ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/1 |
VERORDENING (EU) 2017/160 VAN DE COMMISSIE
van 20 januari 2017
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (1), en met name artikel 19, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 338/97 reguleert de handel in de dier- en plantensoorten die zijn opgenomen in de bijlage bij die verordening. De soorten die in de bijlage zijn opgenomen, omvatten de soorten die zijn opgenomen in de bijlagen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten („de overeenkomst”), alsmede soorten waarvan de staat van instandhouding controle op of monitoring van het handelsverkeer van, naar en binnen de Unie vereist. |
(2) |
Op de 17e vergadering van de Conferentie van de Partijen bij de overeenkomst te Johannesburg, Zuid-Afrika, van 24 september tot en met 4 oktober 2016 (CoP 17), werden enkele wijzigingen aangebracht in de bijlagen bij de overeenkomst. Deze wijzigingen moeten worden weerspiegeld in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 338/97. |
(3) |
De volgende geslachten of soorten zijn toegevoegd aan bijlage I bij de overeenkomst en moeten worden toegevoegd aan bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97: Abronia anzuetoi, Abronia campbelli, Abronia fimbriata, Abronia frosti, Abronia meledona, Cnemaspis psychedelica, Lygodactylus williamsi, Telmatobius culeus, Polymita spp. |
(4) |
De volgende soorten zijn overgebracht van bijlage II naar bijlage I bij de overeenkomst en moeten worden geschrapt uit bijlage B en worden opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97: Manis crassicaudata, Manis culionensis, Manis gigantea, Manis javanica, Manis pentadactyla, Manis temminckii, Manis tetradactyla, Manis tricuspis, Macaca sylvanus, Psittacus erithacus, Shinisaurus crocodilurus, Sclerocactus blainei, Sclerocactus cloverae, Sclerocactus sileri. |
(5) |
De volgende taxa zijn overgebracht van bijlage I naar bijlage II bij de overeenkomst en moeten worden geschrapt uit bijlage A en worden opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97: Puma concolor coryi, Puma concolor cougar, Equus zebra zebra, Lichenostomus melanops cassidix, Ninox novaeseelandiae undulata, Crocodylus acutus (populatie in de Baai van Cispata in Colombia, met annotatie), Crocodylus porosus (populatie van Maleisië, met annotatie), Dyscophus antongilii. |
(6) |
De volgende familie, geslachten of soorten zijn toegevoegd aan bijlage II bij de overeenkomst en moeten worden toegevoegd aan bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97: Capra caucasica, Abronia spp. (met annotatie voor Abronia aurita, Abronia gaiophantasma, Abronia montecristoi, Abronia salvadorensis en Abronia vasconcelosii, en met uitzondering van de soorten opgenomen in bijlage I), Rhampholeon spp., Rieppeleon spp., Paroedura masobe, Atheris desaixi, Bitis worthingtoni, Lanthanotidae spp. (met annotatie), Cyclanorbis elegans, Cyclanorbis senegalensis, Cycloderma aubryi, Cycloderma frenatum, Rafetus euphraticus, Trionyx triunguis, Dyscophus guineti, Dyscophus insularis, Scaphiophryne boribory, Scaphiophryne marmorata, Scaphiophryne spinosa, Paramesotriton hongkongensis, Carcharhinus falciformis (met annotatie), Alopias spp. (met annotatie), Mobula spp. (met annotatie), Holacanthus clarionensis, Nautilidae spp., Beaucarnea spp., Dalbergia spp. (met annotatie), Guibourtia demeusei (met annotatie), Guibourtia pellegriniana (met annotatie), Guibourtia tessmannii (met annotatie), Pterocarpus erinaceus, Adansonia grandidieri (met annotatie), Siphonochilus aethiopicus (met annotatie). |
(7) |
De volgende soorten zijn geschrapt uit bijlage II bij de overeenkomst en moeten worden verwijderd uit bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97: Bison bison athabascae, Tillandsia mauryana. |
(8) |
Soorten die tot dusver waren opgenomen in bijlage III zijn uit die bijlage geschrapt nu zij zijn opgenomen in bijlage II en moeten worden geschrapt uit bijlage C bij Verordening (EG) nr. 338/97. |
(9) |
Abronia graminea en Salamandra algira die tot dusver waren opgenomen in bijlage D bij Verordening (EG) nr. 338/97 moeten uit die bijlage worden geschrapt nu zij bij CoP 17 zijn opgenomen in bijlage II, respectievelijk bijlage III bij de overeenkomst. |
(10) |
Bij CoP 17 is een aantal annotaties in verband met soorten of geslachten in de bijlagen bij de overeenkomst goedgekeurd of gewijzigd; dit moet eveneens worden weerspiegeld in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 338/97 (annotaties voor de soorten Vicugna vicugna, Panthera leo, Crocodylus moreletti, Bulnesia sarmientoi, de geslachten Aquilaria spp. en Gyrinops spp., het geslacht Dalbergia spp., de soorten Guibourtia demeusei, Guibourtia pellegriniana en Guibourtia tessmannii en de soort Adansonia grandidieri). |
(11) |
De Unie heeft geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van een van deze wijzigingen. |
(12) |
Bij CoP 17 zijn nieuwe standaardnomenclatuurwerken voor dieren en planten aangenomen. |
(13) |
De volgende soorten zijn onlangs in bijlage III bij de overeenkomst opgenomen: Salamandra algira op verzoek van Algerije; Chelydra serpentina, Apalone ferox, Apalone mutica en Apalone spinifera op verzoek van de Verenigde Staten van Amerika; Potamotrygon spp. (met annotatie) en Hypancistrus zebra op verzoek van Brazilië; Potamotrygon constellata, Potamotrygon magdalenae, Potamotrygon motoro, Potamotrygon orbignyi, Potamotrygon schroederi, Potamotrygon scobina, Potamotrygon yepezi en Paratrygon aiereba op verzoek van Colombia. Deze soorten moeten daarom worden opgenomen in bijlage C bij Verordening (EG) nr. 338/97. |
(14) |
Gezien de hoeveelheid wijzigingen verdient het ter wille van de duidelijkheid aanbeveling de bijlage bij Verordening (EG) nr. 338/97 geheel te vervangen. |
(15) |
Verordening (EG) nr. 338/97 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(16) |
Artikel XV, lid 1, onder c), van de overeenkomst bepaalt als volgt: „De tijdens een vergadering [van de Conferentie der Partijen] aangenomen wijzigingen worden 90 dagen na deze vergadering van kracht voor alle Partijen, […]”. Teneinde deze termijn na te leven en de tijdige inwerkingtreding van de wijzigingen in de bijlage bij deze verordening te waarborgen, dient deze verordening in werking te treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan. |
(17) |
De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 338/97 ingestelde Comité voor de handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 338/97 wordt vervangen door de tekst in bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 januari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.
BIJLAGE
Opmerkingen over de interpretatie van de bijlagen A, B, C en D
1. |
De in de bijlagen A, B, C en D opgenomen soorten worden aangeduid:
|
2. |
De afkorting „spp.” dient ter aanduiding van alle soorten van een hoger taxon. |
3. |
Andere verwijzingen naar taxa van een hogere categorie dan de soort worden uitsluitend ter informatie of classificatie gegeven. |
4. |
Vetgedrukte soorten in bijlage A zijn daarin opgenomen overeenkomstig hun bescherming uit hoofde van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) of Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (2). |
5. |
De volgende afkortingen worden gebruikt ter aanduiding van subspecifieke plantentaxa:
|
6. |
De tekens „(I)”, „(II)” en „(III)” achter de naam van een soort of hoger taxon verwijzen naar de bijlagen van de overeenkomst waarin de betrokken soorten zijn opgenomen, zoals aangegeven in de opmerkingen 7, 8 en 9. Indien geen van deze tekens is aangebracht, zijn de betrokken soorten niet in de bijlagen bij de overeenkomst opgenomen. |
7. |
(I) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage I bij de overeenkomst. |
8. |
(II) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage II bij de overeenkomst. |
9. |
(III) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage III bij de overeenkomst. In dat geval wordt tevens het land aangegeven met betrekking waartoe de soort of het hogere taxon in bijlage III is opgenomen. |
10. |
Onder „cultivar” wordt, overeenkomstig de definitie in de 8e editie van de International Code of Nomenclature for Cultivated Plants, een verzameling planten verstaan die a) geselecteerd is op een bepaald kenmerk of een bepaalde combinatie van kenmerken, b) wat deze kenmerken betreft onderscheidbaar, uniform en stabiel is, en c) bij toepassing van passende vermeerderingsmethoden deze kenmerken behoudt. Geen nieuw cultivar-taxon kan als zodanig worden erkend alvorens de categorische naam en omschrijving ervan officieel zijn gepubliceerd in de meest recente editie van de International Code of Nomenclature for Cultivated Plants. |
11. |
Hybriden kunnen uitdrukkelijk in de bijlagen worden opgenomen, doch uitsluitend indien zij in de vrije natuur onderscheidbare, stabiele populaties vormen. Op hybride dieren die in de laatste vier vooroudergeneraties van de lijn één of meer specimens van enige in bijlage A of B opgenomen soort tellen, is deze verordening van toepassing alsof zij tot die soort zelf behoorden, zelfs indien de betrokken hybride niet uitdrukkelijk in de bijlage(n) is opgenomen. |
12. |
Wanneer een soort in bijlage A, B of C is opgenomen, zijn ook alle delen en producten van die soort in dezelfde bijlage opgenomen, tenzij voor die soort door middel van een annotatie is aangegeven dat alleen specifieke delen en producten daarin zijn opgenomen. Overeenkomstig artikel 2, onder t), dient het teken „#”, gevolgd door een cijfer, achter de naam van een in bijlage B of C opgenomen soort of hoger taxon om delen of producten te omschrijven die in dit verband ter fine van deze verordening zijn vermeld, als volgt:
|
13. |
De onderstaande termen en uitdrukkingen uit de annotaties in de bijlagen worden als volgt gedefinieerd: Extract Alle stoffen die direct via natuurkundige of scheikundige middelen uit plantaardig materiaal zijn verkregen, ongeacht het productieproces. Een extract kan vast zijn (bijv. kristallen, hars, fijne of grove deeltjes), halfvast (bijv. gommen, was) of vloeibaar (bijv. oplossingen, tincturen, olie en essentiële oliën). Verpakte eindproducten die zijn klaargemaakt voor de detailhandel Producten die afzonderlijk of in bulk worden vervoerd en geen verdere verwerking vergen, die verpakt en geëtiketteerd zijn voor eindgebruik of voor de detailhandel in een toestand die geschikt is om door het publiek te worden gekocht of gebruikt. Poeder Een droge, vaste stof in de vorm van fijne of grove deeltjes. Houtspaanders Hout dat tot kleine stukjes is verkleind. |
14. |
Aangezien voor geen van de in bijlage A opgenomen plantensoorten of hogere plantentaxa door middel van een annotatie is aangegeven dat op hybriden daarvan artikel 4, lid 1, van toepassing is, betekent dit dat kunstmatig gekweekte hybriden van een of meer van deze soorten of taxa verhandeld mogen worden met een certificaat van kunstmatige kweek, en dat zaden en pollen (met inbegrip van pollinia), afgesneden bloemen en in steriele recipiënten vervoerde in vitro zaailing- en weefselculturen op een vaste of vloeibare voedingsbodem van deze hybriden niet onder deze verordening vallen. |
15. |
Urine, feces en grijze amber die excretieproducten zijn welke werden verkregen zonder dat het dier in kwestie werd gemanipuleerd, vallen niet onder deze verordening. |
16. |
Wat de in bijlage D opgenomen diersoorten betreft, is deze verordening alleen van toepassing op levende specimens en complete of in essentie complete dode specimens, behalve voor de taxa die als volgt zijn geannoteerd om aan te geven dat die bepalingen ook gelden voor andere delen en producten:
|
17. |
Wat de in bijlage D opgenomen plantensoorten betreft, is deze verordening alleen van toepassing op levende specimens, behalve voor de taxa die als volgt zijn geannoteerd om aan te geven dat de desbetreffende bepalingen ook gelden voor andere delen en producten:
|
|
Bijlage A |
Bijlage B |
Bijlage C |
Gewone naam |
||||||||||||||||||||
FAUNA (DIEREN) |
||||||||||||||||||||||||
CHORDATA (CHORDADIEREN) |
||||||||||||||||||||||||
MAMMALIA |
|
|
|
Zoogdieren |
||||||||||||||||||||
ARTIODACTYLA |
|
|
|
Evenhoevigen |
||||||||||||||||||||
Antilocapridae |
|
|
|
Gaffelantilopen |
||||||||||||||||||||
|
Antilocapra americana (I) (Alleen de populatie in Mexico; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.) |
|
|
Gaffelantiloop (populatie in Mexico) |
||||||||||||||||||||
Bovidae |
|
|
|
Holhoornigen |
||||||||||||||||||||
|
Addax nasomaculatus (I) |
|
|
Addax of Mendes-antiloop |
||||||||||||||||||||
|
|
Ammotragus lervia (II) |
|
Manenschaap |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Antilope cervicapra (III Nepal / Pakistan) |
Indische antiloop |
||||||||||||||||||||
|
Bos gaurus (I) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Bos frontalis wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is) |
|
|
Gaur |
||||||||||||||||||||
|
Bos mutus (I) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Bos grunniens wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is) |
|
|
Wilde jak |
||||||||||||||||||||
|
Bos sauveli (I) |
|
|
Kouprey |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Boselaphus tragocamelus (III Pakistan) |
Nijlgau of nilgai |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Bubalus arnee (III Nepal) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Bubalus bubalis wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is) |
Aziatische wilde buffel of waterbuffel |
||||||||||||||||||||
|
Bubalus depressicornis (I) |
|
|
Laaglandbuffel |
||||||||||||||||||||
|
Bubalus mindorensis (I) |
|
|
Tamarou |
||||||||||||||||||||
|
Bubalus quarlesi (I) |
|
|
Berganoa |
||||||||||||||||||||
|
|
Budorcas taxicolor (II) |
|
Takin |
||||||||||||||||||||
|
Capra falconeri (I) |
|
|
Schroefhoorngeit |
||||||||||||||||||||
|
|
Capra caucasica (II) |
|
West-Kaukasische toer of Koebantoer |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Capra hircus aegagrus (III Pakistan) (Op specimens van de gedomesticeerde vorm is deze verordening niet van toepassing) |
Wilde geit |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Capra sibirica (III Pakistan) |
Siberische steenbok |
||||||||||||||||||||
|
Capricornis milneedwardsii (I) |
|
|
Chinese bosgems |
||||||||||||||||||||
|
Capricornis rubidus (I) |
|
|
Rode bosgems |
||||||||||||||||||||
|
Capricornis sumatraensis (I) |
|
|
Sumatraanse bosgems |
||||||||||||||||||||
|
Capricornis thar (I) |
|
|
Himalaya-bosgems |
||||||||||||||||||||
|
|
Cephalophus brookei (II) |
|
Brookes duiker |
||||||||||||||||||||
|
|
Cephalophus dorsalis (II) |
|
Zwartrugduiker |
||||||||||||||||||||
|
Cephalophus jentinki (I) |
|
|
Jentinks duiker |
||||||||||||||||||||
|
|
Cephalophus ogilbyi (II) |
|
Ogilby's duiker |
||||||||||||||||||||
|
|
Cephalophus silvicultor (II) |
|
Geelrugduiker |
||||||||||||||||||||
|
|
Cephalophus zebra (II) |
|
Zebraduiker |
||||||||||||||||||||
|
|
Damaliscus pygargus pygargus (II) |
|
Bontebok |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Gazella bennettii (III Pakistan) |
Indische gazelle |
||||||||||||||||||||
|
Gazella cuvieri (I) |
|
|
Cuviers gazelle |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Gazella dorcas (III Algerije/ Tunesië) |
Dorcasgazelle |
||||||||||||||||||||
|
Gazella leptoceros (I) |
|
|
Duingazelle |
||||||||||||||||||||
|
Hippotragus niger variani (I) |
|
|
Reuzenpaardantiloop |
||||||||||||||||||||
|
|
Kobus leche (II) |
|
Litschie-waterbok |
||||||||||||||||||||
|
Naemorhedus baileyi (I) |
|
|
Rode goral |
||||||||||||||||||||
|
Naemorhedus caudatus (I) |
|
|
Langstaartgoral |
||||||||||||||||||||
|
Naemorhedus goral (I) |
|
|
Gewone goral |
||||||||||||||||||||
|
Naemorhedus griseus (I) |
|
|
Grijze goral |
||||||||||||||||||||
|
Nanger dama (I) |
|
|
Damagazelle |
||||||||||||||||||||
|
Oryx dammah (I) |
|
|
Algazelle |
||||||||||||||||||||
|
Oryx leucoryx (I) |
|
|
Arabische oryx |
||||||||||||||||||||
|
|
Ovis ammon (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies) |
|
Argali |
||||||||||||||||||||
|
Ovis ammon hodgsonii (I) |
|
|
Nyan |
||||||||||||||||||||
|
Ovis ammon nigrimontana (I) |
|
|
Argalischaap van de Zwarte Bergen |
||||||||||||||||||||
|
|
Ovis canadensis (II) (Alleen de populatie in Mexico; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.) |
|
Dikhoornschaap (Mexicaanse populatie) |
||||||||||||||||||||
|
|
Ovis aries (Met uitzondering van de gedomesticeerde vorm Ovis aries aries, de subspecies opgenomen in bijlage A en de subspecies O. a. isphahanica, O. a. laristanica, O. a. musimon and O. a. orientalis die niet zijn opgenomen in de bijlagen bij deze verordening) |
|
Oerial |
||||||||||||||||||||
|
Ovis aries ophion (I) |
|
|
Cypriotische moeflon |
||||||||||||||||||||
|
Ovis aries vignei (I) |
|
|
Ladakh-oerial |
||||||||||||||||||||
|
Pantholops hodgsonii (I) |
|
|
Tibetaanse antiloop |
||||||||||||||||||||
|
|
Philantomba monticola (II) |
|
Blauwe duiker |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Pseudois nayaur (III Pakistan) |
Blauwschaap, naur of bharal |
||||||||||||||||||||
|
Pseudoryx nghetinhensis (I) |
|
|
Saola of Aziatische eenhoorn |
||||||||||||||||||||
|
Rupicapra pyrenaica ornata (II) |
|
|
Apennijnengems |
||||||||||||||||||||
|
|
Saiga borealis (II) |
|
Mongoolse saiga-antiloop |
||||||||||||||||||||
|
|
Saiga tatarica (II) |
|
Saiga-antiloop |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Tetracerus quadricornis (III Nepal) |
Vierhoornantiloop |
||||||||||||||||||||
Camelidae |
|
|
|
Kameelachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
Lama guanicoe (II) |
|
Guanaco |
||||||||||||||||||||
|
Vicugna vicugna (I) (Met uitzondering van de populaties in: Argentinië [de populaties in de provincies Jujuy en Catamarca en de halfwilde populaties in de provincies Jujuy, Salta, Catamarca, La Rioja en San Juan]; Bolivia [de hele populatie]; Chili [populatie in de Primera Región]; Ecuador [de hele populatie] en Peru [de hele populatie]; deze populaties zijn opgenomen in bijlage B) |
Vicugna vicugna (II) (Uitsluitend de populaties in: Argentinië [de populaties in de provincies Jujuy en Catamarca en de halfwilde populaties in de provincies Jujuy, Salta, Catamarca, La Rioja en San Juan]; Bolivia [de hele populatie]; Chili [populatie in de Primera Región]; Ecuador [de hele populatie] en Peru [de hele populatie]; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage A.) (3) |
|
Vicuña |
||||||||||||||||||||
Cervidae |
|
|
|
Herten |
||||||||||||||||||||
|
Axis calamianensis (I) |
|
|
Filipijns zwijnshert |
||||||||||||||||||||
|
Axis kuhlii (I) |
|
|
Bawean-zwijnshert |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Axis porcinus (III Pakistan (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies)) |
Zwijnshert of varkenshert |
||||||||||||||||||||
|
Axis porcinus annamiticus (I) |
|
|
Annam-zwijnshert |
||||||||||||||||||||
|
Blastocerus dichotomus (I) |
|
|
Moerashert |
||||||||||||||||||||
|
|
Cervus elaphus bactrianus (II) |
|
Afghaans edelhert |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cervus elaphus barbarus (III Algerije/ Tunesië) |
Noord-Afrikaans edelhert |
||||||||||||||||||||
|
Cervus elaphus hanglu (I) |
|
|
Kasjmir-edelhert |
||||||||||||||||||||
|
Dama dama mesopotamica (I) |
|
|
Iraans damhert |
||||||||||||||||||||
|
Hippocamelus spp. (I) |
|
|
Andesherten |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mazama temama cerasina (III Guatemala) |
Midden-Amerikaans spieshert |
||||||||||||||||||||
|
Muntiacus crinifrons (I) |
|
|
Zwarte muntjak |
||||||||||||||||||||
|
Muntiacus vuquangensis (I) |
|
|
Indochinese muntjak |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Odocoileus virginianus mayensis (III Guatemala) |
Guatemalteeks waaierstaarthert |
||||||||||||||||||||
|
Ozotoceros bezoarticus (I) |
|
|
Pampahert |
||||||||||||||||||||
|
|
Pudu mephistophiles (II) |
|
Ecuadoraanse poedoe |
||||||||||||||||||||
|
Pudu puda (I) |
|
|
Chileense poedoe |
||||||||||||||||||||
|
Rucervus duvaucelii (I) |
|
|
Barasingha |
||||||||||||||||||||
|
Rucervus eldii (I) |
|
|
Lierhert |
||||||||||||||||||||
Hippopotamidae |
|
|
|
Nijlpaarden |
||||||||||||||||||||
|
|
Hexaprotodon liberiensis (II) |
|
Dwergnijlpaard |
||||||||||||||||||||
|
|
Hippopotamus amphibius (II) |
|
Nijlpaard |
||||||||||||||||||||
Moschidae |
|
|
|
Muskusherten |
||||||||||||||||||||
|
Moschus spp. (I) (Alleen de populaties in Afghanistan, Bhutan, India, Myanmar, Nepal en Pakistan; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
Moschus spp. (II) (Met uitzondering van de populaties in Afghanistan, Bhutan, India, Myanmar, Nepal en Pakistan, die in bijlage A zijn opgenomen) |
|
Muskusherten |
||||||||||||||||||||
Suidae |
|
|
|
Varkens |
||||||||||||||||||||
|
Babyrousa babyrussa (I) |
|
|
Gouden babiroessa of hertzwijn |
||||||||||||||||||||
|
Babyrousa bolabatuensis (I) |
|
|
Bola Batu-babiroessa |
||||||||||||||||||||
|
Babyrousa celebensis (I) |
|
|
Sulawesi-babiroessa |
||||||||||||||||||||
|
Babyrousa togeanensis (I) |
|
|
Malenge- of Togian-babiroessa |
||||||||||||||||||||
|
Sus salvanius (I) |
|
|
Dwergzwijn |
||||||||||||||||||||
Tayassuidae |
|
|
|
Pecari's |
||||||||||||||||||||
|
|
Tayassuidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van de populaties van Pecari tajacu in Mexico en de Verenigde Staten, die niet in de bijlagen bij deze verordening zijn opgenomen) |
|
Pecari's |
||||||||||||||||||||
|
Catagonus wagneri (I) |
|
|
Chaco-pecari |
||||||||||||||||||||
CARNIVORA |
|
|
|
Roofdieren |
||||||||||||||||||||
Ailuridae |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Ailurus fulgens (I) |
|
|
Kleine panda |
||||||||||||||||||||
Canidae |
|
|
|
Hondachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Canis aureus (III India) |
Goudjakhals |
||||||||||||||||||||
|
Canis lupus (I/II) (Alle populaties behalve die in Spanje ten noorden van de Duero en die in Griekenland ten noorden van de 39e breedtegraad. De populaties in Bhutan, India, Nepal en Pakistan zijn opgenomen in bijlage I; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage II. Uitgesloten zijn de gedomesticeerde vorm en de dingo die respectievelijk Canis lupus familiaris en Canis lupus dingo worden genoemd.) |
Canis lupus (II) (Populaties in Spanje ten noorden van de Duero en populaties in Griekenland ten noorden van de 39e breedtegraad. Uitgesloten zijn de gedomesticeerde vorm en de dingo die respectievelijkCanis lupus familiaris en Canis lupus dingo worden genoemd.) |
|
Wolf |
||||||||||||||||||||
|
Canis simensis |
|
|
Ethiopische wolf |
||||||||||||||||||||
|
|
Cerdocyon thous (II) |
|
Krabbenetende vos |
||||||||||||||||||||
|
|
Chrysocyon brachyurus (II) |
|
Manenwolf |
||||||||||||||||||||
|
|
Cuon alpinus (II) |
|
Aziatische boshond of dhole |
||||||||||||||||||||
|
|
Lycalopex culpaeus (II) |
|
Andes-jakhalsvos |
||||||||||||||||||||
|
|
Lycalopex fulvipes (II) |
|
Darwinvos |
||||||||||||||||||||
|
|
Lycalopex griseus (II) |
|
Argentijnse jakhalsvos |
||||||||||||||||||||
|
|
Lycalopex gymnocercus (II) |
|
Pampajakhalsvos |
||||||||||||||||||||
|
Speothos venaticus (I) |
|
|
Zuid-Amerikaanse boshond |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Vulpes bengalensis (III India) |
Bengaalse vos |
||||||||||||||||||||
|
|
Vulpes cana (II) |
|
Grijze vos |
||||||||||||||||||||
|
|
Vulpes zerda (II) |
|
Fennek |
||||||||||||||||||||
Eupleridae |
|
|
|
Madagaskar-civetkatten |
||||||||||||||||||||
|
|
Cryptoprocta ferox (II) |
|
Fretkat of fossa |
||||||||||||||||||||
|
|
Eupleres goudotii (II) |
|
Mierencivetkat of kleine falanoek |
||||||||||||||||||||
|
|
Fossa fossana (II) |
|
Fanaloka of grote falanoek |
||||||||||||||||||||
Felidae |
|
|
|
Katachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
Felidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species. Op specimens van de gedomesticeerde vorm is deze verordening niet van toepassing. Voor de Afrikaanse populaties van Panthera leo zijn de volgende voorwaarden van toepassing:Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht van beenderen, stukken van beenderen, producten van beenderen, klauwen, skeletten, schedels en tanden. Voor beenderen, stukken van beenderen, producten van beenderen, klauwen, skeletten, schedels en tanden die afkomstig zijn van fokkerijactiviteiten in gevangenschap in Zuid-Afrika zullen jaarlijkse exportquota worden vastgesteled die jaarlijks aan het Cites- secretariaat zullen worden meegedeeld.) |
|
Katachtigen |
||||||||||||||||||||
|
Acinonyx jubatus (I) (De volgende jaarlijkse exportquota voor levende specimens en jachttrofeeën zijn vastgesteld: Botswana: 5; Namibië: 150; Zimbabwe: 50. Voor de handel in deze specimens geldt artikel 4, lid 1) |
|
|
Jachtluipaard of cheetah |
||||||||||||||||||||
|
Caracal caracal (I) (Alleen de populatie in Azië; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
|
|
Aziatische caracal |
||||||||||||||||||||
|
Catopuma temminckii (I) |
|
|
Aziatische goudkat |
||||||||||||||||||||
|
Felis nigripes (I) |
|
|
Zwartvoetkat |
||||||||||||||||||||
|
Felis silvestris (II) |
|
|
Wilde kat |
||||||||||||||||||||
|
Leopardus geoffroyi (I) |
|
|
Geoffroys kat |
||||||||||||||||||||
|
Leopardus jacobitus (I) |
|
|
Bergkat |
||||||||||||||||||||
|
Leopardus pardalis (I) |
|
|
Ocelot |
||||||||||||||||||||
|
Leopardus tigrinus (I) |
|
|
Oncilla of Amerikaanse tijgerkat |
||||||||||||||||||||
|
Leopardus wiedii (I) |
|
|
Margay |
||||||||||||||||||||
|
Lynx lynx (II) |
|
|
Euraziatische lynx |
||||||||||||||||||||
|
Lynx pardinus (I) |
|
|
Pardellynx |
||||||||||||||||||||
|
Neofelis nebulosa (I) |
|
|
Nevelpanter |
||||||||||||||||||||
|
Panthera leo persica (I) |
|
|
Aziatische leeuw |
||||||||||||||||||||
|
Panthera onca (I) |
|
|
Jaguar |
||||||||||||||||||||
|
Panthera pardus (I) |
|
|
Luipaard |
||||||||||||||||||||
|
Panthera tigris (I) |
|
|
Tijger |
||||||||||||||||||||
|
Pardofelis marmorata (I) |
|
|
Marmerkat |
||||||||||||||||||||
|
Prionailurus bengalensis bengalensis (I) (Alleen de populaties in Bangladesh, India en Thailand; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
|
|
Bengaalse kat |
||||||||||||||||||||
|
Prionailurus iriomotensis (II) |
|
|
Iriomote-kat |
||||||||||||||||||||
|
Prionailurus planiceps (I) |
|
|
Platkopkat |
||||||||||||||||||||
|
Prionailurus rubiginosus (I) (Alleen de populatie in India; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
|
|
Roestkat |
||||||||||||||||||||
|
Puma concolor costaricensis (I) |
|
|
Costa Ricaanse poema |
||||||||||||||||||||
|
Puma yagouaroundi (I) (Alleen de populaties in Midden- en Noord-Amerika; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
|
|
Jaguarundi |
||||||||||||||||||||
|
Uncia uncia (I) |
|
|
Sneeuwpanter |
||||||||||||||||||||
Herpestidae |
|
|
|
Mangoesten |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes edwardsi (III India / Pakistan) |
Indische grijze mangoest |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes fuscus (III India) |
Indische bruine mangoest |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes javanicus (III Pakistan) |
Indische mangoest |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes javanicus auropunctatus (III India) |
Indische mangoest |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes smithii (III India) |
Rode mangoest |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes urva (III India) |
Krabbenmangoest |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Herpestes vitticollis (III India) |
Gestreepte mangoest |
||||||||||||||||||||
Hyaenidae |
|
|
|
Hyena's |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Hyaena hyaena (III Pakistan) |
Gestreepte hyena |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Proteles cristata (III Botswana) |
Aardwolf |
||||||||||||||||||||
Mephitidae |
|
|
|
Stinkdieren |
||||||||||||||||||||
|
|
Conepatus humboldtii (II) |
|
Soerilho |
||||||||||||||||||||
Mustelidae |
|
|
|
Marterachtigen |
||||||||||||||||||||
Lutrinae |
|
|
|
Otters |
||||||||||||||||||||
|
|
Lutrinae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Otters |
||||||||||||||||||||
|
Aonyx capensis microdon (I) (Alleen de populaties in Kameroen en Nigeria; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
|
|
Afrikaanse of Kaapse otter |
||||||||||||||||||||
|
Enhydra lutris nereis (I) |
|
|
Zuidelijke zeeotter |
||||||||||||||||||||
|
Lontra felina (I) |
|
|
Chungungo-otter |
||||||||||||||||||||
|
Lontra longicaudis (I) |
|
|
Langstaartotter |
||||||||||||||||||||
|
Lontra provocax (I) |
|
|
Zuidelijke rivierotter |
||||||||||||||||||||
|
Lutra lutra (I) |
|
|
Euraziatische otter |
||||||||||||||||||||
|
Lutra nippon (I) |
|
|
Japanse otter |
||||||||||||||||||||
|
Pteronura brasiliensis (I) |
|
|
Reuzenotter |
||||||||||||||||||||
Mustelinae |
|
|
|
Marters en wezels |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Eira barbara (III Honduras) |
Tayra |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Galictis vittata (III Costa Rica) |
Grison |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Martes flavigula (III India) |
Maleise bonte marter |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Martes foina intermedia (III India) |
Indiase steenmarter |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Martes gwatkinsii (III India) |
Zuid-Indiase marter |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mellivora capensis (III Botswana) |
Honingdas of ratel |
||||||||||||||||||||
|
Mustela nigripes (I) |
|
|
Zwartvoetbunzing |
||||||||||||||||||||
Odobenidae |
|
|
|
Walrussen |
||||||||||||||||||||
|
|
Odobenus rosmarus (III Canada) |
|
Walrus |
||||||||||||||||||||
Otariidae |
|
|
|
Pelsrobben |
||||||||||||||||||||
|
|
Arctocephalus spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species.) |
|
Pelsrobben |
||||||||||||||||||||
|
Arctocephalus philippii (II) |
|
|
Juan Fernandez-pelsrob |
||||||||||||||||||||
|
Arctocephalus townsendi (I) |
|
|
Guadeloupe-pelsrob |
||||||||||||||||||||
Phocidae |
|
|
|
Zeehonden, robben |
||||||||||||||||||||
|
|
Mirounga leonina (II) |
|
Zuidelijke zeeolifant |
||||||||||||||||||||
|
Monachus spp. (I) |
|
|
Monniksrobben |
||||||||||||||||||||
Procyonidae |
|
|
|
Wasbeerachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Bassaricyon gabbii (III Costa Rica) |
Gabbi's slankbeer |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Bassariscus sumichrasti (III Costa Rica) |
Cacomistle |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Nasua narica (III Honduras) |
Neusbeer |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Nasua nasua solitaria (III Uruguay) |
Zuid-Braziliaanse neusbeer |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potos flavus (III Honduras) |
Rolstaartbeer |
||||||||||||||||||||
Ursidae |
|
|
|
Beren |
||||||||||||||||||||
|
|
Ursidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Beren |
||||||||||||||||||||
|
Ailuropoda melanoleuca (I) |
|
|
Grote panda |
||||||||||||||||||||
|
Helarctos malayanus (I) |
|
|
Maleise beer |
||||||||||||||||||||
|
Melursus ursinus (I) |
|
|
Lippenbeer |
||||||||||||||||||||
|
Tremarctos ornatus (I) |
|
|
Brilbeer |
||||||||||||||||||||
|
Ursus arctos (I/II) (Alleen de populaties in Bhutan, China, Mexico en Mongolië en de ondersoort Ursus arctos isabellinus zijn opgenomen in bijlage I; alle andere populaties en ondersoorten zijn opgenomen in bijlage II.) |
|
|
Bruine beer |
||||||||||||||||||||
|
Ursus thibetanus (I) |
|
|
Kraagbeer of Aziatische zwarte beer |
||||||||||||||||||||
Viverridae |
|
|
|
Echte civetkatten |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Arctictis binturong (III India) |
Binturong |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Civettictis civetta (III Botswana) |
Afrikaanse civetkat |
||||||||||||||||||||
|
|
Cynogale bennettii (II) |
|
Ottercivetkat |
||||||||||||||||||||
|
|
Hemigalus derbyanus (II) |
|
Bandcivetkat |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Paguma larvata (III India) |
Gemaskerde larvenroller |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Paradoxurus hermaphroditus (III India) |
Loeak |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Paradoxurus jerdoni (III India) |
Jerdons palmcivetkat |
||||||||||||||||||||
|
|
Prionodon linsang (II) |
|
Gestreepte linsang |
||||||||||||||||||||
|
Prionodon pardicolor (I) |
|
|
Gevlekte linsang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Viverra civettina (III India) |
Grote gevlekte civetkat |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Viverra zibetha (III India) |
Aziatische civetkat |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Viverricula indica (III India) |
Kleine civetkat |
||||||||||||||||||||
CETACEA |
|
|
|
Walvisachtigen |
||||||||||||||||||||
|
CETACEA spp. (I/II) (4) |
|
|
Walvisachtigen |
||||||||||||||||||||
CHIROPTERA |
|
|
|
Vleermuizen |
||||||||||||||||||||
Phyllostomidae |
|
|
|
Bladneusvleermuizen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Platyrrhinus lineatus (III Uruguay) |
Witstreepvampier |
||||||||||||||||||||
Pteropodidae |
|
|
|
Vliegende honden |
||||||||||||||||||||
|
|
Acerodon spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Schijnkalongs |
||||||||||||||||||||
|
Acerodon jubatus (I) |
|
|
Filipijnse vliegende hond |
||||||||||||||||||||
|
|
Pteropus spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van Pteropus brunneus ) |
|
Kalongs |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus insularis (I) |
|
|
Vliegende hond van Truk |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus livingstonii (II) |
|
|
Vliegende hond van de Comoren |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus loochoensis (I) |
|
|
Japanse vliegende hond |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus mariannus (I) |
|
|
Vliegende hond van de Marianen |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus molossinus (I) |
|
|
Vliegende hond van Pohnpei |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus pelewensis (I) |
|
|
Vliegende hond van Palau |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus pilosus (I) |
|
|
Grote vliegende hond van Palau |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus rodricensis (II) |
|
|
Vliegende hond van Rodriguez |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus samoensis (I) |
|
|
Vliegende hond van Samoa |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus tonganus (I) |
|
|
Pacifische vliegende hond |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus ualanus (I) |
|
|
Vliegende hond van Kosrae |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus voeltzkowi (II) |
|
|
Vliegende hond van Pemba |
||||||||||||||||||||
|
Pteropus yapensis (I) |
|
|
Vliegende hond van Yap |
||||||||||||||||||||
CINGULATA |
|
|
|
Gordeldierachtigen |
||||||||||||||||||||
Dasypodidae |
|
|
|
Gordeldieren |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cabassous centralis (III Costa Rica) |
Midden-Amerikaans kaalstaartgordeldier |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cabassous tatouay (III Uruguay) |
Zuid-Amerikaans kaalstaartgordeldier |
||||||||||||||||||||
|
|
Chaetophractus nationi (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld. Alle specimens worden beschouwd als specimens van een soort van bijlage A en op de handel daarin is de desbetreffende regelgeving van toepassing.) |
|
Boliviaans harig gordeldier |
||||||||||||||||||||
|
Priodontes maximus (I) |
|
|
Reuzengordeldier |
||||||||||||||||||||
DASYUROMORPHIA |
|
|
|
Roofbuideldieren |
||||||||||||||||||||
Dasyuridae |
|
|
|
Echte roofbuideldieren |
||||||||||||||||||||
|
Sminthopsis longicaudata (I) |
|
|
Langstaartsmalvoetbuidelmuis |
||||||||||||||||||||
|
Sminthopsis psammophila (I) |
|
|
Smalvoetbuidelmuis |
||||||||||||||||||||
DIPROTODONTIA |
|
|
|
Klimbuideldieren, wombats en kangoeroes |
||||||||||||||||||||
Macropodidae |
|
|
|
Kangoeroes en wallaby's |
||||||||||||||||||||
|
|
Dendrolagus inustus (II) |
|
Bruine boomkangoeroe |
||||||||||||||||||||
|
|
Dendrolagus ursinus (II) |
|
Zwarte boomkangoeroe |
||||||||||||||||||||
|
Lagorchestes hirsutus (I) |
|
|
Westelijke haaskangoeroe |
||||||||||||||||||||
|
Lagostrophus fasciatus (I) |
|
|
Gestreepte haaskangoeroe |
||||||||||||||||||||
|
Onychogalea fraenata (I) |
|
|
Geteugelde spoorstaartkangoeroe |
||||||||||||||||||||
Phalangeridae |
|
|
|
Koeskoezen |
||||||||||||||||||||
|
|
Phalanger intercastellanus (II) |
|
Oostelijke koeskoes |
||||||||||||||||||||
|
|
Phalanger mimicus (II) |
|
Zuidelijke koeskoes |
||||||||||||||||||||
|
|
Phalanger orientalis (II) |
|
Grijze koeskoes |
||||||||||||||||||||
|
|
Spilocuscus kraemeri (II) |
|
Krämers koeskoes |
||||||||||||||||||||
|
|
Spilocuscus maculatus (II) |
|
Gevlekte koeskoes |
||||||||||||||||||||
|
|
Spilocuscus papuensis (II) |
|
Papoea-koeskoes |
||||||||||||||||||||
Potoroidae |
|
|
|
Ratkangoeroes |
||||||||||||||||||||
|
Bettongia spp. (I) |
|
|
Buidelkonijnen |
||||||||||||||||||||
Vombatidae |
|
|
|
Wombats |
||||||||||||||||||||
|
Lasiorhinus krefftii (I) |
|
|
Breedkopwombat |
||||||||||||||||||||
LAGOMORPHA |
|
|
|
Haasachtigen |
||||||||||||||||||||
Leporidae |
|
|
|
Hazen en konijnen |
||||||||||||||||||||
|
Caprolagus hispidus (I) |
|
|
Borstelige haas of Assam-konijn |
||||||||||||||||||||
|
Romerolagus diazi (I) |
|
|
Vulkaankonijn |
||||||||||||||||||||
MONOTREMATA |
|
|
|
Eierleggende zoogdieren |
||||||||||||||||||||
Tachyglossidae |
|
|
|
Mierenegels |
||||||||||||||||||||
|
|
Zaglossus spp. (II) |
|
Vachtegels |
||||||||||||||||||||
PERAMELEMORPHIA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Peramelidae |
|
|
|
Echte buideldassen |
||||||||||||||||||||
|
Perameles bougainville (I) |
|
|
Gestreepte spitsneusbuideldas |
||||||||||||||||||||
Thylacomyidae |
|
|
|
Langoorbuideldassen |
||||||||||||||||||||
|
Macrotis lagotis (I) |
|
|
Grote langoorbuideldas |
||||||||||||||||||||
PERISSODACTYLA |
|
|
|
Onevenhoevigen |
||||||||||||||||||||
Equidae |
|
|
|
Paardachtigen |
||||||||||||||||||||
|
Equus africanus (I) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Equus asinus wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is) |
|
|
Wilde ezel |
||||||||||||||||||||
|
Equus grevyi (I) |
|
|
Grevyzebra |
||||||||||||||||||||
|
Equus hemionus (I/II) (De soort is opgenomen in bijlage II maar de ondersoorten Equus hemionus hemionus en Equus hemionus khur zijn opgenomen in bijlage I) |
|
|
Koelan |
||||||||||||||||||||
|
Equus kiang (II) |
|
|
Kiang |
||||||||||||||||||||
|
Equus przewalskii (I) |
|
|
Przewalskipaard |
||||||||||||||||||||
|
|
Equus zebra hartmannae (II) |
|
Hartmanns bergzebra |
||||||||||||||||||||
|
|
Equus zebra zebra (II) |
|
Kaapse bergzebra |
||||||||||||||||||||
Rhinocerotidae |
|
|
|
Neushoorns |
||||||||||||||||||||
|
Rhinocerotidae spp. (I) (Met uitzondering van de in bijlage B opgenomen subspecies) |
|
|
Neushoorns |
||||||||||||||||||||
|
|
Ceratotherium simum simum (II) (Alleen de populaties in Zuid-Afrika en Swaziland; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage A. Uitsluitend met het oog op het toestaan van internationaal verkeer van levende dieren, voor zover daaraan een passende en aanvaardbare bestemming is gegeven, alsook handel in jachttrofeeën. Alle andere specimens worden als specimens van een soort van bijlage A beschouwd en op de handel daarin is de desbetreffende regelgeving van toepassing.) |
|
Zuidelijke breedlipneushoorn |
||||||||||||||||||||
Tapiridae |
|
|
|
Tapirs |
||||||||||||||||||||
|
Tapiridae spp. (I) (Met uitzondering van de in bijlage B opgenomen species) |
|
|
Tapirs |
||||||||||||||||||||
|
|
Tapirus terrestris (II) |
|
Zuid-Amerikaanse tapir |
||||||||||||||||||||
PHOLIDOTA |
|
|
|
Schubdierachtigen |
||||||||||||||||||||
Manidae |
|
|
|
Schubdieren |
||||||||||||||||||||
|
|
Manis spp. (II) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Schubdieren |
||||||||||||||||||||
|
Manis crassicaudata (I) |
|
|
Indisch schubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis culionensis (I) |
|
|
Palawanschubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis gigantea (I) |
|
|
Reuzenschubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis javanica (I) |
|
|
Javaans schubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis pentadactyla (I) |
|
|
Chinees schubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis temminckii (I) |
|
|
Temmincks schubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis tetradactyla (I) |
|
|
Langstaartschubdier |
||||||||||||||||||||
|
Manis tricuspis (I) |
|
|
Afrikaans boomschubdier |
||||||||||||||||||||
PILOSA |
|
|
|
Luiaarden en miereneters |
||||||||||||||||||||
Bradypodidae |
|
|
|
Drievingerluiaards |
||||||||||||||||||||
|
|
Bradypus pygmaeus (II) |
|
Escudo-eilandluiaard |
||||||||||||||||||||
|
|
Bradypus variegatus (II) |
|
Westelijke drievingerluiaard |
||||||||||||||||||||
Megalonychidae |
|
|
|
Tweevingerluiaards |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Choloepus hoffmanni (III Costa Rica) |
Costa Ricaanse tweevingerluiaard |
||||||||||||||||||||
Myrmecophagidae |
|
|
|
Miereneters |
||||||||||||||||||||
|
|
Myrmecophaga tridactyla (II) |
|
Reuzenmiereneter |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Tamandua mexicana (III Guatemala) |
Boommiereneter |
||||||||||||||||||||
PRIMATES |
|
|
|
Opperdieren of primaten |
||||||||||||||||||||
|
|
PRIMATES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Opperdieren of primaten |
||||||||||||||||||||
Atelidae |
|
|
|
Grijpstaartapen |
||||||||||||||||||||
|
Alouatta coibensis (I) |
|
|
Coiba-brulaap |
||||||||||||||||||||
|
Alouatta palliata (I) |
|
|
Mantelbrulaap |
||||||||||||||||||||
|
Alouatta pigra (I) |
|
|
Guatemalteekse brulaap |
||||||||||||||||||||
|
Ateles geoffroyi frontatus (I) |
|
|
Zwarthandslingeraap |
||||||||||||||||||||
|
Ateles geoffroyi ornatus (I) |
|
|
Roodbuikslingeraap |
||||||||||||||||||||
|
Brachyteles arachnoides (I) |
|
|
Spinaap |
||||||||||||||||||||
|
Brachyteles hypoxanthus (I) |
|
|
Gele spinaap of gele muriqui |
||||||||||||||||||||
|
Oreonax flavicauda (I) |
|
|
Geelstaartwolaap |
||||||||||||||||||||
Cebidae |
|
|
|
Klauwaapjes |
||||||||||||||||||||
|
Callimico goeldii (I) |
|
|
Springtamarin |
||||||||||||||||||||
|
Callithrix aurita (I) |
|
|
Witoorpenseelaapje |
||||||||||||||||||||
|
Callithrix flaviceps (I) |
|
|
Geelkoppenseelaapje |
||||||||||||||||||||
|
Leontopithecus spp. (I) |
|
|
Leeuwaapjes |
||||||||||||||||||||
|
Saguinus bicolor (I) |
|
|
Mantelaapje |
||||||||||||||||||||
|
Saguinus geoffroyi (I) |
|
|
Geoffroys tamarin |
||||||||||||||||||||
|
Saguinus leucopus (I) |
|
|
Witvoettamarin |
||||||||||||||||||||
|
Saguinus martinsi (I) |
|
|
Martins' mantelaapje |
||||||||||||||||||||
|
Saguinus oedipus (I) |
|
|
Pinché-aapje |
||||||||||||||||||||
|
Saimiri oerstedii (I) |
|
|
Geel doodshoofdaapje |
||||||||||||||||||||
Cercopithecidae |
|
|
|
Smalneusapen excl. mensapen |
||||||||||||||||||||
|
Cercocebus galeritus (I) |
|
|
Kuifmangabey |
||||||||||||||||||||
|
Cercopithecus diana (I) |
|
|
Dianameerkat |
||||||||||||||||||||
|
Cercopithecus roloway (I) |
|
|
Roloway-meerkat |
||||||||||||||||||||
|
Cercopithecus solatus (II) |
|
|
Zonstaartmeerkat |
||||||||||||||||||||
|
Colobus satanas (II) |
|
|
Zwarte franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Macaca silenus (I) |
|
|
Baardaap |
||||||||||||||||||||
|
Macaca sylvanus (I) |
|
|
Berberaap |
||||||||||||||||||||
|
Mandrillus leucophaeus (I) |
|
|
Dril |
||||||||||||||||||||
|
Mandrillus sphinx (I) |
|
|
Mandril |
||||||||||||||||||||
|
Nasalis larvatus (I) |
|
|
Neusaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus foai (II) |
|
|
Centraal-Afrikaanse rode franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus gordonorum (II) |
|
|
Uzungwa-franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus kirkii (I) |
|
|
Zanzibar-franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus pennantii (II) |
|
|
Pennants franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus preussi (II) |
|
|
Preuss' franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus rufomitratus (I) |
|
|
Tana-franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus tephrosceles (II) |
|
|
Oegandese rode franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Piliocolobus tholloni (II) |
|
|
Thollons franjeaap |
||||||||||||||||||||
|
Presbytis potenziani (I) |
|
|
Mentawai-langoer |
||||||||||||||||||||
|
Pygathrix spp. (I) |
|
|
Doeklangoeren |
||||||||||||||||||||
|
Rhinopithecus spp. (I) |
|
|
Stompneusapen |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus ajax (I) |
|
|
Kasjmir-hoelman |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus dussumieri (I) |
|
|
Dussumiers hoelman |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus entellus (I) |
|
|
Hoelman |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus hector (I) |
|
|
Tarai-hoelman |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus hypoleucos (I) |
|
|
Zwartvoethoelman |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus priam (I) |
|
|
Ceylon-hoelman |
||||||||||||||||||||
|
Semnopithecus schistaceus (I) |
|
|
Berghoelman |
||||||||||||||||||||
|
Simias concolor (I) |
|
|
Simakobou |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus delacouri (II) |
|
|
Delacours langoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus francoisi (II) |
|
|
