ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
61e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
18.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/72 VAN DE COMMISSIE
van 4 oktober 2017
tot aanvulling van Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties met technische reguleringsnormen tot vaststelling van de vereisten waaraan betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten moeten voldoen om de toepassing van onafhankelijkheidsvereisten te waarborgen wat betreft de accounting, de organisatie en de besluitvormingsprocessen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (1), en met name artikel 7, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de vereisten te specificeren die de scheiding van betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten waarborgen, dienen bepaalde voorwaarden te worden bepaald met betrekking tot de accounting, de organisatie en het besluitvormingsproces van betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten, ongeacht de wettelijke vorm die door die entiteiten is aangenomen. |
(2) |
Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten moeten accountingprocessen opzetten waarmee zij financiële informatie over gescheiden winst- en verliesrekeningen en toelichting bij die financiële informatie kunnen verstrekken. Deze vereisten mogen de accountingprincipes en normen of vereisten betreffende de jaarrekening die al van toepassing zijn op betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten, niet vervangen of wijzigen. |
(3) |
Daartoe dient te worden gespecificeerd hoe de lasten en opbrengsten moeten worden toegewezen onder die accountingprocessen. Deze accountingprocessen moeten naar behoren worden gedocumenteerd, met name wat betreft de overdrachten van financiële middelen tussen betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten. |
(4) |
Om de onafhankelijkheid te verzekeren, dienen betaalkaartschema's en deelnemende verwerkingsentiteiten minstens jaarlijks financiële informatie te verstrekken, en deze informatie moet door een onafhankelijke accountant worden beoordeeld. Deze informatie en de beoordeling ervan moeten voor de bevoegde autoriteiten op hun verzoek beschikbaar worden gesteld om hen in staat te stellen de onafhankelijkheidsvereisten te handhaven. |
(5) |
Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die geen aparte rechtspersonen zijn, moeten in ieder geval als verschillende interne bedrijfseenheden georganiseerd worden. Personeel van betaalkaartschema's en personeel van verwerkingsentiteiten, inclusief directie, moeten onafhankelijk zijn en in aparte werkruimten zijn ondergebracht die uitgerust zijn met beperkte gecontroleerde toegang. Om de onafhankelijkheid van directeurs te bevorderen wanneer twee entiteiten deel uitmaken van dezelfde groep, en om „draaideurconstructies” te voorkomen, mogen directeurs niet voor de andere kant van het bedrijf gaan werken voor een periode van minimaal één jaar nadat ze de entiteit verlaten hebben waarbij zij werkzaam waren. |
(6) |
Personeel van betaalkaartschema's mag taken die verband houden met het ontwerpen, actualiseren of implementeren van verwerkingsdiensten alleen verrichten indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan die naleving van de vereisten inzake onafhankelijkheid waarborgen. |
(7) |
Om betaalkaartschema's of verwerkingsentiteiten geen prikkels te bieden om via hun personeel elkaar een voorkeursbehandeling te geven of bevoorrechte informatie te verstrekken die niet voor hun concurrenten beschikbaar is, mogen de vergoedingsregelingen voor personeel van betaalkaartschema's of verwerkingsentiteiten niet direct of indirect gebaseerd zijn op de economische prestaties van de betaalkaartschema's of verwerkingsentiteiten. Het vergoedingenbeleid moet volledig beschikbaar worden gesteld voor de bevoegde autoriteiten wanneer deze daarom verzoeken. |
(8) |
Het is aangewezen om te specificeren dat wanneer de betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten deel uitmaken van dezelfde juridische entiteit of groep, regels voor het waarborgen van de naleving door het personeel van de onderhavige verordening in een gedragscode moeten worden vastgesteld met effectieve sancties en handhavingsmechanismen die openbaar moeten worden gemaakt. |
(9) |
Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten mogen gebruikmaken van gedeelde diensten, mits dit gebruik niet tot gevolg heeft dat gevoelige informatie tussen hen wordt gedeeld en de voorwaarden voor het delen van de diensten, inclusief de financiële voorwaarden waaronder deze diensten worden aangeboden, naar behoren zijn gedocumenteerd in één enkel document. Dat document moet voor de bevoegde autoriteiten op hun verzoek beschikbaar gesteld worden om hen in staat te stellen de toepassing van onafhankelijkheidsvereisten te verzekeren. Er moeten specifieke voorwaarden voor het delen van het informatiebeheersysteem worden ingevoerd. Het delen van gevoelige informatie tussen betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die het betaalkaartschema of de verwerkingsentiteit een concurrentievoordeel kunnen opleveren, moet echter verboden zijn. |
