ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
Wijziging van de bijlagen van het Verdrag van Lugano van 30 oktober 2007 |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
(*1) Deze verwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
3.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/1 |
VERORDENING (EU) 2017/352 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 februari 2017
tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Havens moeten volledig in naadloos op elkaar aansluitende vervoers- en logistieke ketens worden geïntegreerd om bij te dragen tot groei en een efficiëntere benutting en werking van het trans-Europees vervoersnetwerk en de interne markt. Dit vereist moderne havendiensten die bijdragen tot het efficiënt gebruik van havens en een gunstig klimaat voor investeringen in havenontwikkelingen in het licht van de huidige en toekomstige eisen op het gebied van vervoer en logistiek. |
(2) |
Havens dragen bij tot het concurrentievermogen van de Europese industrie op de wereldmarkt op lange termijn en creëren tegelijk banen in alle kustregio's van de Unie. Voor een aanpak van de uitdagingen in de sector zeevervoer en het doeltreffender en duurzamer maken van de vervoers- en logistieke ketens, moeten de maatregelen met betrekking tot administratieve vereenvoudiging in de mededeling van de Commissie van 23 mei 2013 met de titel „Havens: een motor voor groei” samen met deze verordening ten uitvoer worden gelegd. |
(3) |
In haar mededeling van 3 oktober 2012 met de titel „Akte voor de interne markt II — Samen voor nieuwe groei” herinnerde de Commissie eraan dat de aantrekkingskracht van het zeevervoer afhankelijk is van de beschikbaarheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van havendiensten en dat het noodzakelijk is aspecten zoals de transparantie van overheidsfinanciering en haventarieven aan te pakken, alsmede de administratieve vereenvoudiging in havens, en de beperkingen op het verrichten van diensten in havens te herzien. |
(4) |
Het faciliteren van de toegang tot de markt voor havendiensten en de invoering van financiële transparantie en autonomie van zeehavens zullen de kwaliteit en de efficiëntie van de dienstverlening aan gebruikers van havens ten goede komen en bijdragen tot een gunstiger klimaat voor investeringen in havens, daarmee bijdragend tot lagere kosten voor vervoersgebruikers en tot het bevorderen van de korte vaart en een betere afstemming tussen het zeevervoer en het spoor, de binnenvaart en het wegvervoer. |
(5) |
De vereenvoudiging van de douaneprocedures kan aanzienlijke economische voordelen voor zeehavens in termen van concurrentievermogen opleveren. Voor het bevorderen van eerlijke mededinging en het terugdringen van douaneformaliteiten is het belangrijk dat de bevoegde instanties van de lidstaten kiezen voor een gedegen en doeltreffende, risicogebaseerde benadering. In dit verband moet de Commissie er rekening mee houden dat passende maatregelen nodig zijn voor het verminderen van de meldingsformaliteiten in zeehavens en het bestrijden van oneerlijke mededinging. |
(6) |
De vaststelling van een duidelijk kader van transparante, billijke en niet-discriminerende financierings- en heffingsregels voor haveninfrastructuur en havendiensten speelt een essentiële rol bij het ervoor zorgen dat de eigen commerciële strategie en investeringsplannen van de havens en, waar van toepassing, het algemene nationale kader voor het havenbeleid, volledig aan de mededingingsregels voldoen. Met name door transparantie van de financiële betrekkingen wordt een eerlijke en doeltreffende controle op staatssteun mogelijk, en marktverstoring voorkomen. Daartoe wordt de Commissie in de Raadsconclusies van 5 juni 2014 opgeroepen richtsnoeren inzake staatssteun voor zeehavens te bezien, teneinde eerlijke mededinging en een stabiel juridisch kader voor haveninvesteringen te waarborgen. |
(7) |
De overgrote meerderheid van het maritieme handelsverkeer van de Unie loopt via de zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4). Om het doel van deze verordening op evenredige wijze te verwezenlijken zonder aan andere havens onnodige lasten op te leggen, moet deze verordening van toepassing zijn op de zeehavens van het trans-Europees vervoersnetwerk, die allemaal een belangrijke rol spelen in het Europese vervoerssysteem, hetzij omdat ze meer dan 0,1 % van de totale EU-vracht of het totale aantal passagiers afhandelen, hetzij omdat ze de regionale toegankelijkheid van perifere of eilandgebieden verbeteren. Deze verordening moet de lidstaten evenwel de mogelijkheid bieden deze verordening al dan niet toe te passen op zeehavens die deel uitmaken van het uitgebreide netwerk in de ultraperifere regio's. Ook dienen de lidstaten afwijkingen te kunnen invoeren ter voorkoming van onevenredige administratieve lasten voor zeehavens die deel uitmaken van het uitgebreide netwerk, en wier jaarlijks vrachtverkeer de volledige toepassing van deze verordening niet rechtvaardigt. |
(8) |
Loodsdiensten op volle zee hebben geen rechtstreeks effect op de efficiëntie van havens, aangezien ze niet worden gebruikt om havens binnen te varen of te verlaten en moeten derhalve niet in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen. |
(9) |
Deze verordening mag in geen geval afbreuk doen aan de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten dat van toepassing is op zeehavens, en moet verschillende havenstructuren in de lidstaten mogelijk maken. |
(10) |
Deze verordening schrijft geen specifiek model voor het beheer van zeehavens voor en doet geenszins afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om conform het Unierecht niet-economische diensten van algemeen belang te leveren. Verschillende havenbeheersmodellen zijn mogelijk, mits het kader voor het verrichten van havendiensten en de in deze verordening neergelegde gemeenschappelijke voorschriften inzake financiële transparantie in acht worden genomen. |
(11) |
Overeenkomstig de in de Verdragen neergelegde algemene beginselen dienen aanbieders van havendiensten vrij te zijn om hun diensten te verrichten in de zeehavens die onder deze verordening vallen. Het moet evenwel mogelijk zijn om het gebruikmaken van deze vrijheid aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen. |
(12) |
Deze verordening mag de havenbeheerder of de bevoegde instantie geen beperkingen opleggen met betrekking tot het instellen van een systeem voor het opleggen van heffingen, voor zover de door de exploitanten van vaartuigen of eigenaren van vracht betaalde heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur transparant, en vooral gemakkelijk identificeerbaar, en niet-discriminerend zijn en bijdragen tot het onderhoud en de ontwikkeling van infrastructuur en dienstenfaciliteiten en tot het verrichten van diensten die nodig zijn voor het uitvoeren of faciliteren van vervoersactiviteiten binnen het havengebied en op de waterwegen die toegang geven tot de havens die onder de bevoegdheid van de havenbeheerder vallen. |
(13) |
In het belang van een efficiënt, veilig en milieuverantwoord havenbeheer moet de havenbeheerder, of de bevoegde instantie, kunnen vereisen dat aanbieders van havendiensten kunnen aantonen dat ze voldoen aan de minimumeisen om de dienst op passende wijze te verrichten. Deze minimumeisen moeten worden beperkt tot een duidelijk omschreven reeks voorwaarden, voor zover deze vereisten transparant, objectief, niet-discriminerend, proportioneel en relevant zijn voor het verrichten van de havendienst. Overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze verordening moeten de minimumeisen bijdragen tot een hoge kwaliteit van havendiensten en mogen zij geen marktbelemmeringen opwerpen. |
(14) |
Het is van belang dat alle aanbieders van havendiensten, op verzoek van de havenbeheerder, kunnen aantonen dat zij een minimumaantal vaartuigen aankunnen, door het personeel en de uitrusting die vereist zijn beschikbaar te stellen. Zij moeten de toepasselijke bepalingen en regels toepassen, waaronder het toepasselijke arbeidsrecht, de relevante collectieve arbeidsovereenkomsten en de kwaliteitseisen van de betrokken haven. |
(15) |
Bij het bepalen of een aanbieder van havendiensten voldoet aan de betrouwbaarheidseisen, dient de bevoegde instantie of de havenbeheerder te overwegen of er dwingende redenen zijn om aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten te twijfelen, zoals veroordelingen of straffen voor ernstige criminele feiten, of ernstige overtredingen van het toepasselijke Unierecht en nationale recht. |
(16) |
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de naleving te eisen van verplichtingen op het gebied van sociale en arbeidswetgeving voor de exploitatie van havendiensten in de betrokken haven. |
(17) |
De lidstaten dienen de Commissie op de hoogte te brengen alvorens zij besluiten een vlagvereiste op te leggen voor vaartuigen die voornamelijk worden gebruikt voor sleep- of meeractiviteiten. Een dergelijk besluit moet niet-discriminerend zijn en moet gebaseerd zijn op transparante en objectieve gronden, en mag geen onevenredige marktbelemmeringen opwerpen. |
(18) |
Indien naleving van minimumeisen is vereist, moet de procedure voor het verlenen van het recht om havendiensten te verrichten, transparant, objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn en de aanbieders van havendiensten in staat stellen tijdig met het verrichten van hun havendiensten te beginnen. |
(19) |
Aangezien havens afgebakende geografische gebieden vormen, kan het aantal aanbieders van havendiensten in bepaalde gevallen worden beperkt vanwege schaarste van beschikbare ruimte aan land of op de oever, de kenmerken van de haveninfrastructuur of de aard van het havenverkeer, of de noodzaak van het verzekeren van veilige, beveiligde of ecologisch duurzame havenactiviteiten. |
(20) |
Elke beperking van het aantal aanbieders van havendiensten moet met duidelijke en objectieve redenen worden omkleed en mag geen onevenredige marktbelemmeringen opwerpen. |
(21) |
De havenbeheerder of de bevoegde instantie maakt het voornemen bekend om een selectieprocedure te houden voor het verrichten van een havendienst, onder andere op het internet en, in voorkomend geval, in het Publicatieblad van de Europese Unie. Die bekendmaking moet informatie bevatten over de selectieprocedure, de uiterste termijn voor het indienen van inschrijvingen, de relevante gunningscriteria en informatie over de toegang tot de documenten die nodig zijn om een inschrijving voor te bereiden. |
(22) |
Met het oog op transparantie en gelijke behandeling moeten wijzigingen van de bepalingen van een overeenkomst gedurende de looptijd ervan als een nieuwe gunning van een overeenkomst worden beschouwd indien zij maken dat de overeenkomst materieel verschilt van de oorspronkelijke overeenkomst, en derhalve van dien aard zijn dat zij het voornemen van de partijen aantonen om opnieuw te onderhandelen over de essentiële voorwaarden van die overeenkomst. |
(23) |
Deze verordening mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om openbaredienstverplichtingen met betrekking tot havendiensten op te leggen. |
(24) |
De Unie heeft een breed scala van zeehavens met verschillende modellen voor de organisatie van havendiensten. Eén enkel model opleggen zou dan ook niet gepast zijn. De havenbeheerder, of de bevoegde instantie, moet in staat zijn het aantal aanbieders van een bepaalde havendienst te beperken, als dat gerechtvaardigd wordt door één of meer omstandigheden. |
(25) |
In artikel 34 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) staat dat opdrachten die bedoeld zijn om bepaalde soorten activiteiten mogelijk te maken, niet onder die richtlijn vallen indien de lidstaat of de aanbestedende instantie kan aantonen dat de activiteit in de lidstaat waar de activiteit wordt uitgevoerd, directe concurrentie ondervindt op markten waarvoor de toegang niet beperkt is. De procedure om te bepalen of dit het geval is, moet de procedure zijn die wordt omschreven in artikel 35 van Richtlijn 2014/25/EU. Indien derhalve via die procedure wordt vastgesteld dat een havensector of subsector, samen met zijn havendiensten, een dergelijke directe concurrentie ondervindt, is het passend dat die sector niet wordt onderworpen aan de regels die de toegang tot de markt beperken uit hoofde van deze verordening. |
(26) |
Elk voornemen om het aantal aanbieders van havendiensten te beperken moet, behalve wanneer er een concurrerende-marktafwijking geldt, vooraf door de havenbeheerder of de bevoegde instantie worden bekendgemaakt en volledig worden gemotiveerd om belangstellende partijen de mogelijkheid te bieden om opmerkingen in te dienen. |
(27) |
Indien de havenbeheerder of de bevoegde instantie zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of indirect zeggenschap uitoefent, havendiensten verricht, moeten maatregelen worden genomen om belangenconflicten te voorkomen en een billijke en transparante markttoegang tot havendiensten te waarborgen wanneer het aantal aanbieders van havendiensten beperkt is. Deze maatregelen kunnen onder meer inhouden dat een relevante nationale instantie die onafhankelijk is van de havenbeheerder of van de bevoegde instantie, wordt belast met het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van havendiensten. |
(28) |
De mogelijkheid die lidstaten blijven behouden om minimumeisen op te leggen en het aantal aanbieders van havendiensten te beperken mag hen niet beletten een onbeperkte vrijheid tot het aanbieden van diensten in hun havens te waarborgen. |
(29) |
De procedure voor het selecteren van aanbieders van havendiensten en de resultaten ervan moeten openbaar worden gemaakt, niet-discriminerend en transparant zijn en openstaan voor alle belangstellende partijen. |
(30) |
De toepassing van een openbaredienstverplichting die leidt tot een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten, kan alleen gerechtvaardigd worden om redenen van openbaar belang, te weten om de toegankelijkheid van de havendienst voor alle gebruikers te waarborgen, evenals de beschikbaarheid van de havendienst gedurende het hele jaar, de betaalbaarheid van de havendienst voor een bepaalde categorie gebruikers, de veiligheid, beveiliging of ecologische duurzaamheid van havenactiviteiten en de territoriale samenhang. |
(31) |
Hoewel openbaredienstverplichtingen worden vastgesteld en opgelegd door nationale autoriteiten, mag een bij het Unierecht of het nationale recht ingestelde algemene verplichting voor een haven om zonder discriminatie of belemmering elk vaartuig dat fysiek in staat is binnen te komen en af te meren, te aanvaarden, voor de toepassing van deze verordening niet als openbaredienstverplichting worden opgevat. |
