ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 343

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
22 december 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2017/2414 van de Raad van 25 september 2017 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds

1

 

 

Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/2415 van de Raad van 21 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, het licht van de situatie in Somalië

33

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2416 van de Commissie van 20 oktober 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten, en tot rectificatie van die gedelegeerde verordening

35

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2417 van de Commissie van 17 november 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen betreffende de handelsverplichting voor bepaalde derivaten ( 1 )

48

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2418 van de Commissie van 19 december 2017 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Nürnberger Bratwürste/Nürnberger Rostbratwürste (BGA))

54

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2419 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 zijn ingediend in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Oekraïne

56

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2420 van de Commissie van 21 december 2017 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de suikersector zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 891/2009, en tot schorsing van de indiening van de aanvragen voor dergelijke certificaten

59

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2421 van de Commissie van 21 december 2017 tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 geopende tariefcontingenten voor eieren, eierproducten en ovalbumine van oorsprong uit Oekraïne

62

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/2422 van de Raad van 6 november 2017 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van de associatieagenda EU-Georgië

64

 

*

Besluit (EU) 2017/2423 van de Raad van 11 december 2017 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad EU-Turkije wat betreft de wijziging van protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten

67

 

*

Besluit (EU) 2017/2424 van de Raad van 18 december 2017 waarbij Roemenië wordt gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

70

 

*

Besluit (EU) 2017/2425 van de Raad van 18 december 2017 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, opgerichte Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken met betrekking tot het door de Republiek Moldavië ingediende uitgebreide stappenplan in verband met de uitvoering van de overeenkomst op het gebied van overheidsopdrachten

73

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2426 van de Raad van 21 december 2017 tot wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

77

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2427 van de Raad van 21 december 2017 tot wijziging van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië

78

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad ( PB L 197 van 24.7.2012 )

79

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/1


BESLUIT (EU) 2017/2414 VAN DE RAAD

van 25 september 2017

betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 207 en 209, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 2012/272/EU van de Raad (2) is de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds („de overeenkomst”), op 11 juli 2012 ondertekend onder voorbehoud van de sluiting ervan.

(2)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zit het in artikel 48 van de overeenkomst bedoelde Gemengd Comité voor.

De Unie of in voorkomend geval de Unie en de lidstaten worden in het Gemengd Comité vertegenwoordigd in overeenstemming met het onderwerp dat aan de orde is.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 57, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (3).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 25 september 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Goedkeuring van 8 juni 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 2012/272/EU van de Raad van 14 mei 2012 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds (PB L 134 van 24.5.2012, blz. 3).

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie door het secretariaat-generaal van de Raad.


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/3


KADEROVEREENKOMST

inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

en

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

IERLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

DE REPUBLIEK HONGARIJE,

MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

ROEMENIË,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK DER FILIPIJNEN, hierna „de Filipijnen” genoemd,

anderzijds,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

GEZIEN de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen;

GEZIEN het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen,

OVERWEGENDE dat de partijen van mening zijn dat deze overeenkomst deel uitmaakt van de bredere betrekkingen tussen hen, die mede tot stand zijn gekomen door overeenkomsten waarbij beide zijden partij zijn,

BEVESTIGEND dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten waarbij zij partij zijn;

BEVESTIGEND dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking;

BEVESTIGEND dat zij streven naar betere samenwerking op het gebied van internationale stabiliteit, justitie en veiligheid om duurzame sociale en economische ontwikkeling te bevorderen, armoede uit te roeien en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;

OVERWEGENDE dat de partijen terrorisme beschouwen als een bedreiging voor de mondiale veiligheid en dat zij hun dialoog en samenwerking in het kader van de strijd tegen het terrorisme willen intensiveren, daarbij ten volle rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties en met de desbetreffende instrumenten van de VN-Veiligheidsraad, met name de Resoluties 1373, 1267, 1822 en 1904;

VERKLAREND dat de partijen zich er volledig toe verbinden alle vormen van terrorisme te voorkomen en te bestrijden en effectieve internationale instrumenten te ontwikkelen om terrorisme uit te bannen;

OVERWEGEND dat volgens de partijen doeltreffende maatregelen voor terrorismebestrijding en de bescherming van de mensenrechten elkaar moeten aanvullen en versterken;

ERKENNEND dat de samenwerking ter bestrijding van het gebruik en de smokkel van drugs moet worden versterkt en bevorderd, aangezien deze activiteiten een ernstige bedreiging vormen voor de internationale vrede, veiligheid, stabiliteit en economische ontwikkeling;

ERKENNEND dat de ernstigste misdrijven op het gebied van het internationale humanitaire recht, genocide en andere misdaden tegen de menselijkheid waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging van deze misdrijven moet worden gewaarborgd om de vrede en het internationale recht te bevorderen;

OVERWEGENDE dat de partijen de mening delen dat de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt, en dat zij hun dialoog en samenwerking op dit gebied wensen te versterken. De door de gehele internationale gemeenschap aangegane verbintenis om de verspreiding van massavernietigingswapens te bestrijden ligt ten grondslag aan de aanneming, bij consensus, van Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad;

ERKENNENDE dat de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding daarvan, een ernstige bedreiging blijven vormen voor de internationale vrede, veiligheid en ontwikkeling;

HET BELANG ERKENNEND van de samenwerkingsovereenkomst van 7 maart 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (Asean) en de daaropvolgende toetredingsprotocollen;

ERKENNENDE dat de versterking van de betrekkingen tussen de partijen van groot belang is ter stimulering van hun samenwerking, en zich bewust van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, op niet-discriminerende grondslag, met inachtneming van het milieu en wederzijds tot voordeel strekkend;

HET BELANG ERKENNEND van dialoog en samenwerking tussen de Asean en de Europese Unie;

BEVESTIGEND dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, inclusief milieubescherming en effectieve samenwerking om klimaatverandering aan te pakken;

HET BELANG BENADRUKKEND van intensievere samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid;

BEVESTIGEND dat zij zich verbinden tot een brede dialoog en samenwerking ter bevordering van migratie en ontwikkeling en effectieve bevordering en implementatie van de internationaal erkende arbeids- en sociale normen;

OPMERKENDE dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen of als deel van de Europese Unie, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;

HET BELANG ERKENNENDE dat de partijen hechten aan de beginselen en regels die van toepassing zijn op de internationale handel, met name zoals deze zijn neergelegd in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en de noodzaak deze transparant en zonder discriminatie uit te voeren;

BEVESTIGEND dat de partijen ernaar streven om, in volledige overeenstemming met de in regionaal verband ondernomen activiteiten, de onderlinge samenwerking te verdiepen op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

TITEL I

AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Algemene beginselen

1.   De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere internationale mensenrechteninstrumenten waarbij de partijen partij zijn, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

2.   De partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.

3.   De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om het probleem van klimaatverandering aan te pakken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, waaronder de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

4.   De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan het beginsel van goed bestuur.

5.   De partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van deze overeenkomst zal geschieden volgens hun eigen wet- en regelgeving.

Artikel 2

Doel van de samenwerking

Met het oog op de versterking van hun bilaterale betrekkingen voeren de partijen een brede dialoog en stimuleren ze verdere samenwerking in alle sectoren van gezamenlijk belang zoals bepaald in deze overeenkomst. Hun inspanningen zijn met name gericht op:

a)

het opzetten van samenwerking op het gebied van politieke, sociale en economische aangelegenheden in alle relevante regionale en internationale fora en organisaties;

b)

het opzetten van samenwerking ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit;

c)

het opzetten van samenwerking op het gebied van de mensenrechten en dialoog over de bestrijding van ernstige criminaliteit waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd;

d)

het opzetten van samenwerking om de verspreiding van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan en vredesprocessen en conflictpreventie te bevorderen;

e)

het opzetten van samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden van gezamenlijk belang om de handels- en investeringsstromen te vergemakkelijken en obstakels voor handel en investeringen weg te nemen, op een wijze die verenigbaar is met de WTO-beginselen en lopende en toekomstige EU-Asean-initiatieven;

f)

het opzetten van samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid, waaronder juridische samenwerking, drugs, witwassen van geld, bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie, gegevensbescherming en vluchtelingen en binnenlands ontheemden;

g)

het opzetten van samenwerking op het gebied van migratie en maritieme arbeid;

h)

het opzetten van samenwerking in alle andere sectoren van gezamenlijk belang, met name werkgelegenheid en sociale zaken, ontwikkelingssamenwerking, economisch beleid, financiële dienstverlening, goed bestuur op fiscaal gebied, industriebeleid en midden- en kleinbedrijf, informatie- en communicatietechnologie (ICT), audiovisuele sector, media en multimedia, wetenschap en technologie, vervoer, toerisme, onderwijs, cultuur, dialoog tussen culturen en religies, energie, milieu en natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van klimaatverandering, landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, regionale ontwikkeling, gezondheid, statistiek, risicobeheer in verband met rampen en openbaar bestuur;

i)

het bevorderen van de deelname van beide partijen aan regionale en subregionale samenwerkingsprogramma's die openstaan voor de andere partij;

j)

een grotere rol en een betere profilering van de Filipijnen en de Europese Unie;

k)

het bevorderen van het begrip tussen mensen en effectieve dialoog en interactie met organisaties van het maatschappelijk middenveld.

Artikel 3

Samenwerking in regionale en internationale organisaties

De partijen blijven standpunten uitwisselen en samenwerken in regionale en internationale fora en organisaties als de Verenigde Naties en relevante VN-organen en -agentschappen, zoals de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (Unctad), de dialoog tussen de Asean en de EU, het regionale forum van de Asean (ARF), de Asia-Europe Meeting (ASEM), de WTO, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO).

Artikel 4

Regionale en bilaterale samenwerking

Voor elke sector waarbinnen in het kader van deze overeenkomst dialoog en samenwerking worden ontwikkeld, en met nadruk op de terreinen die binnen het kader van de samenwerking tussen de EU en de Filipijnen vallen, kunnen de partijen in overleg ook op regionaal niveau samenwerken of beide kaders combineren, waarbij rekening wordt gehouden met de besluitvormingsprocessen van de betrokken regionale organisatie. De partijen streven ernaar het beste kader te kiezen om het effect te maximaliseren en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te vergroten; hierbij moeten de beschikbare middelen optimaal worden benut en moet de samenhang met andere activiteiten worden gewaarborgd.

TITEL II

POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING

Artikel 5

Vredesprocessen en conflictpreventie

De partijen komen overeen verder samen te werken om conflicten te voorkomen en een vredescultuur te bevorderen, onder meer door sensibiliseringsprogramma's en voorlichtingscampagnes.

Artikel 6

Samenwerking op het gebied van de mensenrechten

1.   De partijen komen overeen samen te werken bij de bevordering en doeltreffende bescherming van de mensenrechten, onder andere via de internationale mensenrechteninstrumenten waarbij zij partij zijn.

2.   De partijen bepalen in overleg welke activiteiten zij hiervoor zullen ontplooien, waaronder:

a)

ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen met betrekking tot de mensenrechten;

b)

bevordering van kennis van en voorlichting over de mensenrechten;

c)

versterking van de nationale instellingen op het gebied van de mensenrechten;

d)

voor zover mogelijk, bijdragen aan de bevordering van regionale instellingen op het gebied van de mensenrechten;

e)

totstandbrenging van een zinvolle mensenrechtendialoog tussen de partijen; en

f)

samenwerking binnen de mensenrechteninstellingen van de Verenigde Naties.

Artikel 7

Ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd

1.   De partijen erkennen dat de ernstigste misdrijven op het gebied van het internationale humanitaire recht, genocide en andere misdaden tegen de menselijkheid waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, niet ongestraft mogen blijven en dat deze misdrijven moeten worden vervolgd door op nationaal of internationaal niveau de nodige maatregelen te treffen, inclusief via het internationale strafhof, overeenkomstig de binnenlandse wetgeving van de partijen.

2.   De partijen komen overeen een vruchtbare dialoog te voeren over universele onderschrijving van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, overeenkomstig hun respectieve wetgeving, waaronder steun voor capaciteitsopbouw.

Artikel 8

Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor

1.   De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, zowel door als onder staten en niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.

2.   De partijen komen overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied, zoals Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze Overeenkomst vormt.

3.   De partijen komen verder overeen om:

a)

de noodzakelijke stappen te zetten om andere relevante internationale instrumenten, waaronder resoluties van de VN-Veiligheidsraad ter zake, te ondertekenen en, met volledige eerbiediging van de ratificatieprocedures van de partijen, te ratificeren dan wel ertoe toe te treden, en de daaruit voortvloeiende verplichtingen te vervullen;

b)

een doeltreffend systeem voor nationale exportcontroles op te zetten om de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle van technologie voor tweeërlei gebruik op eindgebruik voor massavernietigingswapens, met doeltreffende sancties op inbreuken op deze exportcontroles.

De partijen erkennen dat de toepassing van exportcontroles geen belemmering mag vormen voor de internationale samenwerking met betrekking tot materialen, uitrusting en technologie voor vreedzame doeleinden, waarbij vreedzaam gebruik niet mag worden gebruikt als dekmantel voor proliferatie.

4.   De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen ter begeleiding en consolidatie van deze elementen. De partijen kunnen er tevens naar streven deze dialoog op regionaal niveau te voeren.

Artikel 9

Handvuurwapens en lichte wapens

1.   De partijen erkennen dat de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

2.   De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van alle aspecten van de illegale handel in SALW na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

3.   De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in om inzichten en informatie uit te wisselen, ontwikkelen een gemeenschappelijke visie op de vraagstukken en problemen met betrekking tot de illegale handel in SALW en ontwikkelen capaciteit om dergelijke handel te voorkomen, te bestrijden en uit te bannen.

Artikel 10

Samenwerking bij terrorismebestrijding

1.   De partijen herhalen dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden overeenkomstig hun eigen wet- en regelgeving en met eerbiediging van de rechtsstaat, het internationale recht, met name het VN-Handvest en de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, de wetgeving inzake mensenrechten en vluchtelingen, het internationale humanitaire recht en internationale verdragen waarbij zij partij zijn, de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, zoals beschreven in Resolutie 60/28 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006, en de Gezamenlijke verklaring van de EU en de Asean over samenwerking ter bestrijding van terrorisme van 28 januari 2003.

2.   In dit verband komen de partijen overeen samen te werken door:

a)

de implementatie te bevorderen van de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, zoals de Resoluties 1373, 1267, 1822 en 1904, en van relevante internationale verdragen en instrumenten;

b)

de samenwerking tussen VN-lidstaten00000000000000000000 bij de doeltreffende implementatie van de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN te bevorderen;

c)

informatie uit te wisselen en de samenwerking en coördinatie op het gebied van de rechtshandhaving via de bestaande nationale centrale bureaus van Interpol, het mondiale politiecommunicatiesysteem van Interpol (I-24/7) te verbeteren;

d)

informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internationale recht;

e)

inzichten uit te wisselen over methoden om het terrorisme te bestrijden, onder meer op technisch gebied en wat betreft opleiding, en ervaringen uit te wisselen met betrekking tot deradicalisering en preventie van terrorisme;

f)

de internationale consensus over de strijd tegen terrorisme en tegen de financiering daarvan te vergroten en snel overeenstemming te bereiken over het alomvattend verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN-instrumenten voor de bestrijding van terrorisme;

g)

goede praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme;

h)

betere implementatie en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding binnen de ASEM en in EU-Asean-verband.

