ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 272

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
7 oktober 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Bericht betreffende de voorlopige toepassing van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/1776 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van sucralose (E 955) als smaakversterker in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen ( 1 )

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1777 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1778 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China

33

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1779 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

70

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/1780 van de Raad van 29 september 2016 tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst

72

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1781 van de Commissie van 5 oktober 2016 tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wat betreft de toevoeging van gegevens voor Saint-Pierre en Miquelon in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen in de Unie mogen worden binnengebracht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 6287)  ( 1 )

88

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1782 van de Commissie van 5 oktober 2016 tot wijziging van Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opname van Litouwen in de lijst van lidstaten waar een goedgekeurd nationaal bestrijdingsprogramma ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer wordt gelegd en tot bijwerking van de lijst van nationale instituten in bijlage III (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 6288)  ( 1 )

90

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/1


Bericht betreffende de voorlopige toepassing van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

De Europese Unie en de Republiek Ivoorkust hebben kennis gegeven van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de voorlopige toepassing van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1), overeenkomstig artikel 75 van die overeenkomst. Bijgevolg zal de overeenkomst met ingang van 3 september 2016 voorlopig worden toegepast tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust.

In afwachting van de toepassing van de in artikel 14, lid 2, van de overeenkomst bedoelde nieuwe wederkerige gemeenschappelijke regeling zijn beide partijen overeengekomen de bepalingen van bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1076 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 toe te passen wat de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking betreft.


(1)  PB L 59 van 3.3.2009, blz. 1.


VERORDENINGEN

7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/2


VERORDENING (EU) 2016/1776 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2016

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van sucralose (E 955) als smaakversterker in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen toegestane levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor.

(2)

Die lijst kan volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt.

(3)

Op 19 januari 2015 is een aanvraag ingediend voor goedkeuring van het gebruik van sucralose (E 955) als smaakversterker in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen. Deze aanvraag is vervolgens toegankelijk gemaakt voor de lidstaten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008.

(4)

Sucralose is in 2000 geëvalueerd door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) van de Europese Unie, dat een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) heeft vastgesteld van 15 mg/kg lichaamsgewicht/dag (3).

(5)

Het gebruik van sucralose (E 955) als smaakversterker in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen verhoogt de totale intensiteit van de smaak van de kauwgom, en behoudt die intensiteit tijdens het kauwen van de kauwgom gedurende een langere periode in vergelijking met andere formuleringen van een of meer levensmiddelenadditieven. Het verhogen van de intensiteit en het verlengen van de duur van de smaak bieden de consument een betere algemene ervaring terwijl hij de kauwgom kauwt.

(6)

De goedkeuring van sucralose in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen in een verhouding van 1 200 mg/kg zou leiden tot een verhoging van de inname van E 955 binnen de volgende grenzen: tussen 0 en 0,1 % van de ADI bij gemiddeld gebruik en tussen 0 en 4,3 % van de ADI bij veelvuldig gebruik. Dit wordt beschouwd als een beperkte verhoogde blootstelling van de consument die geen veiligheidsrisico oplevert.

(7)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op het bijwerken van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking waarschijnlijk geen gevolgen zal hebben voor de gezondheid van de mens. Aangezien het bij de goedkeuring van het gebruik van sucralose (E 955) als smaakversterker in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen gaat om een bijwerking van die lijst die geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens, moet het advies van de EFSA niet worden ingewonnen.

(8)

Daarom moet het gebruik van sucralose (E 955) als smaakversterker in een maximumconcentratie van 1 200 mg/kg in kauwgom met toegevoegde suikers of polyolen (levensmiddelensubcategorie 5.3) worden goedgekeurd.

(9)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Opinion of the Scientific Committee on Food on sucralose (aangenomen door het SCF op 7 september 2000, online beschikbaar op: http://ec.europa.eu/food/fs/sc/scf/out68_en.pdf).


BIJLAGE

Deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Levensmiddelencategorie 5.3 „Kauwgom” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende vermelding wordt ingevoegd na de vermelding voor E 951:

 

„E 955

Sucralose

1 200

(12)

alleen met toegevoegde suikers of polyolen, als smaakversterker”

b)

voetnoot 12 wordt als volgt gewijzigd:

„(12)

Als E 950, E 951, E 955, E 957, E 959 en E 961 in combinatie in kauwgom worden gebruikt, worden de afzonderlijke maximumconcentraties evenredig verminderd.”.


7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1777 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2016

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 7,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   DE PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 13 februari 2016 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) op basis van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (2) („de basisverordening”) een antidumpingprocedure ingeleid betreffende de invoer in de Unie van platte producten van niet-gelegeerd staal of van gelegeerd staal (met uitzondering van roestvrij staal, siliciumstaal, gereedschapsstaal en sneldraaistaal), warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed, niet opgerold, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer of met een dikte van 4,75 mm of meer doch niet meer dan 10 mm en met een breedte van 2 050 mm of meer („zware plaat”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

(2)

De Commissie heeft daartoe een bericht van inleiding bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) („het bericht van inleiding”).

(3)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 4 januari 2016 werd ingediend door de European Steel Association („Eurofer” of „de klager”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van zware plaat in de Unie vertegenwoordigen.

(4)

Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Registratie

(5)

Naar aanleiding van een door de klager ingediend en met het nodige bewijsmateriaal gestaafd verzoek heeft de Commissie op 10 augustus 2016 Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1357 (4) („de registratieverordening”) bekendgemaakt, uit hoofde waarvan de invoer van zware plaat van oorsprong uit de VRC per 11 augustus 2016 aan registratie is onderworpen.

1.3.   Belanghebbenden

(6)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de VRC en de haar bekende betrokken importeurs, leveranciers, gebruikers, handelaren en verenigingen op de hoogte gebracht van de inleiding en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(7)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunt betreffende de opening van het onderzoek schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

(8)

De Commissie heeft ook producenten in Australië, Brazilië, Canada, India, Japan, de Republiek Korea („Zuid-Korea”), Maleisië, Mexico, Rusland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Oekraïne en de Verenigde Staten van Amerika („VS”) op de hoogte gebracht van de inleiding en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(9)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie de belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat zij overwoog de VS te kiezen als derde land met een markteconomie („referentieland”) in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

(10)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de geschiktheid van de keuze van het referentieland in te dienen en te verzoeken te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.4.   Steekproefneming

(11)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie aangekondigd dat zij mogelijk een steekproef van producenten-exporteurs, producenten in de Unie en niet-verbonden importeurs in de Unie zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.4.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(12)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Bij het samenstellen van de steekproef was de Commissie uitgegaan van het grootste representatieve verkoopvolume van het soortgelijke product in het onderzoektijdvak, waarbij werd gezorgd voor een geografische spreiding.

(13)

Deze voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie die in drie verschillende lidstaten zijn gevestigd en meer dan 26 % vertegenwoordigden van de totale verkoop van zware plaat door de producenten in de Unie die informatie hebben verstrekt in het kader van de permanente procedure. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht.

(14)

De klager en de in de steekproef opgenomen onderneming hebben aangegeven dat Metinvest Trametal S.p.A. („Trametal”) niet geschikt was om in de steekproef te worden opgenomen omdat deze onderneming geen geïntegreerde fabriek is maar eerder een verwerkend bedrijf van platen die bij een verbonden onderneming in Oekraïne worden aangekocht, en daarom volgens hen niet representatief was voor de bedrijfstak van de Unie.

(15)

De bedrijfstak van de Unie omvat zowel geïntegreerde fabrieken als verwerkende bedrijven en beide soorten producenten in de Unie behoorden tot de klagers. Geïntegreerde fabrieken zijn echter verantwoordelijk voor het overgrote deel van de zware plaat die door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd.

(16)

Daarnaast heeft de Commissie vastgesteld dat Trametal de platen, het voornaamste uitgangsmateriaal dat doorgaans ongeveer 70 % van de kosten vertegenwoordigt, bij haar verbonden onderneming in Oekraïne aankoopt. Bijgevolg worden met name de indicatoren in verband met kosten en winstgevendheid alsook de prestaties en de bijzondere situatie van de verbonden onderneming uit Oekraïne die de platen levert rechtstreeks door deze banden beïnvloed.

(17)

De Commissie merkt echter op dat de situatie van beide soorten producenten in de Unie — geïntegreerde fabrieken en verwerkende bedrijven — volledig wordt weerspiegeld in de in de overwegingen 105 tot en met 124 beschreven macro-economische indicatoren.

(18)

Om de in de overwegingen 14 tot en met 16 vermelde redenen beschouwt de Commissie de bijzondere situatie van Trametal echter voorlopig niet als representatief voor de bedrijfstak van de Unie en is zij van mening dat de in de overwegingen 125 tot en met 138 beschreven micro-economische indicatoren er niet door zouden mogen worden beïnvloed.

(19)

De Commissie oordeelde dat deze opmerking moest worden onderzocht en na inachtneming van de voorlopige beschikbare informatie inzake schade heeft zij Trametal in de steekproef vervangen door Ilsenburger Grobblech GmbH, de op een na grootste producent in de Unie in de rangschikking op basis van het verkoopvolume in de Unie in het onderzoektijdvak zoals bepaald in overweging 28.

(20)

Op 7 maart 2016 heeft de Commissie aan de belanghebbenden in een toelichting de redenen uiteengezet voor de wijziging van de steekproef en daarin ook de in de herziene steekproef opgenomen ondernemingen vermeld. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen ingediend over de definitieve steekproef.

1.4.2.   Steekproef van importeurs

(21)

De Commissie heeft de niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gespecificeerde informatie te verstrekken om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, een steekproef samen te kunnen stellen.

(22)

Zes importeurs hebben de gevraagde informatie geleverd en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Drie van hen zijn in de steekproef opgenomen.

1.4.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(23)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

(24)

In totaal hebben 14 producenten-exporteurs in de VRC de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie ondernemingen samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er zijn geen opmerkingen ontvangen en de steekproef is derhalve bevestigd.

1.5.   Individueel onderzoek

(25)

Zeven producenten-exporteurs in de VRC hebben aangegeven dat zij om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening wensten te verzoeken. Geen van hen heeft echter de vragenlijst beantwoord en er zijn dus geen verzoeken om individuele onderzoeken ontvangen.

1.6.   Antwoorden op de vragenlijst

(26)

De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan alle haar bekende betrokken partijen en alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijnen kenbaar hadden gemaakt. Drie producenten in de Unie, zes niet-verbonden importeurs, tien gebruikers, een groep staalservicebedrijven, de drie in de steekproef opgenomen producenten in de VRC en twee producenten in verschillende referentielanden hebben de vragenlijst ingevuld.

1.7.   Controlebezoeken

(27)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Op grond van artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

Vereniging:

Eurofer, Brussel, België;

Producenten in de Unie:

Aktiengesellschaft der Dillinger Hüttenwerke, Dillingen, Duitsland;

Ilsenburger Grobblech GmbH, Ilsenburg, Duitsland;

Tata Steel UK Ltd (5), Scunthorpe, Verenigd Koninkrijk;

Producenten-exporteurs in de VRC:

Nanjing Iron and Steel Co., Ltd;

Minmetals Yingkou Medium Plate Co., Ltd;

Wuyang Iron and Steel Co., Ltd en Wuyang New Heavy & Wide Steel Plate Co., Ltd;

Producent in het referentieland:

Bluescope Steel Australia, Port Kembla, Australië.

1.8.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(28)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 („het onderzoektijdvak” of „OT”).

(29)

Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2012 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(30)

Het betrokken product bestaat uit platte producten van niet-gelegeerd staal of van gelegeerd staal (met uitzondering van roestvrij staal, siliciumstaal, gereedschapsstaal en sneldraaistaal), warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed, niet opgerold, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer of met een dikte van 4,75 mm of meer doch niet meer dan 10 mm en met een breedte van 2 050 mm of meer, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7208 51 20, ex 7208 51 91, ex 7208 51 98, ex 7208 52 91, ex 7208 90 20, ex 7208 90 80, 7225 40 40, ex 7225 40 60 en ex 7225 99 00 („zware plaat”) en van oorsprong uit de VRC.

(31)

Zware plaat wordt gebruikt voor de vervaardiging van bouw-, mijnbouw- en bosbouwmaterieel, drukvaten, olie- en gasleidingen, scheepsbouw, bruggen en bouw.

2.2.   Soortgelijk product

(32)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysieke basiskenmerken en dezelfde basistoepassingen hebben:

a)

het betrokken product;

b)

het product dat in Australië wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht;

c)

het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd en verkocht.

(33)

Bijgevolg heeft de Commissie voorlopig besloten dat deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(34)

Eén belanghebbende betoogde dat de productomschrijving te ruim gedefinieerd was. Hij voerde met name aan dat de productomschrijving beperkt zou moeten zijn tot de zogenoemde „als grondstof te gebruiken zware plaat” terwijl de zogenoemde „speciale zware plaat” van de productomschrijving moet worden uitgesloten. Ter ondersteuning van zijn argument beriep hij zich voornamelijk op twee elementen.

(35)

Ten eerste voerde hij aan dat de in de klacht verstrekte informatie voornamelijk betrekking heeft op als grondstof te gebruiken zware plaat, die het grootste deel van de uitvoer uit de VRC vertegenwoordigen. Ten tweede voerde hij aan dat de productomschrijving ruimer is dan de definitie van het soortgelijke product in artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

(36)

De Commissie merkt in dit verband op dat in het stadium van de klacht enkel voldoende bewijsmateriaal voor dumping, schade en een oorzakelijk verband moet worden verstrekt. Het is in dat stadium daarom niet noodzakelijk informatie te verstrekken over het volledige productengamma. Het beperken van de analyse tot de meest verkochte uitgevoerde soorten betekent niet dat de productomschrijving tot die productsoorten moet worden beperkt.

(37)

Ten tweede bepaalt artikel 1, lid 4, van de basisverordening dat het soortgelijke product identiek moet zijn aan of grote overeenkomsten moet vertonen met het betrokken product. Dit verwijst echter niet naar de omschrijving van het betrokken product als zodanig. De verschillende soorten van het betrokken product moeten enkel over dezelfde basiskenmerken beschikken, wat het geval is (zoals beschreven in overweging 32).

