ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 122

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
17 mei 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/720 van de Commissie van 16 mei 2018 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor pluimveevlees uit IJsland

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/721 van de Commissie van 16 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 teneinde de stof varkensprolactine in te delen wat de maximumwaarde voor residuen ervan betreft ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/722 van de Commissie van 16 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 teneinde de stof eprinomectin in te delen wat de maximumwaarde voor residuen ervan betreft ( 1 )

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/723 van de Commissie van 16 mei 2018 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden wat het toelaten van bedwelming door luchtdrukverlaging betreft ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/724 van de Commissie van 16 mei 2018 betreffende bepaalde handelspolitieke maatregelen met betrekking tot bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

14

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2018/725 van de Commissie van 16 mei 2018 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, van punt 13 van deel III van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed, wat chroom (VI) betreft

29

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2018/726 van het Politiek en Veiligheidscomité van 2 mei 2018 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (EUCAP Sahel Niger/1/2018)

32

 

*

Besluit (EU) 2018/727 van de Raad van 14 mei 2018 tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door Roemenië

34

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1385/2013 van de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1224/2009, en Verordeningen (EG) nr. 1069/2009, (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad in verband met de wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie ( PB L 354 van 28.12.2013 )

35

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/390 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende technische reguleringsnormen voor bepaalde prudentiële vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen en aangewezen kredietinstellingen die bancaire nevendiensten verrichten ( PB L 65 van 10.3.2017 )

35

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/391 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud van de verslaglegging over interne afwikkelingen ( PB L 65 van 10.3.2017 )

36

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2017/363 van de Commissie van 1 maart 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de specifieke goedkeuring van vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen met één turbinemotor bij nacht of in instrumentweersomstandigheden en de goedkeuringseisen voor de opleiding met betrekking tot gevaarlijke goederen voor commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, niet-commerciële vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en niet-commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen ( PB L 55 van 2.3.2017 )

36

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 van de Commissie van 4 september 2017 tot vaststelling van wetenschappelijke criteria voor het identificeren van hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 301 van 17.11.2017 )

37

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/1


Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds

De volgende delen van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds (1), die op 24 november 2017 in Brussel is ondertekend, zullen uit hoofde van artikel 3 van het besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst (2), vanaf 1 juni 2018 voorlopig worden toegepast tussen de Unie en de Republiek Armenië, voor zover deze delen aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en uit te voeren:

a)

titel I;

b)

titel II: artikelen 3, 4, 7 en 8;

c)

titel III: artikel 12, artikel 14, lid 1, en artikel 15;

d)

titel V:

i)

hoofdstuk 1 met uitzondering van artikel 38, lid 3, onder a);

ii)

hoofdstuk 2 met uitzondering van de verwijzing naar nucleaire veiligheid in artikel 42, lid 2, onder f) en g);

iii)

hoofdstuk 3 met uitzondering artikel 46, lid 1, onder a), c) en e), en

iv)

hoofdstukken 7, 10, 14 en 21;

e)

titel VI met uitzondering van artikel 205, lid 2, onder b) en c); artikel 203 wordt voorlopig toegepast voor zover het directe investeringen betreft;

f)

titel VII;

g)

titel VIII met uitzondering van artikel 380, lid 1, voor zover de bepalingen van die titel noodzakelijk zijn voor de voorlopige toepassing van de overeenkomst, en

h)

bijlage I, bijlage II met uitzondering van de verwijzingen naar Euratom met betrekking tot infrastructuur, uitvoeringsverordeningen en kernenergie, bijlagen III, VI, VIII, IX, X, XI en XII, alsmede Protocol I bij titel VII: financiële bijstand en fraudebestrijdings- en controlebepalingen, hoofdstuk 2: fraudebestrijdings- en controlebepalingen, en Protocol II inzake wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.


(1)  PB L 23 van 26.1.2018, blz. 4.

(2)  PB L 23 van 26.1.2018, blz. 1.


VERORDENINGEN

17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/720 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2018

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor pluimveevlees uit IJsland

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 58, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een overeenkomst gesloten in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en IJsland inzake aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (hierna „de overeenkomst” genoemd) op grond van artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2). De overeenkomst is bij Besluit (EU) 2017/1913 van de Raad (3) namens de Unie goedgekeurd.

(2)

Bijlage V bij die overeenkomst voorziet in de opening van een jaarlijks rechtenvrij tariefcontingent voor de invoer in de Unie van pluimveevlees uit IJsland.

(3)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1913 treedt de overeenkomst in werking op de eerste dag van de zevende maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de vereiste interne procedures zijn afgerond. De laatste van deze kennisgevingen heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Derhalve zal de overeenkomst op 1 mei 2018 in werking treden. De in deze verordening vervatte maatregelen dienen van toepassing te zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

(4)

In de overeenkomst is bepaald dat het tariefcontingent op jaarbasis moet worden toegepast en dat de invoer derhalve per kalenderjaar moet worden beheerd. Aangezien de overeenkomst met ingang van 1 mei 2018 van toepassing is, moeten de jaarlijkse hoeveelheden voor 2018 en de daaropvolgende jaren evenwel worden vastgesteld overeenkomstig bijlage V bij de overeenkomst.

(5)

Het tariefcontingent dient door de Commissie te worden beheerd op basis van de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften voor het vrije verkeer volgens de regels voor het beheer van tariefcontingenten die zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (4).

(6)

Krachtens de overeenkomst zijn de bepalingen van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en IJsland, als gewijzigd bij Besluit nr. 2/2005 van het Gemengd Comité EG-IJsland (5), van toepassing op de producten die onder het tariefcontingent vallen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een tariefcontingent van de Unie geopend voor pluimveevlees uit IJsland overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

Het in de bijlage vastgestelde tariefcontingent wordt beheerd overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 54 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

Artikel 3

Om in aanmerking te komen voor het in deze verordening vastgestelde tariefcontingent, moeten de in de bijlage vermelde goederen mutatis mutandis voldoen aan de oorsprongsregels en andere bepalingen die zijn vastgesteld in Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en IJsland, als gewijzigd bij Besluit nr. 2/2005 van het Gemengd Comité EG-IJsland.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  PB L 274 van 24.10.2017, blz. 58.

(3)  Besluit (EU) 2017/1913 van de Raad van 9 oktober 2017 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en IJsland inzake aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (PB L 274 van 24.10.2017, blz. 57).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 58).

(5)  Besluit nr. 2/2005 van het Gemengd Comité EG-IJsland van 22 december 2005 tot wijziging van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking (PB L 131 van 18.5.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage het preferentiestelsel wordt bepaald door de GS-post in de tweede kolom van de tabel.

Volgnummer

GS-post

Omschrijving

Jaarlijks tariefcontingent

(ton nettogewicht)

Tarief van contingentrecht

(%)

09.0830

0207

Pluimveevlees

Van 1.5.2018 t/m 31.12.2018:

100

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

300

0


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/721 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2018

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 teneinde de stof varkensprolactine in te delen wat de maximumwaarde voor residuen ervan betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau („EMA”) dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen („MRL”) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

De stof varkensprolactine is niet in die tabel opgenomen.

(4)

Er is bij het EMA een aanvraag ingediend voor het vaststellen van MRL's voor varkensprolactine in varkens.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik aanbevolen dat de vaststelling van een MRL voor varkensprolactine in varkens niet noodzakelijk is voor de bescherming van de gezondheid van de mens.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7)

Het EMA heeft geoordeeld dat het op dit moment wegens een gebrek aan gegevens niet passend is de indeling „geen MRL nodig” voor varkensprolactine in varkens naar andere diersoorten te extrapoleren.

