ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 120

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
11 mei 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/791 van de Commissie van 26 april 2017 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Stupavské Zelé (BOB)]

1

 

*

Verordening (EU) 2017/792 van de Commissie van 5 mei 2017 tot vaststelling van een tijdelijk verbod op de visserij op roodbaars in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/793 van de Commissie van 10 mei 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 180/2008 wat betreft de verlenging van de aanwijzing van het EU-referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/794 van de Commissie van 10 mei 2017 tot goedkeuring van siliciumdioxide/kiezelgoer als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18 ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/795 van de Commissie van 10 mei 2017 tot goedkeuring van pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18 ( 1 )

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/796 van de Commissie van 10 mei 2017 tot goedkeuring van dichlofluanide als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 21 ( 1 )

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/797 van de Commissie van 10 mei 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/798 van de Raad van 25 april 2017 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met de regering van Japan over een overeenkomst inzake samenwerking op het gebied van het mededingingsbeleid tussen de Europese Unie en de regering van Japan

19

 

*

Besluit (EU) 2017/799 van de Raad van 5 mei 2017 houdende benoeming van drie leden en twee plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Cyprus

20

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/800 van de Commissie van 8 mei 2017 tot wijziging van Beschikking 2009/821/EG wat de lijsten van grensinspectieposten en veterinaire eenheden in Traces betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2899)  ( 1 )

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/801 van de Commissie van 8 mei 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2894)

26

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/802 van de Commissie van 10 mei 2017 tot niet-goedkeuring van PHMB (1600; 1.8) als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 5 ( 1 )

29

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 van de Commissie van 8 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (priip's) door de vaststelling van technische reguleringsnormen voor de presentatie, de inhoud, de evaluatie en de herziening van essentiële-informatiedocumenten en de voorwaarden voor het voldoen aan het vereiste om dergelijke documenten te verstrekken ( PB L 100 van 12.4.2017 )

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/791 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2017

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Stupavské Zelé (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Slowakije tot registratie van de naam „Stupavské Zelé” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Stupavské Zelé” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam „Stupavské Zelé” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.6. (Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 5 van 7.1.2017, blz. 6.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/3


VERORDENING (EU) 2017/792 VAN DE COMMISSIE

van 5 mei 2017

tot vaststelling van een tijdelijk verbod op de visserij op roodbaars in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken tussentijdse quotum dat voor de periode vóór 1 juli 2017 is toegewezen, is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de gerichte visserij op dat bestand worden verboden tot en met 30 juni 2017,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaten is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De gerichte visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van een van de in die bijlage genoemde lidstaten voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum tot en met 30 juni 2017.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 mei 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

07/TQ127

Lidstaat

Europese Unie (alle lidstaten)

Bestand

RED/N3M.

Soort

Roodbaars (Sebastes spp.)

Gebied

NAFO 3M

Periode van sluiting

27.2.2017 – 30.6.2017


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/793 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 180/2008 wat betreft de verlenging van de aanwijzing van het EU-referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name artikel 19, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie (2) is het Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (Anses), met zijn laboratoria voor diergezondheid en paardenziekten, in Frankrijk aangewezen als EU-referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest, en de bijlage daarbij bevat de functies, taken en procedures voor de samenwerking met de laboratoria die zijn belast met de diagnose van infectieziekten bij paardachtigen in de lidstaten.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 180/2008, zoals door de Commissie in 2008 vastgesteld, is het Agence française de sécurité sanitaire des aliments (Afssa) aangewezen als EU-referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest voor een aanvankelijke periode van vijf jaar, die op 30 juni 2013 eindigde. Verordening (EG) nr. 180/2008 is bij Verordening (EU) nr. 208/2011 van de Commissie (3) bijgewerkt wat betreft de naam van de instelling, namelijk het Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (Anses). Verordening (EG) nr. 180/2008, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 72/2013 van de Commissie (4), heeft de aanwijzing van het Anses verlengd met een periode van vijf jaar, die afloopt op 30 juni 2018.

(3)

Gedurende meer dan acht jaar heeft het Anses voldaan aan zijn functies, taken en procedures, waarbij het de capaciteiten van de nationale referentielaboratoria voor de diagnose en de differentiële diagnose van specifieke paardenziekten aanzienlijk heeft verbeterd.

