ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/1 |
OVEREENKOMST
overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK („de partijen”),
— |
gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 14, |
— |
gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 15, 16, 232, 308, 309 en 339, |
— |
gezien de statuten van de Europese Investeringsbank (EIB), en met name artikel 11, lid 7, en de artikelen 16 en 18, |
— |
gezien Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (1) (de „EFSI-verordening”), en met name artikel 17, lid 5, |
— |
gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), |
— |
gezien Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (3), |
A. |
overwegende dat bij de EFSI-verordening het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), een EU-garantie, een EU-garantiefonds, een Europese investeringsadvieshub (EIAH) en een Europese investeringsprojectenportaal worden ingesteld; |
B. |
overwegende dat het EFSI beoogt in de Unie, door de verstrekking van risicodragende capaciteit aan de EIB, de volgende zaken te ondersteunen:
|
C. |
overwegende dat de EFSI-verordening bepaalt dat het EFSI moet worden opgericht als een door de EIB beheerde afzonderlijke, duidelijk herkenbare en transparante faciliteit, waarvan de verrichtingen duidelijk worden onderscheiden van andere verrichtingen van de EIB; |
D. |
overwegende dat om ervoor te zorgen dat rekenschap wordt afgelegd aan de Europese burgers, de EIB regelmatig verslag moet uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang, het effect en de verrichtingen van het EFSI, in het bijzonder wat betreft de additionaliteit van de verrichtingen die in het kader van het EFSI zijn uitgevoerd in vergelijking met normale verrichtingen van de EIB, met inbegrip van speciale verrichtingen, en overwegende dat hiertoe in passende regelingen moet worden voorzien; |
E. |
overwegende dat het Europees Parlement en de EIB overeenkomstig artikel 17, lid 5, van de EFSI-verordening een overeenkomst moeten sluiten betreffende de nadere regelingen voor de uitwisseling van informatie tussen het Europees Parlement en de EBI uit hoofde van de EFSI-verordening, onder meer over de procedure voor de selectie van de algemeen directeur en de adjunct-algemeen-directeur van het EFSI; |
F. |
overwegende dat artikel 7, lid 6, van de EFSI-verordening bepaalt dat het bestuur een kandidaat selecteert voor elk van de functies van algemeen directeur en adjunct-algemeen-directeur, na een open en transparante selectieprocedure overeenkomstig de procedures van de EIB, en dat het Europees Parlement en de Raad in elke fase van de selectieprocedure met inachtneming van strenge vertrouwelijkheidsregels naar behoren en tijdig op de hoogte moeten worden gehouden; overwegende dat de algemeen directeur en de adjunct-algemeen-directeur, na een hoorzitting met de kandidaat voor elke functie en na goedkeuring door het Europees Parlement, worden benoemd door de president van de EIB voor een eenmalig hernieuwbare vaste termijn van drie jaar; |
G. |
overwegende dat artikel 16, lid 2, van de EFSI-verordening bepaalt dat de EIB in voorkomend geval in samenwerking met het Europees Investeringsfonds (EIF) jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag moet uitbrengen over de onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB; overwegende dat dit jaarlijkse verslag, dat operationele en financiële informatie bevat zoals nader bepaald in artikel 16, lid 2, van de EFSI-verordening, openbaar moet worden gemaakt; |
H. |
overwegende dat artikel 17, lid 1, van de EFSI-verordening bepaalt dat de voorzitter van het bestuur en de algemeen directeur op verzoek van het Europees Parlement of van de Raad aan de verzoekende instelling verslag dienen uit te brengen over de prestaties van het EFSI, onder meer door deel te nemen aan een hoorzitting voor het Europees Parlement; |
I. |
overwegende dat artikel 17, lid 2, van de EFSI-verordening voorts bepaalt dat de voorzitter van het bestuur en de algemeen directeur mondeling of schriftelijk dienen te antwoorden op vragen die door het Europees Parlement of de Raad tot het EFSI zijn gericht, in elk geval binnen vijf weken na ontvangst van de vraag; |
J. |
overwegende dat artikel 17, lid 4, van de EFSI-verordening bepaalt dat de president van de EIB op verzoek van het Europees Parlement dient deel te nemen aan hoorzittingen van het Europees Parlement die betrekking hebben op de onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB; overwegende dat de president van de EIB de door het Europees Parlement of door de Raad aan de EIB gerichte vragen betreffende onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB, mondeling of schriftelijk dient te beantwoorden, binnen vijf weken na ontvangst ervan; |
K. |
overwegende dat artikel 18, lid 1, van de EFSI-verordening bepaalt dat de EIB de werking van het EFSI uiterlijk op 5 januari 2017 evalueert; overwegende dat de EIB haar evaluatie bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moet indienen; |
L. |
overwegende dat deze overeenkomst het Tripartiete Akkoord tussen de Europese Commissie, de Europese Rekenkamer en de Europese Investeringsbank van 27 oktober 2003 onverlet laat, |
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
Artikel 1
Doel en werkingssfeer
Deze overeenkomst voorziet in de nadere regelingen voor de uitwisseling van informatie tussen het Europees Parlement en de EIB als bedoeld in de EFSI-verordening, onder meer over de procedure voor de selectie van de algemeen directeur en de adjunct-algemeen-directeur.
AFDELING I
TOEGANG TOT INFORMATIE
Artikel 2
Periodieke verslagen
2.1. Overeenkomstig artikel 14, lid 9, van de EFSI-verordening brengt de EIB jaarlijks verslag uit bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de door de EIAH verleende diensten en over de uitvoering van de begroting, met inbegrip van informatie over de ontvangen vergoedingen en de benutting ervan (het „EIAH-verslag”).
De EIB stelt het EIAH-verslag op voor de periode die eindigt op 31 december van elk jaar, en dient het verslag in uiterlijk op 1 september van het daaropvolgende jaar.
2.2. Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de EFSI-verordening brengt de EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB (het „EFSI-verslag”). Het EFSI-verslag omvat:
a) |
een beoordeling van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB op verrichtings-, sector-, land- en regionaal niveau en van de overeenstemming van die verrichtingen met deze verordening, in het bijzonder met het criterium van het bieden van additionaliteit, samen met een beoordeling van de verdeling van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB tussen de algemene doelstellingen van het EFSI; |
b) |
een beoordeling van de toegevoegde waarde, het aantrekken van middelen van de particuliere sector, de geraamde en feitelijke outputs en de resultaten en de gevolgen van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB op geaggregeerde basis, met inbegrip van het effect op het scheppen van werkgelegenheid; |
c) |
een beoordeling van de mate waarin de onder de EFSI-verordening vallende verrichtingen bijdragen aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het EFSI, met inbegrip van een beoordeling van het niveau van EFSI-investeringen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie en vervoer (inclusief TEN-V en stedelijke mobiliteit), telecommunicatie, energie-infrastructuur en energie-efficiëntie; |
d) |
een beoordeling van de naleving van de voorschriften betreffende het gebruik van de EU-garantie en van de essentiële prestatie-indicatoren; |
e) |
een beoordeling van het hefboomeffect van door het EFSI ondersteunde projecten; |
f) |
een beschrijving van de projecten waarbij de steun van de Europese structuur- en investeringsfondsen wordt gecombineerd met de steun uit het EFSI, en het totale bedrag van de bijdragen uit iedere bron; |
g) |
het financiële bedrag dat de begunstigden hebben ontvangen en een beoordeling van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB op geaggregeerde basis; |
h) |
een beoordeling van de toegevoegde waarde van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB en van de aan die verrichtingen verbonden geaggregeerde risico's; |
i) |
gedetailleerde informatie over het beroep op de EU-garantie, verliezen, opbrengsten, ingevorderde bedragen en andere ontvangsten; |
j) |
de financiële verslagen betreffende de onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB die door een onafhankelijke externe auditor zijn gecontroleerd. |
De EIB stelt een EFSI-verslag op voor de periode die eindigt op 31 december van elk jaar, en dient het verslag in uiterlijk op 31 mei van het daaropvolgende jaar. Onverminderd de bepalingen van het eerste lid, verstrekt de EIB onbewerkte gegevens aan het Europees Parlement in dezelfde vorm en binnen dezelfde termijn als aan de Commissie (uiterlijk op 31 maart van het jaar waarin het betreffende EFSI-verslag moet verschijnen).
2.3. Het EIAH-verslag en het EFSI-verslag worden opgesteld in het Engels.
Artikel 3
EFSI-evaluatierapporten
3.1. Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de EFSI-verordening evalueert de EIB uiterlijk op 5 januari 2017 de werking van het EFSI en dient zij haar evaluatie in bij het Europees Parlement.
