ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 207

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
16 augustus 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Kennisgeving van de inwerkingtreding van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2018/1142 van de Commissie van 14 augustus 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1321/2014 wat betreft de invoering van bepaalde categorieën bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen, de wijziging van de aanvaardingsprocedure van componenten van externe leveranciers en de wijziging van de rechten van opleidings- en onderhoudsorganisaties ( 1 )

2

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1143 van de Commissie van 10 augustus 2018 tot wijziging van de Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG wat betreft de tests op equiene virusarteritis (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5071)  ( 1 )

58

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2017 van het EPO-comité dat is opgericht bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een economische partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, van 3 oktober 2017 betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie en wijzigingen in de lijst van met de Europese Unie geassocieerde landen en gebieden [2018/1144]

65

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

16.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/1


Kennisgeving van de inwerkingtreding van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds

De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (1), trad op 1 augustus 2018 in werking, aangezien de procedure van artikel 116, lid 1, van de samenwerkingsovereenkomst op 20 juli 2018 was voltooid.


(1)  PB L 204 van 31.7.2012, blz. 20.


VERORDENINGEN

16.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/2


VERORDENING (EU) 2018/1142 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2018

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1321/2014 wat betreft de invoering van bepaalde categorieën bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen, de wijziging van de aanvaardingsprocedure van componenten van externe leveranciers en de wijziging van de rechten van opleidings- en onderhoudsorganisaties

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (2) worden uitvoeringsvoorschriften vastgesteld betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij vernoemde taken betrokken organisaties en personen.

(2)

Om een hoog uniform niveau van luchtvaartveiligheid te garanderen, is er op het niveau van de Unie behoefte aan een systeem voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan certificeringspersoneel dat betrokken is bij het onderhoud van ELA1-vliegtuigen en andere luchtvaartuigen dan vliegtuigen en helikopters. Dat systeem moet eenvoudig en evenredig zijn. Er moeten nu de nodige maatregelen worden genomen om een dergelijk systeem op te zetten.

(3)

De bestaande eisen met betrekking tot vergunningen voor certificeringspersoneel dat betrokken is bij het onderhoud van avionica en elektrische systemen van andere dan complexe luchtvaartuigen, zijn niet evenredig met de lagere complexiteit van deze luchtvaartuigen, met name omdat een aanzienlijke hoeveelheid basiskennis alleen relevant is voor complexe luchtvaartuigen. Daarom moet een nieuw bevoegdheidsbewijs worden gecreëerd voor dergelijk personeel. De eisen voor dit nieuwe bevoegdheidsbewijs moeten ervoor zorgen dat het veiligheidsniveau niet wordt verlaagd ten opzichte van het niveau dat wordt bereikt met het bestaande bewijs van bevoegdheid. De invoering van dit nieuwe bevoegdheidsbewijs moet zorgen voor een afname van potentiële veiligheidsrisico's die het gevolg kunnen zijn van het feit dat het personeel dat beschikbaar is voor de onderhoudstaken in kwestie over onvoldoende kwalificaties en niet-passende bewijzen van bevoegdheid beschikt.

(4)

Tijdens de uitvoering van het onderhoud is het gebruikelijk dat personen of organisaties componenten, onderdelen of materiaal van derden gebruiken. Het is noodzakelijk om de risico's te beperken die verbonden zijn met de aanvaarding van dergelijke componenten, onderdelen of materiaal, en met name om ervoor te zorgen dat de betrokken personen en organisaties de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor een goede aanvaarding, classificatie en scheiding ervan.

(5)

Bij het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het agentschap”) is een aanzienlijk aantal gevallen van fraude gemeld die wijzen op een doelbewuste schending van de examennormen die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014. Deze gevallen hadden betrekking op basiskennisexamens die worden uitgevoerd door erkende onderhoudsopleidingsorganisaties voor studenten die de basisopleiding niet hebben gevolgd. Deze situatie heeft geleid tot belangrijke veiligheidsproblemen, met name in het licht van het risico dat houders van bewijzen van bevoegdheid luchtvaartuigen na onderhoud vrijgeven voor gebruik zonder over de vereiste basiskennis te beschikken. De nodige maatregelen moeten worden genomen om deze problemen aan te pakken.

(6)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014 moeten exploitanten van complexe motoraangedreven luchtvaartuigen voor commerciële of niet-commerciële activiteiten ervoor zorgen dat de taken die verband houden met permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid en dat het onderhoud van het luchtvaartuig en de componenten die bestemd zijn voor installatie in dat luchtvaartuig wordt uitgevoerd door een erkende onderhoudsorganisatie. In bepaalde gevallen, zoals bij de uitvoering van niet-commerciële vluchten met lichtere vliegtuigen met twin-turbopropmotoren, staan de inspanningen die dergelijke exploitanten moeten leveren om aan de eisen te voldoen, niet in verhouding tot de voordelen die de toepassing van die eisen oplevert voor de veiligheid van de vluchtuitvoeringen. De eisen die van toepassing zijn in die gevallen, moeten dan ook worden aangepast. Gezien de disproportionele inspanningen om aan de eisen te voldoen, de tijd die nodig is om die eisen aan te passen en het feit dat de niet-toepassing ervan in die gevallen, zolang ze niet zijn aangepast, geen significante risico's oplevert voor de veiligheid van de luchtvaart, moet de toepassing van die eisen voorlopig worden stopgezet en moeten ze pas vanaf een passende latere datum van toepassing worden.

(7)

De gedetailleerde regels betreffende het gebruik van aanhangsel VI van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 zijn per vergissing geschrapt toen Verordening (EU) nr. 1321/2014 gewijzigd is bij Verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie (3). Die vergissing moet worden rechtgezet.

(8)

In bijlage Va bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 zijn bepaalde redactionele fouten vastgesteld die de uitvoering bemoeilijken. Die fouten moeten worden gecorrigeerd.

(9)

Alle betrokken partijen moeten de nodige tijd krijgen om zich aan te passen aan het gewijzigde regelgevingskader dat tot stand is gekomen ten gevolge van de in deze verordening vastgestelde maatregelen. Daarom moeten die maatregelen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van toepassing worden. Gezien het doel van bepaalde maatregelen, en het feit dat de betrokken partijen geen grote inspanningen moeten leveren om zich aan te passen, moeten deze maatregelen echter onmiddellijk van toepassing worden. Bepaalde andere maatregelen vergen grotere inspanningen en moeten daarom vanaf een passende latere datum van toepassing worden; ze hebben betrekking op de overgang van hoofdzakelijk nationale regelgeving naar het gewijzigde EU-regelgevingskader dat in deze verordening is vastgesteld.

(10)

Verordening (EU) nr. 1321/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingediende advies van het agentschap.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5, lid 6, wordt vervangen door:

„6.   Tot op het ogenblik waarop eisen voor certificeringspersoneel van componenten aan deze verordening worden toegevoegd, blijven de in de nationale wetgeving van de relevante lidstaat vastgestelde eisen van kracht, behalve voor onderhoudsorganisaties die buiten de Unie zijn gevestigd; in dat geval worden de eisen vastgesteld door het agentschap.”.

2)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt punt b) geschrapt;

b)

lid 5 wordt geschrapt;

c)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   In afwijking van lid 1, is punt M.A.201, onder g), punten 2 en 3, van bijlage I (deel M), met ingang van 1 januari 2025 van toepassing op vleugelvliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg, die zijn uitgerust met meerdere turbinemotoren en die niet betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen.”.

3)

Bijlage I (deel M) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4)

Bijlage II (deel 145) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

5)

Bijlage III (deel 66) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

6)

Bijlage IV (deel 147) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

7)

Bijlage Va (deel T) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 5 maart 2019.

Hierbij geldt echter het volgende:

1.

Artikel 1, lid 2, onder c), artikel 1, lid 7, en bijlage IV, punt 1, zijn van toepassing met ingang van 5 september 2018.

2.

Voor het onderhoud van ELA1-vliegelvliegtuigen die niet betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen, en van andere luchtvaartuigen dan vliegtuigen en helikopters:

a)

is de eis voor de bevoegde autoriteit om overeenkomstig bijlage III (deel 66) nieuwe of krachtens punt 66.A.70 van die bijlage geconverteerde bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen af te geven, van toepassing met ingang van 1 oktober 2019;

b)

is de eis voor certificeringspersoneel om gekwalificeerd te worden overeenkomstig bijlage III (deel 66), zoals vastgesteld in de punten M.A.606, onder g), en M.A.801, onder b), punt 2, van bijlage I (deel M) en in punt 145.A.30, onder g) en h), van bijlage II (deel 145), van toepassing met ingang van 1 oktober 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie van 16 september 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot aanpassing van de regels voor permanente luchtwaardigheid aan Verordening (EG) nr. 216/2008, kritische onderhoudstaken en toezicht op de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 16)


BIJLAGE I

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

(1)

de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

(a)

Punt M.A.501 wordt vervangen door:

„M.A.501

Classificatie en installatie

(b)

Punt M.A.504 wordt vervangen door:

„M.A.504

Scheiding van componenten”;

(2)

punt M.A.501 wordt vervangen door:

„M.A.501   Classificatie en installatie

a)

Alle componenten dienen in de volgende categorieën te worden geclassificeerd:

(1)

Onderdelen die zich in acceptabele toestand bevinden, zijn vrijgegeven middels een EASA-formulier 1 of gelijkwaardig en zijn gemarkeerd in overeenstemming met subdeel Q van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, tenzij anders gespecificeerd in bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 of in deze bijlage (deel M).

(2)

Onbruikbare componenten die moeten worden onderhouden in overeenstemming met deze verordening.

(3)

Componenten die als niet meer te herstellen zijn geclassificeerd omdat ze hun gecertificeerde levensduur hebben bereikt of een niet-herstelbaar defect hebben.

(4)

Standaardonderdelen die worden gebruikt in een luchtvaartuig, motor, propeller of andere component van een luchtvaartuig, wanneer deze in de onderhoudsgegevens zijn opgenomen en wanneer ze vergezeld gaan van een bewijs van conformiteit dat terug te voeren is op de van toepassing zijnde standaard.

(5)

Grondstoffen en verbruiksmaterialen die tijdens het onderhoud worden gebruikt, indien de organisatie ervan overtuigd is dat deze materialen voldoen aan de voorgeschreven specificatie en de materialen voldoende traceerbaar zijn. Alle materiaal moet vergezeld gaan van documentatie die duidelijk betrekking heeft op het materiaal in kwestie, een conformiteitsverklaring aan de specificatie bevat en tevens gegevens waaruit blijkt van welke fabrikant en leverancier het materiaal afkomstig is.

b)

Componenten, standaardonderdelen en materialen mogen alleen in een luchtvaartuig of een component worden geïnstalleerd als ze zich in goede staat bevinden en voldoen aan de toepasselijke eisen van punt a), en als de component, het standaardonderdeel of het materiaal in kwestie gespecificeerd is in de toepasselijke onderhoudsgegevens.”;

(3)

in punt M.A.502 wordt het bepaalde onder d) vervangen door:

„d)

In afwijking van punt a) en punt M.A.801, onder b), punt 2, mag het in punt M.A.801, onder b), punt 2, vermelde certificeringspersoneel, overeenkomstig de onderhoudsgegevens van componenten, het volgende uitvoeren:

(1)

ander onderhoud dan revisie van componenten, terwijl de component geïnstalleerd is of tijdelijk is verwijderd uit ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt voor commercieel luchtvervoer;

(2)

revisie van motoren en propellers terwijl ze geïnstalleerd zijn of tijdelijk zijn verwijderd uit CS-VLA-, CS-22- en LSA-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt voor commercieel luchtvervoer.

Overeenkomstig punt d) uitgevoerd componentenonderhoud komt niet in aanmerking voor verstrekking van een EASA-formulier 1 en moet voldoen aan de in punt M.A.801 bepaalde vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.”;

(4)

punt M.A.504 wordt vervangen door:

„M.A.504   Scheiding van componenten

a)

Onbruikbare en niet meer te herstellen componenten worden gescheiden van bruikbare componenten, standaardonderdelen en materialen.

b)

Niet meer te herstellen componenten mogen niet opnieuw worden toegelaten in het componententoeleveringssysteem, tenzij de gecertificeerde levensduur verlengd werd of een reparatieoplossing werd goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012.”;

(5)

in punt M.A.606 wordt het bepaalde onder g) vervangen door:

„g)

De onderhoudsorganisatie dient over voldoende certificeringspersoneel te beschikken om certificaten van vrijgave voor gebruik af te geven voor de in de punten M.A.612 en M.A.613 bedoelde luchtvaartuigen en componenten. Het personeel dient te voldoen aan de volgende eisen:

1.

Bijlage III (deel 66) in het geval van luchtvaartuigen;

2.

Artikel 5, lid 6, van deze verordening in het geval van componenten.”;

(6)

in punt M.A.608 wordt het bepaalde onder c) vervangen door:

„c)

De organisatie dient alle binnenkomende componenten, standaardonderdelen en materialen te inspecteren, classificeren en passend te scheiden.”;

(7)

in Aanhangsel VII wordt de eerste zin vervangen door:

„Hieronder worden de complexe onderhoudstaken vermeld waarnaar wordt verwezen in de punten M.A.801, onder b), punt 2, en M.A.801, onder c):”.


BIJLAGE II

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

(1)

de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

(a)

punt 145.A.40 wordt vervangen door:

„145.A.40    Uitrusting en gereedschappen”;

(b)

punt 145.A.42 wordt vervangen door:

„145.A.42    Componenten”;

(2)

in punt wordt 145.A.30 wordt het bepaalde onder f), g), h) en i) vervangen door:

„f)

De organisatie dient te waarborgen dat personeel dat niet-destructieve tests naar de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigstructuren of -componenten uitvoert of controleert, voldoende voor de specifieke niet-destructieve test gekwalificeerd is overeenkomstig de Europese of equivalente door het Agentschap erkende norm. Personeel dat andere gespecialiseerde taken uitvoert, dient voldoende gekwalificeerd te zijn overeenkomstig officieel erkende normen. In afwijking van dit punt mag het personeel vermeld onder punt g) en punt h)(1) en (2), dat in categorie B1, B3 of L gekwalificeerd is overeenkomstig bijlage III (deel 66), penetrantonderzoek met kleurcontrast uitvoeren en/of controleren.

g)

Iedere organisatie die onderhoud aan luchtvaartuigen uitvoert, dient, tenzij anders vermeld onder j), in het geval van lijnonderhoud aan luchtvaartuigen, te beschikken over certificeringspersoneel van categorie B1, B2, B2L, B3 en L, al naargelang van toepassing, overeenkomstig bijlage III (deel 66) en punt 145.A.35 met bevoegdverklaring voor de relevante typen luchtvaartuigen.

Daarnaast mogen dergelijke organisaties ook taakgericht opgeleid certificeringspersoneel met de bevoegdheden beschreven in punt 66.A.20, onder a), punt 1, en 66.A.20, onder a), punt 3, onder ii), en gekwalificeerd overeenkomstig bijlage III (deel 66) en punt 145.A.35, inzetten voor het uitvoeren van eenvoudig periodiek lijnonderhoud en het herstellen van eenvoudige defecten. De beschikbaarheid van dergelijk certificeringspersoneel doet niet af aan het eventuele vereiste van certificeringspersoneel van categorie B1, B2, B2L, B3 en L, al naargelang van toepassing.

h)

Iedere organisatie die onderhoud aan luchtvaartuigen uitvoert, dient, tenzij anders vermeld in punt j):

1.

in het geval van groot onderhoud aan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, te beschikken over certificeringspersoneel van Categorie C overeenkomstig bijlage III (deel 66) en 145.A.35. Daarnaast dient de organisatie te beschikken over voldoende personeel van categorie B1 en B2, al naargelang van toepassing, overeenkomstig bijlage III (deel 66) en punt 145.A.35, met bevoegdverklaring voor het relevante type luchtvaartuigen, om het certificeringspersoneel van Categorie C bijstand te verlenen.

(i)

Ondersteunend personeel van categorie B1 en B2 dient te waarborgen dat alle relevante taken of inspecties overeenkomstig de vereiste norm zijn uitgevoerd voordat certificeringspersoneel van Categorie C het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft.

(ii)

De organisatie dient een register bij te houden met dergelijk ondersteunend personeel van categorie B1 en B2.

(iii)

Het certificeringspersoneel van Categorie C dient te waarborgen dat punt i) is nageleefd en dat al het door de klant vereiste werk gedurende de specifieke controle van het groot onderhoud of het bepaalde pakket werkzaamheden is voltooid, en dient ook de invloed van eventueel niet uitgevoerd werk te beoordelen om te bepalen of het nodig is het werk alsnog uit te voeren of dat met de exploitant kan worden overeengekomen het werk uit te stellen tot een volgende vastgestelde controle of tijdstip.

2.

in het geval van groot onderhoud aan andere luchtvaartuigen dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, de beschikking te hebben over een van de volgende:

(i)

certificeringspersoneel van categorie B1, B2, B2L, B3 en L, naar vereist, overeenkomstig bijlage III (deel 66) en punt 145.A.35 met bevoegdverklaring voor de relevante typen luchtvaartuigen;

(ii)

certificeringspersoneel van categorie C, met bevoegdverklaring, bijgestaan door ondersteunend personeel zoals gespecificeerd in punt 145.A.35, onder a), punt (i).

(i)

Personeel dat componenten certificeert, moet gekwalificeerd zijn overeenkomstig artikel 5, lid 6, en punt 145.A.35.”;

(3)

de punten 145.A.35, onder a) en b), worden vervangen door:

„a)

In aanvulling op de vereisten van punt 145.A.30, onder g) en h), dient de organisatie te waarborgen dat certificeringspersoneel en ondersteunend personeel een adequaat begrip heeft van zowel de relevante luchtvaartuigen en/of componenten die moeten worden onderhouden, als van de bijbehorende organisatieprocedures. In het geval van certificeringspersoneel dient dit te zijn bereikt voordat de certificeringsauthorisatie (opnieuw) word afgegeven. Onder „ondersteunend personeel” wordt verstaan:

1.

personeel met een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen overeenkomstig bijlage III (deel 66) in categorie B1, B2, B2L, B3 en/of L met de juiste bevoegdverklaringen, werkend in een werkomgeving voor groot onderhoud maar niet noodzakelijkerwijs in het bezit van certificeringsautorisaties. Onder „relevante luchtvaartuigen en/of componenten” wordt verstaan:

2.

luchtvaartuigen of componenten die in de certificeringsauthorisatie in kwestie worden gespecificeerd. Onder „certificeringsauthorisatie” wordt verstaan:

3.

de authorisatie die door de organisatie aan leden van het certificeringspersoneel wordt verleend en waarmee wordt gesteld dat zij, binnen de begrenzingen die in een dergelijke authorisatie zijn opgenomen, bevoegd zijn namens de erkende organisatie certificaten van vrijgave voor gebruik te ondertekenen.

b)

Met uitzondering van de in 145.A.30, onder j), en 66.A.20, onder a), punt 3, onder (ii) genoemde gevallen, mag de organisatie uitsluitend een certificeringsauthorisatie aan certificeringspersoneel afgeven met betrekking tot de basiscategorieën of subcategorieën en, behalve voor het bevoegdheidsbewijs van categorie A, alle typebevoegdverklaringen vermeld in het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen zoals vereist bij bijlage III (deel 66), vooropgesteld dat het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen geldig blijft gedurende de geldigheidsperiode van de authorisatie en het certificeringspersoneel blijft voldoen aan ie bijlage III (deel 66).”;

(4)

punt 145.A.40 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

de titel wordt vervangen door:

„145.A.40    Uitrusting en gereedschappen”;

(b)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

De organisatie dient te beschikken over de nodige uitrusting en gereedschappen voor het uitvoeren van de werkzaamheden die onder de erkenning vallen, en dient deze te gebruiken.

