ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 150

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
14 juni 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 Ecotoxisch ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/998 van de Commissie van 12 juni 2017 tot 268e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

5

 

*

Verordening (EU) 2017/999 van de Commissie van 13 juni 2017 tot wijziging van bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) ( 1 )

7

 

*

Verordening (EU) 2017/1000 van de Commissie van 13 juni 2017 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante stoffen ( 1 )

14

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( PB L 294 van 28.10.2016 )

19

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/1


VERORDENING (EU) 2017/997 VAN DE RAAD

van 8 juni 2017

tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch”

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 38, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bevat een lijst van gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen.

(2)

Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat bij de indeling van een afvalstof als gevaarlijke afvalstof onder meer moet worden uitgegaan van de Uniewetgeving inzake chemische stoffen, meer bepaald met betrekking tot de indeling van mengsels als gevaarlijk, inclusief de daartoe gehanteerde grenswaarden. Bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (2) is een lijst van soorten afvalstoffen vastgesteld teneinde een geharmoniseerde indeling van afvalstoffen aan te moedigen en te komen tot een geharmoniseerde definitie van gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen binnen de Unie.

(3)

In bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG is bepaald dat toewijzing van de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” gebeurt op basis van de in bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (3) vastgelegde criteria.

(4)

Richtlijn 67/548/EEG werd met ingang van 1 juni 2015 ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4). Die richtlijn kan echter voor sommige mengsels tot en met 1 juni 2017 van toepassing blijven, indien ze werden ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en reeds vóór 1 juni 2015 op de markt zijn gebracht.

(5)

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG werd vervangen door Verordening (EU) nr. 1357/2014 (6) van de Commissie teneinde, waar nodig, de definities van gevaarlijke eigenschappen in overeenstemming te brengen met Verordening (EG) nr. 1272/2008, en verwijzingen naar Richtlijn 67/548/EEG te vervangen door verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1272/2008.

(6)

De definitie van de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” werd bij Verordening (EU) nr. 1357/2014 niet gewijzigd, omdat een aanvullende studie moest worden uitgevoerd om te zorgen voor volledigheid en representativiteit wat betreft de informatie over het mogelijke effect van het in overeenstemming brengen van de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” met de in Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgelegde criteria. Nu deze studie is voltooid, is het wenselijk de daarin gedane aanbevelingen in aanmerking te nemen bij de beoordeling van de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” voor afvalstoffen zoals beschreven in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, en die beoordeling zo goed mogelijk af te stemmen op de in Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgelegde criteria voor de beoordeling van de ecotoxiciteit van chemicaliën. Bij het bepalen van de gevarenindeling van afvalstoffen voor de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” door middel van berekeningsformules moeten algemene ondergrenzen, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1272/2008, worden toegepast.

(7)

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 bevat geharmoniseerde vermenigvuldigingsfactoren die zijn toegewezen aan een beperkt aantal stoffen die zijn ingedeeld als „gevaarlijk voor het aquatisch milieu, acute categorie 1”, of „gevaarlijk voor het aquatisch milieu, chronische categorie 1”, die worden gebruikt om de indeling af te leiden van mengsels waarin die stoffen aanwezig zijn. In het licht van de vooruitgang die is geboekt bij het vastleggen van dergelijke vermenigvuldigingsfactoren, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 38, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG, de berekeningsmethode voor de beoordeling van stoffen met betrekking tot de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” herzien, met het oog op de eventuele opneming van vermenigvuldigingsfactoren in die methode.

(8)

Wanneer afvalstoffen worden getest op de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch”, is het wenselijk de desbetreffende methoden zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie (7) en andere internationaal erkende testmethoden en richtsnoeren toe te passen. In Beschikking 2000/532/EG is bepaald dat, wanneer een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld door middel van een test en aan de hand van de concentraties van gevaarlijke stoffen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, de testresultaten voorrang dienen te hebben. Voorts moet rekening worden gehouden met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1272/2008, en met name punt b), en de methoden voor de toepassing ervan. De Commissie dient de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen met betrekking tot testmethoden voor de beoordeling van stoffen wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 „Ecotoxisch” met het oog op de eventuele harmonisatie ervan.

(9)

Het is wenselijk ondernemingen en bevoegde autoriteiten voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe eisen.

(10)

Het in artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde comité heeft geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen. De maatregelen moeten derhalve door de Raad worden vastgesteld overeenkomstig artikel 5 bis, lid 4, van Besluit 1999/468/EG van de Raad (8),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening:

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 5 juli 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

K. SIMSON


(1)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(2)  Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).

(3)  Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(5)  Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1357/2014 van de Commissie van 18 december 2014 ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 89).

(7)  Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 142 van 31.5.2008, blz. 1).

(8)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).


BIJLAGE

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

de vermelding voor HP 14 „Ecotoxisch” wordt vervangen door:

„HP 14 „Ecotoxisch”: afvalstoffen die onmiddellijk of na verloop van tijd gevaar voor één of meer sectoren van het milieu opleveren of kunnen opleveren.