Artikel 11

Samenwerking op het gebied van openbaar bestuur

De partijen komen overeen samen te werken met het oog op bevordering van de capaciteitsopbouw op het gebied van openbaar bestuur. Deze samenwerking kan het uitwisselen van goede praktijken op het gebied van managementmethoden, dienstverlening, uitbreiding van de institutionele capaciteit en transparantievraagstukken omvatten.

TITEL III

HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 12

Algemene beginselen

1.   De partijen voeren een dialoog over de bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde kwesties met het oog op de versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen en de bevordering van het multilaterale handelssysteem ter bevordering van groei en ontwikkeling.

2.   De partijen streven ernaar de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen zo veel mogelijk en tot wederzijds voordeel te bevorderen. Zij streven naar betere voorwaarden voor markttoegang door toe te werken naar de afschaffing van handelsbelemmeringen, met name niet-tarifaire belemmeringen, en maatregelen te nemen ter verbetering van de transparantie, rekening houdend met de werkzaamheden van internationale organisaties op dit gebied.

3.   De partijen erkennen dat handel onontbeerlijk is voor ontwikkeling en dat bijstand in de vorm van handelspreferenties heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de begunstigde ontwikkelingslanden; zij streven ernaar hun overleg over dergelijke bijstand te intensiveren, met volledige eerbiediging van de WTO-regels.

4.   De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handelsbeleid en handelsgerelateerd beleid, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, consumentenbescherming en milieu, waaronder afvalbeheer.

5.   De partijen sporen aan tot dialoog en samenwerking om hun handels- en investeringsbetrekkingen te ontwikkelen, hun handelsproblemen op te lossen en andere handelsgerelateerde vraagstukken aan te pakken, op de in de artikelen 13 tot en met 19 beschreven terreinen.

Artikel 13

Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken

1.   De partijen werken samen op het gebied van voedselveiligheid en sanitaire en fytosanitaire vraagstukken, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun grondgebied.

2.   De partijen bespreken en wisselen informatie uit over de maatregelen die zij hebben getroffen, zoals vastgesteld in de WTO-overeenkomst inzake de uitvoering van sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en de Codex alimentarius, zoals wet- en regelgeving en procedures voor certificering, inspectie en toezicht, waaronder procedures voor de vaststelling en implementatie van de afbakening van gebieden.

3.   De partijen komen overeen samen te werken om capaciteit op te bouwen voor sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en desgewenst voor dierenwelzijn.

4.   De partijen zetten, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op om sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en andere onder dit artikel vallende dringende vraagstukken te onderzoeken.

5.   De partijen wijzen contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.

Artikel 14

Technische handelsbelemmeringen

1.   De partijen zijn het erover eens dat samenwerking op het gebied van normalisatie, technische regelgeving en conformiteitsbeoordeling een belangrijke voorwaarde is voor de ontwikkeling van de handel.

2.   De partijen stimuleren het gebruik van internationale normen, werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, met name in het kader van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen. Daartoe komen de partijen overeen om, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op te zetten over vraagstukken in verband met technische handelsbelemmeringen en wijzen zij contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.

3.   De samenwerking op dit gebied kan onder meer plaatsvinden via dialoog, gezamenlijke projecten, technische bijstand en programma's voor capaciteitsopbouw.

Artikel 15

Douane en vereenvoudiging van het handelsverkeer

1.   De partijen wisselen ervaringen uit en gaan na in hoeverre het mogelijk is invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, de transparantie van de regelgeving met betrekking tot douane en handel te vergroten en samenwerking op het gebied van douane en doeltreffende mechanismen voor wederzijdse administratieve bijstand te ontwikkelen; zij streven er tevens naar hun standpunten op elkaar af te stemmen en gezamenlijke activiteiten te ontplooien in de context van internationale initiatieven, waaronder vereenvoudiging van het handelsverkeer. De partijen besteden bijzondere aandacht aan de vergroting van de veiligheid en de beveiliging van de internationale handel, doeltreffende en efficiënte handhaving door de douane van intellectuele-eigendomsrechten en evenwicht tussen vereenvoudiging van het handelsverkeer en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden.

2.   Zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, verklaren de partijen dat zij bereid zijn om te overwegen protocollen te sluiten over douanesamenwerking en wederzijdse bijstand, binnen het institutionele kader dat bij deze overeenkomst wordt ingesteld.

3.   De partijen blijven in overleg middelen inzetten voor technische bijstand ter ondersteuning van de samenwerking inzake douane en vereenvoudiging van het handelsverkeer in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 16

Investeringen

Met inachtneming van hun wet- en regelgeving sporen de partijen aan tot sterkere investeringsstromen door een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat te creëren door middel van een consistente dialoog die gericht is op stabiele, transparante, open en niet-discriminerende regels voor investeerders, waarbij wordt nagegaan met welke administratieve mechanismen de investeringsstromen kunnen worden vergemakkelijkt.

Artikel 17

Mededingingsbeleid

1.   De partijen bevorderen het invoeren en toepassen van mededingingsregels en de instelling van mededingingsautoriteiten om deze regels te implementeren. De partijen streven ernaar de regels op doeltreffende, niet-discriminerende en transparante wijze toe te passen teneinde de rechtszekerheid op hun grondgebied te garanderen.

2.   Daartoe ontwikkelen de partijen activiteiten voor capaciteitsopbouw op het gebied van het mededingingsbeleid, afhankelijk van de financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn in het kader van de samenwerkingsinstrumenten en -programma's van de partijen.

Artikel 18

Diensten

1.   De partijen gaan een consistente dialoog aan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, met inbegrip van e-commerce, het bevorderen van toegang tot bronnen van kapitaal en technologie, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio's en op de markten van derde landen.

2.   De partijen erkennen het concurrentievermogen van hun respectieve dienstensectoren en overleggen over de manier waarop kansen voor de handel in diensten op elkaars markt kunnen worden benut.

Artikel 19

Intellectuele-eigendomsrechten

1.   De partijen bevestigen het grote belang dat zij hechten aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en verbinden zich ertoe passende maatregelen te nemen om deze rechten adequaat en doeltreffend te beschermen en te handhaven, waarbij zij erop toezien dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de beste praktijken en de internationale normen waaraan de partijen zijn gebonden.

2.   De partijen helpen elkaar bij het inventariseren en implementeren van programma's op het gebied van intellectuele eigendom die bijdragen aan de bevordering van technologische innovatie, de vrijwillige overdracht van technologie en de opleiding van personeel en werken samen aan de tenuitvoerlegging van de Ontwikkelingsagenda van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO).

3.   De partijen komen overeen de samenwerking te stimuleren met betrekking tot geografische aanduidingen en de bescherming daarvan en de bescherming van plantensoorten, waarbij waar nodig onder andere rekening wordt gehouden met de rol van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV).

4.   De partijen wisselen informatie en ervaringen uit op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten en het voorkomen van inbreuken daarop, met name de bestrijding van namaak en piraterij, door douanesamenwerking en andere passende samenwerkingsvormen tot stand te brengen en organisaties op te richten en te versterken die intellectuele-eigendomsrechten controleren en beschermen.

TITEL IV

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Artikel 20

Juridische samenwerking

1.   De partijen erkennen het cruciale belang van de rechtsstaat en de versterking van alle daarmee samenhangende instellingen.

2.   De partijen kunnen ook informatie uitwisselen over de beste praktijken met betrekking tot rechtsstelsels en wetgeving.

Artikel 21

Samenwerking op het gebied van drugsbestrijding

1.   De partijen zorgen bij hun samenwerking voor een evenwichtige aanpak door middel van doeltreffende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, te weten de belangrijkste narcoticadienst en de instanties op het gebied van volksgezondheid, justitie, onderwijs, jongeren, sociale voorzieningen, douane en binnenlandse zaken, en andere relevante sectoren en belanghebbenden, om het aanbod van en de vraag naar drugs terug te dringen, het effect daarvan op druggebruikers, hun familie en de samenleving in het algemeen te verkleinen en precursoren beter te controleren.

2.   De partijen spreken af hoe zij zullen samenwerken om deze doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen waarbij zij partij zijn, de politieke verklaring en de verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, die zijn aangenomen door de twintigste speciale zitting inzake drugs van de Algemene Vergadering van de VN van juni 1998 en de politieke verklaring en het actieplan over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken, die zijn aangenomen op de bijeenkomst op hoog niveau van de 52e zitting van de VN-Commissie voor verdovende middelen van maart 2009.

3.   De samenwerking tussen de partijen omvat technische en administratieve bijstand, met name op de volgende terreinen:

a)

de opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid;

b)

de oprichting van nationale instellingen en informatiecentra;

c)

steun voor maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met het terugdringen van de vraag naar en de schadelijke effecten van drugs;

d)

de opleiding van personeel;

e)

de uitbreiding van de handhaving en de uitwisseling van informatie overeenkomstig de binnenlandse wetgeving;

f)

onderzoek in verband met drugs;

g)

de opstelling van drugsprofielen en voorkomen dat gevaarlijke drugs en verdovende middelen worden geproduceerd en dat misbruik wordt gemaakt van gecontroleerde precursoren, met name stoffen die onontbeerlijk zijn voor de vervaardiging van verdovende middelen;

h)

andere door de partijen onderling overeengekomen terreinen.

Artikel 22

Samenwerking bij de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

1.   De partijen zijn het erover eens dat zij moeten samenwerken om te voorkomen dat de opbrengsten van criminele activiteiten zoals drugshandel en corruptie worden witgewassen.

2.   De partijen komen overeen juridische, technische en administratieve bijstand te leveren voor de ontwikkeling en uitvoering van voorschriften en de efficiënte werking van mechanismen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Door de samenwerking moet het met name mogelijk worden relevante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetgevingen en passende normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de Unie en de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force (FATF).

3.   De partijen stimuleren de samenwerking op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, onder meer door projecten voor capaciteitsopbouw.

Artikel 23

Bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie

1.   De partijen komen overeen samen te werken om georganiseerde misdaad en corruptie te bestrijden, zoals bepaald in het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de bijbehorende protocollen en het VN-Verdrag tegen corruptie. In het kader van de samenwerking stimuleren de partijen de implementatie van deze verdragen en andere relevante instrumenten waarbij zij partij zijn.

2.   Naar gelang van de beschikbare middelen omvat deze samenwerking maatregelen en projecten voor capaciteitsopbouw.

3.   De partijen komen overeen samenwerking tot stand te brengen tussen autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving en bij te dragen tot het verstoren en neutraliseren van grensoverschrijdende misdaaddreigingen voor beide partijen, binnen hun respectieve wetgeving. De samenwerking tussen deze autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving kan geschieden in de vorm van wederzijdse bijstand bij onderzoeken, uitwisseling van onderzoekstechnieken, gezamenlijke opleidingsprogramma's voor personeel van wetshandhavingsinstanties en andere gezamenlijke activiteiten en bijstand, waaronder de bestaande nationale centrale bureaus van Interpol, via het mondiale politiecommunicatiesysteem van Interpol (I-24/7) of een vergelijkbaar systeem voor de uitwisseling van informatie, zoals overeen te komen door de partijen.

Artikel 24

Bescherming van persoonsgegevens

1.   De partijen komen overeen samen te werken om het niveau van bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de strengste internationale normen, zoals onder andere vervat in de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files die werden vastgesteld bij Resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990.

2.   De verbetering van de gegevensbescherming door intensiever samen te werken op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens kan bijvoorbeeld technische bijstand omvatten in de vorm van de uitwisseling van informatie en deskundigheid, wat onder andere het volgende kan inhouden:

a)

het delen en uitwisselen van informatie, enquêtes, onderzoek, beleid, procedures en goede praktijken met betrekking tot gegevensbescherming;

b)

het organiseren en/of bijwonen van gezamenlijke trainingen en opleidingsprogramma's, overleg en conferenties om het bewustzijn met betrekking tot gegevensbescherming te vergroten;

c)

de uitwisseling van professionals en deskundigen om het gegevensbeschermingsbeleid te bestuderen.

Artikel 25

Vluchtelingen en binnenlands ontheemden

De partijen blijven waar nodig samenwerken met betrekking tot vraagstukken in verband met het welzijn van vluchtelingen en binnenlands ontheemden, waarbij rekening wordt gehouden met de reeds verstrekte hulp, en zoeken naar duurzame oplossingen.

TITEL V

SAMENWERKING INZAKE MIGRATIE EN MARITIEME ARBEID

Artikel 26

Samenwerking op het gebied van migratie en ontwikkeling

1.   De partijen bevestigen opnieuw dat het van belang is de migratiestromen tussen hun grondgebieden gezamenlijk te beheersen. Om de samenwerking te versterken, stellen de partijen een mechanisme in voor een brede dialoog en overleg over alle migratiegerelateerde vraagstukken. Het thema migratie moet worden geïntegreerd in de nationale strategieën en ontwikkelingskaders voor de economische en sociale ontwikkeling van de landen van herkomst, doorreis of bestemming van de migranten.

2.   De samenwerking tussen de partijen moet gebaseerd worden op een specifieke analyse van de behoeften, uitgevoerd in wederzijds overleg en volgens wederzijdse afspraken tussen de partijen en overeenkomstig de desbetreffende nationale en EU-wetgeving. De samenwerking richt zich met name op:

a)

de factoren waardoor mensen hun eigen land willen verlaten en worden aangetrokken door andere landen (push- en pullfactoren voor migratie);

b)

de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken met betrekking tot de bescherming en de rechten van migranten, teneinde te voldoen aan de internationale instrumenten op grond waarvan de rechten van migranten moeten worden geëerbiedigd;

c)

de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken met betrekking tot internationale bescherming, teneinde te voldoen aan de bepalingen van het op 28 juli 1951 ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en het op 31 januari 1967 ondertekende protocol daarbij, en andere relevante internationale instrumenten, teneinde ervoor te zorgen dat het beginsel van „non-refoulement” wordt gerespecteerd;

d)

de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van de toegelaten personen, eerlijke behandeling en integratiemogelijkheden voor legale buitenlandse ingezetenen, onderwijs en opleiding en maatregelen tegen racisme, discriminatie en vreemdelingenhaat;

e)

de vaststelling van doeltreffend preventief beleid voor de aanpak van de aanwezigheid van onderdanen van de andere partij die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot en verblijf op het grondgebied van de betrokken partij, en de aanpak van mensensmokkel en -handel, met inbegrip van de bestrijding van netwerken van mensensmokkelaars en -handelaars en de bescherming van hun slachtoffers;

f)

de terugkeer van personen als bedoeld in lid 2, onder e), van dit artikel, onder humane en waardige omstandigheden, en het stimuleren van hun vrijwillige en duurzame terugkeer naar het land van oorsprong, en de toelating/overname van dergelijke personen zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel. Bij de terugkeer van deze personen wordt rekening gehouden met het recht van de partijen om verblijfstitels en -vergunningen te verlenen in schrijnende gevallen of om humanitaire redenen, en met het beginsel van non-refoulement;

g)

kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa, beveiliging van reisdocumenten en grensbewaking;

h)

migratie- en ontwikkelingsvraagstukken, waaronder ontwikkeling van het menselijk potentieel, sociale bescherming, maximalisering van de voordelen van migratie, gender en ontwikkeling, ethisch verantwoorde aanwerving van personeel, circulaire migratie en de integratie van migranten.

