ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 338 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
19.12.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 338/1 |
VERORDENING (EU) 2017/2321 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 12 december 2017
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2016/1036 (2) hebben het Europees Parlement en de Raad gemeenschappelijke beschermende maatregelen vastgesteld tegen invoer met dumping uit landen die geen lidstaat zijn van de Unie. |
(2) |
Artikel 2, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1036 vormt de grondslag voor de vaststelling van de normale waarde in geval van invoer uit landen zonder markteconomie. Gezien de ontwikkelingen met betrekking tot sommige landen is het passend dat met ingang van 20 december 2017 de normale waarde wordt vastgesteld op grond van Verordening (EU) 2016/1036, als gewijzigd bij deze verordening. Voor landen die op het tijdstip van opening van een onderzoek geen lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization — WTO) en zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (3), moet de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig een specifieke voor die landen opgestelde methode. De onderhavige verordening dient de vaststelling of een WTO-lid al dan niet een markteconomie is, onverlet te laten, alsmede de voorwaarden zoals vastgesteld in de protocollen en overige instrumenten volgens welke landen zijn toegetreden tot de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie van 15 april 1994 (4). |
(3) |
Gezien de in eerdere procedures opgedane ervaring is het passend te verduidelijken in welke omstandigheden verstoringen van betekenis kunnen worden geacht aanwezig te zijn die de vrije marktwerking sterk beïnvloeden. In het bijzonder is het passend te verduidelijken dat dit het geval is wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Verder is het passend te verduidelijken dat bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis onder meer acht moet worden geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen; overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt; discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden; het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving; verstoringen van loonkosten; toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat. |
(4) |
De Commissie moet rapporten over verstoringen van betekenis opstellen, openbaar maken en geregeld actualiseren, die kunnen leiden tot een antidumpingonderzoek, waarin de marktomstandigheden ten aanzien van deze gevallen in een bepaald land of een bepaalde sector worden omschreven. Dergelijke rapporten en het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal moeten worden opgenomen in het dossier van elk eventueel onderzoek betreffende dat land of die sector. In het kader van dergelijke onderzoeken moeten de belanghebbenden voldoende gelegenheid hebben om opmerkingen over de rapporten en het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal te maken. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis moet, indien van toepassing, rekening worden gehouden met relevante internationale normen, met inbegrip van de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de relevante multilaterale milieuovereenkomsten. |
(5) |
De kosten worden in de regel berekend aan de hand van de administratie van de exporteur en producent waarop het onderzoek betrekking heeft. In geval van directe of indirecte verstoringen van betekenis in het land van uitvoer waardoor de in de administratie van de betrokken partij weergegeven kosten kunstmatig laag zijn, kunnen die kosten echter worden gecorrigeerd of vastgesteld op een redelijke basis, zoals aan de hand van gegevens over andere representatieve markten of over internationale prijzen of benchmarks. Binnenlandse kosten kunnen eveneens worden gebruikt, maar uitsluitend wanneer op basis van nauwkeurig en passend bewijsmateriaal is vastgesteld, dat zij niet verstoord zijn. |
(6) |
Wanneer gegevens afkomstig zijn uit representatieve landen en de Commissie moet vaststellen of het niveau van sociale en milieubescherming in deze landen toereikend is, dient de Commissie te onderzoeken of die landen voldoen aan de basisverdragen van de IAO en de relevante multilaterale milieuovereenkomsten. |
(7) |
Wanneer een deel van de kosten voor een exporteur en producent verstoord is, onder meer wanneer een bepaalde input afkomstig is uit verschillende bronnen, dient dat deel van de kosten te worden vervangen door niet-verstoorde kosten. Gezien de in eerdere procedures opgedane ervaring is het voorts passend te verduidelijken dat voor de vaststelling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in een derde land naar behoren rekening moet worden gehouden met al het relevante bewijsmateriaal dat in het dossier is opgenomen en waarover de belanghebbenden opmerkingen hebben kunnen maken betreffende de omstandigheden op de binnenlandse markt van de exporteurs en producenten uit dat land, waarbij die exporteurs en producenten eveneens de gelegenheid moet worden geboden aan te tonen dat hun binnenlandse kosten niet-verstoord zijn. Indien voorhanden, omvat dergelijk bewijsmateriaal eveneens relevante rapporten. Aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, mogen ook worden geleverd door alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van de industrie van de Unie en vakbonden. Bij het besluit om de desbetreffende rapporten op te stellen of te actualiseren moet rekening worden gehouden met dergelijke aanwijzingen alsook met de noodzaak te voorkomen dat het gebruik van het antidumpinginstrument extra lasten voor de industrie van de Unie met zich meebrengt, in het bijzonder gezien de economische en handelsbijzonderheden van kleine en middelgrote ondernemingen. |
(8) |