Afvalstoffen die voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 14:

Afvalstoffen die een stof bevatten die is ingedeeld als ozonafbrekend en waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*1) de code voor de gevarenaanduiding H420 is toegekend, en waarbij de concentratie van die stof de concentratiegrens van 0,1 % bereikt of overschrijdt.

[c(H420) ≥ 0,1 %]

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld als aquatisch acuut en waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 de code voor de gevaren-aanduiding H400 is toegekend, en waarbij de som van de concentraties van deze stoffen de concentratiegrens van 25 % bereikt of overschrijdt. Voor dergelijke stoffen geldt een ondergrens van 0,1 %.

[Σ c (H400) ≥ 25 %]

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld als aquatisch chronisch 1, 2 of 3 en waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 de code voor de gevarenaanduiding H410, H411 of H412 is toegekend, en waarbij de som van de concentraties van alle stoffen die zijn ingedeeld als aquatisch chronisch 1 (H410), vermenigvuldigd met 100 plus de som van de concentraties van alle stoffen die zijn ingedeeld als aquatisch chronisch 2 (H411), vermenigvuldigd met 10 plus de som van de concentraties van alle stoffen die zijn ingedeeld als aquatisch chronisch 3 (H412) de concentratiegrens van 25 % bereikt of overschrijdt. Voor stoffen die zijn ingedeeld als H410 geldt een ondergrens van 0,1 %, en voor stoffen die zijn ingedeeld als H411 of H412 geldt een ondergrens van 1 %.

[100 × Σc (H410) + 10 × Σc (H411) + Σc (H412) ≥ 25 %]

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld als aquatisch chronisch 1, 2, 3 of 4 en waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 de code voor de gevarenaanduiding H410, H411, H412 of H413 zijn toegekend, en waarbij de som van de concentraties van alle als aquatisch chronisch ingedeelde stoffen de concentratiegrens van 25 % bereikt of overschrijdt. Voor stoffen die zijn ingedeeld als H410 geldt een ondergrens van 0,1 % en voor stoffen die zijn ingedeeld als H411, H412 of H413 geldt een ondergrens van 1 %.

[Σ c H410 + Σ c H411 + Σ c H412 + Σ c H413 ≥ 25 %]

Waarbij: Σ = som en c = concentraties van de stoffen.

(*1)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).”."

2)

De opmerking onder de vermelding voor HP 15 wordt geschrapt.



14.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/998 VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2017

tot 268e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Op 7 juni 2017 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten tot wijziging van één vermelding op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de identificatiegegevens voor „Al-Nusrah Front for the People of the Levant (ook bekend als: a) the Victory Front; b) Jabhat al-Nusrah; c) Jabhet al-Nusra; d) Al-Nusrah Front; e) Al-Nusra Front; f) Ansar al-Mujahideen Network; g) Levantine Mujahideen on the Battlefields of Jihad). Overige informatie: a) actief in Syrië; b) eerder op de lijst gestaan tussen 30 mei 2013 en 13 mei 2014 als een alias van Al Qaida in Irak. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 14.5.2014.” in de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten” vervangen door:

„Al-Nusrah Front for the People of the Levant (ook bekend als a) the Victory Front; b) Jabhat al-Nusrah; c) Jabhet al-Nusra; d) Al-Nusrah Front; e) Al-Nusra Front; f) Ansar al-Mujahideen Network; g) Levantine Mujahideen on the Battlefields of Jihad); h) Jabhat Fath al Sham; i) Jabhat Fath al-Sham; j) Jabhat Fatah al-Sham; k) Jabhat Fateh Al-Sham; l) Fatah al-Sham Front; m) Fatah al-Sham Front; n) Conquest of the Levant Front; o) The Front for the Liberation of al Sham; p) Front for the Conquest of Syria/the Levant; q) Front for the Liberation of the Levant; r) Front for the Conquest of Syria. Overige informatie: a) actief in de Syrische Arabische Republiek; b) Irak; c) eerder op de lijst gestaan tussen 30 mei 2013 en 13 mei 2014 als een alias van Al Qaida in Irak. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 14.5.2014.”.


14.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/7


VERORDENING (EU) 2017/999 VAN DE COMMISSIE

van 13 juni 2017

tot wijziging van bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name de artikelen 58 en 131,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De stof 1-broompropaan (n-propylbromide) voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(2)

De stof diisopentylftalaat voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(3)

De stof 1,2-benzeendicarbonzuur, di-C6-8-vertakte alkylesters, C7-rijk, voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(4)

De stof 1,2-benzeendicarbonzuur, di-C7-11-vertakte en niet-vertakte alkylesters voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(5)

De stof 1,2-benzeendicarbonzuur, dipentylester, vertakt en niet-vertakt, voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(6)

De stof bis(2-methoxyethyl)ftalaat voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(7)

De stof dipentylftalaat voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(8)

De stof N-pentyl-isopentylftalaat voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening.

