ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 327

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
2 december 2016


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties ( 1 )

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2103 van de Commissie van 21 november 2016 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Burrata di Andria (BGA))

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2104 van de Commissie van 21 november 2016 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Vale of Evesham Asparagus (BGA))

18

 

*

Verordening (EU) 2016/2105 van de Commissie van 1 december 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de formulieren die moeten worden gebruikt voor de aanmelding van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector

19

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2106 van de Commissie van 1 december 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van specerijen uit Ethiopië, grondnoten uit Argentinië en hazelnoten uit Azerbeidzjan en tot wijziging van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van gedroogde vijgen en hazelnoten uit Turkije en grondnoten uit India ( 1 )

44

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2107 van de Commissie van 1 december 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wat betreft de lijst van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op de invoer worden onderworpen ( 1 )

50

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2108 van de Commissie van 1 december 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

57

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2016/2109 van de Commissie van 1 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 66/401/EEG van de Raad teneinde nieuwe soorten en de botanische naam van de soort Lolium × boucheanum Kunth op te nemen ( 1 )

59

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2016/2110 van de Raad van 28 november 2016 tot benoeming van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité, voorgedragen door de Helleense Republiek

76

 

*

Besluit (EU) 2016/2111 van de Raad van 28 november 2016 tot benoeming van een lid van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers voor België

77

 

*

Besluit (GBVB) 2016/2112 van de Raad van 1 december 2016 tot wijziging van Besluit 2014/401/GBVB betreffende het satellietcentrum van de Europese Unie

78

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2113 van de Commissie van 30 november 2016 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven in het laatste jaar van uitvoering van de Elfpo-programmeringsperiode 2007-2013 (16 oktober 2014-31 december 2015) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7690)

79

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2114 van de Commissie van 30 november 2016 betreffende de vaststelling van kwantitatieve beperkingen en de toewijzing van quota voor stoffen die worden gereguleerd krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7715)

92

 

 

AANBEVELINGEN

 

*

Aanbeveling (EU) 2016/2115 van de Commissie van 1 december 2016 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen ( 1 )

103

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/1


RICHTLIJN (EU) 2016/2102 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 oktober 2016

inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door de ontwikkeling naar een digitale maatschappij kunnen gebruikers op nieuwe manieren toegang tot informatie en diensten krijgen. De aanbieders van informatie en diensten, zoals overheidsinstanties, maken steeds meer gebruik van het internet om een grote verscheidenheid aan voor het publiek essentiële informatie en diensten online te produceren, verzamelen en verstrekken.

(2)

In het kader van deze richtlijn moet onder toegankelijkheid worden verstaan het geheel van principes en technieken die in acht moeten worden genomen bij het ontwerpen, bouwen, beheren en bijwerken van websites en mobiele applicaties om hen voor gebruikers toegankelijker te maken, met name voor personen met een beperking.

(3)

Op de snel groeiende markt voor het toegankelijker maken van digitale producten en diensten zijn diverse economische actoren actief, zoals die welke websites of software ontwikkelen voor het maken, beheren en testen van webpagina's of mobiele applicaties, die welke useragents zoals webbrowsers en aanverwante hulptechnologie ontwikkelen, die welke certificeringsdiensten uitvoeren en die welke opleidingen aanbieden.

(4)

Zoals werd benadrukt in de mededeling van de Commissie van 19 mei 2010 met als opschrift „Een digitale agenda voor Europa”, moeten overheidsinstanties ertoe bijdragen de markten voor onlinecontent te bevorderen. Overheden kunnen de markten voor onlinecontent stimuleren door overheidsinformatie onder transparante, efficiënte en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking te stellen. Dit is een belangrijke bron voor potentiële groei van innovatieve onlinediensten.

(5)

Verscheidene lidstaten hebben maatregelen genomen die zijn gebaseerd op internationaal gebruikte richtsnoeren voor het ontwerp van toegankelijke websites, maar die maatregelen hebben vaak betrekking op verschillende versies of conformiteitsniveaus van die richtsnoeren, of hebben geleid tot technische verschillen op nationaal niveau wat betreft toegankelijke websites.

(6)

Onder de aanbieders van toegankelijke websites, mobiele applicaties en aanverwante software en technologie bevinden zich veel kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). Dergelijke aanbieders, en met name kmo's, worden ontmoedigd om buiten hun nationale markt zaken te doen. Door de verschillen in de specificaties en voorschriften voor toegankelijkheid tussen de lidstaten moeten zij extra kosten maken voor het ontwikkelen en op de markt brengen van grensoverschrijdende producten en diensten op het gebied van webtoegankelijkheid, waardoor hun concurrentievermogen en groei worden belemmerd.

(7)

Door de beperkte concurrentie worden kopers van websites, mobiele applicaties en aanverwante producten en diensten geconfronteerd met hoge prijzen voor dienstverlening of zijn zij afhankelijk van één aanbieder. De aanbieders gebruiken vaak varianten van propriëtaire normen, waardoor achteraf de mogelijkheden voor de interoperabiliteit met useragents en algehele Uniebrede toegang tot de content van websites en mobiele applicaties worden belemmerd. Versnippering van nationale regelingen leidt ertoe dat minder voordeel kan worden geput uit het delen van ervaringen die op nationaal en internationaal niveau zijn opgedaan bij het inspelen op maatschappelijke en technische ontwikkelingen.

(8)

Een geharmoniseerd kader moet ervoor zorgen dat ontwerpers en ontwikkelaars van websites en mobiele applicaties op de interne markt met minder obstakels worden geconfronteerd; daarnaast moeten de kosten dalen voor overheidsinstanties en anderen die producten en diensten op het gebied van toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties verkrijgen.

(9)

Deze richtlijn moet erop gericht zijn te waarborgen dat de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties op basis van gemeenschappelijke toegankelijkheidseisen toegankelijker worden. Nationale maatregelen moeten, op basis van de overeengekomen toegankelijkheidseisen voor de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties, op Unieniveau onderling worden aangepast om een eind te maken aan de versnippering van de interne markt. Hierdoor zou de onzekerheid voor ontwikkelaars afnemen en de interoperabiliteit worden bevorderd. Het gebruik van technologieneutrale toegankelijkheidseisen zal innovatie niet belemmeren, en misschien zelfs bevorderen.

(10)

Met een onderlinge aanpassing van nationale maatregelen moeten overheidsinstanties en ondernemingen uit de Unie economisch en sociaal voordeel kunnen halen uit een uitbreiding van hun online- of mobiele diensten naar een groter aantal burgers en klanten. Hierdoor moet het potentieel van de interne markt voor producten en diensten op het gebied van de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties toenemen. Dankzij de daaruit resulterende marktgroei moeten ondernemingen kunnen bijdragen aan economische groei en het scheppen van banen in de Unie. Versterking van de interne markt moet investeren in de Unie aantrekkelijker maken. Overheidsinstanties zouden profiteren van de goedkopere producten en diensten op het gebied van webtoegankelijkheid.

(11)

Burgers zouden profiteren van een bredere toegang tot overheidsinstanties via websites en mobiele applicaties, en zouden diensten en informatie krijgen waarmee zij in de hele Unie hun dagelijks leven en de uitoefening van hun rechten kunnen vergemakkelijken, met name hun recht om zich vrij op het grondgebied van de Unie te bewegen en daar te verblijven, hun vrijheid om zich te vestigen en hun vrijheid om diensten te verlenen.

(12)

Door het op 13 december 2006 goedgekeurde Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een beperking („het VN-verdrag”) te ratificeren respectievelijk te sluiten, hebben een meerderheid van de lidstaten en de Unie zich ertoe verbonden passende maatregelen te nemen om personen met een beperking op voet van gelijkheid met anderen de toegang te garanderen tot onder meer informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, de toepassing van minimumnormen en richtsnoeren voor de toegankelijkheid tot voorzieningen en diensten die openstaan voor of verleend worden aan het publiek te ontwikkelen, te verspreiden en te monitoren, en de toegang voor personen met een beperking tot nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, met inbegrip van het internet, te bevorderen, en hebben zij toegezegd zich te onthouden van elke handeling of praktijk die niet strookt met dat verdrag, en ervoor te zorgen dat overheidsdiensten en -instellingen dienovereenkomstig handelen. In het VN-verdrag is ook bepaald dat producten, omgevingen, programma's en diensten zodanig moeten worden ontworpen dat zij door iedereen in de ruimst mogelijke zin kunnen worden gebruikt zonder dat een aanpassing of een speciaal ontwerp nodig is. Dit „universeel ontwerp” mag niet uitsluiten dat indien nodig voor specifieke groepen van personen met een beperking in ondersteunende middelen wordt voorzien. Overeenkomstig het VN-verdrag zijn personen met een beperking onder meer personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in combinatie met andere belemmeringen kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.

(13)

De mededeling van de Commissie van 15 november 2010 met als opschrift „Europese strategie inzake handicaps 2010-2020: Een hernieuwd engagement voor een onbelemmerd Europa” bouwt voort op het VN-verdrag en is bedoeld om belemmeringen uit de weg te ruimen die personen met een beperking beletten om op gelijke basis aan het maatschappelijk leven deel te nemen. De mededeling schetst de maatregelen die moeten worden genomen op verschillende prioritaire gebieden, onder meer inzake de toegankelijkheid van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en heeft tot doel te „zorgen voor toegankelijkheid van goederen, diensten (waaronder publieke diensten) en hulpmiddelen voor personen met een handicap”.

(14)

Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 (3) en (EU) nr. 1304/2013 (4) van het Europees Parlement en de Raad bevatten bepalingen over de toegankelijkheid van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Zij gaan echter niet in op de specifieke aspecten van de toegankelijkheid van websites of mobiele applicaties.

(15)

Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, ingevoerd bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), ondersteunt onderzoek naar, en de ontwikkeling van, technische oplossingen voor toegankelijkheidsproblemen.

(16)

In haar mededeling van 15 december 2010 met als opschrift „Het Europese actieplan inzake e-overheid 2011-2015 — Benutten van de ICT om een slimme, duurzame en innovatieve overheid te bevorderen” riep de Commissie op om e-overheidsvoorzieningen te ontwikkelen die inclusiviteit en toegankelijkheid waarborgen. Dit omvat maatregelen om de achterstand op het gebied van ICT-gebruik te verkleinen en het ICT-gebruik te bevorderen teneinde uitsluiting te overwinnen, zodat alle gebruikers in staat zijn de geboden mogelijkheden ten volle te benutten. In haar mededeling van 19 april 2016 met als opschrift „EU-actieplan inzake e-overheid 2016-2020 — Voor een snellere digitalisering van overheidsdiensten” wijst de Commissie opnieuw op het belang van inclusiviteit en toegankelijkheid.

(17)

In de digitale agenda voor Europa heeft de Commissie aangekondigd dat overheidswebsites in 2015 volledig toegankelijk moeten zijn, daarmee de ministeriële verklaring van Riga van 11 juni 2006 weerspiegelend.

(18)

In de digitale agenda voor Europa heeft de Commissie benadrukt dat gecoördineerde acties nodig waren om ervoor te zorgen dat nieuwe elektronische content volledig toegankelijk was voor personen met een beperking, zodat de levenskwaliteit van de Europeanen verbetert door bijvoorbeeld een vlottere toegang tot overheidsinstanties en culturele content. Zij pleitte in die agenda ook voor het faciliteren van het Memorandum van Overeenstemming over digitale toegang voor personen met een beperking.

(19)

Content van websites en mobiele applicaties omvat zowel tekst als andere informatie, downloadbare documenten en formulieren, en wederzijdse interactie, zoals het verwerken van digitale formulieren en het afwikkelen van authenticatie-, identificatie- en betalingsprocedures.

(20)

De in deze richtlijn omschreven toegankelijkheidseisen mogen niet van toepassing zijn op content die enkel te vinden is op mobiele toestellen, noch op useragents daarvoor, die ontwikkeld zijn voor een gesloten gebruikersgroep of voor specifiek gebruik in bepaalde omgevingen, en die niet beschikbaar zijn voor en gebruikt worden door het brede publiek.

(21)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) en met name aan artikel 42 daarvan, noch aan Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) en met name aan artikel 60 daarvan, die vereisen dat de technische specificaties voor alle aanbestedingen die zijn bedoeld voor gebruik door natuurlijke personen, hetzij door het grote publiek, hetzij door het personeel van de aanbestedende dienst, zodanig worden opgesteld dat zij, uitgezonderd in naar behoren gemotiveerde gevallen, rekening houden met de toegankelijkheidscriteria voor personen met een beperking en de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.

(22)

Gezien het ontbreken van geautomatiseerde, efficiënte en gebruiksvriendelijke middelen om sommige types gepubliceerde content toegankelijk te maken en teneinde het toepassingsgebied van deze richtlijn te beperken tot content van websites en mobiele applicaties die daadwerkelijk onder het gezag van overheidsinstanties staan, voorziet deze richtlijn in een tijdelijke of permanente uitsluiting van haar toepassingsgebied voor sommige types content van websites of mobiele applicaties. Bij de evaluatie van deze richtlijn moeten die uitsluitingen worden herbezien in het licht van de technologische vooruitgang.

(23)

Het recht van personen met een beperking en van ouderen om te participeren en te integreren in het maatschappelijke en culturele leven van de Unie is onlosmakelijk verbonden met de beschikbaarheid van toegankelijke audiovisuele mediadiensten. Dat recht kan evenwel beter worden ontwikkeld in het kader van sectorspecifieke wetgeving of toegankelijkheidswetgeving van de Unie die ook voor de commerciële omroepen geldt, teneinde de voorwaarden voor een eerlijke concurrentie te waarborgen zonder afbreuk te doen aan de betekenis van audiovisuele mediadiensten voor het algemeen belang. Deze richtlijn mag derhalve niet van toepassing zijn op de websites en mobiele applicaties van publieke omroepen.

(24)

Niets in deze richtlijn is bedoeld om de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid en het pluralisme van de media te beknotten, zoals deze met name overeenkomstig artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) in de Unie en in de lidstaten zijn gewaarborgd.

(25)

Sommige niet-gouvernementele organisaties (ngo's) die op basis van vrijwilligheid en autonomie zijn opgericht voor hoofdzakelijk niet-winstgevende doeleinden, verlenen diensten die niet essentieel zijn voor het publiek, zoals diensten die niet rechtstreeks in opdracht van de staat, regionale of lokale overheden worden verricht of diensten die niet specifiek zijn gericht op de behoeften van met name personen met een beperking, en zouden binnen de werkingssfeer van deze richtlijn kunnen vallen. Om te vermijden dat deze ngo's een onevenredige last wordt opgelegd, mag deze richtlijn niet op hen van toepassing zijn.

(26)

Onder kantoorbestandsformaten moet worden verstaan documenten die niet primair voor gebruik op het internet zijn bestemd en die in webpagina's zijn verwerkt, zoals het Adobe Portable Document Format (PDF), het documentformaat van Microsoft Office of (open source) equivalenten daarvan.

(27)

Live uitgezonden op tijd gebaseerde media die online blijven of na de live-uitzending opnieuw beschikbaar worden gesteld, moeten vanaf de datum van de oorspronkelijke uitzending of vanaf het opnieuw beschikbaar stellen van de op tijd gebaseerde media, onverwijld worden beschouwd als vooraf opgenomen op tijd gebaseerde media, waarbij de strikt noodzakelijke termijn om de op tijd gebaseerde media toegankelijk te maken niet mag worden overschreden en voorrang moet worden verleend aan essentiële informatie over de gezondheid, het welzijn en de veiligheid van de burgers. Die noodzakelijke termijn mag in beginsel niet meer dan 14 dagen duren. In gerechtvaardigde gevallen, zoals wanneer het onmogelijk is de betrokken diensten tijdig te leveren, mag die termijn bij uitzondering worden verlengd tot de kortst mogelijke termijn die nodig is om de content toegankelijk te maken.

(28)

Hoewel deze richtlijn overheidsinstanties aanmoedigt om alle content toegankelijk te maken, is deze er niet op gericht de content die overheidsinstanties op hun websites of mobiele applicaties mogen plaatsen, te beperken tot toegankelijke content. Wanneer niet-toegankelijke content wordt toegevoegd, moeten overheidsinstanties, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, toegankelijke alternatieven aan hun websites of mobiele applicaties toevoegen.

(29)

Als kaarten worden gebruikt voor navigatiedoeleinden kan, in tegenstelling tot geografische beschrijvingen, toegankelijke informatie nodig zijn om personen te helpen die visuele informatie of ingewikkelde navigatiefuncties niet correct kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor het lokaliseren van gebouwen of gebieden waar diensten worden aangeboden. Derhalve moet, in een voor de meeste gebruikers eenvoudige en leesbare vorm, een toegankelijk alternatief worden geboden, zoals postadressen en nabije haltes van het openbaar vervoer of de namen van plaatsen of gebieden, die meestal reeds voor de overheidsinstanties beschikbaar zijn.

(30)

Ingesloten content, zoals ingesloten beelden of video's, moet ook onder deze richtlijn vallen. Soms worden websites en mobiele applicaties gemaakt waarop vervolgens extra content kan worden geplaatst, bijvoorbeeld een e-mailprogramma, een blog, een artikel waarop gebruikers commentaar kunnen plaatsen of toepassingen die door gebruikers aangeleverde content ondersteunen. Een ander voorbeeld is een webpagina, zoals een portaal of nieuwssite met content die afkomstig is van verschillende contribuanten, of sites die op gezette tijden automatisch content uit andere bronnen opnemen, zoals automatisch ingevoerde advertenties. Dit soort van derden afkomstige content moet worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze richtlijn op voorwaarde dat deze niet door overheidsinstanties wordt gefinancierd of ontwikkeld en evenmin onder hun gezag staat. Deze content mag in beginsel niet worden gebruikt indien hij de werking van de op de betrokken websites of mobiele applicaties aangeboden overheidsdienst hindert of beperkt. Indien het doel van de content op websites of mobiele applicaties van overheidsinstanties bestaat in het organiseren van raadplegingen of van forumdiscussies, kan die content niet als van derden afkomstige content worden beschouwd en moet hij derhalve toegankelijk zijn, uitgezonderd in het geval van content uit bijdragen van gebruikers waarover de betrokken overheidsinstantie geen gezag heeft.

(31)

Met betrekking tot metadata in verband met de reproductie van stukken uit erfgoedcollecties moeten sommige toegankelijkheidseisen voor websites en mobiele applicaties wel worden nageleefd.

(32)

Deze richtlijn mag niet van de lidstaten verlangen dat zij de content van gearchiveerde websites en mobiele applicaties toegankelijk maken indien deze niet langer actueel is of wordt bijgewerkt en indien het niet noodzakelijk is voor administratieve procedures. Voor de toepassing van deze richtlijn mag louter technisch beheer niet worden beschouwd als een bijwerking of aanpassing van een website of mobiele applicatie.

(33)

Essentiële administratieve onlinefuncties van scholen, kinderdagverblijven of crèches moeten toegankelijk worden gemaakt. Indien die essentiële content op een toegankelijke wijze via een andere website wordt verstrekt, hoeft deze content niet meer opnieuw op de website van de betrokken inrichting toegankelijk te worden gemaakt.

(34)

De lidstaten moeten over de mogelijkheid beschikken om de toepassing van deze richtlijn uit te breiden tot andere soorten websites en mobiele applicaties, in het bijzonder intranet- of extranetwebsites en mobiele applicaties die niet onder deze richtlijn vallen en die voor een beperkt aantal personen op de werkvloer of in het onderwijs zijn ontworpen en door hen worden gebruikt, alsmede om overeenkomstig het Unierecht maatregelen te handhaven of in te voeren die verder gaan dan de minimale toegankelijkheidseisen voor websites en mobiele applicaties. De lidstaten moeten ook worden aangemoedigd om de toepassing van deze richtlijn uit te breiden tot particuliere entiteiten die faciliteiten en diensten aanbieden die openstaan voor of worden verleend aan het publiek, onder meer op het gebied van gezondheidszorg, kinderzorg, sociale inclusie en sociale zekerheid, maar ook in de sectoren vervoer, elektriciteit, gas, verwarming, water, elektronische communicatie en postdiensten, met bijzondere aandacht voor de in de artikelen 8 tot en met 13 van Richtlijn 2014/25/EU bedoelde diensten.

(35)

Hoewel deze richtlijn niet van toepassing is op de websites en mobiele applicaties van instellingen van de Unie, worden die instellingen ertoe aangemoedigd de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn in acht te nemen.

(36)

De toegankelijkheidseisen van deze richtlijn beogen technologieneutraal te zijn. Zij beschrijven waaraan moet zijn voldaan om ervoor te zorgen dat de gebruiker een website, een mobiele applicatie en de daaraan gerelateerde content kan waarnemen, bedienen, begrijpen en interpreteren. In de eisen wordt niet gespecificeerd welke technologie er moet worden gekozen voor een bepaalde website, online-informatie of mobiele applicatie. Zodoende wordt de innovatie niet belemmerd.

(37)

De vier beginselen inzake toegankelijkheid zijn: waarneembaarheid, waaronder wordt verstaan dat de informatie en de componenten van de gebruikersinterface zodanig aan gebruikers moeten kunnen worden gepresenteerd dat zij kunnen worden waargenomen; bedienbaarheid, waaronder wordt verstaan dat de componenten van de gebruikersinterface en de navigatie bedienbaar moeten zijn; begrijpelijkheid, waaronder wordt verstaan dat de informatie en de werking van de gebruikersinterface begrijpelijk moeten zijn, en robuustheid, waaronder wordt verstaan dat content voldoende robuust moet zijn opdat hij op betrouwbare wijze wordt geïnterpreteerd door uiteenlopende useragents, waaronder hulptechnologieën. Die toegankelijkheidsbeginselen zijn via geharmoniseerde normen en een gemeenschappelijke methode vertaald naar toetsbare succescriteria, zoals die welke aan de basis liggen van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 „Toegankelijkheidseisen voor overheidsopdrachten voor ICT-producten en -diensten in Europa” (2015-04) ( Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04)) teneinde na te gaan of de content van websites en mobiele applicaties aan deze beginselen voldoen. In afwachting van de bekendmaking van de referentienummers van geharmoniseerde normen of delen daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie, moeten de toepasselijke bepalingen van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04) worden beschouwd als de minimale middelen om deze beginselen in de praktijk te brengen.