(38)

De parameters die speciale zware plaat zouden onderscheiden van de als grondstof te gebruiken zware plaat, zijn de chemische samenstelling, de mechanische/technologische samenstelling, de afleveringstoestand, de dikte en de certificatie en inspectie ervan voor scheepsbouwdoeleinden.

(39)

Met uitzondering van de dikte heeft geen enkele van deze parameters betrekking op de basiskenmerken van het product. De belanghebbende voert aan dat alle producten met een dikte van meer dan 50,8 mm van de productomschrijving moeten worden uitgesloten. De belanghebbende staaft het argument betreffende de maximale dikte enkel door aan te voeren dat de klacht uitsluitend betrekking had op zware plaat met een dikte van minder dan 50,8 mm aangezien het voorlopige bewijsmateriaal dat in een van de bijlagen bij het argument betreffende de berekening van de dumping is verstrekt, tot dergelijke producten beperkt is.

(40)

Het is echter duidelijk dat de productomschrijving in de klacht eveneens betrekking heeft op producten met een dikte van meer dan 50,8 mm aangezien de productomschrijving geen bovengrens bevat voor de dikte. Zoals hierboven uiteengezet, betekent het feit dat het voorlopig bewijsmateriaal in verband met de dumping enkel betrekking heeft op de vaakst uitgevoerde productsoorten niet dat de productomschrijving tot die soorten beperkt is.

(41)

De Commissie concludeert derhalve voorlopig dat de productomschrijving ongewijzigd moet blijven.

3.   DUMPING

3.1.   Normale waarde

3.1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)

(42)

Zoals in artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening is uiteengezet, bepaalt de Commissie, wanneer een producent-exporteur in de VRC aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), voldoet en hem derhalve een BMO wordt toegekend, de normale waarde voor deze onderneming overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6.

(43)

De Commissie heeft een BMO-aanvraagformulier toegezonden aan alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zodat zij een BMO konden aanvragen. Geen enkele van hen heeft het aanvraagformulier teruggezonden; daarom kon aan geen van de ondernemingen een BMO worden toegekend.

3.1.2.   Referentieland

(44)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening is de normale waarde daarom vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie. Daartoe moest een referentieland worden gekozen.

(45)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie meegedeeld dat zij voorlopig de VS zou gebruiken als referentieland en heeft zij de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen in te dienen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(46)

Zij heeft vragenlijsten gestuurd aan alle haar bekende producenten van zware plaat in de in overweging 8 vermelde landen en heeft twee antwoorden ontvangen: een van een producent in Australië en een van een producent in de VS.

(47)

Uit het antwoord van de producent in de VS bleek dat hij voor de binnenlandse markt produceert en er verkoopt.

(48)

In zijn antwoord op de vragenlijst heeft de producent in de VS de Commissie ervan in kennis gesteld dat het normale invoerrecht in de VS op zware plaat nul is. Er zijn antidumpingrechten van toepassing op de invoer uit de VRC, en zowel antidumping- als antisubsidierechten op de invoer uit India, Indonesië en Zuid-Korea.

(49)

Er zijn zeven producenten in de VS voor de binnenlandse markt, en de invoer uit Zuid-Korea, Frankrijk en Canada vertegenwoordigt een marktaandeel van 20 %.

(50)

Uit het antwoord van de Australische producent bleek dat hij voor de Australische binnenlandse markt produceert en er verkoopt, en dat hij de enige producent is in Australië. De invoer in Australië vertegenwoordigt echter een marktaandeel van 35 %. Er zijn antidumpingrechten van toepassing op de invoer uit de VRC, Indonesië, Japan, Zuid-Korea en Taiwan maar deze rechten zijn laag en voor sommige bedrijven nul.

(51)

De binnenlandse markt in Australië kan concurrerender worden geacht, aangezien de invoer een groter marktaandeel vertegenwoordigt en de rechten op de invoer lager zijn.

(52)

Bijgevolg heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat Australië een geschikt referentieland was in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

3.1.3.   Normale waarde

(53)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening is de informatie die van de medewerkende producent in het referentieland was ontvangen, gebruikt om de normale waarde vast te stellen voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO was toegekend.

(54)

De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van de medewerkende producent in het referentieland representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

(55)

De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product door de producent in het referentieland aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale uitvoer van het betrokken product door elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC naar de Unie.

(56)

Op basis hiervan was de totale verkoop van het soortgelijke product door de medewerkende producent op de binnenlandse markt van het referentieland representatief.

(57)

Vervolgens heeft de Commissie de productsoorten in kaart gebracht die op de binnenlandse markt werden verkocht en identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de soorten die naar de Unie werden uitgevoerd door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(58)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door de producent in het referentieland op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek was aan of vergelijkbaar was met een productsoort die door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur in de VRC wordt uitgevoerd naar de Unie representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

(59)

De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort door elk van de in de steekproef opgenomen producent-exporteurs in de VRC naar de Unie.

(60)

De Commissie heeft vastgesteld dat sommige productsoorten op basis hiervan representatief waren en andere niet, omdat het ging om kleine hoeveelheden of omdat de uitgevoerde productsoort door de producent in het referentieland niet op de binnenlandse markt werd verkocht.

(61)

Verder heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde.

(62)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

1.

de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort vertegenwoordigde; en

2.

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(63)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van de hele binnenlandse verkoop van die productsoort tijdens het onderzoektijdvak.

(64)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkoop van de productsoorten tijdens het onderzoektijdvak indien:

1.

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die productsoort bedraagt; of

2.

de gewogen gemiddelde prijs van deze productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(65)

Wanneer een productsoort door de producent in het referentieland helemaal niet, niet in representatieve hoeveelheden of met verlies op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde door berekening vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(66)

Voor elke productsoort waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, werd de normale waarde berekend door de gemiddelde verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en de winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt voor elk van deze soorten op te tellen bij de gemiddelde productiekosten ervan.

(67)

Voor productsoorten die helemaal niet of met verlies op de binnenlandse markt werden verkocht, werd de normale waarde berekend door de VAA-kosten en de winst bij normale handelstransacties van het soortgelijke product op de binnenlandse markt op te tellen bij de gemiddelde productiekosten voor elke soort.

(68)

Wanneer een productsoort helemaal niet op de binnenlandse markt van het referentieland werd verkocht, werden de productiekosten vastgesteld op basis van de productiekosten van de meest verwante goedkopere soort.

3.2.   Uitvoerprijs

(69)

De uitvoerprijs is voor elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur tijdens het controlebezoek gecontroleerd. Wanneer de uitvoer naar de Unie rechtstreeks of via een verbonden handelsonderneming naar de eerste niet-verbonden afnemer in de Unie plaatsvond, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(70)

Een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerde zware plaat via een verbonden importeur in de Unie in. De uitvoerprijs voor die verkoop werd berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

3.3.   Vergelijking

(71)

De Commissie heeft de normale waarde van de producent in het referentieland en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

(72)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er zijn correcties toegepast voor de kosten van vervoer, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, indirecte belastingen, commissies, krediet- en bankkosten.

(73)

Voor de in de steekproef opgenomen producenten die producten in de Unie hebben verkocht via verbonden handelsondernemingen waarvan de functies vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent is een correctie toegepast overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening.

3.4.   Dumpingmarges

(74)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product.

(75)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs (kosten voor verzekering en vracht), grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Tabel 1

Steekproef van dumpingmarges

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Nanjing Iron and Steel Co., Ltd

120,1 %

Minmetals Yingkou Medium Plate Co., Ltd

126,0 %

Wuyang Iron and Steel Co., Ltd en Wuyang New Heavy & Wide Steel Plate Co., Ltd

127,6 %

(76)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening.

(77)

Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 125,5 %.

(78)

Voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld.

(79)

De Commissie heeft eerst de mate van medewerking door medewerkende exporteurs in de VRC bepaald. De mate van medewerking is gebaseerd op de omvang van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale uitvoer — volgens de invoerstatistieken van Eurostat — uit de VRC naar de Unie.

(80)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor ongeveer 87 % van de totale uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan heeft de Commissie besloten de dumpingmarge voor alle andere ondernemingen vast te stellen op het niveau van de onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(81)

Onderstaande tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Tabel 2

Alle dumpingmarges

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Nanjing Iron and Steel Co., Ltd

120,1 %

Minmetals Yingkou Medium Plate Co., Ltd

126,0 %

Wuyang Iron and Steel Co., Ltd en Wuyang New Heavy & Wide Steel Plate Co., Ltd

127,6 %

Andere niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen

125,5 %

Alle andere ondernemingen

127,6 %

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(82)

Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak vervaardigd door 30 producenten in de Unie. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(83)

26 van hen hebben aan de steekproefprocedure meegewerkt. Deze medewerkende producenten in de Unie vertegenwoordigen ongeveer 94 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie en de totale verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak.

(84)

De totale productie in de Unie van het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak is ongeveer 10,3 miljoen ton. De Commissie baseerde dit cijfer op alle informatie die over de bedrijfstak van de Unie beschikbaar was, zoals de klacht, de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens.

(85)

Zoals in overweging 1 is uiteengezet, zijn drie producenten in de Unie in de steekproef opgenomen; zij vertegenwoordigen ongeveer 28,5 % van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie en het totale productievolume in de Unie van het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak.

4.2.   Verbruik in de Unie

(86)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de invoerstatistieken van Eurostat en de gecontroleerde verkoopsgegevens van de bedrijfstak van de Unie.

(87)

Het verbruik in de Unie van zware plaat heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Verbruik in de Unie (MT)

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Totaal EU-verbruik (MT)

8 991 777

8 423 747

8 820 363

9 467 177

Index (2012 = 100)

100

94

98

105

Bron: Eurostat, gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(88)

Het verbruik in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode toe met 5 %. Een analyse van de achtereenvolgende jaren laat een aanvankelijke daling met 6 % tussen 2012 en 2013 zien, gevolgd door een herstel in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak met 11 procentpunt of meer dan 1 miljoen ton.

(89)

Het intern gebruik door producenten in de Unie is verwaarloosbaar aangezien het slechts 0,5 % vertegenwoordigt van het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Daarom zijn de schade-indicatoren beoordeeld voor de hele markt van de Unie, met inbegrip van de door de producenten in de Unie intern gebruikte hoeveelheden.

4.3.   Volume en marktaandeel van de invoer

(90)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van het gegevensbestand van Eurostat. Vervolgens is het marktaandeel van de invoer vastgesteld door vergelijking van het invoervolume met het verbruik in de Unie als vermeld in tabel 3 in overweging 87.

(91)

De invoer van zware plaat in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoervolume (MT) en marktaandeel

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Volume van de invoer uit de VRC (MT)

410 583

343 545

693 117

1 359 143

Index (2012 = 100)

100

84

169

331

Marktaandeel van de VRC

4,6 %

4,1 %

7,9 %

14,4 %

Index (2012 = 100)

100

89

172

314

Bron: Eurostat, gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(92)

Het invoervolume uit de VRC in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 231 % toe. Na een daling met 16 % tussen 2012 en 2013 is de invoer uit de VRC aanzienlijk toegenomen met 85 procentpunten in 2014 en met nog eens 162 procentpunten tijdens het onderzoektijdvak.

(93)

De aanvankelijke daling van de uitvoer uit de VRC tussen 2012 en 2013 was het gevolg van het dalende verbruik op de markt van de Unie zoals in tabel 3 in overweging 87 is weergegeven. Na 2013 heeft zich op de markt van de Unie een dynamische toename voorgedaan, met een groei met meer dan 1 miljoen ton tussen 2013 en het onderzoektijdvak. Deze groei is bijna uitsluitend geabsorbeerd door de invoer uit de VRC: deze nam tijdens deze periode eveneens toe met meer dan 1 miljoen ton.

(94)

Tegelijkertijd is het aandeel van de invoer uit de VRC op de markt van de Unie meer dan verdrievoudigd van 4,6 % in 2012 tot 14,4 % in het onderzoektijdvak.

4.3.1.   Prijzen van de invoer uit de VRC en prijsonderbieding

(95)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. De gewogen gemiddelde prijzen van de invoer van zware plaat in de Unie uit de VRC hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Prijs bij invoer uit de VRC

647

539

488

460

Index (2012 = 100)

100

83

75

71

Bron: Eurostat.

(96)

De gemiddelde invoerprijzen uit de VRC zijn tijdens de beoordelingsperiode met 29 % gedaald. Er was sprake van een constante daling van 647 EUR/ton in 2012 tot 460 EUR/ton in het onderzoektijdvak.

(97)

De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

(1)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort, die door de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd berekend voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek; en

(2)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde cif-prijzen, grens Unie, per productsoort van de invoer van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de VRC die in rekening werden gebracht aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, met de nodige correcties voor kosten na de invoer.

(98)

De prijzen werden per productsoort vergeleken na aftrek van rabatten en kortingen, voor transacties op hetzelfde handelsniveau en zijn, indien nodig, gecorrigeerd. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt in procenten van de omzet van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

(99)

Op basis hiervan werd vastgesteld dat de invoer met dumping uit de VRC de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met gemiddeld 29 % onderboden.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(100)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(101)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren.

(102)

De Commissie heeft de macro-economische indicatoren (productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, loonkosten, groei, productiviteit, hoogte van de dumpingmarges en herstel van eerdere dumping) op het niveau van de hele bedrijfstak van de Unie beoordeeld. De beoordeling werd gebaseerd op de informatie van de klager, producenten in de Unie en de beschikbare officiële statistieken (Eurostat). De macro-economische gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie.

(103)

De Commissie heeft de micro-economische indicatoren (gemiddelde verkoopprijzen per eenheid, kosten per eenheid, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken) op basis van de gegevens in de gecontroleerde door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verstrekte antwoorden op de vragenlijst en de beschikbare officiële statistieken (Eurostat) geëvalueerd. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(104)

De Commissie merkt op dat een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de productie van zware plaat in december 2015 heeft opgeschort. Deze opschorting heeft voor geen van de schade-indicatoren gevolgen aangezien zij helemaal aan het eind van het onderzoektijdvak heeft plaatsgevonden en beide reeksen gegevens daarom representatief werden geacht voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(105)

De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Productievolume (ton)

11 795 082

10 352 766

10 911 713

10 345 121

Index (2012 = 100)

100

88

93

88

Productiecapaciteit (ton)

16 972 100

16 410 487

16 646 634

16 618 427

Index (2012 = 100)

100

97

98

98

Bezettingsgraad

69 %

63 %

66 %

62 %

Index (2012 = 100)

100

91

94

90

Bron: Gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(106)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. Na een daling met 12 % tussen 2012 en 2013 is het productievolume in 2014 licht toegenomen met 5 procentpunten waarna het in 2015 weer met 5 procentpunten is gedaald tot het niveau van 2013.