(9)

Bij een bepaald gehalte aan benzo[a]pyreen voldoet de stof antraceenolie aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder a), van die verordening. De stof is eveneens persistent, bioaccumulerend en toxisch, en zeer persistent en zeer bioaccumulerend volgens de criteria van bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en voldoet bijgevolg aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij die verordening zoals bepaald in artikel 57, onder d) en e), van die verordening.

(10)

De stof pek, koolteer, hoge temperatuur voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder a), van die verordening. De stof is eveneens persistent, bioaccumulerend en toxisch, en zeer persistent en zeer bioaccumulerend volgens de criteria van bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en voldoet bijgevolg aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij die verordening zoals bepaald in artikel 57, onder d) en e), van die verordening.

(11)

De stofgroep 4-(1,1,3,3-tetramethylbutyl)fenol, geëthoxyleerd (die duidelijk gedefinieerde stoffen, stoffen van onbekende of wisselende samenstelling, complexe reactieproducten en biologische stoffen („UVCB-stoffen”), polymeren en homologen omvat) bestaat uit stoffen die bij afbraak hormoonontregelende eigenschappen hebben ten aanzien waarvan wetenschappelijke aanwijzingen zijn gevonden voor waarschijnlijke ernstige gevolgen voor het milieu. Zodoende zijn zij even zorgwekkend als andere stoffen die in artikel 57, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn vermeld, en voldoen zij bijgevolg aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij die Verordening zoals bepaald in artikel 57, onder f), van die verordening.

(12)

De stofgroep 4-nonylfenol, vertakt en niet-vertakt, geëthoxyleerd (met inbegrip van stoffen met een vertakte en/of niet-vertakte alkylketen met een koolstofgetal van 9, op positie 4 covalent gebonden aan fenol, geëthoxyleerd, waaronder UVCB-stoffen, duidelijk gedefinieerde stoffen, polymeren en homologen vallen, met inbegrip van elk afzonderlijk isomeer en/of combinaties van afzonderlijke isomeren) bestaat uit stoffen die bij afbraak hormoonontregelende eigenschappen hebben ten aanzien waarvan wetenschappelijke aanwijzingen zijn gevonden voor waarschijnlijke ernstige gevolgen voor het milieu. Zodoende zijn zij even zorgwekkend als andere stoffen die in artikel 57, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn vermeld, en voldoen zij bijgevolg aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij die verordening zoals bepaald in artikel 57, onder f), van die verordening.

(13)

Die stoffen zijn geïdentificeerd en opgenomen in de overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde lijst van in aanmerking komende stoffen. Bovendien heeft het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna „het Agentschap”) in zijn aanbevelingen van 6 februari 2014 (3) en 1 juli 2015 (4) geadviseerd om die stoffen met voorrang op te nemen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 overeenkomstig artikel 58 van die verordening. Daarnaast heeft de Commissie na ontvangst van de vijfde aanbeveling van het Agentschap, en na een openbare raadpleging die parallel aan de openbare raadpleging van het Agentschap betreffende zijn zesde ontwerpaanbeveling is gehouden, van talrijke belanghebbenden informatie ontvangen over de sociaaleconomische gevolgen van die stoffen. Niettegenstaande de ontvangen informatie is het passend die stoffen in de bijlage op te nemen.

(14)

Het is passend de in artikel 58, lid 1, onder c), ii), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde data te vermelden volgens de aanbevelingen van het Agentschap van 6 februari 2014 en 1 juli 2015. Die data zijn vastgesteld op basis van de tijd die naar schatting nodig is om een autorisatieaanvraag op te stellen, rekening houdend met de beschikbare informatie over de verschillende stoffen en met de informatie die tijdens de overeenkomstig artikel 58, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 gehouden openbare raadpleging is ontvangen. Daarbij moet overeenkomstig artikel 58, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ook rekening worden gehouden met de capaciteit van het Agentschap om de aanvragen binnen de in die verordening gestelde termijn te behandelen.

(15)

Voor elk van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen stoffen bestaan geen redenen om de in artikel 58, lid 1, onder c), i), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde datum later dan 18 maanden na de in artikel 58, lid 1, onder c), ii), van die verordening bedoelde datum vast te stellen.

(16)

Artikel 58, lid 1, onder e), in samenhang met artikel 58, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bepaalt dat vormen van gebruik of categorieën van gebruik van de autorisatieplicht kunnen worden vrijgesteld, mits de risico's naar behoren worden beheerst op grond van de bestaande specifieke wetgeving van de Unie die minimumeisen aan het gebruik van de stof stelt in verband met de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu. In het licht van de momenteel beschikbare informatie is het niet passend vrijstellingen op grond van die bepalingen vast te stellen.

(17)

Op basis van de thans beschikbare informatie is het niet passend vrijstellingen voor onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés vast te stellen.