3.2. Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van de EFSI-verordening publiceert de EIB uiterlijk op 30 juni 2018 en vervolgens om de drie jaar een uitvoerig verslag over de werking van het EFSI, dat een beoordeling van het effect van het EFSI op de investeringen in de Unie, het scheppen van werkgelegenheid en de toegang tot financiering voor kmo's en midcapbedrijven omvat.
3.3. Overeenkomstig artikel 18, lid 5, van de EFSI-verordening verstrekt de EIB tijdig al haar onafhankelijke evaluatierapporten, en zorgt zij ervoor dat het EIF ook zijn rapporten verstrekt, waarin het effect en de praktische resultaten van de specifieke activiteiten van de EIB en het EIF uit hoofde van deze verordening worden beoordeeld.
De beoordeling van de behoefte aan dergelijke onafhankelijke evaluaties, naast degene die in de leden 1 en 2 worden genoemd, evenals de beslissing over de timing van deze onafhankelijke beoordelingen, komen volledig toe aan de EIB of in voorkomend geval het EIF.
3.4. De in dit artikel bedoelde evaluatierapporten worden onmiddellijk na hun goedkeuring door de EIB of in voorkomend geval door het EIF, aan het Europees Parlement bezorgd.
3.5. De in dit artikel bedoelde evaluatierapporten worden opgesteld in het Engels.
Artikel 4
Verslaglegging over wijzigingen van de EFSI-overeenkomst
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder i), van de EFSI-verordening, omvat de tussen de Commissie en de EIB gesloten overeenkomst betreffende het beheer van het EFSI en betreffende de verlening van de EU-garantie (de „EFSI-overeenkomst”) voor die partijen de verplichting om aan het Europees Parlement verslag uit te brengen over wijzigingen van de EFSI-overeenkomst.
Artikel 5
Besluiten van het investeringscomité
5.1. Overeenkomstig artikel 7, lid 12, derde alinea, van de EFSI-verordening, bezorgt de EIB het Europees Parlement een lijst met alle besluiten van het investeringscomité van het EFSI waarmee het gebruik van de EU-garantie wordt afgewezen.
5.2. De EIB verstrekt deze lijst twee keer per jaar, uiterlijk op 31 maart en op 30 september, aan het Europees Parlement.
5.3. Voor de door de EIB overeenkomstig artikel 5, lid 1 aan het Europees Parlement verstrekte informatie gelden strikte vertrouwelijkheidsvereisten, en de informatie wordt door het Europees Parlement overeenkomstig artikel 10 behandeld.
5.4. Onverminderd artikel 5, lid 3, bezorgt de EIB het Europees Parlement alle besluiten van het investeringscomité van het EFSI over het gebruik van de garantie zodra ze beschikbaar zijn. In de lijst van de besluiten waarmee het gebruik van de EU-garantie wordt goedgekeurd, neemt de EIB waar mogelijk informatie op over de verrichtingen, met name een beschrijving, de identiteit van de projectontwikkelaar of financiële intermediair en de doelstellingen van het project dat door de EIB in het kader van het EFSI wordt ondersteund. Voor commercieel gevoelige besluiten bezorgt de EIB de besluiten en de informatie over de projectontwikkelaars of financiële intermediairs op de datum waarop de relevante financiering tot een einde komt, of op een eerdere datum indien er geen sprake meer is van commerciële gevoeligheid.
5.5. Overeenkomstig artikel 7, lid 12, tweede alinea, van de EFSI-verordening, worden de besluiten van het investeringscomité van het EFSI waarmee het gebruik van de EU-garantie wordt goedgekeurd, openbaar en toegankelijk gemaakt.
Artikel 6
Veranderingen aan de sectorale of geografische concentratielimieten van het EFSI-portfolio
6.1. Indien het bestuur besluit de indicatieve sectorale of geografische concentratielimieten voor het EFSI-portfolio te wijzigen, dient het dat besluit overeenkomstig punt 8 van bijlage II bij de EFSI-verordening toe te lichten aan het Europees Parlement.
6.2. Overeenkomstig artikel 7, lid 3, tweede alinea, van de EFSI-verordening, worden de notulen van de vergaderingen van het bestuur gepubliceerd zodra ze zijn goedgekeurd door het bestuur. Deze notulen worden, samen met de schriftelijke toelichting van het bestuur met betrekking tot de in artikel 6, lid 1 bedoelde wijzigingen, bezorgd aan het Europees Parlement zodra ze beschikbaar zijn, in geen geval later dan de publicatie van de notulen.
AFDELING II
AD-HOCVERSLAGLEGGING EN BEANTWOORDEN VAN VRAGEN
Artikel 7
Ad-hocverslaglegging, hoorzittingen en andere vergaderingen
7.1. Overeenkomstig artikel 17, lid 4, van de EFSI-verordening neemt de president van de EIB op verzoek van de bevoegde commissies van het Europees Parlement deel aan minstens één hoorzitting van het Europees Parlement die betrekking heeft op de onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB. De bevoegde commissies van het Europees Parlement en de EIB leggen gezamenlijk een datum vast voor deze hoorzitting, die in de loop van het daaropvolgende jaar moet plaatsvinden.
7.2. Ingevolge vragen die door het Europees Parlement aan de EIB worden gericht met betrekking tot onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB, kunnen de bevoegde commissies van het Europees Parlement de president van de EIB uitnodigen op bijkomende ad-hocvergaderingen over dergelijke aangelegenheden.
De bevoegde commissies van het Europees Parlement en de EIB leggen gezamenlijk een datum voor deze ad-hocvergaderingen vast, zo snel mogelijk en ten laatste vijf weken na het verzoek van de bevoegde commissies van het Europees Parlement.
Overeenkomstig de relevante bepalingen van het Reglement van het Europese Parlement kunnen die hoorzittingen en ad-hocvergaderingen vertrouwelijk zijn.
7.3. Op verzoek van de president van de EIB of van de voorzitter van de bevoegde commissie van het Europees Parlement en met wederzijdse instemming kan het hoger leidinggevend personeel van de EIB of het EIF de hoorzittingen en de ad-hocvergaderingen, met inbegrip van de in artikel 7, leden 1 en 2, bedoelde vertrouwelijke vergaderingen, bijwonen.
7.4. Op verzoek van de voorzitter van de bevoegde commissie van het Europees Parlement, naar aanleiding van vragen van het Europees Parlement met betrekking tot onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB, kunnen de bevoegde commissies van het Europees Parlement leidinggevende personeelsleden van de EIB uitnodigen voor ad-hocgedachtewisselingen in dit verband op een door beide partijen overeengekomen datum.
Overeenkomstig de relevante bepalingen van het Reglement van het Europese Parlement kunnen deze ad-hocgedachtewisselingen vertrouwelijk zijn.
7.5. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de EFSI-verordening, brengt de algemeen directeur van het EFSI, op verzoek van de bevoegde commissies van het Europees Parlement, verslag uit over de prestaties van het EFSI, onder meer door deel te nemen aan hoorzittingen voor het Europees Parlement.
De bevoegde commissies van het Europees Parlement en de algemeen directeur van het EFSI leggen gezamenlijk een datum voor deze hoorzittingen vast, zo snel mogelijk en in ieder geval binnen vijf weken na het verzoek van de bevoegde commissies van het Europees Parlement.
Deze verslaglegging door de algemeen directeur van het EFSI aan het Europees Parlement over de prestaties van het EFSI kan gebeuren in de vorm van ad-hocvergaderingen met de bevoegde commissies van het Europees Parlement, op verzoek van een bevoegde commissie, op een door beide partijen overeengekomen datum.
Overeenkomstig de relevante bepalingen van het Reglement van het Europese Parlement kunnen deze hoorzittingen en ad-hocvergaderingen vertrouwelijk zijn.
7.6. Op een gemotiveerd verzoek van de algemeen directeur van het EFSI of van de voorzitter van de bevoegde commissie van het Europees Parlement en met wederzijdse instemming, kan het hoger leidinggevend personeel van de EIB of het EIF de hoorzittingen en de ad-hocvergaderingen, met inbegrip van de in artikel 7, lid 5 bedoelde vertrouwelijke vergaderingen, bijwonen.
Artikel 8
Antwoorden op vragen
8.1. Overeenkomstig artikel 17, lid 4, van de EFSI-verordening antwoordt de president van de EIB, op verzoek van de bevoegde commissies van het Europees Parlement, mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement aan de EIB gestelde vragen betreffende de onder de EFSI-verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB.