(107)

De aanvankelijke daling van het productievolume tussen 2012 en 2013 was het gevolg van het dalende verbruik op de markt van de Unie zoals in tabel 3 in overweging 87 is weergegeven. De bedrijfstak van de Unie kon echter niet profiteren van de daaropvolgende groei van het verbruik tussen 2013 en het onderzoektijdvak. Hoewel het verbruik met 11 % of meer dan 1 miljoen ton was toegenomen, nam de productie door de bedrijfstak van de Unie in 2014 slechts tijdelijk licht toe waarna zij in het onderzoektijdvak weer is teruggevallen tot het lage niveau van 2013.

(108)

De gerapporteerde productiecapaciteitscijfers van de bedrijfstak van de Unie betreffen de technische capaciteit, hetgeen inhoudt dat in de bedrijfstak als standaard beschouwde correcties voor opstarttijden, onderhoud, knelpunten en andere normale onderbrekingen, in aanmerking zijn genomen.

(109)

Op basis hiervan is de productiecapaciteit met 2 % matig gedaald tijdens de beoordelingsperiode op een markt die tijdens dezelfde periode met 6 % is gestegen.

(110)

Aangezien de daling van het productievolume groter is dan de daling van de productiecapaciteit, is de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 10 % gedaald.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(111)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

7 518 049

6 972 140

6 873 967

6 954 688

Index (2012 = 100)

100

93

91

93

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie

83,6 %

82,8 %

77,9 %

73,5 %

Index (2012 = 100)

100

99

93

88

Bron: Gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(112)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 7 % gedaald. Na een daling met 7 % tussen 2012 en 2013 en een nog grotere daling in 2014 met 2 procentpunten is het verkoopvolume tijdens het onderzoektijdvak licht toegenomen met 2 procentpunten.

(113)

Net zoals de ontwikkeling van het productievolume was de aanvankelijke daling van het verkoopvolume tussen 2012 en 2013 het gevolg van het dalende verbruik op de markt van de Unie, zoals is uiteengezet in overweging 87. De bedrijfstak van de Unie kon echter niet profiteren van de daaropvolgende groei van het verbruik tussen 2013 en het onderzoektijdvak. Hoewel het verbruik in de Unie met meer dan 1 miljoen ton was toegenomen, bleef het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op het lage niveau van 2013.

(114)

Door de daling van het verkoopvolume met 7 % op een markt die met 5 % was gegroeid, daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 12 % tijdens de beoordelingsperiode.

4.4.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(115)

De werkgelegenheid en productiviteit van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Aantal werknemers (voltijds equivalent/VTE)

22 622

20 920

19 688

18 722

Index (2012 = 100)

100

92

87

83

Productiviteit (ton/VTE)

521

495

554

553

Index (2012 = 100)

100

95

106

106

Bron: Gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(116)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode gedaald met 17 %. Er waren twee belangrijke redenen voor deze daling:

de daling van de productievolumes met 12 % die werd veroorzaakt door de toenemende invoer met dumping uit de VRC;

de inspanningen van de bedrijfstak van de Unie om de productiekosten te verlagen en de efficiëntie te verhogen in het licht van de toenemende concurrentie van invoer met dumping uit de VRC. Deze efficiëntieverhogingen hebben de productiviteit doen toenemen met 6 %.

(117)

De Commissie merkt op dat het verbruik op de markt van de Unie tijdens de beoordelingsperiode is toegenomen met 5 %. Indien de invoer met dumping uit de VRC niet was toegenomen, zou de bedrijfstak van de Unie in staat zijn geweest de werkgelegenheid te behouden aangezien de toegenomen vraag de efficiëntieverhogingen hadden kunnen absorberen.

4.4.2.4.   Loonkosten

(118)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per VTE (voltijdequivalent)

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Gemiddelde loonkosten per VTE (EUR)

49 257

51 594

51 589

55 542

Index (2012 = 100)

100

105

105

113

Bron: Gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(119)

Door de aanzienlijke inkrimping van het personeelsbestand (zoals vermeld in overweging 115) zijn de loonkosten per werknemer met 13 % toegenomen tijdens de beoordelingsperiode. Aangezien een bepaald deel van de toegenomen loonkosten verband houdt met verplichte loonsverhogingen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten is dit in feite veroorzaakt door de kosten in verband met het verlagen van het personeelsbestand en de arbeidstijd. Onder dergelijke kosten vallen ontslagvergoedingen en de hogere kosten bij deeltijdwerk door de dalende productie die wordt veroorzaakt door de gestaag toenemende invoer met dumping.

4.4.2.5.   Groei

(120)

Het verbruik in de Unie is aanvankelijk met 6 % of bijna 600 000 ton gedaald tussen 2012 en 2013. Deze aanvankelijke daling heeft negatieve gevolgen gehad voor de situatie van de verkoop en het productievolume van de bedrijfstak van de Unie.

(121)

Tussen 2013 en het onderzoektijdvak was de situatie anders. Het verbruik in de Unie maakte een dynamische groei door van 11 procentpunten of meer dan 1 miljoen ton. De bedrijfstak van de Unie kon echter niet profiteren van deze dynamische groei. De productie- en verkoopvolumes bleven op het zeer lage niveau van 2013. De groei van de markt van de Unie werd volledig geabsorbeerd door de toenemende laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC die tussen 2013 en het onderzoektijdvak eveneens met 1 miljoen ton is toegenomen, zoals is beschreven in overweging 91.

4.4.2.6.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(122)

De dumpingmarges van alle producenten-exporteurs uit de VRC waren hoger dan 100 %. De gevolgen van de hoogte van deze zeer hoge dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit de VRC.

(123)

In 2000 heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde warmgewalste platte producten van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India en Roemenië. Deze maatregelen betroffen producten met een zeer gelijksoortige productomschrijving als die van het huidig onderzoek. Deze maatregelen zijn op 11 augustus 2005 verstreken.

(124)

Zoals in overweging 221 is aangegeven, bereikte de bedrijfstak van de Unie een winstgevendheid die hoger lag dan de nagestreefde winst. Bijgevolg concludeert de Commissie voorlopig dat de bedrijfstak van de Unie zich hersteld heeft van de eerdere dumping.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(125)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid voor niet-verbonden afnemers in de Unie en de productiekosten per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Verkoopprijzen in de Unie

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Verkoopprijs (EUR/ton)

821

691

658

617

Index (2012 = 100)

100

84

80

75

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

836

784

705

680

Index (2012 = 100)

100

94

84

81

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(126)

De gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode voortdurend gedaald met in totaal 25 % terwijl de gemiddelde productiekosten per eenheid voortdurend zijn gedaald met in totaal 19 %. De verkoopprijzen zijn sneller gedaald en waren gemiddeld voortdurend lager dan de productiekosten per eenheid.

(127)

Om het verlies van marktaandeel te beperken, waren de producenten in de Unie gedwongen de neerwaartse prijsspiraal te volgen en hun verkoopprijzen aanzienlijk te verlagen. Deze prijsdaling is aanzienlijk groter dan de daling van hun productiekosten, wat voornamelijk een gevolg is van de daling van de grondstofprijzen tijdens de beoordelingsperiode en de verhoogde productiviteit die is bereikt door de personeelsinkrimpingen, zoals is aangetoond in overweging 115.

4.4.3.2.   Voorraden

(128)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Eindvoorraden (ton)

224 600

228 325

246 532

282 631

Index (2012 = 100)

100

102

110

126

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

9 %

10 %

10 %

12 %

Index (2012 = 100)

100

109

111

135

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(129)

De eindvoorraden van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode voortdurend toegenomen met in totaal 26 %. Tegelijkertijd is het niveau van hun eindvoorraden als een percentage van de productie eveneens voortdurend toegenomen met in totaal 35 %.

(130)

De voornaamste reden voor de toename van de eindvoorraden was dat, hoewel de bedrijfstak van de Unie de daling van de productievolumes trachtte te verhinderen, de verkoopvolumes nog sneller daalden aangezien de bedrijfstak van de Unie helemaal niet kon profiteren van de groei van de markt door de toenemende volumes laaggeprijsde invoer met dumping.

4.4.3.3.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(131)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door het nettoverlies vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(132)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet– verbonden afnemers (% van omzet)

1,6 %

– 12,2 %

– 4,4 %

– 10,4 %

Index (2012 = 100)

100

– 773

– 280

– 658

Kasstroom

(× 1 000  EUR)

52 449

– 109 945

19 964

– 66 035

Index (2012 = 100)

100

– 210

38

– 126

Investeringen

(× 1 000  EUR)

209 128

224 431

170 108

143 420

Index (2012 = 100)

100

107

81

69

Rendement van investeringen

7,6 %

– 22,4 %

– 2,2 %

– 13,7 %

Index (2012 = 100)

100

– 297

– 29

– 182

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(133)

De winstgevendheid is tijdens de beoordelingsperiode met 758 % gedaald. Na 1,6 % winst te hebben geboekt in 2012 waren de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in alle daaropvolgende jaren verlieslatend.

(134)

Terwijl het zware verlies met 12,2 % in 2013 was beïnvloed door de bijzonder lage vraag in dat jaar, kon de bedrijfstak van de Unie, wegens de aanzienlijke prijsdruk en de omvang van de toenemende invoer uit de VRC in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak, niet profiteren van de dynamische groei van het verbruik in de Unie met 11 procentpunten. Zoals in overweging 93 is aangegeven, werd deze groei bijna volledig geabsorbeerd door de invoer met dumping uit de VRC.

(135)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De kasstroom is tijdens de beoordelingsperiode gedaald met 226 %. Na de daling met 310 % tussen 2012 en 2013 onder invloed van de bijzonder lage vraag in dat jaar, is de kasstroom toegenomen en werd deze licht positief in 2014. Niettemin heeft de negatieve trend zich in het onderzoektijdvak doorgezet en werd daarin opnieuw sterk negatief.

(136)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen is tijdens de beoordelingsperiode met 282 % gedaald. Na de dramatische daling met 397 % tussen 2012 en 2013 onder invloed van de bijzonder lage vraag in dat jaar, nam de kasstroom in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak licht toe maar hij bleef nog steeds negatief.

(137)

Bijgevolg verlaagde de bedrijfstak van de Unie het investeringsniveau tijdens de beoordelingsperiode met 31 %. Na de toename van de investeringen met 7 % tussen 2012 en 2013 was de bedrijfstak van de Unie gedwongen zijn investeringen in 2014 met 26 procentpunten te verlagen en in het onderzoektijdvak verder met 12 procentpunten. Zoals blijkt uit tabel 6 in overweging 105 zijn deze investeringen niet gebruikt om de bezettingsgraad te verhogen.

(138)

Het vermogen om kapitaal aan te trekken werd verminderd door de verliezen tijdens de beoordelingsperiode en dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de activiteiten van een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn stilgelegd.

4.4.4.   Conclusie inzake schade

(139)

De beoordelingsperiode is gekenmerkt door twee afzonderlijke perioden: 2012 tot en met 2013 en 2014 tot het einde van het onderzoektijdvak.

(140)

Aanvankelijk, tussen 2012 en 2013, is het verbruik in de Unie aanzienlijk gedaald met 6 %. Deze daling van het verbruik heeft negatieve gevolgen gehad op talrijke schade-indicatoren zoals verkoopvolume en prijzen, productie, capaciteit en bezettingsgraad, werkgelegenheid, productiviteit, winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen.

(141)

Daaropvolgend, in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak, heeft het verbruik een dynamische groei doorgemaakt van 11 procentpunten of meer dan 1 miljoen ton. De bedrijfstak van de Unie kon van deze groei echter niet profiteren aangezien deze volledig geabsorbeerd werd door de toenemende invoer met dumping uit de VRC.

(142)

In deze context van een toenemend verbruik in de Unie is de bedrijfstak van de Unie er niet in geslaagd de verkoop- en productievolumes te verhogen hoewel de bezettingsgraad zelfs licht daalde in een groeiende markt.

(143)

De pogingen om de productieniveaus te behouden hebben geleid tot een toename van de voorraden met 24 procentpunten. De bedrijfstak van de Unie verloor eveneens 9,3 procentpunten marktaandeel aan de invoer uit de VRC waarvan het marktaandeel tezelfdertijd met 10,3 procentpunten groeide. De verkoopprijzen per eenheid daalden met 9 procentpunten en de productiekosten daalden met 13 procentpunten.

(144)

Dit leidde tot een lichte verbetering van de financiële indicatoren zoals winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen, die tijdens de hele periode echter sterk negatief zijn gebleven. De werkgelegenheid daalde met 9 procentpunten terwijl de bedrijfstak van de Unie erin slaagde de productiviteit met 11 procentpunten te verhogen. Bovendien moest de bedrijfstak van de Unie zijn investeringen met 38 procentpunten verminderen aangezien de winstgevendheid en het rendement van investeringen voortdurend negatief waren.

(145)

In het algemeen heeft de bedrijfstak van de Unie als geheel zijn productie verminderd en concrete maatregelen genomen om de efficiëntie te verbeteren door verlaging van het personeelsbestand en de productiecapaciteit en is hij erin geslaagd de productiekosten aanzienlijk te verminderen.

(146)

Ondanks het feit dat de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode deze maatregelen nam om zijn algemene prestaties te verbeteren, is zijn economische en financiële situatie aanzienlijk verslechterd aangezien de verliezen zich vanaf 2013 begonnen op te stapelen.

(147)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(148)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden.