(32) |
Deze verordening ontneemt de bevoegde instanties niet de mogelijkheid compensatie te verlenen voor activiteiten ter uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, mits bij deze compensatie de toepasselijke staatssteunregels in acht worden genomen. Wanneer de openbaredienstverplichtingen als diensten van algemeen economisch belang worden beschouwd, moet worden voldaan aan Besluit 2012/21/EU van de Commissie (6) en Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie (7) alsook aan de mededeling van de Commissie van 11 januari 2012 getiteld „EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst”. |
(33) |
Wanneer er meerdere aanbieders van havendiensten zijn, mogen de havenbeheerder of de bevoegde instantie niet discrimineren tussen aanbieders van havendiensten, en in het bijzonder niet ten gunste van een onderneming of instantie waarin de havenbeheerder of de bevoegde instantie zelf een belang heeft. |
(34) |
De havenbeheerder of de bevoegde instantie moet de keuze hebben zelf havendiensten te verrichten of een interne exploitant rechtstreeks met het verrichten van deze diensten te belasten. Wanneer er een beperking bestaat van het aantal aanbieders van havendiensten, moet het verrichten van havendiensten door de interne exploitanten worden beperkt tot uitsluitend de haven of havens waarvoor deze interne exploitanten zijn aangewezen, behalve wanneer er een concurrerendemarktafwijking geldt. |
(35) |
De lidstaten dienen de bevoegdheid te behouden een adequate sociale bescherming te waarborgen voor het personeel van ondernemingen die havendiensten verrichten. Deze verordening dient de toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet te laten. Het is zinvol te verduidelijken dat, in gevallen waarin Richtlijn 2001/23/EG van de Raad (8) niet van toepassing is, wanneer de sluiting van een havendienstovereenkomst leidt tot een verandering van aanbieder van havendiensten, de havenbeheerder of de bevoegde instantie niettemin moet kunnen verlangen dat de rechten en verplichtingen van de gevestigde aanbieder van havendiensten die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding die op de datum van die verandering bestaat, aan de nieuw aangewezen aanbieder van havendiensten worden overgedragen. |
(36) |
Wanneer de maatregelen waarin deze verordening voorziet de verwerking van persoonsgegevens meebrengen, dient deze verwerking te geschieden overeenkomstig het toepasselijke Unierecht, en met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (9). |
(37) |
In een complexe en competitieve sector als de havendiensten zijn initiële opleiding en bijscholing van personeel cruciaal om de kwaliteit van diensten te waarborgen en om de gezondheid en veiligheid van havenwerkers te beschermen. De lidstaten dienen er derhalve voor te zorgen dat aanbieders van havendiensten hun personeelsleden passende opleiding bieden. |
(38) |
In veel havens wordt de markttoegang voor aanbieders van vrachtafhandelings- en passagiersdiensten verleend door middel van de gunning van openbare opdrachten. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd dat de bevoegde instanties bij het gunnen van dergelijke opdrachten de beginselen van transparantie en non-discriminatie dienen na te leven. Omdat hoofdstuk II van deze verordening niet mag worden toegepast op vrachtafhandeling en passagiersdiensten, moeten de lidstaten de vrijheid houden om te beslissen of zij de regels van hoofdstuk II op deze twee diensten toepassen, of vasthouden aan hun bestaande nationale recht inzake markttoegang tot vrachtafhandelings- en passagiersdiensten onder inachtneming van de voornaamste beginselen uit de rechtspraak van het Hof van Justitie. |
(39) |
Krachtens Resolutie A.960 van de Internationale Maritieme Organisatie zijn voor elk loodsgebied uiterst gespecialiseerde ervaring en plaatselijke kennis vereist van de kant van de loods. Bovendien zijn loodsdiensten doorgaans verplicht en worden zij vaak door de lidstaten zelf georganiseerd of verricht. Voorts wordt in Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) aan de loodsen een rol toegekend bij het rapporteren aan de bevoegde instanties van klaarblijkelijke anomalieën die de veilige vaart van het vaartuig in gevaar kunnen brengen of het mariene milieu kunnen bedreigen of beschadigen. Daarnaast is het van belang dat alle lidstaten, voor zover de veiligheid dit toelaat, het gebruik van ontheffingsbewijzen inzake loodsdiensten, of soortgelijke mechanismen, aanmoedigen om de efficiëntie in havens te verbeteren, en in het bijzonder om de korte vaart te bevorderen. Ter voorkoming van mogelijke belangenconflicten tussen dergelijke functies van openbaar belang en commerciële overwegingen, mag hoofdstuk II van deze verordening niet worden toegepast op loodsdiensten. Het moet de lidstaten echter vrijstaan te besluiten om hoofdstuk II toe te passen op loodsdiensten. Indien zij besluiten dit te doen, moet de Commissie daarvan in kennis worden gesteld, met het oog op de verspreiding van relevante informatie. |
(40) |
Onverminderd de mededingingsregels van de Unie mag deze verordening geen afbreuk doen aan het recht van lidstaten, waar van toepassing, om regels inzake heffingen vast te stellen teneinde de overbelasting van havendiensten te voorkomen wanneer de marktsituatie voor havendiensten effectieve mededinging onmogelijk maakt. |
(41) |
De financiële betrekkingen tussen zeehavens die publieke middelen ontvangen en aanbieders van havendiensten enerzijds en overheden anderzijds moeten transparant worden gemaakt om gelijke concurrentievoorwaarden te creëren en marktverstoringen te voorkomen. In dit verband moet deze verordening de beginselen van transparantie van financiële betrekkingen, zoals omschreven in Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie (11) uitbreiden naar andere categorieën van adressaten, waarbij het toepassingsgebied van die richtlijn onverlet wordt gelaten. |
(42) |
Regels inzake de transparantie van financiële betrekkingen moeten in deze verordening worden opgenomen om oneerlijke mededinging tussen havens in de Unie te voorkomen, met name omdat de havens van het trans-Europees vervoersnet in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12). |
(43) |
Teneinde een gelijk speelveld en transparantie inzake de toekenning en de besteding van overheidsmiddelen te creëren en marktverstoringen te voorkomen, moeten havenbeheerders die publieke middelen ontvangen en tevens als dienstverlener optreden verplicht worden gescheiden boekhoudingen te voeren voor met overheidsmiddelen betaalde activiteiten die zij uitvoeren als havenbeheerder enerzijds en voor de activiteiten die zij uitvoeren op concurrerende basis anderzijds. In ieder geval moet de naleving van staatssteunregels worden verzekerd. |
(44) |
Om transparantie te garanderen moet, wanneer een haven of een andere entiteit baggerwerkzaamheden voorziet in een havengebied, de boekhouding die het baggeren betreft gescheiden worden van de boekhouding van andere activiteiten. |
(45) |
Onverminderd het recht van de Unie en de prerogatieven van de Commissie is het van belang dat de Commissie tijdig en in overleg met alle belangstellende partijen aangeeft welke overheidsinvesteringen in haveninfrastructuur onder Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (13) (algemene groepsvrijstellingsverordening), en welke infrastructuren niet onder het toepassingsgebied van staatssteunregels vallen, rekening houdend met de niet-economische aard van bepaalde infrastructuren, waaronder toegangs- en defensie-infrastructuur, mits zij toegankelijk zijn voor alle potentiële gebruikers op gelijke en niet-discriminerende voorwaarden. |
(46) |
Heffingen op havendiensten die worden toegepast door aanbieders van havendiensten waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden en de heffingen voor loodsdiensten die niet aan daadwerkelijke mededinging zijn blootgesteld, kunnen een groter risico op prijsmisbruik meebrengen wanneer er een monopolie bestaat. Voor die diensten moeten regelingen worden vastgesteld die waarborgen dat de heffingen op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden bepaald en in verhouding staan tot de kosten van de aangeboden dienst. |
(47) |
Om efficiënt te zijn moeten de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur van elke afzonderlijke haven op transparante wijze worden bepaald in overeenstemming met de eigen commerciële strategie en investeringsplannen van de haven en, in voorkomend geval, met de algemene voorschriften vervat in het kader van het algemeen havenbeleid van de betrokken lidstaat. |
(48) |
Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten, waar van toepassing, van de havens en hun klanten om vertrouwelijke handelskortingen overeen te komen. Deze verordening heeft niet ten doel het openbaar maken van dergelijke kortingen aan het publiek of derde partijen verplicht te stellen. De havenbeheerder of de bevoegde instantie dient evenwel, voordat prijsdifferentiatie toegepast wordt, ten minste de standaardheffingen te publiceren. |
(49) |
Differentiatie van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur moet worden toegestaan om de korte vaart te bevorderen en vaartuigen aan te trekken waarvan de milieuprestaties, de energie-efficiëntie of de koolstofefficiëntie van de vervoersactiviteiten, in het bijzonder van de offshore- of onshorezeevervoersactiviteiten, beter zijn dan het gemiddelde. Dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatbeleidsdoelstellingen en de duurzame ontwikkeling van de haven en de omgeving, met name door de ecologische voetafdruk van de vaartuigen die de haven aandoen en er blijven liggen te helpen verkleinen. |
(50) |
Afhankelijk van de economische strategie, het beleid inzake ruimtelijke ordening of de commerciële praktijken van de haven en, waar van toepassing, het algemeen havenbeleid van de betrokken lidstaat, kan de differentiatie van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur leiden tot een nultarief voor bepaalde categorieën gebruikers. Dergelijke categorieën gebruikers kunnen onder andere hospitaalschepen, vaartuigen die deelnemen aan wetenschappelijke, culturele of humanitaire missies, sleepboten en havenuitrusting voor drijvende diensten omvatten. |
(51) |
De Commissie dient in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren inzake gemeenschappelijke classificatiecriteria voor vaartuigen op te stellen met het oog op vrijwillige milieuheffingen, rekening houdend met internationaal overeengekomen normen. |
(52) |
Het is nodig ervoor te zorgen dat gebruikers van de haven en andere belanghebbenden worden geraadpleegd over wezenlijke aangelegenheden die verband houden met de gezonde ontwikkeling van de haven, het heffingsbeleid van de haven, de werking van de haven en haar mogelijkheden om economische activiteiten aan te trekken en te genereren. Die wezenlijke aangelegenheden omvatten de coördinatie van havendiensten binnen het havengebied, de efficiëntie van de achterlandverbindingen en de efficiëntie van de administratieve procedures in havens, evenals milieuaangelegenheden. Deze raadpleging laat de andere specifieke bevoegdheden op het gebied van die aangelegenheden, en ook de mogelijkheid voor lidstaten om dergelijke raadplegingen op nationaal niveau te houden, onverlet. De havenbeheerder moet met name de havengebruikers en andere belanghebbenden raadplegen over ontwikkelingsplannen voor havens. |
(53) |
Met het oog op de geëigende en effectieve toepassing van deze verordening moeten lidstaten ervoor zorgen dat zij beschikken over een doeltreffende procedure voor de behandeling van klachten. |
(54) |
De instanties van de lidstaten moeten samenwerken bij de behandeling van klachten in geschillen waarbij partijen zijn betrokken die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, en zij moeten algemene informatie uitwisselen over de behandeling van klachten zodat deze verordening op uniforme wijze kan worden toegepast. |
(55) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk zorgen voor een kader voor het verrichten van havendiensten en het creëren van een passend kader voor het aantrekken van de noodzakelijke investeringen in alle zeehavens van het trans-Europees vervoersnetwerk, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, gezien de Europese dimensie of de internationale en grensoverschrijdende aard van haven- en daaraan gerelateerde maritieme activiteiten, maar vanwege de noodzaak om gelijke concurrentievoorwaarden op Europees niveau tot stand te brengen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(56) |
Het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector biedt de sociale partners een kader voor het ontwikkelen van een gezamenlijke aanpak van sociale uitdagingen inzake arbeidsverhoudingen in de havens, waaronder arbeidsvoorwaarden, gezondheids- en veiligheidsaspecten, opleidingsvereisten en beroepskwalificaties. Dat kader moet met name worden vastgesteld in het licht van marktgebaseerde en technologische ontwikkelingen, en moet de sector aantrekkelijker maken bij jonge en vrouwelijke werknemers, rekening houdend met het belang van het waarborgen van het concurrentievermogen van de Europese zeehavens en het bevorderen van goede arbeidsvoorwaarden. Met volledige inachtneming van de autonomie van de sociale partners en rekening houdend met de technologische vooruitgang en de ontwikkelingen in de vervoerslogistiek, wordt het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector verzocht richtlijnen op te stellen voor het bepalen van opleidingsvereisten ter voorkoming van ongevallen op de werkplek en ter waarborging van het hoogste gezondheids- en veiligheidsniveau voor havenwerkers. De sociale partners dienen ook onderzoek te doen naar verschillende modellen voor de organisatie van de arbeid in zeehavens waarbij hoogwaardige banen en veilige arbeidsomstandigheden worden gewaarborgd en een antwoord wordt geboden op fluctuaties in de vraag naar havenarbeid. Het is belangrijk dat de Commissie de werkzaamheden van het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector steunt en bevordert. |
(57) |
De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
VOORWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Voorwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden vastgesteld:
a) |
een kader voor het verrichten van havendiensten; |
b) |
gemeenschappelijke voorschriften inzake financiële transparantie en heffingen op havendiensten en op het gebruik van haveninfrastructuur. |
2. Deze verordening is van toepassing op het verrichten van de volgende categorieën van havendiensten („havendiensten”), hetzij binnen havengebieden, hetzij op de waterweg naar de haven:
