stand houden van interne-rapportageprocedures om operationele problemen bij het aanleveringsproces van gegevens te rapporteren zodra deze zich voordoen;

v)

zorgen voor regelmatige persoonlijke aanwezigheid van een personeelslid van de tweedelijnscontrole in het deel van het kantoor waar de frontofficefunctie is gevestigd;

vi)

in stand houden van toezicht op relevante communicatie tussen medewerkers van de frontofficefunctie die rechtstreeks bij het aanleveren van inputgegevens betrokken zijn, alsmede relevante communicatie tussen die personeelsleden en andere interne functies of externe instanties;

vii)

opzetten, in stand houden en voeren van een beleid inzake belangenconflicten dat zorgt voor:

de identificatie en bekendmaking aan de beheerder van daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten met betrekking tot personeelsleden van de frontofficefunctie van de contribuant die bij het proces van de aanlevering van gegevens betrokken zijn;

het ontbreken van directe of indirecte banden tussen de beloning van een indiener en de waarde van de benchmark, de waarde van specifieke ingediende gegevens of de uitvoering van activiteiten door de contribuant die aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict met betrekking tot de aanlevering van inputgegevens aan de benchmark;

een heldere taakverdeling tussen personeelsleden van de frontofficefunctie die betrokken zijn bij het aanleveren van inputgegevens, en andere personeelsleden van de frontofficefunctie;

een fysieke scheiding tussen personeelsleden van de frontofficefunctie die betrokken zijn bij het aanleveren van inputgegevens, en andere personeelsleden van de frontofficefunctie;

daadwerkelijke controles op de uitwisseling van informatie tussen personeelsleden van de frontofficefunctie en andere personeelsleden van de contribuant die betrokken zijn bij activiteiten die een risico op belangenconflicten kunnen doen ontstaan omdat de uitgewisselde informatie informatie is die van invloed kan zijn op de aangeleverde inputgegevens;

het bestaan van noodvoorzieningen in het geval van een tijdelijke verstoring van de controles op de in het vijfde streepje genoemde uitwisseling van informatie;

het nemen van maatregelen om te voorkomen dat iemand ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop personeelsleden van de frontofficefunctie die bij het aanleveren van inputgegevens betrokken zijn, hun werkzaamheden verrichten;

c)

het opzetten en in stand houden van een interne functie, onafhankelijk van de eerste- en tweedelijnscontrolefuncties, die fungeert als derdelijnscontrole voor de aanlevering van inputgegevens en die belast is met het uitvoeren van controles, op regelmatige basis, van de controles uitgevoerd door de twee overige controlefuncties;

d)

procedures met betrekking tot:

i)

de methoden voor samenwerking en informatiestromen tussen de drie in de punten a), b), en c), van deze alinea voorgeschreven controlefuncties;

ii)

regelmatige rapportage aan het leidinggevend personeel van de contribuant over de door deze drie controlefuncties uitgevoerde taken;

iii)

mededeling aan de beheerder, op verzoek, van informatie die deze heeft gevraagd met betrekking tot de interne toezicht- en verificatieprocedures van de contribuant.

2.   De beheerder kan ervoor kiezen om af te zien van de vereisten uit lid 1, onder b), v), of uit lid 1, onder b), vii), derde, vierde of zesde streepje, gelet op de volgende elementen:

a)

de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de contribuant;

b)

de kans dat belangenconflicten ontstaan tussen de aanlevering van de inputgegevens voor de benchmark en handels- of andere activiteiten die door de contribuant worden verricht;

c)

de mate van keuzevrijheid die met het proces van de aanlevering van gegevens gepaard gaat.

3.   Hoofdzakelijk gelet op de kleine omvang van de organisatie van een contribuant en ook de in lid 2, onder a), b) en c), genoemde kwesties, kan de beheerder de contribuant toestaan om te beschikken over een eenvoudigere organisatorische controlestructuur dan de in lid 1 vereiste structuur. De eenvoudige controlestructuur verzekert evenwel dat alle in lid 1, onder a), b) en c), genoemde taken worden uitgevoerd, behalve voor taken ten aanzien waarvan op grond van lid 2 ontheffing is verleend. De punten d), i) en d), ii) van lid 1 worden toegepast op een wijze die rekening houdt met de eenvoudigere controlestructuur.

4.   Een beheerder van een significante benchmark kan ervoor kiezen om de vereisten van lid 1, onder b), vii), uitsluitend toe te passen op daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten die van wezenlijk belang zijn of zouden zijn.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/11


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1639 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de elementen van de gedragscode die moet worden ontwikkeld door beheerders van op inputgegevens van contribuanten gebaseerde benchmarks

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 15, lid 6, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) 2016/1011 moet de beheerder van een benchmark die op inputgegevens van contribuanten is gebaseerd, een gedragscode voor die benchmark ontwikkelen waarin de verantwoordelijkheden van contribuanten met betrekking tot het aanleveren van inputgegevens duidelijk worden gespecificeerd. Indien een beheerder een benchmarkgroep aanbiedt die uit meer dan één op inputgegevens van contribuanten gebaseerde benchmark bestaat, mag voor de gehele benchmarkgroep één enkele gedragscode worden ontwikkeld. Artikel 15, lid 2, van genoemde verordening bevat een lijst van de elementen die elke op grond van dat artikel ontwikkelde gedragscode ten minste moet omvatten. Voor een in artikel 3, lid 1, punt 24), van die verordening omschreven benchmark op basis van gereguleerde gegevens is geen gedragscode vereist.

(2)

Teneinde te garanderen dat de benchmark op correcte wijze wordt vastgesteld, is het van cruciaal belang dat de door contribuanten verstrekte inputgegevens alle volgens de methodologie vereiste kenmerken hebben en volledig zijn. De gedragscode moet deze kenmerken bijgevolg voldoende gedetailleerd beschrijven en tevens nader aangeven welke gegevens de contribuant in aanmerking moet nemen, welke gegevens de contribuant buiten beschouwing mag laten en hoe de contribuant de inputgegevens aan de beheerder moet toezenden.

(3)

Met het oog op het waarborgen van de integriteit van een benchmark die op aangeleverde inputgegevens is gebaseerd, is het van essentieel belang dat de personen die een contribuant aanwijst om de inputgegevens in te dienen, over de juiste kennis, vaardigheden, opleiding en ervaring beschikken om die rol te vervullen. De gedragscode dient derhalve een bepaling te bevatten die voorschrijft dat iedere contribuant de personen die als indieners zullen worden aangewezen, aan een aantal controles moet onderwerpen voordat hij hen machtigt om als indieners op te treden.

(4)

De betrouwbaarheid van een benchmark hangt in ruime mate af van de juistheid van de inputgegevens die daarvoor worden gebruikt. Het is bijgevolg van cruciaal belang dat contribuanten de gegevens vóór en na de indiening ervan controleren op eventuele verdachte elementen, alsook om zich ervan te vergewissen dat de vereisten van de gedragscode in acht zijn genomen. De gedragscode dient daarom bepalingen te bevatten die voorschrijven dat contribuanten vóór en na de aanlevering controles van de gegevens moeten uitvoeren.

(5)

Het risico op fouten of manipulatie is wellicht het grootst in gevallen waarin contribuanten keuzevrijheid hebben bij de aanlevering van inputgegevens. De gedragscode dient daarom voor te schrijven dat contribuanten een beleid moeten vaststellen dat specificeert wanneer, hoe en door wie keuzevrijheid mag worden uitgeoefend.

(6)

De gedragscode dient bepalingen te bevatten die voorschrijven dat contribuanten registers moeten bijhouden van de gegevens die voor elke aanlevering in aanmerking zijn genomen, alsmede van elke eventueel in verband daarmee uitgeoefende keuzevrijheid. Dergelijke registers vormen een essentieel hulpmiddel om uit te maken of een contribuant zich heeft gehouden aan het bij de gedragscode voorgeschreven beleid waarmee wordt beoogd te garanderen dat alle relevante inputgegevens worden verstrekt.

(7)

Het naar behoren detecteren en beheren van belangenconflicten op het niveau van de contribuanten is een noodzakelijke voorwaarde voor de integriteit en nauwkeurigheid van de benchmark. Om die reden dient de gedragscode bepalingen te bevatten die voorschrijven dat de systemen en controles van een contribuant een register van belangenconflicten moeten omvatten waarin de contribuant gedetecteerde belangenconflicten dient te registreren, alsmede de genomen maatregelen om deze te beheren.

(8)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel vermijdt deze verordening beheerders en contribuanten buitensporige administratieve lasten met betrekking tot significante en niet-significante benchmarks op te leggen door beheerders van significante of niet-significante benchmarks toe te staan gedragscodes te ontwikkelen die minder gedetailleerd zijn dan die welke voor cruciale benchmarks moeten worden opgesteld.

(9)

Beheerders moeten voldoende tijd krijgen om gedragscodes op te stellen die aan de vereisten van deze verordening voldoen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden.

(10)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(11)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschrijving van inputgegevens

De gedragscode die overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 door de beheerder moet worden ontwikkeld (hierna „de gedragscode” genoemd), bevat een duidelijke beschrijving van en vereisten met betrekking tot ten minste de volgende aangelegenheden betreffende de te verstrekken inputgegevens:

a)

het (de) type(n) te verstrekken inputgegevens;

b)

de verplicht in acht te nemen normen ten aanzien van de kwaliteit en nauwkeurigheid van de inputgegevens;

c)

de minimumhoeveelheid te verstrekken inputgegevens;

d)

de eventuele prioriteitsvolgorde waarin de verschillende typen inputgegevens moeten worden aangeleverd;

e)

de vorm waarin de inputgegevens moeten worden verstrekt;

f)

de frequentie van indiening van de inputgegevens;

g)

de timing van de indiening van de inputgegevens;

h)

de eventuele procedures waarover elke contribuant moet beschikken voor aanpassingen aan en de standaardisering van de inputgegevens.

Artikel 2

Indieners

1.   De gedragscode bevat een bepaling om te waarborgen dat een persoon pas als een indiener van inputgegevens namens een contribuant mag optreden als de contribuant zich ervan vergewist heeft dat de persoon in kwestie over de benodigde vaardigheden, kennis, opleiding en ervaring beschikt om die rol te vervullen.

2.   De gedragscode beschrijft het duediligenceonderzoek dat een contribuant moet uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat een persoon over de benodigde vaardigheden, kennis, opleiding en ervaring beschikt om namens hem inputgegevens in te dienen. De beschrijving van dat onderzoek omvat een verplichting om controles te verrichten ter verificatie van:

a)

de identiteit van de betrokken persoon;

b)

de kwalificaties van de betrokken persoon; en

c)

de reputatie van de betrokken persoon, waarbij onder meer wordt nagegaan of het de persoon in het verleden wegens wangedrag verboden is geweest inputgegevens voor een benchmark in te dienen.

3.   De gedragscode specificeert welke procedure en communicatiemiddelen een contribuant moet hanteren om de beheerder in kennis te stellen van de identiteit van iedere persoon die namens hem inputgegevens indient, zodat de beheerder kan controleren of de indiener gemachtigd is gegevens namens de contribuant in te dienen.

Artikel 3

Beleid om ervoor te zorgen dat een contribuant alle relevante inputgegevens verstrekt

De gedragscode bevat bepalingen die voorschrijven dat contribuanten ten minste het volgende moeten vaststellen en in acht nemen:

a)

een beleid ten aanzien van de inputgegevens dat ten minste een beschrijving van het volgende omvat:

i)

de gegevens waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de aan te leveren inputgegevens; en

ii)

de gegevens die de contribuant buiten beschouwing mag laten bij een aanlevering van inputgegevens, samen met de reden of redenen waarom de gegevens in kwestie buiten beschouwing mogen worden gelaten;

b)

een beleid ten aanzien van de toezending van gegevens aan de beheerder dat ten minste het volgende omvat:

i)

een beschrijving van de te volgen procedure voor een beveiligde overdracht van gegevens; en

ii)

noodplannen voor de indiening van inputgegevens in geval van technische of operationele moeilijkheden, de tijdelijke afwezigheid van een indiener of de onbeschikbaarheid van de door de methodologie vereiste inputgegevens.

Artikel 4

Systemen en controles

1.   De gedragscode bevat bepalingen die garanderen dat de in artikel 15, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde systemen en controles onder meer de volgende elementen omvatten:

a)

controles vóór de aanlevering om eventuele verdachte inputgegevens te detecteren, met inbegrip van controles in de vorm van een verificatie van de gegevens door een tweede persoon;

b)

controles na de aanlevering om zich ervan te vergewissen dat de inputgegevens zijn aangeleverd in overeenstemming met de vereisten van de gedragscode en om eventuele verdachte inputgegevens te detecteren;

c)

monitoren van de overdracht van inputgegevens aan de beheerder in overeenstemming met het toepasselijke beleid.

2.   De gedragscode kan een contribuant toestaan van een geautomatiseerd systeem voor de aanlevering van inputgegevens gebruik te maken, waarbij natuurlijke personen niet in staat zijn de aanlevering van inputgegevens te wijzigen, op voorwaarde dat de gedragscode de gebruikmaking van een dergelijk systeem van de volgende voorwaarden afhankelijk stelt:

a)

de contribuant is continu in staat de goede werking van het geautomatiseerde systeem te monitoren; en

b)

de contribuant controleert het geautomatiseerde systeem na elke update of wijziging in de software ervan voordat nieuwe inputgegevens worden aangeleverd.

In een dergelijk geval hoeft de gedragscode niet voor te schrijven dat de contribuant de in lid 1 bedoelde controles moet uitvoeren.

3.   In de gedragscode worden de procedures beschreven waarover een contribuant moet beschikken om eventuele fouten in de aangeleverde inputgegevens aan te pakken.

4.   De gedragscode schrijft voor dat een contribuant de bij de code vastgestelde systemen en controles met betrekking tot de aanlevering van inputgegevens op gezette tijden, en in elk geval ten minste jaarlijks, moet toetsen.

Artikel 5

Beleid ten aanzien van het gebruik van keuzevrijheid bij de aanlevering van inputgegevens

Indien de gedragscode bepaalt dat een contribuant keuzevrijheid heeft bij de aanlevering van inputgegevens, schrijft de code voor dat de contribuant een beleid ten aanzien van het gebruik van keuzevrijheid moet vaststellen, waarbij ten minste het volgende is gespecificeerd:

a)

de omstandigheden waaronder de contribuant keuzevrijheid kan uitoefenen;

b)

de natuurlijke personen binnen de organisatie van de contribuant die keuzevrijheid mogen uitoefenen;

c)

de interne controles die de uitoefening van keuzevrijheid door de contribuant in overeenstemming met zijn beleid regelen;

d)

de natuurlijke personen binnen de organisatie van de contribuant die een evaluatie achteraf van de uitoefening van keuzevrijheid mogen uitvoeren.

Artikel 6

Beleid ten aanzien van het bijhouden van registers

1.   De gedragscode bevat bepalingen die voorschrijven dat contribuanten een beleid ten aanzien van het bijhouden van registers moeten vaststellen om te waarborgen dat de contribuant een register bijhoudt van alle relevante informatie die nodig is om de inachtneming van de gedragscode door de contribuant te controleren, waaronder een register dat ten minste de volgende informatie bevat:

a)

het beleid en de procedures van de contribuant die de aanlevering van inputgegevens regelen, en alle materiële wijzigingen in dat beleid en die procedures;

b)

het in artikel 8, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde register van belangenconflicten;

c)

alle ten aanzien van personeelsleden van de contribuant genomen tuchtmaatregelen met betrekking tot benchmarkgerelateerde activiteiten;

d)

een lijst van indieners en van personen die controles met betrekking tot aanleveringen uitvoeren, met vermelding van hun naam en rol binnen de organisatie van de contribuant, alsmede van de data waarop zij gemachtigd werden en, in voorkomend geval, niet meer gemachtigd waren om hun indieningsgerelateerde rol te vervullen;

e)

met betrekking tot elke aanlevering van inputgegevens:

i)

de aangeleverde inputgegevens;

ii)

de gegevens waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van de aan te leveren inputgegevens, alsmede alle gegevens die buiten beschouwing zijn gelaten;

iii)

elk gebruik van keuzevrijheid;

iv)

alle uitgevoerde controles van inputgegevens;

v)

alle met de aanlevering van inputgegevens verband houdende communicatie tussen de indiener en al degenen binnen de organisatie van de contribuant die controles met betrekking tot aanleveringen uitvoeren.