(i)

Daar waar de fabrikant een bepaald gereedschap of bepaalde uitrusting voorschrijft, dient de organisatie dat gereedschap of die uitrusting te gebruiken, tenzij door de bevoegde autoriteit via in het handboek beschreven procedures is ingestemd met het gebruik van afwijkend gereedschap of afwijkende uitrusting.

(ii)

Uitrusting en gereedschappen moeten permanent beschikbaar zijn, behalve in het geval van gereedschappen of uitrusting die zo sporadisch worden gebruikt dat permanente beschikbaarheid niet nodig is. Dergelijke gevallen moeten in een handboekprocedure worden opgenomen.

(iii)

Een voor groot onderhoud erkende organisatie dient over voldoende toegangsuitrusting voor luchtvaartuigen en inspectieplatforms/dokken te beschikken zodat het luchtvaartuig op een juiste manier kan worden geïnspecteerd.”;

(5)

punt 145.A.42 wordt vervangen door:

„145.A.42   Componenten

„a)

Classificatie van componenten. Alle componenten dienen in de volgende categorieën te worden geclassificeerd:

(i)

Componenten die zich in aanvaardbare toestand bevinden, voor gebruik zijn vrijgegeven middels een EASA-formulier 1 of het equivalent daarvan en zijn gemarkeerd in overeenstemming met subdeel Q van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, tenzij anders gespecificeerd in bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 of in deze bijlage II (deel 145).

(ii)

Onbruikbare componenten die moeten worden onderhouden in overeenstemming met deze verordening.

(iii)

Componenten die als niet meer te herstellen zijn geclassificeerd omdat ze hun gecertificeerde levensduur hebben bereikt of een niet-herstelbaar defect hebben.

(iv)

Standaardonderdelen die worden gebruikt in een luchtvaartuig, motor, propeller of andere component van een luchtvaartuig, wanneer deze in de onderhoudsgegevens zijn opgenomen en wanneer ze vergezeld gaan van een bewijs van conformiteit dat terug te voeren is op de van toepassing zijnde standaard.

(v)

Grondstoffen en verbruiksmaterialen die tijdens het onderhoud worden gebruikt, indien de organisatie ervan overtuigd is dat deze materialen voldoen aan de vereiste specificatie en de materialen voldoende traceerbaar zijn. Alle materialen moeten vergezeld gaan van documentatie die duidelijk betrekking heeft op de materialen, een conformiteitsverklaring aan de specificatie en gegevens waaruit blijkt van welke fabrikant en leverancier de materialen afkomstig zijn.

b)

Componenten, standaardonderdelen en materialen voor installatie

(i)

De organisatie moet procedures opstellen voor de aanvaarding van componenten, standaardonderdelen en materialen voor installatie, teneinde te garanderen dat de componenten, standaardonderdelen en materialen zich in goede staat bevinden en voldoen aan de toepasselijke eisen van punt a).

(ii)

De organisatie moet procedures opstellen om te garanderen dat componenten, standaardonderdelen en materialen alleen worden geïnstalleerd in een luchtvaartuig of een component als ze zich in goede staat bevinden en voldoen aan de toepasselijke eisen van punt a), en als de component, het standaardonderdeel of het materiaal in kwestie gespecificeerd is in de toepasselijke onderhoudsgegevens.

(iii)

De organisatie mag een beperkte reeks onderdelen fabriceren voor gebruik tijdens lopende werkzaamheden binnen de eigen faciliteit, vooropgesteld dat er procedures hierover zijn opgenomen in het handboek.

(iv)

Onderdelen die zijn vermeld in punt 21.A.307, onder c), van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 worden alleen geïnstalleerd als de eigenaar van het luchtvaartuig van oordeel is dat ze in aanmerking komen voor installatie in zijn luchtvaartuig.

c)

Scheiding van componenten

(i)

Onbruikbare en niet meer te herstellen componenten worden gescheiden van bruikbare componenten, standaardonderdelen en materialen.

(ii)

Niet meer te herstellen componenten mogen niet opnieuw worden toegelaten in het componententoeleveringssysteem, tenzij de gecertificeerde levensduur verlengd werd of een reparatieoplossing werd goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012.”.


BIJLAGE III

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

(1)

in de inhoudsopgave worden de volgende verwijzingen naar aanhangsels VII en VIII toegevoegd:

„Aanhangsel VII — Basiskennisvereisten voor een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorie L

Aanhangsel VIII — Basisexamennormen voor een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorie L”;

(2)

punt 66.A.3 wordt vervangen door:

„66.A.3   Categorieën en subcategorieën van bewijzen van bevoegdheid

Bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen omvatten de volgende categorieën en, voor zover van toepassing, subcategorieën en systeembevoegdverklaringen:

a)

Categorie A, onderverdeeld in de volgende subcategorieën:

A1 Vleugelvliegtuigen turbine;

A2 Vleugelvliegtuigen zuiger;

A3 Helikopters turbine;

A4 Helikopters zuiger.

b)

Categorie B1, onderverdeeld in de volgende subcategorieën:

B1.1 Vleugelvliegtuigen turbine;

B1.2 Vleugelvliegtuigen zuiger;

B1.3 Helikopters turbine;

B1.4 Helikopters zuiger.

c)

Categorie B2

Het bewijs van bevoegdheid van categorie B2 geldt voor alle luchtvaartuigen.

d)

Categorie B2L

Het bewijs van bevoegdheid van categorie B2L geldt voor alle luchtvaartuigen, behalve die in groep 1, zoals uiteengezet in punt 66.A.5, onder 1, en is onderverdeeld in de volgende „systeembevoegdverklaringen”:

communicatie/navigatie (com/nav),

instrumenten,

automatische vlucht,

surveillance,

cascosystemen.

Een bewijs van bevoegdheid van categorie B2L bevat minstens één systeembevoegdverklaring.

e)

Categorie B3

Het bewijs van bevoegdheid van categorie B3 is van toepassing op vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg.

f)

Categorie L, onderverdeeld in de volgende subcategorieën:

L1C: composietzweefvliegtuigen,

L1: zweefvliegtuigen,

L2C: gemotoriseerde composietzweefvliegtuigen en composiet-ELA1-vleugelvliegtuigen,

L2: gemotoriseerde zweefvliegtuigen en ELA1-vleugelvliegtuigen,

L3H: heteluchtballonnen,

L3G: gasballonnen,

L4H: heteluchtzeppelins,

L4G: ELA2-gaszeppelins,

L5: andere gaszeppelins dan ELA2.

g)

Categorie C

Het bewijs van bevoegdheid van categorie C geldt voor vleugelvliegtuigen en helikopters.”;

(3)

punt 66.A.5 wordt vervangen door:

„66.A.5   Luchtvaartuiggroepen

In het kader van bevoegdverklaringen op bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud worden luchtvaartuigen ingedeeld in de volgende groepen:

1.

Groep 1: complexe luchtvaartuigen met motoraandrijving, helikopters met meerdere motoren, vleugelvliegtuigen met een maximaal gecertificeerde vlieghoogte boven FL290, luchtvaartuigen uitgerust met fly-by-wiresystemen, andere gaszeppelins dan ELA2 en andere luchtvaartuigen waarvoor een typebevoegdverklaring vereist is indien het Agentschap dit bepaalt.

Het Agentschap kan ook beslissen om een luchtvaartuig dat beantwoordt aan de in de eerste alinea uiteengezette voorwaarden te classificeren in groep 2, groep 3 of groep 4, al naargelang van toepassing, als het van oordeel is dat dit gerechtvaardigd is door de lagere complexiteit van het luchtvaartuig in kwestie.

2.

Groep 2: andere luchtvaartuigen dan de luchtvaartuigen van groep 1, behorend tot de volgende subgroepen:

(i)

subgroep 2a:

propelleraangedreven vleugelvliegtuig met één turbinemotor,

de vliegtuigen met turbinestraalmotoren en meerdere propellerturbinemotoren die door het Agentschap in deze subgroep zijn geclassificeerd wegens hun lagere complexiteit.

(ii)

subgroep 2b:

helikopters met één turbinemotor,

helikopters met meerdere turbinemotoren die door het Agentschap in deze subgroep zijn geclassificeerd wegens hun lagere complexiteit.

(iii)

subgroep 2c:

helikopters met één zuigermotor,

helikopters met meerdere zuigermotoren die door het Agentschap in deze subgroep zijn geclassificeerd wegens hun lagere complexiteit.

3.

Groep 3: vleugelvliegtuigen met zuigermotor, anders dan die van groep 1.

4.

Groep 4: zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en zeppelins, anders dan die van groep 1.”;

(4)

punt 66.A.20, onder a), wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 66.A.20, onder a), worden de punten 4 en 5 vervangen door:

„4.

Een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van categorie B2L machtigt de houder om certificaten van vrijgave voor gebruik af te geven en op te treden als ondersteunend personeel van categorie B2L voor het volgende:

onderhoud van elektrische systemen;

onderhoud van avionicasystemen, binnen de grenzen van de op het bewijs van bevoegdheid aangetekende systeembevoegdverklaringen, en

voor zover hij houder is van de bevoegdverklaring „cascosysteem”, elektrische en avionicataken binnen de motor- en mechanische systemen, waarbij slechts eenvoudige tests nodig zijn om de luchtwaardigheid ervan aan te tonen.

5.

Een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van categorie B3 machtigt de houder om certificaten van vrijgave voor gebruik af te geven en op te treden als ondersteunend personeel van categorie B3 voor het volgende:

onderhoud aan de vliegtuigconstructie, de motoren en de mechanische en elektrische systemen van het vleugelvliegtuig; en

werkzaamheden aan avionicasystemen waarbij slechts eenvoudige tests nodig zijn om de luchtwaardigheid aan te tonen en waarbij geen probleemoplossing vereist is.”;

b)

de volgende punten 6) en 7) worden toegevoegd:

„6.

Een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van categorie L machtigt de houder om certificaten van vrijgave voor gebruik af te geven en op te treden als ondersteunend personeel van categorie L voor het volgende:

onderhoud aan de structuur, de motoren en de mechanische en elektrische systemen van het luchtvaartuig;

werkzaamheden aan radio-, ELT- (Emergency Locator Transmitters) en transpondersystemen; en

werkzaamheden aan andere avionicasystemen, waarbij eenvoudige tests nodig zijn om de luchtwaardigheid ervan aan te tonen.

Subcategorie L2 omvat subcategorie L1. Elke beperking van subcategorie L2 overeenkomstig punt 66.A.45, onder h), is ook van toepassing op subcategorie L1.

Subcategorie L2C omvat subcategorie L1C.

7.

Een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van categorie C machtigt de houder om certificaten van vrijgave voor gebruik af te geven na groot onderhoud van het luchtvaartuig. De bevoegdheden gelden voor het gehele luchtvaartuig.”;

(5)

in punt 66.A.25 wordt het bepaalde onder a) vervangen door:

„a)

Voor andere bewijzen van bevoegdheid dan die van categorieën B2L en L, dient een aanvrager van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud of van de toevoeging van een categorie of subcategorie aan een dergelijk bewijs van bevoegdheid, aan de hand van een examen aan te tonen dat hij beschikt over kennis van de passende onderwerpmodules overeenkomstig aanhangsel I van bijlage III (deel 66). Het examen dient te voldoen aan de norm in aanhangsel II van bijlage III (deel 66) en wordt afgenomen door een overeenkomstig bijlage IV (deel 147) goedgekeurde opleidingsorganisatie of door de bevoegde autoriteit.”;

(6)

punt 66.A.25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten b) en c) worden vervangen door:

„b)

Een aanvrager van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorie L binnen een bepaalde subcategorie of van de toevoeging van een andere subcategorie, dient aan de hand van een examen aan te tonen dat hij beschikt over kennis van de passende onderwerpmodules overeenkomstig aanhangsel VII van bijlage III (deel 66). Het examen dient te voldoen aan de norm in aanhangsel VIII van bijlage III (deel 66) en wordt afgenomen door een overeenkomstig bijlage IV (deel 147) goedgekeurde opleidingsorganisatie, door de bevoegde autoriteit of met toestemming van de bevoegde autoriteit.

De houder van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van subcategorie B1.2 of categorie B3 wordt geacht te voldoen aan de basiskennisvereisten voor een bewijs van bevoegdheid van subcategorieën L1C, L1, L2C en L2.

De basiskennisvereisten voor subcategorie L4H omvatten de basiskennisvereisten voor subcategorie L3H.

De basiskennisvereisten voor subcategorie L4G omvatten de basiskennisvereisten voor subcategorie L3G.

c)

Een aanvrager van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorie B2L voor een bepaalde „systeembevoegdverklaring”, of voor de toevoeging van een andere „systeembevoegdverklaring”, dient aan de hand van een examen aan te tonen dat hij beschikt over kennis van de passende onderwerpmodules overeenkomstig aanhangsel I van bijlage III (deel 66). Het examen dient te voldoen aan de norm in aanhangsel II van bijlage III (deel 66) en wordt afgenomen door een overeenkomstig bijlage IV (deel 147) goedgekeurde opleidingsorganisatie of door de bevoegde autoriteit.”

b)

de volgende punten d), e) en f) worden toegevoegd:

„d)

De opleidingen moeten zijn gevolgd en de examens moeten zijn afgelegd binnen de 10 jaren die voorafgaan aan de aanvraag van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen of de toevoeging van een categorie of subcategorie aan een dergelijk bewijs van bevoegdheid. Indien dit niet het geval is, kunnen examenvrijstellingen worden verkregen overeenkomstig punt e).

e)

De aanvrager mag bij de bevoegde autoriteit een volledige of gedeeltelijke vrijstelling aanvragen van de basiskennisvereisten voor:

(i)

basiskennisexamens die niet voldoen aan de vereiste van punt d);

(ii)

eventuele andere technische kwalificaties die door de bevoegde autoriteit gelijkwaardig worden geacht aan de kennisnorm van bijlage III (deel 66).

Vrijstellingen worden verleend in overeenstemming met subdeel E van sectie B van de onderhavige bijlage (deel 66).

f)

Vrijstellingen komen te vervallen tien jaar nadat de bevoegde autoriteit ze heeft toegekend aan de aanvrager. Na het vervallen kan de aanvrager nieuwe vrijstellingen aanvragen.”;

(7)

in punt 66.A.30, onder a), worden de volgende punten 2a en 2b ingevoegd:

„2a.

voor categorie B2L:

(i)

drie jaar praktijkervaring met de exploitatie van luchtvaartuigen, die betrekking heeft op de desbetreffende systeembevoegdverklaring(en), als de aanvrager niet eerder een relevante technische opleiding heeft genoten; of

(ii)

twee jaar praktijkervaring met de exploitatie van luchtvaartuigen, die betrekking heeft op de desbetreffende systeembevoegdverklaring(en), en de voltooiing van een opleiding die door de bevoegde autoriteit als relevant wordt beschouwd, als ervaren arbeider in een technisch beroep; of

(iii)

één jaar praktijkervaring met de exploitatie van luchtvaartuigen, die betrekking heeft op de desbetreffende systeembevoegdverklaring(en), en de voltooiing van een basisopleiding die is goedgekeurd overeenkomstig deel 147.

Voor de toevoeging van (een) nieuwe systeembevoegdverklaring(en) aan een bestaand bewijs van bevoegdheid van categorie B2L, is drie maanden praktijkervaring die relevant is voor de nieuwe systeembevoegdverklaring(en) vereist voor elke toegevoegde systeembevoegdverklaring.

2b.

voor categorie L:

(i)

twee jaar praktijkervaring met de exploitatie van luchtvaartuigen, die betrekking heeft op een representatieve dwarsdoorsnede van onderhoudsactiviteiten in de overeenkomstige subcategorie;

(ii)

bij wijze van uitzondering op punt (i), één jaar praktijkervaring met de exploitatie van luchtvaartuigen, die betrekking heeft op een representatieve dwarsdoorsnede van onderhoudsactiviteiten in de overeenkomstige subcategorie, onder voorbehoud van de invoering van de beperking van punt 66.A.45, onder h), punt (ii), punt 3.

Voor de toevoeging van een extra subcategorie aan een bestaand bewijs van bevoegdheid van categorie L, bedraagt de uit hoofde van de punten (i) en (ii) vereiste ervaring respectievelijk 12 en 6 maanden.

De houder van een bewijs van bevoegdheid voor het onderhoud van luchtvaartuigen van categorie/subcategorie B1.2 of B3 wordt geacht te voldoen aan de basiskennisvereisten voor een bewijs van bevoegdheid van de subcategorieën L1C, L1, L2C en L2.”;

(8)

punt 66.A.45 wordt vervangen door:

„66.A.45   Aantekening van bevoegdverklaringen

a)

De houder van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud is uitsluitend gerechtigd tot het uitoefenen van certificeringsbevoegdheden als de betreffende bevoegdverklaringen zijn aangetekend op zijn bewijs:

Voor categorie B1, B2 of C gelden de volgende bevoegdverklaringen:

(i)

voor luchtvaartuigen van groep 1: de bevoegdverklaring voor het betreffende luchtvaartuigtype;

(ii)

voor luchtvaartuigen van groep 2: de bevoegdverklaring voor het betreffende luchtvaartuigtype, voor de fabrikantsubgroep of voor de volledige subgroep;

(iii)

voor luchtvaartuigen van groep 3: de bevoegdverklaring voor het betreffende luchtvaartuigtype of voor de volledige groep;

(iv)

voor luchtvaartuigen van groep 4, voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B2, de bevoegdverklaring voor de volledige groep.

Voor categorie B2L gelden de volgende bevoegdverklaringen:

(i)

voor luchtvaartuigen van groep 2: de bevoegdverklaring voor de betreffende fabrikantsubgroep of voor de volledige subgroep;

(ii)

voor luchtvaartuigen van groep 3: de bevoegdverklaring voor de volledige groep;

(iii)

voor luchtvaartuigen van groep 4: de bevoegdverklaring voor de volledige groep.

Voor categorie B3 is de bevoegdverklaring „vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met max. startmassa van hoogstens 2 000 kg” van toepassing.