(38)

Indien de in deze richtlijn uiteengezette toegankelijkheidseisen niet van toepassing zijn, blijven de eisen inzake „redelijke aanpassingen” overeenkomstig Richtlijn 2000/78/EG van de Raad (8), het VN-verdrag of andere toepasselijke wetgeving toch nog van toepassing en moet daaraan waar nodig worden voldaan, met name op de werkvloer en in het onderwijs.

(39)

Overheidsinstanties moeten de in deze richtlijn uiteengezette toegankelijkheidseisen toepassen voor zover zij voor hen geen onevenredige last met zich brengen. Dit betekent dat het in gerechtvaardigde gevallen voor een overheidsinstantie redelijkerwijs onmogelijk kan zijn om specifieke content volledig toegankelijk te maken. Deze overheidsinstantie moet die content echter nog steeds zo toegankelijk mogelijk maken en andere content volledig toegankelijk maken. Uitzonderingen op de naleving van de toegankelijkheidseisen wegens de erdoor opgelegde onevenredige last mogen niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om die last met betrekking tot de desbetreffende specifieke content en elk individueel geval te beperken. Onder maatregelen die een onevenredige last zouden vormen, moet worden verstaan maatregelen die een overheidsinstantie een buitensporige organisatorische of financiële last zouden opleggen, of die afbreuk zou doen aan het vermogen van de instantie om haar doelstelling te verwezenlijken of informatie bekend te maken die nodig of relevant is voor haar taken en diensten, een en ander rekening houdend met het waarschijnlijke voor- of nadeel daaruit voor burgers, met name voor personen met een beperking. Bij de beoordeling van de mate waarin niet aan de toegankelijkheidseisen kan worden voldaan omdat zij een onevenredige last met zich zouden brengen, mag alleen rekening worden gehouden met legitieme redenen. Het ontbreken van prioriteit, tijd of kennis mogen niet als legitieme redenen worden beschouwd. Evenzo mogen er geen legitieme redenen zijn voor het niet leveren of ontwikkelen van softwaresystemen om de content op websites en mobiele applicaties op een toegankelijke wijze te beheren, aangezien er toereikende en aanvullende technieken beschikbaar zijn om aan de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn te voldoen.

(40)

Interoperabiliteit op het gebied van toegankelijkheid moet ervoor zorgen dat de compatibiliteit van content met huidige en toekomstige useragents en hulptechnologieën zo groot mogelijk is. Meer in het bijzonder moet de content van websites en mobiele applicaties de useragents voorzien van een gemeenschappelijke interne codering van natuurlijke taal, structuren, relaties en reeksen, evenals de gegevens van eventuele ingebedde componenten van gebruikersinterfaces. Interoperabiliteit is daardoor voordelig voor de gebruikers, die met hun useragents toegang tot de meeste websites en mobiele applicaties kunnen krijgen; zij kunnen ook genieten van een ruimere keuze en lagere prijzen in de hele Unie. Interoperabiliteit zou ook aanbieders en afnemers van producten en diensten op het gebied van de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties ten goede komen.

(41)

Deze richtlijn stelt toegankelijkheidseisen aan de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties. Om de conformiteit van dergelijke websites en mobiele applicaties met die eisen te vergemakkelijken, moet worden voorzien in een vermoeden van conformiteit voor de betrokken websites en mobiele applicaties die voldoen aan geharmoniseerde normen of delen daarvan die zijn vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9) om gedetailleerde specificaties met betrekking tot die eisen vast te stellen. Krachtens die verordening moeten lidstaten en het Europees Parlement bezwaar kunnen maken tegen elke geharmoniseerde norm die naar hun mening niet volledig voldoet aan de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn.

(42)

De Europese normalisatieorganisaties hebben Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04) vastgesteld, waarin de functionele toegankelijkheidseisen voor ICT-producten en -diensten, met inbegrip van webcontent, nauwkeurig zijn omschreven en die kan worden gebruikt voor overheidsopdrachten of ter ondersteuning van ander beleid of wetgeving. Het vermoeden van conformiteit met de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn moet gebaseerd zijn op de bepalingen 9, 10 en 11 van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04). Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04) moet met betrekking tot mobiele applicaties door middel van op basis van deze richtlijn aangenomen technische specificaties verder worden verfijnd.

(43)

In de technische specificaties en normen die in verband met de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn worden ontwikkeld, moet bovendien rekening worden gehouden met de conceptuele en technische specificaties van mobiele applicaties.

(44)

Overheidsinstanties moeten een toegankelijkheidsverklaring afleggen over de conformiteit van websites en mobiele applicaties met de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn. Die toegankelijkheidsverklaring moet in voorkomend geval de geboden toegankelijke alternatieven bevatten.

(45)

Mobiele applicaties worden op uiteenlopende wijze aangeboden, onder meer door particuliere internetwinkels die applicaties aanbieden. Informatie moet worden verstrekt over de toegankelijkheid van de mobiele applicaties van overheidsinstanties die uit externe bronnen worden gedownload samen met de beschrijving van de mobiele applicatie die aan gebruikers wordt gegeven voordat de mobiele applicatie wordt gedownload. Daarbij wordt van grote aanbieders van platformen niet verlangd dat zij hun applicatiedistributiesystemen wijzigen, maar worden overheidsinstanties wel verplicht de toegankelijkheidsverklaring ter beschikking te stellen door gebruik te maken van bestaande of toekomstige technologieën.

(46)

Er moet een feedbackmechanisme worden ingesteld dat elke persoon in staat stelt om bij de betrokken overheidsinstantie melding te maken van eventuele niet-naleving door de website of mobiele applicaties van de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn, en om uitgesloten informatie op te vragen. Die verzoeken om informatie kunnen ook betrekking hebben op content die van het toepassingsgebied van deze richtlijn is uitgesloten of anderszins is vrijgesteld van de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn, zoals kantoorbestandsformaten, vooraf opgenomen op tijd gebaseerde media of de content van gearchiveerde websites. Door het met een handhavingsprocedure verbonden feedbackmechanisme moeten gebruikers van websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties de benodigde informatie kunnen opvragen, met inbegrip van diensten en documenten. De betrokken overheidsinstantie moet naar aanleiding van een legitiem en redelijk verzoek, binnen een redelijke termijn op adequate en passende wijze informatie verstrekken.

(47)

Lidstaten moeten de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om bij de relevante belanghebbenden het bewustzijn te vergroten en opleidingsprogramma's te bevorderen met betrekking tot de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties, met name voor het personeel dat verantwoordelijk is voor de toegankelijkheid van websites of mobiele applicaties. De betrokken belanghebbenden moeten worden geraadpleegd of betrokken bij het samenstellen van de inhoud van opleidingen en bewustzijnsvergrotende maatregelen op het gebied van toegankelijkheid.

(48)

Het is belangrijk dat de lidstaten, in nauwe samenwerking met de Commissie, het gebruik van authoring tools stimuleren waarmee de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn beter kunnen worden toegepast. Een dergelijke stimulans kan passieve vormen aannemen, zoals de bekendmaking van een lijst van compatibele authoring tools zonder een verplichting die te gebruiken, of actieve vormen, zoals de verplichting om compatibele authoring tools te gebruiken of de ontwikkeling daarvan te financieren.

(49)

Om ervoor te zorgen dat deze richtlijn correct wordt uitgevoerd, en dat met name de regels inzake de conformiteit met toegankelijkheidseisen worden uitgevoerd, is het van het grootste belang dat de Commissie en de lidstaten regelmatig overleg plegen met de relevante belanghebbenden. In deze richtlijn wordt onder relevante belanghebbenden ook verstaan organisaties die de belangen van personen met een beperking en van ouderen behartigen, de sociale partners, de bedrijfssector die toegankelijkheidssoftware voor websites en mobiele applicaties ontwikkelt en het maatschappelijke middenveld.

(50)

Conformiteit met de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn moet periodiek worden getoetst. Een geharmoniseerde toezichtsmethodiek zou voor een beschrijving zorgen van de manier om op eenvormige basis in alle lidstaten na te gaan in hoeverre aan de toegankelijkheidseisen is voldaan, alsook om representatieve steekproeven te nemen en periodieke toezichtsactiviteiten te verrichten. De lidstaten moeten periodiek verslag uitbrengen over de resultaten van de toezichtsactiviteiten en minstens één maal over de lijst met maatregelen die ter uitvoering van deze richtlijn zijn genomen.

(51)

De door de Commissie op te stellen toezichtsmethodiek moet transparant, overdraagbaar, vergelijkbaar en reproduceerbaar zijn. De reproduceerbaarheid van de toezichtsmethodiek moet zo groot mogelijk worden gemaakt, ermee rekening houdend dat menselijke factoren zoals het testen door gebruikers, die reproduceerbaarheid kunnen beïnvloeden. Om de vergelijkbaarheid te bevorderen, moet de toezichtsmethodiek beschrijven op welke wijze de resultaten van de verschillende testen moeten of kunnen worden gepresenteerd. Om geen middelen te onttrekken aan de doelstelling om content toegankelijker te maken, moet de toezichtsmethodiek gebruiksvriendelijk zijn.

(52)

Teneinde innovatie met betrekking tot de wijzen waarop de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties wordt gemeten niet te belemmeren en zolang de vergelijkbaarheid van gegevens in de Unie niet in het gedrang komt, moeten de lidstaten meer geavanceerde toezichtstechnologieën op basis van een door de Commissie vast te stellen toezichtsmethodiek kunnen gebruiken.

(53)

Om te vermijden dat stelselmatig een beroep wordt gedaan op de rechter, moet worden voorzien in het recht op een adequate en doeltreffende procedure om naleving van deze richtlijn te waarborgen. Dit laat het recht op een doeltreffende voorziening in rechte als bedoeld in artikel 47 van het Handvest onverlet. Die procedure moet ook het recht omvatten om klacht in te dienen bij elke bestaande nationale instantie die bevoegd is daarop te beslissen.

(54)

Teneinde de correcte toepassing van het vermoeden van conformiteit met de toegankelijkheidseisen van deze richtlijn te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van een wijziging van deze richtlijn door de verwijzingen naar Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04) bij te werken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (10). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(55)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De onderzoeksprocedure moet worden gebruikt voor het vaststellen van de technische specificaties voor de toegankelijkheidseisen, voor het vaststellen van de methodiek die lidstaten moeten gebruiken om na te gaan of de betrokken websites en mobiele applicaties aan deze eisen voldoen, en voor het vaststellen van de regeling aan de hand waarvan de lidstaten aan de Commissie over het resultaat van de toetsing rapporteren. Voor het vaststellen van de uitvoeringshandelingen die voorzien in een modelverklaring inzake toegankelijkheid moet de raadplegingsprocedure worden gevolgd, waarbij de aard en de werkingssfeer van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen onverlet worden gelaten, en die moet dienen om de toepassing van de daarin neergelegde regels te vergemakkelijken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(56)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een geharmoniseerde markt voor de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat zulks de harmonisatie vereist van een veelheid van verschillende voorschriften die thans in hun rechtsstelsels bestaan, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Om de werking van de interne markt te verbeteren, wordt met deze richtlijn gestreefd naar de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot de toegankelijkheidseisen voor de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties, zodat die websites en mobiele applicaties toegankelijker worden voor gebruikers, in het bijzonder voor personen met een beperking.

2.   Deze richtlijn bevat de regels die de lidstaten ertoe verplichten om ervoor te zorgen dat websites, ongeacht het gebruikte apparaat, en mobiele applicaties van overheidsinstanties aan de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen voldoen.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende websites en mobiele applicaties:

a)

websites en mobiele applicaties van publieke omroepen of hun dochterondernemingen en van andere lichamen of hun dochterondernemingen die een publieke omroeptaak vervullen;

b)

websites en mobiele applicaties van ngo's die geen diensten verstrekken die essentieel zijn voor het publiek, noch diensten die specifiek gericht zijn op de behoeften van, of bedoeld zijn voor, personen met een beperking.

4.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende content van websites en mobiele applicaties:

a)

kantoorbestandsformaten die zijn gepubliceerd vóór 23 september 2018, tenzij dergelijke content nodig is voor actieve administratieve processen met betrekking tot de door de betrokken overheidsinstantie vervulde taken;

b)

vooraf opgenomen, op tijd gebaseerde media die zijn gepubliceerd vóór 23 september 2020;

c)

live uitgezonden, op tijd gebaseerde media;

d)

onlinekaarten en -karteringsdiensten, voor zover essentiële informatie op een toegankelijke, digitale wijze wordt verstrekt in het geval van voor navigatie bestemde kaarten;

e)

van derden afkomstige content die niet door de betrokken overheidsinstantie wordt gefinancierd of ontwikkeld en evenmin onder haar gezag staat;

f)

reproducties van stukken uit erfgoedcollecties die niet volledig toegankelijk kunnen worden gemaakt omwille van:

i)

de onverenigbaarheid van de toegankelijkheidseisen met de bewaring van het betrokken stuk of de authenticiteit van de reproductie (bijvoorbeeld contrast), dan wel

ii)

het ontbreken van geautomatiseerde en kostenefficiënte oplossingen waarmee de tekst van manuscripten of andere stukken uit erfgoedcollecties gemakkelijk zou kunnen worden geëxtraheerd en omgezet naar content die met de toegankelijkheidseisen strookt;

g)

content van extra- en intranetten, te weten websites die enkel beschikbaar zijn voor een beperkt aantal personen, en niet voor het algemene publiek als zodanig, die is gepubliceerd vóór 23 september 2019, tot dergelijke websites een ingrijpende herziening ondergaan;

h)

content van websites en mobiele applicaties die als archieven kunnen worden aangemerkt, wat betekent dat zij enkel content bevatten die niet noodzakelijk is voor actieve administratieve processen en die niet wordt bijgewerkt of aangepast na 23 september 2019.

5.   De lidstaten kunnen websites en mobiele applicaties van scholen, kinderdagverblijven of crèches uit het toepassingsgebied van deze richtlijn sluiten, behalve wat betreft content ervan in verband met wezenlijke online administratieve functies.

Artikel 2

Minimumharmonisatie

De lidstaten kunnen overeenkomstig het Unierecht maatregelen invoeren of handhaven die verder gaan dan de door deze richtlijn vastgelegde minimumeisen inzake de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „overheidsinstantie”: de staats-, regionale of lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 4), van Richtlijn 2014/24/EU, of samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze overheidsinstanties of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen, indien die samenwerkingsverbanden worden opgericht met het specifieke doel te voorzien in andere behoeften van algemeen belang dan die van industriële of commerciële aard;

2.   „mobiele applicatie”: toepassingssoftware die is ontworpen en ontwikkeld door of namens overheidsinstanties met het oog op gebruik door het algemene publiek op mobiele toestellen zoals smartphones en tablets. Zij omvat niet de besturingssoftware van die toestellen (mobiele besturingssystemen) noch de hardware;

3.   „norm”: een norm zoals bedoeld in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

4.   „Europese norm”: een Europese norm zoals bedoeld in artikel 2, punt 1), onder b), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

5.   „geharmoniseerde norm”: een geharmoniseerde norm zoals bedoeld in artikel 2, punt 1), onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

6.   „op tijd gebaseerde media”: media van de volgende types: louter geluid, louter videobeeld, audio-video, audio en/of video in combinatie met interactie;

7.   „stukken uit erfgoedcollecties”: in particulier of openbaar bezit zijnde goederen die van historisch, artistiek, archeologisch, esthetisch, wetenschappelijk of technisch belang zijn en deel uitmaken van verzamelingen die worden bewaard door culturele instellingen zoals bibliotheken, archieven en musea;

8.   „meetgegevens”: de gekwantificeerde resultaten van de toezichtactiviteit die wordt verricht om na te gaan of de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties de in artikel 4 gestelde toegankelijkheidseisen naleven. Zij behelzen zowel kwantitatieve informatie over de steekproef van geteste websites en mobiele applicaties (aantal websites en applicaties, eventueel met het aantal bezoekers of gebruikers daarvan enz.) als kwantitatieve informatie over de mate van toegankelijkheid.

Artikel 4

Toegankelijkheidseisen voor websites en mobiele applicaties

De lidstaten zorgen ervoor dat overheidsinstanties de noodzakelijke maatregelen nemen om hun websites en mobiele applicaties toegankelijker te maken door ze waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken.

Artikel 5

Onevenredige last

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat overheidsinstanties aan de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen voldoen, voor zover die eisen voor de toepassing van dat artikel geen onevenredige last met zich meebrengen voor de overheidsinstanties.

2.   Om na te gaan in hoeverre naleving van de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen een onevenredige last met zich meebrengt, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken overheidsinstantie rekening houdt met de relevante omstandigheden, waaronder de volgende:

a)

de omvang, de middelen en de aard van de betrokken overheidsinstantie, en

b)

de geraamde kosten en baten voor de betrokken overheidsinstantie in verhouding tot de geraamde voordelen voor personen met een beperking, rekening houdend met de frequentie en de duur van het gebruik van de specifieke website of mobiele applicatie.

3.   Onverminderd lid 1 van dit artikel, voert de betrokken overheidsinstantie de initiële beoordeling uit van de mate waarin naleving van de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen een onevenredige last met zich meebrengt.

4.   Indien een overheidsinstantie van de in lid 1 van dit artikel voorziene uitzondering gebruikmaakt voor een specifieke website of mobiele applicatie na een in lid 2 van dit artikel bedoelde beoordeling te verrichten, legt zij in de in artikel 7 bedoelde verklaring uit aan welke delen van de toegankelijkheidseisen niet kon worden voldaan en voorziet zij in voorkomend geval in toegankelijke alternatieven.

Artikel 6

Vermoeden van conformiteit met de toegankelijkheidseisen

1.   De content van websites en mobiele applicaties die voldoet aan geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012, wordt vermoed conform te zijn met de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen die door die normen, of door delen daarvan, worden gedekt.

2.   Indien geen referenties van de in lid 1 van dit artikel bedoelde geharmoniseerde normen zijn bekendgemaakt, wordt de content van mobiele applicaties die conform is met technische specificaties of delen daarvan, vermoed conform te zijn met de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen die door die technische specificaties of door delen daarvan worden gedekt.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische specificaties. Die technische specificaties voldoen aan de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen en waarborgen ten minste een toegankelijkheidsniveau dat gelijkwaardig is met dat van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04).

De in de tweede alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Indien geen referenties van de in lid 1 van dit artikel bedoelde geharmoniseerde normen zijn bekendgemaakt, wordt de eerste van dergelijke uitvoeringshandelingen uiterlijk op 23 december 2018 vastgesteld.

3.   Indien geen referenties van de in lid 1 van dit artikel bedoelde geharmoniseerde normen zijn bekendgemaakt, wordt de content van websites die voldoet aan de desbetreffende eisen van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04), of delen daarvan, vermoed conform te zijn met de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen die door de desbetreffende eisen, of delen daarvan, worden gedekt.

Indien geen referenties van de in lid 1 van dit artikel bedoelde geharmoniseerde normen zijn bekendgemaakt, en bij ontstentenis van de in lid 2 van dit artikel bedoelde technische specificaties, wordt de content van mobiele applicaties die voldoet aan de desbetreffende eisen van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04), of delen daarvan, vermoed conform te zijn met de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen die door de desbetreffende eisen, of delen daarvan, worden gedekt.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen om lid 3 van dit artikel te wijzigen door de referentie naar Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04) bij te werken, teneinde te verwijzen naar een recentere versie van die norm, of naar een Europese norm die hem vervangt, indien die versie of norm voldoet aan de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen en ten minste zorgt voor een toegankelijkheidsniveau dat gelijkwaardig is met dat van Europese norm EN 301 549 V1.1.2 (2015-04).

Artikel 7

Aanvullende maatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat overheidsinstanties een gedetailleerde, alomvattende en duidelijke toegankelijkheidsverklaring verstrekken over de conformiteit van hun websites en mobiele applicaties met deze richtlijn, en die verklaring regelmatig bijwerken.

Voor websites wordt de toegankelijkheidsverklaring verstrekt in een toegankelijk formaat, waarbij gebruik wordt gemaakt van de in lid 2 bedoelde modeltoegankelijkheidsverklaring, en wordt zij op de desbetreffende website gepubliceerd.

Voor mobiele applicaties wordt de toegankelijkheidsverklaring verstrekt in een toegankelijk formaat, waarbij gebruik wordt gemaakt van de in lid 2 bedoelde modeltoegankelijkheidsverklaring, en is zij beschikbaar op de website van de overheidsinstantie die de betrokken mobiele applicatie heeft ontwikkeld, of samen met andere informatie die bij het downloaden van de applicatie beschikbaar is.

De verklaring omvat de volgende elementen:

a)

een toelichting over de delen van de content die niet toegankelijk zijn, de redenen daarvoor, en in voorkomend geval, de toegankelijke alternatieven waarin is voorzien;

b)

een beschrijving van, en een link naar, een feedbackmechanisme dat elke persoon in staat stelt bij de betrokken overheidsinstantie melding te maken van eventuele niet-naleving op haar website of mobiele applicatie van de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen, en om de uit hoofde van artikelen 1, lid 4, en artikel 5 uitgesloten informatie op te vragen, en

c)

een link naar de in artikel 9 omschreven handhavingsprocedure, die kan worden toegepast in geval van een onbevredigend antwoord op de melding of het verzoek.