(18)

Op basis van de thans beschikbare informatie is het niet passend herbeoordelingstermijnen voor bepaalde vormen van gebruik vast te stellen. Overeenkomstig artikel 60, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden de herbeoordelingenstermijnen per geval vastgesteld, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de risico's die het gebruik van de stof met zich meebrengt, de sociaaleconomische voordelen van het gebruik en de analyse van de alternatieven of een eventueel voorgelegd vervangingsplan voor vormen van gebruik waarvoor autorisatie wordt aangevraagd. Wanneer er geschikt alternatief beschikbaar is, worden de risico's die het gebruik met zich meebrengt beperkt door geschikte en doeltreffende risicobeheersmaatregelen, en wanneer de verwachte voordelen van het gebruik hoog zijn, zoals het geval kan zijn bij gebruiken in de productie van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, kan een lange herbeoordelingstermijn worden vastgesteld.

(19)

Om te vermijden dat voorwerpen die na de in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 vermelde verbodsdata niet meer worden geproduceerd, vroegtijdig in onbruik raken, moeten sommige van de in die bijlage opgenomen stoffen (afzonderlijk of in mengsels) beschikbaar zijn voor de productie van vervangingsonderdelen voor de reparatie van dergelijke voorwerpen, wanneer die voorwerpen zonder die vervangingsonderdelen niet op de juiste manier kunnen functioneren, en eveneens wanneer sommige van de in bijlage XIV opgenomen stoffen (afzonderlijk of in mengsels) nodig zijn voor de reparatie van dergelijke voorwerpen. Daartoe moeten autorisatieaanvragen voor het gebruik van een in bijlage XIV opgenomen stof voor de productie van dergelijke vervangingsonderdelen en voor de reparatie van dergelijke voorwerpen worden vereenvoudigd. De overgangsregelingen die voor die vormen van gebruik van toepassing zijn op de desbetreffende stoffen moeten worden verlengd zodat uitvoeringsmaatregelen voor dergelijke vereenvoudigde autorisatieaanvragen kunnen worden vastgesteld.

(20)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(21)

N,N-dimethylformamide (DMF) voldoet aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening. Deze stof is ook geïdentificeerd en opgenomen in de overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde lijst van in aanmerking komende stoffen en het Agentschap heeft in zijn aanbeveling van 6 februari 2014 geadviseerd om deze stof met voorrang op te nemen in bijlage XIV bij die verordening overeenkomstig artikel 58 van die verordening. DMF heeft soortgelijke intrinsieke eigenschappen als N,N-dimethylaceetamide (DMAC) en N-methyl-2-pyrrolidon (NMP) en de drie stoffen kunnen worden beschouwd als mogelijke alternatieven voor enkele van de belangrijkste toepassingen ervan. Voor NMP loopt er een procedure voor een beperking overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1907/2006. Gezien de overeenkomsten van de drie stoffen zowel wat de intrinsieke eigenschappen als de industriële toepassing ervan betreft, en om te zorgen voor een consistente regelgevingsaanpak, acht de Commissie het passend het besluit over de opname van DMF in bijlage XIV uit te stellen, zoals reeds is gebeurd voor DMAC toen de Commissie de aanbeveling van het Agentschap van 17 januari 2013 beoordeelde.

(22)

Diazeen-1,2-dicarboxamide (C,C′-azodi(formamide) (ADCA) voldoet aan de criteria voor indeling als inhalatieallergeen (Resp. Sens.1). Rekening houdend met alle beschikbare informatie over de intrinsieke eigenschappen van ADCA en over de nadelige gevolgen ervan heeft het Agentschap geconcludeerd dat die stof kan worden beschouwd als stof ten aanzien waarvan wetenschappelijke aanwijzingen zijn gevonden voor waarschijnlijke ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens, die even zorgwekkend zijn als andere stoffen die in artikel 57, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn vermeld, en bijgevolg voldoet aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij die verordening zoals bepaald in artikel 57, onder f), van die verordening. Deze stof is ook geïdentificeerd en opgenomen in de overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde lijst van in aanmerking komende stoffen en het Agentschap heeft in zijn aanbeveling van 6 februari 2014 geadviseerd om deze stof met voorrang op te nemen in bijlage XIV bij die verordening overeenkomstig artikel 58 van die verordening. De vormen van gebruik van ADCA lopen zeer uiteen en betreffen een breed scala aan verschillende productiesectoren, hetgeen naar verwachting zal leiden tot zeer ingewikkelde autorisatieaanvragen. Aangezien de ervaring met het verwerken van autorisatieaanvragen voor een breed scala aan vormen van gebruik, vooralsnog beperkt is, is het passend om het besluit over de opname van ADCA in bijlage XIV voorlopig uit te stellen.