2.   De gedragscode schrijft voor dat het beleid ten aanzien van het bijhouden van registers moet voorzien in het bewaren van de informatie gedurende ten minste vijf jaar, dan wel gedurende ten minste drie jaar ingeval het opnamen van telefoongesprekken of elektronische communicatie betreft, alsmede in het opslaan van deze informatie op een drager die raadpleging ervan in de toekomst mogelijk maakt.

3.   De beheerder kan ervoor kiezen het vereiste van lid 1, onder e), iv), weg te laten ingeval een contribuant inputgegevens voor een significante benchmark aanlevert.

4.   De beheerder kan ervoor kiezen het vereiste van lid 1, onder e), iv), en/of het vereiste van lid 1, onder e), v), weg te laten ingeval een contribuant inputgegevens voor een niet-significante benchmark aanlevert.

Artikel 7

Rapportage van verdachte inputgegevens

1.   De gedragscode schrijft voor dat een contribuant gedocumenteerde interne procedures moet vaststellen op grond waarvan zijn personeelsleden alle verdachte inputgegevens aan de compliancefunctie van de contribuant, zo deze bestaat, en aan het hoger management van de contribuant moeten rapporteren.

2.   De gedragscode specificeert onder welke voorwaarden een contribuant verdachte inputgegevens aan de beheerder moet rapporteren en welke procedures en communicatiemiddelen de contribuant moet hanteren om met de beheerder contact op te nemen.

Artikel 8

Belangenconflicten

1.   De gedragscode schrijft voor dat een contribuant systemen en controles met betrekking tot het beheer van belangenconflicten moet instellen welke ten minste de volgende elementen omvatten:

a)

de vaststelling van een beleid ten aanzien van belangenconflicten dat het volgende omvat:

i)

de procedure voor het detecteren en beheren van belangenconflicten, waaronder een eventuele interne escalatie van belangenconflicten;

ii)

maatregelen om belangenconflicten bij het indienstnemingsproces van indieners te voorkomen of om het risico op dergelijke belangenconflicten tot een minimum te beperken;

iii)

maatregelen om belangenconflicten bij het beloningsbeleid van personeelsleden van de contribuant te voorkomen of om het risico op dergelijke belangenconflicten tot een minimum te beperken;

iv)

maatregelen om uit de managementstructuur van de contribuant voortvloeiende belangenconflicten te voorkomen of om het risico op dergelijke belangenconflicten tot een minimum te beperken;

v)

vereisten met betrekking tot de communicatie tussen indieners en andere personeelsleden binnen de organisatie van de contribuant;

vi)

alle fysieke of organisatorische scheidingen tussen indieners en andere personeelsleden van de contribuant welke noodzakelijk zijn om belangenconflicten te voorkomen of om het risico daarop tot een minimum te beperken;

vii)

regels en maatregelen om alle financiële blootstellingen aan te pakken die de contribuant eventueel kan hebben ten aanzien van een financieel instrument dat of een financiële overeenkomst die verwijst naar de benchmark waarvoor de contribuant inputgegevens aanlevert;

b)

opzetten van een register van belangenconflicten dat wordt gebruikt voor het registreren van alle gedetecteerde belangenconflicten en van alle maatregelen die zijn genomen om deze conflicten te beheren, alsmede de verplichting om het register actueel te houden en interne of externe auditors toegang tot dat register te verlenen.

2.   De gedragscode schrijft voor dat personeelsleden van een contribuant die bij het aanleveringsproces betrokken zijn, geschoold moeten zijn in alle beleidslijnen, procedures en controles die met het detecteren, voorkomen en beheren van belangenconflicten verband houden.

3.   De beheerder kan ervoor kiezen één of meer vereisten van lid 1, onder a), iii), v), vi) en vii), weg te laten ingeval een contribuant inputgegevens voor een niet-significante benchmark aanlevert.

Artikel 9

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/16


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1640 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen waarin de governance- en controlevereisten voor onder toezicht staande contribuanten nader worden gespecificeerd

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 16, lid 5, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 16 van Verordening (EU) 2016/1011 legt onder toezicht staande contribuanten bepaalde governance- en controlevereisten op, inclusief een vereiste om een controlekader in werking te stellen om de integriteit, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van inputgegevens te waarborgen en een vereiste om effectieve systemen en controles in werking te stellen om de integriteit en betrouwbaarheid van alle aanleveringen van inputgegevens te waarborgen. Sommige van deze vereisten zijn reeds geregeld in de artikelen 11 en 15 van Verordening (EU) 2016/1011 en de overeenkomstige gedelegeerde verordeningen. In bepaalde opzichten gaat de bepaling van deze gedelegeerde verordening van de Commissie echter verder dan die in de artikelen 11 en 15 van Verordening (EU) 2016/1011 en is het mogelijk dat bepaalde onder toezicht staande contribuanten niet onder de bepalingen van de artikelen 11 en 15 vallen omdat zij gegevens aanleveren voor benchmarks die worden verstrekt door beheerders die zijn vrijgesteld van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011. Om rechtsonzekerheid te vermijden, laten de bij deze gedelegeerde verordening van de Commissie vastgestelde vereisten de artikelen 11 en 15 van Verordening (EU) 2016/1011 en de overeenkomstige gedelegeerde verordeningen onverlet en zijn zij derhalve slechts van toepassing voor zover zij de bovengenoemde bepalingen aanvullen.

(2)

Het door een onder toezicht staande contribuant ingestelde controlekader dient een procedure te omvatten voor het opsporen en beheren van inbreuken op Verordening (EU) 2016/1011 en inbreuken op de toepasselijke gedragscode, en beleid inzake klokkenluiden, toezicht op en periodieke evaluatie van het proces voor het aanleveren van inputgegevens. Dit is van dien aard dat onder toezicht staande contribuanten kunnen garanderen dat zij rechtmatig handelen en nauwkeurige en betrouwbare invoergegevens indienen.

(3)

De opleiding die indieners die in dienst zijn van een onder toezicht staande contribuant ingevolge artikel 16, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2016/1011 moeten hebben, moet ook opleiding omvatten in de wijze waarop de benchmark bestemd is om de onderliggende markt- of economische realiteit te meten en opleiding in alle elementen van de gedragscode die van toepassing zijn op de aanlevering van inputgegevens. Dit is een essentieel instrument om ervoor te zorgen dat indieners adequaat en in lijn met de methodiek van de benchmark handelen.

(4)

De maatregelen voor het beheer van belangenconflicten die een onder toezicht staande contribuant ingevolge artikel 16, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2016/1011 in werking moet stellen, moeten maatregelen omvatten voor de scheiding van indieners van andere werknemers van de contribuant en maatregelen betreffende het beloningsbeleid van de contribuant voor indieners om de prikkels voor indieners om de aanlevering van inputgegevens te manipuleren tot een minimum te beperken.

(5)

De registratiesystemen die een onder toezicht staande contribuant overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2016/1011 moet hebben opgezet, moeten de vereiste omvatten om mededelingen in verband met de verstrekking van inputgegevens, met inbegrip van de namen van de indieners, te registreren. Dit is om te zorgen voor een adequaat niveau van transparantie.

(6)

Het toestaan dat contribuanten gebruikmaken van hun keuzevrijheid brengt het risico met zich mee dat verschillende deskundigen deze anders gebruiken of dat zelfs dezelfde deskundige deze in de loop van de tijd anders gebruikt. Keuzevrijheid vergroot ook de kwetsbaarheid van de relevante benchmark voor manipulatie. Het is derhalve noodzakelijk dat het ingevolge artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 ingestelde beleid een kader omvat om consistentie in het gebruik van beoordeling of de uitoefening van keuzevrijheid te waarborgen en het risico van manipulatie te verminderen. Een dergelijk kader zou een verplichting moeten opleggen om de toepassing van deskundige beoordeling regelmatig intern te evalueren. Ook moet het vaststellen welke soorten informatie al dan niet in aanmerking moeten worden genomen teneinde de ruimte voor keuzevrijheid op passende wijze vorm te geven.

(7)

Beheerders dient voldoende tijd te worden gegeven om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) bij de Commissie heeft ingediend.

(9)

De ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (2),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening omvat geen of is niet van toepassing op onder toezicht staande contribuanten die alleen voor niet-significante benchmarks gegevens aanleveren.

De op grond van deze verordening opgelegde vereisten laten de vereisten onverlet die zijn opgelegd op grond van de artikelen 11 en 15 van Verordening (EU) 2016/1011 en de technische reguleringsnormen die zijn vastgesteld op grond van artikel 11, lid 5, en artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) 2016/1011 (3).

Artikel 2

Controlekader

Het controlekader dat een onder toezicht staande contribuant ingevolge artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 in werking moet hebben gesteld, omvat de instelling en instandhouding van ten minste de volgende controles:

a)

een effectief toezichtsmechanisme voor het toezicht op het proces voor het aanleveren van inputgegevens dat een risicobeheersysteem omvat, de identificatie van senior personeel dat verantwoordelijk is voor het proces van aanleveren van gegevens en de betrokkenheid van compliance- en interne auditfuncties binnen de organisatie van de contribuant;

b)

een beleid inzake klokkenluiden, met inbegrip van passende waarborgen voor klokkenluiders;

c)

een procedure voor het opsporen en beheren van inbreuken op Verordening (EU) 2016/1011 en inbreuken op de toepasselijke gedragscode die is ontwikkeld op grond van artikel 15 van die verordening, met inbegrip van een procedure voor het onderzoeken van elke vastgestelde inbreuk en voor het registreren van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen;

d)

periodieke evaluaties van het proces voor het aanleveren van gegevens, uit te voeren ten minste jaarlijks en telkens wanneer er een wijziging is in de toepasselijke gedragscode.

Artikel 3

Controles op indieners

1.   De systemen en controles die een onder toezicht staande contribuant overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011 in werking moet hebben gesteld, omvatten een gedocumenteerd en doeltreffend proces voor het aanleveren van gegevens en omvatten ten minste het volgende:

a)

een proces voor de aanwijzing van indieners en procedures voor het aanleveren van gegevens wanneer een indiener onverwacht niet beschikbaar is, met inbegrip van de aanwijzing van plaatsvervangers;

b)

procedures en systemen voor de monitoring van de gegevens die voor de aanleveringen worden gebruikt, en de aanleveringen zelf, die waarschuwingen kunnen geven overeenkomstig vooraf door de contribuant vastgestelde parameters.

2.   Onverminderd vereisten op grond van artikel 15 van Verordening (EU) 2016/1011 houdt de contribuant rekening met de volgende criteria om voor de toepassing van artikel 16, lid 2, onder a), van die verordening te bepalen of het evenredig is te beschikken over een proces van aftekening door een natuurlijke persoon die een hogere functie bekleedt dan die van de indiener:

a)

de mate van keuzevrijheid die met het proces van aanleveren gepaard gaat;

b)

de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de onder toezicht staande contribuant;

c)

of er belangenconflicten kunnen ontstaan tussen de aanlevering van de inputgegevens voor de benchmark en handels- of andere activiteiten die door de contribuant worden verricht.

3.   Indien de door een onder toezicht staande contribuant ingestelde controles een proces omvatten voor het aftekenen door een natuurlijke persoon die een hogere functie bekleedt dan die van de indiener, omvatten die controles duidelijke regels over de timing van de aftekening en, indien zij de mogelijkheid van aftekenen na indiening van de inputgegevens omvatten, specificeren zij de omstandigheden waarin aftekenen na indiening is toegestaan en de maximale termijn waarbinnen dat aftekenen dient plaats te vinden.

Artikel 4

Opleiding voor indieners

1.   De systemen en controles die een onder toezicht staande contribuant overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2016/1011 moet hebben opgezet, omvatten opleidingsprogramma's om ervoor te zorgen dat elke indiener beschikt over:

a)

voldoende kennis van en ervaring met de wijze waarop de benchmark bestemd is om de onderliggende markt- of economische realiteit te meten;

b)

voldoende kennis van alle eventuele onderdelen van de toepasselijke gedragscode die op grond van artikel 15, lid 1, van die verordening is ontwikkeld.

2.   De kennis van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde indieners en van de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 alsook Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4), voor zover van toepassing op de taken van de indieners, wordt periodiek, en in elk geval ten minste jaarlijks, opnieuw beoordeeld om na te gaan of dezen nog steeds als indiener kunnen optreden.

3.   Lid 2 is niet van toepassing op onder toezicht staande contribuanten aan significante benchmarks.

Artikel 5

Belangenconflicten

1.   De maatregelen voor het beheer van belangenconflicten die een onder toezicht staande contribuant overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2016/1011 moet nemen, omvatten ten minste de volgende maatregelen:

a)

een register van belangenconflicten, dat wordt bijgewerkt en wordt gebruikt om geïdentificeerde belangenconflicten en de maatregelen die zijn genomen om deze op te lossen, te registreren. Het register is toegankelijk voor interne of externe auditors;

b)

fysieke scheiding tussen indieners en andere werknemers van de contribuant, indien een dergelijke scheiding passend is, rekening houdend met de mate van keuzevrijheid bij het aanleveren, de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de contribuant en de vraag of belangenconflicten kunnen ontstaan tussen de aanlevering van inputgegevens voor de benchmark en enige handels- of andere activiteiten die door de contribuant worden uitgevoerd;

c)

passende interne toezichtprocedures, met inbegrip van regels voor de interactie tussen indieners en frontofficemedewerkers, indien er geen organisatorische of fysieke scheiding van werknemers is.

2.   De maatregelen voor het beheer van belangenconflicten omvatten ook een beloningsbeleid ten aanzien van indieners dat waarborgt dat de beloning van een indiener niet gekoppeld is aan een van de volgende elementen:

a)

de waarde van de benchmark;

b)

de specifieke waarden van de verrichte indieningen, en

c)

de uitvoering van enige specifieke activiteit van de onder toezicht staande contribuant die aanleiding kan geven tot een belangenconflict met de aanlevering van inputgegevens voor de benchmark.

Artikel 6

Het houden van een register

1.   In het krachtens artikel 16, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2016/1011 bij te houden register van mededelingen met betrekking tot de verstrekking van inputgegevens worden de verrichte aanleveringen en de namen van de indieners opgenomen.

2.   De ingevolge artikel 16, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2016/1011 te bewaren vastleggingen over de blootstelling van de contribuant aan financiële instrumenten die de benchmark als referentie gebruiken, bevat onder meer vastleggingen over het soort door de onder toezicht staande contribuant verrichte activiteit die tot de blootstelling aanleiding geeft.

3.   De krachtens artikel 16, lid 2, onder e), van Verordening (EU) 2016/1011 bij te houden vastleggingen over interne en externe audits omvat vastleggingen over het auditmandaat, het auditverslag en de naar aanleiding van elke audit genomen maatregelen.

4.   Lid 3 is niet van toepassing op onder toezicht staande contribuanten aan significante benchmarks.

Artikel 7

Deskundige beoordelingen

Het beleid dat een onder toezicht staande contribuant overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet vaststellen indien de inputgegevens op een beoordeling van deskundigen berusten, omvat ten minste de volgende elementen:

a)

een kader om te zorgen voor samenhang tussen de verschillende indieners en consistentie in de tijd met betrekking tot het gebruik van beoordelingen of de uitoefening van keuzevrijheid;

b)

vaststelling van de soorten informatie waarmee al dan niet rekening kan worden gehouden bij het gebruik van beoordelingen of de uitoefening van keuzevrijheid;

c)

procedures voor de evaluatie van enig gebruik van beoordelingen of uitoefening van keuzevrijheid.

Artikel 8

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1638 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de wijze waarop ervoor moet worden gezorgd dat inputgegevens passend en verifieerbaar zijn, en de interne toezicht- en verificatieprocedures van een contribuant waarvan de beheerder van een cruciale of significante benchmark moet garanderen dat deze in werking zijn gesteld indien de inputgegevens door frontofficefuncties worden aangeleverd (zie bladzijde 6 van dit Publicatieblad), en Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1639 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de elementen van de gedragscode die moet worden ontwikkeld door beheerders van benchmarks die zijn gebaseerd op inputgegevens van contribuanten (zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad).