(10) |
Het is aangewezen om voorwaarden vast te stellen voor de samenstelling van de bestuursorganen van de betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten, ongeacht hun rechtsvorm en organisatorische regelingen, om ervoor te zorgen dat mogelijke belangenconflicten voor het besluitvormingsproces tussen de betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten adequaat worden beperkt. Deze voorwaarden moeten openbaar worden gemaakt en worden beoordeeld door de bevoegde autoriteiten. Bovendien moeten betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten gescheiden jaarlijkse bedrijfsplannen door hun relevante bestuursorganen laten goedkeuren. Deze gescheiden jaarlijkse bedrijfsplannen moeten voor de bevoegde autoriteiten op hun verzoek volledig beschikbaar gesteld worden om hen in staat te stellen de handhaving van onafhankelijkheidsvereisten te verzekeren. |
(11) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) bij de Commissie heeft ingediend. |
(12) |
De EBA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening stelt de vereisten vast die moeten worden nageleefd door betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten om de toepassing van artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2015/751 te waarborgen.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. „bestuursorgaan”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een betaalkaartschema of verwerkingsentiteit dat bevoegd is de strategie, doelstellingen en de algemene richting vast te stellen, belast is met toezicht op en monitoring van de besluitvorming en de personen omvat die de activiteiten van de entiteit feitelijk leiden;
2. „directie”: de natuurlijke personen binnen een betaalkaartschema of verwerkingsentiteit die uitvoerende functies uitoefenen en die jegens het bestuursorgaan verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor het dagelijks bestuur van het betaalkaartschema of de verwerkingsentiteit;
3. „vergoeding”: alle vormen van vaste en variabele vergoeding, inclusief betalingen of voordelen, monetaire of niet-monetaire, rechtstreeks toegekend door of namens betaalkaartschema's of verwerkingsentiteiten aan werknemers;
4. „gedeelde diensten”: een activiteit, functie of dienst die wordt verricht door een interne eenheid binnen betaalkaartschema's of verwerkingsentiteiten of een afzonderlijke juridische entiteit, en uitgevoerd wordt ten voordele van zowel de betaalkaartschema's als de verwerkingsentiteiten;
5. „groep”: een moederonderneming en al haar dochterondernemingen als gedefinieerd in artikel 2, lid 11, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (3).
HOOFDSTUK II
ACCOUNTING
Artikel 3
Financiële informatie
1. Betaalkaartschema's en deelnemende verwerkingsentiteiten zetten accountingprocessen op waarmee zij financiële informatie over gescheiden winst- en verliesrekeningen en toelichting bij die financiële informatie kunnen verstrekken.
2. De financiële informatie bedoeld in lid 1 voldoet aan het toepasselijke accountingkader voor de opstelling van financiële overzichten van betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten.
Artikel 4
Toewijzing van lasten en opbrengsten
1. De financiële informatie waarvan sprake in artikel 3, lid 1, is gebaseerd op een toewijzing van lasten en opbrengsten ten behoeve van het betaalkaartschema en de verwerkingsentiteit, overeenkomstig de volgende regels:
a) |
lasten en opbrengsten die rechtstreeks zijn toe te wijzen aan de verlening van verwerkingsdiensten, worden toegewezen aan de verwerkingsentiteit; |
b) |
lasten en opbrengsten die rechtstreeks zijn toe te wijzen aan het betaalkaartschema, worden toegewezen aan het betaalkaartschema; |
c) |
lasten en opbrengsten die niet rechtstreeks zijn toe te wijzen aan de verlening van verwerkingsdiensten of aan het betaalkaartschema, worden toegewezen volgens een op activiteiten gebaseerd kostencalculatiesysteem (ABC), waarbij indirecte lasten en opbrengsten worden toegewezen aan de hand van de werkelijke consumptie door het betaalkaartschema en de verwerkingsentiteit; |
d) |
lasten en opbrengsten die niet direct toegewezen kunnen worden en niet volgens een ABC kunnen worden toegewezen, worden toegewezen volgens een accountingmethodologie die in een ondersteunende nota is gedocumenteerd. |
2. De in lid 1, onder d), bedoelde ondersteunende nota vermeldt voor alle volgens die methodologie toegewezen lasten en opbrengsten:
a) |
de grondslag voor de toewijzing; |
b) |
de ratio van die grondslag. |
Artikel 5
Documentatie van overboeking van financiële middelen tussen betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten
1. Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten leggen specifieke toelichting over voor elke overboeking van financiële middelen tussen hen voor de verlening van diensten of het gebruik van gedeelde diensten als bedoeld in artikel 12. Deze toelichting bevat een specificatie van de prijzen van en vergoedingen voor deze diensten, ongeacht onderliggende verplichtingen en organisatorische regelingen die mogelijk tussen hen bestaan. Deze toelichting wordt opgenomen in de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële informatie.