Voor categorie 2 gelden de volgende bevoegdverklaringen:

(i)

voor subcategorie L1C, de bevoegdverklaring „composietzweefvliegtuigen”;

(ii)

voor subcategorie L1, de bevoegdverklaring „zweefvliegtuigen”;

(iii)

voor subcategorie L2C, de bevoegdverklaring „gemotoriseerde composietzweefvliegtuigen en composiet-ELA1-vleugelvliegtuigen”;

(iv)

voor subcategorie L2, de bevoegdverklaring „gemotoriseerde zweefvliegtuigen en ELA1-vleugelvliegtuigen”;

(v)

voor subcategorie L3H, de bevoegdverklaring „heteluchtballonnen”;

(vi)

voor subcategorie L3G, de bevoegdverklaring „gasballonnen”;

(vii)

voor subcategorie L4H, de bevoegdverklaring „heteluchtzeppelins”;

(viii)

voor subcategorie L4G, de bevoegdverklaring „ELA2-gaszeppelins”;

(ix)

voor subcategorie L5, de passende bevoegdverklaring voor het type zeppelin.

Voor categorie A is geen bevoegdverklaring vereist, vooropgesteld dat aan de eisen van punt 145.A.35 van bijlage II (deel 145) wordt voldaan.

b)

Voor de aantekening van bevoegdverklaringen voor types luchtvaartuigen dient een van de volgende opleidingen met succes te zijn voltooid:

de relevante opleiding voor luchtvaartuigtypen van categorie B1, B2 of C overeenkomstig aanhangsel III bij bijlage III (deel 66);

in het geval van typebevoegdverklaringen voor gaszeppelins op een bewijs van bevoegdheid van categorie B2 of L5, een typeopleiding die door de bevoegde autoriteit is erkend overeenkomstig punt 66.B.130.

c)

Voor andere bewijzen van bevoegdheid dan die van categorie C moet, naast de vereiste van punt b), voor de aantekening van de eerste bevoegdverklaring voor een luchtvaartuigtype binnen een bepaalde categorie/subcategorie, met succes de overeenkomstige opleiding op de werkplek zijn voltooid. Deze opleiding op de werkplek moet voldoen aan aanhangsel III bij bijlage III (deel 66), behalve in het geval van gaszeppelins; in dit laatste geval wordt ze rechtstreeks erkend door de bevoegde autoriteit.

d)

Bij wijze van uitzondering op de punten b) en c), mogen de typebevoegdverklaringen voor luchtvaartuigen uit de groepen 2 en 3 ook worden aangetekend op een bewijs van bevoegdheid nadat:

met succes het relevante examen voor het luchtvaartuigtype uit categorie B1, B2 of C is afgelegd, overeenkomstig aanhangsel III bij deze bijlage (deel 66);

in het geval van categorieën B1 en B2, praktische ervaring met het luchtvaartuigtype is aangetoond. Hierbij dient de praktijkervaring een representatieve doorsnede te omvatten van de onderhoudswerkzaamheden die relevant zijn voor de categorie waarop de bevoegdverklaring betrekking heeft.

In het geval van een bevoegdverklaring van categorie C, moet voor een persoon die houder is van een academische graad, zoals gespecificeerd in punt 66.A.30, onder a), punt 7, het eerste examen voor het relevante luchtvaartuigtype plaatsvinden op het niveau van categorie B1 of B2.

e)

Voor luchtvaartuigen van groep 2 geldt het volgende:

(i)

om bevoegdverklaringen voor fabrikantensubgroepen aan te tekenen op bewijzen van bevoegdheid van categorie B1 en C, moet de houder van het bewijs van bevoegdheid voldoen aan de eisen inzake bevoegdverklaringen voor minstens twee luchtvaartuigtypen van dezelfde fabrikant, die samen representatief zijn voor de desbetreffende fabrikantensubgroep;

(ii)

om bevoegdverklaringen voor de volledige subgroep aan te tekenen op bewijzen van bevoegdheid van categorieën B1 en C, moet de houder van het bewijs van bevoegdheid voldoen aan de eisen inzake bevoegdverklaringen voor minstens drie luchtvaartuigtypen van verschillende fabrikanten, die samen representatief zijn voor de toepasselijke subgroep;

(iii)

om bevoegdverklaringen voor de fabrikantensubgroep en de volledige subgroep aan te tekenen op bewijzen van bevoegdheid van categorieën B2 en B2L, moet de houder van het bewijs van bevoegdheid aantonen dat hij over praktische ervaring beschikt, waaronder een representatieve dwarsdoorsnede van onderhoudsactiviteiten die relevant zijn voor de categorie van het bewijs van bevoegdheid en voor de desbetreffende luchtvaartuigsubgroep en, in het geval van bewijzen van bevoegdheid van categorie B2L, voor de toepasselijke systeembevoegdverklaring(en);

(iv)

bij wijze van uitzondering op punt e), onder (iii), heeft de houder van een bewijs van bevoegdheid van categorie B2 of B2L, met een bevoegdverklaring voor de volledige subgroep 2b, recht op een bevoegdverklaring voor de volledige subgroep 2c.

f)

Voor luchtvaartuigen van groep 3 en 4 geldt het volgende:

(i)

om de volledige bevoegdverklaring voor groep 3 aan te tekenen op bewijzen van bevoegdheid van categorieën B1, B2, B2L en C en om de volledige bevoegdverklaring van groep 4 aan te tekenen op bewijzen van bevoegdheid van categorieën B2 en B2L, moeten de houders van de bewijzen van bevoegdheid aantonen dat zij over praktijkervaring beschikken, waaronder een representatieve dwarsdoorsnede van onderhoudsactiviteiten die relevant zijn voor de categorie van het bewijs van bevoegdheid en voor groep 3 of 4, al naargelang van toepassing;

(ii)

tenzij de aanvrager aantoont dat hij over passende ervaring beschikt, gelden voor bevoegdverklaringen voor groep 3 op bewijzen van bevoegdheid van categorie B1 de volgende beperkingen, welke worden aangetekend op het bewijs van bevoegdheid:

vliegtuigen met drukcabine,

vliegtuigen met metalen structuur,

vliegtuigen met composietstructuur,

vliegtuigen met houten structuur,

vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

(iii)

bij wijze van uitzondering op punt f), onder (i), heeft de houder van een bewijs van bevoegdheid van categorie B2L met een bevoegdverklaring voor de volledige subgroep 2a of 2b, het recht om een bevoegdverklaring voor de groepen 3 en 4 te krijgen.

g)

Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B3:

(i)

moet de aanvrager van de bevoegdverklaring „Vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg” aantonen dat hij over praktijkervaring beschikt, waaronder een representatieve dwarsdoorsnede van onderhoudsactiviteiten die relevant zijn voor de categorie waarop het bewijs van bevoegdheid betrekking heeft;

(ii)

tenzij de aanvrager aantoont dat hij over passende ervaring beschikt, gelden voor de in punt (i) bedoelde bevoegdverklaring de volgende beperkingen, welke worden aangetekend op het bewijs van bevoegdheid:

vliegtuigen met houten structuur,

vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel,

vliegtuigen met metalen structuur,

vliegtuigen met composietstructuur,

h)

Voor alle subcategorieën van bewijzen van bevoegdheid van categorie L, behalve L5, geldt het volgende:

(i)

bevoegdverklaringen worden pas aangetekend wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat hij over praktijkervaring beschikt, waaronder een representatieve dwarsdoorsnede van onderhoudsactiviteiten die relevant zijn voor de subcategorie van het bewijs van bevoegdheid;

(ii)

tenzij de aanvrager aantoont dat hij over passende ervaring beschikt, gelden voor de bevoegdverklaringen de volgende beperkingen, welke worden aangetekend op het bewijs van bevoegdheid:

1.

voor de bevoegdverklaringen„zweefvliegtuigen” en „gemotoriseerde zweefvliegtuigen en ELA1-vleugelvliegtuigen”:

luchtvaartuigen met een houten structuur bedekt met textiel,

luchtvaartuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel,

luchtvaartuigen met metalen structuur,

luchtvaartuigen met metalen structuur,

2.

voor de bevoegdverklaring „gasballonnen”:

andere dan ELA1-gasballonnen; en

3.

als de aanvrager bewijzen heeft ingediend van slechts één jaar ervaring overeenkomstig de afwijking in punt 66.A.30, punt a), onder 2 ter), punt (ii), wordt de volgende beperking aangetekend op het bewijs van bevoegdheid:

„complexe onderhoudstaken zoals bepaald in aanhangsel VII bij bijlage I (deel M), standaardwijzigingen zoals bepaald in punt 21.A.90B van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 en standaardherstellingen zoals bepaald in punt 21.A.431B van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.”

De houder van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van subcategorie B1.2, waarop de bevoegdverklaring voor groep 3 is aangetekend, of van categorie B3, waarop de bevoegdverklaring „vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg” is aangetekend, wordt geacht te voldoen aan de eisen voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid van de subcategorieën L1 en L2, met de overeenkomstige volledige bevoegdverklaringen en dezelfde beperkingen als het bewijs van bevoegdheid van categorie B1.2/B3 waarvan hij houder is.”;

(9)

in punt 66.A.50 wordt het bepaalde onder a) vervangen door:

„a)

Beperkingen aangetekend op een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud vormen uitsluitingen van de certificeringsbevoegdheden en, in het geval van de in punt 66.A.45 vermelde beperkingen, hebben gevolgen voor het luchtvaartuig als geheel.”;

(10)

in punt 66.A.70, het bepaalde onder c) en d) vervangen door:

„c)

Voor zover nodig bevat het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen beperkingen overeenkomstig punt 66.A.50, teneinde de verschillen weer te geven tussen:

(i)

het toepassingsgebied van de kwalificatie van het certificeringspersoneel die geldig was voor de inwerkingtreding van de in deze bijlage (deel 66) bepaalde toepasselijke categorie of subcategorie van het bewijs van bevoegdheid;

(ii)

de basiskennisvereisten en de basisexamennormen die zijn vastgesteld in aanhangsels I en II bij deze bijlage (deel 66).

d)

Voor andere luchtvaartuigen dan grote luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door vergunde luchtvaartmaatschappijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, en voor ballonnen, zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen en zeppelins, bevat het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud, bij wijze van uitzondering op punt c), beperkingen overeenkomstig punt 66.A.50 teneinde te garanderen dat de rechten waarover het certificeringspersoneel beschikte in de lidstaat voor de inwerkingtreding van de toepasselijke categorie/subcategorie van het deel 66-bevoegdheidsbewijs en die van het geconverteerde deel 66-bevoegheidsbewijs, ongewijzigd blijven.”;

(11)

in punt 66.B.100 wordt het bepaalde onder b) vervangen door:

„b)

De bevoegde autoriteit verifieert de examenstatus van een aanvrager en/of bevestigt de geldigheid van eventuele vrijstellingen teneinde te garanderen dat alle modulevereisten van aanhangsel I of aanhangsel VII, al naargelang van toepassing, zijn nageleefd overeenkomstig deze bijlage (deel 66).”;

(12)

punt 66.B.110 wordt vervangen door:

„66.B.110   Procedure voor de wijziging van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud om een bijkomende basiscategorie of subcategorie toe te voegen

a)

Bij voltooiing van de procedures, zoals bepaald in punten 66.B.100 of 66.B.105, tekent de bevoegde autoriteit de bijkomende basiscategorie, subcategorie of, voor categorie B2L, systeembevoegdverklaring(en) aan op het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud met een stempel en een handtekening ofwel geeft ze het bewijs opnieuw af.

b)

De archieven van de bevoegde autoriteiten worden dienovereenkomstig bijgewerkt.

c)

Op verzoek van de aanvrager vervangt de bevoegde autoriteit een bewijs van bevoegdheid van categorie B2L door een bewijs van bevoegdheid van categorie B2 waarop dezelfde bevoegdverklaring(en) is (zijn) aangetekend, als de houder:

(i)

aan de hand van een examen heeft aangetoond dat hij op de hoogte is van de verschillen tussen de basiskennisvereisten voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B2L, waarvan hij houder is, en de basiskennisvereisten van het bewijs van bevoegdheid van categorie B2, zoals uiteengezet in aanhangsel I;

(ii)

heeft aangetoond dat hij over de bij aanhangsel IV vereiste praktijkervaring beschikt.

d)

In het geval van een houder van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van subcategorie B1.2, met een bevoegdverklaring voor groep 3, of van categorie B3, met een bevoegdverklaring voor „Vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg”, geeft de bevoegde autoriteit, op aanvraag, een bewijs van bevoegdheid met alle bevoegdverklaringen af van subcategorieën L1 en L2, met dezelfde beperkingen als het bewijs van bevoegdheid van categorie B1.2/B3 waarvan de aanvrager houder is.”;

(13)

in punt 66.B.115 wordt het bepaalde onder f) vervangen door:

„f)

de bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de naleving van de praktische elementen van de typeopleiding op een van de onderstaande wijzen wordt aangetoond:

(i)

door de indiening van gedetailleerde van praktijkopleidingsgegevens of een logboek van de organisatie die de cursus heeft verstrekt, rechtstreeks goedgekeurd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig punt 66.B.130;

(ii)

door een opleidingscertificaat, voor zover beschikbaar, dat betrekking heeft op de praktijkopleiding, afgegeven door een onderhoudsopleidingorganisatie die is goedgekeurd overeenkomstig bijlage IV (deel 147).”;

(14)

in punt 66.B.125, onder b), wordt punt 1 vervangen door:

„1.

voor categorie B1 of C:

helikopter zuigermotor, volledige groep: omgezet in „volledige subgroep 2c” plus de bevoegdverklaringen voor de helikopters met één zuigermotor die onder groep 1 vallen;

helikopter zuigermotor, fabrikantgroep: omgezet in de bijbehorende „fabrikantsubgroep 2c” plus de typebevoegdverklaringen voor de helikopters met één zuigermotor van de betreffende fabrikant die onder groep 1 vallen;

helikopter turbinemotor, volledige groep: omgezet in „volledige subgroep 2b” plus de bevoegdverklaringen voor de helikopters met één turbinemotor die onder groep 1 vallen;

helikopter turbinemotor, fabrikantgroep: omgezet in de bijbehorende „fabrikantsubgroep 2b” plus de bevoegdverklaringen voor de helikopters met enkele turbinemotor van de betreffende fabrikant die onder groep 1 vallen;

vleugelvliegtuig met één zuigermotor — metalen structuur, volledige groep dan wel fabrikantgroep: omgezet in „volledige groep 3”. Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B1 worden de volgende beperkingen opgenomen: vliegtuigen met een composietstructuur, vliegtuigen met een houten structuur en vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

vleugelvliegtuig met meerdere zuigermotoren — metalen structuur, volledige groep dan wel fabrikantgroep: omgezet in „volledige groep 3” plus de bevoegdverklaringen voor de types vliegtuigen met meerdere zuigermotoren van de overeenkomstig volledige groep/fabrikantgroep die onder groep 1 vallen. Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B1 worden de volgende beperkingen opgenomen: vliegtuigen met een composietstructuur, vliegtuigen met een metalen structuur en vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

vleugelvliegtuig één zuigermotor — houten structuur, volledige groep dan wel fabrikantgroep: omgezet in „volledige groep 3”. Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B1 worden de volgende beperkingen opgenomen: vliegtuigen met drukcabine, vliegtuigen met een metalen structuur, vliegtuigen met een composietstructuur en vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

vleugelvliegtuig met meerdere zuigermotoren — houten structuur, volledige groep dan wel fabrikantgroep: omgezet in „volledige groep 3”. Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B1 worden de volgende beperkingen opgenomen: vliegtuigen met drukcabine, vliegtuigen met een metalen structuur, vliegtuigen met een composietstructuur en vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

vleugelvliegtuig één zuigermotor — composietstructuur, volledige groep dan wel fabrikantgroep: omgezet in „volledige groep 3”. Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B1 worden de volgende beperkingen opgenomen: vliegtuigen met drukcabine, vliegtuigen met metalen structuur, vliegtuigen met houten structuur en vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

vleugelvliegtuig met meerdere zuigermotoren — composietstructuur, volledige groep dan wel fabrikantgroep: omgezet in „volledige groep 3”. Voor het bewijs van bevoegdheid van categorie B1 worden de volgende beperkingen opgenomen: vliegtuigen met drukcabine, vliegtuigen met metalen structuur, vliegtuigen met houten structuur en vliegtuigen met een structuur van metalen buizen bedekt met textiel;

vliegtuig met turbinemotor - één motor, volledige groep: geconverteerd in „volledige subgroep 2a” plus de typebevoegdverklaringen voor die vliegtuigen met één turbinemotor waarvoor geen typebevoegdverklaring vereist was in het vorige systeem en die onder groep 1 vallen;

vliegtuig met turbinemotor - één motor, fabrikantgroep: geconverteerd in de overeenkomstige „fabrikantsubgroep 2a” plus de typebevoegdverklaringen voor die vliegtuigen met één turbinemotor van de desbetreffende fabrikant waarvoor geen typebevoegdverklaring vereist was in het vorige systeem en die onder groep 1 vallen;

vliegtuig met turbinemotor - meerdere motoren, volledige groep: geconverteerd in typebevoegdverklaringen voor die vliegtuigen met meerdere turbinemotoren waarvoor geen typebevoegdverklaring vereist was in het vorige systeem.”;

(15)

punt 66.B.130 wordt vervangen door:

„66.B.130   Procedure voor de directe erkenning van luchtvaartuigtypeopleidingen

a)

In het geval van typeopleidingen voor andere luchtvaartuigen dan zeppelins, mag de bevoegde autoriteit goedkeuring verlenen voor typeopleidingen die niet worden verstrekt door een onderhoudsopleidingsorganisatie die is goedgekeurd overeenkomstig bijlage IV (deel 147), krachtens punt 1 van aanhangsel III bij deze bijlage (deel 66). In dergelijke gevallen moet de bevoegde autoriteit over een procedure beschikken om te garanderen dat de typeopleiding voldoet aan aanhangsel III bij deze bijlage (deel 66).

b)

In het geval van typeopleidingen voor zeppelins in groep 1 worden de cursussen in alle gevallen rechtstreeks goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit moet over een procedure beschikken om te garanderen dat syllabus voor typeopleidingen voor zeppelins betrekking heeft op alle elementen die zijn opgenomen in de onderhoudsgegevens van de houder van de ontwerpgoedkeuring.”;

(16)

in punt 66.B.200 wordt het bepaalde onder c) vervangen door:

„c)

De basisexamens dienen te beantwoorden aan de norm die gespecificeerd is in aanhangsels I en II of in aanhangsels VII en VIII bij deze bijlage (deel 66), al naargelang van toepassing.”;

(17)

in punt 66.B.305, onder b), wordt het woord „aanhangsel III” vervangen door het woord „aanhangsel I”;

(18)

punt 66.B.405 wordt vervangen door:

„66.B.405   Rapport van examenvrijstelling

a)

Het vrijstellingsrapport dient een vergelijking te bevatten tussen:

(i)

de modules, submodules, onderwerpen en kennisniveaus vermeld in aanhangsel I of VII bij deze bijlage (deel 66), al naargelang van toepassing;

(ii)

de syllabus van de desbetreffende technische kwalificatie, die relevant is voor de specifieke categorie die wordt aangevraagd.