De lidstaten zorgen ervoor dat overheidsinstanties binnen een redelijke termijn een adequaat antwoord geven op de melding of het verzoek.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast die voorzien in een modelverklaring inzake toegankelijkheid. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie stelt een eerste dergelijke uitvoeringshandeling uiterlijk op 23 december 2018 vast.

3.   De lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van de toepassing van de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen op andere types websites en mobiele applicaties dan de in artikel 1, lid 2, bedoelde, en met name op websites of mobiele applicaties die onder bestaande nationale wetgeving inzake toegankelijkheid vallen.

4.   De lidstaten propageren en faciliteren opleidingsprogramma's in verband met de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties, ten behoeve van relevante belanghebbenden, waaronder het personeel van overheidsinstanties, die ontworpen zijn om hen op te leiden om toegankelijke content van websites en mobiele applicaties te maken, te beheren en bij te werken.

5.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om meer besef te kweken over de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen, over de voordelen daarvan voor gebruikers en eigenaren van websites en mobiele applicaties, en over de mogelijkheid tot het geven van feedback in geval van niet-naleving van de voorschriften van deze richtlijn, zoals bepaald in onderhavig artikel.

6.   Met het oog op toezicht en rapportage als bedoeld in artikel 8, bevordert de Commissie de samenwerking tussen de lidstaten onderling op het niveau van de Unie, en tussen de lidstaten en de relevante belanghebbenden, teneinde beste praktijken onderling uit te wisselen en de in artikel 8, lid 2, bedoelde toezichtmethodiek, de technologische en marktontwikkelingen en de vooruitgang qua toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties te evalueren.

Artikel 8

Toezicht en rapportage

1.   De lidstaten houden periodiek toezicht op de mate waarin websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties voldoen aan de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen, op basis van de in lid 2 van onderhavig artikel bedoelde toezichtmethodiek.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de methodiek voor het toezicht op de mate waarin de betrokken websites en mobiele applicaties voldoen aan de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen. Die methodiek is transparant, overdraagbaar, vergelijkbaar, reproduceerbaar en gebruiksvriendelijk. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie stelt een eerste dergelijke uitvoeringshandeling uiterlijk op 23 december 2018 vast.

3.   De in lid 2 bedoelde toezichtsmethodiek kan rekening houden met de analyse van deskundigen, en omvat:

a)

de toezichtsfrequentie, evenals het nemen van steekproeven van de websites en mobiele applicaties die aan toezicht dienen te worden onderworpen;

b)

wat websites betreft, de steekproefname van webpagina's en van de content van die pagina's;

c)

wat mobiele applicaties betreft, de te testen content, rekening houdend met het tijdstip van de eerste publicatie van de applicatie en van latere actualiseringen van de functies;

d)

de beschrijving van de wijze waarop de naleving of niet-naleving van de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen op afdoende wijze kan worden aangetoond, met waar passend rechtstreekse verwijzingen naar de desbetreffende beschrijvingen in de geharmoniseerde norm of, bij ontstentenis daarvan, in de in artikel 6, lid 2, bedoelde technische specificaties, of in de in artikel 6, lid 3, bedoelde Europese norm;

e)

indien tekortkomingen zijn vastgesteld, een mechanisme om gegevens en informatie te verstrekken over de naleving van de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen, in een formaat dat het overheidsinstanties mogelijk maakt die tekortkomingen te verhelpen, en

f)

passende regelingen, waaronder indien noodzakelijk voorbeelden en advies voor automatische, manuele en gebruiksvriendelijkheidstesten, in combinatie met de steekproefinstellingen, op een wijze die verenigbaar is met de frequentie van het toezicht en de rapportage.

4.   Uiterlijk op 23 december 2021 en om de drie jaar daarna, dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de resultaten van dat toezicht, met inbegrip van de meetgegevens. Het verslag wordt opgesteld op basis van de in lid 6 van dit artikel bedoelde rapportageregeling. Het verslag behelst ook informatie over het gebruik van de in artikel 9 omschreven handhavingsprocedure.

5.   Met betrekking tot de uit hoofde van artikel 7 vastgestelde maatregelen heeft het eerste verslag ook betrekking op de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de door de lidstaten ingestelde mechanismen voor de raadpleging van relevante belanghebbenden inzake de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties;

b)

procedures ter bekendmaking van eventuele ontwikkelingen in het toegankelijkheidsbeleid in verband met websites en mobiele applicaties;

c)

ervaringen en bevindingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de regels inzake conformiteit met de in artikel 4 omschreven toegankelijkheidseisen, en

d)

informatie over opleidings- en bewustmakingsactiviteiten.

In geval van aanzienlijke wijzigingen met betrekking tot de in de eerste alinea bedoelde elementen, nemen de lidstaten in hun latere verslagen informatie op over die wijzigingen.

6.   De inhoud van alle verslagen, die geen lijst van onderzochte websites, mobiele applicaties of overheidsinstanties hoeven te omvatten, wordt in een toegankelijk formaat openbaar gemaakt. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot instelling van de regelingen voor rapportage door de lidstaten aan de Commissie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie stelt een eerste dergelijke uitvoeringshandeling uiterlijk op 23 december 2018 vast.

7.   Uiterlijk op 23 september 2018 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de instantie die is aangeduid om de toezicht- en rapportagefuncties uit te oefenen.

Artikel 9

Handhavingsprocedure

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een adequate en doeltreffende handhavingsprocedure beschikbaar is om te waarborgen dat deze richtlijn wordt nageleefd wat de in artikel 4, artikel 5 en artikel 7, lid 1, omschreven eisen betreft. Meer in het bijzonder zorgen de lidstaten voor een handhavingsprocedure, zoals de mogelijkheid een ombudsman te contacteren, om een doeltreffende behandeling van meldingen en verzoeken te waarborgen, als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), en om de in artikel 5 bedoelde beoordeling te evalueren.

2.   Uiterlijk op 23 september 2018 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de instantie die voor de handhaving van deze richtlijn verantwoordelijk is.

Artikel 10

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om de in artikel 6, lid 4, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 23 juni 2017.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 6, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 11

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 12

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 23 september 2018 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3.   De lidstaten passen die bepalingen toe als volgt:

a)

op websites van overheidsinstanties die niet zijn gepubliceerd vóór 23 september 2018: met ingang van 23 september 2019;

b)

op websites van overheidsinstanties die niet onder a) vallen: met ingang van 23 september 2020;

c)

op mobiele applicaties van overheidsinstanties: met ingang van 23 juni 2021.

Artikel 13

Toetsing

Uiterlijk op 23 juni 2022 wordt de toepassing van deze richtlijn door de Commissie getoetst. Bij deze toetsing wordt rekening gehouden met de rapporten van de lidstaten over de resultaten van het in artikel 8 bedoelde toezicht en het gebruik van de in artikel 9 bedoelde handhavingsprocedure. De toetsing bevat tevens een beoordeling van de technologische vooruitgang die bepaalde types content die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, makkelijker toegankelijk zou kunnen maken. De bevindingen van die toetsing worden in een toegankelijk formaat openbaar gemaakt.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 oktober 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

I. LESAY


(1)  PB C 271 van 19.9.2013, blz. 116.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 18 juli 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 26 oktober 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470).

(5)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot invoering van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(6)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(7)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(8)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).

(9)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(10)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(11)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2103 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2016

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Burrata di Andria (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Italië tot registratie van de naam „Burrata di Andria” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Burrata di Andria” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Burrata di Andria” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.3. (Kaas) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 263 van 20.7.2016, blz. 7.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2104 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2016

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Vale of Evesham Asparagus (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Vale of Evesham Asparagus” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Vale of Evesham Asparagus” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Vale of Evesham Asparagus” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.6 (Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 257 van 15.7.2016, blz. 16.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/19


VERORDENING (EU) 2016/2105 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de formulieren die moeten worden gebruikt voor de aanmelding van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (1), en met name artikel 33,

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (2) zijn nadere bepalingen vastgesteld met betrekking tot de vorm, de inhoud en andere bijzonderheden van de aanmeldingen van staatssteun. Daarin is met name bepaald dat de aanvullende informatie die nodig is ter beoordeling van een steunmaatregel overeenkomstig verordeningen, richtsnoeren, kaderregelingen en andere regelingen die op staatssteun van toepassing zijn, moet worden verstrekt door middel van de in deel III van bijlage I bij die verordening opgenomen formulieren.

(2)

Voorts is in Verordening (EG) nr. 794/2004 bepaald dat telkens wanneer de betrokken richtsnoeren of kaderregelingen worden aangepast of vervangen, de Commissie de overeenkomstige informatieformulieren moet aanpassen.

(3)

Als gevolg van het feit dat de Commissie de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (3) heeft vastgesteld, zijn de regels die de Commissie voor de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteunmaatregelen met de interne markt toepast, gewijzigd. Bijgevolg moeten de „formulieren aanvullende informatie” voor de aanmelding van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector die in deel III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 zijn vastgesteld, worden vervangen.

(4)

Verordening (EG) nr. 794/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9.

(2)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (PB C 217 van 2.7.2015, blz. 1).


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wordt deel III.14 vervangen door:

„DEEL III.14

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STAATSSTEUN VOOR DE VISSERIJ- EN AQUACULTUURSECTOR

Dit formulier aanvullende informatie moet worden gebruikt voor de aanmelding van steunmaatregelen die vallen onder de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector  (1) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen

1.1.   Voldoet de steunmaatregel aan de volgende gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen? Zo ja, of indien de steunmaatregel niet hoeft te voldoen aan het beginsel van het stimulerende effect als bedoeld in afdeling 3.6 van de richtsnoeren, kruis dan het betrokken vakje aan:

de steunmaatregel draagt bij aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang;

noodzaak van overheidsmaatregelen: de staatssteunmaatregel moet gericht zijn op situaties waar de steun, bijvoorbeeld door een oplossing te bieden voor een welomschreven marktfalen, voor een wezenlijke verbetering kan zorgen die de markt zelf niet tot stand kan brengen;

geschiktheid van de steunmaatregel: de steunmaatregel moet een geschikt beleidsinstrument zijn om de doelstelling van gemeenschappelijk belang te helpen bereiken;

stimulerend effect: de steun moet het gedrag van de betrokken ondernemingen zodanig veranderen dat zij extra activiteiten uitvoeren die zij zonder de steun niet, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze of op een andere locatie zouden uitvoeren; of de steun hoeft geen stimulerend effect te hebben, als bedoeld in punt 52 van de richtsnoeren;

evenredigheid van de steun (steun beperkt tot het noodzakelijke minimum): het steunbedrag moet beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om aan te zetten tot de extra investering of activiteit in het betrokken gebied;

vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten: de negatieve effecten van de steun moeten voldoende beperkt zijn, zodat de maatregel per saldo positief is;

transparantie van de steun: de lidstaten, de Commissie, de marktdeelnemers en het publiek moeten gemakkelijk toegang kunnen krijgen tot alle betreffende besluiten en tot relevante informatie over de op grond van die besluiten verleende steun.

1.2.   Wordt het Unierecht geschonden als gevolg van de steunmaatregel of een daaraan verbonden voorwaarde, met inbegrip van de financieringswijze wanneer die een onlosmakelijk onderdeel van de maatregel vormt?

☐ ja

☐ neen

1.3.   Is de steun bestemd voor activiteiten die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die rechtstreeks samenhangt met de uitgevoerde hoeveelheden, met de oprichting en exploitatie van een distributienet of met andere kosten in verband met de uitvoeractiviteit, of hangt de steun af van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen?

☐ ja

☐ neen

Is het antwoord op de vragen in de punten 1.2 en 1.3 „ja”, dan is de steun onverenigbaar met de interne markt, zoals bepaald in de punten 26 en 27 van de richtsnoeren.

1.4.   Wordt de steun verleend aan een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun als onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is aangemerkt?

Dit geldt krachtens artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag niet voor steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen.

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld het desbetreffende besluit van de Commissie:

 

2.   Specifieke beginselen voor de visserij- en aquacultuursector

2.1.   In het geval van een steunregeling: wordt de steunaanvraag als onontvankelijk beschouwd als zij is ingediend door een marktdeelnemer die een of meer in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde inbreuken of strafbare feiten heeft gepleegd of fraude heeft gepleegd als bedoeld in artikel 10, lid 3, van die verordening gedurende de periode als bepaald in de gedelegeerde handelingen die op basis van artikel 10, lid 4, van die verordening worden vastgesteld?

Dit beginsel is niet van toepassing op steun die voldoet aan de specifieke voorwaarden van de afdelingen 4, 5.3 en 5.4 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld de specifieke bepalingen inzake onontvankelijkheid:

 

 

2.2.   In het geval van individuele steun: bevestig dat de betrokken marktdeelnemer geen in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde inbreuken of strafbare feiten heeft gepleegd of geen fraude heeft gepleegd als bedoeld in artikel 10, lid 3, van die verordening gedurende de periode als bepaald in de gedelegeerde handelingen die op basis van artikel 10, lid 4, van die verordening worden vastgesteld.

Dit beginsel is niet van toepassing op steun die voldoet aan de specifieke voorwaarden van de afdelingen 4, 5.3 en 5.4 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

2.3.   Is in de steunmaatregel uitdrukkelijk bepaald dat de ondernemingen aan de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) moeten blijven voldoen gedurende de volledige periode van uitvoering van het project en gedurende een periode van vijf jaar nadat de laatste betaling aan de betrokken begunstigde is verricht?

☐ ja

☐ neen

2.4.   Bevestig dat een begunstigde die gedurende de volledige periode van uitvoering van het project en gedurende een periode van vijf jaar nadat de laatste betaling aan hem is verricht, een of meer in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 inbreuken heeft gepleegd, de steun moet terugbetalen.

☐ ja

☐ neen

2.5.   Bevestig dat geen steun wordt toegekend voor activiteiten die overeenstemmen met niet-subsidiabele concrete acties als omschreven in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 508/2014.

☐ ja

☐ neen

2.6.   Is het antwoord op de vragen in de punten 2.3, 2.4 en 2.5 „ja”, vermeld de specifieke bepalingen van de desbetreffende nationale rechtshandelingen waarin de in die vragen bedoelde voorwaarden zijn vastgesteld:

 

 

 

2.7.   Indien het een steunmaatregel betreft die vergelijkbaar is met een in het kader van Verordening (EU) nr. 508/2014 subsidiabele concrete actie: voldoet deze aan de bepalingen die in die verordening voor dat type concrete actie zijn vastgesteld, met name aan de bepalingen betreffende de intensiteit voor overheidssteun?

☐ ja

☐ neen

Zo niet, toon aan dat de steun gerechtvaardigd en onmisbaar is:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.   Bijdrage aan een gemeenschappelijke doelstelling

3.1.   Valt de steunmaatregel onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de steunmaatregel bijdraagt tot het bereiken van een doelstelling van gemeenschappelijk belang en kunt u de punten 3.2 en 3.3 overslaan.

3.2.   Vermeld tot welke in artikel 107, lid 3, van het Verdrag vastgestelde doelstelling of doelstellingen van gemeenschappelijk belang de steunmaatregel bijdraagt:

 

 

3.3.   Vermeld de doelstelling of doelstellingen van het GVB waartoe de steunmaatregel bijdraagt en toon duidelijk aan hoe deze bijdrage zal worden geleverd zonder dat andere GVB-doelstellingen daardoor in het gedrang komen (3):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   Noodzaak van overheidsmaatregelen:

4.1.   Valt de steunmaatregel onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat overheidsmaatregelen nodig zijn en kunt u de punten 4.2, 4.3 en 4.4 overslaan.

4.2.   Omschrijf het probleem dat met de steunmaatregel moet worden aangepakt en leg uit hoe de steun gericht is op situaties waar die steun kan zorgen voor een wezenlijke verbetering die de markt op eigen kracht niet tot stand kan brengen:

 

 

 

 

 

4.3.   Leg uit of en hoe de steunmaatregel marktfalen corrigeert en zodoende bijdraagt tot het doelmatige functioneren van de markten en het versterken van het concurrentievermogen, dan wel of en hoe, wanneer de markten resultaten opleveren die uit het oogpunt van rechtvaardigheid of cohesie onbevredigend worden geacht, de steun wordt gebruikt om tot meer gewenste en rechtvaardigere marktuitkomsten te komen:

 

 

 

 

 

 

 

 

4.4.   Leg uit of en hoe de steun bijdraagt aan de rationalisering en efficiëntie van de visserij- en aquacultuursector en gericht is op permanente verbeteringen die de sector in staat stellen in overeenstemming met de marktfactoren te werken:

 

 

 

 

 

5.   Geschiktheid van de steun

5.1.   Valt de steun onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de steunmaatregel een geschikt beleidsinstrument is en kunt u de punten 5.2 tot en met 5.5 overslaan.

5.2.   Toon aan waarom dezelfde positieve bijdrage aan de GVB-doelstellingen niet kan worden geleverd met andere, minder verstorende beleidsinstrumenten en waarom andere beleidsopties terzijde zijn geschoven:

 

 

 

 

 

5.3.   Heeft er een effectbeoordeling van de aangemelde steunmaatregel plaatsgevonden?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef een samenvatting van de voornaamste conclusies:

 

 

 

 

 

5.4.   Vermeld in welke vorm de steun wordt toegekend en leg uit waarom wordt verwacht dat die vorm het minste risico op verstoringen van de mededinging en van het handelsverkeer zal opleveren:

 

 

 

5.5.   Indien de steun wordt toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (bv. rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen, socialezekerheidsbijdragen of andere verplichte bijdragen), toon aan waarom andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die gebaseerd zijn op schuld- of vermogensinstrumenten (bv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden) minder geschikt zijn:

 

 

 

 

 

 

 

6.   Stimulerend effect

6.1.   Is de steun compenserend van aard, zoals steun die valt onder afdeling 4, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren, en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling, of valt de steun onder afdeling 5.6 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de voorwaarden van die afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de steun geen stimulerend effect hoeft te hebben en kunt u de punten 6.2 tot en met 6.6 overslaan.

6.2.   Toon aan hoe de steun het gedrag van een onderneming zodanig verandert dat zij een extra activiteit uitvoert die zij zonder de steun niet of in beperktere mate of op een andere wijze zou hebben uitgevoerd:

 

 

 

 

 

6.3.   Dient de steun om de kosten van een activiteit die de onderneming sowieso zou hebben uitgevoerd, te subsidiëren of om het normale bedrijfsrisico van een economische activiteit te compenseren?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan kan de steun niet worden verondersteld een stimulerend effect te hebben (punt 49 van de richtsnoeren).

6.4.   Wordt de steun verleend voor een concrete actie waarmee de begunstigde reeds van start is gegaan voordat hij zijn steunaanvraag bij de nationale autoriteit heeft ingediend?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan kan de steun krachtens punt 51 van de richtsnoeren niet worden verondersteld een stimulerend effect te hebben.

6.5.   Is de steun exploitatiesteun (4) of steun om het halen van verplichte normen te vergemakkelijken?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dergelijke steun is krachtens punt 50 van de richtsnoeren in beginsel onverenigbaar met de interne markt, behalve wanneer in de Uniewetgeving of in de richtsnoeren uitdrukkelijk in uitzonderingen is voorzien, of in andere naar behoren gemotiveerde gevallen.

Zo ja, vermeld de bepalingen waarbij dergelijke steun uitdrukkelijk wordt toegestaan of geef een omstandige motivering voor dergelijke steun:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.6.   In het geval van steun in de vorm van belastingvoordelen: wordt in het kader van de steunmaatregel een aanspraak op steun gevestigd op basis van objectieve criteria en zonder verdere uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de lidstaat?

Deze laatste vereiste geldt niet in het geval van fiscale vervolgregelingen indien de maatregel al onder voorafgaande regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel.

☐ ja

☐ neen

7.   Evenredigheid van de steun

7.1.   Is de steun compenserend van aard, zoals steun die valt onder afdeling 4, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren, en voldoet hij aan de specifieke voorwaarden van de betrokken afdeling, of valt de steun onder afdeling 5.6 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de voorwaarden van die afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan wordt de steun als evenredig beschouwd en kunt u de punten 7.2, 7.3 en 7.4 overslaan.

7.2.   Toon aan of en hoe het steunbedrag overeenstemt met de nettomeerkosten van de tenuitvoerlegging van de investering in het betrokken gebied vergeleken met het contrafeitelijke scenario waarin geen steun wordt verleend:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.3.   Indien het een steunmaatregel betreft die vergelijkbaar is met een in het kader van Verordening (EU) nr. 508/2014 subsidiabele concrete actie: overschrijdt het steunbedrag de in artikel 95 van en bijlage I bij die verordening vastgestelde maximumintensiteit voor overheidssteun?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, toon aan dat de steun gerechtvaardigd en onmisbaar is:

 

 

 

 

 

7.4.   Zal de steun gelijktijdig op grond van meerdere steunregelingen worden toegekend of met ad-hocsteun worden gecumuleerd?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, is het totale bedrag van de voor een activiteit verleende overheidsfinanciering hoger dan de betrokken, in de richtsnoeren bedoelde maximale steunintensiteiten?

☐ ja

☐ neen

8.   Effecten op de mededinging en het handelsverkeer

8.1.   Valt de steun onder afdeling 4, 5.1, 5.3 of 5.4 van de richtsnoeren en voldoet hij aan de voorwaarden van de betrokken afdeling?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, dan gaat de Commissie ervan uit dat de negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer tot het minimum beperkt zijn en kunt u de punten 8.2 en 8.3 overslaan.