(8)

Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Varkensprolactine

NIET VAN TOEPASSING

Varkens

Geen MRL nodig

NIET VAN TOEPASSING

Voor oraal gebruik bij pasgeboren biggen in een dosis van ten hoogste 0,2 mg per dier.

Voor gebruik bij zeugen in een dosis van ten hoogste 5 mg per dier.

Stoffen die inwerken op het voortplantingssysteem”


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/722 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2018

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 teneinde de stof eprinomectin in te delen wat de maximumwaarde voor residuen ervan betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen („MRL”) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

Eprinomectin is reeds in die tabel opgenomen als toegestane stof in spier, vetweefsel, lever, nieren en melk van alle herkauwers.

(4)

Bij het EMA is een aanvraag tot uitbreiding van de huidige vermelding voor eprinomectin tot vissen ingediend.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de vaststelling aanbevolen van een MRL voor eprinomectin in vissen.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7)

Het EMA heeft geoordeeld dat de het passend is de vermelding voor eprinomectin te extrapoleren naar weefsels van paarden en konijnen.

(8)

Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL te voldoen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 juli 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de vermelding voor „eprinomectin” vervangen door:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Eprinomectin

Eprinomectin B1a

Alle herkauwers, paardachtigen

50 μg/kg

Spier

GEEN

Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen endo- en ectoparasieten”

250 μg/kg

Vetweefsel

1 500 μg/kg

Lever

300 μg/kg

Nier

20 μg/kg

Melk

Vissen

50 μg/kg

Spier en huid in natuurlijke verhoudingen

Konijnen

50 μg/kg

Spier

250 μg/kg

Vetweefsel

1 500 μg/kg

Lever

300 μg/kg

Nier


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/723 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2018

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden wat het toelaten van bedwelming door luchtdrukverlaging betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (1), en met name artikel 4, lid 2, en artikel 14, lid 3, eerste alinea, onder b),

Na raadpleging van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 bevat de lijst van toegelaten bedwelmingsmethoden, bijbehorende specificaties en specifieke voorschriften voor bepaalde methoden.

(2)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 zijn de vereisten met betrekking tot de indeling, bouw en uitrusting van slachthuizen vastgesteld.

(3)

Naar aanleiding van een door een particuliere ondernemer ingediend verzoek heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („EFSA”) verzocht een advies uit te brengen over bedwelming door luchtdrukverlaging („de methode”) voor het bedwelmen van voor vleesproductie gehouden kippen (vleeskippen).

(4)

In haar advies van 25 oktober 2017 (2) heeft de EFSA vastgesteld dat:

de methode, in termen van dierenwelzijn, minstens kan worden beschouwd als gelijkwaardig met ten minste één van de momenteel beschikbare bedwelmingsmethoden;

de methode slechts geldig is onder bepaalde voorwaarden, met name: de technische specificaties (zoals de snelheid van de drukverlaging, de duur van elke fase en de totale blootstellingsduur), de kenmerken van de dieren (vleeskippen) en bepaalde omgevingsomstandigheden (zoals de temperatuur en de vochtigheidsgraad);

de toelating beperkt is tot vleeskippen met een gewicht tot 4 kg en niet kan worden uitgebreid naar andere categorieën vogels.

(5)

Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen regelmatige controles uit te voeren op de naleving van die voorwaarden, moeten specifieke vereisten voor die methode worden vastgesteld.

(6)

De methode wordt, behalve voor commerciële slachting, ook geschikt geacht voor het doden van kippen in het geval van ruiming.

(7)

De methode is ook geschikt in andere gevallen waarbij het doden van een groot aantal kippen noodzakelijk is om andere redenen dan volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of het milieu.

(8)

Aangezien de methode in termen van dierenwelzijn gelijkwaardig is met ten minste één van de bestaande toegelaten methoden, is het nodig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 te wijzigen.

(9)

Om te zorgen voor doeltreffende uitvoering van en toezicht op de methode, moeten bepaalde specifieke vereisten met betrekking tot de indeling, bouw en uitrusting worden nageleefd. Om die reden moet ook bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 worden gewijzigd.

(10)

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

tabel 3 van hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel van tabel wordt vervangen door:

Methoden met atmosfeerbeheersing”;

ii)

de volgende rij 7 wordt toegevoegd:

Nr.

Naam

Beschrijving

Gebruiksvoorschriften

Cruciale parameters

Specifieke voorschriften in hoofdstuk II van deze bijlage

„7

Bedwelming door luchtdrukverlaging

Blootstelling van dieren bij bewustzijn aan geleidelijke luchtdrukverlaging met vermindering van de beschikbare zuurstof tot minder dan 5 %.

Vleeskippen met een gewicht tot 4 kg levend gewicht

Slachten, ruiming en andere situaties

Snelheid van de drukverlaging

Duur van de blootstelling

Omgevingstemperatuur en vochtigheidsgraad

Punten 10.1 tot en met 10.5”

b)

in hoofdstuk II wordt het volgende punt 10 toegevoegd:

„10.   Bedwelming door luchtdrukverlaging

10.1.   Tijdens de eerste fase is de drukverlaging niet groter dan het equivalent van een drukvermindering van standaard atmosferische druk op zeeniveau van 760 naar 250 torr gedurende een tijdspanne van niet minder dan 50 seconden.

10.2.   Tijdens de tweede fase wordt binnen de volgende 210 seconden minimaal een standaard atmosferische druk op zeeniveau van 160 torr bereikt.

10.3.   De druk-tijdcurve wordt zodanig aangepast dat alle vogels in deze fase onomkeerbaar bedwelmd zijn.

10.4.   Vóór elke sessie en minstens dagelijks wordt de ruimte op lekken getest en worden de drukmeters gekalibreerd.

10.5.   De gegevens over de absolute vacuümdruk, de tijdsduur van de blootstelling, de temperatuur en de vochtigheidsgraad worden ten minste één jaar bewaard.”.

2)

In bijlage II wordt het volgende punt 7 toegevoegd:

„7.   Bedwelming door luchtdrukverlaging

7.1.   De uitrusting voor de bedwelming door luchtdrukverlaging is zodanig ontworpen en gebouwd dat de ruimte vacuüm kan worden gezogen waardoor een trage, geleidelijke drukverlaging mogelijk is met een afname van de beschikbare zuurstof, en op minimale druk gehouden kan worden.

7.2.   Het systeem is voorzien van faciliteiten om voortdurend de absolute vacuümdruk, de tijdsduur van de blootstelling, de temperatuur en de vochtigheidsgraad te meten, weer te geven en te registreren en geeft tevens een duidelijk zichtbaar en hoorbaar waarschuwingssignaal wanneer de druk afwijkt van de vereiste niveaus. De installatie is duidelijk zichtbaar voor het personeel.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA Journal (2017); 15(12):5056.


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/724 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2018

betreffende bepaalde handelspolitieke maatregelen met betrekking tot bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels (1), en met name artikel 4, lid 1 daarvan,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 maart 2018 hebben de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten”) vrijwaringsmaatregelen vastgesteld in de vorm van een tariefverhoging op de invoer van bepaalde staal- en aluminiumproducten, die op 23 maart 2018 met een onbeperkte geldigheidsduur in werking zijn getreden. Op 22 maart is de datum waarop de tariefverhoging ten aanzien van de Europese Unie in werking treedt, uitgesteld tot 1 mei 2018.

