ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 242

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
20 september 2017


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben

1

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

6

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/1565 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië

14

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/1


VERORDENING (EU) 2017/1563 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 september 2017

inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (het „Verdrag van Marrakesh”) is op 30 april 2014 namens de Unie ondertekend (3). Dat verdrag schrijft voor dat de verdragsluitende partijen voorzien in uitzonderingen op of beperkingen van het auteursrecht en naburige rechten ten behoeve van de vervaardiging en verspreiding van exemplaren in toegankelijke vormen van bepaalde werken en ander beschermd materiaal, en ten behoeve van de grensoverschrijdende uitwisseling van die exemplaren.

(2)

De begunstigden van het Verdrag van Marrakesh zijn personen die blind zijn, personen die een visuele handicap hebben die niet zodanig kan worden verbeterd dat zij het gezichtsvermogen krijgen dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap, personen die een waarnemings- of leeshandicap hebben, met inbegrip van dyslexie of een andere leerstoornis, waardoor zij niet in wezenlijk dezelfde mate als personen zonder een dergelijke handicap in staat zijn gedrukte werken te lezen, en personen die ten gevolge van een lichamelijke handicap niet in staat zijn een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of hun ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht, voor zover die personen ten gevolge van dergelijke handicaps niet in staat zijn gedrukte werken te lezen in wezenlijk dezelfde mate als personen zonder dergelijke handicaps.

(3)

Personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben, ondervinden nog altijd tal van belemmeringen bij de toegang tot boeken en ander gedrukt materiaal dat wordt beschermd door het auteursrecht en naburige rechten. De noodzaak om het aantal werken en ander beschermd materiaal in toegankelijke vormen dat voor deze personen beschikbaar is, uit te breiden, en om het verkeer en de verspreiding daarvan aanzienlijk te verbeteren, is op internationaal niveau erkend.

(4)

Volgens Advies 3/15 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (4) moeten de uitzonderingen op en de beperkingen van het auteursrecht en naburige rechten ten behoeve van de vervaardiging en verspreiding van exemplaren van bepaalde werken en ander materiaal in toegankelijke vormen, die zijn neergelegd in het Verdrag van Marrakesh, ten uitvoer worden gelegd in het kader van het door Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) geharmoniseerde gebied. Datzelfde geldt voor invoer- en uitvoerregelingen voorzien in dat verdrag, voor zover zij uiteindelijk tot doel hebben toe te staan dat op het grondgebied van een partij mededeling wordt gedaan aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm die op het grondgebied van een andere partij zijn gepubliceerd of dat deze exemplaren in toegankelijke vorm daar worden gedistribueerd, zonder de toestemming van de rechthebbenden in te winnen.

(5)

Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad (6) heeft tot doel op geharmoniseerde wijze de verplichtingen waaraan de Unie krachtens het Verdrag van Marrakesh moet voldoen, uit te voeren, ter verbetering van de beschikbaarheid van exemplaren in toegankelijke vorm ten behoeve van begunstigden in alle lidstaten van de Unie en het verkeer van dergelijke exemplaren binnen de interne markt, en vereist dat de lidstaten een verplichte uitzondering invoeren van bepaalde rechten die door Unierecht zijn geharmoniseerd. Deze verordening heeft tot doel de verplichtingen krachtens het Verdrag van Marrakesh uit te voeren met betrekking tot de uit- en invoerregelingen van exemplaren in toegankelijke vorm voor niet-commerciële doeleinden ten behoeve van begunstigden tussen de Unie en derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh, alsook op uniforme wijze de voorwaarden voor dergelijke uit- en invoer vast te stellen binnen het door de Richtlijnen 2001/29/EG en (EU) 2017/1564 geharmoniseerde gebied, teneinde ervoor te zorgen dat die maatregelen op consequente wijze in de hele interne markt worden toegepast en de harmonisering van de in die richtlijnen vervatte exclusieve rechten en uitzonderingen niet in gevaar brengen.

(6)

Deze verordening moet ervoor zorgen dat exemplaren in toegankelijke vorm van boeken, waaronder e-boeken, dagbladen, kranten, tijdschriften en andere types geschriften, notaties waaronder bladmuziek, en ander gedrukt materiaal, met inbegrip van audioformaat, zowel digitaal als analoog, die vervaardigd zijn in een lidstaat overeenkomstig de nationale bepalingen ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2017/1564 kunnen worden gedistribueerd, medegedeeld of beschikbaar kunnen worden gesteld aan een begunstigde of toegelaten entiteit als bedoeld in het Verdrag van Marrakesh, in derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh. Toegankelijke vormen zijn bijvoorbeeld braille, groteletterdruk, aangepaste e-boeken, luisterboeken en radio-uitzendingen. Rekening houdend met de „niet-commerciële doelstelling van het Verdrag van Marrakesh” (7), mag de distributie, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm aan personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben of aan toegelaten entiteiten in het derde land alleen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk door toegelaten entiteiten die in een lidstaat zijn gevestigd.

(7)

Deze verordening moet ook de invoer van en toegang tot exemplaren in toegankelijke vorm die vervaardigd zijn overeenkomstig de uitvoering van het Verdrag van Marrakesh, vanuit een derde land, door begunstigden in de Unie en in een lidstaat gevestigde toegelaten entiteiten mogelijk maken, voor niet-commerciële doeleinden ten behoeve van personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben. Het moet mogelijk zijn om deze exemplaren in toegankelijke vorm op de interne markt te laten circuleren onder dezelfde voorwaarden als exemplaren in toegankelijke vorm die in de Unie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2017/1564 zijn vervaardigd.

(8)

Met het oog op een betere beschikbaarheid van exemplaren in toegankelijke vorm en ter voorkoming van de ongeoorloofde verspreiding van werken of ander materiaal, moeten toegelaten entiteiten die actief zijn op het gebied van de distributie, mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm aan bepaalde verplichtingen voldoen. Initiatieven van de lidstaten die gericht zijn op de bevordering van de doelstellingen van het Verdrag van Marrakesh en de uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm met derde landen die partij zijn bij dat verdrag, en die gericht zijn op de ondersteuning van toegelaten entiteiten bij de uitwisseling en de beschikbaarstelling van informatie, moeten worden aangemoedigd. Dergelijke initiatieven kunnen onder meer de ontwikkeling van richtsnoeren of beste praktijken inzake de vervaardiging en verspreiding van exemplaren in toegankelijke vorm in overleg met vertegenwoordigers van toegelaten entiteiten, begunstigden en rechthebbenden omvatten.

(9)

Het is van essentieel belang dat de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening gebeurt in overeenstemming met de grondrechten, met inbegrip van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”), en het is noodzakelijk dat dergelijke verwerking ook gebeurt in overeenstemming met de Richtlijnen 95/46/EG (8) en 2002/58/EG (9) van het Europees Parlement en de Raad, die betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens, wanneer dit door toegelaten entiteiten kan worden uitgevoerd in het kader van deze verordening en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met name de openbare onafhankelijke autoriteiten die door de lidstaten zijn aangeduid.