8.2.   Toon aan hoe de negatieve effecten van de steunmaatregel op het vlak van verstoringen van de mededinging en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten tot het minimum beperkt zijn en de positieve effecten ervan op het vlak van de bijdrage aan de doelstelling van gemeenschappelijk belang opwegen tegen die negatieve effecten. In het geval van een steunregeling moeten de verstoringen op cumulatieve basis veeleer dan enkel op individueel niveau in aanmerking worden genomen en moet tevens rekening worden gehouden met de omvang van de betrokken projecten, de individuele en gecumuleerde steunbedragen, de verwachte begunstigden en de kenmerken van de beoogde sector. In het geval van individuele steun, ga in op de negatieve effecten met betrekking tot het beletten van marktuittreding en aanzienlijke marktmacht en verschaf bewijsmateriaal met het oog op het identificeren van de betrokken productmarkt en geografische markt en de betrokken concurrenten, afnemers en consumenten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.3.   Heeft er een effectbeoordeling van de aangemelde steunmaatregel plaatsgevonden?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef een samenvatting van de voornaamste conclusies:

 

 

 

 

 

9.   Transparantie

9.1.   Zullen de lidstaten op zijn minst de volgende informatie bekendmaken op een uitgebreide staatssteunwebsite op nationaal of regionaal niveau?

a)

de volledige tekst van de steunregeling en de uitvoeringsbepalingen daarvoor of de rechtsgrondslag voor de individuele steun, of een link daarnaar;

b)

de steunverlenende autoriteit of autoriteiten;

c)

de identiteit van de individuele begunstigden, de vorm en het bedrag van de steun voor elke begunstigde, de datum van de toekenning van de steun, het soort onderneming (kmo/grote onderneming), de regio (op NUTS 2-niveau) waar de begunstigde is gevestigd, en de voornaamste economische sector waarin de begunstigde actief is (op NACE-groepsniveau). (Van deze bekendmakingsvereiste kan ontheffing worden verleend ten aanzien van de toekenning van individuele steun die niet meer bedraagt dan 30 000 EUR. Voor steunregelingen in de vorm van belastingvoordelen kan de informatie worden verstrekt voor de volgende tranches (in miljoen EUR): 0,03-0,5; meer dan 0,5-1; meer dan 1-2; meer dan 2.)

☐ ja

☐ neen

9.2.   Bevestig dat die informatie:

a)

zal worden bekendgemaakt nadat het besluit om steun te verlenen is genomen;

b)

ten minste tien jaar zal worden bewaard;

c)

zonder beperkingen beschikbaar zal zijn voor het brede publiek (5).

☐ ja

☐ neen

Van de lidstaten zal niet worden geëist dat zij die informatie vóór 1 juli 2017 bekendmaken  (6) .

10.   Steuncategorieën

10.1.   Bepaal onder welke afdeling van de richtsnoeren de steun moet worden beoordeeld en verschaf hierover gedetailleerde informatie in het desbetreffende deel van dit formulier aanvullende informatie (delen 11 tot en met 18):

afdeling 4.1 van de richtsnoeren: steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen;

afdeling 5.1 van de richtsnoeren: steun voor categorieën van maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening;

afdeling 5.2 van de richtsnoeren: steun die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren behoort;

afdeling 5.3 van de richtsnoeren: steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden;

afdeling 5.4 van de richtsnoeren: steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur;

afdeling 5.5 van de richtsnoeren: steun gefinancierd uit parafiscale heffingen;

afdeling 5.6 van de richtsnoeren: exploitatiesteun in ultraperifere gebieden;

afdeling 5.7 van de richtsnoeren: steun voor andere maatregelen.

11.   Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen, als bedoeld in afdeling 4.1 van de richtsnoeren.

11.1.   Is de steunmaatregel een ex-antekadersteunregeling om schade te vergoeden die wordt veroorzaakt door aardbevingen, lawines, grondverschuivingen, overstromingen, tornado's, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden met een natuurlijke oorzaak?

☐ ja

☐ neen

(Zo ja, dan kunt u de punten 11.3, 11.4, 11.5, 11.7 en 11.8 overslaan.)

11.2.   Welke soort natuurramp of buitengewone gebeurtenis heeft de schade aangericht waarvoor de vergoeding wordt verleend (of, als het om een ex-antekadersteunregeling gaat, welke soort natuurramp of buitengewone gebeurtenis zou de schade waarvoor de vergoeding wordt verleend, kunnen aanrichten)?

 

11.3.   Wanneer heeft de in punt 11.1 bedoelde gebeurtenis zich voorgedaan?

 

11.4.   Wat is de uiterste datum voor de uitbetaling van de steun?

 

11.5.   Heeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de gebeurtenis formeel als natuurramp of buitengewone gebeurtenis erkend?

☐ ja

☐ neen

11.6.   Wordt de steun rechtstreeks aan de betrokken onderneming uitbetaald?

☐ ja

☐ neen

11.7.   Toon aan dat er een rechtstreeks oorzakelijk verband is tussen de natuurramp of buitengewone gebeurtenis en de schade die de onderneming heeft geleden:

 

 

 

11.8.   Verstrek een zo nauwkeurig mogelijke beoordeling van de schade die de onderneming heeft geleden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.9.   Specificeer welke soort schade wordt vergoed (bv. materiële schade aan activa, inkomensverlies):

 

 

 

 

 

11.10.   Worden alleen de kosten van schade die een rechtstreeks gevolg is van de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, voor steun in aanmerking genomen?

☐ ja

☐ neen

11.11.   Worden de kosten van de schade getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef aan welke instantie de kosten beoordeelt:

 

11.12.   Beschrijf hoe de schade wordt berekend:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.13.   In het geval van materiële schade aan activa: wordt de schade berekend op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van het betrokken actief vóór de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis?

☐ ja

☐ neen

11.14.   In het geval van materiële schade aan activa: is het schadebedrag groter dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis?

☐ ja

☐ neen

11.15.   In het geval van inkomensverlies: wordt het inkomensverlies berekend door:

a)

de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar van de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van

b)

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de natuurramp of de buitengewone gebeurtenis, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs?

☐ ja

☐ neen

11.16.   Wordt de schade op het niveau van de individuele begunstigde berekend?

☐ ja

☐ neen

11.17.   Blijven de steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten?

☐ ja

☐ neen

11.18.   In het geval van ex-antekadersteunregelingen: bevestig dat de lidstaat zich zal houden aan de rapportageverplichting als bedoeld in punt 130 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

11.19.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

12.   Steun voor categorieën van maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel die vergelijkbaar is met steun behorende tot een categorie steun die als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd in het kader van een van de in punt 19, onder a), van de richtsnoeren vermelde verordeningen inzake groepsvrijstellingen, als bedoeld in afdeling 5.1 van de richtsnoeren. Voor een steunmaatregel die vergelijkbaar is met steun behorende tot de categorie steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen, als vermeld in artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1388/2014  (7) , dient u deel 11 in te vullen.

12.1.   Is de steun vergelijkbaar met steun behorende tot een categorie steun die als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd in het kader van een van de in punt 19, onder a), van de richtsnoeren vermelde verordeningen inzake groepsvrijstellingen?

☐ ja

☐ neen

Vermeld de toepasselijke verordening en de betrokken artikelen van die verordening:

 

 

 

12.2.   Voldoet de steun aan alle criteria die zijn vastgesteld in de betrokken artikelen van de toepasselijke verordening?

☐ ja

☐ neen

Zo niet, toon aan dat de steun gerechtvaardigd en onmisbaar is:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.3.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

13.   Steun die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren behoort

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren of andere door de Commissie vastgestelde instrumenten behoort, als bedoeld in afdeling 5.2 van de richtsnoeren.

13.1.   Behoort de steun tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren of andere door de Commissie vastgestelde instrumenten (8)?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld alle desbetreffende horizontale richtsnoeren of instrumenten, alsmede de betrokken bepalingen van die handelingen en toon aan dat de steun aan alle in die handelingen vastgestelde criteria voldoet:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13.2.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

14.   Steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden als bedoeld in afdeling 5.3 van de richtsnoeren. Voor steun die vergelijkbaar is met steun behorende tot de categorie steun voor onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden, als bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1388/2014, dient u deel 12 in te vullen.

14.1.   Is de steunmaatregel een ex-antekadersteunregeling om schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden te vergoeden?

☐ ja

☐ neen

(Zo ja, dan kunt u de punten 14.3 tot en met 14.6 en punt 14.9 overslaan.)

14.2.   Welke soort ongunstige weersomstandigheden heeft de schade aangericht waarvoor de vergoeding wordt verleend (of, als het om een ex-antekadersteunregeling gaat, welke soort ongunstige weersomstandigheden zou de schade waarvoor de vergoeding wordt verleend, kunnen aanrichten)?

 

14.3.   Wanneer heeft de in punt 14.1 bedoelde gebeurtenis zich voorgedaan?

 

14.4.   Wat is de uiterste datum voor de uitbetaling van de steun?

 

14.5.   Bedraagt de schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden meer dan 30 % van de gemiddelde jaaromzet, berekend op basis van de drie kalenderjaren of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden, waarbij de hoogste en de laagste waarde niet worden meegerekend?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, verstrek gedetailleerde informatie waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarde in punt 14.5:

 

 

 

 

14.6.   Toon aan dat er een rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ongunstige weersomstandigheden en de schade die de onderneming heeft geleden:

 

 

 

14.7.   In het geval van in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden: rechtvaardig waarom de lidstaat van plan is steun toe te kennen veeleer dan in het kader van artikel 35 van die verordening een financiële vergoeding te betalen uit een onderling fonds voor ongunstige weersomstandigheden:

 

 

 

 

 

14.8.   Wordt de steun rechtstreeks aan de betrokken onderneming uitbetaald?

☐ ja

☐ neen

14.9.   Verstrek een zo nauwkeurig mogelijke beoordeling van de schade die de potentiële begunstigden hebben geleden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14.10.   Specificeer welke soort schade wordt vergoed (bv. materiële schade aan activa, inkomensverlies):

 

 

 

 

 

14.11.   Worden alleen de kosten van schade die een rechtstreeks gevolg is van de ongunstige weersomstandigheden, voor steun in aanmerking genomen?

☐ ja

☐ neen

14.12.   Worden de kosten van de schade getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef aan welke instantie de kosten beoordeelt:

 

14.13.   Beschrijf hoe de schade wordt berekend:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14.14.   In het geval van materiële schade aan activa: wordt de schade berekend op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van het betrokken actief vóór de ongunstige weersomstandigheden?

☐ ja

☐ neen

14.15.   In het geval van materiële schade aan activa: is het schadebedrag groter dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden?

☐ ja

☐ neen

14.16.   In het geval van materiële schade aan activa: heeft de schade een productieverlies tot gevolg dat meer dan 30 % van de gemiddelde jaaromzet bedraagt, berekend op basis van de drie kalenderjaren of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden, waarbij de hoogste en de laagste waarde niet worden meegerekend?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, verstrek gedetailleerde informatie waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarde in punt 14.15:

 

 

 

 

14.17.   In het geval van inkomensverlies: wordt het inkomensverlies berekend door:

a)

de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar van de ongunstige weersomstandigheden of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van

b)

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs?

☐ ja

☐ neen

14.18.   Wordt de schade op het niveau van de individuele begunstigde berekend?

☐ ja

☐ neen

14.19.   Blijven de steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten?

☐ ja

☐ neen

14.20.   In het geval van ex-antekadersteunregelingen: bevestig dat de lidstaat zich zal houden aan de rapportageverplichting als bedoeld in punt 130 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

14.21.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

15.   Steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel ter vergoeding van kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur, als bedoeld in afdeling 5.4 van de richtsnoeren. Voor steun die vergelijkbaar is met steun behorende tot de categorie steun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn als bedoeld in artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1388/2014, dient u deel 12 in te vullen.

15.1.   Is de steunmaatregel een ex-antekadersteunregeling ter vergoeding van kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur?

☐ ja

☐ neen

(Zo ja, dan kunt u de punten 15.5, 15.6 en 15.9 overslaan.)

15.2.   Voor welke ziekte(n) wordt de steun verleend? Deze moet(en) zijn opgenomen in de lijst van dierziekten van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (9), of in bijlage IV, deel II, bij Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (10).

Gaat het om een ziekte of ziekten als opgenomen in de lijst van dierziekten van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, dan geldt de versie van die lijst die van kracht is wanneer de steunmaatregel wordt aangemeld. Is de steun al toegekend of betaald, dan geldt, in het geval van individuele steun, de gepubliceerde versie van de lijst die van kracht was toen de steun werd toegekend of betaald en, in het geval van een steunregeling, de gepubliceerde versie van de lijst die van kracht was toen de regeling van start ging.

 

 

 

15.3.   Wordt de steun verleend als onderdeel van een uniaal, nationaal of regionaal programma ter preventie, bestrijding of uitroeiing van dierziekten?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld het desbetreffende programma en de specifieke bepalingen:

 

 

15.4.   Wordt de steun verleend als onderdeel van door de bevoegde nationale autoriteit opgelegde noodmaatregelen?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld de desbetreffende maatregel en de specifieke bepalingen:

 

 

15.5.   Wanneer hebben de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur zich voorgedaan?

 

15.6.   Wat is de uiterste datum voor de uitbetaling van de steun?

 

15.7.   Wordt de steun rechtstreeks aan de betrokken onderneming uitbetaald?

☐ ja

☐ neen

15.8.   Bevestig dat geen steun wordt toegekend wanneer wordt geconstateerd dat de begunstigde de ziekte met opzet of door nalatigheid heeft veroorzaakt.

☐ ja

☐ neen

Zo ja, vermeld de bepalingen waarin de in punt 15.8 bedoelde voorwaarde is vastgesteld:

 

15.9.   Verstrek een zo nauwkeurig mogelijke beoordeling van de schade die de potentiële begunstigden hebben geleden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15.10.   Geef aan welke van de volgende kosten in aanmerking komen voor vergoeding. Kosten inzake:

☐ a)

gezondheidscontroles, analyses, tests en andere screeningmaatregelen;

☐ b)

de aankoop, opslag, toediening of distributie van vaccins, geneesmiddelen en stoffen voor de behandeling van dieren;

☐ c)

het slachten, ruimen en vernietigen van dieren;

☐ d)

het vernietigen van dierlijke producten en van met die dieren verband houdende producten;

☐ e)

het reinigen en ontsmetten van de onderneming en van apparatuur;

☐ f)

de schade die is ontstaan als gevolg van het slachten, ruimen en vernietigen van dieren, dierlijke producten en met die dieren verband houdende producten, beperkt tot de marktwaarde die de dieren en producten zouden hebben als zij niet door de ziekte waren getroffen;

☐ g)

inkomensverlies als gevolg van moeilijkheden bij het herbevolken van de onderneming;

☐ h)

andere kosten die als gevolg van dierziekten in de aquacultuur zijn gemaakt.

Heeft u h) aangekruist, dan dient u de kosten te specificeren en te motiveren waarom deze kosten voor steun in aanmerking moeten komen:

Krachtens punt 110, onder h), van de richtsnoeren komen andere dan de onder a) tot en met g) bedoelde kosten alleen in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen in aanmerking voor steun.

 

 

 

 

 

15.11.   Blijven de steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten?

☐ ja

☐ neen

15.12.   In het geval van ex-antekadersteunregelingen: bevestig dat de lidstaat zich zal houden aan de rapportageverplichting als bedoeld in punt 130 van de richtsnoeren.

☐ ja

☐ neen

15.13.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

16.   Steun gefinancierd uit parafiscale heffingen

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel die wordt gefinancierd door middel van speciale, met name parafiscale, heffingen op bepaalde visserij- of aquacultuurproducten, ongeacht de oorsprong daarvan, als bedoeld in afdeling 5.5 van de richtsnoeren.

16.1.   Wordt de steunregeling gefinancierd door middel van speciale, met name parafiscale, heffingen op bepaalde visserij- of aquacultuurproducten, ongeacht de oorsprong daarvan?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, zet uiteen hoe de steunregeling wordt gefinancierd:

 

 

 

 

 

16.2.   Komt de steun binnenlandse en ingevoerde producten in gelijke mate ten goede?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, toon aan hoe de regeling zowel binnenlandse als ingevoerde producten ten goede komt:

 

 

 

 

16.3.   Geef aan hoe de opbrengsten uit de parafiscale heffingen worden gebruikt:

 

 

 

 

 

16.4.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

17.   Exploitatiesteun in ultraperifere gebieden

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van een steunmaatregel voor de toekenning van exploitatiesteun in ultraperifere gebieden ter verlichting van de gevolgen van de specifieke beperkingen waarmee deze gebieden als gevolg van hun isolement, insulaire ligging en ultraperifere karakter worden geconfronteerd, als bedoeld in afdeling 5.6 van de richtsnoeren.

17.1.   Is de steun exploitatiesteun die in ultraperifere gebieden wordt toegekend ter verlichting van de gevolgen van de specifieke beperkingen waarmee deze gebieden als gevolg van hun isolement, insulaire ligging en ultraperifere karakter worden geconfronteerd?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, beschrijf de soort exploitatiesteun die wordt toegekend en vermeld de doelregio of doelregio's:

 

 

 

17.2.   Beschrijf de gevolgen van de specifieke beperkingen in de regio of regio's die de steun moet verlichten en hoe de steun daartoe zal bijdragen.

Krachtens punt 113 van de richtsnoeren mag alleen rekening worden gehouden met beperkingen waarmee deze gebieden als gevolg van hun isolement, insulaire ligging en ultraperifere karakter worden geconfronteerd.

 

 

 

 

 

 

17.3.   Bepaal de extra kosten die deze specifieke beperkingen meebrengen, geef aan hoe deze kosten zijn berekend en toon aan dat de steun niet verder gaat dan wat nodig is ter verlichting van de gevolgen van de specifieke beperkingen in de ultraperifere gebieden.

 

 

 

 

 

 

17.4.   Houdt de lidstaat, om overcompensatie te voorkomen, rekening met andere soorten overheidsmaatregelen, zoals, in voorkomend geval, de in de artikelen 70, 71 en 72 van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten en de in artikel 73 van die verordening bedoelde steun voor de uitvoering van compensatieplannen?

☐ ja

☐ neen

Zo ja, geef aan hoe overcompensatie wordt voorkomen:

 

 

 

 

 

 

17.5.   Andere informatie die wordt beschouwd als relevant voor de beoordeling van de steunmaatregel in het kader van dit deel:

 

 

 

 

 

 

 

 

18.   Steun voor andere maatregelen

Dit deel moet worden ingevuld bij aanmelding van andere steun dan bedoeld in afdeling 4 en de afdelingen 5.1 tot en met 5.6 van de richtsnoeren die de lidstaat toch verstrekt of van plan is te verstrekken, als bedoeld in afdeling 5.7 van de richtsnoeren.

18.1.   Verstrekt de lidstaat andere dan de in afdeling 4 en de afdelingen 5.1 tot en met 5.6 van de richtsnoeren bedoelde soorten steun of is hij van plan zulks te doen?

☐ ja

☐ neen

18.2.   Geef een gedetailleerde beschrijving van de steunmaatregel en de doelstellingen ervan:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18.3.   Verstrek informatie die niet is gegeven in de delen 1 tot en met 9 en die duidelijk aantoont dat de steun voldoet aan de beginselen van afdeling 3 van de richtsnoeren:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/44


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2106 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van specerijen uit Ethiopië, grondnoten uit Argentinië en hazelnoten uit Azerbeidzjan en tot wijziging van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van gedroogde vijgen en hazelnoten uit Turkije en grondnoten uit India

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 van de Commissie (2) zijn bijzondere voorwaarden vastgesteld voor de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen.

(2)

Sinds 2015 is via het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF) verscheidene malen melding gemaakt van hoge gehalten aan aflatoxinen en ochratoxine A in (mengsels van) specerijen uit Ethiopië. Om de gezondheid van mens en dier in de Unie te beschermen zijn aanvullende garanties nodig met betrekking tot specerijen uit Ethiopië.

(3)

Via het RASFF is onlangs een stijgend aantal gevallen gemeld waarbij grondnoten (pinda's) uit Argentinië en hazelnoten uit Azerbeidzjan niet voldoen aan de wetgeving van de Unie inzake aflatoxinen. Beide producten zijn in het verleden opgenomen in de lijst van producten die aan meer uitgebreide officiële invoercontroles moeten worden onderworpen in het kader van Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (3). Ze zijn van die lijst geschrapt nadat de officiële controles gunstige resultaten hadden opgeleverd. Gezien de recente toename van het aantal gevallen waarbij de wetgeving niet wordt nageleefd, zijn aanvullende garanties nodig en moet ervoor worden gezorgd dat de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong de nodige controles vóór de uitvoer van de producten naar de Unie verricht. Daarom moet elke voor invoer in de Unie bestemde zending grondnoten (pinda's) uit Argentinië en hazelnoten uit Azerbeidzjan vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat om de gezondheid van mens en dier in de Unie te beschermen.

(4)

De bijzondere voorwaarden van deze verordening gelden ook voor samengestelde diervoeders en levensmiddelen die meer dan 20 % van de diervoeders of levensmiddelen bevatten die onder de bijzondere voorwaarden van deze verordening vallen. Opgemerkt zij ook dat dit percentage de som van de producten betreft waarvoor de bijzondere voorwaarden van deze verordening gelden.

(5)

Aangezien zendingen in bepaalde gevallen bij het aangewezen punt van invoer (API) zijn aangekomen zonder dat de relevante gegevens in het gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB) waren ingevuld, moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de zending alleen naar het aangewezen punt van invoer mag worden overgebracht, als een ingevuld GDB wordt voorgelegd.

(6)

Op basis van de resultaten van de officiële controles moeten de volgende wijzigingen worden aangebracht met betrekking tot producten waarvoor specifieke voorwaarden en/of controlefrequenties gelden: de vermindering van de bemonsteringsfrequentie voor gedroogde vijgen uit Turkije vanwege de gunstige testresultaten; de vermindering van de bemonsteringsfrequentie voor grondnoten (pinda's) uit India vanwege de gunstige testresultaten; en de verhoging van de bemonsteringsfrequentie voor hazelnoten uit Turkije vanwege de toename van het aantal gevallen waarbij via het RASFF is gemeld dat de voorschriften niet zijn nageleefd.