(2)

Niettegenstaande de indeling van deze maatregelen als veiligheidsmaatregelen door de Verenigde Staten, zijn het in wezen vrijwaringsmaatregelen. Zij bestaan uit corrigerende maatregelen die de balans van concessies en verplichtingen, zoals die voortvloeien uit de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), verstoren en zij beperken de invoer teneinde een binnenlandse bedrijfstak te beschermen tegen buitenlandse mededinging, zodat hij succesvol is op handelsvlak. De uitzonderingen inzake veiligheid van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 („GATT 1994”) zijn niet van toepassing op, noch rechtvaardigen zij dergelijke vrijwaringsmaatregelen, en zij laten het recht op het herstel van de balans overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst onverlet.

(3)

De WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen voorziet in het recht van elke uitvoerende lidstaat die negatieve gevolgen ondervindt door een vrijwaringsmaatregel om de toepassing op te schorten van in wezen gelijkwaardige handelsconcessies of andere verplichtingen aan de WTO-lidstaat die de vrijwaringsmaatregel toepast, op voorwaarde dat middels overleg geen bevredigende oplossing is bereikt en de WTO-Raad voor de handel in goederen zich er niet tegen uitspreekt.

(4)

Bij overleg tussen de Verenigde Staten en de Unie zoals bepaald in de artikelen 8 en 12.3 van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen is geen bevredigende oplossing bereikt (2).

(5)

De opschorting door de Unie van in wezen gelijkwaardige concessies of andere verplichtingen moet van kracht worden na het verstrijken van een termijn van 30 dagen na de kennisgeving ervan aan de Raad voor de handel in goederen, tenzij de Raad voor de handel in goederen zich ertegen uitspreekt. De WTO-overeenkomst staat toe dat het opschortingsrecht a) onmiddellijk wordt toegepast, op voorwaarde dat de vrijwaringsmaatregel niet is genomen naar aanleiding van een absolute toename van de invoer of niet in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst, of b) na het verstrijken van een termijn van drie jaar vanaf de toepassing van de vrijwaringsmaatregel wordt toegepast.

(6)

De Commissie oefent het recht uit om de toepassing van in wezen gelijkwaardige concessies of andere verplichtingen op te schorten met de bedoeling in de handelsrelaties met derde landen het evenwicht tussen concessies of andere verplichtingen te herstellen op basis van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 654/2014. De passende maatregelen nemen de vorm aan van handelspolitieke maatregelen die onder andere kunnen bestaan uit de opschorting van tariefconcessies en het opleggen van nieuwe of verhoogde douanerechten.

(7)

Bij het ontwerpen en selecteren van passende handelspolitieke maatregelen past de Commissie objectieve criteria toe overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder c), en artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 654/2014 en vermeldt zij daarbij indien relevant de proportionaliteit van de maatregelen, hun potentieel om hulp te bieden aan de bedrijfstakken van de Unie die door de vrijwaringsmaatregelen worden getroffen, en de doelstelling om negatieve economische gevolgen voor de Unie, onder andere met betrekking tot essentiële grondstoffen, tot een minimum te beperken.

(8)

Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 654/2014 heeft de Commissie belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken en informatie met betrekking tot de economische belangen van de Unie in dit verband in te dienen (3).

(9)

De vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten kunnen een aanzienlijke negatieve economische impact hebben op de betrokken bedrijfstakken van de Unie. Zij zouden de uitvoer van de betrokken staal- en aluminiumproducten vanuit de Unie naar de Verenigde Staten aanzienlijk beperken. De getroffen invoer van de betrokken staal- en aluminiumproducten uit de Unie in de Verenigde Staten was ten minste 6,41 miljard EUR waard in 2017 (waarvan 5,30 miljard EUR totale staalinvoer en 1,11 miljard EUR totale aluminiuminvoer).

(10)

Een opschorting van handelsconcessies voor bepaalde producten tot een niveau dat het bedrag dat zou voortvloeien uit de toepassing van de rechten van de Verenigde Staten op de invoer in de Verenigde Staten van staal- en aluminiumproducten uit de Unie weerspiegelt en niet overschrijdt, vormt derhalve een passende opschorting van de toepassing van in wezen gelijkwaardige handelsconcessies in overeenstemming met de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

(11)

Vervolgens kan de Commissie middels een afzonderlijke uitvoeringshandeling besluiten om, indien noodzakelijk en voor zover noodzakelijk, de opschorting van de toepassing van handelsconcessies uit te voeren middels de toepassing van aanvullende douanerechten op bepaalde in de Unie ingevoerde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten. De Commissie moet met inachtneming van de in overweging 5 beschreven termijnen beslissen over de reikwijdte van de toepassing, afhankelijk van de vraag of de Verenigde Staten bepaalde producten of ondernemingen van de vrijwaringsmaatregelen uitsluiten.

(12)

Met inachtneming van de in overweging 5 beschreven termijnen moeten de aanvullende douanerechten, indien noodzakelijk of voor zover noodzakelijk, worden toegepast in twee fasen. In de eerste fase kunnen ad-valoremrechten van ten hoogste 25 % onmiddellijk en tot de Verenigde Staten de toepassing van hun vrijwaringsmaatregelen op producten uit de Unie staken, worden toegepast op de invoer van de in bijlage I vermelde producten.

(13)

Het totale bedrag aan ad-valoremrechten in de eerste fase weerspiegelt de tariefverhoging van 25 % van de Verenigde Staten op de invoer in de Verenigde Staten van „platte producten van koolstofstaal en platte legeringproducten” en „lange producten van koolstofstaal en lange legeringproducten” (4) uit de Unie (2,83 miljard EUR totale waarde van invoer in de Verenigde Staten uit de Unie in 2017). Dit zijn de staalproducten waarvoor de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten niet ten gevolge van een absolute stijging van de invoer zijn genomen.

(14)

In de tweede fase kunnen aanvullende ad-valoremrechten van ten hoogste 10 %, 25 %, 35 % en 50 % op de invoer van de in bijlage II vermelde producten worden toegepast vanaf 23 maart 2021 of, indien dat eerder is, na de vaststelling door of kennisgeving aan het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO (Dispute Settlement Body) van een uitspraak dat de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten niet in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van de WTO-overeenkomst, tot de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten wordt gestaakt.

(15)

Het totale bedrag aan ad-valoremrechten in de tweede fase weerspiegelt de tariefverhoging van de Verenigde Staten van 10 % op de invoer van aluminiumproducten (5) en van 25 % op de invoer van „pijpen en buizen van koolstofstaal en van legeringen”, „halfafgewerkte producten van koolstofstaal en van legeringen” en „producten van roestvrij staal” (6) in de Verenigde Staten uit de Unie (3,58 miljard EUR totale waarde van invoer in de Verenigde Staten uit de Unie in 2017, waarvan 2,47 miljard EUR aan staalinvoer en 1,11 miljard EUR aan aluminiuminvoer). Dit zijn de producten waarvoor er een absolute stijging van de invoer lijkt te zijn geweest.

(16)

De handelspolitieke maatregelen en de betrokken producten zijn geselecteerd in overeenstemming met de criteria van artikel 4, lid 2, onder c), en artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) nr. 654/2014.