a) |
bunkering, |
b) |
vrachtafhandeling, |
c) |
meren, |
d) |
passagiersdiensten, |
e) |
ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen, |
f) |
loodsdiensten, alsmede |
g) |
slepen. |
3. Artikel 11, lid 2, is ook van toepassing op baggerwerkzaamheden.
4. Deze verordening is van toepassing op alle zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk, als opgenomen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1315/2013.
5. De lidstaten kunnen besluiten deze verordening niet toe te passen op zeehavens van het uitgebreide netwerk in de in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde ultraperifere gebieden. Indien lidstaten besluiten deze verordening niet toe te passen op die zeehavens, stellen zij de Commissie in kennis van dat besluit.
6. De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op andere zeehavens. Indien lidstaten besluiten deze verordening toe te passen op andere zeehavens, stellen zij de Commissie in kennis van hun besluit.
7. Deze verordening laat de Richtlijnen 2014/23/EU (14) en 2014/24/EU (15) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2014/25/EU onverlet.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „bunkering”: de levering van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van vaartuigen en de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van een aan een aanlegplaats gemeerd vaartuig;
2. „vrachtafhandeling”: de organisatie en behandeling van vracht tussen het vaartuig dat de vracht vervoert en de wal, voor de invoer, uitvoer of doorvoer van de vracht, met inbegrip van de verwerking, het vastsjorren, het losmaken, de stuwage, het vervoer en de tijdelijke opslag van de vracht in de desbetreffende vrachtafhandelingsterminal, en rechtstreeks gerelateerd aan het vervoer van de vracht, maar met uitzondering van — tenzij door de lidstaat anders bepaald — de opslag, ontmanteling, herverpakking of enige andere dienst met toegevoegde waarde die verband houdt met de vracht;
3. „bevoegde instantie”: een openbare of particuliere instantie die namens een lokaal, regionaal of nationaal niveau gerechtigd is, krachtens nationaal recht of nationale rechtsinstrumenten, samen met of in plaats van de havenbeheerder activiteiten te verrichten in verband met de organisatie en het beheer van havenactiviteiten;
4. „baggeren”: het verwijderen van zand, slib of andere materie van de bodem van de waterweg naar de haven, of binnen het havengebied dat onder de bevoegdheid van de havenbeheerder valt, met inbegrip van het afvoeren van het verwijderde materiaal, om vaartuigen toegang tot die haven te verschaffen; het omvat zowel initiële verwijdering (aanleg- en verdiepingsbaggerwerken) als onderhoudsbaggerwerken uitgevoerd om de waterweg toegankelijk te houden, zonder dat dit een aan de gebruiker aangeboden havendienst vormt;
5. „havenbeheerder”: een publieke of particuliere instantie die, krachtens nationaal recht of rechtsinstrumenten, tot doel heeft of wordt gemachtigd om, op lokaal niveau, al dan niet in combinatie met andere activiteiten, de haveninfrastructuur te besturen en te beheren en één of meer van de volgende taken in de betrokken haven te verrichten: de coördinatie van het havenverkeer, het beheer van het havenverkeer, en de coördinatie en controle van de activiteiten van de in de betrokken haven aanwezige exploitanten;
6. „meren”: de af- en ontmeerdiensten, inclusief het langs de kade verslepen, die nodig zijn voor de veilige bediening van een vaartuig in de haven of in de waterweg naar de haven;
7. „passagiersdiensten”: de organisatie en de afhandeling van passagiers, hun bagage en hun voertuigen tussen het vaartuig waarop ze worden vervoerd en de wal, met inbegrip van de verwerking van persoonsgegevens en het vervoer van passagiers binnen de desbetreffende passagiersterminal;
8. „loodsdiensten”: het begeleiden van een vaartuig door een loods of loodsstation met het oog op het veilig in- of uitvaren van de waterweg naar de haven of het veilig varen in de haven door het vaartuig;
9. „heffing op het gebruik van haveninfrastructuur”: een heffing die wordt geïnd, en direct of indirect ten goede komt aan de havenbeheerder of de bevoegde instantie, voor het gebruik van infrastructuur, installaties en diensten, met inbegrip van de waterweg naar de betrokken haven, en voor de toegang tot de verwerking van passagiers en vracht, maar met uitsluiting van landpachttarieven en heffingen van gelijke werking;
10. „ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen”: de ontvangst van scheepsafval en ladingsresiduen door iedere vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen als omschreven in Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (16);
11. „heffing op havendiensten”: een heffing die wordt geïnd en ten goede komt aan de aanbieder van havendiensten en wordt betaald door de gebruiker van de desbetreffende diensten;
12. „havendienstovereenkomst”: een formele en wettelijk bindende overeenkomst of rechtshandeling van gelijke werking tussen een aanbieder van havendiensten en de havenbeheerder of de bevoegde instantie die betrekking heeft op het verrichten van één of meer havendiensten; deze laat de vorm van aanwijzing van aanbieders van havendiensten onverlet;
13. „aanbieder van havendiensten”: elke natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling één of meer categorieën van havendiensten verricht of wenst te verrichten;
14. „openbaredienstverplichting”: een verplichting die is omschreven of vastgesteld om de verrichting te waarborgen van havendiensten of -activiteiten van algemeen belang die een exploitant, indien hij zijn eigen commerciële belangen zou volgen, niet of niet in dezelfde mate of tegen dezelfde voorwaarden op zich zou nemen;
15. „korte vaart”: de verplaatsing over zee van vracht en passagiers tussen in Europa (in geografische zin) gelegen havens of tussen die havens en havens in niet-Europese landen met een kustlijn langs omsloten zeeën die aan Europa grenzen;
16. „zeehaven”: een uit land en water bestaand gebied met infrastructuur en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van vaartuigen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen en het in- en ontschepen van passagiers, bemanningsleden en andere personen, evenals enige andere infrastructuur die voor vervoersexploitanten in het havengebied noodzakelijk is;
17. „slepen”: met behulp van een sleepboot aan een vaartuig bijstand bieden bij het manoeuvreren met het oog op het veilig in- of uitvaren van de haven of het veilig varen in de haven;
18. „waterweg naar de haven”: een toegang over het water tot de haven vanaf de open zee, zoals toegangsvaarwegen, vaargeulen, rivieren, zeekanalen en fjorden, mits die waterweg onder de bevoegdheid van de havenbeheerder valt.
HOOFDSTUK II
VERRICHTEN VAN HAVENDIENSTEN
Artikel 3
Organisatie van havendiensten
1. Overeenkomstig deze verordening kan de toegang tot de markt voor het verrichten van havendiensten in zeehavens, onderworpen zijn aan:
a) |
minimumeisen aan het verrichten van havendiensten, |
b) |
beperkingen van het aantal aanbieders, |
c) |
openbaredienstverplichtingen, |
d) |
beperkingen in verband met interne exploitanten. |
2. De lidstaten kunnen besluiten in het nationale recht geen enkele van de in lid 1 bedoelde voorwaarden op te leggen aan één of meer categorieën van havendiensten.
3. De voorwaarden inzake toegang tot de havenvoorzieningen, -installaties en -uitrusting zijn billijk, redelijk en niet-discriminerend.
Artikel 4
Minimumeisen aan het verrichten van havendiensten
1. De havenbeheerder of de bevoegde instantie kan eisen dat aanbieders van havendiensten, met inbegrip van onderaannemers, voldoen aan minimumeisen voor de verrichting van de desbetreffende havendienst.
2. De in lid 1 bedoelde minimumeisen mogen alleen betrekking hebben op:
a) |
de beroepskwalificaties van de aanbieder van havendiensten, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de aanbieder van havendiensten daadwerkelijk en permanent beheren; |
b) |
de financiële draagkracht van de aanbieder van havendiensten; |
c) |
de uitrusting die nodig is om de desbetreffende havendienst te verrichten in normale en veilige omstandigheden en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden; |
d) |
de beschikbaarheid van de betrokken havendienst voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door; |
e) |
naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen; |
f) |
naleving van lokale, nationale, uniale en internationale milieueisen; |
g) |
naleving van verplichtingen op het gebied van sociale en arbeidswetgeving die in de lidstaat van de betrokken haven van toepassing zijn, met inbegrip van de voorwaarden van geldende collectieve overeenkomsten, bemanningsvoorschriften en voorschriften met betrekking tot werk- en rusttijden voor zeevarenden, en de van toepassing zijnde regels inzake arbeidsinspecties; |
h) |
de betrouwbaarheid van de aanbieder van de havendienst, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten. |
3. Onverminderd lid 4 brengt een lidstaat, wanneer hij het nodig acht een vlagvereiste op te leggen met het oog op de volledige naleving van lid 2, onder g), voor vaartuigen die voornamelijk worden gebruikt voor sleep- of meeractiviteiten in havens op zijn grondgebied, de Commissie van zijn besluit op de hoogte vóór de bekendmaking van de kennisgeving betreffende een overeenkomst, of, bij ontstentenis daarvan, alvorens een vlagvereiste op te leggen.
