ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 14 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
61e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
19.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 14/1 |
VERORDENING (EU) 2018/76 VAN DE RAAD
van 23 oktober 2017
betreffende de toewijzing van vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 januari 2014 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Besluit 2014/146/EU betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius (1) („de overeenkomst”). |
(2) |
Het eerste protocol (2) bij de overeenkomst voorzag, voor een periode van drie jaar, in vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie die vissen in de visserijzone waarover de Republiek Mauritius („Mauritius”) de soevereiniteit of jurisdictie heeft, en in de financiële tegenprestatie van de Unie. De periode waarin dat protocol van toepassing was, is op 27 januari 2017 verstreken. |
(3) |
Overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1960 van de Raad (3) is een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius („het protocol”), ondertekend op 8 december 2017. |
(4) |
De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor de volledige periode van toepassing van het protocol. |
(5) |
In artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (4) is bepaald dat de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die in het kader van het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden opgebruikt met het afgegeven aantal vismachtigingen, de betrokken lidstaten daarvan in kennis moet stellen en hen moet verzoeken te bevestigen dat zij geen gebruik maken van die vangstmogelijkheden. Als niet binnen een vastgestelde termijn wordt geantwoord, moet dit worden beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn moet worden vastgesteld. |
(6) |
Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, is het protocol voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening. Deze verordening moet derhalve eveneens met ingang van die datum van toepassing zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld op grond van het protocol, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
a) |
vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:
|
b) |
vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:
|
2. Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de overeenkomst en het protocol.
3. Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle krachtens het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
4. De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie om bevestiging verzoekt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 8 december 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 oktober 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
K. IVA
(1) Besluit 2014/146/EU van de Raad van 28 januari 2014 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius (PB L 79 van 18.3.2014, blz. 2).
(2) Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius (PB L 79 van 18.3.2014, blz. 9).
(3) Besluit (EU) 2017/1960 van de Raad van 23 oktober 2017 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van een protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius (PB L 279 van 28.10.2017, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
19.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 14/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/77 VAN DE COMMISSIE
van 15 januari 2018
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 januari 2018.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Stephen QUEST
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een rechthoekig artikel van textiel (een zogenoemde „matrashoes”), dat is vervaardigd van bedrukt textielweefsel van synthetische of kunstmatige vezels (100 % polyester), een wasbare stof en ongeveer 200 × 60 × 8 cm meet. Het artikel heeft een ritssluiting langs een van de lange zijden zodat het over de matras kan worden getrokken. Aan een van de lange zijden is een handvat van textiel bevestigd. (Zie afbeelding) (*1) |
6302 22 90 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 6302 , 6302 22 en 6302 22 90 . Het artikel is vervaardigd van een wasbare stof en heeft een ritssluiting waardoor het te allen tijde van de matras kan worden verwijderd, en is bijgevolg geschikt om te worden gereinigd (zie ook de GS-toelichtingen op post 6302 , eerste alinea). Het heeft dus de objectieve eigenschappen en kenmerken van beddenlinnen. Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6302 22 90 als „ander beddenlinnen dan van brei- of haakwerk, van synthetische of kunstmatige vezels”. |
(*1) De afbeelding is louter ter informatie.
19.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 14/6 |
VERORDENING (EU) 2018/78 VAN DE COMMISSIE
van 16 januari 2018
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor 2-fenylfenol, bensulfuron-methyl, dimethachloor en lufenuron in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), en artikel 49, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor 2-fenylfenol zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor dimethachloor en lufenuron zijn MRL's vastgesteld in bijlage III, deel A, bij die verordening. Voor bensulfuron-methyl zijn eerder nog geen MRL's vastgesteld. |
(2) |
Voor 2-fenylfenol heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de herziening van de bestaande MRL's uitgebracht (2). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie voor plantaardige producten te wijzigen en heeft aanbevolen de MRL's voor spier, vet, lever en nier van varkens, runderen en paardachtigen, en voor melk van runderen en paarden, te verlagen. Zij concludeerde dat met betrekking tot het MRL voor citrusvruchten sommige gegevens niet beschikbaar waren en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico voor de consument is, moet het MRL voor dat product in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Wat het MRL voor peren betreft, is de Codex-grenswaarde veilig voor de consument. Het is daarom passend om het MRL voor peren op hetzelfde niveau vast te stellen. |