(17)

Doordat zij de waarde van de invoer uit de Unie die door de vrijwaringsmaatregelen is getroffen als beschreven in overwegingen 9 en 10 niet overschrijden, zijn de handelspolitieke maatregelen evenredig aan de gevolgen van de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten en niet buitensporig. Het zij ook opgemerkt dat aanvankelijk, zoals beschreven in de overwegingen 12 en 13, slechts een fractie van de totale beschikbare waarde wordt uitgeoefend.

(18)

De handelspolitieke maatregelen moeten enige hulp bieden aan de staal- en de aluminiumindustrie van de Unie die door de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten zijn getroffen.

(19)

De handelspolitieke maatregelen moeten van toepassing zijn op de invoer van producten die van oorsprong zijn uit de Verenigde Staten waarvan de Unie voor haar voorziening niet wezenlijk afhankelijk is. De handelspolitieke maatregelen kunnen ook van toepassing zijn met betrekking tot de staalsector en de aluminiumsector. Door deze aanpak wordt een negatieve impact op de verschillende actoren op de markt van de Unie, waaronder de consumenten, zo veel mogelijk vermeden.

(20)

Deze aanvullende douanerechten mogen niet worden toegepast op producten waarvoor vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening een invoervergunning met vrijstelling of verlaging van douanerechten is afgegeven.

(21)

De aanvullende douanerechten mogen niet van toepassing zijn op producten waarvoor de importeurs kunnen aantonen dat zij vóór de datum van toepassing van de aanvullende douanerechten uit de Verenigde Staten naar de Unie zijn uitgevoerd.

(22)

Deze verordening laat de vraag of de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van de WTO-overeenkomst onverlet.

(23)

In het licht van de toepasselijke termijnen van de WTO en het voorlopige karakter van deze handeling is het passend dat zij in werking treedt op de dag waarop zij in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

(24)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Verordening (EU) 2015/1843 van het Europees Parlement en de Raad (7) ingestelde Comité inzake handelsbelemmeringen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie zal onmiddellijk, en in elk geval niet later dan 18 mei 2018, de WTO-Raad voor de handel in goederen ervan in kennis stellen dat de Unie, voor zover de Raad voor de handel in goederen zich er niet tegen uitspreekt, vanaf 20 juni 2018 de toepassing ten aanzien van de handel met de Verenigde Staten van invoerrechtenconcessies krachtens GATT 1994 met betrekking tot de in de bijlagen I en II vermelde producten opschort teneinde op de invoer van deze producten die van oorsprong zijn uit de Verenigde Staten de toepassing van aanvullende douanerechten mogelijk te maken.

Artikel 2

De toepassing van aanvullende douanerechten op deze producten middels een latere uitvoeringshandeling van de Commissie zal binnen de volgende parameters worden uitgevoerd en rekening houden met de eventuele latere uitsluiting van de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten van bepaalde producten of ondernemingen:

a)

In de eerste fase kan vanaf 20 juni 2018 een aanvullende ad-valoremrecht van ten hoogste 25 % op de invoer van in bijlage I vermelde producten worden toegepast.

b)

In de tweede fase kan nog een aanvullende ad-valoremrecht van ten hoogste 10 %, 25 %, 35 % of 50 % op de invoer van in bijlage II vermelde producten worden toegepast:

vanaf 23 maart 2021; of

vanaf de vijfde dag na de datum van vaststelling door of kennisgeving aan het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO (Dispute Settlement Body) van een uitspraak dat de vrijwaringsmaatregelen van de Verenigde Staten niet in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van de WTO-overeenkomst, indien dat eerder is. In het laatste geval maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend met de datum waarop een dergelijke uitspraak is vastgesteld of waarop kennis is gegeven van deze uitspraak.

Artikel 3

De in artikel 1 bedoelde opschorting kan worden uitgeoefend zolang als en voor zover dat de Verenigde Staten hun vrijwaringsmaatregelen toepassen op een manier die producten uit de Unie treft. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend met de datum waarop de Verenigde Staten de toepassing van hun vrijwaringsmaatregelen hebben gestaakt.

Artikel 4

1.   Het aanvullende douanerecht is niet van toepassing op in de bijlagen vermelde producten waarvoor vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening een invoervergunning met vrijstelling of verlaging van douanerechten is afgegeven.

2.   Het aanvullende douanerecht mag niet van toepassing zijn op in de bijlagen vermelde producten waarvoor de importeurs kunnen aantonen dat zij vóór de datum van toepassing van een aanvullend recht met betrekking tot dat product uit de Verenigde Staten naar de Unie zijn uitgevoerd.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50.

(2)  De Unie verzocht op 16 april 2018 om overleg. Er is geen overeenkomst bereikt en de periode van 30 dagen voor het overleg bedoeld in artikel 8 van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen is verstreken.

(3)  http://trade.ec.europa.eu/consultations/index.cfm?consul_id=253

(4)  Producten waarnaar is verwezen in het verslag van het U.S. Department of Commerce van 11 januari 2018 (https://www.commerce.gov/sites/commerce.gov/files/the_effect_of_imports_of_steel_on_the_national_security_-_with_redactions_-_20180111.pdf).

(5)  Producten waarnaar is verwezen in het verslag van het U.S. Department of Commerce van 17 januari 2018 (https://www.commerce.gov/sites/commerce.gov/files/the_effect_of_imports_of_aluminum_on_the_national_security_-_with_redactions_-_20180117.pdf).

(6)  Zie voetnoot 4.

(7)  Verordening (EU) 2015/1843 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 tot vaststelling van procedures van de Unie op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Unie ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 272 van 16.10.2015, blz. 1).


BIJLAGE I

Producten die kunnen worden onderworpen aan aanvullende rechten vanaf 20 juni 2018

GN 2018 (1)

