ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 1

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
4 januari 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1 van de Commissie van 3 januari 2017 betreffende procedures voor vaartuigidentificatie in het kader van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende pleziervaartuigen en waterscooters ( 1 )

1

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2 van de Commissie van 3 januari 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

6

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 1/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1 VAN DE COMMISSIE

van 3 januari 2017

betreffende procedures voor vaartuigidentificatie in het kader van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende pleziervaartuigen en waterscooters

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG (1), met name artikel 49, lid 1, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om een betere uitvoering van het overeenkomstig Richtlijn 2013/53/EU vereiste codesysteem voor vaartuigidentificatie te garanderen, de samenwerking tussen de lidstaten te faciliteren en transparantie te vergroten, is het noodzakelijk minimumregels vast te leggen betreffende de procedure voor de toewijzing en het beheer van de unieke code van de fabrikant.

(2)

Het is passend te bepalen dat iedere lidstaat verantwoordelijk is voor het aanwijzen van een nationale autoriteit of nationale instantie die de unieke code van de fabrikant toewijst en die een belangrijk contactpunt zal zijn voor de toewijzing en het beheer van de codes van de fabrikant.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 50, lid 1, van Richtlijn 2013/53/EU ingestelde comité inzake de richtlijn pleziervaartuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Deze verordening stelt de regels vast inzake vaartuigidentificatie, met name betreffende de toewijzing en het beheer van codes van de fabrikant.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „nationale instantie”: een door de nationale autoriteit van iedere lidstaat aangewezen instantie voor het toewijzen van de unieke code van de fabrikant;

b)   „land waar de fabrikant is gevestigd”: het land waar de fabrikant zijn hoofdkantoor heeft, in geval van een rechtspersoon, of een vast adres heeft, in geval van een natuurlijk persoon;

c)   „nationaal register”: het register van iedere lidstaat waarin de unieke code van de fabrikant voor de op hun grondgebied gevestigde fabrikanten is geregistreerd;

d)   „register van derde landen”: het register van het samenwerkingsplatform van de Commissie waarin de unieke code van de fabrikant voor op het grondgebied van derde landen gevestigde fabrikanten is geregistreerd;

e)   „register van de lidstaten”: de verzameling van nationale registers in het samenwerkingsplatform van de Commissie;

f)   „register van aangemelde instanties”: het register van het samenwerkingsplatform van de Commissie waar de identificatiecode van de beoordeling na de bouw is geregistreerd.

HOOFDSTUK 2

SAMENSTELLING VAN HET VAARTUIGIDENTIFICATIENUMMER

Artikel 3

Vaartuigidentificatienummer

1.   Een vaartuigidentificatienummer (watercraft identification number, „WIN”) bestaat in deze volgorde uit de volgende onderdelen:

a)

de landencode van de fabrikant die aangeeft waar de fabrikant gevestigd is;

b)

de door de nationale autoriteit van een lidstaat toegekende unieke code van de fabrikant; dezelfde door een nationale autoriteit of nationale instantie van een lidstaat gegenereerde combinatie van tekens om een unieke code van de fabrikant te vormen, kan echter ook worden gegenereerd door een nationale autoriteit of nationale instantie van een andere lidstaat met de landencode van de fabrikant als onderscheidend onderdeel;

c)

een uniek door de fabrikant toegewezen serienummer voor identificatie van het vaartuig, dat slechts eenmalig door die fabrikant wordt gebruikt; dezelfde combinatie van tekens kan echter ook worden gebruikt door een andere fabrikant met de combinatie van de unieke code van de fabrikant en de landencode van de fabrikant als onderscheidend onderdeel;

d)

de maand en het jaar van productie;

e)

het modeljaar dat overeenkomt met het jaar waarin het specifieke vaartuig bedoeld is om in de handel te worden gebracht.

2.   De samenstelling van het WIN komt overeen met bijlage I, punt 2.1, tweede alinea, bij Richtlijn 2013/53/EU.

HOOFDSTUK 3

TOEWIJZING EN BEHEER VAN DE UNIEKE CODE VAN DE FABRIKANT

Artikel 4

Toewijzing van de unieke code van de fabrikant

1.   De unieke code van de fabrikant wordt overeenkomstig de artikelen 6 en 7 toegewezen door de nationale autoriteit of de nationale instantie van de lidstaat na een verzoek door een fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

2.   De unieke code van een fabrikant wordt slechts eenmalig gegenereerd en toegewezen door de nationale autoriteit of de nationale instantie van een lidstaat. Elke fabrikant heeft slechts één unieke code voor gebruik op de markt van de Unie.

Artikel 5

Nationale autoriteit die de unieke code van de fabrikant toewijst

1.   Elke lidstaat wijst de nationale autoriteit of de nationale instantie aan die verantwoordelijk is voor het toewijzen van de unieke code van de fabrikant.