(23)

Bepaalde aluminiumsilicaat vuurvaste keramische vezels (Al-RCF) en zirkonium-aluminiumsilicaat vuurvaste keramische vezels (Zr-RCF) voldoen aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en voldoen daarom aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder a), van die verordening. Die stoffen zijn ook geïdentificeerd en opgenomen in de overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde lijst van in aanmerking komende stoffen en het Agentschap heeft in zijn aanbeveling van 6 februari 2014 geadviseerd om deze stof met voorrang op te nemen in bijlage XIV bij die verordening overeenkomstig artikel 58 van die verordening. De vezels worden geproduceerd op een zeer gering aantal productiefaciliteiten en worden doorgaans in hetzelfde productieproces rechtstreeks verwerkt tot voorwerpen die vervolgens in een uiteenlopende reeks industriële apparatuur voor hitte-isolering worden gebruikt, hetgeen mogelijk kan leiden tot een aanzienlijke blootstelling van werknemers. Het gebruik van voorwerpen die van de vezels worden gemaakt, is echter niet onderworpen aan autorisatie krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006. Om te kunnen beslissen wat de meeste relevante regelgevingsaanpak is, acht de Commissie het passend het besluit over de opname van Al-RCF en Zr-RCF in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 voorlopig uit te stellen.

(24)

Boorzuur, dinatriumtetraboraat, watervrij, diboortrioxide en tetraboordinatriumheptaoxide, hydraat, voldoen aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en bijgevolg ook aan de criteria voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zoals bepaald in artikel 57, onder c), van die verordening. Die stoffen zijn ook geïdentificeerd en opgenomen in de overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde lijst van in aanmerking komende stoffen en het Agentschap heeft in zijn aanbeveling van 1 juli 2015 geadviseerd om deze stof met voorrang op te nemen in bijlage XIV bij die verordening overeenkomstig artikel 58 van die verordening. Bovendien lopen de vormen van gebruik van die stoffen zeer uiteen en betreffen zij een breed scala aan verschillende productiesectoren, hetgeen naar verwachting zal leiden tot zeer ingewikkelde autorisatieaanvragen. Aangezien de ervaring met het verwerken van autorisatieaanvragen voor een breed scala aan vormen van gebruik, vooralsnog beperkt is, is het passend om het besluit over de opname van die stoffen in bijlage XIV voorlopig uit te stellen.

(25)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juni 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  http://echa.europa.eu/documents/10162/13640/5th_a_xiv_recommendation_06feb2014_en.pdf

(4)  http://echa.europa.eu/documents/10162/13640/6th_a_xiv_recommendation_01july2015_en.pdf


BIJLAGE

De tabel in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen worden toegevoegd:

 

 

 

Overgangsregelingen

 

 

Vermelding nr.

Stof

Intrinsieke eigenschap(pen) bedoeld in artikel 57

Uiterste aanvraagdatum (1)

Verbodsdatum (2)

Vrijgestelde (categorieën van) vormen van gebruik

Herbeoordelingsperioden

„32.

1-Broompropaan (n-propylbromide)

EG-nr

:

203-445-0

CAS-nr

:

106-94-5

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

33.

Diisopentylftalaat

EG-nr

:

210-088-4

CAS-nr

:

605-50-5

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

34.

1,2-Benzeendicarbonzuur, di-C6-8-vertakte alkylesters, C7-rijk

EG-nr

:

276-158-1

CAS-nr

:

71888-89-6

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

35.

1,2-Benzeendicarbonzuur, di-C7-11-vertakte en niet-vertakte alkylesters

EG-nr

:

271-084-6

CAS-nr

:

68515-42-4

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

36.

1,2-Benzeendicarbonzuur, dipentylester, vertakt en niet-vertakt

EG-nr

:

284-032-2

CAS-nr

:

84777-06-0

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

37.

Bis(2-methoxyethyl)ftalaat

EG-nr

:

204-212-6

CAS-nr

:

117-82-8

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

38.

Dipentylftalaat

EG-nr

:

205-017-9

CAS-nr

:

131-18-0

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

39.

N-Pentyl-isopentylftalaat

EG-nr

:

CAS-nr

:

776297-69-9

Giftig voor de voortplanting

(categorie 1B)

4 januari 2019

4 juli 2020

40.

Antraceenolie

EG-nr

:

292-602-7

CAS-nr

:

90640-80-5

Kankerverwekkend

(categorie 1B)***, PBT, zPzB

4 april 2019

4 oktober 2020

41.

Pek, koolteer, hoge temperatuur

EG-nr

:

266-028-2

CAS-nr

:

65996-93-2

Kankerverwekkend

(categorie 1B), PBT, zPzB

4 april 2019

4 oktober 2020

42.

4-(1,1,3,3-Tetramethylbutyl)fenol, geëthoxyleerd

[die duidelijk gedefinieerde stoffen en UVCB-stoffen, polymeren en homologen omvat]

EG-nr

:

CAS-nr.

:

Hormoonontregelende eigenschappen (artikel 57, onder f) — milieu)

4 juli 2019

4 januari 2021

43.