(10)

Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (het „UNCRPD”), waarbij de Unie partij is, garandeert personen met een handicap het recht op toegang tot informatie en onderwijs en het recht op deelname aan het culturele, economische en sociale leven op voet van gelijkheid met anderen. Op grond van het UNCRPD moeten de partijen bij dat verdrag in overeenstemming met het internationale recht alle passende maatregelen nemen om te waarborgen dat wetgeving ter bescherming van de intellectuele eigendom geen onredelijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang van personen met een handicap tot cultuuruitingen.

(11)

Krachtens het Handvest is iedere vorm van discriminatie verboden, waaronder discriminatie op grond van handicap, en erkent en eerbiedigt de Unie het recht van personen met een handicap op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen.

(12)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de uniforme uitvoering van de verplichtingen ingevolge het Verdrag van Marrakesh met betrekking tot de uit- en invoer tussen de Unie en derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal voor niet-commerciële doeleinden ten behoeve van begunstigden, en het vaststellen van de voorwaarden voor die uit- en invoer, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(13)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name in het Handvest en het UNCRPD erkende beginselen in acht. Deze verordening dient in het licht van deze rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In deze verordening worden uniforme voorschriften vastgesteld voor de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal tussen de Unie en derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh zonder de toestemming van de rechthebbende, ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben, binnen het door de Richtlijnen 2001/29/EG en (EU) 2017/1564 geharmoniseerde gebied, om de harmonisering van exclusieve rechten en uitzonderingen op de interne markt niet in gevaar te brengen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „werk of ander materiaal”: een werk in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander soort geschrift, notaties met inbegrip van bladmuziek en daarmee samenhangende illustraties, op om het even welke drager, met inbegrip van audioformaten, zoals luisterboeken en digitale formaten, dat wordt beschermd door het auteursrecht of naburige rechten en dat is gepubliceerd of op een andere geoorloofde wijze algemeen beschikbaar is gesteld;

2.   „begunstigde”: onverminderd andere handicaps, een persoon:

a)

die blind is;

b)

met een visuele handicap die niet zodanig kan worden verbeterd dat de persoon het gezichtsvermogen krijgt dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen;

c)

met een waarnemings- of leeshandicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen, of

d)

die anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat is een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of zijn ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht;

3.   „exemplaar in toegankelijke vorm”: een exemplaar van een werk of ander materiaal in een alternatieve vorm waarmee dat werk of dat andere materiaal voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor die begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor een persoon zonder een van de in punt 2 bedoelde handicaps;

4.   „toegelaten entiteit die gevestigd is in een lidstaat”: een entiteit die door een lidstaat is gemachtigd of erkend om zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie aan begunstigden aan te bieden. Deze term omvat tevens openbare instellingen of organisaties zonder winstoogmerk die begunstigden dezelfde diensten aanbieden als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang.

Artikel 3

Uitvoer van exemplaren in toegankelijke vorm naar derde landen

Een toegelaten entiteit die gevestigd is in een lidstaat mag een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of ander materiaal dat is vervaardigd overeenkomstig de krachtens Richtlijn (EU) 2017/1564 goedgekeurde nationale wetgeving, distribueren, mededelen of beschikbaar stellen aan begunstigden of aan een toegelaten entiteit die gevestigd is in een derde land dat partij is bij het Verdrag van Marrakesh.

Artikel 4

Invoer van exemplaren in toegankelijke vorm uit derde landen

Een begunstigde of een toegelaten entiteit die gevestigd is in een lidstaat mag een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of ander materiaal dat is gedistribueerd, medegedeeld of beschikbaar is gesteld aan begunstigden of aan toegelaten entiteiten door een toegelaten entiteit in een derde land dat partij is bij het Verdrag van Marrakesh, invoeren of anderszins verkrijgen of er toegang toe verwerven en vervolgens gebruiken, overeenkomstig de krachtens Richtlijn (EU) 2017/1564 goedgekeurde nationale wetgeving.

Artikel 5

Verplichtingen van toegelaten entiteiten

1.   Een toegelaten entiteit die is gevestigd in een lidstaat en die de in de artikelen 3 en 4 bedoelde handelingen uitvoert, stelt haar eigen praktijken vast en volgt deze praktijken om te waarborgen dat zij:

a)

exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend distribueert, mededeelt of beschikbaar stelt aan begunstigden of aan andere toegelaten entiteiten;

b)

passende maatregelen neemt om de ongeoorloofde reproductie, distributie, mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm te ontmoedigen;

c)

getuigt van de nodige zorgvuldigheid bij, en registers bijhoudt van, de handelingen die zij uitvoert met werken of ander materiaal en met de exemplaren in toegankelijke vorm daarvan, en

d)

op haar website, in voorkomend geval, of via andere online- of offlinekanalen, informatie publiceert en actualiseert over de manier waarop zij voldoet aan de verplichtingen van het bepaalde onder a) tot en met c).

Een toegelaten entiteit die gevestigd is in een lidstaat stelt de in de eerste alinea bedoelde praktijken vast en volgt deze praktijken met volledige inachtneming van de regels die van toepassing zijn op de in artikel 6 bedoelde verwerking van persoonsgegevens van begunstigden.

2.   Een toegelaten entiteit die is gevestigd in een lidstaat en die de in de artikelen 3 en 4 bedoelde handelingen uitvoert, verstrekt op verzoek en op een toegankelijke manier de volgende informatie aan begunstigden, andere toegelaten entiteiten of rechthebbenden:

a)

de lijst met werken of ander materiaal waarvan zij over exemplaren in toegankelijke vorm beschikt, alsmede de beschikbare vormen, en

b)

de naam en de contactgegevens van de toegelaten entiteiten waarmee zij exemplaren in toegankelijke vorm op grond van de artikelen 3 en 4 heeft uitgewisseld.

Artikel 6

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening vindt plaats overeenkomstig de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

Artikel 7

Evaluatie

Uiterlijk op 11 oktober 2023 voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening en presenteert zij in een verslag de voornaamste bevindingen aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, die in voorkomend geval vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van het evaluatieverslag.

Artikel 8

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 12 oktober 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 september 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Advies van 5 juli 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 juli 2017.

(3)  Besluit 2014/221/EU van de Raad van 14 april 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 1).

(4)  Advies van het Hof van Justitie van 14 februari 2017, 3/15, ECLI:EU:C:2017:114, punt 112.

(5)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(6)  Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (zie bladzijde 6 van dit Publicatieblad) ).

(7)  Advies van het Hof van Justitie van 14 februari 2017, 3/15, ECLI:EU:C:2017:114, punt 90.

(8)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). Deze richtlijn wordt met ingang van 25 mei 2018 ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).