(4)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/21


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1641 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die door beheerders van cruciale of significante benchmarks moet worden verstrekt over de methodologie die wordt gebruikt om de benchmark vast te stellen, de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie en over de procedures voor het materieel wijzigen van de methodologie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 13, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 schrijft voor dat de beheerder van een benchmark of, indien van toepassing, een benchmarkgroep de essentiële aspecten van de door hem gebruikte methodologie voor het bepalen van de benchmark of, indien van toepassing, benchmarks in een benchmarkgroep, bijzonderheden over de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie en de procedures voor het raadplegen van en het inlichten van gebruikers over materiële wijzigingen in de methodologie moet publiceren of beschikbaar stellen. In deze verordening wordt nader bepaald welke informatie beheerders over hun significante en cruciale benchmarks moeten verstrekken. Zij is niet van toepassing op beheerders die alleen niet-significante benchmarks aanbieden. Indien beheerders zowel niet-significante als significante of cruciale benchmarks aanbieden, moeten zij voor hun significante en cruciale benchmarks aan deze verordening voldoen. De ESMA kan richtsnoeren over hetzelfde onderwerp uitvaardigen voor beheerders van niet-significante benchmarks.

(2)

De benchmarkmethodologieën lopen enorm uiteen. De in deze verordening vermelde essentiële aspecten dienen dan ook alleen te worden gepubliceerd of beschikbaar gesteld voor zover zij relevant zijn voor de betrokken benchmark.

(3)

Twee essentiële aspecten van de methodologie waarover informatie moet worden verschaft om een cruciale of significante benchmark betrouwbaar en nauwkeurig te maken, hebben betrekking op de minimumhoeveelheid en de minimumkwaliteit van de inputgegevens die vereist zijn om de methodologie toe te passen en de berekening uit te voeren. Bovendien zijn benchmarks door de keuzevrijheid bij het vaststellen ervan kwetsbaarder voor manipulatie. Om dit risico van manipulatie tot een minimum te beperken, moet de beheerder dan ook, als onderdeel van de essentiële aspecten van zijn methodologie, informatie verschaffen over de duidelijke regels die hij heeft vastgesteld over de wijze en het tijdstip waarop keuzevrijheid kan worden uitgeoefend.

(4)

Om potentiële gebruikers te helpen de meest geschikte benchmark te kiezen uit een reeks potentieel geschikte benchmarks, moet hen informatie ter beschikking worden gesteld waarmee zij inzicht kunnen verwerven in wat een benchmark beoogt te meten, welke inputgegevens worden gebruikt en hoe deze wordt geselecteerd, wat de bestanddelen van de benchmark zijn, wie betrokken is bij het verzamelen van gegevens en het berekenen van de benchmark, wanneer en in welke mate keuzevrijheid mag worden uitgeoefend, en wat de beperkingen van de methodologie zijn en wanneer en hoe de benchmark kan worden gewijzigd.

(5)

Om ervoor te zorgen dat gebruikers en potentiële gebruikers over voldoende informatie beschikken over het proces van de beheerder om de methodologie intern te evalueren, moet de beheerder zijn beleidslijnen en procedures voor dit proces publiceren, samen met bijzonderheden over de betrokken instanties en de relevante governanceregelingen die zijn ingesteld overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2016/1011.

(6)

Om gebruikers en potentiële gebruikers inzicht te verlenen in de wijze waarop een beheerder overleg pleegt over een voorgestelde materiële wijziging van een cruciale of significante benchmark en de achterliggende redenen van een dergelijke wijziging, dient de beheerder bepaalde informatie bekend te maken, ook over de wijze waarop hij de impact van de voorgestelde wijziging zal beoordelen.

(7)

In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel legt deze verordening beheerders van significante (in tegenstelling tot cruciale) benchmarks geen buitensporige last op omdat zij ervoor kunnen kiezen om de informatieverschaffing tot een beperkter aantal elementen te verminderen of om over bepaalde elementen minder bijzonderheden bekend te maken voor hun significante benchmarks.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(9)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten daarvan geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdersgroep effecten en markten om advies gevraagd (2).

(10)

Met het oog op de consistentie met de Gedelegeerde Verordening tot nadere bepaling van de elementen van de gedragscode die moet worden ontwikkeld door beheerders van op inputgegevens van contribuanten gebaseerde benchmarks verdient het aanbeveling de toepassing van deze gedelegeerde verordening met twee maanden uit te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening voorziet niet in of is niet van toepassing op beheerders van niet-significante benchmarks.

Artikel 2

Essentiële aspecten van de methodologie die wordt gebruikt om een cruciale of significante benchmark vast te stellen

1.   De door een beheerder van een benchmark of, indien van toepassing, een benchmarkgroep te verschaffen informatie overeenkomstig het vereiste van artikel 13, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011 omvat ten minste de volgende elementen, voor zover deze relevant zijn voor die benchmark of benchmarkgroep of voor de inputgegevens die voor de vaststelling ervan worden gebruikt:

a)

een definitie en beschrijving van de benchmark of benchmarkgroep en van de markt of economische realiteit die deze beoogt te meten;

b)

de valuta of een andere meeteenheid van de benchmark of benchmarkgroep;

c)

de door de beheerder gehanteerde criteria voor de selectie van de bronnen van de invoergegevens die worden gebruikt om de benchmark of benchmarkgroep vast te stellen;

d)

de soorten inputgegevens die worden gebruikt om de benchmark of de benchmarkgroep vast te stellen en de prioriteit die aan elk type wordt gegeven;

e)

de samenstelling van de panels van contribuanten en de criteria om vast te stellen of zij in aanmerking komen voor lidmaatschap van een panel;

f)

een beschrijving van de bestanddelen van de benchmark of benchmarkgroep en de criteria die worden gebruikt voor de selectie en weging ervan;

g)

alle minimumliquiditeitsvereisten voor de bestanddelen van de benchmark of benchmarkgroep;

h)

alle minimumvereisten voor de kwantiteit van de inputgegevens en alle minimumnormen voor de kwaliteit van de inputgegevens die worden gebruikt om de benchmark of de benchmarkgroep vast te stellen;

i)

de duidelijke regels die bepalen hoe en wanneer bij de vaststelling van de benchmark of benchmarkgroep keuzevrijheid mag worden uitgeoefend;

j)

of voor de benchmark of de benchmarkgroep rekening wordt gehouden met herbeleggingen van dividenden of coupons die zijn uitgekeerd uit hoofde van de bestanddelen ervan;

k)

als de methodologie periodiek kan worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de benchmark of benchmarkgroep representatief blijft voor de relevante markt of economische realiteit:

i)

de criteria die moeten worden gehanteerd om te bepalen wanneer een dergelijke wijziging noodzakelijk is;

ii)

de criteria die moeten worden gehanteerd om de frequentie van een dergelijke wijziging te bepalen, en

iii)

de criteria die moeten worden gehanteerd om de bestanddelen van de benchmark of benchmarkgroep opnieuw in evenwicht te brengen als onderdeel van een dergelijke wijziging;

l)

de mogelijke beperkingen van de methodologie en bijzonderheden over de methodologie die in uitzonderlijke omstandigheden moet worden gebruikt, onder meer in geval van een illiquide markt of in perioden van stress of indien de bronnen van de transactiegegevens mogelijk ontoereikend, onnauwkeurig of onbetrouwbaar zijn;

m)

een beschrijving van de taken van derden die betrokken zijn bij het verzamelen van gegevens voor, of bij de berekening of verspreiding van, de benchmark of benchmarkgroep;

n)

het model dat of de methode die is gebruikt voor de extrapolatie en elke interpolatie van benchmarkgegevens.

2.   Beheerders kunnen ervoor kiezen de in lid 1, onder m) en n), bedoelde informatie alleen voor hun cruciale benchmarks te publiceren of beschikbaar te stellen.

Artikel 3

Bijzonderheden over de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie

1.   De door een beheerder van een benchmark of, indien van toepassing, een benchmarkgroep te verschaffen informatie overeenkomstig het vereiste van artikel 13, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2016/1011 omvat ten minste het volgende:

a)

de beleidslijnen en procedures voor de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie;

b)

bijzonderheden over specifieke gebeurtenissen die aanleiding kunnen geven tot een interne evaluatie en bijzonderheden over mechanismen die door de beheerder worden gebruikt om te bepalen of de methodologie traceerbaar en verifieerbaar is;

c)

de instanties of functies binnen de organisatiestructuur van de beheerder die betrokken zijn bij de evaluatie en goedkeuring van de methodologie;

d)

de taken die worden uitgevoerd door personen die betrokken zijn bij de evaluatie of goedkeuring van de methodologie;

e)

een beschrijving van de procedure voor benoeming en ontslag van personen die betrokken zijn bij de evaluatie of goedkeuring van de methodologie.

2.   Beheerders kunnen ervoor kiezen de in lid 1, onder d) en e), bedoelde informatie alleen voor hun cruciale benchmarks te publiceren of beschikbaar te stellen.

Artikel 4

Materiële wijzigingen in de methodologie

1.   De door een beheerder van een benchmark of, indien van toepassing, een benchmarkgroep te verschaffen informatie overeenkomstig het vereiste van artikel 13, lid 1, onder c), en artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1011 omvatten ten minste het volgende:

a)

een beschrijving van de informatie die de beheerder aan het begin van elke raadplegingsronde moet verschaffen en een vereiste om informatie te verschaffen over de essentiële aspecten van de methodologie waarop volgens hem de voorgestelde materiële van invloed zou zijn;

b)

de standaardtermijn voor raadplegingen van de beheerder;

c)

de omstandigheden waarin een raadpleging binnen een kortere termijn kan plaatsvinden en een beschrijving van de procedures die bij een raadpleging binnen een kortere termijn moeten worden gevolgd.

2.   De door een beheerder overeenkomstig het vereiste van artikel 13, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2016/1011 te verstrekken motivering betreft onder meer of de benchmark of benchmarkgroep minder representatief of minder geschikt als referentie voor financiële instrumenten en contracten zou worden als een voorgestelde materiële wijziging niet zou worden doorgevoerd.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/25


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1642 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de door bevoegde autoriteiten te hanteren criteria bij hun beoordeling van de vraag of beheerders van significante benchmarks bepaalde vereisten dienen toe te passen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 25, lid 9, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 wordt de beheerder van een significante benchmark de mogelijkheid gelaten om een aantal bepalingen van die verordening niet toe te passen. Indien een beheerder ervoor kiest een of meer van die bepalingen niet toe te passen, heeft de bevoegde autoriteit de bevoegdheid om te beslissen dat de beheerder niettemin een of meer van die bepalingen moet toepassen. In artikel 25, lid 3, van die verordening worden de criteria vermeld waarmee een bevoegde autoriteit rekening moet houden bij het beoordelen van de vraag of het voor de beheerder passend is om die bepalingen toe te passen.

(2)

Bij de criteria waarmee een bevoegde autoriteit rekening moet houden, dient te worden gekeken naar de aard van de bepalingen op grond van Verordening (EU) 2016/1011 waarbij beheerders van significante benchmarks ervoor kunnen kiezen om deze niet toe te passen. Beheerders van significante benchmarks kunnen ervoor kiezen om een aantal bepalingen niet toe te passen op grond waarvan zij organisatorische maatregelen moeten opzetten ter beperking van het risico op belangenconflicten die ontstaan door de betrokkenheid van hun personeelsleden bij de aanlevering van de benchmark. Wanneer bevoegde autoriteiten rekening houden met de onder a), c) en i), van artikel 25, lid 3, van die verordening genoemde criteria, dienen zij ook na te gaan of, in plaats van de door die bepalingen opgelegde organisatorische maatregelen, andere adequate methoden voorhanden zijn om de integriteit van de benchmark te beschermen.

(3)

Wanneer bevoegde autoriteiten rekening houden met de in artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 genoemde criteria, dienen zij ook de impact van de benchmark na te gaan op een of meer specifieke markten, op de economie meer algemeen en het belang van de benchmark voor het verzekeren van de financiële stabiliteit. Daartoe dienen bevoegde autoriteiten gebruik te maken van informatie die publiek beschikbaar is of die hun via bekendmaking door de beheerder of anderszins beschikbaar wordt gesteld.

(4)

Wanneer bevoegde autoriteiten rekening houden met het onder f) van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 genoemde criterium, dienen zij ook na te gaan of de beheerder over adequate alternatieve technische middelen en controlemechanismen beschikt om de continuïteit van het aanbieden van de benchmark en de degelijkheid ervan te handhaven, gelet op de aard van de bepalingen waarvoor de beheerder heeft geopteerd om die niet toe te passen.

(5)

Beheerders dient voldoende tijd te worden gegeven om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden.

(6)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(7)

ESMA heeft open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten van deze normen geanalyseerd en de Stakeholdergroep effecten en markten geraadpleegd die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 (2) is opgericht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De vatbaarheid van de benchmark voor manipulatie

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de vatbaarheid van de benchmark voor manipulatie, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

de vraag of de benchmark op transactiegegevens is gebaseerd;

b)

de vraag of de contribuanten onder toezicht staande entiteiten zijn;

c)

de vraag of maatregelen van toepassing zijn die de degelijkheid van de inputgegevens versterken;

d)

de vraag of de organisatiestructuur van de beheerder de stimulansen voor manipulatie vermindert;

e)

de vraag of de beheerder een financieel belang heeft bij financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken;

f)

de vraag of er bewezen gevallen van manipulatie zijn van diezelfde benchmark of van een benchmark met een vergelijkbare methodologie die wordt aangeleverd door een beheerder van vergelijkbare omvang en met een vergelijkbare organisatiestructuur.

Artikel 2

De aard van de inputgegevens

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de aard van de inputgegevens, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

in gevallen waarin de inputgegevens transactiegegevens zijn: de vraag of de beheerder een deelnemer is aan de markt of de economische realiteit die de benchmark moet meten;

b)

in gevallen waarin de inputgegevens worden aangeleverd door contribuanten: de vraag of de contribuanten een financieel belang hebben bij financiële instrumenten of financiële overeenkomsten die de benchmark als referentie gebruiken, of baat zouden kunnen hebben bij de prestatie van een beleggingsfonds dat door de benchmark wordt gemeten;

c)

in gevallen waarin de inputgegevens afkomstig zijn van in een derde land gevestigde beurzen of handelssystemen: de vraag of op die beurzen of handelssystemen een regelgevings- en toezichtkader van toepassing is dat de integriteit van de inputgegevens in stand houdt;

d)

in gevallen waarin de inputgegevens uit bied- en laatprijzen bestaan: de vraag of die bied- en laatprijzen bindend of indicatief zijn en de vraag of daarop controlemechanismen van toepassing zijn.

Artikel 3

De mate waarin sprake is van belangenconflicten

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de mate waarin sprake is van belangenconflicten, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

de vraag of de beheerder een financieel belang heeft bij financiële instrumenten of financiële overeenkomsten die de benchmark als referentie gebruiken, of baat zou kunnen hebben bij de prestatie van een beleggingsfonds dat door de benchmark wordt gemeten;

b)

in gevallen waarin de benchmark is gebaseerd op de aanlevering van inputgegevens: de vraag of de betrekkingen tussen de beheerder en de contribuanten worden beregeld door adequate controlemechanismen;

c)

de vraag of de beheerder beschikt over controles of andere maatregelen om potentiële belangenconflicten daadwerkelijk te mitigeren.

Artikel 4

De omvang van de discretionaire bevoegdheid van de beheerder

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de omvang van de discretionaire bevoegdheid van de beheerder, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

in gevallen waarin de benchmarkmethodologie ruimte biedt voor professionele oordeelsvorming door de beheerder: de vraag of het gebruik van deze oordeelsvorming of de uitoefening van keuzevrijheid door de beheerder voldoende transparant is;

b)

in gevallen waarin de benchmark op ramingen is gebaseerd: de doeltreffendheid van de internecontrolemaatregelen waarover de beheerder beschikt.

Artikel 5

De impact van de benchmark op markten

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de impact van de benchmark op markten, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

in gevallen waarin de benchmark voor een specifieke markt of voor specifieke markten van bijzonder belang is: de vraag of de onbetrouwbaarheid van de benchmark een disruptief effect zou hebben op het functioneren van die markt of markten en de vraag of er adequate substituten voor die benchmark bestaan;

b)

in gevallen waarin de benchmark op grond van punt b) van artikel 24, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 als een significante benchmark kwalificeert en waarin de informatie aan de bevoegde autoriteit bekend is: relevante kwantitatieve verbanden tussen financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken, en de totale waarde van de betrokken instrumenten in een lidstaat.