3.   In het kader van de samenwerking op dit vlak en onverminderd de noodzaak om de slachtoffers van mensenhandel te beschermen, komen de partijen tevens het volgende overeen:

a)

de Filipijnen nemen elke in lid 2, onder e), van dit artikel bedoelde onderdaan die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, op verzoek van die lidstaat onverwijld over zodra de nationaliteit van de betrokkene is vastgesteld en de geldende procedures in de lidstaat zijn afgerond;

b)

elke lidstaat neemt elke in lid 2, onder e), van dit artikel bedoelde onderdaan die zich op het grondgebied van de Filipijnen bevindt, op verzoek van de Filipijnen onverwijld over zodra de nationaliteit van de betrokkene is vastgesteld en de geldende procedures in de Filipijnen zijn afgerond;

c)

voor dergelijke doeleinden verstrekken de lidstaten en de Filipijnen hun onderdanen de vereiste documenten. Verzoeken om toelating of overname worden door de verzoekende staat ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat.

Als de betrokken persoon niet in het bezit is van passende identiteitsdocumenten of een ander bewijs van zijn of haar nationaliteit, verzoeken de Filipijnen of de lidstaat onverwijld de bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om de nationaliteit van de betrokkene te bevestigen, zo nodig door een gesprek met de betrokkene te voeren; zodra is vastgesteld dat het om een onderdaan van de Filipijnen of van een lidstaat gaat, zorgt de bevoegde autoriteit van de Filipijnen of de lidstaat voor passende documenten.

4.   De partijen komen overeen zo spoedig mogelijk een overeenkomst te sluiten inzake de toelating en overname van hun onderdanen, inclusief een bepaling over de overname van onderdanen van andere landen en staatloze personen.

Artikel 27

Maritieme arbeid, opleiding en scholing

1.   De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van maritieme arbeid om fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden voor zeelieden en hun persoonlijke veiligheid en bescherming te stimuleren en te handhaven, evenals beleid en programma's voor gezondheid en veiligheid op het werk.

2.   De partijen komen voorts overeen samen te werken op het gebied van opleiding, scholing en certificering van zeelieden om ervoor te zorgen dat de arbeid op schepen veilig en efficiënt wordt uitgevoerd en milieuschade wordt voorkomen; hieronder valt ook bijscholing van bemanningen in verband met nieuwe eisen op het gebied van de scheepvaart en de technologische vooruitgang.

3.   De partijen eerbiedigen de beginselen en bepalingen van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982, met name wat betreft de rechten en plichten van de partijen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden, de bemanning en de sociale omstandigheden op schepen die onder hun vlag varen, het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-verdrag), zoals gewijzigd, wat betreft opleiding en bekwaamheidseisen, en de beginselen en bepalingen van relevante internationale instrumenten waarbij beide partijen zijn aangesloten.

4.   De samenwerking op dit gebied wordt gebaseerd op overleg en dialoog tussen de partijen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan:

a)

opleiding en scholing voor zeelieden;

b)

uitwisseling van informatie en ondersteuning betreffende met de zeevaart verband houdende activiteiten;

c)

toegepaste leermethoden en beste praktijken op opleidingsgebied;

d)

programma's voor de aanpak van piraterij en terrorisme op zee;

e)

het recht van zeelieden op een veilige werkomgeving, fatsoenlijke werk- en leefomstandigheden aan boord en bescherming van de gezondheid, medische zorg, welzijnsmaatregelen en andere vormen van sociale bescherming.

TITEL VI

ECONOMISCHE SAMENWERKING, ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, EN ANDERE SECTOREN

Artikel 28

Werkgelegenheid en sociale zaken

1.   De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te intensiveren, met inbegrip van onder meer de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, de in artikel 26, lid 2, onder b), bedoelde samenwerking, samenwerking inzake gezondheid en veiligheid op het werk, ontwikkeling van vaardigheden, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk, teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

2.   De partijen bevestigen dat steun moet worden verleend voor het mondialiseringsproces, dat voordeel oplevert voor alle betrokkenen en dat volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in Resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 oktober 2005 inzake de resultaten van de wereldtop van 2005 en de ministeriële verklaring van de bijeenkomst op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de VN van juli 2006 (E/2006/L.8 van 5 juli 2006). De partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun economische en sociale situatie.

3.   De partijen bevestigen hun verbintenis om de internationaal erkende arbeidsnormen en sociale normen, zoals die zijn vastgelegd in met name de verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de IAO-verdragen waarbij zij partij zijn, te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken; zij komen overeen daartoe samen te werken aan in overleg vast te stellen programma's en projecten voor specifieke technische bijstand. De partijen komen voorts overeen een dialoog, samenwerking en initiatieven te ontwikkelen met betrekking tot thema's die van wederzijds belang zijn op bilateraal of multilateraal niveau, zoals op het niveau van de VN, de IOM, de IAO en de ASEM en in EU-Asean-verband.

Artikel 29

Ontwikkelingssamenwerking

1.   Het primaire doel van ontwikkelingssamenwerking is om duurzame ontwikkeling aan te moedigen, waarmee wordt bijgedragen aan de bestrijding van armoede en de verwezenlijking van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelen, zoals de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De partijen onderhouden een regelmatige dialoog over ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig hun respectieve prioriteiten en gebieden van wederzijds belang.

2.   De dialoog over ontwikkelingssamenwerking richt zich onder andere op:

a)

bevordering van menselijke en sociale ontwikkeling;

b)

streven naar duurzame en inclusieve economische groei;

c)

bevordering van milieubehoud en goed beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bevordering van beste praktijken;

d)

beperking van het effect en beheersing van de gevolgen van klimaatverandering;

e)

capaciteitsopbouw ter verbetering van de integratie in de wereldeconomie en het internationale handelsstelsel;

f)

stimulering van de hervorming van de overheidssector, met name wat betreft het beheer van de overheidsfinanciën om de sociale dienstverlening te verbeteren;

g)

totstandbrenging van processen in verband met de beginselen van de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van hulp, de Actieagenda van Accra en andere internationale verbintenissen met betrekking tot de tenuitvoerlegging en de doeltreffendheid van hulp.

Artikel 30

Dialoog inzake het economisch beleid

1.   De partijen komen overeen samen te werken ter bevordering van de uitwisseling van informatie over hun economische ontwikkelingen en beleidslijnen en het delen van ervaringen inzake de coördinatie van het economisch beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie.

2.   De partijen streven naar intensivering van de dialoog tussen hun autoriteiten over door de partijen overeengekomen economische aangelegenheden, zoals het monetair en fiscaal beleid, met inbegrip van vennootschapsbelasting, de overheidsfinanciën, macro-economische stabilisatie en de buitenlandse schuld.

Artikel 31

Maatschappelijk middenveld

De partijen erkennen de rol en de potentiële bijdrage van organisaties van het maatschappelijk middenveld voor het democratisch bestel en komen overeen om, overeenkomstig hun binnenlandse wetgeving, een doeltreffende dialoog en interactie met het maatschappelijk middenveld te stimuleren.

Artikel 32

Risicobeheersing in verband met rampen

1.   De partijen komen overeen de samenwerking met betrekking tot risicobeheer in verband met rampen te intensiveren door verder te gaan met het ontwikkelen en uitvoeren van maatregelen om de risico's van natuurrampen voor gemeenschappen te beperken en de gevolgen voor alle segmenten van de samenleving te beheersen. Hierbij moet de nadruk worden gelegd op preventiemaatregelen en een proactieve aanpak van de gevaren en risico's om deze risico's en de kwetsbaarheid voor natuurrampen te verminderen.

2.   De partijen integreren risicobeheersing in hun ontwikkelingsplannen en beleidsvormingsprocessen met betrekking tot natuurrampen.

3.   De samenwerking op dit terrein richt zich op de volgende elementen:

a)

verkleining van het risico op rampen, preventie en schadebeperking;

b)

kennisbeheer, innovatie, onderzoek en voorlichting om op alle niveaus een veiligheidscultuur te kweken en weerbaarheid op te bouwen;

c)

paraatheid bij rampen;

d)

beleid, institutionele capaciteit en opbouw van consensus met betrekking tot rampenbeheersing;

e)

respons bij rampen;

f)

risicobeoordeling en toezicht;

g)

planning van herstel en wederopbouw na een ramp;

h)

aanpassing aan en matiging van klimaatverandering.

Artikel 33

Energie

1.   De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector teneinde:

a)

een gunstig investeringsklimaat te scheppen, met name voor infrastructuur, en gelijke concurrentievoorwaarden voor hernieuwbare energie;

b)

de energievoorziening te diversifiëren, zodat de continuïteit daarvan beter gewaarborgd is, onder meer door nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare vormen van energie te ontwikkelen en de institutionalisering te ondersteunen van passende beleidskaders voor het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden voor hernieuwbare energie en de integratie daarvan in de relevante beleidslijnen;

c)

convergente energienormen te ontwikkelen, met name voor biobrandstoffen en andere alternatieve brandstoffen en daarmee samenhangende faciliteiten en praktijken;

d)

rationeel energiegebruik te verwezenlijken door energiezuinigheid en -besparing te bevorderen bij de productie, het transport, de distributie en het eindgebruik van energie;

e)

de overdracht van technologie voor duurzame energieproductie en duurzaam energiegebruik tussen het bedrijfsleven van de partijen te bevorderen, bijvoorbeeld door middel van passende samenwerking met betrekking tot met name de hervorming van de energiesector, de ontwikkeling van energiehulpbronnen, downstreamfaciliteiten en de ontwikkeling van biobrandstoffen;

f)

capaciteitsopbouw te stimuleren op alle terreinen die onder dit artikel vallen, en een gunstig en aantrekkelijk klimaat voor wederzijdse investeringen te creëren door middel van een consistente dialoog die gericht is op stabiele, transparante, open en niet-discriminerende regels voor investeerders, met aandacht voor administratieve mechanismen ter vergemakkelijking van de investeringsstromen, in overeenstemming met binnenlandse wet- en regelgeving van de partijen.

2.   Daartoe komen de partijen overeen contacten en gezamenlijk onderzoek tot wederzijds voordeel te stimuleren, met name via de relevante regionale en internationale kaders. Onder verwijzing naar artikel 34 en de conclusies van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling, die in 2002 in Johannesburg plaatsvond, benadrukken de partijen dat aandacht moet worden besteed aan het verband tussen betaalbare toegang tot energiediensten en duurzame ontwikkeling. Deze activiteiten kunnen worden gestimuleerd in samenwerking met het energie-initiatief van de Europese Unie, dat tijdens deze top is gelanceerd.

3.   Overeenkomstig hun verbintenissen als partijen bij het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering komen de partijen overeen technische samenwerking en private partnerschappen te bevorderen op het gebied van duurzame en hernieuwbare energie, alsook projecten met betrekking tot energie-efficiëntie en de overschakeling op schone brandstoffen door middel van flexibele marktmechanismen, zoals het koolstofmarktmechanisme.

Artikel 34

Milieu en natuurlijke hulpbronnen

1.   De partijen komen overeen dat met de samenwerking op dit terrein het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling moeten worden bevorderd. Bij alle activiteiten die de partijen in het kader van deze overeenkomst ondernemen, wordt rekening gehouden met de resultaten van de wereldtop over duurzame ontwikkeling en met relevante multilaterale milieuverdragen waarbij beide partijen zijn aangesloten.

2.   De partijen komen overeen dat de natuurlijke rijkdommen en de biodiversiteit duurzaam moeten worden beschermd en beheerd ten behoeve van de ontwikkelingsbehoeften van de huidige en toekomstige generaties.

3.   De partijen komen overeen samen te werken teneinde hun handelspolitiek en hun milieubeleid wederzijds te versterken en milieuoverwegingen in alle samenwerkingsterreinen te integreren.

4.   De partijen streven ernaar hun samenwerking binnen regionale programma's voor milieubescherming voort te zetten en uit te breiden, met name wat betreft:

a)

vergroting van het milieubewustzijn en lokale participatie in milieubescherming en duurzame ontwikkeling, waaronder de betrokkenheid van inheemse culturele gemeenschappen/bevolkingsgroepen en lokale gemeenschappen;

b)

capaciteitsopbouw voor aanpassing aan en matiging van klimaatverandering, en energie-efficiëntie;

c)

capaciteitsopbouw voor de deelname aan en de uitvoering van multilaterale milieuverdragen, onder meer op het gebied van biodiversiteit en bioveiligheid;

d)

bevordering van milieuvriendelijke technologieën, producten en diensten, onder meer door toepassing van regelgevings- en marktinstrumenten;

e)

beter bestuur met betrekking tot natuurlijke hulpbronnen, onder meer in de bosbouw, bestrijding van illegale houtkap en de handel in illegaal gekapt hout, en bevordering van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bosbeheer;

f)

doeltreffend beheer van nationale parken en beschermde gebieden, en aanwijzing en bescherming van gebieden die moeten worden beschermd met het oog op hun biodiversiteit en fragiele ecosystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale en inheemse gemeenschappen die in of nabij deze gebieden leven;

g)

voorkomen van illegaal grensoverschrijdend verkeer van gevaarlijk vast afval en andere afvalstoffen;

h)

bescherming van kustgebieden en het mariene milieu en doeltreffend waterbeheer;

i)

bodembescherming en -behoud, duurzaam grondbeheer, waaronder sanering van uitgegraven of verlaten mijnen;

j)

capaciteitsopbouw met betrekking tot rampen- en risicobeheer;

k)

stimuleren van duurzame consumptie- en productiepatronen in hun industrie.

5.   De partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma's op dit terrein aan, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze programma's.

Artikel 35

Landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling

De partijen komen overeen de dialoog en de samenwerking te intensiveren met het oog op duurzame ontwikkeling op het gebied van landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling. Deze dialoog kan worden gevoerd op de volgende terreinen:

a)

landbouwbeleid en internationale landbouwvooruitzichten in het algemeen;

b)

mogelijkheden om de handel in planten, dieren, waterdieren en de producten daarvan te vergemakkelijken, rekening houdend met de relevante internationale verdragen zoals het IPPC en de OIE, waarbij beide partijen zijn aangesloten;

c)

dierenwelzijn;

d)

ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden;

e)

kwaliteitsbeleid voor planten, dieren en aquacultuurproducten en met name geografische aanduidingen;

f)

ontwikkeling van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw, agronomische industrie en biobrandstoffen en de overdracht van biotechnologie;

g)

bescherming van plantensoorten, zaadtechnologie, vergroting van de gewasproductiviteit en alternatieve gewastechnologieën, met inbegrip van landbouwbiotechnologie;

h)

ontwikkeling van databanken op het gebied van landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling;

i)

uitbreiding van de personele middelen met betrekking tot landbouw, veterinaire aangelegenheden en visserij;

j)

steun voor duurzaam en verantwoord zee- en visserijbeleid op lange termijn, waaronder visserijtechnologie en behoud en beheer van kust- en mariene hulpbronnen;

k)

bevordering van de inspanningen ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten en de daarmee verband houdende handel;

l)

maatregelen in verband met de uitwisseling van ervaringen en partnerschappen, ontwikkeling van gezamenlijke ondernemingen en samenwerkingsnetwerken tussen lokale vertegenwoordigers of bedrijven, waaronder maatregelen om de toegang tot financiering voor bijvoorbeeld onderzoek en technologieoverdracht te verbeteren;

m)

versterking van producentenorganisaties en handelspromotieactiviteiten.