Wat de in het oorspronkelijke onderzoek gebruikte en de in het nieuwe onderzoek te gebruiken methode betreft, is artikel 11, lid 9, van Verordening (EU) 2016/1036 van toepassing. In dat verband is het passend te verduidelijken dat bij het bepalen of er aanwijzingen zijn dat de omstandigheden zijn gewijzigd, naar behoren rekening moet worden gehouden met al het relevante bewijsmateriaal dat in het dossier is opgenomen en waarover de belanghebbenden opmerkingen hebben kunnen maken, met inbegrip van de relevante rapporten betreffende de omstandigheden op de binnenlandse markt van de producenten-exporteurs en het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal. |
(9) |
Wanneer er geen andere specifieke overgangsvoorschriften zijn waarin de betrokken kwestie wordt geregeld, is het passend te bepalen dat de onderhavige verordening van toepassing is op alle besluiten inzake de inleiding van procedures en op alle procedures die worden ingeleid op of na 20 december 2017, met inbegrip van oorspronkelijke onderzoeken en nieuwe onderzoeken, met inachtneming van artikel 11, lid 9, van Verordening (EU) 2016/1036. Voorts moet bij wege van specifiek overgangsvoorschrift voor bestaande maatregelen en gelet op het ontbreken van andere specifieke overgangsvoorschriften waarin de betrokken kwestie wordt geregeld, wanneer de normale waarde niet langer wordt berekend op grond van artikel 2, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1036, maar op grond van de in Verordening (EU) 2016/1036 vastgelegde methode als gewijzigd bij onderhavige verordening, de oorspronkelijke methode van toepassing blijven tot het begin van het eerstvolgende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Om het risico van omzeiling van de bepalingen van de onderhavige verordening te beperken, moet dezelfde aanpak worden gevolgd met betrekking tot nieuwe onderzoeken op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036. Tevens is het passend in herinnering te brengen dat het feit dat de normale waarde niet langer wordt berekend op grond van artikel 2, lid 7, maar op grond van de in Verordening (EU) 2016/1036 vastgelegde methode als gewijzigd bij onderhavige verordening, op zichzelf niet voldoende bewijs is in de zin van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036. Dergelijke overgangsvoorschriften moeten een leemte aanvullen die anders rechtsonzekerheid dreigt te creëren, moeten de belanghebbenden een redelijke gelegenheid bieden om zich aan te passen aan het verlopen van de oude voorschriften en de inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften, en moeten een doeltreffende, ordelijke en billijke uitvoering van Verordening (EU) 2016/1036 vergemakkelijken. |
(10) |
Bij Verordening (EU) 2016/1037 (5) hebben het Europees Parlement en de Raad gemeenschappelijke beschermende maatregelen vastgesteld tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lidstaat zijn van de Unie. Er is gebleken dat de werkelijke omvang van de subsidiëring gewoonlijk tijdens het desbetreffende onderzoek aan het licht komt. In het bijzonder blijken onderzochte exporteurs vaak subsidies te ontvangen die vóór de start van het onderzoek redelijkerwijs niet bekend hadden kunnen zijn. Het is passend te verduidelijken dat wanneer in de loop van een bepaald onderzoek of nieuw onderzoek dergelijke subsidies aan het licht komen, de Commissie het betrokken land van oorsprong en/of van uitvoer de mogelijkheid moet bieden tot verder overleg met betrekking tot dergelijke tijdens het onderzoek vastgestelde subsidies. Wanneer er geen specifieke overgangsvoorschriften zijn waarin de betrokken kwestie wordt geregeld, is het passend te bepalen dat de onderhavige verordening van toepassing is op alle besluiten inzake de inleiding van procedures en op alle procedures die worden ingeleid op of na 20 december 2017, met inbegrip van oorspronkelijke onderzoeken en nieuwe onderzoeken. |
(11) |
Verordening (EU) 2016/1036 en Verordening (EU) 2016/1037 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2016/1036 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:
|
2) |
In artikel 2 wordt lid 7 vervangen door: „7. Bij invoer uit landen die op het tijdstip van opening van het onderzoek geen lid zijn van de WTO en zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (*1), wordt de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een geschikt representatief land of aan de hand van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen, waaronder de Unie, of, indien dit niet mogelijk is, op een andere redelijke grondslag, zoals de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge. Het geschikte representatieve land wordt op redelijke wijze geselecteerd, met inachtneming van alle betrouwbare gegevens die op het tijdstip van de selectie beschikbaar zijn gemaakt, en in het bijzonder de samenwerking met ten minste één exporteur en producent in dat land. Wanneer er sprake is van meer dergelijke landen, wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming. Voorts wordt rekening gehouden met termijnen. In voorkomend geval wordt gebruikgemaakt van een geschikt representatief land dat bij hetzelfde onderzoek betrokken is. De naam van het voorziene land wordt de bij het onderzoek betrokken partijen onmiddellijk na de opening meegedeeld, waarna zij tien dagen de tijd hebben om opmerkingen te maken. (*1) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).”." |
3) |
In artikel 11, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Wanneer bestaande antidumpingmaatregelen gebaseerd zijn op een normale waarde die is berekend op grond van artikel 2, lid 7, zoals deze van kracht was op 19 december 2017, vervangt de in artikel 2, leden 1 tot en met 6 bis, vastgelegde methode de methode die oorspronkelijk werd gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde pas vanaf de datum waarop het eerstvolgende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van die maatregelen na 19 december 2017 wordt geopend. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, blijven die maatregelen van kracht in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.”. |