2. Indien betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten tot dezelfde juridische entiteit of groep behoren, wordt in de in lid 1 bedoelde specifieke toelichting bewijs geleverd dat de prijzen en vergoedingen voor het verlenen van diensten tussen hen of het gebruik van gedeelde diensten niet verschillen van prijzen en vergoedingen voor dezelfde of, bij ontstentenis daarvan, vergelijkbare diensten die worden aangerekend tussen betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die niet tot dezelfde juridische entiteit of groep behoren.
Artikel 6
Beoordeling en frequentie van financiële informatie
1. De financiële informatie die in overeenstemming met de artikelen 3, 4 en 5 wordt overgelegd, wordt beoordeeld door een onafhankelijke en gecertificeerde accountant.
2. De in lid 1 bedoelde beoordeling wordt in de vorm van een rapport verstrekt en garandeert:
a) |
een betrouwbaar en eerlijk beeld van de financiële informatie die door betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten wordt overgelegd; |
b) |
consistentie en vergelijkbaarheid van de financiële informatie met de accountingkaders voor de opstelling van financiële overzichten van betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten; |
c) |
consistentie van de financiële informatie met het toewijzingsbeleid van vorige jaren of, indien deze consistentie ontbreekt, een toelichting waarom het toewijzingsbeleid is gewijzigd en een herziening van de cijfers van vorige jaren. |
3. De financiële informatie bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 wordt jaarlijks aan de in lid 1 bedoelde accountant voorgelegd en wordt op verzoek van de bevoegde autoriteiten voor hen volledig beschikbaar gesteld, samen met de beoordeling door de onafhankelijke accountant.
HOOFDSTUK III
ORGANISATIE
Artikel 7
Functionele scheiding
Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die niet als aparte juridische entiteiten zijn opgericht, worden in twee aparte interne bedrijfseenheden georganiseerd.
Artikel 8
Gescheiden werkruimten
Betaalkaartsystemenschema's en verwerkingsentiteiten die zich in hetzelfde gebouw bevinden, worden georganiseerd in gescheiden werkruimten die zijn uitgerust met beperkte en gecontroleerde toegang.
Artikel 9
Onafhankelijkheid van de directie
De directie van betaalkaartschema's of van de bedrijfseenheid van betaalkaartschema's verschilt van de directie van verwerkingsentiteiten of van de bedrijfseenheid van verwerkingsentiteiten en handelt autonoom. De directie van betaalkaartschema's of bedrijfseenheden van betaalkaartschema's mag geen werkzaamheden verrichten voor verwerkingsentiteiten of bedrijfseenheden van verwerkingsentiteiten, en vice versa, voor een periode van minimaal één jaar nadat die directie de entiteit heeft verlaten waarvoor zij heeft gewerkt.
Artikel 10
Onafhankelijkheid van het personeel
1. Het personeel van betaalkaartschema's verschilt van het personeel van verwerkingsentiteiten.
2. Het personeel van betaalkaartschema's en van verwerkingsentiteiten kan taken verrichten in verband met het verlenen van gedeelde diensten als bedoeld in artikel 12.
3. Het personeel van een verwerkingsentiteit kan taken verrichten in verband met het opstellen van de gemeenschappelijke reeks regels, praktijken, normen en implementatierichtsnoeren voor de uitvoering van op kaarten gebaseerde betalingstransacties, op voorwaarde dat:
a) |
de taken die betrekking hebben op het opstellen van de gemeenschappelijke reeks regels door andere verwerkingsentiteiten op niet-discriminerende basis kunnen worden uitgevoerd; |
b) |
bij het opstellen van die regels een representatieve steekproef van alle verwerkingsentiteiten die deelnemen aan het betaalkaartschema betrokken is. |
Artikel 11
Vergoeding
1. Verwerkingsentiteiten stellen een vergoedingenbeleid vast dat hun personeel geen prikkels biedt om een betaalkaartschema een voorkeursbehandeling te geven of bevoorrechte informatie te verstrekken die niet voor andere concurrenten beschikbaar is. De vergoeding van hun personeel weerspiegelt derhalve de prestaties van de verwerkingsentiteit en houdt niet direct of indirect verband met de prestaties van het betaalkaartschema waaraan de verwerkingsentiteit diensten levert.