Artikel 36

Regionale ontwikkeling en samenwerking

1.   De partijen bevorderen wederzijds begrip en bilaterale samenwerking met betrekking tot regionaal beleid.

2.   De partijen stimuleren en versterken de uitwisseling van informatie en de samenwerking inzake het regionaal beleid, met bijzondere nadruk op de ontwikkeling van kansarme gebieden, verbindingen tussen stad en platteland en plattelandsontwikkeling.

3.   De samenwerking inzake het regionaal beleid kan de volgende vormen aannemen:

a)

methoden om regionaal beleid te formuleren en te implementeren;

b)

bestuur en partnerschap op verschillende niveaus;

c)

betrekkingen tussen stedelijke en plattelandsgebieden;

d)

plattelandsontwikkeling, waaronder initiatieven voor betere toegang tot financiering en duurzame ontwikkeling;

e)

statistiek.

Artikel 37

Industriebeleid en midden- en kleinbedrijf

Rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen komen de partijen overeen de samenwerking inzake het industriebeleid op alle terreinen te bevorderen die zij passend achten met het oog op het scheppen van een gunstig klimaat voor economische ontwikkeling en de verbetering van het concurrentievermogen van de industrie, met name het midden- en kleinbedrijf, door middel van onder meer:

a)

bevordering van netwerken tussen bedrijven, met name in het midden- en kleinbedrijf, om informatie en ervaringen uit te wisselen, mogelijkheden in sectoren van wederzijds belang te inventariseren, technologie over te dragen en handel en investeringen te stimuleren;

b)

uitwisseling van informatie over en ervaringen met het scheppen van een klimaat waarbinnen bedrijven, met name in het midden- en kleinbedrijf, hun concurrentievermogen kunnen verbeteren;

c)

stimulering van de deelname van beide partijen aan proefprojecten en bijzondere programma's, naargelang van de specifieke voorwaarden;

d)

stimulering van investeringen en gezamenlijke ondernemingen om de overdracht van technologie, innovatie, modernisering, diversifiëring en initiatieven met betrekking tot kwaliteit te bevorderen;

e)

verstrekking van informatie en stimulering van innovatie en de uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot de toegang tot financiering, met name voor kleine en micro-ondernemingen;

f)

bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht en aanmoediging van verantwoordelijke zakelijke praktijken, waaronder duurzame consumptie en productie;

g)

ontwikkeling van gezamenlijke industriële onderzoeksprojecten en samenwerking bij projecten voor capaciteitsopbouw, onder meer met betrekking tot normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, in overleg vast te stellen.

Artikel 38

Vervoer

1.   De partijen komen overeen samen te werken op relevante terreinen van het vervoersbeleid met het oog op verbetering van de investeringsmogelijkheden en het verkeer van goederen en personen, bevordering van de veiligheid van de zee- en luchtvaart, aanpak van de milieueffecten van vervoer en vergroting van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

2.   De samenwerking tussen de partijen op dit gebied richt zich op de bevordering van:

a)

de uitwisseling van informatie over hun beleid, regelgeving en praktijken met betrekking tot vervoer, in het bijzonder vervoer in steden, op het platteland, over zee en door de lucht, vervoerslogistiek, de koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken en het beheer van wegen, spoorwegen, havens en luchthavens;

b)

de uitwisseling van ideeën over Europese satellietnavigatiesystemen (met name Galileo), met nadruk op onderwerpen van wederzijds belang die samenhangen met regelgeving, industrie en marktontwikkeling;

c)

de voortzetting van de dialoog over luchtvervoerdiensten, teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, zonder vertraging vanwege de bestaande overeenkomsten inzake luchtvervoerdiensten tussen individuele lidstaten en de Filipijnen;

d)

de voortzetting van de dialoog over de verbetering van de infrastructuurnetwerken en activiteiten voor het luchtvervoer om mensen en goederen snel, efficiënt, duurzaam en veilig te vervoeren, en de bevordering van de toepassing van het mededingingsrecht en de economische regelgeving inzake de luchtvaartindustrie, om de convergentie van de regelgeving te ondersteunen, de economische activiteit te stimuleren en mogelijkheden te onderzoeken om de betrekkingen op het gebied van het luchtvervoer verder te verdiepen. Samenwerkingsprojecten op het gebied van het luchtvervoer die van wederzijds belang zijn, moeten worden gestimuleerd;

e)

de dialoog op het gebied van beleid en diensten met betrekking tot het zeevervoer, met name om de ontwikkeling van de zeescheepvaart te stimuleren, onder andere over:

i)

de uitwisseling van informatie over wet- en regelgeving inzake zeevervoer en havens;

ii)

de stimulering van onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markt en handel op commerciële basis, afzien van de invoering van bepalingen inzake vrachtverdeling, toekenning van nationale behandeling en meestbegunstigingsbehandeling voor vaartuigen van onderdanen of ondernemingen van de andere partij, en kwesties in verband met vervoersdiensten van deur tot deur waarbij een gedeelte van het traject over zee wordt afgelegd, rekening houdend met de binnenlandse wetgeving van de partijen;

iii)

het doeltreffend beheer van havens en doelmatige zeevervoersdiensten; en

iv)

de stimulering van samenwerking inzake het zeevervoer op terreinen van wederzijds belang en met betrekking tot maritieme arbeid, opleiding en scholing overeenkomstig artikel 27.

f)

een dialoog over de doeltreffende tenuitvoerlegging van normen voor veiligheid en beveiliging en ter voorkoming van vervuiling in de vervoerssector, met name wat betreft het zeevervoer, waaronder in het bijzonder de bestrijding van piraterij, en de luchtvaart, overeenkomstig de relevante internationale verdragen waarbij beide partijen zijn aangesloten, alsmede normen, met inbegrip van samenwerking binnen de desbetreffende internationale fora met het oog op betere naleving van de internationale regelgeving. Daartoe stimuleren de partijen technische samenwerking en bijstand inzake vraagstukken met betrekking tot vervoersveiligheid, beveiliging en milieu, onder andere met betrekking tot onderwijs en opleiding inzake zee- en luchtvaart, zoek- en reddingsoperaties en onderzoeken bij ongevallen en incidenten. De partijen richten zich ook op de bevordering van milieuvriendelijke vormen van vervoer.

Artikel 39

Wetenschappelijke en technologische samenwerking

1.   De partijen komen overeen om, overeenkomstig hun beleidsdoelstellingen, samen te werken op het gebied van wetenschap en technologie.

2.   De doelstellingen van deze samenwerking zijn:

a)

bevordering van de uitwisseling van informatie en het delen van deskundigheid inzake wetenschap en technologie, met name betreffende de tenuitvoerlegging van beleid en programma's en intellectuele-eigendomsrechten voor activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling;

b)

bevordering van duurzame betrekkingen en onderzoekspartnerschappen tussen wetenschapsbeoefenaren, onderzoekscentra, universiteiten en bedrijfstakken van beide partijen;

c)

bevordering van opleiding voor het personeel en opbouw van technologische en onderzoekscapaciteit.

3.   De samenwerking vindt plaats in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en uitwisselingen, bijeenkomsten en opleiding van onderzoekers via internationale opleidings- en mobiliteitsregelingen en uitwisselingsprogramma's, waardoor resultaten van onderzoek, studie en beste praktijken optimaal worden verspreid. In overleg kunnen andere vormen van samenwerking worden vastgesteld.

4.   Deze samenwerkingsactiviteiten moeten worden gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid, eerlijke behandeling en wederzijds voordeel en de intellectuele eigendom moet adequaat worden beschermd. Voordat de samenwerking van start gaat, kunnen de betrokken instanties of groepen onderhandelen over eventuele problemen die zich kunnen voordoen in verband met intellectuele-eigendomsrechten in het kader van de samenwerking op grond van deze overeenkomst; hierbij kan worden gesproken over auteursrecht, handelsmerken en octrooien, waarbij rekening wordt gehouden met de wet- en regelgeving van de partijen.

5.   De partijen stimuleren de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productiesectoren, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf.

6.   De partijen stellen alles in het werk om het publiek beter bewust te maken van de mogelijkheden die de programma's voor wetenschappelijke en technologische samenwerking bieden.

Artikel 40

Samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologie

1.   De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en wisselen inzichten uit over hun beleid op dit gebied teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen.

2.   De samenwerking op dit gebied richt zich onder andere op:

a)

de deelname aan de brede regionale dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, met inbegrip van universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, de onafhankelijkheid en efficiëntie van de regelgevende instantie, e-governance, onderzoek en door ICT ondersteunde diensten;

b)

de interconnectie en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de partijen en Zuidoost-Aziatische netwerken (bijvoorbeeld TEIN) en diensten;

c)

de standaardisering en verspreiding van nieuwe en opkomende technologieën op ICT-gebied;

d)

de bevordering van ICT-onderzoekssamenwerking op terreinen van wederzijds belang;

e)

het delen van beste praktijken om de digitale kloof te dichten;

f)

de ontwikkeling en uitvoering van strategieën en mechanismen met betrekking tot de veiligheidsaspecten van ICT en de bestrijding van cybercriminaliteit;

g)

de uitwisseling van ervaringen met de invoering van digitale televisie, met inbegrip van regelgeving, spectrumbeheer en onderzoek;

h)

de bevordering van inspanningen en de uitwisseling van ervaringen met de ontwikkeling van ICT-personeel.

Artikel 41

Audiovisuele sector, media en multimedia

De partijen stimuleren, ondersteunen en vergemakkelijken uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen hun relevante instellingen en actoren op het gebied van audiovisuele aangelegenheden, media en multimedia. Zij komen overeen een regelmatige beleidsdialoog over deze onderwerpen tot stand te brengen.

Artikel 42

Samenwerking op het gebied van toerisme

1.   De partijen zetten zich in voor de verbetering van de informatie-uitwisseling en de vaststelling van beste praktijken voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme, waarbij zij zich laten leiden door de mondiale gedragscode voor toerisme van de Wereldorganisatie voor Toerisme en de duurzaamheidsbeginselen die de grondslag vormen voor het Local Agenda 21-proces.

2.   De partijen komen overeen een dialoog te voeren ter vergemakkelijking van de samenwerking, met inbegrip van technische bijstand, inzake de opleiding van personeel en de ontwikkeling van nieuwe technologie voor reisbestemmingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam toerisme.

3.   De partijen komen overeen samenwerking te ontwikkelen met betrekking tot het beschermen en optimaal benutten van het natuurlijke en culturele erfgoed, het matigen van negatieve gevolgen van het toerisme en het vergroten van de positieve bijdrage van de toeristische industrie tot de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, onder meer door ecotoerisme te ontwikkelen, waarbij de integriteit en de belangen van plaatselijke en inheemse gemeenschappen worden gerespecteerd, en opleidingen op toeristisch gebied te verbeteren.

Artikel 43

Samenwerking op het gebied van financiële dienstverlening

1.   De partijen komen overeen de samenwerking te versterken met het oog op sterkere convergentie van de gemeenschappelijke regels en normen en verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector.

2.   De partijen erkennen het belang van technische bijstand en capaciteitsopbouw in dit verband.

Artikel 44

Goed bestuur op fiscaal gebied

1.   Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van goed fiscaal bestuur en passen deze toe. Zij streven daartoe, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, vergemakkelijking van het innen van legitieme belastingen en het opzetten van maatregelen voor de doelmatige uitvoering van deze beginselen.

2.   De partijen komen overeen dat de tenuitvoerlegging van deze beginselen met name zal plaatsvinden in het kader van bestaande of toekomstige bilaterale belastingverdragen tussen de Filipijnen en lidstaten.

Artikel 45

Gezondheid

1.   De partijen erkennen en bevestigen dat gezondheid van het grootste belang is. Daarom komen zij overeen samen te werken aan onder meer de hervorming van de gezondheidszorg, de belangrijkste overdraagbare ziekten en andere bedreigingen voor de gezondheid, niet-overdraagbare ziekten en internationale gezondheidsverdragen waarmee wordt gestreefd naar een betere gezondheid en duurzame ontwikkeling van de gezondheidssector op basis van wederzijds voordeel.

2.   De samenwerking omvat:

a)

programma's op de in lid 1 van dit artikel genoemde terreinen, waaronder verbetering van de systemen voor gezondheidszorg, verlening van gezondheidsdiensten, diensten voor reproductieve gezondheidszorg voor arme en kwetsbare vrouwen en gemeenschappen, goed bestuur op gezondheidsgebied, waaronder beter beheer van de overheidsfinanciën, financiering van de gezondheidszorg, gezondheidsinfrastructuur, informatiesystemen en gezondheidsbeheer;

b)

gezamenlijke activiteiten met betrekking tot epidemiologie en toezicht, waaronder de uitwisseling van informatie en samenwerking met het oog op vroegtijdige preventie van bedreigingen voor de volksgezondheid zoals vogelgriep, pandemische griep en andere belangrijke overdraagbare ziekten;

c)

preventie en bestrijding van niet-overdraagbare ziekten door informatie en goede praktijken uit te wisselen, een gezonde leefstijl te stimuleren, gezondheidsbepalende factoren aan te pakken zoals voeding en verslaving aan drugs, alcohol of tabak, en gezondheidsgerelateerde programma's zoals bedoeld in artikel 39 en campagnes ter bevordering van de gezondheid te ontwikkelen;

d)

bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale verdragen, zoals het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en de Internationale Gezondheidsregeling, waarbij beide partijen zijn aangesloten;

e)

andere programma's en projecten om de gezondheidsdiensten te verbeteren en de personele middelen in de gezondheidszorg en betreffende gezondheidsomstandigheden te versterken, zoals vastgesteld in overleg.

Artikel 46

Onderwijs, cultuur, dialoog tussen culturen en religies

1.   De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en religie te stimuleren, rekening houdend met hun diversiteit, teneinde het wederzijds begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten. De partijen ondersteunen en stimuleren daartoe de activiteiten van hun culturele instellingen.

2.   De partijen komen voorts overeen een dialoog in te stellen over kwesties van wederzijds belang in verband met de modernisering van het onderwijsstelsel, onder meer met betrekking tot kerncompetenties en de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten op basis van Europese normen.

3.   De partijen nemen passende maatregelen ter bevordering van interpersoonlijke contacten op het gebied van onderwijs, sport, culturele uitwisselingen en de dialoog tussen culturen en religies en voeren gezamenlijke initiatieven uit op verschillende sociaal-culturele terreinen, onder meer samenwerking met betrekking tot het behoud van het erfgoed, waarbij de culturele diversiteit wordt geëerbiedigd. In dit verband komen de partijen ook overeen de activiteiten van de Asia-Europe Foundation en de interreligieuze dialoog van de ASEM te blijven steunen.

4.   De partijen komen overeen elkaar te raadplegen en samen te werken binnen relevante internationale fora en organisaties, zoals de Unesco, om gezamenlijke doelen na te streven en meer begrip en respect voor culturele diversiteit te bevorderen. In dit verband pleiten de partijen ook voor de ratificatie en tenuitvoerlegging van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 is aangenomen.

5.   De partijen leggen voorts de nadruk op maatregelen om de betrekkingen tussen hun bevoegde instanties op dit terrein te versterken door de uitwisseling van informatie en kennis tussen deskundigen, jongeren en jongerenwerkers (op school en daarbuiten) te bevorderen; hierbij wordt gebruikgemaakt van programma's zoals Erasmus Mundus op het gebied van onderwijs en cultuur en van de ervaringen die de partijen op dit terrein hebben opgedaan.