2.   Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de nationale autoriteit of de nationale instantie die bevoegd is voor het toewijzen van de unieke code van de fabrikant.

Artikel 6

Procedure voor de toewijzing van de unieke code van de fabrikant aan een fabrikant die gevestigd is in een lidstaat van de Unie

1.   Alvorens de fabrikant een vaartuig in de Unie in de handel brengt, dient hij, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door de autoriteit waar de aanvraag wordt ingediend zoals bepaald door de autoriteit, een aanvraag in bij de nationale autoriteit of de nationale instantie in de lidstaat waarin hij gevestigd is voor de toewijzing van de unieke code van de fabrikant.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvraag gaat vergezeld van een kopie van een document dat bewijst dat de fabrikant in de desbetreffende lidstaat gevestigd is, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door de autoriteit waar de aanvraag wordt ingediend zoals bepaald door de autoriteit.

3.   De nationale autoriteit of de nationale instantie wijst overeenkomstig artikel 4 de unieke code van de fabrikant toe nadat zij de aanvraag heeft geverifieerd.

4.   Elke lidstaat staat in voor de registratie van de unieke code van de fabrikant in het nationaal register. Deze gegevens worden voor alle lidstaten beschikbaar gemaakt in het register van de lidstaten.

Artikel 7

Procedure voor de toewijzing van de unieke code van de fabrikant aan een fabrikant die gevestigd is in een derde land

1.   Alvorens de in een derde land gevestigde fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger een vaartuig in de Unie in de handel brengt, dient hij, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door de autoriteit waar de aanvraag wordt ingediend zoals bepaald door de autoriteit, een aanvraag in bij de nationale autoriteit of de nationale instantie in de lidstaat waar de fabrikant voornemens is het vaartuig in de handel te brengen. Die aanvraag mag slechts in één lidstaat worden ingediend.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvraag gaat vergezeld van een kopie van een document dat bewijst dat de fabrikant in dat land gevestigd is, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door de autoriteit waar de aanvraag wordt ingediend zoals bepaald door de autoriteit.

3.   Bij ontvangst van een aanvraag van een fabrikant controleert de nationale autoriteit of de nationale instantie van de lidstaat de beschikbaarheid van de combinatie van de code in het register van derde landen om te verzekeren dat het de eerste keer is dat de fabrikant een aanvraag bij een lidstaat heeft ingediend.

4.   Na de in lid 3 bedoelde controle voert de nationale autoriteit of de nationale instantie van de lidstaat de naam en het adres van de fabrikant in het register van derde landen in om aan te geven dat de lidstaat de toewijzing van de unieke code van de fabrikant op gang brengt.

5.   De nationale autoriteit of de nationale instantie wijst overeenkomstig artikel 4 de unieke code van de fabrikant toe aan de fabrikant nadat zij de aanvraag heeft onderzocht. Aan een in een derde land gevestigde fabrikant wordt slechts één unieke code van de fabrikant toegewezen door de nationale autoriteit van slechts één van de lidstaten.

6.   Wanneer de unieke code van de fabrikant wordt toegewezen aan een in een derde land gevestigde fabrikant, wordt deze geregistreerd door de nationale autoriteit of de nationale instantie in het register van derde landen.

Artikel 8

Procedure in geval van beoordeling na de bouw

1.   In het geval van beoordeling na de bouw, zoals bedoeld in de artikelen 19 en 23 van Richtlijn 2013/53/EU, waar de aangemelde instantie onder haar verantwoordelijkheid het vaartuigidentificatienummer moet aanbrengen, wordt de unieke code van de fabrikant aangeduid door de identificatiecode van de beoordeling na de bouw en wordt deze toegewezen door de nationale instantie van de lidstaat waar de aangemelde instantie is gevestigd.

2.   Bij de toewijzing van de identificatiecode van de beoordeling na de bouw zorgen de aangemelde instanties ervoor dat die wordt geregistreerd in het register van de aangemelde instanties.

Artikel 9

Vergoedingen

De lidstaten mogen regels vastleggen betreffende vergoedingen die van toepassing zijn op de unieke code van de fabrikant.

HOOFDSTUK 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 90.


4.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 1/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2 VAN DE COMMISSIE

van 3 januari 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 januari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

97,0

TR

118,4

ZZ

107,7

0707 00 05

TR

164,3

ZZ

164,3

0709 91 00

EG

134,8

ZZ

134,8

0709 93 10

MA

123,3

TR

180,7

ZZ

152,0

0805 10 20

TR

73,6

ZZ

73,6

0805 20 10

MA

68,9

ZZ

68,9

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

IL

160,4

TR

69,9

ZZ

115,2

0805 50 10

TR

78,9

ZZ

78,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.