8.2. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de EFSI-verordening antwoordt de algemeen directeur van het EFSI mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement tot het EFSI gerichte vragen.
8.3. Het Europees Parlement richt alle vragen overeenkomstig artikel 8, lid 1, aan de voorzitter van de EIB via de voorzitter van de bevoegde commissie van het Europees Parlement. Het richt alle vragen overeenkomstig artikel 8, lid 2, aan de algemeen directeur van het EFSI via de voorzitter van de bevoegde commissie van het Europees Parlement en het secretariaat van het EFSI.
8.4. Alle vragen die het Europees Parlement overeenkomstig artikel 8, lid 1, aan de president van de EIB of overeenkomstig artikel 8, lid 2, aan de algemeen directeur van het EFSI richt, worden zo snel mogelijk beantwoord, en in elk geval binnen vijf weken na ontvangst van de vraag.
Mondelinge antwoorden op vragen die door het Europees Parlement op grond van artikel 8, lid 1, aan de president van de EIB of op grond van artikel 8, lid 2, aan de algemeen directeur van het EFSI worden gericht, kunnen in de vorm van ad-hocvergaderingen gebeuren, zoals bepaald in artikel 7, lid 2, en in artikel 7, lid 5, derde alinea.
AFDELING III
SELECTIEPROCEDURES
Artikel 9
Selectieprocedure voor algemeen directeur en adjunct-algemeen-directeur
9.1. De EIB stelt de selectiecriteria voor de algemeen directeur en adjunct-algemeen-directeur van het EFSI vast in overeenstemming met de EFSI-verordening, onder meer de vereiste evenwichtige combinatie van vaardigheden, kennis en ervaring, met als doel de bevordering van de hoogste normen en de waarborging van diversiteit, waaronder genderdiversiteit.
9.2. De EIB brengt de relevante commissies van het Europees Parlement twee weken voor de publicatie van die vacature op de hoogte, en geeft toelichting bij de open selectieprocedure die de EIB zal toepassen.
9.3. De EIB brengt de relevante commissies van het Europees Parlement op de hoogte van de samenstelling van de groep sollicitanten — aantal sollicitaties, mix van beroepsvaardigheden, uitsplitsing naar geslacht en nationaliteit — en van de methode om de sollicitanten te screenen. Die screening moet leiden tot een shortlist van minstens twee potentiële kandidaten, die de EIB voorstelt aan haar bestuur.
9.4. De EIB bezorgt de relevante commissies van het Europees Parlement de shortlist van kandidaten. Dat doet zij minstens drie weken voordat het bestuur de definitieve kandidaat kiest.
9.5. De relevante commissies van het Europees Parlement mogen vragen over de selectiecriteria of de shortlist, of beide, indienen binnen een week nadat ze de shortlist van kandidaten hebben ontvangen. De EIB verstrekt binnen twee weken een schriftelijk antwoord.
9.6. De goedkeuringsprocedure bestaat uit de volgende etappes:
a) |
de EIB doet de namen van de voorgestelde algemeen directeur en adjunct-algemeen-directeur samen met een schriftelijke toelichting op de redenen voor die selectie aan het Parlement toekomen; |
b) |
het Europees Parlement organiseert zo snel mogelijk en ten laatste na vier weken een hoorzitting met de kandidaat voor elke functie; |
c) |
het Europees Parlement besluit om de voorstellen al dan niet goed te keuren door middel van een stemming over een ontwerpresolutie in elke relevante commissie, gevolgd door een stemming ter goedkeuring of verwerping van deze resolutie, binnen een termijn van zes weken na de voorstellen. |
9.7. Na goedkeuring door het Europees Parlement benoemt de president van de EIB de algemeen directeur en de adjunct-algemeen-directeur in overeenstemming met wat in de EFSI-verordening is bepaald.
9.8. Indien het Europees Parlement een voorstel van de EIB niet goedkeurt, kan de EIB uit de bestaande kandidatenlijst putten of een nieuwe selectieprocedure organiseren.
9.9. De EIB brengt het Europees Parlement onverwijld op de hoogte van een aftreden, ontslag, tijdelijke vervanging of wanneer een vacature vrijkomt in de governancestructuur van het EFSI.
AFDELING IV
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 10
Vertrouwelijkheid
10.1. Gezien de vertrouwelijke of commercieel gevoelige aard van bepaalde in de context van deze overeenkomst uitgewisselde informatie beloven de partijen om geen in dit verband ontvangen vertrouwelijke informatie te onthullen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere partij.
Dat geldt echter niet voor mededeling van informatie die is vereist op grond van wetgeving, regelgeving, verdragen of rechterlijke bevelen van een rechtbank met jurisdictie ter zake, en laat de relevante bepalingen van de EFSI-verordening over transparantie en openbaarmaking van informatie onverlet.
Voor de toepassing van deze overeenkomst is „vertrouwelijke informatie” alle informatie in schriftelijke of een andere permanente vorm (ook digitaal) die duidelijk als vertrouwelijk is geïdentificeerd.
Bij het aanmerken van informatie als vertrouwelijke informatie leeft de EIB het transparantiebeleid na zoals dat op haar website is gepubliceerd op het moment dat de informatie aan het Europees Parlement wordt verstrekt.
10.2. Het Europees Parlement verwerkt en beschermt vertrouwelijke informatie die de EIB uit hoofde van deze overeenkomst verstrekt, in overeenstemming met de relevante bepalingen van zijn Reglement, en met name artikel 210 bis (Procedure voor de raadpleging door een commissie van door het Parlement ontvangen vertrouwelijke informatie) en het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 15 april 2013 over de regels voor de behandeling van vertrouwelijke informatie door het Europees Parlement (4), met betrekking tot „andere vertrouwelijke informatie” (zoals daarin gedefinieerd).
10.3. Overeenkomstig de relevante bepalingen van zijn Reglement houdt het Europees Parlement een lijst bij van personen die vertrouwelijke informatie verwerken.
10.4. Het Europees Parlement en de EIB houden elkaar op de hoogte van de instelling en uitkomst van gerechtelijke, bestuurlijke of andere procedures waarin een derde verzoekt om inzage in vertrouwelijke informatie die door de EIB aan het Europees Parlement is verstrekt.
Artikel 11
Voorbereidende vergaderingen op technisch niveau
11.1. Ter voorbereiding van gedachtewisselingen, hoorzittingen of andere in deze overeenkomst vastgestelde interactievormen worden vergaderingen op technisch niveau belegd indien het Europees Parlement of de EIB hierom verzoekt.
11.2. Vergaderingen op technisch niveau worden gehouden ten minste één week vóór de gedachtewisseling, hoorzitting of een andere interactievorm waarop ze betrekking hebben.
Artikel 12
Taalregeling
Elk verzoek van het Europees Parlement overeenkomstig deze overeenkomst mag aan de EIB worden gericht in eender welke officiële taal van de Unie. De EIB antwoordt in het Engels.
Artikel 13
Slotbepalingen
13.1. De partijen beoordelen de praktische uitvoering van deze overeenkomst periodiek en doen een evaluatie zodra de verordening tot verlenging van de duur van het EFSI in werking treedt en opnieuw op 30 juni 2019, in het licht van de praktische ervaring met de tenuitvoerlegging.
13.2. Deze overeenkomst treedt in werking de dag na die van de ondertekening ervan.
13.3. Deze overeenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 mei 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Gedaan te Luxemburg, 3 april 2017.
Voor de Europese Investeringsbank
De president
W. HOYER
(1) PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1.
(2) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(3) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(4) PB C 96, 1.4.2014, blz. 1.
VERORDENINGEN
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/9 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/854 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2017
tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam „Darnibole” (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam „Darnibole” onderzocht door de Commissie en vervolgens in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). |
(2) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EG) nr. 1308/2013. |
(3) |
De naam „Darnibole” moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam „Darnibole” (BOB) wordt beschermd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB C 457 van 8.12.2016, blz. 3.