Tonkin-langoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus geei (I) |
|
|
Goudlangoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus hatinhensis (II) |
|
|
Ha tinh-langoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus johnii (II) |
|
|
Nilgiri-langoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus laotum (II) |
|
|
Laos-langoer of witbrauwlangoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus pileatus (I) |
|
|
Kuiflangoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus poliocephalus (II) |
|
|
Witkoplangoer |
||||||||||||||||||||
|
Trachypithecus shortridgei (I) |
|
|
Shortridges langoer |
||||||||||||||||||||
Cheirogaleidae |
|
|
|
Dwerg- en katmaki's |
||||||||||||||||||||
|
Cheirogaleidae spp. (I) |
|
|
Dwergmaki's, katmaki's |
||||||||||||||||||||
Daubentoniidae |
|
|
|
Vingerdieren |
||||||||||||||||||||
|
Daubentonia madagascariensis (I) |
|
|
Vingerdier |
||||||||||||||||||||
Hominidae |
|
|
|
Echte mensapen |
||||||||||||||||||||
|
Gorilla beringei (I) |
|
|
Oostelijke gorilla |
||||||||||||||||||||
|
Gorilla gorilla (I) |
|
|
Westelijke gorilla |
||||||||||||||||||||
|
Pan spp. (I) |
|
|
Chimpansee en Bonobo |
||||||||||||||||||||
|
Pongo abelii (I) |
|
|
Sumatraanse orang-oetan |
||||||||||||||||||||
|
Pongo pygmaeus (I) |
|
|
Borneose orang-oetan |
||||||||||||||||||||
Hylobatidae |
|
|
|
Gibbons |
||||||||||||||||||||
|
Hylobatidae spp. (I) |
|
|
Gibbons |
||||||||||||||||||||
Indriidae |
|
|
|
Indri's, sifaka's en wolmaki's |
||||||||||||||||||||
|
Indriidae spp. (I) |
|
|
Indri's, sifaka's en wolmaki's |
||||||||||||||||||||
Lemuridae |
|
|
|
Maki's |
||||||||||||||||||||
|
Lemuridae spp. (I) |
|
|
Maki's |
||||||||||||||||||||
Lepilemuridae |
|
|
|
Wezelmaki's |
||||||||||||||||||||
|
Lepilemuridae spp. (I) |
|
|
Wezelmaki's |
||||||||||||||||||||
Lorisidae |
|
|
|
Lori's |
||||||||||||||||||||
|
Nycticebus spp. (I) |
|
|
Plompe lori's |
||||||||||||||||||||
Pitheciidae |
|
|
|
Sakiachtigen |
||||||||||||||||||||
|
Cacajao spp. (I) |
|
|
Oeakari's |
||||||||||||||||||||
|
Callicebus barbarabrownae (II) |
|
|
Noord-Bahiaanse blonde springaap |
||||||||||||||||||||
|
Callicebus melanochir (II) |
|
|
Zwarthandspringaap |
||||||||||||||||||||
|
Callicebus nigrifrons (II) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Callicebus personatus (II) |
|
|
Zwartkopspringaap |
||||||||||||||||||||
|
Chiropotes albinasus (I) |
|
|
Witneussaki |
||||||||||||||||||||
Tarsiidae |
|
|
|
Spookdiertjes |
||||||||||||||||||||
|
Tarsius spp. (II) |
|
|
Spookdiertjes |
||||||||||||||||||||
PROBOSCIDEA |
|
|
|
Slurfdieren |
||||||||||||||||||||
Elephantidae |
|
|
|
Olifanten |
||||||||||||||||||||
|
Elephas maximus (I) |
|
|
Aziatische olifant |
||||||||||||||||||||
|
Loxodonta africana (I) (Met uitzondering van de populaties in Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe, die zijn opgenomen in bijlage B) |
Loxodonta africana (II) (Alleen de populaties in Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe (5); alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage A.) |
|
Afrikaanse olifant |
||||||||||||||||||||
RODENTIA |
|
|
|
Knaagdieren |
||||||||||||||||||||
Chinchillidae |
|
|
|
Chinchilla's |
||||||||||||||||||||
|
Chinchilla spp. (I) (Op specimens van de gedomesticeerde vorm is deze verordening niet van toepassing.) |
|
|
Chinchilla's |
||||||||||||||||||||
Cuniculidae |
|
|
|
Paca's |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cuniculus paca (III Honduras) |
Laaglandpaca |
||||||||||||||||||||
Dasyproctidae |
|
|
|
Agoeti's |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Dasyprocta punctata (III Honduras) |
Midden-Amerikaanse agoeti |
||||||||||||||||||||
Erethizontidae |
|
|
|
Boomstekelvarkens |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Sphiggurus mexicanus (III Honduras) |
Mexicaans boomstekelvarken |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Sphiggurus spinosus (III Uruguay) |
Paraguayaans boomstekelvarken |
||||||||||||||||||||
Hystricidae |
|
|
|
Stekelvarkens |
||||||||||||||||||||
|
Hystrix cristata |
|
|
Stekelvarken |
||||||||||||||||||||
Muridae |
|
|
|
Muizen en ratten |
||||||||||||||||||||
|
Leporillus conditor (I) |
|
|
Langoorhaasrat |
||||||||||||||||||||
|
Pseudomys fieldi praeconis (I) |
|
|
Vale schijnmuis |
||||||||||||||||||||
|
Xeromys myoides (I) |
|
|
Onechte waterrat |
||||||||||||||||||||
|
Zyzomys pedunculatus (I) |
|
|
Macdonnells rotsrat |
||||||||||||||||||||
Sciuridae |
|
|
|
Eekhoorns |
||||||||||||||||||||
|
Cynomys mexicanus (I) |
|
|
Mexicaanse prairiehond |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Marmota caudata (III India) |
Langstaartmarmot |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Marmota himalayana (III India) |
Himalaya-marmot |
||||||||||||||||||||
|
|
Ratufa spp. (II) |
|
Reuzeneekhoorns |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Sciurus deppei (III Costa Rica) |
Deppes eekhoorn |
||||||||||||||||||||
SCANDENTIA |
|
|
|
Boomspitsmuizen |
||||||||||||||||||||
|
|
SCANDENTIA spp. (II) |
|
Boomspitsmuizen |
||||||||||||||||||||
SIRENIA |
|
|
|
Zeekoeien |
||||||||||||||||||||
Dugongidae |
|
|
|
Doejongs |
||||||||||||||||||||
|
Dugong dugon (I) |
|
|
Doejong |
||||||||||||||||||||
Trichechidae |
|
|
|
Lamantijnen |
||||||||||||||||||||
|
Trichechus inunguis (I) |
|
|
Amazonelamantijn of -zeekoe |
||||||||||||||||||||
|
Trichechus manatus (I) |
|
|
Caraïbische lamantijn of zeekoe |
||||||||||||||||||||
|
Trichechus senegalensis (I) |
|
|
West-Afrikaans lamantijn of zeekoe |
||||||||||||||||||||
AVES |
|
|
|
Vogels |
||||||||||||||||||||
ANSERIFORMES |
|
|
|
Eendachtigen |
||||||||||||||||||||
Anatidae |
|
|
|
Eenden, ganzen en zwanen |
||||||||||||||||||||
|
Anas aucklandica (I) |
|
|
Auckland-taling |
||||||||||||||||||||
|
|
Anas bernieri (II) |
|
Madagaskar-eend |
||||||||||||||||||||
|
Anas chlorotis (I) |
|
|
Nieuw-Zeelandse bruine taling |
||||||||||||||||||||
|
|
Anas formosa (II) |
|
Baikal-taling |
||||||||||||||||||||
|
Anas laysanensis (I) |
|
|
Laysan-taling |
||||||||||||||||||||
|
Anas nesiotis (I) |
|
|
Campbell Island-taling |
||||||||||||||||||||
|
Anas querquedula |
|
|
Zomertaling |
||||||||||||||||||||
|
Asarcornis scutulata (I) |
|
|
Witvleugelboseend |
||||||||||||||||||||
|
Aythya innotata |
|
|
Madagaskar-witoogeend |
||||||||||||||||||||
|
Aythya nyroca |
|
|
Witoogeend |
||||||||||||||||||||
|
Branta canadensis leucopareia (I) |
|
|
Canadese gans (ondersoort van de Aleoeten) |
||||||||||||||||||||
|
Branta ruficollis (II) |
|
|
Roodhalsgans |
||||||||||||||||||||
|
Branta sandvicensis (I) |
|
|
Hawaii-gans |
||||||||||||||||||||
|
|
Coscoroba coscoroba (II) |
|
Coscoroba |
||||||||||||||||||||
|
|
Cygnus melancoryphus (II) |
|
Zwarthalszwaan |
||||||||||||||||||||
|
|
Dendrocygna arborea (II) |
|
West-Indische fluiteend |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Dendrocygna autumnalis (III Honduras) |
Zwartbuikfluiteend |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Dendrocygna bicolor (III Honduras) |
Rosse fluiteend |
||||||||||||||||||||
|
Mergus octosetaceus |
|
|
Braziliaanse zaagbek |
||||||||||||||||||||
|
Oxyura leucocephala (II) |
|
|
Witkopeend |
||||||||||||||||||||
|
Rhodonessa caryophyllacea (mogelijk uitgestorven) (I) |
|
|
Rozekopeend |
||||||||||||||||||||
|
|
Sarkidiornis melanotos (II) |
|
Knobbeleend |
||||||||||||||||||||
|
Tadorna cristata |
|
|
Kuifcasarca |
||||||||||||||||||||
APODIFORMES |
|
|
|
Salanganen, gierzwaluwen en kolobries |
||||||||||||||||||||
Trochilidae |
|
|
|
Kolibries |
||||||||||||||||||||
|
|
Trochilidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Kolibries |
||||||||||||||||||||
|
Glaucis dohrnii (I) |
|
|
Bronsstaartheremietkolibrie |
||||||||||||||||||||
CHARADRIIFORMES |
|
|
|
Steltlopers, meeuwen, sterns en alken |
||||||||||||||||||||
Burhinidae |
|
|
|
Grielen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Burhinus bistriatus (III Guatemala) |
Caribische griel |
||||||||||||||||||||
Laridae |
|
|
|
Meeuwen en sterns |
||||||||||||||||||||
|
Larus relictus (I) |
|
|
Mongoolse zwartkopmeeuw |
||||||||||||||||||||
Scolopacidae |
|
|
|
Snippen, wulpen, ruiters en strandlopers |
||||||||||||||||||||
|
Numenius borealis (I) |
|
|
Arctische wulp |
||||||||||||||||||||
|
Numenius tenuirostris (I) |
|
|
Dunbekwulp |
||||||||||||||||||||
|
Tringa guttifer (I) |
|
|
Gevlekte groenpootruiter |
||||||||||||||||||||
CICONIIFORMES |
|
|
|
Reigers, ooievaars, ibissen en flamingo's |
||||||||||||||||||||
Ardeidae |
|
|
|
Reigers |
||||||||||||||||||||
|
Ardea alba |
|
|
Grote zilverreiger |
||||||||||||||||||||
|
Bubulcus ibis |
|
|
Koereiger |
||||||||||||||||||||
|
Egretta garzetta |
|
|
Kleine zilverreiger |
||||||||||||||||||||
Balaenicipitidae |
|
|
|
Schoenbekooievaars |
||||||||||||||||||||
|
|
Balaeniceps rex (II) |
|
Schoenbekooievaar |
||||||||||||||||||||
Ciconiidae |
|
|
|
Ooievaars |
||||||||||||||||||||
|
Ciconia boyciana (I) |
|
|
Zwartsnavelooievaar |
||||||||||||||||||||
|
Ciconia nigra (II) |
|
|
Zwarte ooievaar |
||||||||||||||||||||
|
Ciconia stormi |
|
|
Storms ooievaar |
||||||||||||||||||||
|
Jabiru mycteria (I) |
|
|
Jabiru |
||||||||||||||||||||
|
Leptoptilos dubius |
|
|
Argala-maraboe of Indische maraboe |
||||||||||||||||||||
|
Mycteria cinerea (I) |
|
|
Maleise nimmerzat |
||||||||||||||||||||
Phoenicopteridae |
|
|
|
Flamingo's |
||||||||||||||||||||
|
|
Phoenicopteridae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Flamingo's |
||||||||||||||||||||
|
Phoenicopterus ruber (II) |
|
|
Rode flamingo |
||||||||||||||||||||
Threskiornithidae |
|
|
|
Ibissen en lepelaars |
||||||||||||||||||||
|
|
Eudocimus ruber (II) |
|
Rode ibis |
||||||||||||||||||||
|
Geronticus calvus (II) |
|
|
Kaapse ibis |
||||||||||||||||||||
|
Geronticus eremita (I) |
|
|
Kaalkopibis of heremietibis |
||||||||||||||||||||
|
Nipponia nippon (I) |
|
|
Japanse kuifibis |
||||||||||||||||||||
|
Platalea leucorodia (II) |
|
|
Lepelaar |
||||||||||||||||||||
|
Pseudibis gigantea |
|
|
Reuzenibis |
||||||||||||||||||||
COLUMBIFORMES |
|
|
|
Duifachtigen |
||||||||||||||||||||
Columbidae |
|
|
|
Duiven |
||||||||||||||||||||
|
Caloenas nicobarica (I) |
|
|
Manenduif |
||||||||||||||||||||
|
Claravis godefrida |
|
|
Purperbandgrondduif |
||||||||||||||||||||
|
Columba livia |
|
|
Rotsduif |
||||||||||||||||||||
|
Ducula mindorensis (I) |
|
|
Mindoro-muskaatduif |
||||||||||||||||||||
|
|
Gallicolumba luzonica (II) |
|
Luzon-dolksteekduif |
||||||||||||||||||||
|
|
Goura spp. (II) |
|
Kroonduiven |
||||||||||||||||||||
|
Leptotila wellsi |
|
|
Grenada-loopduif |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Nesoenas mayeri (III Mauritius) |
Mauritius-duif |
||||||||||||||||||||
|
Streptopelia turtur |
|
|
Tortel |
||||||||||||||||||||
CORACIIFORMES |
|
|
|
Scharrelvogels |
||||||||||||||||||||
Bucerotidae |
|
|
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
Aceros spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Jaarvogels |
||||||||||||||||||||
|
Aceros nipalensis (I) |
|
|
Himalaya-jaarvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
Anorrhinus spp. (II) |
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
Anthracoceros spp. (II) |
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
Berenicornis spp. (II) |
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
Buceros spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
Buceros bicornis (I) |
|
|
Dubbelhoornige neushoornvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
Penelopides spp. (II) |
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
Rhinoplax vigil (I) |
|
|
Gehelmde neushoornvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
Rhyticeros spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species.) |
|
Neushoornvogels |
||||||||||||||||||||
|
Rhyticeros subruficollis (I) |
|
|
Kleine jaarvogel |
||||||||||||||||||||
CUCULIFORMES |
|
|
|
Koekoekachtigen |
||||||||||||||||||||
Musophagidae |
|
|
|
Toerako's |
||||||||||||||||||||
|
|
Tauraco spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Helmtoerako's |
||||||||||||||||||||
|
Tauraco bannermani (II) |
|
|
Bannermans toerako |
||||||||||||||||||||
FALCONIFORMES |
|
|
|
Dagroofvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
FALCONIFORMES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species, met uitzondering van één in bijlage C opgenomen soort van de familie Cathartidae; de overige species van die familie zijn niet in de bijlagen bij deze verordening opgenomen; en met uitzondering van Caracara lutosa) |
|
Dagroofvogels |
||||||||||||||||||||
Accipitridae |
|
|
|
Haviken, arenden en gieren |
||||||||||||||||||||
|
Accipiter brevipes (II) |
|
|
Balkansperwer |
||||||||||||||||||||
|
Accipiter gentilis (II) |
|
|
Havik |
||||||||||||||||||||
|
Accipiter nisus (II) |
|
|
Sperwer |
||||||||||||||||||||
|
Aegypius monachus (II) |
|
|
Monniksgier |
||||||||||||||||||||
|
Aquila adalberti (I) |
|
|
Spaanse keizersarend |
||||||||||||||||||||
|
Aquila chrysaetos (II) |
|
|
Steenarend |
||||||||||||||||||||
|
Aquila clanga (II) |
|
|
Bastaardarend |
||||||||||||||||||||
|
Aquila heliaca (I) |
|
|
Keizersarend |
||||||||||||||||||||
|
Aquila pomarina (II) |
|
|
Schreeuwarend |
||||||||||||||||||||
|
Buteo buteo (II) |
|
|
Buizerd |
||||||||||||||||||||
|
Buteo lagopus (II) |
|
|
Ruigpootbuizerd |
||||||||||||||||||||
|
Buteo rufinus (II) |
|
|
Arendbuizerd |
||||||||||||||||||||
|
Chondrohierax uncinatus wilsonii (I) |
|
|
Cubaanse langsnavelwouw |
||||||||||||||||||||
|
Circaetus gallicus (II) |
|
|
Slangenarend |
||||||||||||||||||||
|
Circus aeruginosus (II) |
|
|
Bruine kiekendief |
||||||||||||||||||||
|
Circus cyaneus (II) |
|
|
Blauwe kiekendief |
||||||||||||||||||||
|
Circus macrourus (II) |
|
|
Steppekiekendief |
||||||||||||||||||||
|
Circus pygargus (II) |
|
|
Grauwe kiekendief |
||||||||||||||||||||
|
Elanus caeruleus (II) |
|
|
Grijze wouw |
||||||||||||||||||||
|
Eutriorchis astur (II) |
|
|
Madagaskar-slangenarend |
||||||||||||||||||||
|
Gypaetus barbatus (II) |
|
|
Lammergier |
||||||||||||||||||||
|
Gyps fulvus (II) |
|
|
Vale gier |
||||||||||||||||||||
|
Haliaeetus spp. (I/II) (Haliaeetus albicilla is opgenomen in bijlage I; de andere soorten zijn opgenomen in bijlage II) |
|
|
Zeearenden |
||||||||||||||||||||
|
Harpia harpyja (I) |
|
|
Harpij |
||||||||||||||||||||
|
Hieraaetus fasciatus (II) |
|
|
Havikarend |
||||||||||||||||||||
|
Hieraaetus pennatus (II) |
|
|
Dwergarend |
||||||||||||||||||||
|
Leucopternis occidentalis (II) |
|
|
Salvins bonte buizerd |
||||||||||||||||||||
|
Milvus migrans (II) (Met uitzondering van Milvus migrans lineatus die in bijlage B is opgenomen) |
|
|
Zwarte wouw |
||||||||||||||||||||
|
Milvus milvus (II) |
|
|
Rode wouw |
||||||||||||||||||||
|
Neophron percnopterus (II) |
|
|
Aasgier |
||||||||||||||||||||
|
Pernis apivorus (II) |
|
|
Wespendief |
||||||||||||||||||||
|
Pithecophaga jefferyi (I) |
|
|
Apenarend |
||||||||||||||||||||
Cathartidae |
|
|
|
Gieren van de Nieuwe Wereld |
||||||||||||||||||||
|
Gymnogyps californianus (I) |
|
|
Californische condor |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Sarcoramphus papa (III Honduras) |
Koningsgier |
||||||||||||||||||||
|
Vultur gryphus (I) |
|
|
Andes-condor |
||||||||||||||||||||
Falconidae |
|
|
|
Valken |
||||||||||||||||||||
|
Falco araeus (I) |
|
|
Seychellen-torenvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco biarmicus (II) |
|
|
Lannervalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco cherrug (II) |
|
|
Sakervalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco columbarius (II) |
|
|
Smelleken |
||||||||||||||||||||
|
Falco eleonorae (II) |
|
|
Eleonora's valk |
||||||||||||||||||||
|
Falco jugger (I) |
|
|
Indische lannervalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco naumanni (II) |
|
|
Kleine torenvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco newtoni (I) (Alleen de populatie op de Seychellen) |
|
|
Madagaskar-torenvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco pelegrinoides (I) |
|
|
Barbarijse valk |
||||||||||||||||||||
|
Falco peregrinus (I) |
|
|
Slechtvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco punctatus (I) |
|
|
Mauritius-torenvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco rusticolus (I) |
|
|
Giervalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco subbuteo (II) |
|
|
Boomvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco tinnunculus (II) |
|
|
Torenvalk |
||||||||||||||||||||
|
Falco vespertinus (II) |
|
|
Roodpootvalk |
||||||||||||||||||||
Pandionidae |
|
|
|
Visarenden |
||||||||||||||||||||
|
Pandion haliaetus (II) |
|
|
Visarend |
||||||||||||||||||||
GALLIFORMES |
|
|
|
Hoenderachtigen |
||||||||||||||||||||
Cracidae |
|
|
|
Hokko's en sjakohoenders |
||||||||||||||||||||
|
Crax alberti (III Colombia) |
|
|
Blauwknobbelhokko |
||||||||||||||||||||
|
Crax blumenbachii (I) |
|
|
Roodsnavelhokko |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Crax daubentoni (III Colombia) |
Geelknobbelhokko |
||||||||||||||||||||
|
|
Crax fasciolata |
|
Maskerhokko |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Crax globulosa (III Colombia) |
Knobbelhokko |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Crax rubra (III Colombia / Costa Rica / Guatemala / Honduras) |
Bruine hokko |
||||||||||||||||||||
|
Mitu mitu (I) |
|
|
Mesbekpauwies |
||||||||||||||||||||
|
Oreophasis derbianus (I) |
|
|
Gehoornde goean |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Ortalis vetula (III Guatemala / Honduras) |
Bruine chachalaca |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Pauxi pauxi (III Colombia) |
Helmhokko |
||||||||||||||||||||
|
Penelope albipennis (I) |
|
|
Witvleugelgoean |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Penelope purpurascens (III Honduras) |
Kuifsjakohoen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Penelopina nigra (III Guatemala) |
Berggoean |
||||||||||||||||||||
|
Pipile jacutinga (I) |
|
|
Spix' fluitgoean |
||||||||||||||||||||
|
Pipile pipile (I) |
|
|
Trinidad-blauwkeelgoean |
||||||||||||||||||||
Megapodiidae |
|
|
|
Grootpoothoenders |
||||||||||||||||||||
|
Macrocephalon maleo (I) |
|
|
Hamerhoen |
||||||||||||||||||||
Phasianidae |
|
|
|
Fazantachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
Argusianus argus (II) |
|
Argusfazant |
||||||||||||||||||||
|
Catreus wallichii (I) |
|
|
Wallichs fazant |
||||||||||||||||||||
|
Colinus virginianus ridgwayi (I) |
|
|
Noordwest-Mexicaanse boomkwartel |
||||||||||||||||||||
|
Crossoptilon crossoptilon (I) |
|
|
Witte oorfazant |
||||||||||||||||||||
|
Crossoptilon mantchuricum (I) |
|
|
Bruine oorfazant |
||||||||||||||||||||
|
|
Gallus sonneratii (II) |
|
Sonnerats hoen |
||||||||||||||||||||
|
|
Ithaginis cruentus (II) |
|
Bloedfazant |
||||||||||||||||||||
|
Lophophorus impejanus (I) |
|
|
Himalaya-glansfazant |
||||||||||||||||||||
|
Lophophorus lhuysii (I) |
|
|
Chinese glansfazant |
||||||||||||||||||||
|
Lophophorus sclateri (I) |
|
|
Sclaters glansfazant |
||||||||||||||||||||
|
Lophura edwardsi (I) |
|
|
Edwards' fazant |
||||||||||||||||||||
|
|
Lophura hatinhensis |
|
Vietnamese vuurrugfazant |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Lophura leucomelanos (III Pakistan) |
Nepalfazant |
||||||||||||||||||||
|
Lophura swinhoii (I) |
|
|
Swinhoe's fazant |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Meleagris ocellata (III Guatemala) |
Pauwkalkoen |
||||||||||||||||||||
|
Odontophorus strophium |
|
|
Witkeeltandkwartel |
||||||||||||||||||||
|
Ophrysia superciliosa |
|
|
Himalaya-patrijs |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Pavo cristatus (III Pakistan) |
Blauwe pauw |
||||||||||||||||||||
|
|
Pavo muticus (II) |
|
Groene pauw |
||||||||||||||||||||
|
|
Polyplectron bicalcaratum (II) |
|
Spiegelpauw |
||||||||||||||||||||
|
|
Polyplectron germaini (II) |
|
Germains spiegelpauw |
||||||||||||||||||||
|
|
Polyplectron malacense (II) |
|
Maleise spiegelpauw |
||||||||||||||||||||
|
Polyplectron napoleonis (I) |
|
|
Palawan-spiegelpauw |
||||||||||||||||||||
|
|
Polyplectron schleiermacheri (II) |
|
Schleiermachers pauwfazant |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Pucrasia macrolopha (III Pakistan) |
Koklasfazant |
||||||||||||||||||||
|
Rheinardia ocellata (I) |
|
|
Gekuifde argusfazant |
||||||||||||||||||||
|
Syrmaticus ellioti (I) |
|
|
Elliots fazant |
||||||||||||||||||||
|
Syrmaticus humiae (I) |
|
|
Humes fazant |
||||||||||||||||||||
|
Syrmaticus mikado (I) |
|
|
Mikadofazant |
||||||||||||||||||||
|
Tetraogallus caspius (I) |
|
|
Kaspisch berghoen |
||||||||||||||||||||
|
Tetraogallus tibetanus (I) |
|
|
Tibetaans berghoen |
||||||||||||||||||||
|
Tragopan blythii (I) |
|
|
Blyths saterhoen |
||||||||||||||||||||
|
Tragopan caboti (I) |
|
|
Cabots saterhoen |
||||||||||||||||||||
|
Tragopan melanocephalus (I) |
|
|
Westelijk saterhoen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Tragopan satyra (III Nepal) |
Rood saterhoen |
||||||||||||||||||||
|
|
Tympanuchus cupido attwateri (II) |
|
Attwaters prairiehoen |
||||||||||||||||||||
GRUIFORMES |
|
|
|
Kraanvogels en rallen |
||||||||||||||||||||
Gruidae |
|
|
|
Kraanvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
Gruidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Kraanvogels |
||||||||||||||||||||
|
Grus americana (I) |
|
|
Trompetkraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus canadensis (I/II) (De soort is opgenomen in bijlage II, maar de ondersoorten Grus canadensis nesiotes en Grus canadensis pulla zijn opgenomen in bijlage I) |
|
|
Canadese kraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus grus (II) |
|
|
Kraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus japonensis (I) |
|
|
Chinese kraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus leucogeranus (I) |
|
|
Siberische witte kraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus monacha (I) |
|
|
Monnikskraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus nigricollis (I) |
|
|
Zwarthalskraanvogel |
||||||||||||||||||||
|
Grus vipio (I) |
|
|
Withalskraanvogel |
||||||||||||||||||||
Otididae |
|
|
|
Trappen |
||||||||||||||||||||
|
|
Otididae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Trappen |
||||||||||||||||||||
|
Ardeotis nigriceps (I) |
|
|
Indische trap |
||||||||||||||||||||
|
Chlamydotis macqueenii (I) |
|
|
Macqueens kraagtrap |
||||||||||||||||||||
|
Chlamydotis undulata (I) |
|
|
Kraagtrap |
||||||||||||||||||||
|
Houbaropsis bengalensis (I) |
|
|
Baardtrap |
||||||||||||||||||||
|
Otis tarda (II) |
|
|
Grote trap |
||||||||||||||||||||
|
Sypheotides indicus (II) |
|
|
Kleine Indische trap |
||||||||||||||||||||
|
Tetrax tetrax (II) |
|
|
Kleine trap |
||||||||||||||||||||
Rallidae |
|
|
|
Rallen |
||||||||||||||||||||
|
Gallirallus sylvestris (I) |
|
|
Lord Howe-ral |
||||||||||||||||||||
Rhynochetidae |
|
|
|
Kagoes |
||||||||||||||||||||
|
Rhynochetos jubatus (I) |
|
|
Kagoe |
||||||||||||||||||||
PASSERIFORMES |
|
|
|
Zangvogels |
||||||||||||||||||||
Atrichornithidae |
|
|
|
Doornkruipers |
||||||||||||||||||||
|
Atrichornis clamosus (I) |
|
|
West-Australische doornkruiper |
||||||||||||||||||||
Cotingidae |
|
|
|
Cotinga's |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cephalopterus ornatus (III Colombia) |
Amazone-parasolvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cephalopterus penduliger (III Colombia) |
Ecuadoraanse parasolvogel |
||||||||||||||||||||
|
Cotinga maculata (I) |
|
|
Halsbandcotinga |
||||||||||||||||||||
|
|
Rupicola spp. (II) |
|
Rotshanen |
||||||||||||||||||||
|
Xipholena atropurpurea (I) |
|
|
Zwartpurperen cotinga |
||||||||||||||||||||
Emberizidae |
|
|
|
Gorzen |
||||||||||||||||||||
|
|
Gubernatrix cristata (II) |
|
Groene kardinaal |
||||||||||||||||||||
|
|
Paroaria capitata (II) |
|
Geelsnavelkardinaal |
||||||||||||||||||||
|
|
Paroaria coronata (II) |
|
Roodkuifkardinaal |
||||||||||||||||||||
|
|
Tangara fastuosa (II) |
|
Veelkleurige tangara |
||||||||||||||||||||
Estrildidae |
|
|
|
Astrilden |
||||||||||||||||||||
|
|
Amandava formosa (II) |
|
Olijfastrilde |
||||||||||||||||||||
|
|
Lonchura fuscata |
|
Bruine rijstvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
Lonchura oryzivora (II) |
|
Rijstvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
Poephila cincta cincta (II) |
|
Gordelamadine |
||||||||||||||||||||
Fringillidae |
|
|
|
Vinken |
||||||||||||||||||||
|
Carduelis cucullata (I) |
|
|
Kapoetsensijs |
||||||||||||||||||||
|
|
Carduelis yarrellii (II) |
|
Geelwangsijs |
||||||||||||||||||||
Hirundinidae |
|
|
|
Zwaluwen |
||||||||||||||||||||
|
Pseudochelidon sirintarae (I) |
|
|
Siantara-zwaluw |
||||||||||||||||||||
Icteridae |
|
|
|
Troepialen |
||||||||||||||||||||
|
Xanthopsar flavus (I) |
|
|
Saffraantroepiaal |
||||||||||||||||||||
Meliphagidae |
|
|
|
Honingeters |
||||||||||||||||||||
|
|
Lichenostomus melanops cassidix (II) |
|
Helmhoningeter |
||||||||||||||||||||
Muscicapidae |
|
|
|
Vliegenvangers |
||||||||||||||||||||
|
Acrocephalus rodericanus (III Mauritius) |
|
|
Rodriguez-struikzanger |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyornis ruckii (II) |
|
Ruecks niltava |
||||||||||||||||||||
|
Dasyornis broadbenti litoralis (mogelijk uitgestorven) (I) |
|
|
Borstelvogel |
||||||||||||||||||||
|
Dasyornis longirostris (I) |
|
|
Westelijke borstelvogel |
||||||||||||||||||||
|
|
Garrulax canorus (II) |
|
Witbrauwlijstergaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Garrulax taewanus (II) |
|
Taiwanese lijstergaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Leiothrix argentauris (II) |
|
Zilveroortimalia |
||||||||||||||||||||
|
|
Leiothrix lutea (II) |
|
Japanse nachtegaal |
||||||||||||||||||||
|
|
Liocichla omeiensis (II) |
|
Omei-timalia |
||||||||||||||||||||
|
Picathartes gymnocephalus (I) |
|
|
Witnekkaalkopkraai |
||||||||||||||||||||
|
Picathartes oreas (I) |
|
|
Grijsnekkaalkopkraai |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Terpsiphone bourbonnensis (III Mauritius) |
Mascarenen-paradijsvliegenvanger |
||||||||||||||||||||
Paradisaeidae |
|
|
|
Paradijsvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
Paradisaeidae spp. (II) |
|
Paradijsvogels |
||||||||||||||||||||
Pittidae |
|
|
|
Pitta's |
||||||||||||||||||||
|
|
Pitta guajana (II) |
|
Blauwstaartpitta |
||||||||||||||||||||
|
Pitta gurneyi (I) |
|
|
Gurneys pitta |
||||||||||||||||||||
|
Pitta kochi (I) |
|
|
Kochs pitta |
||||||||||||||||||||
|
|
Pitta nympha (II) |
|
Chinese pitta |
||||||||||||||||||||
Pycnonotidae |
|
|
|
Buulbuuls |
||||||||||||||||||||
|
|
Pycnonotus zeylanicus (II) |
|
Geelkruinbuulbuul |
||||||||||||||||||||
Sturnidae |
|
|
|
Spreeuwen |
||||||||||||||||||||
|
|
Gracula religiosa (II) |
|
Beo |
||||||||||||||||||||
|
Leucopsar rothschildi (I) |
|
|
Bali-spreeuw |
||||||||||||||||||||
Zosteropidae |
|
|
|
Brilvogels |
||||||||||||||||||||
|
Zosterops albogularis (I) |
|
|
Witkeelbrilvogel |
||||||||||||||||||||
PELECANIFORMES |
|
|
|
Pelikaanachtigen |
||||||||||||||||||||
Fregatidae |
|
|
|
Fregatvogels |
||||||||||||||||||||
|
Fregata andrewsi (I) |
|
|
Witbuikfregatvogel |
||||||||||||||||||||
Pelecanidae |
|
|
|
Pelikanen |
||||||||||||||||||||
|
Pelecanus crispus (I) |
|
|
Kroeskoppelikaan |
||||||||||||||||||||
Sulidae |
|
|
|
Jan-van-genten |
||||||||||||||||||||
|
Papasula abbotti (I) |
|
|
Abbotts gent |
||||||||||||||||||||
PICIFORMES |
|
|
|
Spechtachtigen |
||||||||||||||||||||
Capitonidae |
|
|
|
Baardvogels |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Semnornis ramphastinus (III Colombia) |
Toekanbaardvogel |
||||||||||||||||||||
Picidae |
|
|
|
Spechten |
||||||||||||||||||||
|
Dryocopus javensis richardsi (I) |
|
|
Witbuikspecht |
||||||||||||||||||||
Ramphastidae |
|
|
|
Toekans |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Baillonius bailloni (III Argentinië) |
Goudtoekan |
||||||||||||||||||||
|
|
Pteroglossus aracari (II) |
|
Zwarte toekan |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Pteroglossus castanotis (III Argentinië) |
Buinoorarassari |
||||||||||||||||||||
|
|
Pteroglossus viridis (II) |
|
Groene arassari |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Ramphastos dicolorus (III Argentinië) |
Roodborsttoekan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ramphastos sulfuratus (II) |
|
Zwavelborsttoekan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ramphastos toco (II) |
|
Reuzentoekan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ramphastos tucanus (II) |
|
Roodsnaveltoekan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ramphastos vitellinus (II) |
|
Groefsnaveltoekan |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Selenidera maculirostris (III Argentinië) |
Vleksnavelpepervreter |
||||||||||||||||||||
PODICIPEDIFORMES |
|
|
|
Fuutachtigen |
||||||||||||||||||||
Podicipedidae |
|
|
|
Futen |
||||||||||||||||||||
|
Podilymbus gigas (I) |
|
|
Atitlan-fuut |
||||||||||||||||||||
PROCELLARIIFORMES |
|
|
|
Stormvogelachtigen |
||||||||||||||||||||
Diomedeidae |
|
|
|
Albatrossen |
||||||||||||||||||||
|
Phoebastria albatrus (I) |
|
|
Stellers albatros |
||||||||||||||||||||
PSITTACIFORMES |
|
|
|
Papegaaiachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
PSITTACIFORMES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van Agapornis roseicollis, Melopsittacus undulatus, Nymphicus hollandicus en Psittacula krameri, die niet in de bijlagen bij deze verordening zijn opgenomen) |
|
Papegaaiachtigen |
||||||||||||||||||||
Cacatuidae |
|
|
|
Kaketoes |
||||||||||||||||||||
|
Cacatua goffiniana (I) |
|
|
Goffins kaketoe |
||||||||||||||||||||
|
Cacatua haematuropygia (I) |
|
|
Filipijnse kaketoe |
||||||||||||||||||||
|
Cacatua moluccensis (I) |
|
|
Molukken-kaketoe |
||||||||||||||||||||
|
Cacatua sulphurea (I) |
|
|
Kleine geelkuifkaketoe |
||||||||||||||||||||
|
Probosciger aterrimus (I) |
|
|
Palmkaketoe |
||||||||||||||||||||
Loriidae |
|
|
|
Lori's |
||||||||||||||||||||
|
Eos histrio (I) |
|
|
Diadeemlori |
||||||||||||||||||||
|
Vini spp. (I/II) (Vini ultramarina is opgenomen in bijlage I, de andere soorten zijn opgenomen in bijlage II) |
|
|
Vinilori's |
||||||||||||||||||||
Psittacidae |
|
|
|
Papegaaien en parkieten |
||||||||||||||||||||
|
Amazona arausiaca (I) |
|
|
Roodkeelamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona auropalliata (I) |
|
|
Geelnekamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona barbadensis (I) |
|
|
Geelvleugelamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona brasiliensis (I) |
|
|
Roodstaartamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona finschi (I) |
|
|
Finchs amazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona guildingii (I) |
|
|
Sint Vincent- of koningsamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona imperialis (I) |
|
|
Keizeramazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona leucocephala (I) |
|
|
Cubaanse amazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona oratrix (I) |
|
|
Geelkopamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona pretrei (I) |
|
|
Roodbrilamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona rhodocorytha (I) |
|
|
Roodkruinamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona tucumana (I) |
|
|
Tucuman-amazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona versicolor (I) |
|
|
Sint Lucia-amazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona vinacea (I) |
|
|
Wijnkleurige amazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona viridigenalis (I) |
|
|
Groenwangamazone |
||||||||||||||||||||
|
Amazona vittata (I) |
|
|
Portoricaanse amazone |
||||||||||||||||||||
|
Anodorhynchus spp. (I) |
|
|
Hyacinthara's |
||||||||||||||||||||
|
Ara ambiguus (I) |
|
|
Buffons ara |
||||||||||||||||||||
|
Ara glaucogularis (I) |
|
|
Blauwkeelara |
||||||||||||||||||||
|
Ara macao (I) |
|
|
Geelvleugelara |
||||||||||||||||||||
|
Ara militaris (I) |
|
|
Soldatenara |
||||||||||||||||||||
|
Ara rubrogenys (I) |
|
|
Roodwangara |
||||||||||||||||||||
|
Cyanopsitta spixii (I) |
|
|
Spix' ara |
||||||||||||||||||||
|
Cyanoramphus cookii (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Cyanoramphus forbesi (I) |
|
|
Geelvoorhoofdkakariki |
||||||||||||||||||||
|
Cyanoramphus novaezelandiae (I) |
|
|
Roodvoorhoofdkakariki |
||||||||||||||||||||
|
Cyanoramphus saisseti (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Cyclopsitta diophthalma coxeni (I) |
|
|
Coxens dubbeloogvijgpapegaai |
||||||||||||||||||||
|
Eunymphicus cornutus (I) |
|
|
Hoornparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Guarouba guarouba (I) |
|
|
Goudparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Neophema chrysogaster (I) |
|
|
Oranjebuikparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Ognorhynchus icterotis (I) |
|
|
Geeloorparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Pezoporus occidentalis (mogelijk uitgestorven) (I) |
|
|
Australische nachtpapegaai |
||||||||||||||||||||
|
Pezoporus wallicus (I) |
|
|
Grondpapegaai |
||||||||||||||||||||
|
Pionopsitta pileata (I) |
|
|
Roodkappapegaai |
||||||||||||||||||||
|
Primolius couloni (I) |
|
|
Blauwkopara |
||||||||||||||||||||
|
Primolius maracana (I) |
|
|
Illigers ara |
||||||||||||||||||||
|
Psephotus chrysopterygius (I) |
|
|
Goudschouderparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Psephotus dissimilis (I) |
|
|
Kapparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Psephotus pulcherrimus (mogelijk uitgestorven) (I) |
|
|
Paradijsparkiet |
||||||||||||||||||||
|
Psittacula echo (I) |
|
|
Mauritius-papegaai |
||||||||||||||||||||
|
Psittacus erithacus (I) |
|
|
Grijze roodstaartpapegaai |
||||||||||||||||||||
|
Pyrrhura cruentata (I) |
|
|
Blauwkeelconure |
||||||||||||||||||||
|
Rhynchopsitta spp. (I) |
|
|
Dikbekpapegaaien |
||||||||||||||||||||
|
Strigops habroptilus (I) |
|
|
Kakapo of uilpapegaai |
||||||||||||||||||||
RHEIFORMES |
|
|
|
Nandoes |
||||||||||||||||||||
Rheidae |
|
|
|
Nandoes |
||||||||||||||||||||
|
Pterocnemia pennata (I) (Met uitzondering van Pterocnemia pennata pennata, die in bijlage B is opgenomen.) |
|
|
Darwins nandoe |
||||||||||||||||||||
|
|
Pterocnemia pennata pennata (II) |
|
Darwins nandoe (Patagonische ondersoort) |
||||||||||||||||||||
|
|
Rhea americana (II) |
|
Nandoe |
||||||||||||||||||||
SPHENISCIFORMES |
|
|
|
Pinguïns |
||||||||||||||||||||
Spheniscidae |
|
|
|
Pinguïns |
||||||||||||||||||||
|
|
Spheniscus demersus (II) |
|
Zwartvoetpinguin |
||||||||||||||||||||
|
Spheniscus humboldti (I) |
|
|
Humboldtpinguin |
||||||||||||||||||||
STRIGIFORMES |
|
|
|
Uilen |
||||||||||||||||||||
|
|
STRIGIFORMES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van Sceloglaux albifacies) |
|
Uilen |
||||||||||||||||||||
Strigidae |
|
|
|
Echte uilen |
||||||||||||||||||||
|
Aegolius funereus (II) |
|
|
Ruigpootuil |
||||||||||||||||||||
|
Asio flammeus (II) |
|
|
Velduil |
||||||||||||||||||||
|
Asio otus (II) |
|
|
Ransuil |
||||||||||||||||||||
|
Athene noctua (II) |
|
|
Steenuil |
||||||||||||||||||||
|
Bubo bubo (II) (Met uitzondering van Bubo bubo bengalensis, die in bijlage B is opgenomen) |
|
|
Oehoe |
||||||||||||||||||||
|
Glaucidium passerinum (II) |
|
|
Dwerguil |
||||||||||||||||||||
|
Heteroglaux blewitti (I) |
|
|
Bossteenuil |
||||||||||||||||||||
|
Mimizuku gurneyi (I) |
|
|
Grote dwergooruil |
||||||||||||||||||||
|
Ninox natalis (I) |
|
|
Christmas Island-valkuil |
||||||||||||||||||||
|
Nyctea scandiaca (II) |
|
|
Sneeuwuil |
||||||||||||||||||||
|
Otus ireneae (II) |
|
|
Sokoke-dwergooruil |
||||||||||||||||||||
|
Otus scops (II) |
|
|
Dwergooruil |
||||||||||||||||||||
|
Strix aluco (II) |
|
|
Bosuil |
||||||||||||||||||||
|
Strix nebulosa (II) |
|
|
Laplanduil |
||||||||||||||||||||
|
Strix uralensis (II) (Met uitzondering van Strix uralensis davidi, die in bijlage B is opgenomen) |
|
|
Oeraluil |
||||||||||||||||||||
|
Surnia ulula (II) |
|
|
Sperweruil |
||||||||||||||||||||
Tytonidae |
|
|
|
Kerkuilen |
||||||||||||||||||||
|
Tyto alba (II) |
|
|
Kerkuil |
||||||||||||||||||||
|
Tyto soumagnei (I) |
|
|
Madagaskar-grasuil |
||||||||||||||||||||
STRUTHIONIFORMES |
|
|
|
Struisvogels |
||||||||||||||||||||
Struthionidae |
|
|
|
Struisvogels |
||||||||||||||||||||
|
Struthio camelus (I) (Alleen de populaties in Algerije, Burkina Faso, Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, Mali, Mauritanië, Marokko, Niger, Nigeria, Senegal en Soedan; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.) |
|
|
Struisvogel |
||||||||||||||||||||
TINAMIFORMES |
|
|
|
Tinamoes of stuithoenders |
||||||||||||||||||||
Tinamidae |
|
|
|
Tinamoes of stuithoenders |
||||||||||||||||||||
|
Tinamus solitarius (I) |
|
|
Kluizenaarstuithoen |
||||||||||||||||||||
TROGONIFORMES |
|
|
|
Trogons |
||||||||||||||||||||
Trogonidae |
|
|
|
Trogons |
||||||||||||||||||||
|
Pharomachrus mocinno (I) |
|
|
Quetzal |
||||||||||||||||||||
REPTILIA |
|
|
|
Reptielen |
||||||||||||||||||||
CROCODYLIA |
|
|
|
Krokodilachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
CROCODYLIA spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Krokodilachtigen |
||||||||||||||||||||
Alligatoridae |
|
|
|
Alligators en kaaimannen |
||||||||||||||||||||
|
Alligator sinensis (I) |
|
|
Chinese alligator |
||||||||||||||||||||
|
Caiman crocodilus apaporiensis (I) |
|
|
Apaporis-brilkaaiman |
||||||||||||||||||||
|
Caiman latirostris (I) (Met uitzondering van de populatie in Argentinië, die is opgenomen in bijlage B) |
|
|
Breedsnuitkaaiman |
||||||||||||||||||||
|
Melanosuchus niger (I) (Met uitzondering van de populatie in Brazilië, die is opgenomen in bijlage B, en de populatie in Ecuador, die is opgenomen in bijlage B en waarvoor het jaarlijks exportquotum vastgesteld blijft op nul totdat door het Cites-secretariaat en de Crocodile Specialist Group van IUCN/SSC een jaarlijks exportquotum is goedgekeurd) |
|
|
Zwarte kaaiman |
||||||||||||||||||||
Crocodylidae |
|
|
|
Krokodillen |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus acutus (I) (Met uitzondering van de populaties in het geïntegreerde beheersgebied van mangroves van de baai van Cispata, Tinajones, La Balsa en de omliggende gebieden, in het departement Córdoba in Colombia, en in Cuba, die zijn opgenomen in bijlage B) |
|
|
Spitssnuitkrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus cataphractus (I) |
|
|
Pantserkrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus intermedius (I) |
|
|
Orinoco-krokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus mindorensis (I) |
|
|
Filipijnse krokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus moreletii (I) (Met uitzondering van de populatie in Belize die in bijlage B is opgenomen, met een nulquotum voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden worden verhandeld, en de populatie in Mexico die in bijlage B is opgenomen) |
|
|
Bultkrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus niloticus (I) (Met uitzondering van de populaties in Botswana, Egypte [met een nulquotum voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden worden verhandeld], Ethiopië, Kenia, Madagaskar, Malawi, Mozambique, Namibië, Zuid-Afrika, Uganda, de Verenigde Republiek Tanzania [waarvoor een jaarlijks exportquotum is vastgesteld van ten hoogste 1600 aan de natuur onttrokken specimens, inclusief jachttrofeeën, naast de van ranching afkomstige specimens], Zambia en Zimbabwe; deze populaties zijn opgenomen in bijlage B.) |
|
|
Nijlkrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus palustris (I) |
|
|
Moeraskrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus porosus (I) (Met uitzondering van de populaties in Australië, Indonesië, Maleisië en Papoea-Nieuw-Guinea, die zijn opgenomen in bijlage B; voor de populatie in Maleisië is de onttrekking aan de natuur beperkt tot de staat Sarawak en geldt voor de overige staten van Maleisië (Sabah en West-Maleisië) een nulquotum voor aan de natuur onttrokken specimens; dit nulquotum kan enkel met de goedkeuring van de Cites-partijen worden gewijzigd) |
|
|
Zeekrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus rhombifer (I) |
|
|
Cubaanse of ruitkrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Crocodylus siamensis (I) |
|
|
Siamese krokodil |
||||||||||||||||||||
|
Osteolaemus tetraspis (I) |
|
|
Breedvoorhoofdkrokodil |
||||||||||||||||||||
|
Tomistoma schlegelii (I) |
|
|
Onechte gaviaal |
||||||||||||||||||||
Gavialidae |
|
|
|
Gavialen |
||||||||||||||||||||
|
Gavialis gangeticus (I) |
|
|
Ganges-gaviaal |
||||||||||||||||||||
RHYNCHOCEPHALIA |
|
|
|
Brughagedisachtigen |
||||||||||||||||||||
Sphenodontidae |
|
|
|
Brughagedissen |
||||||||||||||||||||
|
Sphenodon spp. (I) |
|
|
Brughagedissen |
||||||||||||||||||||
SAURIA |
|
|
|
Hagedissen |
||||||||||||||||||||
Agamidae |
|
|
|
Agamen |
||||||||||||||||||||
|
|
Saara spp.(II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Uromastyx spp. (II) |
|
Doornstaartagamen |
||||||||||||||||||||
Anguidae |
|
|
|
Hazelwormen |
||||||||||||||||||||
|
|
Abronia spp. (II) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen soorten. Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens van Abronia aurita, A. gaiophantasma, A. montecristoi, A. salvadorensis en A. vasconcelosii) |
|
Boomhazelwormen |
||||||||||||||||||||
|
Abronia anzuetoi (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Abronia campbelli (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Abronia fimbriata (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Abronia frosti (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Abronia meledona (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
Chamaeleonidae |
|
|
|
Kameleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Archaius spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Bradypodion spp. (II) |
|
Dwergkameleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Brookesia spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Kortstaartdwergkameleons |
||||||||||||||||||||
|
Brookesia perarmata (I) |
|
|
Pantserdwergkameleon |
||||||||||||||||||||
|
|
Calumma spp. (II) |
|
Madagaskar-kameleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Chamaeleo spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Echte kameleons |
||||||||||||||||||||
|
Chamaeleo chamaeleon (II) |
|
|
Gewone kameleon |
||||||||||||||||||||
|
|
Furcifer spp. (II) |
|
Madagaskar-kameleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Kinyongia spp. (II) |
|
Dwergkameleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Nadzikambia spp. (II) |
|
Dwergkameleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Palleon spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Rhampholeon spp. (II) |
|
Pygmy chamaeleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Rieppeleon spp. (II) |
|
Pygmy chamaeleons |
||||||||||||||||||||
|
|
Trioceros spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
Cordylidae |
|
|
|
Gordelstaarthagedissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Cordylus spp. (II) |
|
Echte gordelstaarthagedissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Hemicordylus spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Karusaurus spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Namazonurus spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Ninurta spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Ouroborus spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Pseudocordylus spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Smaug spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
Gekkonidae |
|
|
|
Gekko's |
||||||||||||||||||||
|
Cnemaspis psychedelica (I) |
|
|
Psychedelic rock gecko |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Dactylocnemis spp. (III Nieuw-Zeeland) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Hoplodactylus spp. (III Nieuw-Zeeland) |
Nieuw-Zeelandse gekko's |
||||||||||||||||||||
|
Lygodactylus williamsi (I) |
|
|
Azuurblauwe daggekko |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mokopirirakau spp. (III Nieuw-Zeeland) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
Nactus serpensinsula (II) |
|
Slangeneiland-gekko |
||||||||||||||||||||
|
|
Naultinus spp. (II) |
|
Nieuw-Zeelandse boomgekko's |
||||||||||||||||||||
|
|
Paroedura masobe (II) |
|
Masobe gecko |
||||||||||||||||||||
|
|
Phelsuma spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Daggekko's |
||||||||||||||||||||
|
Phelsuma guentheri (II) |
|
|
Round Island-daggekko |
||||||||||||||||||||
|
|
Rhoptropella spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Toropuku spp. (III Nieuw-Zeeland) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Tukutuku spp. (III Nieuw-Zeeland) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
Uroplatus spp. (II) |
|
Platstaartgekko's |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Woodworthia spp. (III Nieuw-Zeeland) |
|
||||||||||||||||||||
Helodermatidae |
|
|
|
Korsthagedissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Heloderma spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies) |
|
Gila-monster en Mexicaanse korsthagedis |
||||||||||||||||||||
|
Heloderma horridum charlesbogerti (I) |
|
|
Guatemalteekse korsthagedis |
||||||||||||||||||||
Iguanidae |
|
|
|
Leguanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Amblyrhynchus cristatus (II) |
|
Galapagos-zeeleguaan |
||||||||||||||||||||