In deze vergelijking moet worden verklaard of de naleving is aangetoond en moet elke verklaring worden gemotiveerd.

b)

Vrijstellingen voor andere examens dan basiskennisexamens die worden afgenomen door onderhoudsopleidingsorganisaties welke zijn goedgekeurd overeenkomstig bijlage IV (deel 147), mogen uitsluitend worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de kwalificatie is verkregen, tenzij anders bepaald in een formele overeenkomst met die bevoegde autoriteit.

c)

Er mag uitsluitend vrijstelling worden verleend als er voor elke module en submodule een verklaring van overeenstemming bestaat waarin is aangegeven waar de gelijkwaardige norm kan worden gevonden in de technische kwalificatie.

d)

De bevoegde autoriteit gaat regelmatig na of wijzigingen hebben plaatsgevonden in het volgende:

(i)

de nationale kwalificatienorm;

(ii)

aanhangsel I of VII bij deze bijlage (deel 66), al naargelang van toepassing.

De bevoegde autoriteit beoordeelt ook of ten gevolge daarvan wijzigingen van het vrijstellingsrapport vereist zijn. Dergelijke wijzigingen moet worden gedocumenteerd, gedateerd en geregistreerd.”;

(19)

in punt 66.B.410 wordt het bepaalde onder c) vervangen door:

„c)

Na het vervallen van vrijstellingen mag de aanvrager nieuwe vrijstellingen aanvragen. De bevoegde autoriteit verlengt de geldigheid van de vrijstellingen voor een aanvullende periode van 10 jaar zonder verder na te gaan of de in aanhangsel I of VII bij deze bijlage (deel 66), als naargelang van toepassing, vastgestelde basiskennisvereisten zijn gewijzigd.”;

(20)

Aanhangsel I wordt als volgt gewijzigd:

(a)

in punt 1 worden de titel en de eerste alinea vervangen door:

Aanhangsel I

Basiskennisvereisten

(behalve voor bewijzen van bevoegdheid van categorie L)

1.   Kennisniveaus voor bewijzen van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorieën A, B1, B2, B2L, B3 en C

De basiskennis voor categorieën A, B1, B2, B2L en B3 wordt aangegeven door kennisniveaus (1, 2 of 3) van elk toepasselijk onderwerp. Aanvragers van categorie C moeten voldoen aan de basiskennisniveaus van ofwel categorie B1, ofwel categorie B2.

(b)

in punt 2 worden de titel, de eerste alinea en de eerste tabel vervangen door:

„2.   Modularisering

De kwalificatie in basisonderwerpen voor elke categorie of subcategorie van het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen dient in overeenstemming te zijn met de volgende matrix, waarbij de toepasselijke onderwerpen met een „X” zijn aangeduid:

 

Voor de categorieën A, B1 en B3:

Onderwerpmodule

A of B1 vleugelvliegtuig met:

A of B1 helikopter met:

B3

 

Turbinemotor(en)

Zuigermotor(en)

Turbinemotor(en)

Zuigermotor(en)

Vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg.

1

X

X

X

X

X

2

X

X

X

X

X

3

X

X

X

X

X

4

X

X

X

X

X

5

X

X

X

X

X

6

X

X

X

X

X

7A

X

X

X

X

 

7B

 

 

 

 

X

8

X

X

X

X

X

9 A

X

X

X

X

 

9 B

 

 

 

 

X

10

X

X

X

X

X

11 A

X

 

 

 

 

11 B

 

X

 

 

 

11C

 

 

 

 

X

12

 

 

X

X

 

13

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

15

X

 

X

 

 

16

 

X

 

X

X

17 A

X

X

 

 

 

17 B

 

 

 

 

X

 

Voor categorieën B2 en B2L:

Onderwerpmodule/-submodules

B2

B2L

1

X

X

2

X

X

3

X

X

4

X

X

5

X

X

6

X

X

7A

X

X

7B

 

 

8

X

X

9 A

X

X

9 B

 

 

10

X

X

11 A

 

 

11 B

 

 

11C

 

 

12

 

 

13.1 en 13.2

X

X

13.3, onder a)

X

X (voor systeembevoegdverklaring „Automatische vlucht”)

13.3, onder b)

X

 

13.4, onder a)

X

X (voor systeembevoegdverklaring „Com/Nav”)

13.4, onder b)

X

X (voor systeembevoegdverklaring „Surveillance”)

13.4, onder c)

X

 

13.5

X

X

13.6

X

 

13.7

X

X (voor systeembevoegdverklaring „Automatische vlucht”)

13.8

X

X (voor systeembevoegdverklaring „Instrumenten”)

13.9

X

X

13.10

X

 

13.11 tot en met 13.18

X

X (voor systeembevoegdverklaring „Cascosystemen”)

13.19 tot en met 13.22

X

 

14

X

X (voor systeembevoegdverklaringen „Instrumenten” en „Cascosystemen”)”

15

 

 

16

 

 

17 A

 

 

17 B

 

 

(c)

in de tabellen van modules 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7A, 8, 9A, 10 en 14, wordt de inhoud van het vakje

NIVEAU

B2

vervangen door:

NIVEAU

B2

B2L

(d)

in de tabel van module 5 wordt „1” vervangen door „—” in submodule 5.5, onder a), voor het B3-bevoegdheidsbewijs;

(e)

in de tabel van module 7B wordt „—” vervangen door „1” in submodule 7.4 voor het B3-bevoegdheidsbewijs;

(f)

in de tabel van module 7B, submodule 7.10, wordt „1” vervangen door „2” voor het B3-bevoegdheidsbewijs;

(g)

in de tabel van module 11A, submodule 11.8, onder b), wordt „1” vervangen door „2” voor het B1.1-bevoegdheidsbewijs;

(h)

in de tabel van module 11a wordt het contextvakje van de eerste kolom van submodule 11.16 vervangen door:

„11.16   Pneumatisch/vacuüm (ATA 36)

 

Lay-out van het systeem;

 

Bronnen: motor/APU, compressoren, tanks, toevoer op de grond;

 

Druk- en vacuümpompen;

 

Drukcontrole;

 

Verdeling;

 

Signaleringen en waarschuwingen;

 

Interfaces met andere systemen.”;

(i)

in de tabel van module 11A wordt het contextvakje van de eerste kolom van submodule 11.20 vervangen door:

„11.20   Cabinesystemen (ATA 44)

De eenheden en componenten die dienen als middel ter vermaak van de passagiers en voor communicatie binnen het luchtvaartuig (Cabin Intercommunication Data System, CIDS) en tussen de cabine van het luchtvaartuig en grondstations (Cabin Network Service, CNS). Dit omvat verzending van spraak, gegevens, muziek en videomateriaal.

CIDS vormt een interface tussen cockpit-/cabinepersoneel en de cabinesystemen. Deze systemen bieden ondersteuning voor gegevensuitwisseling tussen de diverse gerelateerde Line Replaceable Units (LRU4s) en worden gewoonlijk bediend via Flight Attendant Panels (FAP's).

CNS bestaat gewoonlijk uit een server die een interface heeft met onder meer de volgende systemen:

Gegevens-/radiocommunicatie;

Cabin Core System (CCS);

In-flight Entertainment System (IFES);

External Communication System (ECS);

Cabin Mass Memory System (CMMS);

Cabin Monitoring System (CMS);

Overige cabinesystemen (MCS).

CNS kan functies bieden zoals:

toegang tot rapporten vóór vertrek/vertrekrapporten;

toegang tot email/intranet/internet; passagiersdatabase.”;

(j)

in de tabel van module 11B, submodule 11.8, onder b), wordt „3” vervangen door „2” voor het B1.2-bevoegdheidsbewijs;

(k)

in de tabel van module 11B wordt het contextvakje van de eerste kolom van submodule 11.16 vervangen door:

„11.16   Pneumatisch/vacuüm (ATA 36)

 

Lay-out van het systeem;

 

Bronnen: motor/APU, compressoren, tanks, toevoer op de grond;

 

Druk- en vacuümpompen;

 

Drukcontrole;

 

Verdeling;

 

Signaleringen en waarschuwingen;

 

Interfaces met andere systemen.”;

(l)

in de tabel van module 12 wordt het contextvakje van de eerste kolom van submodule 12.16 vervangen door:

„12.16   Pneumatisch/vacuüm (ATA 36)

 

Lay-out van het systeem;

 

Bronnen: motor/APU, compressoren, tanks, toevoer op de grond;

 

Druk- en vacuümpompen;

 

Drukcontrole;

 

Verdeling;

 

Signaleringen en waarschuwingen;

 

Interfaces met andere systemen.”;

(m)

module 13 wordt vervangen door:

„MODULE 13 — AERODYNAMICA, STRUCTUREN EN SYSTEMEN VAN LUCHTVAARTUIGEN

 

NIVEAU

 

B2

B2L

13.1

Vliegtheorie

 

(a)

Aerodynamica en stuurorganen voor luchtvaartuigen

1

Werking en effecten van:

rolbesturing: rolroeren en spoilers;

dompbesturing: hoogteroeren, stabilisatoren, stabilisatoren met veranderlijke instelhoek en canards; en

gierbesturing: richtingsroerbegrenzers;

Bediening met hoogte-rolroeren en ruddervators;

Middelen ter vergroting van de draagkracht: spleten, neuskleppen, kleppen;

Weerstandsinrichtingen: spoilers, liftdumpers, remkleppen; en

Werking en effect van trimvlakken, servovlakken en afwijking van stuurvlakken.

 

(b)

Hogesnelheidsvlucht

1

Geluidssnelheid, subsonische vlucht, transsonische vlucht, supersonische vlucht;

Machgetal, kritisch Machgetal.

 

(c)

Aerodynamica van vliegtuigen met draaiende vleugels

1

Terminologie;

Werking en gebruik van cyclische, collectieve en staartrotorbediening.

 

13.2

Structuren — Algemene concepten

 

Basisbegrippen van structurele systemen

1

Systemen voor zone- en stationidentificatie

2

Elektrische aarding

2

Bescherming tegen blikseminslag.

2

13.3

Automatische vlucht (ATA 22)

 

a)

3

Basisbegrippen van automatische besturing incl. werkingsprincipes en gangbare terminologie;

Verwerking commandosignaal;

Gebruiksmodi: rol-, stamp- en gierkanalen;

Gierdempers;

Stabilisator van de snelle slingering voor helikopters;

Automatische trimbesturing;

Interface met navigatiehulpmiddelen voor automatische piloot;

 

b)

3

Automatische gashendelsystemen;

Automatische landingssystemen: principes en categorieën, gebruiksmodi, naderings-, glijhoek-, landings-, doorstart-, systeemtoezicht en storingsvoorwaarden.

 

13.4

Communicatie/navigatie (ATA 23/34)

 

a)

3

Basisbegrippen van radiogolfvoortplanting, antennes, transmissielijnen, communicatie, zender en ontvanger;

Werkingsprincipes van volgende systemen:

Communicatie op zeer hoge frequentie (Very High Frequency) (VHF);

Communicatie op hoge frequentie (High Frequency) (HF);

Audio;

Plaatsaanduidende noodzenders (ELT's);

Cockpitgeluidsrecorder (CVR);

Very High Frequency omnidirectionele afstand (VOR);

Automatische richtingszoeker (ADF);

Instrumentlandingssysteem (ILS);

Vluchtgeleidingssystemen (FDS); afstandsmeetapparatuur (DME);

Areanavigatie, RNAV-systemen;

Vluchtbeheerssystemen (FMS);

Aardomvattend plaatsbepalingssysteem (GPS), aardomvattende navigatiesatelliet-systemen (GNSS);

Datalink.

 

b)

3

Luchtverkeersleidingstransponder, secundaire bewakingsradar;

Antibotsingsysteem (Traffic Alert and Collision Avoidance System) (TCAS);

Boordweerradar;

Radiohoogtemeter;

Automatisch afhankelijke surveillance-broadcast (Automatic Dependent Surveillance — Broadcast, ADS-B).

 

c)

3

Microgolflandingssysteem (MLS);

Zeer lage frequentie (Very Low Frequency) en hyperbolische navigatie (VLF/Omega);

Dopplernavigatie;

Traagheidsnavigatiesysteem (INS);

Communicatie en rapportering via ARINC (Aircraft Radio Incorporated).

 

13.5

Elektriciteit (ATA 24)

3

Plaatsing en werking van batterijen;

Gelijkstroomopwekking;

Wisselstroomopwekking;

Noodvermogenopwekking;

Spanningsregeling;

Vermogensverdeling;

Stroomomzetters, transformatoren, gelijkrichters;

Circuitbescherming;

Uitwendig vermogen/vermogen op de grond.

 

13.6   Uitrusting en inrichtingen (ATA 25)

Noodvereisten voor elektronische uitrusting;

Ontspanningsvoorzieningen in de cabine.

3

13.7

Stuurorganen (ATA 27)

 

a)

2

Primaire stuurorganen: rolroer, hoogteroer, richtingsroer, spoiler;

Trimbediening;

Actieve belastingcontrole;

Middelen ter vergroting van de draagkracht;

Liftdump, remkleppen;

Systeembediening: manueel, hydraulisch, pneumatisch;

Kunstmatig gevoel, gierdemper, Mach-trim, richtingsroerbegrenzer, roervergrendelingen;

Beschermingssysteem tegen overtrekken.

 

b)

3

Systeembediening: elektrisch, fly-by-wire.

 

13.8

Instrumenten (ATA 31)

3

Classificatie;

Atmosfeer;

Terminologie;

Toestellen en systemen drukmeting;

Pitot-statische systemen;

Hoogtemeters;

Stijg-en daalsnelheidsmeters;

Luchtsnelheidsmeters;

Machmeters;

Systemen voor hoogtemelding/-waarschuwing;

Boordcomputers;

Instrument-pneumatische systemen;

Druk- en temperatuurmeters met directe aflezing;

Temperatuursignaleringssystemen;

Brandstofsignaleringssystemen;

Gyroscopische principes;

Kunstmatige horizonten;

Slipaanwijzers;

Koerstollen;

Grondnaderingswaarschuwingssystemen (GPWS);

Kompassystemen;

Vluchtgegevensregistratiesystemen (FDRS);

Elektronische vlieginstrumentaria (EFIS);

Instrumentwaarschuwingssystemen incl. hoofdwaarschuwingssystemen en gecentraliseerde waarschuwingspanelen;

Waarschuwingssystemen tegen overtrekken en instelhoekaanwijzingssystemen;

Trillingsmeting en -aanduiding;

Glass cockpit.

 

13.9

Lichten (ATA 33)

3

Uitwendig: navigatie, landing, taxiën, ijs;

Inwendig: cabine, cockpit, laadruim;

Nood.

 

13.10

Onderhoudssystemen aan boord (ATA 45)

3

Computers voor gecentraliseerd onderhoud;

Dataopslagsysteem;

Elektronisch bibliotheeksysteem;

Afdrukken;

Bewaken van de constructie (toezicht op schadetolerantie).

 

13.11

Klimaatregeling en cabinedruk (ATA 21)

 

13.11.1

Luchttoevoer

2

Bronnen voor luchttoevoer incl. motoraftaplucht, APU en grondwagen.

 

13.11.2

Klimaatregeling

 

Klimaatregelingssystemen;

2

Machines met luchtcyclus en met dampcyclus;

3

Verdelingssystemen;

1

Bedieningssysteem voor stroming, temperatuur en vochtigheid.

3

13.11.3

Cabinedruk

3

Cabinedruksystemen;

Bediening en signalering incl. regel- en veiligheidskleppen;

Cabinedrukregelaars.

 

13.11.4

Veiligheids- en waarschuwingsinrichtingen

3

Beschermings- en waarschuwingssystemen.

 

13.12

Bescherming tegen brand (ATA 26)

 

a)

3

Vuur- en rookdetectie en waarschuwingssystemen;

Brandblusinstallaties;

Systeemtests.

 

b)

1

Draagbaar blusapparaat.

 

13.13

Brandstofsystemen (ATA 28)

 

Lay-out van het systeem;

1

Brandstoftanks;

1

Toevoersystemen;

1

Lozen, verluchten en aftappen;

1

Dwarstoevoer en overheveling;

2

Signaleringen en waarschuwingen;

3

Bijtanken en aftappen van brandstof;

2

Brandstofsystemen met langsevenwicht.

3

13.14

Hydraulisch vermogen (ATA 29)

 

Lay-out van het systeem;

1

Hydraulische vloeistoffen;

1

Hydraulische tanks en accumulatoren;

1

Drukopwekking: elektrisch, mechanisch, pneumatisch;

3

Nooddrukopwekking;

3

Filters;

1

Drukcontrole;

3

Vermogensverdeling;

1

Signalerings- en waarschuwingssystemen;

3

Interface met andere systemen.

3

13.15

Bescherming tegen regen en ijs (ATA 30)

 

IJsvorming, classificatie en detectie;

2

IJsbestrijdingssystemen: elektrisch, warmelucht en chemisch;

2

Ontijzingsystemen: elektrisch, warme lucht, pneumatisch, chemisch;

3

Regenafstotend middel;

1

Sonde- en afvoerleidingsverwarming;

3

Ruitenwissersystemen.

1

13.16

Landingsgestel (ATA 32)

 

Bouw, schokdemping;

1

Uit- en inklapsystemen: normaal en nood;

3

Signaleringen en waarschuwingen;

3

Wielen, remmen, antislip en automatisch remmen;

3

Banden;

1

Sturing;

3

Lucht-gronddetectie.

3

13.17

Zuurstof (ATA 35)

 

Lay-out van het systeem; cockpit, cabine;

3

Bronnen, opslag, opladen en verdeling;

3

Toevoerregeling;

3

Signaleringen en waarschuwingen.

3

13.18

Pneumatisch/vacuüm (ATA 36)

 

Lay-out van het systeem;

2

Bronnen: motor/APU, compressoren, tanks, toevoer op de grond;

2

Drukcontrole;

3

Verdeling;

1

Signaleringen en waarschuwingen;

3

Interfaces met andere systemen.

3

13.19

Water/Afval (ATA 38)

2

Lay-out van het watersysteem, toevoer, verdeling, onderhoud en aftappen;

Lay-out van het toiletsysteem, doorspoelen en onderhouden.

 

13.20

Geïntegreerde modulaire avionica (IMA) (ATA 42)

3

Kernsysteem;

Netwerkcomponenten.

Noot: Functies die vaak worden geïntegreerd in de IMA-modules (Integrated Modular Avionic) zijn onder meer:

ontluchtingsregeling;

luchtdrukregeling;

luchtventilatie en -regeling;

avionica en cockpitventilatieregeling, temperatuurregeling;

luchtverkeerscommunicatie;

avionica-communicatierouter;

regeling van elektrische belasting;

bewaking van stroomonderbrekers;

elektrisch systeem Built-In Test Equipment (BITE);

brandstofregeling;

rembediening;

besturing;

uitklappen en intrekken van het landingsgestel;

bandenspanningsmeting;

oliedrukmeting;

remtemperatuurbewaking.