(7)

Bovendien moet de GN-code voor hele andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum) worden aangepast om het toepassingsgebied ervan in overeenstemming te brengen met de vermelding Capsicum annuum, fijngemaakt of gemalen (d.w.z. zonder het geslacht Pimenta).

(8)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 worden de volgende punten l), m) en n) toegevoegd:

„l)

specerijen van oorsprong of verzonden uit Ethiopië;

m)

grondnoten (pinda's) in de dop en zonder dop; pindakaas en op andere wijze bereide of verduurzaamde grondnoten (pinda's) (diervoeders en levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit Argentinië;

n)

hazelnoten in de dop en zonder dop; mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten; hazelnootpasta; bereide of verduurzaamde hazelnoten, met inbegrip van mengsels; meel, gries en poeder van hazelnoten; hazelnoten in stukken of schijven dan wel gebroken en hazelnootolie van oorsprong of verzonden uit Azerbeidzjan;”,

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Deze verordening is ook van toepassing op uit in lid 1 bedoelde diervoeders en levensmiddelen verwerkte diervoeders en levensmiddelen en op samengestelde diervoeders en levensmiddelen die meer dan 20 % van in lid 1 bedoelde diervoeders en levensmiddelen bevatten, hetzij van één product, hetzij als de som van in lid 1 bedoelde producten.”.

2)

In artikel 5, lid 2, worden de volgende punten j), k) en l) toegevoegd:

„j)

het Ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling voor levensmiddelen uit Ethiopië;

k)

de Servicio Nacional de Sanidad y Calidad Agroalimentaria (SENASA) voor diervoeders en levensmiddelen uit Argentinië;

l)

het Consumer Commodity Expertise Centre (CCEC) van de State Service for Antimonopoly Policy and Protection of Consumer Rights (SSAPPCR), dat onder het Ministerie van Economische Ontwikkeling ressorteert, voor levensmiddelen uit Azerbeidzjan.”.

3)

In artikel 9, lid 4, wordt de eerste zin vervangen door:

„De douaneautoriteiten verlenen toestemming voor de overbrenging van de zending naar een aangewezen punt van invoer, nadat de in lid 2 bedoelde controles naar tevredenheid zijn voltooid en de relevante punten van deel II van het GDB (II.3, II.5, II.8 en II.9) zijn ingevuld en op voorwaarde dat de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger fysiek of met elektronische middelen een ingevuld GDB aan de douaneautoriteiten voorlegt.”.

4)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zendingen van in artikel 1, lid 1, onder l), m) en n), bedoelde diervoeders en levensmiddelen die het land van oorsprong hebben verlaten vóór de inwerkingtreding van deze verordening, mogen in de Unie worden ingevoerd zonder dat ze vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat en de bemonsterings- en analyseresultaten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 van de Commissie van 13 augustus 2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1152/2009 (PB L 242 van 14.8.2014, blz. 4).

(3)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).


BIJLAGE

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen worden toegevoegd:

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong of land van verzending

Frequentie van fysieke en identiteitscontroles (%) bij invoer

„—

Peper van het geslacht Piper; vruchten van het geslacht Capsicum of het geslacht Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen

0904

 

Ethiopië (ET)

50

Gember, saffraan, kurkuma, tijm, laurierbladeren, kerrie en andere specerijen

0910

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

Grondnoten (pinda's) in de dop

1202 41 00

 

Argentinië (AR)

5

Grondnoten (pinda's) zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Op andere wijze bereide of verduurzaamde grondnoten (pinda's)

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Hazelnoten (Corylus sp.) in de dop

0802 21 00

 

Azerbeidzjan (AZ)

20”

Hazelnoten (Corylus sp.) zonder dop

0802 22 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten

ex 0813 50

Hazelnootpasta

ex 2007 10 of ex 2007 99

Bereide of verduurzaamde hazelnoten, met inbegrip van mengsels

ex 2008 19

Meel, gries en poeder van hazelnoten

ex 1106 30 90

Hazelnoten in stukken of schijven dan wel gebroken

ex 0802 22 00

Op andere wijze bereide of verduurzaamde hazelnoten in stukken of schijven dan wel gebroken

ex 2008 19

Hazelnootolie

ex 1515 90 99

(Levensmiddelen)

 

2)

De vijfde vermelding met betrekking tot gedroogde vijgen; mengsels van noten of gedroogde vruchten die vijgen bevatten; vijgenpasta en bereide of verduurzaamde vijgen (met inbegrip van mengsels) uit Turkije wordt vervangen door:

„—

Gedroogde vijgen

0804 20 90

 

Turkije (TR)

10”

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die vijgen bevatten

ex 0813 50

Vijgenpasta

ex 2007 10 of ex 2007 99

Bereide of verduurzaamde vijgen (met inbegrip van mengsels)

ex 2008 99 of ex 2008 97

(Levensmiddelen)

 

3)

De zesde vermelding met betrekking tot hazelnoten; mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten; bereide of verduurzaamde hazelnoten (met inbegrip van mengsels); meel, gries en poeder van hazelnoten; hazelnoten in stukken of schijven dan wel gebroken en hazelnootolie uit Turkije wordt vervangen door:

„—

Hazelnoten (Corylus sp.) in de dop

0802 21 00

 

Turkije (TR)

5”

Hazelnoten (Corylus sp.) zonder dop

0802 22 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten

ex 0813 50

Hazelnootpasta

ex 2007 10 of ex 2007 99

Bereide of verduurzaamde hazelnoten, met inbegrip van mengsels

ex 2008 19

Meel, gries en poeder van hazelnoten

ex 1106 30 90

Hazelnoten in stukken of schijven dan wel gebroken

ex 0802 22 00

Op andere wijze bereide of verduurzaamde hazelnoten in stukken of schijven dan wel gebroken

ex 2008 19

Hazelnootolie

ex 1515 90 99

(Levensmiddelen)

 

4)

De negende regel met betrekking tot grondnoten (pinda's) in de dop en zonder dop; pindakaas en op andere wijze bereide of verduurzaamde grondnoten (pinda's) uit India wordt vervangen door:

„—

Grondnoten (pinda's) in de dop

1202 41 00

 

India (IN)

10”

Grondnoten (pinda's) zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Op andere wijze bereide of verduurzaamde grondnoten (pinda's)

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

5)

De twaalfde vermelding met betrekking tot Capsicum annuum, geheel, fijngemaakt of gemalen; andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum), geheel en nootmuskaat (Myristica fragrans) uit India wordt vervangen door:

„—

Capsicum annuum, geheel

0904 21 10

 

India (IN)

20”

Capsicum annuum, fijngemaakt of gemalen

ex 0904 22 00

10

Andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum), geheel

ex 0904 21 90

 

Nootmuskaat (Myristica fragrans)

0908 11 00 ;

0908 12 00

 

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

 


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/50


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2107 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wat betreft de lijst van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op de invoer worden onderworpen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (2) bevat voorschriften voor de meer uitgebreide officiële controles die moeten worden uitgevoerd op de invoer van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij die Verordening (hierna „de lijst” genoemd) op de punten van binnenkomst op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde grondgebieden.

(2)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 669/2009 is bepaald dat de lijst regelmatig en ten minste halfjaarlijks moet worden herzien, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in dat artikel vermelde informatiebronnen.

(3)

Uit de frequentie en de relevantie van de recente incidenten met levensmiddelen die via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gemeld, de bevindingen van de controles in derde landen door het directoraat Audits en analyse inzake gezondheid en voedsel van het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid van de Commissie en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bij de Commissie ingediende verslagen over zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong blijkt dat de lijst moet worden gewijzigd.

(4)

Met name voor zendingen van grondnoten en afgeleide producten van oorsprong uit Bolivia, sesamzaad en aubergines uit Oeganda, ananassen uit Benin, tafeldruiven uit Egypte en granaatappels uit Turkije blijkt uit de desbetreffende informatiebronnen dat zich nieuwe risico's voordoen die de invoering van meer uitgebreide officiële controles rechtvaardigen. Daarom moeten in de lijst vermeldingen betreffende die zendingen worden opgenomen.

(5)

Tevens moet in de lijst de frequentie van de officiële controles worden verhoogd voor goederen waarvoor uit de beschikbare informatiebronnen blijkt dat de desbetreffende EU-wetgeving minder goed wordt nageleefd, hetgeen uitbreiding van de officiële controles rechtvaardigt. De vermelding op de lijst betreffende citroenen uit Turkije moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Bovendien moet de lijst worden gewijzigd door de frequentie van de officiële controles te verlagen voor goederen die, volgens die informatiebronnen, over het algemeen in toenemende mate aan de relevante veiligheidsvoorschriften van de EU-wetgeving voldoen en waarvoor het huidige aantal officiële controles bijgevolg niet langer nodig is. De vermeldingen op de lijst betreffende pistaches uit de Verenigde Staten en pitahaya's (drakenvruchten) uit Vietnam moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Omwille van de samenhang en duidelijkheid moet bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 worden vervangen door de bijlage bij deze verordening.

(8)

Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong

Risico

Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles (%)

Ananassen

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0804 30 00

 

Benin (BJ)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (3)

20

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Bolivia (BO)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00 ;

ex 0710 22 00

10

10

Cambodja (KH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (4)

50

Aubergines (Solanum melongena)

0709 30 00 ;

ex 0710 80 95

72

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Chinese bleekselderij (Apium graveolens)

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

ex 0709 40 00

20

Cambodja (KH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (5)

50

Brassica oleracea

(andere eetbare kool van het geslacht Brassica, „Chinese broccoli”) (6)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0704 90 90

40

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

50

Thee, ook indien gearomatiseerd

(Levensmiddelen)

0902

 

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (7)

10

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00 ;

ex 0710 22 00

10

10

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (8)

20

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Aardbeien

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0810 10 00

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (9)

10

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (10)

10

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Tafeldruiven

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0806 10 10

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (3)

20

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Gambia (GM)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Hazelnoten, in de dop

0802 21 00

 

Georgië (GE)

Aflatoxinen

20

Hazelnoten, zonder dop

0802 22 00

 

(Levensmiddelen)

 

 

Palmolie

(Levensmiddelen)

1511 10 90 ;

1511 90 11 ;

 

Ghana (GH)

Soedan-kleurstoffen (11)

50

ex 1511 90 19 ;

1511 90 99

90

Sesamzaad

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

1207 40 90

 

India (IN)

Salmonella (12)

20

Enzymen; bereidingen van enzymen

(Diervoeders en levensmiddelen)

3507

 

India (IN)

Chlooramfenicol

50

Erwten met peul (niet gedopt)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0708 10 00

40

Kenia (KE)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (13)

10

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Madagaskar (MG)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Frambozen

0811 20 31 ;

 

Servië (RS)

Norovirus

10

(Levensmiddelen — bevroren)

ex 0811 20 11 ;

ex 0811 20 19

10

10

Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus spp.) en afgeleide producten

(Levensmiddelen)

ex 1207 70 00 ;

ex 1106 30 90 ;

ex 2008 99 99

10

30

50

Sierra Leone (SL)

Aflatoxinen

50

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Soedan (SD)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0709 60 99

20

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (14)

10

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

e07082000 ;

ex 0710 22 00

10

10

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (15)

20

Aubergines (Solanum melongena)

0709 30 00 ;

ex 0710 80 95

72

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Turkije (TR)

Sulfieten (16)

10

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 50 61

 

(Levensmiddelen)

 

 

Citroenen (Citrus limon, Citrus limonum)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of gedroogd)

0805 50 10

 

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

20

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (17)

10

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

(Levensmiddelen)

ex 2008 99 99

11; 19

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (18)

50

Granaatappelen

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0810 90 75

30

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (19)

20

Aubergines (Solanum melongena)

0709 30 00 ;

ex 0710 80 95

72

Oeganda (UG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

20

Ethiopische aubergine (Solanum aethiopicum)

ex 0709 99 90 ;

ex 0710 80 95

80

72

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Sesamzaad

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

1207 40 90

 

Oeganda (UG)

Salmonella (12)

50

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Verenigde Staten (US)

Aflatoxinen

10

Pistaches zonder dop

0802 52 00

 

(Levensmiddelen)

 

 

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Oezbekistan (UZ)

Sulfieten (16)

50

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 50 61

 

(Levensmiddelen)

 

 

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (20)

50

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 86

20

Munt

ex 1211 90 86

30

Peterselie

ex 0709 99 90

40

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

 

 

Okra's

ex 0709 99 90

20

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (20)

50

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99

20

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 

Pitahaya's (drakenvruchten)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0810 90 20

10

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (20)

10


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht en geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, wordt de GN-code voorafgegaan door „ex”.

(2)  Residuen van ten minste die bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS (controle op bestrijdingsmiddelen alleen in/op producten van plantaardige oorsprong).

(3)  Residuen van ethefon.

(4)  Residuen van chloorbufam.

(5)  Residuen van fenthoaat.

(6)  Soorten van Brassica oleracea L. convar. Botrytis (L.) Alef var. italica Plenck, cultivar alboglabra. Ook bekend als „Kai Lan”, „Gai Lan”, „Gailan”, „Kailan”, „Chinese broccoli”, „Jielan”.

(7)  Residuen van trifluralin.

(8)  Residuen van acefaat, aldicarb (som van aldicarb, het sulfoxide en het sulfon daarvan, uitgedrukt als aldicarb), amitraz (amitraz met inbegrip van alle metabolieten die het 2,4-dimethylanilinegedeelte bevatten, uitgedrukt als amitraz), diafenthiuron, dicofol (som van p,p″- en o,p″-isomeer), dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb).

(9)  Residuen van hexaflumuron, methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb), fenthoaat en thiofanaat-methyl.

(10)  Residuen van dicofol (som van p,p″- en o,p″-isomeer), dinotefuran, folpet, prochloraz (som van prochloraz en de metabolieten daarvan die het 2,4,6-trichloorfenolgedeelte bevatten, uitgedrukt als prochloraz), thiofanaat-methyl en triforine.

(11)  In deze bijlage worden onder „Soedan-kleurstoffen” de volgende chemische stoffen verstaan: i) Soedan I (CAS-nummer 842-07-9); ii) Soedan II (CAS-nummer 3118-97-6); iii) Soedan III (CAS-nummer 85-86-9); iv) Scarlet Red, of Soedan IV (CAS-nummer 85-83-6).

(12)  Referentiemethode EN/ISO 6579 (de meest recente versie van de detectiemethode) of een ten opzichte van die methode gevalideerde methode in overeenstemming met de meest recente versie van EN/ISO 16140 of andere internationaal aanvaarde gelijkaardige protocollen.

(13)  Residuen van acefaat en diafenthiuron.

(14)  Residuen van formetanaat (som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(hydrochloride)), prothiofos en triforine.

(15)  Residuen van acefaat, dicrotofos, prothiofos, quinalfos en triforine.

(16)  Referentiemethoden: EN 1988-1:1998, EN 1988-2:1998 of ISO 5522:1981.

(17)  Residuen van diafenthiuron, formetanaat (som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(hydrochloride)) en thiofanaat-methyl.

(18)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en metrafenone.

(19)  Residuen van prochloraz.

(20)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), fenthoaat en quinalfos.”


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2108 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

CL

115,2

MA

90,5

TR

95,4

ZZ

100,4

0707 00 05

MA

68,5

TR

144,7

ZZ

106,6

0709 93 10

MA

95,3

TR

147,3

ZZ

121,3

0805 20 10

MA

70,1

TR

71,7

ZA

138,5

ZZ

93,4

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

JM

114,6

MA

63,3

PE

95,4

TR

79,2

ZZ

88,1

0805 50 10

CL

90,0

TR

90,5

ZZ

90,3

0808 10 80

US

100,7

ZA

155,4

ZZ

128,1

0808 30 90

CN

87,5

TR

126,8

ZZ

107,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/59


UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2016/2109 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot wijziging van Richtlijn 66/401/EEG van de Raad teneinde nieuwe soorten en de botanische naam van de soort Lolium × boucheanum Kunth op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name artikel 2, lid 1, punt A,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2, lid 1, punt A, onder a), van Richtlijn 66/401/EEG is Lolium × boucheanum Kunth opgenomen. De International Seed Testing Association heeft onlangs de botanische naam van de Lolium × boucheanum Kunth veranderd in Lolium × hybridum Hausskn. Bijgevolg moet de naam van deze soort ook in Richtlijn 66/401/EEG worden veranderd.

(2)

Bij Beschikking 2009/109/EG van de Commissie (2) wordt een tijdelijk experiment opgezet om te bepalen of bepaalde soorten die niet in richtlijn 66/401/EEG zijn opgenomen, toch als of in zaadmengsels in de handel kunnen worden gebracht. Uit dit tijdelijk experiment is gebleken dat de soorten Biserrula pelecinus, Lathyrus cicera, Medicago doliata, Medicago italica, Medicago littoralis, Medicago murex, Medicago polymorpha, Medicago rugosa, Medicago scutellata, Medicago truncatula, Ornithopus compressus, Ornithopus sativus, Plantago lanceolata, Trifolium fragiferum, Trifolium glanduliferum, Trifolium hirtum, Trifolium isthmocarpum, Trifolium michelianum, Trifolium squarrosum, Trifolium subterraneum, Trifolium vesiculosum en Vicia benghalensis bijdragen tot nieuwe zaadmengsels voor groenvoedergewassen die sterke en productieve graaslanden en voedergewassen met een grote biodiversiteit opleveren. Deze soorten moeten daarom worden opgenomen in de lijst van soorten die onder artikel 2, lid 1, punt A, onder b), van Richtlijn 66/401/EEG vallen.

(3)

Op basis van de technische ervaring die is opgedaan in het kader van dit tijdelijk experiment, is het gepast dat voor elk van deze soorten bepaalde voorwaarden worden vastgesteld betreffende minimumkiemkracht, minimale mechanische zuiverheid, maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten, maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten in een monster van een bepaald gewicht, en aanduiding.

(4)

Richtlijn 66/401/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 66/401/EEG

Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 1, punt A, wordt als volgt gewijzigd:

a)

Onder a) worden de woorden „Lolium × boucheanum Kunth” vervangen door de woorden „Lolium × hybridum Hausskn.”;

b)

b) wordt vervangen door:

„b)

Fabaceae (Leguminosae)

Vlinderbloemigen

Biserrula pelecinus L.

Biserrula

Galega orientalis Lam.

Voedergalega

Hedysarum coronarium L.

Esparcette

Lathyrus cicera L.

Kekerlathyrus

Lotus corniculatus L.

Rolklaver

Lupinus albus L.

Witte lupine

Lupinus angustifolius L.

Blauwe lupine

Lupinus luteus L.

Gele lupine

Medicago doliata Carmign.

 

Medicago italica (Mill.) Fiori

 

Medicago littoralis Rohde ex Loisel.

 

Medicago lupulina L.

Hopperupsklaver

Medicago murex Willd.

 

Medicago polymorpha L.

Ruige rupsklaver

Medicago rugosa Desr.

 

Medicago sativa L.

Luzerne

Medicago scutellata (L.) Mill.

Slakkenklaver

Medicago truncatula Gaertn.

 

Medicago × varia T. Martyn Sand

Bonte luzerne

Onobrychis viciifolia Scop.

Steenklaver

Ornithopus compressus L.

Geel vogelpootje

Ornithopus sativus Brot.

Serradelle

Pisum sativum L. (partim)

Voedererwt

Trifolium alexandrinum L.

Alexandrijnse klaver

Trifolium fragiferum L.

Aardbeiklaver

Trifolium glanduliferum Boiss.

 

Trifolium hirtum All.

 

Trifolium hybridum L.

Bastaardklaver

Trifolium incarnatum L.

Inkarnaatklaver

Trifolium isthmocarpum Brot.

 

Trifolium michelianum Savi

 

Trifolium pratense L.

Rode klaver

Trifolium repens L.

Witte klaver

Trifolium resupinatum L.

Perzische klaver

Trifolium squarrosum L.

 

Trifolium subterraneum L.

Onderaardse klaver

Trifolium vesiculosum Savi

 

Trigonella foenum-graecum L.

Bokshoorn

Vicia benghalensis L.

 

Vicia faba L.

Veldboon

Vicia pannonica Crantz

Pannonische wikke

Vicia sativa L.

Voederwikke

Vicia villosa Roth

Zachte wikke”;

c)

onder c) wordt het volgende ingevoegd na „Phacelia tanacetifolia Benth. Phazelie”:

Plantago lanceolata L.

Smalle weegbree”.

2)

In artikel 3, lid 1, worden de woorden „Lolium × boucheanum Kunth” vervangen door de woorden „Lolium × hybridum Hausskn.”.

3)

De bijlagen II en III worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2017 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken deze bekend teneinde aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2018.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66.

(2)  Beschikking 2009/109/EG van de Commissie van 9 februari 2009 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment waarin bepaalde afwijkingen worden vastgesteld voor het in de handel brengen van zaadmengsels bestemd voor gebruik als groenvoedergewas overeenkomstig Richtlijn 66/401/EEG van de Raad om te bepalen of bepaalde soorten die niet in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/55/EG of 2002/57/EG van de Raad zijn opgenomen, aan de vereisten voldoen om te worden opgenomen in artikel 2, lid 1, onder A, van Richtlijn 66/401/EEG (PB L 40 van 11.2.2009, blz. 26).