|
Brachylophus spp. (I) |
|
|
Fiji-leguanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Conolophus spp. (II) |
|
Galapagos-landleguanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Ctenosaura bakeri (II) |
|
Utila-stekelstaartleguaan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ctenosaura melanosterna (II) |
|
Rio Aguan-stekelstaartleguaan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ctenosaura oedirhina (II) |
|
Roatan zwarte leguaan |
||||||||||||||||||||
|
|
Ctenosaura palearis (II) |
|
Guatemalteekse stekelstaartleguaan |
||||||||||||||||||||
|
Cyclura spp. (I) |
|
|
Ringstaartleguanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Iguana spp. (II) |
|
Echte leguanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Phrynosoma blainvillii (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Phrynosoma cerroense (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Phrynosoma coronatum (II) |
|
Californische padhagedis |
||||||||||||||||||||
|
|
Phrynosoma wigginsi (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
Sauromalus varius (I) |
|
|
San Esteban-chuckwalla |
||||||||||||||||||||
Lacertidae |
|
|
|
Echte hagedissen |
||||||||||||||||||||
|
Gallotia simonyi (I) |
|
|
Simony's hagedis |
||||||||||||||||||||
|
Podarcis lilfordi (II) |
|
|
Balearen-hagedis |
||||||||||||||||||||
|
Podarcis pityusensis (II) |
|
|
Pityusen-hagedis |
||||||||||||||||||||
Lanthanotidae |
|
|
|
Dove varanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Lanthanotidae spp. (II) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht) |
|
|
||||||||||||||||||||
Scincidae |
|
|
|
Skinks |
||||||||||||||||||||
|
|
Corucia zebrata (II) |
|
Grijpstaartskink |
||||||||||||||||||||
Teiidae |
|
|
|
Krokodilstaarthagedissen en teju's |
||||||||||||||||||||
|
|
Crocodilurus amazonicus (II) |
|
Krokodilstaarthagedis |
||||||||||||||||||||
|
|
Dracaena spp. (II) |
|
Kaaimanteju's |
||||||||||||||||||||
|
|
Salvator spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Tupinambis spp.(II) |
|
Reuzenteju's |
||||||||||||||||||||
Varanidae |
|
|
|
Varanen |
||||||||||||||||||||
|
|
Varanus spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Varanen |
||||||||||||||||||||
|
Varanus bengalensis (I) |
|
|
Bengaalse varaan |
||||||||||||||||||||
|
Varanus flavescens (I) |
|
|
Gele varaan |
||||||||||||||||||||
|
Varanus griseus (I) |
|
|
Woestijnvaraan |
||||||||||||||||||||
|
Varanus komodoensis (I) |
|
|
Komodo-varaan |
||||||||||||||||||||
|
Varanus nebulosus (I) |
|
|
Nevelvaraan |
||||||||||||||||||||
|
Varanus olivaceus (II) |
|
|
Grays varaan |
||||||||||||||||||||
Xenosauridae |
|
|
|
Knobbelhagedissen |
||||||||||||||||||||
|
Shinisaurus crocodilurus (I) |
|
|
Chinese krokodilstaarthagedis |
||||||||||||||||||||
SERPENTES |
|
|
|
Slangen |
||||||||||||||||||||
Boidae |
|
|
|
Boa's |
||||||||||||||||||||
|
|
Boidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Boa's |
||||||||||||||||||||
|
Acrantophis spp. (I) |
|
|
Madagaskar-boa's |
||||||||||||||||||||
|
Boa constrictor occidentalis (I) |
|
|
Argentijnse boa constrictor |
||||||||||||||||||||
|
Epicrates inornatus (I) |
|
|
Gewone slanke boa |
||||||||||||||||||||
|
Epicrates monensis (I) |
|
|
Mona-boa |
||||||||||||||||||||
|
Epicrates subflavus (I) |
|
|
Gele slanke boa |
||||||||||||||||||||
|
Eryx jaculus (II) |
|
|
Kleine zandboa |
||||||||||||||||||||
|
Sanzinia madagascariensis (I) |
|
|
Madagaskar-hondskopboa |
||||||||||||||||||||
Bolyeriidae |
|
|
|
Round Island-boa's |
||||||||||||||||||||
|
|
Bolyeriidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Round Island-boa's |
||||||||||||||||||||
|
Bolyeria multocarinata (I) |
|
|
Round Island-boa |
||||||||||||||||||||
|
Casarea dussumieri (I) |
|
|
Dussumiers boa |
||||||||||||||||||||
Colubridae |
|
|
|
Ringslangen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Atretium schistosum (III India) |
Indiase kielrugslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cerberus rynchops (III India) |
Hondskopwaterslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Clelia clelia (II) |
|
Mussurana |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyclagras gigas (II) |
|
Reuzenwaterslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Elachistodon westermanni (II) |
|
Indische eierslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Ptyas mucosus (II) |
|
Oosterse rattenslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Xenochrophis piscator (III India) |
Visslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Xenochrophis schnurrenbergeri (III India) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Xenochrophis tytleri (III India) |
|
||||||||||||||||||||
Elapidae |
|
|
|
Cobra's en koraalslangen |
||||||||||||||||||||
|
|
Hoplocephalus bungaroides (II) |
|
Breedkopslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Micrurus diastema (III Honduras) |
Atlantische koraalslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Micrurus nigrocinctus (III Honduras) |
Midden-Amerikaanse koraalslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Micrurus ruatanus (III Honduras) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
Naja atra (II) |
|
Chinese brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja kaouthia (II) |
|
Indiase brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja mandalayensis (II) |
|
Burmese brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja naja (II) |
|
Brilslang of cobra |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja oxiana (II) |
|
Centraal-Aziatische brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja philippinensis (II) |
|
Filipijnse brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja sagittifera (II) |
|
Andamanen-brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja samarensis (II) |
|
Samar-brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja siamensis (II) |
|
Indochinese brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja sputatrix (II) |
|
Spuwende brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Naja sumatrana (II) |
|
Sumatraanse brilslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Ophiophagus hannah (II) |
|
Koningscobra |
||||||||||||||||||||
Loxocemidae |
|
|
|
Spitskoppythons |
||||||||||||||||||||
|
|
Loxocemidae spp. (II) |
|
Spitskoppythons |
||||||||||||||||||||
Pythonidae |
|
|
|
Pythons |
||||||||||||||||||||
|
|
Pythonidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Pythons |
||||||||||||||||||||
|
Python molurus molurus (I) |
|
|
Tijgerpython |
||||||||||||||||||||
Tropidophiidae |
|
|
|
Bosslangen |
||||||||||||||||||||
|
|
Tropidophiidae spp. (II) |
|
Bosslangen |
||||||||||||||||||||
Viperidae |
|
|
|
Adders |
||||||||||||||||||||
|
|
Atheris desaixi (II) |
|
Mt. Kenya bush viper |
||||||||||||||||||||
|
|
Bitis worthingtoni (II) |
|
Kenya horned viper |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Crotalus durissus (III Honduras) |
Zuid-Amerikaanse ratelslang |
||||||||||||||||||||
|
|
Crotalus durissus unicolor |
|
Aruba-ratelslang |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Daboia russelii (III India) |
Russells adder |
||||||||||||||||||||
|
|
Trimeresurus mangshanensis (II) |
|
Mangshan groefkopadder |
||||||||||||||||||||
|
Vipera latifii |
|
|
Latifi's adder |
||||||||||||||||||||
|
Vipera ursinii (I) (Uitsluitend de populatie in Europa, met uitzondering van het grondgebied van de voormalige USSR; laatstgenoemde populaties zijn niet in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.) |
|
|
Spitssnuitadder |
||||||||||||||||||||
|
|
Vipera wagneri (II) |
|
Wagners adder |
||||||||||||||||||||
TESTUDINES |
|
|
|
Schildpadden |
||||||||||||||||||||
Carettochelyidae |
|
|
|
Nieuw-Guinese tweeklauwschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Carettochelys insculpta (II) |
|
Nieuw-Guinese tweeklauwschildpad |
||||||||||||||||||||
Chelidae |
|
|
|
Slangenhalsschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Chelodina mccordi (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens.) |
|
Slangenhalsschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Pseudemydura umbrina (I) |
|
|
Onechte spitskopschildpad |
||||||||||||||||||||
Cheloniidae |
|
|
|
Zeeschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Cheloniidae spp. (I) |
|
|
Zeeschildpadden |
||||||||||||||||||||
Chelydridae |
|
|
|
Bijtschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Chelydra serpentina (III Verenigde Staten van Amerika) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Macrochelys temminckii (III Verenigde Staten van Amerika) |
Alligatorschildpad of gierschildpad |
||||||||||||||||||||
Dermatemydidae |
|
|
|
Tabasco-schildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Dermatemys mawii (II) |
|
Tabasco-schildpad |
||||||||||||||||||||
Dermochelyidae |
|
|
|
Lederschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Dermochelys coriacea (I) |
|
|
Lederschildpad |
||||||||||||||||||||
Emydidae |
|
|
|
Doos- en moerasschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Chrysemys picta (enkel levende specimens) |
|
Westelijke sierschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Clemmys guttata (II) |
|
Druppelschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Emydoidea blandingii (II) |
|
Amerikaanse moerasschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Glyptemys insculpta (II) |
|
Amerikaanse bosschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Glyptemys muhlenbergii (I) |
|
|
Muhlenbergs schildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Graptemys spp. (III Verenigde Staten van Amerika) |
Zaagrug- of landkaartschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Malaclemys terrapin (II) |
|
Diamantrugschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Terrapene spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Doosschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Terrapene coahuila (I) |
|
|
Mexicaanse doosschildpad |
||||||||||||||||||||
Geoemydidae |
|
|
|
Aardschildpadachtigen |
||||||||||||||||||||
|
Batagur affinis (I) |
|
|
Zuidelijke rivierschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Batagur baska (I) |
|
|
Batagur of tuntong |
||||||||||||||||||||
|
|
Batagur borneoensis (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Batagur dhongoka (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Batagur kachuga (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Batagur trivittata (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Cuora spp. (II) voor Cuora aurocapitata,C. bourreti, C. flavomarginata, C. galbinifrons, C. mccordi, C. mouhotii, C. pani, C. picturata, C. trifasciata, C. yunnanensis en C. zhoui (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
Aziatische doosschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyclemys spp. (II) |
|
Doornschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Geoclemys hamiltonii (I) |
|
|
Driekielstraalschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Geoemyda japonica (II) |
|
Japanse aardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Geoemyda spengleri (II) |
|
Spenglers aardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Hardella thurjii (II) |
|
Diadeemschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Heosemys annandalii (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
Tempelschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Heosemys depressa (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
Arakan-aardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Heosemys grandis (II) |
|
Reuzenaardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Heosemys spinosa (II) |
|
Gestekelde aardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Leucocephalon yuwonoi (II) |
|
Sulawesi-aardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Malayemys macrocephala (II) |
|
Maleisische slakkeneter |
||||||||||||||||||||
|
|
Malayemys subtrijuga (II) |
|
Rijstveldschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Mauremys annamensis (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
Annamese schildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mauremys iversoni (III China) |
Iversons moerasschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Mauremys japonica (II) |
|
Japanse waterschildpad of Japanse beekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mauremys megalocephala (III China) |
Grootkopdriekielschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Mauremys mutica (II) |
|
Gele moerasschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Mauremys nigricans (II) |
|
Kwantung-moerasschildpad of Chinese roodkeelschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mauremys pritchardi (III China) |
Pritchards moerasschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mauremys reevesii (III China) |
Chinese driekielschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Mauremys sinensis (III China) |
Chinese streepnekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Melanochelys tricarinata (I) |
|
|
Driekielaardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Melanochelys trijuga (II) |
|
Zwartbuikaardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Morenia ocellata (I) |
|
|
Achterindische pauwoogmoerasschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Morenia petersi (II) |
|
Voorindische pauwoogschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Notochelys platynota (II) |
|
Maleise platrugschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Ocadia glyphistoma (III China) |
Gleufbek-streepnekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Ocadia philippeni (III China) |
Philippens streepnekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Orlitia borneensis (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
Borneo-rivierschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Pangshura spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Dakschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Pangshura tecta (I) |
|
|
Indische dakschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Sacalia bealei (II) |
|
Beales pauwoogschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Sacalia pseudocellata (III China) |
Chinese schijnoogschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Sacalia quadriocellata (II) |
|
Vieroogschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Siebenrockiella crassicollis (II) |
|
Zwarte dikkopschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Siebenrockiella leytensis (II) |
|
Filipijnse aardschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Vijayachelys silvatica (II) |
|
Geelkopaardschildpad of roodkopaardschildpad |
||||||||||||||||||||
Platysternidae |
|
|
|
Grootkopschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Platysternidae spp. (I) |
|
|
Grootkopschildpad |
||||||||||||||||||||
Podocnemididae |
|
|
|
Scheenplaatschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Erymnochelys madagascariensis (II) |
|
Madagaskar-scheenplaatschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Peltocephalus dumerilianus (II) |
|
Zuid-Amerikaanse grootkopschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Podocnemis spp. (II) |
|
Zuid-Amerikaanse scheenplaatschildpadden |
||||||||||||||||||||
Testudinidae |
|
|
|
Landschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Testudinidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species; voor Centrochelys sulcata is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor overwegend commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.) |
|
Landschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Astrochelys radiata (I) |
|
|
Stralenschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Astrochelys yniphora (I) |
|
|
Madagaskar-schildpad |
||||||||||||||||||||
|
Chelonoidis niger (I) |
|
|
Galapagos-landschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Geochelone platynota (I) |
|
|
Birmese stralenschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Gopherus flavomarginatus (I) |
|
|
Mexicaanse reuzengofferschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Malacochersus tornieri (II) |
|
|
Pannenkoekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Psammobates geometricus (I) |
|
|
Geometrische landschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Pyxis arachnoides (I) |
|
|
Madagaskar-spinschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Pyxis planicauda (I) |
|
|
Madagaskar-platstaartschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Testudo graeca (II) |
|
|
Moorse landschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Testudo hermanni (II) |
|
|
Griekse landschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Testudo kleinmanni (I) |
|
|
Kleinmanns landschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Testudo marginata (II) |
|
|
Klokschildpad |
||||||||||||||||||||
Trionychidae |
|
|
|
Drieklauw- en weekschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Amyda cartilaginea (II) |
|
Zuidoost-Aziatische weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Apalone ferox (III Verenigde Staten van Amerika) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Apalone mutica (III Verenigde Staten van Amerika) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Apalone spinifera (III Verenigde Staten van Amerika) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies) |
|
||||||||||||||||||||
|
Apalone spinifera atra (I) |
|
|
Zwarte drieklauwschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Chitra spp. (II) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Smalkopweekschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
Chitra chitra (I) |
|
|
Aziatische smalkopweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Chitra vandijki (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Cyclanorbis elegans (II) |
|
Rugvlekweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyclanorbis senegalensis (II) |
|
Senegalese weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Cycloderma aubryi (II) |
|
Roodrugweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Cycloderma frenatum (II) |
|
Grijsrugweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Dogania subplana (II) |
|
Maleise weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Lissemys ceylonensis (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Lissemys punctata (II) |
|
Indische klepweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Lissemys scutata (II) |
|
Birmese klepweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Nilssonia formosa (II) |
|
Birmese drieklauw |
||||||||||||||||||||
|
Nilssonia gangetica (I) |
|
|
Ganges-drieklauwschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Nilssonia hurum (I) |
|
|
Indiase pauwoogweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Nilssonia leithii (II) |
|
Leiths drieklauwschildpad |
||||||||||||||||||||
|
Nilssonia nigricans (I) |
|
|
Zwarte drieklauwschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Palea steindachneri (II) |
|
Halskwabweekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Pelochelys spp. (II) |
|
Reuzenweekschildpadden |
||||||||||||||||||||
|
|
Pelodiscus axenaria (II) |
|
Hunan-weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Pelodiscus maackii (II) |
|
Amoer-weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Pelodiscus parviformis (II) |
|
Chinese weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Rafetus euphraticus (II) |
|
Eufraat-drieklauw |
||||||||||||||||||||
|
|
Rafetus swinhoei (II) |
|
Yangtze-weekschildpad |
||||||||||||||||||||
|
|
Trionyx triunguis (II) |
|
Afrikaanse drieklauw |
||||||||||||||||||||
AMPHIBIA |
|
|
|
Amfibieën |
||||||||||||||||||||
ANURA |
|
|
|
Kikkers en padden |
||||||||||||||||||||
Aromobatidae |
|
|
|
Aromobatidae |
||||||||||||||||||||
|
|
Allobates femoralis (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Allobates hodli (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Allobates myersi (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Allobates zaparo (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Anomaloglossus rufulus (II) |
|
Chimanta poison frog |
||||||||||||||||||||
Bufonidae |
|
|
|
Padden |
||||||||||||||||||||
|
Altiphrynoides spp. (I) |
|
|
Malcolms Ethiopische padden |
||||||||||||||||||||
|
Amietophrynus channingi (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Amietophrynus superciliaris (I) |
|
|
Wenkbrauwpad |
||||||||||||||||||||
|
Atelopus zeteki (I) |
|
|
Bonte klompvoetkikker |
||||||||||||||||||||
|
Incilius periglenes (I) |
|
|
Gouden pad |
||||||||||||||||||||
|
Nectophrynoides spp. (I) |
|
|
Levendbarende padden |
||||||||||||||||||||
|
Nimbaphrynoides spp. (I) |
|
|
Nimba-padden |
||||||||||||||||||||
Calyptocephalellidae |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Calyptocephalella gayi (III Chili) |
Helmkop |
||||||||||||||||||||
Conrauidae |
|
|
|
Kikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Conraua goliath |
|
Goliathkikker |
||||||||||||||||||||
Dendrobatidae |
|
|
|
Gifkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Adelphobates spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Ameerega spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Andinobates spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Dendrobates spp. (II) |
|
Boomgifkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Epipedobates spp. (II) |
|
Bodemgifkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Excidobates spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Hyloxalus azureiventris (II) |
|
Blauwbuikgifkikker |
||||||||||||||||||||
|
|
Minyobates spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Oophaga spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Phyllobates spp. (II) |
|
Pijlgifkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Ranitomeya spp. (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
Dicroglossidae |
|
|
|
Kikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Euphlyctis hexadactylus (II) |
|
Zesteenkikker |
||||||||||||||||||||
|
|
Hoplobatrachus tigerinus (II) |
|
Tijgerkikker |
||||||||||||||||||||
Hylidae |
|
|
|
Boomkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Agalychnis spp. (II) |
|
Makikikkers |
||||||||||||||||||||
Mantellidae |
|
|
|
Gouden prachtkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Mantella spp. (II) |
|
Gouden prachtkikkers |
||||||||||||||||||||
Microhylidae |
|
|
|
Tomaatkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Dyscophus antongilii (II) |
|
Tomaatkikker |
||||||||||||||||||||
|
|
Dyscophus guineti (II) |
|
False tomato frog |
||||||||||||||||||||
|
|
Dyscophus insularis (II) |
|
Antsouhy tomato frog |
||||||||||||||||||||
|
|
Scaphiophryne boribory (II) |
|
Green marbled burrowing frog |
||||||||||||||||||||
|
|
Scaphiophryne gottlebei (II) |
|
Gottlebes smalbekkikker |
||||||||||||||||||||
|
|
Scaphiophryne marmorata (II) |
|
Green marbled burrowing frog |
||||||||||||||||||||
|
|
Scaphiophryne spinosa (II) |
|
Green marbled burrowing frog |
||||||||||||||||||||
Myobatrachidae |
|
|
|
Australische fluitkikkers |
||||||||||||||||||||
|
|
Rheobatrachus spp. (II) (Met uitzondering van Rheobatrachus silus en Rheobatrachus vitellinus) |
|
Australische fluitkikker |
||||||||||||||||||||
Telmatobiidae |
|
|
|
Water frogs |
||||||||||||||||||||
|
Telmatobius culeus (I) |
|
|
Titicacakikker |
||||||||||||||||||||
CAUDATA |
|
|
|
Salamanders |
||||||||||||||||||||
Ambystomatidae |
|
|
|
Axolotls |
||||||||||||||||||||
|
|
Ambystoma dumerilii (II) |
|
Achaque |
||||||||||||||||||||
|
|
Ambystoma mexicanum (II) |
|
Axolotl |
||||||||||||||||||||
Cryptobranchidae |
|
|
|
Reuzensalamanders |
||||||||||||||||||||
|
Andrias spp. (I) |
|
|
Reuzensalamanders |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cryptobranchus alleganiensis (III Verenigde Staten van Amerika) |
Modderduivel |
||||||||||||||||||||
Hynobiidae |
|
|
|
Aziatische salamanders |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Hynobius amjiensis (III China) |
|
||||||||||||||||||||
Salamandridae |
|
|
|
Echte salamanders |
||||||||||||||||||||
|
Neurergus kaiseri (I) |
|
|
Luristan-beeksalamander |
||||||||||||||||||||
|
|
Paramesotriton hongkongensis (II) |
|
Hong Kong warty newt |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Salamandra algira (III Algerije) |
|
||||||||||||||||||||
ELASMOBRANCHII |
|
|
|
Kraakbeenvissen |
||||||||||||||||||||
CARCHARHINIFORMES |
|
|
|
Grondhaaien |
||||||||||||||||||||
Carcharhinidae |
|
|
|
Requiemhaaien of menshaaien of roofhaaien |
||||||||||||||||||||
|
|
Carcharhinus falciformis (II) (Deze vermelding treedt in werking op 4 oktober 2017) |
|
Zijdehaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Carcharhinus longimanus (II) |
|
Oceanische witpunthaai |
||||||||||||||||||||
Sphyrnidae |
|
|
|
Hamerhaaien |
||||||||||||||||||||
|
|
Sphyrna lewini (II) |
|
Geschulpte hamerhaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Sphyrna mokarran (II) |
|
Grote hamerhaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Sphyrna zygaena (II) |
|
Gladde hamerhaai |
||||||||||||||||||||
LAMNIFORMES |
|
|
|
Haringhaaiachtigen |
||||||||||||||||||||
Alopiidae |
|
|
|
Voshaaien |
||||||||||||||||||||
|
|
Alopias spp. (II) (Deze vermelding treedt in werking op 4 oktober 2017) |
|
Voshaaien |
||||||||||||||||||||
Cetorhinidae |
|
|
|
Reuzenhaaien |
||||||||||||||||||||
|
|
Cetorhinus maximus (II) |
|
Reuzenhaai |
||||||||||||||||||||
Lamnidae |
|
|
|
Haringhaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Carcharodon carcharias (II) |
|
Mensenhaai |
||||||||||||||||||||
|
|
Lamna nasus (II) |
|
Haringhaai of neushaai |
||||||||||||||||||||
MYLIOBATIFORMES |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Myliobatidae |
|
|
|
Adelaarsroggen |
||||||||||||||||||||
|
|
Manta spp. (II) |
|
Manta roggen |
||||||||||||||||||||
|
|
Mobula spp. (II) (Deze vermelding treedt in werking op 4 april 2017) |
|
Devil rays |
||||||||||||||||||||
Potamotrygonidae |
|
|
|
Zoetwaterroggen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Paratrygon aiereba (III Colombia) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon spp. (III Brazilië) (populatie in Brazilië) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon constellata (III Colombia) |
Stekelige zoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon magdalenae (III Colombia) |
Magdalenazoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon motoro (III Colombia) |
Pauwoogzoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon orbignyi (III Colombia) |
Ruwe zoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon schroederi (III Colombia) |
Rozetzoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon scobina (III Colombia) |
Raspzoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Potamotrygon yepezi (III Colombia) |
Maracaibozoetwaterrog |
||||||||||||||||||||
ORECTOLOBIFORMES |
|
|
|
Bakerhaaien |
||||||||||||||||||||
Rhincodontidae |
|
|
|
Walvishaaien |
||||||||||||||||||||
|
|
Rhincodon typus (II) |
|
Walvishaai |
||||||||||||||||||||
PRISTIFORMES |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Pristidae |
|
|
|
Zaagvissen |
||||||||||||||||||||
|
Pristidae spp. (I) |
|
|
Zaagvissen |
||||||||||||||||||||
ACTINOPTERI |
|
|
|
Vissen |
||||||||||||||||||||
ACIPENSERIFORMES |
|
|
|
Steurachtigen |
||||||||||||||||||||
|
|
ACIPENSERIFORMES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Steurachtigen |
||||||||||||||||||||
Acipenseridae |
|
|
|
Steuren |
||||||||||||||||||||
|
Acipenser brevirostrum (I) |
|
|
Kortsnuitsteur |
||||||||||||||||||||
|
Acipenser sturio (I) |
|
|
Gewone steur |
||||||||||||||||||||
ANGUILLIFORMES |
|
|
|
Palingachtigen |
||||||||||||||||||||
Anguillidae |
|
|
|
Palingen |
||||||||||||||||||||
|
|
Anguilla anguilla (II) |
|
Europese paling of aal |
||||||||||||||||||||
CYPRINIFORMES |
|
|
|
Karperachtigen |
||||||||||||||||||||
Catostomidae |
|
|
|
Zuigkarpers |
||||||||||||||||||||
|
Chasmistes cujus (I) |
|
|
Zuigkarper |
||||||||||||||||||||
Cyprinidae |
|
|
|
Echte karpers |
||||||||||||||||||||
|
|
Caecobarbus geertsii (II) |
|
Afrikaanse blinde barbeel |
||||||||||||||||||||
|
Probarbus jullieni (I) |
|
|
Julliens barbeel |
||||||||||||||||||||
OSTEOGLOSSIFORMES |
|
|
|
Beentongvissen |
||||||||||||||||||||
Arapaimidae |
|
|
|
Beentongvissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Arapaima gigas (II) |
|
Arapaima |
||||||||||||||||||||
Osteoglossidae |
|
|
|
Echte beentongvissen |
||||||||||||||||||||
|
Scleropages formosus (I) (6) |
|
|
Aziatische beentongvis |
||||||||||||||||||||
|
Scleropages inscriptus |
|
|
|
||||||||||||||||||||
PERCIFORMES |
|
|
|
Baarsachtigen |
||||||||||||||||||||
Labridae |
|
|
|
Lipvissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Cheilinus undulatus (II) |
|
Napoleonvis |
||||||||||||||||||||
Pomacanthidae |
|
|
|
Engel- of keizersvissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Holacanthus clarionensis (II) |
|
Clarion angelfish |
||||||||||||||||||||
Sciaenidae |
|
|
|
Ombervissen |
||||||||||||||||||||
|
Totoaba macdonaldi (I) |
|
|
Macdonalds trommelvis |
||||||||||||||||||||
SILURIFORMES |
|
|
|
Meervalachtigen |
||||||||||||||||||||
Pangasiidae |
|
|
|
Reuzenmeervallen |
||||||||||||||||||||
|
Pangasianodon gigas (I) |
|
|
Reuzenmeerval |
||||||||||||||||||||
Loricariidae |
|
|
|
Harnasmeervallen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Hypancistrus zebra (III Brazilië) |
|
||||||||||||||||||||
SYNGNATHIFORMES |
|
|
|
Zeenaaldachtigen |
||||||||||||||||||||
Syngnathidae |
|
|
|
Zeenaalden en zeepaardjes |
||||||||||||||||||||
|
|
Hippocampus spp. (II) |
|
Zeepaardjes |
||||||||||||||||||||
DIPNEUSTI |
|
|
|
Kwastvinnige vissen |
||||||||||||||||||||
CERATODONTIFORMES |
|
|
|
Australische longvissen |
||||||||||||||||||||
Ceratodontidae |
|
|
|
Australische longvissen |
||||||||||||||||||||
|
|
Neoceratodus forsteri (II) |
|
Australische longvis |
||||||||||||||||||||
COELACANTHI |
|
|
|
Coelacanten |
||||||||||||||||||||
COELACANTHIFORMES |
|
|
|
Coelacantachtigen |
||||||||||||||||||||
Latimeriidae |
|
|
|
Coelacanten |
||||||||||||||||||||
|
Latimeria spp. (I) |
|
|
Coelacanten |
||||||||||||||||||||
ECHINODERMATA (STEKELHUIDIGEN) |
||||||||||||||||||||||||
HOLOTHUROIDEA |
|
|
|
Zeekomkommers |
||||||||||||||||||||
ASPIDOCHIROTIDA |
|
|
|
Zeekomkommers |
||||||||||||||||||||
Stichopodidae |
|
|
|
Zeekomkommers |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Isostichopus fuscus (III Ecuador) |
Bruine zeekomkommer |
||||||||||||||||||||
ARTHROPODA (GELEEDPOTIGEN) |
||||||||||||||||||||||||
ARACHNIDA |
|
|
|
Spinachtigen |
||||||||||||||||||||
ARANEAE |
|
|
|
Spinnen |
||||||||||||||||||||
Theraphosidae |
|
|
|
Vogelspinnen |
||||||||||||||||||||
|
|
Aphonopelma albiceps (II) |
|
Tarantula |
||||||||||||||||||||
|
|
Aphonopelma pallidum (II) |
|
Mexicaanse grijze tarantula |
||||||||||||||||||||
|
|
Brachypelma spp. (II) |
|
Vogelspinnen |
||||||||||||||||||||
SCORPIONES |
|
|
|
Schorpioenen |
||||||||||||||||||||
Scorpionidae |
|
|
|
Schorpioenen |
||||||||||||||||||||
|
|
Pandinus dictator (II) |
|
Dictatorschorpioen |
||||||||||||||||||||
|
|
Pandinus gambiensis (II) |
|
Senegalese reuzenschorpioen |
||||||||||||||||||||
|
|
Pandinus imperator (II) |
|
Keizerschorpioen |
||||||||||||||||||||
|
|
Pandinus roeseli (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
INSECTA |
|
|
|
Insecten |
||||||||||||||||||||
COLEOPTERA |
|
|
|
Kevers |
||||||||||||||||||||
Lucanidae |
|
|
|
Vliegende herten |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Colophon spp. (III Zuid-Afrika) |
Kaapse vliegende herten |
||||||||||||||||||||
Scarabaeidae |
|
|
|
Bladsprietkevers |
||||||||||||||||||||
|
|
Dynastes satanas (II) |
|
Satanaskever |
||||||||||||||||||||
LEPIDOPTERA |
|
|
|
Vlinders en motten |
||||||||||||||||||||
Nymphalidae |
|
|
|
Schoenlappers |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Agrias amydon boliviensis (III Bolivia) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Morpho godartii lachaumei (III Bolivia) |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Prepona praeneste buckleyana (III Bolivia) |
|
||||||||||||||||||||
Papilionidae |
|
|
|
Pages en pauwogen |
||||||||||||||||||||
|
|
Atrophaneura jophon (II) |
|
Sri Lanka-roospage |
||||||||||||||||||||
|
|
Atrophaneura palu |
|
Palu-roospage |
||||||||||||||||||||
|
|
Atrophaneura pandiyana (II) |
|
Malabar-roospage |
||||||||||||||||||||
|
|
Bhutanitis spp. (II) |
|
Bhutan-koninginnenpages |
||||||||||||||||||||
|
|
Graphium sandawanum |
|
Apo-koninginnenpage |
||||||||||||||||||||
|
|
Graphium stresemanni |
|
Seram-koninginnenpage |
||||||||||||||||||||
|
|
Ornithoptera spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) |
|
Vogelvleugelvlinders |
||||||||||||||||||||
|
Ornithoptera alexandrae (I) |
|
|
Alexandra's vogelvleugelvlinder |
||||||||||||||||||||
|
|
Papilio benguetanus |
|
Filipijnse pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
Papilio chikae (I) |
|
|
Luzon-pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
|
Papilio esperanza |
|
Oaxaca-pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
Papilio homerus (I) |
|
|
Homeruspauwoog |
||||||||||||||||||||
|
Papilio hospiton (II) |
|
|
Corsicaanse pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
|
Papilio morondavana |
|
Madagaskar-keizerpauwoog |
||||||||||||||||||||
|
|
Papilio neumoegeni |
|
Sumba-pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
|
Parides ascanius |
|
Rio de Janeiro-pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
|
Parides hahneli |
|
Hahnels Amazone-pauwoog |
||||||||||||||||||||
|
Parnassius apollo (II) |
|
|
Apollovlinder |
||||||||||||||||||||
|
|
Teinopalpus spp. (II) |
|
Kaiser-i-hindvlinders |
||||||||||||||||||||
|
|
Trogonoptera spp. (II) |
|
Vogelvleugelvlinders |
||||||||||||||||||||
|
|
Troides spp. (II) |
|
Gouden vogelvleugelvlinders |
||||||||||||||||||||
ANNELIDA (GELEDE WORMEN) |
||||||||||||||||||||||||
HIRUDINOIDEA |
|
|
|
Bloedzuigers |
||||||||||||||||||||
ARHYNCHOBDELLIDA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Hirudinidae |
|
|
|
Bloedzuigers |
||||||||||||||||||||
|
|
Hirudo medicinalis (II) |
|
Noordelijke medicinale bloedzuiger |
||||||||||||||||||||
|
|
Hirudo verbana (II) |
|
Zuidelijke medicinale bloedzuiger |
||||||||||||||||||||
MOLLUSCA (WEEKDIEREN) |
||||||||||||||||||||||||
BIVALVIA |
|
|
|
Tweekleppigen |
||||||||||||||||||||
MYTILOIDA |
|
|
|
Zeemossels |
||||||||||||||||||||
Mytilidae |
|
|
|
Echte mossels |
||||||||||||||||||||
|
|
Lithophaga lithophaga (II) |
|
Steenboorder |
||||||||||||||||||||
UNIONOIDA |
|
|
|
Zoetwatermossels |
||||||||||||||||||||
Unionidae |
|
|
|
Echte zoetwatermossels |
||||||||||||||||||||
|
Conradilla caelata (I) |
|
|
Vogelvleugelparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyprogenia aberti (II) |
|
Westelijke waaierschelp |
||||||||||||||||||||
|
Dromus dromas (I) |
|
|
Dromedarisparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma curtisii (I) |
|
|
Curtis' parelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma florentina (I) |
|
|
Geelbloesemparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma sampsonii (I) |
|
|
Sampsons parelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma sulcata perobliqua (I) |
|
|
Purperen kattenpootmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma torulosa gubernaculum (I) |
|
|
Groenbloesemparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
|
Epioblasma torulosa rangiana (II) |
|
Taanbloesemparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma torulosa torulosa (I) |
|
|
Knobbelbloesemparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma turgidula (I) |
|
|
Zwelbloesemparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Epioblasma walkeri (I) |
|
|
Bruinbloesemparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Fusconaia cuneolus (I) |
|
|
Fijnstraal-varkensteenparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Fusconaia edgariana (I) |
|
|
Glanzende varkensteenparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Lampsilis higginsii (I) |
|
|
Higgins' oogparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Lampsilis orbiculata orbiculata (I) |
|
|
Roze slijkmossel |
||||||||||||||||||||
|
Lampsilis satur (I) |
|
|
Gewone boekparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Lampsilis virescens (I) |
|
|
Alabama-lampmossel |
||||||||||||||||||||
|
Plethobasus cicatricosus (I) |
|
|
Witte wrattenrugparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Plethobasus cooperianus (I) |
|
|
Oranjevoetpuistmossel |
||||||||||||||||||||
|
|
Pleurobema clava (II) |
|
Klompschelpparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Pleurobema plenum (I) |
|
|
Ruige varkensteenparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Potamilus capax (I) |
|
|
Dikboekparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Quadrula intermedia (I) |
|
|
Cumberland-apensnoetparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Quadrula sparsa (I) |
|
|
Appalachen-apensnoetparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Toxolasma cylindrellus (I) |
|
|
Bleke lilliputparelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Unio nickliniana (I) |
|
|
Nicklins parelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Unio tampicoensis tecomatensis (I) |
|
|
Tampico-parelmossel |
||||||||||||||||||||
|
Villosa trabalis (I) |
|
|
Cumberland-boonparelmossel |
||||||||||||||||||||
VENEROIDA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Tridacnidae |
|
|
|
Doopvontschelpen |
||||||||||||||||||||
|
|
Tridacnidae spp. (II) |
|
Doopvontschelpen |
||||||||||||||||||||
CEPHALOPODA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
NAUTILIDA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Nautilidae |
|
|
|
Nautilussen |
||||||||||||||||||||
|
|
Nautilidae spp. (II) |
|
Nautilussen |
||||||||||||||||||||
GASTROPODA |
|
|
|
Buikpotigen of slakken |
||||||||||||||||||||
MESOGASTROPODA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Strombidae |
|
|
|
Kroonslakken |
||||||||||||||||||||
|
|
Strombus gigas (II) |
|
Karko of roze vleugelhoorn |
||||||||||||||||||||
STYLOMMATOPHORA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Achatinellidae |
|
|
|
Hawaï-boomslakken |
||||||||||||||||||||
|
Achatinella spp. (I) |
|
|
Kleine agaatslakken |
||||||||||||||||||||
Camaenidae |
|
|
|
Groenslakken |
||||||||||||||||||||
|
|
Papustyla pulcherrima (II) |
|
Groenslak |
||||||||||||||||||||
Cepolidae |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Polymita spp. (I) |
|
|
Cuban landsnails |
||||||||||||||||||||
CNIDARIA (HOLTEDIEREN) |
||||||||||||||||||||||||
ANTHOZOA |
|
|
|
Koralen en zeeanemonen |
||||||||||||||||||||
ANTIPATHARIA |
|
|
|
Doornkoralen |
||||||||||||||||||||
|
|
ANTIPATHARIA spp. (II) |
|
Doornkoralen |
||||||||||||||||||||
GORGONACEAE |
|
|
|
Hoornkoralen |
||||||||||||||||||||
Coralliidae |
|
|
|
Bloedkoralen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Corallium elatius (III China) |
Momo-bloedkoraal |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Corallium japonicum (III China) |
Japans bloedkoraal |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Corallium konjoi (III China) |
Konjoi-bloedkoraal |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Corallium secundum (III China) |
Engelhuidbloedkoraal |
||||||||||||||||||||
HELIOPORACEA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Helioporidae |
|
|
|
Blauwe koralen |
||||||||||||||||||||
|
|
Helioporidae spp. (II) (Omvat uitsluitend de soort Heliopora coerulea) (7) |
|
Blauwe koralen |
||||||||||||||||||||
SCLERACTINIA |
|
|
|
Echte koralen |
||||||||||||||||||||
|
|
SCLERACTINIA spp. (II) (7) |
|
Echte koralen |
||||||||||||||||||||
STOLONIFERA |
|
|
|
Buiskoralen |
||||||||||||||||||||
Tubiporidae |
|
|
|
Orgelpijpkoralen |
||||||||||||||||||||
|
|
Tubiporidae spp. (II) (7) |
|
Orgelpijpkoralen |
||||||||||||||||||||
HYDROZOA |
|
|
|
Poliepen |
||||||||||||||||||||
MILLEPORINA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Milleporidae |
|
|
|
Brandkoralen of vuurkoralen |
||||||||||||||||||||
|
|
Milleporidae spp. (II) (7) |
|
Brandkoralen of vuurkoralen |
||||||||||||||||||||
STYLASTERINA |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
Stylasteridae |
|
|
|
Kantkoralen |
||||||||||||||||||||
|
|
Stylasteridae spp. (II) (7) |
|
Kantkoralen |
||||||||||||||||||||
FLORA (PLANTEN) |
||||||||||||||||||||||||
AGAVACEAE |
|
|
|
Agavefamilie |
||||||||||||||||||||
|
Agave parviflora (I) |
|
|
Santa Cruz-streepagave |
||||||||||||||||||||
|
|
Agave victoriae-reginae (II) #4 |
|
Koningin Victoria-agave |
||||||||||||||||||||
|
|
Nolina interrata (II) |
|
San Diego-berengras |
||||||||||||||||||||
|
|
Yucca queretaroensis (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
AMARYLLIDACEAE |
|
|
|
Narcisfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Galanthus spp. (II) #4 |
|
Sneeuwklokjes |
||||||||||||||||||||
|
|
Sternbergia spp. (II) #4 |
|
Leliën des velds |
||||||||||||||||||||
ANACARDIACEAE |
|
|
|
Pruikenboomfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Operculicarya decaryi (II) |
|
Jabihy |
||||||||||||||||||||
|
|
Operculicarya hyphaenoides (II) |
|
Jabihy |
||||||||||||||||||||
|
|
Operculicarya pachypus (II) |
|
Tabily |
||||||||||||||||||||
APOCYNACEAE |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Hoodia spp. (II) #9 |
|
Hoodia's |
||||||||||||||||||||
|
|
Pachypodium spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4 |
|
Madagaskar-palmen |
||||||||||||||||||||
|
Pachypodium ambongense (I) |
|
|
Olifantromppalm |
||||||||||||||||||||
|
Pachypodium baronii (I) |
|
|
Sleutelbloempalm |
||||||||||||||||||||
|
Pachypodium decaryi (I) |
|
|
Hanenspoorbloempalm |
||||||||||||||||||||
|
|
Rauvolfia serpentina (II) #2 |
|
Slangenwortel-duivelspeper |
||||||||||||||||||||
ARALIACEAE |
|
|
|
Klimopfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Panax ginseng (II) (Alleen de populatie in de Russische Federatie; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.) #3 |
|
Ginseng |
||||||||||||||||||||
|
|
Panax quinquefolius (II) #3 |
|
Amerikaanse ginseng |
||||||||||||||||||||
ARAUCARIACEAE |
|
|
|
Araucariafamilie |
||||||||||||||||||||
|
Araucaria araucana (I) |
|
|
Apenverdriet |
||||||||||||||||||||
ASPARAGACEAE |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Beaucarnea spp. (II) |
|
Olifantspoot |
||||||||||||||||||||
BERBERIDACEAE |
|
|
|
Berberisfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Podophyllum hexandrum (II) #2 |
|
Indische alruinwortel |
||||||||||||||||||||
BROMELIACEAE |
|
|
|
Bromeliafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Tillandsia harrisii (II) #4 |
|
Harris' tillandsia |
||||||||||||||||||||
|
|
Tillandsia kammii (II) #4 |
|
Kamms tillandsia |
||||||||||||||||||||
|
|
Tillandsia xerographica (II) (8) #4 |
|
Xerografie-tillandsia |
||||||||||||||||||||
CACTACEAE |
|
|
|
Cactusfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
CACTACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en Pereskia spp., Pereskiopsis spp. en Quiabentia spp.) (9) #4 |
|
Cactussen |
||||||||||||||||||||
|
Ariocarpus spp. (I) |
|
|
Levendesteencactussen |
||||||||||||||||||||
|
Astrophytum asterias (I) |
|
|
Stercactus |
||||||||||||||||||||
|
Aztekium ritteri (I) |
|
|
Aztekencactus |
||||||||||||||||||||
|
Coryphantha werdermannii (I) |
|
|
Zwijnspeldenkussen |
||||||||||||||||||||
|
Discocactus spp. (I) |
|
|
Schijfcactussen |
||||||||||||||||||||
|
Echinocereus ferreirianus ssp. lindsayi (I) |
|
|
Lindsays egelcactus |
||||||||||||||||||||
|
Echinocereus schmollii (I) |
|
|
Lamsstaartcactus |
||||||||||||||||||||
|
Escobaria minima (I) |
|
|
Nellie Cory's cactus |
||||||||||||||||||||
|
Escobaria sneedii (I) |
|
|
Sneeds speldenkussen |
||||||||||||||||||||
|
Mammillaria pectinifera (I) (Omvat ssp. solisioides) |
|
|
Biggencactus |
||||||||||||||||||||
|
Melocactus conoideus (I) |
|
|
Kegelvormige Turksemutscactus |
||||||||||||||||||||
|
Melocactus deinacanthus (I) |
|
|
Prachtborstelige Turksemutscactus |
||||||||||||||||||||
|
Melocactus glaucescens (I) |
|
|
Wollige wassteel-Turksemutscactus |
||||||||||||||||||||
|
Melocactus paucispinus (I) |
|
|
Geringstekelige Turksemutscactus |
||||||||||||||||||||
|
Obregonia denegrii (I) |
|
|
Artisjokcactus |
||||||||||||||||||||
|
Pachycereus militaris (I) |
|
|
Teddybeercactus |
||||||||||||||||||||
|
Pediocactus bradyi (I) |
|
|
Brady's speldenkussen |
||||||||||||||||||||
|
Pediocactus knowltonii (I) |
|
|
Knowltons cactus |
||||||||||||||||||||
|
Pediocactus paradinei (I) |
|
|
Paradines cactus |
||||||||||||||||||||
|
Pediocactus peeblesianus (I) |
|
|
Peebles' navajocactus |
||||||||||||||||||||
|
Pediocactus sileri (I) |
|
|
Silers speldenkussen |
||||||||||||||||||||
|
Pelecyphora spp. (I) |
|
|
Bijltjescactussen |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus blainei (I) |
|
|
Blaine's fishhook cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus brevihamatus ssp. tobuschii (I) |
|
|
Tobuschs vishaakcactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus brevispinus (I) |
|
|
Pariette cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus cloverae (I) |
|
|
New Mexico fishhook cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus erectocentrus (I) |
|
|