4. De minimumeisen:
a) |
zijn transparant, objectief, niet-discriminerend, evenredig en relevant voor de categorie en aard van de betrokken havendiensten; |
b) |
worden nageleefd totdat het recht om havendiensten te verrichten vervalt. |
5. Indien de minimumeisen specifieke kennis van de plaatselijke omstandigheden omvatten, zorgt de havenbeheerder of de bevoegde instantie dat er adequate toegang tot informatie is, onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden.
6. In de in lid 1 bedoelde gevallen maakt de havenbeheerder of de bevoegde instantie de in lid 2 bedoelde minimumeisen en de procedure voor het verlenen van het recht om met inachtneming van deze eisen havendiensten te verrichten, uiterlijk op 24 maart 2019 of, in het geval van minimumeisen die van kracht worden na die datum, ten minste drie maanden voor de datum waarop deze minimumeisen van kracht worden, bekend. De havenbeheerder of de bevoegde instantie stelt de aanbieders van havendiensten van tevoren in kennis van wijzigingen in de criteria en de procedure.
7. De toepassing van dit artikel laat artikel 7 onverlet.
Artikel 5
Procedure om de naleving van de minimumeisen te waarborgen
1. De havenbeheerder of de bevoegde instantie behandelt aanbieders van havendiensten op transparante, objectieve, niet-discriminerende en evenredige wijze.
2. De havenbeheerder of de bevoegde instantie verleent of weigert het recht om havendiensten te verrichten op grond van de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde minimumeisen binnen een redelijke termijn, en in elk geval niet later dan vier maanden na ontvangst van een verzoek om verlening van een dergelijk recht en de nodige documenten.
3. Elke weigering door de havenbeheerder of de bevoegde instantie wordt naar behoren gemotiveerd op basis van de in artikel 4, lid 2, omschreven minimumeisen.
4. Elke beperking in de tijd of beëindiging, door de havenbeheerder of de bevoegde instantie, van het recht om havendiensten te verrichten wordt naar behoren gemotiveerd en is in overeenstemming met lid 1.
Artikel 6
Beperkingen van het aantal aanbieders van havendiensten
1. De havenbeheerder of de bevoegde instantie kan het aantal aanbieders van havendiensten voor een gegeven havendienst beperken om één of meer van de volgende redenen:
a) |
de schaarste of het gereserveerde gebruik van de beschikbare ruimte aan land of op de oever, op voorwaarde dat de beperking in overeenstemming is met de besluiten of plannen die zijn goedgekeurd door de havenbeheerder en, indien van toepassing, door een andere overheid bevoegd overeenkomstig nationaal recht; |
b) |
het ontbreken van een dergelijke beperking belemmert het nakomen van openbaredienstverplichtingen als bedoeld in artikel 7, daaronder begrepen gevallen waarin het ontbreken van de beperking voor de havenbeheerder, de bevoegde instantie of de havengebruikers leidt tot buitensporig hoge kosten in verband met het nakomen van dergelijke verplichtingen; |
c) |
het ontbreken van een dergelijke beperking vormt een belemmering voor het verzekeren van veilige, beveiligde of ecologisch duurzame havenactiviteiten; |
d) |
de kenmerken van de haveninfrastructuur of de aard van het havenverkeer zijn van dien aard dat zij geen activiteiten van meerdere aanbieders van havendiensten in de haven mogelijk maken; |
e) |
wanneer overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2014/25/EU is geconstateerd dat een havensector of subsector, samen met zijn havendiensten, binnen een lidstaat een activiteit verricht die rechtstreeks blootstaat aan concurrentie overeenkomstig artikel 34 van die richtlijn. In die gevallen zijn de leden 2 en 3 van dit artikel niet van toepassing. |
2. Teneinde belangstellende partijen de kans te geven om binnen een redelijke termijn opmerkingen te formuleren, maakt de havenbeheerder of de bevoegde instantie het voorstel om het aantal aanbieders van een havendienst te beperken overeenkomstig lid 1 samen met de gronden ter rechtvaardiging ten minste drie maanden voor de vaststelling van het besluit om het aantal aanbieders van een havendienst te beperken bekend.
3. De havenbeheerder of de bevoegde instantie maakt het genomen besluit om het aantal aanbieders van havendiensten te beperken bekend.
4. Indien de havenbeheerder of de bevoegde instantie besluit het aantal aanbieders van een havendienst te beperken, wordt een selectieprocedure gevolgd die openstaat voor alle belangstellende partijen en die niet-discriminerend en transparant is. De havenbeheerder of de bevoegde instantie maakt informatie bekend over de aan te bieden havendienst en de selectieprocedure en zorgt ervoor dat alle belangstellende partijen effectief toegang hebben tot de informatie die essentieel is voor het voorbereiden van hun inschrijvingen. Belanghebbende partijen krijgen genoeg tijd om hen toe te laten een degelijke evaluatie te maken en hun inschrijvingen voor te bereiden. In normale omstandigheden bedraagt de minimumtermijn 30 dagen.
5. Lid 4 is niet van toepassing in de gevallen bedoeld in lid 1, onder e), en in lid 7 van dit artikel, en in artikel 8.
6. Wanneer de havenbeheerder of de bevoegde instantie zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefent, havendiensten verricht, neemt de betrokken lidstaat de nodige maatregelen om belangenconflicten te voorkomen. Indien dergelijke maatregelen uitblijven, mag het aantal aanbieders niet kleiner zijn dan twee, tenzij een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten tot één enkele aanbieder door één of meer van de in lid 1 genoemde redenen gerechtvaardigd wordt.
7. Lidstaten kunnen besluiten dat hun havens van het uitgebreide netwerk die niet voldoen aan de criteria in artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1315/2013, het aantal dienstverleners voor een bepaalde havendienst kunnen beperken. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van een dergelijk besluit.
Artikel 7
Openbaredienstverplichtingen
1. De lidstaten kunnen besluiten aan havendiensten gerelateerde openbaredienstverplichtingen op te leggen aan aanbieders van havendiensten en kunnen het recht om dergelijke verplichtingen op te leggen overdragen aan de havenbeheerder of aan de bevoegde instantie, om ten minste een van de volgende aspecten te waarborgen:
a) |
de beschikbaarheid van de havendienst voor alle havengebruikers, aan alle aanlegplaatsen, zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door; |
b) |
de beschikbaarheid van de dienst voor alle gebruikers onder dezelfde voorwaarden; |
c) |
de betaalbaarheid van de dienst voor bepaalde categorieën van gebruikers; |
d) |
de veiligheid, beveiliging of ecologische duurzaamheid van havenactiviteiten; |
e) |
de voorziening van passende vervoersdiensten voor het publiek, en |
f) |
territoriale samenhang. |
2. De in lid 1 bedoelde openbaredienstverplichtingen zijn duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en zij waarborgen gelijke toegang voor alle in de Unie gevestigde aanbieders van havendiensten.
3. Indien een lidstaat besluit voor dezelfde dienst openbaredienstverplichtingen op te leggen in al zijn zeehavens die onder deze verordening vallen, stelt hij de Commissie in kennis van deze verplichtingen.
4. In geval van een verstoring van havendiensten waarvoor openbaredienstverplichtingen zijn opgelegd of wanneer er een direct risico op een dergelijke situatie bestaat, kan de havenbeheerder of de bevoegde instantie een noodmaatregel treffen. De noodmaatregel kan de vorm aannemen van een directe gunning om de dienst voor een termijn van maximaal twee jaar aan een andere aanbieder toe te wijzen. In deze periode start de havenbeheerder of de bevoegde instantie een nieuwe procedure om een aanbieder van havendiensten te selecteren of past de havenbeheerder of de bevoegde instantie artikel 8 toe. Collectieve vakbondsacties die plaatsvinden in overeenstemming met nationaal recht worden niet beschouwd als een verstoring van havendiensten waarvoor een noodmaatregel kan worden getroffen.
Artikel 8
Interne exploitant
1. Onverminderd artikel 6, lid 6, kan de havenbeheerder of de bevoegde instantie besluiten een havendienst zelf te verrichten, dan wel via een juridisch zelfstandige entiteit waarover de havenbeheerder of de bevoegde instantie een bepaalde mate van zeggenschap uitoefent die vergelijkbaar is met de zeggenschap die hij of zij over de eigen diensten heeft, mits artikel 4 op gelijke wijze van toepassing is op alle exploitanten die de betrokken havendienst verrichten. In een dergelijk geval wordt de aanbieder van havendiensten voor de toepassing van deze verordening geacht een interne exploitant te zijn.
2. De havenbeheerder of de bevoegde instantie wordt alleen geacht een bepaalde mate van zeggenschap over een juridisch zelfstandige entiteit uit te oefenen die vergelijkbaar is met de zeggenschap die de havenbeheerder of de bevoegde instantie over de eigen diensten heeft, indien deze een beslissende invloed uitoefent op zowel de strategische doelstellingen als de belangrijke beslissingen van de betrokken entiteit.
3. In de in artikel 6, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde gevallen mag de interne exploitant de hem toegewezen havendienst slechts uitvoeren in de haven of havens waarvoor hij als aanbieder van de havendienst is aangewezen.
Artikel 9
Waarborging van werknemersrechten
1. Deze verordening laat de toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet.
2. Onverminderd het Unierecht en het nationale recht, met inbegrip van toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten tussen sociale partners, vereist de havenbeheerder of de bevoegde instantie dat de aangewezen aanbieder van havendiensten zijn personeel arbeidsvoorwaarden biedt die overeenstemmen met de toepasselijke verplichtingen inzake sociale en arbeidswetgeving en dat deze aan de in het Unierecht, het nationale recht of de collectieve arbeidsovereenkomsten opgenomen sociale normen voldoet.
3. In het geval van een wijziging van aanbieder van havendiensten als gevolg van een gunning van een concessie of overheidsopdracht, kan de havenbeheerder of de bevoegde instantie vereisen dat de rechten en verplichtingen van de gevestigde aanbieder van havendiensten die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding als omschreven in het nationale recht en die op de datum van die wijziging bestaat, aan de nieuw aangewezen aanbieder van havendiensten worden overgedragen. In dat geval worden aan het eerder bij de gevestigde aanbieder van havendiensten werkzame personeel dezelfde rechten toegekend als die welke het genoten zou hebben indien een overgang van onderneming in de zin van Richtlijn 2001/23/EG zou hebben plaatsgevonden.
4. Wanneer, in het kader van het verrichten van havendiensten, een overdracht van personeel plaatsvindt, worden in de aanbestedingsdocumenten en de havendienstovereenkomsten de betrokken personeelsleden opgesomd en transparante details verstrekt over hun contractuele rechten en de voorwaarden waaronder werknemers worden geacht aan de havendiensten verbonden te zijn.
Artikel 10
Vrijstellingen
1. Dit hoofdstuk en artikel 21 zijn niet van toepassing op vrachtafhandeling, passagiers- of loodsdiensten.
2. De lidstaten kunnen besluiten dit hoofdstuk en artikel 21 toe te passen op loodsdiensten. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van een dergelijk besluit.
HOOFDSTUK III
FINANCIËLE TRANSPARANTIE EN AUTONOMIE
Artikel 11
Transparantie van financiële betrekkingen
1. De financiële betrekkingen tussen overheden en een havenbeheerder of een andere entiteit die namens hem havendiensten verricht en die publieke middelen ontvangt, worden op transparante wijze in het boekhoudingssysteem weergegeven om een duidelijk beeld te verschaffen over:
a) |
de rechtstreekse toekenning van publieke middelen door overheden aan de betrokken havenbeheerders; |
b) |
de toekenning van publieke middelen door overheden via overheidsbedrijven of openbare financiële instellingen, alsmede |
c) |
de besteding van die publieke middelen aan de doelen waarvoor ze zijn toegewezen. |
2. Wanneer de havenbeheerder die publieke middelen ontvangt zelf haven- of baggerdiensten aanbiedt, of wanneer een andere entiteit die diensten namens hem aanbiedt, houdt hij van die publiek gefinancierde haven- of baggerdienst een afzonderlijke boekhouding bij, op zodanige wijze dat:
a) |
alle kosten en opbrengsten correct worden toegerekend op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, en |
b) |
de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhoudingen worden gevoerd, duidelijk vastliggen. |
3. De in lid 1 bedoelde publieke middelen omvatten aandelenkapitaal en kapitaalmiddelen van dezelfde aard als aandelenkapitaal, niet of slechts onder bepaalde omstandigheden terug te betalen subsidies, leningen, met inbegrip van overdisposities en voorschotten op kapitaalinbreng, door overheden aan de havenbeheerder verstrekte garanties, en elke andere vorm van financiële overheidssteun.