 

13.22

Cabinesystemen (ATA 44)

3

De eenheden en componenten die dienen als middel ter vermaak van de passagiers en voor communicatie binnen het luchtvaartuig (Cabin Intercommunication Data System, CIDS) en tussen de cabine van het luchtvaartuig en grondstations (Cabin Network Service, CNS). Dit omvat verzending van spraak, gegevens, muziek en videomateriaal.

CIDS vormt een interface tussen cockpit-/cabinepersoneel en de cabinesystemen. Deze systemen bieden ondersteuning voor gegevensuitwisseling tussen de diverse gerelateerde Line Replaceable Units (LRU4s) en worden gewoonlijk bediend via Flight Attendant Panels (FAP's).

CNS bestaat gewoonlijk uit een server die een interface heeft met onder meer de volgende systemen:

Gegevens-/radiocommunicatie;

Cabin Core System (CCS);

In-flight Entertainment System (IFES);

External Communication System (ECS);

Cabin Mass Memory System (CMMS);

Cabin Monitoring System (CMS);

Overige cabinesystemen (MCS).

CNS kan functies bieden zoals:

toegang tot rapporten vóór vertrek/vertrekrapporten;

toegang tot email/intranet/internet;

passagiersdatabase.

 

13.22

Informatiesystemen (ATA 46)

3

De eenheden en componenten die een middel bieden voor de opslag, het bijwerken en het ophalen van digitale informatie die voorheen op papier, microfilm of microfiche werd verstrekt. Dit omvat eenheden die specifiek bestemd zijn voor de functie opslag en ophalen van informatie, zoals de massaopslag en controller van de elektronische bibliotheek, maar niet eenheden of componenten die geïnstalleerd zijn voor andere doeleinden en gedeeld worden met andere systemen, zoals flight deck printers of schermen voor algemeen gebruik.

Kenmerkende voorbeelden:

Air Traffic and Information Management Systems en netwerkserversystemen.

Aircraft General Information System;

Flight Deck Information System;

Maintenance information system;

Passenger Cabin Information System;

Overige informatiesystemen.”

 

(21)

Aanhangsel II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

Aanhangsel II

Basisexamennormen

(behalve voor bewijzen van bevoegdheid van categorie L)”;

b)

in de punten 2.2.1 tot en met 2.2.10 worden de woorden „Categorie B2” vervangen door de woorden „Categorieën B2 en B2L”;

c)

de punten 2.2.13 en 2.2.14 worden vervangen door:

„2.13.   MODULE 13 — AERODYNAMICA, STRUCTUREN EN SYSTEMEN VAN LUCHTVAARTUIGEN

Categorie B2: 180 meerkeuzevragen en 0 open vragen. Toegestane tijd: 225 minuten. De vragen en toegestane tijd kunnen eventueel worden verdeeld over twee examens.

Categorie B2L:

Systeembevoegdverklaring

Aantal meerkeuzevragen

Toegestane tijd (minuten)

Basisvereisten

(Submodules 13.1, 13.2, 13.5 en 13.9)

28

35

COM/NAV

(Submodule 13.4, onder a))

24

30

INSTRUMENTEN

(Submodule 13.8)

20

25

AUTOMATISCHE VLUCHT

(Submodules 13.3, onder a) en 13.7)

28

35

TOEZICHTMAATREGELEN

(Submodule 13.4, onder b))

8

10

CASCOSYSTEMEN

(Submodules 13.11 tot en met 13.18)

32

40

2,14.   MODULE 14 — VOORTSTUWING

Categorieën B2 en B2L: 24 meerkeuzevragen en 0 open vragen. Toegestane tijd: 30 minuten.

N.B.: Het B2L-examen voor module 14 geldt alleen voor de bevoegdverklaringen „Instrumenten” en „Cascosystemen”.”;

(22)

Aanhangsel III wordt als volgt gewijzigd:

(a)

In punt 1, onder a), wordt punt ii) vervangen door:

„ii)

Dienen te voldoen aan de norm beschreven in punt 3.1 van dit aanhangsel en, voor zover beschikbaar, de relevante elementen die gedefinieerd zijn in het verplichte deel van de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 vastgestelde gegevens betreffende operationele geschiktheid, daar gelaten de eventuele uitzonderingen toegestaan krachtens de verschillentraining als beschreven onder c).”;

(b)

In punt 1, onder b), wordt punt ii) vervangen door:

„ii)

Dienen te voldoen aan de norm beschreven in punt 3.2 van dit aanhangsel en, voor zover beschikbaar, de relevante elementen die gedefinieerd zijn in het verplichte deel van de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 vastgestelde gegevens betreffende operationele geschiktheid, daar gelaten de eventuele uitzonderingen toegestaan krachtens de verschillentraining als beschreven onder c).”;

(c)

in punt 3.1, onder c), worden de voetnoten in de tabel vervangen door:

„1.

Voor zuigermotorvliegtuigen zonder drukcabine met een maximale startmassa lager dan 2 000 kg mag de minimumduur 50 % worden ingekort.

2.

Voor helikopters in groep 2 (volgens de definitie van punt 66.A.5) mag de minimumduur 30 % worden ingekort.”;

(d)

in punt 3.1, onder e), wordt het opleidingsniveau voor het cascosysteem 21A „Luchttoevoer”, dat overeenstemt met de kolom „Helikopters turbine”, vervangen door:

„3

1”;

(e)

in punt 3.1, onder e), wordt het opleidingsniveau voor het cascosysteem 31A „Instrumentsystemen”, dat overeenstemt met de kolom „Helikopters zuiger”, vervangen door:

„3

1”;

(23)

Aanhangsel IV wordt vervangen door:

Aanhangsel IV

Ervaringsvereisten voor verlenging van een deel 66-bevoegdheidsbewijs voor onderhoud aan luchtvaartuigen

Onderstaande tabel bevat de ervaringsvereisten voor het toevoegen van een nieuwe categorie of subcategorie aan een bestaand deel 66-bevoegdheidsbewijs.

De ervaring moet praktische ervaring betreffen bij de exploitatie van luchtvaartuigen in de subcategorie waarop de aanvraag betrekking heeft.

De ervaringseis wordt gehalveerd als de aanvrager een voor de bedoelde subcategorie relevante, erkende deel 147-cursus volledig heeft gevolgd.

Naar

Van

A1

A2

A3

A4

B1.1

B1.2

B1.3

B1.4

B2

B2L

B3

A1

6 maanden

6 maanden

6 maanden

2 jaar

6 maanden

2 jaar

1 jaar

2 jaar

1 jaar

6 maanden

A2

6 maanden

6 maanden

6 maanden

2 jaar

6 maanden

2 jaar

1 jaar

2 jaar

1 jaar

6 maanden

A3

6 maanden

6 maanden

6 maanden

2 jaar

1 jaar

2 jaar

6 maanden

2 jaar

1 jaar

1 jaar

A4

6 maanden

6 maanden

6 maanden

2 jaar

1 jaar

2 jaar

6 maanden

2 jaar

1 jaar

1 jaar

B1.1

Geen

6 maanden

6 maanden

6 maanden

6 maanden

6 maanden

6 maanden

1 jaar

1 jaar

6 maanden

B1.2

6 maanden

Geen

6 maanden

6 maanden

2 jaar

2 jaar

6 maanden

2 jaar

1 jaar

Geen

B1.3

6 maanden

6 maanden

Geen

6 maanden

6 maanden

6 maanden

6 maanden

1 jaar

1 jaar

6 maanden

B1.4

6 maanden

6 maanden

6 maanden

Geen

2 jaar

6 maanden

2 jaar

2 jaar

1 jaar

6 maanden

B2

6 maanden

6 maanden

6 maanden

6 maanden

1 jaar

1 jaar

1 jaar

1 jaar

1 jaar

B2L

6 maanden

6 maanden

6 maanden

6 maanden

1 jaar

1 jaar

1 jaar

1 jaar

1 jaar

1 jaar

B3

6 maanden

Geen

6 maanden

6 maanden

2 jaar

6 maanden

2 jaar

1 jaar

2 jaar

1 jaar

”;

(24)

Aanhangsel V wordt vervangen door:

Aanhangsel V

Aanvraagformulier — EASA-formulier 19

1.

Dit aanhangsel bevat een voorbeeld van het formulier dat wordt gebruikt voor het aanvragen van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud, vermeld in bijlage III (deel 66).

2.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat kan EASA-formulier 19 wijzigen om de nodige extra informatie weer te geven indien nationale bepalingen toelaten of vereisen dat het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud dat is afgegeven in overeenstemming met bijlage III (deel 66) wordt gebruikt buiten de vereiste van bijlage I (deel M) en bijlage II (Deel 145).
Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld
”;

(25)

Aanhangsel VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

Aanhangsel VI – Bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen als bedoeld in Bijlage III (Deel 66) – EASA-formulier 26”;

b)

aan het begin van Aanhangsel VI en vóór het bestaande EASA-formulier 26 wordt de volgende tekst ingevoegd:

„1.

Zie de volgende bladzijden voor een voorbeeld van het in bijlage III (deel 66) bedoelde bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen.

2.

Dit document wordt geprint in de afgebeelde gestandaardiseerde vorm, maar kan worden verkleind zodat het door een computer kan worden gegenereerd. Als het wordt verkleind, moet voldoende ruimte beschikbaar blijven op plaatsen waar officiële stempels of zegels moeten worden aangebracht. Door een computer gegenereerde documenten hoeven niet alle vakken te omvatten, voor zover deze vakken blanco blijven, zolang het document maar duidelijk kan worden herkend als een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen dat overeenkomstig bijlage III (deel 66) is afgegeven.

3.

Het document mag in het Engels of in de officiële taal van de lidstaat van de bevoegde autoriteit worden ingevuld. In het tweede geval wordt een tweede exemplaar in het Engels aan het document gehecht voor houders van een bewijs van bevoegdheid die dat bewijs buiten die lidstaat moeten gebruiken, teneinde te garanderen dat het document wordt begrepen met het oog op wederzijdse erkenning.

4.

Elke houder van een bewijs van bevoegdheid krijgt een uniek nummer dat is opgesteld op basis van een nationale identificatiecode en een alfanumeriek volgnummer.

5.

De pagina's van het document mogen in een andere volgorde dan die van het voorbeeld zijn geordend en hoeven geen scheidingslijnen te hebben, zolang de informatie zo geordend is dat de lay-out van elke pagina duidelijk kan worden afgeleid uit het formaat van het daarin opgenomen voorbeeld van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen.

6.

Het document wordt opgesteld door de bevoegde autoriteit. Het mag echter ook worden opgesteld door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) goedgekeurde onderhoudsorganisatie, als de bevoegde autoriteit hiermee instemt en de voorbereiding plaatsvindt overeenkomstig een procedure die is vastgesteld in het in punt 145.A.70 van bijlage II (deel 145) bedoelde handboek van de onderhoudsorganisatie. De afgifte van het document gebeurt in elk geval door de bevoegde autoriteit.

7.

Wijzigingen van een bestaand bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen worden door de bevoegde autoriteit opgesteld. Dergelijke wijzigingen mogen echter ook worden opgesteld door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) goedgekeurde onderhoudsorganisatie, als de bevoegde autoriteit hiermee instemt en de voorbereiding plaatsvindt overeenkomstig een procedure die is vastgesteld in het in punt 145.A.70 van bijlage II (deel 145) bedoelde handboek van de onderhoudsorganisatie. De wijziging van het document gebeurt in elk geval door de bevoegde autoriteit.

8.

De houder van een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen houdt het bewijs in goede staat en ziet erop toe dat er geen vermeldingen op worden aangebracht zonder toestemming. De niet-naleving van deze regel kan tot gevolg hebben dat het bewijs ongeldig is of dat de houder wordt uitgesloten van certificeringsbevoegdheden. Het kan ook leiden tot vervolging uit hoofde van de nationale wetgeving.

9.

Het overeenkomstig bijlage III (deel 66) afgegeven bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen wordt erkend in alle lidstaten; het is niet nodig het document in te wisselen wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd in een andere lidstaat.

10.

De bijlage bij EASA-formulier 26 is facultatief en mag alleen worden gebruikt om nationale bevoegdheden op te nemen, voor zover die bevoegdheden geregeld zijn bij nationale wetgeving die buiten het bestek van bijlage III (deel 66) valt.

11.

Met betrekking tot de pagina met typebevoegdverklaringen van het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen, kan de bevoegde autoriteit ervoor kiezen deze pagina pas uit te geven op het moment dat de eerste typebevoegdverklaring moet worden aangetekend, en zal zij meer dan één pagina met typebevoegdverklaringen moeten uitgeven als meerdere bevoegdverklaringen moeten worden aangetekend.

12.

Onverminderd punt 11 volgt elke afgegeven pagina het formaat van dit voorbeeld en bevat ze de specifieke informatie voor die pagina.

13.

Op het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen moet duidelijk vermeld zijn dat de beperkingen uitsluitingen van de certificeringsbevoegdheden vormen. Indien er geen beperkingen van toepassing zijn, wordt „geen beperkingen” vermeld op de pagina BEPERKINGEN.

14.

Wanneer een pre-printerformaat wordt gebruikt voor de afgifte van het bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen, wordt elk niet-ingevuld vakje van een categorie, subcategorie of typebevoegdverklaring gemarkeerd om aan te geven dat de bevoegdverklaring niet van toepassing is.”

c)

Formulier 26 wordt vervangen door:

Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld ”;

26.

de volgende aanhangsels VII en VIII worden toegevoegd:

Aanhangsel VII

Basiskennisvereisten voor een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorie L

De definities van de verschillende kennisniveaus die uit hoofde van dit aanhangsel vereist zijn, zijn dezelfde als die van punt 1 van aanhangsel I van bijlage III (deel 66).

Subcategorieën

Modules die vereist zijn voor elke subcategorie (verwijs naar de onderstaande syllabustabel)

L1C: composietzweefvliegtuigen

1L, 2L, 3L, 5L, 7L en 12L

L1: zweefvliegtuigen

1L, 2L, 3L, 4L, 5L, 6L, 7L en 12L

L2C: gemotoriseerde composietzweefvliegtuigen en composiet-ELA1-vleugelvliegtuigen

1L, 2L, 3L, 5L, 7L, 8L en 12L

L2: gemotoriseerde zweefvliegtuigen en ELA1-vleugelvliegtuigen

1L, 2L, 3L, 4L, 5L, 6L, 7L, 8L en 12L

L3H: heteluchtballonnen

1L, 2L, 3L, 9L en 12L

L3G: gasballonnen

1L, 2L, 3L, 10L en 12L

L4H: heteluchtzeppelins

1L, 2L, 3L, 8L, 9L, 11L en 12L

L4G: ELA2-gaszeppelins

1L, 2L, 3L, 8L, 10L, 11L en 12L

L5: gaszeppelins hoger dan ELA2

Basiskennisvereisten voor alle subcategorieën van B1

plus

8L (voor B1.1 en B1.3), 10L, 11L en 12L

INHOUDSOPGAVE

Benaming van de modules

1L

„Basiskennis”

2L

„Menselijke factoren”

3L

„Luchtvaartwetgeving”

4L

„Casco hout/metalen buizen en textiel”

5L

„Casco composiet”

6L

„Casco metaal”

7L

„Casco algemeen”

8L

„Motor”

9L

„Heteluchtballon/heteluchtzeppelin”

10L

„Gasballon/Gaszeppelin (vrij/verankerd)”

11L

„Hetelucht-/gaszeppelins”

12L

„Radio Com/ELT/transponder/instrumenten”

MODULE 1L — BASISKENNIS

 

Niveau

1L.1   Wiskunde

Rekenkunde

Rekenkundige termen en tekens;

Methoden voor vermenigvuldiging en deling;

Breuken en decimalen;

Factoren en veelvouden;

Massa's, maten en conversiefactoren;

Verhouding en evenredigheid;

Gemiddelden en percentages;

Oppervlakten en volumes, kwadraten, derde machten;

Algebra

Eenvoudige algebraïsche uitdrukkingen: optelling, aftrekking, vermenigvuldiging en deling;

Gebruik van haakjes;

Eenvoudige algebraïsche fracties.

Meetkunde

Eenvoudige geometrische constructies;

Grafische voorstelling: soort en gebruik van grafieken.

1

1L.2   Fysica

Stoffen

Aard van stoffen: de chemische elementen;

Chemische samenstelling;

Aggregatietoestanden: vast, vloeibaar en gasvormig;

Veranderingen tussen twee aggregatietoestanden.

Mechanica

Krachten, momenten en koppels, voorstelling in vectoren;

Zwaartepunt;

Spanning, samendrukking, afschuiving en torsie;

Aard en eigenschappen van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen.

Temperatuur

Thermometers en temperatuurschalen: Celsius, Fahrenheit en Kelvin;

Warmtebepaling.

1

1L.3   Elektriciteit

Gelijkspanningscircuits

Wet van Ohm, spannings- en stroomwetten van Kirchoff;

Betekenis van de inwendige weerstand van een voeding;

Weerstandsvermogen/weerstand;

Weerstandkleurencode, waarden en toleranties, voorkeurwaarden, wattagewaarden;

Weerstanden in serie en parallel.

1

1L.4   Aerodynamica/aerostatica

Internationale Standaardatmosfeer (ISA), toepassing op aerodynamica en aerostatica.

Aerodynamica

Luchtstroom rond een lichaam;

Grenslaag, laminaire en turbulente stroming;

Stuwkracht, massa, aerodynamische resultante;

Opwekken van lift en weerstand: invalshoek, polaire kromming, overtrekken.

Aerostatica

Effect op envelopes, effect van wind, hoogte en temperatuur.

1

1L.5   Veiligheid en milieubescherming op de arbeidsplaats

Veilige werkmethoden m.i.v. de te nemen voorzorgen bij werken met elektriciteit, gassen (vooral zuurstof), oliën en chemicaliën;

Etikettering, opslag en verwijdering van materialen die een gevaar vormen voor de veiligheid en het milieu;

Herstelactie in geval van brand of een ander ongeval met een van voornoemde risico's, inclusief de kennis van blusmiddelen.

2


MODULE 2L — MENSELIJKE FACTOREN

 

Niveau

2L.1   Algemeen

De noodzaak om rekening te houden met menselijke factoren;

Incidenten die zijn toe te schrijven aan menselijke factoren/menselijke fout;

Wet van Murphy.

1

2L.2   Menselijke prestaties en beperkingen

Zicht, gehoor, informatieverwerking, aandacht en waarneming, geheugen.

1

2L.3   Sociale psychologie

Verantwoordelijkheid, motivatie, groepsdruk, teamwork.

1

2L.4   Factoren die de prestatie beïnvloeden

Fitheid/gezondheid, stress, slaap, vermoeidheid, alcohol, medicatie, druggebruik.

1

2L.5   De fysieke omgeving

Werkomgeving (klimaat, geluid, verlichting).

1


MODULE 3L — LUCHTVAARTWETGEVING

 

Niveau

3L.1   Regelgevingskader

Rol van de Europese Commissie, het EASA en de nationale luchtvaartautoriteiten;

Toepasselijke delen van deel M en deel 66.