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Richtlijn 66/401/EEG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel I, punt 1, wordt na het streepje betreffende Pisum sativum, Vicia faba het volgende streepje ingevoegd:

„—

Trifolium subterraneum, Medicago spp., met uitzondering van M. lupulina, M. sativa, M. × varia:

voor de productie van basiszaad: 99,5 %,

voor de productie van gecertificeerd zaad voor verdere vermeerdering: 98 %,

voor de productie van gecertificeerd zaad: 95 %.”;

b)

de tabel in deel I, punt 2, onder A, wordt vervangen door:

„Soort

Kiemkracht

Mechanische zuiverheid

Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten in een monster, waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)

Voorwaarden inzake het gehalte aan zaden van Lupinus spp. met een andere kleur en van bittere lupinezaden

Minimum kiemkracht

(% zuiver zaad)

Maximumehalte aan hardschalige zaden

(% zuiver zaad)

Minimale mechanische zuiverheid

(gewichts-%)

Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten

(gewichts-%)

Avena fatua, Avena sterilis

Cuscuta spp.

Andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimus

Totaal

Een enkele soort

Elytrigia repens

Alopecurus myosuroides

Melilotus spp.

Raphanus raphanistrum

Sinapis arvensis

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Poaceae (Gramineae)

Agrostis canina

75 (a)

 

90

2,0

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Agrostis capillaris

75 (a)

 

90

2,0

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Agrostis gigantea

80 (a)

 

90

2,0

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2(n)

 

Agrostis stolonifera

75 (a)

 

90

2,0

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Alopecurus pratensis

70 (a)

 

75

2,5

1,0 (f)

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Arrhenatherum elatius

75 (a)

 

90

3,0

1,0 (f)

0,5

0,3

 

 

 

0 (g)

0 (j) (k)

5 (n)

 

Bromus catharticus

75 (a)

 

97

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0 (g)

0 (j) (k)

10 (n)

 

Bromus sitchensis

75 (a)

 

97

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0 (g)

0 (j) (k)

10 (n)

 

Cynodon dactylon

70 (a)

 

90

2,0

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2

 

Dactylis glomerata

80 (a)

 

90

1,5

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Festuca arundinacea

80 (a)

 

95

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Festuca filiformis

75 (a)

 

85

2,0

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Festuca ovina

75 (a)

 

85

2,0

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Festuca pratensis

80 (a)

 

95

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Festuca rubra

75 (a)

 

90

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Festuca trachyphylla

75 (a)

 

85

2,0

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

× Festulolium

75 (a)

 

96

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Lolium multiflorum

75 (a)

 

96

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Lolium perenne

80 (a)

 

96

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Lolium × hybridum

75 (a)

 

96

1,5

1,0

0,5

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Phalaris aquatica

75 (a)

 

96

1,5

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5

 

Phleum nodosum

80 (a)

 

96

1,5

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (k)

5

 

Phleum pratense

80 (a)

 

96

1,5

1,0

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (k)

5

 

Poa annua

75 (a)

 

85

2,0 (c)

1,0 (c)

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

5 (n)

 

Poa nemoralis

75 (a)

 

85

2,0 (c)

1,0 (c)

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Poa palustris

75 (a)

 

85

2,0 (c)

1,0 (c)

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Poa pratensis

75 (a)

 

85

2,0 (c)

1,0 (c)

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Poa trivialis

75 (a)

 

85

2,0 (c)

1,0 (c)

0,3

0,3

 

 

 

0

0 (j) (k)

2 (n)

 

Trisetum flavescens

70 (a)

 

75

3,0

1,0 (f)

0,3

0,3

 

 

 

0 (h)

0 (j) (k)

2 (n)

 

Fabaceae (Leguminosae)

Biserrula pelecinus

70

 

98

0,5

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Galega orientalis

60 (a) (b)

40

97

2,0

1,5

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10 (n)

 

Hedysarum coronarium

75 (a) (b)

30

95

2,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (k)

5

 

Lathyrus cicera

80

 

95

1

0,5

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

20

 

Lotus corniculatus

75 (a) (b)

40

95

1,8 (d)

1,0 (d)

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Lupinus albus

80 (a) (b)

20

98

0,5 (e)

0,3 (e)

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j)

5 (n)

(o) (p)

Lupinus angustifolius

75 (a) (b)

20

98

0,5 (e)

0,3 (e)

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j)

5 (n)

(o) (p)

Lupinus luteus

80 (a) (b)

20

98

0,5 (e)

0,3 (e)

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j)

5 (n)

o) (p)”

Medicago doliata

70

 

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago italica

70 (b)

20

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago littoralis

70

 

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago lupulina

80 (a) (b)

20

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Medicago murex

70 (b)

30

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago polymorpha

70 (b)

30

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago rugosa

70 (b)

20

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago sativa

80 (a) (b)

40

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Medicago scutellata

70

 

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j)(k)

10

 

Medicago truncatula

70 (b)

20

98

2

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Medicago × varia

80 (a) (b)

40

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Onobrychis viciifolia

75 (a) (b)

20

95

2,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (j)

5

 

Ornithopus compressus

75

 

90

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Ornithopus sativus

75

 

90

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Pisum sativum

80 (a)

 

98

0,5

0,3

 

 

0,3

 

 

0

0 (j)

5 (n)

 

Trifolium alexandrinum

80 (a) (b)

20

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium fragiferum

70

 

98

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trifolium glanduliferum

70 (b)

30

98

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trifolium hirtum

70

 

98

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trifolium hybridum

80 (a) (b)

20

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium incarnatum

75 (a) (b)

20

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium isthmocarpum

70

 

98

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trifolium michelianum

75 (b)

30

98

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trifolium pratense

80 (a) (b)

20

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium repens

80 (a) (b)

40

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium resupinatum

80 (a) (b)

20

97

1,5

1,0

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium squarrosum

75 (b)

20

97

1,5

 

 

 

0,3

 

 

0

0 (l) (m)

10

 

Trifolium subterraneum

80 (b)

40

97

0,5

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trifolium vesiculosum

70

 

98

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Trigonella foenum-graecum

80 (a)

 

95

1,0

0,5

 

 

0,3

 

 

0

0 (j)

5

 

Vicia benghalensis

80 (b)

20

97 (e)

1

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Vicia faba

80 (a) (b)

5

98

0,5

0,3

 

 

0,3

 

 

0

0 (j)

5 (n)

 

Vicia pannonica

85 (a) (b)

20

98

1,0 (e)

0,5 (e)

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j)

5 (n)

 

Vicia sativa

85 (a) (b)

20

98

1,0 (e)

0,5 (e)

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j)

5 (n)

 

Vicia villosa

85 (a) (b)

20

98

1,0 (e)

0,5 (e)

 

 

0,3

 

 

0 (i)

0 (j)

5 (n)

 

Andere soorten

Brassica napus var. napobrassica

80 (a)

 

98

1,0

0,5

 

 

 

0,3

0,3

0

0 (j) (k)

5

 

Brassica oleracea convar. acephala (acephala var. medullosa + var. viridis)

75 (a)

 

98

1,0

0,5

 

 

 

0,3

0,3

0

0 (j) (k)

10

 

Phacelia tanacetifolia

80 (a)

 

96

1,0

0,5

 

 

 

 

 

0

0 (j) (k)

 

 

Plantago lanceolata

75

 

85

1,5

 

 

 

 

 

 

0 (i)

0 (j) (k)

10

 

Raphanus sativus var. oleiformis

80 (a)

 

97

1,0

0,5

 

 

 

0,3

0,3

0

0 (j)

5

 

c)

deel I, punt 2, onder B, e), wordt vervangen door:

„e)

Een maximaal gewichtspercentage van 0,5 % aan zaden van Lupinus albus, Lupinus angustifolius, Lupinus luteus, Pisum sativum, Vicia faba en Vicia spp. in andere relevante soorten geldt niet als onzuiverheid.”;

d)

de tabel in deel II, punt 2, onder A, wordt vervangen door:

„Soort

Maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten

Andere normen of voorwaarden

Totaal

(gewichts-%)

Aantallen in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4

(totaal per kolom)

Een enkele soort

Andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimus

Elytrigia repens

Alopecurus myosuroides

Melilotus spp.

1

2

3

4

5

6

7

8

Poaceae (Gramineae)

Agrostis canina

0,3

20

1

1

1

 

(j)

Agrostis capillaris

0,3

20

1

1

1

 

(j)

Agrostis gigantea

0,3

20

1

1

1

 

(j)

Agrostis stolonifera

0,3

20

1

1

1

 

(j)

Alopecurus pratensis

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Arrhenatherum elatius

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(i) (j)

Bromus catharticus

0,4

20

5

5

5

 

(j)

Bromus sitchensis

0,4

20

5

5

5

 

(j)

Cynodon dactylon

0,3

20 (a)

1

1

1

 

(j)

Dactylis glomerata

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Festuca arundinacea

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Festuca filiformis

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Festuca ovina

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Festuca pratensis

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Festuca rubra

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Festuca trachyphylla

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

× Festulolium

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Lolium multiflorum

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Lolium perenne

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Lolium × hybridum

0,3

20 (a)

2

5

5

 

(j)

Phalaris aquatica

0,3

20

2

5

5

 

(j)

Phleum nodosum

0,3

20

2

1

1

 

(j)

Phleum pratense

0,3

20

2

1

1

 

(j)

Poa annua

0,3

20 (b)

1

1

1

 

(f) (j)

Poa nemoralis

0,3

20 (b)

1

1

1

 

(f) (j)

Poa palustris

0,3

20 (b)

1

1

1

 

(f) (j)

Poa pratensis

0,3

20 (b)

1

1

1

 

(f) (j)

Poa trivialis

0,3

20 (b)

1

1

1

 

(f) (j)

Trisetum flavescens

0,3

20 (c)

1

1

1

 

(i) (j)

Fabaceae (Leguminosae)

Biserrula pelecinus

0,3

20

5

 

 

 

 

Galega orientalis

0,3

20

2

 

 

0 (e)

(j)

Hedysarum coronarium

0,3

20

2

 

 

0 (e)

(j)

Lathyrus cicera

0,3

20

5

0 (d)

 

Lotus corniculatus

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(g) (j)

Lupinus albus

0,3

20

2

 

 

0 (d)

(h) (k)

Lupinus angustifolius

0,3

20

2

 

 

0 (d)

(h) (k)

Lupinus luteus

0,3

20

2

 

 

0 (d)

(h) (k)

Medicago doliata

0,3

20

5

0 (e)

 

Medicago italica

0,3

20

5

0 (e)

 

Medicago littoralis

0,3

20

5

0 (e)

 

Medicago lupulina

0,3

20

5

0 (e)

(j)

Medicago murex

0,3

20

5

0 (e)

 

Medicago polymorpha

0,3

20

5

 

Medicago rugosa

0,3

20

5

 

Medicago sativa

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(j)

Medicago scutellata

0,3

20

5

 

 

 

 

Medicago truncatula

0,3

20

5

 

 

 

 

Medicago × varia

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(j)

Onobrychis viciifolia

0,3

20

2

 

 

0 (d)

 

Ornithopus compressus

0,3

20

5

 

 

 

 

Ornithopus sativus

0,3

20

5

 

 

 

 

Pisum sativum

0,3

20

2

 

 

0 (d)

 

Trifolium alexandrinum

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(j)

Trifolium fragiferum

0,3

20

5

 

 

 

 

Trifolium glanduliferum

0,3

20

5

 

 

 

 

Trifolium hirtum

0,3

20

5

 

 

 

 

Trifolium hybridum

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(j)

Trifolium incarnatum

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(j)

Trifolium isthmocarpum

0,3

20

5

(j)

Trifolium michelianum

0,3

20

5

Trifolium pratense

0,3

20

5

 

 

0 (e)

(j)

Trifolium repens

0,3

20

5

 

 

0 (e)

(j)

Trifolium resupinatum

0,3

20

3

 

 

0 (e)

(j)

Trifolium squarrosum

0,3

20

5

Trifolium subterraneum

0,3

20

5

(j)

Trifolium vesiculosum

0,3

20

5

(j)

Trigonella foenum-graecum

0,3

20

2

 

 

0 (d)

 

Vicia benghalensis

0,3

20

5

0 (d)

Vicia faba

0,3

20

2

 

 

0 (d)

 

Vicia pannonica

0,3

20

2

 

 

0 (d)

(h)

Vicia sativa

0,3

20

2

 

 

0 (d)

(h)

Vicia villosa

0,3

20

2

 

 

0 (d)

(h)

Andere soorten

Brassica napus var. napobrassica

0,3

20

2

 

 

 

(j)

Brassica oleracea convar. acephala (acephala var. medullosa + var. viridis)

0,3

20

3

 

 

 

(j)”

Phacelia tanacetifolia

0,3

20

 

 

 

 

 

Plantago lanceolata

0,3

20

3

 

 

 

 

Raphanus sativus var. oleiformis

0,3

20

2

 

 

 

 

e)

deel III, punt 7, wordt vervangen door:

„7.

Voor Vicia spp. geldt een maximaal totaal gewichtspercentage van 6 % aan zaden van Vicia pannonica, Vicia villosa, Vicia benghalensis of aanverwante cultuursoorten in andere relevante soorten niet als onzuiverheid.”;

f)

deel III, punt 8, wordt vervangen door:

„8.

Voor Vicia pannonica, Vicia sativa, Vicia villosa en Vicia benghalensis bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 97 gewichtspercent.”;

g)

in deel III wordt het volgende punt 9 toegevoegd:

„9.

Voor Lathyrus cicera bedraagt de minimale mechanische zuiverheid 90 gewichtspercent. Een maximaal totaal gewichtspercentage van 5 % aan zaden van gelijkaardige soorten geldt niet als onzuiverheid.”.

2)

Bijlage III wordt vervangen door:

„BIJLAGE III

GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER

Soort

Maximumgewicht van een partij

(ton)

Minimumgewicht van een monster dat van een partij wordt genomen

(gram)

Gewicht van het monster voor de bepaling van de aantallen, als bedoeld in bijlage II, deel I, punt 2, onder A, kolommen 12-14 en in bijlage II, deel II, punt 2, onder A, kolommen 3-7

(gram)

1

2

3

4

Poaceae (Gramineae)

Agrostis canina

10

50

5

Agrostis capillaris

10

50

5

Agrostis gigantea

10

50

5

Agrostis stolonifera

10

50

5

Alopecurus pratensis

10

100

30

Arrhenatherum elatius

10

200

80

Bromus catharticus

10

200

200

Bromus sitchensis

10

200

200

Cynodon dactylon

10

50

5

Dactylis glomerata

10

100

30

Festuca arundinacea

10

100

50

Festuca filiformis

10

100

30

Festuca ovina

10

100

30

Festuca pratensis

10

100

50

Festuca rubra

10

100

30

Festuca trachyphylla

10

100

30

× Festulolium

10

200

60

Lolium multiflorum

10

200

60

Lolium perenne

10

200

60

Lolium × hybridum

10

200

60

Phalaris aquatica

10

100

50

Phleum nodosum

10

50

10

Phleum pratense

10

50

10

Poa annua

10

50

10

Poa nemoralis

10

50

5

Poa palustris

10

50

5

Poa pratensis

10

50

5

Poa trivialis

10

50

5

Trisetum flavescens

10

50

5

Fabaceae (Leguminosae)

Biserrula pelecinus

10

30

3

Galega orientalis

10

250

200

Hedysarum coronarium

fruit

10

1 000

300

zaaizaad

10

400

120

Lathyrus cicera

25

1 000

140

Lotus corniculatus

10

200

30

Lupinus albus

30

1 000

1 000

Lupinus angustifolius

30

1 000

1 000

Lupinus luteus

30

1 000

1 000

Medicago doliata

10

100

10

Medicago italica

10

100

10

Medicago littoralis

10

70

7

Medicago lupulina

10

300

50

Medicago murex

10

50

5

Medicago polymorpha

10

70

7

Medicago rugosa

10

180

18

Medicago sativa

10

300

50

Medicago scutellata

10

400

40

Medicago truncatula

10

100

10

Medicago × varia

10

300

50

Onobrychis viciifolia:

vruchten

10

600

600

zaaizaad

10

400

400

Ornithopus compressus

10

120

12

Ornithopus sativus

10

90

9

Pisum sativum

30

1 000

1 000

Trifolium alexandrinum

10

400

60

Trifolium fragiferum

10

40

4

Trifolium glanduliferum

10

20

2

Trifolium hirtum

10

70

7

Trifolium hybridum

10

200

20

Trifolium incarnatum

10

500

80

Trifolium isthmocarpum

10

100

3

Trifolium michelianum

10

25

2

Trifolium pratense

10

300

50

Trifolium repens

10

200

20

Trifolium resupinatum

10

200

20

Trifolium squarrosum

10

150

15

Trifolium subterraneum

10

250

25

Trifolium vesiculosum

10

100

3

Trigonella foenum-graecum

10

500

450

Vicia benghalensis

20

1 000

120

Vicia faba

30

1 000

1 000

Vicia pannonica

30

1 000

1 000

Vicia sativa

30

1 000

1 000

Vicia villosa

30

1 000

1 000

Andere soorten

Brassica napus var. napobrassica

10

200

100

Brassica oleracea convar. acephala

10

200

100

Phacelia tanacetifolia

10

300

40

Plantago lanceolata

5

20

2

Raphanus sativus var. oleiformis

10

300

300

Het maximumgewicht van de partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden.”.


BESLUITEN

2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/76


BESLUIT (EU, Euratom) 2016/2110 VAN DE RAAD

van 28 november 2016

tot benoeming van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité, voorgedragen door de Helleense Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 302,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien de voordracht van de Griekse regering,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 september 2015 en 1 oktober 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU, Euratom) 2015/1600 (1) en (EU, Euratom) 2015/1790 (2) tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2015 tot en met 20 september 2020 vastgesteld.

(2)

In het Europees Economisch en Sociaal Comité is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van mevrouw Aikaterini PEPPA,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Constantine CATSAMBIS, Ambassador ad. h., Union of Greek Shipowners (UGS) external advisor on European Affairs, wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 20 september 2020.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 28 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. ŽIGA


(1)  Besluit (EU, Euratom) 2015/1600 van de Raad van 18 september 2015 tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2015 tot en met 20 september 2020 (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 53).

(2)  Besluit (EU, Euratom) 2015/1790 van de Raad van 1 oktober 2015 tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2015 tot en met 20 september 2020 (PB L 260 van 7.10.2015, blz. 23).


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/77


BESLUIT (EU) 2016/2111 VAN DE RAAD

van 28 november 2016

tot benoeming van een lid van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers voor België

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (1), en met name de artikelen 23 en 24,

Gezien de lijsten van kandidaten die de regeringen van de lidstaten bij de Raad hebben ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit van 20 september 2016 (2) heeft de Raad de gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers benoemd voor het tijdvak van 25 september 2016 tot en met 24 september 2018.

(2)

De regering van België heeft een voordracht voor een vacante zetel ingediend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Tot lid van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers wordt benoemd voor het tijdvak van 25 september 2016 tot en met 24 september 2018:

I.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES

Land

Leden

Plaatsvervangende leden

België

de heer Joeri HENS

 

Artikel 2

De Raad zal de nog niet aangewezen leden en plaatsvervangende leden later benoemen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 28 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. ŽIGA


(1)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1.

(2)  Besluit van de Raad van 20 september 2016 houdende benoeming van de gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers (PB C 348 van 23.9.2016, blz. 3).


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/78


BESLUIT (GBVB) 2016/2112 VAN DE RAAD

van 1 december 2016

tot wijziging van Besluit 2014/401/GBVB betreffende het satellietcentrum van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28 en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 juni 2014 Besluit 2014/401/GBVB betreffende het satellietcentrum van de Europese Unie en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (1) vastgesteld.

(2)

Het bestuur van het satellietcentrum van de Europese Unie („Satcen”) moet deskundigen van betrokken staten, internationale organisaties, organen en entiteiten kunnen uitnodigen voor bepaalde vergaderingen, zodat zij informatie over bepaalde onderwerpen kunnen verstrekken.

(3)

Satcen dient verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van door de Unie gesloten internationale overeenkomsten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid met betrekking tot de activiteiten van Satcen.

(4)

Besluit 2014/401/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2014/401/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   De directeur van het SATCEN of de vertegenwoordiger van de directeur woont de vergaderingen van het bestuur in de regel bij. Ook de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie, de directeur-generaal van de Militaire Staf van de Europese Unie en de civiele operationele commandant van de Europese Unie mogen vergaderingen van het bestuur bijwonen. Vertegenwoordigers van de betrokken instellingen, agentschappen, organen en entiteiten van de Unie, alsmede vertegenwoordigers van derde staten, internationale organisaties en entiteiten kunnen ook op uitnodiging van het bestuur diens vergaderingen bijwonen om informatie in verband met specifieke agendapunten te verstrekken.”.

2)

In artikel 20 wordt het volgende lid ingevoegd na lid 2:

„2 bis.   SATCEN is na goedkeuring door het bestuur verantwoordelijk voor de uitvoering van door de Unie gesloten internationale overeenkomsten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voor zover die betrekking hebben op de activiteiten van SATCEN.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ÉRSEK


(1)  Besluit 2014/401/GBVB van de Raad van 26 juni 2014 betreffende het satellietcentrum van de Europese Unie en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (PB L 188 van 27.6.2014, blz. 73).


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/79


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2113 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2016

inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven in het laatste jaar van uitvoering van de Elfpo-programmeringsperiode 2007-2013 (16 oktober 2014-31 december 2015)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7690)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 51,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de rapporten die door de certificerende instanties zijn opgesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en artikel 41, lid 4, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (2) moeten de jaarrekeningen voor het laatste jaar van uitvoering uiterlijk zes maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven bij de Commissie worden ingediend en betrekking hebben op de uitgaven die het betaalorgaan tot en met de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven, namelijk 31 december 2015, heeft gedaan.