(3) |
Voor bensulfuron-methyl heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (3). Zij heeft aanbevolen de bestaande MRL's te verhogen of te handhaven. |
(4) |
Voor dimethachloor heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (4). Zij heeft aanbevolen de bestaande MRL's te verhogen of te handhaven. |
(5) |
Voor lufenuron heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (5). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie voor alle producten te wijzigen en heeft aanbevolen de MRL's voor citrusvruchten, pitvruchten, kersen (zoet), pruimen, tafeldruiven, wijndruiven, vijgen, kaki's/japanse persimoenen, kiwi's, aardappelen, tomaten, paprika's, komkommers, courgettes en sojabonen te verlagen. Voor andere producten heeft zij aanbevolen de bestaande MRL's te verhogen of te handhaven. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor abrikozen, perziken, aardbeien, augurken, veldsla, sla, andijvie, tuinkers en andere kiemen en scheuten, winterkers, raketsla/rucola, rode amsoi, babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten), lever en nier van varkens, runderen, schapen, geiten en paardachtigen, en nier van pluimvee sommige gegevens niet beschikbaar waren en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico voor de consument is, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Deze MRL's zullen worden herzien; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(6) |
Met betrekking tot producten waarop het gebruik van het betrokken gewasbeschermingsmiddel niet is toegelaten, en waarvoor geen invoertoleranties of Codex-grenswaarden (CXL's) bestaan, moeten de MRL's worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens of moet het standaard-MRL overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 van toepassing zijn. |
(7) |
De Commissie heeft de referentielaboratoria van de Europese Unie voor bestrijdingsmiddelenresiduen geraadpleegd over de noodzaak van aanpassing van bepaalde bepaalbaarheidsgrenzen. Voor een aantal stoffen kwamen die laboratoria tot de conclusie dat voor bepaalde producten in verband met de technische ontwikkelingen specifieke bepaalbaarheidsgrenzen moeten worden vastgesteld. |
(8) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(9) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die vóór de wijziging van de MRL's werden vervaardigd en waarvoor uit de informatie is gebleken dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden. |
(12) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die vóór de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die vóór 8 augustus 2018 rechtmatig zijn geproduceerd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 8 augustus 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 januari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels for 2-phenylphenol according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2017;15(1):4696.
(3) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels for bensulfuron-methyl according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2016;14(10):4596.
(4) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels for dimethachlor according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2016;14(11):4632.
(5) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels for lufenuron according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2017;15(1):4652.
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage III worden de kolommen voor dimethachloor en lufenuron geschrapt. |
(*1) Bepaalbaarheidsgrens
(F) |
= |
Vetoplosbaar |
2-fenylfenol (som van 2-fenylfenol en conjugaten daarvan, uitgedrukt als 2-fenylfenol)
(R) |
= |
Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: 2-fenylfenol - code 100000, met uitzondering van 1040000: 2-fenylfenol |
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijenf” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(*2) Bepaalbaarheidsgrens
(F) |
= |
Vetoplosbaar |
Bensulfuron-methyl
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
Dimethachloor
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
Lufenuron (alle verhoudingen van samenstellende isomeren) (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 maart 2020 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groentenf”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 maart 2020 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
19.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 14/31 |
VERORDENING (EU) 2018/79 VAN DE COMMISSIE
van 18 januari 2018
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 10/2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a), d), e), h), en i), artikel 11, lid 3, en artikel 12, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie (2) (hierna „de verordening” genoemd) bevat een EU-lijst van toegelaten stoffen die in materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen, mogen worden gebruikt. |
(2) |
Sinds de laatste wijziging van Verordening (EU) nr. 10/2011 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) nadere wetenschappelijke adviezen gepubliceerd over bepaalde stoffen die mogen worden gebruikt in materialen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen („food contact materials”; FCM) en over het toegestane gebruik van reeds toegelaten stoffen. Om ervoor te zorgen dat Verordening (EU) nr. 10/2011 overeenkomt met de recentste bevindingen van de EFSA, moet die verordening worden gewijzigd. |
(3) |