Aanvullend recht

0710 40 00

25 %

0711 90 30

25 %

0713 33 90

25 %

1005 90 00

25 %

1006 30 21

25 %

1006 30 23

25 %

1006 30 25

25 %

1006 30 27

25 %

1006 30 42

25 %

1006 30 44

25 %

1006 30 46

25 %

1006 30 48

25 %

1006 30 61

25 %

1006 30 63

25 %

1006 30 65

25 %

1006 30 67

25 %

1006 30 92

25 %

1006 30 94

25 %

1006 30 96

25 %

1006 30 98

25 %

1006 40 00

25 %

1904 10 30

25 %

1904 90 10

25 %

2001 90 30

25 %

2004 90 10

25 %

2005 80 00

25 %

2008 11 10

25 %

2009 12 00

25 %

2009 19 11

25 %

2009 19 19

25 %

2009 19 91

25 %

2009 19 98

25 %

2009 81 11

25 %

2009 81 19

25 %

2009 81 31

25 %

2009 81 59

25 %

2009 81 95

25 %

2009 81 99

25 %

2208 30 11

25 %

2208 30 19

25 %

2208 30 82

25 %

2208 30 88

25 %

2402 10 00

25 %

2402 20 10

25 %

2402 20 90

25 %

2402 90 00

25 %

2403 11 00

25 %

2403 19 10

25 %

2403 19 90

25 %

2403 91 00

25 %

2403 99 10

25 %

2403 99 90

25 %

3304 20 00

25 %

3304 30 00

25 %

3304 91 00

25 %

6109 10 00

25 %

6109 90 20

25 %

6109 90 90

25 %

6203 42 31

25 %

6203 42 90

25 %

6203 43 11

25 %

6204 62 31

25 %

6204 62 90

25 %

6302 31 00

25 %

6403 59 95

25 %

7210 12 20

25 %

7210 12 80

25 %

7219 12 10

25 %

7219 12 90

25 %

7219 13 10

25 %

7219 13 90

25 %

7219 32 10

25 %

7219 32 90

25 %

7219 33 10

25 %

7219 33 90

25 %

7219 34 10

25 %

7219 34 90

25 %

7219 35 90

25 %

7222 20 11

25 %

7222 20 21

25 %

7222 20 29

25 %

7222 20 31

25 %

7222 20 81

25 %

7222 20 89

25 %

7222 40 10

25 %

7222 40 50

25 %

7222 40 90

25 %

7223 00 11

25 %

7223 00 19

25 %

7223 00 91

25 %

7226 92 00

25 %

7228 30 20

25 %

7228 30 41

25 %

7228 30 49

25 %

7228 30 61

25 %

7228 30 69

25 %

7228 30 70

25 %

7228 30 89

25 %

7228 50 20

25 %

7228 50 40

25 %

7228 50 69

25 %

7228 50 80

25 %

7229 90 20

25 %

7229 90 50

25 %

7229 90 90

25 %

7301 20 00

25 %

7304 31 20

25 %

7304 31 80

25 %

7304 41 00

25 %

7306 30 11

25 %

7306 30 19

25 %

7306 30 41

25 %

7306 30 49

25 %

7306 30 72

25 %

7306 30 77

25 %

7306 30 80

25 %

7306 40 20

25 %

7306 40 80

25 %

7307 11 10

25 %

7307 11 90

25 %

7307 19 10

25 %

7307 19 90

25 %

7308 30 00

25 %

7308 40 00

25 %

7308 90 51

25 %

7308 90 59

25 %

7308 90 98

25 %

7309 00 10

25 %

7309 00 51

25 %

7309 00 59

25 %

7310 29 10

25 %

7310 29 90

25 %

7311 00 13

25 %

7311 00 19

25 %

7311 00 99

25 %

7314 14 00

25 %

7314 19 00

25 %

7314 49 00

25 %

7315 11 10

25 %

7315 11 90

25 %

7315 12 00

25 %

7315 19 00

25 %

7315 89 00

25 %

7315 90 00

25 %

7318 14 10

25 %

7318 14 91

25 %

7318 14 99

25 %

7318 16 40

25 %

7318 16 60

25 %

7318 16 92

25 %

7318 16 99

25 %

7321 11 10

25 %

7321 11 90

25 %

7322 90 00

25 %

7323 93 00

25 %

7323 99 00

25 %

7324 10 00

25 %

7325 10 00

25 %

7325 99 10

25 %

7325 99 90

25 %

7326 90 30

25 %

7326 90 40

25 %

7326 90 50

25 %

7326 90 60

25 %

7326 90 92

25 %

7326 90 96

25 %

7606 11 10

25 %

7606 11 91

25 %

7606 12 20

25 %

7606 12 92

25 %

7606 12 93

25 %

8711 40 00

25 %

8711 50 00

25 %

8903 91 10

25 %

8903 91 90

25 %

8903 92 10

25 %

8903 92 91

25 %

8903 92 99

25 %

8903 99 10

25 %

8903 99 91

25 %

8903 99 99

25 %

9504 40 00

25 %


(1)  De gebruikte nomenclatuurcodes zijn die van de gecombineerde nomenclatuur zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1) en zoals gedefinieerd in bijlage I bij die verordening. Zij zijn geldig op het moment van bekendmaking van deze verordening en mutatis mutandis zoals gewijzigd bij latere wetgeving, waaronder zeer recent Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1).


BIJLAGE II

Producten die kunnen worden onderworpen aan aanvullende rechten vanaf 23 maart 2021, of zodra is aangetoond dat de Amerikaanse vrijwaringsmaatregelen niet in overeenstemming zijn met de WTO-regels

GN 2018 (1)

Aanvullend recht

2008 93 11

25 %

2008 93 19

25 %

2008 93 29

25 %

2008 93 91

25 %

2008 93 93

25 %

2008 93 99

25 %

2208 30 11

25 %

2208 30 19

25 %

2208 30 82

25 %

2208 30 88

25 %

3301 12 10

10 %

3301 13 10

10 %

3301 90 10

10 %

3301 90 30

10 %

3301 90 90

10 %

3302 90 10

10 %

3302 90 90

10 %

3304 10 00

10 %

3305 30 00

10 %

4818 20 10

25 %

4818 20 91

35 %

4818 20 99

25 %

4818 30 00

25 %

4818 50 00

35 %

4818 90 10

25 %

4818 90 90

35 %

5606 00 91

10 %

5606 00 99

10 %

5907 00 00

10 %

5911 10 00

10 %

5911 20 00

10 %

5911 31 11

10 %

5911 31 19

10 %

5911 31 90

10 %

5911 32 11

10 %

5911 32 19

10 %

5911 32 90

10 %

6203 42 11

50 %

6203 42 33

50 %

6203 42 35

50 %

6203 42 51

50 %

6203 42 59

50 %

6203 43 19

50 %

6203 43 31

50 %

6203 43 39

50 %

6203 43 90

50 %

6204 62 11

50 %

6204 62 33

50 %

6204 62 39

50 %

6204 62 51

50 %

6204 62 59

50 %

6205 30 00

50 %

6301 30 10

50 %

6301 30 90

50 %

6402 19 00

25 %

6402 99 10

50 %

6402 99 31

25 %

6402 99 39

25 %

6402 99 50

25 %

6402 99 91

25 %

6402 99 93

25 %

6402 99 96

25 %

6402 99 98

25 %

6403 59 05

25 %

6403 59 11

25 %

6403 59 31

25 %

6403 59 35

25 %

6403 59 39

25 %

6403 59 50

25 %

6403 59 91

25 %

6403 59 99

25 %

6601 10 00

50 %

6911 10 00

50 %

6911 90 00

50 %

6912 00 21

50 %

6912 00 23

50 %

6912 00 25

50 %

6912 00 29

50 %

6912 00 81

50 %

6912 00 83

50 %

6912 00 85

50 %

6912 00 89

50 %

6913 10 00

50 %

6913 90 10

50 %

6913 90 93

50 %

6913 90 98

50 %

6914 10 00

50 %

6914 90 00

50 %

7005 21 25

25 %

7005 21 30

25 %

7005 21 80

25 %

7007 19 10

10 %

7007 19 20

10 %

7007 19 80

10 %

7007 21 20

10 %

7007 21 80

10 %

7007 29 00

10 %

7009 10 00

25 %

7009 91 00

10 %

7013 28 10

10 %

7013 28 90

10 %

7102 31 00

10 %

7113 11 00

25 %

7113 19 00

25 %

7113 20 00

25 %

7228 50 61

25 %

7326 90 98

10 %

7604 29 90

25 %

7606 11 93

25 %

7606 11 99

25 %

8422 11 00

50 %

8450 11 11

50 %

8450 11 19

50 %

8450 11 90

50 %

8450 12 00

50 %

8450 19 00

50 %

8506 10 11

10 %

8506 10 18

10 %

8506 10 91

10 %

8506 10 98

10 %

8506 90 00

10 %

8543 70 01

50 %

8543 70 02

50 %

8543 70 03

50 %

8543 70 04

50 %

8543 70 05

50 %

8543 70 06

50 %

8543 70 07

50 %

8543 70 08

50 %

8543 70 09

50 %

8543 70 10

50 %

8543 70 30

50 %

8543 70 50

50 %

8543 70 60

50 %

8543 70 90

25 %

8704 21 10

10 %

8704 21 31

10 %

8704 21 39

10 %

8704 21 91

10 %

8704 21 99

10 %

8711 40 00

25 %

8711 50 00

25 %

8901 90 10

50 %

8901 90 90

50 %

8902 00 10

50 %

8902 00 90

50 %

8903 10 10

10 %

8903 10 90

10 %

8903 92 91

25 %

8903 92 99

25 %

9401 61 00

50 %

9401 69 00

50 %

9401 71 00

50 %

9401 79 00

50 %

9401 80 00

50 %

9404 90 10

25 %

9404 90 90

25 %

9405 99 00

25 %


(1)  De gebruikte nomenclatuurcodes zijn die van de gecombineerde nomenclatuur zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1) en zoals gedefinieerd in bijlage I bij die verordening. Zij zijn geldig op het moment van bekendmaking van deze verordening en mutatis mutandis zoals gewijzigd bij latere wetgeving, waaronder zeer recent Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1).