Artikel 47

Statistiek

De partijen komen overeen om, in overeenstemming met de bestaande activiteiten op het gebied van statistische samenwerking tussen de Europese Unie en de Asean, de statistische capaciteitsopbouw en de harmonisatie van statistische methoden en praktijken, bijvoorbeeld wat betreft het verzamelen en verspreiden van statistieken, te bevorderen zodat de partijen op onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over onder andere de nationale rekeningen, buitenlandse directe investeringen, informatie- en communicatietechnologie, de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, alle andere gebieden die onder deze overeenkomst vallen en die zich lenen voor statistische verwerking, zoals het verzamelen, analyseren en verspreiden van gegevens.

TITEL VII

INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 48

Gemengd Comité

1.   De partijen komen overeen een Gemengd Comité in te stellen, waarin vertegenwoordigers van beide partijen op het niveau van hoge ambtenaren zitting hebben en dat de volgende taken heeft:

a)

zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;

b)

prioriteiten bepalen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

c)

aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst.

2.   Het Gemengd Comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in de Filipijnen en de EU, op een in overleg vast te stellen datum. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings door de partijen bekleed. De agenda van de vergaderingen van het Gemengd Comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld.

3.   Het Gemengd Comité stelt voor alle terreinen waarop deze overeenkomst betrekking heeft speciale subcomités in, die het Gemengd Comité bij de uitvoering van zijn taken bijstaan. Deze subcomités brengen op elke vergadering van het Gemengd Comité gedetailleerd verslag uit over hun activiteiten.

4.   Het Gemengd Comité heeft ook tot taak toe te zien op de goede werking van alle tussen de partijen gesloten of nog te sluiten sectorale overeenkomsten of protocollen.

5.   Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 49

Aanpassingsclausule

1.   De partijen kunnen deze overeenkomst met wederzijdse goedkeuring en op aanbeveling van het Gemengd Comité uitbreiden, met het oog op intensivering van het samenwerkingsniveau, onder andere door de overeenkomst aan te vullen met overeenkomsten of protocollen voor specifieke sectoren en activiteiten.

2.   Wat de uitvoering van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking, rekening houdend met de bij de toepassing van de overeenkomst opgedane ervaring.

Artikel 50

Middelen voor samenwerking

1.   De partijen komen overeen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar te stellen om de samenwerkingsdoelstellingen van deze overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden.

2.   De partijen voeren de financiële steun uit volgens de beginselen van goed financieel beheer en werken samen om hun financiële belangen te beschermen. De partijen nemen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden, onder andere door middel van wederzijdse bijstand op de terreinen waarop deze overeenkomst van toepassing is, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving. In eventuele aanvullende overeenkomsten of financieringsinstrumenten die de partijen sluiten, worden specifieke bepalingen over financiële samenwerking opgenomen inzake controles ter plaatse, inspecties, controles en fraudebestrijdingsmaatregelen, onder andere uitgevoerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de bevoegde onderzoeksdiensten van de Filipijnen.

3.   De partijen moedigen de Europese investeringsbank (EIB) aan haar activiteiten in de Filipijnen voort te zetten overeenkomstig haar procedures en financieringscriteria, de kaderovereenkomst tussen de EIB en de Filipijnen en de binnenlandse wetgeving van de Filipijnen.

4.   De partijen kunnen besluiten de financiële steun uit te breiden tot samenwerkingsactiviteiten op de terreinen die in deze overeenkomst genoemd worden of hiermee verband houden, overeenkomstig hun respectieve financiële procedures en middelen. Onder deze samenwerkingsactiviteiten kunnen vallen: initiatieven voor capaciteitsopbouw en technische samenwerking, uitwisseling van deskundigen, studies, het opzetten van juridische, handhavings- en regelgevingskaders waarmee transparantie en verantwoordingsplicht worden gestimuleerd, en andere activiteiten die de partijen overeenkomen.

Artikel 51

Faciliteiten

Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te vergemakkelijken, komen beide partijen overeen de ambtenaren en deskundigen die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking de nodige faciliteiten voor de uitoefening van hun taak te verlenen, overeenkomstig de nationale/binnenlandse wetgeving en de interne regels en voorschriften van de partijen.

Artikel 52

Andere overeenkomsten

1.   Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie doet deze overeenkomst of in het kader daarvan ondernomen actie afbreuk aan de bevoegdheden van partijen om bilaterale samenwerkingsactiviteiten te ontplooien of desgewenst nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten te sluiten, ook tussen de Filipijnen en individuele lidstaten.

2.   Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die de partijen zijn aangegaan of nog zullen aangaan in betrekkingen met derden.

Artikel 53

Naleving van verplichtingen

1.   De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

2.   Elke partij kan een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.

3.   Als een partij meent dat de andere partij een verplichting krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, kan deze partij passende maatregelen treffen. Alvorens zulks te doen dient deze partij, behalve in bijzondere dringende gevallen zoals bedoeld in lid 5, aan het Gemengd Comité alle informatie te verstrekken die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

4.   Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de overeenkomst het minst verstoren. De andere partij wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze maatregelen en op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in het Gemengd Comité.

5.   Voor de interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van de overeenkomst komen de partijen overeen dat „bijzonder dringende gevallen”, als bedoeld in lid 3, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst houdt in:

a)

beëindiging van deze overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationaal recht; of

b)

schending van de essentiële elementen van deze overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 1, en artikel 8, lid 2.

Voordat in bijzonder dringende gevallen maatregelen worden getroffen, kan een partij verzoeken om een spoedvergadering tussen de partijen. Een dergelijke spoedvergadering wordt gehouden binnen vijftien dagen, tenzij de partijen tot een andere termijn besluiten, die echter ten hoogste 21 dagen mag bedragen, om de situatie grondig te onderzoeken en een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Artikel 54

Definitie van de partijen

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de Unie, of haar lidstaten, of de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds.

Artikel 55

Territoriale toepassing

Deze overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, op de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en het grondgebied van de Filipijnen, anderzijds.

Artikel 56

Kennisgevingen

De in artikel 57 bedoelde kennisgevingen worden langs diplomatieke weg toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Filipijnen.

Artikel 57

Inwerkingtreding en looptijd

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

2.   Deze overeenkomst is geldig voor een periode van vijf jaar. Zij wordt automatisch verlengd met volgende perioden van één jaar, tenzij een van de partijen de andere partij zes maanden voor het verstrijken van een periode van een jaar schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.

3.   Deze overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen als bedoeld in lid 1 treden pas in werking wanneer de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de noodzakelijke formaliteiten.

4.   Deze overeenkomst kan door een partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij. Het beëindigen van de overeenkomst is niet van invloed op projecten die voordien zijn overeengekomen of van start zijn gegaan.

Artikel 58

Authentieke teksten

1.   Deze overeenkomst wordt opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2.   De onderhandelingen over de overeenkomst zijn in het Engels gevoerd. Eventuele taalverschillen worden voorgelegd aan het Gemengd Comité.

Съставено в Пном Пен на единадесети юли две хиляди и дванадесета година.

Hecho en Phnom Penh el día once de julio del año dos mil doce.

V Phnompenhu dne jedenáctého července dva tisíce dvanáct.

Udfærdiget i Phnom Penh, den ellevte juli to tusind og tolv.

Geschehen zu Phnom Penh am elften Juli zweitausendzwölf.

Kahe tuhande kaheteistkümnenda aasta juulikuu üheteistkümnendal päeval Phnom Penhis.

Έγινε στην Πνομ Πενχ την ενδεκάτη Ιουλίου του έτους δύο χιλιάδες δώδεκα.

Done at Phnom Penh on the eleventh day of July in the year two thousand and twelve.

Fait à Phnom Penh le onze juillet deux mille douze.

Fatto a Phnom Penh addì undici luglio duemiladodici.

Pnompeņā, divi tūkstoši divpadsmitā gada vienpadsmitajā jūlijā.

Priimta Pnompenyje du tūkstančiai dvyliktų metų liepos vienuoliktą dieną.

Kelt Phnom Penh-ben, a kétezer-tizenkettedik év július havának tizenegyedik napján.

Magħmul fi Phnom Penh fil-ħdax-il jum ta' Lulju fis-sena elfejn u tnax.

Gedaan te Phnom-Penh, elf juli tweeduizend twaalf.

Sporządzono w Phnom Penh dnia jedenastego lipca roku dwa tysiące dwunastego.

Feito em Pnom Pene, aos onze dias do mês de julho de dois mil e doze.

Întocmit la Phnom Penh la data de unsprezece iulie a anului două mii doisprezece.

V Phnom Penh jedenásteho júla dvetisícdvanásť.

V Phnom Penhu, enajstega julija leta dva tisoč dvanajst.

Tehty Phnom Penhissä yhdentenätoista päivänä heinäkuuta vuonna kaksituhattakaksitoista.

Utfärdat i Phnom Penh den elfte juli tjugohundratolv.

Voor het Koninkrijk België

Pour le Royaume de Belgique

Für das Königreich Belgien

Image

Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.

Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt.

За Република България

Image

Za Českou republiku

Image

På Kongeriget Danmark vegne

Image

Für die Bundesrepublik Deutschland

Image

Eesti Vabariigi nimel

Image

Thar cheann Na hÉireann

For Ireland

Image

Για την Ελληνική Δημοκρατία

Image

Por el Reino de España

Image

Pour la République française

Image

Per la Repubblica italiana

Image

Για την Κυπριακή Δημοκρατία

Image

Latvijas Republikas vārdā –

Image

Lietuvos Respublikos vardu

Image

Image

Pour le Grand-Duché de Luxembourg

A Magyar Köztársaság részéről

Image

Għal Malta

Image

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

Image

Für die Republik Österreich

Image

W imieniu Rzeczypospolitej Polskiej

Image

Pela República Portuguesa

Image

Pentru România

Image

Za Republiko Slovenijo

Image

Za Slovenskú republiku

Image

Suomen tasavallan puolesta

För Republiken Finland

Image

För Konungariket Sverige

Image

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

Image

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

For the Republic of the Philippines

Image


VERORDENINGEN

22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/33


VERORDENING (EU) 2017/2415 VAN DE RAAD

van 21 december 2017

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, het licht van de situatie in Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2017/2427 van de Raad van 21 december 2017 tot wijziging van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 april 2010 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Verordening (EU) nr. 356/2010 (2), die bepaalde specifieke beperkende maatregelen oplegt tegen de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die zijn opgesomd in de bijlage I bij die verordening, volgens de bepalingen van Resolutie UNSCR 1844 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, zoals later gewijzigd.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 14 november 2017 UNSCR 2385 (2017) aangenomen. Inzake de vrijstelling van de bevriezing van tegoeden en het verbod op het beschikbaar stellen van financiële middelen met betrekking tot de tijdige verstrekking van spoedeisende humanitaire hulp in Somalië wordt in UNSCR 2385 (2017) nog altijd verwezen naar niet-gouvernementele organisaties „die deelnemen aan het plan van de Verenigde Naties voor humanitaire hulp aan Somalië”, welke uitdrukking was ingevoerd bij UNSCR 2244 (2015), en niet naar niet-gouvernementele organisaties „die deelnemen aan de geconsolideerde oproep voor Somalië van de Verenigde Naties”.

(3)

Op 21 december 2017 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Besluit (GBVB) 2017/2427 om rekening te houden met de bovenvermelde wijziging.

(4)

Deze wijziging valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform wordt toegepast.

(5)

Verordening (EU) nr. 356/2010 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 356/2010 wordt vervangen door:

„1.   Artikel 2, leden 1 en 2, zijn niet van toepassing op de beschikbaarstelling van tegoeden of economische middelen die nodig zijn voor de tijdige verstrekking van spoedeisende humanitaire hulp in Somalië door de Verenigde Naties of gespecialiseerde agentschappen of programma's daarvan, humanitaire organisaties met de status van waarnemer in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die humanitaire hulp verstrekken, of hun uitvoeringspartners, met inbegrip van bilateraal of multilateraal gesubsidieerde ngo's die deelnemen aan het plan van de Verenigde Naties voor humanitaire hulp aan Somalië.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Zie bladzijde 78 van dit Publicatieblad.

(2)  Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (PB L 105 van 27.4.2010, blz. 1).


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/35


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2416 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2017

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten, en tot rectificatie van die gedelegeerde verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om het gebruik van het Europees Sociaal Fonds (ESF) te vereenvoudigen en de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen, is het raadzaam het toepassingsgebied van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling aan lidstaten uit te breiden. De standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling aan lidstaten moeten worden vastgesteld op basis van door de lidstaten ingediende of door Eurostat gepubliceerde gegevens en van gemeenschappelijk overeengekomen methoden, met inbegrip van de in artikel 67, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) en artikel 14, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1304/2013 vastgestelde methoden.

(2)

Aangezien de kosten voor bepaalde soorten concrete acties aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat kunnen verschillen, kunnen de definitie en de bedragen van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen verschillen afhankelijk van het soort concrete actie en de betrokken lidstaat om recht te doen aan hun specifieke karakter.

(3)

Cyprus heeft methoden voorgelegd om standaardschalen van eenheidskosten voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie vast te stellen.

(4)

Duitsland heeft methoden voorgelegd om extra standaardschalen van eenheidskosten voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie vast te stellen voor soorten concrete acties die nog niet onder Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 van de Commissie (3) vallen.

(5)

Frankrijk heeft gegevens verstrekt om de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 vastgestelde standaardschalen van eenheidskosten te wijzigen.

(6)

Zweden heeft gegevens verstrekt om de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 vastgestelde standaardschalen van eenheidskosten te wijzigen. De Commissie heeft dienovereenkomstig de in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 vastgestelde bedragen voor ondersteunde concrete acties in het kader van prioritaire as 1 (Aanbod van vaardigheden) van het operationeel programma (Nationellt socialfondsprogram för investering för tillväxt och sysselsättning 2014-2020) (CCI-2014SE05M9OP001) gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2016 (4). De Commissie heeft echter een fout begaan door de vastgestelde bedragen voor de prioritaire assen 2 en 3 van hetzelfde operationeel programma niet te wijzigen. De bedragen voor deze prioritaire assen moeten ook worden gewijzigd en de voor Zweden vastgestelde bedragen moeten gelden met ingang van de datum van inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2016.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 wordt als volgt gerectificeerd en gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage II wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening.

3)

Bijlage VIII wordt vervangen door bijlage III bij deze verordening.

4)

Bijlage XV wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage IV bij de verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 1, is van toepassing met ingang van 5 december 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470.

(2)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 van de Commissie van 9 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten (PB L 313 van 28.11.2015, blz. 22).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2016 van de Commissie van 29 augustus 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten (PB L 298 van 15.11.2017, blz. 1).


BIJLAGE I

BIJLAGE I

Voorwaarden voor de terugbetaling van uitgaven aan Zweden op basis van standaardschalen van eenheidskosten

1.   Definitie van de standaardschalen van eenheidskosten

Soorten concrete acties (1)

Naam van de indicator

Categorie kosten

Meeteenheid voor de indicator

Bedragen

1.