1

3L.2   Reparaties en aanpassingen

Goedkeuring van wijzigingen (reparaties en aanpassingen);

Standaardwijzigingen en standaardreparaties.

2

3L.3   Onderhoudsgegevens

Luchtwaardigheidsaanwijzingen, instructies voor blijvende luchtwaardigheid (AMM, IPC enz.);

Vlieghandboek;

Onderhoudsgegevens.

2


MODULE 4L — CASCO HOUT/METALEN BUIZEN EN TEXTIEL

 

Niveau

4L.1   Casco hout/combinatie van metalen buizen en textiel

Hout, gelaagd hout, kleefstoffen, elektriciteitsvoeding, eigenschappen, machinale bewerking;

Bedekking (bedekkingsmaterialen, kleefstoffen en afwerkingen, natuurlijke en synthetische bedekkingsmaterialen en kleefstoffen);

Verf, assemblage en reparatieprocessen;

Herkenning van schade door overbelasting van hout- en textielstructuren en metalen buizen;

Kwaliteitsverlies van houten componenten en bedekkingen;

Scheurproef (optische procedure, bv. vergrootglas) van metalen componenten. Corrosie en preventieve methoden. Bescherming van de gezondheid en brandveiligheidsmaatregelen.

2

4L.2   Materiaalkunde

Soorten hout, stabiliteit en verspaningseigenschappen;

Buizen en appendages van staal en lichte legeringen, controle van lasnaden op breuken;

Kunststoffen (overzicht, begrip van de eigenschappen);

Verven en verwijderen van verf;

Lijm, kleefstoffen;

Bedekkingsmaterialen en -technologieën (natuurlijke en synthetische polymeren).

2

4L.3   Schade vaststellen

Overbelasting van hout- en textielstructuren en metalen buizen;

Belastingsverplaatsing;

Weerstand tegen vermoeidheid en scheurproeven.

3

4L.4   Uitvoering van praktische werkzaamheden

Vastzetten van pennen, schroeven, kroonmoeren, kabelspanners;

Verbindingshulzen;

Nicopress- en Talurit-herstellingen;

Herstelling van bedekkingen;

Herstelling van doorzichtige delen;

Herstellingen (gelaagd hout, gordingen, leuningen, huidbeplating);

Afstelling van luchtvaartuigen. Berekening van de massabalans en het bewegingsbereik van de stuurvlakken, meting van de bedieningskrachten;

100 uurs/jaarlijkse inspecties van een casco uit hout of een combinatie van metalen buizen en textiel.

2


MODULE 5L — CASCO COMPOSIET

 

Niveau

5L.1   Structuur - Vezelversterkt plastic (Fibre-Reinforced Plastic, FRP)

Basisbeginselen van bouw met vezelversterkt plastic;

Kunsthars (Epoxy, polyester, fenol, vinylesther);

Verstevigingsmaterialen glas, aramide en koolstofvezels, kenmerken;

Vulstoffen;

Ondersteunende kernen (balsa, honingraat, schuimplastic);

Constructies, belastingverplaatsingen (stevig omhulsel van vezelversterkt plastic, sandwiches);

Vaststellen van schade bij overbelasting van componenten;

Procedure voor projecten met vezelversterkt plastic (volgens het handboek van de onderhoudsorganisatie), met inbegrip van opslagomstandigheden van materiaal.

2

5L.2   Materiaalkunde

Thermoharders, thermoplastische polymeren, katalytische stoffen;

Begrip, eigenschappen, technologieën voor machinale bewerking, scheiden, binden;

Harsen voor vezelversterkt plastic: epoxyharsen, polyesterharsen, vinylestherharsen, fenolharsen;

Verstevigingsmaterialen;

Van elementaire vezels tot filamenten (losmiddel, afwerking), weefpatronen;

Eigenschappen van individuele verstevigingsmaterialen (E-glasvezel, aramidevezel, koolstofvezel);

Probleem met systemen die uit meerdere materialen bestaan, matrix;

Adhesie/cohesie, diverse gedragingen van vezelmaterialen;

Vulmaterialen en pigmenten;

Technische vereisten voor vulmaterialen;

Wijziging in de eigenschappen van de harssamenstelling door het gebruik van E-glas, microballon, aerosols, katoen, mineralen, metaalpoeder, organische stoffen;

Samenvoegen van verf, separatietechnologieën;

Ondersteunende materialen;

Honingraten (papier, vezelversterkt plastic, metaal), balsahout, Divinycell (Contizell), ontwikkelingstrends.

2

5L.3   Assemblage van luchtvaartuigconstructies in vezelversterkte composietstructuren

Stevig omhulsel;

Sandwiches;

Assemblage van aerodynamische profielen, rompen, stuurvlakken.

2

5L.4   Schade vaststellen

Gedrag van componenten uit vezelversterkt plastic bij overbelasting;

Vaststellen van delaminatie, losse bindingen;

Frequentie van buigingstrilling in aërodynamische profielen;

Belastingsverplaatsing;

Wrijvingsverbinding en positieve vergrendeling;

Weerstand tegen vermoeidheid en corrosie van metalen onderdelen;

Metaalbinding, oppervlakteafwerking van stalen en aluminium componenten bij binding met vezelversterkt plastic.

3

5L.5   Het maken van vormstukken

Gipsvormen, keramiek voor vormstukken;

GFK-vormen, gel-coating, verstevigingsmaterialen, stijfheidsproblemen;

Metalen vormstukken;

Buiten- en binnenvormstukken (mannelijk/vrouwelijk);

2

5L.6   Uitvoering van praktische werkzaamheden

Vastzetten van pennen, schroeven, kroonmoeren, kabelspanners;

Verbindingshulzen;

Nicopress- en Talurit-herstellingen;

Herstelling van bedekkingen;

Herstelling van stevige omhulsels van vezelversterkt plastic;

Maken van vormstukken/gieten van een component (bv. rompneus, stroomlijnkap van het landingsgestel, vleugeltip en winglet);

Herstelling van sandwichomhulsels waarvan de binnen- en buitenlaag zijn beschadigd;

Herstelling van sandwichomhulsels door druk uit te oefenen met een vacuüm rubberzak;

Herstelling van doorzichtig deel (PMMA) met één- en tweecomponent-kleefmiddelen;

Binding van doorzichtig deel met het frame van de cockpitkap;

Harding van doorzichtige delen en andere componenten;

Herstelling van sandwichomhulsels (kleine herstelling, minder dan 20 cm);

Afstelling van luchtvaartuigen. Berekening van de massabalans en het bewegingsbereik van de stuurvlakken, meting van de bedieningskrachten;

100 uurs/jaarlijkse inspectie van een luchtvaartuigstructuur met vezelversterkt plastic.

2


MODULE 6L — CASCO METAAL

 

Niveau

6L.1   Metalen structuur

Metaalhoudende materialen en halffabrikaten, methoden voor machinale bewerking;

Weerstand tegen vermoeidheid en scheurproeven;

Assemblage van componenten met een metalen constructie, geklonken verbindingen, kleefverbindingen;

Vaststellen van schade bij overbelaste componenten, corrosie-effecten;

Gezondheidsbescherming en voorzorgsmaatregelen tegen brand.

2

6L.2   Materiaalkunde

Staal en staallegeringen;

Lichte metalen en lichte legeringen van deze metalen;

Klinkmaterialen;

Plastic;

Kleuren en verfsoorten;

Kleefmiddelen voor metaal;

Soorten corrosie;

Bedekkingsmaterialen en technologieën (natuurlijk en synthetisch).

2

6L.3   Schade vaststellen

Overbelaste metalen structuren, nivellering, symmetriemeting;

Belastingsverplaatsing;

Weerstand tegen vermoeidheid en scheurproeven;

Vaststellen van losse geklonken verbindingen.

3

6L.4   Assemblage van structuren in metalen en composietconstructie

Huidbeplating;

Spanten;

Langsverstijvers en gordingen;

Spantconstructie;

Problemen met systemen die uit meerdere materialen bestaan.

2

6L.5   Sluitingen

Classificatie voor passing en speling;

Metriek stelsel en Brits meetstelsel;

Overgedimensioneerde bouten.

2

6L.6   Uitvoering van praktische werkzaamheden

Vastzetten van pennen, schroeven, kroonmoeren, kabelspanners;

Verbindingshulzen;

Nicopress- en Talurit-herstellingen;

Herstelling van bedekkingen, oppervlakteschade, technieken voor stopboren;

Herstelling van doorzichtige delen;

Plaatstaal uitsnijden (aluminium en lichte legeringen, staal en legeringen);

Vouwen, buigen, randbewerking, lassen, slaan, effenen, rilrollen;

Klinken van metalen structuren herstellen volgens herstellingsinstructies of -tekeningen;

Beoordeling van klinkfouten;

Afstelling van luchtvaartuigen. Berekening van de massabalans en het bewegingsbereik van de stuurvlakken, meting van de bedieningskrachten;

100 uurs/jaarlijkse inspectie van een metalen structuur.

2


MODULE 7L — CASCO ALGEMEEN

 

Niveau

7L.1   Stuurinrichting

Besturingsinstrumenten in de cockpit: besturingsinstrumenten in de cockpit, kleurmarkeringen, knopvormen;

Oppervlak van besturingsinstrumenten, flappen, oppervlak van luchtremmen, besturingsinstrumenten, scharnieren, lagers, steunen, dubbelwerkende stangen, tuimelaars, hoornen, geleidewielen, kabels, kettingen, buizen, rollers, sporen, uitdrijfschroeven, oppervlakken, bewegingen, smering, stabilisatoren, balancering van besturingsoppervlakken;

Combinatie van besturingsinstrumenten: kleprolroeren, remkleppen;

Trimsystemen.

3

7L.2   Casco

Landingsgestel: kenmerken van landingsgestellen en dempsystemen, uitbreiding, remmen, trommel, schijven, wiel, band, intrekkingsmechanisme, elektrische intrekking, noodgeval;

Bevestigingspunten tussen vleugel en romp, bevestigingspunten tussen staart (vin en staartvlak) en romp, bevestigingspunten van stuurvlakken;

Toegestane onderhoudsmaatregelen;

Slepen: sleep-/hefapparatuur/-mechanisme;

Cabine: stoelen en veiligheidsgordels, lay-out van de cabine, voorruit, ruiten, kasten, bagagecompartimenten, besturingsinstrumenten in de cockpit, verluchtingssysteem van de cabine, blazer

Waterballast: waterreservoirs, leidingen, kleppen, afvoerbuizen, ventilatiegaten, tests;

Brandstofsysteem: tanks, leidingen, filters, ventilatiegaten, afvoeren, vullen, selectieklep, pompen, indicatie, tests, verbindingen;

Hydraulische systemen: lay-out van het systeem, accumulatoren, druk- en vermogendistributie, indicatie:

Vloeistoffen en gassen: hydraulisch, andere vloeistoffen, niveaus, tank, leidingen, kleppen, filter;

Beschermingsmiddelen: brandschotten, brandbescherming, blikseminslag, verbindingen, spanschroeven, vergrendelingsinstallaties, ontladers.

2

7L.3   Sluitingen

Betrouwbaarheid van pennen, klinken, schroeven;

Controlekabels, kabelspanners;

Snelsluithaken (L'Hotellier, SZD, Polen).

2

7L.4   Vergrendelingsuitrusting

Toelaatbaarheid van vergrendelingsmethoden, vergrendelingspennen, pennen uit verenstaal, borgdraad, stopmoeren, verf;

Snelsluithaken.

2

7L.5

Gewicht en evenwicht

2

7L.6

Reddingssystemen

2

7L.7   Boordmodules

Pitot-statisch systeem, vacuüm-/dynamisch systeem, hydrostatische test;

Vlieginstrumenten: luchtsnelheidsmeter, hoogtemeter, stijg- en daalsnelheidsmeter, verbinding en werking, markeringen;

Lay-out en display, paneel, elektrische bedrading;

Gyroscoop, filters, aanwijzende instrumenten; testen van de werking;

Magnetisch kompas: installatie en kompasijking;

Zweefvliegtuigen. akoestische stijg- en daalsnelheidsmeter, vluchtrecorders, hulpmiddel voor het vermijden van botsingen;

Zuurstofsysteem.

2

7L.8   Installatie en aansluitingen van boordmodules

Vlieginstrumenten, montagevoorschriften (voorwaarden voor noodlandingen overeenkomstig CS-22);

Elektrische bedrading, stroombronnen, soorten accumulatoren, elektrische parameters, elektrische generator, circuitonderbreker, energiebalans, aarde/grond, connectoren, terminals, waarschuwingen, smeltveiligheden, lampen, verlichting, schakelaars, voltmeters, ampèremeters, elektrische drukmeters.

2

7L.9   Aandrijving met zuigermotor

Koppeling tussen motor en casco.

2

7L.10   Propeller

Inspectie;

Vervanging;

Balancering.

2

7L.11   Inklapsysteem

Bediening van de propellerstand;

Inklapsysteem van de motor en/of propeller.

2

7L.12   Procedures voor fysieke inspectie

Schoonmaken, gebruik van verlichting en spiegels;

Meetinstrumenten;

Meting van de deflectie van besturingsoppervlakken;

Aanhaalmoment van schroeven en bouten;

Slijtage van lagers;

Inspectieapparatuur;

Kalibratie van meetinstrumenten.

2


MODULE 8L — MOTOR

 

Niveau

8L.1   Geluidsbeperkingen

Verklaring van het concept „geluidsniveau”;

Geluidscertificaat;

Verbeterde geluidsisolatie;

Mogelijke vermindering van geluidsemissies.

1

8L.2   Zuigermotoren

Viertaktmotor met elektrische ontsteking, luchtgekoeld, vloeistofgekoeld;

Tweetaktmotor;

Draaizuigermotor;

Rendement en factoren die hierop van invloed zijn (druk-volumediagram, vermogenscurve);

Geluidscontroleapparatuur.

2

8L.3   Propeller

Blad, naafkap, achterplaat, accumulatordruk, naaf;

Werking van propellers;

Propeller met verstelbare spoed, propellers die mechanisch, elektrisch en hydraulisch verstelbaar zijn op de grond en in de lucht;

Balancering (statisch, dynamisch);

Geluidsproblemen.

2

8L.4   Motorbedieningsapparaten

Mechanische bedieningsapparaten;

Elektrische bedieningsapparaten;

Tankdisplays;

Functies, kenmerken, typische fouten en aanwijzingen van fouten.

2

8L.5   Slangen

Materiaal en machinale bewerking van brandstof- en olieslangen;

Controle van de levensduur.

2

8L.6   Toebehoren

Bediening van magneto's;

Controle van de onderhoudslimieten;

Bediening van carburatoren;

Onderhoudsinstructies voor typische kenmerken;

Elektrische brandstofpompen;

Bediening van propellermechanismen;

Elektrische bediening van propellermechanismen;

Hydraulische bediening van propellermechanismen.

2

8L.7   Ontstekingssysteem

Constructies: ontsteking met spoelen, magneto's en thyristor;

Rendement van het ontstekings- en voorverwarmingssysteem;

Modules van het ontstekings- en voorverwarmingssysteem;

Inspectie en test van een bougie.

2

8L.8   Inductie- en uitlaatsystemen

Werking en assemblage;

Dempers en verwarmerinstallaties;

Motorgondels en motorkappen;

Inspectie en test;

CO-emissietest.

2

8L.9   Motorbrandstoffen en smeermiddelen

Brandstofkenmerken;

Etikettering, milieuvriendelijke opslag;

Minerale en synthetische smeeroliën en hun parameters: etikettering en kenmerken, toepassing;

Milieuvriendelijke opslag en correcte verwijdering van gebruikte olie.

2

8L.10   Documentatie

Documenten van de fabrikant over de motor en de propeller;

Instructies voor permanente luchtwaardigheid;

Vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM) en onderhoudshandboek voor het luchtvaartuig (Aircraft Maintenance Manual, AMM);

Revisie-interval (Time Between Overhaul, TBO);

Luchtwaardigheidsaanwijzingen (Airworthiness Directive, AD), technische nota's en dienstbulletins.

2

8L.11   Illustratiemateriaal

Cilinderunit met klep;

Carburator;

Magneto-hoogspanning;

Differentiële compressietester voor cilinders;

Oververhitte/beschadigde zuigers;

Bougies van motoren die op verschillende wijze zijn bediend.

2

8L.12   Praktijkervaring

Veiligheid op het werk/voorkomen van ongelukken (omgaan met brandstoffen en smeermiddelen, opstarten van motoren);

Afstellen van stangen voor motorbediening en Bowden-kabels;

Instellen van onbelaste snelheid;

Controle en instellen van het ontstekingstijdstip;

Operationele test van magneto's;

Controle van het ontstekingssysteem;

Testen en reinigen van bougies;

Uitvoering van taken aan de motor die deel uitmaken van een 100-uurs / jaarlijkse inspectie van een vleugelvliegtuig;

Cilindercompressietest;

Statische test en beoordeling van motorproefdraaien;

Documentatie van onderhoudswerkzaamheden, met inbegrip van de vervanging van componenten.

2

8L.13   Gasuitwisseling in verbrandingsmotoren

Viertaktzuigermotor en regelunits;

Energieverliezen;

Ontstekingstijdstip;

Direct stroomgedrag van regelunits;

Wankelmotor en regelunits;

Tweetaktmotor en regelunits;

Spoeling;

Spoelingblower;

Stationair toerental en vermogensbereik.

2

8L.14   Ontsteking, verbranding en carburatie

Ontsteking;

Bougies;

Ontstekingssysteem;

Verbrandingsproces;

Normale verbranding;

Rendement en gemiddelde druk;

Motorslag en octaangetal;

Vorm van de verbrandingskamer;

Brandstof-luchtmengsel in de carburator;

Beginsel van de carburator, carburatorvergelijking;

Enkelvoudige carburator;

Problemen met enkelvoudige carburatoren en oplossingen;

Carburatormodellen;

Lucht-brandstofmengsel tijdens injectie;

Mechanische injectie;

Elektronische injectie;

Continue injectie;

Vergelijking carburator-injectie.

2

8L.15   Vluchtinstrumenten in luchtvaartuigen met injectiemotoren

Bijzondere vluchtinstrumenten (injectiemotor);

Interpretatie van indicaties tijdens een statische test;

Interpretatie van indicaties tijdens de vlucht op diverse vliegniveaus.

2

8L.16   Onderhoud van luchtvaartuigen met injectiemotoren

Documentatie, documenten van de fabrikant enz.;

Algemene onderhoudsinstructies (inspecties per uur);

Functionele tests;

Test op de grond;

Testvlucht;

Opsporen en corrigeren van fouten in het injectiesysteem.

2

8L.17   Veiligheid op de arbeidsplaats en veiligheidsvoorschriften

Veiligheid op de arbeidsplaats en veiligheidsvoorschriften bij werkzaamheden aan injectiesystemen.

2

8L.18   Visuele hulpmiddelen:

Carburator;

Componenten van het injectiesysteem;

Luchtvaartuigen met injectiemotor;

Gereedschap voor werkzaamheden aan injectiesystemen.