(3)

Overeenkomstig artikel 37, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie, na ontvangst van het laatste jaarverslag over de voortgang van het programma voor plattelandsontwikkeling, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, de saldobetaling verrichten op basis van het vigerende financieringsplan, de jaarrekeningen van het laatste jaar van uitvoering van het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling en het betrokken goedkeuringsbesluit.

(4)

De lidstaten hebben uiterlijk op 30 juni 2016 bij de Commissie een volledige boekhouding ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

(5)

De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en de lidstaten uiterlijk op 30 september 2016 in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de aan te brengen wijzigingen.

(6)

Voor sommige betaalorganen kan de Commissie op basis van de jaarrekeningen en de begeleidende stukken een besluit nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen.

(7)

De door andere betaalorganen verstrekte informatie is van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat de rekeningen van die betaalorganen niet bij dit uitvoeringsbesluit kunnen worden goedgekeurd.

(8)

Overeenkomstig artikel 36, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is een bedrag van 9 934 738,68 EUR uitgesloten van het goedkeuringsbesluit voor begrotingsjaar 2014. Daarvan was 1 122 778,99 EUR gedeclareerd voor plattelandsontwikkelingsprogramma 2007EE06RPO001, 18 560,56 EUR voor plattelandsontwikkelingsprogramma 2007ES06RPO009, 5 599 314,30 EUR voor plattelandsontwikkelingsprogramma 2007FI06RPO001, 169 459,49 EUR voor plattelandsontwikkelingsprogramma 2007LU06RPO001 en 3 024 625,34 EUR voor plattelandsontwikkelingsprogramma 2007UK06RPO002. Na vaststelling van de gewijzigde financiële plannen zijn die bedragen in 2015 door de Commissie alsnog vergoed en bijgevolg in het onderhavige goedkeuringsbesluit opgenomen.

(9)

Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan eventuele latere besluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van die verordening neemt om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, te onttrekken aan Uniefinanciering.

(10)

Bij de vaststelling van het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met de op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verlaagde of geschorste bedragen om te vermijden dat onverschuldigde of niet-tijdige betalingen worden verricht of bedragen worden vergoed die later het voorwerp van een financiële correctie zouden kunnen worden. Bij Uitvoeringsbesluit C(2015) 6810 heeft de Commissie de tussentijdse betalingen in verband met het plattelandsontwikkelingsprogramma van Litouwen voor de programmeringsperiode 2007-2013 verlaagd. Aangezien de procedure van artikel 34 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (3) nog loopt, moet die verlaging worden gehandhaafd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven in het laatste jaar van uitvoering van de Elfpo-programmeringsperiode 2007-2013 (16 oktober 2014-31 december 2015) worden, behalve voor de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, goedgekeurd.

De lijst van betaalorganen van de lidstaten waarvan de rekeningen van het laatste jaar van uitvoering van de Elfpo-programmeringsperiode 2007-2013 zijn goedgekeurd, is opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

Voor het laatste jaar van uitvoering van de Elfpo-programmeringsperiode 2007-2013 als bedoeld in artikel 1, vallen de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Elfpo gefinancierde uitgaven voor alle plattelandsontwikkelingsprogramma's als vermeld in bijlage II, niet onder het onderhavige besluit; voor die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.

Artikel 3

De eindsaldo's van de plattelandsontwikkelingsprogramma's 2007-2013 waarvan alle desbetreffende jaarrekeningen van de betrokken betaalorganen zijn goedgekeurd, zijn vermeld in bijlage III.

Artikel 4

De plattelandsontwikkelingsprogramma's waarvan de jaarrekeningen van de betrokken betaalorganen voor een of meer begrotingsjaren niet zijn goedgekeurd, zijn vermeld in bijlage IV.

Artikel 5

Het onderhavige besluit doet geen afbreuk aan eventuele latere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 neemt om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, aan Uniefinanciering te onttrekken.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2016.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).


BIJLAGE I

Lijst van de betaalorganen van de lidstaten waarvan de rekeningen van het laatste jaar van uitvoering (16 oktober 2014-31 december 2015) van de Elfpo-programmeringsperiode 2007-2013 zijn goedgekeurd

Goedgekeurde programma's met uitgaven die bij het Elfpo zijn gedeclareerd

(in EUR)

LS

CCI

Uitgaven in het laatste jaar van uitvoering van het POP 2007-2013

Correcties

Totaal

Niet opnieuw te gebruiken bedragen (*1)

Aanvaard bedrag voor het laatste jaar van uitvoering van het POP 2007-2013

Tussentijdse betalingen aan de lidstaat, incl. goedkeuring van voorfinanciering, voor het laatste jaar van uitvoering van het POP 2007-2013

Verschil voor het laatste jaar van uitvoering (*2)

 

 

i

ii

iii = i + ii

iv

v = iii – iv

vi

vii = v – vi

AT

2007AT06RPO001

180 414 767,03

0,00

180 414 767,03

5 022 381,85

175 392 385,18

0,00

175 392 385,18

BE

2007BE06RPO001

8 140 257,07

0,00

8 140 257,07

0,00

8 140 257,07

0,00

8 140 257,07

CY

2007CY06RPO001

38 140 069,90

0,00

38 140 069,90

13 390,11

38 126 679,79

29 657 079,24

8 469 600,55

CZ

2007CZ06RPO001

292 718 350,03

0,00

292 718 350,03

35 461,62

292 682 888,41

154 265 497,75

138 417 390,66

DE

2007DE06RAT001

351 752,56

0,00

351 752,56

0,00

351 752,56

344 787,29

6 965,27

DE

2007DE06RPO003

36 256 830,11

0,00

36 256 830,11

540 187,61

35 716 642,50

3 080 151,79

32 636 490,71

DE

2007DE06RPO004

53 962 511,16

0,00

53 962 511,16

2 618,70

53 959 892,46

0,00

53 959 892,46

DE

2007DE06RPO007

146 014 201,06

0,00

146 014 201,06

5 200,60

146 009 000,46

97 972 211,99

48 036 788,47

DE

2007DE06RPO010

11 444 115,23

0,00

11 444 115,23

279 017,62

11 165 097,61

0,00

11 165 097,61

DE

2007DE06RPO011

190 954 194,64

0,00

190 954 194,64

0,00

190 954 194,64

159 624 523,46

31 329 671,18

DE

2007DE06RPO012

103 450 659,94

0,00

103 450 659,94

0,00

103 450 659,94

67 725 526,51

35 725 133,43

DE

2007DE06RPO015

41 184 956,92

0,00

41 184 956,92

0,00

41 184 956,92

23 950 996,56

17 233 960,36

DE

2007DE06RPO017

51 607 606,40

0,00

51 607 606,40

158 733,56

51 448 872,84

38 721 362,68

12 727 510,16

DE

2007DE06RPO018

3 819 565,33

0,00

3 819 565,33

22 759,59

3 796 805,74

2 719 891,12

1 076 914,62

DE

2007DE06RPO019

149 119 636,31

0,00

149 119 636,31

42 685 587,47

106 434 048,84

56 992 558,25

49 441 490,59

DE

2007DE06RPO020

196 010 469,43

0,00

196 010 469,43

0,00

196 010 469,43

165 016 404,40

30 994 065,03

DE

2007DE06RPO021

40 029 762,54

0,00

40 029 762,54

0,00

40 029 762,54

26 675 650,42

13 354 112,12

DE

2007DE06RPO023

102 771 123,22

0,00

102 771 123,22

0,00

102 771 123,22

69 757 904,44

33 013 218,78

DK

2007DK06RPO001

120 409 422,17

0,00

120 409 422,17

0,00

120 409 422,17

99 405 869,99

21 003 552,18

EE

2007EE06RPO001

40 202 306,30

1 122 778,99

41 325 085,29

0,00

41 325 085,29

5 843 533,28

35 481 552,01

ES

2007ES06RAT001

3 070 358,98

0,00

3 070 358,98

0,00

3 070 358,98

685 438,83

2 384 920,15

ES

2007ES06RPO001

604 799 852,21

0,00

604 799 852,21

n.v.t.

604 799 852,21

635 451 116,97

– 30 651 264,76

ES

2007ES06RPO002

86 189 041,88

0,00

86 189 041,88

0,00

86 189 041,88

67 083 574,51

19 105 467,37

ES

2007ES06RPO004

10 819 548,97

0,00

10 819 548,97

0,00

10 819 548,97

10 819 546,34

2,63

ES

2007ES06RPO005

39 127 499,30

0,00

39 127 499,30

0,45

39 127 498,85

37 752 050,93

1 375 447,92

ES

2007ES06RPO006

9 283 884,42

0,00

9 283 884,42

0,00

9 283 884,42

5 302 016,45

3 981 867,97

ES

2007ES06RPO007

282 215 353,74

0,00

282 215 353,74

0,00

282 215 353,74

272 487 142,31

9 728 211,43

ES

2007ES06RPO008

173 940 717,32

0,00

173 940 717,32

17 641,40

173 923 075,92

131 759 986,54

42 163 089,38

ES

2007ES06RPO009

56 121 244,85

18 560,56

56 139 805,41

18 765,23

56 121 040,18

40 471 926,89

15 649 113,29

ES

2007ES06RPO010

233 713 300,99

0,00

233 713 300,99

5 364 682,52

228 348 618,47

201 182 038,91

27 166 579,56

ES

2007ES06RPO011

215 435 433,06

0,00

215 435 433,06

0,00

215 435 433,06

215 493 246,25

– 57 813,19

ES

2007ES06RPO012

15 716 123,24

0,00

15 716 123,24

737 535,58

14 978 587,66

14 978 587,05

0,61

ES

2007ES06RPO013

57 532 665,17

0,00

57 532 665,17

4 127,40

57 528 537,77

51 816 039,06

5 712 498,71

ES

2007ES06RPO014

12 538 312,15

0,00

12 538 312,15

0,00

12 538 312,15

7 639 461,50

4 898 850,65

ES

2007ES06RPO015

16 674 763,93

0,00

16 674 763,93

0,00

16 674 763,93

12 971 705,42

3 703 058,51

ES

2007ES06RPO016

7 352 887,18

0,00

7 352 887,18

0,00

7 352 887,18

4 464 520,56

2 888 366,62

ES

2007ES06RPO017

26 800 845,33

0,00

26 800 845,33

0,00

26 800 845,33

26 916 117,17

– 115 271,84

FI

2007FI06RPO001

91 530 348,92

5 599 314,30

97 129 663,22

0,00

97 129 663,22

24 423 059,42

72 706 603,80

FI

2007FI06RPO002

527 945,41

0,00

527 945,41

0,00

527 945,41

40 268,10

487 677,31

GR

2007GR06RPO001

888 314 517,06

0,00

888 314 517,06

n.v.t.

888 314 517,06

922 581 212,89

– 34 266 695,83

HU

2007HU06RPO001

748 754 592,05

0,00

748 754 592,05

149 117,72

748 605 474,33

648 459 437,19

100 146 037,14

IE

2007IE06RPO001

44 978 622,14

0,00

44 978 622,14

1 900 408,70

43 078 213,44

0,00

43 078 213,44

IT

2007IT06RPO002

8 149 462,51

0,00

8 149 462,51

0,00

8 149 462,51

1 747 073,50

6 402 389,01

IT

2007IT06RPO003

127 616 735,00

0,00

127 616 735,00

62 261,60

127 554 473,40

101 200 113,66

26 354 359,74

IT

2007IT06RPO007

59 805 780,74

0,00

59 805 780,74

1 329 918,62

58 475 862,12

35 949 179,67

22 526 682,45

IT

2007IT06RPO009

95 037 114,69

0,00

95 037 114,69

0,00

95 037 114,69

80 989 496,92

14 047 617,77

IT

2007IT06RPO010

99 037 273,94

0,00

99 037 273,94

14,42

99 037 259,52

79 600 169,71

19 437 089,81

IT

2007IT06RPO011

14 862 287,40

0,00

14 862 287,40

0,00

14 862 287,40

10 068 172,35

4 794 115,05

IT

2007IT06RPO014

82 990 789,77

0,00

82 990 789,77

275,94

82 990 513,83

59 135 824,91

23 854 688,92

LT

2007LT06RPO001

244 973 915,09

0,00

244 973 915,09

0,00

244 973 915,09

158 247 238,33

86 726 676,76

LU

2007LU06RPO001

4 936 636,74

169 459,49

5 106 096,23

0,00

5 106 096,23

945 791,68

4 160 304,55

LV

2007LV06RPO001

56 888 733,59

0,00

56 888 733,59

0,00

56 888 733,59

4 375 802,65

52 512 930,94

MT

2007MT06RPO001

18 525 508,20

0,00

18 525 508,20

43 435,58

18 482 072,62

15 825 626,82

2 656 445,80

NL

2007NL06RPO001

73 109 827,75

0,00

73 109 827,75

450 010,86

72 659 816,89

44 639 544,30

28 020 272,59

PL

2007PL06RPO001

2 751 343 627,94

0,00

2 751 343 627,94

0,00

2 751 343 627,94

2 096 701 691,24

654 641 936,70

PT

2007PT06RAT001

866 848,88

0,00

866 848,88

92 093,13

774 755,75

307 978,67

466 777,08

PT

2007PT06RPO001

33 268 022,24

0,00

33 268 022,24

181 340,87

33 086 681,37

26 663 056,94

6 423 624,43

PT

2007PT06RPO002

404 097 172,73

0,00

404 097 172,73

2 652 078,48

401 445 094,25

241 466 481,61

159 978 612,64

PT

2007PT06RPO003

39 566 393,71

0,00

39 566 393,71

0,00

39 566 393,71

39 580 602,94

– 14 209,23

SE

2007SE06RPO001

123 975 874,31

0,00

123 975 874,31

0,00

123 975 874,31

81 220 293,81

42 755 580,50

SI

2007SI06RPO001

94 548 141,11

0,00

94 548 141,11

0,31

94 548 140,80

51 850 486,84

42 697 653,96

SK

2007SK06RPO001

254 161 344,40

0,00

254 161 344,40

322,61

254 161 021,79

167 819 763,78

86 341 258,01

UK

2007UK06RPO001

144 515 333,22

0,00

144 515 333,22

1 487 992,45

143 027 340,77

50 672 584,29

92 354 756,48

UK

2007UK06RPO002

18 203 293,99

3 024 625,34

21 227 919,33

1 731 156,70

19 496 762,63

3 507 181,78

15 989 580,85

UK

2007UK06RPO0013

– 987 841,37

0,00

– 987 841,37

455 326,60

– 1 443 167,97

0,00

– 1 443 167,97

UK

2007UK06RPO004

59 384 266,74

0,00

59 384 266,74

315 791,70

59 068 475,04

59 319 912,22

– 251 437,18


(*1)  Begrenzing en verlagingen op grond van artikel 69, lid 5 ter, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1). Deze bedragen worden alleen vermeld voor de programma's in bijlage III. Voor de programma's in bijlage IV zullen de bedragen worden meegedeeld wanneer de jaarrekeningen voor het Elfpo voor alle betrokken begrotingsjaren zijn goedgekeurd.

(*2)  Dit is niet het bedrag dat zal worden betaald. Voor de te betalen eindsaldo's wordt verwezen naar bijlage III.


BIJLAGE II

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN

LAATSTE JAAR VAN UITVOERING VAN HET PLATTELANDSONTWIKKELINGSPROGRAMMA 2007-2013

Lijst van de betaalorganen en programma's waarvan de rekeningen van het laatste jaar van uitvoering (16 oktober 2014–31 december 2015) worden afgesplitst en het voorwerp van een later goedkeuringsbesluit zullen vormen

Lidstaat

Betaalorgaan

Programma

België

Région Wallonne

2007BE06RPO002

Bulgarije

State Fund Agriculture

2007BG06RPO001

Duitsland

EU-Zahlstelle der Freien und Hansestadt Hamburg

2007DE06RPO009

Spanje

Organismo Pagador de la Comunidad Autónoma del Principado de Asturias

2007ES06RPO003

Frankrijk

Office du Développement Agricole et Rural de Corse

2007FR06RPO002

Agence de services et de paiement

2007FR06RPO001

2007FR06RPO003

2007FR06RPO004

2007FR06RPO005

2007FR06RPO006

Italië

Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura

2007IT06RAT001

2007IT06RPO001

2007IT06RPO004

2007IT06RPO005

2007IT06RPO006

2007IT06RPO008

2007IT06RPO012

2007IT06RPO013

2007IT06RPO015

2007IT06RPO016

2007IT06RPO017

2007IT06RPO019

2007IT06RPO020

2007IT06RPO021

Agenzia della regione Calabria per le Erogazioni in Agricoltura

2007IT06RPO018

Roemenië

Paying Agency for Rural Development and Fishery (PARDF)

2007RO06RPO001


BIJLAGE III

Eindsaldo's voor de plattelandsontwikkelingsprogramma's (periode 2007-2013) waarvan alle desbetreffende jaarrekeningen zijn goedgekeurd

Lidstaat

Betaalorgaan

Programma

Eindsaldo in EUR

AT

AT01

2007AT06RPO001

201 048 842,91

BE

BE02

2007BE06RPO001

11 915 307,11

CY

CY01

2007CY06RPO001

8 138 264,88

CZ

CZ01

2007CZ06RPO001

138 417 269,54

DE

DE01

2007DE06RAT001

6 965,28

DE03

2007DE06RPO003

33 079 775,42

DE04

2007DE06RPO004

70 357 109,98

DE07

2007DE06RPO007

48 036 735,72

DE11

2007DE06RPO011

31 329 671,19

DE12

2007DE06RPO012

35 725 132,72

DE15

2007DE06RPO015

17 233 960,44

DE17

2007DE06RPO017

12 727 510,16

DE18

2007DE06RPO018

1 076 914,65

DE19

2007DE06RPO019

49 441 490,19

DE20

2007DE06RPO020

30 994 065,04

DE21

2007DE06RPO021

13 350 534,31

DE23

2007DE06RPO023

33 053 719,77

DE26

2007DE06RPO010

12 195 402,12

DK

DK02

2007DK06RPO001

20 963 291,37

EE

EE01

2007EE06RPO001

35 481 509,90

ES

ES02

2007ES06RPO002

19 105 467,57

ES04

2007ES06RPO004

– 1 570 468,31

ES05

2007ES06RPO005

1 375 447,92

ES06

2007ES06RPO006

3 982 139,88

ES07

2007ES06RPO007

9 728 211,49

ES08

2007ES06RPO008

42 163 089,49

ES09

2007ES06RPO009

15 649 113,35

ES10

2007ES06RPO010

27 166 579,64

ES11

2007ES06RPO011

– 6 930 052,58

ES12

2007ES06RPO012

– 2 529 813,38

ES13

2007ES06RPO013

5 712 498,75

ES14

2007ES06RPO014

4 898 850,90

ES15

2007ES06RPO015

3 703 058,56

ES16

2007ES06RPO016

2 888 363,59

ES17

2007ES06RPO017

– 3 251 561,99

ES18

2007ES06RAT001

2 384 920,15

FI

FI01

2007FI06RPO001

72 701 842,49

2007FI06RPO002

487 677,39

HU

HU01

2007HU06RPO001

100 146 037,10

IE

IE01

2007IE06RPO001

123 238 683,26

IT

IT05

2007IT06RPO014

23 854 688,90

IT07

2007IT06RPO010

19 437 089,80

IT08

2007IT06RPO003

26 354 359,60

IT10

2007IT06RPO009

14 047 617,83

IT23

2007IT06RPO007

22 526 681,19

IT24

2007IT06RPO002

6 402 389,09

IT25

2007IT06RPO011

4 794 115,04

LT

LT01 (*1)

2007LT06RPO001

86 077 486,54

LU

LU01

2007LU06RPO001

4 310 827,77

LV

LV01

2007LV06RPO001

52 512 930,94

MT

MT01

2007MT06RPO001

2 656 238,28

NL

NL04

2007NL06RPO001

27 849 916,20

PL

PL01

2007PL06RPO001

654 646 405,33

PT

PT03

2007PT06RAT001

466 777,31

2007PT06RPO001

6 423 624,50

2007PT06RPO002

159 994 438,45

2007PT06RPO003

– 194 494,42

SE

SE01

2007SE06RPO001

39 280 927,30

SI

SI01

2007SI06RPO001

42 697 633,16

SK

SK01

2007SK06RPO001

86 339 545,97

UK

GB05

2007UK06RPO002

15 989 736,99

GB06

2007UK06RPO003

33 256 485,91

GB07

2007UK06RPO004

– 7 316 081,21

GB09

2007UK06RPO001

92 304 669,80


(*1)  Het eindsaldo van het POP van LT01 wordt op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verlaagd met 708 136,83 EUR en vormt het onderwerp van een conformiteitsonderzoek.


BIJLAGE IV

Plattelandsontwikkelingsprogramma's waarvan de jaarrekeningen voor een of meer begrotingsjaren niet zijn goedgekeurd

Lidstaat

Betaalorgaan

Programma (*1)

België

Région Wallonne

2007BE06RPO002

Bulgarije

State Fund Agriculture

2007BG06RPO001

Duitsland

EU-Zahlstelle der Freien und Hansestadt Hamburg

2007DE06RPO009

Spanje

Dirección General de Fondos Agrarios de la Consejería de Agricultura, Pesca y Medio Ambiente de la Junta de Andalucía

2007ES06RPO001

Organismo Pagador de la Comunidad Autónoma del Principado de Asturias

2007ES06RPO003

Frankrijk

Office du Développement Agricole et Rural de Corse

2007FR06RPO002

Agence de services et de paiement

2007FR06RPO001

2007FR06RPO003

2007FR06RPO004

2007FR06RPO005

2007FR06RPO006

Griekenland

Payment and Control Agency for Guidance and Guarantee Community Aids (O.P.E.K.E.P.E.)