Artikel 6

De aard, omvang en complexiteit van het aanbieden van de benchmark

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de aard, omvang en complexiteit van het aanbieden van de benchmark, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

de mate waarin de inputgegevens op aangeleverde gegevens zijn gebaseerd, de vraag of de inputgegevens transactiegegevens zijn en de vroeg hoe deze verhouding tot uiting komt in de controlemechanismen waarover de beheerder beschikt;

b)

het volume te verwerken inputgegevens en het aantal gegevensbronnen;

c)

de vraag of de beheerder over voldoende technische middelen beschikt om de inputgegevens doorlopend en degelijk te verwerken;

d)

de vraag of de methodologie operationele risico's doet ontstaan bij de verwerking van de inputgegevens;

e)

de mate waarin de beheerder op contribuanten vertrouwt om de benchmark vast te stellen.

Artikel 7

Het belang van de benchmark voor de financiële stabiliteit

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met het belang van de benchmark voor de financiële stabiliteit, omvatten ten minste een beoordeling van de verhouding tussen de totale waarde van de financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken, en de waarde van de totale activa van de financiële sector en de banksector in een lidstaat, voor zover die informatie de bevoegde autoriteit bekend is.

Artikel 8

De waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

de totale waarde van alle financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken, op basis van alle looptijden van de benchmark, voor zover die de bevoegde autoriteit bekend zijn;

b)

de vraag of het gebruik van de benchmark is geconcentreerd in individuele categorieën financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen;

c)

in gevallen waarin de benchmark op grond van artikel 24, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011 een significante benchmark is en waarin de bevoegde autoriteit bekend is hoe dicht de totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en beleggingsfondsen die de benchmark als referentie gebruiken, bij de in artikel 20, lid 1, onder a) en artikel 20, lid 1, onder c), i), van die verordening genoemde drempels ligt.

Artikel 9

De omvang, organisatievorm of structuur van de beheerder

De verdere criteria waarnaar de bevoegde autoriteit op grond van artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 moet kijken wanneer deze rekening houdt met de omvang, organisatievorm of structuur van de beheerder, omvatten ten minste de volgende punten:

a)

in gevallen waarin het aanbieden van benchmark niet de kernactiviteit van de beheerder is: de vraag of het aanbieden van de benchmark organisatorisch gescheiden is, dan wel of er andere passende middelen voorhanden zijn om belangenconflicten te vermijden;

b)

in gevallen waarin de beheerder onderdeel is van een groep en een of meer entiteiten binnen de groep daadwerkelijke of potentiële gebruikers van de benchmark zijn: de vraag of de beheerder onafhankelijk handelt en de vraag of de beheerder beschikt over andere passende middelen om belangenconflicten te vermijden.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januar 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/29


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1643 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere specificatie van de inhoud van de door de beheerder van een benchmark te publiceren benchmarkverklaring en van de gevallen waarin actualiseringen van deze verklaring nodig zijn

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 27, lid 3, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 moeten beheerders een benchmarkverklaring voor de benchmark of, indien van toepassing, voor een benchmarkgroep publiceren indien deze in de Unie mag worden gebruikt.

(2)

Benchmarkverklaringen dienen uitvoerige informatie te bevatten over de markt of economische realiteit die de benchmark of benchmarkgroep moet meten, samen met een vermelding wanneer de meting van die markt of economische realiteit onbetrouwbaar kan worden. Dat komt omdat gebruikers en potentiële gebruikers op dergelijke informatie vertrouwen om de benchmark of benchmarkgroep ten volle te begrijpen.

(3)

Benchmarkverklaringen moeten aangeven op welke punten de methodologie van de benchmark keuzevrijheid laat en hoe het proces van enigerlei evaluatie achteraf van het gebruik van een dergelijke keuzevrijheid verloopt. Deze informatie is van essentieel belang opdat gebruikers en potentiële gebruikers zich een beeld kunnen vormen van de gevoeligheid van de benchmark of benchmarkgroep voor manipulatie.

(4)

Voor de verschillende typen benchmarks (namelijk benchmarks op basis van gereguleerde gegevens, rentevoetbenchmarks, grondstoffenbenchmarks, cruciale benchmarks, significante benchmarks en niet-significante benchmarks) gelden verschillende vereisten uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011. De benchmarkverklaring moet daarom duidelijk en ondubbelzinnig het type benchmark of de typen benchmarks vermelden waartoe de benchmark of benchmarkgroep behoort.

(5)

Met betrekking tot cruciale benchmarks moet de benchmarkverklaring additionele informatie bevatten met uitleg waarom de benchmark in kwestie overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1011 als cruciaal wordt erkend, zodat gebruikers en potentiële gebruikers over de benodigde informatie beschikken om te begrijpen op welke gronden de benchmark als cruciaal is erkend.

(6)

Het gebruik van gereguleerde gegevens ontheft beheerders en hun contribuanten van bepaalde verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011. Bij benchmarks op basis van gereguleerde gegevens moet er daarom van de beheerders worden verlangd dat zij hun gegevensbronnen vermelden, alsmede de redenen waarom de benchmark als een benchmark op basis van gereguleerde gegevens wordt aangemerkt.

(7)

Wegens hun bijzondere karakter moeten rentevoetbenchmarks en grondstoffenbenchmarks voldoen aan de bepalingen van specifieke bijlagen bij Verordening (EU) 2016/1011 in plaats van of boven op titel II van genoemde verordening. Beheerders van dergelijke benchmarks moeten dat feit in de benchmarkverklaring vermelden, zodat gebruikers en potentiële gebruikers zich daarvan bewust zijn.

(8)

Beheerders van cruciale benchmarks moeten zich voegen naar een strenger regelgevingskader uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011. Het is derhalve van belang dat gebruikers en potentiële gebruikers naar behoren van dat feit zijn geïnformeerd.

(9)

Ingeval een benchmark de kenmerken van verschillende typen benchmarks vertoont, dienen de voor deze verschillende typen benchmarks geldende specifieke bepalingen van deze verordening samen met en boven op de algemene openbaarmakingsvereisten van toepassing te zijn, zodat gebruikers en potentiële gebruikers over uitgebreide informatie over alle kenmerken van de benchmark in kwestie beschikken.

(10)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel vermijdt deze verordening beheerders van significante en niet-significante benchmarks buitensporige administratieve lasten op te leggen door te bepalen dat in de benchmarkverklaring voor significante en niet-significante benchmarks met minder uitvoerige informatie kan worden volstaan.

(11)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(12)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen.

(13)

Met het oog op de consistentie met de gedelegeerde verordening tot nadere specificatie van de elementen van de gedragscode die moet worden ontwikkeld door beheerders van op inputgegevens van contribuanten gebaseerde benchmarks verdient het aanbeveling de toepassing van de onderhavige gedelegeerde verordening met twee maanden uit te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene openbaarmakingsvereisten

1.   De benchmarkverklaring vermeldt het volgende:

a)

de datum van publicatie van de verklaring en, in voorkomend geval, de datum van de laatste actualisering ervan;

b)

indien voorhanden, het internationaal effectenidentificatienummer (international securities identification number, ISIN) van de benchmark of benchmarks; bij wijze van alternatief kan voor een benchmarkgroep in de verklaring nader worden aangegeven waar de ISIN's kosteloos toegankelijk zijn voor het publiek;

c)

of de benchmark, dan wel enigerlei benchmark van de benchmarkgroep, is vastgesteld met behulp van aangeleverde inputgegevens;

d)

of de benchmark, dan wel enigerlei benchmark van de benchmarkgroep als een van de in titel III van Verordening (EU) 2016/1011 genoemde typen benchmarks moet worden aangemerkt, met opgave van de specifieke bepaling op grond waarvan de benchmark als een benchmark van dat type wordt aangemerkt.

2.   Bij het definiëren van de markt of economische realiteit bevat de benchmarkverklaring ten minste de volgende informatie:

a)

een algemene beschrijving van de markt of economische realiteit;

b)

de eventuele geografische grenzen van de markt of economische realiteit;

c)

alle andere informatie waarvan de beheerder redelijkerwijze aanneemt dat deze dienstig of nuttig is om gebruikers of potentiële gebruikers van de benchmark inzicht te helpen verwerven in de relevante kenmerken van de markt of economische realiteit, met vermelding van ten minste de volgende elementen, voor zover er betrouwbare gegevens over deze elementen beschikbaar zijn:

i)

informatie over huidige of potentiële marktdeelnemers;

ii)

een indicatie van de omvang van de markt of economische realiteit;

3.   Bij het definiëren van de potentiële beperkingen van de benchmark en van de omstandigheden waaronder de meting van de markt of economische realiteit onbetrouwbaar kan worden, bevat de benchmarkverklaring ten minste:

a)

een beschrijving van de omstandigheden waaronder de beheerder niet over voldoende inputgegevens zou beschikken om de benchmark in overeenstemming met de methodologie vast te stellen;

b)

in voorkomend geval, een beschrijving van gevallen waarin de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de voor de vaststelling van de benchmark gehanteerde methodologie niet meer kan worden gewaarborgd, bijvoorbeeld wanneer de beheerder de liquiditeit van de onderliggende markt ontoereikend acht;

c)

alle andere informatie waarvan de beheerder redelijkerwijze aanneemt dat deze dienstig of nuttig is om gebruikers en potentiële gebruikers inzicht te helpen verwerven in de omstandigheden waaronder de meting van de markt of economische realiteit onbetrouwbaar kan worden, met inbegrip van een beschrijving van wat als een uitzonderlijke marktgebeurtenis zou kunnen worden aangemerkt.

4.   Bij het specificeren van de controles en voorschriften die van toepassing zijn op de uitoefening van beoordelings- of keuzevrijheid door de beheerder of door contribuanten bij de berekening van de benchmark of benchmarks, bevat de benchmarkverklaring een beschrijving van elke stap in het proces van enigerlei evaluatie achteraf van het gebruik van keuzevrijheid, samen met een duidelijke indicatie van de positie van elke persoon die voor de uitvoering van de evaluaties verantwoordelijk is.

5.   Bij het specificeren van de procedures voor de beoordeling van de methodologie schetst de benchmarkverklaring ten minste de procedures voor het houden van een openbare raadpleging over eventuele materiële wijzigingen in de methodologie.

6.   Lid 3, onder c), en lid 5 zijn niet van toepassing op de benchmarkverklaring voor:

a)

een significante benchmark, of

b)

een benchmarkgroep die geen cruciale benchmarks omvat en niet uitsluitend uit niet-significante benchmarks bestaat.

7.   In geval van een benchmarkverklaring voor een niet-significante benchmark of voor een benchmarkgroep die uitsluitend uit niet-significante benchmarks bestaat:

a)

zijn de volgende bepalingen van dit artikel niet van toepassing:

i)

lid 2, onder c);

ii)

lid 3, onder b) en c);

iii)

de leden 4 en 5, en

b)

kan bij wijze van alternatief aan de vereisten van lid 2, onder a) en b), worden voldaan door in de benchmarkverklaring een duidelijke verwijzing op te nemen naar een gepubliceerd document dat dezelfde informatie bevat en kosteloos toegankelijk is.

8.   Beheerders mogen aan het einde van hun benchmarkverklaringen aanvullende informatie opnemen, op voorwaarde dat als dit geschiedt in de vorm van een verwijzing naar een gepubliceerd document dat de informatie in kwestie bevat, het desbetreffende document kosteloos toegankelijk is.

Artikel 2

Specifieke openbaarmakingsvereisten voor benchmarks op basis van gereguleerde gegevens

Afgezien van de overeenkomstig artikel 1 op te nemen informatie wordt voor een benchmark op basis van gereguleerde gegevens of, indien van toepassing, voor een groep benchmarks op basis van gereguleerde gegevens in de benchmarkverklaring bij de beschrijving van de inputgegevens ten minste het volgende vermeld:

a)

de gebruikte bronnen van de inputgegevens;

b)

voor elke bron, om welk van de diverse in artikel 3, lid 1, punt 24), van Verordening (EU) 2016/1011 opgesomde soorten bronnen het gaat.

Artikel 3

Specifieke openbaarmakingsvereisten voor rentevoetbenchmarks

Afgezien van de overeenkomstig artikel 1 op te nemen informatie wordt voor een rentevoetbenchmark of, indien van toepassing, voor een groep rentevoetbenchmarks in de benchmarkverklaring ten minste de volgende informatie vermeld:

a)

een verwijzing die gebruikers attendeert op de additionele regelgeving die uit hoofde van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1011 op rentevoetbenchmarks van toepassing is;

b)

een beschrijving van de regelingen die zijn getroffen om zich naar genoemde bijlage te voegen.

Artikel 4

Specifieke openbaarmakingsvereisten voor grondstoffenbenchmarks

Afgezien van de overeenkomstig artikel 1 op te nemen informatie wordt voor een grondstoffenbenchmark of, indien van toepassing, voor een groep grondstoffenbenchmarks in de benchmarkverklaring ten minste:

a)

vermeld of overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1011 de vereisten van titel II van, dan wel van bijlage II bij genoemde verordening op de benchmark of benchmarkgroep van toepassing is;

b)

uitgelegd waarom titel II van, dan wel, naargelang van het geval, bijlage II bij genoemde verordening van toepassing is;

c)

in de definities van de sleuteltermen een beknopte beschrijving opgenomen van de criteria die de desbetreffende onderliggende fysieke grondstof definiëren;

d)

in voorkomend geval, aangegeven waar de toelichtingen worden bekendgemaakt die de beheerder overeenkomstig punt 7 van bijlage II bij genoemde verordening moet publiceren.

Artikel 5

Specifieke openbaarmakingsvereisten voor cruciale benchmarks

Afgezien van de overeenkomstig artikel 1 op te nemen informatie wordt voor een cruciale benchmark of, indien van toepassing, voor een benchmarkgroep die ten minste één cruciale benchmark omvat, in de benchmarkverklaring ten minste het volgende vermeld:

a)

een verwijzing die gebruikers attendeert op het strengere regelgevingskader dat uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011 op cruciale benchmarks van toepassing is;

b)

een verklaring waarin is aangegeven hoe gebruikers op de hoogte zullen worden gebracht van een eventueel uitstel van de publicatie van de benchmark of van een eventueel opnieuw vaststellen van de benchmark, en waarin tevens de (verwachte) duur van de maatregelen is vermeld.

Artikel 6

Actualiseringen

Naast de in artikel 27, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) 2016/1011 genoemde gevallen is tevens een actualisering van de benchmarkverklaring nodig als de in de verklaring vervatte informatie niet correct of nauwkeurig genoeg meer is, en hoe dan ook in onder meer de volgende gevallen:

a)

telkens als er zich een verandering in het type benchmark voordoet;

b)

telkens als er sprake is van een materiële wijziging in de methodologie die voor de vaststelling van de benchmark wordt gebruikt of, indien het een benchmarkverklaring voor een benchmarkgroep betreft, in de methodologie die wordt gebruikt voor de vaststelling van een benchmark die van de benchmarkgroep deel uitmaakt.

Artikel 7

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/33


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1644 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot vaststelling van de minimuminhoud van samenwerkingsregelingen met bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het rechtskader en de toezichtpraktijken als gelijkwaardig zijn erkend

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 30, lid 5, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 30 van Verordening (EU) 2016/1011 worden de voorwaarden vastgesteld waarop door een in een derde land gevestigde beheerder aangeboden benchmarks in de Unie mogen worden gebruikt. Een van die voorwaarden is dat een gelijkwaardigheidsbesluit is vastgesteld waarin het rechtskader en de toezichtpraktijken van het derde land als gelijkwaardig worden erkend. Overeenkomstig artikel 30, lid 4, moet ESMA samenwerkingsregelingen sluiten met de bevoegde autoriteit van een derde land ten aanzien waarvan een gelijkwaardigheidsbesluit is vastgesteld.

(2)

Met die samenwerkingsregelingen zouden ESMA en de bevoegde autoriteit van derde landen alle informatie moeten kunnen uitwisselen die van belang is voor het uitoefenen van hun respectieve toezichttaken. De Commissie kan een aantal gelijkwaardigheidsbesluiten vaststellen, waarna benchmarks die worden aangeboden door beheerders die in elk van de betrokken landen zijn gevestigd, vervolgens in aanmerking kunnen komen voor gebruik door onder toezicht staande entiteiten in de Unie. Daarom is het van belang dat elk stel samenwerkingsregelingen dezelfde minimumeisen bevat ten aanzien van de bij de uitwisseling van informatie te gebruiken formulieren en procedures, zoals dezelfde vertrouwelijkheidsbepalingen en dezelfde voorwaarden voor het gebruik van in het kader van de samenwerkingsregelingen verkregen informatie.