2

8L.19   Elektrische aandrijving

Energiesysteem, accumulatoren, installatie;

Elektrische motor;

Controle van hitte, geluid en trillingen;

Testwikkelingen;

Elektrische bedrading en controlesystemen;

Pylon, uit- en inklapsystemen;

Remsystemen van de motor/propeller;

Motorventilatiesystemen;

Praktijkervaring met 100 uurs/jaarlijkse inspecties.

2

8L.20   Straalaandrijving

Installatie van de motor;

Pylon, uit- en inklapsystemen;

Brandbeveiliging;

Brandstofsystemen, met inbegrip van smering;

Systemen voor het starten van de motor, gashulp;

Beoordeling van motorschade;

Motoronderhoud;

Verwijderen, terugplaatsen en testen van motoren;

Praktijkervaring, met voorwaardelijke inspecties / inspecties op basis van de draaitijd / jaarlijkse inspecties;

Voorwaardelijke inspecties.

2

8L.21

Zelfstandige digitale elektronische motorregelapparatuur (FADEC)

2


MODULE 9L — HETELUCHTBALLON/HETELUCHTZEPPELIN

 

Niveau

9L.1   Basisbeginselen en assemblage van heteluchtballonnen/heteluchtzeppelins

Assemblage en individuele onderdelen;

Envelopes;

Envelope-materialen;

Envelope-systemen;

Conventionele en speciale vormen;

Brandstofsysteem;

Brander, branderframe en steunstangen van de brander;

Cilinders met samengeperste gassen, slangen voor samengeperste gassen;

Mand en alternatieve voorzieningen (stoelen);

Accessoires voor afstellen;

Onderhoudswerkzaamheden;

Jaarlijkse/100 uursinspectie;

Logboeken;

Vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM) en onderhoudshandboek voor het luchtvaartuig (Aircraft Maintenance Manual, AMM);

Afstelling en voorbereiding van het opstijgen (vasthouden voor het opstijgen);

Opstijgen.

3

9L.2   Praktijkopleiding

Besturingsinstrumenten, onderhoudswerkzaamheden (volgens het vlieghandboek).

3

9L.3   Envelope

Weefsel;

Naden;

Load tapes, scheurstoppers;

Kroonringen;

Parachuteklep en snelle-leegloopsystemen;

Scheurbaan;

Draaiklep;

Diafragma/kettinglijn (speciale vormen en zeppelins);

Rollen, riemschijven;

Besturings- en draaglijnen;

Knopen;

Temperatuurindicatiestrip, temperatuurvlag, envelopethermometer;

Vliegkabels;

Fittings, karabijnhaken.

3

9L.4   Brander en brandstofsysteem

Spoelen van de brander;

Straal-, vloeistof- en waakvlam-kleppen;

Branders/sproeiers;

Waakvlambranders/sproeiers;

Branderframe;

Brandstofleidingen/-slangen;

Brandstofcilinders, kleppen en fittings.

3

9L.5   Mand en mandophanging (incl. alternatieve voorzieningen)

Soorten manden (incl. alternatieve voorzieningen)

Mandmaterialen: riet en wilgentenen, dierenhuid, hout, bekledingsmaterialen, ophangkabels;

Stoelen, rollagers;

Karabijnsluiting, kluister en pennen;

Steunstangen van de brander;

Bevestigingsriemen van de brandstofcilinder;

Toebehoren.

3

9L.6   Uitrusting

Brandblusser, branddeken;

Instrumenten (afzonderlijk of gecombineerd).

3

9L.7   Kleine herstellingen

Naaien;

Hechten;

Herstellingen van de huid/bekleding van de mand.

3

9L.8   Procedures voor fysieke inspectie

Schoonmaken, gebruik van verlichting en spiegels;

Meetinstrumenten;

Meting van de deflectie van besturingsinstrumenten (alleen voor luchtschepen);

Aanhaalmoment van schroeven en bouten;

Slijtage van lagers (alleen zeppelins);

Inspectieapparatuur;

Kalibratie van meetinstrumenten;

Treksterktetest.

2


MODULE 10L — GASBALLON/GASZEPPELIN (VRIJ/VERANKERD)

 

Niveau

10L.1   Basisbeginselen en assemblage van gasballonnen/luchtschepen

Assemblage van individuele onderdelen;

Materiaal van de envelope en de netstructuur;

Envelope, scheurbaan, noodopening, trouwen en riemen;

Starre gasklep;

Flexibele gasklep (parachute);

Netstructuur;

Mandring;

Manden en toebehoren (met inbegrip van alternatieve voorzieningen);

Paden voor elektrostatische ontlading;

Meertouw en sleepkabel;

Onderhoudswerkzaamheden;

Jaarlijkse inspectie;

Vliegpapieren;

Vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM) en onderhoudshandboek voor het luchtvaartuig (Aircraft Maintenance Manual, AMM);

Afstellen en voorbereiding van het opstijgen;

Opstijgen.

3

10L.2   Praktijkopleiding

Besturingsinstrumenten;

Onderhoudswerkzaamheden (volgens AMM en AFM);

Veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van waterstofgas als stijggas.

3

10L.3   Envelope

Weefsel;

Palen en versteviging van palen;

Scheurbaan en touw;

Parachutes en draaglijnen;

Kleppen en koorden;

Vulleiding, Poeschel-ring en touwen;

Paden voor elektrostatische ontlading;

3

10L.4   Klep

Veren;

Pakkingen;

Schroefverbindingen;

Controlelijnen;

Paden voor elektrostatische ontlading;

3

10L.5   Netstructuur of touwwerk (zonder net)

Soorten net en andere lijnen;

Afmetingen en hoeken van netten;

Netring;

Knoopmethodes;

Paden voor elektrostatische ontlading;

3

10L.6

Mandring

3

10L.7   Mand (incl. alternatieve inrichtingen)

Soorten manden (incl. alternatieve inrichtingen)

Stroppen en knevels;

Ballastsysteem (zakken en ondersteuningen);

Paden voor elektrostatische ontlading;

3

10L.8

Scheurkoord en klepkoorden

3

10L.9

Aanmeerlijn en sleeptouw

3

10L.10   Kleine herstellingen

Hechten;

Touwkabels verbinden.

3

10L.11   Uitrusting

Instrumenten (afzonderlijk of gecombineerd).

3

10L.12   Tuikabel (alleen verankerde gasballonnen (TGB))

Soorten kabels;

Aanvaardbare beschadiging van de kabel;

Kabelwartel;

Kabelklemmen.

3

10L.13   Lier (alleen verankerde gasballonnen)

Soorten lieren;

Mechanisch systeem;

Elektrisch systeem;

Noodsysteem;

Aan de grond vastzetten/verzwaren van de lier.

3

10L.14   Procedures voor fysieke inspectie

Schoonmaken, gebruik van verlichting en spiegels;

Meetinstrumenten;

Meting van de deflectie van besturingsinstrumenten (alleen voor luchtschepen);

Aanhaalmoment van schroeven en bouten;

Slijtage van lagers (alleen zeppelins);

Inspectieapparatuur;

Kalibratie van meetinstrumenten;

Treksterktetest.

2


MODULES 11L — HETELUCHT-/GASZEPPELINS

 

Niveau

11L.1   Basisbeginselen en assemblage van kleine zeppelins

Envelope, ballonetten;

Kleppen, openingen;

Gondel;

Aandrijving;

Vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM) en onderhoudshandboek voor het luchtvaartuig (Aircraft Maintenance Manual, AMM);

Afstellen en voorbereiding van het opstijgen;

3

11L.2   Praktijkopleiding

Besturingsinstrumenten;

Onderhoudswerkzaamheden (volgens AMM en AFM);

3

11L.3   Envelope

Weefsel;

Scheurbaan en touwen;

Kleppen;

Kettinglijnsysteem.

3

11L.4   Gondel (incl. alternatieve voorzieningen)

Soorten gondels (incl. alternatieve voorzieningen);

Cascotypes en -materialen;

Vaststelling van schade.

3

11L.5   Elektrisch systeem

Basisbeginselen m.b.t. elektrische boordcircuits;

Stroombronnen (accumulatoren, bevestiging, ventilatie, corrosie);

Lood-, nikkelcadmium- (NiCd) of andere accumulatoren, droge batterijen;

Generatoren;

Bedrading, elektrische schakelingen;

Smeltveiligheiden;

Externe stroombron;

Energiebalans.

3

11L.6   Aandrijving

Brandstofsysteem: tanks, leidingen, filters, ventilatiegaten, afvoeren, vullen, selectieklep, pompen, indicatie, tests, verbindingen;

Aandrijvingsinstrumenten;

Basisbeginselen m.b.t. metingen en instrumenten;

Toerentalmeting;

Drukmeting;

Temperatuurmeting;

Meting van beschikbare brandstof/vermogen.

3

11L.7   Uitrusting

Brandblusser, branddeken;

Instrumenten (afzonderlijk of gecombineerd).

3


MODULE 12L — RADIO COM/ELT/TRANSPONDER/INSTRUMENTEN

 

Niveau

12L.1   Radio Com/ELT

Kanaalafstand;

Functionele basistest;

Batterijen;

Test- en onderhoudsvoorschriften.

2

12L.2   Transponder

Werkingsbeginsel;

Kenmerkende draagbare configuratie, met inbegrip van een antenne;

Uitleg van standen A, C, S;

Test- en onderhoudsvoorschriften.

2

12L.3   Instrumenten

Draagbare hoogtemeter/stijg- en- daalsnelheidsmeter;

Batterijen;

Functionele basistest.

2

Aanhangsel VIII

Basisexamennorm voor een bewijs van bevoegdheid voor onderhoud van luchtvaartuigen van categorie L.

(a)

De normaliseringsbasis voor examens met betrekking tot de basiskennisvereisten van Aanhangsel VII zijn als volgt:

(i)

alle examens dienen te worden afgelegd met behulp van het meerkeuzesysteem, zoals uiteengezet onder (ii). De onjuiste keuzemogelijkheden dienen even aannemelijk te lijken voor iemand die onbekend is met het onderwerp. Alle keuzemogelijkheden dienen duidelijk verband te houden met de vraag en op elkaar te lijken wat betreft woordgebruik, grammaticale constructie en lengte. Bij numerieke vragen dienen de onjuiste antwoorden betrekking te hebben op procedurefouten, bijvoorbeeld een in verkeerde richting uitgevoerde correctie of een onjuiste omrekening van maateenheden. Het mogen niet zomaar willekeurige getallen zijn.

(ii)

elke meerkeuzevraag moet 3 alternatieve antwoorden hebben waarvan slechts één het juiste antwoord kan zijn; de kandidaat moet over de tijd per module beschikken die gebaseerd is op een nominaal gemiddelde van 75 seconden per vraag.

(iii)

het slaagpercentage voor elke module is 75 %;

(iv)

er worden geen strafpunten gegeven (negatieve punten voor verkeerd beantwoorde vragen);

(v)

het in de vragen vereiste kennisniveau moet in verhouding staan tot het niveau van de technologie van de desbetreffende categorie luchtvaartuigen.

(b)

Het aantal vragen per module is als volgt:

(i)

module 1L „Basiskennis”: 12 vragen. Toegestane tijd: 15 minuten;

(ii)

module 2L „Menselijke factoren”: 8 vragen. Toegestane tijd: 10 minuten;

(iii)

module 3L „Luchtvaartwetgeving”: 24 vragen. Toegestane tijd: 30 minuten;

(iv)

module 4L „Casco hout/metalen buizen en textiel”: 32 vragen. Toegestane tijd: 40 minuten;

(v)

module 5L „Casco composiet”: 32 vragen. Toegestane tijd: 40 minuten;

(vi)

module 6L „Casco metaal”: 32 vragen. Toegestane tijd: 40 minuten;

(vii)

module 7L „Casco algemeen”: 64 vragen. Toegestane tijd: 80 minuten;

(viii)

module 8L „Motor”: 48 vragen. Toegestane tijd: 60 minuten;

(ix)

module 9L „Heteluchtballon/heteluchtzeppelin”: 36 vragen. Toegestane tijd: 45 minuten;

(x)

module 10L „Gasballon/gaszeppelin (vrij/verankerd)”: 40 vragen. Toegestane tijd: 50 minuten;

(xi)

module 11L „Hetelucht-/gaszeppelins”: 36 vragen. Toegestane tijd: 45 minuten;

(xii)

Module 12L „Radio Com/ELT/transponder/instrumenten”: 16 vragen. Toegestane tijd: 20 minuten.

”.

BIJLAGE IV

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

(1)

in punt 147.A.145 wordt het bepaalde onder a) vervangen door:

„a)

Onderhoudsopleidingsorganisaties mogen de navolgende activiteiten ontplooien, voor zover toegestaan door en verricht in overeenstemming met het handboek van de onderhoudsopleidingsorganisatie:

(i)

erkende basisopleidingen verzorgen volgens de syllabus van bijlage III (deel) 66, of delen daarvan;

(ii)

luchtvaartuigtype-/taakopleidingen verzorgen, in overeenstemming met bijlage III (deel) 66;

(iii)

het examineren van cursisten die de basisopleiding of opleiding voor specifieke luchtvaartuigtypen hebben gevolgd bij de desbetreffende onderhoudsopleidingsorganisatie;

(iv)

het examineren van cursisten die nog geen opleiding voor specifieke luchtvaartuigtypen hebben gevolgd bij de desbetreffende onderhoudsopleidingsorganisatie;

(v)

het examineren van cursisten die nog geen basisopleiding hebben gevolgd bij de desbetreffende onderhoudsopleidingsorganisatie, voor zover:

1.

het examen plaatsvindt op een locatie die vermeld is op de erkenning, of

2.

als het plaatsvindt op locaties die niet op het goedkeuringscertificaat zijn vermeld, zoals toegestaan uit hoofde van de punten b) en c),

het wordt uitgevoerd via een Europese centrale vragenbank (ECQB), of

bij gebrek aan een ECQB, selecteert de bevoegde autoriteit de examenvragen;

(vi)

het afgeven van certificaten in overeenstemming met aanhangsel III na het succesvol voltooien van de in punt a), onder (i), (ii), (iii), (iv) en (v), genoemde, erkende basisopleidingen of opleidingen voor specifieke luchtvaartuigtypen en bijbehorende examens, voor zover van toepassing.”;

(2)

Aanhangsels I en II worden vervangen door:

Aanhangsel I

Duur van de basiscursus

De minimale duur van een complete basiscursus is als volgt:

Basiscursus

Duur in uren

Percentage theorieopleiding

A1

800

30–35

A2

650

30–35

A3

800

30–35

A4

800

30–35

B1.1

2 400

50-60

B1.2

2 000

50-60

B1.3

2 400

50-60

B1.4

2 400

50-60

B2

2 400

50-60

B2L

1 500  (*1)

50-60

B3

1 000

50-60

Aanhangsel II

Erkenning als onderhoudsopleidingorganisatie vermeld in bijlage IV (deel 147) — EASA-formulier 11

Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld
”;

(3)

het in aanhangsel III opgenomen EASA-formulier 149, uitgave 2, wordt vervangen door:

Image Tekst van het beeld

(*1)  Dit aantal uren wordt als volgt verhoogd, al naargelang de geselecteerde aanvullende systeembevoegdverklaringen:

Systeembevoegdverklaringen

Duur in uren

Percentage theorieopleiding

COM/NAV

90

50-60

INSTRUMENTEN

55

AUTOMATISCHE VLUCHT

80

TOEZICHTMAATREGELEN

40

CASCOSYSTEMEN

100


BIJLAGE V

Bijlage Va wordt als volgt gewijzigd:

(1)

in de inhoudsopgave wordt punt T.A.501 ingevoegd na „Subdeel E — Onderhoudsorganisatie”:

„T.A.501    Onderhoudsorganisatie”;

(2)

in T.A.201 wordt punt 3 vervangen door:

„3.

De in punt 2 vermelde managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid ziet erop toe dat het onderhoud en de vrijgave van het luchtvaartuig worden verricht door een onderhoudsorganisatie die beantwoordt aan de eisen van subdeel E van deze bijlage (deel T). Wanneer de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid zelf niet aan die eisen voldoet, sluit zij een overeenkomst met een onderhoudsorganisatie die aan die eisen voldoet.”;

(3)

de volgende titel wordt toegevoegd aan subdeel E Onderhoudsorganisatie:

„T.A. 501    Onderhoudsorganisatie”;

(4)

Punt T.A.716 wordt vervangen door:

„T.A.716   Bevindingen

Na ontvangst van een kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig M.B.705 moet de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid een actieplan voor corrigerende maatregelen opstellen en aantonen dat zij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een met de bevoegde autoriteit overeengekomen termijn.”.


BESLUITEN

16.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/58


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1143 VAN DE COMMISSIE

van 10 augustus 2018

tot wijziging van de Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG wat betreft de tests op equiene virusarteritis

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5071)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name artikel 15, onder a), en b), ii), eerste alinea, artikel 16, lid 2, en artikel 19, inleidende zin en onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2009/156/EG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in de Unie van levende paardachtigen. Bij die richtlijn wordt de Commissie gemachtigd tot het vaststellen van, onder meer, de bijzondere voorschriften voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paardachtigen en de invoer van paardachtigen in de Unie.

(2)

Bij Beschikking 92/260/EEG van de Commissie (2) is bepaald dat lidstaten de tijdelijke toelating in de Unie moeten toestaan van geregistreerde paarden die voldoen aan de onder meer in bijlage II, delen A tot en met E, van die beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering.

(3)

Bij Beschikking 93/197/EEG van de Commissie (3) is bepaald dat lidstaten de invoer in de Unie moeten toestaan van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen die voldoen aan de onder meer in bijlage II, delen A tot en met E, van die beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering.

(4)

Indien niet-gecastreerde mannelijke paardachtigen afkomstig zijn uit een derde land waar equiene virusarteritis is gemeld gedurende de zes maanden vóór hun verzending naar de Unie, mogen zij pas in de Unie worden binnengebracht nadat zij met negatief resultaat op equiene virusarteritis zijn getest, of tegen die ziekte zijn ingeënt en regelmatig opnieuw zijn ingeënt.

(5)

Ter aanvulling op de voorschriften van de Unie met betrekking tot testen of vaccinatie van niet-gecastreerde mannelijke paardachtigen die bestemd zijn voor binnenkomst in de Unie, zijn in hoofdstuk 12.9 van de Gezondheidscode voor landdieren („de code”) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE), uitgave 2017 (4), aanbevelingen opgenomen voor het testen van niet-gecastreerde mannelijke paardachtigen op equiene virusarteritis.

(6)

Indien geen monster van het sperma kan worden verkregen om een seropositieve niet-gecastreerde mannelijke paardachtige te testen en ononderbroken vaccinatie niet kan worden bevestigd, is proefdekking van twee seronegatieve merries door een mannelijke paardachtige, zoals beschreven in artikel 12.9.2, punt 4, onder a), van de code, een geschikte alternatieve methode om zich ervan te vergewissen dat die niet-gecastreerde mannelijke paardachtige het equiene-arteritisvirus niet uitscheidt in zijn sperma.