2. Betaalkaartschema's stellen een vergoedingenbeleid vast dat hun personeel geen prikkels biedt om een verwerkingsentiteit een voorkeursbehandeling te geven of bevoorrechte informatie te verstrekken die niet voor andere concurrenten beschikbaar is. De vergoeding van hun personeel weerspiegelt derhalve de prestaties van de betaalkaartschema's en houdt niet direct of indirect verband met de prestaties van een verwerkingsentiteit.
3. Het vergoedingenbeleid waarvan sprake in de leden 1 en 2 moet volledig beschikbaar worden gesteld voor de bevoegde autoriteiten wanneer deze daarom verzoeken.
Artikel 12
Gebruik van gedeelde diensten
1. Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die gebruikmaken van gedeelde diensten, beschrijven in een gemeenschappelijk document de lijst van gedeelde diensten en de voorwaarden, inclusief de financiële voorwaarden, waaronder deze diensten worden verleend.
2. Het gemeenschappelijk document waarvan sprake in lid 1 wordt beschikbaar gesteld voor de bevoegde autoriteiten wanneer zij daarom verzoeken.
Artikel 13
Gebruik van een gedeeld informatiebeheersysteem
Een gemeenschappelijk informatiebeheersysteem van het betaalkaartschema en een verwerkingsentiteit waarborgt dat:
a) |
het personeel van het betaalkaartschema en van de verwerkingsentiteiten via de authenticatieprocedure afzonderlijk worden geïdentificeerd om toegang te verkrijgen tot het informatiebeheersysteem; |
b) |
gebruikers alleen toegang verkrijgen tot informatie waartoe zij overeenkomstig deze verordening toegang hebben. Met name is geen gevoelige informatie als bedoeld in artikel 14 van een verwerkingsentiteit toegankelijk voor het personeel van het betaalkaartschema, en is geen gevoelige informatie van een betaalkaartschema toegankelijk voor het personeel van de verwerkingsentiteit. |
Artikel 14
Gevoelige informatie
Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten mogen geen gevoelige informatie delen die een concurrentievoordeel oplevert voor het betaalkaartschema of de verwerkingsentiteit indien deze informatie niet met andere concurrenten wordt gedeeld.
Artikel 15
Gedragscode
1. Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die behoren tot dezelfde juridische entiteit of groep, belasten zich ermee een gedragscode te bepalen en op hun website openbaar te maken waarin wordt uiteengezet hoe hun respectieve medewerkers handelen om de naleving van deze verordening te waarborgen. De gedragscode voorziet ook in effectieve handhavingsmechanismen.
2. De gedragscode bepaalt met name regels ter voorkoming van het delen van gevoelige informatie als bedoeld in artikel 14 tussen betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten. De gedragscode wordt door de bevoegde autoriteiten beoordeeld.
HOOFDSTUK IV
BESLUITVORMINGSPROCES
Artikel 16
Onafhankelijkheid van bestuursorganen
1. Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten zorgen ervoor dat de samenstelling van hun bestuursorganen belangenconflicten beperkt voor het besluitvormingsproces tussen het betaalkaartschema en de verwerkingsentiteit, mede door het vastleggen van duidelijke en objectieve criteria onder welke voorwaarden bestuurdersposten tegelijkertijd door dezelfde persoon kunnen worden bekleed in het bestuursorgaan van het betaalkaartschema en de verwerkingsentiteit. Deze voorwaarden worden openbaar gemaakt en worden beoordeeld door de bevoegde autoriteiten.
2. De bestuursorganen van betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten die behoren tot dezelfde juridische entiteit of groep, belasten zich ermee beleid inzake belangenconflicten voor het beheer en de monitoring van de naleving van deze verordening goed te keuren en periodiek te beoordelen.