4) |
Aan artikel 11, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Wanneer bestaande antidumpingmaatregelen gebaseerd zijn op een normale waarde die is berekend op grond van artikel 2, lid 7, zoals deze van kracht was op 19 december 2017, vervangt de in artikel 2, leden 1 tot en met 6 bis, vastgelegde methode de methode die oorspronkelijk werd gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde pas na de datum waarop het eerstvolgende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van die maatregelen na 20 december 2017 wordt geopend. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, blijven die maatregelen van kracht in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.”. |
5) |
Aan artikel 11, lid 9, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Met betrekking tot de voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2 relevante omstandigheden wordt naar behoren rekening gehouden met al het relevante bewijsmateriaal dat in het dossier is opgenomen en waarover de belanghebbenden opmerkingen hebben kunnen maken, met inbegrip van de relevante rapporten betreffende de omstandigheden op de binnenlandse markt van de producenten-exporteurs en het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal.”. |
6) |
Artikel 23 wordt vervangen door: „Artikel 23 Rapportage en informatie 1. De Commissie dient, naar behoren rekening houdend met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 19, jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement en de Raad. Het verslag omvat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, de beëindiging van onderzoeken zonder maatregelen, nieuwe onderzoeken, controles, verstoringen van betekenis en controlebezoeken, en de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van deze verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. 2. Het Europees Parlement kan de Commissie op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. Het kan eveneens, onder meer op basis van het in lid 1 genoemde verslag en de in dit lid bedoelde uiteenzetting en toelichting, relevante overwegingen en feiten aan de Commissie toezenden. 3. Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement en de Raad, maakt de Commissie het verslag openbaar.”. |
Artikel 2
Aan artikel 10, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1037 wordt de volgende alinea toegevoegd:
„De Commissie biedt het betrokken land van oorsprong en/of van uitvoer tevens de mogelijkheid tot overleg met betrekking tot andere tijdens het onderzoek vastgestelde subsidies. In dat geval stuurt de Commissie het land van oorsprong en/of van uitvoer een samenvatting van de belangrijkste gegevens met betrekking tot andere subsidies, met name de gegevens als bedoeld in lid 2, onder c). Als het bericht van opening de aanvullende subsidies niet bestrijkt, wordt het gewijzigd en wordt de gewijzigde versie daarvan bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Alle belanghebbenden krijgen bijkomende en voldoende tijd om opmerkingen te maken.”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze verordening is van toepassing op alle besluiten inzake de inleiding van procedures en op alle procedures die worden ingeleid op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, met inbegrip van oorspronkelijke onderzoeken en nieuwe onderzoeken.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
M. MAASIKAS
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 15 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 december 2017.
(2) Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).
(3) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 3.
(5) Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
Verklaring van de Commissie betreffende de overgang naar de nieuwe methode
De Commissie brengt in herinnering dat de nieuwe methode bedoeld is om te waarborgen dat de bedrijfstak van de Unie blijvende bescherming wordt geboden tegen oneerlijke handelspraktijken, in het bijzonder wanneer die het gevolg zijn van marktverstoringen van betekenis. In dat verband zal de Commissie erop toezien dat de bedrijfstak van de Unie geen bijkomende last wordt opgelegd wanneer deze uit hoofde van het antidumpinginstrument om bescherming verzoekt, met name bij eventuele verzoeken om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen die worden ingediend nadat de nieuwe methode van toepassing is geworden.
Verklaring van de Commissie betreffende artikel 23 en de interactie met het Europees Parlement en de Raad
Wanneer de Commissie voornemens is een rapport als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening op te stellen of bij te werken, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis. Wanneer het Europees Parlement of de Raad de Commissie ervan in kennis stelt dat zij van oordeel zijn dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor het opstellen of bijwerken van een rapport als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening, zal de Commissie de passende maatregelen nemen en het Europees Parlement en de Raad dienovereenkomstig op de hoogte brengen.
Verklaring van de Commissie betreffende de rapporten als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening
De Commissie zal spoedig gebruikmaken van de in artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening voorziene mogelijkheid om rapporten over verstoringen van betekenis op te stellen, zodat belanghebbenden over die rapporten kunnen beschikken bij het voorbereiden van verzoeken waarop artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening van toepassing kan zijn. De Commissie zal de belanghebbenden een leidraad over het gebruik van die rapporten verschaffen.