(7)

Wegens tekorten in de voorziening van vaccins tegen equiene virusarteritis moet worden voorzien in een testprotocol voor equiene virusarteritis in overeenstemming met de aanbevelingen van de OIE en moeten de gezondheidscertificaten in bijlage II, delen A tot en met E, van de Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II, delen A tot en met E, van Beschikking 92/260/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Bijlage II, delen A tot en met E, van Beschikking 93/197/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 augustus 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.

(2)  Beschikking 92/260/EEG van de Commissie van 10 april 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden (PB L 130 van 15.5.1992, blz. 67).

(3)  Beschikking 93/197/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (PB L 86 van 6.4.1993, blz. 16).

(4)  http://www.oie.int/index.php?id=169&L=0&htmfile=chapitre_eav.htm


BIJLAGE I

Beschikking 92/260/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen A tot en met E, wordt rubriek III, onder e), v), vervangen door:

„(3) v)

wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk dier betreft ouder dan 180 dagen,

in de afgelopen zes maanden officieel equiene virusarteritis is geconstateerd (3),

of

bij het dier, met gebruikmaking van een op … (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht, met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 (3),

of

een op … (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen monster van het sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat (3),

of

het dier is onderworpen aan een virusisolatietest, een polymerasekettingreactie (PCR) of een realtime-PCR voor equiene virusarteritis die met negatief resultaat is uitgevoerd op een monster van het sperma van het dier dat is gewonnen nadat op … (5), binnen een periode van zes maanden vóór de datum van verzending, een bloedmonster van dat dier is genomen en door middel van een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis met positief resultaat bij een serumverdunning van ten minste 1:4 is getest (3),

of

de mannelijke paardachtige, die eerder met positief resultaat op antilichamen tegen het equiene-arteritisvirus is getest of tegen equiene virusarteritis is ingeënt, binnen een periode van zes maanden vóór de datum van verzending is:

a)

gebruikt voor een proefdekking, op twee opeenvolgende dagen, bij ten minste twee merries die gedurende de zeven dagen vóór en tot ten minste 28 dagen na de proefdekking in isolatie zijn gehouden en zijn onderworpen aan twee serologische tests op equiene virusarteritis met negatieve resultaten bij een serumverdunning van 1:4 op bloedmonsters die bij de proefdekking en ten minste 28 dagen na de proefdekking zijn genomen, en

b)

onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die is uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen 21 dagen vóór verzending op … (5) is genomen:

hetzij met positief resultaat bij een serumverdunning van ten minste 1:4 (3),

hetzij met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 (3),

of

het dier op … (5) onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de vijf hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw is ingeënt (3),

Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis

Opmerking : De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

De bewijsstukken inzake de aan de inenting voorafgaande tests, de inenting en de herhalingsinenting verifiëren.

a)

Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusneutralisatietest bij een serumverdunning van 1:4, negatief is gebleken (3).

b)

Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusneutralisatietest bij een serumverdunning van 1:4, negatief is gebleken (3).

c)

Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd (3).

d)

Het dier is ingeënt nadat het met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 is onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die is uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder is genomen dan zeven dagen na aanvang van een periode van ononderbroken isolatie die tot 21 dagen na de inenting heeft geduurd (3).

e)

Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 250 dagen oud was, nadat het is onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 is uitgevoerd of die op dezelfde dag door hetzelfde laboratorium op twee met een tussenpoos van ten minste 14 dagen genomen bloedmonsters is uitgevoerd met stabiele of afnemende titers (3),

of

van de voorschriften inzake het testen op of vaccineren tegen equiene virusarteritis mag op grond van wetgeving van de Unie, namelijk … (verwijzing naar de toepasselijke rechtshandeling van de Unie invullen), worden afgeweken omdat het dier tijdelijk in de Unie is toegelaten voor deelname aan het in die rechtshandeling gespecificeerde paardensportevenement, het dier afgezonderd blijft van paardachtigen die niet aan het evenement deelnemen, en fokken, met inbegrip van spermawinning, tijdens een tijdelijk verblijf in de Unie verboden is (3);”.

2)

In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen A, B en D, wordt voetnoot 6 geschrapt.

3)

In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen C en E, wordt voetnoot 7 geschrapt.


BIJLAGE II

Beschikking 93/197/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen A, C, D en E, wordt rubriek III, onder e), punt v), vervangen door het volgende:

„(3) v)

waar, wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk dier betreft ouder dan 180 dagen,

in de afgelopen zes maanden officieel geen equiene virusarteritis is geconstateerd (3),

of

bij het dier, met gebruikmaking van een op … (4), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht, met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 (3),

of

een op … (4), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen monster van het sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat (3),

of

het dier is onderworpen aan een virusisolatietest, een polymerasekettingreactie (PCR) of een realtime-PCR voor equiene virusarteritis die met negatief resultaat is uitgevoerd op een monster van het sperma van het dier dat is gewonnen nadat op … (4), binnen een periode van zes maanden vóór de datum van verzending, een bloedmonster van dat dier is genomen en door middel van een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis met positief resultaat bij een serumverdunning van ten minste 1:4 is getest (3),

of

de mannelijke paardachtige, die eerder met positief resultaat op antilichamen tegen het equiene-arteritisvirus is getest of tegen equiene virusarteritis is ingeënt, binnen een periode van zes maanden vóór de datum van verzending is:

a)

gebruikt voor een proefdekking, op twee opeenvolgende dagen, bij ten minste twee merries die gedurende de zeven dagen vóór en tot ten minste 28 dagen na de proefdekking in isolatie zijn gehouden en zijn onderworpen aan twee serologische tests op equiene virusarteritis met negatieve resultaten bij een serumverdunning van 1:4 op bloedmonsters die bij de proefdekking en ten minste 28 dagen na de proefdekking zijn genomen, en

b)

onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die is uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen 21 dagen vóór verzending op … (4) is genomen:

hetzij met positief resultaat bij een serumverdunning van ten minste 1:4 (3),

hetzij met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 (3),

of

het dier op … (4) onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de vijf hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw is ingeënt (3),

Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis

Opmerking : De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

De bewijsstukken inzake de aan de inenting voorafgaande tests, de inenting en de herhalingsinenting verifiëren.

a)

Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusneutralisatietest bij een serumverdunning van 1:4, negatief is gebleken (3).

b)

Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusneutralisatietest bij een serumverdunning van 1:4, negatief is gebleken (3).

c)

Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd (3).

d)

Het dier is ingeënt nadat het met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 is onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die is uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder is genomen dan zeven dagen na aanvang van een periode van ononderbroken isolatie die tot 21 dagen na de inenting heeft geduurd (3).

e)

Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 250 dagen oud was, nadat het is onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 is uitgevoerd of die op dezelfde dag door hetzelfde laboratorium op twee met een tussenpoos van ten minste 14 dagen genomen bloedmonsters is uitgevoerd met stabiele of afnemende titers (3);”.

2)

In het gezondheidscertificaat in bijlage II, deel B, wordt rubriek III, onder e), v), vervangen door het volgende:

„(2) v)

waar, wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk dier betreft ouder dan 180 dagen,

in de afgelopen zes maanden officieel geen equiene virusarteritis is geconstateerd (2),

of

bij het dier, met gebruikmaking van een op … (4), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht, met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 (2),

of

een op … (4), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen monster van het sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat (2),

of

het dier is onderworpen aan een virusisolatietest, een polymerasekettingreactie (PCR) of een realtime-PCR voor equiene virusarteritis die met negatief resultaat is uitgevoerd op een monster van het sperma van het dier dat is gewonnen nadat op … (4), binnen een periode van zes maanden vóór de datum van verzending, een bloedmonster van dat dier is genomen en door middel van een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis met positief resultaat bij een serumverdunning van ten minste 1:4 is getest (2),

of

de mannelijke paardachtige, die eerder met positief resultaat op antilichamen tegen het equiene-arteritisvirus is getest of tegen equiene virusarteritis is ingeënt, binnen een periode van zes maanden vóór de datum van verzending is:

a)

gebruikt voor een proefdekking, op twee opeenvolgende dagen, bij ten minste twee merries die gedurende de zeven dagen vóór en tot ten minste 28 dagen na de proefdekking in isolatie zijn gehouden en zijn onderworpen aan twee serologische tests op equiene virusarteritis met negatieve resultaten bij een serumverdunning van 1:4 op bloedmonsters die bij de proefdekking en ten minste 28 dagen na de proefdekking zijn genomen, en

b)

onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die is uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen 21 dagen vóór verzending op … (4) is genomen:

hetzij met positief resultaat bij een serumverdunning van ten minste 1:4 (2),

hetzij met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 (2),

of

het dier op … (4) onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de vijf hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw is ingeënt (2),

Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis

Opmerking : De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

De bewijsstukken inzake de aan de inenting voorafgaande tests, de inenting en de herhalingsinenting verifiëren.

a)

Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusneutralisatietest bij een serumverdunning van 1:4, negatief is gebleken (2).

b)

Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusneutralisatietest bij een serumverdunning van 1:4, negatief is gebleken (2).

c)

Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd (2).

d)

Het dier is ingeënt nadat het met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 is onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die is uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder is genomen dan zeven dagen na aanvang van een periode van ononderbroken isolatie die tot 21 dagen na de inenting heeft geduurd (2).

e)

Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 250 dagen oud was, nadat het is onderworpen aan een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis die met negatief resultaat bij een serumverdunning van 1:4 is uitgevoerd of die op dezelfde dag door hetzelfde laboratorium op twee met een tussenpoos van ten minste 14 dagen genomen bloedmonsters is uitgevoerd met stabiele of afnemende titers (2);”.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

16.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/65


BESLUIT Nr. 1/2017 VAN HET EPO-COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ DE TUSSENTIJDSE OVEREENKOMST TOT VASTSTELLING VAN EEN KADER VOOR EEN ECONOMISCHE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST TUSSEN STATEN IN OOSTELIJK EN ZUIDELIJK AFRIKA, ENERZIJDS, EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN, ANDERZIJDS,

van 3 oktober 2017

betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie en wijzigingen in de lijst van met de Europese Unie geassocieerde landen en gebieden [2018/1144]

HET EPO-COMITÉ,

Gezien de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) („de overeenkomst”), die op 29 augustus 2009 in Grand Baie is ondertekend en sinds 14 mei 2012 voorlopig wordt toegepast, en met name de artikelen 63, 67 en 70,

Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie en de op 22 maart 2017 door de Republiek Kroatië neergelegde akte van toetreding tot de overeenkomst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 63 ervan is de overeenkomst van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de ondertekenende staten in oostelijk en zuidelijk Afrika („de OZA-staten”).

(2)

Overeenkomstig artikel 67, lid 3, van de overeenkomst kan het EPO-comité besluiten tot wijzigingsmaatregelen die eventueel noodzakelijk zijn in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

(3)

In artikel 70 van de overeenkomst is bepaald dat de bijlagen bij en protocollen van de overeenkomst een integrerend deel van de overeenkomst vormen en door het EPO-comité kunnen worden herzien en/of gewijzigd.

(4)

Naar aanleiding van de wijziging van de status van Mayotte (2) en Saint-Barthélemy (3) en de inwerkingtreding van Besluit 2013/755/EU van de Raad (4) moet de lijst van landen en gebieden overzee in bijlage IX bij Protocol 1 van de overeenkomst worden bijgewerkt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Republiek Kroatië keurt, als partij bij de overeenkomst, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Unie de teksten van de overeenkomst, alsmede de daaraan gehechte bijlagen, protocollen en verklaringen goed en neemt er nota van.

Artikel 2

De overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 69 wordt vervangen door:

„Artikel 69

Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de volgende talen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.”.

2)

Bijlage IV bij Protocol 1 wordt vervangen door:

BIJLAGE IV BIJ PROTOCOL 1

FACTUURVERKLARING

Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen.

Bulgaarse versie

Износителят на продуктите, обхванати от този документ (митническо разрешение № … (1)) декларира, че освен кьдето е отбелязано друго, тези продукти са с … преференциален произход (2).

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera n.o … (1)) declara que, salvoindicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial … (2).

Kroatische versie

Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlaštenje br … (1)) izjavljuje da su, osim ako je drukčije izričito navedeno, ovi proizvodi … (2) preferencijalnog podrijetla.

Tsjechische versie

Vývozce výrobků uvedených v tomto dokumentu (číslo povolení … (1)) prohlašuje, že kromě zřetelně označených mají tyto výrobky preferenční původ v … (2).

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument, (toldmyndighedernes tilladelse nr. … (1)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i … (2).

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. … (1)) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anderes angegeben, präferenzbegünstigte … (2) Ursprungswaren sind.

Estse versie

Käesoleva dokumendiga hõlmatud toodete eksportija (tolli kinnitus nr. … (1)) deklareerib, et need tooted on … (2) sooduspäritoluga, välja arvatud juhul, kui on selgelt näidatud teisiti.

Griekse versie

Ο εξαγωγέας των προϊόντων που καλύπτονται από το παρόν έγγραφο (άδεια τελωνείου υπ'αριθ. … (1)) δηλώνει ότι, εκτός εάν δηλώνεται σαφώς άλλως, τα προϊόντα αυτά είναι προτιμησιακής καταγωγής … (2).

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorisation No … (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … (2) preferential origin.

Franse versie

L'exportateur des produits couverts par le présent document (autorisation douanière no … (1)) déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle … (2).

Italiaanse versie

L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. … (1)) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale … (2).

Letse versie

To produktu eksportētājs, kuri ietverti šajā dokumentā (muitas atļauja Nr. … (1)), deklarē, ka, izņemot tur, kur ir citādi skaidri noteikts, šiem produktiem ir preferenciāla izcelsme … (2).

Litouwse versie

Šiame dokumente išvardytų prekių eksportuotojas (muitinės liudijimo Nr … (1)) deklaruoja, kad, jeigu kitaip nenurodyta, tai yra … (2) preferencinės kilmės prekės.

Hongaarse versie

A jelen okmányban szereplő áruk exportőre (vámfelhatalmazási szám: … (1)) kijelentem, hogy eltérő egyértelmű jelzés hiányában az áruk preferenciális … (2) származásúak.

Maltese versie

L-esportatur tal-prodotti koperti b'dan id-dokument (awtorizzazzjoni tad-dwana nru. … (1)) jiddikjara li, ħlief fejn indikat b'mod ċar li mhux hekk, dawn il-prodotti huma ta' oriġini preferenzjali … (2).

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. … (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … oorsprong zijn (2).

Poolse versie

Eksporter produktów objętych tym dokumentem (upoważnienie władz celnych nr … (1)) deklaruje, że z wyjątkiem gdzie jest to wyraźnie określone, produkty te mają … (2) preferencyjne pochodzenie.

Portugese versie

O abaixo-assinado, exportador dos produtos abrangidos pelo presente documento (autorização aduaneira n.o … (1)), declara que, salvo indicação expressa em contrário, estes produtos são de origem preferencial … (2).

Roemeense versie

Exportatorul produselor ce fac obiectul acestui document (autorizația vamală nr. … (1)) declară că, exceptând cazul în care în mod expres este indicat altfel, aceste produse sunt de origine preferențială … (2).

Sloveense versie

Izvoznik blaga, zajetega s tem dokumentom (pooblastilo carinskih organov št … (1)) izjavlja, da, razen če ni drugače jasno navedeno, ima to blago preferencialno … (2) poreklo.

Slowaakse versie

Vývozca výrobkov uvedených v tomto dokumente (číslo povolenia … (1)) vyhlasuje, že okrem zreteľne označených, majú tieto výrobky preferenčný pôvod v … (2).

Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o … (1)) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja … alkuperätuotteita (2).

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr. … (1)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande … ursprung (2).

… (3)

(Plaats en datum)

… (4)

(Handtekening van de exporteur; naam van de ondertekenaar in blokletters)

Aantekeningen

(1)

Wanneer de factuurverklaring wordt opgesteld door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van het protocol, moet het nummer van zijn vergunning hier worden ingevuld. Wanneer de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, worden de woorden tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2)

Aanduiding van de oorsprong van de producten. Wanneer de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 40 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters „CM” duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

(3)

Kan achterwege blijven indien deze gegevens al in het document zelf voorkomen.

(4)

Zie artikel 21, lid 5, van het protocol. Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft ook diens naam niet te worden vermeld.
”.

Artikel 3

De Europese Unie doet de Kroatische taalversie van de overeenkomst aan de OZA-staten toekomen.

Artikel 4

1.   De overeenkomst wordt toegepast op goederen die uit een van de OZA-staten naar de Republiek Kroatië of uit de Republiek Kroatië naar een van de OZA-staten worden uitgevoerd, die voldoen aan de bepalingen van Protocol 1 van de overeenkomst en die op 1 juli 2013 in een van de OZA-staten of in de Republiek Kroatië onderweg waren of zich aldaar in tijdelijke opslag, in een douane-entrepot of in een vrije zone bevonden.

2.   In de in lid 1 genoemde gevallen wordt preferentiële behandeling toegekend, op voorwaarde dat binnen vier maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt overgelegd dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

Artikel 5

De OZA-staten verbinden zich ertoe in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie geen claims of verzoeken in te dienen of beroep in te stellen, noch enige concessie uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 of artikel XXI van de GATS te wijzigen of in te trekken.

Artikel 6

Bijlage IX bij Protocol 1 van de overeenkomst wordt vervangen door:

BIJLAGE IX BIJ PROTOCOL 1

LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE

In dit protocol worden onder „landen en gebieden overzee” de hieronder genoemde landen en gebieden verstaan die zijn bedoeld in het vierde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap:

(onverminderd de status van deze landen en gebieden of de ontwikkeling van die status)

1.

landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met het Koninkrijk Denemarken:

Groenland;

2.

landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met de Franse Republiek:

Nieuw-Caledonië en onderhorigheden,

Frans-Polynesië,

Saint-Pierre en Miquelon,

Saint-Barthélemy,

Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden,

Wallis en Futuna;

3.

landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met het Koninkrijk der Nederlanden:

Aruba,

Bonaire,

Curaçao,

Saba,

Sint Eustatius,

Sint-Maarten;

4.

landen en gebieden overzee die speciale banden hebben met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:

Anguilla,

Bermuda,

Kaaimaneilanden,

Falklandeilanden,

Zuid-Georgia en de Zuidelijke Sandwicheilanden,

Montserrat,

Pitcairneilanden,

Sint-Helena en onderhorigheden,

Brits Antarctica,

Brits Indische Oceaanterritorium,

Turks- en Caicoseilanden,

Britse Maagdeneilanden.

”.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op 3 oktober 2017.

De artikelen 3 en 4 zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Gedaan te Antananarivo, 3 oktober 2017.

Voor de ondertekenende OZA-staten

Haymandoyal DILLUM

Voor de Europese Unie

Cecilia MALMSTRÖM


(1)  PB L 111 van 24.4.2012, blz. 2.

(2)  Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (PB L 204 van 31.7.2012, blz. 131).

(3)  Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie (PB L 325 van 9.12.2010, blz. 4).

(4)  Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie („LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).