RICHTLIJNEN

17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/29


RICHTLIJN (EU) 2018/725 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2018

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, van punt 13 van deel III van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed, wat chroom (VI) betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (1), en met name artikel 46, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 2009/48/EG is een grenswaarde vastgesteld voor chroom (VI) in afgekrabd speelgoedmateriaal, zoals verf van speelgoed, harde en zachte polymeren, hout, textiel, en ander materiaal. De huidige grenswaarde (0,2 mg/kg) is gebaseerd op een nagenoeg veilige dosis van 0,0053 μg chroom (VI) per kg lichaamsgewicht per dag zoals voorgesteld door het Office of Environmental Health Hazard Assessment (OEHHA) van het milieuagentschap van Californië (2).

(2)

Op verzoek van de Europese Commissie heeft het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM) in 2015 de relevantie van de carcinogene werking van chroom (VI) bij inname via de mond beoordeeld. In zijn advies inzake chroom (VI) in speelgoed, dat is aangenomen op 22 januari 2015 (3), gaf het WCGM aan dat het onder meer de technische ondersteuning bij het document „Public Health Goal for chromium VI in drinking water” van het OEHHA (4) en een onderzoek (5) van het National Toxicology Program (NTP) van de VS had geëvalueerd. Het WCGM was van mening dat 0,0002 μg chroom (VI) per kg lichaamsgewicht per dag, hetgeen volgens het OEHHA in verband kan worden gebracht met één extra geval van kanker per miljoen personen, als een nagenoeg veilige dosis kan worden beschouwd.

(3)

Aangezien kinderen ook via andere bronnen dan speelgoed worden blootgesteld aan chroom (VI), mag slechts een bepaald percentage van de nagenoeg veilige dosis als basis worden genomen bij de berekening van de grenswaarde voor chroom (VI). Het Wetenschappelijk Comité voor toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM) heeft in zijn advies (6) uit 2004 aanbevolen maximaal 10 % van de toelaatbare dagelijkse inname van chroom (VI) aan speelgoed toe te kennen. Dit percentage werd in 2010 tweemaal bevestigd door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (7)  (8).

(4)

Daarnaast wordt in overweging 22 van Richtlijn 2009/48/EG voorgesteld om voor chroom (VI) en andere bijzonder giftige stoffen grenswaarden vast te stellen op de helft van de waarden die volgens de door het desbetreffende wetenschappelijke comité gehanteerde criteria als veilig worden beschouwd, om te garanderen dat er alleen sporen aanwezig zijn die verenigbaar zijn met een goede fabricagepraktijk.

(5)

Uitgaande van 10 % van de nagenoeg veilige dosis, vermenigvuldigd met het gemiddelde gewicht van een kind jonger dan drie jaar (geschat op 7,5 kg) en gedeeld door de hoeveelheid ingeslikt afgekrabd speelgoedmateriaal (geschat op 8 mg/dag), vermenigvuldigd met

Formula

, heeft het WCGM in zijn bovengenoemde advies over chroom (VI) in speelgoed voorgesteld om 0,0094 mg/kg vast te stellen als herziene grenswaarde voor chroom VI in afgekrabd speelgoedmateriaal.

(6)

De naleving van de voorgestelde grenswaarde kan echter niet worden geverifieerd met de testmethode in de Europese norm EN 71-3:2013+A1:2014, waarvan de referentie is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (9). De voorgestelde grenswaarde is bijna zes keer lager dan de laagste concentratie (namelijk 0,053 mg/kg) die op betrouwbare wijze met de testmethode van de norm kan worden gekwantificeerd.

(7)

Daarom heeft de subgroep „chemische stoffen” van de deskundigengroep inzake veiligheid van speelgoed die door de Commissie is ingesteld (10), tijdens haar vergadering van 14 oktober 2016 aanbevolen om de grenswaarde voor chroom (VI) te verlagen van 0,2 mg/kg naar 0,053 mg/kg. Ook heeft de subgroep „chemische stoffen” aanbevolen om de beschikbare testmethoden voor chroom (VI) om de twee jaar te evalueren teneinde eventueel een testmethode te vinden waarmee zelfs lagere concentraties op een betrouwbare manier kunnen worden gemeten totdat de door het WCGM voorgestelde grenswaarde is bereikt.

(8)

Het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) bestudeert momenteel de testmethode van de norm EN 71-3 met het oog op de verbetering van de detectie van chroom (VI). Naar verwachting zal er binnenkort een herziene testmethode beschikbaar zijn aan de hand waarvan op betrouwbare wijze concentraties tot 0,0025 mg/kg gemeten kunnen worden. Dan zou mogelijk zijn om de grenswaarde voor chroom (VI) in afgekrabd speelgoedmateriaal verder aan te scherpen.

(9)

Richtlijn 2009/48/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor de veiligheid van speelgoed,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In punt 13 van deel III van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG wordt de vermelding voor chroom (VI) vervangen door:

Element

mg/kg

in droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal

mg/kg

in vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal

mg/kg

in afgekrabd speelgoedmateriaal

„Chroom (VI)

0,02

0,005

0,053”

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 17 november 2019 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 18 november 2019.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.

(2)  OEHHA (1999). „Public health goal for chromium in drinking water”, Pesticide and Environmental Toxicology Section, Office of Environmental Health Hazard Assessment (OEHHA), California Environmental Protection Agency, februari 1999. Geciteerd in: „Chemicals in Toys. A general methodology for assessment of chemical safety of toys with a focus on elements”, Verslag 320003001/2008 van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Nederland), blz. 114, tabel 8-1.

(3)  Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM), „Opinion on Chromium VI in toys”, goedgekeurd op 22 januari 2015. http://ec.europa.eu/health/sites/health/files/scientific_committees/environmental_risks/docs/scher_o_167.pdf

(4)  OEHHA (2011). „Public health goals for chemicals in drinking water. Hexavalent chromium (Cr VI)”, http://oehha.ca.gov/water/phg/072911Cr6PHG.html

(5)  National Toxicology Program (2008). „Toxicology and Carcinogenesis Studies of Sodium Dichromate Dihydrate (CAS No. 7789-12-0) in F344/N Rats and B6C3F1 Mice (Drinking Water Studies)”, NTP TR 546, NIEHS, Research Triangle Park, NC, NIH Publication No. 08-5887.