(4)

Teneinde te zorgen voor een hoge kwaliteit en uniformiteit van de analytische en diagnostische resultaten in de Unie is het belangrijk dat het Anses zijn werkzaamheden als EU-referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest voortzet voor een aanvullende periode van vijf jaar.

(5)

Verordening (EG) nr. 180/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 180/2008 wordt „30 juni 2018” vervangen door „30 juni 2023”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie van 28 februari 2008 betreffende het communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 56 van 29.2.2008, blz. 4).

(3)  Verordening (EU) nr. 208/2011 van de Commissie van 2 maart 2011 tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie en Verordening (EG) nr. 737/2008 van de Commissie wat lijsten en benamingen van EU-referentielaboratoria betreft (PB L 58 van 3.3.2011, blz. 29).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 72/2013 van de Commissie van 25 januari 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 180/2008 en Verordening (EG) nr. 737/2008 wat betreft de termijn van de aanwijzing van specifieke laboratoria als EU-referentielaboratoria (PB L 26 van 26.1.2013, blz. 9).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/794 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2017

tot goedkeuring van siliciumdioxide/kiezelgoer als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Siliciumdioxide/kiezelgoer is in die lijst opgenomen.

(2)

Siliciumdioxide/kiezelgoer is beoordeeld voor gebruik in producten van de in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012 beschreven productsoort 18 (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen).

(3)

Frankrijk is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft op 18 december 2015 het beoordelingsverslag met aanbevelingen ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 11 oktober 2016 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens dat advies kan van biociden van productsoort 18 die siliciumdioxide/kiezelgoer bevatten, worden verwacht dat zij aan de criteria van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik ervan worden nageleefd.

(6)

Bijgevolg moet siliciumdioxide/kiezelgoer worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van productsoort 18, mits bepaalde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.

(7)

Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Siliciumdioxide/kiezelgoer wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Bijzondere voorwaarden

Siliciumdioxide/kiezelgoer

IUPAC-naam:

Siliciumdioxide/kiezelgoer

EG-nr.: niet beschikbaar

CAS-nr.: 61790-53-2

1 000  g/kg (100 massaprocent)

1 november 2018

31 oktober 2028

18

Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:

1.

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de blootstelling, de risico's en de werkzaamheid bij alle gebruikswijzen die onder de aanvraag tot toelating vallen maar in de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie niet aan bod zijn gekomen.

2.

Gezien de risico's bij de beoordeelde gebruikswijzen moet bij de beoordeling van het product bijzondere aandacht worden geschonken aan:

a)

professionele gebruikers;

b)

niet-professionele gebruikers.

3.

Voor producten die tot residuen in levensmiddelen of diervoeders kunnen leiden, moet worden nagegaan of nieuwe, dan wel gewijzigde maximumgehalten aan residuen (MRL's) moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) of Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (3). Bovendien moeten de nodige risicobeperkende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de geldende MRL's niet worden overschreden.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die overeenkomstig artikel 89, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 is beoordeeld. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

(3)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/795 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2017

tot goedkeuring van pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Siliciumdioxide (als nanomateriaal gevormd door aggregaten en agglomeraten) valt onder die lijst en krijgt ten gevolge van de beoordeling de nieuwe naam pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak.

(2)

Pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak is beoordeeld voor gebruik in producten van de in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012 beschreven productsoort 18 (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen).

(3)

Frankrijk is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft op 18 december 2015 het beoordelingsverslag met zijn aanbevelingen ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 11 oktober 2016 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens dat advies kan van biociden van productsoort 18 die pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak bevatten, worden verwacht dat zij aan de criteria van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik ervan worden nageleefd.

(6)

Bijgevolg moet pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van productsoort 18, mits bepaalde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.

(7)

Aangezien pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak zoals het is geëvalueerd, een nanomateriaal is, moet de goedkeuring betrekking hebben op dergelijke nanomaterialen op grond van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 mits aan bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik ervan wordt voldaan.