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/10 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/855 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof diflubenzuron
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, eerste alternatief, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2008/69/EG van de Commissie (2) is diflubenzuron in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen als werkzame stof. |
(2) |
De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4). |
(3) |
Overeenkomstig Richtlijn 2010/39/EU van de Commissie (5) moest de aanvrager op wiens verzoek diflubenzuron in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad is opgenomen, bevestigende informatie over de potentiële toxicologische relevantie van de onzuiverheid en metaboliet 4-chlooraniline (PCA) verstrekken. |
(4) |
De aanvrager heeft die informatie binnen de voor de indiening vastgestelde termijn bij de lidstaat-rapporteur, Zweden, ingediend. |
(5) |
Zweden heeft de door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld. Op 20 december 2011 heeft Zweden zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). |
(6) |
De Commissie heeft de EFSA geraadpleegd en die heeft op 7 september 2012 (6) haar conclusie over de risicobeoordeling van de bevestigende informatie voor diflubenzuron gepresenteerd. De EFSA heeft haar standpunt over diflubenzuron aan de aanvrager meegedeeld, en de Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het evaluatieverslag in te dienen. Het ontwerpbeoordelingsverslag, het addendum en de conclusie van de Autoriteit zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor diflubenzuron. |
(7) |
Hoewel de resultaten van genotoxiciteitsstudies hebben aangetoond dat PCA een in vivo genotoxische stof is, en PCA een kankerverwekkende stof is, zijn geen mogelijke genotoxische en kankerverwekkende effecten waargenomen in studies die een passend diermodel gebruiken voor de menselijke blootstelling aan diflubenzuron, en dus aan PCA als onzuiverheid en metaboliet. In het licht van de door de aanvrager ingediende informatie is de Commissie van mening dat de vereiste bevestigende informatie is verstrekt. |
(8) |
Gezien de op basis van de bevestigende informatie vastgestelde genotoxische eigenschappen van PCA en gezien de kankerverwekkende eigenschappen van PCA en het ontbreken van een drempelwaarde voor aanvaardbare blootstelling heeft de EFSA in haar conclusie echter een nieuw risico met betrekking tot de mogelijke blootstelling aan PCA als residu vastgesteld. |
(9) |
De Commissie is begonnen met een herziening van de goedkeuring van de werkzame stof diflubenzuron. De Commissie was van oordeel dat er, in het licht van de nieuwe wetenschappelijke en technische kennis die hierboven is beschreven, aanwijzingen waren dat de goedkeuring van de werkzame stof diflubenzuron niet meer voldeed aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 met betrekking tot mogelijke schadelijke effecten op de gezondheid van de mens door blootstelling aan PCA als residu. Zij heeft aanvrager verzocht informatie te verstrekken met betrekking tot de mogelijke blootstelling aan PCA als residu en, indien die blootstelling wordt bevestigd, een inschatting van de potentiële toxicologische relevantie. |
(10) |
De aanvrager heeft die informatie binnen de voor de indiening vastgestelde termijn bij Zweden ingediend. |
(11) |
Zweden heeft de door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld. Het heeft zijn beoordeling in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag op 23 juli 2014 voorgelegd aan de andere lidstaten, de Commissie en de EFSA. |
(12) |
De Commissie heeft de EFSA geraadpleegd en die heeft op 11 december 2015 (7) haar conclusie over de risicobeoordeling van de voor de herziening van de goedkeuring van diflubenzuron ingediende informatie gepresenteerd. De EFSA heeft haar standpunt over diflubenzuron aan de aanvrager meegedeeld. |
(13) |
De Commissie is van mening dat uit de tijdens het evaluatieproces ingediende informatie niet blijkt dat het risico van de mogelijke blootstelling van de consumenten aan PCA als residu aanvaardbaar is. Zo is met name in sommige planten en veestapels de aanwezigheid van PCA in de metabole route aangetoond en kon deze in andere niet worden uitgesloten. Bovendien hebben studies een aanzienlijke transformatie van diflubenzuronresiduen naar PCA aangetoond in omstandigheden die gelijkaardig of identiek zijn aan sterilisatieprocessen voor levensmiddelen, en een dergelijke transformatie kon niet worden uitgesloten bij huishoudelijke bereiding. |
(14) |
Gezien de genotoxische en kankerverwekkende eigenschappen van PCA en het ontbreken van een drempelwaarde voor aanvaardbare blootstelling is niet aangetoond dat de blootstelling van consumenten aan PCA als residu, na een toepassing die in overeenstemming is met goede gewasbeschermingspraktijken, geen schadelijke gevolgen heeft. Aangezien geen toxicologische referentiewaarden voor PCA kunnen worden vastgesteld en er dus geen veilige residugehalten kunnen worden vastgesteld, moet elke blootstelling van de consument aan PCA worden voorkomen. |
(15) |
De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het evaluatieverslag in te dienen. De opmerkingen van de aanvrager hebben de bezwaren inzake de veiligheid van de consument bij blootstelling aan PCA niet kunnen wegnemen. |
(16) |
Het ontwerpbeoordelingsverslag, het addendum en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders onderzocht en op 23 maart 2017 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor diflubenzuron. |
(17) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat de blootstelling van consumenten aan PCA alleen kan worden uitgesloten door het opleggen van verdere beperkingen. Het gebruik van diflubenzuron moet met name worden beperkt tot niet-eetbare gewassen, en gewassen die met diflubenzuron zijn behandeld mogen niet in de voedsel- en voederketen terechtkomen. Om de blootstelling van de consumenten aan PCA tot een minimum te beperken, is het dus passend de gebruiksvoorwaarden van diflubenzuron te wijzigen. |
(18) |
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(19) |
De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die diflubenzuron bevatten, te wijzigen of in te trekken. |
(20) |
Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die diflubenzuron bevatten, moet die periode uiterlijk 15 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen. |
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De tekst in de zevende kolom (Specifieke bepalingen) van vermelding 174 (diflubenzuron) in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:
„Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide op niet-eetbare gewassen.
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over diflubenzuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan, zoals dat op 23 maart 2017 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is gewijzigd.
Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
— |
de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, die bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd; |
— |
de bescherming van in het water levende organismen, op het land levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen, met inbegrip van bijen; |
— |
de mogelijke onbedoelde blootstelling van voedsel- en voedergewassen aan diflubenzuron als gevolg van gebruik op niet-eetbare gewassen (bijvoorbeeld via verwaaiing); |
— |
de bescherming van werknemers, omwonenden en omstanders. |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat met diflubenzuron behandelde gewassen niet in de voedsel- en voederketen terechtkomen.
De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, passende risicobeperkende maatregelen omvatten.”.
Artikel 2
Overgangsmaatregelen
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten de lidstaten indien nodig de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die diflubenzuron als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 8 september 2017 wijzigen of intrekken.
Artikel 3
Respijtperiode
Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 8 september 2018 aflopen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Richtlijn 2008/69/EG van de Commissie van 1 juli 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde clofentezine, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, imazaquin, lenacil, oxadiazon, picloram en pyriproxyfen op te nemen als werkzame stoffen (PB L 172 van 2.7.2008, blz. 9).
(3) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(5) Richtlijn 2010/39/EU van de Commissie van 22 juni 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de specifieke bepalingen betreffende de werkzame stoffen clofentezine, diflubenzuron, lenacil, oxadiazon, picloram en pyriproxyfen (PB L 156 van 23.6.2010, blz. 7).
(6) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of confirmatory data submitted for the active substance diflubenzuron. EFSA Journal 2012;10(9):2870; 26 blz.; doi:10.2903/j.efsa.2012.2870. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm
(7) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Conclusion on the peer review on the review of the approval of the active substance diflubenzuron regarding the metabolite PCA. EFSA Journal 2015;13(8):4222. [30 blz.] doi:10.2903/j.efsa.2015.4222. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/856 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof fluroxypyr
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 736/2011 van de Commissie (2) is fluroxypyr goedgekeurd als werkzame stof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009, op voorwaarde dat de betrokken lidstaten er zorg voor dragen dat de aanvrager op wiens verzoek fluroxypyr is goedgekeurd, nadere bevestigende informatie indient over zes specifieke punten, waaronder de relevantie van de aanwezige onzuiverheden in de technische specificaties. |
(2) |
Op 25 juni 2012 en 5 september 2013 heeft de aanvrager binnen de voor indiening vastgestelde termijn bij de lidstaat-rapporteur, Ierland, aanvullende informatie ingediend om daarmee aan de vereisten van bevestigende gegevens te voldoen. |
(3) |
Ierland heeft de door de aanvrager verstrekte aanvullende informatie beoordeeld. Op 22 december 2014 heeft Ierland zijn eigen beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en hen verzocht opmerkingen te formuleren over die beoordeling. |
(4) |
De EFSA heeft op 22 juli 2015 een technisch verslag (3) met een samenvatting van het resultaat van dit overleg over fluroxypyr bekendgemaakt. |
(5) |
Het ontwerpbeoordelingsverslag, het addendum en het technisch verslag zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders onderzocht en op 23 maart 2017 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor fluroxypyr. |
(6) |
De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het evaluatieverslag van de Commissie voor fluroxypyr in te dienen. |
(7) |
N-methyl-2-pyrrolidon (NMP) is krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) ingedeeld als giftig voor de voortplanting, categorie 1B, en heeft een algemene concentratiegrens van 0,3 %. De aanwezigheid van NMP in het technische materiaal in concentraties kleiner dan 3 g/kg zou hoogstwaarschijnlijk geen enkel risico voor de consument inhouden. De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat uit de verstrekte aanvullende informatie is gebleken dat het vastgestelde maximumniveau voor de toxicologisch relevante onzuiverheid NMP lager moet zijn dan 3 g/kg (< 0,3 %) in het technische materiaal. |
(8) |
Om een hoog beschermingsniveau voor de consumenten te waarborgen, is het daarom passend een maximumgehalte voor deze onzuiverheid in de commercieel vervaardigde werkzame stof vast te stellen. |
(9) |
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (5) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die fluroxypyr bevatten, te wijzigen of in te trekken. |
(11) |
Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die fluroxypyr bevatten, moet deze periode uiterlijk op 8 september 2018 aflopen. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Overgangsmaatregelen
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten de lidstaten indien nodig de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die fluroxypyr als de werkzame stof bevatten, uiterlijk op 8 september 2017 wijzigen of intrekken.