RICHTLIJNEN

20.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/6


RICHTLIJN (EU) 2017/1564 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 september 2017

inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Rechtshandelingen van de Unie op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten bieden rechtszekerheid en een hoog niveau van bescherming voor de rechthebbenden en vormen een geharmoniseerd wettelijk kader. Dat kader draagt bij aan de goede werking van de interne markt en stimuleert innovatie, creatie, investeringen en de productie van nieuwe inhoud, onder meer in de digitale omgeving. Het is tevens bedoeld om toegang tot kennis en cultuur te bevorderen door werken en ander materiaal te beschermen en door uitzonderingen of beperkingen in het algemeen belang toe te staan. Een billijk evenwicht tussen de rechten en belangen van rechthebbenden en gebruikers moet worden gewaarborgd.

(2)

Door de Richtlijnen 96/9/EG (3), 2001/29/EG (4), 2006/115/EG (5) en 2009/24/EG (6) van het Europees Parlement en de Raad zijn de rechten van rechthebbenden op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten geharmoniseerd. Die richtlijnen bieden, samen met Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), een uitputtende lijst van uitzonderingen op en beperkingen van die rechten, waardoor het gebruik van inhoud zonder toestemming van de rechthebbenden onder bepaalde voorwaarden is toegestaan met het oog op de verwezenlijking van bepaalde beleidsdoelstellingen.

(3)

Personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben, ondervinden nog altijd tal van belemmeringen bij de toegang tot door het auteursrecht en naburige rechten beschermde boeken en ander gedrukt materiaal. Rekening houdend met de rechten van blinden, visueel gehandicapten of personen met een andere leeshandicap zoals erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”) en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (het „UNCRPD”), moeten maatregelen worden genomen om de beschikbaarheid van boeken en ander gedrukt materiaal in toegankelijke vormen te bevorderen en het verkeer ervan op de interne markt te verbeteren.

(4)

Het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (het „Verdrag van Marrakesh”), is op 30 april 2014 namens de Unie ondertekend (8). Dat verdrag heeft tot doel de beschikbaarheid en de grensoverschrijdende uitwisseling van bepaalde werken en ander beschermd materiaal in toegankelijke vormen te verbeteren voor personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben. Het Verdrag van Marrakesh verplicht de verdragsluitende partijen te voorzien in uitzonderingen op of beperkingen van het auteursrecht en de naburige rechten ten behoeve van de vervaardiging en verspreiding van exemplaren van bepaalde werken en ander beschermd materiaal in toegankelijke vormen en ten behoeve van de grensoverschrijdende uitwisseling van die exemplaren. De sluiting van het Verdrag van Marrakesh door de Unie vereist een aanpassing van het Unierecht door voor vormen van gebruik, voor werken en voor begunstigden die onder dat verdrag vallen, een verplichte en geharmoniseerde uitzondering vast te stellen.

(5)

Volgens Advies 3/15 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (9) moeten de beperkingen of uitzonderingen van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van de vervaardiging en verspreiding van exemplaren in toegankelijke vormen van bepaalde werken en ander materiaal die in het Verdrag van Marrakesh zijn neergelegd, ten uitvoer worden gelegd in het kader van het door Richtlijn 2001/29/EG geharmoniseerde gebied.

(6)

Deze richtlijn dient ertoe om op geharmoniseerde wijze de verplichtingen waaraan de Unie uit hoofde van het Verdrag van Marrakesh moet voldoen, uit te voeren om ervoor te zorgen dat de overeenkomstige maatregelen op de gehele interne markt op uniforme wijze worden toegepast. Deze richtlijn moet daarom voorzien in een verplichte uitzondering op de rechten die door het Unierecht zijn geharmoniseerd en die relevant zijn voor de vormen van gebruik en de werken die onder het Verdrag van Marrakesh vallen. Het gaat daarbij met name om de rechten van reproductie, mededeling aan het publiek, beschikbaarstelling aan het publiek, distributie en uitlening, als voorzien in de Richtlijnen 2001/29/EG, 2006/115/EG en 2009/24/EG, alsmede de dienovereenkomstige rechten als voorzien in Richtlijn 96/9/EG. Aangezien de reikwijdte van de uitzonderingen of beperkingen die door het Verdrag van Marrakesh worden vereist, ook werken in audioformaat, zoals luisterboeken, omvat, dient de in deze richtlijn voorziene verplichte uitzondering ook te gelden voor de naburige rechten.

(7)

Deze richtlijn betreft personen die blind of visueel gehandicapt zijn; personen die een visuele handicap hebben die niet zodanig kan worden verbeterd dat zij het gezichtsvermogen krijgen dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap; personen die een waarnemings- of leeshandicap hebben, met inbegrip van dyslexie of een andere leerstoornis, waardoor zij niet in wezenlijk dezelfde mate als personen zonder een dergelijke handicap in staat zijn gedrukte werken te lezen, en personen die ten gevolge van een lichamelijke handicap niet in staat zijn een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of hun ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht, voor zover die personen ten gevolge van dergelijke handicaps niet in staat zijn gedrukte werken te lezen in wezenlijk dezelfde mate als personen zonder dergelijke handicaps. Deze richtlijn heeft daarom tot doel de beschikbaarheid te verbeteren van boeken, waaronder e-boeken, dagbladen, kranten, tijdschriften en andere soorten geschriften, notaties, waaronder bladmuziek, en ander gedrukt materiaal, waaronder in audioformaat, zowel digitaal als analoog, zowel online als offline, in vormen waardoor die werken en dat ander materiaal voor die personen in wezenlijk dezelfde mate toegankelijk zijn als voor personen zonder een dergelijke handicap. Toegankelijke vormen zijn bijvoorbeeld braille, groteletterdruk, aangepaste e-boeken, luisterboeken en radio-uitzendingen.

(8)

De in deze richtlijn voorziene verplichte uitzondering moet het reproductierecht inperken, zodat elke handeling wordt toegestaan die noodzakelijk is om in een werk of ander materiaal wijzigingen aan te brengen of om dit werk of ander materiaal om te zetten of aan te passen om een exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen waarmee de begunstigden toegang kunnen krijgen tot dat werk of ander materiaal. Dit omvat het voorzien in de nodige middelen voor de navigatie in een exemplaar in toegankelijke vorm. Het omvat ook wijzigingen die vereist kunnen zijn in gevallen waarin de vorm van een werk of van ander materiaal al toegankelijk is voor bepaalde begunstigden, terwijl het misschien niet toegankelijk is voor andere begunstigden, vanwege verschillende handicaps of de verschillende graad van dergelijke handicaps.

(9)

In deze richtlijn vastgestelde toegestane vormen van gebruik moeten het vervaardigen van exemplaren in toegankelijke vorm omvatten door begunstigden of door toegelaten entiteiten die in hun behoeften voorzien, ongeacht of die toegelaten entiteiten openbare of private organisaties zijn, met name bibliotheken, onderwijsinstellingen en andere organisaties zonder winstoogmerk, die personen met een leeshandicap bedienen als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang. De in deze richtlijn vastgestelde vormen van gebruik moeten ook het vervaardigen van exemplaren in toegankelijke vorm voor het exclusieve gebruik door begunstigden omvatten, door een natuurlijke persoon die dit namens een begunstigde doet of die de begunstigde helpt bij het vervaardigen van dergelijke exemplaren. Exemplaren in toegankelijke vorm mogen alleen worden vervaardigd van werken of ander materiaal waartoe begunstigden of toegelaten entiteiten rechtmatige toegang hebben. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat contractuele bepalingen die tot doel hebben de toepassing van de uitzondering op enigerlei wijze te voorkomen of te beperken, zonder enig rechtsgevolg blijven.