4-Nonylfenol, vertakt en niet-vertakt, geëthoxyleerd

[stoffen met een vertakte en/of niet-vertakte alkylketen met een koolstofgetal van 9, op positie 4 covalent gebonden aan fenol, geëthoxyleerd, waaronder UVCB-stoffen, duidelijk gedefinieerde stoffen, polymeren en homologen vallen, met inbegrip van elk afzonderljik isomeer en/of combinaties van afzonderlijke isomeren]

EG-nr

:

CAS-nr

:

Hormoonontregelende eigenschappen (artikel 57, onder f) — milieu)

4 juli 2019

4 januari 2021

—”

2)

Het teken „(*)” wordt ingevoegd na de datum die is vermeld in de kolom „uiterste aanvraagdatum” voor de volgende vermeldingen: 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 27, 28, 29, 30 en 31.

3)

Het teken „(**)” wordt ingevoegd na de datum die is vermeld in de kolom „verbodsdatum” voor de volgende vermeldingen: 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 27, 28, 29, 30 en 31.

4)

Na de tabel worden de volgende voetnoten ingevoegd:

„(*)

1 september 2019 voor het gebruik van de stof bij de productie van vervangingsonderdelen voor de reparatie van voorwerpen waarvan de productie vóór de in de vermelding voor die stof aangegeven verbodsdatum is stopgezet of zal worden stopgezet, wanneer die stof werd gebruikt voor de productie van die voorwerpen en de voorwerpen niet op de juiste manier kunnen functioneren zonder dat vervangingsonderdeel, en voor het gebruik van de stof (afzonderlijk of in een mengsel) voor de reparatie van dergelijke voorwerpen wanneer die stof afzonderlijk of in een mengsel bij de productie van die voorwerpen werd gebruikt en de voorwerpen zonder die stof niet kunnen worden gerepareerd.

(**)

1 maart 2021 voor het gebruik van de stof bij de productie van vervangingsonderdelen voor de reparatie van voorwerpen waarvan de productie vóór de in de vermelding voor die stof aangegeven verbodsdatum is stopgezet of zal worden stopgezet, wanneer die stof werd gebruikt voor de productie van die voorwerpen en de voorwerpen niet op de juiste manier kunnen functioneren zonder dat vervangingsonderdeel, en voor het gebruik van de stof (afzonderlijk of in een mengsel) voor de reparatie van dergelijke voorwerpen wanneer die stof bij de productie van die voorwerpen werd gebruikt en de voorwerpen zonder die stof niet kunnen worden gerepareerd.

(***)

Voldoet niet aan de criteria voor identificatie als kankerverwekkend indien de stof < 0,005 % (m/m) benzo[a]pyreen (Einecs-nr. 200-028-5) bevat.”.


(1)  Datum bedoeld in artikel 58, lid 1, onder c), ii).

(2)  Datum bedoeld in artikel 58, lid 1, onder c), i).


14.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/14


VERORDENING (EU) 2017/1000 VAN DE COMMISSIE

van 13 juni 2017

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Perfluoroctaanzuur („PFOA”), zouten daarvan en aanverwante stoffen (2) hebben bepaalde specifieke kenmerken, zoals een hoge wrijvingsweerstand, diëlektrisch vermogen, warmtevastheid en bestandheid tegen chemische stoffen en een lage oppervlakte-energie. Zij worden gebruikt in uiteenlopende toepassingen zoals de productie van fluorpolymeer en fluorelastomeer, als oppervlakteactieve stof in blusschuim en voor het water-, olie-, vet- en/of vuilafstotend maken van textiel en papier.

(2)

Op 14 juni 2013 heeft het Comité lidstaten, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, PFOA aangemerkt als een persistente, bioaccumulerende en toxische stof („PBT”) overeenkomstig artikel 57, onder d), van die verordening. Op 20 juni 2013 is PFOA opgenomen in de lijst van zeer zorgwekkende stoffen („SVHC”) die in aanmerking komen voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(3)

Op 17 oktober 2014 hebben Duitsland en Noorwegen bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen („het Agentschap”) een dossier (3) ingediend overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 („het bijlage XV-dossier”) waarin zij voorstellen de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van PFOA, zouten daarvan en aanverwante stoffen te beperken om de risico's ervan voor de gezondheid van de mens en het milieu weg te nemen. Duitsland en Noorwegen stellen voor de maximumconcentratie van deze stoffen in andere stoffen, mengsels of voorwerpen te beperken tot 2 ppb, met als enige vrijstelling tweedehandsvoorwerpen waarvoor eindgebruik ervan in de Unie voor de datum van toepassing van de beperking kan worden aangetoond.