4. De havenbeheerder, of een andere entiteit die namens hem havendiensten aanbiedt, bewaart de in leden 1 en 2 bedoelde informatie over de financiële betrekkingen gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waarop de informatie betrekking heeft.
5. De havenbeheerder, of een andere entiteit die namens hem havendiensten aanbiedt, stelt de bevoegde instantie in de betrokken lidstaat in het geval van een formele klacht en op verzoek de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie ter beschikking, evenals alle aanvullende informatie die noodzakelijk wordt geacht voor een grondige analyse van de ingediende gegevens en om te beoordelen of deze verordening wordt nageleefd overeenkomstig de mededingingsregels. Dergelijke informatie wordt door de bevoegde instantie op verzoek ter beschikking gesteld aan de Commissie. De informatie wordt verstrekt binnen drie maanden na de datum van het verzoek.
6. Indien de havenbeheerder of een andere entiteit die namens hem havendiensten aanbiedt, in voorgaande boekjaren geen publieke middelen heeft ontvangen, maar in een bepaald boekjaar begunstigde van publieke middelen wordt, past hij de leden 1 en 2 toe vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de overdracht van de publieke middelen plaatsvindt.
7. Indien publieke middelen worden betaald als vergoeding voor een openbaredienstverplichting, worden zij afzonderlijk verantwoord in de desbetreffende boekhouding en mogen zij niet naar een andere dienst of bedrijfsactiviteit worden overgeboekt.
8. De lidstaten kunnen beslissen dat lid 2 van dit artikel niet geldt voor hun havens van het uitgebreide netwerk die niet voldoen aan de criteria in artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1315/2013 indien dit leidt tot een administratieve belasting die onevenredig groot is, mits alle ontvangen publieke middelen en het gebruik daarvan voor het verrichten van havendiensten volledig transparant blijven in het boekhoudingssysteem. De lidstaten stellen de Commissie vooraf in kennis van een dergelijk besluit.
Artikel 12
Heffingen op havendiensten
1. Heffingen voor de diensten die door een interne exploitant worden verricht en waarvoor een openbaredienstverplichting geldt, de heffingen voor loodsdiensten die niet aan daadwerkelijke mededinging zijn blootgesteld, alsmede de heffingen die worden opgelegd door aanbieders van havendiensten als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), worden op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze bepaald en zijn evenredig aan de kosten van de aangeboden dienst.
2. De betaling van deze heffingen op havendiensten kan worden geïntegreerd in andere betalingen, zoals de betaling van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur. In dat geval zorgen de aanbieder van havendiensten en, voor zover van toepassing, de havenbeheerder ervoor dat het bedrag van de heffing op de havendienst gemakkelijk identificeerbaar is voor de gebruiker van de havendienst.
3. De aanbieder van havendiensten stelt in het geval van een formele klacht en op verzoek de bevoegde instantie in de betrokken lidstaat alle relevante informatie ter beschikking over de elementen die als basis dienen voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op havendiensten die onder lid 1 vallen.
Artikel 13
Heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur
1. De lidstaten zorgen ervoor dat er een heffing op het gebruik van haveninfrastructuur wordt opgelegd. Deze heffing verhindert niet dat aanbieders van havendiensten die gebruikmaken van de haveninfrastructuur heffingen op havendiensten opleggen.
2. De betaling van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kan worden geïntegreerd in andere betalingen, zoals de betaling van de heffingen op havendiensten. In dat geval zorgt de havenbeheerder ervoor dat het bedrag van de heffing op het gebruik van haveninfrastructuur gemakkelijk identificeerbaar blijft voor de gebruiker van de haveninfrastructuur.
3. Om bij te dragen tot een efficiënt systeem voor het opleggen van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur, worden de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur bepaald op basis van de eigen commerciële strategie en investeringsplannen van de haven en voldoen zij aan de mededingingsregels. In voorkomend geval voldoen deze heffingen ook aan de algemene voorschriften die in het kader van het algemeen havenbeleid van de betrokken lidstaat zijn bepaald.
4. Onverminderd lid 3 mogen heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur worden gedifferentieerd overeenkomstig de eigen economische strategie en het beleid inzake ruimtelijke ordening van de haven, gerelateerd, onder andere, aan bepaalde categorieën gebruikers, of om het efficiënter gebruik van de haveninfrastructuur, de korte vaart of goede milieuprestaties, dan wel het energie- of koolstofefficiënt vervoer te bevorderen. De criteria voor een dergelijke differentiatie zijn transparant, objectief, niet-discriminerend en in overeenstemming met het mededingingsrecht, inclusief de regels inzake staatssteun. De heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kunnen mede gebaseerd zijn op externe kosten en kunnen variëren naargelang de commerciële praktijken.
5. De havenbeheerder of de bevoegde instantie zorgt ervoor dat de gebruikers van de haven en de vertegenwoordigers of verenigingen van havengebruikers in kennis worden gesteld van de aard en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur. De havenbeheerder of de bevoegde instantie zorgt ervoor dat gebruikers van haveninfrastructuur in kennis worden gesteld van wijzigingen in de aard of het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur en dit ten minste twee maanden vóór de dag waarop die wijzigingen van kracht worden. De havenbeheerder of de bevoegde instantie is niet verplicht differentiaties in de heffingen als gevolg van individuele onderhandelingen openbaar te maken.
6. De havenbeheerder stelt in het geval van een formele klacht en op verzoek de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat de in leden 4 en 5 bedoelde informatie en alle relevante informatie over de elementen die als basis dienen voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur ter beschikking. Die instantie stelt de informatie op verzoek ter beschikking aan de Commissie.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Opleiding van personeel
Aanbieders van havendiensten zorgen ervoor dat personeelsleden de nodige opleiding krijgen om de voor het verrichten van hun werkzaamheden vereiste kennis te vergaren, met bijzondere nadruk op de gezondheids- en veiligheidsaspecten, en zorgen ervoor dat de opleidingsvereisten op regelmatige basis geactualiseerd worden om aan de uitdagingen van technologische innovatie tegemoet te komen.
Artikel 15
Raadpleging van havengebruikers en andere belanghebbenden
1. De havenbeheerder raadpleegt overeenkomstig het toepasselijke nationale recht de havengebruikers over zijn heffingenbeleid, ook in de in artikel 8 bedoelde gevallen. Deze raadpleging gebeurt ook bij elke aanzienlijke wijziging van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur en heffingen op havendiensten in de gevallen waar interne exploitanten havendiensten verrichten waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden.
2. De havenbeheerder raadpleegt overeenkomstig het toepasselijke nationale recht de havengebruikers en andere relevante belanghebbenden over essentiële, onder zijn bevoegdheid vallende aangelegenheden in verband met:
a) |
de coördinatie van havendiensten binnen het havengebied; |
b) |
maatregelen om de verbindingen met het achterland te verbeteren, waaronder maatregelen om het vervoer per spoor en over de binnenwateren te ontwikkelen en de efficiëntie ervan te verbeteren; |
c) |
de efficiëntie van administratieve procedures in de haven en maatregelen om deze te vereenvoudigen; |
d) |
milieuaspecten; |
e) |
ruimtelijke ordening, alsmede |
f) |
maatregelen ter waarborging van de veiligheid in het havengebied, waaronder, in voorkomend geval, de gezondheid en veiligheid van havenwerkers. |
3. De aanbieders van havendiensten stellen havengebruikers passende informatie over de aard en het niveau van de heffingen op havendiensten ter beschikking.
4. Bij het nakomen van hun krachtens dit artikel opgelegde verplichtingen eerbiedigen de havenbeheerder en de aanbieders van havendiensten de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
Artikel 16
Behandeling van klachten
1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat er een doeltreffende procedure voorhanden is voor het behandelen van klachten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening voor zeehavens van die lidstaat die onder deze verordening vallen.
2. Klachten worden behandeld op een wijze die belangenconflicten voorkomt en functioneel onafhankelijk is van havenbeheerders en aanbieders van havendiensten. De lidstaten zorgen ervoor dat er een daadwerkelijke functionele scheiding bestaat tussen de behandeling van klachten enerzijds en de eigendom en het beheer van havens, het verrichten van havendiensten en het gebruik van havens anderzijds. De behandeling van klachten geschiedt op onpartijdige en transparante wijze en met inachtneming van de vrijheid van ondernemen.
3. Klachten worden ingediend in de lidstaat van de haven waar het geschil verondersteld wordt te zijn ontstaan. De lidstaten zorgen ervoor dat havengebruikers en andere relevante belanghebbenden in kennis worden gesteld van de plaats waar en de wijze waarop een klacht kan worden ingediend, en welke instanties verantwoordelijk zijn voor de behandeling van klachten.
4. De voor de behandeling van klachten verantwoordelijke instanties werken, in voorkomend geval, samen met het oog op wederzijdse bijstand bij geschillen met partijen die in verschillende lidstaten gevestigd zijn.
5. De voor de behandeling van klachten verantwoordelijke instanties zijn, in overeenstemming met het nationale recht, bevoegd om havenbeheerders, aanbieders van havendiensten en havengebruikers te verplichten hun informatie in verband met een klacht te verschaffen.
6. De voor de behandeling van klachten verantwoordelijke instanties zijn in overeenstemming met het nationale recht bevoegd om, in voorkomend geval, bindende beslissingen te nemen die vatbaar zijn voor rechterlijke toetsing.
7. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 24 maart 2019 in kennis van de procedure voor de behandeling van klachten alsmede van de in lid 3 bedoelde instanties, en vervolgens van elke wijziging van de aldus verstrekte informatie. De Commissie maakt deze informatie bekend en werkt deze regelmatig bij op haar website.
8. In voorkomend geval wisselen de lidstaten algemene informatie uit over de toepassing van dit artikel. De Commissie steunt deze samenwerking.
Artikel 17
Betrokken instanties
De lidstaten zorgen ervoor dat havengebruikers en andere relevante belanghebbenden in kennis worden gesteld van de bevoegde nationale instanties bedoeld in artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 3, en artikel 13, lid 6. De lidstaten stellen ook de Commissie uiterlijk op 24 maart 2019 in kennis van deze instanties, en vervolgens van elke wijziging van de aldus verstrekte informatie. De Commissie maakt deze informatie bekend en werkt deze regelmatig bij op haar website.
Artikel 18
Beroepsprocedures
1. Elke partij met een rechtmatig belang heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de besluiten of afzonderlijke maatregelen die krachtens deze verordening door de havenbeheerder, de bevoegde instantie of elke andere bevoegde nationale instantie worden genomen. Beroepsinstanties zijn onafhankelijk van de betrokken partijen en kunnen gerechten zijn.
2. Wanneer de in lid 1 genoemde beroepsinstantie geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen altijd schriftelijk worden gemotiveerd. De beslissingen van de beroepsinstantie zijn vatbaar voor rechterlijke toetsing door een nationaal gerecht.
Artikel 19
Sancties
De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 24 maart 2019 van die maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.
Artikel 20
Voortgangsverslag
De Commissie legt uiterlijk op 24 maart 2023 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de werking en het effect van deze verordening.
In dat verslag wordt rekening gehouden met elke vooruitgang die in het kader van het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector wordt geboekt.
Artikel 21
Overgangsmaatregelen
1. Deze verordening is niet van toepassing op havendienstovereenkomsten die vóór 15 februari 2017 en voor een bepaalde duur zijn gesloten.