3. Voor de toepassing van lid 2 en indien door dezelfde persoon bestuurdersposten in het bestuursorgaan van het betaalkaartschema en van de verwerkingsentiteit kunnen worden bekleed, stellen betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten:
a) |
een apart bestuursorgaan in dat verantwoordelijk is voor beslissingen in verband met de activiteiten van het betaalkaartschema, met uitzondering van gedeelde diensten als bedoeld in artikel 12, en samengesteld is uit leden van het bestuursorgaan die geen uitvoerende functie uitoefenen met betrekking tot verwerkingsactiviteiten. Deze leden adviseren het bestuursorgaan over de strategie van het betaalkaartschema overeenkomstig deze verordening en helpen het bestuursorgaan bij het toezicht op de uitvoering van die strategie door de directie; |
b) |
een apart bestuursorgaan in dat verantwoordelijk is voor beslissingen in verband met de verwerkingsactiviteiten, met uitzondering van gedeelde diensten als bedoeld in artikel 12, en samengesteld is uit leden van het bestuursorgaan die geen uitvoerende functie uitoefenen met betrekking tot activiteiten van het betaalkaartschema. Deze leden adviseren het bestuursorgaan over de strategie van de verwerkingsentiteit overeenkomstig deze verordening en helpen het bestuursorgaan bij het toezicht op de uitvoering van die strategie door de directie; |
c) |
onafhankelijke rapportagelijnen in van de directie van de bedrijfseenheid van het betaalkaartschema of van de bedrijfseenheid van de verwerkingsentiteit, al naar het geval, naar het bestuursorgaan. |
4. De organisatorische regelingen vastgesteld overeenkomstig lid 3 worden beschikbaar gesteld voor de bevoegde autoriteiten wanneer zij daarom verzoeken.
5. Het bestuursorgaan blijft algemeen verantwoordelijk voor het waarborgen van de naleving van deze verordening.
Artikel 17
Onafhankelijkheid van het jaarlijkse bedrijfsplan
1. Betaalkaartschema's en verwerkingsentiteiten hebben afzonderlijke jaarlijkse bedrijfsplannen waarin de begroting, met inbegrip van kapitaal- en bedrijfsuitgaven en mogelijke bevoegdheidsdelegaties om deze uitgaven aan te gaan, wordt bepaald, die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hun respectief bestuursorgaan of, indien relevant, aan het bestuursorgaan waarvan sprake in artikel 16.
2. De gescheiden jaarlijkse bedrijfsplannen worden volledig beschikbaar gesteld voor de bevoegde autoriteiten wanneer deze daarom verzoeken.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 oktober 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 123 van 19.5.2015, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
(3) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
18.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/8 |
VERORDENING (EU) 2018/73 VAN DE COMMISSIE
van 16 januari 2018
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor kwikverbindingen in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), en artikel 16, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor kwikverbindingen zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II en bijlage III, deel B, bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
Bij Richtlijn 79/117/EEG van de Raad is het verboden bestrijdingsmiddelen die kwikverbindingen bevatten op de markt te brengen en te gebruiken. Alle toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die kwikverbindingen bevatten, zijn ingetrokken en alle MRL's zijn derhalve vastgesteld op de relevante bepaalbaarheidsgrens. |
(3) |
De Commissie heeft van de lidstaten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven informatie ontvangen waaruit blijkt dat de aanwezigheid van kwikverbindingen in verschillende producten leidt tot hogere residuen dan de in Verordening (EG) nr. 396/2005 vastgestelde bepaalbaarheidsgrens. |
(4) |
Recente monitoringgegevens bevestigen de aanwezigheid van residuen van kwikverbindingen in verschillende producten in gehalten boven de bepaalbaarheidsgrens. Rekening houdend met het 95e percentiel van alle steekproefresultaten zijn de volgende gehalten gemeld: 0,02 mg/kg in noten; 0,03 mg/kg in verse kruiden; 0,05 mg/kg in gekweekte paddenstoelen; 0,50 mg/kg in wilde paddenstoelen, met uitzondering van eekhorentjesbrood, waarvoor een gehalte van 0,90 mg/kg is gemeld; 0,02 mg/kg in oliehoudende zaden; 0,02 mg/kg in thee, koffiebonen, kruidenthee en cacaobonen; 0,02 mg/kg in specerijen, met uitzondering van gember, nootmuskaat, foelie en geelwortel, waarvoor een gehalte van 0,05 mg/kg is gemeld; 0,01 mg/kg in vlees, met uitzondering van vlees van vrij wild, waarvoor een gehalte van 0,015 mg/kg is gemeld, en van eendenvlees (gekweekte en wilde eenden), waarvoor een gehalte van 0,04 mg/kg is gemeld; 0,01 mg/kg in dierlijk vet; 0,02 mg/kg in eetbare slachtafvallen, met uitzondering van slachtafvallen van vrij wild, waarvoor een gehalte van 0,025 mg/kg is gemeld, en van slachtafvallen van wilde zwijnen, waarvoor een gehalte van 0,10 mg/kg is gemeld; 0,01 mg/kg in melk; en 0,01 mg/kg in honing. |