De EFSA heeft een positief wetenschappelijk advies uitgebracht (3) over het gebruik van de stof (butadieen, styreen, methylmethacrylaat, butylacrylaat)-copolymeer, vernet met divinylbenzeen of 1,3-butaandioldimethacrylaat (FCM-stofnr. 856, CAS-nr. 25101-28-4). Volgens de conclusies van de EFSA levert deze stof geen veiligheidsrisico voor de consument op bij gebruik als polymeer additief in een concentratie van maximaal 40 % (m/m) in uit mengsels van styreen-acrylonitrilcopolymeer (SAN)/poly(methylmethacrylaat) (PMMA) vervaardigde, meerdere malen te gebruiken voorwerpen die zijn bestemd om bij kamertemperatuur in contact te komen met waterige, zure en/of licht alcoholische (< 20 %) levensmiddelen gedurende minder dan één dag en met droge levensmiddelen ongeacht de duur van het contact, met inbegrip van opslag op lange termijn. De huidige toelating van deze stof moet worden uitgebreid met dat gebruik, op voorwaarde dat aan die specificaties wordt voldaan. |
(4) |
De EFSA heeft een positief wetenschappelijk advies uitgebracht (4) over het gebruik van het monomeer 2,4,4′-trifluorbenzofenon (FCM-stofnr. 1061, CAS-nr. 80512-44-3). Volgens de conclusies van de EFSA levert deze stof geen veiligheidsrisico voor de consument op bij gebruik als comonomeer in een concentratie van maximaal 0,3 % (m/m) op basis van het afgewerkte materiaal bij de vervaardiging van polyetheretherketon-kunststoffen. Dat monomeer moet daarom in de EU-lijst van toegelaten stoffen worden opgenomen met de beperking dat aan deze specificatie moet worden voldaan. |
(5) |
De EFSA heeft een positief wetenschappelijk advies uitgebracht (5) over het gebruik van het monomeer 2,3,3,4,4,5,5-heptafluor-1-penteen (FCM-stofnr. 1063, CAS-nr. 1547-26-8). Volgens de conclusies van de EFSA levert deze stof geen veiligheidsrisico voor de consument op bij gebruik als comonomeer in combinatie met tetrafluorethyleen- en/of ethyleencomonomeren voor de vervaardiging van fluorcopolymeren die uitsluitend bedoeld zijn om te worden toegepast als polymere technische hulpstoffen, in een concentratie van maximaal 0,2 % (m/m) van het materiaal bestemd om met levensmiddelen in contact te komen. Voor deze toepassing mag de massafractie van moleculen met laag moleculair gewicht (minder dan 1 500 Da) in het fluorcopolymeer niet groter zijn dan 30 mg/kg. Dat monomeer moet in de EU-lijst van toegelaten stoffen worden opgenomen met de beperking dat aan die specificaties moet worden voldaan. |
(6) |
De EFSA heeft een positief wetenschappelijk advies uitgebracht (6) over het gebruik van de stof wolfraamoxide (WOn (n = 2,72-2,90)) (FCM-stofnr. 1064, CAS-nr. 39318-18-8). Volgens de conclusies van de EFSA levert deze stof geen veiligheidsrisico voor de consument op bij gebruik van het additief als herverhittingsmiddel in polyethyleentereftalaat (PET). Vanwege de onoplosbaarheid van de stof was de EFSA van oordeel dat bij elk te verwachten gebruik als herverhittingstoevoegingsmiddel in PET waarschijnlijk slechts in geringe mate migratie zal plaatsvinden. De migratielimiet hoeft daarom niet te worden geverifieerd. Voor andere technische functies of voor gebruik in andere polymeren heeft de EFSA geconcludeerd dat de migratie niet hoger mag zijn dan 0,05 mg/kg (uitgedrukt als wolfraam). Die stof moet in de EU-lijst van toegelaten stoffen worden opgenomen met de beperking dat aan die specificaties moet worden voldaan. |
(7) |
De EFSA heeft een positief wetenschappelijk advies uitgebracht (7) over het gebruik van het mengsel van methyl-vertakte en lineaire C14-C18-alkaanamiden, verkregen uit vetzuren (FCM-stofnr. 1065, CAS-nr. 85711-28-0). Volgens de conclusies van de EFSA levert deze stof geen veiligheidsrisico voor de consument op indien ze wordt gebruikt bij de productie van uit polyolefinen vervaardigde voorwerpen, bestemd om in contact te komen met alle levensmiddelen behalve vette levensmiddelen (waarvoor simulant D2 is vastgesteld), en indien de migratie ervan niet meer dan 5 mg/kg levensmiddel bedraagt. Dat mengsel moet daarom in de EU-lijst van toegelaten stoffen worden opgenomen met de beperking dat aan deze specificaties moet worden voldaan. |
(8) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Materialen en voorwerpen van kunststof die voldoen aan Verordening (EU) nr. 10/2011 zoals die van toepassing was voor de inwerkingtreding van deze verordening, mogen tot en met 8 februari 2019 in de handel worden gebracht en mogen in de handel blijven tot de voorraden zijn uitgeput.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 januari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.
(2) Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1).
(3) EFSA Journal 2016;14(11):4637.
(4) EFSA Journal 2016;14(7):4532.
(5) EFSA Journal 2016;14(10):4582.
(6) EFSA Journal 2017;15(1):4661.
(7) EFSA Journal 2017;15(2):4724.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 1 wordt tabel 1 als volgt gewijzigd:
|
2. |
In punt 3 worden in tabel 3 de volgende vermeldingen toegevoegd:
|
19.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 14/35 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/80 VAN DE COMMISSIE
van 18 januari 2018
betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de zestiende deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend. |
(2) |
In het licht van de inschrijvingen die voor de zestiende deelinschrijving zijn ontvangen, moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld. |
(1) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de zestiende deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 16 januari 2018 moesten zijn ingediend, bedraagt de minimumverkoopprijs 119,00 EUR per 100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 januari 2018.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).