(3)

Bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het rechtskader en de toezichtprakijken als gelijkwaardig zijn erkend, zullen over adequate kennis beschikken van alle relevante gebeurtenissen en veranderde omstandigheden die waarschijnlijk van invloed zullen zijn op beheerders van benchmarks in hun ambtsgebied. Indien onder toezicht staande entiteiten gebruikmaken van benchmarks die door beheerders uit die ambtsgebieden worden aangeboden in de Unie, is het passend dat de bevoegde autoriteiten in die ambtsgebieden ESMA op de hoogte houden van dergelijke gebeurtenissen en veranderingen. Samenwerkingsregelingen dienen dus een bepaling te bevatten dat ESMA in kennis wordt gesteld van alle dergelijke gebeurtenissen en veranderingen.

(4)

Evenzo dienen bevoegde autoriteiten van derde landen op de hoogte te worden gehouden van de activiteiten van de beheerders waarop zij toezicht houden. In samenwerkingsregelingen dient dus te worden bepaald dat ESMA de bevoegde autoriteit van een derde land op de hoogte brengt indien beheerders die onder toezicht van die autoriteit staan, ESMA kennis geven van hun instemming met het feit dat hun benchmarks worden gebruikt door onder toezicht staande entiteiten in de Unie.

(5)

Afgezien van haar verplichting op grond van artikel 31 van Verordening (EU) 2016/1011 om de verplichting van in derde landen gevestigde beheerders in te trekken, heeft ESMA geen directe toezichtbevoegdheden ten aanzien van in derde landen gevestigde beheerders. In plaats daarvan vertrouwt zij op toezicht door en samenwerking met de bevoegde autoriteit van het derde land. Daarom dienen samenwerkingsregelingen bepalingen te bevatten waarin de respectieve rol van de bij de samenwerking op het gebied van toezicht betrokken partijen worden bepaald, met inbegrip van inspecties ter plaatse.

(6)

Volgens artikel 32, lid 5, derde alinea, onder a), van Verordening (EU) 2016/1011 moeten er samenwerkingsregelingen zijn tussen bevoegde autoriteiten van derde landen en de bevoegde autoriteit van referentielidstaten die dezelfde minimuminhoud hebben als samenwerkingsregelingen tussen ESMA en bevoegde autoriteiten van derde landen. Daarom dient ervoor te worden gezorgd dat bij het vaststellen van de minimuminhoud voor samenwerkingsregelingen met ESMA de inhoud ook passend is voor de in artikel 32, lid 5, verlangde samenwerkingsregelingen.

(7)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(8)

ESMA heeft geen open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, noch heeft zij een analyse gemaakt van de potentiële kosten en baten, omdat ESMA had geconcludeerd dat dit onevenredig zou zijn geweest gelet op het toepassingsbereik en de impact van de ontwerpen van technische reguleringsnormen, aangezien de technische reguleringsnormen alleen van direct belang zouden zijn voor de bevoegde autoriteiten van derde landen, voor de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en voor ESMA zelf — maar niet voor marktdeelnemers.

(9)

ESMA heeft het advies ingewonnen van de Stakeholdergroep effecten en markten die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht.

(10)

Beheerders dient voldoende tijd te worden gegeven om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsbereik van de samenwerkingsregelingen

In de in artikel 30, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde samenwerkingsregelingen (hierna „samenwerkingsregelingen” genoemd) wordt het toepassingsbereik ervan duidelijk aangegeven. Dat toepassingsbereik omvat samenwerking tussen de partijen voor ten minste de volgende punten:

a)

de uitwisseling van informatie en het doen van kennisgevingen die van belang zijn voor de uitoefening van hun respectieve toezichttaken;

b)

alle kwesties die van belang kunnen zijn voor de operaties, activiteiten of diensten van beheerders die onder de betrokken samenwerkingsregelingen vallen, met inbegrip van het aan ESMA verschaffen van informatie over de wet- en regelgeving waaraan die beheerders in het derde landen onderworpen zijn en alle inhoudelijke wijzigingen van die wet- of regelgeving;

c)

alle regelgevings- of toezichtmaatregelen die ten aanzien van beheerders die toestemming hadden verleend voor het gebruik van benchmarks in de Unie, worden genomen door of die de goedkeuring krijgen van de bevoegde autoriteit van het derde land, met inbegrip van veranderingen in de verplichtingen of eisen waaraan de beheerder is onderworpen en die een impact kunnen hebben op de doorlopende inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving door de beheerder.

Artikel 2

Uitwisseling van informatie en kennisgevingen

Samenwerkingsregelingen bevatten ten minste de volgende bepalingen ten aanzien van in het kader van de regelingen uit te wisselen of te verschaffen informatie of kennisgevingen:

a)

een bepaling waarin wordt geëist dat informatieverzoeken ten minste de door de verzoekende autoriteit gevraagde informatie bevatten, samen met een korte beschrijving van de inhoud van het verzoek, het doel waarvoor de informatie wordt gevraagd en de betrokken wet- en regelgeving die op de activiteit van de benchmark van toepassing is;

b)

nadere gegevens over het mechanisme of de mechanismen om informatie en kennisgevingen uit te wisselen of te verschaffen;

c)

een bepaling dat informatie en kennisgevingen schriftelijk moeten worden uitgewisseld of verschaft;

d)

een bepaling dat maatregelen moeten worden genomen om te garanderen dat de uitwisseling of het verschaffen van informatie beveiligd verloopt;

e)

een bepaling dat informatie en kennisgeving tijdig worden verschaft en, in voorkomend geval, volgens het in de regelingen vastgestelde specifieke tijdschema.

Artikel 3

Samenwerking op het gebied van toezicht

1.   Samenwerkingsregelingen bevatten een kader voor de coördinatie van toezichtactiviteiten van de partijen op het gebied van het toezicht op benchmarks, met ten minste de volgende eisen:

a)

een eis dat een ondertekenende partij die een toezichtactiviteit wil uitvoeren, een initieel schriftelijk verzoek ten aanzien van de activiteit doet;

b)

een eis dat in het verzoek de feitelijke en juridische achtergrond van, en een beoogd tijdschema voor, de betrokken activiteit wordt gegeven;

c)

een eis dat de wederpartij de ontvangst van het verzoek schriftelijk binnen tien werkdagen na ontvangst bevestigt.

2.   Met het oog op de coördinatie van inspecties ter plaatse in het ambtsgebied van de bevoegde autoriteit in het derde land wordt in samenwerkingsregelingen een procedure beschreven om tot overeenstemming te komen over de concrete voorwaarden voor dergelijke inspecties ter plaatse, met ten minste de voorwaarden inzake hun respectieve rol en verantwoordelijkheden, het recht van de bevoegde autoriteit van het derde land om aanwezig te zijn bij inspecties ter plaatse en de plichten van die autoriteit om bijstand te verlenen bij het evalueren, interpreteren en analyseren van de inhoud van openbare en niet-openbare boeken en vastleggingen en bij het verkrijgen van inlichtingen van de raad van bestuur en de directie van beheerders die onder de regelingen vallen.

Artikel 4

Vertrouwelijkheid, gebruik van informatie en gegevensbescherming

1.   In samenwerkingsregelingen wordt van partijen geëist dat zij zich onthouden van het openbaar maken van informatie uitgewisseld tussen of verschaft aan hen in het kader van de samenwerkingsregelingen, tenzij de partij die de informatie had verschaft, daarvoor voordien schriftelijk toestemming had verleend of wanneer de openbaarmaking van gegevens een noodzakelijke en evenredige verplichting uit hoofde van Unierecht of nationaal recht is, met name in het kader van onderzoeken of daaropvolgende gerechtelijke procedures.

2.   In samenwerkingsregelingen wordt geëist dat een autoriteit de in het kader van de regelingen verkregen informatie veilig opslaat en de informatie alleen laat gebruiken voor het doel dat die autoriteit in haar informatieverzoek heeft vermeld of, indien de informatie via een ander middel dan een verzoek is verschaft, uitsluitend om die autoriteit in staat te stellen haar regulerings- en toezichttaken uit te voeren. Die autoriteit mag de informatie evenwel voor een andere doelstelling gebruiken indien zij daarvoor voorafgaandelijk schriftelijk de toestemming heeft gekregen van de autoriteit die de informatie in het kader van de regelingen heeft verschaft.

3.   Wanneer in het kader van samenwerkingsregelingen persoonsgegevens mogen worden uitgewisseld, bevatten deze regelingen bepalingen die voorzien in passende middelen voor de bescherming van die gegevens en zo te voldoen aan alle toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming in de ambtsgebieden van de bevoegde autoriteiten die partij zijn bij de betrokken samenwerkingsregeling.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29. 6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/36


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1645 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de vorm en de inhoud van de bij de bevoegde autoriteit van de referentielidstaat in te dienen erkenningsaanvraag en betreffende de presentatie van informatie in de kennisgeving aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 32, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een in een derde land gevestigde benchmarkbeheerder kan een aanvraag tot erkenning in de Unie indienen. In zijn erkenningsaanvraag moet die beheerder een omvattend overzicht geven van de regelingen, beleidsregels en procedures die hij heeft vastgesteld om te voldoen aan de toepasselijke vereisten van Verordening (EU) 2016/1011. Deze verordening beoogt ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten in de hele Unie eenvormige en coherente informatie ontvangen van benchmarkbeheerders in niet-EU-landen die erkenning aanvragen.

(2)

De erkenningsaanvraag dient informatie te bevatten met betrekking tot de keuze van de referentielidstaat, overeenkomstig artikel 32, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1011, en de wettelijke vertegenwoordiger in de referentielidstaat. Aan de hand van die informatie dient de bevoegde autoriteit van de referentielidstaat zich ervan te kunnen vergewissen dat de referentielidstaat correct is bepaald en dat een vertegenwoordiger van de beheerder uit een niet-EU-land in die lidstaat is gevestigd en de door Verordening (EU) 2016/1011 vereiste handelingsbevoegdheid heeft.

(3)

Om de bevoegde autoriteit in staat te stellen na te gaan of belangenconflicten die uit de zakelijke belangen van de eigenaren van de aanvrager voortvloeien, mogelijk ten koste gaan van de onafhankelijkheid van de aanvrager — en zodoende de nauwkeurigheid en integriteit van diens benchmark kunnen aantasten — dient de aanvrager informatie te verstrekken over de activiteiten van zijn eigenaren en de eigendomsstructuur van zijn moederondernemingen.

(4)

De aanvrager dient informatie te verstrekken over de samenstelling, het functioneren en de mate van onafhankelijkheid van zijn bestuursorganen, zodat de bevoegde autoriteit kan beoordelen of de corporategovernancestructuur de onafhankelijkheid van de beheerder garandeert bij de benchmarkberekening en het vermijden van belangenconflicten.

(5)

Met het oog op de beoordeling van de wijze waarop belangenconflicten worden uitgeschakeld of beheerd en openbaar gemaakt, dient de aanvrager de bevoegde autoriteit toelichting te verschaffen over de vraag hoe ontstaande belangenconflicten worden geïdentificeerd, vastgelegd, beheerd, beperkt, voorkomen en verholpen.

(6)

Om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de pertinentie en robuustheid van de internecontrolestructuur en het toezichts- en verantwoordingskader te beoordelen, dient de aanvrager de bevoegde autoriteit informatie te verstrekken over de beleidsregels en procedures voor het monitoren van de activiteiten voor het aanbieden van een benchmark of een groep benchmarks.

(7)

De erkenningsaanvraag dient informatie te bevatten waaruit blijkt dat de controles van de inputgegevens die worden gebruikt om de door de aanvrager aangeboden benchmarks te berekenen, toereikend zijn om de representativiteit, nauwkeurigheid en integriteit van die gegevens te garanderen.

(8)

Ten einde de bevoegde autoriteit in staat te stellen te evalueren of de door de aanvrager verschafte benchmarks geschikt zijn voor het voortgezette of geplande gebruik ervan in de Unie, met als uiteindelijk doel de opname ervan in het register van artikel 36 van Verordening (EU) 2016/1011, dient de aanvrager in de erkenningsaanvraag een lijst van alle benchmarks te verschaffen die al in de Unie worden gebruikt of waarvan gebruik in de Unie in de toekomst wordt beoogd, samen met een beschrijving daarvan.

(9)

Door de aanvrager verschafte informatie over de aard en de kenmerken van de benchmarks is van belang om ten genoegen van de bevoegde autoriteit aan te tonen of bij het maken van de beoordeling van de naleving van de toepasselijke vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 al dan niet rekening dient te worden gehouden met eventueel van toepassing zijnde bijzondere regimes, benchmarks op basis van gereguleerde gegevens en grondstoffenbenchmarks die niet zijn gebaseerd op indieningen van contribuanten die voor het merendeel onder toezicht staande entiteiten zijn, zoals bepaald in Verordening (EU) 2016/1011.

(10)

Wanneer de aanvrager van mening is dat één of meer van zijn benchmarks significant of niet-significant zijn, dient hij in de erkenningsaanvraag informatie op te nemen over de mate waarin dit soort benchmark of benchmarks in de Unie wordt of worden gebruikt, zodat de bevoegde autoriteit kan nagaan of de kwalificatie als significant of niet-significant correct is. Door de aanvrager verschafte benchmarks die nog niet in de Unie worden gebruikt en die in de erkenningsaanvraag zijn opgenomen met het oog op het toekomstige gebruik ervan in de Unie, worden, overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 27, van Verordening (EU) 2016/1011, als niet-significante benchmarks beschouwd.

(11)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(12)

ESMA heeft open publieke consultaties gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht.

(13)

Beheerders dienen voldoende tijd te krijgen om aanvragen voor te bereiden en te zorgen voor de naleving van de vereisten van deze verordening en de in de bijlage genoemde technische reguleringsnormen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene vereisten

1.   Een in een derde land gevestigde beheerder verschaft bij het aanvragen van een erkenning overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2016/1011 de in de bijlage genoemde gegevens.

2.   Wanneer de aanvrager bepaalde vereiste gegevens niet heeft opgenomen, bevat de aanvraag een toelichting waarom die gegevens niet zijn verstrekt.

Artikel 2

Formaat van de aanvraag

1.   De erkenningsaanvraag wordt ingediend in de officiële taal of een van de officiële talen van de referentielidstaat, tenzij in de bijlage anders is aangegeven. De in punt 8 van de bijlage bedoelde documenten worden ingediend in een in internationale financiële kringen gangbare taal of in de officiële taal of een van de officiële talen van de referentielidstaat.

2.   De erkenningsaanvraag wordt elektronisch ingediend of, indien de betrokken bevoegde autoriteit daarmee instemt, op papier. Die elektronische middelen garanderen de volledigheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens tijdens de verzending. De aanvrager zorgt ervoor dat ieder ingediend document duidelijk aangeeft op welk specifiek vereiste van deze verordening het betrekking heeft.

Artikel 3

Specifieke informatie over beleidsregels en procedures

1.   Beleidsregels en procedures die zijn vastgesteld om te voldoen aan vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 en die in een aanvraag worden beschreven, omvatten of gaan vergezeld van:

a)

een vermelding van de identiteit van de persoon of personen die verantwoordelijk is of zijn voor de goedkeuring en instandhouding van de beleidsregels en procedures;

b)

een beschrijving van de wijze waarop de naleving van de beleidsregels en procedures wordt gemonitord en de identiteit van de persoon of personen die voor deze monitoring verantwoordelijk is of zijn;

c)

een beschrijving van de in het geval van een inbreuk op de beleidsregels en procedures te nemen maatregelen.