(4)

Op 8 september 2015 heeft het Comité risicobeoordeling („RAC”) van het Agentschap zijn advies goedgekeurd waarin het concludeert dat — behoudens wijzigingen van het toepassingsgebied en de voorwaarden als voorgesteld in het bijlage XV-dossier — een algemene beperking van de vervaardiging, het gebruik en het in de handel brengen van PFOA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in termen van effectiviteit de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico's te beperken. Het RAC stelde twee verschillende concentratiegrenswaarden voor, namelijk 25 ppb voor PFOA en zouten daarvan en 1 000 ppb voor een aanverwante stof of een combinatie ervan in andere stoffen, mengsels of voorwerpen; dit weerspiegelt de aanwezigheid van onvermijdelijke onzuiverheden en onbedoelde contaminanten en houdt rekening met de beperkingen van analytische methoden. Het RAC stelde voor fotografische coatings voor films, papier of drukplaten, implanteerbare medische hulpmiddelen en stoffen en mengsels die in procedés voor halfgeleiders en fotolithografie worden gebruikt van de beperking vrij te stellen gezien de relatief geringe impact ervan op het milieu en de lange vervangingstermijnen. Het RAC stelde eveneens voor het gebruik van stoffen als vervoerde geïsoleerde tussenproducten vrij te stellen om de vervaardiging van alternatieven mogelijk te maken alsook het in de handel brengen van tweedehandsvoorwerpen.

(5)

Op 4 december 2015 heeft het Comité sociaaleconomische analyse („SEAC”) van het Agentschap zijn advies goedgekeurd waarin het aangeeft dat de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking, als gewijzigd door het RAC en het SEAC, in termen van socio-economische voordelen en kosten de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico's weg te nemen.

(6)

Het SEAC kon zich vinden in de door het RAC voorgestelde vrijstellingen. Daarnaast stelde het SEAC een uitstel van de beperking voor van drie jaar in plaats van de 18 maanden, zoals voorgesteld in het bijlage XV-dossier, om de belanghebbenden in staat te stellen de nodige nalevingsmaatregelen te nemen. Op grond van socio-economische overwegingen zoals hoge kosten, aanzienlijke economische lasten, het gebrek aan alternatieven, de relatief lage emissies in het milieu en de kritische toepassingen met grote maatschappelijke voordelen stelde het SEAC voor de beperking langer uit te stellen voor latex drukinkten, textielproducten voor de bescherming van werknemers, membranen bedoeld voor gebruik in medisch textiel, filtratie bij waterzuivering, productieprocessen, afvalwaterbehandeling, bepaalde nanocoatings met plasma en niet-implanteerbare medische hulpmiddelen.

(7)

Het SEAC stelde ook voor blusschuim dat vóór de datum van toepassing van de beperking al in de handel is gebracht alsook apparatuur voor de productie van halfgeleiders van de voorgestelde beperking vrij te stellen.

(8)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en met het advies ervan is rekening gehouden.

(9)

Op 12 januari 2016 heeft het Agentschap de adviezen van het RAC en het SEAC (4) bij de Commissie ingediend.

(10)

Op basis van die adviezen heeft de Commissie geconcludeerd dat een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mens en het milieu ontstaat ten gevolge van de vervaardiging, het gebruik of het in de handel brengen van PFOA, zouten daarvan en aanverwante stoffen, als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, en in mengsels en voorwerpen. De Commissie is van oordeel dat die risico's op het niveau van de Unie moeten worden aangepakt.

(11)

Perfluoroctaansulfonzuur („PFOS”) en derivaten daarvan moeten van de voorgestelde beperking worden vrijgesteld aangezien deze stoffen reeds bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn gereguleerd. De onvermijdelijke productie van PFOA tijdens de vervaardiging van fluorchemicaliën met een koolstofketen van ten hoogste zes atomen moet eveneens van de voorgestelde beperking worden vrijgesteld.

(12)

Zoals door het SEAC is geadviseerd, moet de toepassing van de beperking in het algemeen worden uitgesteld met drie jaar en met betrekking tot specifieke sectoren voor langere perioden om het voor de belanghebbenden mogelijk te maken de voorgestelde beperking na te leven. Er is een analytische standaardmethode beschikbaar voor de bepaling van extraheerbaar PFOS in gecoate en geïmpregneerde vaste voorwerpen, vloeistoffen en blusschuim (CEN/TS 15968:2010), die naar alle waarschijnlijkheid kan worden aangepast zodat ook PFOA en aanverwante stoffen met een relatieve detectiegrens erin kunnen worden opgenomen; een dergelijke standaardmethode is tot op heden niet beschikbaar voor de extractie en chemische analyse van die stoffen. De uitstelperiode voor de beperking moet de verdere ontwikkeling mogelijk maken van geschikte analytische methoden die op alle matrixen kunnen worden toegepast.

(13)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juni 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Aanverwante stoffen zijn stoffen die gezien hun moleculaire structuur worden geacht te kunnen vervallen tot of worden omgezet in PFOA.

(3)  http://echa.europa.eu/documents/10162/e9cddee6-3164-473d-b590-8fcf9caa50e7

(4)  https://echa.europa.eu/documents/10162/2f0dfce0-3dcf-4398-8d6b-2e59c86446be

(5)  Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).


BIJLAGE

In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„68.

Perfluoroctaanzuur („PFOA”)

CAS-nr. 335-67-1

EG-nr. 206-397-9

en de zouten daarvan.

Elke aanverwante stof (met inbegrip van de zouten en polymeren daarvan) die een rechtstreeks met een ander koolstofatoom verbonden lineaire of vertakte perfluoroheptylgroep met de formule C7F15- heeft als een van de structurele elementen.