(5) |
Aangezien kwikhoudende bestrijdingsmiddelen in de Unie al meer dan dertig jaar geleden zijn afgeschaft, kan de aanwezigheid van kwik in levensmiddelen worden beschouwd als een gevolg van milieuverontreiniging. Daarom is het passend de standaardwaarden te vervangen door de in overweging 4 genoemde waarden, zodat het achtergrondniveau van kwik in het milieu in Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt weerspiegeld. Dit zal de nationale bevoegde autoriteiten in staat stellen passende handhavingsmaatregelen te nemen op basis van realistische MRL's. |
(6) |
Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een advies over kwik en methylkwik in levensmiddelen uitgebracht (2). |
(7) |
In aanmerking nemend dat kwikverbindingen slechts in geringe gehalten in de in overweging 4 genoemde producten voorkomen, en rekening houdend met de beschikbare gegevens over de consumptie van die producten in de Unie, wordt de totale bijdrage die zij leveren tot de blootstelling via de voeding als gering beschouwd en is er geen gevaar voor de gezondheid van de consument. De MRL's voor die producten moeten in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 als tijdelijke MRL's worden vastgesteld. Die MRL's zullen worden herzien; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(8) |
De Commissie heeft de referentielaboratoria van de Europese Unie voor bestrijdingsmiddelenresiduen geraadpleegd over de noodzaak van aanpassing van de bepaalbaarheidsgrenzen. Die laboratoria hebben geconcludeerd dat de huidige bepaalbaarheidsgrenzen moeten worden gehandhaafd. |
(9) |
Op grond van het advies van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(10) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 januari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam); Scientific Opinion on the risk for public health related to the presence of mercury and methylmercury in food. EFSA Journal 2012;10(12):2985. [241 blz.].
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage II wordt de kolom voor kwikverbindingen geschrapt. |
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(F) |
= |
Vetoplosbaar |
Kwikverbindingen (som van de kwikverbindingen, uitgedrukt als kwik)
(+) |
Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
(+) |
Het volgende MRL geldt voor eekhorentjesbrood: 0,9 mg/kg. Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
(+) |
Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(+) |
Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
(+) |
Het volgende MRL geldt voor eendenvlees: 0,04 mg/kg. Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
(+) |
Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
(+) |
Het volgende MRL geldt voor slachtafvallen van wilde zwijnen: 0,1 mg/kg. Uit monitoringgegevens blijkt dat er residuen aanwezig zijn als gevolg van milieuverontreiniging. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie rekening houden met de informatie die binnen tien jaar na de bekendmaking beschikbaar komt.
|
18.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/21 |
VERORDENING (EU) 2018/74 VAN DE COMMISSIE
van 17 januari 2018
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van fosforzuur — fosfaten — di-, tri- en polyfosfaten (E 338-452) in bevroren verticale vleesspiezen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor. |
(2) |
Die lijst kan volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt. |
(3) |
Op 28 augustus 2015 is een aanvraag ingediend voor de goedkeuring van het gebruik van fosforzuur, fosfaten, difosfaten, trifosfaten en polyfosfaten („fosfaten”) als stabilisator en bevochtigingsmiddel in bevroren verticale vleesspiezen die onder levensmiddelencategorie 08.2 „Vleesbereidingen als omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004” in bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 vallen. Deze aanvraag is vervolgens overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 toegankelijk gemaakt voor de lidstaten. |
(4) |
Het gebruik van fosfaten is vereist voor de gedeeltelijke extractie en afbraak van vleeseiwitten om op verticale vleesspiezen een eiwitlaag te vormen die de stukken vlees samenhoudt om homogeen invriezen en braden mogelijk te maken. Bovendien zorgen fosfaten ervoor dat vlees tijdens het ontdooien sappig blijft en dat verticale vleesspiezen stabiel blijven. Deze technologische behoefte is erkend voor roterende bevroren verticale vleesspiezen van met vloeibare kruiderijen behandeld schapen-, lams-, kalfs- of rundvlees of van met of zonder vloeibare kruiderijen behandeld pluimveevlees, dat afzonderlijk of in combinatie wordt gebruikt en in plakjes wordt gesneden of wordt fijngehakt en bestemd is om door een exploitant van een levensmiddelenbedrijf te worden gebraden. Goed doorbakken reepjes vlees worden vervolgens door de eindverbruiker geconsumeerd. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) inwinnen met het oog op het bijwerken van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking geen gevolgen voor de gezondheid van de mens zal hebben. |