2.   Wanneer een aanvrager een onderneming binnen een groep is, kan deze aan lid 1 voldoen door de beleidsregels en procedures van zijn groep in te dienen voor zover deze betrekking hebben op het aanbieden van benchmarks.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE

Informatie te verstrekken bij een vergunningsaanvraag op grond van artikel 32 van Verordening (EU) 2016/1011

AFDELING A — INFORMATIE OVER DE AANBIEDENDE PERSOON EN DIENS WETTELIJKE VERTEGENWOORDIGER IN DE UNIE

1.   ALGEMENE INFORMATIE

a)

Volledige naam van de aanvrager en zijn identificatiecode voor juridische entiteiten (Legal Entity Identifier — LEI).

b)

Adres van het kantoor in het land van vestiging.

c)

Rechtsstatus.

d)

Website (voor zover beschikbaar).

e)

Wanneer de aanvrager aan toezicht is onderworpen in het niet-EU-land waar deze is gevestigd: informatie over diens actuele vergunningsstatus, inclusief de activiteiten waarvoor hij over een vergunning beschikt, de naam en het adres van de bevoegde autoriteit in het niet-EU-land en de link naar het register van die bevoegde autoriteit, voor zover beschikbaar. Wanneer meer dan één autoriteit met het toezicht is belast, worden nadere bijzonderheden over de respectieve bevoegdheidsterreinen verstrekt.

f)

Een beschrijving van de activiteiten van de aanvrager in de EU en in niet-EU-landen, al dan niet onderworpen aan financiële regulering in de EU of buiten de EU, die relevant zijn voor de activiteit van het aanbieden van benchmarks, samen met een beschrijving van de plaats waar deze activiteiten worden uitgevoerd.

g)

Wanneer de aanvrager deel uitmaakt van een groep: zijn groepsstructuur, samen met het schema met de eigendomsstructuur, waaruit de banden tussen moederondernemingen en dochterondernemingen blijken. De in dit schema voorkomende ondernemingen en dochterondernemingen worden geïdentificeerd aan de hand van hun volledige naam, rechtsvorm en het adres van de statutaire zetel en het hoofdkantoor.

h)

Een zelfverklaring van betrouwbaarheid, met inbegrip van (voor zover van toepassing) gegevens over:

i)

afgesloten en lopende procedures van disciplinaire aard tegen hem (tenzij hij ontslagen is);

ii)

weigering van een vergunning of registratie door een financiële autoriteit;

iii)

intrekking van een vergunning of registratie door een financiële autoriteit.

2.   WETTELIJKE VERTEGENWOORDIGER IN DE REFERENTIELIDSTAAT

a)

Documenten ter onderbouwing van de keuze van de referentielidstaat, aan de hand van de criteria van artikel 32, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1011.

b)

Met betrekking tot de wettelijke vertegenwoordiger in de referentielidstaat als beschreven in artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 de volgende gegevens:

i)

volledige naam;

ii)

titel (in het geval van een natuurlijke persoon) of rechtsstatus (in het geval van een rechtspersoon);

iii)

in het geval van een rechtspersoon: alle oprichtingsakten, statuten of andere oprichtingsdocumenten, plus een toelichting of deze al dan niet aan het toezicht door een toezichthoudende autoriteit is onderworpen;

iv)

adres;

v)

e-mailadres;

vi)

telefoonnummer;

vii)

schriftelijke bevestiging van de bevoegdheid van de wettelijke vertegenwoordiger om op te treden namens de aanvrager in overeenstemming met artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011;

viii)

nadere gegevens over de uitoefening van de toezichtfunctie door de wettelijke vertegenwoordiger met betrekking tot het aanbieden van benchmarks die in de Unie kunnen worden gebruikt;

ix)

naam, titel, adres, e-mailadres en telefoonnummer van een contactpersoon bij de wettelijke vertegenwoordiger.

3.   ORGANISATIESTRUCTUUR EN GOVERNANCE

a)

Interne organisatiestructuur met betrekking tot de raad van bestuur, directiecomités, toezichtfunctie en ieder ander intern orgaan dat significante managementfuncties uitoefent en betrokken is bij het aanbieden van een benchmark, met inbegrip van:

i)

hun taakomschrijving of een samenvatting daarvan, en

ii)

de vraag of zij zich houden aan governancecodes of gelijksoortige bepalingen.

b)

Procedures die garanderen dat de werknemers van de beheerder en alle andere natuurlijke personen van wie de diensten tot zijn beschikking of onder zijn zeggenschap worden gesteld en die rechtstreeks betrokken zijn bij het aanbieden van een benchmark, over de nodige kennis, kunde en ervaring beschikken voor de hun opgedragen taken en handelen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1011.

c)

Het aantal (tijdelijke en vaste) werknemers dat betrokken is bij het aanbieden van een benchmark.

4.   BELANGENCONFLICTEN

a)

De beleidsregels en procedures die betrekking hebben op:

i)

de wijze waarop bestaande en potentiële belangenconflicten worden of zullen worden geïdentificeerd, geregistreerd, beheerd, beperkt, voorkomen of verholpen;

ii)

bijzondere omstandigheden die van toepassing zijn op de aanvrager of op een bepaalde door de aanvrager aangeboden benchmark die in de Unie kan worden gebruikt, ten aanzien waarvan de kans op belangenconflicten het grootst is, ook wanneer bij de bepaling van de benchmark een deskundig oordeel of keuzevrijheid wordt gehanteerd, wanneer de aanvrager tot dezelfde groep behoort als een gebruiker van een benchmark en wanneer de aanbieder een deelnemer is aan de markt of de economische realiteit die de benchmark moet meten.

b)

Voor een benchmark of een groep benchmarks: een lijst van geïdentificeerde materiële belangenconflicten, samen met de respectieve risicobeperkende maatregelen.

c)

De structuur van het beloningsbeleid, met nadere vermelding van de criteria die worden gebruikt om de beloning te bepalen van de personen die direct of indirect betrokken zijn bij de activiteit van het aanbieden van benchmarks.

5.   INTERNECONTROLESTRUCTUUR, TOEZICHT- EN VERANTWOORDINGSKADER

a)

Beleidsregels en procedures voor het monitoren van de activiteiten met betrekking tot het aanbieden van een benchmark of een groep benchmarks, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

i)

de informatietechnologiesystemen;

ii)

het risicobeheer, samen met het in kaart brengen van de risico's die zich kunnen voordoen en die van invloed kunnen zijn op de nauwkeurigheid, integriteit en representativiteit van de aangeboden benchmark of de continuïteit van de aanbieding, samen met de respectieve risicobeperkende maatregelen;

iii)

de opzet, de rol en het functioneren van de toezichtfunctie, zoals beschreven in artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1011 en nader ingevuld in de op grond van artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1011 (1) vastgestelde technische reguleringsnormen, of de overeenkomstige door de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) op 17 juli 2013 overeengekomen beginselen voor financiële benchmarks (hierna „IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks” genoemd), dan wel de op 5 oktober 2012 door IOSCO overeengekomen beginselen voor bureaus voor olieprijsnoteringen (hierna „IOSCO-beginselen voor PRA's” genoemd), al naargelang, met inbegrip van procedures voor de benoeming, vervanging of verwijdering van personen binnen de toezichtfunctie;

iv)

de opzet, de rol en het functioneren van het controlekader, zoals beschreven in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/1011, of de overeenkomstige IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of voor PRA's, al naargelang, met inbegrip van procedures voor de benoeming, vervanging of verwijdering van voor dit kader verantwoordelijke personen;

v)

de opzet, de rol en het functioneren van het verantwoordingskader, zoals beschreven in artikel 7 van Verordening (EU) 2016/1011, of de overeenkomstige IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of voor PRA's, al naargelang, met inbegrip van procedures voor de benoeming, vervanging of verwijdering van voor dit kader verantwoordelijke personen.

b)

Noodplannen voor het tijdelijk bepalen en publiceren van een benchmark.

c)

Procedures voor de interne melding van inbreuken op Verordening (EU) 2016/1011 door managers, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder zeggenschap van de aanvrager worden gesteld.

6.   UITBESTEDING

Wanneer van het proces voor het aanbieden van een benchmark of groep benchmarks deel uitmakende activiteiten worden uitbesteed:

a)

de uitbestedingsregelingen, met inbegrip van overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau, die de naleving aantonen van artikel 10 van Verordening (EU) 2016/1011, of van de overeenkomstige IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of voor PRA's, al naargelang;

b)

nadere gegevens over de uitbestede functies, tenzij deze informatie reeds in de betrokken contracten is opgenomen;

c)

beleidsregels en procedures met betrekking tot de uitbestede activiteiten, tenzij deze informatie reeds in de betrokken contracten is opgenomen.

7.   INACHTNEMING IOSCO-BEGINSELEN

a)

Voor zover beschikbaar, een beoordeling door een onafhankelijke externe controleur van de inachtneming van de op 17 juli 2013 door de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) overeengekomen beginselen voor financiële benchmarks, dan wel de op 5 oktober 2012 door IOSCO overeengekomen beginselen voor bureaus voor olieprijsnoteringen, al naargelang.

b)

Voor zover beschikbaar, in gevallen waarin de aanvrager aan toezicht is onderworpen: een door de bevoegde autoriteit van het niet-EU-land waar de aanvrager is gevestigd, afgegeven certificering dat de onder a) genoemde IOSCO-beginselen in acht worden genomen.

8.   ANDERE INFORMATIE

a)

De aanvrager kan alle voor zijn aanvraag relevante aanvullende informatie verstrekken die hij passend acht.

b)

De aanvrager verstrekt de vereiste informatie op de wijze en in de vorm die door de bevoegde autoriteit is vastgesteld.

AFDELING B — INFORMATIE OVER DE BENCHMARKS

9.   BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE OF GEPLANDE BENCHMARKS OF GROEPEN VAN BENCHMARKS DIE IN DE UNIE KUNNEN WORDEN GEBRUIKT

a)

Een door de aanvrager verschafte lijst met alle benchmarks die al in gebruik zijn in de Unie en, voor zover beschikbaar, de International Securities Identification Numbers (ISIN's) ervan.

b)

Een beschrijving van de benchmark of groep van benchmarks die al in de Unie in gebruik zijn, inclusief een beschrijving van de onderliggende markt of economische realiteit welke die benchmark of groep van benchmarks moet meten, samen met een indicatie van voor die beschrijving gebruikte bronnen, en eventueel een beschrijving van contribuanten aan deze benchmark of groep van benchmarks.

c)

Een lijst met alle benchmarks die op de markt zullen worden gebracht voor gebruik in de Unie en, voor zover beschikbaar, de ISIN's ervan.

d)

Een beschrijving van de benchmark of groep van benchmarks die op de markt moeten komen voor gebruik in de Unie, inclusief een beschrijving van de onderliggende markt of economische realiteit welke die benchmark of groep van benchmarks moet meten, samen met een indicatie van voor die beschrijving gebruikte bronnen, en eventueel een beschrijving van contribuanten aan deze benchmark of groep van benchmarks.

e)

Documenten die staven dat een onder b) en d) beschreven benchmark of groep van benchmarks kan worden beschouwd als benchmark op basis van gereguleerde gegevens in de zin van artikel 3, lid 1, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1011, en dus aanspraak maken op de in artikel 17, lid 1, van diezelfde verordening opgesomde vrijstellingen.

f)

Documenten die staven dat een onder b) en d) beschreven benchmark of groep van benchmarks kan worden beschouwd als grondstoffenbenchmark in de zin van artikel 3, lid 1, punt 23, van Verordening (EU) 2016/1011 en niet is gebaseerd op indieningen van contribuanten die voor het merendeel onder toezicht staande entiteiten zijn, samen met bewijsmateriaal voor de tenuitvoerlegging van de vereisten voor het bijzondere regime als beschreven in artikel 19 van en bijlage II bij die verordening dan wel de overeenkomstige IOSCO-beginselen voor PRA's.

g)

Documenten die staven dat een onder b) en d) beschreven benchmark of groep van benchmarks kan worden beschouwd als rentevoetbenchmark in de zin van artikel 3, lid 1, punt 22, van Verordening (EU) 2016/1011, samen met bewijsmateriaal voor de tenuitvoerlegging van de vereisten voor het bijzondere regime als beschreven in artikel 18 van en bijlage I bij die verordening.

h)

Documenten die staven dat een onder b) beschreven benchmark of groep van benchmarks op het grondgebied van de Unie in een dergelijke mate wordt gebruikt dat deze benchmark of alle in die groep van benchmarks opgenomen benchmarks kwalificeren als significante benchmarks in de zin van artikel 3, lid 1, punt 26, van Verordening (EU) 2016/1011, dan wel als niet-significante benchmarks in de zin van artikel 3, lid 1, punt 27, van Verordening (EU) 2016/1011. De te verschaffen informatie wordt — zo veel mogelijk — bepaald op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/66 van de Commissie (2) voor het beoordelen van de nominale waarde van financiële instrumenten niet zijnde derivaten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van de naar de benchmarks buiten EU-landen verwijzende beleggingsfondsen, binnen de Unie, met inbegrip van het geval van een indirecte verwijzing naar een dergelijke benchmark binnen een combinatie van benchmarks.

i)

De achterliggende reden voor de beheerder om voor de benchmark een van de vrijstellingen van artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 (voor significante benchmarks) en artikel 26, lid 1, van diezelfde verordening (voor niet-significante benchmarks) aan te vragen. De informatie wordt, voor zover mogelijk, gepresenteerd aan de hand van het format vastgesteld in de op grond van artikel 25, lid 8, en artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1011 vastgestelde technische uitvoeringsnormen (3).

j)

Informatie over maatregelen met betrekking tot correcties van een vaststelling of bekendmaking van een benchmark.

k)

Informatie over de door de aanbieder te volgen procedure bij wijzigingen of de stopzetting van een benchmark overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011, of de overeenkomstige ISOCO-beginselen voor financiële benchmarks of PRA's, al naargelang.

10.   INPUTGEGEVENS EN METHODE

a)

Voor elke benchmark of groep benchmarks: de beleidsregels en procedures met betrekking tot de inputgegevens, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

i)

het type gebruikte inputgegevens, de voorrangsorde bij het gebruik ervan en de uitoefening van keuzevrijheid of deskundig oordeel;

ii)

processen die moeten waarborgen dat inputgegevens toereikend, passend en verifieerbaar zijn;

iii)

de criteria waarmee wordt bepaald wie inputgegevens mag aanleveren bij de beheerder en het proces voor het selecteren van contribuanten;

iv)

de evaluatie van de inputgegevens van de contribuant en het proces voor validering van de inputgegevens.

b)

Voor elke benchmark of groep van benchmarks, met betrekking tot de methode:

i)

een beschrijving van de methode waarin de essentiële elementen van de methode onder de aandacht worden gebracht in overeenstemming met artikel 13 van Verordening (EU) 2016/1011, en nader ingevuld in de op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 vastgestelde technische reguleringsnormen (4);

ii)

beleidsregels en procedures, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

de maatregelen om de methode te valideren en te evalueren, met inbegrip van alle uitgevoerde tests of back-testing;

het consultatieproces voor elke voorgestelde materiële wijziging van de methode.


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1637 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de procedures en kenmerken van de toezichtfunctie (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/66 van de Commissie van 29 september 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad door te specificeren hoe de nominale waarde van andere financiële instrumenten dan derivaten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen moeten worden beoordeeld (PB L 12 van 17.1.2018, blz. 11).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1106 van de Commissie van 8 augustus 2018 tot vaststelling van templates voor de door beheerders van significante en niet-significante benchmarks in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad bekend te maken en bij te houden nalevingsverklaring (PB L 202 van 9.8.2018, blz. 9).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1641 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die door beheerders van cruciale of significante benchmarks moet worden verstrekt over de methodologie die wordt gebruikt om de benchmark vast te stellen, de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie en over de procedures voor het materieel wijzigen van de methodologie (zie bladzijde 21 van dit Publicatieblad).


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/43


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1646 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de informatie die moet worden verstrekt in een vergunningsaanvraag en een registratieaanvraag

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 34, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze verordening stelt vast welke informatie de bevoegde autoriteit moet ontvangen bij een vergunnings- of registratieaanvraag van een beheerder van benchmarks, afhankelijk van de kenmerken van de aanvrager of van de benchmarks die worden aangeboden en bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt. Deze specificatie van de informatie die in de vergunnings- en de registratieaanvraag moet worden verstrekt, is bevorderlijk voor een gemeenschappelijk en consistent proces in de gehele Unie.

(2)

Het is belangrijk dat de bevoegde autoriteit de in deze verordening vastgestelde informatie ontvangt om te kunnen beoordelen of de door de aanvrager van de vergunning of registratie getroffen regelingen voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011.

(3)

Om de bevoegde autoriteit in staat te stellen te beoordelen of enige belangenconflicten die voortvloeien uit de benchmarkactiviteit en zakelijke belangen van de eigenaars van de aanvrager de onafhankelijkheid van die aanvrager bij de benchmarkberekening kunnen beïnvloeden en zo de nauwkeurigheid en integriteit van de benchmark kunnen verminderen, moet van de aanvrager worden vereist dat hij informatie verstrekt over de activiteiten van zijn eigenaars en de eigendom van zijn moederondernemingen.

(4)

De aanvrager moet informatie verstrekken over de samenstelling, werking en onafhankelijkheid van zijn bestuursorganen bij de benchmarkberekening, zodat de bevoegde autoriteit kan beoordelen of de corporategovernancestructuur de onafhankelijkheid van de aanvrager bij de benchmarkberekening en de vermijding en het beheer van belangenconflicten waarborgt.