2. Havendienstovereenkomsten die vóór 15 februari 2017 voor onbepaalde duur zijn gesloten of soortgelijke gevolgen hebben, worden uiterlijk op 1 juli 2025 gewijzigd om te voldoen aan deze verordening.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 24 maart 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 15 februari 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
I. BORG
(1) PB C 327 van 12.11.2013, blz. 111.
(2) PB C 114 van 15.4.2014, blz. 57.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 januari 2017.
(4) Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
(5) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(6) Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3).
(7) Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8).
(8) Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).
(9) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(10) Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(11) Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17).
(12) Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
(13) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
(14) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(15) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(16) Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).
3.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/19 |
VERORDENING (EU) 2017/353 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 februari 2017
tot vervanging van de bijlagen A en B bij Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de bijlagen A en B bij Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn de benamingen opgenomen die in het nationale recht van de lidstaten worden gebruikt voor de insolventieprocedures en de insolventiefunctionarissen waarop die verordening van toepassing is. Bijlage A bevat een lijst van de insolventieprocedures als bedoeld in artikel 2, punt 4, van die verordening en bijlage B bevat een lijst van de insolventiefunctionarissen als bedoeld in punt 5 van dat artikel. |
(2) |
Op 4 december 2015 heeft Polen de Commissie in kennis gesteld van wijzigingen van de in de bijlagen A en B bij Verordening (EU) 2015/848 opgenomen lijsten. Die wijzigingen zijn in overeenstemming met de vereisten van die verordening. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 1 september 2016 te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen. |
(4) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. |
(6) |
De bijlagen A en B bij Verordening (EU) 2015/848 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen A en B bij Verordening (EU) 2015/848 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening wordt toegepast met ingang van 26 juni 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 15 februari 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
I. BORG
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 januari 2017.
(2) Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).
BIJLAGE
BIJLAGE A
Insolventieprocedures als bedoeld in artikel 2, punt 4
BELGIQUE/BELGIË
— |
Het faillissement/La faillite, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord/La réorganisation judiciaire par accord collectif, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord/La réorganisation judiciaire par accord amiable, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag/La réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice, |
— |
De collectieve schuldenregeling/Le règlement collectif de dettes, |
— |
De vrijwillige vereffening/La liquidation volontaire, |
— |
De gerechtelijke vereffening/La liquidation judiciaire, |
— |
De voorlopige ontneming van beheer, bepaald in artikel 8 van de faillissementswet/Le dessaisissement provisoire, visé à l'article 8 de la loi sur les faillites, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Производство по несъстоятелност, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Konkurs, |
— |
Reorganizace, |
— |
Oddlužení, |
DEUTSCHLAND
— |
Das Konkursverfahren, |
— |
Das gerichtliche Vergleichsverfahren, |
— |
Das Gesamtvollstreckungsverfahren, |
— |
Das Insolvenzverfahren, |
EESTI
— |
Pankrotimenetlus, |
— |
Võlgade ümberkujundamise menetlus, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Compulsory winding-up by the court, |
— |
Bankruptcy, |
— |
The administration in bankruptcy of the estate of persons dying insolvent, |
— |
Winding-up in bankruptcy of partnerships, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation of a court), |
— |
Arrangements under the control of the court which involve the vesting of all or part of the property of the debtor in the Official Assignee for realisation and distribution, |
— |
Examinership, |
— |
Debt Relief Notice, |
— |
Debt Settlement Arrangement, |
— |
Personal Insolvency Arrangement, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Η πτώχευση, |
— |
Η ειδική εκκαθάριση εν λειτουργία, |
— |
Σχέδιο αναδιοργάνωσης, |
— |
Απλοποιημένη διαδικασία επί πτωχεύσεων μικρού αντικειμένου, |
— |
Διαδικασία εξυγίανσης, |
ESPAÑA
— |
Concurso, |
— |
Procedimiento de homologación de acuerdos de refinanciación, |
— |
Procedimiento de acuerdos extrajudiciales de pago, |
— |
Procedimiento de negociación pública para la consecución de acuerdos de refinanciación colectivos, acuerdos de refinanciación homologados y propuestas anticipadas de convenio, |
FRANCE
— |
Sauvegarde, |
— |
Sauvegarde accélérée, |
— |
Sauvegarde financière accélérée, |
— |
Redressement judiciaire, |
— |
Liquidation judiciaire, |
HRVATSKA
— |
Stečajni postupak, |
ITALIA
— |
Fallimento, |
— |
Concordato preventivo, |
— |
Liquidazione coatta amministrativa, |
— |
Amministrazione straordinaria, |
— |
Accordi di ristrutturazione, |
— |
Procedure di composizione della crisi da sovraindebitamento del consumatore (accordo o piano), |
— |
Liquidazione dei beni, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Υποχρεωτική εκκαθάριση από το Δικαστήριο, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από μέλη, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από πιστωτές |
— |
Εκκαθάριση με την εποπτεία του Δικαστηρίου, |
— |
Διάταγμα παραλαβής και πτώχευσης κατόπιν Δικαστικού Διατάγματος, |
— |
Διαχείριση της περιουσίας προσώπων που απεβίωσαν αφερέγγυα, |
LATVIJA
— |
Tiesiskās aizsardzības process, |
— |
Juridiskās personas maksātnespējas process, |
— |
Fiziskās personas maksātnespējas process, |
LIETUVA
— |
Įmonės restruktūrizavimo byla, |
— |
Įmonės bankroto byla, |
— |
Įmonės bankroto procesas ne teismo tvarka, |
— |
Fizinio asmens bankroto procesas, |
LUXEMBOURG
— |
Faillite, |
— |
Gestion contrôlée, |
— |
Concordat préventif de faillite (par abandon d'actif), |
— |
Régime spécial de liquidation du notariat, |
— |
Procédure de règlement collectif des dettes dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Csődeljárás, |
— |
Felszámolási eljárás, |
MALTA
— |
Xoljiment, |
— |
Amministrazzjoni, |
— |
Stralċ volontarju mill-membri jew mill-kredituri, |
— |
Stralċ mill-Qorti, |
— |
Falliment f’każ ta’ kummerċjant, |
— |
Proċedura biex kumpanija tirkupra, |
NEDERLAND
— |
Het faillissement, |
— |
De surséance van betaling, |
— |
De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Das Konkursverfahren (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Sanierungsverfahren ohne Eigenverwaltung (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Sanierungsverfahren mit Eigenverwaltung (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Schuldenregulierungsverfahren, |
— |
Das Abschöpfungsverfahren, |
— |
Das Ausgleichsverfahren, |
POLSKA
— |
Upadłość |
— |
Postępowanie o zatwierdzenie układu, |
— |
Przyspieszone postępowanie układowe, |
— |
Postępowanie układowe, |
— |
Postępowanie sanacyjne, |
PORTUGAL
— |
Processo de insolvência, |
— |
Processo especial de revitalização, |
ROMÂNIA
— |
Procedura insolvenței, |
— |
Reorganizarea judiciară, |
— |
Procedura falimentului, |
— |
Concordatul preventiv, |
SLOVENIJA
— |
Postopek preventivnega prestrukturiranja, |
— |
Postopek prisilne poravnave, |
— |
Postopek poenostavljene prisilne poravnave, |
— |
Stečajni postopek: stečajni postopek nad pravno osebo, postopek osebnega stečaja in postopek stečaja zapuščine, |
SLOVENSKO
— |
Konkurzné konanie, |
— |
Reštrukturalizačné konanie, |
— |
Oddlženie, |
SUOMI/FINLAND
— |
Konkurssi/konkurs, |
— |
Yrityssaneeraus/företagssanering, |
— |
Yksityishenkilön velkajärjestely/skuldsanering för privatpersoner, |
SVERIGE
— |
Konkurs, |
— |
Företagsrekonstruktion, |
— |
Skuldsanering, |
UNITED KINGDOM
— |
Winding-up by or subject to the supervision of the court, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation by the court), |
— |
Administration, including appointments made by filing prescribed documents with the court, |
— |
Voluntary arrangements under insolvency legislation, |
— |
Bankruptcy or sequestration. |
BIJLAGE B
Insolventiefunctionarissen als bedoeld in artikel 2, punt 5
BELGIQUE/BELGIË
— |
De curator/Le curateur, |
— |
De gedelegeerd rechter/Le juge-délégué, |
— |
De gerechtsmandataris/Le mandataire de justice, |
— |
De schuldbemiddelaar/Le médiateur de dettes, |
— |
De vereffenaar/Le liquidateur, |
— |
De voorlopige bewindvoerder/L'administrateur provisoire, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Назначен предварително временен синдик, |
— |
Временен синдик, |
— |
(Постоянен) синдик, |
— |
Служебен синдик, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Insolvenční správce, |
— |
Předběžný insolvenční správce, |
— |
Oddělený insolvenční správce, |
— |
Zvláštní insolvenční správce, |
— |
Zástupce insolvenčního správce, |
DEUTSCHLAND
— |
Konkursverwalter, |
— |
Vergleichsverwalter, |
— |
Sachwalter (nach der Vergleichsordnung), |
— |
Verwalter, |
— |
Insolvenzverwalter, |
— |
Sachwalter (nach der Insolvenzordnung), |
— |
Treuhänder, |
— |
Vorläufiger Insolvenzverwalter, |
— |
Vorläufiger Sachwalter, |
EESTI
— |
Pankrotihaldur, |
— |
Ajutine pankrotihaldur, |
— |
Usaldusisik, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Liquidator, |
— |
Official Assignee, |
— |
Trustee in bankruptcy, |
— |
Provisional Liquidator, |
— |
Examiner, |
— |
Personal Insolvency Practitioner, |
— |
Insolvency Service, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Ο σύνδικος, |
— |
Ο εισηγητής, |
— |
Η επιτροπή των πιστωτών, |
— |
Ο ειδικός εκκαθαριστής, |
ESPAÑA
— |
Administrador concursal, |
— |
Mediador concursal, |
FRANCE
— |
Mandataire judiciaire, |
— |
Liquidateur, |
— |
Administrateur judiciaire, |
— |
Commissaire à l'exécution du plan, |
HRVATSKA
— |
Stečajni upravitelj, |
— |
Privremeni stečajni upravitelj, |
— |
Stečajni povjerenik, |
— |
Povjerenik, |
ITALIA
— |
Curatore, |
— |
Commissario giudiziale, |
— |
Commissario straordinario, |
— |
Commissario liquidatore, |
— |
Liquidatore giudiziale, |
— |
Professionista nominato dal Tribunale, |
— |
Organismo di composizione della crisi nella procedura di composizione della crisi da sovraindebitamento del consumatore, |
— |
Liquidatore, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Εκκαθαριστής και Προσωρινός Εκκαθαριστής, |
— |
Επίσημος Παραλήπτης, |
— |
Διαχειριστής της Πτώχευσης, |
LATVIJA
— |
Maksātnespējas procesa administrators, |
LIETUVA
— |
Bankroto administratorius, |
— |
Restruktūrizavimo administratorius, |
LUXEMBOURG
— |
Le curateur, |
— |
Le commissaire, |
— |
Le liquidateur, |
— |
Le conseil de gérance de la section d'assainissement du notariat, |
— |
Le liquidateur dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Vagyonfelügyelő, |
— |
Felszámoló, |
MALTA
— |
Amministratur Proviżorju, |
— |
Riċevitur Uffiċjali, |
— |
Stralċjarju, |
— |
Manager Speċjali, |
— |
Kuraturi f’każ ta’ proċeduri ta’ falliment, |
— |
Kontrollur Speċjali, |
NEDERLAND
— |
De curator in het faillissement, |
— |
De bewindvoerder in de surséance van betaling, |
— |
De bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Masseverwalter, |
— |
Sanierungsverwalter, |
— |
Ausgleichsverwalter, |
— |
Besonderer Verwalter, |
— |
Einstweiliger Verwalter, |
— |
Sachwalter, |
— |
Treuhänder, |
— |
Insolvenzgericht, |
— |
Konkursgericht, |
POLSKA
— |
Syndyk, |
— |
Nadzorca sądowy, |
— |
Zarządca, |
— |
Nadzorca układu, |
— |
Tymczasowy nadzorca sądowy, |
— |
Tymczasowy zarządca, |
— |
Zarządca przymusowy, |
PORTUGAL
— |
Administrador da insolvência, |
— |
Administrador judicial provisório, |
ROMÂNIA
— |
Practician în insolvență, |
— |
Administrator concordatar, |
— |
Administrator judiciar, |
— |
Lichidator judiciar, |
SLOVENIJA
— |
Upravitelj, |
SLOVENSKO
— |
Predbežný správca, |
— |
Správca, |
SUOMI/FINLAND
— |
Pesänhoitaja/boförvaltare, |
— |
Selvittäjä/utredare, |
SVERIGE
— |
Förvaltare, |
— |
Rekonstruktör, |
UNITED KINGDOM
— |
Liquidator, |
— |
Supervisor of a voluntary arrangement, |
— |
Administrator, |
— |
Official Receiver, |
— |
Trustee, |
— |
Provisional Liquidator, |
— |
Interim Receiver, |
— |
Judicial factor. |
3.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/31 |