(149)

De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit de VRC, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: hevige concurrentie veroorzaakt door problemen met de vraag op de markt van de Unie, een lage bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie, de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie en de concurrentie tussen verticaal geïntegreerde producenten en verwerkende bedrijven.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(150)

De verkoopprijzen van de producenten-exporteurs uit de VRC zijn met 25 % gedaald, van 647 EUR/ton in 2012 tot 460 EUR/ton in het onderzoektijdvak. Door tijdens de beoordelingsperiode hun verkoopprijs per eenheid voortdurend te verlagen, zijn de producenten uit de VRC erin geslaagd hun marktaandeel aanzienlijk te vergroten van 4,6 % in 2012 tot 14,4 % in het onderzoektijdvak.

(151)

Terwijl de daling van de vraag de prestaties van de bedrijfstak van de Unie negatief beïnvloedde tussen 2012 en 2013, had de daaropvolgende bijna ononderbroken stijging van de invoer uit de VRC met sterke prijsonderbieding duidelijk negatieve gevolgen voor de prestaties van de bedrijfstak van de Unie.

(152)

Hoewel de bedrijfstak van de Unie zijn kosten kon reduceren door personeelsinkrimping en dankzij de daling van de grondstofprijzen, bleef de invoer met dumping toenemen en werd de bedrijfstak van de Unie gedwongen zijn verkoopprijzen in de Unie nog meer te verlagen om zijn verlies aan marktaandeel in te dijken, en dit ten koste van de winstgevendheid.

(153)

Nadat in 2014 de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie enigszins verbeterde doordat de verliezen werden beperkt, bleven de invoervolumes stijgen en de prijzen dalen in het onderzoektijdvak, met een verdere daling van de prijzen en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tot gevolg.

(154)

Bovendien heeft de geleidelijke vertraging van de economische groei en de zeer aanzienlijke overcapaciteit van de staalindustrie in de VRC de Chinese staalproducenten ertoe aangezet om hun overtollige productie te verleggen naar exportmarkten (6), waarbij de markt van de Unie een aantrekkelijke uitvoerbestemming is.

(155)

Een groot aantal andere exportmarkten die van oudsher belangrijk zijn, hebben al maatregelen tegen de staalproducten afkomstig uit de VRC, met inbegrip van zware plaat (7), ingesteld of overwegen om dit te doen, omdat de prijzen door de oneerlijke invoer kunstmatig gedrukt worden, wat leidt tot een ongezonde concurrentie.

(156)

Nu over de hele wereld meer en meer handelsbeschermende maatregelen worden ingesteld, is de markt van de Unie een van de meest aantrekkelijke bestemmingen geworden voor invoer met dumping uit de VRC, met alle nadelige gevolgen van dien voor de bedrijfstak van de Unie.

(157)

Deze conclusie wordt bevestigd door de meest recente invoerstatistieken van Eurostat, die aantonen dat de invoer uit de VRC sinds het einde van het onderzoektijdvak is blijven toenemen. Tijdens de periode maart-mei 2016 zijn de invoervolumes met ongeveer 15 % toegenomen in vergelijking met de invoervolumes tijdens het onderzoektijdvak, terwijl de gemiddelde prijzen van deze invoer verder zijn gedaald met ongeveer 30 %.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Hevige concurrentie door problemen met de vraag op de markt van de Unie.

(158)

Een belanghebbende voerde aan dat de schade aan de bedrijfstak van de Unie niet is veroorzaakt door de invoer uit de VRC maar door problemen aan de vraagzijde op de markt van de Unie. Hij voerde aan dat, hoewel de vraag in de Unie in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak herstelde, deze in 2012 32 % lager lag dan de recordhoogte van 2007 en in 2014 17 % lager dan het „normaal” geachte jaar 2004.

(159)

Hij voerde aan dat de lage vraag hevige concurrentie tot gevolg had gehad ten aanzien van de beperkte hoeveelheden die nodig waren op de markt, wat grote druk heeft gezet op de verkoopprijzen van de Unie.

(160)

De hevige concurrentie die door de aangevoerde problemen met de vraag werd veroorzaakt, heeft echter geen negatieve invloed gehad op de capaciteit van de exporteurs uit de VRC om steeds toenemende hoeveelheden zware plaat met dumping op de markt van de Unie te verkopen, waardoor ze hun marktaandeel van 4,6 % tot 14,4 % hebben verhoogd. Dit heeft geleid tot een verlies van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie dat bijna precies daarmee overeenstemde en heeft een aanzienlijke prijsdruk gelegd op de bedrijfstak van de Unie, wat heeft geleid tot de negatieve winstgevendheid ervan.

(161)

Hoewel de problemen met de vraag de prestaties van de bedrijfstak van de Unie in 2013 aanvankelijk aanzienlijk negatief hebben beïnvloed, is de invoer met dumping uit de VRC de voornaamste oorzaak van de hevige concurrentie op de markt van de Unie, in het bijzonder in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak.

(162)

In 2014 en tijdens het onderzoektijdvak had de bedrijfstak van de Unie kunnen profiteren van het herstel van de markt. Dit is echter verhinderd door een aanzienlijke toename van de invoer uit de VRC die tijdens die twee jaren meer dan verdriedubbelde en een aanzienlijk marktaandeel veroverde ten nadele van de bedrijfstak van de Unie.

(163)

Derhalve concludeert de Commissie dat de problemen met de vraag op de markt van de Unie niet de belangrijkste oorzaak van de schade voor de bedrijfstak van de EU zijn, zodat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de schade voor de bedrijfstak van de Unie niet wordt verbroken.

5.2.2.   Lage bezettingsgraad bij de producenten in de Unie

(164)

Een belanghebbende voerde aan dat de schade aan de bedrijfstak van de Unie ook is veroorzaakt door de lage bezettingsgraad die te wijten is aan de aanzienlijke overcapaciteit van de producenten in de Unie. Zij voeren aan dat de bezettingsgraad reeds zeer laag was in 2012, toen de invoer uit de VRC relatief laag was, en dat de bedrijfstak van de Unie zijn capaciteit niet overeenkomstig heeft verlaagd.

(165)

De vraag in de Unie steeg vervolgens echter aanzienlijk, in het bijzonder in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak, waarbij zij 6 % hoger lag dan in 2012. Indien de invoer met dumping uit de VRC niet sterk was toegenomen, zou deze toenemende vraag hebben geleid tot een toenemende bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie, des te meer aangezien zij hun productiecapaciteit met 2 % hadden verlaagd in de context van een groeiende markt.

(166)

Derhalve concludeert de Commissie dat de lage bezettingsgraad, in het bijzonder in 2014 en tijdens het onderzoektijdvak, voornamelijk is veroorzaakt door de sterk toenemende invoer met dumping uit de VRC.

5.2.3.   Invoer uit andere derde landen

(167)

De Commissie heeft de omvang van de invoer op basis van het gegevensbestand van Eurostat vastgesteld. Behalve uit de VRC was de invoer voornamelijk afkomstig uit Oekraïne en Rusland. Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld door vergelijking van het invoervolume met het verbruik in de Unie als vermeld in tabel 3 in overweging 87.

(168)

De invoer in de Unie uit andere derde landen heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Invoer uit derde landen (MT) en marktaandeel

 

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Oekraïne

Volume van de invoer (MT)

421 553

600 896

713 189

583 132

Index (2012 = 100)

100

143

169

138

Marktaandeel

4,7 %

7,1 %

8,1 %

6,2 %

Index (2012 = 100)

100

152

172

131

Gemiddelde prijs

574

477

470

451

Index (2012 = 100)

100

83

82

79

Rusland

Volume van de invoer (MT)

148 594

158 883

196 207

222 999

Index (2012 = 100)

100

107

132

150

Marktaandeel

1,7 %

1,9 %

2,2 %

2,4 %

Index (2012 = 100)

100

114

135

143

Gemiddelde prijs

513

461

446

412

Index (2012 = 100)

100

90

87

80

Totaal van alle derde landen behalve de VRC

Volume van de invoer (MT)

1 063 146

1 108 062

1 253 278

1 153 345

Index (2012 = 100)

100

104

118

108

Marktaandeel

11,8 %

13,2 %

14,2 %

12,2 %

Index (2012 = 100)

100

111

120

103

Gemiddelde prijs

621

516

505

505

Index (2012 = 100)

100

83

81

81

Bron: Eurostat.

(169)

Het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen bleef relatief stabiel tijdens de beoordelingsperiode terwijl de invoer uit de VRC met 214 % is toegenomen.

(170)

Bovendien is het marktaandeel van Oekraïne en Rusland slechts licht toegenomen tijdens de beoordelingsperiode. Het marktaandeel van Oekraïne steeg van 4,7 % tot 6,2 % en dat van Rusland van 1,7 % tot 2,4 %. Deze toenames gingen vooral ten koste van andere uitvoerende landen dan de VRC.

(171)

In het kader van het verbruik in de Unie dat met 5 % is toegenomen en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie dat met 10 procentpunten is gedaald tijdens de beoordelingsperiode betekent dit dat de invoer uit de VRC enkel marktaandeel heeft verworven ten koste van de bedrijfstak van de Unie.

(172)

Als gevolg daarvan is de invoer uit de VRC goed voor ongeveer 54 % van alle invoer in de Unie in het onderzoektijdvak terwijl de invoer uit Oekraïne ongeveer 23 % vertegenwoordigt en de invoer uit Rusland ongeveer 9 %.

(173)

De gemiddelde invoerprijzen uit andere derde landen zijn veel sneller gedaald dan de invoerprijzen uit de VRC: de eerstgenoemde daalden met 19 % terwijl de invoerprijzen uit de VRC met 29 % daalden.

(174)

Hoewel de invoerprijzen uit Oekraïne en Rusland zich gemiddeld nog steeds net onder de invoerprijzen uit de VRC bevinden, zijn zij tijdens de beoordelingsperiode veel minder snel gedaald dan de invoerprijzen uit de VRC. Verder zijn deze prijzen niet noodzakelijkerwijs rechtstreeks vergelijkbaar aangezien de gemiddelde prijs wordt beïnvloed door een verschillende productmix.

(175)

Bovendien zijn de invoervolumes uit Oekraïne en Rusland in het bijzonder of uit alle andere derde landen in het algemeen niet even sterk toegenomen als die uit de VRC. Terwijl het invoervolume uit de VRC met bijna 1 miljoen ton is toegenomen tijdens de beoordelingsperiode is het invoervolume uit Oekraïne gestegen met ongeveer 160 000 ton, uit Rusland met ongeveer 75 000 ton en uit alle andere derde landen (waaronder Rusland en Oekraïne) met ongeveer 90 000 ton.

(176)

Op basis hiervan en gezien de veel kleinere invoervolumes uit Oekraïne en Rusland in vergelijking met die uit de VRC zijn er geen aanwijzingen dat de invoer uit deze twee landen schade veroorzaakten aan de bedrijfstak van de Unie.

(177)

De prijzen van de invoer uit alle andere derde landen (waaronder Rusland en Oekraïne) liggen gemiddeld hoger dan de prijzen van de invoer uit de VRC; het marktaandeel van de invoer uit de eerstgenoemde landen is met een verwaarloosbaar 1 procentpunt toegenomen.

(178)

Derhalve concludeert de Commissie dat de invoer van zware plaat uit derde landen niet de belangrijkste oorzaak van de schade voor de bedrijfstak van de Unie is, zodat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de schade voor de bedrijfstak van de Unie niet wordt verbroken.

5.2.4.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(179)

De omvang en de gemiddelde prijzen van de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Uitvoerprestaties

 

2012

2013

2014

OT (2015)

Volume van de uitvoer aan niet-verbonden afnemers (bedrijfstak van de Unie)

1 881 932

1 361 279

1 825 628

1 548 156

Index (2012 = 100)

100

72

97

82

Gemiddelde uitvoerprijs (EUR/ton)

(In de steekproef opgenomen producenten)

1 002

831

814

764

Index (2012 = 100)

100

83

81

76

Bron: Gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens en antwoorden op de vragenlijst.

(180)

Het uitvoervolume aan niet-verbonden afnemers buiten de Unie is met 18 % gedaald tijdens de beoordelingsperiode. Na de daling met 28 % tussen 2012 en 2013 is het uitvoervolume in 2014 met 25 procentpunten toegenomen waarna het in het onderzoektijdvak weer met 15 procentpunten is gedaald.

(181)

De prijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald met 24 %, in overeenstemming met de prijsdaling op de markt van de Unie (– 25 %).

(182)

Als geheel weerspiegelen de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie grotendeels de prestaties ervan op de markt van de Unie. De markt van de Unie is echter van veel groter belang voor de bedrijfstak van de Unie dan de uitvoermarkten. Gedurende de gehele beoordelingsperiode is de verkoop op de markt van de Unie ongeveer viermaal hoger dan de uitvoer.

(183)

Gezien het beperkte belang van deze uitvoer is de Commissie daarom van oordeel dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de schade voor de bedrijfstak van de Unie niet door de prestaties van de bedrijfstak van de Unie kan worden verbroken.

5.2.5.   Concurrentie tussen verticaal geïntegreerde producenten in de Unie en verwerkende bedrijven in de Unie

(184)

Een belanghebbende voerde aan dat de winstmarge van de verticaal geïntegreerde producenten in de Unie is aangetast door de lagere prijzen die verwerkende bedrijven in de Unie aanrekenen: zij zouden prijzen aanrekenen die tussen 6 % en 9 % lager liggen dan de prijzen die door verticaal geïntegreerde producenten worden aangerekend.

(185)

Een verwerkend bedrijf is een onderneming die haar uitgangsmateriaal, nl. staalplaten, niet zelf produceert. Alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie produceren hun eigen staalplaten en zijn dus verticaal geïntegreerde producenten.

(186)

De Commissie merkt in dit verband op dat de prijzen van de invoer met dumping uit de VRC de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak met gemiddeld 29 % hebben onderboden, zoals in overweging 99 is vermeld. Op basis hiervan zouden de prijzen van de invoer met dumping uit de VRC nog steeds ten minste 20 % lager liggen dan de prijzen van verwerkende bedrijven in de Unie.

(187)

Dezelfde belanghebbende voerde ook aan dat het volume dat door de verwerkende bedrijven in de Unie wordt geproduceerd, daalt aangezien zij meestal afhankelijk zijn van de levering van staalplaten uit Oekraïne. Deze aanvoer uit Oekraïne is echter gedaald door bevoorradingsproblemen tijdens de beoordelingsperiode en deze daling van de aanvoer is niet gecompenseerd door de productie van de andere producenten in de Unie ondanks hun lage bezettingsgraad.