(10)

De in deze richtlijn voorziene uitzondering moet het de toegelaten entiteiten mogelijk maken binnen de Unie exemplaren in toegankelijke vorm van werken of ander materiaal die onder deze richtlijn vallen, te vervaardigen en online en offline te verspreiden. Deze richtlijn mag geen verplichting opleggen aan toegelaten entiteiten om dergelijke exemplaren te vervaardigen en te verspreiden.

(11)

Het moet mogelijk zijn exemplaren in toegankelijke vorm die in een lidstaat zijn vervaardigd, in alle lidstaten beschikbaar te maken, zodat een grotere beschikbaarheid ervan op de hele interne markt wordt gegarandeerd. Dit zou leiden tot een daling van de vraag naar dubbel werk bij de productie van exemplaren in toegankelijke vorm van een en hetzelfde werk of ander materiaal in de hele Unie, hetgeen besparingen en efficiëntiewinsten oplevert. Deze richtlijn moet derhalve verzekeren dat exemplaren in toegankelijke vorm die door toegelaten entiteiten in een lidstaat zijn vervaardigd, in de hele Unie in het verkeer kunnen worden gebracht en toegankelijk kunnen worden gemaakt voor begunstigden en toegelaten entiteiten. Om dergelijke grensoverschrijdende uitwisseling te bevorderen en de wederzijdse identificatie en onderlinge samenwerking van toegelaten entiteiten te vergemakkelijken, moet de vrijwillige uitwisseling van informatie betreffende de namen en de contactgegevens van de in de Unie gevestigde toegelaten entiteiten, met inbegrip van websites voor zover beschikbaar, worden aangemoedigd. De lidstaten moeten de van de toegelaten entiteiten ontvangen informatie daarom aan de Commissie verstrekken. Dit mag voor de lidstaten geen verplichting inhouden om te controleren of die informatie volledig en juist is of strookt met hun nationale recht tot omzetting van deze richtlijn. Die informatie moet door de Commissie online beschikbaar worden gemaakt via een centraal informatietoegangspunt op het niveau van de Unie. Dit zou ook zowel de toegelaten entiteiten als de begunstigden en rechthebbenden helpen om met de toegelaten entiteiten contact op te nemen om in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn en Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad (10) nadere informatie te verkrijgen. Het voormelde centrale informatietoegangspunt moet een aanvulling vormen op het informatietoegangspunt dat het Internationale Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) zal instellen, zoals bepaald in het Verdrag van Marrakesh, teneinde de identificatie van, en de samenwerking tussen, de toegelaten entiteiten op internationaal niveau te vergemakkelijken.

(12)

Met het oog op een betere beschikbaarheid van exemplaren in toegankelijke vorm en ter voorkoming van de illegale verspreiding van werken of ander materiaal moeten toegelaten entiteiten die actief zijn op het gebied van de distributie, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm, aan bepaalde verplichtingen voldoen.

(13)

De toelatings- of erkenningsvereisten die de lidstaten aan toegelaten entiteiten kunnen opleggen, bijvoorbeeld in verband met het verlenen van diensten van algemene aard aan de begunstigden, mogen er niet toe leiden dat entiteiten die vallen onder de definitie van een toegelaten entiteit in het kader van deze richtlijn, niet kunnen overgaan tot de krachtens deze richtlijn toegestane vormen van gebruik.

(14)

Gezien het specifieke karakter van de in deze richtlijn voorziene uitzondering, het specifieke toepassingsgebied en de noodzaak van rechtszekerheid voor de begunstigden mogen de lidstaten geen aanvullende eisen met betrekking tot de toepassing van de uitzondering stellen die niet in deze richtlijn zijn vervat, zoals de voorafgaande verificatie van de commerciële beschikbaarheid van werken in toegankelijke vorm. De lidstaten mogen alleen voorzien in compensatieregelingen betreffende de toegestane vormen van gebruik van werken of ander materiaal door de toegelaten entiteiten. Om de begunstigden niet te belasten, de grensoverschrijdende verspreiding van exemplaren in toegankelijke vorm niet te belemmeren en het opleggen van buitensporige eisen aan toegelaten entiteiten te voorkomen, is het belangrijk dat de mogelijkheid voor de lidstaten om in dergelijke compensatieregelingen te voorzien wordt beperkt. Bijgevolg mogen in compensatieregelingen geen betalingen door de begunstigden worden vereist. Zij mogen alleen gelden voor vormen van gebruik door toegelaten entiteiten die gevestigd zijn op het grondgebied van de lidstaat die in een dergelijke regeling voorziet, en er mogen geen betalingen worden verlangd door toegelaten entiteiten die gevestigd zijn in andere lidstaten of derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat dergelijke compensatieregelingen geen zwaardere vereisten stellen aan de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm dan bij niet-grensoverschrijdende situaties het geval is, ook niet wat de vorm en de mogelijke hoogte van de compensatie betreft. Bij het bepalen van de hoogte van de compensatie moet naar behoren rekening worden gehouden met de niet-winstgevende aard van de activiteiten van de toegelaten entiteiten, de doelstellingen van algemeen belang van deze richtlijn, de belangen van de begunstigden van de uitzondering, de eventuele schade voor de rechthebbenden en de noodzaak om de grensoverschrijdende verspreiding van exemplaren in toegankelijke vorm te waarborgen. Ook moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval, als gevolg van de vervaardiging van een welbepaald exemplaar in toegankelijke vorm. Indien de schade voor een rechthebbende minimaal is, mag er geen verplichting tot betaling van een compensatie ontstaan.

(15)

Het is van essentieel belang dat de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze richtlijn gebeurt in overeenstemming met de grondrechten, met inbegrip van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest, en het is noodzakelijk dat dergelijke verwerking ook gebeurt in overeenstemming met Richtlijnen 95/46/EG (11) en 2002/58/EG (12) van het Europees Parlement en de Raad, die betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens, wanneer dit door toegelaten entiteiten kan worden uitgevoerd in het kader van deze richtlijn en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met name de openbare onafhankelijke autoriteiten die door de lidstaten zijn aangeduid.

(16)

Het UNCRPD, waarbij de Unie partij is, garandeert personen met een handicap het recht op toegang tot informatie en onderwijs en het recht op deelname aan het culturele, economische en sociale leven, op voet van gelijkheid met anderen. Op grond van het UNCRPD moeten de partijen bij dat verdrag in overeenstemming met het internationale recht alle passende maatregelen nemen om te waarborgen dat wetgeving ter bescherming van de intellectuele eigendom geen onredelijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang van personen met een handicap tot cultuuruitingen.