(8)

Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Gewone benaming

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Als referentie geldende structurele kenmerken (2)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Bijzondere voorwaarden

Pyrogeen, synthetisch amorf, nano siliciumdioxide met behandeld oppervlak

IUPAC-naam:

Silaanamine, 1,1,1-trimethyl-N-(trimethylsilyl)-, hydrolyseproducten met silica

EC-nr.: 272-697-1

CAS-nr.: 68909-20-6

998 g/kg (zuiverheid van de kern gemeten na gloeien)

Koolstofgehalte: 3,0-4,0 %

Primaire deeltjesgrootte: 6,9-8,6 nm

Specifiek oppervlak: 217-225 m2/g

Grootte van de stabiele geaggregeerde deeltjes: > 70 nm

Oppervlakbehandeling: met > 90 % van het oppervlak behandeld met hexamethyldisilazaan (CAS 999-97-3)

1 november 2018

31 oktober 2028

18

Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:

1.

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

2.

Gezien de risico's bij de beoordeelde gebruikswijzen moet bij de beoordeling van het product aan professionele gebruikers bijzondere aandacht worden geschonken.

3.

Voor producten die tot residuen in levensmiddelen of diervoeders kunnen leiden, moet worden nagegaan of nieuwe, dan wel gewijzigde maximumgehalten aan residuen (MRL's) moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) of Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (4). Bovendien moeten de nodige risicobeperkende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de geldende MRL's niet worden overschreden.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die overeenkomstig artikel 89, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 is beoordeeld. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  De in deze kolom vermelde structurele kenmerken waren de structurele kenmerken van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 89, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling zijn gebruikt.

(3)  Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

(4)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/796 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2017

tot goedkeuring van dichlofluanide als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 21

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Dichlofluanide is in deze lijst opgenomen.

(2)

Dichlofluanide is beoordeeld voor gebruik in producten van productsoort 21 (aangroeiwerende middelen), zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft op 22 oktober 2015 het beoordelingsverslag met aanbevelingen ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 11 oktober 2016 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens dat advies kan van biociden van productsoort 21 die dichlofluanide bevatten, worden verwacht dat zij aan de criteria van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik ervan in acht worden genomen.

(6)

De aanvaardbaarheid van de risico's in verband met het gebruik van aangroeiwerende middelen en de geschiktheid van de voorgestelde risicobeperkende maatregelen moeten echter nogmaals worden bevestigd. Om de beoordeling en vergelijking van de risico's en voordelen van de bestaande aangroeiwerende werkzame stoffen en van de toegepaste risicobeperkende maatregelen op het tijdstip van de verlenging van de goedkeuringen voor deze stoffen te vergemakkelijken, moeten de goedkeuringen voor deze stoffen op hetzelfde tijdstip verstrijken.

(7)

Het is derhalve passend dichlofluanide goed te keuren voor gebruik in biociden van productsoort 21, mits bepaalde specificaties en voorwaarden worden nageleefd.

(8)

Aangezien dichlofluanide voldoet aan de criteria voor indeling als huidallergeen van categorie 1 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3), moeten behandelde voorwerpen die met dichlofluanide zijn behandeld of deze stof bevatten op passende wijze worden geëtiketteerd wanneer zij in de handel worden gebracht.

(9)

Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de voorbereidende maatregelen kunnen nemen die nodig zijn om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Dichlofluanide wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 21, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Benaming

IUPAC-benaming

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Bijzondere voorwaarden

Dichlofluanide

IUPAC-benaming:

N-dichloorfluormethylthio-N-fenyl-N′,N′-dimethylsulfamide

EC-nr.: 214-118-7

CAS-nr.: 1085-98-9

96 % massaprocent

1 november 2018

31 december 2025

21

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstelling, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

Indien producten die dichlofluanide bevatten, vervolgens worden toegelaten voor gebruik door niet-professionele gebruikers, moeten de personen die deze producten op de markt aanbieden aan niet-professionele gebruikers ervoor zorgen dat de producten samen met geschikte veiligheidshandschoenen worden geleverd.

De toelating van biociden wordt aan de volgende voorwaarden verbonden:

1)

Producten die dichlofluanide bevatten, mogen niet worden toegelaten of gebruikt voor het tegengaan van de groei en afzetting van organismen op schepen die in zoet water varen.

2)

Voor industriële of professionele gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt, moeten bij de toepassing van de producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

3)

Op de etiketten en in de eventueel verstrekte gebruiksaanwijzingen moet worden aangegeven dat kinderen moeten worden weggehouden tot de behandelde oppervlakken droog zijn.