(188)

In dit verband heeft de belanghebbende geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit zou blijken dat de producenten in de Unie geen interesse hadden om deze aanvullende hoeveelheden te verstrekken of dit niet wilden doen. Bijgevolg is het duidelijk dat met name deze prijsgevoelige afnemers niet langer kozen voor de producten die door de bedrijfstak van de Unie werden geproduceerd maar voor de nog lager geprijsde invoer met dumping uit de VRC.

(189)

Derhalve concludeert de Commissie dat de dalende winstgevendheid van de verticaal geïntegreerde producenten in de Unie slechts in zeer beperkte mate kan zijn beïnvloed door de dalende hoeveelheden matig geprijsde zware plaat die door de verwerkende bedrijven in de Unie worden geproduceerd. Verder concludeert zij dat de dalende winstgevendheid ervan overduidelijk te wijten is aan veel lager geprijsde invoer met dumping uit de VRC waarvan ook het volume in belangrijke mate is toegenomen.

5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(190)

Er is een voorlopig oorzakelijk verband vastgesteld tussen de door de producenten in de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de VRC.

(191)

De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping.

(192)

Van de andere vastgestelde factoren, zoals de hevige concurrentie veroorzaakt door problemen met de vraag, de lage bezettingsgraad, de invoer uit derde landen, de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie, de concurrentie tussen verticaal geïntegreerde producenten en verwerkende bedrijven is voorlopig vastgesteld dat deze het oorzakelijke verband niet verbreken, zelfs niet indien zij samen worden genomen.

(193)

De tijdelijke daling van het verbruik in 2013 kan enigszins hebben bijgedragen tot de schade tijdens dat jaar maar zonder de alsmaar toenemende omvang van de invoer met dumping aan steeds dalende prijzen, zou de bedrijfstak van de Unie zeker hebben kunnen profiteren van de groei van de markt in de daaropvolgende jaren. Vooral de verkoopvolumes zouden zich hersteld hebben, de verkoopprijzen zouden niet zo sterk zijn gedaald en er zou meer winst zijn gemaakt.

(194)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit de VRC en dat de andere factoren, individueel of tezamen, het oorzakelijke verband niet hebben verbroken.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(195)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

6.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(196)

De bedrijfstak van de Unie bevindt zich in 14 lidstaten (Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Polen, Roemenië, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) en verschafte rechtstreeks werk aan ongeveer 20 000 werknemers in activiteiten die verband houden met zware plaat tijdens de beoordelingsperiode.

(197)

26 producenten in de Unie hebben aan het onderzoek meegewerkt. Geen van de bekende producenten had bezwaar tegen de opening van het onderzoek. Zoals in het bovenstaande is aangetoond bij het analyseren van de schade-indicatoren, verslechterde de situatie van de gehele bedrijfstak van de Unie en werd de bedrijfstak geconfronteerd met de negatieve gevolgen van de invoer met dumping.

(198)

De Commissie verwacht dat de instelling van voorlopige antidumpingrechten tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie zal leiden, en zo een einde zal maken aan de neerwaartse prijsdruk en de bedrijfstak van de Unie in staat zal stellen te herstellen. Dit zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie doen stijgen tot het niveau dat noodzakelijk wordt geacht voor deze kapitaalintensieve industrie.

(199)

De bedrijfstak van de Unie heeft aanmerkelijke schade geleden als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC. De Commissie herinnert eraan dat de meeste schade-indicatoren gedurende de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling lieten zien. Vooral de schade-indicatoren met betrekking tot de financiële prestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, zoals de winstgevendheid en het rendement van investeringen, ondervonden zeer negatieve gevolgen.

(200)

Het is daarom belangrijk dat de prijzen tot een niveau worden opgetrokken waarbij de dumping- of schademarge wordt geneutraliseerd zodat alle producenten opnieuw onder eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie kunnen werken. Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk.

(201)

Derhalve concludeert de Commissie voorlopig dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. De instelling van antidumpingmaatregelen zou de bedrijfstak van de Unie in staat stellen te herstellen van de gevolgen van de vastgestelde schade veroorzakende dumping.

6.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs

(202)

Zoals in overweging 22 is uiteengezet, werken zes importeurs aan het onderzoek mee en zijn drie daarvan in de steekproef opgenomen. Een van de in de steekproef opgenomen importeurs is voorstander van maatregelen terwijl de twee andere in de steekproef opgenomen importeurs zich tegen de instelling van maatregelen verzetten. De overige drie importeurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, hebben hun standpunt niet kenbaar gemaakt.

(203)

Uit het onderzoek bleek dat een prijsstijging ten gevolge van de instelling van maatregelen geen directe gevolgen zou hebben voor deze niet-verbonden importeurs. Zware plaat vertegenwoordigt maximaal 20 % van hun activiteiten.

(204)

Daarnaast handelen de meeste importeurs in goederen die afkomstig zijn van verschillende bronnen, waaronder de bedrijfstak van de Unie. Niets wijst erop dat de importeurs hun afnemers niet langer zouden kunnen bevoorraden indien maatregelen worden ingesteld.

(205)

Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie voorlopig dat de instelling van maatregelen geen significante negatieve gevolgen zal hebben voor het belang van de importeurs in de Unie.

6.3.   Belang van de gebruikers

(206)

De voornaamste bedrijfsactiviteiten waar zware plaat als eindproduct wordt gebruikt, zijn de vervaardiging van bouw-, mijnbouw- en bosbouwmaterieel, drukvaten, olie- en gasleidingen, scheepsbouw, bruggen en bouw.

(207)

Zeven gebruikers en drie handelaren/staalservicebedrijven hebben de vragenlijst voor gebruikers beantwoord. Vier van deze antwoorden vertoonden echter veel tekortkomingen en slechts twee van de gebruikers hadden bezwaar tegen de instelling van maatregelen. De Commissie kan deze antwoorden om de volgende redenen echter niet als representatief beschouwen:

zij vertegenwoordigen slechts 0,3 % van het verbruik in de Unie;

de twee gebruikers die bezwaar hadden voeren niet in uit de VRC; zij zouden dus ten hoogste indirecte gevolgen van de maatregelen ondervinden.

(208)

Daarnaast merkt de Commissie op dat de rechten net een continue leveringszekerheid op de markt van de Unie moeten bevorderen. Zonder rechten zouden sommige producenten in de Unie hun productie moeten stopzetten of beperken, waardoor vele gebruikers in de Unie het zouden moeten stellen met een beperkter aanbod aan leveranciers.

(209)

Zoals in overweging 104 is aangegeven, heeft een van de in de steekproef opgenomen producenten de productie van zware plaat aan het einde van het onderzoektijdvak opgeschort.

(210)

Bovendien zal het niveau van de maatregelen leiden tot gelijke concurrentievoorwaarden voor alle producenten in de Unie en derde landen waardoor deze producent in de Unie de productie van zware plaat zou kunnen hervatten.

(211)

Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie voorlopig dat de instelling van maatregelen geen onevenredig grote negatieve gevolgen zou hebben voor de gebruikers.

6.4.   Conclusie inzake belang van de Unie

(212)

In het licht van het bovenstaande concludeert de Commissie voorlopig dat de instelling van maatregelen zou bijdragen tot het herstel van de bedrijfstak van de Unie en ruimte zou laten voor meer investeringen, teneinde de producenten in de Unie van zware plaat beter voor te bereiden op de toekomst en hun concurrentievermogen te vergroten.

(213)

De bedrijfstak van de Unie onderging in het (recente) verleden reeds een ingrijpende herstructurering. Zonder rechten zouden nog andere producenten in de Unie hun activiteiten in verband met zware plaat misschien moeten stopzetten of beperken en honderden werknemers moeten ontslaan, waardoor vele gebruikers in de Unie het zouden moeten stellen met een beperkt aanbod aan leveranciers.

(214)

Het effect van de maatregelen op de weinige andere belanghebbenden in de Unie die zich hebben gemeld, kan niet aanzienlijk worden geacht. Niets in het dossier wijst erop dat de mogelijke gevolgen voor andere belanghebbenden (die zich niet hebben gemeld) opwegen tegen de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie. De eindgebruikers en consumenten zullen naar verwachting profiteren van een markt met eerlijke concurrentie, met inbegrip van plaatselijke aanvoer die volledig in staat is om tegemoet te komen aan hun behoeften en eisen. De prijs zal een belangrijke factor blijven, maar op een eerlijke basis.

(215)

Al met al concludeert de Commissie in dit stadium van het onderzoek dat er geen dwingende redenen zijn om aan te nemen dat het niet in het belang van de Unie is om voorlopige maatregelen in te stellen op de invoer van zware plaat van oorsprong uit de VRC.

7.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(216)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie, moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

7.1.   Schade opheffend prijsniveau

(217)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie eerst de hoogte van het recht vastgesteld die nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(218)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie een winst vóór belasting te behalen die redelijkerwijs door een bedrijfstak van dit type in de sector bij normale concurrentie, namelijk bij afwezigheid van invoer met dumping, kan worden bereikt.

(219)

Om de winst vast te stellen die redelijkerwijs bij normale concurrentie kan worden bereikt, heeft de Commissie de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verzocht om gegevens inzake winstgevendheid te verstrekken met betrekking tot het soortgelijke product dat op de markt van de Unie is verkocht vanaf het jaar 2006 tot en met het onderzoektijdvak. Deze informatie werd verstrekt en naar behoren gecontroleerd.

(220)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie was negatief tussen 2013 en het onderzoektijdvak. Hoewel de winst in 2012 met 1,6 % licht positief was, was er al een aanzienlijke aanwezigheid van invoer met dumping uit de VRC; ook lag deze winstmarge ver onder de winstmarge die in de voorafgaande jaren was bereikt.

(221)

Het voorafgaande jaar 2011 liet echter een winstmarge van 7,9 % zien, hoger dan de winstmarges in 2009 en 2010 (de jaren waarin de financiële crisis het hevigst was) maar lager dan de winstmarges van 2006 tot en met 2008, namelijk vóór de financiële crisis. Bovendien zijn het de meest recente beschikbare gegevens waarin de invoer uit de VRC in de Unie nog geen aanzienlijke hoeveelheden betrof. De Commissie is derhalve van oordeel dat deze winstmarge redelijkerwijs kan worden bereikt bij normale concurrentie.

(222)

De Commissie heeft vervolgens het schade opheffende prijsniveau bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, naar behoren gecorrigeerd voor invoerkosten en douanerechten, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat in het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

(223)

Het schade opheffende prijsniveau voor „andere medewerkende ondernemingen” en voor „alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie overwegingen 76 tot en met 80).

7.2.   Voorlopige maatregelen

(224)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC worden ingesteld, in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

(225)

Gelet op het voorgaande zijn de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig recht

Nanjing Iron and Steel Co., Ltd

120,1 %

73,1 %

73,1 %

Minmetals Yingkou Medium Plate Co., Ltd

126,0 %

65,1 %

65,1 %

Wuyang Iron and Steel Co., Ltd en Wuyang New Heavy & Wide Steel Plate Co., Ltd

127,6 %

73,7 %

73,7 %

Andere medewerkende ondernemingen

125,5 %

70,6 %

70,6 %

Alle andere ondernemingen

127,6 %

73,7 %

73,7 %

(226)

De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd.

(227)

Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op het betrokken product van oorsprong uit de VRC en geproduceerd door de genoemde juridische entiteiten. Op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet specifiek worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(228)

Een onderneming kan om de toepassing van deze individuele antidumpingrechten verzoeken indien zij haar naam verandert of een nieuwe productie- of verkoopentiteit vestigt. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (8). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(229)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

8.   REGISTRATIE

(230)

Zoals in overweging 5 is vermeld, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1357 van de Commissie aan een registratieplicht onderworpen.

(231)

Dit geschiedde met het oog op de eventuele toepassing met terugwerkende kracht van antidumpingmaatregelen in overeenstemming met artikel 10, lid 4, van de basisverordening. De registratie van de invoer moet worden beëindigd. In dit stadium van de procedure kan niet worden besloten om antidumpingmaatregelen eventueel met terugwerkende kracht toe te passen.

9.   SLOTBEPALINGEN

(232)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(233)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op platte producten van niet-gelegeerd staal of van gelegeerd staal (met uitzondering van roestvrij staal, siliciumstaal, gereedschapsstaal en sneldraaistaal), warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed, niet opgerold, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer of met een dikte van 4,75 mm of meer doch niet meer dan 10 mm en met een breedte van 2 050 mm of meer, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7208 51 20, ex 7208 51 91, ex 7208 51 98, ex 7208 52 91, ex 7208 90 20, ex 7208 90 80, 7225 40 40, ex 7225 40 60 en ex 7225 99 00 (Taric-codes: 7208512010, 7208519110, 7208519810, 7208529110, 7208902010, 7208908020, 7225406010, 7225990030) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:

Onderneming

Voorlopig recht

Aanvullende Taric-code

Nanjing Iron and Steel Co., Ltd

73,1 %

C143

Minmetals Yingkou Medium Plate Co., Ltd

65,1 %

C144

Wuyang Iron and Steel Co., Ltd en Wuyang New Heavy & Wide Steel Plate Co., Ltd

73,7 %

C145

Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in de bijlage

70,6 %

 

Alle andere ondernemingen

73,7 %

C999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

a)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

b)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie; en

c)

om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzoeken.

2.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 opmerkingen doen toekomen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1357 van de Commissie ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn aangegeven, moeten worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Sinds 20 juli 2016 is Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad vervangen door Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21). De laatstgenoemde verordening wordt hierna „de basisverordening” genoemd.

(3)  PB C 58 van 13.2.2016, blz. 20.

(4)  PB L 215 van 10.8.2016, blz. 23.

(5)  Op 11 april 2016 heeft Tata Steel haar Europese afdeling lange producten, waaronder zware plaat, verkocht aan Greybull Capital. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van British Steel Ltd

(6)  Zie bv. de mededeling „Staal: behoud van duurzame banen en groei in Europa” van de Commissie (COM(2016) 155 final van 16 maart 2016).

(7)  Onder de derde landen die handelsbeschermende maatregelen hebben ingesteld tegen zware plaat afkomstig uit de VRC bevinden zich Australië, Brazilië, Canada, Indonesië, Maleisië, Mexico, Thailand en de VS.