(17)

Krachtens het Handvest is iedere vorm van discriminatie, waaronder discriminatie op grond van handicap, verboden en erkent en eerbiedigt de Unie het recht van personen met een handicap op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen.

(18)

Met de vaststelling van deze richtlijn wil de Unie ervoor zorgen dat begunstigden in de hele interne markt toegang krijgen tot boeken en ander gedrukt materiaal in toegankelijke vormen. Deze richtlijn is bijgevolg een essentiële eerste stap in het verbeteren van de toegang tot werken voor personen met een handicap.

(19)

De Commissie moet de situatie met betrekking tot de beschikbaarheid van werken en ander materiaal in andere toegankelijke vormen die niet onder deze richtlijn vallen, beoordelen, alsmede de beschikbaarheid van werken en ander materiaal in toegankelijke vormen voor personen met andere handicaps. Het is belangrijk dat de Commissie de situatie in dat opzicht nauwlettend in het oog houdt. Op basis van een verslag van de Commissie kunnen zo nodig wijzigingen in het toepassingsgebied van deze richtlijn in overweging worden genomen.

(20)

Het moet de lidstaten toegestaan zijn op grond van artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG te blijven voorzien in een uitzondering of een beperking ten behoeve van personen met een handicap in gevallen die niet onder deze richtlijn vallen, met name ten aanzien van werken en ander materiaal en handicaps die niet onder deze richtlijn vallen. Deze richtlijn belet de lidstaten niet te voorzien in uitzonderingen op of beperkingen van rechten die niet zijn geharmoniseerd in het auteursrechtelijk kader van de Unie.

(21)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name in het Handvest en het UNCRPD erkende beginselen in acht. Deze richtlijn dient in het licht van deze rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast.

(22)

Het Verdrag van Marrakesh legt bepaalde verplichtingen op wat betreft de uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm tussen de Unie en derde landen die partij zijn bij dat verdrag. De maatregelen die de Unie heeft genomen ter nakoming van die verplichtingen, zijn opgenomen in Verordening (EU) 2017/1563, die moet worden gelezen in samenhang met deze richtlijn.

(23)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de toegang in de Unie tot door het auteursrecht en naburige rechten beschermde werken en ander materiaal voor personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(24)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (13) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Het doel van deze richtlijn is de verdere harmonisatie van het Unierecht met betrekking tot het auteursrecht en naburige rechten in het kader van de interne markt, door de vaststelling van voorschriften over het gebruik van bepaalde werken en ander materiaal zonder de toestemming van de rechthebbende, ten behoeve van personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „werk of ander materiaal”: een werk in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander soort geschrift, notaties met inbegrip van bladmuziek en daarmee samenhangende illustraties, op om het even welke drager, met inbegrip van audioformaten, zoals luisterboeken en digitale formaten, dat wordt beschermd door het auteursrecht of naburige rechten en dat is gepubliceerd of op een andere geoorloofde wijze algemeen beschikbaar is gesteld;

2.   „begunstigde”: onverminderd andere handicaps, een persoon:

a)

die blind is;

b)

met een visuele handicap die niet zodanig kan worden verbeterd dat de persoon het gezichtsvermogen krijgt dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen;

c)

met een waarnemings- of leeshandicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen, of

d)

die anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat is een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of zijn ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht;

3.   „exemplaar in toegankelijke vorm”: een exemplaar van een werk of ander materiaal in een alternatieve vorm waarmee dat werk of dat andere materiaal voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor die begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor een persoon zonder een van de in punt 2 bedoelde handicaps;

4.   „toegelaten entiteit”: een entiteit die door een lidstaat is gemachtigd of erkend om zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie aan begunstigden te bieden. Deze term omvat tevens openbare instellingen of organisaties zonder winstoogmerk die begunstigden dezelfde diensten aanbieden als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang.

Artikel 3

Toegestane vormen van gebruik

1.   De lidstaten voorzien in een uitzondering zodat geen toestemming is vereist van de rechthebbende van een auteursrecht of een naburig recht op een werk of ander materiaal op grond van de artikelen 5 en 7 van Richtlijn 96/9/EG, de artikelen 2, 3 en 4 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 1, lid 1, artikel 8, leden 2 en 3, en artikel 9 van Richtlijn 2006/115/EG en artikel 4 van Richtlijn 2009/24/EG voor een handeling die noodzakelijk is voor:

a)

een begunstigde of een namens hem optredende persoon om een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of ander materiaal waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, te vervaardigen voor exclusief gebruik door de begunstigde, en

b)

een toegelaten entiteit om een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of ander materiaal waartoe zij rechtmatige toegang heeft, te vervaardigen of zonder winstoogmerk een exemplaar in toegankelijke vorm aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit mee te delen, beschikbaar te stellen, te distribueren of uit te lenen met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat elk exemplaar in toegankelijke vorm de integriteit van het werk of ander materiaal eerbiedigt, met inachtneming van de veranderingen die nodig zijn om het werk of ander materiaal in de alternatieve vorm toegankelijk te maken.

3.   De in lid 1 voorziene uitzondering mag slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.

4.   Artikel 6, lid 4, eerste, derde en vijfde alinea, van Richtlijn 2001/29/EG is van toepassing op de in lid 1 van dit artikel vastgestelde uitzondering.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat van de in lid 1 voorziene uitzondering niet kan worden afgeweken bij overeenkomst.

6.   De lidstaten kunnen bepalen dat krachtens deze richtlijn toegestane vormen van gebruik, indien daartoe wordt overgegaan door toegelaten entiteiten die op hun grondgebied gevestigd zijn, worden onderworpen aan compensatieregelingen binnen de in deze richtlijn vastgestelde grenzen.

Artikel 4

Exemplaren in toegankelijke vorm op de interne markt

De lidstaten zorgen ervoor dat een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd, de verrichtingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), mag uitvoeren voor een begunstigde of een andere toegelaten entiteit die in een lidstaat gevestigd is. De lidstaten zorgen er eveneens voor dat een begunstigde of een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd, toegang kan verkrijgen of kan hebben tot een exemplaar in toegankelijke vorm van een toegelaten entiteit die in een lidstaat is gevestigd.

Artikel 5

Verplichtingen van toegelaten entiteiten

1.   De lidstaten bepalen dat een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd en die de in artikel 4 bedoelde handelingen uitvoert, haar eigen praktijken vaststelt en deze praktijken volgt om te waarborgen dat zij:

a)

exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend distribueert, meedeelt of beschikbaar stelt aan begunstigden of aan andere toegelaten entiteiten;

b)

passende maatregelen neemt om de ongeoorloofde reproductie, distributie, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm te ontmoedigen;

c)

getuigt van de nodige zorgvuldigheid bij, en registers bijhoudt van, de handelingen die zij uitvoert met werken of ander materiaal en met de exemplaren in toegankelijke vorm daarvan, en

d)

op haar website, in voorkomend geval, of via andere online- of offlinekanalen, informatie publiceert en actualiseert over de manier waarop zij voldoet aan de verplichtingen van het bepaalde onder a) tot en met c).

De lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde praktijken met volledige inachtneming van de regels die van toepassing zijn op de in artikel 7 bedoelde verwerking van persoonsgegevens van begunstigden, worden vastgesteld en gevolgd.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd en die de in artikel 4 bedoelde handelingen uitvoert, op verzoek en op een toegankelijke manier de volgende informatie verstrekt aan begunstigden, andere toegelaten entiteiten of rechthebbenden:

a)

de lijst met werken of ander materiaal waarvan zij over exemplaren in toegankelijke vorm beschikt, alsmede de beschikbare vormen, en

b)

de naam en de contactgegevens van de toegelaten entiteiten waarmee zij exemplaren in toegankelijke vorm op grond van artikel 4 heeft uitgewisseld.

Artikel 6

Transparantie en uitwisseling van informatie

1.   De lidstaten moedigen de toegelaten entiteiten die op hun grondgebied zijn gevestigd en die de in artikel 4 van deze richtlijn en in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EU) 2017/1563 bedoelde handelingen uitvoeren, ertoe aan op vrijwillige basis hun namen en contactgegevens aan hen mee te delen.

2.   De lidstaten verstrekken de informatie die zij op grond van lid 1 ontvangen hebben, aan de Commissie. De Commissie maakt deze informatie online openbaar via een centraal informatietoegangspunt en houdt ze actueel.

Artikel 7

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn vindt plaats overeenkomstig Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

Artikel 8

Wijziging van Richtlijn 2001/29/EG

Artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG wordt vervangen door:

„b)

het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap, dat direct met de handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voor zover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

Artikel 9

Verslag

Uiterlijk 11 oktober 2020 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de beschikbaarheid op de interne markt van werken en ander materiaal in toegankelijke vorm die niet onder de definitie van artikel 2, punt 1, vallen voor begunstigden, en van werken en ander materiaal voor personen met andere handicaps dan de in artikel 2, punt 2, bedoelde handicaps. In het verslag wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in verband met de relevante technologie en het bevat een beoordeling van de geschiktheid van een verruiming van het toepassingsgebied van deze richtlijn met het oog op het verbeteren van de toegang tot andere soorten werken en ander materiaal en het verbeteren van toegang voor personen met een andere handicap, dan die welke onder deze richtlijn vallen.

Artikel 10

Evaluatie

1.   Uiterlijk 11 oktober 2023 voert de Commissie een evaluatie van deze richtlijn uit en presenteert zij in een verslag de voornaamste bevindingen aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, die in voorkomend geval vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn. Die evaluatie omvat een beoordeling van de gevolgen van de compensatieregelingen, waarin de lidstaten op grond van artikel 3, lid 6, voorzien, voor de beschikbaarheid van exemplaren in toegankelijke vorm ten behoeve van begunstigden en voor de grensoverschrijdende uitwisseling ervan. In het verslag van de Commissie wordt rekening gehouden met de standpunten van relevante maatschappelijke actoren en niet-gouvernementele organisaties, waaronder organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen en organisaties die ouderen vertegenwoordigen.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag en de opstelling van het in artikel 9 bedoelde verslag.

3.   Een lidstaat die gegronde redenen heeft voor de opvatting dat de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de commerciële beschikbaarheid van werken of ander materiaal in toegankelijke vormen voor begunstigden, kan de zaak samen met al het relevante bewijs onder de aandacht van de Commissie brengen. De Commissie houdt met dat bewijs rekening wanneer zij het in lid 1 bedoelde verslag opstelt.

Artikel 11

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 11 oktober 2018 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 13 september 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 27.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 juli 2017.

(3)  Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20).

(4)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(5)  Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 28).

(6)  Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PB L 111 van 5.5.2009, blz. 16).

(7)  Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 5).

(8)  Besluit 2014/221/EU van de Raad van 14 april 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 1).

(9)  Advies van het Hof van Justitie van 14 februari 2017, 3/15, ECLI:EU:C:2017:114, punt 112.

(10)  Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad) ).

(11)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). Deze richtlijn wordt met ingang van 25 mei 2018 ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(12)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(13)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


BESLUITEN

20.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/14


BESLUIT (EU) 2017/1565 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 september 2017

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen de Europese Unie (hierna „de Unie” genoemd) en de Republiek Moldavië blijven zich ontwikkelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en het Oostelijk Partnerschap. De Republiek Moldavië is in 2009 toegetreden tot het Oostelijk Partnerschap, gevolgd door de onderhandelingen over een associatieovereenkomst tussen de Unie en de Republiek Moldavië. Die overeenkomst (2) (hierna „de associatieovereenkomst” genoemd), waarin de geleidelijke invoering van een diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTA, Deep and Comprehensive Free Trade Area) is opgenomen, werd op 27 juni 2014 ondertekend en is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

De economie van de Republiek Moldavië heeft sterk te lijden gehad onder de politieke instabiliteit in de periode tussen de verkiezingen van november 2014 en januari 2016, alsook onder een bankfraudeschandaal, de zwakke economische activiteit in de regio en het door Rusland ingestelde invoerverbod. Die situatie heeft bijgedragen tot een recessie, een toenemend handelstekort en een aanzienlijke achteruitgang van de buitenlandse deviezenreserves in het afgelopen jaar.

(3)

Nadat begin 2016 een nieuwe regering was aangetreden en een nieuwe gouverneur van de nationale bank van Moldavië was aangesteld, hebben de autoriteiten blijk gegeven van een hernieuwd engagement om vooruitgang te boeken met de nodige politieke hervormingen en om de bestuursproblemen in de financiële sector en op het gebied van het beheer van de overheidsfinanciën aan te pakken.

(4)

Ter ondersteuning van het nieuwe hervormingstraject is naar aanleiding van de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016 een routekaart voor prioritaire hervormingen overeengekomen tussen de Unie en de Republiek Moldavië. De Republiek Moldavië heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt met de uitvoering van die routekaart.

(5)

In een context van politieke transitie en economische problemen hebben de autoriteiten van de Republiek Moldavië en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in juli 2016 overeenstemming bereikt over een driejarige regeling voor een uitgebreide kredietfaciliteit en een uitgebreide financieringsfaciliteit (ECF/EFF) ten bedrage van 178,7 miljoen USD. Die regeling werd op 7 november 2016 door de raad van bestuur van het IMF goedgekeurd. In het kader van dit IMF-programma wordt verwacht dat de autoriteiten van de Republiek Moldavië het bestuur en het toezicht in de financiële sector spoedig verbeteren, het beleid met het oog op macro-economische en financiële stabiliteit versterken en duurzame en inclusieve groei bevorderen.

(6)

Gelet op de verslechterende economische situatie en vooruitzichten heeft de Republiek Moldavië de Unie in augustus 2015 om aanvullende macrofinanciële bijstand verzocht en dat verzoek in maart 2016 herhaald.