Artikel 3
Respijtperiode
Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 8 september 2018 aflopen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 736/2011 van de Commissie van 26 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof fluroxypyr overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 195 van 27.7.2011, blz. 37).
(3) EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2015. Technical report on the outcome of the consultation with Member States, the applicant and EFSA on the pesticide risk assessment for fluroxypyr in light of confirmatory data. EFSA supporting publication 2015:EN-857; 43 blz.
(4) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE
De kolom „Zuiverheid” van rij 9, fluroxypyr, in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:
„≥ 950 g/kg (fluroxypyr-meptyl)
De volgende bij de vervaardiging gevormde onzuiverheid is uit toxicologisch oogpunt van belang en mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in het technische materiaal:
N-methyl-2-pyrrolidon (NMP): < 3 g/kg”.
De kolom „Specifieke bepalingen” van rij 9, fluroxypyr, in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:
„DEEL A
De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.
DEEL B
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over fluroxypyr (met name de aanhangsels I en II) dat op 23 maart 2017 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is afgerond.
Bij de algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
— |
de potentiële verontreiniging van het grondwater met de metaboliet fluroxypyrpyridinol, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in regio's met alkalische of kwetsbare bodem of met kwetsbare klimaatomstandigheden; |
— |
het risico voor in het water levende organismen. |
De toelatingsvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.”.
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/17 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/857 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
104,0 |
TN |
158,2 |
|
TR |
94,0 |
|
ZZ |
118,7 |
|
0709 93 10 |
TR |
132,4 |
ZZ |
132,4 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
49,9 |
MA |
59,7 |
|
TR |
41,8 |
|
ZA |
88,5 |
|
ZZ |
60,0 |
|
0805 50 10 |
AR |
123,2 |
TR |
65,0 |
|
ZA |
207,1 |
|
ZZ |
131,8 |
|
0808 10 80 |
AR |
118,7 |
BR |
119,2 |
|
CL |
133,7 |
|
CN |
130,6 |
|
NZ |
152,0 |
|
US |
107,1 |
|
ZA |
99,8 |
|
ZZ |
123,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/19 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/858 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2017
betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de negende deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend. |
(2) |
In het licht van de inschrijvingen die voor de negende deelinschrijving zijn ontvangen, dient geen minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de negende deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 16 mei 2017 moesten zijn ingediend, wordt geen minimumverkoopprijs vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).
BESLUITEN
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/20 |
BESLUIT (EU) 2017/859 VAN DE RAAD
van 11 mei 2017
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 02.03.01 Interne markt en Begrotingsonderdeel 02.03.04 Instrumenten voor het bestuur van de interne markt)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij die overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd. |
(3) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden. |
(4) |
Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst bij uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde acties van de Unie met betrekking tot de werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten voort te zetten. |
(5) |
Voorts moet de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst worden uitgebreid tot uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde acties van de Unie met betrekking tot instrumenten voor het bestuur van de interne markt. |
(6) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2017 mogelijk te maken. |
(7) |
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 11 mei 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
R. GALDES
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
ONTWERP
BESLUIT Nr. …/2017 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
van …
tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst bij uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde acties van de Unie met betrekking tot de werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten voort te zetten. |
(2) |
Voorts moet de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst worden uitgebreid tot uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde acties van de Unie met betrekking tot instrumenten voor het bestuur van de interne markt. |
(3) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2017 mogelijk te maken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 7 van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In lid 12 worden de woorden „het boekjaar 2016” vervangen door de woorden „de boekjaren 2016 en 2017”. |
2) |
Het volgende lid wordt toegevoegd:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (*1).
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(*1) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/23 |
BESLUIT (EU) 2017/860 VAN DE RAAD
van 11 mei 2017
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 33.02.03.01)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij die overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd. |
(3) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden. |
(4) |
Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst voort te zetten in uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde EU-acties met betrekking tot het vennootschapsrecht. |
(5) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2017 mogelijk te maken. |
(6) |
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 11 mei 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
R. GALDES
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
ONTWERP
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …/2017
van …
tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-Overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst voort te zetten in uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde EU-acties met betrekking tot het vennootschapsrecht. |
(2) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2017 mogelijk te maken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 7, lid 13, van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst worden de woorden „het boekjaar 2016” vervangen door de woorden „de boekjaren 2016 en 2017”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (1).
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(1) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/25 |
BESLUIT (EU) 2017/861 VAN DE RAAD
van 11 mei 2017
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst, betreffende producten die zijn genoemd in artikel 8, lid 3, onder b), van de overeenkomst
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Krachtens artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 3 bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd. Dat protocol stelt specifieke handelsregelingen tussen de partijen bij de overeenkomst vast voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten. |
(3) |
Artikel 2, lid 2, van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst bepaalt dat de in de bijlagen bij tabel I van dat protocol opgenomen douanerechten door het Gemengd Comité van de EER kunnen worden aangepast, rekening houdend met wederzijdse concessies. IJsland en de Europese Unie zijn overeengekomen de invoerrechten voor bepaalde producten die zijn opgenomen in Protocol 3 bij de EER-overeenkomst, af te schaffen. Deze concessies zullen alleen gelden voor producten die respectievelijk uit de Europese Unie en uit IJsland van oorsprong zijn, zoals bedoeld in de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels. |
(4) |
Protocol 3 bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst, betreffende in artikel 8, lid 3, onder b), van de overeenkomst bedoelde producten, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 11 mei 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
R. GALDES
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
ONTWERP
BESLUIT Nr. …/2017 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
van …
tot wijziging van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst, betreffende producten die zijn genoemd in artikel 8, lid 3, onder b), van de overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Protocol 3 bij de EER-overeenkomst stelt specifieke handelsregelingen tussen de partijen bij de overeenkomst vast voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten. |
(2) |
Artikel 2, lid 2, van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst bepaalt dat de in de bijlagen bij tabel I van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst opgenomen douanerechten door het Gemengd Comité van de EER kunnen worden aangepast, rekening houdend met wederzijdse concessies. IJsland en de Europese Unie zijn overeengekomen de invoerrechten voor bepaalde producten die zijn opgenomen in Protocol 3 bij de EER-overeenkomst, af te schaffen. Deze concessies zullen alleen gelden voor producten die respectievelijk uit de Europese Unie en uit IJsland van oorsprong zijn, zoals bedoeld in de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels. |
(3) |
Protocol 3 bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Protocol 3 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in artikel 2 wordt aan het einde van lid 1 de volgende alinea toegevoegd: „Op de producten opgenomen in tabel I, van oorsprong uit IJsland of de Europese Unie, overeenkomstig de bepalingen van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, zijn de douanerechten van toepassing overeenkomstig respectievelijk punt 4 bis van bijlage I bij tabel I en punt 1 bis van bijlage II bij tabel I.”; |
2) |
bijlage I bij tabel I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit; |
3) |
bijlage II bij tabel I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking, ofwel op […], mits alle kennisgevingen zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst hebben plaatsgevonden (*1), ofwel op dezelfde dag als de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en IJsland over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (1), indien dat later is.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(*1) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
(1) PB x xxx, xx.xx.xx, blz. xx.