Ondersteunde concrete acties binnen prioritaire as 1 „Aanbod van vaardigheden” van het operationeel programma „Nationellt socialfondsprogram för investering för tillväxt och sysselsättning 2014-2020” (CCI-2014SE05M9OP001)

Gewerkte uren

Alle categorieën kosten met uitzondering van de lonen van de deelnemers

Aantal gewerkte uren (2)

Loongroep (SSYK-code (3))

Regio: Stockholm (SE 11) (eenheidskosten per uur — bedrag in SEK (4))

Alle regio's met uitzondering van Stockholm (SE 12-33) (eenheidskosten per uur — bedrag in SEK)

1

(912 — 913 — 919 — 921)

321

328

2

(414 — 415 — 421 — 422 — 512 — 513 — 514 — 515 — 522 — 611 — 612 — 613 — 614 — 826)

360

356

3

(331 — 348 — 411 — 412 — 413 — 419 — 711 — 712 — 713 — 714 — 721 — 722 — 723 — 724 — 731 — 732 — 734 — 741 — 742 — 743 — 811 — 812 — 813 — 814 — 815 — 816 — 817 — 821 — 822 — 823 — 824 — 825 — 827 — 828 — 829 — 831 — 832 — 833 — 834 — 914 — 915 — 931 — 932 — 933)

416

395

4

(223 — 232 — 233 — 234 — 235 — 243 — 249 — 313 — 322 — 323 — 324 — 332 — 342 — 343 — 344 — 345 — 346 — 347 — 511 — 011)

473

438

5

(213 — 221 — 231 — 241 — 244 — 245 — 246 — 247 — 248 — 311 — 312 — 315 — 321 — 341)

587

512

6

(211 — 212 — 214 — 222 — 242 — 314)

776

724

7A

(121)

1 035

1 035

7B

(111 — 123)

1 121

875

7C

(131 — 122)

735

601

2.

Ondersteunde concrete acties binnen prioritaire as 1 „Aanbod van vaardigheden” van het operationeel programma „Nationellt socialfondsprogram för investering för tillväxt och sysselsättning 2014-2020” (CCI-2014SE05M9OP001)

Aantal aan de concrete actie deelgenomen uren

Loon van de deelnemers

Aantal deelgenomen uren (2)

Regio: Stockholm (SE 11) (eenheidskosten per uur — bedrag in SEK)

Alle regio's met uitzondering van Stockholm (SE 12-33) (eenheidskosten per uur — bedrag in SEK)

229

234

3.

Ondersteunde concrete acties binnen prioritaire as 2 „Toegenomen transitie naar werk” en prioritaire as 3 „Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief” van het operationeel programma „Nationellt socialfondsprogram för investering för tillväxt och sysselsättning 2014-2020” (CCI-2014SE05M9OP001)

Gewerkte uren

Alle categorieën kosten met uitzondering van de vergoedingen voor de deelnemers

Aantal gewerkte uren (2)

Beroepscategorie

Regio: Stockholm (SE 11) (eenheidskosten per uur — bedrag in SEK)

Alle regio's met uitzondering van Stockholm (SE 12-33) (eenheidskosten per uur — bedrag in SEK)

Projectleider van concrete acties waarvan de totale subsidiabele kosten, zoals vermeld in het document met de voorwaarden voor steun, meer dan 20 miljoen SEK bedragen

749

609

Projectleider van concrete acties waarvan de totale subsidiabele kosten, zoals vermeld in het document met de voorwaarden voor steun, minder dan of gelijk aan 20 miljoen SEK bedragen/assistent-projectleider van concrete acties waarvan de totale subsidiabele kosten, zoals vermeld in het document met de voorwaarden voor steun, meer dan 20 miljoen SEK bedragen

669

567

Projectmedewerker

463

420

Projecteconoom

598

508

Beheerder

416

378

4.

Ondersteunde concrete acties binnen prioritaire as 2 „Toegenomen transitie naar werk” en prioritaire as 3 „Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief” van het operationeel programma „Nationellt socialfondsprogram för investering för tillväxt och sysselsättning 2014-2020” (CCI-2014SE05M9OP001)

Aantal aan de concrete actie deelgenomen uren

Vergoeding voor de deelnemers

Aantal deelgenomen uren (2)

Financiële bijstand (eenheidskosten per uur)

Leeftijd

(SEK)

18-24 jaar

32

25-29 jaar

40

30-64 jaar

46

 

Activiteitensubsidies en ontwikkelingsvergoedingen (eenheidskosten per uur)

Leeftijd

(SEK)

15-19 jaar

17

20-24 jaar

33

25-29 jaar

51

30-44 jaar

55

45-69 jaar

68

 

Socialezekerheidsuitkeringen en uitkeringen bij ziekte (eenheidskosten per uur)

Leeftijd

(SEK)

19-29 jaar (socialezekerheidsuitkeringen)

51

30-64 jaar (uitkeringen bij ziekte)

58

 

Uitkeringen bij ziekte, revalidatie, arbeidsongeval of beroepsziekte (eenheidskosten per uur)

Leeftijd

(SEK)

– 19 jaar

48

20-64 jaar

68

2.   Aanpassing van de bedragen

De eenheidskosten in de tabel zijn van toepassing op de in 2015 gewerkte of deelgenomen uren. Met uitzondering van de in punt 4 van de tabel vermelde eenheidskosten van de vergoedingen voor deelnemers, die niet worden aangepast, worden deze waarden van 2016 tot en met 2023 jaarlijks op 1 januari automatisch met 2 % verhoogd.


(1)  De bedragen van de standaardschalen van eenheidskosten zijn alleen van toepassing op die delen van de concrete acties die onder de in deze bijlage opgenomen categorieën kosten vallen.

(2)  Het gedeclareerde totaal aantal uren per jaar mag niet hoger zijn dan het standaardaantal uren dat per jaar in Zweden wordt gewerkt (d.w.z. 1 862 uur).

(3)  In Zweden van toepassing zijnde beroepscode.

(4)  De Zweedse munteenheid.


BIJLAGE II

BIJLAGE II

Voorwaarden voor de terugbetaling van uitgaven aan Frankrijk op basis van standaardschalen van eenheidskosten

1.   Definitie van de standaardschalen van eenheidskosten

Soorten concrete acties

Naam van de indicator

Categorie kosten

Meeteenheid voor de indicator

Bedragen (in EUR)

Het programma „Garantie Jeunes” ondersteund binnen prioritaire as 1 „Accompagner les jeunes NEET vers et dans l'emploi” van het operationeel programma „Programme opérationnel national pour la mise en œuvre de l'Initiative pour l'emploi des jeunes en métropole et outre-mer” (CCI-2014FR05M9OP001)

NEET-jongeren (1) die dankzij „Garantie Jeunes” uiterlijk twaalf maanden na het begin van de coaching een positief resultaat kunnen voorleggen

vergoedingen voor de deelnemers;

activeringskosten voor rekening van de „missions locales”

Het aantal NEET-jongeren die uiterlijk twaalf maanden na het begin van de coaching een van de volgende resultaten kunnen voorleggen:

ze willen beroepsvaardigheden verwerven en een diploma behalen en volgen daarom:

een opleiding in het kader van een leven lang leren, of

een basisopleiding, of

ze hebben een bedrijf opgericht, of

ze hebben een baan gevonden, of

ze hebben minstens 80 dagen (betaald of niet-betaald) gewerkt in een werkomgeving.

6 400

2.   Aanpassing van de bedragen

De standaardschaal van eenheidskosten in de tabel is deels gebaseerd op een volledig door Frankrijk gefinancierde standaardschaal van eenheidskosten. Van het bedrag van 6 400 EUR komt 1 600 EUR overeen met de door de „instruction ministérielle du 11 octobre 2013 relative à l'expérimentation Garantie Jeunes prise pour l'application du décret 2013-80 du 1er octobre 2013 ainsi que par l'instruction ministérielle du 20 mars 2014” vastgestelde standaardschaal van eenheidskosten om de uitgaven van de „Missions Locales” van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening voor jongeren te dekken voor de coaching van elke NEET-jongere die aan het programma „Garantie Jeunes” deelneemt.

De lidstaat werkt de in punt 1 gedefinieerde standaardschaal van eenheidskosten bij overeenkomstig de aanpassingen die volgens de nationale regels worden toegepast op de in de alinea hierboven vermelde standaardschaal van eenheidskosten van 1 600 EUR die de uitgaven van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening voor jongeren dekt.


(1)  Jongeren die geen baan hebben, geen onderwijs of opleiding volgen, en deelnemen aan een concrete actie die wordt ondersteund door het „Programme opérationnel national pour la mise en œuvre de l'Initiative pour l'emploi des jeunes en métropole et outre-mer”.


BIJLAGE III

BIJLAGE VIII

Voorwaarden voor de terugbetaling van uitgaven aan Duitsland op basis van standaardschalen van eenheidskosten

1.   Definitie van de standaardschalen van eenheidskosten

Soorten concrete acties

Naam van de indicator

Categorie kosten

Meeteenheid voor de indicator

Bedragen

(in EUR)

1.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Aanvullende opleiding voor leerkrachten met managementverantwoordelijkheden

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 51 van de geplande 60 uur (evenementen waarbij aanwezigheid vereist is en procesbegeleiding in de scholen) en

op die basis een getuigschrift heeft ontvangen.

4 702,60

2.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Opleiding voor de leerkrachtenvergadering

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers aan de workshop over inclusieve schoolontwikkeling

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat aan de acht uur durende workshop heeft deelgenomen en op die basis een getuigschrift heeft ontvangen.

33,32

3.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Aanvullende opleiding voor klasleerkrachten

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 153 van de geplande 180 uur en

op die basis een getuigschrift heeft ontvangen.

11 474,14

4.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Aanvullende opleiding praktijkvorming

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 26 van de geplande 30 uur en

op die basis een getuigschrift heeft ontvangen.

1 698,24

5.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Aanvullende opleiding voor opvoeders

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 36 van de geplande 42 uur (seminars en procesbegeleiding) en

op die basis een getuigschrift heeft ontvangen.

246,20

6.

Opleiding voor leerkrachten in beroepsscholen:

Technische en specifieke didactische opleiding

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 104 van de geplande 120 uur van de evenementen waarbij aanwezigheid vereist is en

heeft deelgenomen aan ten minste 51 van de geplande 60 uur werk in kleine groepen en

met succes alle geplande taken van het zelfstudiepakket heeft afgerond en

een getuigschrift heeft ontvangen op basis van de drie bovenstaande criteria.

14 678,40

7.

Opleiding voor leerkrachten in beroepsscholen:

Opleiding in het ondersteunen van jongeren met een migrantenachtergrond bij het verwerven van de Duitse taal

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 80 van de geplande 96 uur van de evenementen waarbij aanwezigheid vereist is en

gedurende zes uur heeft deelgenomen aan individuele adviessessies en

met succes alle geplande taken van het zelfstudiepakket heeft afgerond en

een getuigschrift heeft ontvangen op basis van de drie bovenstaande criteria.

7 268,34

8.

Opleiding voor leerkrachten in beroepsscholen:

Opleiding voor individuele bijstand aan jongeren in sterk heterogene leergroepen

Prioritaire as B

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 104 van de geplande 120 uur van de evenementen waarbij aanwezigheid vereist is en

heeft deelgenomen aan ten minste 51 van de geplande 60 uur werk in kleine groepen en

met succes alle geplande taken van het zelfstudiepakket heeft afgerond en

een getuigschrift heeft ontvangen op basis van de drie bovenstaande criteria.

14 105,51

9.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Bijscholing voor leerkrachten van regionale scholen en middenscholen met betrekking tot algemeen taal- en intercultureel onderwijs

Prioritaire as C

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 153 van de geplande 180 uur opleiding en

op die basis een getuigschrift heeft ontvangen.

12 393,97

10.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Bijscholing voor de directie van beroepsscholen met betrekking tot de uitvoering van inclusieve onderwijs- en leerconcepten

Prioritaire as C

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 72 van de geplande 84 uur van evenementen waarbij aanwezigheid vereist is en

heeft deelgenomen aan ten minste 51 van de geplande 60 uur werk in kleine groepen en

met succes alle geplande taken van het zelfstudiepakket heeft afgerond en

een getuigschrift heeft ontvangen op basis van deze drie criteria.

12 588,14

11.

Opleiding op het gebied van inclusieve schoolontwikkeling:

Bijscholing voor leerkrachten in het beroepsonderwijs met betrekking tot inclusieve concepten bij de planning van lessen

Prioritaire as C

OP 2014DE05SFOP009

(Mecklenburg-Voorpommeren)

Deelnemers die de opleiding met succes hebben voltooid

Alle subsidiabele kosten (personeelskosten, andere directe en indirecte kosten)

Aantal deelnemers dat:

heeft deelgenomen aan ten minste 104 van de geplande 120 uur van evenementen waarbij aanwezigheid vereist is en

heeft deelgenomen aan ten minste 51 van de geplande 60 uur werk in kleine groepen en

met succes alle geplande taken van het zelfstudiepakket heeft afgerond en

een getuigschrift heeft ontvangen op basis van deze drie criteria.

13 704,25

2.   Aanpassing van de bedragen

Niet van toepassing.


BIJLAGE IV

BIJLAGE XV

Voorwaarden voor de terugbetaling van uitgaven aan Cyprus op basis van standaardschalen van eenheidskosten

1.   Definitie van de standaardschalen van eenheidskosten

Soorten concrete acties

Naam van de indicator

Categorie kosten

Meeteenheid voor de indicator

Bedragen

(in EUR)

„Onderwijs en sociale inclusie” onder prioritaire as 3 van het operationeel programma „Werkgelegenheid, human resources en sociale cohesie” (CCI 2014CY05M9OP001)

1)

Loon voor een periode van 45 minuten voor op contractbasis aangeworven leerkrachten

2)

Dagloon voor vaste en tijdelijke leerkrachten

Alle kosten, met inbegrip van directe personeelskosten

1)

Aantal gewerkte uren

2)

Aantal gewerkte dagen

1)

21 per periode van 45 minuten

2)

300 per dag

„Oprichting en bestuur van een centrale administratie van de dienst sociale uitkeringenf” onder prioritaire as 3 van het operationeel programma „Werkgelegenheid, human resources en sociale cohesie” (CCI 2014CY05M9OP001)

Maandloon voor vaste en tijdelijke overheidsambtenaren

Alle kosten, met inbegrip van directe personeelskosten

Aantal gewerkte maanden gedifferentieerd volgens loonschaal

Loonschalen

 

Α1

1 794

A2

1 857

A3

2 007

A4

2 154

A5

2 606

A6

3 037

A7

3 404

A8

3 733

A9

4 365

A10

4 912

A11

5 823

A12

6 475

A13

7 120

2.   Aanpassing van de bedragen

Niet van toepassing.


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/48


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2417 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2017

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen betreffende de handelsverplichting voor bepaalde derivaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 600/2014 voorziet in een verplichting tot handel op een gereglementeerde markt, een multilaterale handelsfaciliteit, een georganiseerde handelsfaciliteit of een gelijkwaardig handelsplatform van een derde land voor bepaalde klassen van derivaten of relevante subsets daarvan waarop de clearingverplichting als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) van toepassing is verklaard. Deze handelsverplichting mag alleen van toepassing zijn op derivaten die voldoende liquide zijn en beschikbaar voor verhandeling op ten minste één handelsplatform.

(2)

Voor rentederivaten die onderworpen zijn aan de clearingverplichting, is de liquiditeit geconcentreerd in derivatencontracten die de meest gestandaardiseerde kenmerken hebben. Met deze kenmerken dient derhalve rekening te worden gehouden bij het opstellen van de klassen van derivaten die aan de handelsverplichting zijn onderworpen.