(7)

Het indicatieve budget van de Unie voor de Republiek Moldavië in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) bedraagt 610-746 miljoen EUR, inclusief begrotingssteun en technische bijstand. De betalingen door de Unie ter ondersteuning van de begroting werden begin 2015 echter geschorst en de hervatting ervan werd onderworpen aan de voorwaarde van de goedkeuring van een nieuw IMF-programma en van de vervulling van alle voorwaarden voor begrotingssteun.

(8)

Omdat de Republiek Moldavië onder het Europees nabuurschapsbeleid valt, moet het worden beschouwd als een land dat voor macrofinanciële bijstand van de Unie in aanmerking komt.

(9)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieel instrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, dat gericht is op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, en moet de uitvoering ondersteunen van een beleidsprogramma met krachtige directe aanpassingsmaatregelen en structurele hervormingsmaatregelen die strekken tot verbetering van de betalingsbalans op korte termijn.

(10)

Aangezien er nog steeds sprake is van een aanzienlijk resterend extern financieringstekort op de betalingsbalans van de Republiek Moldavië dat de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven gaat, wordt de door de Unie aan de Republiek Moldavië toe te kennen macrofinanciële bijstand in de huidige uitzonderlijke omstandigheden aangemerkt als een passende reactie op het verzoek van de Republiek Moldavië om in samenhang met het IMF-programma de economische stabilisatie te ondersteunen. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie en de structurele hervormingsagenda van de Republiek Moldavië ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële regeling met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(11)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet gericht zijn op het helpen herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor de Republiek Moldavië en moet bijdragen aan de grotere politieke en macro-economische stabiliteit van het land, aan versterking van de economische en financiële governance, onder meer via een grondig en resultaatgericht onderzoek naar bankfraude, aan goed energiebeheer en aan de politieke onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.

(12)

De macrofinanciële bijstand van de Unie zal naar verwachting gepaard gaan met de uitvoering van betalingen van maatregelen ter ondersteuning van de begroting in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument.

(13)

De vaststelling van het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een volledige kwantitatieve beoordeling van de resterende externe financieringsbehoeften van de Republiek Moldavië, en bij de vaststelling ervan is rekening gehouden met het vermogen van het land om zichzelf te financieren met eigen middelen, met name met de internationale reserves waarover het beschikt. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een aanvulling vormen op de programma's van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van multilaterale donoren en met de noodzaak te zorgen voor een billijke lastendeling tussen de Unie en andere donoren, alsook met de reeds bestaande inzet van de andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in de Republiek Moldavië en met de meerwaarde die over het geheel genomen door de betrokkenheid van de Unie wordt geboden.

(14)

Rekening houdend met de resterende externe financieringsbehoeften van de Republiek Moldavië, met zijn economische ontwikkelingspeil, gemeten naar het inkomen per hoofd van de bevolking en armoedepercentages, met zijn vermogen om zichzelf te financieren met eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die het ter beschikking heeft, en met zijn vermogen tot terugbetaling op basis van een analyse van de houdbaarheid van zijn schulden, moet een deel van de bijstand in de vorm van subsidies worden verstrekt.

(15)

De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de kernbeginselen en -doelstellingen op de verschillende gebieden van het externe optreden, met de maatregelen die met betrekking tot die gebieden zijn vastgesteld en met andere relevante beleidsdomeinen van de Unie.

(16)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet het externe beleid van de Unie jegens de Republiek Moldavië ondersteunen. De diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden („EDEO”) moeten gedurende de hele macrofinanciële-bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

(17)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet de Republiek Moldavië ondersteunen in zijn engagement met betrekking tot waarden die het land met de Unie deelt, waaronder democratie, de rechtsstaat, behoorlijk bestuur, een verantwoordingsplichtig, transparant en op verdiensten gebaseerd ambtenarenapparaat, een onafhankelijke rechterlijke macht, eerbiediging van de mensenrechten, vrijheid, onafhankelijkheid en pluralisme van de media, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, en ook in zijn engagement met betrekking tot de beginselen van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel.

(18)

Een randvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie en voor de uitbetaling van elk van de drie tranches ervan moet zijn dat de Republiek Moldavië doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen — en de rechtsstaat eerbiedigt, en eerbiediging van de mensenrechten garandeert. Daarnaast moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de doelmatigheid, transparantie en controleerbaarheid van de beheersystemen voor de overheidsfinanciën versterken, zorgen voor een doeltreffende aanpak van corruptie en witwaspraktijken, het bestuur en het toezicht in de financiële sector en de bankensector in de Republiek Moldavië versterken, de governance van de energiesector verbeteren en bijdragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame en inclusieve groei, het scheppen van werkgelegenheid, een goed ondernemingsklimaat en begrotingsconsolidatie. De macrofinanciële bijstand van de Unie aan de Republiek Moldavië moet tevens maatregelen omvatten ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomst, met inbegrip van de diepe en brede vrijhandelsovereenkomst. Om te waarborgen dat deze specifieke doelstellingen op deugdelijke wijze kunnen worden getoetst, moeten ze op een verifieerbare en meetbare manier worden geformuleerd. De Commissie en de EDEO moeten regelmatig controleren of aan de randvoorwaarde is voldaan en of die doelstellingen worden verwezenlijkt. Indien niet aan de randvoorwaarde wordt voldaan, de doelstellingen niet worden verwezenlijkt of de doelstellingen en beginselen van de associatieovereenkomst in het algemeen worden veronachtzaamd, moet de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie tijdelijk worden geschorst of worden ingetrokken.

(19)

Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie, moet de Republiek Moldavië passende maatregelen ten uitvoer leggen voor de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. De Republiek Moldavië moet de Commissie geregeld informeren over de tenuitvoerlegging van de macrofinanciële bijstand op basis van volledige openheid en strikte naleving van de financiële regels van de Unie. Daarnaast moet erin worden voorzien dat de Commissie controles verricht en de Europese Rekenkamer audits uitvoert.

(20)

De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad (als begrotingsautoriteit) onverlet.

(21)

De in de vorm van een subsidie verstrekte bedragen aan macrofinanciële bijstand en de bedragen van voorzieningen voor in de vorm van leningen verstrekte macrofinanciële bijstand moeten sporen met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(22)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot de bijstand en hun relevante documenten daarover verstrekken.

(23)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(24)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet onderworpen zijn aan voorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgesteld. Deze voorwaarden moeten gekoppeld zijn aan de uitbetaling van elk van de drie tranches. Om eenvormige uitvoeringsvoorwaarden te waarborgen en ter wille van de efficiëntie moet de Commissie worden gemachtigd om met de autoriteiten van de Republiek Moldavië onderhandelingen over dergelijke voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens die verordening moet in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet. Gezien de mogelijk belangrijke gevolgen van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan de Republiek Moldavië moet op de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming en voor het verlagen, schorsen of intrekken van de bijstand de onderzoeksprocedure worden toegepast,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Unie stelt de Republiek Moldavië macrofinanciële bijstand (hierna „de macrofinanciële bijstand van de Unie” genoemd) beschikbaar voor een maximumbedrag van 100 miljoen EUR, teneinde de economische stabilisatie van de Republiek Moldavië en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. Van dat maximumbedrag wordt ten hoogste 60 miljoen EUR verstrekt in de vorm van leningen en ten hoogste 40 miljoen EUR in de vorm van subsidies. De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgekeerd na goedkeuring van de begroting van de Unie voor het betrokken jaar door het Europees Parlement en de Raad. De bijstand draagt bij aan het lenigen van de betalingsbalansbehoeften van de Republiek Moldavië die in het kader van het IMF-programma zijn vastgesteld.