4)

Op de etiketten en de eventueel verstrekte veiligheidsinformatiebladen van toegelaten producten moet worden aangegeven dat toepassings-, onderhouds- en herstelactiviteiten moeten worden uitgevoerd in een afgesloten gebied, op een ondoordringbare harde ondergrond met afdamming of op een met een ondoordringbaar materiaal afgedekte ondergrond om verliezen te voorkomen en emissies in het milieu te beperken, en dat verliezen of dichlofluanide bevattend afval met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

5)

Voor producten waarvan residuen in levensmiddelen of diervoeders kunnen achterblijven, moet worden nagegaan of nieuwe, dan wel gewijzigde maximumgehalten aan residuen (MRL's) moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) of Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (3), en moeten de passende risicobeperkende maatregelen worden genomen om te garanderen dat de geldende MRL's niet worden overschreden.

Aan het in de handel brengen van behandelde voorwerpen wordt de volgende voorwaarde verbonden:

de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een voorwerp dat met dichlofluanide is behandeld of deze stof bevat, moet ervoor zorgen dat op het etiket van dat behandelde voorwerp de in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde informatie wordt vermeld.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die overeenkomstig artikel 89, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 is beoordeeld. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

(3)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/797 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

176,8

MA

100,6

TR

89,0

ZZ

122,1

0707 00 05

MA

79,4

TR

116,3

ZZ

97,9

0709 93 10

TR

134,4

ZZ

134,4

0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28

EG

47,7

MA

55,9

ZZ

51,8

0805 50 10

TR

60,0

ZA

157,0

ZZ

108,5

0808 10 80

AR

111,7

BR

106,5

CL

115,0

CN

145,5

NZ

124,5

US

111,3

ZA

98,7

ZZ

116,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/19


BESLUIT (EU) 2017/798 VAN DE RAAD

van 25 april 2017

houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met de regering van Japan over een overeenkomst inzake samenwerking op het gebied van het mededingingsbeleid tussen de Europese Unie en de regering van Japan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 103 en 352, in samenhang met artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende dat onderhandelingen moeten worden geopend met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van Japan inzake samenwerking op het gebied van het mededingingsbeleid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen met de regering van Japan te openen over een overeenkomst waarbij bepalingen inzake de uitwisseling van bewijsstukken in onderzoeken in mededingingszaken op basis van wederkerigheid worden toegevoegd aan de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten (1).

2.   De onderhandelingen worden gevoerd op basis van de onderhandelingsrichtsnoeren die zijn opgenomen in het addendum bij dit besluit.

Artikel 2

De Commissie wordt aangesteld als onderhandelaar van de Unie.

Artikel 3

De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met de Groep mededinging van de Raad.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

I. BORG


(1)  PB L 183 van 22.7.2003, blz. 12.


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/20


BESLUIT (EU) 2017/799 VAN DE RAAD

van 5 mei 2017

houdende benoeming van drie leden en twee plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Cyprus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Cypriotische regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 26 juli 2016 is bij Besluit (EU) 2016/1233 van de Raad (4) de heer Georgios GEORGIOU vervangen door de heer Kyriakos CHATZITTOFIS als lid en is de heer Kyriakos CHATZITTOFIS vervangen door de heer Stavros YEROLATSITES als plaatsvervangend lid.

(2)

In het Comité van de Regio's zijn drie zetels van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Kyriakos CHATZITTOFIS, mevrouw Louisa MAVROMMATI en de heer Charalambos PITTAS.

(3)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Stavros YEROLATSITES.

(4)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege de benoeming van de heer Stavros STAVRINIDES tot lid van het Comité van de Regio's,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn:

a)

tot lid:

de heer Nikos ANASTASIOU, Mayor of Kato Polemidia Municipality,

de heer Andros KARAYIANNIS, Mayor of Deryneia Municipality,

de heer Stavros STAVRINIDES, Municipal Councillor of Strovolos Municipality,

alsmede

b)

tot plaatsvervangend lid:

de heer Kyprianos ANDRONIKOU, Mayor of DromolaxiaMeneou Municipality,

de heer Theodoros ANTONIOU AVVAS, Mayor of Mesa Yitonia Municipality.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 5 mei 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

L. GRECH


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).