(8)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producenten-exporteurs

Naam

Stad

Aanvullende Taric-code

Angang Steel Company Limited

Anshan, Liaoning

C150

Inner Mongolia Baotou Steel Union Co., Ltd

Baotou, Centraal-Mongolië

C151

Zhangjiagang Shajing Heavy Plate Co., Ltd

Zhangjiagang, Jiangsu

C146

Jiangsu Tiangong Tools Company Limited

Danyang, Jiangsu

C155

Jiangyin Xingcheng Special Steel Works Co., Ltd

Jiangyin, Jiangsu

C147

Laiwu Steel Yinshan Section Co., Ltd

Laiwu, Shandong

C154

Nanyang Hanye Special Steel Co., Ltd

Xixia, Henan

C152

Qinhuangdao Shouqin Metal Materials Co., Ltd

Qinhuangdao, Hebei

C153

Shandong Iron & Steel Co., Ltd, Jinan Company

Jinan, Shandong

C149

Wuhan Iron and Steel Co., Ltd

Wuhan, Hubei

C156

Xinyu Iron & Steel Co., Ltd

Xinyu, Jiangxi

C148


7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1778 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2016

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 7, lid 4,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 4 januari 2016 diende de European Steel Association („Eurofer” of „de klager”) een klacht in namens producenten die samen meer dan 90 % van de totale productie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal in de Unie voor hun rekening nemen. Het bij de klacht gevoegde bewijs van dumping en dreigende aanmerkelijke schade als gevolg daarvan volstond om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen.

(2)

Naar aanleiding van deze klacht opende de Europese Commissie („de Commissie”) op 13 februari 2016 een antidumpingonderzoek met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek („de VRC” of „het betrokken land”) op basis van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (2) („de basisverordening”). De Commissie publiceerde een bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) („het bericht van inleiding”).

(3)

Daarna opende de Commissie ook de volgende twee onderzoeken:

a)

Op 13 mei 2016 (4) een antisubsidieonderzoek naar de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit de VRC;

b)

Op 7 juli 2016 (5) een antidumpingonderzoek naar de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit Brazilië, Iran, Oekraïne, Rusland en Servië.

1.2.   Registratie

(4)

Op 5 april 2016 diende de klager een verzoek om registratie van de invoer van het betrokken product vanuit de VRC in. Op 2 juni 2016 werkte de klager het verzoek bij door meer recente financiële gegevens te verstrekken, maar op 11 augustus 2016 trok hij het in.

1.3.   Belanghebbenden

(5)

In het bericht van inleiding nodigde de Commissie de belanghebbenden uit om contact op te nemen teneinde aan het onderzoek mee te werken. Ze bracht de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de Chinese autoriteiten, haar bekende betrokken importeurs, leveranciers en gebruikers, handelaren en verenigingen specifiek op de hoogte van de opening van het onderzoek en nodigde hen uit daaraan mee te werken.

(6)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

1.4.   Samenstelling van een steekproef

(7)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening.

1.4.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(8)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij, gezien het grote aantal producenten in de Unie, een steekproef zou samenstellen. Vervolgens stelde de Commissie een steekproef samen op basis van de grootste representatieve productie- en verkoopvolumes en rekening houdend met de geografische spreiding. Zij informeerde deze voorlopig geselecteerde ondernemingen en de klager hierover. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef te formuleren.

(9)

Eén voorlopig geselecteerde producent in de Unie deelde de Commissie mee dat hij niet zou kunnen meewerken. Daarnaast merkten zowel de federatie van Italiaanse ijzer- en staalbedrijven (Federacciai) als Eurofer op dat Zuid-Europa niet in de voorlopige steekproef was vertegenwoordigd. Met het oog op een betere geografische spreiding verving de Commissie de producent in de Unie die besloot om niet mee te werken door een producent in de Unie uit Zuid-Europa.

(10)

Hierdoor bestond de uiteindelijke steekproef uit vijf producenten in de Unie die in vijf verschillende lidstaten waren gevestigd. De in de uiteindelijke steekproef opgenomen producenten nemen meer dan 45 % van de productie in de Unie voor hun rekening.

1.4.2.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(11)

De Commissie verzocht niet-verbonden importeurs om de in het bericht van inleiding gespecificeerde informatie te verstrekken om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, een steekproef te kunnen samenstellen.

(12)

Vier importeurs verstrekten de gevraagde informatie. Bijgevolg was geen steekproef nodig en kreeg elk van hen een vragenlijst voor importeurs toegestuurd.

(13)

Hoewel de Commissie contact met hen opnam om relevante informatie te verzamelen, verstrekte geen van de niet-verbonden importeurs een volledig antwoord op de vragenlijst in het kader van dit onderzoek.

1.4.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(14)

Om te kunnen beslissen of een steekproef voor de VRC noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie producenten-exporteurs in de VRC om de in het bericht van inleiding gespecificeerde informatie te verstrekken. Daarnaast verzocht de Commissie de vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie om producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

(15)

Dertien groepen producenten-exporteurs in de VRC verstrekten de gevraagde informatie en gingen akkoord om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie stelde een steekproef van drie groepen ondernemingen voor op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Ze nodigde alle haar bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC uit om opmerkingen over de voorgestelde steekproef te formuleren.

(16)

Eén producent-exporteur, Jiangsu Tiangong Tools Company Limited („Tiangong Tools”), betoogde dat hij in de steekproef moest worden opgenomen omdat hij, in tegenstelling tot de geselecteerde producenten-exporteurs, gereedschapsstaal en sneldraaistaal produceert. Hij voerde aan dat als zijn product als betrokken product wordt beschouwd, de steekproef representatiever zou moeten zijn en zijn product zou moeten bevatten.

(17)

Dit verzoek werd afgewezen. Tiangong Tools exporteerde slechts kleine hoeveelheden van een bepaald soort product naar de Unie. De opname van deze producent-exporteur in de steekproef zou de steekproef dus niet representatiever hebben gemaakt. De Commissie onderzocht de kwestie van representativiteit verder binnen de context van de omvang van de productie.

(18)

Bijgevolg besloot de Commissie om de voorgestelde steekproef van drie groepen producenten-exporteurs te behouden. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vertegenwoordigen 57 % van de totale invoer van het betrokken product vanuit de VRC in de Unie en 58 % van de totale invoer van het betrokken product van Chinese medewerkende producenten-exporteurs in de Unie.

1.5.   Individueel onderzoek

(19)

Slechts één producent-exporteur, Tiangong Tools, verzocht om een individueel onderzoek op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening en diende daartoe een ingevulde vragenlijst in. De Commissie aanvaardde dit verzoek voorlopig en controleerde de verstrekte informatie ter plaatse.

(20)

Het onderzoek wees echter uit dat deze onderneming alleen gereedschapsstaal en sneldraaistaal produceert en naar de Unie exporteert. Gezien het voorlopige besluit van de Commissie om gereedschapsstaal en sneldraaistaal niet in dit onderzoek op te nemen, zoals toegelicht in de overwegingen 29 tot en met 35, is er geen voorlopige dumpingmarge vastgesteld voor Tiangong Tools. Mocht de Commissie haar besluit met betrekking tot de productomschrijving in het definitieve stadium wijzigen, zou het verzoek om een individueel onderzoek van deze producent-exporteur echter worden heroverwogen.

1.6.   Antwoorden op de vragenlijst

(21)

De Commissie verstuurde vragenlijsten naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijnen meldden. Er werden antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van Eurofer, vijf producenten in de Unie en hun verbonden staalservicebedrijven, één gebruiker, drie groepen producenten-exporteurs in de VRC en één producent in een referentieland.

1.7.   Controlebezoeken

(22)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de dreigende schade als gevolg daarvan en het belang van de Unie nodig achtte. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden bij de volgende ondernemingen/vereniging controlebezoeken ter plaatse verricht:

 

Vereniging van producenten in de Unie:

Eurofer, Brussel, België

 

Producenten in de Unie:

ThyssenKrupp Steel Europe AG, Duisburg, Duitsland

Tata Steel IJmuiden BV, Velsen-Noord, Nederland

Tata Steel UK Limited, Port Talbot, South Wales, Verenigd Koninkrijk

ArcelorMittal France S.A., Frankrijk, dat de volgende dochterondernemingen bezit:

ArcelorMittal Mediterranee SAS, Fos-sur-Mer, Frankrijk

ArcelorMittal Atlantique Et Lorraine, Duinkerke, Frankrijk

ArcelorMittal España SA, Gozón, Spanje

 

Gebruiker:

Marcegaglia Carbon Steel Spa, Gazoldo degli Ippoliti, Italië

 

Producenten-exporteurs in de VRC en verbonden handelaren:

Benxi Iron & Steel Group:

Bengang Steel Plates Co., Ltd, Benxi, provincie Liaoning, VRC

Benxi Iron & Steel Hong Kong Limited, Hongkong

Jiangsu Shagang Group Co., Ltd.:

Zhangjiagang Hongchang Plate Co., Ltd., Jinfeng Town, Zhangjiagang City, provincie Jiangsu, VRC

Zhangjiagang GTA Plate Co., Ltd., Jinfeng Town, Zhangjiagang City, provincie Jiangsu, VRC

Jiangsu Shagang International Trade Co., Ltd., Jinfeng Town, Zhangjiagang City, provincie Jiangsu, VRC

Shagang South-Asia Trading Co., Hongkong

Xinsha International PTE. Ltd., Singapore

Hebei Iron and Steel Group (HBIS):

Handan Iron & Steel Group Han-Bao Co., Ltd., Handan City, provincie Hebei, VRC

Hebei Iron & Steel Co., Ltd. Tangshan Branch, Tangshan City, provincie Hebei, VRC

Hebei Iron & Steel Co., Ltd. Chengde Branch, Chengde City, provincie Hebei, VRC

Handan Iron and Steel Group Import and Export Co Ltd, Handan City, provincie Hebei, VRC

Hebei Iron and Steel (Singapore) PTE Ltd, Handan City, provincie Hebei, VRC

Hebei Iron and Steel (Hong Kong) International Trade Co Ltd, Handan City, provincie Hebei, VRC

Hebei Iron and Steel Group (Shanghai) International Trade Co Ltd, Handan City en Chengde City, provincie Hebei, VRC

Tangshan Iron and Steel Group Co Ltd, Tangshan City, provincie Hebei, VRC

Sinobiz Holdings Limited (British Virgin Islands), Tangshan City, provincie Hebei, VRC

Chengde Steel Logistics Co Ltd, Chengde City, provincie Hebei, VRC

Duferco SA, Lugano, Zwitserland

Jiangsu Tiangong Tools Company Limited:

Tiangong Aihe Company Limited, Danbei County, Danyang City, provincie Jiangsu, VRC

 

Verbonden importeurs in de Unie:

Benxi Iron and Steel Group Europe GmbH, Düsseldorf, Duitsland

Duferco Commerciale, SPA, Genua, Italië

 

Producent in het referentieland:

ArcelorMittal USA, Chicago, Verenigde Staten

1.8.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(23)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die voor de schadebeoordeling relevant zijn, had betrekking op de periode van 1 januari 2012 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(24)

Het betrokken product betreft bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit „bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed.

Het betrokken product omvat geen:

producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel,

producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal (6),

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van minimaal 600 mm, en

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van minimaal 4,75 mm en maximaal 10 mm en een breedte van minimaal 2 050 mm.

Het betrokken product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 10, 7208 53 90, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10, 7225 30 90, ex 7225 40 60, 7225 40 90, ex 7226 19 10, 7226 91 91 en 7226 91 99 en is van oorsprong uit de VRC.

(25)

Warmgewalste platte staalproducten worden geproduceerd door middel van warm walsen; dit is een proces voor het vormen van metaal waarbij heet metaal door een of meer paren hete rollen wordt gevoerd om het metaal dunner te maken en een uniforme dikte te verkrijgen en waarbij de temperatuur van het metaal hoger ligt dan zijn rekristallisatietemperatuur. Deze kunnen in verschillende vormen worden geleverd: opgerold (geolied of niet geolied, gebeitst of niet gebeitst), op lengte gesneden (als plaat) of als smalle banden.

(26)

Warmgewalste platte staalproducten hebben twee belangrijke toepassingen. Ten eerste zijn ze het basismateriaal voor de productie van verschillende downstream staalproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste (7) platte en beklede staalproducten. Ten tweede worden ze gebruikt als industrieel basismateriaal dat eindgebruikers aankopen voor diverse toepassingen, onder meer in de bouwsector (productie van stalen buizen), scheepsbouw, gascontainers, auto's, drukvaten en energiepijpleidingen.

2.2.   Soortgelijk product

(27)

Uit het onderzoek bleek dat de volgende producten dezelfde fysieke basiskenmerken en dezelfde basistoepassingen hebben:

a)

het betrokken product;

b)

het op de binnenlandse markt van de VRC en de VS geproduceerde en verkochte product;

c)

het product dat de bedrijfstak van de Unie in de Unie produceert en verkoopt.

(28)

De Commissie besloot in dit stadium dat deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(29)

Ten eerste verzochten één producent-exporteur (Jiangsu Tiangong Tools Company Limited) en één importeur die verbonden is met een andere Chinese producent-exporteur (Duferco S.A.) om bepaalde soorten warmgewalste platte staalproducten die in de sector gereedschapsstaal en sneldraaistaal worden genoemd uit te sluiten van de productomschrijving. Zij stelden dat de eigenschappen en prijzen van gereedschapsstaal en sneldraaistaal aanzienlijk verschillen en dat deze twee soorten staal andere specificaties en toepassingen hebben.

(30)

Op 21 april 2016 vond een hoorzitting met deze Chinese producent-exporteur plaats in aanwezigheid van de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. Daarnaast werd op 22 juni 2016 een hoorzitting met de importeur gehouden over zijn verzoek om uitsluiting van producten.

(31)

De klager was van oordeel dat deze argumenten niet gegrond waren en dat er een risico op ontwijking bestond, mocht de Commissie deze argumenten aanvaarden.