(6) |
De veiligheid van fosfaten is beoordeeld door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, dat een maximale toegestane dagelijkse inname heeft vastgesteld van 70 mg per kg lichaamsgewicht, uitgedrukt als fosfor (3). Fosfaten zijn goedgekeurd voor gebruik als levensmiddelenadditieven in veel verschillende levensmiddelen, waaronder vleesproducten en bepaalde vleesbereidingen. De uitbreiding van het gebruik naar bevroren verticale vleesspiezen zal daarom naar verwachting geen grote impact op de algemene blootstelling aan fosfaten hebben. Om de blootstelling aan toegevoegde fosfaten te beperken moet de uitbreiding van het gebruik worden beperkt tot bevroren verticale vleesspiezen waarvoor de technologische behoefte is vastgesteld. |
(7) |
Aangezien de uitbreiding van het gebruik van deze additieven een bijwerking van de EU-lijst inhoudt die geen gevolgen voor de gezondheid van de mens zal hebben, is het niet nodig de EFSA om advies te vragen. |
(8) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 januari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) Verslagen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, vijfentwintigste reeks, 1991, blz. 13.
BIJLAGE
In bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 worden de gegevens voor fosforzuur — fosfaten — di-, tri- en polyfosfaten (E 338-452) in levensmiddelencategorie 08.2 „Vleesbereidingen als omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004” vervangen door:
|
„E 338-452 |
Fosforzuur — fosfaten — di-, tri- en polyfosfaten |
5 000 |
(1) (4) |
alleen breakfast sausages: in dit product is het vlees zo fijn gehakt dat spier- en vetweefsel volledig gedispergeerd zijn, zodat de vezels met het vet een emulsie vormen, wat dit product zijn kenmerkende uiterlijk geeft; Finse grijze gezouten kerstham, hamburgervlees met een groente- en/of graangehalte van minimaal 4 %, in het vlees gemengd, Kasseler, Bräte, Surfleisch, toorvorst, šašlõkk, ahjupraad, Bílá klobása, Vinná klobása, Sváteční klobása, Syrová klobása en roterende bevroren verticale vleesspiezen van met vloeibare kruiderijen behandeld schapen-, lams-, kalfs- of rundvlees of van met of zonder vloeibare kruiderijen behandeld pluimveevlees, dat afzonderlijk en/of in combinatie wordt gebruikt en in plakjes wordt gesneden en/of wordt fijngehakt en bestemd is om door een exploitant van een levensmiddelenbedrijf te worden gebraden en vervolgens door de eindverbruiker te worden geconsumeerd” |
18.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/24 |
VERORDENING (EU) 2018/75 VAN DE COMMISSIE
van 17 januari 2018
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven wat betreft de specificaties van microkristallijne cellulose (E 460(i))
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 14,
Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (2), en met name artikel 7, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (3) zijn de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen levensmiddelenadditieven vastgesteld. |
(2) |
Die specificaties kunnen volgens de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 bedoelde uniforme procedure worden bijgewerkt op initiatief van de Commissie of na een aanvraag. |
(3) |
Op 8 februari 2016 is een aanvraag tot wijziging van de specificaties van het levensmiddelenadditief microkristallijne cellulose (E 460(i)) ingediend. Deze aanvraag is overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 ter kennis van de lidstaten gebracht. |
(4) |
De huidige specificatie met betrekking tot de oplosbaarheid van het levensmiddelenadditief microkristallijne cellulose (E 460(i)) luidt als volgt: „Onoplosbaar in water, ethanol, ether en verdunde anorganische zuren. Moeilijk oplosbaar in een natriumhydroxideoplossing”. |
(5) |
De aanvrager verzoekt om de specificatie met betrekking tot de oplosbaarheid van dit levensmiddelenadditief te vervangen door: „Onoplosbaar in water, ethanol, ether en verdunde anorganische zuren. Nagenoeg onoplosbaar of onoplosbaar in een natriumhydroxideoplossing”. |
(6) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 24 januari 2017 (4) geconcludeerd dat de door de aanvrager voorgestelde wijziging van de specificaties wat betreft de oplosbaarheid van microkristallijne cellulose (E 460(i)) geen veiligheidsrisico inhoudt. De EFSA heeft echter aanbevolen de voor de oplosbaarheidstest te gebruiken concentratie natriumhydroxideoplossing in de EU-specificaties te vermelden. |
(7) |
Bijgevolg is het passend de beschrijving van de oplosbaarheid van het levensmiddelenadditief microkristallijne cellulose (E 460(i)) in een natriumhydroxideoplossing (concentratie: 50 g NaOH/l) te vervangen door „nagenoeg onoplosbaar of onoplosbaar”. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 231/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 januari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
(3) Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).