(4)  Besluit (EU) 2016/1233 van de Raad van 26 juli 2016 houdende benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Cyprus (PB L 202 van 28.7.2016, blz. 41).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/22


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/800 VAN DE COMMISSIE

van 8 mei 2017

tot wijziging van Beschikking 2009/821/EG wat de lijsten van grensinspectieposten en veterinaire eenheden in Traces betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2899)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 20, leden 1 en 3,

Gezien Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (2), en met name artikel 6, lid 4, tweede alinea, tweede zin, en artikel 6, lid 5,

Gezien Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (3), en met name artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2009/821/EG van de Commissie (4) is een lijst vastgesteld van overeenkomstig de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG erkende grensinspectieposten. Die lijst is in bijlage I bij die beschikking opgenomen.

(2)

Ingevolge een mededeling van Spanje moet de categorie andere dieren voor de grensinspectiepost op de luchthaven van Alicante worden beperkt tot kleine dieren. Derhalve moet in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG voor die grensinspectiepost aan categorie O voetnoot 10 worden toegevoegd.

(3)

Ingevolge een mededeling van Frankrijk moet de goedkeuring voor de grensinspectiepost op de luchthaven van Lyon-Saint Exupéry worden uitgebreid tot geregistreerde paardachtigen. De vermelding voor die grensinspectiepost moet derhalve in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG worden gewijzigd.

(4)

Nederland heeft medegedeeld dat een inspectiecentrum op de grensinspectiepost in de haven van Amsterdam moet worden geschrapt en dat een inspectiecentrum op de grensinspectiepost in de haven van Rotterdam naar een nieuwe locatie is verhuisd. De vermeldingen voor die grensinspectieposten in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

In bijlage II bij Beschikking 2009/821/EG wordt de lijst van centrale, regionale en lokale eenheden in het geïntegreerd veterinair computersysteem (Traces) vastgelegd.

(6)

Ingevolge mededelingen van Ierland, Italië en Oostenrijk moeten voor deze landen wijzigingen worden aangebracht in de lijst van lokale eenheden in Traces in bijlage II bij Beschikking 2009/821/EG.

(7)

Beschikking 2009/821/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2009/821/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(2)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(3)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(4)  Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Commissie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Beschikking 2009/821/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het deel betreffende Spanje wordt de vermelding voor de luchthaven van Alicante vervangen door:

„Alicante

ES ALC 4

A

 

HC(2), NHC(2)

O(10)”

b)

in het deel betreffende Frankrijk wordt de vermelding voor de luchthaven van Lyon-Saint Exupéry vervangen door:

„Lyon- Saint Exupéry

FR LIO 4

A

 

HC-T(1), HC-NT, NHC

E”

c)

het deel betreffende Nederland wordt als volgt gewijzigd:

i)

de vermelding voor de haven van Amsterdam wordt vervangen door:

„Amsterdam

NL AMS 1

P

Cornelis Vrolijk

HC-T(FR)(2)(3)

 

Daalimpex, Velsen

HC-T

 

PCA

HC(2), NHC(2)

 

Kloosterboer IJmuiden

HC-T(FR)

 

Blankendaal Coldstores, Velsen

HC-T(FR)(2)”

 

ii)

de vermelding voor de haven van Rotterdam wordt vervangen door:

„Rotterdam

NL RTM 1

P

Eurofrigo Karimatastraat

HC, NHC-T(FR), NHC-NT

 

Eurofrigo, Abel Tasmanstraat

HC

 

Frigocare Rotterdam B.V.

HC(2)

 

Agro Merchants Maasvlakte B.V.

HC(2), NHC(2)

 

Kloosterboer Delta Terminal

HC(2)

 

Maastank B.V.