(32)

De Commissie was van oordeel dat er inderdaad grote fysische en chemische verschillen bestaan tussen enerzijds andere soorten van het betrokken product dan gereedschapsstaal en sneldraaistaal en anderzijds gereedschapsstaal en sneldraaistaal. Er zijn verschillende chemische elementen (8) inherent aanwezig in gereedschapsstaal en sneldraaistaal die niet te vinden zijn in het betrokken product.

(33)

Voorts zijn er verschillen in het productieproces, verschillende toepassingen en aanzienlijke prijsverschillen tussen enerzijds gereedschapsstaal en sneldraaistaal en anderzijds de andere soorten van het betrokken product. Zo worden gereedschapsstaal en sneldraaistaal, in tegenstelling tot andere soorten van het betrokken product, gebruikt om andere materialen te bewerken, machinaal te bewerken, te extruderen, te snijden, te stampen en te ponsen, wat niet de conventionele toepassingen van de andere soorten van het betrokken product zijn. Verder volgt de productie van gereedschapsstaal een ander productieproces, waarbij de specifieke eigenschappen worden bereikt tijdens alle stadia van het productieproces. Dit verschil in productieproces maakt de productie van gereedschapsstaal en sneldraaistaal duurder, wat tot op zekere hoogte ook het verschil in verkoopprijs met andere soorten van het betrokken product verklaart.

(34)

In termen van volume vertegenwoordigde de invoer van gereedschapsstaal en sneldraaistaal ongeveer 1,25 % van de totale Chinese invoer in 2015. Gereedschapsstaal en sneldraaistaal worden ook onder andere, specifieke GN-codes ingedeeld.

(35)

Daarom sloot de Commissie gereedschapsstaal en sneldraaistaal voorlopig uit en waarschuwde zij de nationale douaneautoriteiten voor mogelijke risico's van ontwijking.

(36)

Ten tweede stelde één Italiaanse gebruiker, Marcegaglia Carbon Steel Spa, op 5 augustus 2016 dat de volgende soorten van het betrokken product moesten worden uitgesloten van de productomschrijving: IF-staal, tweefasenstaal, staal met een hoog koolstofgehalte en staal met niet-georiënteerde korrels. De belangrijkste redenen voor het verzoek om uitsluiting van deze soorten waren:

d)

de eigenschappen, toepassingen en prijzen van deze soorten producten verschillen aanzienlijk van die van alle andere soorten van het betrokken product;

e)

deze producten zijn niet uitwisselbaar met andere soorten van het betrokken product.

(37)

Dezelfde gebruiker verzocht ook om de voor koudwalsen gebruikte productsoorten uit te sluiten op basis van hun verdere gebruik verderop in de keten.

(38)

Wat betreft het verzoek om uitsluiting van de staalsoorten IF-staal, tweefasenstaal, staal met een hoog koolstofgehalte en staal met niet-georiënteerde korrels van het betrokken product, was de Commissie van oordeel dat niet was aangetoond dat deze producten andere eigenschappen en toepassingen hebben. Bovendien werd het uiteindelijke gedetailleerde verzoek om uitsluiting van producten zeer laat ingediend. Daarom wees de Commissie dit verzoek in dit stadium af. Wel zal zij deze argumentatie verder onderzoeken.

(39)

Wat betreft de productsoorten die voor herwalsing worden gebruikt, is dit een van de belangrijkste toepassingen van het betrokken product, zoals vermeld in overweging 26. Een andere toepassing is op zich geen reden voor uitsluiting. Bovendien zou de uitsluiting van deze productsoorten leiden tot de uitsluiting van het merendeel van alle geïmporteerde soorten van het betrokken product, om nog maar te zwijgen over het complexe, zo niet onmogelijke administratieve toezicht om het betrokken product te onderscheiden van de producten die voor herwalsing worden gebruikt en die welke niet voor herwalsing worden gebruikt. Daarom wees de Commissie in dit stadium ook dit verzoek af.

3.   DUMPING

3.1.   Normale waarde

(40)

Krachtens artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening bepaalt de Commissie in overeenstemming met artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening de normale waarde voor producenten-exporteurs in de VRC die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening en in aanmerking komen voor een behandeling als marktgerichte onderneming. Geen van de medewerkende producenten-exporteurs verzocht echter om een dergelijke behandeling.

(41)

Daarom moest overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening de normale waarde worden bepaald op basis van de prijzen of berekende normale waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het „referentieland”).

(42)

In het bericht van inleiding stelde de Commissie voor om een derde land met een markteconomie („referentieland”) in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening te gebruiken. De Commissie verstuurde vragenlijsten naar alle haar bekende producenten in de 11 landen met een markteconomie die in het bericht van inleiding zijn vermeld (9) en naar acht andere landen waar er indicaties voor de productie en verkoop van het soortgelijke product waren, namelijk Argentinië, Australië, Egypte, Iran, Japan, de Republiek Korea, Taiwan en Zuid-Afrika. In totaal werd met 62 producenten in 19 potentiële referentielanden contact opgenomen. Slechts één bedrijf in de VS (ArcelorMittal USA) verklaarde zich echter bereid om mee te werken — en diende een antwoord op de vragenlijst in.

(43)

De VS wordt beschouwd als een geschikte referentiemarkt omdat de Amerikaanse markt een open markt is, met tien binnenlandse producenten van het soortgelijke product en invoer uit andere landen die goed is voor tot meer dan 10 % van het totale verbruik. Daarom, en omdat slechts één producent uit de VS zich bereid verklaarde om mee te werken, werd de VS voorlopig gekozen als een geschikt referentieland.

(44)

De belanghebbenden werden uitgenodigd om opmerkingen te formuleren over deze keuze. Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen, werd de VS als referentieland gekozen.

(45)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht de Commissie eerst of de verkoop van het soortgelijke product in de VS aan onafhankelijke afnemers representatief was. De verkoop door de medewerkende producent van het soortgelijke product op de binnenlandse markt werd qua hoeveelheid representatief geacht in vergelijking met de uitvoer van het betrokken product naar de Unie door de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs.

(46)

De Commissie onderzocht vervolgens of deze verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening kon worden beschouwd als verkoop die in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Dit werd gedaan door het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers vast te stellen. De verkooptransacties werden als winstgevend beschouwd als de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten. Derhalve werden de productiekosten van de Amerikaanse producent tijdens het onderzoektijdvak bepaald.

(47)

Voor productsoorten waarvan meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid werd verkocht tegen prijzen die hoger waren dan de kostprijs en waarvan de gewogen gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde per productsoort berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen van de soort in kwestie, ongeacht of die verkopen winstgevend waren.

(48)

Indien het volume van de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van het totale verkoopvolume van die soort vertegenwoordigde, of indien de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende binnenlandse verkoop van die soort tijdens het onderzoektijdvak.

(49)

Wat betreft de productsoorten die niet winstgevend waren, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend aan de hand van de productiekosten van de Amerikaanse producent plus verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en winst voor productsoorten van de Amerikaanse producent die winstgevend zijn.

(50)

Sommige in het referentieland geproduceerde productsoorten konden niet worden gematcht met de productsoorten die vanuit de VRC naar de Unie worden geëxporteerd, omdat ze niet door de Amerikaanse producent worden verkocht. Daarom moest de normale waarde voor die productsoorten overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden berekend op basis van de productiekosten van de producent in het referentieland. De Commissie nam de kosten van het meest overeenkomende product en corrigeerde deze voor de kosten van de aanpassingswerkzaamheden (insnijden of snijden) die nodig zijn om een billijke vergelijking mogelijk te maken. Vervolgens voegde de Commissie een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (7 %-13 %) toe op basis van feitelijke gegevens met betrekking tot de productie en verkoop, als bepaald in artikel 2, lid 6, van de basisverordening. Tot slot voegde zij een redelijk winstbedrag (10 %-15 %) toe op basis van de gemiddelde winstmarge op de verkoop van de winstgevende producten.

3.2.   Uitvoerprijzen

(51)

De export van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs naar de Unie verliep zowel rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers als via verbonden ondernemingen.

(52)

Voor de directe verkoop werden de uitvoerprijzen gebaseerd op de voor het betrokken product werkelijk betaalde of te betalen prijzen, in overeenstemming met artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(53)

Voor de transacties waarbij de producenten-exporteurs het betrokken product via als importeur optredende verbonden ondernemingen naar de Unie exporteren, werd de uitvoerprijs in overeenstemming met artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie werd doorverkocht. In dat geval werd de prijs gecorrigeerd voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten.

3.3.   Vergelijking

(54)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. De dumpingmarges werden vastgesteld door de individuele prijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs al naargelang het geval te vergelijken met de binnenlandse verkoopprijzen van de producent in het referentieland of met de berekende normale waarde.

(55)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(56)

Op basis hiervan werden indien nodig correcties toegepast voor de kosten van vervoer, verzekering, op- en overslag, laden en aanverwante kosten (4 %), bankkosten (0,02 %), kredietkosten (0,05 %), commissies (0,6 %) en indirecte belastingen (4 %).

3.4.   Dumpingmarge

(57)

Voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product in de VS vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige productsoort, als bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(58)

De dumpingmarge voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, werd vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Deze marge werd berekend als een gewogen gemiddelde op basis van de marges die voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs waren vastgesteld.

(59)

Wat alle andere producenten-exporteurs in de VRC betreft, bepaalde de Commissie de mate van medewerking in de VRC. Deze werd gemeten door het bepalen van het aandeel van het volume van de uitvoer van de medewerkende producenten naar de Unie in het totale volume van de uitvoer van het betrokken land naar de Unie.

(60)

De mate van medewerking is hoog. Op deze basis werd de voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC geldende residuele dumpingmarge voorlopig vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met de hoogste dumpingmarge die voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs werd vastgesteld.

(61)

De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn in onderstaande tabel vermeld:

Tabel 1

Dumpingmarges, VRC

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Bengang Steel Plates Co., Ltd.

96,5 %

Hebei Iron & Steel Group

95,0 %

Jiangsu Shagang Group

106,9 %

Andere medewerkende ondernemingen

100,1 %

Alle andere ondernemingen

106,9 %

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(62)

Binnen de Unie verstrekten 17 ondernemingen in het kader van de permanente procedure productie- en verkoopgegevens en gaven zij aan dat zij tijdens het onderzoektijdvak het soortgelijke product produceerden. Op basis van de beschikbare informatie uit de klacht vertegenwoordigen deze 17 ondernemingen ongeveer 90 % van de productie van het soortgelijke product in de Unie.

(63)

Afgezien van deze 17 ondernemingen waren er vijf andere ondernemingen die het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak produceerden.

(64)

De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 74,7 miljoen ton. De Commissie bepaalde dit cijfer op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals informatie afkomstig van de klager en van alle haar bekende producenten in de Unie. Zoals vermeld in overweging 10, werd een steekproef van vijf producenten in de Unie samengesteld die 45 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden. Dit is een representatieve steekproef.

(65)

De producenten in de Unie die samen de totale productie in de Unie voor hun rekening nemen, vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en worden de „bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(66)

Het bedrijfsmodel van de producenten in de Unie en hun mate van verticale integratie verschillen. Toch kan de bedrijfstak van de Unie over het algemeen worden gekarakteriseerd als een sector met een hoge mate van verticale integratie, zoals nader uiteengezet in overweging 68.

4.2.   Verbruik in de Unie

(67)

Zoals vermeld in overweging 24, wordt het betrokken product ingedeeld onder een aantal GN-codes, waaronder bepaalde ex-codes. Om het verbruik in de Unie niet te onderschatten, en gezien het kennelijk marginale effect van dergelijke codes op het totale verbruik, is de invoer van producten met een GN-ex-code volledig meegeteld bij de berekening van het verbruik in de Unie.

(68)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie grotendeels verticaal geïntegreerd is en het betrokken product wordt beschouwd als basismateriaal voor de productie van verschillende downstreamproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste producten, werden het interne verbruik en het verbruik op de vrije markt apart geanalyseerd.

(69)

Het onderscheid tussen de markt voor intern verbruik en de vrije markt is relevant voor de schadeanalyse, omdat de producten bestemd voor intern gebruik niet rechtstreeks concurreren met de invoer en de verrekenprijzen binnen de groepen worden vastgesteld volgens uiteenlopende prijsbeleidsstrategieën. De productie voor de verkoop op de vrije markt concurreert daarentegen rechtstreeks met het ingevoerde betrokken product, en de prijzen zijn vrijemarktprijzen.

(70)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, verzamelde de Commissie gegevens over de volledige activiteit van het soortgelijke product en bepaalde zij of de productie voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was. De Commissie stelde vast dat ongeveer 60 % van de totale productie van de producenten in de Unie voor intern gebruik bestemd was.

4.2.1.   Intern verbruik op de markt van de Unie

(71)

De Commissie stelde het interne verbruik in de Unie vast op basis van het interne gebruik en de interne verkopen op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie. Het aldus vastgestelde interne verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 2

Intern verbruik op de markt van de Unie (ton)

 

2012

2013

2014

OT

Intern verbruik

40 775 889

42 418 062

42 887 175

42 271 071

Index (2012 = 100)

100

104

105

104

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst

(72)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het interne verbruik op de markt van de Unie met ongeveer 4 %. Deze stijging is vooral toe te schrijven aan de groei van de markten voor intern gebruik, met inbegrip van de productie van onderdelen zoals voor de automobielindustrie.

4.2.2.   Verbruik op de vrije markt van de Unie

(73)

De Commissie stelde het verbruik op de vrije markt van de Unie vast op basis van a) de verkoop op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie en b) de invoer in de Unie uit alle derde landen zoals gerapporteerd door Eurostat; zij hield daarbij tevens rekening met de gegevens die door de medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land werden ingediend. Het aldus vastgestelde verbruik op de vrije markt van de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 3

Verbruik op de vrije markt (ton)

 

2012

2013

2014

OT

Verbruik op de vrije markt

31 405 157

32 292 192

33 139 474

35 156 318

Index (2012 = 100)

100

103

106

112

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst

(74)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het verbruik op de vrije markt van de Unie met ongeveer 12 %. De stijging is vooral toe te schrijven aan het economische herstel van de verwerkende industrie.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(75)

De Commissie stelde het invoervolume vast op basis van de databank van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld door vergelijking van het invoervolume met het verbruik op de vrije markt van de Unie zoals vermeld in tabel 73.