Acuña-cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus glaucus (I) |
|
|
Colorado hookless cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus mariposensis (I) |
|
|
Lloyds vlindercactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus mesae-verdae (I) |
|
|
Mesa Verde-cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus nyensis (I) |
|
|
Tonopah-vishaakcactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus papyracanthus (I) |
|
|
Papierstekelvishaakcactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus pubispinus (I) |
|
|
Great Basin-vishaakcactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus sileri (I) |
|
|
Siler's fishhook cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus wetlandicus (I) |
|
|
Unita Basin hookless cactus |
||||||||||||||||||||
|
Sclerocactus wrightiae (I) |
|
|
Wrights vishaakcactus |
||||||||||||||||||||
|
Strombocactus spp. (I) |
|
|
Tolcactussen |
||||||||||||||||||||
|
Turbinicarpus spp. (I) |
|
|
Turbinecactussen |
||||||||||||||||||||
|
Uebelmannia spp. (I) |
|
|
Uebelmanns cactussen |
||||||||||||||||||||
CARYOCARACEAE |
|
|
|
Caryocarfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Caryocar costaricense (II) #4 |
|
Knoflookboom |
||||||||||||||||||||
COMPOSITAE (ASTERACEAE) |
|
|
|
Asterfamilie (composieten) |
||||||||||||||||||||
|
Saussurea costus (I) (Ook S. lappa, Aucklandia lappa of A. costus genoemd.) |
|
|
Cost, kutki of kuth |
||||||||||||||||||||
CUCURBITACEAE |
|
|
|
Komkommerfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Zygosicyos pubescens (II) (ook bekend onder de naam Xerosicyos pubescens) |
|
Tobory |
||||||||||||||||||||
|
|
Zygosicyos tripartitus (II) |
|
Betoboky |
||||||||||||||||||||
CUPRESSACEAE |
|
|
|
Cipresfamilie |
||||||||||||||||||||
|
Fitzroya cupressoides (I) |
|
|
Alerce |
||||||||||||||||||||
|
Pilgerodendron uviferum (I) |
|
|
Chileense cipres |
||||||||||||||||||||
CYATHEACEAE |
|
|
|
Cyatheafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyathea spp. (II) #4 |
|
Cyathea's (boomvarens) |
||||||||||||||||||||
CYCADACEAE |
|
|
|
Cycaspalmenfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
CYCADACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4 |
|
Cycaspalmen |
||||||||||||||||||||
|
Cycas beddomei (I) |
|
|
Beddomes cycaspalm |
||||||||||||||||||||
DICKSONIACEAE |
|
|
|
Dicksoniafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Cibotium barometz (II) #4 |
|
Cibota of gou-ji |
||||||||||||||||||||
|
|
Dicksonia spp. (II) (Alleen de Amerikaanse populaties; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen. Omvat Dicksonia berteriana, D. externa, D. sellowiana en D. stuebelii ) #4 |
|
Dicksonia's (boomvarens) |
||||||||||||||||||||
DIDIEREACEAE |
|
|
|
Didiereafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
DIDIEREACEAE spp. (II) #4 |
|
Madagaskar-boomvarens, aluaudia's |
||||||||||||||||||||
DIOSCOREACEAE |
|
|
|
Yamswortelfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Dioscorea deltoidea (II) #4 |
|
|
||||||||||||||||||||
DROSERACEAE |
|
|
|
Zonnedauwfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Dionaea muscipula (II) #4 |
|
Venusvliegenval |
||||||||||||||||||||
EBENACEAE |
|
|
|
Ebbenhoutfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Diospyros spp. (II) (Alleen de populaties van Madagascar; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen) #5 |
|
|
||||||||||||||||||||
EUPHORBIACEAE |
|
|
|
Wolfsmelkfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Euphorbia spp. (II) #4 (Uitsluitend succulente species, met uitzondering van:
|
|
Euphorbia's of wolfsmelken |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia ambovombensis (I) |
|
|
Amovombe-wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia capsaintemariensis (I) |
|
|
Cap Sainte Marie-wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia cremersii (I) (Met inbegrip van de vorm viridifolia en de varieteit rakotozafyi) |
|
|
Cremers' wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia cylindrifolia (I) (Met inbegrip van de ssp. tuberifera) |
|
|
Rondbladige wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia decaryi (I) (Met inbegrip van de varieteiten ampanihyensis, robinsonii en sprirosticha) |
|
|
Decary's wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia francoisii (I) |
|
|
François' wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia handiensis (II) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia lambii (II) |
|
|
Gomera-wolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia moratii (I) (Met inbegrip van de varieteiten antsingiensis, bemarahensis en multiflora) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia parvicyathophora (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia quartziticola (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia stygiana (II) |
|
|
Daphne-vlaswolfsmelk |
||||||||||||||||||||
|
Euphorbia tulearensis (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
FAGACEAE |
|
|
|
Napjesdragersfamilie (beuken, eiken) |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Quercus mongolica (III Russische Federatie) #5 |
Mongoolse eik |
||||||||||||||||||||
FOUQUIERIACEAE |
|
|
|
Fouquieriafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Fouquieria columnaris (II) #4 |
|
Flesboom, boojumboom of grote waskaars |
||||||||||||||||||||
|
Fouquieria fasciculata (I) |
|
|
Ocotillo |
||||||||||||||||||||
|
Fouquieria purpusii (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
GNETACEAE |
|
|
|
Gnetumfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Gnetum montanum (III Nepal) #1 |
Melindjo, gam nui of sot nui |
||||||||||||||||||||
JUGLANDACEAE |
|
|
|
Okkernootfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Oreomunnea pterocarpa (II) #4 |
|
Caribische walnoot |
||||||||||||||||||||
LAURACEAE |
|
|
|
Laurierfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Aniba rosaeodora (II) (ook A. duckei genoemd) #12 |
|
Braziliaans rozenhout |
||||||||||||||||||||
LEGUMINOSAE (FABACEAE) |
|
|
|
Vlinderbloemigen |
||||||||||||||||||||
|
|
Caesalpinia echinata (II) #10 |
|
Brazielhout of pernambuk |
||||||||||||||||||||
|
|
Dalbergia spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen soorten) #15 |
|
|
||||||||||||||||||||
|
Dalbergia nigra (I) |
|
|
Palissander |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Dipteryx panamensis (III Costa Rica / Nicaragua) |
Amandelboom |
||||||||||||||||||||
|
|
Guibourtia demeusei (II) #15 |
|
Red bubinga |
||||||||||||||||||||
|
|
Guibourtia pellegriniana (II) #15 |
|
Rose bubinga, kevazingo |
||||||||||||||||||||
|
|
Guibourtia tessmannii (II) #15 |
|
Rose bubinga, kevazingo |
||||||||||||||||||||
|
|
Pericopsis elata (II) #5 |
|
Afrormosia of Afrikaans teak |
||||||||||||||||||||
|
|
Platymiscium pleiostachyum (II) #4 |
|
Christobal of ñambar |
||||||||||||||||||||
|
|
Pterocarpus erinaceus (II) |
|
African rosewood, Senegalese rosewood, kosso |
||||||||||||||||||||
|
|
Pterocarpus santalinus (II) #7 |
|
Rood sandelhout |
||||||||||||||||||||
|
|
Senna meridionalis (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
LILIACEAE |
|
|
|
Leliefamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Aloe spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en Aloe vera, ook genoemd Aloe barbadensis, die niet in de bijlagen is opgenomen) #4 |
|
Aloë's |
||||||||||||||||||||
|
Aloe albida (I) |
|
|
Witte aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe albiflora (I) |
|
|
Witbloemaloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe alfredii (I) |
|
|
Alfredi's aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe bakeri (I) |
|
|
Kaapse aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe bellatula (I) |
|
|
Prachtaloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe calcairophila (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Aloe compressa (I) (Met inbegrip van de varieteiten paucituberculata, rugosquamosa en schistophila) |
|
|
Korte aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe delphinensis (I) |
|
|
Dolfijnaloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe descoingsii (I) |
|
|
Dwergaloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe fragilis (I) |
|
|
Fragiele aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe haworthioides (I) (Met inbegrip van de varieteit aurantiaca) |
|
|
Schijnspinaloë of kanten aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe helenae (I) |
|
|
Helena's aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe laeta (I) (Met inbegrip van de varieteit maniaensis) |
|
|
Bonte aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe parallelifolia (I) |
|
|
Evenwijdigbladige aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe parvula (I) |
|
|
Kleinste aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe pillansii (I) |
|
|
Pijlkokerboom of Richtervelds aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe polyphylla (I) |
|
|
Spiraalaloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe rauhii (I) |
|
|
Rauhs aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe suzannae (I) |
|
|
Suzannes aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe versicolor (I) |
|
|
Wisselkleurige aloë |
||||||||||||||||||||
|
Aloe vossii (I) |
|
|
Voss' aloë |
||||||||||||||||||||
MAGNOLIACEAE |
|
|
|
Tulpenboomfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Magnolia liliifera var. obovata (III Nepal) #1 |
Safan |
||||||||||||||||||||
MALVACEAE |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Adansonia grandidieri (II) #16 |
|
Baobab van Grandidier |
||||||||||||||||||||
MELIACEAE |
|
|
|
Mahoniefamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cedrela fissilis (III Bolivia, Brazilië) #5 |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cedrela lilloi (III Bolivia, Brazilië) #5 |
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
Cedrela odorata (III Bolivia / Brazilië. Daarnaast hebben de volgende landen hun inheemse populatie opgenomen: Colombia, Guatemala en Peru) #5 |
Spaanse ceder |
||||||||||||||||||||
|
|
Swietenia humilis (II) #4 |
|
Mexicaanse mahonieboom |
||||||||||||||||||||
|
|
Swietenia macrophylla (II) (Neotropische populaties, d.w.z. de populaties in Midden- en Zuid-Amerika en het Caribisch gebied) #6 |
|
Braziliaanse mahonieboom |
||||||||||||||||||||
|
|
Swietenia mahagoni (II) #5 |
|
Cubaanse mahonieboom |
||||||||||||||||||||
NEPENTHACEAE |
|
|
|
Bekerplantenfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Nepenthes spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4 |
|
Bekerplanten |
||||||||||||||||||||
|
Nepenthes khasiana (I) |
|
|
Indiase bekerplant |
||||||||||||||||||||
|
Nepenthes rajah (I) |
|
|
Reuzenbekerplant |
||||||||||||||||||||
OLEACEAE |
|
|
|
Olijfbomen, essen |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Fraxinus mandshurica (III Russische Federatie) #5 |
Mantsjoerije-es |
||||||||||||||||||||
ORCHIDACEAE |
|
|
|
Orchideeënfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
ORCHIDACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) (10) #4 |
|
Orchideeën |
||||||||||||||||||||
|
Voor alle hierna genoemde orchideeënsoorten van bijlage A is deze verordening niet van toepassing op zaailing- of weefselculturen indien deze:
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
Aerangis ellisii (I) |
|
|
Madagaskar-orchidee |
||||||||||||||||||||
|
Cephalanthera cucullata (II) |
|
|
Kretenzisch nieskruid |
||||||||||||||||||||
|
Cypripedium calceolus (II) |
|
|
Vrouwenschoentje |
||||||||||||||||||||
|
Dendrobium cruentum (I) |
|
|
Bloedrode orchidee |
||||||||||||||||||||
|
Goodyera macrophylla (II) |
|
|
Madeira-netbladorchidee |
||||||||||||||||||||
|
Laelia jongheana (I) |
|
|
Jonghes lelie |
||||||||||||||||||||
|
Laelia lobata (I) |
|
|
Gaffellelie |
||||||||||||||||||||
|
Liparis loeselii (II) |
|
|
Groenknolorchis |
||||||||||||||||||||
|
Ophrys argolica (II) |
|
|
Geoogde bijenorchis |
||||||||||||||||||||
|
Ophrys lunulata (II) |
|
|
Halvemaanorchidee |
||||||||||||||||||||
|
Orchis scopulorum (II) |
|
|
Madeira-orchis |
||||||||||||||||||||
|
Paphiopedilum spp. (I) |
|
|
Venusschoentjes |
||||||||||||||||||||
|
Peristeria elata (I) |
|
|
Heiligegeestorchidee |
||||||||||||||||||||
|
Phragmipedium spp. (I) |
|
|
Zuid-Amerikaanse pantoffelorchideeën |
||||||||||||||||||||
|
Renanthera imschootiana (I) |
|
|
Rode Vanda-orchidee |
||||||||||||||||||||
|
Spiranthes aestivalis (II) |
|
|
Zomerschroeforchis |
||||||||||||||||||||
OROBANCHACEAE |
|
|
|
Bremraapfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Cistanche deserticola (II) #4 |
|
Woestijnbremraap |
||||||||||||||||||||
PALMAE (ARECACEAE) |
|
|
|
Palmenfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Beccariophoenix madagascariensis (II) #4 |
|
Manaranopalm |
||||||||||||||||||||
|
|
Dypsis decaryi (II) #4 |
|
Triangle palm |
||||||||||||||||||||
|
Dypsis decipiens (I) |
|
|
Vlinderpalm |
||||||||||||||||||||
|
|
Lemurophoenix halleuxii (II) |
|
Rode makipalm |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Lodoicea maldivica (III Seychellen) #13 |
Coco de mer |
||||||||||||||||||||
|
|
Marojejya darianii (II) |
|
Grootbladpalm |
||||||||||||||||||||
|
|
Ravenea louvelii (II) |
|
Madagaskar-palm |
||||||||||||||||||||
|
|
Ravenea rivularis (II) |
|
Majesteitpalm |
||||||||||||||||||||
|
|
Satranala decussilvae (II) |
|
Satranabepalm |
||||||||||||||||||||
|
|
Voanioala gerardii (II) |
|
Boskokosnoot |
||||||||||||||||||||
PAPAVERACEAE |
|
|
|
Papaverfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Meconopsis regia (III Nepal) #1 |
Himalaya-klaproos |
||||||||||||||||||||
PASSIFLORACEAE |
|
|
|
Passiebloemfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Adenia firingalavensis (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Adenia olaboensis (II) |
|
Vahisasety |
||||||||||||||||||||
|
|
Adenia subsessilifolia (II) |
|
|
||||||||||||||||||||
PEDALIACEAE |
|
|
|
Pedaliacea |
||||||||||||||||||||
|
|
Uncarina grandidieri (II) |
|
Uncarina |
||||||||||||||||||||
|
|
Uncarina stellulifera (II) |
|
Uncarina |
||||||||||||||||||||
PINACEAE |
|
|
|
Dennenfamilie |
||||||||||||||||||||
|
Abies guatemalensis (I) |
|
|
Guatemala-spar |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Pinus koraiensis (III Russische Federatie) #5 |
Koreaanse den |
||||||||||||||||||||
PODOCARPACEAE |
|
|
|
Podocarpusfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Podocarpus neriifolius (III Nepal) #1 |
Geelhoutden |
||||||||||||||||||||
|
Podocarpus parlatorei (I) |
|
|
Parlatore's podocarpus |
||||||||||||||||||||
PORTULACACEAE |
|
|
|
Posteleinfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Anacampseros spp. (II) #4 |
|
Postelein |
||||||||||||||||||||
|
|
Avonia spp. (II) #4 |
|
Marentakcactussen |
||||||||||||||||||||
|
|
Lewisia serrata (II) #4 |
|
Maguires bitterwortel |
||||||||||||||||||||
PRIMULACEAE |
|
|
|
Sleutelbloemfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyclamen spp. (II) (12) #4 |
|
Cyclamens |
||||||||||||||||||||
RANUNCULACEAE |
|
|
|
Ranonkelfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Adonis vernalis (II) #2 |
|
Voorjaarsadonis |
||||||||||||||||||||
|
|
Hydrastis canadensis (II) #8 |
|
Goudzegel of Canadese geelwortel |
||||||||||||||||||||
ROSACEAE |
|
|
|
Rozenfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Prunus africana (II) #4 |
|
Afrikaanse kers of roodstinkhout |
||||||||||||||||||||
RUBIACEAE |
|
|
|
Walstrofamilie |
||||||||||||||||||||
|
Balmea stormiae (I) |
|
|
Ayugue |
||||||||||||||||||||
SANTALACEAE |
|
|
|
Sandelhoutfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Osyris lanceolata (II) (Alleen de populaties van Burundi, Ethiopië, Kenia, Rwanda, Uganda en de Verenigde Republiek Tanzania, geen enkele andere populatie is in de bijlagen opgenomen) #2 |
|
Oost-Afrikaans sandelhout |
||||||||||||||||||||
SARRACENIACEAE |
|
|
|
Trompetbekerplantenfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Sarracenia spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4 |
|
Trompetbekerplanten |
||||||||||||||||||||
|
Sarracenia oreophila (I) |
|
|
Groene trompetbekerplant |
||||||||||||||||||||
|
Sarracenia rubra ssp. alabamensis (I) |
|
|
Alabama-trompetbekerplant |
||||||||||||||||||||
|
Sarracenia rubra ssp. jonesii (I) |
|
|
Zoete bergtrompetbekerplant |
||||||||||||||||||||
SCROPHULARIACEAE |
|
|
|
Helmkruidfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Picrorhiza kurrooa (II) (met uitsluiting van Picrorhiza scrophulariiflora) #2 |
|
Katki |
||||||||||||||||||||
STANGERIACEAE |
|
|
|
Stangeriafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Bowenia spp. (II) #4 |
|
Bowenia's |
||||||||||||||||||||
|
Stangeria eriopus (I) |
|
|
Hottentottenhoofd |
||||||||||||||||||||
TAXACEAE |
|
|
|
Taxusfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Taxus chinensis en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) #2 |
|
Chinese taxus |
||||||||||||||||||||
|
|
Taxus cuspidata en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) (13) #2 |
|
Japanse taxus |
||||||||||||||||||||
|
|
Taxus fuana en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) #2 |
|
Tibetaanse taxus |
||||||||||||||||||||
|
|
Taxus sumatrana en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) #2 |
|
Sumatraanse taxus |
||||||||||||||||||||
|
|
Taxus wallichiana (II) #2 |
|
Himalaya-taxus |
||||||||||||||||||||
THYMELAEACEAE (AQUILARIACEAE) |
|
|
|
Peperboompjesfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Aquilaria spp. (II) #14 |
|
Agarhout |
||||||||||||||||||||
|
|
Gonystylus spp. (II) #4 |
|
Ramin |
||||||||||||||||||||
|
|
Gyrinops spp. (II) #14 |
|
Agarhout |
||||||||||||||||||||
TROCHODENDRACEAE (TETRACENTRACEAE) |
|
|
|
Tetracentronfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
|
Tetracentron sinense (III Nepal) #1 |
Spoorblad |
||||||||||||||||||||
VALERIANACEAE |
|
|
|
Valeriaanfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Nardostachys grandiflora (II) #2 |
|
Indische nard |
||||||||||||||||||||
VITACEAE |
|
|
|
Wijnstokfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyphostemma elephantopus (II) |
|
Lazampasika |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyphostemma laza (II) |
|
Laza |
||||||||||||||||||||
|
|
Cyphostemma montagnacii (II) |
|
Lazambohitra |
||||||||||||||||||||
WELWITSCHIACEAE |
|
|
|
Welwitschiafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Welwitschia mirabilis (II) #4 |
|
Welwitschia |
||||||||||||||||||||
ZAMIACEAE |
|
|
|
Zamiafamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
ZAMIACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4 |
|
Zamiafamilie |
||||||||||||||||||||
|
Ceratozamia spp. (I) |
|
|
Hoornkegelpalmen |
||||||||||||||||||||
|
Encephalartos spp. (I) |
|
|
Broodbomen |
||||||||||||||||||||
|
Microcycas calocoma (I) |
|
|
Kurkpalm |
||||||||||||||||||||
|
Zamia restrepoi (I) |
|
|
|
||||||||||||||||||||
ZINGIBERACEAE |
|
|
|
Gemberfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Hedychium philippinense (II) #4 |
|
Filipijnse guirlande of gemberlelie |
||||||||||||||||||||
|
|
Siphonochilus aethiopicus (II) (De populaties in Mozambique, Zuid-Afrika, Swaziland en Zimbabwe) |
|
Natal ginger |
||||||||||||||||||||
ZYGOPHYLLACEAE |
|
|
|
Pokhoutfamilie |
||||||||||||||||||||
|
|
Bulnesia sarmientoi (II) #11 |
|
Gayak |
||||||||||||||||||||
|
|
Guaiacum spp. (II) #2 |
|
Pokhout |
|
Bijlage D |
Gewone naam |
FAUNA |
||
CHORDATA (CHORDADIEREN) |
||
MAMMALIA |
|
Zoogdieren |
CARNIVORA |
|
Roofdieren |
Canidae |
|
Hondachtigen |
|
Vulpes vulpes griffithi (III India) §1 |
Griffiths vos |
|
Vulpes vulpes montana (III India) §1 |
Indische bergvos |
|
Vulpes vulpes pusilla (III India) §1 |
Kleine rode vos |
Mustelidae |
|
Marterachtigen |
|
Mustela altaica (III India) §1 |
Bergwezel |
|
Mustela erminea ferghanae (III India) §1 |
Indische bergwezel |
|
Mustela kathiah (III India) §1 |
Geelbuikwezel |
|
Mustela sibirica (III India) §1 |
Siberische wezel |
DIPROTODONTIA |
|
Klimbuideldieren, wombats en kangoeroes |
Macropodidae |
|
Kangoeroes en wallaby's |
|
Dendrolagus dorianus |
Doria's boomkangoeroe |
|
Dendrolagus goodfellowi |
Goodfellows boomkangoeroe |
|
Dendrolagus matschiei |
Matschies boomkangoeroe |
|
Dendrolagus pulcherrimus |
Goudmantelboomkangoeroe |
|
Dendrolagus stellarum |
Seri's boomkangoeroe |
AVES |
|
Vogels |
ANSERIFORMES |
|
Eendachtigen |
Anatidae |
|
Eenden, ganzen en zwanen |
|
Anas melleri |
Mellers eend |
COLUMBIFORMES |
|
Duifachtigen |
Columbidae |
|
Duiven |
|
Columba oenops |
Salvins duif |
|
Didunculus strigirostris |
Tandduif |
|
Ducula pickeringii |
Pickerings muskaatduif |
|
Gallicolumba crinigera |
Bartletts dolksteenduif |
|
Ptilinopus marchei |
Marche's jufferduif |
|
Turacoena modesta |
Timorese zwarte duif |
GALLIFORMES |
|
Hoenderachtigen |
Cracidae |
|
Hokko's |
|
Crax alector |
Gewone of zwarte hokko |
|
Pauxi unicornis |
Hoornhokko |
|
Penelope pileata |
Witkuifsjakohoen |
Megapodiidae |
|
Grootpoothoenders |
|
Eulipoa wallacei |
Moluks boshoen |
Phasianidae |
|
Fazantachtigen |
|
Arborophila gingica |
Rickets bospatrijs |
|
Lophura bulweri |
Bulwers vuurrugfazant |
|
Lophura diardi |
Siamese vuurrugfazant |
|
Lophura inornata |
Salvadori's vuurrugfazant |
|
Syrmaticus reevesii §2 |
Koningsfazant |
PASSERIFORMES |
|
Zangvogels |
Bombycillidae |
|
Pestvogels |
|
Bombycilla japonica |
Japanse pestvogel |
Corvidae |
|
Kraaiachtigen |
|
Cyanocorax caeruleus |
Azuurblauwe gaai |
|
Cyanocorax dickeyi |
Kroongaai |
Cotingidae |
|
Cotinga's |
|
Procnias nudicollis |
Naaktkeelklokvogel |
Emberizidae |
|
Gorzen |
|
Dacnis nigripes |
Zwartpootpitpit |
|
Sporophila falcirostris |
Temmincks dikbekje |
|
Sporophila frontalis |
Reuzendikbekje |
|
Sporophila hypochroma |
Roodstuitdikbekje |
|
Sporophila palustris |
Moerasdikbekje |
Estrildidae |
|
Astrilden |
|
Amandava amandava |
Tijgervink |
|
Cryptospiza reichenovii |
Reichenows bergastrilde |
|
Erythrura coloria |
Mindanao-papegaaiamadine |
|
Erythrura viridifacies |
Manilla-papegaaiamadine |
|
Estrilda quartinia (Vaak verhandeld onder de naam Estrilda melanotis) |
Geelsnavelastrilde |
|
Hypargos niveoguttatus |
Rode druppelastrilde |
|
Lonchura griseicapilla |
Witkruinnon |
|
Lonchura punctulata |
Muskaatvink |
|
Lonchura stygia |
Zwarte rietvink |
Fringillidae |
|
Vinken |
|
Carduelis ambigua |
Yunnan-groenling |
|
Carduelis atrata |
Zwarte sijs |
|
Kozlowia roborowskii |
Tibetaanse roodmus |
|
Pyrrhula erythaca |
Grijskopgoudvink |
|
Serinus canicollis |
Geelkruinkanarie |
|
Serinus citrinelloides hypostictus (Vaak verhandeld onder de naam Serinus citrinelloides) |
Oost-Afrikaanse dunbekkanarie |
Icteridae |
|
Troepialen |
|
Sturnella militaris |
Zwartkopsoldatenspreeuw |
Muscicapidae |
|
Vliegenvangers en lijsters |
|
Cochoa azurea |
Javaanse blauwe cochoa |
|
Cochoa purpurea |
Purpercochoa |
|
Garrulax formosus |
Roodvleugellijstergaai |
|
Garrulax galbanus |
Geelbuiklijstergaai |
|
Garrulax milnei |
Roodstaartlijstergaai |
|
Niltava davidi |
Père Davids niltava |
|
Stachyris whiteheadi |
Whiteheads boomtimalia |
|
Swynnertonia swynnertoni (Ook Pogonicichla swynnertoni genoemd) |
Swynnertons sterrenpaapje |
|
Turdus dissimilis |
Zwartborstlijster |
Pittidae |
|
Pitta's |
|
Pitta nipalensis |
Blauwnekpitta |
|
Pitta steerii |
Steeres pitta |
Sittidae |
|
Boomklevers |
|
Sitta magna |
Reuzenboomklever |
|
Sitta yunnanensis |
Yunnan-boomklever |
Sturnidae |
|
Spreeuwen |
|
Lamprotornis regius |
Koningsglansspreeuw |
|
Mino dumontii |
Papoea-maina |
|
Sturnus erythropygius |
Andamanen-spreeuw |
REPTILIA |
|
Reptielen |
SAURIA |
|
Hagedissen |
Agamidae |
|
Agamen |
|
Physignathus cocincinus |
Chinese wateragaam |
Gekkonidae |
|
Gekko's |
|
Rhacodactylus auriculatus |
Ruwe reuzengekko |
|
Rhacodactylus ciliatus |
Gestekelde reuzengekko |
|
Rhacodactylus leachianus |
Nieuw-Caledonische reuzengekko |
|
Teratoscincus microlepis |
Kleinschubbige wondergekko |
|
Teratoscincus scincus |
Spookgekko |
Gerrhosauridae |
|
Gordelstaarthagedissen |
|
Zonosaurus karsteni |
Karstens gordelhagedis |
|
Zonosaurus quadrilineatus |
Vierstreepgordelhagedis |
Iguanidae |
|
Leguanen |
|
Ctenosaura quinquecarinata |
|
Scincidae |
|
Skinks |
|
Tribolonotus gracilis |
Sierlijke helmskink of roodoogkrokodilskink |
|
Tribolonotus novaeguineae |
Nieuw-Guinese helmskink |
SERPENTES |
|
Slangen |
Colubridae |
|
Ringslangen |
|
Elaphe carinata §1 |
Taiwanese stinkslang |
|
Elaphe radiata §1 |
Sterrattenslang |
|
Elaphe taeniura §1 |
Taiwanese rattenslang |
|
Enhydris bocourti §1 |
Bocourts waterslang |
|
Homalopsis buccata §1 |
Mopsneusslang |
|
Langaha nasuta |
Madagaskar-bladneusslang |
|
Leioheterodon madagascariensis |
Madagaskar-haakneusslang |
|
Ptyas korros §1 |
Geelbuikrattenslang |
|
Rhabdophis subminiatus §1 |
Giftige waterslang |
Hydrophiidae |
|
Zeeslangen |
|
Lapemis curtus (Omvat ook Lapemis hardwickii) §1 |
Logge zeeslang |
Viperidae |
|
Adders |
|
Calloselasma rhodostoma §1 |
Maleise mocassinslang |
AMPHIBIA |
|
Amfibieën |
ANURA |
|
Kikkers en padden |
Dicroglossidae |
|
Kikkers |
|
Limnonectes macrodon |
Javaanse reuzenkikker of groottandkikker |
Hylidae |
|
Boomkikkers |
|
Phyllomedusa sauvagii |
Wasmakikikker |
Leptodactylidae |
|
Fluitkikkers |
|
Leptodactylus laticeps |
Santa Fe-fluitkikker |
Ranidae |
|
Kikkers |
|
Pelophylax shqiperica |
Albanese poelkikker |
CAUDATA |
|
Salamanders |
Hynobiidae |
|
Aziatische salamanders |
|
Ranodon sibiricus |
Siberische kikkertandsalamander of Semirechensk-salamander |
Plethodontidae |
|
Longloze salamanders |
|
Bolitoglossa dofleini |
Reuzenpalmsalamander |
Salamandridae |
|
Echte salamanders |
|
Cynops ensicauda |
Zwaardstaartsalamander |
|
Echinotriton andersoni |
Andersons krokodilsalamander |
|
Laotriton laoensis |
Lipsalamander |
|
Liangshantriton taliangensis |
|
|
Paramesotriton spp. (Met uitzondering van de in bijlage B opgenomen species) |
Wrattensalamanders |
|
Tylototriton spp. |
Krokodilsalamanders |
ACTINOPTERYGII |
|
Straalvinnige vissen |
PERCIFORMES |
|
Baarsachtigen |
Apogonidae |
|
|
|
Pterapogon kauderni |
Kardinaalbaars |
ARTHROPODA (GELEEDPOTIGEN) |
||
INSECTA |
|
Insecten |
LEPIDOPTERA |
|
Vlinders en motten |
Papilionidae |
|
Pages en pauwogen |
|
Baronia brevicornis |
Mexicaanse of kortsprietbaronia |
|
Papilio grosesmithi |
Madagaskar-pauwoog |
|
Papilio maraho |
Breedstaartpauwoog |
MOLLUSCA (WEEKDIEREN) |
||
GASTROPODA |
|
Buikpotigen of slakken |
Haliotidae |
|
Zeeoren |
|
Haliotis midae |
Midasoor |
FLORA |
||
AGAVACEAE |
|
Agavefamilie |
|
Calibanus hookeri |
Mexicaanse rolsteenagave of sacamecate |
|
Dasylirion longissimum |
Berengras |
ARACEAE |
|
Aronskelkfamilie |
|
Arisaema dracontium |
Groenedraakaronskelk |
|
Arisaema erubescens |
Lichtrode aronskelk |
|
Arisaema galeatum |
Gehelmde aronskelk |
|
Arisaema nepenthoides |
|
|
Arisaema sikokianum |
Japanse cobralelie |
|
Arisaema thunbergii var. Urashima |
Urashima-aronskelk |
|
Arisaema tortuosum |
Zweepkoordcobralelie |
|
Biarum davisii ssp. Marmarisense |
Davis' marmeraronskelk |
|
Biarum ditschianum |
Arfakaronskelk |
COMPOSITAE (ASTERACEAE) |
|
Asterfamilie (composieten) |
|
Arnica montana §3 |
Valkruid of wolverlei |
|
Othonna cacalioides |
Cacaliamadeliefje |
|
Othonna clavifolia |
Sleutelbladmadeliefje |
|
Othonna hallii |
Van Halls madeliefje |
|
Othonna herrei |
Herres madeliefje |
|
Othonna lepidocaulis |
Schubsteelmadeliefje |
|
Othonna retrorsa |
Treurmadeliefje |
ERICACEAE |
|
Heidefamilie |
|
Arctostaphylos uva-ursi §3 |
Berendruif |
GENTIANACEAE |
|
Gentiaanfamilie |
|
Gentiana lutea §3 |
Gele gentiaan |
LILIACEAE |
|
Leliefamilie |
|
Trillium pusillum |
Dwergdrieblad |
|
Trillium rugelii |
Stinkend drieblad |
|
Trillium sessile |
Aronskelkboslelie of paddenschaduw |
LYCOPODIACEAE |
|
Wolfsklauwfamilie |
|
Lycopodium clavatum §3 |
Grote wolfsklauw |
MELIACEAE |
|
Mahoniefamilie |
|
Cedrela montana §4 |
Bergceder |
|
Cedrela oaxacensis §4 |
Oaxaca-ceder |
|
Cedrela salvadorensis §4 |
El Salvador-ceder |
|
Cedrela tonduzii §4 |
|
MENYANTHACEAE |
|
Watergentiaanfamilie |
|
Menyanthes trifoliata §3 |
Waterdrieblad |
PARMELIACEAE |
|
Parmeliakorstmossen |
|
Cetraria islandica §3 |
IJslands mos |
PASSIFLORACEAE |
|
Passiebloemfamilie |
|
Adenia glauca |
Blauwgele woestijnroos |
|
Adenia pechuelli |
Olifantsvoet |
PEDALIACEAE |
|
Sesamfamilie |
|
Harpagophytum spp. §3 |
Duivelsklauw |
PORTULACACEAE |
|
Posteleinfamilie |
|
Ceraria carrissoana |
Angolese postelein |
|
Ceraria fruticulosa |
Heesterpostelein |
SELAGINELLACEAE |
|
Selaginellafamilie |
|
Selaginella lepidophylla |
(Valse) Roos van Jericho |
(1) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(2) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(3) Deze annotatie heeft uitsluitend tot doel de internationale handel in vezels van vicuñas (Vicugna vicugna) en daarvan afgeleide producten enkel mogelijk te maken wanneer de vezels afkomstig zijn van het scheren van levende vicuñas. De handel in van de vezel afgeleide producten kan slechts plaatsvinden in overeenstemming met de volgende bepalingen:
1. |
Elke persoon of entiteit die vezels van vicuña produceert voor de vervaardiging van weefsels en kleding moet van de bevoegde overheden van het land van oorsprong toelating vragen [Landen van oorsprong: de landen waar de soort voorkomt, te weten Argentinië, Bolivia, Chili, Ecuador en Peru] om het opschrift, het merk of het logo „vicuña” gevolgd door de naam van het land van oorsprong te voeren, die zijn aangenomen door de staten waar de soort voorkomt en die partij zijn bij de Convenio para la Conservación y Manejo de la Vicuña. |
2. |
Weefsels en kleding die in de handel worden gebracht moeten overeenkomstig de volgende bepalingen worden gemerkt of geïdentificeerd:
|
3. |
Voor de internationale handel in artefacten uit vezels van levend geschoren vicuñas die zijn vervaardigd in de staten waar de soort voorkomt, moet het hieronder beschreven opschrift, merk of logo VICUÑA [LAND VAN OORSPRONG] — ARTESANÍA worden gebruikt: |
4. |
Indien voor de vervaardiging van weefsels en kleding vezels van levend geschoren vicuñas uit verschillende landen van oorsprong zijn gebruikt, moet voor elk land van oorsprong van de vezels het in de punten 2.1 en 2.2 beschreven opschrift, merk of logo worden gebruikt. |
5. |
Alle andere specimens worden als specimens van een soort van bijlage I beschouwd en de handel daarin wordt dienovereenkomstig gereguleerd. |
(4) Alle soorten zijn opgenomen in bijlage II bij de overeenkomst, met uitzondering van Balaena mysticetus, Eubalaena spp., Balaenoptera acutorostrata (met uitzondering van de West-Groenlandse populatie), Balaenoptera bonaerensis, Balaenoptera borealis, Balaenoptera edeni, Balaenoptera musculus, Balaenoptera omurai, Balaenoptera physalus, Megaptera novaeangliae, Orcaella brevirostris, Orcaella heinsohni, Sotalia spp., Sousa spp., Eschrichtius robustus, Lipotes vexillifer, Caperea marginata, Neophocaena asiaeorientalis, Neophocaena phocaenoides, Phocoena sinus, Physeter macrocephalus, Platanista spp., Berardius spp. en Hyperoodon spp., die zijn opgenomen in bijlage I. Specimens van de in bijlage II bij de overeenkomst vermelde soorten die door Groenlanders krachtens een door de betrokken bevoegde autoriteit verleende vergunning werden gevangen, met inbegrip van de producten en derivaten daarvan maar met uitzondering van de voor commerciële doeleinden bestemde vleesproducten, worden behandeld als vallend onder bijlage B. Er wordt een jaarlijks exportquotum van nul vastgesteld voor levende specimens van Tursiops truncatus afkomstig van de populatie van de Zwarte Zee die aan de natuur werden onttrokken en voor overwegend commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.
(5) Populaties in Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe (opgenomen in bijlage B):
Uitsluitend met het oog op het toestaan van: a) niet-commercieel verkeer van jachttrofeeën; b) verkeer van levende dieren met een passende en aanvaardbare bestemming als omschreven in Res. Conf. 11.20 voor Botswana en Zimbabwe en ten behoeve van instandhoudingsprogramma's in situ voor Namibië en Zuid-Afrika; c) handel in huiden; d) handel in haar; e) handel in lederwaren: commercieel en niet-commercieel verkeer in het geval van Botswana, Namibië en Zuid-Afrika en niet-commercieel verkeer in het geval van Zimbabwe; f) niet-commercieel verkeer van individueel gemerkte en gecertificeerde, in afgewerkte sieraden verwerkte ekipa's voor Namibië en niet-commercieel verkeer van ivoorsnijwerk voor Zimbabwe; g) handel in geregistreerd onbewerkt ivoor (voor Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe: complete slagtanden en stukken), voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan: i) uitsluitend geregistreerde voorraden die eigendom zijn van de overheid en afkomstig zijn uit het betrokken land (met uitsluiting van in beslag genomen ivoor en ivoor van onbekende herkomst); ii) uitsluitend naar handelspartners waarvan door het Secretariaat in overleg met het Permanent Comité is vastgesteld dat zij over adequate nationale wetgeving en adequate interne mechanismen voor controle op de handel beschikken om te garanderen dat het ingevoerde ivoor niet wordt wederuitgevoerd en wordt beheerd conform alle eisen van Res. Conf. 10.10 (als herzien door CdP14) inzake de binnenlandse verwerking en handel; iii) niet alvorens het Secretariaat de toekomstige invoerende landen en de geregistreerde voorraden in overheidsbezit heeft gecontroleerd; iv) onbewerkt ivoor in het kader van de voorwaardelijke verkoop van geregistreerde ivoorvoorraden die eigendom zijn van de overheid, zoals overeengekomen op CdP12, ten belope van 20 000 kg (Botswana), 10 000 kg (Namibië) resp. 30 000 kg (Zuid-Afrika); v) bovenop de op CdP12 overeengekomen hoeveelheden mag ivoor in overheidsbezit van Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe, voor zover het vóór 31 januari 2007 werd geregistreerd en door het Secretariaat is gecontroleerd, samen met het hiervoor onder g), iv), bedoeld ivoor worden verhandeld en verzonden in het kader van één enkele transactie per bestemming onder streng toezicht van het Secretariaat; vi) de opbrengst van de verkoop wordt uitsluitend gebruikt voor programma's ter instandhouding van de olifant en voor het behoud en de ontwikkeling van gemeenschappen in of grenzend aan het verspreidingsgebied van de olifant; en vii) de onder g), v), bedoelde extra hoeveelheden worden alleen verhandeld nadat het Permanent Comité heeft bevestigd dat aan bovenvermelde voorwaarden is voldaan; h) er worden aan de Conferentie der Partijen geen verdere voorstellen tot toelating van handel in olifantenivoor afkomstig van reeds in bijlage B opgenomen populaties voorgelegd voor de periode die aanvangt met CdP14 en eindigt negen jaar na het tijdstip van de ene verkoop van ivoor die plaatsvindt overeenkomstig het bepaalde onder g), i), g), ii), g), iii), g), vi) en g), vii). Dergelijke verdere voorstellen worden voorts behandeld overeenkomstig de Besluiten 14.77 en 14.78 (Rev. CdP15). Op voorstel van het Secretariaat kan het Permanent Comité besluiten dit handelsverkeer geheel of gedeeltelijk stop te zetten indien de uitvoerende of invoerende landen de regels niet naleven of indien wordt aangetoond dat dit verkeer schadelijke gevolgen heeft voor andere olifantenpopulaties. Alle andere specimens dienen als specimens van een soort van bijlage A te worden beschouwd en de handel daarin dient in overeenstemming daarmee te worden gereguleerd.
(6) Onder deze vermelding valt tevens het taxon Scleropages inscriptus.
(7) De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op:
|
fossielen; |
|
koraalzand, dat wil zeggen materiaal dat volledig of gedeeltelijk bestaat uit fijngemalen stukken dood koraal met een doorsnede van maximaal 2 mm, dat niet identificeerbaar is op het niveau van het geslacht, en dat onder andere ook de resten van Foraminifera, schelpen van weekdieren, pantsers van schaaldieren en kalkalgen kan bevatten; |
|
koraalfragmenten (met inbegrip van grind en puin), dat wil zeggen losse stukken gebroken vingervormig dood koraal en ander materiaal van 2 tot 30 mm in welke richting dan ook gemeten, dat niet identificeerbaar is op het niveau van het geslacht. |
(8) Het verhandelen van specimens met oorsprongscode A is alleen toegestaan als de verhandelde specimens laagtebladeren (catafyllen) hebben.
(9) Op kunstmatig gekweekte specimens van de volgende hybriden en/of cultivars zijn de bepalingen van de verordening niet van toepassing:
|
Hatiora x graeseri |
|
Schlumbergera x buckleyi |
|
Schlumbergera russelliana x Schlumbergera truncata |
|
Schlumbergera orssichiana x Schlumbergera truncata |
|
Schlumbergera opuntioides x Schlumbergera truncata |
|
Schlumbergera truncata (cultivars) |
|
Cactaceae spp.: de kleurmutanten die zijn geënt op de volgende onderstammen: Harrisia„Jusbertii”, Hylocereus trigonus of Hylocereus undatus |
|
Opuntia microdasys (cultivars). |
(10) Op kunstmatig gekweekte specimens van hybriden van de genera Cymbidium, Dendrobium, Phalaenopsis en Vanda zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing indien zij gemakkelijk als kunstmatig gekweekte specimens kunnen worden herkend en geen tekenen vertonen dat zij aan de wilde natuur zijn onttrokken, zoals mechanische schade of sterke uitdroging als gevolg van het verzamelen, onregelmatige groei en heterogeniteit qua grootte en vorm binnen hetzelfde taxon en dezelfde partij, aan de bladeren klevende algen of andere epifyllen of door insecten of andere organismen veroorzaakte schade; voorts moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
a) |
indien zij in niet-bloeiende toestand worden verzonden, dienen de specimens te worden verhandeld in zendingen die bestaan uit individuele recipiënten (bijvoorbeeld pakken, dozen, kratten of afzonderlijke laadborden met CC-containers) met telkens 20 of meer exemplaren van dezelfde hybride vorm; de planten in elke recipiënt dienen een hoge mate van uniformiteit te vertonen en in goede gezondheid te verkeren; en de zendingen dienen vergezeld te gaan van documentatie, zoals een factuur, waarin het aantal planten van elke hybride vorm duidelijk is aangegeven; of |
b) |
indien zij in bloeiende toestand worden verzonden, met ten minste één volledig geopende bloem per specimen, is geen minimumaantal specimens per zending vereist maar dienen de specimens op professionele wijze te zijn klaargemaakt voor de detailverkoop, bijvoorbeeld door het aanbrengen van gedrukte etiketten of het gebruik van bedrukte verpakkingen waarop de naam van de hybride en die van het land van laatste verwerking zijn vermeld. Deze informatie dient duidelijk zichtbaar te zijn en een vlotte controle mogelijk te maken. Planten die niet duidelijk voor deze vrijstelling in aanmerking komen, moeten vergezeld gaan van de passende Cites-documenten. |
(11) Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 166 van 19.6.2006, blz. 1).
(12) Op kunstmatig gekweekte specimens van cultivars van Cyclamen persicum zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing. Deze vrijstelling geldt evenwel niet voor als slapende knollen verhandelde specimens.
(13) Op levende, kunstmatig gekweekte hybriden en cultivars van Taxus cuspidata in potten of andere kleine recipiënten, deel uitmakend van een zending die vergezeld gaat van een etiket of document waarop de naam van het taxon of de taxa en de tekst „artificially propagated/kunstmatig gekweekt” zijn vermeld, zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing.
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/99 |
VERORDENING (EU) 2017/161 VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2017
houdende rectificatie van de Franse versie van Verordening (EU) nr. 139/2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Er hebben zich fouten voorgedaan in de Franse versie van Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie (2) tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen. Derhalve moet de Franse versie van de bijlagen II en IV bij die verordening worden gerectificeerd. Met de overige taalversies zijn er geen problemen. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 139/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
(Betreft alleen de Franse versie.)
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 44 van 14.2.2014, blz. 1).
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/101 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/162 VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2017
tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De vangstquota voor 2015 zijn vastgesteld bij:
|
(2) |
De vangstquota voor 2016 zijn vastgesteld bij:
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen. |
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie (9) zijn voor bepaalde bestanden verlagingen van de vangstquota voor 2016 vastgesteld wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren. |
(5) |
Voor sommige lidstaten konden in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 echter geen verlagingen worden toegepast op voor de overbeviste bestanden toegewezen quota, omdat deze lidstaten in 2016 niet over dergelijke quota beschikten. |
(6) |
Wanneer geen verlagingen kunnen worden toegepast op het overbeviste bestand in het jaar na dat waarin de overbevissing is geconstateerd, omdat de betrokken lidstaat niet over een quotum beschikt, kan de verlaging krachtens artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden toegepast op andere bestanden in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde. Overeenkomstig Mededeling 2012/C 72/07 van de Commissie (10) moeten deze verlagingen bij voorkeur worden toegepast op quota die zijn toegewezen voor bestanden die worden bevist door dezelfde vloot als die welke het quotum heeft overschreden, rekening houdend met de noodzaak om teruggooi in gemengde visserijen te voorkomen. |
(7) |
In bepaalde gevallen waren door het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) gedeeltelijke verlagingen van dezelfde bestanden mogelijk in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226. De resterende verlagingen moeten op quota voor andere bestanden in mindering worden gebracht overeenkomstig artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
(8) |
De betrokken lidstaten zijn geraadpleegd over de voorgestelde verlagingen van quota voor andere bestanden dan die welke zijn overbevist. |
(9) |
In 2015 heeft Spanje zijn quotum voor roggen in de Uniewateren van ICES-deelgebieden VIII en IX (SRX/89-C.) overbevist. Bij brief van 30 september 2016 heeft Spanje verzocht om spreiding van de verlaging over twee jaar. In het licht van de verstrekte informatie en gezien het feit dat een aanzienlijk verlies van quotum zou leiden tot buitensporige teruggooi van de betrokken soort als bedoeld in punt 3, onder b), van Mededeling 2012/C 72/07, kan dit verzoek worden ingewilligd. |
(10) |
Voor zandspiering in het geografische gebied van ICES-sector IIa, IIIa en deelsector IV zijn verlagingen vereist, omdat Denemarken zijn totale toegestane vangsten in de Uniewateren van het in bijlage IID bij Verordening (EU) 2015/104 omschreven beheersgebied 1 in 2015 heeft overbevist. In 2016 zijn voor zandspiering minimale vangsten in deze wateren toegestaan om de omvang van het zandspieringbestand te monitoren. Met de genoemde verlagingen is het evenwel onmogelijk om het door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) geadviseerde monitoringsysteem (12) voor het beheer van zandspiering te handhaven. Daarom moeten de verlagingen in verband met de quota die Denemarken in 2015 in dit gebied heeft overbevist, worden toegepast op het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 3. |
(11) |
Bepaalde verlagingen die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 zijn vereist, blijken bovendien meer te bedragen dan het aangepaste quotum voor 2016 en kunnen derhalve niet volledig voor dat jaar worden toegepast. Overeenkomstig Mededeling 2012/C 72/07 moeten de resterende hoeveelheden in mindering worden gebracht op de aangepaste quota die in de daaropvolgende jaren beschikbaar zijn, totdat de volledige overbeviste hoeveelheid is vergoed. |
(12) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde vangstquota die voor 2016 zijn vastgesteld bij de Verordeningen (EU) nr. 1367/2014, (EU) 2015/2072, (EU) 2016/72 en (EU) 2016/73, worden verlaagd door overeenkomstig die bijlage verlagingen toe te passen op alternatieve bestanden.
Artikel 2
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 wordt vervangen door bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad van 10 november 2014 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16).
(3) Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2015/106 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 19 van 24.1.2015, blz. 8).
(6) Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad van 17 november 2015 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104 (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2016/73 van de Raad van 18 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 16 van 23.1.2016, blz. 1).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie van 9 december 2016 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 28).
(10) Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de verlaging van quota op grond van artikel 105, leden 1, 2 en 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (PB C 72 van 10.3.2012, blz. 27).