NHC-NT(6)”

 

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het deel betreffende Ierland wordt de vermelding voor de lokale eenheden „IE00400 CORK CITY” en „IE10400 CLONAKILTY” vervangen door:

„IE00400

CORK”

b)

het deel betreffende Italië wordt als volgt gewijzigd:

i)

de vermeldingen voor de regionale eenheid „IT00020 SARDEGNA” worden vervangen door:

„IT00020 SARDEGNA

IT00120

AZIENDA PER LA TUTELA DELLA SALUTE”

ii)

de vermeldingen voor de regionale eenheid „IT00005 VENETO” worden vervangen door:

„IT00005 VENETO

IT00105

AZIENDA ULSS N. 1 DOLOMITI

IT00305

AZIENDA ULSS N. 7 PEDEMONTANA

IT00605

AZIENDA ULSS N. 8 BERICA

IT00905

AZIENDA ULSS N. 2 MARCA TREVIGIANA

IT01005

AZIENDA ULSS N. 4 VENETO ORIENTALE

IT01205

AZIENDA ULSS N. 3 SERENISSIMA

IT01605

AZIENDA ULSS N. 6 EUGANEA

IT01805

AZIENDA ULSS N. 5 POLESANA

IT02005

AZIENDA ULSS N. 9 SCALIGERA”

c)

in het deel betreffende Oostenrijk wordt de vermelding voor de lokale eenheid „AT00324 WIEN UMGEBUNG” geschrapt.


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/26


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/801 VAN DE COMMISSIE

van 8 mei 2017

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2894)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, vierde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen), dat sinds de goedkeuring van een nieuwe code voor de nomenclatuur van schimmels door het International Botanical Congress Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa wordt genoemd (hierna „Phyllosticta citricarpa” genoemd) is een schadelijk organisme dat is opgenomen in bijlage II, deel A, rubriek I, onder c), punt 11, bij Richtlijn 2000/29/EG. Het komt voor zover bekend niet in de Unie voor. Het veroorzaakt de ziekte „blackspot” bij citrusvruchten en vormt een aanzienlijke bedreiging voor de citrusteelt in de Unie.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie (2) zijn maatregelen neergelegd met betrekking tot vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten van Citrus aurantium L. en Citrus latifolia Tanaka, (hierna „de vruchten in kwestie” genoemd), van oorsprong uit Brazilië, Zuid-Afrika en Uruguay, om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Phyllosticta citricarpa te voorkomen.

(3)

Sinds de vaststelling van dat besluit hebben de lidstaten tussen mei en oktober 2016 herhaaldelijk melding gemaakt van onderscheppingen van Phyllosticta citricarpa als gevolg van hun invoercontroles op de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië.

(4)

De Commissie heeft deze herhaaldelijke onderscheppingen beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de fytosanitaire certificering in Argentinië de afwezigheid van Phyllosticta citricarpa niet voldoende waarborgt. De fytosanitaire waarborgen die momenteel in Argentinië gelden, zijn dus onvoldoende om het binnenbrengen van Phyllosticta citricarpa in de Unie te vermijden.

(5)

Het binnenbrengen in de Unie van die vruchten moet derhalve aan bepaalde voorschriften worden onderworpen. Deze voorschriften moeten dezelfde zijn als die voor de vruchten in kwestie van oorsprong uit Zuid-Afrika en Uruguay en moeten zowel van toepassing zijn op de vruchten in kwestie die bestemd zijn voor andere doeleinden dan de industriële verwerking tot sap als op de vruchten in kwestie die uitsluitend bestemd zijn voor de industriële verwerking tot sap.

(6)

Aangezien de onderscheppingen van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië op andere soorten en variëteiten hebben plaatsgevonden, zijn geen bijkomende tests op latente besmetting vereist zoals dat vereist is voor de vruchten in kwestie van Citrus sinensis (L.) Osbeck „Valencia” van oorsprong uit Zuid-Afrika en Uruguay.

(7)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Om de nationale organisaties ter bescherming van planten, verantwoordelijke officiële instanties en betrokken exploitanten voldoende tijd te geven om zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen, moeten de in dit besluit vastgestelde maatregelen van toepassing zijn vanaf 5 juni 2017.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onderwerp

In dit besluit worden maatregelen vastgesteld met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit Argentinië, Brazilië, Zuid-Afrika en Uruguay om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Phyllosticta citricarpa te voorkomen.”

2.

Artikel 2, onder b), wordt vervangen door:

„b)   „de vruchten in kwestie”: vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten van Citrus aurantium L. en Citrus latifolia Tanaka.”

3.

Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   In afwijking van bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.4, onder c) en d), bij Richtlijn 2000/29/EG worden de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië, Brazilië, Zuid-Afrika en Uruguay, met uitzondering van vruchten die uitsluitend bestemd zijn voor industriële verwerking tot sap, in de Unie binnengebracht overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 7 van dit besluit.”