(6)  Wetenschappelijk Comité voor toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM), advies „Assessment of the bioavailability of certain elements in toys”, goedgekeurd op 22 juni 2004. http://ec.europa.eu/health/archive/ph_risk/committees/sct/documents/out235_en.pdf

(7)  Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM), advies „Risk from organic CMR substances in toys”, goedgekeurd op 18 mei 2010.

(8)  Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM), advies „Evaluation of the migration limits for chemical elements in Toys”, goedgekeurd op 1 juli 2010.

(9)  PB C 378 van 13.11.2015, blz. 1.

(10)  Zie het register van deskundigengroepen van de Commissie, deskundigengroep inzake veiligheid van speelgoed (E01360), http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?do=groupDetail.groupDetail&groupID=1360


BESLUITEN

17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/32


BESLUIT (GBVB) 2018/726 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 2 mei 2018

betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (EUCAP Sahel Niger/1/2018)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2012/392/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (1), en met name artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 9, lid 1, van Besluit 2012/392/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag, met het oog op de uitoefening van de politieke controle en de strategische leiding van EUCAP Sahel Niger, met inbegrip van met name het besluit om een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

Het PVC heeft op 6 mei 2014 Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2014 (2) vastgesteld, waarbij de heer Filip DE CEUNINCK werd benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger voor de periode van 6 mei 2014 tot en met 15 juli 2014.

(3)

De Raad heeft op 22 juli 2014 Besluit 2014/482/GBVB (3) vastgesteld, waarbij het mandaat van de missie EUCAP Sahel Niger werd verlengd van 16 juli 2014 tot en met 15 juli 2016.

(4)

Het PVC heeft op 24 juli 2014 Besluit EUCAP Sahel Niger/3/2014 (4) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Filip DE CEUNINCK als hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger werd verlengd van 16 juli 2014 tot en met 15 juli 2015.

(5)

Het PVC heeft op 15 april 2015 Besluit (GBVB) 2015/611 (5) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Filip DE CEUNINCK als hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger werd verlengd van 16 juli 2015 tot en met 15 juli 2016.

(6)

De Raad heeft op 18 juli 2016 Besluit (GBVB) 2016/1172 (6) vastgesteld, waarbij het mandaat van de missie EUCAP Sahel Niger werd verlengd van 16 juli 2016 tot en met 15 juli 2018.

(7)

Het PVC heeft op 26 juli 2016 Besluit (GBVB) 2016/1632 (7) vastgesteld, waarbij mevrouw Kirsi HENRIKSSON werd benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger voor de periode van 1 september 2016 tot en met 15 juli 2017.

(8)

Het PVC heeft op 13 juni 2017 Besluit (GBVB) 2017/1174 (8) vastgesteld, waarbij het mandaat van mevrouw Kirsi HENRIKSSON als hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger werd verlengd van 16 juli 2017 tot en met 15 juli 2018.

(9)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft op 25 april 2018 voorgesteld om de heer Frank VAN DER MUEREN tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger te benoemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Frank VAN DER MUEREN wordt met ingang van 1 mei 2018 benoemd tot hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 2 mei 2018.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 187 van 17.7.2012, blz. 48.

(2)  Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 6 mei 2014 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (2014/259/GBVB) (PB L 136 van 9.5.2014, blz. 26).

(3)  Besluit 2014/482/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 tot wijziging van Besluit 2012/392/GBVB betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 31).

(4)  Besluit EUCAP Sahel Niger/3/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 juli 2014 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (2014/643/GBVB) (PB L 267 van 6.9.2014, blz. 5).

(5)  Besluit (GBVB) 2015/611 van het Politiek en Veiligheidscomité van 15 april 2015 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (EUCAP Sahel Niger/1/2015) (PB L 101 van 18.4.2015, blz. 61).

(6)  Besluit (GBVB) 2016/1172 van de Raad van 18 juli 2016 tot wijziging van Besluit 2012/392/GBVB betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (PB L 193 van 19.7.2016, blz. 106).

(7)  Besluit (GBVB) 2016/1632 van het Politiek en Veiligheidscomité van 26 juli 2016 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (EUCAP Sahel Niger/1/2016) (PB L 243 van 10.9.2016, blz. 6).

(8)  Besluit (GBVB) 2017/1174 van het Politiek en Veiligheidscomité van 13 juni 2017 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (EUCAP Sahel Niger/1/2017) (PB L 170 van 1.7.2017, blz. 92).


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/34


BESLUIT (EU) 2018/727 VAN DE RAAD

van 14 mei 2018

tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio's, voorgedragen door Roemenië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Roemeense regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 3 april 2017 is de heer Florin Grigore TECĂU bij Besluit (EU) 2017/665 van de Raad (4) als plaatsvervanger vervangen door de heer Marius Horia ȚUȚUIANU.

(2)

Op 25 september 2017 is bij Besluit (EU) 2017/1762 van de Raad (5) in het Comité van de Regio's een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege de benoeming van de heer Marius Horia ȚUȚUIANU tot lid van het Comité van de Regio's,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de huidige ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:

Mevrouw Daniela CÎMPEAN, President of Sibiu County Council.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ZAHARIEVA


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).

(4)  Besluit (EU) 2017/665 van de Raad van 3 april 2017 houdende benoeming van vijf leden en negen plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door Roemenië (PB L 94 van 7.4.2017, blz. 40).

(5)  Besluit (EU) 2017/1762 van de Raad van 25 september 2017 tot benoeming van twee leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door Roemenië (PB L 250 van 28.9.2017, blz. 56).


Rectificaties

17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/35


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1385/2013 van de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1224/2009, en Verordeningen (EG) nr. 1069/2009, (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad in verband met de wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 354 van 28 december 2013 )

Bladzijde 88, artikel 3 (Wijzigingsverordening (EU) nr. 1380/2013), lid 2:

in plaats van:

„2)

Aan artikel 36 worden de volgende leden toegevoegd:

„5.   In afwijking van lid 1 is Frankrijk tot en met 31 december 2021 vrijgesteld van de verplichting om in zijn register van de vissersvaartuigen van de Unie vaartuigen op te nemen met een lengte over alles van minder tien meter die opereren vanuit Mayotte.

6.   Tot en met 31 december 2021 houdt Frankrijk een voorlopig register bij van de vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter die vanuit Mayotte opereren. Dit register bevat voor elk vaartuig ten minste de naam, de lengte over alles en een identificatiecode. Vaartuigen die in het voorlopig register zijn opgenomen, worden beschouwd als in Mayotte geregistreerde vaartuigen.”.”,

lezen:

„2)

Aan artikel 36 worden de volgende leden toegevoegd:

„4.   In afwijking van lid 1 is Frankrijk tot en met 31 december 2021 vrijgesteld van de verplichting om in zijn register van de vissersvaartuigen van de Unie vaartuigen op te nemen met een lengte over alles van minder tien meter die opereren vanuit Mayotte.

5.   Tot en met 31 december 2021 houdt Frankrijk een voorlopig register bij van de vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter die vanuit Mayotte opereren. Dit register bevat voor elk vaartuig ten minste de naam, de lengte over alles en een identificatiecode. Vaartuigen die in het voorlopig register zijn opgenomen, worden beschouwd als in Mayotte geregistreerde vaartuigen.”.”.