BIJLAGE I
Bijlage I bij tabel I van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
na lid 4 wordt het volgende lid toegevoegd:
|
2) |
lid 8 wordt vervangen door:
|
BIJLAGE II
Bijlage II bij tabel I van Protocol 3 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
na lid 1 wordt het volgende lid toegevoegd:
|
2) |
lid 2 wordt vervangen door:
|
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/55 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/862 VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2017
tot vastlegging van de veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificeringvoorwaarden voor het opnieuw binnenbrengen van voor wedstrijden geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer naar Turkmenistan, tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 93/195/EEG wat betreft de vermelding voor Turkmenistan en tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de vermelding voor Turkmenistan in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden in de Unie mogen worden ingevoerd
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 3207)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name artikel 12, leden 1 en 4, artikel 16, lid 2, en artikel 19, onder a) en b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2009/156/EG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van levende paardachtigen in de Unie. Volgens die richtlijn is de invoer in de Unie van paardachtigen slechts toegestaan uit derde landen die aan bepaalde veterinairrechtelijke voorschriften voldoen. |
(2) |
Bijlage I bij Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (2) bevat lijsten van derde landen die zijn toegewezen aan de gezondheidscategorieën A tot en met E. Bijlage VII bij die beschikking bevat, onder andere, een model van het gezondheidscertificaat voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer van minder dan zestig dagen met het oog op deelneming aan de paardensportevenementen van de Asian Games en de Endurance World Cup. |
(3) |
De paardensportevenementen van de Asian Indoor and Martial Arts Games 2017 zullen plaatsvinden in Asjchabad, Turkmenistan, van 17 tot en met 27 september 2017 onder toezicht van de Internationale Ruitersportfederatie. |
(4) |
Teneinde toe te staan dat voor wedstrijden geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer met het oog op deelname aan de Asian Indoor and Martial Arts Games opnieuw in de Unie binnengebracht kunnen worden, en om te voorzien in een modelgezondheidscertificaat voor dergelijke geregistreerde paarden, is het noodzakelijk Turkmenistan op te nemen in de passende gezondheidscategorie van bijlage I bij die beschikking en om te bepalen dat die paarden slechts opnieuw in de Unie mogen worden binnengebracht indien zij vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage VII bij Beschikking 93/195/EEG. |
(5) |
Beschikking 93/195/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG van de Commissie (3) bevat een lijst van derde landen of delen daarvan waar regionaliseringsmaatregelen van toepassing zijn, waaruit de lidstaten de invoer van paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's daarvan toestaan en bepaalt de invoervoorwaarden. |
(7) |
Om als gastheer te kunnen optreden tijdens de paardensportevenementen van de Asian Indoor and Martial Arts Games 2017 hebben de bevoegde autoriteiten van Turkmenistan verzocht om erkenning van een paardenziektevrije zone in een deel van het grondgebied van het land, in het zuiden van de regio Akhal, gedurende een beperkte periode. |
(8) |
In februari 2017 hebben de diensten van de Commissie deelgenomen aan een missie die door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) in Turkmenistan is uitgevoerd om het land te helpen bij de afronding van de oprichting van de paardenziektevrije zone, die wordt gevormd door een kernzone die is ingebed in een toezichtsgebied. |
(9) |
De bevoegde autoriteiten van Turkmenistan hebben een aantal garanties verstrekt, met name wat betreft de in hun land geldende meldingsplicht voor de in bijlage I bij Richtlijn 2009/156/EG vermelde ziekten, en hebben zich ertoe verbonden volledig aan artikel 12, lid 2, onder f), van die richtlijn te voldoen wat betreft de onmiddellijke kennisgeving van ziekten aan de Commissie en de lidstaten. |
(10) |
In Turkmenistan hebben zich nog nooit gevallen van Afrikaanse paardenpest, Venezolaanse paardenencefalomyelitis en vesiculaire stomatitis voorgedaan. Het laatste bij de OIE gemelde geval van dourine dateert uit 2010. Er zijn gedurende ten minste drie jaar geen gevallen van kwade droes gemeld, als vereist door de OIE voor landen die beweren vrij te zijn van die ziekte. |
(11) |
Turkmenistan heeft een uitgebreid serologisch onderzoek uitgevoerd op de paardenpopulatie in het land en met name in het toezichtsgebied van de paardenziektevrije zone, met in alle gevallen negatieve resultaten voor paardenpest, kwade droes en dourine. Gedurende een periode van zes maanden, die formeel begint op 15 maart 2017, zal de kernzone vrij blijven van paardachtigen totdat de deelnemende paarden worden ingevoerd volgens het overeengekomen quarantaineprotocol. |
(12) |
Om de duurzame bescherming van de gezondheidsstatus van de paardenpopulatie in de paardenziektevrije zone te waarborgen, hebben de Turkmeense autoriteiten zich ertoe verbonden door middel van een nieuwe quarantainevoorziening vlak naast de paardenziektevrije zone controle uit te oefenen op het binnenbrengen van paardachtigen uit bedrijven in andere delen van Turkmenistan of uit bepaalde niet in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG vermelde derde landen. Tijdens deze quarantaine worden de dieren, voordat zij worden binnengebracht, onderworpen aan diergezondheidstests overeenkomstig de EU-invoervoorwaarden. |
(13) |
Rekening houdend met de bevredigende resultaten van de bovengenoemde inspectie en met de door Turkmenistan verstrekte informatie en garanties, is het passend om Turkmenistan op te nemen in de lijst van derde landen in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden in de periode van 10 september tot en met 10 oktober 2017. Tegelijkertijd moet Turkmenistan worden geregionaliseerd voor bepaalde paardenziekten. Uit epidemiologisch oogpunt moet de paardenziektevrije zone in Turkmenistan worden ingedeeld in gezondheidscategorie B in de lijst van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG. |
(14) |
Beschikking 2004/211/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(15) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lidstaten staan het opnieuw binnenbrengen van voor wedstrijden geregistreerde paarden toe na tijdelijke uitvoer naar het deel van het grondgebied van Turkmenistan dat is geregionaliseerd voor de deelname aan de Asian Indoor and Martial Arts Games 2017 in Asjchabad, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model van gezondheidscertificaat in bijlage VII bij Beschikking 93/195/EEG dat naar behoren is ingevuld binnen de termijn die is vermeld in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG.
Artikel 2
Bijlage I bij Beschikking 93/195/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.
Artikel 3
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Het is van toepassing tot en met 31 oktober 2017.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2017.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.
(2) Beschikking 93/195/EEG van de Commissie van 2 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1).
(3) Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG (PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1).
BIJLAGE I
Bijlage I bij Beschikking 93/195/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De lijst van derde landen in gezondheidscategorie B wordt vervangen door: „Australië (AU), Belarus (BY), Montenegro (ME), voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2) (MK), Nieuw-Zeeland (NZ), Servië (RS), Rusland (3) (RU), Turkmenistan (3) (5) (TM), Oekraïne (UA)”. |
2) |
Voetnoot 3 wordt vervangen door:
|
3) |
De volgende voetnoot 5 wordt toegevoegd:
|
BIJLAGE II
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In de tabel wordt, in de alfabetische volgorde van de ISO-codes, de volgende vermelding voor Turkmenistan ingevoegd tussen de vermeldingen voor Thailand en Tunesië:
|
2) |
Het volgende kader 8 wordt toegevoegd:
|
19.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/59 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/863 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2017
tot actualisering van de licentie voor opensourcesoftware EUPL met het oog op de verdere vergemakkelijking van het delen en hergebruiken van software die door overheidsdiensten wordt ontwikkeld
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 9 januari 2007 heeft de Commissie bij Besluit C(2006) 7108 haar goedkeuring gehecht aan de openbare licentie van de Europese Unie (EUPL) v.1.0. |
(2) |
Bij Besluit C(2007) 6774 werd de EUPL v.1.0 gevalideerd in alle officiële talen van de Europese Unie. |
(3) |
Bij Besluit C(2008) 8911 heeft de Europese Commissie een herziene versie van de licentie (EUPL v. 1.1) aangenomen en gevalideerd in alle officiële talen. |
(4) |
Met het oog op de verdere vergemakkelijking van het delen en hergebruiken van software die door overheidsdiensten wordt ontwikkeld in het kader van het gebruik van een licentie voor opensourcesoftware, moet een nieuwe EUPL-versie, EUPL v. 1.2, worden aangenomen. |
(5) |
Een aantal aanpassingen van de formulering en vereenvoudigingen zijn nodig om de licentie in overeenstemming te brengen met officiële benamingen, te komen tot een breder toepassingsgebied, de partijen een zekere flexibiliteit te geven aangaande het toepasselijke recht en de bevoegdheid van het Hof van Justitie te verduidelijken conform het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. |
(6) |
De EUPL bevat een aanhangsel met „verenigbare licenties” die interoperabel zijn met een lijst van andere „gelijk delen”-licenties („share alike”); die lijst moet worden geactualiseerd om rekening te houden met meer recente relevante licenties. |
(7) |
Bijgevolg is een geactualiseerde versie van de EUPL, versie 1.2, opgesteld en ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening moet de tekst ervan in geconsolideerde vorm worden gepresenteerd, |
BESLUIT:
Enig artikel
Een nieuwe versie van de openbare licentie van de Europese Unie (EUPL) — versie 1.2 — wordt vrijgegeven conform de voorwaarden in de bijlage bij dit besluit.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2017.