(11) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(12) http://www.ices.dk/sites/pub/Publication%20Reports/Expert%20Group%20Report/acom/2016/HAWG/13%20HAWG%20Report%202016%20-%20Sec%2011%20Sandeel%20in%20Division%203.a%20and%20Subarea%204.pdf
BIJLAGE I
Verlagingen van quota voor alternatieve bestanden
Lidstaat |
Code soort |
Gebiedscode |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Toegestane aanlandingen 2015 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1) |
Totale vangsten 2015 (hoeveelheid in kg) |
Benutting quotum (%) |
Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg) |
Vermenigvuldigingsfactor (2) |
Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg) |
Verlagingen 2016 (hoeveelheid in kg) |
Verlagingen die voor 2016 al zijn toegepast op hetzelfde bestand (hoeveelheid in kg) (6) |
Resterende hoeveelheid die in mindering moet worden gebracht op het alternatieve bestand (hoeveelheid in kg) |
|
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(6) |
(7) |
(8) |
(9) |
(10) |
(11) |
(12) |
(13) |
(14) |
(15) |
|
||||||||||||||
DK |
DGS |
03A-C. |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIIa |
0 |
3 840 |
N.v.t. |
3 840 |
1,00 |
/ |
/ |
3 840 |
0 |
3 840 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
DK |
NEP |
3A/BCD |
Langoustine |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
3 840 |
|
||||||||||||||
DK |
DGS |
2AC4-C |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIa en IV |
0 |
1 540 |
N/A |
1 540 |
1,00 |
/ |
/ |
1 540 |
0 |
1 540 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
DK |
NEP |
2AC4-C |
Langoustine |
Uniewateren van IIa en IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 540 |
|
||||||||||||||
DK |
NOP |
04-N. |
Kever |
Noorse wateren van IV |
0 |
28 270 |
N.v.t. |
28 270 |
1,00 |
/ |
/ |
28 270 |
0 |
28 270 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
DK |
NOP |
2A3A4. |
Kever |
IIIa; Uniewateren van IIa en IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
28 270 |
|
||||||||||||||
ES |
BUM |
ATLANT |
Blauwe marlijn |
Atlantische Oceaan |
20 360 |
134 082 |
658,56 |
113 722 |
2,0 |
A |
172 878 |
514 044 |
0 |
514 044 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
ES |
SWO |
AN05N |
Zwaardvis |
Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
514 044 |
|
||||||||||||||
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
24 239 |
N.v.t. |
24 239 |
1,00 |
A |
/ |
36 359 |
0 |
36 359 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
ES |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
36 359 |
|
||||||||||||||
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
2 000 |
7 957 |
397,85 |
5 957 |
1,00 |
/ |
/ |
5 957 |
0 |
5 957 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
FR |
OTH |
1N2AB. |
Andere soorten |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 957 |
|
||||||||||||||
NL |
ANE |
08. |
Ansjovis |
VIII |
0 |
12 493 |
N.v.t. |
12 493 |
1,00 |
/ |
/ |
12 493 |
0 |
12 493 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
NL |
WHB |
1X14 |
Blauwe wijting |
Unie- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
12 493 |
|
||||||||||||||
NL |
HKE |
3A/BCD |
Hake |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
0 |
1 575 |
N.v.t. |
1 575 |
1,00 |
A+C (7) |
/ |
2 363 |
0 |
2 363 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
NL |
HKE |
2AC4-C |
Heek |
Uniewateren van IIa en IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 363 |
|
||||||||||||||
NL |
WHG |
56-14 |
Wijting |
VI; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV |
0 |
11 475 |
N.v.t. |
11 475 |
1,00 |
/ |
/ |
11 475 |
0 |
11 475 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
NL |
HKE |
8ABDE. |
Heek |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
11 475 |
|
||||||||||||||
PT |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
6 098 |
N.v.t. |
6 098 |
1,00 |
/ |
/ |
6 098 |
0 |
6 098 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
PT |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
6 098 |
|
||||||||||||||
PT |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
9 700 |
9 690 |
99,90 |
– 10 |
/ |
/ |
145 616 |
145 606 |
53 |
145 553 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
PT |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
145 553 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota van 2014 naar 2015 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014, overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
(2) Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Overeenkomstig artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.
(4) Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2013, 2014 en 2015. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(5) Resterende hoeveelheden die voor 2015 niet overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1801 van de Commissie (PB L 263 van 8.10.2015, blz. 19) als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2404 van de Commissie (PB L 333 van 19.12.2015, blz. 73), in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.
(6) Hoeveelheden die op hetzelfde bestand in mindering konden worden gebracht dankzij het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(7) Aanvullende vermenigvuldigingsfactoren zijn niet cumulatief en worden slechts eenmaal toegepast.
BIJLAGE II
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 wordt vervangen door:
„BIJLAGE
Verlagingen van quota voor bestanden die zijn overbevist
Lidstaat |
Code soort |
Gebiedscode |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Oorspronkelijk quotum 2015 (hoeveelheid in kg) |
Toegestane aanlandingen 2015 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1) |
Totale vangsten 2015 (hoeveelheid in kg) |
Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen (%) |
Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg) |
Vermenigvuldigingsfactor (2) |
Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg) |
Voor 2016 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in kg) (6) |
Reeds voor 2016 toegepaste verlagingen (hoeveelheid in kg) (7) |
In 2017 en het volgende jaar/de volgende jaren toe te passen verlaging (hoeveelheid in kg) |
|
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(6) |
(7) |
(8) |
(9) |
(10) |
(11) |
(12) |
(13) |
(14) |
(15) |
(16) |
BE |
SOL |
24-C. |
Tong |
Uniewateren van IIa en IV |
991 000 |
929 510 |
939 590 |
101,08 |
10 080 |
/ |
/ |
/ |
10 080 |
10 080 |
/ |
BE |
SRX |
07D. |
Roggen |
Uniewateren van VIId |
72 000 |
70 511 |
69 495 |
98,56 |
– 1 016 |
/ |
/ |
1 097 |
81 |
81 |
/ |
BE |
SRX |
2AC4-C |
Roggen |
Uniewateren van IIa en IV |
211 000 |
245 500 |
256 147 |
104,34 |
10 647 |
/ |
/ |
/ |
10 647 |
10 647 |
/ |
BE |
SRX |
67AKXD |
Roggen |
Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
725 000 |
915 262 |
918 243 |
100,33 |
2 981 |
/ |
/ |
/ |
2 981 |
2 981 |
/ |
DE |
T/B |
2AC4-C |
Tarbot/griet |
Uniewateren van IIa en IV |
186 000 |
349 000 |
350 186 |
100,34 |
1 186 |
/ |
/ |
/ |
1 186 (12) |
1 186 |
/ |
DK |
COD |
03AN. |
Kabeljauw |
Skagerrak |
3 336 000 |
3 223 407 |
3 349 360 |
103,91 |
125 923 |
/ |
(C) (8) |
/ |
125 923 |
125 923 |
/ |
DK |
DGS |
03A-C. |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIIa |
0 |
0 |
3 840 |
N.v.t. |
3 840 |
1,00 |
/ |
/ |
3 840 |
3 840 |
/ |
DK |
DGS |
2AC4-C |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIa en IV |
0 |
0 |
1 540 |
N.v.t. |
1 540 |
1,00 |
/ |
/ |
1 540 |
1 540 |
/ |
DK |
HER |
03A-BC |
Haring |
IIIa |
5 692 000 |
5 770 000 |
6 056 070 |
104,96 |
286 070 |
/ |
/ |
/ |
286 070 |
286 070 |
/ |
DK |
NOP |
04-N. |
Kever |
Noorse wateren van IV |
0 |
0 |
28 270 |
N.v.t. |
28 270 |
1,00 |
/ |
/ |
28 270 |
28 270 |
/ |
DK |
SAN |
234_1 |
Zandspiering |
Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1 |
125 459 000 |
115 924 000 |
130 977 950 |
112,99 |
15 053 950 |
1,2 |
/ |
/ |
18 064 740 |
18 064 740 (14) |
/ |
DK |
SAN |
234_6 |
Zandspiering |
Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 6 |
206 000 |
219 000 |
228 860 |
104,50 |
9 860 |
/ |
/ |
/ |
9 860 |
9 860 |
/ |
ES |
ALF |
3X14- |
Beryciden |
Unie- en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV |
67 000 |
80 045 |
62 544 |
78,13 |
– 9 496 (9) |
/ |
/ |
16 159 |
6 663 |
5 846 |
817 |
ES |
ANE |
08. |
Ansjovis |
VIII |
22 500 000 |
22 923 784 |
24 068 471 |
104,99 |
1 144 687 |
/ |
/ |
/ |
1 144 687 |
1 144 687 |
/ |
ES |
BSF |
8910- |
Zwarte haarstaartvis |
Unie- en internationale wateren van VIII, IX en X |
12 000 |
30 050 |
110 |
0,37 |
26 936 (10) |
/ |
/ |
29 639 |
2 703 |
0 |
2 703 |
ES |
BUM |
ATLANT |
Blauwe marlijn |
Atlantische Oceaan |
10 360 |
20 360 |
134 082 |
658,56 |
113 722 |
2,0 |
A |
172 878 |
514 044 |
514 044 |
/ |
ES |
COD |
1/2B |
Kabeljauw |
I en IIb |
13 283 000 |
12 182 091 |
12 391 441 |
101,72 |
209 350 |
/ |
/ |
/ |
209 350 |
209 350 |
/ |
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
24 239 |
N.v.t. |
24 239 |
1,00 |
A |
/ |
36 359 |
36 359 |
/ |
ES |
RED |
N3LN. |
Roodbaars |
NAFO 3LN |
/ |
171 440 |
173 836 |
101,40 |
2 396 |
/ |
/ |
/ |
2 396 |
2 396 |
/ |
ES |
SOL |
8AB. |
Tong |
VIIIa en VIIIb |
9 000 |
6 968 |
7 397 |
106,13 |
(429) (11) |
/ |
2 759 |
2 759 |
2 759 |
/ |
|
ES |
SRX |
67AKXD |
Roggen |
Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
43 800 |
412 000 |
445 713 |
108,18 |
33 713 |
/ |
/ |
/ |
33 713 |
33 713 |
/ |
ES |
SRX |
89-C. |
Roggen |
Union waters van VIII en IX |
1 057 000 |
650 485 |
771 246 |
118,56 |
120 761 |
1,2 |
/ |
118 622 |
263 535 |
131 768 (15) |
131 767 (15) |
ES |
USK |
567EI. |
Lom |
Unie- en internationale wateren van V, VI en VII |
46 000 |
135 008 |
62 646 |
46,40 |
– 72 362 |
/ |
/ |
58 762 |
0 |
/ |
/ |
ES |
WHM |
ATLANT |
Witte marlijn |
Atlantische Oceaan |
24 310 |
24 310 |
68 613 |
282,24 |
44 303 |
1,00 |
A |
72 539 |
138 994 |
0 |
138 994 |
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
2 000 |
7 957 |
397,85 |
5 957 |
1,00 |
/ |
/ |
5 957 |
5 957 |
/ |
FR |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van Cecaf 34.1.1 |
5 561 000 |
5 760 984 |
5 775 607 |
100,25 |
14 623 |
/ |
/ |
/ |
14 623 |
14 623 |
/ |
FR |
PLE |
7HJK. |
Schol |
VIIh, VIIj en VIIk |
17 000 |
57 007 |
59 833 |
104,95 |
2 826 |
/ |
/ |
/ |
2 826 |
2 826 |
/ |
FR |
SRX |
07D. |
Roggen |
Uniewateren van VIId |
602 000 |
591 586 |
689 868 |
116,61 |
98 282 |
1,00 |
/ |
/ |
98 282 |
98 282 |
/ |
FR |
SRX |
89-C. |
Roggen |
Uniewateren van VIII en IX |
1 298 000 |
1 507 000 |
1 578 469 |
104,74 |
71 469 |
/ |
/ |
/ |
71 469 |
71 469 |
/ |
IE |
COD |
07A. |
Kabeljauw |
VIIa |
120 000 |
134 776 |
138 122 |
102,48 |
3 346 |
/ |
/ |
/ |
3 346 |
3 346 |
/ |
IE |
SRX |
67AKXD |
Roggen |
Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
1 048 000 |
946 554 |
1 044 694 |
110,37 |
98 140 |
1,00 |
/ |
/ |
98 140 |
98 140 |
/ |
NL |
ANE |
08. |
Ansjovis |
VIII |
/ |
0 |
12 493 |
N.v.t. |
12 493 |
1,00 |
/ |
/ |
12 493 |
12 493 |
/ |
NL |
COD |
2A3AX4 |
Kabeljauw |
IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
2 800 000 |
1 340 520 |
1 348 815 |
100,62 |
8 295 |
/ |
(C) (8) |
/ |
8 295 |
8 295 |
/ |
NL |
HER |
*25B-F |
Haring |
II, Vb benoorden 62° N (wateren van de Faeröer) |
1 104 000 |
1 841 160 |
2 230 998 |
121,17 |
389 838 |
1,4 |
/ |
/ |
545 773 |
522 222 |
23 551 |
NL |
HKE |
3A/BCD |
Heek |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
/ |
0 |
1 575 |
N.v.t. |
1 575 |
1,00 |
A+C (13) |
/ |
2 363 |
2 363 |
/ |
NL |
MAC |
*3A4BC |
Makreel |
IIIa en IVbc |
490 000 |
1 084 500 |
1 090 087 |
100,52 |
5 587 |
/ |
/ |
/ |
5 587 |
5 587 |
/ |
NL |
POK |
2A34. |
Koolvis |
IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en de deelsectoren 22-32 |
68 000 |
56 600 |
63 411 |
112,03 |
6 811 |
1,00 |
/ |
/ |
6 811 |
5 754 |
1 057 |
NL |
SRX |
2AC4-C |
Roggen |
Uniewateren van IIa en IV |
180 000 |
245 300 |
252 765 |
103,04 |
7 465 |
/ |
/ |
/ |
7 465 |
7 465 |
/ |
NL |
T/B |
2AC4-C |
Tarbot en griet |
Uniewateren van IIa en IV |
2 579 000 |
2 783 000 |
2 793 239 |
100,37 |
10 239 |
/ |
/ |
/ |
10 239 |
10 239 |
/ |
NL |
WHB |
1X14 |
Blauwe wijting |
Unie- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV |
36 711 000 |
55 297 456 |
55 584 332 |
100,52 |
286 876 |
/ |
/ |
/ |
286 876 |
286 876 |
/ |
NL |
WHG |
2AC4. |
Wijting |
IV; Uniewateren van IIa |
699 000 |
527 900 |
547 717 |
103,75 |
19 817 |
/ |
/ |
/ |
19 817 |
19 817 |
/ |
NL |
WHG |
56-14 |
Wijting |
VI; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV |
/ |
0 |
11 475 |
N.v.t. |
11 475 |
1,00 |
/ |
/ |
11 475 |
11 475 |
/ |
PT |
GHL |
1N2AB |
Groenlandse heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
6 098 |
N.v.t. |
6 098 |
1,00 |
/ |
/ |
6 098 |
6 098 |
/ |
PT |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
9 700 |
9 690 |
99,90 |
– 10 |
/ |
/ |
145 616 |
145 606 |
53 |
145 553 |
UK |
COD |
2A3AX4 |
Kabeljauw |
IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
11 369 000 |
14 828 600 |
14 846 189 |
100,12 |
17 589 |
/ |
(C) (8) |
/ |
17 589 |
17 589 |
/ |
UK |
HER |
4AB. |
Haring |
Unie- en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB |
62 292 000 |
66 892 860 |
68 024 970 |
101,69 |
1 132 100 |
/ |
/ |
/ |
1 132 110 |
1 132 110 |
/ |
UK |
MAC |
2CX14- |
Makreel |
VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV |
245 363 000 |
237 093 794 |
242 496 391 |
102,28 |
5 402 597 |
/ |
(A) (8) |
/ |
5 402 597 |
5 402 597 |
/ |
UK |
MAC |
*3A4BC |
Makreel |
IIIa en IVbc |
490 000 |
620 500 |
626 677 |
101,00 |
6 177 |
/ |
/ |
/ |
6 177 |
6 177 |
/ |
UK |
SAN |
234_1 |
Zandspiering |
Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1 |
2 742 000 |
1 219 400 |
2 000 034 |
164,02 |
780 634 |
2,00 |
/ |
/ |
1 561 268 |
95 100 |
1 466 168 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22), het overdragen van quota van 2014 naar 2015 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16), overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1) of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
(2) Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Overeenkomstig artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.
(4) Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2013, 2014 en 2015. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(5) Resterende hoeveelheden die in 2015 niet overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1801 als gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2404, in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.
(6) Voor 2016 toe te passen verlagingen als vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 38).
(7) Voor 2016 toe te passen verlagingen die daadwerkelijk kunnen worden toegepast gezien het quotum dat beschikbaar is op de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226.
(8) Aanvullende vermenigvuldigingsfactor niet beschikbaar omdat de overbevissing niet meer dan 10 % van de toegestane aanlandingen bedraagt.
(9) Resterende onbenutte hoeveelheid na de overdracht van 8 005 kg van 2015 naar 2016 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1142 van de Commissie (PB L 189 van 14.7.2016, blz. 9).
(10) Resterende onbenutte hoeveelheid na de overdracht van 3 004 kg van 2015 naar 2016 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1142.
(11) Hoeveelheden van minder dan één ton worden niet in aanmerking genomen.
(12) Op verzoek van Duitsland heeft de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 toestemming verleend voor extra aanlandingen van ten hoogste 10 % van het T/G-quotum.
(13) Aanvullende vermenigvuldigingsfactoren zijn niet cumulatief en worden slechts eenmaal toegepast.
(14) In mindering te brengen op SAN/234_3 (voor zandspiering ingesteld beheersgebied 3).
(15) Op verzoek van Spanje wordt de verlaging van 263 535 kilo voor 2016 gelijkelijk gespreid over twee jaar (2016 en 2017).”
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/113 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/163 VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
299,8 |
MA |
135,7 |
|
SN |
268,2 |
|
TR |
158,2 |
|
ZZ |
215,5 |
|
0707 00 05 |
MA |
79,2 |
TR |
195,6 |
|
ZZ |
137,4 |
|
0709 91 00 |
EG |
79,4 |
ZZ |
79,4 |
|
0709 93 10 |
MA |
273,9 |
TR |
295,3 |
|
ZZ |
284,6 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
47,2 |
MA |
48,5 |
|
TN |
51,7 |
|
TR |
71,6 |
|
ZZ |
54,8 |
|
0805 21 10 , 0805 21 90 , 0805 29 00 |
EG |
91,2 |
IL |
140,1 |
|
JM |
106,9 |
|
MA |
88,4 |
|
TR |
83,1 |
|
ZZ |
101,9 |
|
0805 22 00 |
IL |
139,7 |
MA |
83,2 |
|
ZZ |
111,5 |
|
0805 50 10 |
EG |
85,5 |
TR |
70,9 |
|
ZZ |
78,2 |
|
0808 10 80 |
US |
205,0 |
ZZ |
205,0 |
|
0808 30 90 |
CL |
81,7 |
CN |
81,5 |
|
TR |
154,0 |
|
ZA |
100,3 |
|
ZZ |
104,4 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
RICHTLIJNEN
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/115 |
RICHTLIJN (EU) 2017/164 VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2017
tot vaststelling van een vierde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van de Richtlijnen 91/322/EEG, 2000/39/EG en 2009/161/EU van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (1) („Richtlijn 98/24/EG”), en met name artikel 3, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie moet op grond van Richtlijn 98/24/EG Europese doelstellingen inzake de bescherming van werknemers tegen chemische risico's in de vorm van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voorstellen, die op het niveau van de Unie moeten worden vastgesteld. |
(2) |
Bij artikel 3, lid 2, van Richtlijn 98/24/EG is de Commissie gemachtigd indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vast te stellen of te herzien, met inachtneming van de beschikbare meettechnieken, volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (2). |
(3) |
De Commissie wordt in deze taak bijgestaan door het bij Besluit 2014/113/EU van de Commissie (3) ingestelde Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (Scoel). |
(4) |
Overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG betekent „grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling”, tenzij anders omschreven: de grenswaarde van de tijdgewogen gemiddelde concentratie van een chemisch agens in de lucht in de individuele ademzone van een werknemer in verhouding tot een bepaalde referentieperiode. |
(5) |
Indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling zijn gezondheidskundige grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, die door het Scoel zijn afgeleid van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens en zijn vastgesteld door de Commissie, met inachtneming van de beschikbare meettechnieken. Het zijn drempelniveaus voor de blootstelling waaronder voor een bepaald chemisch agens over het algemeen geen schadelijke effecten worden verwacht na een kortstondige blootstelling of een dagelijkse blootstelling gedurende een beroepsleven. Zij vormen doelstellingen van de Unie en zijn erop gericht werkgevers te helpen bij het bepalen en beoordelen van risico's en bij het uitvoeren van preventieve en beschermende maatregelen overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG. |
(6) |
Overeenkomstig de aanbevelingen van het Scoel worden indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vastgesteld in verhouding tot een referentieperiode van acht uur tijdgewogen gemiddelde (grenswaarden voor langdurige blootstelling) en, voor bepaalde chemische agentia, tot kortere referentieperiodes, over het algemeen vijftien minuten tijdgewogen gemiddelde (grenswaarden voor kortstondige blootstelling), om rekening te houden met de gevolgen van blootstelling gedurende korte tijd. |
(7) |
Voor elk chemisch agens waarvoor op het niveau van de Unie een indicatieve grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is vastgesteld, moeten de lidstaten een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vaststellen. Daarbij moeten zij rekening houden met de grenswaarde van de Unie en de aard van de nationale grenswaarde bepalen in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk. |
(8) |
Indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vormen een belangrijk onderdeel van de algemene maatregelen ter bescherming van werknemers tegen gezondheidsrisico's die voortvloeien uit blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 98/24/EG heeft het Scoel het verband beoordeeld tussen de gevolgen van de 31, in de bijlage bij deze richtlijn vermelde, chemische agentia voor de gezondheid en het niveau van beroepsmatige blootstelling. Het comité heeft voor al die chemische agentia de vaststelling aanbevolen van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling via inademing in verhouding tot een referentieperiode van acht uur tijdgewogen gemiddelde. Daarom is het passend grenswaarden voor langdurige blootstelling vast te stellen voor alle agentia van de bijlage bij deze richtlijn. |
(10) |
Voor een aantal van die chemische agentia heeft het Scoel ook de vaststelling van grenswaarden voor kortstondige blootstelling aanbevolen in verhouding tot kortere referentieperiodes en/of van „huid”-indicaties. |
(11) |
Vier chemische agentia — stikstofmonoxide, calciumdihydroxide, lithiumhydride en azijnzuur — zijn momenteel opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 91/322/EEG van de Commissie (4). |
(12) |
Eén van de chemische agentia, 1,4-dichloorbenzeen, is momenteel opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie (5). |
(13) |
Een ander chemisch agens, bisfenol A, is momenteel opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 2009/161/EU van de Commissie (6). |
(14) |
Voor die agentia heeft het Scoel de vaststelling van nieuwe indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aanbevolen. Daarom is het passend de herziene grenswaarden voor die zes agentia op te nemen in de bijlage bij deze richtlijn en de vermeldingen van die chemische agentia in de bijlagen bij de Richtlijnen 91/322/EEG, 2000/39/EG en 2009/161/EU te schrappen. |
(15) |
Voor één van de 31 chemische agentia in de lijst in de bijlage bij deze richtlijn, acrylzuur, heeft het Scoel een grenswaarde voor kortstondige blootstelling aanbevolen in verhouding tot een referentieperiode van één minuut. Daarom is het passend grenswaarden voor kortstondige blootstelling vast te stellen voor dat chemisch agens in de bijlage bij deze richtlijn. |
(16) |
Voor bepaalde stoffen is het ter verzekering van het hoogst mogelijke beschermingsniveau noodzakelijk ook met de mogelijkheid van huidpenetratie rekening te houden. Bij de 31 chemische agentia in de lijst in de bijlage bij deze richtlijn heeft het Scoel vastgesteld dat mogelijk aanzienlijke opname via de huid kan plaatsvinden voor glyceroltrinitraat, koolstoftetrachloride, waterstofcyanide, methyleenchloride, nitroëthaan, 1,4-dichloorbenzeen, methylformaat, tetrachloorethyleen, natriumcyanide en kaliumcyanide. Daarom is het passend in de bijlage bij deze richtlijn indicaties vast te stellen waarin de mogelijk aanzienlijke opname via de huid voor die chemische agentia wordt vermeld, naast de indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling. |
(17) |
Het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (7), dat overeenkomstig artikel 3, lid 2 van Richtlijn 98/24/EG is geraadpleegd, heeft erkend dat er bezorgdheid was over de technische haalbaarheid van de voorgestelde indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan stikstofmonoxide en stikstofdioxide in de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw en aan koolstofmonoxide in de ondergrondse mijnbouw. Het comité erkende ook dat er momenteel problemen zijn in verband met de beschikbaarheid van meettechnieken die zouden kunnen worden gebruikt om aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorgestelde grenswaarde voor stikstofdioxide in de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw. Daarom is het passend de lidstaten een overgangsperiode toe te staan voor de toepassing in de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw van de in de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde grenswaarden voor stikstofmonoxide, stikstofdioxide en koolstofmonoxide en de Commissie de mogelijkheid te bieden de bovengenoemde kwesties voor het einde van de overgangsperiode te onderzoeken. Tijdens die overgangsperiode mogen de lidstaten de bestaande grenswaarden blijven toepassen in plaats van de in de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde waarden. |
(18) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in verantwoorde gevallen, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. |
(19) |
Wat deze richtlijn betreft, beschouwt de Commissie de omzetting van dergelijke stukken in de vorm van een tabel waarin het verband tussen deze richtlijn en de nationale maatregelen wordt aangetoond, als gerechtvaardigd, aangezien voor sommige agentia reeds nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling bestaan in nationale wetgeving, en gezien de verscheidenheid en de technische aard van de wetgevingsinstrumenten op nationaal niveau voor de vaststelling van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling. |
(20) |
Het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats heeft op 27 november 2014 en 21 mei 2015 advies uitgebracht. |
(21) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad ingestelde Comité voor de technische vooruitgang, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Hierbij wordt een vierde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor de in de bijlage opgenomen chemische agentia vastgesteld voor de Unie.
Artikel 2
De lidstaten stellen voor de in de bijlage opgenomen chemische agentia nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vast, waarbij zij rekening houden met de grenswaarden van de Unie.
Artikel 3
In de bijlage bij Richtlijn 91/322/EEG worden de vermeldingen betreffende azijnzuur, calciumdihydroxide, lithiumhydride en stikstofmonoxide geschrapt met ingang van 21 augustus 2018, overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder a).
Artikel 4
In de bijlage bij Richtlijn 2000/39/EG wordt de vermelding van 1,4-dichloorbenzeen geschrapt met ingang van 21 augustus 2018.
Artikel 5
In de bijlage bij Richtlijn 2009/161/EU wordt de vermelding van bisfenol A geschrapt met ingang van 21 augustus 2018.
Artikel 6
1. In de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw mogen de lidstaten gebruikmaken van een overgangsperiode die uiterlijk op 21 augustus 2023 eindigt voor de grenswaarden voor stikstofmonoxide, stikstofdioxide en koolstofmonoxide.
2. Tijdens de in lid 1 vermelde overgangsperiode mogen de lidstaten in plaats van de in de bijlage vastgestelde grenswaarden, de volgende grenswaarden toepassen:
a) |
voor stikstofmonoxide: de bestaande grenswaarden van de bijlage bij Richtlijn 91/322/EEG; |
b) |
voor stikstofdioxide en koolstofmonoxide: de op 1 februari 2017 geldende nationale grenswaarden. |
Artikel 7
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 21 augustus 2018 aan deze richtlijn te voldoen.
Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede en laten die kennisgeving vergezeld gaan van een of meer toelichtende stukken in de vorm van tabellen waarin het verband tussen de bepalingen en deze richtlijn wordt aangetoond.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 8
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 9
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.
(2) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).
(3) Besluit 2014/113/EU van de Commissie van 3 maart 2014 tot oprichting van een Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia en tot intrekking van Besluit 95/320/EG (PB L 62 van 4.3.2014, blz. 18).
(4) Richtlijn 91/322/EEG van de Commissie van 29 mei 1991 tot vaststelling van indicatieve grenswaarden ter uitvoering van Richtlijn 80/1107/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk (PB L 177 van 5.7.1991, blz. 22).
(5) Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van 8 juni 2000 tot vaststelling van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (PB L 142 van 16.6.2000, blz. 47).
(6) Richtlijn 2009/161/EU van de Commissie van 17 december 2009 tot vaststelling van een derde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie (PB L 338 van 19.12.2009, blz. 87).
(7) Besluit 2003/C 218/01 van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).
(8) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
BIJLAGE
EG-nr. (1) |
CAS-nr. (2) |
NAAM VAN HET CHEMISCH AGENS |
GRENSWAARDEN |
Indicatie (3) |
|||
8 uur (4) |
Kortstondig (5) |
||||||
mg/m3 (6) |
ppm (7) |
mg/m3 (6) |
ppm (7) |
||||
— |
— |
Mangaan- en anorganische mangaanverbindingen (als mangaan) |
0,2 (8) 0,05 (9) |
— |
— |
— |
— |
200-240-8 |
55-63-0 |
Glyceroltrinitraat |
0,095 |
0,01 |
0,19 |
0,02 |
huid |
200-262-8 |
56-23-5 |
Koolstoftetrachloride; Tetrachloormethaan |
6,4 |
1 |
32 |
5 |
huid |
200-521-5 |
61-82-5 |
Amitrol |
0,2 |
— |
— |
— |
— |
200-580-7 |
64-19-7 |
Azijnzuur |
25 |
10 |
50 |
20 |
— |
200-821-6 |
74-90-8 |
Waterstofcyanide (als cyanide) |
1 |
0,9 |
5 |
4,5 |
huid |
200-838-9 |
75-09-2 |
Methyleenchloride; Dichloormethaan |
353 |
100 |
706 |
200 |
huid |
200-864-0 |
75-35-4 |
Vinylideenchloride; 1,1-Dichlooretheen |
8 |
2 |
20 |
5 |
— |
201-083-8 |
78-10-4 |
Tetraethylorthosilicaat |
44 |
5 |
— |
— |
— |
201-177-9 |
79-10-7 |
Acrylzuur; Prop-2-eenzuur |
29 |
10 |
59 (10) |
20 (10) |
— |
201-188-9 |
79-24-3 |
Nitroëthaan |
62 |
20 |
312 |
100 |
huid |
201-245-8 |
80-05-7 |
Bisfenol A; 4,4′-Isopropylideendifenol |
2 (8) |
— |
— |
— |
— |
202-981-2 |
101-84-8 |
Difenylether |
7 |
1 |
14 |
2 |
— |
203-234-3 |
104-76-7 |
2-Ethylhexaan-1-ol |
5,4 |
1 |
— |
— |
— |
203-400-5 |
106-46-7 |
1,4-Dichloorbenzeen; p-Dichloorbenzeen |
12 |
2 |
60 |
10 |
huid |
203-453-4 |
107-02-8 |
Acroleïne; Acrylaldehyd; Prop-2-enal |
0,05 |
0,02 |
0,12 |
0,05 |
— |
203-481-7 |
107-31-3 |
Methylformiaat |
125 |
50 |
250 |
100 |
huid |
203-788-6 |
110-65-6 |
But-2-yn-1,4-diol |
0,5 |
— |
— |
— |
— |
204-825-9 |
127-18-4 |
Tetrachloorethyleen |
138 |
20 |
275 |
40 |
huid |
205-500-4 |
141-78-6 |
Ethylacetaat |
734 |
200 |
1 468 |
400 |
— |
205-599-4 |
143-33-9 |
Natriumcyanide (als cyanide) |
1 |
— |
5 |
— |
huid |
205-792-3 |
151-50-8 |
Kaliumcyanide (als cyanide) |
1 |
— |
5 |
— |
huid |
207-069-8 |
431-03-8 |
Diacetyl; Butaandion |
0,07 |
0,02 |
0,36 |
0,1 |
— |
211-128-3 |
630-08-0 |
Koolstofmonoxide |
23 |
20 |
117 |
100 |
— |
215-137-3 |
1305-62-0 |
Calciumdihydroxide |
1 (9) |
— |
4 (9) |
— |
— |
215-138-9 |
1305-78-8 |
Calciumoxide |
1 (9) |
— |
4 (9) |
— |
— |
231-195-2 |
7446-09-5 |
Zwaveldioxide |
1,3 |
0,5 |
2,7 |
1 |
— |
231-484-3 |
7580-67-8 |
Lithiumhydride |
— |
— |
0,02 (8) |
— |
— |
233-271-0 |
10102-43-9 |
Stikstofmonoxide |
2,5 |
2 |
— |
— |
— |
233-272-6 |
10102-44-0 |
Stikstofdioxide |
0,96 |
0,5 |
1,91 |
1 |
— |
262-967-7 |
61788-32-7 |
Terfenyl, gehydrogeneerd |
19 |
2 |
48 |
5 |
— |
EG-nr.: Het Europese Gemeenschap (EG)-nummer is het identificatienummer voor stoffen in de Europese Unie.
CAS-nr.: registratienummer van de Chemical Abstract Service.
(3) De indicatie „huid” bij bepaalde grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling duidt op een mogelijk aanzienlijke opname via de huid.
(4) Gemeten of berekend in verhouding tot een referentieperiode van acht uur als tijdgewogen gemiddelde.
(5) Grenswaarde voor kortstondige blootstelling. Grenswaarde die niet mag worden overschreden en die geldt, behoudens anders vermeld, voor een periode van 15 minuten.
mg/m3 : milligram per kubieke meter lucht. Voor chemische stoffen in de gas- of dampfase wordt de grenswaarde uitgedrukt bij 20 °C en 101,3 kPa.
ppm: aantal deeltjes per miljoen naar volume in de lucht (ml/m3).
(8) Inhaleerbare fractie.
(9) Respirabele fractie.
(10) Grenswaarde voor kortstondige blootstelling in verhouding tot een referentieperiode van 1 minuut.
BESLUITEN
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/121 |
BESLUIT (EU) 2017/165 VAN DE RAAD
van 27 januari 2017
tot benoeming van een lid en twaalf plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Franse Republiek
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Franse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Laurent BEAUVAIS. |
(3) |
In het Comité van de Regio's zijn elf zetels van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijnen van mevrouw Josette BOREL-LINCERTIN, mevrouw Nathalie COLIN-OESTERLE, mevrouw Marie-Marguerite DUFAY, de heer Daniel DUGLERY, de heer Nicolas FLORIAN, mevrouw Karine GLOANEC-MAURIN, de heer Hervé HOCQUARD, de heer Jean-Louis JOSEPH, de heer Daniel PERCHERON, de heer Christophe ROSSIGNOL en de heer Michel VAUZELLE. |
(4) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van het mandaat op grond waarvan de heer Guillaume CROS (Conseiller régional de Midi-Pyrénées) was voorgedragen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020:
a) |
tot lid:
|
b) |
tot plaatsvervangend lid:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SCICLUNA
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/123 |
BESLUIT (EU) 2017/166 VAN DE COMMISSIE
van 27 november 2015
betreffende steunmaatregel SA.38831 (2014/C) (ex 2014/N) die Portugal voornemens is te verlenen aan Volkswagen Autoeuropa, Lda
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8232)
(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
Bij elektronische aanmelding die bij de Commissie is geregistreerd op 30 juni 2014 heeft Portugal regionale investeringssteun aangemeld die het op 30 april 2014, onder voorbehoud van de goedkeuring door de Commissie, aan Volkswagen Autoeuropa, Lda (hierna „Autoeuropa” genoemd) had verleend. |
(2) |
Bij brief van donderdag 2 oktober 2014 heeft de Commissie Portugal in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden. |
(3) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de steunmaatregel in te dienen. |
(4) |
Portugal diende op maandag 15 december 2014 opmerkingen in over het inleidingsbesluit (2014/127950); aanvullende informatie werd verstrekt bij brieven van 27 februari 2015 (2015/019588), 12 juni 2015 (2015/056315) en 27 juli 2015 (2015/073908). Op 19 mei 2015 heeft een ontmoeting tussen de diensten van de Commissie, de Portugese autoriteiten en de begunstigde plaatsgevonden ten kantore van Autoeuropa. |
(5) |
De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen. |
2. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL/STEUN
2.1. DOELSTELLING VAN DE STEUNMAATREGEL
(6) |
Door het verlenen van steun voor de investering in de bestaande Autoeuropa-vestiging in Palmela, in de regio Península de Setúbal, een regio die overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, met een standaard regionaal steunplafond voor grote ondernemingen van 15 % overeenkomstig de voor de periode 2007-juni 2014 van toepassing zijnde Portugese regionale-steunkaart (3), is Portugal voornemens de betrokken regio verder te ontwikkelen. |
2.2. DE BEGUNSTIGDE
(7) |
De begunstigde van de steun is Autoeuropa, een 100 %-dochteronderneming van het Volkswagen-concern (hierna „de VW-groep” genoemd). De VW-groep wordt in een groot aantal staatssteunbesluiten beschreven, het meest recent in het besluit van de Commissie van 9 juli 2014 tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure met betrekking tot regionale steun ten gunste van AUDI HUNGARIA MOTOR Ltd (4), waarnaar de Commissie verwijst voor een nadere beschrijving van de VW-groep. |
(8) |
Autoeuropa is sinds juni 1991 actief in de regio Setúbal, en produceert er verschillende personenautomodellen onder de merknaam VW. Autoeuropa is een grote onderneming. Noch de VW-groep, noch Autoeuropa kan worden beschouwd als onderneming in moeilijkheden in de zin van de ten tijde van de aanmelding toepasselijke communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (5). |
2.3. HET INVESTERINGSPROJECT
(9) |
Het investeringsproject betreft de invoering van een nieuwe productietechnologie, de „Modularer Querbaukasten” (hierna „MQB” genoemd), die in de plaats komt van de traditionele platformgebaseerde productie. Deze nieuwe technologie maakt het mogelijk om een grote mate van flexibiliteit bij de productie van personenautomodellen en belangrijke synergie-effecten bij de productie ervan te bereiken. De Commissie verwijst naar haar besluit van 13 juli 2011 tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure met betrekking tot regionale steun ten gunste van Volkswagen Sachsen (6) voor een meer gedetailleerde beschrijving van de technologie. |
(10) |
Dankzij de investering in Pamela kan Autoeuropa personenauto's produceren in drie verschillende segmenten van de markt voor personenauto's zoals gedefinieerd in de indeling van POLK (7), namelijk het A0-segment, het A-segment en het B-segment. Op dit moment is de VW-groep voornemens op de nieuwe productielijn een SUV te produceren die is ingedeeld in het segment A0, en een nog niet volledig gedefinieerde personenauto die is ingedeeld in het segment […] (*1), die de opvolger is van het eigenlijke platformgebaseerde model van Autoeuropa in het segment […]. De VW-groep heeft de mogelijkheid niet uitgesloten dat hij binnen vijf jaar na voltooiing van de investering begint met de productie van een personenauto die is ingedeeld in het segment B. De totale door het investeringsproject gecreëerde productiecapaciteit bedraagt [140 000-160 000] auto's per jaar, waarvan op basis van de huidige plannen een capaciteit van [80 000-100 000] is bestemd voor de productie van de A0-SUV en een capaciteit van [50 000-60 000] is bestemd voor het model dat is ingedeeld in het […]-segment. |
(11) |
De investering is van start gegaan op 26 juni 2014, en het is de bedoeling dat een groot deel ervan uiterlijk in december 2018 is afgerond. Volledige productiecapaciteit is gepland voor eind 2018. |
2.4. KOSTEN VAN HET INVESTERINGSPROJECT
(12) |
Volgens het investerings- en steuncontract tussen Portugal en de VW-groep en de indiening van Portugal van 28 juli 2014 betreft de investering in aanmerking komende uitgaven ten belope van 672,9 miljoen EUR voor uitrusting en infrastructuur(bouw)werkzaamheden die zullen worden gemaakt tussen 2014 en 2019. Ongeveer een kwart van de uitgaven zal bestemd zijn voor werktuigen voor toeleveranciers, dat wil zeggen door Autoeuropa gefinancierde vaste activa die niet worden gebruikt in de Palmela-vestiging van Autoeuropa, maar die ter beschikking zullen worden gesteld door Autoeuropa aan zijn leveranciers voor gebruik in de vestigingen van de leveranciers om onderdelen en componenten voor de VW-groep te produceren. Hoewel deze activa een integraal deel van de productieve voorraad van de leveranciers vormen, zullen ze het eigendom van de VW-groep blijven. |
(13) |
De uitgaven hebben uitsluitend betrekking op nieuwe materiële activa. In de onderstaande tabel, die is afgeleid uit het investeringscontract, worden de geplande subsidiabele uitgaven opgesplitst naar type en jaar. Tabel 1 Verdeling van de subsidiabele uitgaven in miljoen EUR — Investeringscontract
|
(14) |
Deze kostenverdeling, die is gebaseerd op de informatie in het investeringscontract, wijkt af van de kostenverdeling in het formulier „aanvullende informatie” in de bijlage bij de kennisgeving. In het formulier „aanvullende informatie” hebben de Portugese autoriteiten verklaard dat de VW-groep de totale in het investeringscontract voorziene investeringskosten van 672,95 miljoen EUR hebben verlaagd naar 623,85 miljoen EUR. De verdeling die het gevolg is van het formulier „aanvullende informatie” wordt weergegeven in de onderstaande tabel. Tabel 2 Verdeling van de subsidiabele uitgaven in miljoen EUR — formulier „aanvullende informatie”
|
2.5. RECHTSGRONDSLAG
(15) |
De nationale rechtsgrondslag voor de toekenning van de steun is Wetsbesluit nr. 287/2007 van 17 augustus, als gewijzigd bij Wetsbesluit nr. 65/2009 van 20 maart, die de nationale kaderregeling voor stimulansen voor bedrijfsinvesteringen en Verordening nr. 1464/2007 van 15 november, als gewijzigd bij Verordening nr. 1103/2010 van 25 oktober, die de steunregeling „Sistema de Incentivos a Inovação” in het leven roept en regelt. |
(16) |
Portugal heeft de steun, onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie, op grond van de steunregeling „Sistema de Incentivos a Inovação” toegekend. Deze steunregeling genoot groepsvrijstelling in de toepassing van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie (8) (hierna de „AGVV 2008” genoemd), voor steunaanvragen onder de in artikel 6 vastgelegde meldingsdrempel. |
2.6. DE STEUNMAATREGEL
(17) |
De steun werd toegekend, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Commissie, door middel van een steun- en investeringscontract dat op 30 april 2014 werd ondertekend. De werkzaamheden voor het investeringsproject gingen van start op 26 juni 2014, dat wil zeggen na de ondertekening van het contract. |
(18) |
De steun wordt verleend in de vorm van een gedeeltelijk terugbetaalbare subsidie. Het investeringscontract verwijst naar een terugbetaalbare subsidie van 52,49 miljoen EUR (nominale waarde) voor investeringsuitgaven (inclusief werktuigen voor toeleveranciers) van 672,95 miljoen EUR, die gedeeltelijk wordt omgezet in een niet-terugbetaalbare subsidie als Autoeuropa voldoet aan bepaalde contractueel overeengekomen verwezenlijkingsparameters. De aanmelding geeft aan dat door een recentere kostenplanning van de VW-groep de verwachte investeringsuitgaven iets lager liggen (623,9 miljoen EUR). Rekening houdend met dat lagere bedrag, bedragen het aangemelde steunbedrag en de aangemelde steunintensiteit, in prijzen van 2014, respectievelijk 36,15 miljoen EUR en 6,03 %. Portugal verbindt zich ertoe dat, indien de gerealiseerde subsidiabele uitgaven afwijken van de geplande in de aanmelding en de berekening van het maximale steunbedrag in aanmerking genomen subsidiabele uitgaven, het aangemelde steunbedrag, noch de aangemelde steunintensiteit zal worden overschreden. |
(19) |
Portugal bevestigt dat een eigen bijdrage, zonder enige overheidssteun, van ten minste 25 % van de subsidiabele uitgaven wordt verstrekt uit eigen middelen van Autoeuropa/Volkswagen. |
(20) |
Autoeuropa/Volkswagen verbindt zich ertoe dat de investering gedurende een minimumperiode van vijf jaar na de voltooiing ervan wordt gehandhaafd. |
2.7. REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE
(21) |
In het inleidingsbesluit heeft de Commissie twijfels geuit over de verenigbaarheid van de maatregel met de bepalingen van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (9) (hierna „de richtsnoeren 2007-2013” genoemd) met betrekking tot de subsidiabele uitgaven, het maximale steunbedrag en de maximale steunintensiteit, en derhalve over de verenigbaarheid ervan met de interne markt. |
(22) |
De Commissie heeft vastgesteld dat bij de aangemelde subsidiabele uitgaven werktuigkosten voor de toeleveranciers waren opgenomen, als gevolg waarvan de Commissie twijfels uitte over de subsidiabiliteit ervan en derhalve niet in staat was om te bevestigen dat het aangemelde maximale steunbedrag, dat wordt berekend ten opzichte van de totale aangemelde investeringsuitgaven, niet méér bedraagt dan het maximale toegestane bedrag. |
(23) |
Bovendien heeft de Commissie opgemerkt dat Autoeuropa investeringssteun voor een ander investeringsproject in dezelfde vestiging heeft ontvangen. De aanvang van de werken voor het andere investeringsproject vond minder dan drie jaar vóór de start van de werken voor het huidige investeringsproject plaats. Het investeringsproject beoogde de productieprocessen te innoveren en te optimaliseren door middel van investeringen op drie werkterreinen: i) op het gebied van de informatietechnologie, door toepassing van programma's en de meest geavanceerde technologische systemen, ii) op het gebied van lakwerk voor het interieur en exterieur van motorvoertuigen, door middel van het automatiseren van de methode voor het aanbrengen van verf, en iii) op het gebied van persmatrijzen voor de uitvoering van matrijzen voor persdelen. Op het ogenblik van het inleidingsbesluit heeft Portugal niet duidelijk gemaakt in welke mate deze verbeteringen relevant zouden zijn en nog zouden worden gebruikt ingeval de platformgebaseerde productie zou wegvallen en worden vervangen door MQB-productietechnologie. |
(24) |
Op basis van de door Portugal verstrekte informatie kon de Commissie geen definitief standpunt bepalen over de vraag of de twee investeringsprojecten één investeringsproject vormen in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013 en heeft zij besloten om de vraag of de twee projecten economisch onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in de zin van voetnoot 55 (10) van de richtsnoeren 2007-2013 tijdens de formele onderzoeksprocedure te beoordelen. |
(25) |
Bovendien vereist punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013 dat de Commissie de formele onderzoeksprocedure inleidt en overgaat tot een diepgaande beoordeling van het stimulerende effect, de proportionaliteit, evenals de positieve en negatieve effecten van de steun, waar het marktaandeel van de begunstigde in de relevante product- en geografische markt vóór of na de investering meer dan 25 % bedraagt (hierna ook „toetsing van punt 68, onder a)” genoemd), of wanneer de door de investering gecreëerde productiecapaciteit meer dan 5 % bedraagt van de markt die zich in relatieve of absolute achteruitgang bevindt (hierna ook „toetsing van punt 68, onder b)” genoemd). Indien een diepgaande beoordeling noodzakelijk is, zal deze worden uitgevoerd op basis van de mededeling van de Commissie betreffende de criteria voor een diepgaande beoordeling van regionale steun voor grote investeringsprojecten (11) (mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling). |
(26) |
In het inleidingsbesluit heeft de Commissie de precieze afbakening van de relevante productmarkt opengelaten en alle plausibele alternatieve marktomschrijvingen, waaronder met name de kleinste segmentering waarvoor gegevens beschikbaar zijn, in acht genomen (12). Aangezien Autoeuropa auto's zal produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in de segmenten A0 en […], en ook auto's kan produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in het segment B, was de Commissie van oordeel dat deze afzonderlijke segmenten en, wat betreft SUV's, ook deze die volgens Global Insight vallen onder het segment B (13), alsook het volgens POLK gecombineerde segment (A0 tot B) allemaal moeten worden beschouwd als voor deze zaak mogelijke relevante markten. |
(27) |
Volgens punt 70 van de richtsnoeren 2007-2013 dienen de markten, voor het uitvoeren van de toetsingen krachtens punt 68, normaal gesproken op het EER-niveau te worden afgebakend. Voor de beoordeling in deze zaak was de Commissie van oordeel dat de relevante geografische markt voor de betrokken producten in ieder geval de EER bestrijkt. De Portugese autoriteiten en Autoeuropa stemden ermee in dat de Commissie voor deze aanmelding deze afbakening van de geografische markt gebruikt. |
(28) |
Tijdens het vooronderzoek was de conclusie van de analyse krachtens punt 68, onder a), van de richtsnoeren 2007-2013 dat het van toepassing zijnde marktaandeellimiet van 25 % wordt overschreden in de afzonderlijke segmenten A en B en in de gecombineerde segmenten A0, A en B (volgens POLK) in de EER voor alle jaren in kwestie. |
(29) |
Aangezien het resultaat van de toetsing van punt 68, onder a), reeds vereiste dat werd overgegaan tot een diepgaande beoordeling van de steun, was de Commissie van oordeel dat het niet nodig was om de toetsing van punt 68, onder b), uit te voeren. |
3. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
(30) |
Er werden geen opmerkingen van belanghebbende derden ontvangen. |
4. OPMERKINGEN VAN PORTUGAL
4.1. WERKTUIGEN VOOR TOELEVERANCIERS
(31) |
Portugal is van oordeel dat investeringen in werktuigen voor toeleveranciers voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR subsidiabel zijn, omdat de werktuigen onderdeel zijn van het aangemelde project, behoren tot de vaste activa van Autoeuropa, zich bevinden in de fabriek van een leverancier in een steungebied in Portugal, en er behouden zullen blijven gedurende ten minste vijf jaar na de voltooiing van het project. De Portugese autoriteiten verwijzen naar de overwegingen 36 en 37 van Beschikking C(2002) 1803 Ford España SA (14), waarin de Commissie opmerkt dat uitgaven voor werktuigen voor toeleveranciers voor regionale steun in aanmerking kunnen komen als de uitgaven in steungebieden worden gedaan. |
(32) |
Vóór de ondertekening van het investeringscontract in april 2014 ontwikkelden de VW-groep en Autoeuropa een investeringsplan met betrekking tot werktuigen voor toeleveranciers dat rekening hield met deze subsidiabiliteitscriteria en ervoor zorgde dat het bedrag van 136,3 miljoen EUR enkel werd uitgegeven aan werktuigen voor toeleveranciers die voldeden aan de bovenstaande voorwaarden. De Portugese autoriteiten hebben een controlemechanisme ingesteld om de naleving van de bovenstaande voorwaarden te controleren. |
4.2. EÉN INVESTERINGSPROJECT
(33) |
Portugal ondertekende op 8 oktober 2013 een investeringscontract met Autoeuropa dat drie verschillende projecten betrof, die elk afzonderlijk bedoeld zijn als initiële investering voor de uitbreiding van de bestaande vestiging. Portugal beschouwt deze projecten en het aangemelde investeringsproject niet als één investeringsproject in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013. |
4.2.1. INITIËLE INVESTERING IN ROBOTS VOOR LAKWERK VOOR INTERIEUR EN EXTERIEUR (LAKSTRAAT)
(34) |
Het eerste project betreft de invoering van robots voor de automatisering van het lakprocédé voor interieur en exterieur, wat een verhoging van de kwaliteit (homogeen uiterlijk van de buitenkant, verminderde lakdikte, vermindering van overspuiten, vermindering van vuil binnen het gebouw) en de productiviteit mogelijk maakte, evenals een betere ergonomie en bescherming van werknemers en een daling in het materiaalverbruik en van verfresten. De overeenkomstige subsidiabele uitgaven bedroegen 20 miljoen EUR (15) en het in brutosubsidie-equivalent (BSE) uitgedrukte steunbedrag bedroeg 2,89 miljoen EUR. |
(35) |
De Portugese autoriteiten benadrukken dat deze investering economisch niet onlosmakelijk is verbonden met het aangemelde investeringsproject. Het aangemelde investeringsproject beoogt een fundamentele wijziging in het totale productieproces door de toepassing van de MQB-productietechnologie. Terwijl hiervoor aanzienlijke investeringen noodzakelijk zijn, met name in de assemblagefaciliteiten, zijn voor de toepassing van de MQB-technologie slechts kleine investeringen in de bestaande lakstraat nodig. |
(36) |
De bestaande lakstraat was functioneel vóór en zonder de MQB-investeringen. Omgekeerd zijn de nieuwe MQB-assemblagefaciliteiten functioneel zonder de investeringen in de lakstraat, dat wil zeggen dat de MQB-productie mogelijk en functioneel zou zijn zonder de voorafgaande investeringen in robots in de lakstraat. Derhalve zijn beide faciliteiten, hoewel ze een onderdeel vormen van een geïntegreerd fabricageproces voor auto's, door de investeringen economisch niet onlosmakelijk met elkaar verbonden. |
(37) |
Bovendien zijn de desbetreffende investeringsbesluiten onafhankelijk van elkaar genomen (modernisering lakstraat: augustus 2011; MQB-investering: mei 2014). |
4.2.2. INITIËLE INVESTERING IN PERSMATRIJZEN (GEREEDSCHAPMAKERIJ)
(38) |
Het tweede project betrof de gereedschapmakerij van Autoeuropa die matrijzen en persmatrijzen produceert voor metalen carrosserieonderdelen. Zij is gespecialiseerd in de productie van gereedschap voor motorkappen en bumpers. De gereedschapmakerij levert haar producten aan de fabrieken van de VW-groep wereldwijd, dat wil zeggen: zij is niet beperkt tot het leveren aan Autoeuropa. Zij is een onderdeel van Autoeuropa, maar werkt autonoom en onafhankelijk van de hoofdactiviteit van de fabriek, namelijk de productie van voertuigen. |
(39) |
Het doel van de initiële investering in de gereedschapmakerij was de uitbreiding van de bestaande vestiging. Met het oog op een reeks opmerkelijke technologische verbeteringen in de productiekwaliteit, kocht Autoeuropa nieuwe uitrusting voor persmatrijzen aan om de bouw van gereedschappen van hogere kwaliteit mogelijk te maken en het productievolume van de gereedschapmakerij te verhogen. De in aanmerking komende investering bedroeg 12,7 miljoen EUR (contante waarde van 12,66 miljoen EUR) en het in BSE uitgedrukte steunbedrag was 1,84 miljoen EUR. |
(40) |
Gezien het feit dat de gereedschapmakerij onafhankelijk functioneert van het MQB-fabricageproces voor auto's, in hetzelfde industriegebied ligt maar niet op hetzelfde perceel als de productielocatie voor auto's, en de besluiten over de investeringen onafhankelijk van elkaar zijn genomen (voor de modernisering van de gereedschapmakerij in 2011 en voor de MQB-investering mei 2014), zijn de Portugese autoriteiten van oordeel dat de investering in de gereedschapmakerij economisch niet onlosmakelijk is verbonden met het aangemelde investeringsproject. |
4.2.3. INITIËLE INVESTERING OP HET GEBIED VAN DE INFORMATIETECHNOLOGIE (IT)
(41) |
Het derde project betrof investeringen in IT-hardware die, in combinatie met nieuwe softwaretoepassingen, hebben geleid tot een verbeterde IT-beveiliging en een stabielere autoproductie. De autoproductie hangt in grote mate af van soepele en betrouwbare IT-systemen die de configuratie van elke auto (type motor, versnellingsbak, kleur enz.) via het datanetwerk van de groep invoeren in het productieproces. De in aanmerking komende investering bedroeg 5,5 miljoen EUR (contante waarde van 5,5 miljoen EUR) en het in BSE uitgedrukte steunbedrag was 0,79 miljoen EUR. |
(42) |
De Portugese autoriteiten achten deze IT-investering van 2011 economisch niet onlosmakelijk verbonden met het aangemelde investeringsproject. De nieuwe MQB-productietechnologie zou zonder de voorafgaande investeringen in IT-beveiliging mogelijk en functioneel zijn, aangezien alle toepassingen die de MQB-productie ondersteunen en aansturen op dezelfde manier zouden draaien zonder deze voorafgaande investering. De IT-investering was functioneel vóór en zonder de MQB-investeringen. |
(43) |
Bovendien werden de investeringsbesluiten, voor de IT-investering in 2011 en voor de MQB-investering mei 2014, onafhankelijk van elkaar genomen. |
4.3. DIEPGAANDE BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL
(44) |
Portugal heeft de nodige informatie verstrekt om een diepgaande beoordeling uit te voeren. |
4.3.1. POSITIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL
(45) |
Portugal is voornemens de betrokken regio verder te ontwikkelen. De investering creëert 500 nieuwe directe banen en verzekert op de lange termijn het behoud van 3 339 bestaande banen. |
(46) |
Het aangemelde project zal zorgen voor een aanzienlijke toename in de kwalificaties en vaardigheden van de werknemers van de begunstigde, waardoor hun inzetbaarheid binnen en buiten de VW-groep en Portugal wordt verhoogd en de basis voor vakbekwaamheid in de regio wordt vergroot. Er zijn specifieke opleidingsinitiatieven gepland. Deze beroepsopleiding heeft ook een positief effect op de kennisoverdracht, voornamelijk in de regio Península de Setúbal. |
(47) |
Het investeringsproject zal meer zakelijke mogelijkheden creëren voor de leveranciers van Autoeuropa. Volgens een studie van het onderzoekscentrum voor de auto-industrie bedraagt het totale aantal gecreëerde banen als gevolg van één gecreëerde baan in de auto-industrie 2,5 nieuwe arbeidsplaatsen bij de leveranciers en 2,2 nieuwe banen bij andere ondernemingen, als gevolg van de uitgaven van werknemers van de leveranciers in Portugal. Portugal verwacht dan ook dat de investering zal leiden tot het scheppen van 2 350 indirecte banen, naast de 500 nieuwe directe banen. |