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/35


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/390 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende technische reguleringsnormen voor bepaalde prudentiële vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen en aangewezen kredietinstellingen die bancaire nevendiensten verrichten

( Publicatieblad van de Europese Unie PB L 65 van 10 maart 2017 )

Bladzijde 17, artikel 6, lid 1, onder a) iii):

in plaats van:

„iii)

de verwachte netto-inkomsten na belasting voor het langst geleden boekjaar waarvoor de gecontroleerde resultaten nog niet beschikbaar zijn;”,

lezen:

„iii)

de verwachte netto-inkomsten na belasting voor het voorgaande boekjaar waarvoor de gecontroleerde resultaten nog niet beschikbaar zijn;”.

Bladzijde 32, artikel 26, lid 1:

in plaats van:

„1.   Een CSD-bancaire dienstverlener beschikt over effectieve terugbetalingsprocedures voor intraday-krediet die beantwoorden aan de vereisten in de leden 2 en 3.”,

lezen:

„1.   Een CSD-bancaire dienstverlener beschikt over effectieve terugbetalingsprocedures voor intraday-krediet die beantwoorden aan de vereisten in lid 2.”.


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/36


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/391 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud van de verslaglegging over interne afwikkelingen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 65 van 10 maart 2017 )

Bladzijde 44, overweging 6:

in plaats van:

„De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht.”,

lezen:

„De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht.”.


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/36


Rectificatie van Verordening (EU) 2017/363 van de Commissie van 1 maart 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de specifieke goedkeuring van vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen met één turbinemotor bij nacht of in instrumentweersomstandigheden en de goedkeuringseisen voor de opleiding met betrekking tot gevaarlijke goederen voor commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, niet-commerciële vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en niet-commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 55 van 2 maart 2017 )

Bladzijde 5, in de bijlage tot wijziging van bijlage III (deel ORO) van Verordening (EU) nr. 965/2012, punt 2, onder a), j), derde zin:

in plaats van:

„Opleidingsprogramma's van exploitanten die commerciële luchtvervoersactiviteiten uitvoeren, al dan niet voor het vervoer van gevaarlijke goederen, en van exploitanten die andere activiteiten uitvoeren dan de commerciële vluchtuitvoeringen bedoeld in de punten b), c) en d) van ORO.GEN.005 waarbij gevaarlijke stoffen worden vervoerd, moeten worden beoordeeld en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.”,

lezen:

„Opleidingsprogramma's van exploitanten die commerciële luchtvervoersactiviteiten uitvoeren, al dan niet voor het vervoer van gevaarlijke goederen, en van exploitanten die andere activiteiten uitvoeren dan commerciële vluchtuitvoeringen, bedoeld in de punten b), c) en d) van ORO.GEN.005, waarbij gevaarlijke stoffen worden vervoerd, moeten worden beoordeeld en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.”.


17.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/37


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 van de Commissie van 4 september 2017 tot vaststelling van wetenschappelijke criteria voor het identificeren van hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 301 van 17 november 2017 )

Bladzijde 1, in de titel van de verordening:

in plaats van:

„GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2100 VAN DE COMMISSIE van 4 september 2017 tot vaststelling van wetenschappelijke criteria voor het identificeren van hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad”,

lezen:

„GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2100 VAN DE COMMISSIE van 4 september 2017 tot vaststelling van wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad”.

Bladzijde 2, overweging 5, zevende zin:

in plaats van:

„Bij de vaststelling van de criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen die schadelijke effecten kunnen hebben op niet-doelorganismen is het gezien de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 528/2012 alsmede het evenredigheidsbeginsel passend rekening te houden met de bovenstaande wetenschappelijke overwegingen.”,

lezen:

„Bij de vaststelling van de criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen die schadelijke effecten kunnen hebben op niet-doelorganismen is het gezien de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 528/2012 alsmede het evenredigheidsbeginsel passend rekening te houden met de bovenstaande wetenschappelijke overwegingen.”.

Bladzijde 2, overweging 6:

in plaats van:

„De ervaring die wordt opgedaan met de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde wetenschappelijke criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen, moet in het licht van de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 528/2012 door de Commissie worden beoordeeld.”,

lezen:

„De ervaring die wordt opgedaan met de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen, moet in het licht van de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 528/2012 door de Commissie worden beoordeeld.”.

Bladzijde 3, artikel 3:

in plaats van:

„Uiterlijk op 7 juni 2025 dient de Commissie bij de groep deskundigen (de „BA-bijeenkomst over biociden”) bestaande uit vertegenwoordigers van de voor biociden bevoegde autoriteiten van de lidstaten een beoordeling in van de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde wetenschappelijke criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen.”,

lezen:

„Uiterlijk op 7 juni 2025 dient de Commissie bij de groep deskundigen (de „BA-bijeenkomst over biociden”) bestaande uit vertegenwoordigers van de voor biociden bevoegde autoriteiten van de lidstaten een beoordeling in van de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen.”.

Bladzijde 4, bijlage, deel A, punt 1, onder a):

in plaats van:

„a)

de stof vertoont een schadelijk effect op een intact organisme of het nageslacht daarvan, bestaande uit een verandering in de morfologie, fysiologie, groei, ontwikkeling, voortplanting of levensduur van een organisme, systeem of (deel)populatie die leidt tot een functiebeperking, een beperking van het vermogen om bijkomende belasting te compenseren of een grotere gevoeligheid voor andere invloeden;”,

lezen:

„a)

de stof vertoont een schadelijk effect op een intact organisme of het nageslacht daarvan, bestaande uit een verandering in de morfologie, fysiologie, groei, ontwikkeling, voortplanting of levensduur van een organisme, systeem of (deel)populatie die leidt tot een functiebeperking, een beperking van het vermogen om bijkomende belasting te compenseren of een grotere gevoeligheid voor andere factoren;”.

Bladzijde 4, bijlage, deel A, punt 2, onder b), iv):

in plaats van:

„iv)

de blootstellingsroute, de toxicokinetiek en het metabolisme;”,

lezen:

„iv)

het onderzoek naar de blootstellingsroute, de toxicokinetiek en het metabolisme;”.

Bladzijde 4, bijlage, deel B, punt 1, onder a):

in plaats van:

„a)

de stof vertoont een schadelijk effect op niet-doelorganismen, bestaande uit een verandering in de morfologie, fysiologie, groei, ontwikkeling, voortplanting of levensduur van een organisme, systeem of (deel)populatie die leidt tot een functiebeperking, een beperking van het vermogen om bijkomende belasting te compenseren of een grotere gevoeligheid voor andere invloeden;”,

lezen:

„a)

de stof vertoont een schadelijk effect op niet-doelorganismen, bestaande uit een verandering in de morfologie, fysiologie, groei, ontwikkeling, voortplanting of levensduur van een organisme, systeem of (deel)populatie die leidt tot een functiebeperking, een beperking van het vermogen om bijkomende belasting te compenseren of een grotere gevoeligheid voor andere factoren;”.

Bladzijde 5, bijlage, deel B, punt 2, onder b), iv):

in plaats van:

„iv)

de kwaliteit en de consistentie van de gegevens, rekening houdend met het patroon en de samenhang van de resultaten binnen en tussen de onderzoeken met een soortgelijke opzet alsook met betrekking tot verschillende taxonomische groepen;”,

lezen:

„iv)

de kwaliteit en de consistentie van de gegevens, rekening houdend met het patroon en de samenhang van de resultaten binnen en tussen onderzoeken met een soortgelijke opzet, alsook met betrekking tot verschillende taxonomische groepen;”.