(5)

De aanvrager moet informatie verstrekken over zijn beleid en procedures met betrekking tot de identificatie, het beheer, de beperking en de openbaarmaking van belangenconflicten in verband met zijn activiteiten op het gebied van het aanbieden van benchmarks of groepen benchmarks. Voor cruciale benchmarks moet een aanvrager, gezien het grotere systeembelang ervan, de bevoegde autoriteit een actuele inventaris van bestaande belangenconflicten verstrekken, samen met een toelichting over de wijze waarop deze worden beheerd.

(6)

Om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de pertinentie en robuustheid van de internecontrolestructuur en het toezichts- en verantwoordingskader te beoordelen, moet de aanvrager informatie verstrekken over het beleid en de procedures voor het monitoren van de activiteiten voor het aanbieden van een benchmark of een groep benchmarks. Die informatie is nodig om de bevoegde autoriteit in staat te stellen te beoordelen of dat beleid en die procedures voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011.

(7)

In de aanvraag moet ook informatie worden opgenomen om tegenover de bevoegde autoriteit aan te tonen dat de controles van de inputgegevens die worden gebruikt om de door de aanvrager aangeboden benchmarks te bepalen, toereikend zijn om de representativiteit, nauwkeurigheid en integriteit van dergelijke gegevens te garanderen, en dat de voor de berekening van de benchmarks toegepaste methodologie alle kenmerken heeft die bij Verordening (EU) 2016/1011 zijn voorgeschreven.

(8)

Om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de representativiteit van de benchmark voor de economische realiteit die deze beoogt te meten, te beoordelen, moet de aanvrager de bevoegde autoriteit een beschrijving verstrekken van de benchmark of de groep benchmarks die is of zal worden aangeboden en het type benchmark waartoe zij behoren, in lijn met de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1011. Het type waartoe de benchmark behoort, moet naar beste weten van de aanvrager worden beoordeeld en moet worden verstrekt samen met een indicatie van de gebruikte gegevensbronnen, zodat de bevoegde autoriteit inzicht kan verwerven in de betrouwbaarheid en volledigheid van de onderliggende informatie.

(9)

De inhoud van een vergunnings- of registratieaanvraag indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, moet specifiek worden aangegeven, aangezien de organisatiestructuur van de beheerder sterk zal verschillen van die van rechtspersonen.

(10)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(11)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht.

(12)

Beheerders moeten voldoende tijd krijgen om aanvragen voor te bereiden en de naleving van de vereisten van deze verordening en de in de bijlage bedoelde technische reguleringsnormen te waarborgen. Deze verordening dient derhalve twee maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene vereisten

1.   Een aanvraag ingevolge artikel 34 van Verordening (EU) 2016/1011 bevat, voor zover van toepassing, informatie die het volgende omvat:

a)

in bijlage I bedoelde gegevens, wanneer de aanvrager een rechtspersoon is die vergunning aanvraagt;

b)

in bijlage II bedoelde gegevens, wanneer de aanvrager een rechtspersoon is die registratie aanvraagt;

c)

in bijlage I bedoelde gegevens, wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is die vergunning aanvraagt, met uitzondering van de in bijlage I, punt 1, onder c), f), h) en i), bedoelde informatie;

d)

in bijlage II bedoelde gegevens, wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is die registratie aanvraagt, met uitzondering van de in bijlage II, punt 1, onder c), f), h) en i), bedoelde informatie;

2.   De aanvraag mag alleen informatie op het niveau van een groep benchmarks bevatten indien geen van de benchmarks binnen de groep is opgenomen in de overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 vastgestelde lijst van cruciale benchmarks.

3.   Indien de aanvrager heeft nagelaten enige vereiste informatie te verstrekken, wordt in de aanvraag toegelicht waarom die informatie niet is verstrekt.

4.   De aanvrager is niet verplicht de informatie te verstrekken die onder f) tot en met j) van punt 1 van bijlage I of bijlage II, naargelang van het geval, is bedoeld, voor zover op de aanvrager in de lidstaat door dezelfde bevoegde autoriteit reeds toezicht wordt uitgeoefend voor andere activiteiten dan het aanbieden van benchmarks.

Artikel 2

Voor typen benchmarks te verstrekken informatie

1.   Een aanvrager kan voor elke niet-significante benchmark die hij aanbiedt de bij punt 6 van bijlage I of, indien van toepassing, punt 6 van bijlage II vereiste informatie verstrekken in de vorm van een samenvatting.

2.   Niet onder toezicht staande entiteiten die cruciale en significante benchmarks aanbieden, verstrekken de in bijlage I bedoelde informatie.

3.   Onder toezicht staande entiteiten die uitsluitend niet-cruciale benchmarks aanbieden, verstrekken de in de eerste kolom van bijlage II bedoelde informatie.

4.   Een aanvrager die alleen niet-significante benchmarks aanbiedt, dient de in de tweede kolom van bijlage II bedoelde informatie in.

5.   Onverminderd de leden 1 tot en met 4 verstrekt een aanvrager die uitsluitend benchmarks op basis van gereguleerde gegevens verstrekt, niet de informatie die wordt bedoeld in punt 5, onder c), punt 6, onder a), iii), en punt 6, onder a), iv), van bijlage I en bijlage II.

6.   Een aanvrager die uitsluitend rentevoetbenchmarks aanbiedt, dient de in de bijlagen bij deze verordening bedoelde informatie in en specificeert de wijze waarop de specifieke vereisten van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1011 worden uitgevoerd indien de bepalingen in bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1011 ingevolge artikel 18 van die verordening van toepassing zijn naast of ter vervanging van de vereisten van titel II van Verordening (EU) 2016/1011.

7.   Een aanvrager die uitsluitend grondstoffenbenchmarks aanbiedt, verstrekt de in bijlage I bij deze verordening bedoelde informatie als hij een niet onder toezicht staande entiteit is of als hij een cruciale benchmark aanbiedt. Als hij onder toezicht staat en geen van de door hem aangeboden benchmarks een cruciale benchmark is, verstrekt hij de in de eerste kolom van bijlage II bedoelde informatie. De aanvrager specificeert de wijze waarop de vereisten van bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1011 worden uitgevoerd voor elke overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1011 onder bijlage II in plaats van titel II van Verordening (EU) 2016/1011 vallende grondstoffenbenchmark.

Artikel 3

Specifieke informatie over het beleid en de procedures

1.   In een aanvraag meegedeelde beleidslijnen en procedures bevatten of gaan vergezeld van het volgende:

a)

een vermelding van de identiteit van de persoon (personen) die verantwoordelijk is (zijn) voor de goedkeuring en instandhouding van het beleid en de procedures;

b)

een beschrijving van de wijze waarop de naleving van het beleid en de procedures wordt gemonitord en de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor deze monitoring;

c)

een beschrijving van de te nemen maatregelen in geval van een inbreuk op het beleid en de procedures.

2.   Een aanvrager die deel uitmaakt van een groep, kan aan lid 1 voldoen door gegevens over het beleid en de procedures van zijn groep in te dienen voor zover deze betrekking hebben op het aanbieden van benchmarks.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE I

Informatie die moet worden verstrekt bij een vergunningsaanvraag op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2016/1011

1.   ALGEMENE INFORMATIE

a)

Volledige naam van de aanvrager en zijn identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI).

b)

Adres van het kantoor binnen de Europese Unie.

c)

Rechtsstatus.

d)

Eventuele website.

e)

Met betrekking tot de contactpersoon ten behoeve van de aanvraag:

i)

naam;

ii)

titel;

iii)

adres;

iv)

e-mailadres;

v)

telefoonnummer.

f)

Indien de aanvrager een onder toezicht staande entiteit is, informatie over zijn huidige vergunningsstatus, met inbegrip van de activiteiten waarvoor hij vergunning heeft verkregen en zijn relevante bevoegde autoriteit in zijn lidstaat van herkomst.

g)

Een beschrijving van de activiteiten van de aanvrager in de Europese Unie, al dan niet onderworpen aan financiële regelgeving, die relevant zijn voor de activiteit van het aanbieden van benchmarks, alsmede een beschrijving waar deze activiteiten worden uitgevoerd.

h)

Alle oprichtingsakten, statuten of andere oprichtingsdocumenten.

i)

Indien de aanvrager deel uitmaakt van een groep, zijn groepsstructuur en het eigendomsschema, waaruit de banden tussen moederonderneming en dochterondernemingen blijken. De in het schema voorkomende ondernemingen en dochterondernemingen worden geïdentificeerd aan de hand van hun volledige naam, hun rechtsvorm en het adres van de statutaire zetel en het hoofdkantoor.

j)

Een eigen verklaring van betrouwbaarheid, met inbegrip van, indien van toepassing, gegevens over:

i)

enige tuchtprocedure tegen hem (tenzij deze afgewezen is);

ii)

weigering van vergunning of registratie door een financiële autoriteit;

iii)

intrekking van vergunning of registratie door een financiële autoriteit.

k)

Aantal aangeboden benchmarks.

2.   ORGANISATIESTRUCTUUR EN GOVERNANCE

a)

Interne organisatiestructuur met betrekking tot de raad van bestuur, directiecomités, toezichtfunctie en elk ander intern orgaan dat significante managementfuncties uitoefent en dat betrokken is bij het aanbieden van een benchmark, met inbegrip van:

i)

hun taakomschrijving of een samenvatting daarvan, en

ii)

of zij zich houden aan bestuurscodes of soortgelijke bepalingen.

b)

Procedures die garanderen dat de werknemers van de beheerder en alle andere natuurlijke personen van wie de diensten tot zijn beschikking of onder zijn zeggenschap worden gesteld en die rechtstreeks betrokken zijn bij het aanbieden van een benchmark, over de nodige vaardigheden, kennis en ervaring beschikken voor de hun opgedragen taken en handelen in overeenstemming met de bepalingen van artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1011.

c)

Het aantal werknemers (tijdelijk en vast) dat betrokken is bij het aanbieden van een benchmark.

3.   BELANGENCONFLICTEN

a)

Het beleid en de procedures die betrekking hebben op:

i)

de wijze waarop feitelijke en potentiële belangenconflicten zijn of zullen worden geïdentificeerd, geregistreerd, beheerd, beperkt, voorkomen of verholpen;

ii)

bijzondere omstandigheden die van toepassing zijn op de aanvrager of op een bepaalde benchmark die door de aanvrager wordt aangeboden en ten aanzien waarvan de kans op belangenconflicten het grootst is, inclusief indien bij de vaststelling van de benchmark deskundigenbeoordeling of keuzevrijheid wordt gehanteerd, indien de aanvrager tot dezelfde groep behoort als een gebruiker van een benchmark en indien de aanvrager een deelnemer is aan de markt- of economische realiteit die de benchmark beoogt te meten.

b)

Voor een benchmark of een groep benchmarks, een lijst van geïdentificeerde materiële belangenconflicten, alsmede de respectieve risicobeperkende maatregelen. Voor elke cruciale benchmark een actuele inventaris van de feitelijke en potentiële belangenconflicten, alsmede de respectieve risicobeperkende maatregelen.

c)

De structuur van het beloningsbeleid, met specificering van de criteria die worden gebruikt om de beloning te bepalen van de personen die direct of indirect betrokken zijn bij de activiteit van het aanbieden van benchmarks.

4.   INTERNE CONTROLESTRUCTUUR, TOEZICHT- EN VERANTWOORDINGSKADER

a)

Beleid en procedures voor het monitoren van de activiteiten in verband met het aanbieden van een benchmark of een groep benchmarks, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

i)

informatietechnologiesystemen;

ii)

risicobeheer, alsmede kartering van de risico's die kunnen ontstaan en die van invloed kunnen zijn op de nauwkeurigheid, integriteit en representativiteit van de aangeboden benchmark of de continuïteit van de aanbieding, alsmede de respectieve risicobeperkende maatregelen;

iii)

opzet, rol en werking van de toezichtfunctie, zoals beschreven in artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1011 en nader gespecificeerd in de op grond van artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1011 (1) vastgestelde technische reguleringsnormen, met inbegrip van procedures voor de benoeming, vervanging of verwijdering van personen binnen de toezichtfunctie;

iv)

opzet, rol en werking van het controlekader, zoals beschreven in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/1011, met inbegrip van procedures voor de benoeming, vervanging of verwijdering van voor dit kader verantwoordelijke personen;

v)

het verantwoordingskader, zoals beschreven in artikel 7 van Verordening (EU) 2016/1011, met inbegrip van procedures voor de benoeming, vervanging of verwijdering van voor dit kader verantwoordelijke personen.

b)

Rampenplannen voor het tijdelijk vaststellen en publiceren van een benchmark, met inbegrip van bedrijfscontinuïteits- en noodherstelplannen.

c)

Procedures voor de interne melding van inbreuken op Verordening (EU) 2016/1011 door managers, werknemers en andere natuurlijke personen van wie de diensten ter beschikking of onder zeggenschap van de aanvrager worden gesteld.

5.   BESCHRIJVING VAN DE BENCHMARKS OF GROEPEN BENCHMARKS DIE WORDEN AANGEBODEN

a)

Een beschrijving van een benchmark of een groep benchmarks die worden aangeboden of die de aanvrager voornemens is aan te bieden en het type waartoe de benchmark behoort, voor zover hem bekend en rekening houdend met de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1011, alsmede een opgave van de bronnen die worden gebruikt om het type benchmark vast te stellen.

b)

Een beschrijving van de onderliggende markt- of economische realiteit die de benchmark of benchmarkgroep beoogt te meten, alsmede een opgave van de bronnen die zijn gebruikt om deze beschrijving te geven.

c)

Een beschrijving van de contribuanten aan een benchmark of groep benchmarks, alsmede de gedragscode zoals beschreven in artikel 15 van Verordening (EU) 2016/1011 en, voor cruciale benchmarks, de naam en vestigingsplaats van de contribuanten.

d)

Informatie over maatregelen met betrekking tot correcties in verband met de vaststelling of publicatie van een benchmark of groep benchmarks.

e)

Informatie over de procedure die de beheerder moet volgen bij wijzigingen in of de beëindiging van een benchmark of een groep benchmarks overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011.

6.   INPUTGEGEVENS EN METHODE

a)

Voor elke benchmark of groep benchmarks, het beleid en de procedures met betrekking tot de inputgegevens, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

i)

het type gebruikte inputgegevens, de prioriteit van gebruik ervan en elke uitoefening van keuzevrijheid of deskundigenbeoordeling;

ii)

alle processen die moeten waarborgen dat de inputgegevens toereikend, passend en verifieerbaar zijn;

iii)

de criteria waarmee wordt bepaald wie inputgegevens mag aanleveren bij de beheerder en het proces voor het selecteren van contribuanten;

iv)

de evaluatie van de inputgegevens van de contribuant en het proces van validering van de inputgegevens.

b)

Voor elke benchmark of groep van benchmarks, met betrekking tot de methode:

i)

een beschrijving van de methode en de belangrijkste elementen van de methode overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2016/1011 en nader gespecificeerd in de op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 (2) vastgestelde technische reguleringsnormen;

ii)

het beleid en de procedures, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

1.

de maatregelen die zijn genomen om de methode te valideren en te evalueren, met inbegrip van alle proeven en tests die achteraf zijn uitgevoerd;

2.

het raadplegingsproces voor elke voorgestelde materiële wijziging in de methode.

7.   UITBESTEDING

Indien een activiteit die deel uitmaakt van het proces, voor het aanbieden van een benchmark of groep benchmarks wordt uitbesteed:

a)

de relevante uitbestedingsregelingen, met inbegrip van overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau, die aantonen dat artikel 10 van Verordening (EU) 2016/1011 wordt nageleefd;

b)

gegevens over de uitbestede functies, tenzij deze informatie reeds in de relevante contracten is opgenomen;

c)

het beleid en de procedures met betrekking tot het toezicht op de uitbestede activiteiten.

8.   ANDERE INFORMATIE

a)

De aanvrager kan alle voor zijn aanvraag relevante bijkomende informatie verstrekken die hij aangewezen acht.

b)

De aanvrager verstrekt de vereiste informatie op de wijze en in de vorm zoals vastgesteld door de bevoegde autoriteit.