4.

Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Binnenbrengen in de Unie van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië

De vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië gaan vergezeld van een in artikel 13, lid 1, onder ii), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG bedoeld fytosanitair certificaat, dat onder de rubriek „Aanvullende verklaring” de volgende elementen omvat:

a)

een verklaring dat de vruchten in kwestie geteeld zijn op een productieperceel dat sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus op geschikte tijdstippen is behandeld tegen Phyllosticta citricarpa;

b)

een verklaring dat tijdens het groeiseizoen op het productieperceel een passende officiële inspectie is uitgevoerd en dat sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus op de vruchten in kwestie geen symptomen van Phyllosticta citricarpa zijn ontdekt;

c)

een verklaring dat op de lijn tussen binnenkomst en verpakking in de verpakkingsfaciliteiten van elke soort een monster is genomen van ten minste 600 vruchten per 30 ton, of deel daarvan, zo veel mogelijk geselecteerd op basis van mogelijke symptomen van Phyllosticta citricarpa, en dat alle vruchten in het monster die symptomen vertoonden, zijn getest en vrij van dat schadelijke organisme zijn bevonden.”

5.

In artikel 6 worden de titel en lid 1 vervangen door:

„Artikel 6

Voorschriften voor de inspectie van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië, Zuid-Afrika en Uruguay binnen de Unie

1.   Op de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië, Zuid-Afrika en Uruguay wordt een visuele inspectie uitgevoerd op de plaats van binnenkomst of op de plaats van bestemming overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie (*1). Die inspecties worden uitgevoerd op een monster van ten minste 200 vruchten van elke soort van de vruchten in kwestie per 30 ton, of deel daarvan, geselecteerd op basis van mogelijke symptomen van Phyllosticta citricarpa.

(*1)  Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16).”"

6.

Artikel 7, onder c), wordt vervangen door:

„c)

voor de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië, Zuid-Afrika en Uruguay geldt naast de punten a) en b) dat gedetailleerde informatie over de behandelingen voor en na de oogst is bijgehouden.”

7.

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   In afwijking van bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.4, onder d), bij Richtlijn 2000/29/EG mogen de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië, Brazilië, Zuid-Afrika en Uruguay die uitsluitend bestemd zijn voor industriële verwerking tot sap, enkel worden binnengebracht in en verplaatst binnen de Unie overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 17 van dit besluit.”

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 5 juni 2017.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie van 11 mei 2016 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen (PB L 125 van 13.5.2016, blz. 16).


11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/29


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/802 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2017

tot niet-goedkeuring van PHMB (1600; 1.8) als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 5

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. PHMB (1600; 1.8) is in die lijst opgenomen.

(2)

PHMB (1600; 1.8) is beoordeeld voor gebruik in producten van de in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012 beschreven productsoort 5 (drinkwater).

(3)

Frankrijk is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft op 23 november 2015 het beoordelingsverslag met zijn aanbevelingen ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 12 oktober 2016 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Uit dat advies blijkt dat van biociden die voor productsoort 5 worden gebruikt en PHMB (1600; 1.8) bevatten, niet kan worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen. Bij de beoordeling van risico's voor het milieu hebben de beoordeelde scenario's onaanvaardbare risico's voor die productsoort aangetoond.

(6)

Bijgevolg mag PHMB (1600; 1.8) niet worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor productsoort 5.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

PHMB (1600; 1.8) (EG-nr.: n.v.t.; CAS-nr.: 27083-27-8 en 32289-58-0) wordt niet goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 5.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).


Rectificaties

11.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/31


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 van de Commissie van 8 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (priip's) door de vaststelling van technische reguleringsnormen voor de presentatie, de inhoud, de evaluatie en de herziening van essentiële-informatiedocumenten en de voorwaarden voor het voldoen aan het vereiste om dergelijke documenten te verstrekken

( Publicatieblad van de Europese Unie L 100 van 12 april 2017 )

Op bladzijde 17, punt 13, van bijlage II komt de formule als volgt te luiden:

Formula”.

Op bladzijde 17, punt 17, van bijlage II komt de formule als volgt te luiden:

Formula”.