2007GR06RPO001

Italië

Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura

2007IT06RAT001

2007IT06RPO001

2007IT06RPO004

2007IT06RPO005

2007IT06RPO006

2007IT06RPO008

2007IT06RPO012

2007IT06RPO013

2007IT06RPO015

2007IT06RPO016

2007IT06RPO017

2007IT06RPO019

2007IT06RPO020

2007IT06RPO021

Agenzia della regione Calabria per le Erogazioni in Agricoltura

2007IT06RPO018

Roemenië

Paying Agency for Rural Development and Fishery (PARDF)

2007RO06RPO001


(*1)  Het eindsaldo wordt berekend wanneer de jaarrekeningen voor het Elfpo voor alle betrokken begrotingsjaren zijn goedgekeurd.


2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/92


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2114 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2016

betreffende de vaststelling van kwantitatieve beperkingen en de toewijzing van quota voor stoffen die worden gereguleerd krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7715)

(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Spaanse en de Tsjechische taal zijn authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1), en met name artikel 10, lid 2, en artikel 16, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het in de Unie in het vrije verkeer brengen van ingevoerde gereguleerde stoffen is aan kwantitatieve beperkingen onderworpen.

(2)

De Commissie moet deze beperkingen vaststellen en ondernemingen quota toewijzen.

(3)

Voorts moet de Commissie bepalen welke hoeveelheden andere gereguleerde stoffen dan chloorfluorkoolwaterstoffen mogen worden gebruikt voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen en welke bedrijven deze mogen gebruiken.

(4)

De vaststelling van de toegewezen quota voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen moet ervoor zorgen dat de in artikel 10, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 vastgestelde kwantitatieve beperkingen worden nageleefd door toepassing van Verordening (EU) nr. 537/2011 van de Commissie (2). Aangezien die kwantitatieve beperkingen ook hoeveelheden chloorfluorkoolwaterstoffen omvatten waarvoor een vergunning voor analytische en laboratoriumtoepassingen is afgegeven, moeten de productie en de invoer van chloorfluorkoolwaterstoffen ook onder die toewijzing vallen.

(5)

De Commissie heeft een kennisgeving gedaan aan ondernemingen die voornemens zijn in 2017 gereguleerde stoffen die de ozonlaag afbreken in de Europese Unie in te voeren of uit de Europese Unie uit te voeren en aan ondernemingen die voornemens zijn voor 2017 een quotum aan te vragen voor dergelijke stoffen die voor analytische en laboratoriumtoepassingen zijn bedoeld (3), en heeft naar aanleiding daarvan verklaringen ontvangen met betrekking tot voorgenomen invoer in 2017.

(6)

De kwantitatieve beperkingen en quota moeten worden vastgesteld voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017, overeenkomstig de jaarlijkse verslagleggingscyclus in het kader van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hoeveelheden om in het vrije verkeer te worden gebracht

De hoeveelheden onder Verordening (EG) nr. 1005/2009 vallende gereguleerde stoffen die in 2017 uit derde landen in de Unie mag worden ingevoerd om in het vrije verkeer te worden gebracht, wordt vastgesteld op:

Gereguleerde stoffen

Hoeveelheid (in kilogram ozonafbrekend vermogen (ODP))

Groep I (chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115) en groep II (andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen)

3 396 350,00

Groep III (halonen)

22 854 750,00

Groep IV (tetrachloorkoolstof)

22 330 561,00

Groep V (1,1,1-trichloorethaan)

1 700 000,00

Groep VI (methylbromide)

780 720,00

Groep VII (broomfluorkoolwaterstoffen)

3 650,48

Groep VIII (chloorfluorkoolwaterstoffen)

5 947 011,50

Groep IX (broomchloormethaan)

324 012,00

Artikel 2

Toewijzing van quota om in het vrije verkeer te worden gebracht

1.   In bijlage I is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115 en andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen zijn toegewezen.

2.   In bijlage II is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor halonen zijn toegewezen.

3.   In bijlage III is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor tetrachloorkoolstof zijn toegewezen.

4.   In bijlage IV is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor 1,1,1-trichloorethaan zijn toegewezen.

5.   In bijlage V is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor methylbromide zijn toegewezen.

6.   In bijlage VI is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor broomfluorkoolwaterstoffen zijn toegewezen.

7.   In bijlage VII is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor chloorfluorkoolwaterstoffen zijn toegewezen.

8.   In bijlage VIII is aangegeven voor welke doeleinden en aan welke ondernemingen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017 quota voor broomchloormethaan zijn toegewezen.

9.   De afzonderlijke quota voor ondernemingen zijn opgenomen in bijlage IX.

Artikel 3

Quota voor analytische en laboratoriumtoepassingen

De quota voor de invoer en de productie van gereguleerde stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen in 2017 worden toegewezen aan de in bijlage X opgenomen ondernemingen.

De aan die ondernemingen toegewezen maximumhoeveelheden die in 2017 voor analytische en laboratoriumtoepassingen mogen worden geproduceerd of ingevoerd, zijn opgenomen in bijlage XI.

Artikel 4

Geldigheidsduur

Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017.

Artikel 5

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de volgende ondernemingen:

1

Abcr GmbH

Im Schlehert 10

76187 Karlsruhe

DUITSLAND

2

AGC Chemicals Europe, Ltd

York House, Hillhouse International

FY5 4QD Thornton Cleveleys

VERENIGD KONINKRIJK

3

Airbus Operations SAS

316 route de Bayonne

31300 Toulouse

FRANKRIJK

4

Albemarle Europe SPRL

Parc Scientifique Einstein, Rue du Bosquet 9

1348 Louvain-la-Neuve

BELGIË

5

ARKEMA FRANCE

420 rue Estienne-d'Orves

92705 Colombes Cedex

FRANKRIJK

6

ATELIERS BIGATA

10 rue Jean-Baptiste-Perrin

33320 Eysines

FRANKRIJK

7

BASF Agri-Production SAS

32 rue de Verdun

76410 Saint-Aubin-lès-Elbeuf

FRANKRIJK

8

Bayer CropScience AG

Alfred-Nobel-Str. 50

40789 Monheim

DUITSLAND

9

Biovit d.o.o.

Matka Laginje 13

HR-42000 Varazdin

KROATIË

10

Blue Cube Germany Assets GmbH & Co. KG

Buetzflether Sand 2

21683 Stade

DUITSLAND

11

CeramOptec SIA

Skanstes iela 7k-1

Rīga, LV-1013

LATVIA

12

Chemours Netherlands B.V.

Baanhoekweg 22

3313 LA Dordrecht

NEDERLAND

13

Daikin Refrigerants Europe GmbH

Industriepark Höchst

65926 Frankfurt am Main

DUITSLAND

14

DIVERCHIM SA

6 rue du Noyer, ZAC du Moulin

95700 Roissy- en-France

FRANKRIJK

15

Dyneon GmbH

Industrieparkstr. 1

84508 Burgkirchen

DUITSLAND

16

EAF protect s.r.o.

Karlovarská 131/50

35002 Cheb 2

TSJECHIË

17

F-Select GmbH

Grosshesseloherstr. 18

81479 München

DUITSLAND

18

Fenix Fluor Limited

Rocksavage Site

WA7 JE Runcorn, Cheshire

VERENIGD KONINKRIJK

19

Fire Fighting Enterprises Ltd

9 Hunting Gate

SG4 0TJ Hitchin

VERENIGD KONINKRIJK

20

GHC Gerling, Holz & Co. Handels GmbH

Ruhrstr. 113

22761 Hamburg

DUITSLAND

21

Gielle Di Luigi Galantucci

Via Ferri Rocco 32

70022 Altamura

ITALIË

22

GlaxoSmithKline

Cobden Street

DD10 8EA Montrose

VERENIGD KONINKRIJK

23

Halon & Refrigerants Services Ltd

J Reid Trading Estate, Factory Road

CH5 2QJ Sandycroft

VERENIGD KONINKRIJK

24

Honeywell Fluorine Products Europe BV

Laarderhoogtweg 18

1101 EA Amsterdam

NEDERLAND

25

Honeywell Specialty Chemicals Seelze GmbH

Wunstorfer Str. 40

30926 Seelze

DUITSLAND

26

Hovione Farmaciência SA

Quinta de S. Pedro — Sete Casas

2674-506 Loures

PORTUGAL

27

Hudson Technologies Europe S.r.l.

Via degli Olmetti 5

00060 Formello

ITALIË

28

ICL-IP Europe B.V.

Fosfaatweg 48

1013 BM Amsterdam

NEDERLAND

29

INTERGEO Ltd

Industrial Park of Thermi

57001 Thessaloniki

GRIEKENLAND

30

Labmix24 GmbH

Jonas-Elkan-Weg 4

46499 Hamminkeln

DUITSLAND

31

Laboratorios Miret SA

Geminis, 4

08228 Terrassa

SPANJE

32

LGC Standards GmbH

Mercatorstr. 51

46485 Wesel

DUITSLAND

33

Ludwig-Maximilians-Universität

Butenadtstr. 5-13 (HAUS D)

81377 München

DUITSLAND

34

Mebrom NV

Antwerpsesteenweg 45

2830 Willebroek

BELGIË

35

Merck KGaA

Frankfurter Straße 250

64293 Darmstadt

DUITSLAND

36

Meridian Technical Services Limited

14 Hailey Road

DA18 4AP Erith

VERENIGD KONINKRIJK

37

Mexichem UK Limited

The Heath Business and Technical Park

WA7 4QX Runcorn, Cheshire

VERENIGD KONINKRIJK

38

P.U. POŻ-PLISZKA Sp. z o.o.

ul. Szczecińska 45

80-392 Gdańsk

POLEN

39

Panreac Quimica S.L.U.

C/Garraf, 2

08210 Barcelona

SPANJE

40

Quality Control North West

Poplar Grove

SK2 7JE Stockport

VERENIGD KONINKRIJK

41

R.P. CHEM S.r.l.

Via San Michele 47

31032 Casale sul Sile (TV)

ITALIË

42

Safety Hi-Tech S.r.l.

Via di Porta Pinciana 6

00187 Rome

ITALIË

43

Savi Technologie Sp. z o.o.

Psary, ul. Wolności 20

51-180 Wrocław

POLEN

44

Sigma-Aldrich Chimie SARL

80 rue de Luzais

38070 Saint-Quentin-Fallavier

FRANKRIJK

45

Sigma-Aldrich Chemie GmbH

Riedstraße 2

89555 Steinheim

DUITSLAND

46

Sigma-Aldrich Company Ltd

The Old Brickyard, New Road

SP8 4XT Gillingham, DORSET

VERENIGD KONINKRIJK

47

Solvay Fluor GmbH

Hans-Boeckler-Allee 20

30173 Hannover

DUITSLAND

48

Solvay Specialty Polymers France SAS

Avenue de la République

39501 Tavaux Cedex

FRANKRIJK

49

Solvay Specialty Polymers Italy S.p.A.

Viale Lombardia 20

20021 Bollate

ITALIË

50

SPEX CertiPrep Ltd

Dalston Gardens 2

HA7 1BQ Stanmore

VERENIGD KONINKRIJK

51

Sterling Chemical Malta Limited

4, V. Dimech Street

1504 Floriana

MALTA

52

Sterling S.p.A.

Via della Carboneria 30

06073 Solomeo — Corciano (PG)

ITALIË

53

Syngenta Limited

30 Priestley Road Surrey Research Park

GU2 7YH Guildford

VERENIGD KONINKRIJK

54

Tazzetti SAU

Calle Roma, 2

28813 Torres de la Alameda

SPANJE

55

Tazzetti S.p.A.

Corso Europa 600/A

10088 Volpiano

ITALIË

56

TEGA — Technische Gase und Gastechnik GmbH

Werner-von-Siemens-Str. 18

97076 Würzburg

DUITSLAND

57

Thomas Swan & Co. Ltd

Rotary Way

DH8 7ND Consett County Durham

VERENIGD KONINKRIJK

58

Valliscor Europa Limited

3rd Floor Kilmore House Park Lane Spencer Dock

D01 YE64 Dublin 1

IERLAND

59

Valvitalia S.p.A. — Eusebi Division

Piazza Sigmund Freud 1

20154 Milaan

ITALIË

 

 

Gedaan te Brussel, 30 november 2016.

Voor de Commissie

Miguel ARIAS CAÑETE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 537/2011 van de Commissie van 1 juni 2011 betreffende het mechanisme voor de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Unie voor analytische en laboratoriumtoepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 147 van 2.6.2011, blz. 4).

(3)  PB C 40 van 3.2.2016, blz. 8.


BIJLAGE I

Groepen I en II

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115 en andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen voor gebruik als grondstof en als technische hulpstof gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Abcr GmbH (DE)

Honeywell Fluorine Products Europe BV (NL)

Solvay Specialty Polymers Italy S.p.A. (IT)

Syngenta Limited (UK)

Tazzetti SAU (ES)

Tazzetti S.p.A. (IT)

TEGA — Technische Gase und Gasetechnik GmbH (DE)


BIJLAGE II

Groep III

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor halonen voor gebruik als grondstof en voor kritische toepassingen gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Abcr GmbH (DE)

ARKEMA FRANCE (FR)

ATELIERS BIGATA (FR)

BASF Agri-Production SAS (FR)

EAF protect s.r.o. (CZ)

Fire Fighting Enterprises Ltd (UK)

Gielle Di Luigi Galantucci (IT)

Halon & Refrigerants Services Ltd (UK)

INTERGEO Ltd (EL)

Meridian Technical Services Limited (UK)

P.U. POŻ-PLISZKA Sp. z o.o. (PL)

Safety Hi-Tech S.r.l. (IT)

Savi Technologie Sp. z o.o. (PL)

Valvitalia S.p.A. — Eusebi Division (IT)


BIJLAGE III

Groep IV

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor tetrachloorkoolstof voor gebruik als grondstof en als technische hulpstof voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Abcr GmbH (DE)

ARKEMA FRANCE (FR)

Blue Cube Germany Assets GmbH & Co. KG (DE)

CeramOptec SIA (LV)


BIJLAGE IV

Groep V

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor 1,1,1-trichloorethaan voor gebruik als grondstof voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

ARKEMA FRANCE (FR)


BIJLAGE V

Groep VI

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor methylbromide voor gebruik als grondstof voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Albemarle Europe SPRL (BE)

GHC Gerling, Holz & Co. Handels GmbH (DE)

ICL-IP Europe B.V. (NL)

Mebrom NV (BE)

Sigma-Aldrich Chemie GmbH (DE)


BIJLAGE VI

Groep VII

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor broomfluorkoolwaterstoffen voor gebruik als grondstof gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Abcr GmbH (DE)

GlaxoSmithKline (UK)

Hovione Farmaciência SA (PT)

R.P. CHEM S.r.l. (IT)

Sterling Chemical Malta Limited (MT)

Sterling S.p.A. (IT)

Valliscor Europa Limited (IE)


BIJLAGE VII

Groep VIII

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor chloorfluorkoolwaterstoffen voor gebruik als grondstof gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Abcr GmbH (DE)

AGC Chemicals Europe, Ltd. (UK)

ARKEMA FRANCE (FR)

Bayer CropScience AG (DE)

Chemours Netherlands B.V. (NL)

Dyneon GmbH (DE)

Fenix Fluor Limited (UK)

Honeywell Fluorine Products Europe BV (NL)

Solvay Fluor GmbH (DE)

Solvay Specialty Polymers France SAS (FR)

Solvay Specialty Polymers Italy S.p.A. (IT)

Tazzetti SAU (ES)

Tazzetti S.p.A. (IT)


BIJLAGE VIII

Groep IX

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009 aan importeurs toegewezen invoerquota voor broomchloormethaan voor gebruik als grondstof gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december 2017.

Onderneming

Albemarle Europe SPRL (BE)

ICL-IP Europe B.V. (NL)

Laboratorios Miret S.A. (ES)

Sigma-Aldrich Chemie GmbH (DE)

Thomas Swan & Co. Ltd. (UK)


BIJLAGE IX

(Commercieel gevoelig — vertrouwelijk — niet voor publicatie)


BIJLAGE X

Ondernemingen die gemachtigd zijn om in 2017 gereguleerde stoffen te produceren of in te voeren voor analytische en laboratoriumtoepassingen

De quota gereguleerde stoffen die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

Onderneming

Abcr GmbH (DE)

Airbus Operations SAS (FR)

ARKEMA FRANCE (FR)

Biovit d.o.o. (HR)

Daikin Refrigerants Europe GmbH (DE)

DIVERCHIM SA (FR)

F-Select GmbH (DE)

Honeywell Fluorine Products Europe BV (NL)

Honeywell Specialty Chemicals Seelze GmbH (DE)

Hudson Technologies Europe S.r.l. (IT)

Labmix24 GmbH (DE)

LGC Standards GmbH (DE)

Ludwig-Maximilians-Universität (DE)

Merck KGaA (DE)

Mexichem UK Limited (UK)

Panreac Quimica S.L.U. (ES)

Quality Control North West (UK)

Safety Hi-Tech S.r.l. (IT)

Sigma-Aldrich Chimie SARL (FR)

Sigma-Aldrich Chemie GmbH (DE)

Sigma-Aldrich Company Ltd (UK)

Solvay Fluor GmbH (DE)

Solvay Specialty Polymers France SAS (FR)

SPEX CertiPrep Ltd (UK)

Sterling Chemical Malta Limited (MT)

Sterling S.p.A. (IT)

Valliscor Europa Limited (IE)


BIJLAGE XI

(Commercieel gevoelig — vertrouwelijk — niet voor publicatie)


AANBEVELINGEN

2.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/103


AANBEVELING (EU) 2016/2115 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

betreffende de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een wetenschappelijk advies goedgekeurd over tetrahydrocannabinol (THC) in melk en andere levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1).

(2)

Tetrahydrocannabinol, meer bepaald delta-9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC), is het belangrijkste bestanddeel van de hennepplant Cannabis sativa. De EFSA heeft een acute referentiedosis (ARfD) van 1 μg Δ9-THC/kg lichaamsgewicht vastgesteld.

(3)

Er zijn slechts weinig gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van Δ9-THC in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en over de mate waarin deze stof van diervoeders naar levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt overgedragen. Er is derhalve behoefte aan meer gegevens over de aanwezigheid van deze stof in levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarvan kan worden aangetoond dat zij zijn geproduceerd door dieren die worden gevoederd met diervoeders die hennep of van hennep afgeleide voedermiddelen bevatten.

(4)

Bovendien zijn meer gegevens nodig over de aanwezigheid van Δ9-THC in van hennep afgeleide levensmiddelen en levensmiddelen die hennep of van hennep afgeleide ingrediënten bevatten. Het is ook aangewezen om, indien mogelijk, de delta-9-tetrahydrocannabinolische zuren die niet-psychoactieve precursoren zijn van Δ9-THC (2-COOH-Δ9-THC, ook Δ9-THCA-A genoemd, en 4-COOH-Δ9-THC, ook Δ9-THCA-B genoemd) en andere cannabinoïden (zoals delta-8-tetrahydrocannabinol (Δ8-THC), cannabinol (CBN), cannabidiol (CBD) en delta-9-tetrahydrocannabivarin (Δ9-THCV)) te analyseren.

(5)

Het is derhalve aangewezen om de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-THC, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen aan te bevelen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten zouden, met de actieve betrokkenheid van exploitanten van levensmiddelenbedrijven en andere belanghebbenden, de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in levensmiddelen van dierlijke oorsprong moeten monitoren alsook de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC), de delta-9-tetrahydrocannabinolische zuren die niet-psychoactieve precursoren zijn van Δ9-THC (2-COOH-Δ9-THC, ook Δ9-THCA-A genoemd, en 4-COOH-Δ9-THC, ook Δ9-THCA-B genoemd) en andere cannabinoïden (zoals delta-8-tetrahydrocannabinol (Δ8-THC), cannabinol (CBN), cannabidiol (CBD) en delta-9-tetrahydrocannabivarin (Δ9-THCV) in van hennep afgeleide levensmiddelen en levensmiddelen die hennep of van hennep afgeleide ingrediënten bevatten.

Voor de monitoring van levensmiddelen van dierlijke oorsprong moet kunnen worden aangetoond dat de levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn geproduceerd door dieren die worden gevoederd met voeder dat hennep of van hennep afgeleide voedermiddelen bevat.

2.

Om ervoor te zorgen dat de monsters representatief zijn voor de bemonsterde partij zouden de lidstaten de bemonsteringswijzen moeten volgen die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie (2).

3.

De analysemethode voor de monitoring is bij voorkeur chromatografische scheiding gekoppeld aan massaspectrometrie (LC-MS of GC-MS) na een passende zuiveringsstap (vloeistof-vloeistofextractie (LLE) of vaste-fase-extractie (SPE)). De voorkeur moet worden gegeven aan chromatografische technieken waarmee Δ9-THC afzonderlijk kan worden bepaald in levensmiddelen die hennep bevatten, alsook de precursoren ervan en andere cannabinoïden.

4.

De lidstaten, exploitanten van levensmiddelenbedrijven en andere belanghebbenden zouden ervoor moeten zorgen dat de EFSA de analyseresultaten regelmatig en uiterlijk tegen oktober 2018 ontvangt, in het door de EFSA gevraagde formaat voor de indiening van gegevens en in overeenstemming met de richtsnoeren van de EFSA betreffende de standaardmonsterbeschrijving (Standard Sample Description — SSD) voor levensmiddelen en diervoeders (3) en de aanvullende specifieke rapportagevereisten van de EFSA.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  Contam-panel van EFSA (EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen), 2015. Scientific Opinion on the risks for human health related to the presence of tetrahydrocannabinol (THC) in milk and other food of animal origin. EFSA Journal 2015;13(6):4141, 125 blz. doi:10.2903/j.efsa.2015.4141.

(2)  Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12).

(3)  http://www.efsa.europa.eu/en/data/toolbox