Voor de Commissie
Günther OETTINGER
Lid van de Commissie
BIJLAGE
OPENBARE LICENTIE VAN DE EUROPESE UNIE v. 1.2.
EUPL © Europese Unie 2007, 2016
Deze openbare licentie van de Europese Unie („EUPL”) is van toepassing op het werk (zoals hieronder gedefinieerd) dat onder de voorwaarden van deze licentie wordt verstrekt. Elk gebruik van het werk dat niet door deze licentie is toegestaan, is verboden (voor zover dit gebruik valt onder een recht van de houder van het auteursrecht op het werk).
Het werk wordt verstrekt onder de voorwaarden van deze licentie wanneer de licentiegever (zoals hieronder gedefinieerd), direct volgend op de kennisgeving inzake het auteursrecht op het werk, de volgende kennisgeving opneemt:
In licentie gegeven krachtens de EUPL
of op een andere wijze zijn bereidheid te kennen heeft gegeven krachtens de EUPL in licentie te geven.
1. Definities
In deze licentie wordt verstaan onder:
— „de licentie”: de onderhavige licentie;
— „het oorspronkelijke werk”: het werk dat of de software die door de licentiegever krachtens deze licentie wordt verspreid of medegedeeld, en dat/die beschikbaar is als broncode en, in voorkomend geval, ook als uitvoerbare code;
— „bewerkingen”: de werken of software die de licentiehouder kan creëren op grond van het oorspronkelijke werk of wijzigingen ervan. In deze licentie wordt niet gedefinieerd welke mate van wijziging of afhankelijkheid van het oorspronkelijke werk vereist is om een werk als een bewerking te kunnen aanmerken; dat wordt bepaald conform het auteursrecht dat van toepassing is in de in artikel 15 bedoelde staat;
— „het werk”: het oorspronkelijke werk of de bewerkingen ervan;
— „de broncode”: de voor mensen leesbare vorm van het werk, die het gemakkelijkste door mensen kan worden bestudeerd en gewijzigd;
— „de uitvoerbare code”: elke code die over het algemeen is gecompileerd en is bedoeld om door een computer als een programma te worden uitgevoerd;
— „de licentiegever”: de natuurlijke of rechtspersoon die het werk krachtens de licentie verspreidt of mededeelt;
— „bewerker(s)”: elke natuurlijke of rechtspersoon die het werk krachtens de licentie wijzigt of op een andere wijze bijdraagt tot de totstandkoming van een bewerking;
— „de licentiehouder” of „u”: elke natuurlijke of rechtspersoon die het werk onder de voorwaarden van de licentie gebruikt;
— „verspreiding” of „mededeling”: het verkopen, geven, uitlenen, verhuren, verspreiden, mededelen, doorgeven, of op een andere wijze online of offline beschikbaar stellen van kopieën van het werk of het verlenen van toegang tot de essentiële functies ervan ten behoeve van andere natuurlijke of rechtspersonen.
2. Draagwijdte van de uit hoofde van de licentie verleende rechten
De licentiegever verleent u hierbij een wereldwijde, royaltyvrije, niet-exclusieve, voor een sublicentie in aanmerking komende licentie, om voor de duur van het aan het oorspronkelijke werk verbonden auteursrecht, het volgende te doen:
— |
het werk in alle omstandigheden en voor ongeacht welk doel te gebruiken; |
— |
het werk te verveelvoudigen; |
— |
het werk te wijzigen en op grond van het werk bewerkingen te ontwikkelen; |
— |
het werk aan het publiek mede te delen, waaronder het recht om het werk of kopieën ervan aan het publiek ter beschikking te stellen of te vertonen, en het werk, in voorkomend geval, in het openbaar uit te voeren; |
— |
het werk of kopieën ervan te verspreiden; |
— |
het werk of kopieën ervan uit te lenen en te verhuren; |
— |
de rechten op het werk of op kopieën ervan in sublicentie te geven. |
Deze rechten kunnen worden uitgeoefend met gebruikmaking van alle thans bekende of nog uit te vinden media, dragers en formaten, voor zover het toepasselijke recht dit toestaat.
In de landen waar immateriële rechten van toepassing zijn, doet de licentiegever afstand van zijn recht op uitoefening van zijn immateriële rechten in de mate die door het toepasselijke recht wordt toegestaan teneinde een doeltreffende uitoefening van de bovenvermelde in licentie gegeven economische rechten mogelijk te maken.
De licentiegever verleent de licentiehouder een royaltyvrij, niet-exclusief gebruiksrecht op alle octrooien van de licentiegever, voor zover dit noodzakelijk is om de uit hoofde van deze licentie verleende rechten op het werk te gebruiken.
3. Mededeling van de broncode
De licentiegever kan het werk verstrekken in zijn broncode of als uitvoerbare code. Indien het werk als uitvoerbare code wordt verstrekt, verstrekt de licentiegever bij elke door hem verspreide kopie van het werk tevens een machinaal leesbare kopie van de broncode van het werk of geeft hij in een mededeling, volgende op de bij het werk gevoegde auteursrechtelijke kennisgeving, de plaats aan waar de broncode gemakkelijk en vrij toegankelijk is, zolang de licentiegever het werk blijft verspreiden of mededelen.
4. Beperkingen van het auteursrecht
Geen enkele bepaling in deze licentie heeft ten doel de licentiehouder het recht te ontnemen een beroep te doen op een uitzondering op of een beperking van de exclusieve rechten van de rechthebbenden op het werk, of op de uitputting van die rechten of andere toepasselijke beperkingen daarvan.
5. Verplichtingen van de licentiehouder
De verlening van de bovenvermelde rechten is onderworpen aan een aantal aan de licentiehouder opgelegde beperkingen en verplichtingen. Het gaat om de onderstaande verplichtingen.
|
Attributierecht: de licentiehouder moet alle auteurs-, octrooi- of merkenrechtelijke kennisgevingen onverlet laten alsook alle kennisgevingen die naar de licentie en de afwijzing van garanties verwijzen. De licentiehouder moet een afschrift van deze kennisgevingen en een afschrift van de licentie bij elke kopie van het werk voegen die hij verspreidt of mededeelt. De licentiehouder moet in elke bewerking duidelijk aangeven dat het werk is gewijzigd, en eveneens de datum van wijziging vermelden. |
|
Copyleftclausule: wanneer de licentiehouder kopieën van het oorspronkelijke werk of bewerkingen verspreidt of mededeelt, geschiedt die verspreiding of mededeling onder de voorwaarden van deze licentie of van een latere versie van deze licentie, tenzij het oorspronkelijke werk uitdrukkelijk alleen onder deze versie van de licentie wordt verspreid — bijvoorbeeld door de mededeling „alleen EUPL v. 1.2”. De licentiehouder (die licentiegever wordt) kan met betrekking tot het werk of de bewerkingen geen aanvullende bepalingen of voorwaarden opleggen of stellen die de voorwaarden van de licentie wijzigen of beperken. |
|
Verenigbaarheidsclausule: wanneer de licentiehouder bewerkingen of kopieën ervan verspreidt of mededeelt die zijn gebaseerd op het werk en op een ander werk dat uit hoofde van een verenigbare licentie in licentie is gegeven, kan die verspreiding of mededeling geschieden onder de voorwaarden van deze verenigbare licentie. Voor de toepassing van deze clausule wordt onder „verenigbare licentie” verstaan, de licenties die in het aanhangsel bij deze licentie zijn opgesomd. Indien de verplichtingen van de licentiehouder uit hoofde van de verenigbare licentie in strijd zijn met diens verplichtingen uit hoofde van deze licentie, hebben de verplichtingen van de verenigbare licentie voorrang. |
|
Verstrekking van de broncode: bij de verspreiding of mededeling van kopieën van het werk verstrekt de licentiehouder een machinaal leesbare kopie van de broncode of geeft hij aan waar deze broncode gemakkelijk en vrij toegankelijk is, zolang de licentiehouder het werk blijft verspreiden of mededelen. |
|
Juridische bescherming: deze licentie verleent geen toestemming om handelsnamen, handelsmerken, dienstmerken of namen van de licentiegever te gebruiken, behalve wanneer dit op grond van een redelijk en normaal gebruik noodzakelijk is om de oorsprong van het werk te beschrijven en de inhoud van de auteursrechtelijke kennisgeving te herhalen. |
6. Auteursketen
De oorspronkelijke licentiegever garandeert dat hij houder is van het hierbij verleende auteursrecht op het oorspronkelijke werk dan wel dat dit hem in licentie is gegeven en dat hij de bevoegdheid heeft de licentie te verlenen.