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1637 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de procedures en kenmerken van de toezichtfunctie (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1641 van de Commissie van 13 juli 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die door beheerders van cruciale of significante benchmarks moet worden verstrekt over de methodologie die wordt gebruikt om de benchmark vast te stellen, de interne evaluatie en goedkeuring van de methodologie en over de procedures voor het materieel wijzigen van de methodologie (zie bladzijde 21 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE II

Informatie die moet worden verstrekt bij een registratieaanvraag op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2016/1011

 

„v.t.” betekent „van toepassing”

 

„n.v.t.” betekent „niet van toepassing”

Gegeven in bijlage I

Onder toezicht staande entiteiten die uitsluitend niet-cruciale benchmarks aanbieden

Entiteiten die uitsluitend niet-significante benchmarks aanbieden

1)   Algemene informatie

1(a)

Volledige naam

v.t.

v.t.

1(b)

Adres

v.t.

v.t.

1(c)

Rechtsstatus

v.t.

v.t.

1(d)

Website

v.t.

v.t.

1(e)

Contactpersoon

v.t.

v.t.

1(f)

Huidige vergunningsstatus

v.t. (1)

v.t. (1) op onder toezicht staande entiteiten

n.v.t. op niet onder toezicht staande entiteiten

1(g)

Uitgevoerde activiteiten

v.t. (1)

v.t. (1)

1(h)

Oprichtingsdocumenten

v.t. (1)

v.t. (1)

1(i)

Groepsstructuur

v.t. (1)

v.t. (1)

1(j)

Eigen verklaring van betrouwbaarheid

v.t. (1)

v.t. (1)

1(k)

Aantal benchmarks

v.t.

v.t.

2)   Organisatiestructuur en governance

2(a)

Interne organisatiestructuur

v.t.

v.t.

2(b)

Werknemers

v.t.

v.t.

2(c)

Personele middelen

v.t.

n.v.t.

3)   Belangenconflicten

3(a)

Beleid en procedures

v.t. (2)

v.t. (2) in de vorm van een samenvatting

3(b)

Materiële belangenconflicten

v.t.

n.v.t.

3(c)

Beloningsstructuur

v.t.

v.t.

4)   Interne controlestructuur, toezicht- en verantwoordingskader

4(a)

Beleid en procedures voor het monitoren van activiteiten in verband met het aanbieden van een benchmark

v.t.

v.t. (3) in de vorm van een samenvatting

4(b)

Interne regelingen voor de vaststelling en de bekendmaking van een benchmark

v.t.

v.t. in de vorm van een samenvatting

4(c)

Interne melding van inbreuken

v.t.

v.t. in de vorm van een samenvatting

5)   Beschrijving van de aangeboden benchmarks

5(a)

Beschrijving

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

5(b)

Onderliggende markt

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

5(c)

Contribuanten

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

5(d)

Correcties

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

5(e)

Wijzigingen en stopzetting

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

6)   Inputgegevens en methode

6(a)(i)

Beschrijving van de gebruikte inputgegevens

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

6(a)(ii)

Inputgegevens — toereikend, passend en verifieerbaar

v.t. (4)

v.t. (5) in de vorm van een samenvatting

6(a)(iii)

Contribuanten

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

6(a)(iv)

Evaluatie van inputgegevens van de contribuant en validering van inputgegevens

v.t. (6)

n.v.t.

6(b)(i)

Beschrijving van de methode

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

6(b)(ii)(1)

Validatie/Evaluatie

v.t. (4)

v.t. in de vorm van een samenvatting

6(b)(ii)(2)

Materiële wijziging

v.t. (6)

n.v.t.

7)   Uitbesteding

7(a)

Contracten

v.t. (6)

n.v.t.

7(b)

Uitbestede functies

v.t. (6)

v.t. in de vorm van een samenvatting

7(c)

Controle

v.t. (6)

v.t. in de vorm van een samenvatting

8)   Overige

8(a)

Extra informatie

v.t.

v.t.

8(b)

Vorm

v.t.

v.t.


(1)  Tenzij dezelfde bevoegde autoriteit reeds toezicht uitoefent op andere activiteiten dan het aanbieden van benchmarks.

(2)  Een aanvrager kan ervoor kiezen geen informatie te verstrekken met betrekking tot bijlage I, punt 3, onder a), iii), met betrekking tot een significante of niet-significante benchmark die hij aanbiedt.

(3)  Een aanvrager mag nalaten informatie te verstrekken met betrekking tot punt 4, onder a), iii), van bijlage I — met uitzondering van informatie over de instelling en het instandhouden van een permanente toezichtfunctie — punt 4, onder a), iv), en punt 4, onder a), v), van bijlage I — voor bepaalde informatie die moet worden verstrekt over het controle- en verantwoordingskader — met betrekking tot een niet-significante benchmark die hij aanbiedt.

(4)  Een onder toezicht staande entiteit die zowel significante als niet-significante benchmarks aanbiedt, mag dergelijke informatie verstrekken in de vorm van een samenvatting met betrekking tot haar niet-significante benchmarks.

(5)  Een aanvrager kan ervoor kiezen geen informatie te verstrekken over de verifieerbaarheid van inputgegevens met betrekking tot een door hem aangeboden niet-significante benchmark.

(6)  Een onder toezicht staande entiteit die zowel significante als niet-significante benchmarks aanbiedt mag deze informatie slechts verstrekken voor significante benchmarks die zij aanbiedt.


5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 274/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1647 VAN DE COMMISSIE

van 31 oktober 2018

tot toelating van het in de handel brengen van eimembraanhydrolysaat als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(3)

Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) 2015/2283 moet de Commissie beslissen over de toelating en het in de Unie in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel en over de bijwerking van de Unielijst.

(4)

Op 5 augustus 2016 heeft het bedrijf Biova, LLC („de aanvrager”) bij de bevoegde Deense autoriteit een aanvraag ingediend om eimembraanhydrolysaat in de Unie in de handel te brengen als nieuw voedselingrediënt in de zin van artikel 1, lid 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (3). In de aanvraag wordt verzocht eimembraanhydrolysaat te gebruiken in voedingssupplementen voor de algemene volwassen bevolking.

(5)

Krachtens artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 moeten alle uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 bij een lidstaat ingediende aanvragen om een nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen waarover vóór 1 januari 2018 nog geen definitief besluit is genomen, worden behandeld als een krachtens Verordening (EU) 2015/2283 ingediende aanvraag.

(6)

De aanvraag om eimembraanhydrolysaat als nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen is overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 bij een lidstaat ingediend en voldoet ook aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2015/2283.

(7)

Op 7 juni 2017 heeft de bevoegde Deense autoriteit haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag concludeert zij dat eimembraanhydrolysaat voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria voor nieuwe voedselingrediënten.

(8)

Op 12 juni 2017 heeft de Commissie het verslag van de eerste beoordeling aan de andere lidstaten doen toekomen. Verschillende lidstaten hebben binnen de in artikel 6, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van zestig dagen met redenen omklede bezwaren ingediend met betrekking tot het productieproces, de samenstelling, de toxicologische gegevens en de potentiële interactie tussen het nieuwe voedingsmiddel en geneesmiddelen voor mensen met gewrichtspijn.

(9)

In een op 5 januari 2018 ingediende latere aanvraag heeft de aanvrager de Commissie verzocht om bescherming van de door eigendomsrechten beschermde gegevens in een aantal ter ondersteuning van de aanvraag ingediende studies, namelijk een gedetailleerde beschrijving van het productieproces, het deskundigenverslag over de GRAS-status (Generally Recognized as Safe) van BiovaFlex (4), een analyse van gesolubiliseerd eischaalmembraan met behulp van Radioallergosorbent Test Inhibition (5), kwantitatieve testresultaten van ei-allergeen (6), een in-vitromicronucleustest met TK6-cellen van zoogdieren (7), een studie van de acute orale toxiciteit (8), een terugmutatietest met bacteriën (8), een klinisch proefonderzoek naar de veiligheid en doeltreffendheid bij mensen (9), een sensibilisatiestudie (Buehler-test) bij cavia's (10) en een studieverslag met gegevens over hematologie en biochemisch bloedonderzoek (11).

(10)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 20 april 2018 geraadpleegd en haar verzocht om overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 een aanvullende beoordeling uit te voeren van eimembraanhydrolysaat als nieuw voedingsmiddel.

(11)

Op 27 juni 2018 heeft de EFSA haar „Scientific Opinion on the safety of egg membrane hydrolysate as a novel food pursuant to Regulation (EU) 2015/2283” (12) uitgebracht. Dit advies voldoet aan de vereisten van artikel 11 van Verordening (EU) 2015/2283.

(12)

In dat advies worden voldoende redenen gegeven om vast te stellen dat eimembraanhydrolysaat bij de voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties als ingrediënt in voedingssupplementen voldoet aan de criteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283.

(13)

In haar advies over eimembraanhydrolysaat als nieuw voedingsmiddel stelt de EFSA dat de gegevens over het productieproces als basis dienden om de veiligheid van eimembraanhydrolysaat te beoordelen. Daarom is de EFSA van oordeel dat de conclusies over de veiligheid van eimembraanhydrolysaat niet hadden kunnen worden getrokken zonder de gegevens uit het niet gepubliceerde verslag over dit proces te gebruiken.

(14)

Naar aanleiding van het advies van de EFSA heeft de Commissie de aanvrager verzocht de rechtvaardiging voor het verzoek om bescherming van de gegevens uit de studies nader toe te lichten, evenals de claim op het exclusieve recht om naar die studies te verwijzen, zoals bedoeld in artikel 26, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) 2015/2283.

(15)

De aanvrager heeft ook verklaard dat hij — op het moment van de indiening van de aanvraag — op grond van nationaal recht de eigendomsrechten en de exclusieve rechten om naar de studies te verwijzen bezat en dat derden dus geen rechtmatige toegang tot die studies hadden en er geen rechtmatig gebruik van konden maken. De Commissie heeft alle door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld en vindt dat de aanvrager voldoende heeft bewezen dat aan de voorwaarden van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 is voldaan.

(16)

Dienovereenkomstig is het de EFSA krachtens artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet toegestaan om de in het dossier van de aanvrager opgenomen gedetailleerde beschrijving van het productieproces — waarzonder de EFSA het nieuwe voedingsmiddel niet had kunnen beoordelen — te gebruiken ten voordele van een volgende aanvrager. Bijgevolg moet het in de Unie in de handel brengen van het bij deze verordening toegelaten nieuwe voedingsmiddel gedurende een periode van vijf jaar tot de aanvrager worden beperkt.

(17)

Het feit dat de toelating van dit nieuwe voedingsmiddel en het gebruik van de in het dossier van de aanvrager opgenomen gedetailleerde beschrijving van het productieproces uitsluitend tot de aanvrager zijn beperkt, betekent echter niet dat andere aanvragers geen toelating mogen aanvragen om hetzelfde nieuwe voedingsmiddel in de handel te brengen als hun aanvraag is gebaseerd op rechtmatig verkregen informatie ter ondersteuning van de toelating krachtens deze verordening.

(18)

Aangezien eieren de bron van het nieuwe voedingsmiddel zijn en eieren in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (13) zijn opgenomen als een van de stoffen of producten die allergieën of intoleranties veroorzaken, moeten voedingssupplementen die eimembraanhydrolysaat bevatten, adequaat worden geëtiketteerd overeenkomstig de vereisten van artikel 21 van die verordening.

(19)

Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (14) bevat voorschriften voor voedingssupplementen. Het gebruik van eimembraanhydrolysaat moet worden toegelaten onverminderd die richtlijn.

(20)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Eimembraanhydrolysaat, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, wordt opgenomen in de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 vastgestelde Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

2.   Gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening heeft alleen de oorspronkelijke aanvrager:

 

Bedrijf: Biova, LLC

 

Adres: 5800 Merle Hay Rd, Suite 14 PO Box 394 Johnston 50131, Iowa USA;

de toelating om het in lid 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen, tenzij een volgende aanvrager een toelating voor het nieuwe voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de op grond van artikel 2 van deze verordening beschermde gegevens te verwijzen of met instemming van Biova, LLC.

3.   De in lid 1 bedoelde opname in de Unielijst omvat de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde gebruiksvoorwaarden en etiketteringsvoorschriften.

4.   De in dit artikel bedoelde toelating doet geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2002/46/EG.

Artikel 2

De studie in het aanvraagdossier op basis waarvan de EFSA het in artikel 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel heeft beoordeeld en die volgens de aanvrager aan de voorwaarden van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 voldoet, wordt gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet zonder toestemming van Biova, LLC ten voordele van een volgende aanvrager gebruikt.

Artikel 3

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 oktober 2018

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).

(4)  Biova, LLC; februari 2015 (niet gepubliceerd).

(5)  Food Allergy Research and Resource Program, University of Nebraska, Lincoln; april 2014 (niet gepubliceerd).

(6)  Food Allergy Research and Resource Program, University of Nebraska, Lincoln; februari 2008b (niet gepubliceerd).

(7)  BioReliance Corporation, Rockville (MD) for NIS Labs, Klamath Falls (OR); januari 2016 (niet gepubliceerd).

(8)  ST&T Consultants, San Francisco (CA) for Biova LLC, Johnston (IA); januari 2009a (niet gepubliceerd).

(9)  ST&T Consultants, San Francisco (CA) for Biova LLC; juli 2009c (niet gepubliceerd).

(10)  ST&T Consultants, San Francisco (CA) for Biova LLC, Johnston (IA); februari 2009a (niet gepubliceerd).

(11)  ST&T Consultants, San Francisco (CA); juli 2009c (niet gepubliceerd).

(12)  EFSA Journal 2018; 16(7):5363.

(13)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

(14)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De volgende laatste kolom wordt aan tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) toegevoegd:

„Gegevensbescherming”

2.

De volgende vermelding wordt in alfabetische volgorde in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

Gegevensbescherming

„Eimembraanhydrolysaat

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van levensmiddelen die het bevat, aangeduid met „eimembraanhydrolysaat”.

 

Toelating verleend op 25 november 2018. Deze opname is gebaseerd op door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke bewijzen en wetenschappelijke gegevens die overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 zijn beschermd.

Aanvrager: Biova, LLC, 5800 Merle Hay Rd, Suite 14 PO Box 394 Johnston 50131, Iowa USA. Tijdens de periode van gegevensbescherming mag het nieuwe voedingsmiddel eimembraanhydrolysaat uitsluitend door Biova, LLC in de Unie in de handel worden gebracht, tenzij een volgende aanvrager een toelating voor het nieuwe voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 beschermde wetenschappelijke bewijzen of wetenschappelijke gegevens te verwijzen of met toestemming van Biova, LLC.

Einddatum van de gegevensbescherming: 25 november 2023”

Voedingssupplementen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG, voor de algemene volwassen bevolking

450 mg/dag

3.

De volgende vermelding wordt in alfabetische volgorde in tabel 2 (Specificaties) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificatie

„Eimembraanhydrolysaat

Omschrijving

Het eimembraanhydrolysaat is afgeleid van de eischaalmembranen van kippeneieren. De eischalen ondergaan hydromechanische scheiding om de eimembranen te verkrijgen, die vervolgens verder worden verwerkt met behulp van een geoctrooieerde solubilisatiemethode. Na de solubilisering wordt de oplossing gefiltreerd, geconcentreerd, gesproeidroogd en verpakt.

Kenmerken/Samenstelling

Chemische parameters

Methoden

Totaal stikstofhoudende verbindingen (% m/m): ≥ 88

Verbranding overeenkomstig AOAC 990.03 en AOAC 992.15

Collageen (% m/m): ≥ 15

SircolTM Soluble Collagen Assay

Elastine (% m/m): ≥ 20

FastinTM Elastin Assay

Totaal glucosaminoglycanen (% m/m): ≥ 5

USP26 (chondroitin sulphate K0032 method)

Calcium: ≤ 1 %

 

Fysische parameters

pH: 6,5 — 7,6

As (% m/m): ≤ 8

Vocht (% m/m): ≤ 9

Wateractiviteit: ≤ 0,3

Oplosbaarheid (in water): oplosbaar

Bulkdichtheid: ≥ 0,6 g/cc

Zware metalen

Arseen ≤ 0,5 mg/kg

Microbiologische criteria

Aeroob kiemgetal: ≤ 2 500 kve/g

Escherichia coli: ≤ 5 MWA/g

Salmonella: Negatief (in 25 g)

Coliforme bacteriën: ≤ 10 MWA/g

Staphylococcus aureus: ≤ 10 kve/g

Aantal mesofiele sporen: ≤ 25 kve/g

Aantal thermofiele sporen: ≤ 10 kve/10 g

Gist: ≤ 10 kve/g

Schimmel: ≤ 200 kve/g

Kve: kolonievormende eenheden; MWA = meest waarschijnlijk aantal; USP: United States Pharmacopeia.”