(4) EFSA ANS Panel (EFSA Panel on Food Additives and Nutrient Sources added to food), 2017. Safety of the proposed amendment of the specifications for microcrystalline cellulose (E 460(i)) as a food additive. EFSA Journal 2017;15(2):4699, 7 blz. doi:10.2903/j.efsa.2017.4699.
BIJLAGE
In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt in de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 460(i) microkristallijne cellulose de informatie over de oplosbaarheid ervan vervangen door het volgende:
„Oplosbaarheid |
Onoplosbaar in water, ethanol, ether en verdunde anorganische zuren. Nagenoeg onoplosbaar of onoplosbaar in natriumhydroxideoplossing (concentratie: 50 g NaOH/l).” |
Rectificaties
18.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/27 |
Rectificatie van de definitieve vaststelling (EU, Euratom) 2017/30 van de gewijzigde begroting nr. 5 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017
( Publicatieblad van de Europese Unie L 9 van 12 januari 2018 )
In de inhoudsopgave en op bladzijde 1, in de titel:
in plaats van:
„2017/30”,
lezen:
„2018/30”.
18.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/27 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Commissie van 22 november 2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten
( Publicatieblad van de Europese Unie L 307 van 23 november 2017 )
Bladzijde 3, overweging 16, eerste zin; bladzijde 10, artikel 13, lid 1, eerste en tweede alinea; bladzijde 11, artikel 13, lid 3:
in plaats van:
„haalbaar”,
lezen:
„levensvatbaar”.
Bladzijde 4, artikel 2, lid 2, aanhef:
in plaats van:
„Regelgevende instanties …”,
lezen:
„De toezichthoudende instanties …”.
Bladzijde 6, artikel 4, lid 2, onder i):
in plaats van:
„i) |
minstens voor dienstvoorzieningen die worden geëxploiteerd en spoorgebonden diensten die worden verleend door exploitanten die onder de directe of indirecte zeggenschap van een controlerende entiteit staan, modelcontracten voor de toegang en de algemene voorwaarden;”, |
lezen:
„i) |
ten minste modelcontracten voor de toegang en algemene voorwaarden in het geval van dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten die worden geëxploiteerd respectievelijk verleend door exploitanten die onder directe of indirecte zeggenschap van een controlerende entiteit staan;”. |
Bladzijde 8, artikel 7, lid 4:
in plaats van:
„… de jongste drie jaar …”,
lezen:
„… de laatste drie jaar …”.
Bladzijde 9, artikel 10, lid 2; bladzijde 10, artikel 12, lid 5; bladzijde 11, artikel 13, lid 2; bladzijde 11, artikel 14, vierde streepje:
in plaats van:
„haalbare”,
lezen:
„levensvatbare”.
Bladzijde 10, artikel 12, titel:
in plaats van:
„Haalbare alternatieven”,
lezen:
„Levensvatbare alternatieven”.
Bladzijde 10, artikel 12, lid 2:
in plaats van:
„2. Indien een verzoek niet kan worden ingewilligd, beoordelen de exploitant van een dienstvoorziening als genoemd in punt 2 van bijlage II bij Richtlijn 2012/34/EU en de aanvrager gezamenlijk of er haalbare en financieel levensvatbare alternatieven zijn voor de exploitatie van de betrokken goederen- of passagiersdienst via hetzelfde traject of via alternatieve trajecten. De aanvrager mag niet worden verplicht zijn ondernemingsplan bekend te maken.”,
lezen:
„2. Indien een verzoek niet kan worden ingewilligd, beoordelen de exploitant van een dienstvoorziening als genoemd in punt 2 van bijlage II bij Richtlijn 2012/34/EU en de aanvrager gezamenlijk of er levensvatbare alternatieven zijn om de betrokken goederen- of passagiersdienst via hetzelfde traject of via alternatieve trajecten onder economisch aanvaardbare voorwaarden te exploiteren. De aanvrager mag niet worden verplicht zijn ondernemingsplan bekend te maken.”.