Elke bewerker garandeert dat hij houder is van het auteursrecht op de door hem aan het werk aangebrachte wijzigingen dan wel dat dit hem in licentie is gegeven en dat hij de bevoegdheid heeft de licentie te verlenen.
Telkens wanneer u de licentie aanvaardt, verlenen de oorspronkelijke licentiegever en de opeenvolgende bewerkers u een licentie op hun bijdragen aan het werk onder de voorwaarden van deze licentie.
7. Uitsluiting van garantie
Het werk is een werk in ontwikkeling, dat voortdurend door vele bewerkers wordt verbeterd. Het is een onvoltooid werk, dat bijgevolg nog tekortkomingen of programmeerfouten („bugs”) kan vertonen, die onlosmakelijk verbonden zijn met dit soort ontwikkeling.
Om die reden wordt het werk op grond van de licentie verstrekt „zoals het is” en zonder enige garantie met betrekking tot het werk te geven, met inbegrip van, maar niet beperkt tot garanties met betrekking tot de verhandelbaarheid, de geschiktheid voor een specifiek doel, de afwezigheid van tekortkomingen of fouten, de nauwkeurigheid, de eerbiediging van andere intellectuele-eigendomsrechten dan het in artikel 6 van deze licentie bedoelde auteursrecht.
Deze uitsluiting van garantie is een essentieel onderdeel van de licentie en een voorwaarde voor de verlening van rechten op het werk.
8. Uitsluiting van aansprakelijkheid
Behoudens in het geval van een opzettelijke fout of directe schade aan natuurlijke personen, is de licentiegever in geen enkel geval aansprakelijk voor ongeacht welke directe of indirecte, materiële of immateriële schade die voortvloeit uit de licentie of het gebruik van het werk, met inbegrip van, maar niet beperkt tot schade als gevolg van het verlies van goodwill, verloren werkuren, een computerdefect of computerfout, het verlies van gegevens, of enige andere commerciële schade, zelfs indien de licentiegever werd gewezen op de mogelijkheid van dergelijke schade. De licentiegever is echter aansprakelijk op grond van de wetgeving inzake productaansprakelijkheid, voor zover deze wetgeving op het werk van toepassing is.
9. Aanvullende overeenkomsten
Bij de verspreiding van het werk kunt u ervoor kiezen een aanvullende overeenkomst te sluiten, waarin de verplichtingen of diensten overeenkomstig deze licentie worden omschreven. Indien deze verplichtingen worden aanvaard, kunt u echter alleen in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid handelen, en dus niet in naam van de oorspronkelijke licentiegever of een bewerker, en kunt u voorts alleen handelen indien u ermee instemt alle bewerkers schadeloos te stellen, te verdedigen of te vrijwaren met betrekking tot de aansprakelijkheid van of vorderingen tegen deze bewerkers op grond van het feit dat u een garantie of aanvullende aansprakelijkheid hebt aanvaard.
10. Aanvaarding van de licentie
De bepalingen van deze licentie kunnen worden aanvaard door te klikken op het pictogram „Ik ga akkoord”, dat zich bevindt onderaan het venster waarin de tekst van deze licentie is weergegeven, of door overeenkomstig de toepasselijke wetsbepalingen op een soortgelijke wijze met de licentie in te stemmen. Door op dat pictogram te klikken geeft u aan dat u deze licentie en alle voorwaarden ervan ondubbelzinnig en onherroepelijk aanvaardt.
Evenzo aanvaardt u onherroepelijk deze licentie en alle voorwaarden ervan door uitoefening van de rechten die u in artikel 2 van deze licentie zijn verleend, zoals het gebruik van het werk, het creëren door u van een bewerking of de verspreiding of mededeling door u van het werk of kopieën ervan.
11. Voorlichting van het publiek
Indien u het werk verspreidt of mededeelt door middel van elektronische communicatiemiddelen (bijvoorbeeld door voor te stellen het werk op afstand te downloaden), moet het distributiekanaal of het medium (bijvoorbeeld een website) het publiek ten minste de gegevens verschaffen die door het toepasselijke recht zijn voorgeschreven met betrekking tot de licentiegever, de licentie en de wijze waarop deze kan worden geraadpleegd, gesloten, opgeslagen en gereproduceerd door de licentiehouder.
12. Einde van de licentie
De licentie en de uit hoofde daarvan verleende rechten eindigen automatisch bij elke inbreuk door de licentiehouder op de voorwaarden van de licentie.
Dit einde beëindigt niet de licenties van personen die het werk van de licentiehouder krachtens de licentie hebben ontvangen, mits deze personen zich volledig aan de licentie houden.
13. Overige
Onverminderd artikel 9 vormt de licentie de gehele overeenkomst tussen de partijen met betrekking tot het werk.
Indien een bepaling van de licentie volgens het toepasselijke recht ongeldig is of niet uitvoerbaar is, doet dit geen afbreuk aan de geldigheid of uitvoerbaarheid van de licentie in haar geheel. Deze bepaling dient zodanig te worden uitgelegd of gewijzigd dat zij geldig en uitvoerbaar wordt.
De Europese Commissie kan, voor zover dit noodzakelijk en redelijk is, versies in andere talen of nieuwe versies van deze licentie of geactualiseerde versies van dit aanhangsel publiceren, zonder de draagwijdte van de uit hoofde van de licentie verleende rechten te beperken. Nieuwe versies van de licentie zullen worden gepubliceerd met een uniek versienummer.
Alle door de Europese Commissie goedgekeurde taalversies van deze licentie hebben dezelfde waarde. De partijen kunnen zich beroepen op de taalversie van hun keuze.
14. Bevoegd gerecht
Onverminderd specifieke overeenkomsten tussen de partijen,
— |
vallen alle geschillen tussen de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie, als licentiegeefster, en een licentiehouder in verband met de uitlegging van deze licentie onder de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie, conform artikel 272 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— |
vallen alle geschillen tussen andere partijen in verband met de uitlegging van deze licentie onder de uitsluitende bevoegdheid van het bevoegde gerecht van de plaats waar de licentiegever is gevestigd of zijn voornaamste activiteit uitoefent. |
15. Toepasselijk recht
Onverminderd specifieke overeenkomsten tussen de partijen,
— |
wordt deze licentie beheerst door het recht van de lidstaat van de Europese Unie waar de licentiegever zijn statutaire zetel, verblijfplaats of hoofdkantoor heeft, |
— |
wordt deze licentie beheerst door het Belgische recht indien de licentiegever geen statutaire zetel, verblijfplaats of hoofdkantoor heeft in een lidstaat van de Europese Unie. |
Aanhangsel
„Verenigbare licenties” in de zin van artikel 5 EUPL zijn:
— |
GNU General Public License (GPL) v. 2, v. 3 |
— |
GNU Affero General Public License (AGPL) v. 3 |
— |
Open Software License (OSL) v. 2.1, v. 3.0 |
— |
Eclipse Public License (EPL) v. 1.0 |
— |
CeCILL v. 2.0, v. 2.1 |
— |
Mozilla Public Licence (MPL) v. 2 |
— |
GNU Lesser General Public Licence (LGPL) v. 2.1, v. 3 |
— |
Creative Commons Attribution-ShareAlike v. 3.0 Unported (CC BY-SA 3.0) voor andere werken dan software |
— |
European Union Public Licence (EUPL) v. 1.1, v. 1.2 |
— |
Québec Free and Open-Source Licence — Reciprocity (LiLiQ-R) of Strong Reciprocity (LiLiQ-R+) |
— |
De Europese Commissie kan dit aanhangsel actualiseren in geval van latere versies van de bovengenoemde licenties zonder dat er een nieuwe EUPL-versie wordt ontwikkeld, zolang die versies de uit hoofde van artikel 2 van deze licentie verleende rechten verlenen en ze de betrokken broncode beschermen tegen exclusieve toe-eigening. |
— |
Voor alle andere wijzigingen van of aanvullingen op dit aanhangsel is de ontwikkeling van een nieuwe EUPL-versie vereist. |