VERORDENING (EU) 2017/354 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 februari 2017
tot wijziging van Verordening (EU) 2015/936 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere invoerregeling van de Unie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2015/936 van het Europees Parlement en de Raad (2) worden de gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere invoerregeling van de Unie. |
(2) |
De vrijlating van politieke gevangenen in de Republiek Belarus op 22 augustus 2015 was een belangrijke stap die, samen met een aantal andere positieve initiatieven die de afgelopen twee jaar door de Republiek Belarus zijn genomen, zoals de hervatting van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Belarus, heeft bijgedragen aan de verbetering van de betrekkingen tussen de Unie en de Republiek Belarus. |
(3) |
De betrekkingen tussen de EU en Belarus dienen gebaseerd te zijn op gemeenschappelijke waarden, met name op het gebied van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en er moet aan worden herinnerd dat de mensenrechtensituatie in de Republiek Belarus een punt van zorg blijft voor de Unie, in het bijzonder wat betreft kwesties als de doodstraf, die moet worden afgeschaft. |
(4) |
Die positieve politieke ontwikkelingen in de verhouding tussen de Unie en de Republiek Belarus moeten worden erkend en de bilaterale betrekkingen moeten verder worden verbeterd. Om die reden moeten bij deze verordening de autonome tariefcontingenten voor de invoer van textiel en kleding van oorsprong uit de Republiek Belarus, zoals bedoeld in de bijlagen II en III bij Verordening (EU) 2015/936, worden ingetrokken, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid van de Unie om in de toekomst opnieuw tariefcontingenten in te voeren, mocht de mensenrechtensituatie in de Republiek Belarus ernstig verslechteren. |
(5) |
De afschaffing van de autonome tariefcontingenten voor de invoer van textiel en kleding van oorsprong uit de Republiek Belarus houdt in dat de contingenten voor het passief veredelingsverkeer niet langer nodig zijn. Dientengevolge moeten artikel 4, lid 2, en hoofdstuk V van Verordening (EU) 2015/936, alsmede bijlage V bij die verordening, worden geschrapt. Artikel 31 van die verordening betreffende de vaststelling van gedelegeerde handelingen moet eveneens dienovereenkomstig worden gewijzigd. Uit het beperkte gebruik dat van de autonome tariefcontingenten en de contingenten voor passieve veredeling voor de invoer van textiel en kleding van oorsprong uit de Republiek Belarus werd gemaakt, valt af te leiden dat de afschaffing van deze contingenten slechts een beperkt effect zal hebben op het handelsverkeer van de Unie. |
(6) |
Om onjuiste codes van de gecombineerde nomenclatuur in de categorieën 12, 13, 18, 68, 78, 83 (groep II B), 67, 70, 94, 96 (groep III B) en 161 (groep V) te corrigeren, moet bijlage I bij Verordening (EU) 2015/936 worden gewijzigd. |
(7) |
In de bijlagen II, III en IV bij Verordening (EU) 2015/936 moet de officiële naam van de Democratische Volksrepubliek Korea worden gebruikt. |
(8) |
Om de administratieve procedures te vergemakkelijken, moet de geldigheidsduur van invoervergunningen vervat in artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) 2015/936 van zes naar negen maanden worden verlengd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2015/936 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4, lid 2, wordt geschrapt. |
2) |
Artikel 21, lid 2, wordt vervangen door: „2. De geldigheidsduur van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten af te geven invoervergunningen is negen maanden. Die geldigheidsduur kan, zo nodig, volgens de in artikel 30, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure worden gewijzigd.”. |
3) |
Hoofdstuk V wordt geschrapt. |
4) |
In artikel 31 worden de leden 2 en 3 vervangen door: „2. De in artikel 3, lid 3, artikel 5, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13 en artikel 35 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 20 februari 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen die verlenging verzet. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 3, artikel 5, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13 en artikel 35 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”. |
5) |
In artikel 31 wordt lid 6 vervangen door: „6. Een overeenkomstig artikel 3, lid 3, of artikel 12, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met vier maanden verlengd.”. |
6) |
Deel A van bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening en de bijlagen II, III en IV worden vervangen door de teksten in de bijlage bij deze verordening. |
7) |
Bijlage V wordt geschrapt. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 15 februari 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
I. BORG
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 februari 2017.
(2) Verordening (EU) 2015/936 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2015 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere invoerregeling van de Unie (PB L 160 van 25.6.2015, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen I, II, III en IV bij Verordening (EU) 2015/936 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Deel A van bijlage I wordt vervangen door: „A. TEXTIELPRODUCTEN BEDOELD IN ARTIKEL 1
|
2) |
Bijlage II wordt vervangen door: „BIJLAGE II Lijst van de in artikel 2 bedoelde landen Democratische Volksrepubliek Korea”. |
3) |
Bijlage III wordt vervangen door: „BIJLAGE III Jaarlijkse kwantitatieve maxima van de Unie, als bedoeld in artikel 3, lid 1 DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK KOREA
|
4) |
Bijlage IV wordt vervangen door: „BIJLAGE IV Bijlage bedoeld in artikel 3, lid 3 (De omschrijving van de hier opgesomde categorieën producten is in bijlage I, onder A, opgenomen)
|
3.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/59 |
VERORDENING (EU) 2017/355 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 februari 2017
betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*1), anderzijds
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*1), anderzijds (2) („de overeenkomst”), is op 27 oktober 2015 ondertekend. De overeenkomst is op 1 april 2016 in werking getreden. |
(2) |
Er moeten regels worden vastgesteld voor de uitvoering van enkele bepalingen van de overeenkomst, alsook procedures voor de goedkeuring van gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften. |
(3) |
Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de overeenkomst te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3). Overeenkomstig deze verordening moet de onderzoeksprocedure met name worden gevolgd voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot het gemeenschappelijk handelsbeleid. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan evenwel de raadplegingsprocedure worden gevolgd. Indien de overeenkomst de mogelijkheid biedt om in uitzonderlijke en kritieke omstandigheden onmiddellijk maatregelen toe te passen om de situatie aan te pakken, dient de Commissie die uitvoeringshandelingen onmiddellijk vast te stellen. De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met maatregelen betreffende landbouw- en visserijproducten, om dwingende redenen van urgentie vereist is. |
(4) |
Op grond van de overeenkomst kunnen bepaalde landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Kosovo tegen verlaagd recht in de Unie worden ingevoerd, binnen de beperkingen van de tariefcontingenten. Er moeten derhalve bepalingen worden vastgesteld om het beheer en de evaluatie van deze tariefcontingenten te regelen teneinde een grondige beoordeling ervan mogelijk te maken. |
(5) |
Indien handelsbeschermende maatregelen noodzakelijk zijn, moeten deze worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad (4), Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (5) of, in voorkomend geval, Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(6) |
Wanneer een lidstaat de Commissie informatie verstrekt over eventuele fraude of niet-verlening van administratieve medewerking, moet de desbetreffende Uniewetgeving van toepassing zijn, met name Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (7). |
(7) |
Deze verordening bevat uitvoeringsbepalingen voor de overeenkomst en is dus van toepassing vanaf de dag van inwerkingtreding van de overeenkomst, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden regels en procedures vastgelegd voor de vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van enkele bepalingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*1), anderzijds (de „overeenkomst”).
Artikel 2
Concessies voor vis en visserijproducten
De Commissie stelt, door middel van uitvoeringshandelingen, gedetailleerde voorschriften vast voor de uitvoering van artikel 31 van de overeenkomst, dat betrekking heeft op de tariefcontingenten voor vis en visserijproducten. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 3
Tariefverlagingen
1. De preferentiële rechten worden, met inachtneming van lid 2, naar beneden afgerond op één decimaal.
2. Het preferentiële recht wordt gelijkgesteld met volledige vrijstelling, indien de berekening van het preferentiële recht overeenkomstig lid 1 een van de volgende resultaten geeft:
a) |
1 % of minder in het geval van rechten ad valorem; |
b) |
1 EUR of minder per afzonderlijke hoeveelheid in het geval van specifieke rechten. |
Artikel 4
Technische aanpassingen
De Commissie stelt wijzigingen en technische aanpassingen van krachtens deze verordening vastgestelde bepalingen vast wanneer die nodig zijn ten gevolge van wijzigingen van de codes van de gecombineerde nomenclatuur of van de onderverdelingen van het geïntegreerde tarief van de Europese Gemeenschappen, of vanwege de sluiting van nieuwe of gewijzigde overeenkomsten, protocollen, briefwisselingen of andere handelingen tussen de Unie en Kosovo, door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 5
Algemene vrijwaringsclausule
Wanneer de Unie een maatregel moet nemen als bedoeld in artikel 43 van de overeenkomst, stelt de Commissie die maatregel vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure, tenzij anders is bepaald in artikel 43 van de overeenkomst.
Artikel 6
Clausule inzake tekorten
Wanneer de Unie een maatregel moet nemen als bedoeld in artikel 44 van de overeenkomst, stelt de Commissie die maatregel vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 7
Uitzonderlijke en kritieke omstandigheden
In uitzonderlijke en kritieke omstandigheden in de zin van artikel 43, lid 5, punt b), en artikel 44, lid 4, van de overeenkomst kan de Commissie volgens de procedure van artikel 12, lid 4, van deze verordening onmiddellijk toepasselijke maatregelen als bedoeld in de artikelen 43 en 44 van de overeenkomst treffen.
Artikel 8
Vrijwaringsclausule voor landbouw- en visserijproducten
1. Wanneer de Unie een maatregel met betrekking tot landbouw- en visserijproducten moet nemen uit hoofde van artikel 34 of 43 van de overeenkomst, neemt de Commissie, onverminderd de procedures van de artikelen 5 en 6 van deze verordening, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, een besluit over de te nemen maatregelen na, in voorkomend geval, de bij artikel 43 van de overeenkomst vastgestelde voorleggingsprocedure te hebben gevolgd. Deze maatregelen worden door de Commissie vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
Zijn er terdege gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, met inbegrip van het in lid 2 van dit artikel bedoelde geval, dan stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 12, lid 4, van deze verordening onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
2. Indien de Commissie het in lid 1 bedoelde verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover een besluit:
a) |
binnen drie werkdagen na ontvangst van dat verzoek, indien de voorleggingsprocedure van artikel 43 van de overeenkomst niet van toepassing is, of |
b) |
binnen drie werkdagen na het einde van de in artikel 43, lid 5, punt a), van de overeenkomst bedoelde termijn van 30 dagen, indien de voorleggingsprocedure van artikel 43 van de overeenkomst van toepassing is. |
De Commissie deelt de Raad mee welke maatregelen zij heeft genomen.
Artikel 9
Dumping en subsidiëring
Wanneer zich praktijken voordoen die voor de Unie aanleiding kunnen zijn om de bij artikel 42, lid 2, van de overeenkomst vastgestelde maatregelen te nemen, wordt over de instelling van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen, of beide, besloten overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1036, respectievelijk Verordening (EU) 2016/1037.
Artikel 10
Concurrentie
1. In geval van een praktijk die de Commissie onverenigbaar acht met artikel 75 van de overeenkomst, neemt de Commissie, na de aangelegenheid op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat te hebben onderzocht, een besluit over de gepaste maatregel als bedoeld in artikel 75 van de overeenkomst.