2.   Met het oog op de financiering van de leningcomponent van de macrofinanciële bijstand van de Unie is de Commissie bevoegd om namens de Unie op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen de nodige middelen te lenen en deze aan de Republiek Moldavië door te lenen. De leningen hebben een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

3.   De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die strookt met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en de Republiek Moldavië, en met de kernbeginselen en -doelstellingen van de economische hervormingen die zijn vastgelegd in de in het kader van het ENB gesloten associatieovereenkomst, met inbegrip van de DCFTA.

De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen met betrekking tot de macrofinanciële bijstand van de Unie, onder meer de uitbetalingen daarvan, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten.

4.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt voor een periode van tweeënhalf jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

5.   Indien de financieringsbehoeften van de Republiek Moldavië tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, verlaagt de Commissie, handelend volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, het bedrag van de bijstand of schorst zij deze of trekt zij deze in.

Artikel 2

1.   Een randvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie is dat de Republiek Moldavië doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat eerbiedigt, en eerbiediging van de mensenrechten garandeert.

2.   Tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie controleren de Commissie en de EDEO of aan de in lid 1 uiteengezette randvoorwaarde is voldaan.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel worden toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (4).

Artikel 3

1.   De Commissie bereikt, overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, met de autoriteiten van de Republiek Moldavië overeenstemming over duidelijke voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen moet zijn en die worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming (hierna „het memorandum van overeenstemming” genoemd), dat een tijdschema bevat voor het voldoen aan die voorwaarden. De in het memorandum van overeenstemming gestelde economische beleidsvoorwaarden en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma's voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door de Republiek Moldavië met de steun van het IMF worden uitgevoerd.

2.   De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn er in het bijzonder op gericht de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in de Republiek Moldavië te bevorderen, met inbegrip van de systemen voor het gebruik van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het vaststellen van de beleidsmaatregelen wordt ook naar behoren rekening gehouden met vooruitgang op het gebied van het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde prioriteiten, eerlijke-handelsprioriteiten en andere prioriteiten in het kader van het externe beleid van de Unie. De Commissie controleert regelmatig de vooruitgang die bij het bereiken van die doelstellingen is geboekt.

3.   De gedetailleerde financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden vastgelegd in een tussen de Commissie en de overheid van de Republiek Moldavië te sluiten leningovereenkomst en subsidieovereenkomst.

4.   De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van de Republiek Moldavië verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

1.   Met inachtneming van de in lid 3 vermelde voorwaarden wordt de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie beschikbaar gesteld in drie tranches, die elk bestaan uit een lening- en een subsidiecomponent. De omvang van elke tranche wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.   De in de vorm van een lening verstrekte bedragen van macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien voorgeschreven, beschikbaar gesteld overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (5).

3.   De Commissie besluit tot uitbetaling van de tranches mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 2 vastgestelde randvoorwaarde;

b)

een bevredigende voortgang bij de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige aanpassings- en structurele hervormingsmaatregelen, ondersteund door een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF, en

c)

de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economische beleidsvoorwaarden en financiële voorwaarden.

4.   De tweede tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitbetaling van de eerste tranche uitbetaald. De derde tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitbetaling van de tweede tranche uitbetaald.

5.   Indien de in lid 3 bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie tijdelijk geschorst of ingetrokken. In die gevallen licht zij het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor die schorsing of intrekking.

6.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitbetaald aan de Nationale Bank van de Republiek Moldavië. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, waaronder een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het ministerie van Financiën van de Republiek Moldavië als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

1.   De op de leningcomponent van de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende verrichtingen tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro met dezelfde valutadatum en mogen de Unie niet blootstellen aan enige looptijdtransformatie, enig valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico.

2.   Indien de omstandigheden dit mogelijk maken en de Republiek Moldavië daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing is opgenomen en dat in de aan de opgenomen leningen verbonden voorwaarden een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.   De Commissie kan, indien de omstandigheden een gunstiger rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien de Republiek Moldavië daarom verzoekt, besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de overeenkomstige financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 en in lid 4 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen of tot een verhoging van het op de datum van die herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.   Alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van de Republiek Moldavië.

5.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

1.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (7).

2.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt onder direct beheer uitgevoerd.

3.   De met de autoriteiten van de Republiek Moldavië te sluiten leningovereenkomst en subsidieovereenkomst bevatten bepalingen die het volgende verzekeren:

a)

de Republiek Moldavië gaat regelmatig na of de uit de Uniebegroting verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

b)

de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (8), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (9) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10);

c)

de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, of haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, waaronder controles en inspecties ter plaatse;

d)

de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode waarin de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is, audits uit te voeren, waaronder documentaudits en audits ter plaatse, zoals operationele beoordelingen;

e)

de Unie heeft recht op vervroegde terugbetaling van de lening en/of volledige terugbetaling van de subsidie indien is vastgesteld dat de Republiek Moldavië met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of een andere onrechtmatige activiteit heeft gepleegd die afbreuk doet aan de financiële belangen van de Unie.

4.   Vóór de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie door middel van een operationele beoordeling de deugdelijkheid van de voor de bijstand geldende financiële regelingen van de Republiek Moldavië, de administratieve procedures, en de interne en externe controlemechanismen die van belang zijn voor die bijstand.

Artikel 7

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

1.   De Commissie dient jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dit verslag:

a)

wordt de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie onderzocht;

b)

worden de economische situatie en de vooruitzichten van de Republiek Moldavië, alsook de bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen gemaakte vorderingen beoordeeld;

c)

wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid, de actuele economische en budgettaire prestaties van de Republiek Moldavië en de besluiten van de Commissie tot uitbetaling van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.   Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, bedoelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag achteraf in met een beoordeling van de resultaten en de doelmatigheid van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 13 september 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 juli 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 juli 2017.

(2)  Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4).

(3)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(4)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

(5)  Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(8)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(9)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).


Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

In het licht van de initiatieven in verband met de veranderingen van het kiesstelsel in de Republiek Moldavië benadrukken het Europees Parlement, de Raad en de Commissie dat voor toekenning van macrofinanciële bijstand als randvoorwaarde geldt dat het begunstigde land doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair meerpartijenstelsel en de rechtsstaat, eerbiedigt, en de eerbiediging van de mensenrechten waarborgt. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden controleren of tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand aan die randvoorwaarde is voldaan en houden in dat verband nauwlettend in het oog of de autoriteiten van de Republiek Moldavië uitvoering geven aan de aanbevelingen van de relevante internationale partners (in het bijzonder de Commissie van Venetië en de OVSE/het ODIHR).