(48) |
Bovendien benadrukken de Portugese autoriteiten de kwalitatieve aspecten van de positieve regionale effecten van het investeringsproject. Het investeringsproject zal bijdragen tot de ontwikkeling van de regio Península de Setúbal door het aantrekken van investeringen door industriële leveranciers naar de regio, waardoor de overdracht van technologie (kennis-spillovers) en het ontstaan van ondernemingsclusters in dezelfde sector het mogelijk maken dat individuele fabrieken zich meer specialiseren en de efficiëntie wordt verhoogd. |
(49) |
Daarnaast werd de begunstigde gevraagd om samen te werken aan verschillende projecten met vooraanstaande universiteiten, zowel voor de ontwikkeling van fabricage-engineering als voor ergonomiegerelateerde aspecten. |
4.3.2. GESCHIKTHEID VAN DE STEUN
(50) |
Portugal merkt op dat de Commissie er reeds in de beslissing in de zaak Porsche Leipzig (16) mee instemde dat staatssteun een geschikt middel is ter bevordering van de regionale ontwikkeling van regio's die benadeeld zijn ten opzichte van het gemiddelde van de andere regio's in de lidstaat. Deze argumentatie geldt eveneens voor de aangemelde investeringssteun in de regio Península de Setúbal. |
(51) |
De regio Península de Setúbal maakt deel uit van de regio Lisboa e Vale do Tejo, waartoe het gebied van Lissabon behoort en dat de meest ontwikkelde Portugese regio is. Als Península de Setúbal apart zou worden beschouwd, kan het worden aangemerkt als een „a”-regio aangezien het bbp per hoofd van de bevolking varieert tussen 45 % en 47 % van het EU-gemiddelde voor de periode 2006-2010 (de periode die werd gebruikt voor het bepalen van de nationale regionale-steunkaarten voor de periode 2014-2020). |
(52) |
In vergelijking met het Portugese gemiddelde bedroeg het bbp per hoofd van de bevolking in Península de Setúbal in de laatste drie jaar ongeveer 75 %. Tabel 3 Bbp per hoofd van de bevolking (17) vergeleken met het Portugese gemiddelde (EUR)
|
(53) |
Daarom is Portugal van oordeel dat de aangemelde steun een geschikt instrument is voor het bevorderen van de regionale ontwikkeling van Península de Setúbal. |
4.3.3. STIMULEREND EFFECT/CONTRAFEITELIJK SCENARIO
(54) |
Portugal verstrekt informatie die aantoont dat de steun valt onder scenario 2 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, omdat het de begunstigde stimuleerde om de investering in de fabriek in Setúbal te doen in plaats van in de fabriek in [locatie 1] (gebied dat niet voor steun in aanmerking komt in de EER) waar de investering zou worden gedaan als er geen steun zou zijn. Portugal geeft met name details over het meerfasen-besluitvormingsproces en over de financiële situatie van het contrafeitelijke scenario, die beide in het navolgende worden beschreven. |
Besluitvormingsprocedure van de VW-groep
(55) |
Bij de VW-groep worden investeringsbesluiten voorbereid in een besluitvormingsproces over meerdere stadia waarin besluitvormers verschillende locaties onderwerpen aan een concurrerend vergelijkend onderzoek. De belangrijkste fasen zijn: 1) afzetplanning op lange termijn (hierna „LAP” genoemd) en planningsrondes; 2) productontwikkeling, productbesluit en preselectie van de locatie, en 3) investerings-en vestigingsbesluit. |
(56) |
De besluiten inzake het aangemelde investeringsproject verliepen volgens deze algemene procedure. Aangezien zij echter betrekking hadden op een investeringsproject van het merk Volkswagen, werden de relevante besluiten direct door de organen van het merk Volkswagen genomen en waren er geen aanvullende besluiten op groepsniveau, omdat de samenstelling van de groep organen grotendeels dezelfde is als die van het merk Volkswagen. |
(57) |
De introductie van nieuwe producten binnen de VW-groep wordt aangestuurd door het zogenaamde productontwikkelingsproces (PEP) dat loopt van productplanning tot het opstarten van de productie (SOP). Dit PEP bestaat uit vier fasen zoals blijkt uit het onderstaande schema: […]
|
1) LAP en planningsronde 61
(58) |
Het uitgangspunt is de fase van de afzetplanning op lange termijn (LAP) waarin prognoses over de marktontwikkeling en de potentiële vraag, alsook marktschommelingen worden geanalyseerd. De LAP plant productontwikkelingen voor de komende […] jaren en bepaalt welke bijkomende productiecapaciteiten moeten worden gebouwd of welke aanpassingen aan de bestaande capaciteit nodig zijn. De LAP wordt weerspiegeld in de jaarlijkse planningsronde (PR), die door de raad van toezicht wordt opgesteld en die het financiële kader van de geplande investeringen omvat. Het resultaat van de LAP-fase is een voorstel om (een) nieuw(e) product(en) te lanceren, maar nog geen besluit over productontwikkeling, investering of vestiging. |
(59) |
Ten aanzien van het aangemelde project stelde planningsronde 61 in 20[…] dat [140 000-160 000] eenheden per jaar een realistisch afzetpotentieel was voor nieuwe producten in de segmenten A0-SUV en […] ([…]). De productieplanning stelde de noodzaak vast om de corresponderende productiecapaciteit te creëren. Tegelijkertijd moet de combinatie van het aantal A0-SUV's en […] aan de randvoorwaarden voor de MQB-strategie voldoen. |
(60) |
Het resultaat van deze fase was een MQB-investeringspakket van [140 000-160 000] A0-SUV's en […] per jaar voor het merk Volkswagen met augustus 2016 als geplande startdatum voor de productie van de A0-SUV en november 2017 voor de […]. |
2) Productontwikkeling, productbesluit en preselectie van de locatie
(61) |
Tijdens deze fase werken een aantal centrale diensten van de VW-groep en de betrokken productie-eenheden samen om zowel het productbesluit als de preselectie van de locatie voor te bereiden. In deze fase neemt de afdeling Controlling de centrale en consoliderende rol op zich. |
(62) |
De eerste stap in deze tweede fase is het productontwikkelingsproces, dat volgens de interne regels van de begunstigde altijd ten minste […] maanden vóór de geplande startdatum van de productie begint, in het geval van het aangemelde project is dat augustus 2012 (eerste SOP […]). |
(63) |
Voor het productbesluit, dat wil zeggen het besluit om een in de LAP voorgesteld product te produceren, is een tijdens de productontwikkeling van tevoren bepaald streefcijfer inzake haalbaarheid nodig. De door het nieuwe product gegenereerde verwachte inkomsten worden vergeleken met de nodige productiekosten (met inbegrip van investeringen). Om de verwachte productiekosten te bepalen, wordt voor de planningsprognose eerst een hypothetische locatie vastgesteld (referentielocatie). De referentielocatie wordt gebruikt om een eerste kostenstructuur en een kader voor het project te bepalen. Dit leidt niet tot een voorafgaande vaststelling van een specifieke productievestiging, maar formuleert een vereiste referentiewaarde voor de beoordeling van verwachte productiekosten. |
(64) |
Voor een opvolger van een bestaande productie wordt gewoonlijk de huidige productievestiging van het product als referentielocatie gekozen; voor een geheel nieuw product (zonder voorganger) is de keuze van de referentielocatie gewoonlijk gebaseerd op prestatie-indicatoren, dat wil zeggen de locatie met de beste prestatiecijfers zal worden geselecteerd als eerste hypothese. In de praktijk wordt ook rekening gehouden met bijkomende criteria, zoals beschikbare capaciteiten of geschikte structuren. |
(65) |
In het geval van het aangemelde project werd een geheel nieuwe investering (greenfield-investering) niet overwogen, omdat een investeringspakket van [140 000-160 000] auto's die behoren tot een marktsegment met […] prijzen te klein is om een greenfield-investering rendabel te maken. Als de beoordeling van de locatie geen betrekking heeft op een greenfield-investering, dan zijn de twee belangrijkste criteria voor het bepalen van geschikte locaties de vraag of er in een bestaande fabriek nog extra capaciteit kan worden gecreëerd en de vraag of de bestaande faciliteiten op die locatie verenigbaar zijn met het geplande project, bijvoorbeeld of de afmetingen van de bestaande lakstraat ook geschikt zijn voor de geplande nieuwe investering enz. |
(66) |
Uit de toepassing van deze criteria kwamen vier mogelijke locaties naar boven ([locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], Setúbal, [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]) waarvoor Portugal bedrijfsinformatie verstrekte, die dateert van juli 2012, betreffende de eerste vergelijkende berekeningen van de productiekosten per auto, uitgevoerd door de afdeling Controlling van het merk Volkswagen ([Groepsbeheer]). Deze berekeningen omvatten de geplande verkoopvolumes in het segment A0-SUV en het […]-segment en betroffen bovendien geplande verkoopvolumes voor de [voorgedefinieerd model], waarvan de productie uitzonderlijk vooraf werd gedefinieerd voor [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. Er werden drie verschillende alternatieven overwogen voor de toewijzing van de beoogde productiehoeveelheid van het segment A0-SUV, het […]-segment en de [voorgedefinieerd model] aan de vier locaties, en voor elk alternatief voerde [Groepsbeheer] voorlopige berekeningen van de productie- en investeringskosten uit. |
(67) |
In een verder gevorderd stadium van het planningsproces werden [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] uitgesloten als mogelijke locaties, omdat ze werden gekenmerkt door respectievelijk hoge logistieke kosten en hoge personeelskosten. In ieder geval had, als gevolg van eerdere besluiten om de productie van de [voorgedefinieerd model] toe te wijzen aan [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en [locatie 2 buiten de EER], en om de […] en de […] te produceren in [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], in 2014 (toen bijkomende vergelijkende berekeningen werden uitgevoerd door [Groepsbeheer]), noch [locatie 2 buiten de EER] noch [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] reservecapaciteit over. Daarom werd een combinatie van de A0-SUV en een volume van […] alleen voor Setúbal en [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] beoordeeld. |
(68) |
Gezien het bovenstaande bereidde [Groepsbeheer] het productbesluit voor met Setúbal als referentielocatie. Portugal verstrekte bewijsmateriaal dat de productcommissie van het merk Volkswagen (Volkswagen Ausschuss Produkte, VAP) op 10 maart 2014 het productbesluit had genomen en Setúbal als referentielocatie had bevestigd. Uit het door Portugal verstrekte bewijsmateriaal blijkt dat reeds in dit stadium rekening werd gehouden met een mogelijk steunbedrag ten belope van 36 miljoen EUR. |
3) Investerings- en vestigingsbesluit
(69) |
Zodra het productbesluit wordt genomen, volgt de selectie van de meest geschikte locatie voor het project. De afdeling Controlling begint gewoonlijk met alle productielocaties van Volkswagen en beperkt deze lijst tot die locaties die geschikt lijken voor de investering. Als gevolg van het PEP-proces worden voor elke realistische locatie de investerings- en productiescenario's omschreven en samengevat in een besluitdocument. Op basis van een specifieke locatie en een beleggingsaanbeveling moet de investeringscommissie van het merk Volkswagen (Volkswagen Ausschuss Investitionen, VAI) beslissen of het project wordt uitgevoerd. |
(70) |
Zoals reeds uiteengezet was de lijst met realistische locaties in dit stadium herleid tot [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en Setúbal. Voor deze twee locaties werden de specifieke aan elke locatie toe te wijzen productiekosten bepaald en vergeleken. Deze locatiegebonden kosten omvatten de vereiste investeringskosten en de verwachte productiekosten tijdens een referentieperiode. Portugal heeft authentieke, destijds actuele bedrijfsdocumenten van 9 mei 2014 ingediend, die door [Groepsbeheer] en […] (de eenheid van de groep die belast is met staatssteun) zijn opgesteld, als bewijs dat een contrafeitelijke analyse werd uitgevoerd waarin [locatie 1 in gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en Setúbal als potentiële locaties werden vergeleken. Portugal legde uit dat terwijl de fabriek in [locatie 1 in gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] iets betere prestatiewaarden kon voorleggen, de fabriek in Setúbal scoorde met de mogelijkheid om regionale investeringssteun te verkrijgen. Op basis van deze contrafeitelijke analyse (18) verstrekte [Groepsbeheer] een aanbeveling over het besluit aan het VAI waarin zij Setúbal voorstelt als locatie voor de investering. |
(71) |
De investerings- en vestigingsbesluiten, met bevestiging voor Setúbal, werden door het VAI op 28 mei 2014 en 26 juni 2014 genomen (19). Portugal verstrekte de kopie van de notulen van de relevante bijeenkomsten waar deze besluiten werden goedgekeurd. Rekening houdend met de vergelijkende berekeningen en met regionale steun van 37,96 miljoen EUR in nominale waarde (33,4 miljoen EUR contante waarde) (20), wordt in beide besluiten het MQB-investeringsproject met een investeringsvolume van 624 miljoen EUR goedgekeurd. Bovendien wordt in het eerste besluit een eerste budgettaire tranche toegekend voor het ontruimen van de fabrieksruimte ten behoeve van de eerste investeringen, en in het tweede besluit wordt toestemming verleend voor het grootste deel van de investeringsuitgaven. |
4.3.4. EVENREDIGHEID VAN DE STEUN
(72) |
Portugal merkt op dat de berekeningen die worden gebruikt om het stimulerende effect aan te tonen ook kunnen worden gebruikt als basis voor de beoordeling van de evenredigheid van de steun. |
(73) |
De uiteindelijke door Portugal toegepaste berekening om het stimulerende effect te laten zien, toont een netto financiële handicap van Setúbal van 48 miljoen EUR in vergelijking met [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. Zelfs met de steun is Setúbal 14,6 miljoen EUR (contante waarde) duurder dan [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] (financieel nadeel verminderd met de bij de contrafeitelijke analyse in aanmerking genomen steun; dat wil zeggen 48 miljoen EUR — 33,4 miljoen EUR). |
(74) |
Portugal voert daarom aan dat er geen overcompensatie is, omdat de steun het nadeel met betrekking tot de locatie van Setúbal niet volledig compenseert. De steun is derhalve proportioneel. |
(75) |
Portugal wijst erop dat in haar besluit over de locatie VAI niet alleen financiële overwegingen in overweging nam, maar ook niet kwantificeerbare kwaliteitscriteria zoals redenen van maatschappelijke verantwoordelijkheid of de mogelijkheid om te vermijden dat productie op piekenmomenten verplaatst wordt naar andere locaties. |
4.3.5. NEGATIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL OP DE MEDEDINGING EN HET HANDELSVERKEER
(76) |
Portugal benadrukt dat de regionale steun uitsluitend dient ter compensatie van het netto nadeel met betrekking tot de locatie van Setúbal. De steun is proportioneel en zal geen invloed hebben op de mededinging, aangezien het investeringsproject en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de mededinging en het handelsverkeer sowieso zouden hebben plaatsgevonden. Het investeringsproject zou niet gelegen zijn in een ander steungebied met een hogere of dezelfde maximale steunintensiteit, aangezien een greenfield-investering niet levensvatbaar zou zijn geweest en het enige plausibele alternatief geen steungebied is. Daarom heeft de steun geen anticohesie-effect dat zou ingaan tegen het beginsel van regionale steun. |
5. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL/STEUN
5.1. AANWEZIGHEID VAN STEUN
(77) |
De financiële steun in de vorm van een terugvorderbare subsidie zal door de Portugese autoriteiten worden verleend en door de algemene rijksbegroting worden gefinancierd. De steun is derhalve een met staatsmiddelen bekostigde steun van de lidstaat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. |
(78) |
Aangezien de steun aan één enkele onderneming, Autoeuropa, wordt verleend, is de maatregel selectief. |
(79) |
De financiële steun zal worden verleend voor een investering in de autosector, die het voorwerp is van intensief handelsverkeer tussen de lidstaten, en zal gedeeltelijk in de plaats komen van leveringen van halffabricaten uit andere lidstaten. Derhalve beïnvloedt de steun de handel tussen lidstaten. |
(80) |
De bevoordeling van de Autoeuropa en de productie aldaar door de Portugese autoriteiten betekent dat de mededinging wordt verstoord of dreigt te worden verstoord. |
(81) |
De Commissie concludeert derhalve dat met de aangemelde maatregel staatssteun voor Autoeuropa in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU is gemoeid. |
5.2. RECHTMATIGHEID VAN DE STEUNMAATREGEL
(82) |
Door de steun onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie toe te kennen en de steunmaatregel aan te melden voordat die ten uitvoer wordt gelegd, hebben de Portugese autoriteiten voldaan aan hun verplichtingen op grond van artikel 108, lid 3, VWEU, aangezien individuele steunverlening vanaf een bepaald bedrag dient te worden aangemeld krachtens de AGVV 2008. In feite moet de steun voor het investeringsproject afzonderlijk worden aangemeld in de zin van punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013 en de AGVV 2008, omdat het voorgenomen steunbedrag van 36,15 miljoen EUR in contante waarde een overschrijding is van de drempel voor individuele aanmelding van 11,25 miljoen EUR, die in het betrokken gebied van toepassing was overeenkomstig de regels voor regionale steun die vanaf 2007 tot juni 2014 van toepassing waren. |
5.3. RECHTSGRONDSLAG VOOR DE BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL
(83) |
De steun heeft tot doel de regionale ontwikkeling te bevorderen. Aangezien het steun- en investeringscontract in april 2014 werd ondertekend, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, is de Commissie van oordeel dat op grond van punt 188 van de richtsnoeren 2014-2020 de steun werd toegekend vóór juli 2014 en derhalve dient te worden beoordeeld op basis van de richtsnoeren 2007-2013, en met name de in punt 68 genoemde bepalingen ten aanzien van regionale investeringssteun voor grote investeringsprojecten. |
5.4. STRUCTUUR VAN DE BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID
(84) |
De Commissie moet haar beoordeling in drie stappen uitvoeren:
|
5.5. CONFORMITEIT VAN DE MAATREGEL MET DE GEWONE VERENIGBAARHEIDSCRITERIA VAN DE RICHTSNOEREN REGIONALE STEUN
(85) |
De Commissie is in het inleidingsbesluit reeds tot de bevinding gekomen dat de steun voldoet aan een deel van de algemene criteria inzake verenigbaarheid van de richtsnoeren 2007-2013. Tijdens de formele onderzoeksprocedure zijn geen elementen gevonden die deze beoordeling in twijfel trekken. De Commissie merkt met name het volgende op:
|
(86) |
De Commissie heeft in het inleidingsbesluit echter twijfels geuit met betrekking tot de subsidiabiliteit van de kosten voor werktuigen voor toeleveranciers. Daarom, en omdat zij niet in staat was om een definitief standpunt te vormen over de vraag of het aangemelde project en een eerder investeringsproject op dezelfde locatie één investeringsproject vormden in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013, kon de Commissie niet vaststellen of de aangemelde steunintensiteit het toegestane maximumniveau overschreed, en uitte zij derhalve ook twijfels omtrent de naleving van het toepasselijke regionale steunplafond. |
5.5.1. CONCLUSIE BETREFFENDE DE WERKTUIGEN VOOR TOELEVERANCIERS
(87) |
De Commissie heeft in steunmaatregel C34/2001 verduidelijkt dat kosten voor werktuigen voor toeleveranciers niet kunnen worden beschouwd als in aanmerking komende kosten, behalve in steungebieden van de betrokken lidstaat (22). De Commissie merkt op (zie de overwegingen 31 en 32 hierboven) dat alle investeringen in werktuigen voor toeleveranciers voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR zullen voldoen aan de gewone verenigbaarheidscriteria van de richtsnoeren regionale steun, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, zoals: de werktuigen maken deel uit van het aangemelde project en behoren tot de vaste activa van Autoeuropa, bevinden zich in de fabriek van een leverancier in een gebied in Portugal dat voor steun in aanmerking komt en zullen in een steungebied in Portugal blijven gedurende ten minste vijf jaar na de voltooiing van het project. Bovendien hebben de steungebieden van Portugal waar de investering in werktuigen voor toeleveranciers zal plaatsvinden dezelfde of een hogere maximale steunintensiteit dan het gebied Palmela. Er zijn toezichtmechanismen ingesteld die ervoor zorgen dat er geen steun zal worden verleend aan werktuigen voor toeleveranciers die niet voldoen aan de bovenstaande voorwaarden. |
(88) |
In overeenstemming met haar eerdere praktijk in steunmaatregel C34/2001 is de Commissie dan ook van oordeel dat de kosten voor werktuigen voor toeleveranciers in steungebieden van Portugal voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR kunnen worden beschouwd als in aanmerking komende kosten in overeenstemming met de punten 4.1 en 4.2 van de richtsnoeren 2007-2013. |
5.5.2. CONCLUSIE BETREFFENDE ÉÉN INVESTERINGSPROJECT
(89) |
De Commissie heeft met betrekking tot de drie eerdere investeringen die door Autoeuropa op dezelfde locatie werden gedaan, onderzocht of er sprake is van mogelijk één investeringsproject. |
5.5.2.1. Initiële investering in robots voor lakwerk voor interieur en exterieur (lakstraat)
(90) |
Het project bestond uit de verwerving van nieuwe robots voor de lakstraat, wat heeft geleid tot verbeteringen op het gebied van kwaliteit, maar ook op het gebied van ergonomie en bescherming van werknemers, bescherming van het milieu en besparing op middelen, en productiviteit. De Commissie is van oordeel dat deze investeringen in die periode noodzakelijk waren om de arbeidsomstandigheden in de lakstraat te verbeteren en dat zij daarom niet werden gedaan ter voorbereiding van het aangemelde project. |
(91) |
De Commissie is van oordeel dat de investering in de automatisering van het lakprocédé voor interieur en exterieur in de lakstraat en het aangemelde investeringsproject technische en functionele verschillen vertonen en dat de investeringsbesluiten onafhankelijk van elkaar werden genomen. De Commissie is derhalve van oordeel dat de initiële investering in de lakstraat economisch niet onlosmakelijk verbonden is met het aangemelde investeringsproject, en als gevolg daarvan vormen de twee investeringen niet één investeringsproject in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013. |
5.5.2.2. Initiële investering in persmatrijzen (gereedschapmakerij)
(92) |
De gereedschapmakerij van Autoeuropa produceert matrijzen en persmatrijzen voor metalen carrosserieonderdelen. Zij is gespecialiseerd in de productie van gereedschap voor motorkappen en bumpers. De gereedschapmakerij levert haar producten aan de fabrieken van de VW-groep wereldwijd, dat wil zeggen zij is niet beperkt tot het leveren aan Autoeuropa. Het is een onderdeel van Autoeuropa, maar het werkt autonoom en onafhankelijk van de hoofdactiviteit van de fabriek, namelijk de productie van voertuigen. |
(93) |
Het project betrof de aanschaf van nieuwe uitrusting voor persmatrijzen om de bouw van gereedschappen van hogere kwaliteit mogelijk te maken en het productievolume van de gereedschapmakerij te verhogen. De gereedschapmakerij produceert matrijzen en persmatrijzen voor de gehele VW-groep, bevindt zich niet op hetzelfde perceel als de aangemelde investering en functioneert onafhankelijk van de autofabriek. Bovendien werden de investeringsbesluiten voor de modernisering van de gereedschapmakerij en voor het aangemelde project onafhankelijk van elkaar genomen. De Commissie is derhalve van oordeel dat de initiële investering in de gereedschapmakerij economisch niet onlosmakelijk verbonden is met het aangemelde investeringsproject, en als gevolg daarvan vormen de twee investeringsprojecten niet één investeringsproject in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013. |
5.5.2.3. Initiële investering op het gebied van de informatietechnologie (IT)
(94) |
Het project betrof de aanschaf van nieuwe IT-apparatuur met nieuwe softwaretoepassingen voor een stabiele IT-beveiliging gericht op het verhogen van de stabiliteit en productiviteit van de autoproductie. Er is tussen de investering op het gebied van IT en het aangemelde project geen strategisch en technisch verband dat hen economisch onlosmakelijk met elkaar zou verbinden. Bovendien werden de investeringsbesluiten voor het IT-project en voor het aangemelde project onafhankelijk van elkaar genomen. De Commissie is derhalve van oordeel dat de twee investeringsprojecten niet één investeringsproject vormen in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013. |
5.5.3. ALGEMENE CONCLUSIE BETREFFENDE DE GEWONE VERENIGBAARHEIDSCRITERIA
(95) |
Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de kosten voor werktuigen voor toeleveranciers voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR als subsidiabele uitgaven in het kader van het aangemelde project kunnen worden beschouwd, terwijl de eerdere investeringen buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Het bedrag van de subsidiabele kosten waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de maximaal toegestane steunintensiteit bedraagt 623,9 miljoen EUR (599,6 miljoen EUR in contante waarde), zoals uit tabel 2 van dit besluit blijkt. Na toepassing van het afbouwmechanisme van punt 67 van de richtsnoeren 2007-2013 op de subsidiabele uitgaven bedraagt de maximaal toegestane steunintensiteit voor het project 6,13 % BSE. |
(96) |
Aangezien de intensiteit van de voorgenomen steun (36,15 miljoen EUR in contante waarde, steunintensiteit van 6,03 %) de maximaal toegestane steunintensiteit niet overschrijdt, en de aangemelde steun niet wordt gecombineerd met bijkomende regionale investeringssteun, voldoet de voor het project voorgestelde steunintensiteit aan de richtsnoeren 2007-2013. |
(97) |
In het licht van deze overwegingen, en omdat er geen informatie werd verstrekt die zou kunnen afdoen aan de conclusies van de Commissie in het inleidingsbesluit inzake de naleving van de in overweging 85 bedoelde gewone verenigbaarheidscriteria, is de Commissie van oordeel dat aan de gewone verenigbaarheidscriteria van de richtsnoeren 2007-2013 is voldaan. |
5.6. TOEPASSING VAN DE TOETSINGEN DIE IN DE BEPALINGEN VAN PUNT 68 VAN DE RICHTSNOEREN 2007-2013 ZIJN BEPAALD
(98) |
De Commissie dient in het kader van de formele onderzoeksprocedure een diepgaande beoordeling uit te voeren, tenzij binnen die procedure zonder twijfel kan worden geconcludeerd dat de in punt 68, onder a) en b), vastgestelde drempels niet worden overschreden (23). Om de betreffende toetsingen uit te kunnen voeren, dient de Commissie de relevante productmarkt en de relevante geografische markt af te bakenen. |
(99) |
In overweging 45 van het inleidingsbesluit is de Commissie van oordeel dat, voor de toepassing van punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013, de producten waarop het investeringsproject betrekking heeft, personenauto's zijn die behoren tot de marktsegmenten A0, A en B volgens de indeling van POLK. |
(100) |
De Commissie heeft de precieze afbakening van de relevante productmarkt opengelaten en alle plausibele alternatieve marktomschrijvingen, waaronder met name de kleinste segmentering waarvoor gegevens beschikbaar zijn, in acht genomen. |
(101) |
De praktijk van het toepassen van de engste marktomschrijving op basis van individuele segmenten in de auto-industrie is goed onderbouwd in vergelijkbare besluiten, met inbegrip van eindbesluiten (24). |
(102) |
Deze beschikkingspraktijk is gebaseerd op de opvatting dat concurrenten in alle marktsegmenten, met inbegrip van het kleinst mogelijke segment, recht hebben op bescherming tegen dominante spelers op de markt. |
(103) |
Zij is ook geworteld in voor mededinging relevante economische overwegingen. Deze benadering berust meer in het bijzonder op het idee dat er sprake is van substitueerbaarheid aan de vraagzijde tussen twee producten indien zij elkaar in de ogen van de consumenten kunnen vervangen gezien hun kenmerken, prijs en het beoogde gebruik ervan. Voor haar onderzoek van de marktaandelen, ook van het kleinst mogelijke autosegment waarvoor gegevens beschikbaar zijn, gaat de Commissie precies als volgt te werk, dat wil zeggen: zij is van oordeel dat substitueerbaarheid gezien hun kenmerken, prijs en het beoogde gebruik ervan het sterkst is tussen producten die behoren tot hetzelfde segment. In dit opzicht geeft de toepassing van het kleinst mogelijke marktsegment als één plausibele markt de logica weer van punt 28 van de richtsnoeren horizontale fusies waarin wordt vermeld dat „binnen een relevante markt de producten gedifferentieerd [kunnen] zijn, in die zin dat sommige producten onderling sterker inwisselbaar zijn dan andere. Hoe groter de onderlinge substitueerbaarheid tussen de producten van de fuserende ondernemingen, hoe groter de kans dat de fuserende ondernemingen hun prijzen significant zullen verhogen. […] De prikkel voor fuserende ondernemingen om hun prijzen te verhogen wordt beperkter gehouden wanneer concurrerende ondernemingen sterk inwisselbare producten vervaardigen dan wanneer hun producten minder inwisselbaar zijn.” |
(104) |
Dit is ook de reden waarom conventionele auto's van oudsher verdeeld zijn in segmenten, en waarom de automobielindustrie modellen toewijst aan de verschillende bekende segmenten. Die overweging ligt aan de basis van de praktijk van de Commissie om in zaken in de automobielsector de relevante markt tevens af te bakenen in termen van de afzonderlijke segmenten en dat is ook de reden waarom de lidstaten in deze en in andere zaken in het verleden de relevante marktgerelateerde argumenten naar voren hebben gebracht in termen van afzonderlijke segmenten. |
(105) |
Aangezien Autoeuropa auto's zal produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in de segmenten A0 en […], en ook auto's kan produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in het segment B, was de Commissie van oordeel dat deze afzonderlijke segmenten en wat betreft SUV's ook deze die volgens Global Insight vallen onder het segment B, alsook het volgens POLK gecombineerde segment (A0 tot B), in deze zaak allemaal moeten worden beschouwd als mogelijke relevante markten. |
(106) |
De Commissie was van oordeel dat de relevante geografische markt voor de betrokken producten ten minste de EER omvat. De Portugese autoriteiten en Autoeuropa stemden ermee in dat de Commissie voor deze aanmelding deze afbakening van de geografische markt gebruikt (25). |
(107) |
In het licht van het bovenstaande, en omdat de Commissie tijdens de formele onderzoeksprocedure geen aanvullende informatie heeft ontvangen waaruit blijkt dat zij de conclusies in het inleidingsbesluit dient te wijzigen, blijft de Commissie bij haar beoordeling wat betreft de afbakening van de product- en de geografische markt. |
5.6.1. CONCLUSIE BETREFFENDE DE TOETSING VAN HET MARKTAANDEEL (PUNT 68, ONDER A) VAN DE RICHTSNOEREN 2007-2013)
(108) |
De Commissie heeft de toetsing in punt 68, onder a), van de richtsnoeren 2007-2013 uitgevoerd in alle mogelijke productmarkten en geografische markten om te verifiëren of het marktaandeel van de begunstigde vóór en na de investering meer dan 25 % bedraagt. |
(109) |
Gezien het feit dat de afbakening van één relevante product- en geografische markt niet mogelijk was, moest rekening worden gehouden met de resultaten van alle mogelijke markten. Het marktaandeel van de VW-groep in de EER in de afzonderlijke segmenten A en B en in de gecombineerde segmenten A0, A en B (volgens POLK) is in elk jaar tussen 2013 en 2019 goed voor meer dan 25 %. De Commissie concludeert derhalve dat de in lid 68, onder a), vastgestelde drempel wordt overschreden. |
5.6.2. CONCLUSIE BETREFFENDE DE TOETSING VAN DE PRODUCTIECAPACITEIT IN EEN ZWAK PRESTERENDE MARKT (PUNT 68, ONDER B) VAN DE RICHTSNOEREN 2007-2013)
(110) |
Omdat het resultaat van de toetsing van punt 68, onder a), reeds vereist dat wordt overgegaan tot de diepgaande beoordeling van de steun, is het niet nodig de toetsing van punt 68, onder b), uit te voeren. |
5.6.3. CONCLUSIE
(111) |
In het licht van het bovenstaande besluit de Commissie dat de relevante drempel van de toetsing van punt 68, onder a), wordt overschreden. De Commissie besluit derhalve, na de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU te hebben ingeleid, in detail te verifiëren of de steun noodzakelijk is om een stimulerend effect voor de investering te creëren en of de voordelen van de steunmaatregel zwaarder wegen dan de eruit voortvloeiende verstoring van de concurrentie en het effect op de handel tussen de lidstaten. |
5.7. DIEPGAANDE BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL
(112) |
De grondige evaluatie geschiedt op basis van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling. |
5.7.1. POSITIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL
5.7.1.1. Doel van de steunmaatregel
(113) |
Punt 12 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling vereist dat lidstaten het bewijs leveren dat het investeringsproject bijdraagt tot de ontwikkeling van de betrokken regio. De Commissie neemt nota van de positieve regionale effecten van de investering die door Portugal zijn genoemd (zie overwegingen 45 tot en met 49 hierboven) en is van oordeel dat met name het scheppen van directe en indirecte werkgelegenheid, de vestiging van bijkomende leveranciers in de regio, de kennisoverdracht in de regio en de verbetering van de basis voor vakbekwaamheid in de regio een belangrijke bijdrage leveren tot de ontwikkeling van de regio en tot de verwezenlijking van de cohesiedoelstelling van de EU. |
5.7.1.2. Geschiktheid van het steuninstrument
(114) |
De punten 17 en 18 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling benadrukken dat staatssteun in de vorm van initiële investeringssteun slechts een van de manieren is om tekortkomingen van de markt te boven te komen en de economische ontwikkeling in achterstandsregio's te bevorderen. Steun vormt een geschikt instrument als deze specifieke voordelen biedt in vergelijking met andere beleidsmaatregelen. Volgens punt 18 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling worden uitsluitend „maatregelen waarvoor de lidstaat andere beleidsopties heeft overwogen en waarvan is aangetoond, dat het gebruik van een selectief instrument zoals staatssteun voor een specifieke onderneming voordelen oplevert, […] geacht een passend instrument te zijn”. |
(115) |
Portugal rechtvaardigde (zie overwegingen 51 en 52 hierboven) de geschiktheid van het steuninstrument door te wijzen op de economische situatie in de regio Península de Setúbal, en te bewijzen dat de regio benadeeld is ten opzichte van het nationale gemiddelde: in de periode 2011-2013 bedroeg het regionale bbp per hoofd van de bevolking ongeveer 75 % van het Portugese gemiddelde. |
(116) |
Gezien de sociaaleconomische situatie van de regio Península de Setúbal, zoals bevestigd door de status ervan als regio overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, met een maximale steunintensiteit van 15 %, en in overeenstemming met haar eerdere beschikkingspraktijk (bv. het besluit in de zaak Dell Polen (26) en het besluit in de zaak Porsche (27)), stemt de Commissie ermee in dat de toekenning van staatssteun een passend instrument is om de beoogde regionale ontwikkeling in de betrokken regio te realiseren. |
5.7.1.3. Stimulerend effect/contrafeitelijk scenario
(117) |
Punt 20 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling vereist dat aan de formele voorwaarden van het stimulerend effect, zoals uiteengezet in punt 38 van de richtsnoeren 2007-2013, wordt voldaan. De Commissie heeft in punt 5.5 hierboven vastgesteld dat dit voor het aangemelde project het geval is. Wat het aanzienlijke stimulerende effect betreft, moet volgens de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling uitgebreid worden nagegaan of de steun daadwerkelijk bijdraagt tot een verandering in het gedrag van de begunstigde, zodat deze (aanvullende) investeringen in de betrokken steunregio doet. Punt 22 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat het stimulerende effect in twee mogelijke scenario's kan worden aangetoond: bij het ontbreken van steun vindt helemaal geen investering plaats, aangezien deze dan op geen enkele locatie rendabel zou zijn voor de onderneming (scenario 1); bij het ontbreken van steun vindt de investering plaats op een andere locatie (scenario 2). |
(118) |
De mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat de lidstaat het bestaan van het stimulerende effect van de steun moet aantonen en met duidelijk bewijsmateriaal moet aantonen dat de steun daadwerkelijk van invloed is geweest op het investeringsbesluit of de locatiekeuze. De bewijslast voor het bestaan van een stimulerend effect ligt derhalve bij de lidstaat. In dit verband moet de lidstaat ook een uitgebreide beschrijving geven van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen enkele steun toegekend krijgt. Het contrafeitelijke scenario moet door de Commissie realistisch worden geacht. |
(119) |
De Portugese autoriteiten hebben verklaard (zie overweging 54 hierboven) dat de hulp aan Autoeuropa onder scenario 2 valt, en zij hebben een contrafeitelijk scenario voorgelegd waarin de concrete investering en locatieplanning voor het aangemelde project werden weergegeven en waarin een fabriek in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] werd beschouwd als alternatieve locatie, […]. |
(120) |
In punt 25 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling wordt aangegeven dat de lidstaat het stimulerende effect van de steun in een situatie die onder scenario 2 valt, kan aantonen door bedrijfsdocumenten over te leggen waaruit blijkt dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging in de voor de investering gekozen betrokken steunregio en vestiging in een andere regio. De lidstaat wordt gevraagd zich te baseren op financiële verslagen, interne bedrijfsplannen en documenten waarin verschillende investeringsscenario's zijn uitgewerkt. |
(121) |
Portugal heeft destijds (zie overwegingen 68, 70 en 71 hierboven) actueel en authentiek bewijsmateriaal verstrekt waarin wordt ingegaan op het meerfasen-besluitvormingsproces van de VW-groep, en voor het aangemelde project van het merk Volkswagen, betreffende ten eerste het productbesluit en vervolgens het investerings- en vestigingsbesluit. |
(122) |
Deze documentatie toont dat nadat het afzetpotentieel voor nieuwe producten in de segmenten A0-SUV en […] ([…]) in 2012 was vastgesteld in planningsronde 61, afdeling Controlling [Groepsbeheer] in juli 2012 initieel vier opties voor de productielocatie vaststelde: Setúbal, [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] door het toepassen van de twee belangrijkste criteria: of er in een bestaande fabriek nog extra capaciteit kan worden gecreëerd en of de bestaande faciliteiten op die locatie verenigbaar zijn met de geplande investering. De door [Groepsbeheer] uitgevoerde berekeningen omvatten ook het verkoopvolume van de [voorgedefinieerd model], met een soortgelijk tijdschema voor de geplande SOP. Er werden drie alternatieve scenario's uitgewerkt met een verdeling van de volumes over de vier locaties. Voor elk alternatief scenario werden de productiekosten per auto berekend en uit het resultaat van deze berekeningen is gebleken dat op dat moment het beste scenario zou zijn om de [voorgedefinieerd model] en de volumes voor de A0-SUV te combineren in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en de nieuwe volumes in Setúbal te beperken tot het segment […]. |
(123) |
In het latere planningsproces besloot de afdeling Controlling om [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] uit te sluiten wegens de nadelen van de personeelskosten en [locatie 2 buiten de EER] uit te sluiten wegens de nadelen van de logistieke kosten, en derhalve alleen [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] aan te houden als een levensvatbare alternatieve locatie voor Setúbal. |
(124) |
De Commissie merkt op dat Volkswagen in januari 2014 besloot om de [voorgedefinieerd model] te produceren in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en [locatie 2 buiten de EER], waar het vorige model al was geproduceerd. Portugal verstrekte bewijsmateriaal om aan te tonen dat zelfs nadat het besluit betreffende de [voorgedefinieerd model] was genomen, [locatie 1 in gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] voor de aangemelde investering een realistisch scenario bleef. De verstrekte documenten stellen de Commissie in staat te concluderen dat in maart 2014, toen het productbesluit door de VAP werd genomen, [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] over voldoende capaciteit beschikte om aan de behoeften van het aangemelde project te voldoen. Dit wordt verder ondersteund door het besluit van de VW-groep van maart 2015 om in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] een ander model te produceren met een vergelijkbare jaarlijkse productiecapaciteit als het aangemelde project. |
(125) |
Bovendien is de Commissie nagegaan of in het contrafeitelijke scenario rekening werd gehouden met alle relevante kosten in verband met bijkomende noodzakelijke verschuivingen in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] om de extra capaciteit te kunnen bieden die nodig is voor het aangemelde project. Daarnaast neemt zij nota van het argument van Portugal dat als Setúbal niet als locatie voor het aangemelde project zou zijn gekozen, Autoeuropa ten minste grote delen van de fabriek zou hebben moeten sluiten. De Commissie heeft vastgesteld dat in het contrafeitelijke scenario rekening werd gehouden met de kosten van het ontslag van de werknemers in Setúbal en de kosten voor de terugbetaling van de staatssteun voor de in punt 4.2 vermelde eerdere investeringsprojecten. |
(126) |
De Commissie is ook tevreden over het feit dat de berekeningen van de investerings- en productiekosten op de twee locaties die in het contrafeitelijke scenario worden gebruikt accuraat zijn en gebaseerd op geloofwaardige door de fabrieken verstrekte gegevens of dat van betrouwbare aannames is uitgegaan. |
(127) |
Zoals vermeld in overweging 70 en in bijlage I bij dit besluit, resulteerden de ramingen van de aan de locatie toe te schrijven productiekosten, die de productie- en investeringskosten omvatten, in een kostennadeel van 90 miljoen EUR in nominale waarde voor Setúbal in vergelijking met [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. Met het oog op de vermindering van het kostennadeel van Setúbal en met het oog op het aanstaande formele besluit van de VAI betreffende de lokalisatie van het investeringsproject, nadat het productbesluit door de VAP op 10 maart 2014 werd genomen, diende Autoeuropa op 31 maart 2014 een steunaanvraag in. |
(128) |
Op 28 mei 2014 en 26 juni 2014 besloot de VAI dat Setúbal de locatie voor de aangemelde investering zou worden. Zoals wordt aangetoond in de notulen van de vergaderingen van VAI werd dit besluit expliciet goedgekeurd onder voorbehoud van de beschikbaarheid van staatssteun. De werkzaamheden voor dit project zijn op 26 juni 2014 van start gegaan. |
(129) |
De Commissie is hierboven reeds tot de bevinding gekomen (zie overweging 85) dat overeenkomstig punt 20 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling werd voldaan aan de in punt 38 van de richtsnoeren 2007-2013 vervatte vereisten inzake het formele stimulerende effect. Daarnaast hebben de Portugese autoriteiten duidelijk aangetoond dat de steun daadwerkelijk van invloed is geweest op de locatiekeuze voor de investering, aangezien het besluit van de VW-groep om het aangemelde project in Setúbal te lokaliseren werd genomen na de ondertekening van het investeringscontract (28), waarin werd bevestigd dat het investeringsproject in aanmerking kwam voor overheidssteun. De Commissie is van oordeel, in overeenstemming met de punten 23 en 25 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, dat het door Portugal gepresenteerde contrafeitelijke scenario realistisch is en wordt ondersteund door authentiek en destijds actueel bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de steun daadwerkelijk een (wezenlijk) stimulerend effect heeft: door het verschil in levensvatbaarheid tussen beide locaties te verminderen in het voordeel van Setúbal, heeft de steun bijgedragen aan de wijziging van het vestigingsbesluit van de begunstigde onderneming. Zonder de steun zou de investering niet hebben plaatsgevonden in Setúbal. |
5.7.1.4. Evenredigheid van de steun
(130) |
Punt 29 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat steun evenredig is, indien het bedrag en de intensiteit van de steun beperkt blijven tot het minimum dat vereist is opdat de investering in de steunregio zou worden gedaan. |
(131) |
In het algemeen wordt regionale steun geacht evenredig te zijn met de ernst van de problemen in de steungebieden indien zij het toepasselijke regionale steunplafond respecteert, met inbegrip van het automatisch en geleidelijk afbouwen van het regionale steunplafond voor grote investeringsprojecten (wat al deel uitmaakt van de toepasselijke regionale-steunkaart). De toegepaste steunintensiteit is in dit geval niet hoger dan de door het afbouwmechanisme gecorrigeerde regionale steunplafonds, zoals reeds werd vastgesteld in overweging 96. |
(132) |
In aanvulling op het algemene proportionaliteitsbeginsel in de richtsnoeren 2007-2013 zou volgens de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling een grondigere beoordeling moeten plaatsvinden. Volgens scenario 2 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling wordt de steun evenredig geacht als hij gelijk is aan het verschil tussen de nettokosten voor de begunstigde van investeren in de steunregio en de nettokosten van investeren op de alternatieve locatie. |
(133) |
De door Portugal verschafte documenten (zie de overwegingen 68, 70 en 71 hierboven) tonen aan dat de steun beperkt was tot het bedrag dat noodzakelijk is, omdat de steun het verschil in kosten tussen het lokaliseren van de investering in Setúbal en in […] niet overschrijdt. De berekening die ten tijde van de contrafeitelijke analyse (en op basis van documenten die gelijktijdig met het investeringsbesluit werden opgesteld) werd uitgevoerd, laat zien dat Setúbal zelfs met de steun 14,6 miljoen EUR in contante waarde duurder was dan [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. De Commissie merkt op dat het resterende kostennadeel aanvaardbaar werd geacht als gevolg van bepaalde kwalitatieve aspecten, zoals redenen van maatschappelijke verantwoordelijkheid (zonder de investering had Autoeuropa grote delen van de fabriek in Setúbal moeten stilleggen) of de mogelijkheid voor Setúbal om de productie op piekenmomenten aan te kunnen zonder enige steun van andere fabrieken, terwijl [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] een deel van de productie zou moeten verplaatsen naar [locatie 2 buiten de EER]. Wanneer voor de berekening rekening wordt gehouden met het aangemelde gedisconteerde steunbedrag van 36,15 miljoen EUR (29), dan bedraagt het nadeel met betrekking tot de locatie van Setúbal nog steeds 11,85 miljoen EUR (48 miljoen EUR — 36,15 miljoen EUR). |
(134) |
Aangezien de steun beperkt is tot het bedrag dat noodzakelijk is ter compensatie van de extra nettokosten om het investeringsproject in Setúbal te doen plaatsvinden, in vergelijking met de alternatieve locatie [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], is de Commissie van oordeel dat de evenredigheid van de steun op het moment dat het vestigingsbesluit werd genomen, is aangetoond. |
5.7.2. NEGATIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL OP DE MEDEDINGING EN HET HANDELSVERKEER
(135) |
Punt 40 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat „indien evenwel uit de contrafeitelijke analyse blijkt dat de investering zonder de steun toch zou hebben plaatsgevonden, weliswaar eventueel in een andere locatie (scenario 2), en indien de steun evenredig is, […] mogelijke aanwijzingen van mededingingsvervalsingen — zoals een groot marktaandeel of een capaciteitstoename in een achterblijvende markt — ongeacht de steun in beginsel hetzelfde [zouden] zijn”. |
(136) |
Zonder de aangemelde steun zou de investering op een andere locatie binnen de EER hebben plaatsgevonden, wat geleid zou hebben tot dezelfde mate van verstoring van de mededinging (dat wil zeggen scenario 2). Aangezien de steun wordt beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om de extra kosten te compenseren die voortvloeien uit de regionale handicaps van een steungebied, heeft dit geen ongewenste negatieve gevolgen voor de mededinging, zoals verdringing van particuliere investeringen. |
(137) |
Volgens punt 50 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling worden potentiële negatieve effecten van regionale steun voor de plaats reeds erkend en beperkt door de richtsnoeren en de regionale-steunkaarten, waarin de gebieden die in aanmerking komen voor het verlenen van regionale steun grondig zijn afgebakend, waarbij rekening wordt gehouden met de billijkheidsdoelstelling en de doelstellingen van het cohesiebeleid, en door de in aanmerking komende steunintensiteiten. Krachtens punt 53 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling is er als de investering zonder steun gevestigd zou zijn in een armere regio (meer regionale handicaps — hogere maximale regionale steunintensiteit) of een regio die dezelfde regionale handicaps heeft als de doelregio (zelfde maximale regionale steunintensiteit) echter sprake van een negatief effect op het handelsverkeer en een negatief element voor de totale afwegingstoets dat waarschijnlijk niet kan worden gecompenseerd door positieve elementen, omdat het in strijd is met de essentie van regionale steun. |
(138) |
In het geval van het aangemelde project werd een geheel nieuwe investering (greenfield-investering) niet overwogen, omdat een investeringspakket van [140 000-160 000] auto's die behoren tot een marktsegment met […] prijzen, te klein is om een greenfield-investering rendabel te maken. Door toepassing van twee criteria, bestaande extra capaciteit en faciliteiten die verenigbaar zijn met het geplande project, waren de enige initiële alternatieve locaties beperkt tot [locatie 1] (gebied dat niet voor steun in aanmerking komt in [de EER]), [locatie 2] ([buiten de EER]) en [locatie 3] ([gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt); in een later stadium werden [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] uitgesloten, omdat ze werden gekenmerkt door respectievelijk hoge logistieke kosten en hoge personeelskosten. |
(139) |
Daarom concludeert de Commissie dat er geen aanwijzingen zijn dat de investering in een ander steungebied met een hogere of dezelfde maximale steunintensiteit gevestigd zou zijn; derhalve is de Commissie van oordeel dat de steun geen anticohesie-effect heeft dat zou ingaan tegen de redenen waarom precies regionale steun wordt verleend en dat de steun geen ongunstige effecten heeft op het handelsverkeer. |
5.8. AFWEGING
(140) |
Nu is komen vast te staan dat de steun een prikkel vormt voor de investering in de betreffende regio en proportioneel is, moeten de positieve en negatieve effecten van de steun tegen elkaar worden afgewogen. |
(141) |
De beoordeling bevestigde dat de steunmaatregel een stimulerend effect heeft om een investering aan te trekken die een belangrijke bijdrage levert aan de regionale ontwikkeling van een achterstandsgebied dat op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, zonder dat elk ander gebied met dezelfde of een hogere maximale steunintensiteit het recht op de investering wordt ontzegd (geen anticohesie-effect). Volgens de Commissie is een investering in een armere regio belangrijker voor de cohesie binnen de Unie dan diezelfde investering in een meer ontwikkelde regio. Zoals vermeld in punt 53 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, is de Commissie van oordeel dat „het positieve effect van regionale steun die ertoe beperkt is het verschil te compenseren van de aan een meer ontwikkelde alternatieve investeringslocatie verbonden nettokosten […] normaal, in het kader van de afwegingstoets, de mogelijke negatieve gevolgen van de nieuwe investering op de alternatieve locatie compenseert”. |
(142) |
Met het oog op het bovenstaande concludeert de Commissie dat, gezien het feit dat de steun evenredig is aan het verschil in nettokosten voor het uitvoeren van de investering op de geselecteerde locatie in plaats van een meer ontwikkelde alternatieve locatie, de positieve effecten van de steun als het gaat om de doelstelling en geschiktheid, zoals hierboven aangetoond, zwaarder wegen dan de negatieve effecten op de alternatieve locatie. |
(143) |
In overeenstemming met punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013 en in het licht van de diepgaande beoordeling die is uitgevoerd op basis van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, concludeert de Commissie dat de steun noodzakelijk is om een stimulerend effect voor investering te creëren en dat de voordelen van de steunmaatregel zwaarder wegen dan de eruit voortvloeiende verstoring van de concurrentie en het effect op de handel tussen de lidstaten. |
6. CONCLUSIE
(144) |
De Commissie concludeert dat de voorgestelde regionale investeringssteun ten gunste van Volkswagen Autoeuropa, Lda die onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie is toegekend op 30 april 2014, voldoet aan alle voorwaarden van de richtsnoeren 2007-2013 en in de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling gestelde voorwaarden en derhalve als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU. |
(145) |
De Commissie wijst erop dat Portugal, in overeenstemming met overweging 16 van het inleidingsbesluit, zich ertoe heeft verbonden dat, indien de gerealiseerde subsidiabele uitgaven afwijken van de geplande subsidiabele uitgaven, het aangemelde steunbedrag, noch de aangemelde steunintensiteit zal worden overschreden, als bedoeld in de aanmelding en de berekening van het maximale steunbedrag. Portugal heeft ook toegezegd dat het de Commissie elke vijf jaar na goedkeuring van de steun door de Commissie een voortgangsverslag zal overleggen (met gegevens over de betaalde steunbedragen en over andere investeringsplannen voor dezelfde locatie/productiefaciliteit) en een uitvoerig eindverslag binnen zes maanden na betaling van de laatste tranche van de steun, op basis van het aangemelde betalingsschema, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De staatssteun die Portugal voornemens is te verlenen ten gunste van Volkswagen Autoeuropa, Lda, ten bedrage van 36,15 miljoen EUR in actuele waarde, wat overeenkomt met een steunintensiteit van 6,03 % BSE, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De uitvoering van de steunmaatregel voor een bedrag van ten hoogste 36,15 miljoen EUR in actuele waarde, en voor een steunintensiteit van ten hoogste 6,03 % BSE, wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Het onderhavige besluit is gericht tot de Portugese Republiek.