(3)

Op dezelfde wijze is de liquiditeit in rentederivaten die onderworpen zijn aan de clearingverplichting, geconcentreerd in derivatencontracten met bepaalde benchmarklooptijden. Het is dan ook passend de handelsverplichting te beperken tot de derivaten met deze benchmarklooptijden. Om een onderscheid te maken tussen derivatencontracten die onmiddellijk na de uitvoering van de handelstransactie ingaan, en derivatencontracten die op een vooraf bepaalde datum in de toekomst ingaan, moet de looptijd van een contract worden berekend op basis van de daadwerkelijke datum waarop de contractuele verplichtingen van kracht worden. Om op passende wijze rekening te houden met het liquiditeitspatroon van de derivaten en om omzeiling van de handelsverplichting te voorkomen, is het echter belangrijk dat de benchmarklooptijden niet worden gebruikt als strikte drempels maar veeleer als referentiepunten voor doelintervallen.

(4)

Voor kredietderivaten is met betrekking tot de twee index-kredietverzuimswaps die aan de clearingverplichting zijn onderworpen, de liquiditeit geconcentreerd in de lopende on-the-runreeksen en in de laatste off-the-runreeksen. Het is dan ook passend de toepassing van de handelsverplichting te beperken tot de derivaten die alleen tot deze reeksen behoren.

(5)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2205 van de Commissie (3) (otc-rentederivaten) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/592 van de Commissie (4) (otc-kredietderivaten) worden vier categorieën tegenpartijen onderscheiden waarop de clearingverplichting van toepassing is. Om rekening te houden met de specifieke behoeften van elke categorie tegenpartij, hebben deze gedelegeerde verordeningen ook voorzien in een gefaseerde toepassing van de clearingverplichting. Gelet op het verband tussen de clearingverplichting en de handelsverplichting mag de handelsverplichting voor elke categorie tegenpartij pas van kracht worden nadat de clearingverplichting voor deze categorie reeds van kracht is geworden.

(6)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(7)

Deze verordening is vastgesteld op basis van de feiten, en met name de geldende liquiditeitssituatie ten tijde van de vaststelling ervan, en zal indien nodig worden herzien en gewijzigd in overeenstemming met marktontwikkelingen.

(8)

De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht.

(9)

Om de goede werking van de financiële markten te garanderen, moet deze verordening met spoed in werking treden en van toepassing zijn vanaf dezelfde datum als de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de handelsverplichting onderworpen derivaten

De in de bijlage vermelde derivaten zijn onderworpen aan de handelsverplichting als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014.

Een derivaat bedoeld in tabel 1, tabel 2 en tabel 3 van de bijlage wordt geacht een looptijd van 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 15, 20 of 30 jaar te hebben wanneer de periode tussen de datum waarop de verplichtingen uit hoofde van dit contract van kracht worden, en de einddatum van dit contract gelijk is aan een van deze perioden, plus of min vijf dagen.

Artikel 2

Data vanaf wanneer de handelsverplichting van kracht wordt

De handelsverplichting als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt voor elke categorie tegenpartijen als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2205 en artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/592 van kracht op de laatste van de volgende data:

a)

3 januari 2018;

b)

de datum bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2205 of artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/592 voor deze categorie tegenpartijen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.

(2)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2205 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake de clearingverplichting (PB L 314 van 1.12.2015, blz. 13).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/592 van de Commissie van 1 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake de clearingverplichting (PB L 103 van 19.4.2016, blz. 5).

(5)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


BIJLAGE

Aan de handelsverplichting onderworpen derivaten

Tabel 1

In EUR luidende fixed-to-floatrenteswaps

Fixed-to-float single currency renteswaps — EUR Euribor 3 en 6M

Afwikkelingsvaluta

EUR

EUR

Type aanvang van transactie

Spot (T + 2)

Spot (T+2)

Optionaliteit

Neen

Neen

Looptijd

2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 15, 20, 30 j

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 15, 20, 30 j

Type notioneel

Constant notioneel

Constant notioneel

Vastrentend deel

Betalingsfrequentie

Jaarlijks of halfjaarlijks

Jaarlijks of halfjaarlijks

Dagtellingsconventie

30/360 of Actual/360

30/360 of Actual/360

Variabelrentend deel

Referentie-index

Euribor 6 M

Euribor 3 M

Herzieningsfrequentie

Halfjaarlijksof driemaandelijks

Driemaandelijks

Dagtellingsconventie

Actual/360

Actual/360

Tabel 2

In USD luidende fixed-to-floatrenteswaps

Fixed-to-float single currency renteswaps — USD LIBOR 3M

Afwikkelingsvaluta

USD

USD

Type aanvang van transactie

Spot (T + 2)

IMM (volgende twee IMM-data)

Optionaliteit

Neen

Neen

Looptijd

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 15, 20, 30 j

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 15, 20, 30 j

Type notioneel

Constant notioneel

Constant notioneel

Vastrentend deel

Betalingsfrequentie

Jaarlijks of halfjaarlijks

Jaarlijks of halfjaarlijks

Dagtellingsconventie

30/360 of Actual/360

30/360 of Actual/360

Variabelrentend deel

Referentie-index

USD LIBOR 3 M

USD LIBOR 3 M

Herzieningsfrequentie

Driemaandelijks

Driemaandelijks

Dagtellingsconventie

Actual/360

Actual/360


Fixed-to-float single currency renteswaps — USD LIBOR 6M

Afwikkelingsvaluta

USD

USD

Type aanvang van transactie

Spot (T + 2)

IMM (volgende twee IMM-data)

Optionaliteit

Neen

Neen

Looptijd

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 15, 20, 30 j

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 15, 20, 30 j

Type notioneel

Constant notioneel

Constant notioneel

Vastrentend deel

Betalingsfrequentie

Jaarlijks of halfjaarlijks

Jaarlijks of halfjaarlijks

Dagtellingsconventie

30/360 of Actual/360

30/360 of Actual/360

Variabelrentend deel

Referentie-index

USD LIBOR 6 M

USD LIBOR 6 M

Herzieningsfrequentie

Driemaandelijks of halfjaarlijks

Driemaandelijks of halfjaarlijks

Dagtellingsconventie

Actual/360

Actual/360

Tabel 3

In GBP luidende fixed-to-floatrenteswaps

Fixed-to-float single currency renteswaps — GBP LIBOR 3 en 6M

Afwikkelingsvaluta

GBP

GBP

Type aanvang van transactie

Spot (T + 0)

Spot (T + 0)

Optionaliteit

Neen

Neen

Looptijd

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 15, 20, 30 j

2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 15, 20, 30 j

Type notioneel

Constant notioneel

Constant notioneel

Vastrentend deel

Betalingsfrequentie

Driemaandelijks of halfjaarlijks

Driemaandelijks of halfjaarlijks

Dagtellingsconventie

Actual/365F

Actual/365F

Variabelrentend deel

Referentie-index

GBP LIBOR 6M

GBP LIBOR 3M

Herzieningsfrequentie

Halfjaarlijksof driemaandelijks

Driemaandelijks

Dagtellingsconventie

Actual/365F

Actual/365F


Tabel 4

Index-kredietverzuimswaps

Soort

Subtype

Geografische zone

Referentie-index

Afwikkelingsvaluta

Serie

Looptijd

Index-kredietverzuimswaps

Untranched index

Europa

iTraxx Europe Main

EUR

On-the-run series

First off-the-run series

5 j

Index-kredietverzuimswaps

Untranched index

Europa

iTraxx Europe Main

EUR

On-the-run series

First off-the-run series

5 j


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/54


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2418 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2017

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen („Nürnberger Bratwürste”/„Nürnberger Rostbratwürste” (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Duitsland tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Nürnberger Bratwürste”/„Nürnberger Rostbratwürste”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1257/2003 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 973/2013 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam „Nürnberger Bratwürste”/„Nürnberger Rostbratwürste” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1257/2003 van de Commissie van 15 juli 2003 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2400/96 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (Molise, Alto Crotonese, Welsh lamb, Nürnberger Bratwürste of Nürnberger Rostbratwürste) (PB L 177 van 16.7.2003, blz. 3).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 973/2013 van de Commissie van 10 oktober 2013 houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Nürnberger Bratwürste/Nürnberger Rostbratwürste (BGA)) (PB L 272 van 12.10.2013, blz. 5).

(4)  PB C 292 van 2.9.2017, blz. 12.


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/56


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2419 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 zijn ingediend in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Oekraïne.

(2)

De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, zijn groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moet worden bepaald in hoeverre rechten tot invoer kunnen worden toegekend, door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3), in combinatie met artikel 7, lid 2, van die verordening.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 63).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — Voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 ingediende aanvragen

(in %)

09.4273

2,644683

09.4274

23,716742


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/59


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2420 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de suikersector zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 891/2009, en tot schorsing van de indiening van de aanvragen voor dergelijke certificaten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector suiker.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 voor de deelperiode van 1 tot en met 31 december 2017 zijn ingediend, zijn voor het volgnummer 09.4321 groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). De indiening van nieuwe aanvragen voor dat volgnummer moet worden geschorst tot het einde van de contingentperiode.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 op grond van Verordening (EG) nr. 891/2009 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De indiening van nieuwe invoercertificaataanvragen is voor de in de bijlage vermelde volgnummers geschorst tot het einde van de contingentperiode 2017/2018.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Suiker CXL-concessies

Contingentperiode 2017/2018

Van 1 tot en met 7 december 2017 ingediende aanvragen

Volgnummer

Land

Toewijzingscoëfficiënt

(%)

Nieuwe aanvragen

09.4317

Australië

 

09.4318

Brazilië

 

09.4319

Cuba

 

09.4320

Alle derde landen

 

09.4321

India

25,000213

Geschorst

09.4329

Brazilië

 

09.4330

Brazilië

Beschikbaar in 2022/2023 en 2023/2024


Balkansuiker

Contingentperiode 2017/2018

Van 1 tot en met 7 december 2017 ingediende aanvragen

Volgnummer

Land

Toewijzingscoëfficiënt

(%)

Nieuwe aanvragen

09.4324

Albanië

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

 

09.4326

Servië

 

09.4327

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

 


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/62


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2421 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2017

tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 geopende tariefcontingenten voor eieren, eierproducten en ovalbumine van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten uit de sector eieren en ovalbumine van oorsprong uit Oekraïne.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2017 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2018 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 57).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2018 beschikbare hoeveelheden

(in kg, equivalent eieren in de schaal)

09.4275

279 202

09.4276

375 000


BESLUITEN

22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/64


BESLUIT (EU) 2017/2422 VAN DE RAAD

van 6 november 2017

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van de associatieagenda EU-Georgië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1) („de overeenkomst”) is op 27 juni 2014 ondertekend en is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 406, lid 1, van de overeenkomst heeft de Associatieraad de bevoegdheid aanbevelingen vast te stellen om de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken.

(3)

Om de toepassing van de overeenkomst te vergemakkelijken, zijn de partijen overeengekomen om een associatieagenda op te stellen waarbij zij ernaar streven per sector een prioriteitenlijst op te stellen voor hun gezamenlijke inspanningen.

(4)

De partijen hebben overeenstemming bereikt over een associatieagenda, ter voorbereiding en vergemakkelijking van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. De associatieagenda moet worden vastgesteld door de Associatieraad die is opgericht bij de overeenkomst.

(5)

Het in de Associatieraad in te nemen standpunt van de Unie met betrekking tot de vaststelling van de associatieagenda tussen de EU en Georgië dient te worden vastgesteld door de Raad,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van de associatieagenda tussen de EU en Georgië, is gebaseerd op de ontwerpaanbeveling van de Associatieraad die aan dit besluit is gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TAMM


(1)  PB L 261 van 30.8.2014, blz. 4.


ONTWERP

AANBEVELING Nr. …/2017 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË

van …

inzake de associatieagenda EU-Georgië

DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË,

Gezien de associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), („de overeenkomst”) is op 27 juni 2014 ondertekend en op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 406, lid 1, van de overeenkomst geeft de Associatieraad de bevoegdheid aanbevelingen vast te stellen om de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken.

(3)

Krachtens artikel 420, lid 1, van de overeenkomst treffen de partijen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen en zien zij erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

(4)

Bij de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid is voorgesteld de samenwerking met partners naar een volgend niveau te brengen, waardoor beide kanten meer betrokkenheid voelen.

(5)

De Unie en Georgië wensen hun partnerschap te consolideren door overeenstemming te bereiken over een geheel van prioriteiten voor de periode 2017-2020 met het oog op de ondersteuning en versterking van de weerbaarheid en stabiliteit van Georgië, terwijl een nauwere politieke associatie en een verdergaande economische integratie worden nagestreefd.

(6)

De partijen bij de overeenkomst hebben aldus overeenstemming bereikt over de tekst van de associatieagenda EU-Georgië, die zal bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en de nadruk legt op de samenwerking inzake gedeelde belangen die in overleg zijn geïdentificeerd,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Associatieraad beveelt aan dat de partijen de associatieagenda EU-Georgië in bijlage dezes uitvoeren.

Artikel 2

De associatieagenda EU-Georgië 2017-2020 in bijlage dezes vervangt de associatieagenda EU-Georgië 2014-2016 die werd vastgesteld op 26 juni 2014.

Artikel 3

Deze aanbeveling wordt van kracht op de dag waarop zij wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, [dag maand 2017].

Voor de Associatieraad

De voorzitter


(1)  PB L 261 van 30.8.2014, blz. 4.


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/67


BESLUIT (EU) 2017/2423 VAN DE RAAD

van 11 december 2017

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad EU-Turkije wat betreft de wijziging van protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (1) (de „overeenkomst”) heeft ten doel de gestadige en evenwichtige versterking van de commerciële en economische betrekkingen tussen de Unie en Turkije te bevorderen en stelt een Associatieraad in teneinde de toepassing en de geleidelijke ontwikkeling van de associatie te verzekeren.

(2)

Bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije (2) is de handelsregeling voor landbouwproducten vastgesteld. Protocol nr. 2 bij dat besluit bevat bijzonderheden over de preferentiële regeling voor de invoer in Turkije van landbouwproducten van oorsprong uit de Unie, met inbegrip van een preferentiële regeling voor de invoer van bevroren rundvlees.

(3)

De Unie en Turkije hebben overleg gepleegd en zijn overeengekomen de preferentiële regeling voor de invoer in Turkije van rundvlees van oorsprong uit de Unie te wijzigen, om het bestaande, in de bijlage bij protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 vastgestelde tariefcontingent met vers en gekoeld rundvlees uit te breiden.

(4)

Krachtens artikel 35 van het Aanvullend Protocol bij de overeenkomst (3) kan de omvang van de door de Unie en Turkije wederzijds aan elkaar verleende preferentieregeling worden gewijzigd door een besluit van de Associatieraad.

(5)

Het standpunt van de Unie in de Associatieraad EU-Turkije moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in de Associatieraad EU-Turkije in te nemen standpunt wat betreft de wijziging van protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten wordt gebaseerd op het aan het onderhavige besluit gehechte ontwerpbesluit van de Associatieraad EU-Turkije.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 11 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

S. KIISLER


(1)  Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 september 1963 te Ankara is ondertekend (PB 217 van 29.12.1964, blz. 3687).

(2)  Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije van 25 februari 1998 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten (98/223/EG) (PB L 86 van 20.3.1998, blz. 1).