Elke aanverwante stof (met inbegrip van de zouten en polymeren daarvan) die een lineaire of vertakte perfluoroheptylgroep met de formule C8F17- heeft als een van de structurele elementen.

De volgende stoffen zijn van deze omschrijving uitgesloten:

C8F17-X, waar X = F, Cl, Br.

C8F17-C(=O)OH, C8F17-C(=O)O-X′ of C8F17-CF2-X′ (waar X′ = eender welke groep, met inbegrip van zouten).

1.

Mogen niet worden vervaardigd of in de handel gebracht als stoffen als zodanig vanaf 4 juli 2020.

2.

Mogen vanaf 4 juli 2020 niet worden gebruikt bij de productie van of in de handel worden gebracht in:

a)

een andere stof, als bestanddeel;

b)

een mengsel;

c)

een voorwerp

in een concentratie gelijk aan of groter dan 25 ppb van het PFOA met inbegrip van de zouten daarvan of 1 000  ppb van een aanverwante stof of een combinatie daarvan aanverwante stoffen.

3.

Punten 1 en 2 zijn van toepassing vanaf:

a)

4 juli 2022 voor:

i)

apparatuur voor de productie van halfgeleiders;

ii)

latex drukinkten.

b)

4 juli 2023 voor:

i)

textielproducten voor de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun gezondheid en veiligheid;

ii)

membranen bedoeld voor gebruik in medisch textiel, filtratie bij waterzuivering, productieprocessen en afvalwaterbehandeling;

iii)

nanocoatings met plasma.

c)

4 juli 2032 voor andere medische hulpmiddelen dan implanteerbare medische hulpmiddelen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 93/42/EEG.

4.

Punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op:

a)

perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan opgenomen in deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/2004;

b)

de vervaardiging van een stof wanneer dit gebeurt als een onvermijdelijk bijproduct van de vervaardiging van fluorchemicaliën met een koolstofketen met ten hoogste zes atomen;

c)

een stof die bestemd is om te worden gebruikt of wordt gebruikt als een vervoerd geïsoleerd tussenproduct, op voorwaarde dat aan de voorwaarden van artikel 18, lid 4, onder a) tot en met f), van deze verordening is voldaan;

d)

een stof, bestanddeel van een andere stof of mengsel dat bestemd is om te worden gebruikt of wordt gebruikt:

i)

bij de productie van implanteerbare medische hulpmiddelen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 93/42/EEG;

ii)

in fotografische coatings voor films, papier of drukplaten;

iii)

in fotolithografische procedés voor halfgeleiders of in het etsproces voor samengestelde halfgeleiders;

e)

geconcentreerde mengsels voor blusschuim die in de handel zijn gebracht voor 4 juli 2020 en bestemd zijn om te worden gebruikt of worden gebruikt bij de productie van andere mengsels voor blusschuim.

5.

Punt 2, onder b), is niet van toepassing op mengsels voor blusschuim die:

a)

in de handel zijn gebracht vóór 4 juli 2020, of

b)

geproduceerd overeenkomstig punt 4, onder e), op voorwaarde dat, wanneer zij voor opleidingsdoeleinden worden gebruikt, de emissies naar het milieu tot een minimum worden beperkt en het opgevangen afvalwater veilig wordt verwijderd.

6.

Punt 2, onder c), is niet van toepassing op:

a)

voorwerpen die in de handel zijn gebracht vóór 4 juli 2020;

b)

implanteerbare medische hulpmiddelen die worden geproduceerd overeenkomstig punt 4, onder d), i);

c)

voorwerpen met fotografische coatings als bedoeld in punt 4, onder d), ii);

d)

halfgeleiders of samengestelde halfgeleiders als bedoeld in punt 4, onder d), iii).”


Rectificaties

14.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/19


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

( Publicatieblad van de Europese Unie L 294 van 28 oktober 2016 )

Bladzijde 207, bijlage, tekst ter vervanging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, tweede deel, afdeling V, hoofdstuk 27, aanvullende aantekening (GN) 2 f), derde alinea:

in plaats van:

„Onder „kleur na verdunning (K)” wordt verstaan de kleur die het product, bepaald volgens de methode ISO 2049 (gelijkwaardig met de methode ASTM D 1500), na verdunning van een volume-eenheid met 100 gelijke volume-eenheden xyleen, tolueen of een ander geschikt oplosmiddel heeft verkregen. De kleur moet dadelijk na de verdunning van het product worden bepaald.”,

lezen:

„Onder „kleur na verdunning (K)” wordt verstaan de kleur, bepaald volgens de methode ISO 2049 (gelijkwaardig met de methode ASTM D 1500), die het product heeft verkregen na verdunning van één volume-eenheid met xyleen, tolueen of een ander geschikt oplosmiddel tot 100 volume-eenheden. De kleur moet dadelijk na de verdunning van het product worden bepaald.”.