Gedaan te Brussel, 27 november 2015.
Voor de Commissie
Margrethe VESTAGER
Lid van de Commissie
(1) PB C 460 van 19.12.2014, blz. 55.
(2) Zie voetnoot 1.
(3) Steunmaatregel N 727/2006 — Portugal — Regionalesteunkaart 2007-2013 (PB C 68 van 24.3.2007, blz. 26), verlengd tot eind juni 2014 door SA.37471 (2013/N) — Verlenging van de Portugese regionalesteunkaart 2007-2013 tot en met 30 juni 2014 (PB C 50 van 21.2.2014, blz. 16).
(4) Steunmaatregel SA.36754 LIP — HU — Steun aan AUDI HUNGARIA MOTOR Ltd (PB C 418 van 21.11.2014, blz. 25).
(5) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
(6) Steunmaatregel SA.32169 — Duitsland — LIP — Steun aan Volkswagen Sachsen GmbH (PB C 361 van 10.12.2011, blz. 17).
(7) R. L. Polk & Co. (ook wel aangeduid als POLK) is een wereldwijd geïntegreerde organisatie en een belangrijke leverancier van marktinformatie en analyses in de auto-industrie. Op 16 juli 2013 heeft IHS Inc., de op wereldschaal toonaangevende leverancier van belangrijke informatie en analyses, de overname van R. L. Polk & Co. voltooid.
(*1) Bedrijfsgeheim
(8) Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3), verlengd tot en met 30 juni 2014.
(9) Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13). Op 28 juni 2013 heeft de Commissie de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, waarin zij de geldigheidsduur van de richtsnoeren 2007-2013 verlengt tot en met 30 juni 2014 (punt 186), goedgekeurd (PB C 209 van 23.1.2013, blz. 1).
(10) Voetnoot 55 van de richtsnoeren 2007-2013 vermeldt het volgende: „[o]m te bepalen of een initiële investering economisch onlosmakelijk is verbonden, neemt de Commissie de technische, functionele en strategische banden en de onmiddellijke geografische nabijheid in aanmerking. Of er sprake is van een economisch onlosmakelijke band, wordt beoordeeld, onafhankelijk van de eigendomsverhoudingen. Dit betekent dat, om te bepalen of een groot investeringsproject één investeringsproject vormt, de beoordeling dezelfde is, ongeacht of het project wordt uitgevoerd door één onderneming, door meerdere ondernemingen die de investeringskosten delen, of door meerdere ondernemingen die de kosten van afzonderlijke investeringen binnen hetzelfde investeringsproject delen (bijvoorbeeld in het geval van een joint venture).”
(11) PB C 223 van 16.9.2009, blz. 3.
(12) Deze benadering is in overeenstemming met de staatssteunbesluiten van de Commissie in steunmaatregel SA.34118 (Porsche Leipzig), besluit van 9 juli 2014 (C(2014) 4075) in steunmaatregel SA.34118, nog niet bekendgemaakt in het PB, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3; SA.30340 (Fiat Powertrain Technologies), besluit van 9 februari 2011, (C(2011) 612) in steunmaatregel SA.30340 (PB C 151 van 21.5.2011, blz. 5); SA.32169 (Volkswagen Sachsen) besluit van 13 juli 2011 (C(2011) 4935) in steunmaatregel SA.32169 (PB C 361 van 10.12.2011, blz. 17); N 767/07 (Ford Craiova), besluit van 30 april 2008 (C(2008) 1613) in steunmaatregel N 767/2007 (PB C 238 van 17.9.2008, blz. 4); N 635/2008 (Fiat Sicilië), besluit van 29 april 2009 (C(2009) 3051) in steunmaatregel N 635/2008( PB C 219 van 12.9.2009, blz. 3), en N 473/2008 (Ford Espino), besluit van 17 juni 2009 (C(2009) 4530) in steunmaatregel N 473/2008 (PB C 19 van 26.1.2010, blz. 5).
(13) De Commissie concludeerde in een aantal besluiten betreffende SUV's, meest recentelijk in haar eindbesluit betreffende de door Duitsland geplande regionale steun voor Porsche (besluit van 9 juli 2014 in steunmaatregel SA.34118 (2012/C, ex 2011/N) ten gunste van Porsche Leipzig GmbH en Dr. Ing. h.c. F. Porsche Aktiengesellschaft, nog niet bekendgemaakt in het PB, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3), dat voor SUV's de indeling van Global Insight geschikter is. SUV's die in de indeling van POLK vallen onder het segment A0, komen overeen met SUV's die in de indeling van Global Insight vallen onder het segment B.
(14) C34/2001, besluit van 7 mei 2002 inzake de steunmaatregel die Spanje voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Ford España, SA (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1803), gepubliceerd in PB L 314 van 18.11.2002, blz. 86).
(15) 19,95 miljoen EUR gedisconteerd tot 2011, het jaar waarin het investeringsproject van start ging, disconteringspercentage van 1,56 %.
(16) SA.34118, besluit van 9 juli 2014, nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3, overweging 107.
(17) De gegevensbron is INE — Instituto Nacional de Estatística (het officiële Portugese bureau voor de statistiek).
(18) Deze contrafeitelijke analyse wordt in detail weergegeven in bijlage I, die niet kan worden gepubliceerd, omdat de inhoud ervan bedrijfsgeheim vormt.
(19) Zie ook voetnoot 20 hieronder.
(20) Dit cijfer is gebaseerd op een andere verdeling van de subsidiabele uitgaven door de jaren heen in vergelijking met de uiteindelijke configuratie van de aangemelde investering.
(21) Autoeuropa diende op 31 maart 2014 een steunaanvraag in en de met het beheer van de regeling belaste autoriteit heeft op 4 april 2014 schriftelijk bevestigd dat, na grondige verificatie, het project in beginsel voldeed aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden van de regeling. Het investeringscontract werd op 30 april 2014 ondertekend en bevatte een opschortende clausule waardoor het van de besluiten van de VW-groep afhing of het project al dan niet zou worden uitgevoerd, als dit besluit maar vóór 30 juni 2014 werd genomen.
(22) Zie beschikking van de Commissie in steunmaatregel C34/2001 betreffende steun aan Ford España (voetnoot 14), overwegingen 36 en 37.
(23) Uiteraard dient de Commissie in ieder geval, en derhalve ongeacht de drempels van punt 68 van richtsnoeren 2007-2013, de positieve en negatieve effecten van de steun af te wegen alvorens tot een conclusie te komen over de verenigbaarheid ervan met de interne markt. Zie het arrest van het Gerecht in zaak T-304/08, Smurfit Kappa Group/Commissie, EU:T:2012:351, punt 94.
(24) Zie bijvoorbeeld het eindbesluit van de Commissie in de steunmaatregel voor Porsche, SA.34118 (goedgekeurd in juli 2014), toen de afbakening van de markt werd opengelaten en op een traditionele wijze werd uitgegaan van alle „plausibele alternatieve marktafbakening[en] met afzonderlijke voertuigsegmenten (waaronder de kleinste indeling waarvoor gegevens beschikbaar zijn)”. Zie overweging 86 van dit besluit, waarin wordt verwezen naar een aantal zaken, waaronder overweging 88 van steunmaatregel SA.30340 Fiat Powertrain Technologies („Aangezien het project de in punt 68, onder a), van de richtsnoeren regionale steun voorziene drempels op het niveau van de kleinste indeling van de stroomafwaartse productmarkt waarvoor gegevens beschikbaar zijn niet overschrijdt, volgt hieruit dat het project de in punt 68, onder a), van de richtsnoeren regionale steun voorziene drempels voor alle mogelijke combinaties van deze autosegmenten niet overschrijdt”). Staatssteunbesluiten SA.30340 Fiat Powertrain Technologies, besluit van 9 februari 2011 (C(2011) 612) (PB C 151 van 21.5.2011, blz. 5); SA.32169 Volkswagen Sachsen, besluit van 13 juli 2011 (C(2011) 4935) (PB C 361 van 10.12.2011, blz. 17).
(25) Zie ook onderdeel 3.3.2.2 in het inleidingsbesluit.
(26) Beschikking 2010/54/EG van de Commissie van 23 september 2009 betreffende de steun die Polen voornemens is te verlenen aan Dell Products (Poland) Sp. z. o.o. C 46/08 (ex N 775/07) (PB L 29 van 2.2.2010, blz. 8), overweging 171.
(27) SA.34118 (2012/C, ex 2011/N), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3, overweging 107.
(28) Het investeringscontract bevatte een opschortende clausule waardoor het van het besluit van de VW-groep afhing of het project al dan niet zou worden uitgevoerd, als dit besluit maar vóór 30 juni 2014 werd genomen.
(29) Zie voetnoot 19 voor de verklaring van het verschil in de steunbedragen.
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/143 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/167 VAN DE COMMISSIE
van 30 januari 2017
tot verlening van tijdelijke toestemming aan België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in bijlage I bij Richtlijn 2008/90/EG van de Raad bedoelde specifieke soorten fruitgewassen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 60)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (1), en met name artikel 4, artikel 6, lid 4, artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 3,
Gezien Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft specifieke voorschriften voor de in bijlage I bij die richtlijn bedoelde geslachten en soorten van fruitgewassen, specifieke voorschriften waaraan leveranciers moeten voldoen, en nadere voorschriften betreffende officiële inspecties (2), en met name artikel 8, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU zijn voorschriften voor de productie, certificering en het in de handel brengen van prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal vastgesteld. |
(2) |
Tijdens de productie gelden strikte voorschriften voor de bescherming van prebasismoederplanten en prebasismateriaal tegen allerlei besmettingen met plaagorganismen, omdat prebasismoederplanten het uitgangspunt zijn van het productie- en certificeringsproces van teeltmateriaal en fruitgewassen. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten de leveranciers prebasismoederplanten en prebasismateriaal in stand houden in speciaal daartoe bestemde faciliteiten die vrij zijn van insecten en vrij van besmetting door vectoren die zich via de lucht verplaatsen, en andere mogelijke bronnen. Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van die richtlijn moeten prebasismoederplanten en prebasismateriaal individueel geïdentificeerd kunnen worden gedurende het gehele productieproces. Daarnaast is bij artikel 8, lid 3, van die richtlijn vastgesteld dat prebasismoederplanten en prebasismateriaal geïsoleerd van de grond, in potten met grondvrije of gesteriliseerde groeimedia moeten worden opgekweekt. |
(3) |
Doordat er geen geharmoniseerde certificeringsregeling voorhanden is, mogen de leveranciers momenteel nog steeds prebasismoederplanten en prebasismateriaal produceren in open veld. Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU wordt van toepassing vanaf 1 januari 2017 en overeenkomstig die richtlijn zullen leveranciers vanaf die datum voor het eerst prebasismoederplanten en prebasismateriaal in insectenvrije faciliteiten moeten produceren. In bepaalde lidstaten hebben de leveranciers al in de bouw van insectenvrije faciliteiten geïnvesteerd, waardoor het voor hun mogelijk is om aan de voorschriften van artikel 8, leden 1, 2 en 3, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG te voldoen vanaf de datum waarop die uitvoeringsrichtlijn van toepassing wordt. Aangezien de bouw van dergelijke insectenvrije faciliteiten een aanzienlijke investering van menselijke en financiële middelen vergt, moeten de leveranciers van andere lidstaten voldoende tijd krijgen om hun productiesystemen voor bepaalde soorten aan te passen terwijl zij hun productie voortzetten. De producenten in België en Frankrijk zijn eerder begonnen met de investeringen in de bouw van insectenvrije faciliteiten, terwijl de producenten in Tsjechië en Spanje meer tijd nodig zullen hebben om te voldoen aan het voorschrift met betrekking tot de productie in insectenvrije faciliteiten. |
(4) |
België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje hebben daarom verzoeken ingediend om tijdelijke toestemming voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van bepaalde soorten krachtens artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU. Een dergelijke toestemming moet in de tijd en tot bepaalde soorten worden beperkt. |
(5) |
Om ervoor te zorgen dat in open veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal dezelfde gezondheidsstatus hebben als in insectenvrije faciliteiten geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal, moet in passende maatregelen worden voorzien. Dergelijke maatregelen hebben betrekking op de identificatie, visuele inspectie, bemonstering en toetsing, isolatieafstand, behandeling en teeltomstandigheden van de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal, en op de analyse van de grond waarin die prebasismoederplanten en dat prebasismateriaal worden geteeld. Daarnaast moet worden voorzien in maatregelen om kruisbesmetting via machines, entgereedschap en alle andere mogelijke bronnen te voorkomen. België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje hebben de maatregelen voorgesteld die zij nodig achten om het risico op besmetting te beperken, rekening houdend met de klimaatomstandigheden, de teeltomstandigheden van de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal, de afstand tot alle geteelde en wilde soorten die van belang zijn voor de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal in kwestie, afgaande op de kennis van deskundigen over de prevalentie en de biologie van relevante plaagorganismen. |
(6) |
In België vindt in de provincie Luxemburg geen commerciële productie plaats van teeltmateriaal, fruitgewassen of onderstammen van Malus domestica, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, en Pyrus communis L. Om te zorgen voor een passende isolatieafstand tot plaatsen waar Malus domestica, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, en Pyrus communis L. geteeld worden, mogen prebasismoederplanten en prebasismateriaal van die soorten enkel in het veld worden geproduceerd in de provincie Luxemburg. |
(7) |
Frankrijk heeft een specifieke procedure waarbij kandidaat-prebasismoederplanten worden geselecteerd in het veld, dicht bij andere planten van dezelfde soort die niet onder een certificeringsregeling vallen. De Belgische kwekerij waar prebasismoederplanten en prebasismateriaal in het veld worden geproduceerd, ligt vlak bij het dorp Mussy-la-Ville. Om die reden kan België noch Frankrijk voorzien in een isolatieafstand. Om de gezondheid van de geselecteerde kandidaat-prebasismoederplanten en de betrokken prebasismoederplanten te vrijwaren, worden deze planten regelmatig geïnspecteerd en vaker geanalyseerd. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal met een etiket worden geïdentificeerd om de traceerbaarheid te waarborgen. Dergelijke etiketten moeten voldoen aan de voorschriften van artikel 2 van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU van de Commissie (3). Daarnaast moeten op de etiketten alle relevante gegevens worden vermeld die voor de officiële controle en voor de bewustmaking van de gebruiker van het materiaal nodig zijn. Om deze reden moeten de etiketten de specifieke productieomstandigheden vermelden evenals de datum waarop de toestemming van de betrokken lidstaten voor de certificering van in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal vervalt. Gezien de beperkte omvang van het etiket moet worden toegestaan om de informatie op het etiket zelf te beperken en gedetailleerdere informatie over de toestemming te verstrekken in het begeleidende document bij het etiket. |
(9) |
Om fytosanitaire redenen moet worden voorzien in voorschriften die het mogelijk maken om alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd, te traceren. Bijgevolg moet de etikettering van alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd ook uitdrukkelijk aangeven dat de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal onder de bij dit besluit verleende toestemming vallen. |
(10) |
Gelet op het bovenstaande en om de leveranciers in België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje in staat te stellen de productie van prebasismoederplanten en prebasismateriaal geleidelijk om te schakelen van productie in open veld naar productie in insectenvrije faciliteiten, moet die lidstaten tijdelijk worden toegestaan om overeenkomstig dit besluit in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van specifieke soorten fruitgewassen te certificeren. Die toestemming moet gelden tot en met 31 december 2018 voor België en Frankrijk en tot en met 31 december 2022 voor Tsjechië en Spanje. |
(11) |
Dit besluit moet van toepassing worden vanaf dezelfde datum als Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU. |
(12) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD
Artikel 1
Toestemming
1. Krachtens artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU mogen Tsjechië en Spanje tot en met 31 december 2022 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2 en 3 en van artikel 4, lid 1, is voldaan.
2. Krachtens artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU mogen België en Frankrijk tot en met 31 december 2018 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2 en 3 en van artikel 4, lid 1, is voldaan.
Artikel 2
Voorschriften betreffende de instandhouding
1. De in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal worden in stand gehouden overeenkomstig de voor de betrokken lidstaten en soorten vastgestelde voorschriften in deel A van de bijlage.
2. Het ent- en snoeigereedschap en de machines worden gecontroleerd, gereinigd en ontsmet vóór en na elk gebruik op de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal.
3. Er wordt voorzien in een passende afstand tussen prebasismoederplanten en prebasismateriaal om wortelcontact tussen de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal zo veel mogelijk te beperken.
Artikel 3
Voorschriften betreffende visuele inspectie, bemonstering en toetsing
Naast de in de artikelen 10 en 11 van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU vastgestelde voorschriften zorgen België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje ervoor dat aan de in deel B van de bijlage voor de betrokken lidstaten en soorten vastgestelde voorschriften wordt voldaan.
Artikel 4
Voorschriften betreffende etikettering
1. Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevat het etiket van door Tsjechië en Spanje gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 december 2022.”.
Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevat het etiket van door België en Frankrijk gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 december 2018.”.
2. Indien krachtens artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU wordt voorzien in een begeleidend document, mag de informatie op het in lid 1 bedoelde officiële etiket worden beperkt tot „In het veld geproduceerd”. In dergelijke gevallen bevat het begeleidende document bij de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal naast de bij artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie de in lid 1 vastgestelde vermelding.
3. Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevatten de etiketten van alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit krachtens dit besluit gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd de volgende vermelding: „Afgeleid van overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie in het veld geproduceerd materiaal.”.
4. Indien krachtens artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU wordt voorzien in een begeleidend document, mag de informatie op het in lid 3 bedoelde officiële etiket worden beperkt tot „Afgeleid van in het veld geproduceerd materiaal.”. In dergelijke gevallen bevat het begeleidende document bij alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit krachtens dit besluit gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd naast de bij artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie de in lid 3 vastgestelde vermelding.
Artikel 5
Kennisgeving
België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje stellen de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van alle krachtens artikel 1 toegekende certificeringen. In de kennisgeving worden de hoeveelheid gecertificeerde prebasismoederplanten en gecertificeerd prebasismateriaal evenals de soorten waartoe die prebasismoederplanten behoren en waartoe dat prebasismateriaal behoort, vermeld.
Artikel 6
Datum van toepassing
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
Artikel 7
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2017.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8.
(2) PB L 298 van 16.10.2014, blz. 22.
(3) Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 betreffende de voorschriften voor het etiketteren, plomberen en verpakken van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad vallen (PB L 298 van 16.10.2014, blz. 12).
BIJLAGE
DEEL A
Lijst van de in artikel 1 bedoelde soorten en de in artikel 2 bedoelde voorschriften betreffende hun instandhouding
1. België
1.1. Lijst van soorten:
Malus domestica Mill., Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, Pyrus communis L. en onderstammen van die soorten
1.2. Voorschriften voor alle hierboven genoemde soorten
1.2.1. Maatregelen
Indien bij visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen wordt vastgesteld dat die vectoren aanwezig zijn, wordt een behandeling met insecticide uitgevoerd.
1.3. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
1.3.1. Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica en Prunus persica
1.3.1.1. Teeltomstandigheden
De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica en Prunus persica wordt voorkomen.
2. Tsjechië
2.1. Lijst van soorten:
Castanea sativa Mill. en Juglans regia L.
2.2. Voorschriften voor beide hierboven genoemde soorten
2.2.1. Maatregelen
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in deel A van bijlage I en in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen relevante plaagorganismen op prebasismoederplanten en prebasismateriaal moeten die prebasismoederplanten en dat prebasismateriaal onmiddellijk worden verwijderd.
2.2.2. Teeltomstandigheden
De bloei van prebasismoederplanten wordt voorkomen door middel van jaarlijks snoeien in het begin van elke vegetatieve periode.
2.3. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
2.3.1. Juglans regia L.
2.3.1.1. Teeltomstandigheden
Prebasismoederplanten worden geplant in gebieden waar middels visuele inspecties is bevestigd dat er geen vectoren van het kersenbladrolvirus (cherry leafroll virus — CLRV) aanwezig zijn.
3. Frankrijk
3.1. Lijst van soorten:
Castanea sativa Mill., Corylus avellana L., Cydonia oblonga Mill., Juglans regia L., Malus domestica Mill., Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, Prunus salicina en Pyrus communis L.
3.2. Voorschriften voor alle hierboven genoemde soorten
3.2.1. Maatregelen
Indien bij visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen wordt vastgesteld dat die vectoren aanwezig zijn, wordt een behandeling met insecticide uitgevoerd.
3.2.2. Teeltomstandigheden
Prebasismoederplanten worden geënt op middels in-vitrocultuur geproduceerde onderstammen, voor zover beschikbaar.
3.3. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
3.3.1. Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica en Prunus salicina
De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica en Prunus salicina wordt voorkomen.
4. Spanje
4.1. Lijst van soorten:
Olea europaea L., Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis, Prunus persica en Pyrus communis L.
4.2. Voorschriften voor alle hierboven genoemde soorten
4.2.1. Maatregelen
Indien bij visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen wordt vastgesteld dat die vectoren aanwezig zijn, wordt een behandeling met insecticide uitgevoerd.
4.3. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
4.3.1. Olea europaea L.
4.3.1.1. Isolatieafstand
Er wordt een isolatieafstand van ten minste 100 m in acht genomen tot alle geteelde of wilde Olea europaea L. waarvoor geen certificeringsregeling geldt.
4.3.2. Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis en Prunus persica
4.3.2.1. Isolatieafstand
Er wordt een isolatieafstand van ten minste 500 m in acht genomen tot alle geteelde of wilde Prunus amygdalus, Prunus cerasus en Prunus prunophora waarvoor geen certificeringsregeling geldt.
4.3.2.2. Teeltomstandigheden
De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis en Prunus persica wordt voorkomen.
4.3.3. Pyrus communis L.
4.3.3.1. Isolatieafstand
Er wordt een isolatieafstand van ten minste 500 m in acht genomen ten aanzien van alle geteelde of wilde Pyrus communis L. waarvoor geen certificeringsregeling geldt.
4.3.3.2. Teeltomstandigheden
De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Pyrus communis L. wordt voorkomen.
DEEL B
Voorschriften betreffende visuele inspectie, bemonstering en toetsing zoals bedoeld in artikel 3
1. België
1.1. Voorschriften voor alle in punt 1.1 van deel A opgenomen soorten
1.1.1. Visuele inspectie
Ten minste eenmaal per jaar worden visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen uitgevoerd.
1.2. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
1.2.1. Malus domestica Mill. en Pyrus communis L.
1.2.1.1. Bemonstering en toetsing
Elke prebasismoederplant wordt elk jaar op de door insecten en via pollen overgedragen virussen die zijn opgenomen in deel A van bijlage I en in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU, bemonsterd en getoetst.
1.2.2. Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica en Prunus persica
1.2.2.1. Bemonstering en toetsing
Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks en bij elke vermeerderingscyclus op de door insecten en via pollen overgedragen virussen die zijn opgenomen in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU, bemonsterd en getoetst.
2. Tsjechië
2.1. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
2.1.1. Castanea sativa Mill.
2.1.1.1. Visuele inspectie
Van april tot en met mei worden visuele inspecties uitgevoerd.
2.1.2. Juglans regia L.
2.1.2.1. Visuele inspectie
In de late zomer of herfst worden visuele inspecties uitgevoerd.
3. Frankrijk
3.1. Voorschriften voor alle in punt 3.1 van deel A opgenomen soorten
3.1.1. Visuele inspectie
Ten minste eenmaal per jaar worden visuele inspecties uitgevoerd.
3.2. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
3.2.1. Corylus avellana L.
3.2.1.1. Bemonstering en toetsing
Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks op het appelmozaïekvirus (Apple mosaic virus — ApMV) bemonsterd en getoetst.
3.2.2. Cydonia oblonga Mill., Malus domestica Mill., en Pyrus communis L.
3.2.2.1. Bemonstering en toetsing
Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks bemonsterd en getoetst op het chlorotische-bladvlekkenvirus van appel (apple chlorotic leaf spot virus — ACLSV), het appelhoutgroefvirus (apple stem-grooving virus — ASGV), het appelhoutputjesvirus (apple stem-pitting virus — ASPV) en rubberhout.
3.2.3. Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica en Prunus salicina
3.2.3.1. Bemonstering en toetsing
Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks en bij elke vermenigvuldigingscyclus bemonsterd en getoetst op het pruimensmalbladvirus (prune dwarf virus — PDV) en het necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus (Prunus necrotic ringspot virus — PNRSV). In het geval van Prunus persica wordt elke prebasismoederplant jaarlijks en bij elke vermenigvuldigingscyclus op de perzikzwakmozaïekviroïde (peach latent mosaic viroid — PLMVd) bemonsterd en getoetst.
4. Spanje
4.1. Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten
4.1.1. Olea europaea L. en Pyrus communis L.
4.1.1.1. Bemonstering en toetsing
Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks bemonsterd en getoetst op de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen virussen en virusachtige ziekten.
4.1.2. Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis en Prunus persica
4.1.2.1. Bemonstering en toetsing
Bemonstering en toetsing wordt jaarlijks uitgevoerd op de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen virussen en virusachtige ziekten.
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/151 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/168 VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2017
betreffende de vaststelling van de technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” als referenties bij overheidsopdrachten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 13, lid 1,
Na raadpleging van het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie en van deskundigen uit de bedrijfstak,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Normalisatie speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (2). In verschillende vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie is gewezen op het belang van vrijwillige normalisatie op de markten voor producten en diensten om de compatibiliteit en interoperabiliteit tussen producten en diensten te kunnen waarborgen, technologische ontwikkelingen te kunnen stimuleren en innovatie te kunnen ondersteunen. |
(2) |
Het belang van normen wordt ook erkend in de mededeling van de Commissie „De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen” (3), waarin normen worden beschouwd als essentieel voor het Europese concurrentievermogen en cruciaal voor innovatie en vooruitgang op de eengemaakte markt, omdat zij zorgen voor meer veiligheid, interoperabiliteit en concurrentie en helpen handelsbelemmeringen weg te nemen. |
(3) |
De voltooiing van de digitale eengemaakte markt heeft hoge prioriteit voor de Europese Unie, zoals is benadrukt in de mededeling van de Commissie „Jaarlijkse groeianalyse 2015” (4). In haar mededeling over een strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa (5) heeft de Commissie de nadruk gelegd op de rol van normalisatie en interoperabiliteit bij de totstandkoming van een Europese digitale economie met groeipotentieel op de lange termijn. |
(4) |
In de digitale samenleving worden normalisatieproducten onmisbaar om de interoperabiliteit tussen apparatuur, toepassingen, dataopslagplaatsen, diensten en netwerken te waarborgen. In de mededeling van de Commissie „Een strategische visie voor Europese normen: de duurzame groei van de Europese economie tussen nu en 2020 bevorderen en versnellen” (6) worden de specifieke omstandigheden van de normalisatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) erkend, waarbij oplossingen, toepassingen en diensten vaak worden ontwikkeld door wereldwijde ICT-fora en -consortia die zich tot leidende organisaties voor de ontwikkeling van ICT-normen hebben ontpopt. |
(5) |
Verordening (EU) nr. 1025/2012 heeft tot doel het Europese kader voor normalisatie te moderniseren en te verbeteren. In die verordening wordt een systeem opgezet waarbij de Commissie kan besluiten tot vaststelling van de relevantste en meest algemeen aanvaarde technische ICT-specificaties die zijn afgegeven door organisaties die geen Europese, internationale of nationale normalisatieorganisaties zijn. De mogelijkheid om bij de aankoop van hardware, software en informatietechnologiediensten het volledige scala van technische ICT-specificaties te gebruiken, maakt interoperabiliteit tussen apparatuur, diensten en toepassingen mogelijk, helpt voorkomen dat overheidsdiensten aan een bepaalde technologie gebonden zijn wanneer een openbare aanbesteder na het aflopen van een aanbestedingscontract vanwege het gebruik van merkgebonden ICT-oplossingen niet op een andere aanbieder kan overstappen, en bevordert de concurrentie bij de levering van interoperabele ICT-oplossingen. |
(6) |
Om als referentie bij overheidsopdrachten in aanmerking te komen, moeten technische ICT-specificaties voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Het voldoen aan deze voorschriften geeft de overheden de zekerheid dat de technische ICT-specificaties zijn vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van openheid, eerlijkheid, objectiviteit en non-discriminatie die op het gebied van normalisatie door de Wereldhandelsorganisatie zijn erkend. |
(7) |
Het besluit om een ICT-specificatie vast te stellen moet worden goedgekeurd na raadpleging van het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie, dat is opgericht bij een besluit van de Commissie (7), aangevuld met andere vormen van raadpleging van deskundigen uit de bedrijfstak. |
(8) |
Op 11 juni 2015 heeft het Europese multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie 27 technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” geëvalueerd aan de hand van de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 en heeft het een positief advies uitgebracht over de vaststelling daarvan als referentie bij overheidsopdrachten. De evaluatie van de technische specificaties van de IETF is vervolgens ter raadpleging aan deskundigen uit de bedrijfstak voorgelegd, die het positieve advies over de vaststelling hebben onderschreven. |
(9) |
De 27 technische specificaties worden ontwikkeld en beheerd door de Internet Engineering Task Force (IETF), het belangrijkste orgaan dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van nieuwe standaardspecificaties van hoge kwaliteit voor het ontwerp, het gebruik en het beheer van het internet. IETF is een internationale organisatie die werkt op basis van het „proces voor internetnormen”, een open, transparant en op consensus gebaseerd proces dat wordt gebruikt door de internetgemeenschap voor de normalisatie van protocollen en procedures ten behoeve van alle gebruikers in de hele wereld. |
(10) |
De 27 technische specificaties van de IETF worden veelvuldig gebruikt voor internetdoeleinden. Zij bestaan uit normen en protocollen om een internetnetwerk op te zetten (Transmission Control Protocol/Internet protocol (TCP/IP), User Datagram Protocol (UDP), Domain Name System (DNS), Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP), Simple Network Management Protocol (SNMP), Security Architecture for the Internet Protocol (IPsec) en Network Time Protocol (NTP)); normen en protocollen voor beveiligde verbindingen (Secure Shell-2 (SSH-2) Protocol, Transport Layer Security (TLS) Protocol en Internet X.509 Public Key Infrastructure Certificate and Certificate Revocation List (CRL) Profile (PKIX)); normen en protocollen om een website op te zetten (Hypertext Transfer Protocol (HTTP), Upgrading to TLS Within HTTP/1.1, Uniform Resource Identifiers (URI), Uniform Resource Locator (URL), Uniform Resource Names (URN), File Transfer Protocol (FTP), 8-bit Unicode Transformation Format (UTF-8) en JavaScript Object Notation (JSON)); normen en protocollen voor e-mail-, kalender- en nieuwstoepassingen (Simple Mail Transfer Protocol (SMTP), Internet Message Access Protocol (IMAP), Post Office Protocol — version 3 (POP3), Multipurpose Internet Mail Extensions (MIME), Network News Transfer Protocol (NNTP), Internet Calendaring and Scheduling Core Object Specification (iCalendar), vCard (VCF), Common Format and MIME Type for Comma-Separated Values (CSV)) en normen en protocollen voor toepassingen voor multimediastreaming (Real-time Transport Protocol (RTP) en Session Initiation Protocol (SIP)). |
(11) |
De 27 technische specificaties van de IETF moeten derhalve worden vastgesteld als een technische ICT-specificatie waarnaar in overheidsopdrachten kan worden verwezen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” komen in aanmerking om bij overheidsopdrachten als referentie te dienen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(2) COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010.
(3) COM(2015) 550 final van 28 oktober 2015.
(4) COM(2014) 902 final van 28 november 2014.
(5) COM(2015) 192 final van 6 mei 2015.
(6) COM(2011) 311 definitief van 1 juni 2011.
(7) Besluit van de Commissie van 28 november 2011 tot oprichting van een Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie (PB C 349 van 30.11.2011, blz. 4).
BIJLAGE
Lijst van technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” (IETF) die in aanmerking komen om bij overheidsopdrachten als referentie te dienen (1)
1. |
Transmission Control Protocol/Internet protocol (TCP/IP) |
2. |
User Datagram Protocol (UDP) |
3. |
Domain Name System (DNS) |
4. |
Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) |
5. |
Simple Network Management Protocol (SNMP) |
6. |
Security Architecture for the Internet Protocol (IPsec) |
7. |
Network Time Protocol (NTP) |
8. |
Secure Shell-2 Protocol (SSH-2) |
9. |
Transport Layer Security Protocol (TLS) |
10. |
Internet X.509 Public Key Infrastructure Certificate and Certificate Revocation List (CRL) Profile (PKIX) |
11. |
Hypertext Transfer Protocol (HTTP) |
12. |
Upgrading to TLS Within HTTP/1.1 (HTTPS) |
13. |
Uniform Resource Identifiers (URI) |
14. |
Uniform Resource Locator (URL) |
15. |
Uniform Resource Names (URN) |
16. |
File Transfer Protocol (FTP) |
17. |
8-bit Unicode Transformation Format (UTF-8) |
18. |
Simple Mail Transfer Protocol (SMTP) |
19. |
Internet Message Access Protocol (IMAP) |
20. |
Post Office Protocol — version 3 (POP3) |
21. |
Multipurpose Internet Mail Extensions (MIME) |
22. |
Network News Transfer Protocol (NNTP) |
23. |
Internet Calendaring and Scheduling Core Object Specification (iCalendar) |
24. |
File format standard for electronic business cardS (vCard) |
25. |
Common Format and MIME Type for Comma-Separated Values (CSV) |
26. |
Real-time Transport Protocol (RTP) |
27. |
Session Initiation Protocol (SIP) |
(1) De specificaties van de IETF kunnen gratis worden gedownload op http://www.rfc-editor.org/
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/155 |
BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ
van 19 november 2015
tot wijziging van de aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten [2017/169]
HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, en met name artikel 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten is op 1 juni 2002 in werking getreden. |
(2) |
Bijlage 4 bij de overeenkomst heeft tot doel de handel tussen de partijen in planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor fytosanitaire maatregelen gelden, te vergemakkelijken. Deze bijlage is krachtens de artikelen 1, 2 en 4 ervan aangevuld met een aantal aanhangsels. |
(3) |
De aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 zijn vervangen door Besluit nr. 1/2010 van het Gemengd Landbouwcomité. |
(4) |
Sinds de inwerkingtreding van Besluit nr. 1/2010 zijn de wettelijke bepalingen van de partijen op fytosanitair gebied op een aantal punten die de overeenkomst betreffen, gewijzigd. |
(5) |
De wetgeving van de partijen legt de voorwaarden vast voor controles van de in aanhangsel 1 opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde landen, die worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst op hun respectieve grondgebied. Het is passend om voorwaarden vast te stellen voor dergelijke controles waarbij beide partijen betrokken zijn. |
(6) |
De aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 moeten daarom worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De aanhangsels 1 en 2 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten worden vervangen door de tekst in bijlage I.
Aanhangsel 4 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten wordt vervangen door de tekst in bijlage II.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.
Gedaan te Bern, 19 november 2015.
Voor het Gemengd Landbouwcomité
De voorzitter en het hoofd van de delegatie van Zwitserland
Adrian AEBI
Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie
Lorenzo TERZI
De secretaris van het comité
Thomas MAIER
BIJLAGE I
AANHANGSEL 1
PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN
A. Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit het grondgebied van de partijen waarvoor de partijen soortgelijke wetgeving hebben die gelijkwaardige resultaten oplevert, en waarvan zij het plantenpaspoort erkennen
1. Planten en plantaardige producten:
1.1. voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van de geslachten Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Prunus L. (met uitzondering van Prunus laurocerasus L. en Prunus lusitanica L.), Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.;
1.2. voor opplant bestemde planten van Beta vulgaris L. en Humulus lupulus L., met uitzondering van zaden;
1.3. voor opplant bestemde planten van stolonen- en knollenvormende soorten van Solanum L. en hybriden daarvan;
1.4. planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf., hybriden van deze twee soorten, Casimiroa La Llave, Clausena Burm. f., Vepris Comm., Zanthoxylum L. en Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden;
1.5. onverminderd punt 1.6, planten van Citrus L. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden;
1.6. vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden van deze drie soorten, met bladeren en steeltjes;
1.7. hout van oorsprong uit de Unie dat geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, met of zonder schors, of in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten of afval, en dat:
a) |
geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, en |
b) |
beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn vermeld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (1) en in de tabel hieronder zijn opgenomen:
|
2. Planten, plantaardige producten en andere materialen, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, met uitzondering van planten, plantaardige producten en andere materialen die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstanties van de lidstaten van de Unie of Zwitserland wordt verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten:
2.1. voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van de geslachten Abies Mill., Apium graveolens L., Argyranthemum spp., Asparagus officinalis L., Aster spp., Brassica spp., Castanea Mill., Cucumis spp., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en hybriden van deze soort, Exacum spp., Fragaria L., Gerbera Cass., Gypsophila L., alle rassen Nieuw-Guinea-hybriden van Impatiens L., Lactuca spp., Larix Mill., Leucanthemum L., Lupinus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait., Picea A. Dietr., Pinus L., Platanus L., Populus L., Prunus laurocerasus L., Prunus lusitanica L., Pseudotsuga Carr., Quercus L., Rubus L., Spinacia L., Tanacetum L., Tsuga Carr., Verbena L. en andere voor opplant bestemde planten van kruidachtige soorten (met uitzondering van planten van de familie Gramineae), met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen;
2.2. voor opplant bestemde planten van Solanaceae, andere dan die bedoeld in punt 1.3, met uitzondering van zaden;
2.3. planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium;
2.4. voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende geslachten: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth., Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart. en Washingtonia Raf.;
2.5. planten, zaden en bollen:
a) |
voor opplant bestemde zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L., en voor opplant bestemde planten van Allium porrum L.; |
b) |
zaden van Medicago sativa L.; |
c) |
zaden van Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L. en Phaseolus L. |
3. Voor opplant bestemde bollen, stengelknollen, knollen en wortelstokken van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston „Golden Yellow”, Dahlia spp., Galanthus L., Galtonia candicans (Baker) Decne., Gladiolus Tourn. ex L. (minicultivars en hybriden daarvan zoals Gladiolus callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort. en Gladiolus tubergenii hort.), Hyacinthus L., Iris L., Ismene Herbert, Lilium spp., Muscari Miller, Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tigridia Juss. en Tulipa L., geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, met uitzondering van planten, plantaardige producten en andere materialen die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstanties van de lidstaten van de Unie of Zwitserland wordt verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten.
B. Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit andere gebieden dan het grondgebied van de partijen waarvoor de fytosanitaire invoervoorschriften van de partijen gelijkwaardige resultaten opleveren en die tussen de partijen mogen worden verhandeld met een plantenpaspoort indien zij in deel A van dit aanhangsel vermeld zijn of die vrij mogen worden verhandeld indien zij daar niet vermeld zijn
1. Onverminderd de in deel C van dit aanhangsel vermelde planten, alle voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, maar met inbegrip van zaden van Cruciferae, Gramineae, Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivia, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay, de geslachten Triticum, Secale en X Triticosecale, van oorsprong uit Afghanistan, India, Irak, Iran, Mexico, Nepal, Pakistan, de Verenigde Staten van Amerika en Zuid-Afrika, Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden van deze drie soorten, Capsicum spp., Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L., Medicago sativa L., Prunus L., Rubus L., Oryza spp., Zea mais L., Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Allium porrum L., Allium schoenoprasum L. en Phaseolus L.
2. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van:
— |
Castanea Mill., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L., Gypsophila L., Pelargonium l'Herit. ex Ait, Phoenix spp., Populus L., Quercus L., Solidago L. en snijbloemen van Orchidaceae, |
— |
naaldbomen (Coniferales), |
— |
Acer saccharum Marsh. van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika, |
— |
Prunus L. van oorsprong uit niet-Europese landen, |
— |
snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L. en Trachelium L., van oorsprong uit niet-Europese landen, |
— |
bladgroenten van Apium graveolens L., Ocimum L., Limnophila L. en Eryngium L., |
— |
bladeren van Manihot esculenta Crantz, |
— |
afgesneden takken van Betula L., met of zonder loof, |
— |
afgesneden takken van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met of zonder loof, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten van Amerika, |
— |
Amiris P. Browne, Casimiroa La Llave, Citropsis Swingle & Kellerman, Eremocitrus Swingle, Esenbeckia Kunth., Glycosmis Corrêa, Merrillia Swingle, Naringi Adans., Tetradium Lour., Toddalia Juss. en Zanthoxylum L. |
2.1. Delen van planten, met uitzondering van vruchten, maar met inbegrip van zaden, van Aegle Corrêa, Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl., Atalantia Corrêa, Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus Swingle, Calodendrum Thunb., Choisya Kunth, Clausena Burm. f., Limonia L., Microcitrus Swingle, Murraya J. Koenig ex L., Pamburus Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Triphasia Lour. en Vepris Comm.
3. Vruchten van:
— |
Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden van deze drie soorten, Momordica L. en Solanum melongena L., |
— |
Annona L., Cydonia Mill., Diospyros L., Malus Mill., Mangifera L., Passiflora L., Prunus L., Psidium L., Pyrus L., Ribes L., Syzygium Gaertn. en Vaccinium L., van oorsprong uit niet-Europese landen, |
— |
Capsicum L. |
4. Knollen van Solanum tuberosum L.
5. Bast, zonder andere delen, van:
— |
naaldbomen (Coniferales) van oorsprong uit niet-Europese landen, |
— |
Acer saccharum Marsh., Populus L. en Quercus L., met uitzondering van Quercus suber L., |
— |
Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten van Amerika, |
— |
Betula L. van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika. |
6. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (2) dat:
a) |
geheel of gedeeltelijk is verkregen uit één van de hieronder genoemde families, geslachten of soorten, met uitzondering van verpakkingsmateriaal voor hout als omschreven in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2, bij Richtlijn 2000/29/EG:
|
b) |
beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn vermeld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 en in de tabel hieronder zijn opgenomen:
|
7. Grond en groeimedium:
a) |
grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantendelen, humus met turf of schors, doch niet uitsluitend bestaande uit turf; |
b) |
aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk bestaande uit onder a) genoemd materiaal of gedeeltelijk bestaande uit vaste anorganische stof, bestemd om de levenskracht te handhaven van planten van oorsprong uit:
|
8. Graan van de geslachten Triticum, Secale en X Triticosecale, van oorsprong uit Afghanistan, India, Irak, Iran, Mexico, Nepal, Pakistan, de Verenigde Staten van Amerika en Zuid-Afrika.
C. Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit het grondgebied van de partijen waarvoor de partijen geen soortgelijke wetgeving hebben en waarvan zij het plantenpaspoort niet erkennen
1. Planten en plantaardige producten van oorsprong uit Zwitserland die alleen met een fytosanitair certificaat in een lidstaat van de Unie mogen worden ingevoerd:
1.1. voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden:
geen;
1.2. delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden:
geen;
1.3. zaden:
geen;
1.4. vruchten:
geen;
1.5. hout dat geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, met of zonder schors, of in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten of afval, en dat:
a) |
geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden; en |
b) |
beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn vermeld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 en in de tabel hieronder zijn opgenomen:
|
2. Planten en plantaardige producten van oorsprong uit een lidstaat van de Unie die alleen met een fytosanitair certificaat in Zwitserland mogen worden ingevoerd:
geen.
3. Planten en plantaardige producten van oorsprong uit Zwitserland waarvan de invoer in een lidstaat van de Unie verboden is:
planten, met uitzondering van vruchten en zaden:
geen.
4. Planten en plantaardige producten van oorsprong uit een lidstaat van de Unie waarvan de invoer in Zwitserland verboden is:
planten van:
|
Cotoneaster Ehrh., |
|
Photinia davidiana (Dcne.) Cardot (3). |
AANHANGSEL 2
WETGEVING (4)
Bepalingen van de Unie
— |
Richtlijn 69/464/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de wratziekte; |
— |
Richtlijn 74/647/EEG van de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de anjerbladroller; |
— |
Beschikking 91/261/EEG van de Commissie van 2 mei 1991 waarbij Australië vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. wordt verklaard; |
— |
Richtlijn 92/70/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de in het kader van de erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap te verrichten onderzoeken; |
— |
Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie van 3 november 1992 tot vaststelling van de verplichtingen van producenten en importeurs van planten, plantaardige producten en andere materialen, en van nadere bepalingen inzake registratie; |
— |
Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan; |
— |
Beschikking 93/359/EEG van de Commissie van 28 mei 1993 tot machtiging van de lidstaten afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor hout van Thuja L., van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika; |
— |
Beschikking 93/360/EEG van de Commissie van 28 mei 1993 tot machtiging van de lidstaten afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor hout van Thuja L., van oorsprong uit Canada; |
— |
Beschikking 93/365/EEG van de Commissie van 2 juni 1993 tot machtiging van de lidstaten afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor naaldhout dat een warmtebehandeling heeft ondergaan, van oorsprong uit Canada, en tot vaststelling van nadere bepalingen inzake het merken van dergelijk hout; |
— |
Beschikking 93/422/EEG van de Commissie van 22 juni 1993 tot machtiging van de lidstaten om afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor kunstmatig gedroogd naaldhout, van oorsprong uit Canada, en tot vaststelling van nadere bepalingen inzake het merken van dergelijk hout; |
— |
Beschikking 93/423/EEG van de Commissie van 22 juni 1993 tot machtiging van de lidstaten om afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor kunstmatig gedroogd naaldhout, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, en tot vaststelling van nadere bepalingen inzake het merken van dergelijk hout; |
— |
Richtlijn 93/50/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot nadere omschrijving van bepaalde niet in bijlage V, deel A, bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde planten waarvan de producenten, of de in het productiegebied van die planten gelegen opslagplaatsen of verzendingscentra, in een officieel register moeten worden opgenomen; |
— |
Richtlijn 93/51/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot vaststelling van voorschriften voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen via een beschermd gebied en voor het verkeer, binnen een beschermd gebied, van dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit dat gebied; |
— |
Richtlijn 93/85/EEG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot; |
— |
Richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen; |
— |
Richtlijn 98/22/EG van de Commissie van 15 april 1998 tot vaststelling van de minimumeisen voor de uitvoering in de Gemeenschap van fytosanitaire controles van planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen, in niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten; |
— |
Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.; |
— |
Beschikking 98/109/EG van de Commissie van 2 februari 1998 tot machtiging van de lidstaten om ten aanzien van Thailand tijdelijk spoedmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Thrips palmi Karny; |
— |
Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen; |
— |
Beschikking 2002/757/EG van de Commissie van 19 september 2002 houdende voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. te voorkomen; |
— |
Beschikking 2002/499/EG van de Commissie van 26 juni 2002 houdende machtiging om voor op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., van oorsprong uit de Republiek Korea, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan; |
— |
Beschikking 2002/887/EG van de Commissie van 8 november 2002 houdende machtiging om voor op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., van oorsprong uit Japan, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan; |
— |
Beschikking 2004/200/EG van de Commissie van 27 februari 2004 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus te voorkomen; |
— |
Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles; |
— |
Uitvoeringsbepalingen: Wanneer de plaats van binnenkomst van de in aanhangsel 1 opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde landen zich op het grondgebied van de ene partij bevindt, maar de plaats van bestemming zich op het grondgebied van de andere partij bevindt, worden bij afwezigheid van een specifieke overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van de plaats van binnenkomst en de plaats van bestemming de controles van de documenten en identiteit en de fytosanitaire inspecties uitgevoerd op de plaats van binnenkomst. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de plaats van binnenkomst en de plaats van bestemming een specifieke overeenkomst afsluiten, moet deze schriftelijk worden vastgelegd; |
— |
Richtlijn 2004/105/EG van de Commissie van 15 oktober 2004 tot vaststelling van de modellen van officiële fytosanitaire certificaten of fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer waarvan in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen vergezeld moeten gaan; |
— |
Beschikking 2004/416/EG van de Commissie van 29 april 2004 inzake tijdelijke noodmaatregelen ten aanzien van bepaalde citrusvruchten van oorsprong uit Argentinië of Brazilië; |
— |
Beschikking 2005/51/EG van de Commissie van 21 januari 2005 tot machtiging van de lidstaten om met het oog op reiniging tijdelijk afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan voor de invoer van grond verontreinigd door bestrijdingsmiddelen of persistente organische verontreinigende stoffen; |
— |
Beschikking 2005/359/EG van de Commissie van 29 april 2005 houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika; |
— |
Beschikking 2006/473/EG van de Commissie van 5 juli 2006 waarbij sommige derde landen en sommige gebieden van derde landen worden erkend als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen), Cercospora angolensis Carv. et Mendes en Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen); |
— |
Richtlijn 2006/91/EG van de Raad van 7 november 2006 betreffende de bestrijding van de San José-schildluis; |
— |
Beschikking 2007/365/EG van de Commissie van 25 mei 2007 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Rhynchophorus ferrugineus (Olivier) te voorkomen; |
— |
Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG; |
— |
Beschikking 2007/433/EG van de Commissie van 18 juni 2007 tot vaststelling van voorlopige noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Gibberella circinata Nirenberg & O'Donnell te voorkomen; |
— |
Richtlijn 2008/61/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2011/778/EU van de Commissie van 28 november 2011 tot machtiging van bepaalde lidstaten om voor pootaardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Canada tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2011/787/EU van de Commissie van 29 november 2011 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk noodmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., wat Egypte betreft; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/138/EU van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/219/EU van de Commissie van 24 april 2012 waarbij Servië vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckerman en Kotthoff) Davis et al. wordt verklaard; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/270/EU van de Commissie van 16 mei 2012 betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) te voorkomen; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU van de Commissie van 8 november 2012 wat betreft maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het geslacht Pomacea (Perry) te voorkomen; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/756/EU van de Commissie van 5 december 2012 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto te voorkomen; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2013/92/EU van de Commissie van 18 februari 2013 betreffende het toezicht, de fytosanitaire controles en de te nemen maatregelen met betrekking tot houten verpakkingsmateriaal dat gebruikt wordt voor het vervoer van specifieke goederen van oorsprong uit China; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie van 30 juli 2013 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2013/754/EU van de Commissie van 11 december 2013 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen) te voorkomen, wat Zuid-Afrika betreft; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU van de Commissie van 18 december 2013 houdende afwijking van artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2009/29/EG van de Raad ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2013/782/EU van de Commissie van 18 december 2013 tot wijziging van Beschikking 2002/757/EG wat betreft de vereiste van een fytosanitair certificaat met betrekking tot het schadelijke organisme Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. voor gezaagd hout van Acer macrophyllum Pursh en Quercus spp. L. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika; |
— |
Aanbeveling 2014/63/EU van de Commissie van 6 februari 2014 betreffende bestrijdingsmaatregelen tegen Diabrotica virgifera virgifera LeConte in gebieden in de Unie waar de aanwezigheid van dat organisme is bevestigd; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2014/422/EU van de Commissie van 2 juli 2014 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde citrusvruchten van oorsprong uit Zuid-Afrika om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU van de Commissie van 15 december 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn 2000/29/EG van de Raad met betrekking tot de kennisgeving van de aanwezigheid van schadelijke organismen en van maatregelen die de lidstaten hebben genomen of voornemens zijn te nemen; |
— |
Uitvoeringsbesluit 2014/924/EU van de Commissie van 16 december 2014 houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van hout en bast van es (Fraxinus L.) van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika; |
— |
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/179 van de Commissie van 4 februari 2015 tot machtiging van de lidstaten om af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van houten verpakkingsmateriaal vervaardigd uit naaldbomen (Coniferales) in de vorm van munitiekisten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika onder toezicht van het Amerikaanse ministerie van Defensie; |
— |
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 van de Commissie van 18 mei 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen. |
Bepalingen van Zwitserland
— |
„Ordonnance du 27 octobre 2010 sur la protection des végétaux” (RS 916.20); |
— |
„Ordonnance du DFE du 15 avril 2002 sur les végétaux interdits” (RS 916.205.1); |
— |
„Ordonnance de l'OFAG du 13 mars 2015 sur les mesures phytosanitaires à caractère temporaire” (RS 916.202.1); |
— |
„Ordonnance de l'OFAG du 24 mars 2015 sur l'interdiction d'importer certains fruits et légumes originaires d'Inde” (RS 916.207.142.3); |
— |
„Décision de portée générale de l'OFEV du 14 décembre 2012 concernant l'application de la norme NIMP 15 à des importations de marchandises de pays tiers dans des emballages en bois” (fosc.ch 130 244); |
— |
„Décision de portée générale du 9 août 2013 concernant des mesures destinées à prévenir l'introduction et la propagation du genre Pomacea (Perry)” (FF 2013 5917); |
— |
„Décision de portée générale du 9 août 2013 concernant des mesures destinées à prévenir l'introduction et la propagation de Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu et Goto” (FF 2013 5911); |
— |
„Décision de portée générale de l'OFAG du 16 mars 2015 établissant des mesures à l'égard de certains agrumes originaires d'Afrique du Sud visant à éviter l'introduction et la propagation de Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa” (FF 2015 2596); |
— |
„Directive no 1 de l'OFAG du 1er janvier 2012 à l'intention des services phytosanitaires cantonaux et de l'organisme chargé du contrôle concernant la surveillance et la lutte contre les nématodes à kystes de la pomme de terre (Globodera rostochiensis et Globodera pallida)”; |
— |
„Manuel de gestion du nématode du pin (Bursaphelenchus xylophilus) de l'OFEV du 30 mars 2015”. |
(1) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(2) Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).
(3) In afwijking van punt 4 zijn het binnenbrengen op en doorvoeren van deze planten via het Zwitsers grondgebied toegestaan, maar het in de handel brengen, produceren en telen ervan zijn in Zwitserland verboden.
(4) Elke verwijzing naar een handeling geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar de desbetreffende, uiterlijk op 1 juli 2015 gewijzigde handeling.
BIJLAGE II
„AANHANGSEL 4 (1)
IN ARTIKEL 4 BEDOELDE GEBIEDEN EN DAAROP BETREKKING HEBBENDE BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN
De in artikel 4 bedoelde gebieden en de daarop betrekking hebbende bijzondere voorschriften, die door beide partijen moeten worden gerespecteerd, zijn vastgesteld bij de onderstaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partijen.
Bepalingen van de Unie:
— |
Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen; |
— |
Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie van 4 juli 2008 tot erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap waar bijzondere plantenziekterisico's bestaan. |
Bepalingen van Zwitserland:
— |
Bijlage 12 bij „Ordonnance du 27 octobre 2010 sur la protection des végétaux” (RS 916.20). |
Rectificaties
1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/169 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 139 van 26 mei 2016 )
Op bladzijde 427, in aanhangsel 13, bijlage 1, moet de tabel onder de titel „LIJST VAN VIA DE ITS-INTERFACE BESCHIKBARE GEGEVENS” als volgt worden gelezen:
„BIJLAGE 1
LIJST VAN VIA DE ITS-INTERFACE BESCHIKBARE GEGEVENS
Gegevens |
Bron |
Gegevensclassificatie (persoonlijk/niet persoonlijk) |
VehicleIdentificationNumber |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
CalibrationDate |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
TachographVehicleSpeed speed instant t |
Voertuigunit |
persoonlijk |
Driver1WorkingState Selector driver |
Voertuigunit |
persoonlijk |
Driver2WorkingState |
Voertuigunit |
persoonlijk |
DriveRecognize Speed Threshold detected |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
Driver1TimeRelatedStates Weekly day time |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2TimeRelatedStates |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
DriverCardDriver1 |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
DriverCardDriver2 |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
OverSpeed |
Voertuigunit |
persoonlijk |
TimeDate |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
HighResolutionTotalVehicleDistance |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
ServiceComponentIdentification |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
ServiceDelayCalendarTimeBased |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
Driver1Identification |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2Identification |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
NextCalibrationDate |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
Driver1ContinuousDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2ContinuousDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CumulativeBreakTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CumulativeBreakTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CurrentDurationOfSelectedActivity |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CurrentDurationOfSelectedActivity |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
SpeedAuthorised |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
TachographCardSlot1 |
Bestuurderskaart |
niet persoonlijk |
TachographCardSlot2 |
Bestuurderskaart |
niet persoonlijk |
Driver1Name |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2Name |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
OutOfScopeCondition |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
ModeOfOperation |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
Driver1CumulatedDrivingTimePreviousAndCurrentWeek |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CumulatedDrivingTimePreviousAndCurrentWeek |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
EngineSpeed |
Voertuigunit |
persoonlijk |
RegisteringMemberState |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
VehicleRegistrationNumber |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
Driver1EndOfLastDailyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2EndOfLastDailyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1EndOfLastWeeklyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2EndOfLastWeeklyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1EndOfSecondLastWeeklyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2EndOfSecondLastWeeklyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CurrentDailyDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CurrentDailyDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CurrentWeeklyDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CurrentWeeklyDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1TimeLeftUntilNewDailyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2TimeLeftUntilNewDailyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CardExpiryDate |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CardExpiryDate |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CardNextMandatoryDownloadDate |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CardNextMandatoryDownloadDate |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
TachographNextMandatoryDownloadDate |
Voertuigunit |
niet persoonlijk |
Driver1TimeLeftUntilNewWeeklyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2TimeLeftUntilNewWeeklyRestPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1NumberOfTimes9hDailyDrivingTimesExceeded |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2NumberOfTimes9hDailyDrivingTimesExceeced |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1CumulativeUninterruptedRestTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2CumulativeUninterruptedRestTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1MinimumDailyRest |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2MinimumDailyRest |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1MinimumWeeklyRest |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2MinimumWeeklyRest |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1MaximumDailyPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2MaximumDailyPeriod |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1MaximumDailyDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2MaximumDailyDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1NumberOfUsedReducedDailyRestPeriods |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2NumberOfUsedReducedDailyRestPeriods |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver1RemainingCurrentDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
Driver2RemainingCurrentDrivingTime |
Bestuurderskaart |
persoonlijk |
GNSS position |
Voertuigunit |
persoonlijk” |
Op bladzijde 462, in aanhangsel 14, moet tabel 14.1 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.1
Downlinkparameters
Item nr. |
Parameter |
Waarde(n) |
Opmerking |
||||||||
D1 |
Draaggolffrequenties van downlinkkanaal |
Een REDCR kan vier alternatieve frequenties gebruiken:
|
Overeenkomstig ERC-aanbeveling 70-03. Draaggolffrequenties kunnen worden gekozen door de uitvoerder van het wegkantsysteem en hoeven niet bekend te zijn in de DSRC-VU. (Conform EN 12253 en EN 13372) |
||||||||
D1a (*1) |
Tolerantie van draaggolffrequenties |
Binnen ± 5 ppm |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D2 (*1) |
Zenderspectrummasker RSU (REDCR) |
Overeenkomstig ERC-aanbeveling 70-03. REDCR voldoet aan klasse B en C, als bedoeld in EN 12253. Geen ander specifiek voorschrift in deze bijlage. |
Parameter gebruikt voor storingsonderdrukking tussen nabijgelegen ondervragingssystemen (als bedoeld in EN 12253 en EN 13372). |
||||||||
D3 |
Minimaal frequentiebereik OBU (DSRC-VU) |
5,795 - 5,815 GHz |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D4 (*1) |
Maximaal equivalent isotroop uitgestraald vermogen (EIRP) |
Overeenkomstig ERC-aanbeveling 70-03 (zonder licentie) en nationale regelgeving Maximaal + 33 dBm |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D4a |
Hoekscheidend EIRP-masker |
Zoals in aangegeven en bekendgemaakte specificatie van ontwerper ondervragingssysteem |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D5 |
Polarisatie |
Cirkelvormig linksdraaiend |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D5a |
Kruispolarisatie |
Kruispolarisatiediscriminatie (XPD): in as van de antenne: (REDCR) RSU t ≥ 15 dB (DSRC-VU) OBU r ≥ 10 dB In gebied van – 3 dB: (REDCR) RSU t ≥ 10 dB (DSRC-VU) OBU r ≥ 6 dB |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D6 (*1) |
Modulatie |
Amplitudemodulatie met twee niveaus |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D6a (*1) |
Modulatie-index |
0,5 … 0,9 |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D6b |
Oogpatroon |
≥ 90 % (tijd)/≥ 85 % (amplitude) |
|
||||||||
D7 (*1) |
Gegevenscodering |
FM0 Bit „1” heeft alleen overgang bij het begin en einde van het bitinterval. Bit „0” heeft een extra overgang in het midden van het bitinterval vergeleken met bit „1”. |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D8 (*1) |
Bitsnelheid |
500 kBit/s |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D8a |
Bitkloktolerantie |
Beter dan ± 100 ppm |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D9 (*1) |
Bitfoutenkans voor communicatie |
≤ 10– 6 indien invallend vermogen van OBU (DSRC-VU) ligt binnen het bereik van [D11a t/m D11b] |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D10 |
Startsignaal voor activering OBU (DSRC-VU) |
OBU (DSRC-VU) wordt geactiveerd bij ontvangst van een frame van 11 bytes of meer (inclusief blokvoorloper) |
Geen bijzonder activeringspatroon is vereist. DSRC-VU kan ook worden geactiveerd bij ontvangst van een frame met minder dan 11 bytes. (Conform EN 12253) |
||||||||
D10a |
Maximale aanlooptijd |
≤ 5 ms |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D11 |
Communicatiegebied |
Ruimtelijk gebied waarin een bitfoutenkans volgens D9a wordt bereikt |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D11a (*1) |
Bovenste vermogensgrens voor communicatie |
– 24 dBm |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D11b (*1) |
Onderste vermogensgrens voor communicatie |
Invallend vermogen:
|
(Conform EN 12253) Uitgebreidere vereisten voor horizontale hoeken tot ± 45° als gevolg van de in deze bijlage vastgestelde gebruiksgevallen. |
||||||||
D12 (*1) |
Grensvermogens-niveau van (DSRC-VU) |
– 60 dBm |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D13 |
Blokvoorloper |
Verplicht |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D13a |
Lengte en patroon van blokvoorloper |
16 bits ± 1 bit van FM0-gecodeerde bits „1” |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D13b |
Golfvorm van blokvoorloper |
Afwisselende reeks voorloopsignalen van laag en hoog niveau met een pulsduur van 2 μs. De tolerantie wordt bepaald door D8a |
(Conform EN 12253) |
||||||||
D13c |
Staartbits |
De RSU (REDCR) mag na de eindvlag ten hoogste 8 bits verzenden. Een OBU (DSRC-VU) is niet vereist om deze extra bits in rekening te brengen. |
(Conform EN 12253) |
Op bladzijde 464, in aanhangsel 14, moet tabel 14.2 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.2
Uplinkparameters
Item nr. |
Parameter |
Waarde(n) |
Opmerking |
||||||
U1 (*2) |
Subdraaggolffrequenties |
Een OBU (DSRC-VU) ondersteunt 1,5 MHz en 2,0 MHz Een RSU (REDCR) ondersteunt 1,5 MHz of 2,0 MHz of allebei. U1-0: 1,5 MHz U1-1: 2,0 MHz |
Keuze van subdraaggolffrequentie (1,5 MHz of 2,0 MHz) hangt af van het gekozen EN 13372-profiel. |
||||||
U1a (*2) |
Tolerantie van subdraaggolffrequenties |
Binnen ± 0,1 % |
(Conform EN 12253) |
||||||
U1b |
Gebruik van zijbanden |
Dezelfde gegevens aan beide zijden |
(Conform EN 12253) |
||||||
U2 (*2) |
Zenderspectrummasker OBU (DSRC-VU) |
Conform EN 12253
|
(Conform EN 12253) |
||||||
U4a (*2) |
Maximaal EIRP enkelzijband (as van de antenne) |
Twee opties:
|
Zoals in aangegeven en bekendgemaakte specificatie van ontwerper apparatuur |
||||||
U4b (*2) |
Maximaal EIRP enkelzijband (35°) |
Twee opties:
|
Zoals in aangegeven en bekendgemaakte specificatie van ontwerper apparatuur |
||||||
U5 |
Polarisatie |
Cirkelvormig linksdraaiend |
(Conform EN 12253) |
||||||
U5a |
Kruispolarisatie |
XPD: in as van de antenne: (REDCR) RSU r ≥ 15 dB (DSRC-VU) OBU t ≥ 10 dB Op -3 dB: (REDCR) RSU r ≥ 10 dB (DSRC-VU) OBU t ≥ 6 dB |
(Conform EN 12253) |
||||||
U6 |
Subdraaggolfmodulatie |
2-PSK Gecodeerde gegevens gesynchroniseerd op subdraaggolf: overgangen van gecodeerde gegevens vallen samen met overgangen van subdraaggolf |
(Conform EN 12253) |
||||||
U6b |
Bedrijfscyclus |
Bedrijfscyclus: 50 % ± α, α ≤ 5 % |
(Conform EN 12253) |
||||||
U6c |
Modulatie op draaggolf |
Vermenigvuldiging van gemoduleerde subdraaggolf met draaggolf |
(Conform EN 12253) |
||||||
U7 (*2) |
Gegevenscodering |
NRZI (Non-Return to Zero, Inverted) (geen overgang bij begin van bit „1”, overgang bij begin van bit „0”, geen overgang binnen bit) |
(Conform EN 12253) |
||||||
U8 (*2) |
Bitsnelheid |
250 kBit/s |
(Conform EN 12253) |
||||||
U8a |
Bitkloktolerantie |
Binnen ± 1 000 ppm |
(Conform EN 12253) |
||||||
U9 |
Bitfoutenkans voor communicatie |
≤ 10– 6 |
(Conform EN 12253) |
||||||
U11 |
Communicatiegebied |
Het ruimtelijk gebied waarin de DSRC-VU zich bevindt, wordt zodanig gekozen dat de REDCR de door de DSRC-VU verzonden gegevens kan ontvangen met een bitfoutenkans die kleiner is dan bepaald in U9a. |
(Conform EN 12253) |
||||||
U12a (*2) |
Conversieversterking (ondergrens) |
1 dB voor elke zijband Hoekbereik: cirkelvormig symmetrisch tussen as van antenne en ± 35° en binnen – 45° t/m + 45° volgens het horizontale vlak (azimut) evenwijdig aan het wegdek indien de DSRC-VU later in het voertuig wordt gemonteerd. |
Groter dan het gespecificeerde waardebereik voor horizontale hoeken tot ± 45°, als gevolg van de in deze bijlage vastgestelde gebruiksgevallen. |
||||||
U12b (*2) |
Conversieversterking (bovengrens) |
10 dB voor elke zijband |
Kleiner dan het gespecificeerde waardebereik voor elke zijband binnen een cirkelkegel rond de as van de antenne met een openingshoek van ± 45° |
||||||
U13 |
Blokvoorloper |
Verplicht |
(Conform EN 12253) |
||||||
U13a |
Blokvoorloper Lengte en patroon |
32 tot 36 μs, alleen gemoduleerd met subdraaggolf, gevolgd door 8 bits van NRZI-gecodeerde bits „0” |
(Conform EN 12253) |
||||||
U13b |
Staartbits |
De DSRC-VU mag na de eindvlag ten hoogste 8 bits verzenden. Een RSU (REDCR) is niet vereist om deze extra bits in rekening te brengen. |
(Conform EN 12253) |
Op bladzijde 469, in aanhangsel 14, moet de tabel onder punt 5.4.3 als volgt worden gelezen:
„DSC_36 |
Rekening houdend met de volgorde van commando's en antwoorden kan de transactie als volgt worden omschreven:
Punten 5.4.7 en 5.4.8 bevatten een voorbeeld van de transactievolgorde en de inhoud van de uitgewisselde frames.”. |
Op bladzijde 472, in aanhangsel 14, moet tabel 14.3 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.3
Elementen van RtmData, uitgevoerde acties en definities
|
|
|
|
||||||||||||||||
RTM1 Kenteken van het voertuig |
De VU stelt de waarde van het gegevenselement RTM1 tp15638VehicleRegistrationPlate in op basis van de geregistreerde waarde van het gegevenstype VehicleRegistrationIdentification zoals gedefinieerd in aanhangsel 1 VehicleRegistrationIdentification |
Kenteken van het voertuig, uitgedrukt als tekenreeks (string) |
|
||||||||||||||||
RTM2 Snelheidsoverschrijding |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM2 tp15638SpeedingEvent. De VU berekent de waarde van tp15638SpeedingEvent op basis van het aantal in de VU geregistreerde snelheidsoverschrijdingen tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, zoals gedefinieerd in bijlage 1C. Indien er ten minste één tp15638SpeedingEvent is tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de waarde van tp15638SpeedingEvent ingesteld op TRUE (waar). Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt tp15638SpeedingEvent ingesteld op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) — onregelmatigheden in snelheid tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad |
|
||||||||||||||||
RTM3 Rijden zonder geldige kaart |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM3 tp15638DrivingWithoutValidCard. De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638DrivingWithoutValidCard indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Rijden zonder geldige kaart”, zoals gedefinieerd in bijlage 1C. Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638DrivingWithoutValidCard ingesteld op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = gebruik van een ongeldige kaart |
|
||||||||||||||||
RTM4 Geldige bestuurderskaart |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM4 tp15638DriverCard op basis van de in de VU opgeslagen gegevens, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1. Indien er geen geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op TRUE (waar). Indien er een geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op FALSE (onwaar). |
0 (FALSE) = geldige bestuurderskaart |
|
||||||||||||||||
RTM5 Inbrengen van de kaart tijdens het rijden |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM5. De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638CardInsertion indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Inbrengen van de kaart tijdens het rijden”, zoals gedefinieerd in bijlage 1C. Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638CardInsertion ingesteld op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad is de kaart ingebracht tijdens het rijden |
|
||||||||||||||||
RTM6 Fout in de bewegingsgegevens |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM6. De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638MotionDataError indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Fout in de bewegingsgegevens”, zoals gedefinieerd in bijlage 1C. Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638MotionDataError ingesteld op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = fout in de bewegingsgegevens tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad |
|
||||||||||||||||
RTM7 Tegenstrijdige bewegingsgegevens |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM7. De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638vehicleMotionConflict indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Tegenstrijdige bewegingsgegevens”, (waarde „0A”H). Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638vehicleMotionConflict ingesteld op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = tegenstrijdige bewegingsgegevens tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad |
|
||||||||||||||||
RTM8 Tweede bestuurderskaart |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM8 op basis van bijlage 1C („Gegevens over de bestuurdersactiviteiten” BEMANNING en BIJRIJDER). Indien er een tweede geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op TRUE (waar). Indien er geen tweede geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = er is een tweede bestuurderskaart ingebracht |
|
||||||||||||||||
RTM9 Lopende activiteit |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM9. De VU stelt deze variabele in op TRUE (waar) indien in de VU een andere lopende activiteit dan „RIJDEN” is geregistreerd, zoals gedefinieerd in bijlage 1C. Indien de in de VU geregistreerde lopende activiteit „RIJDEN” is, stelt de VU deze variabele in op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = andere activiteit gekozen; 0 (FALSE) = gekozen activiteit is „rijden” |
|
||||||||||||||||
RTM10 Afsluiting van laatste sessie |
De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM10. De VU stelt deze variabele in op TRUE (waar) indien de laatste rijsessie niet juist is afgesloten, zoals gedefinieerd in bijlage 1C. Indien de laatste rijsessie juist is afgesloten, wordt de variabele ingesteld op FALSE (onwaar). |
1 (TRUE) = niet juist afgesloten 0 (FALSE) = juist afgesloten |
|
||||||||||||||||
RTM11 Onderbreking in stroomvoorziening |
De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM11. De VU wijst aan de variabele tp15638PowerSupplyInterruption een waarde toe gelijk aan de langste stroomstoring in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 165/2014, voor een voorval van het type „Onderbreking in stroomvoorziening”, als bedoeld in bijlage 1C. Indien er geen enkele onderbreking in stroomvoorziening is opgetreden tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de integerwaarde ingesteld op 0. |
|
|
||||||||||||||||
RTM12 Fout in de sensor |
De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM12. De VU wijst aan de variabele sensorFault de volgende waarde toe:
Indien er tijdens de laatste tien dagen geen voorvallen zijn geregistreerd, wordt aan de variabele de waarde 0 toegekend. |
|
|
||||||||||||||||
RTM13 Tijdafstelling |
De VU genereert voor het gegevenselement RTM13 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van tijdafstellingsgegevens, als bedoeld in bijlage 1C. De VU kent de waarde toe van het laatste tijdstip waarop het voorval „Tijdafstelling” heeft plaatsgehad. Indien in de VU-gegevens geen voorval „Tijdafstelling” in de zin van bijlage 1C is geregistreerd, wordt de variabele ingesteld op 0. |
Tijdstip van laatste tijdafstelling |
|
||||||||||||||||
RTM14 Poging tot inbreuk op de beveiliging |
De VU genereert voor het gegevenselement RTM14 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van een poging tot inbreuk op de beveiliging, als bedoeld in bijlage 1C. De VU stelt de waarde in van het laatste tijdstip waarop de VU het voorval „Poging tot inbreuk op de beveiliging” heeft geregistreerd. Indien in de VU-gegevens geen voorval „Poging tot inbreuk op de beveiliging” in de zin van bijlage 1C is geregistreerd, wordt de variabele ingesteld op een waarde van 0x00FF. |
Tijdstip van Iaatste poging tot inbreuk op de beveiliging
|
|
||||||||||||||||
RTM15 Laatste kalibrering |
De VU genereert voor het gegevenselement RTM15 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van laatste kalibreringsgegevens, als bedoeld in bijlage 1C. De VU stelt de tijdwaarde in van de laatste twee kalibreringen (RTM15 en RTM16), die worden ingesteld in VuCalibrationData, als bedoeld in aanhangsel 1. De VU stelt de waarde voor RTM15 in op de timeReal van het voorval „Laatste kalibrering”. |
Tijdstip van laatste kalibreringsgegevens |
|
||||||||||||||||
RTM16 Vorige kalibrering |
De VU genereert een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) voor het gegevenselement RTM16 van de geregistreerde kalibrering die voorafgaat aan de laatste kalibrering. Indien er geen vorige kalibrering is, stelt de VU de waarde van RTM16 in op 0. |
Tijdstip van vorige kalibreringsgegevens |
|
||||||||||||||||
RTM17 Datum van aansluiting tachograaf |
Voor het gegevenselement RTM17 genereert de VU een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1). De VU stelt de waarde in van het tijdstip waarop de VU voor het eerst is geïnstalleerd. De VU leidt dit gegeven af van VuCalibrationData (aanhangsel 1) in vuCalibrationRecords waarbij CalibrationPurpose gelijk is aan: „03”H |
Datum van aansluiting tachograaf |
|
||||||||||||||||
RTM18 Effectieve snelheid |
De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM18. De VU stelt de waarde voor RTM18 in op de laatste effectieve snelheid die is geregistreerd op het ogenblik dat de RtmData voor het laatst zijn geactualiseerd. |
Laatste effectieve snelheid die is geregistreerd |
|
||||||||||||||||
RTM19 Tijdaanduiding |
Voor het gegevenselement RTM19 genereert de VU een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1). De VU stelt de waarde voor RTM19 in op het tijdstip waarop de RtmData voor het laatst zijn geactualiseerd. |
Tijdaanduiding van huidige TachographPayload |
” |
Op bladzijde 477, in aanhangsel 14, moet tabel 14.4 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.4
Initialisatie: instellingen BST-frame
Veld |
Instellingen |
Link Identifier |
Broadcast-adres |
Beacon ID |
Conform EN 12834 |
Time |
Conform EN 12834 |
Profile |
Geen extensie, 0 of 1 te gebruiken |
MandApplications |
Geen extensie, EID niet aanwezig, parameter niet aanwezig, AID = 2 Freight&Fleet |
NonMandApplications |
Niet aanwezig |
ProfileList |
Geen extensie, aantal profielen in lijst = 0 |
Fragmentation header |
Geen fragmentatie |
Layer 2 Settings |
PDU commando, UI-commando” |
Op bladzijde 477, in aanhangsel 14, moet tabel 14.5 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.5
Initialisatie: voorbeeld inhoud BST-frame
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Broadcast ID |
|
Broadcast-adres |
3 |
MAC Control Field |
|
PDU commando |
4 |
LLC Control Field |
|
UI-commando |
5 |
Fragmentation header |
|
Geen fragmentatie |
6 |
BST |
|
Verzoek om initialisatie |
SEQUENCE { |
|
|
|
OPTION indicatorBeaconID SEQUENCE { ManufacturerId INTEGER (0..65535) |
|
NonMand-toepassingen niet aanwezig |
|
|
|
|
|
|
Fabrikant-ID |
||
7 |
|
|
|
8 |
|
|
|
IndividualID INTEGER (0..134217727) } |
|
27-bits ID beschikbaar voor fabrikant |
|
9 |
|
||
10 |
|
||
11 |
|
||
12 |
Time INTEGER (0..4294967295) |
|
32-bits UNIX realtime |
13 |
|
||
14 |
|
||
15 |
|
||
16 |
Profile INTEGER (0..127,…) |
|
Geen extensie. Voorbeeldprofiel 0 |
17 |
MandApplications SEQUENCE (SIZE(0..127,…)) OF { |
|
Geen extensie, aantal mand-toepassingen = 1 |
18 |
SEQUENCE { |
|
|
OPTION indicator |
|
EID niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
Parameter niet aanwezig |
|
AID DSRCApplicationEntityID}} |
|
Geen extensie. AID = 2 Freight&Fleet |
|
19 |
ProfileList SEQUENCE (0..127,…) OF Profile} |
|
Geen extensie, aantal profielen in lijst = 0 |
20 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
21 |
|
||
22 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 479, in aanhangsel 14, moet tabel 14.6 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.6
Initialisatie: frame-inhoud verzoek om toewijzing van tijdvenster
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
Verzoek om toewijzing particulier tijdvenster |
7 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
8 |
|
||
9 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 480, in aanhangsel 14, moet tabel 14.7 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.7
Initialisatie: frame-inhoud toewijzing van tijdvenster
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
Toewijzing particulier tijdvenster |
7 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
8 |
|
||
9 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 480, in aanhangsel 14, moet tabel 14.8 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.8
Initialisatie: instellingen VST-frame
Veld |
Instellingen |
Private LID |
Conform EN 12834 |
VST parameters |
Opvulling = 0, daarna voor elke ondersteunde toepassing: EID aanwezig, parameter aanwezig, AID = 2, EID zoals gegenereerd door OBU |
Parameter |
Geen extensie, bevat de RTM-contextmarkering |
ObeConfiguration |
Het facultatieve veld OBE-status kan aanwezig zijn, maar wordt niet gebruikt door de REDCR |
Fragmentation header |
Geen fragmentatie |
Layer 2 settings |
PDU commando, UI-commando” |
Op bladzijde 481, in aanhangsel 14, moet tabel 14.9 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.9
Initialisatie: voorbeeld inhoud VST-frame
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
PDU commando |
7 |
LLC Control Field |
|
UI-commando |
8 |
Fragmentation header |
|
Geen fragmentatie |
9 |
VST SEQUENCE { |
|
Antwoord op initialisatie |
Fill BIT STRING (SIZE(4)) |
|
Niet gebruikt en ingesteld op 0 |
|
10 |
Profile INTEGER (0..127,…) Applications SEQUENCE OF { |
|
Geen extensie. Voorbeeldprofiel 0 |
11 |
|
Geen extensie, 1 toepassing |
|
12 |
SEQUENCE { |
|
|
OPTION indicator |
|
EID aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
Parameter aanwezig |
|
AID DSRCApplicationEntityID |
|
Geen extensie. AID = 2 Freight&Fleet |
|
13 |
EID Dsrc-EID |
|
Gedefinieerd in OBU en identificeert het toepassingsexemplaar. |
14 |
Parameter Container { |
|
Geen extensie, gekozen container = 02, Bytestring |
15 |
|
|
Geen extensie, lengte Rtm-contextmarkering = 8 |
16 |
Rtm-ContextMark::= SEQUENCE { Standaard-ID StandardIdentifier standardIdentifier |
|
Object-ID van ondersteunde norm, deel en versie. Voorbeeld: ISO (1) Standard (0) TARV (15638) Part 9 (9) Version 1 (1). Eerste byte is 06H, zijnde de object-ID, tweede byte is 06H, zijnde de lengte ervan. De volgende 6 bytes bevatten het voorbeeld van de object-ID. Merk op dat slechts één element van de sequentie aanwezig is (het facultatieve element RtmCommProfile is weggelaten) |
17 |
|
||
18 |
|
||
19 |
|
||
20 |
|
||
21 |
|
||
22 |
|
||
23 |
|
||
24 |
ObeConfiguration Sequence { |
|
|
OPTION indicator |
|
ObeStatus niet aanwezig |
|
eEquipmentClass INTEGER (0..32767) |
|
|
|
25 |
|
|
|
26 |
ManufacturerId INTEGER (0..65535) |
|
Fabrikant-ID voor DSRC-VU, zoals beschreven in register ISO 14816 |
27 |
|
||
28 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
29 |
|
||
30 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 482, in aanhangsel 14, moet tabel 14.10 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.10
Overzicht: instellingen GET.request-frame
Veld |
Instellingen |
Invoker Identifier (IID) |
Niet aanwezig |
Link Identifier (LID) |
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
Chaining |
Neen |
Element Identifier (EID) identificatie (EID) |
Zoals opgegeven in de VST. Geen extensie |
Access Credentials Toegangsreferenties |
Neen |
AttributeIdlist |
Geen extensie, 1 attribuut, AttribuetId = 1 (RtmData) |
Fragmentation |
Neen |
Layer 2 settings |
PDU commando, Polled ACn-commando” |
Op bladzijde 483, in aanhangsel 14, moet tabel 14.11 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.11
Voorstelling: voorbeeld GET.request-frame
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
PDU commando |
7 |
LLC Control Field |
|
Polled ACn-commando, n-bit |
8 |
Fragmentation header |
|
Geen fragmentatie |
9 |
Get.request SEQUENCE { |
|
Verzoek om gegevens op te halen (GET) |
OPTION indicator |
|
Toegangsreferenties niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
IID niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
AttributeIdList aanwezig |
|
Fill BIT STRING(SIZE(1)) |
|
Ingesteld op 0 |
|
10 |
EID INTEGER (0..127,…) |
|
De EID van het RTM-toepassingsexemplaar, zoals opgegeven in de VST. Geen extensie |
11 |
AttributeIdList'SEQUENCE OF { AttributeId}} |
|
Geen extensie, aantal attributen = 1 |
12 |
|
|
Attribuut-ID = 1, RtmData. Geen extensie |
13 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
14 |
|
||
15 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 484, in aanhangsel 14, moet tabel 14.12 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.12
Voorstelling: instellingen GET.response-frame
Veld |
Instellingen |
Invoker Identifier (IID) |
Niet aanwezig |
Link Identifier (LID) |
Conform EN 12834 |
Chaining |
Neen |
Element Identifier (EID) |
Zoals opgegeven in de VST |
Access Credentials |
Neen |
Fragmentation |
Neen |
Layer2 Settings |
Antwoord PDU, antwoord beschikbaar en commando geaccepteerd, ACn-commando” |
Op bladzijde 484, in aanhangsel 14, moet tabel 14.13 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.13
Voorstelling: voorbeeld inhoud antwoordframe
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
Antwoord PDU |
7 |
LLC Control Field |
|
Antwoord beschikbaar, ACn-commando n-bit |
8 |
LLC Status Field |
|
Antwoord beschikbaar en commando geaccepteerd |
9 |
Fragmentation header |
|
Geen fragmentatie |
10 |
Get.response SEQUENCE { |
|
Antwoord GET |
OPTION indicator |
|
IID niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
Attribuutlijst aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
Retourstatus niet aanwezig |
|
Fill BIT STRING(SIZE(1)) |
|
Niet gebruikt |
|
11 |
EID INTEGER (0..127,…) |
|
Antwoord verzonden vanuit RTM- toepassingsexemplaar. Geen extensie |
12 |
AttributeList SEQUENCE OF { |
|
Geen extensie, aantal attributen = 1 |
13 |
Attributes SEQUENCE { AttributeId |
|
Geen extensie, attribuut-ID = 1 (RtmData) |
14 |
AttributeValue CONTAINER { |
|
Geen extensie, gekozen container = 1010 |
15 |
|
RtmData |
|
16 |
|
||
17 |
|
||
… |
… |
||
n |
}}}} |
|
|
n+1 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
n+2 |
|
||
n+3 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 486, in aanhangsel 14, moet tabel 14.14 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.14
Beëindiging. EVENT_REPORTinhoud Release-Frame
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
Het frame bevat een LPDU-commando |
7 |
LLC Control Field |
|
UI-commando |
8 |
Fragmentatie header |
|
Geen fragmentatie |
9 |
EVENT_REPORT.request SEQUENCE { |
|
EVENT_REPORT (Release) |
OPTION indicator |
|
Toegangsreferenties niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
Voorvalparameter niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
IID niet aanwezig |
|
Mode BOOLEAN |
|
Geen antwoord verwacht |
|
10 |
EID INTEGER (0..127,…) |
|
Geen extensie, EID = 0 (System) |
11 |
EventType INTEGER (0..127,…)} |
|
Voorvaltype 0 = Release |
12 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
13 |
|
||
14 |
Vlag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 487, in aanhangsel 14, moet tabel 14.15 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.15
Voorbeeld van het Action, Echo-verzoekframe
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
PDU commando |
7 |
LLC Control Field |
|
Polled ACn-commando, n-bit |
8 |
Fragmentation Header |
|
Geen fragmentatie |
9 |
ACTION.request SEQUENCE { |
|
Verzoek om actie (ECHO) |
OPTION indicator |
|
Toegangsreferenties niet aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
Actieparameter aanwezig |
|
OPTION indicator |
|
IID niet aanwezig |
|
Mode BOOLEAN |
|
Antwoord verwacht |
|
10 |
EID INTEGER (0..127,…) |
|
Geen extensie, EID = 0 (System) |
11 |
ActionType INTEGER (0..127) |
|
Geen extensie, actietype ECHO-verzoek |
12 |
ActionParameter CONTAINER { |
|
Geen extensie, gekozen container = 2 |
13 |
|
Geen extensie. Stringlengte = 100 bytes |
|
14 |
|
|
Te echoën gegevens |
… |
… |
||
113 |
}} |
|
|
114614 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
115715 |
|
||
116816 |
Flag |
|
Eindvlag” |
Op bladzijde 489, in aanhangsel 14, moet tabel 14.16 als volgt worden gelezen:
„Tabel 14.16
Voorbeeld van het Action, Echo-antwoordframe
Byte nr. |
Attribuut/veld |
Bits in byte |
Omschrijving |
1 |
FLAG |
|
Startvlag |
2 |
Private LID |
|
Verbindingsadres van specifieke VU |
3 |
|
||
4 |
|
||
5 |
|
||
6 |
MAC Control Field |
|
Antwoord PDU |
7 |
LLC Control Field |
|
ACn-commando, n-bit |
8 |
LLC status field |
|
Antwoord beschikbaar |
9 |
Fragmentation header |
|
Geen fragmentatie |
10 |
ACTION.response SEQUENCE { |
|
Antwoord op ACTIE (ECHO) |
OPTIE-indicator |
|
IID niet aanwezig |
|
OPTIE-indicator |
|
Antwoordparameter aanwezig |
|
OPTIE-indicator |
|
Retourstatus niet aanwezig |
|
Fill BIT STRING (SIZE (1)) |
|
Niet gebruikt |
|
11 |
EID INTEGER (0..127,…) |
|
Geen extensie, EID = 0 (Systeem) |
12 |
ResponseParameter CONTAINER { |
|
Geen extensie, gekozen container = 2 |
13 |
|
Geen extensie. Stringlengte = 100 bytes |
|
14 |
|
|
Geëchode gegevens |
… |
… |
||
113 |
}} |
|
|
114 |
FCS |
|
Framecontrolevolgorde |
115 |
|
||
116 |
Flag |
|
Eindvlag” |
(*1) – Downlinkparameters moeten aan conformiteitstests worden onderworpen overeenkomstig de relevante parametertest van EN 300 674-1.”.
(*2) – Uplinkparameters moeten aan conformiteitstests worden onderworpen overeenkomstig de relevante parametertest van EN 300 674-1.”.