De in artikel 75, lid 9, van de overeenkomst bedoelde maatregelen worden in geval van steun genomen volgens de procedures van Verordening (EU) 2016/1037.
2. Praktijken die aanleiding kunnen geven tot het nemen van maatregelen door Kosovo ten aanzien van de Unie op grond van artikel 75 van de overeenkomst, worden door de Commissie onderzocht, waarna zij besluit of die praktijken verenigbaar zijn met de beginselen van de overeenkomst. Indien nodig neemt de Commissie passende besluiten op grond van criteria die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 101, 102 en 107 van het Verdrag.
Artikel 11
Fraude of niet-verlening van administratieve medewerking
1. Indien de Commissie, op grond van gegevens van een lidstaat of op eigen initiatief, vaststelt dat de in artikel 48 van de overeenkomst bedoelde omstandigheden zich voordoen, doet zij onverwijld het volgende:
a) |
zij informeert het Europees Parlement en de Raad, en |
b) |
zij stelt het stabilisatie- en associatiecomité in kennis van haar bevindingen, samen met de objectieve informatie waarop die zijn gebaseerd, en pleegt overleg binnen het stabilisatie- en associatiecomité. |
2. Alle bekendmakingen op grond van artikel 48, lid 5, van de overeenkomst worden door de Commissie gedaan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3. De Commissie kan, door middel van uitvoeringshandelingen, de preferentiële behandeling van producten tijdelijk schorsen, in overeenstemming met artikel 48, lid 4, van de overeenkomst. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 12
Comitéprocedure
1. Voor de toepassing van de artikelen 2, 4 en 11 van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 285 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) ingestelde Comité douanewetboek. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Voor de toepassing van de artikelen 5 tot en met 8 van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EU) 2015/478 ingestelde Comité vrijwaringsmaatregelen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8, leden 1 tot en met 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011, in combinatie met artikel 5 van die verordening, van toepassing.
Artikel 13
Kennisgeving
De krachtens de overeenkomst vereiste kennisgevingen aan respectievelijk de stabilisatie- en associatieraad en het stabilisatie- en associatiecomité worden namens de Unie gedaan door de Commissie.
Artikel 14
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 15 februari 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
I. BORG
(*1) Deze verwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 februari 2017.
(2) PB L 71 van 16.3.2016, blz. 3.
(3) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(4) Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16).
(5) Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176, 30.6.2016, blz. 21).
(6) Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
(7) Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
(8) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
3.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/63 |
WIJZIGING VAN DE BIJLAGEN VAN HET VERDRAG VAN LUGANO VAN30 OKTOBER 2007
Volgens de kennisgeving van de Zwitserse depositaris van 11 april 2016 en 27 mei 2016 wordt de tekst van de bijlagen I tot en met IV en van bijlage IX als volgt gewijzigd:
[Bijlage I
De in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, van het Verdrag genoemde bevoegdheidsregels zijn:]
— |
in Tsjechië: wet nr. 91/2012 betreffende het internationaal privaatrecht (Zákon o mezinárodním právu soukromém), met name artikel 6; |
— |
in Estland: artikel 86 (rechtsbevoegdheid op de plaats waar vermogensbestanddelen zich bevinden) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Tsiviilkohtumenetluse seadustik), voor zover de vordering geen verband houdt met het vermogen van de betrokkene; artikel 100 (vordering tot beëindiging van de toepassing van standaardbedingen) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, voor zover de vordering moet worden ingesteld bij het gerecht in het bevoegdheidsgebied waarvan het standaardbeding werd toegepast; |
— |
in Cyprus: artikel 21 van de Wet inzake de rechtbanken, Wet 14/60; |
— |
in Letland: artikel 27, lid 2, en artikel 28, leden 3, 5, 6 en 9, van de Wet betreffende het burgerlijk procesrecht (Civilprocesa likums); |
— |
in Litouwen: artikel 783, lid 3, artikel 787 en artikel 789, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Civilinio proceso kodeksas); |
— |
in Portugal: artikel 63, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Código de Processo Civil), voor zover het buitensporige gronden van bevoegdheid bevat, bijvoorbeeld dat de rechtbanken van de plaats waar zich het filiaal, het agentschap of een andere vestiging bevindt (in Portugal), bevoegd zijn wanneer de hoofdzetel (in het buitenland) de verweerder is, en artikel 10 van het Wetboek van rechtsvordering in arbeidszaken (Código de Processo do Trabalho), voor zover het buitensporige gronden van bevoegdheid bevat, bijvoorbeeld dat de rechtbanken van de woonplaats van de verzoeker bevoegd zijn in een uit een arbeidsovereenkomst voortvloeiende procedure die door een werknemer tegen een werkgever wordt ingesteld; |
— |
in Roemenië: de artikelen 1065-1081 van titel I „Internationale rechtsbevoegdheid van de Roemeense rechtbanken” van boek VII „Internationale burgerlijke rechtsvordering” van Wet nr. 134/2010 betreffende het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. |
De vermelding over België in bijlage I dient te worden geschrapt.
[Bijlage II
De gerechten of bevoegde autoriteiten waartoe het in artikel 39 van het Verdrag bedoelde verzoek kan worden ingediend zijn:]
— |
in Tsjechië, de „okresní soud”; |
— |
in Hongarije, de „törvényszék székhelyén működő járásbíróság”, en in Boedapest, de „Budai Központi Kerületi Bíróság”; |
— |
in Portugal, de „instâncias centrais de competência especializada cível, instâncias locais, secção competência genérica” of de „secção cível”, indien laatstgenoemde instantie bestaat, van de „tribunais de comarca”. Bij onderhoudsverplichtingen jegens kinderen (jonger of ouder dan de 18 jaar) en in het geval van onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten, de „secções de família e menores das instâncias centrais”, of bij ontstentenis daarvan, de „secções de competência genérica” of de „secção cível”, indien laatstgenoemde instantie bestaat, van de „instâncias locais”. Wat betreft de overige onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit andere familiebetrekkingen, bloedverwantschap of aanverwantschap, de „secções de competência genérica” of de „secção cível”, indien laatstgenoemde instantie bestaat, van de „instâncias locais”; |
— |
in Zweden, de „tingsrätt”; |
— |
in het Verenigd Koninkrijk,
|
[Bijlage III
De gerechten waarbij de in artikel 43, lid 2, van het Verdrag bedoelde rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld zijn:]
— |
in Tsjechië, de „okresní soud”; |
— |
in Hongarije, de „törvényszék székhelyén működő járásbíróság” (in Boedapest, de „Budai Központi Kerületi Bíróság”); de beslissing over het rechtsmiddel wordt gegeven door de „törvényszék” (in Boedapest, de „Fővárosi Törvényszék”); |
— |
in Malta, de „Qorti ta” l-Appelľ”, overeenkomstig de beroepsprocedure zoals bepaald in de „Kodiċi ta” Organizzazzjoni u Procedura Ċivili — Kap. 12”, of, in het geval van een beslissing in onderhoudszaken, door de „rikors ġuramentat” ten overstaan van de „Prim’Awla tal-Qorti Ċivili jew il-Qorti tal-Maġistrati ta” Għawdex fil-ġurisdizzjoni superjuri tagħha”; |
— |
in Zweden, de „tingsrätt”; |
— |
in het Verenigd Koninkrijk,
|
[Bijlage IV
De rechtsmiddelen die overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag kunnen worden ingesteld zijn:]
— |
in Ierland, een beroep over een rechtsvraag bij de „Court of Appeal”; |
— |
in Tsjechië, een „dovolání”, een „žaloba na obnovu řízení” en een „žaloba pro zmatečnost”; |
— |
in Letland, een beroep bij de „Augstākā tiesa” via de „Apgabaltiesa”; |
— |
in Roemenië, een „recursul”; |
— |
in Zweden, een beroep bij de „hovrätt” en de „Högsta domstolen”. |
[Bijlage IX
De in artikel II van Protocol 1 bedoelde staten en bepalingen zijn:]
— |
in Kroatië: artikel 211 van de Wet betreffende de burgerlijke rechtsvordering (Zakon o Parničnom Postupku); |
— |
in Letland: de artikelen 75, 78, 79, 80 en 81 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Civilprocesa likums) betreffende de litis denuntiatio. |
Rectificaties
3.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 57/65 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 84 van 31 maart 2016 )
1. |
Bladzijde 39, artikel 14, lid 1, onder c), i), tweede streepje: |
in plaats van:
„… wat betreft de activiteiten die worden genoemd in artikel 61, artikel 65, lid 1, onder a), b), e) en f) en onder i), artikel 70, lid 1, de artikelen 79 en 80, en artikel 81, leden 1 en 2, en …”,
lezen:
„… wat betreft de activiteiten die worden genoemd in artikel 61, artikel 65, lid 1, onder a), b), e) en f) en onder i), artikel 70, lid 1, de artikelen 79, 80, 81, en 82, en …”.
2. |
Bladzijde 103, artikel 149, lid 1, onder b): |
in plaats van:
„b) |
de voorschriften, bedoeld in de krachtens artikel 125, lid 2, artikel 131, lid 1, artikel 135, artikel 136, lid 2, artikel 137, lid 2, artikel 138, lid 4, artikel 139, lid 4, en artikel 140 vastgestelde gedelegeerde handelingen;”, |
lezen:
„b) |
de voorschriften, bedoeld in de krachtens artikel 125, lid 2, artikel 131, lid 1, artikel 135, artikel 136, lid 2, artikel 137, lid 2, artikel 138, lid 3, artikel 139, lid 4, en artikel 140 vastgestelde gedelegeerde handelingen;”. |
3. |
Bladzijde 134, artikel 209, titel: |
in plaats van:
„Verplichting voor de exploitanten om ervoor te zorgen dat andere waterdieren vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat en uitvoeringsbevoegdheid”,
lezen:
„Verplichting voor de exploitanten om ervoor te zorgen dat andere waterdieren vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat”.
4. |
Bladzijde 138, artikel 219, lid 1, onder a): |
in plaats van:
„… en regels vastgesteld krachtens artikel 211 en artikel 214, lid 2;”,
lezen:
„… en regels vastgesteld krachtens de artikelen 211 en 214;”.
5. |
Bladzijde 138, artikel 219, lid 1, onder b): |
in plaats van:
„…indien zij uit een beperkingszone worden verplaatst als bedoeld in artikel 208, lid 2, onder a);”,
lezen:
„…indien zij uit een beperkingszone worden verplaatst als bedoeld in artikel 208, lid 2;”.
6. |
Bladzijde 140, artikel 223, lid 1, onder b), i): |
in plaats van:
„… artikel 61, lid 1, onder a), artikel 62, lid 1, artikel 63, lid 1, artikel 65, lid 1,…”,
lezen:
„… artikel 61, lid 1, onder a), artikel 62, lid 1, artikel 65, lid 1, onder c), …”.
7. |
Bladzijde 164, artikel 264, lid 3: |
in plaats van:
„… artikel 42, lid 6, artikel 47, artikel 48, lid 3, … artikel 109, lid 2, de artikelen 118 en 119, artikel 122, leden 1 en 2, … artikel 61, lid 6, artikel 162, lid 4…,”,
lezen:
„… artikel 42, lid 6, artikel 47, lid 1, artikel 48, lid 3, … artikel 109, lid 2, artikel 118, lid 1, artikel 118, lid 2, artikel 119, lid 1, artikel 122, leden 1 en 2, … artikel 161, lid 6, artikel 162, lid 3, artikel 162, lid 4…,”.
8. |
Bladzijde 167, artikel 271, lid 2, tweede alinea: |
in plaats van:
„…en de uitvoeringshandelingen in artikel 118 van deze verordening,…”,
lezen:
„…en de uitvoeringshandelingen in artikel 120 van deze verordening,…”.
9. |
Bladzijde 168, artikel 274: |
in plaats van:
„…de Commissie de gedelegeerde handelingen als bedoeld in… artikel 122, lid 2, artikel … artikel 239, lid 1, alsmede…”,
lezen:
„…de Commissie de gedelegeerde handelingen als bedoeld in… artikel 122, lid 1, artikel … artikel 239, lid 2, alsmede…”.