(3)  Aanvullend Protocol ondertekend op 23 november 1970, gehecht aan de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (PB L 293 van 29.12.1972, blz. 3).


ONTWERP

BESLUIT Nr. … VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-TURKIJE

van …

tot wijziging van het aan Besluit nr. 1/98 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten gehechte protocol nr. 2

DE ASSOCIATIERAAD EU-TURKIJE,

Gezien de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (1),

Gezien het Aanvullend Protocol, bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (2), en met name artikel 35,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije (3) is de regeling voor de preferentiële handel in landbouwproducten tussen de Unie en Turkije vastgesteld. Protocol nr. 2 bij dat Besluit bevat bijzonderheden over de preferentiële regeling voor de invoer in Turkije van landbouwproducten van oorsprong uit de Unie, met inbegrip van een preferentiële regeling voor de invoer van bevroren rundvlees.

(2)

De Unie en Turkije hebben overleg gepleegd en zijn overeengekomen de preferentiële regeling voor de invoer in Turkije van rundvlees van oorsprong uit de Unie te wijzigen, om het bestaande, in de bijlage bij protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 vastgestelde tariefcontingent met vers en gekoeld rundvlees uit te breiden.

(3)

Protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij het onderhavige besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor de Associatieraad EU-Turkije

De voorzitter


(1)  PB EU 217 van 29.12.1964, blz. 3687.

(2)  PB EU L 293 van 29.12.1972, blz. 3.

(3)  Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije van 25 februari 1998 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten (98/223/EG) (PB EU L 86 van 20.3.1998, blz. 1).

BIJLAGE

De vermeldingen voor GN-code 0202 20 in de bijlage bij protocol nr. 2 bij Besluit nr. 1/98 worden vervangen door:

„GN-code

Omschrijving

Verlaging t.o.v. het voor de meest begunstigde naties geldende recht (%)

Tariefcontingent (ton nettogewicht)

0201 20

0202 20

Andere delen van vlees van runderen, met been, vers of gekoeld, of bevroren

Verlaging met 50 % en maximumrecht van 30 %

5 000

0201 20

0202 20

Andere delen van vlees van runderen, met been, vers of gekoeld, of bevroren

Verlaging met 30 % en maximumrecht van 43 %

14 100 ”.


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/70


BESLUIT (EU) 2017/2424 VAN DE RAAD

van 18 december 2017

waarbij Roemenië wordt gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, in samenhang met artikel 218,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Europese Unie zich als een van haar doelen gesteld de bescherming van de rechten van het kind te bevorderen. Maatregelen om kinderen te beschermen tegen het ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren van kinderen, beschouwt zij als een essentieel onderdeel van dit beleid.

(2)

De Raad heeft Verordening (EG) nr. 2201/2003 (2) (hierna „verordening Brussel II bis” genoemd) vastgesteld, die als doel heeft kinderen te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren, procedures vast te stellen om hun onmiddellijke terugkeer naar de gewone verblijfplaats te verkrijgen en het omgangs- en gezagsrecht te waarborgen.

(3)

Verordening Brussel II bis vormt een aanvulling op en versterking van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (hierna „het verdrag van 1980” genoemd), waarbij een internationaal systeem van verplichtingen en samenwerking tussen de verdragsluitende staten en tussen centrale autoriteiten wordt ingesteld om te zorgen voor de onmiddellijke terugkeer van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht of ongeoorloofd wordt vastgehouden.

(4)

Alle lidstaten van de Unie zijn partij bij het verdrag van 1980.

(5)

De Unie moedigt derde landen aan toe te treden tot het verdrag van 1980 en ondersteunt de correcte tenuitvoerlegging van het verdrag van 1980, onder andere door samen met de lidstaten deel te nemen aan de bijzondere commissies die regelmatig worden georganiseerd door de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht.

(6)

Een gemeenschappelijk wettelijk kader tussen de lidstaten van de Unie en derde staten zou de beste oplossing kunnen zijn voor gevoelige zaken als internationale kinderontvoering.

(7)

Het verdrag van 1980 bepaalt dat het van toepassing is tussen de toetredende staat en de verdragsluitende staten die verklaard hebben de toetreding te aanvaarden.

(8)

Het verdrag van 1980 staat niet toe dat regionale organisaties voor economische integratie, zoals de Unie, partij bij het verdrag worden. De Unie kan derhalve niet tot dat verdrag toetreden en ook geen verklaring van aanvaarding van een toetredende staat neerleggen.

(9)

Op grond van Advies 1/13 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (3) behoren verklaringen van aanvaarding in het kader van het verdrag van 1980 tot de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie.

(10)

Chili heeft op 23 februari 1994 zijn akte van toetreding tot het verdrag van 1980 neergelegd. Ten aanzien van Chili is het verdrag van 1980 op 1 mei 1994 in werking getreden.

(11)

Met uitzondering van Roemenië hebben alle betrokken lidstaten de toetreding van Chili tot het verdrag van 1980 al aanvaard. Chili heeft de toetreding van Cyprus, Slovenië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen en Malta tot het verdrag van 1980 aanvaard. Een beoordeling van de situatie in Chili heeft geleid tot de conclusie dat Roemenië in staat is om in het belang van de Unie de toetreding van Chili, overeenkomstig de bepalingen van het verdrag van 1980, te aanvaarden.

(12)

IJsland heeft op 14 augustus 1996 zijn akte van toetreding tot het verdrag van 1980 neergelegd. Ten aanzien van IJsland is het verdrag van 1980 op 1 september 1996 in werking getreden.

(13)

Met uitzondering van Roemenië hebben alle betrokken lidstaten de toetreding van IJsland tot het verdrag van 1980 al aanvaard. IJsland heeft de toetreding van Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen en Malta tot het verdrag van 1980 aanvaard. Een beoordeling van de situatie in IJsland heeft geleid tot de conclusie dat Roemenië in staat is om in het belang van de Unie de toetreding van IJsland, overeenkomstig de bepalingen van het verdrag van 1980, te aanvaarden.

(14)

De Bahama's hebben op 1 oktober 1993 hun akte van toetreding tot het verdrag van 1980 neergelegd. Ten aanzien van de Bahama's is het verdrag van 1980 op 1 januari 1994 in werking getreden.

(15)

Met uitzondering van Roemenië hebben alle betrokken lidstaten de toetreding van de Bahama's tot het verdrag van 1980 al aanvaard. De Bahama's hebben de toetreding van Bulgarije, Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Malta en Slovenië tot het verdrag van 1980 aanvaard. Een beoordeling van de situatie op de Bahama's heeft geleid tot de conclusie dat Roemenië in staat is om in het belang van de Unie de toetreding van de Bahama's, overeenkomstig de bepalingen van het verdrag van 1980, te aanvaarden.

(16)

Roemenië moet daarom gemachtigd worden zijn verklaring van aanvaarding van de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het verdrag van 1980 in het belang van de Unie neer te leggen overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit. De overige lidstaten van de Unie hebben de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het verdrag van 1980 al aanvaard en hoeven derhalve geen nieuwe verklaring van aanvaarding neer te leggen, aangezien de bestaande verklaring krachtens het internationaal publiekrecht van kracht blijft.

(17)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening Brussel II bis en nemen deel aan de vaststelling en de toepassing van dit besluit.

(18)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing in Denemarken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Roemenië wordt gemachtigd om, in het belang van de Unie, de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het verdrag van 1980 te aanvaarden.

2.   Roemenië legt uiterlijk op 19 december 2018, in het belang van de Unie, een verklaring van aanvaarding van de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het verdrag van 1980 neer, die als volgt luidt:

„[Volledige naam van de LIDSTAAT] verklaart de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen te aanvaarden, overeenkomstig Besluit (EU) 2017/2424 van de Raad.”.

3.   Roemenië stelt de Raad en de Commissie in kennis van de neerlegging van zijn verklaring van aanvaarding van de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het verdrag van 1980, en deelt aan de Commissie binnen twee maanden na de neerlegging ervan de tekst van die verklaring mee.

Artikel 2

De lidstaten die hun verklaring van aanvaarding van de toetreding van Chili, IJsland en de Bahama's tot het verdrag van 1980 hebben neergelegd vóór de datum waarop dit besluit is vastgesteld, leggen geen nieuwe verklaring neer.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de kennisgeving ervan.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 18 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

K. SIMSON


(1)  Advies van het Europees Parlement van 30 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).

(3)  ECLI:EU:C:2014:2303.


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/73


BESLUIT (EU) 2017/2425 VAN DE RAAD

van 18 december 2017

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, opgerichte Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken met betrekking tot het door de Republiek Moldavië ingediende uitgebreide stappenplan in verband met de uitvoering van de overeenkomst op het gebied van overheidsopdrachten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2016/839 van de Raad (1) en is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Ingevolge artikel 272, leden 1 en 2, van de overeenkomst dient de Republiek Moldavië vóór de aanvang van de geleidelijke aanpassing bij het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van die overeenkomst, een uitgebreid stappenplan voor de tenuitvoerlegging van het hoofdstuk over overheidsopdrachten in, met tijdschema's en termijnen voor alle hervormingen in termen van aanpassing aan het acquis van de Unie en institutionele capaciteitsopbouw.

(3)

In artikel 272, lid 3, van de overeenkomst wordt bepaald dat het stappenplan na een positief advies van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken als referentiedocument voor de tenuitvoerlegging van hoofdstuk 8 van titel V van de overeenkomst wordt beschouwd. De Unie doet al het mogelijke om de Republiek Moldavië bij de tenuitvoerlegging van het stappenplan bij te staan.

(4)

Het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken zal een besluit vaststellen om een positief advies uit te brengen over het door de Republiek Moldavië ingediende uitgebreide stappenplan in verband met de uitvoering van de overeenkomst op het gebied van overheidsopdrachten. Overeenkomstig artikel 438, lid 3, van de overeenkomst is het besluit bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

(5)

Aangezien het door de Republiek Moldavië ingediende stappenplan voldoet aan de eisen van artikel 272, leden 1 en 2, van de overeenkomst, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

K. SIMSON


(1)  Besluit (EU) 2016/839 van de Raad van 23 mei 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 28).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-MOLDAVIË IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN

van …

tot uitbrenging van een positief advies over het uitgebreide stappenplan met betrekking tot overheidsopdrachten

HET ASSOCIATIECOMITÉ IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN,

Gezien de in Brussel op 27 juni 2014 ondertekende Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, en met name artikel 272, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2016/839 van de Raad (1) en is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

In artikel 272, leden 1 en 2, van de overeenkomst wordt bepaald dat de Republiek Moldavië bij het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken een uitgebreid stappenplan indient voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten, met tijdschema's en termijnen voor alle hervormingen in termen van aanpassing van wetgeving aan het acquis van de Unie en institutionele capaciteitsopbouw.

(3)

In artikel 272, lid 3, wordt bepaald dat het uitgebreide stappenplan pas na een positief advies van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wordt beschouwd als referentiedocument voor de tenuitvoerlegging, d.w.z. voor de aanpassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten van de Republiek Moldavië aan het acquis van de Unie.

(4)

Uit hoofde van artikel 438, lid 3, van de overeenkomst is het Associatiecomité bevoegd om besluiten vast te stellen in de in de overeenkomst genoemde gevallen. Die besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. Het Associatiecomité stelt besluiten vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

(5)

Overeenkomstig artikel 438, lid 4, van de overeenkomst komt het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken bijeen voor de bespreking van alle onderwerpen op het gebied van handel en daarmee verband houdende aangelegenheden in de zin van titel V van de overeenkomst.

(6)

Het door de Republiek Moldavië ingediende stappenplan met betrekking tot overheidsopdrachten voldoet aan de eisen van artikel 272, leden 1 en 2, van de overeenkomst.

(7)

Daarom is het passend dat het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken een besluit vaststelt waarin het een positief advies uitbrengt over het door de Republiek Moldavië ingediende uitgebreide stappenplan met betrekking tot overheidsopdrachten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De nationale strategie voor overheidsopdrachten voor de periode 2016-2020 en het actieplan voor de uitvoering ervan, die door de regering van de Republiek Moldavië zijn vastgesteld bij regeringsbesluit nr. 1332 van 14 december 2016, krijgen een positief advies.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken

De voorzitter


(1)  Besluit (EU) 2016/839 van de Raad van 23 mei 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 28).


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/77


BESLUIT (GBVB) 2017/2426 VAN DE RAAD

van 21 december 2017

tot wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 juli 2014 Besluit 2014/512/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

De Europese Raad heeft op 19 maart 2015 besloten dat de nodige maatregelen zouden worden genomen om een duidelijk verband te leggen tussen de duur van de beperkende maatregelen en de volledige uitvoering van de akkoorden van Minsk, in aanmerking nemend dat de volledige uitvoering was voorzien voor 31 december 2015.

(3)

De Raad heeft op 28 juni 2017 Besluit 2014/512/GBVB verlengd tot en met 31 januari 2018 om de uitvoering van de akkoorden van Minsk verder te kunnen beoordelen.

(4)

Na de uitvoering van de akkoorden van Minsk te hebben beoordeeld, moet Besluit 2014/512/GBVB met nog eens zes maanden worden verlengd om de Raad in staat te stellen de uitvoering verder te beoordelen.

(5)

Besluit 2014/512/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 9, lid 1, van Besluit 2014/512/GBVB wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Dit besluit is van toepassing tot en met 31 juli 2018.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Besluit 2014/512/GBVB van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 229 van 31.7.2014, blz. 13).


22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/78


BESLUIT (GBVB) 2017/2427 VAN DE RAAD

van 21 december 2017

tot wijziging van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/138/GBVB (1),

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 april 2010 Besluit 2010/231/GBVB vastgesteld.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 14 november 2017 UNSCR 2385 (2017) aangenomen. Die resolutie voorziet in een ontheffing van de bevriezing van activa en van het verbod om tegoeden, andere financiële activa of economische middelen ter beschikking te stellen voor spoedeisende humanitaire hulp in Somalië door de Verenigde Naties, gespecialiseerde agentschappen of programma's daarvan, humanitaire organisaties met de status van waarnemer in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die humanitaire hulp verstrekken of hun uitvoerende partners, met inbegrip van bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan het plan voor humanitaire hulp voor Somalië van de Verenigde Naties.

(3)

Besluit 2010/231/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6, lid 6, van Besluit 2010/231/GBVB wordt vervangen door:

„6.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen die nodig zijn voor de tijdige verstrekking van spoedeisende humanitaire hulp in Somalië door de Verenigde Naties, gespecialiseerde agentschappen of programma's daarvan, humanitaire organisaties met de status van waarnemer in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die humanitaire hulp verstrekken, of hun uitvoerende partners, met inbegrip van bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan het plan voor humanitaire hulp voor Somalië van de Verenigde Naties.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.


Rectificaties

22.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/79


Rectificatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 197 van 24 juli 2012 )

Bladzijde 32, bijlage VI, punt I:

in plaats van:

„I.

Elk zwaar ongeval dat onder punt 1 valt en ten minste een van de in onderstaande punten 2, 3, 4 en 5 omschreven gevolgen heeft, moet ter kennis van de Commissie worden gebracht.”,

lezen:

„I.

Elk zwaar ongeval dat onder punt 1 valt, of ten minste een van de in onderstaande punten 2, 3, 4 en 5 omschreven gevolgen heeft, moet ter kennis van de Commissie worden gebracht.”.