(76)

De invoer in de Unie uit de VRC ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 4

Invoervolume (ton) en marktaandeel

 

2012

2013

2014

OT

Volume van de invoer uit de VRC

246 720

336 028

592 104

1 519 304

Index (2012 = 100)

100

136

240

616

Marktaandeel van de VRC

0,79 %

1,04 %

1,79 %

4,32 %

Index (2012 = 100)

100

132

227

550

Bron: Eurostat

(77)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de invoer uit het betrokken land in absolute cijfers aanzienlijk steeg tijdens de beoordelingsperiode. Tegelijkertijd steeg het totale marktaandeel van de Chinese invoer in de Unie met meer dan 500 % tijdens de beoordelingsperiode.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(78)

De Commissie stelde de prijzen van de invoer vast op basis van gegevens van Eurostat. De gewogen gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 5

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2012

2013

2014

OT

Gemiddelde prijs van de invoer met dumping

600

505

463

404

Index (2012 = 100)

100

84

77

67

Bron: Eurostat

(79)

De gemiddelde prijzen van de invoer daalden van 600 EUR/ton in 2012 tot 404 EUR/ton tijdens het onderzoektijdvak. Tijdens de beoordelingsperiode daalde de gemiddelde eenheidsprijs van de invoer met dumping met ongeveer 33 %.

(80)

De Commissie beoordeelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak aan de hand van een vergelijking van:

de gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort van de vijf producenten in de Unie die werden aangerekend aan niet-verbonden afnemers op de vrije markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek; en

de overeenkomstige gewogen gemiddelde cif-prijzen, grens Unie, per productsoort van de invoer van de medewerkende producenten uit het betrokken land die werden aangerekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, met de nodige correcties voor kosten na invoer.

(81)

De prijzen werden per productsoort vergeleken voor transacties op hetzelfde handelsniveau, indien nodig naar behoren gecorrigeerd, en na aftrek van rabatten en kortingen. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De belangrijkste correcties hadden betrekking op de leveringskosten (variërend van 2,7 % tot 6,3 % per in de steekproef opgenomen producent in de Unie) en kortingen (variërend van 0,1 % tot 19,5 %). Aangezien er zich in dit geval geen enkele niet-verbonden importeur meldde, werden kosten na invoer van 7 EUR per ton toegevoegd, zijnde de correctie die werd aangebracht in het onderzoek met betrekking tot bepaalde koudgewalste platte staalproducten (10). Dit werd als de meest geschikte methode beschouwd omdat het betrokken product van het huidige onderzoek in veel opzichten vergelijkbaar is met bepaalde koudgewalste platte staalproducten, zoals toegelicht in overweging 221.

(82)

Op basis van het bovenstaande werd vastgesteld dat de Chinese invoer met dumping de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbood met 2,7 % tot 5,6 %.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(83)

In overeenstemming met artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

(84)

De macro-economische indicatoren (productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, voorraad, groei, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarges) werden op het niveau van de gehele bedrijfstak van de Unie beoordeeld. De beoordeling werd gebaseerd op de door de klager verstrekte informatie, die werd getoetst aan de door producenten in de Unie verstrekte gegevens en aan de beschikbare officiële statistische informatie (Eurostat).

(85)

De micro-economische indicatoren (verkoopprijzen, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken, lonen en productiekosten) werden geanalyseerd op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De beoordeling werd gebaseerd op hun naar behoren gecontroleerde informatie.

(86)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, verzamelde de Commissie gegevens over de volledige productie van het betrokken product en bepaalde zij of de productie voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was. Voor sommige schade-indicatoren met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie analyseerde de Commissie gegevens betreffende de vrije markt en de markt voor intern gebruik afzonderlijk en maakte zij een vergelijkende analyse. Deze factoren zijn: verkoop, marktaandeel, eenheidsprijzen, kosten per eenheid, winstgevendheid en kasstroom. Andere economische indicatoren zouden echter slechts zinvol kunnen worden onderzocht in het kader van de gehele activiteit, inclusief het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie, aangezien deze afhankelijk zijn van de gehele activiteit, ongeacht of de productie bestemd is voor intern gebruik dan wel voor verkoop op de vrije markt. Deze factoren zijn: productie, capaciteit, bezettingsgraad, investeringen, rendement van investeringen, werkgelegenheid, productiviteit, voorraden en loonkosten. Voor deze factoren is een analyse van de gehele bedrijfstak van de Unie vereist om een volledig schadebeeld van de bedrijfstak van de Unie vast te stellen, aangezien de gegevens in kwestie niet kunnen worden uitgesplitst naar verkoop voor intern gebruik en verkoop op de vrije markt.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(87)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2012

2013

2014

OT

Productievolume (ton)

73 050 974

74 588 182

75 509 517

74 718 189

Index (2012 = 100)

100

102

103

102

Productiecapaciteit (ton)

102 247 218

100 667 836

100 040 917

98 093 841

Index (2012 = 100)

100

99

98

96

Bezettingsgraad

71,4 %

74,1 %

75,5 %

76,2 %

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst

(88)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het productievolume van de bedrijfstak van de Unie met 2 %, ondanks het feit dat één Italiaanse producent in de Unie zijn productie in dezelfde periode aanzienlijk terugschroefde (– 3 miljoen ton).

(89)

De gerapporteerde cijfers hebben betrekking op technische capaciteit, hetgeen inhoudt dat in de bedrijfstak als standaard beschouwde correcties voor opstarttijden, onderhoud, knelpunten en andere normale onderbrekingen in aanmerking zijn genomen. De productiecapaciteit nam tijdens de beoordelingsperiode af als gevolg van de stopzetting van de productie in België en Italië.

(90)

De stijging van de bezettingsgraad was het gevolg van een lichte toename van het productievolume, vooral onder invloed van de stijging van het interne verbruik (+ 4 %) en het verbruik op de vrije markt (+ 12 %), en dit ondanks de aanzienlijke vermindering van het productievolume door hoofdzakelijk één Italiaanse producent in de Unie.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(91)

Het verkoopvolume en marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Verkoopvolume en marktaandeel (vrije markt)

 

2012

2013

2014

OT

Verkoopvolume (ton)

27 273 319

27 468 243

27 910 748

27 327 906

Index (2012 = 100)

100

101

102

100

Marktaandeel

86,8 %

85,1 %

84,2 %

77,7 %

Index (2012 = 100)

100

98

97

90

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst en Eurostat

(92)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie bleef relatief stabiel tijdens de beoordelingsperiode, namelijk tussen 27 en 28 miljoen ton.

(93)

Tijdens de beoordelingsperiode kromp het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in termen van het verbruik in de Unie met meer dan 9 procentpunten, namelijk van 86,8 % tot 77,7 %. De daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie was aanzienlijk sterker dan de lichte stijging van zijn verkoop op de vrije markt van de Unie.

(94)

Wat de markt van de Unie voor intern gebruik betreft, ontwikkelden het volume van het interne gebruik en het marktaandeel zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Volume van het interne gebruik op de markt van de Unie en marktaandeel

 

2012

2013

2014

OT

Volume van het interne gebruik op de markt van de Unie (ton)

40 775 889

42 418 062

42 887 175

42 271 071

Index (2012 = 100)

100

104

105

104

Totale productie van de bedrijfstak van de Unie (ton)

73 050 974

74 588 182

75 509 517

74 718 189

% van het volume van het interne gebruik ten opzichte van de totale productie

55,7 %

56,7 %

56,6 %

56,4 %

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst en Eurostat

(95)

Het volume van het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie (de som van het interne gebruik en de interne verkoop op de markt van de Unie) op de markt van de Unie steeg tijdens de beoordelingsperiode met 4 %, van ongeveer 40,7 miljoen ton in 2011 tot 42,2 miljoen ton tijdens het onderzoektijdvak.

(96)

Het aandeel van de bedrijfstak van de Unie in de markt voor intern gebruik (uitgedrukt als percentage van de totale productie) bleef stabiel tijdens de beoordelingsperiode, variërend tussen 55,7 % en 56,7 %.

4.4.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(97)

De werkgelegenheid werd berekend op basis van alleen de werknemers die rechtstreeks werken voor het soortgelijke product in de verschillende staalfabrieken van de producenten in de Unie. Deze methode verschaft nauwkeurige gegevens die relatief eenvoudig te bepalen zijn.

(98)

De werkgelegenheid en productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2012

2013

2014

OT

Aantal werknemers

(voltijds equivalent/werknemer)

18 729

18 632

17 739

17 829

Index (2012 = 100)

100

99

95

95

Productiviteit (ton/werknemer)

3 900

4 003

4 257

4 191

Index (2012 = 100)

100

103

109

107

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst

(99)

Het niveau van de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie werd tijdens de beoordelingsperiode gereduceerd om de productiekosten te verlagen en de efficiëntie te verhogen in het licht van de toenemende concurrentie van Chinese en andere invoer op de markt. Dit leidde tot een vermindering van het aantal werknemers met 5 % tijdens de beoordelingsperiode, zonder rekening te houden met de indirecte werkgelegenheid. Als gevolg hiervan en gezien de lichte stijging van het productievolume (+ 2 %) tijdens de beoordelingsperiode steeg de productiviteit van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in productie per werknemer per jaar, veel sterker (+ 7 %) dan de feitelijke productie. Dit toont aan dat de bedrijfstak van de Unie bereid was zich aan te passen aan de veranderende marktomstandigheden om concurrerend te blijven.

4.4.2.4.   Voorraden

(100)

De voorraden van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Voorraden

 

2012

2013

2014

OT

Eindvoorraden (ton)

2 908 745

2 646 989

2 653 224

2 798 420

Index (2012 = 100)

100

91

91

96

Eindvoorraden als een percentage van de productie

4,0 %

3,5 %

3,5 %

3,7 %

Index (2012 = 100)

100

89

88

94

Bron: Antwoord van Eurofer op de vragenlijst

(101)

Tijdens de beoordelingsperiode nam het niveau van de eindvoorraden licht af. De meeste soorten van het soortgelijke product worden door de bedrijfstak van de Unie geproduceerd op basis van specifieke bestellingen van de gebruikers. Dit betekent dat voorraden niet als een belangrijke schade-indicator voor deze bedrijfstak worden beschouwd. Dit wordt ook bevestigd door de analyse van de ontwikkeling van de eindvoorraden als een percentage van de productie. Zoals hierboven te zien is, bleef deze indicator relatief stabiel op ca. 3,5 % tot 4 % van het productievolume.

4.4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge

(102)

Alle dumpingmarges lagen aanzienlijk boven het de minimis-niveau. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke hoge dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren niet verwaarloosbaar, gezien het volume en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

4.4.2.6.   Groei

(103)

Het verbruik in de Unie (vrije markt) steeg tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 12 %, terwijl het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie stabiel bleef. De bedrijfstak van de Unie verloor dus marktaandeel, in tegenstelling tot de invoer uit het betrokken land, waarvan het marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toenam.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(104)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producenten in de Unie op de vrije markt in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Verkoopprijzen op de vrije markt in de Unie

 

2012

2013

2014

OT

Verkoopprijs (EUR/ton)

553

498

471

427

Index (2012 = 100)

100

90

85

77

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

572

511

469

431

Index (2012 = 100)

100

89

82

75

Bron: Antwoord van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(105)

Bovenstaande tabel toont de ontwikkeling van de verkoopprijs per eenheid op de vrije markt van de Unie in vergelijking met de overeenkomstige productiekosten. De verkoopprijzen waren gemiddeld lager dan de productiekosten per eenheid, met uitzondering van 2014, toen de markt begon op te leven en het marktaandeel van de Chinese invoer kleiner was dan in het onderzoektijdvak.

(106)

In 2012 en 2013 werden de prestaties van de bedrijfstak van de Unie negatief beïnvloed door de nasleep van de schuldencrisis in de eurozone boven op de afnemende vraag naar staal in 2012. In 2014 en ook in de eerste helft van 2015 begon de bedrijfstak van de Unie zich te herstellen dankzij extra inspanningen om concurrerend te blijven, met name door het verhogen van de productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, zoals uiteengezet in overweging 99, wat resulteerde in productiviteitswinsten en een hogere bezettingsgraad.

(107)

Ondanks deze inspanningen bleven de productiekosten algemeen hoger dan de dalende verkoopprijzen. Om het verlies aan marktaandeel te beperken, volgden de producenten in de Unie de neerwaartse prijsspiraal en verlaagden zij hun verkoopprijs aanzienlijk, met name in 2015. Omdat het betrokken product een basisproduct is, moesten producenten in de Unie de dalende prijsspiraal volgen.

(108)

Tussen de in de steekproef opgenomen producenten werden bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal voor intern verbruik overgedragen of tegen verrekenprijzen geleverd voor verdere verwerking, waarbij uiteenlopende prijsbeleidsstrategieën (kostprijs, kostprijs plus, marktprijs) werden gevolgd. Daarom kan geen zinvolle conclusie worden getrokken uit de ontwikkeling van de prijs bij verkoop voor intern verbruik.

4.4.3.2.   Loonkosten

(109)

De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 12

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2012

2013

2014

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

63 722

63 374

66 039

66 023

Index (2011 = 100)

100

99

104

104

Bron: Antwoord van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(110)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het gemiddelde loon per werknemer met 4 %.

4.4.3.3.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement op investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(111)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 13

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2012

2013

2014

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie op de vrije markt (% van omzet)

– 3,3 %

– 2,7 %

0,4 %

– 0,8 %

Kasstroom (× 1 000  EUR)

150 190

139 285

221 982

122 723

Index (2012 = 100)

100

93

148

82

Investeringen (× 1 000  EUR)

334 789

256 013

289 581

291 771

Index (2012 = 100)

100

76

86

87

Rendement van investeringen

– 4,5 %

– 3,5 %

0,5 %

– 1,0 %

Bron: Antwoord van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(112)

De Commissie stelde de winstgevendheid van de producenten in de Unie vast door het nettoverlies vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product op de vrije markt in de Unie uit te drukken als een percentage van de omzet uit die verkoop.

(113)

De winstgevendheid ontwikkelde zich negatief tijdens de beoordelingsperiode: er werden verliezen geleden tijdens elk van de drie jaren, met uitzondering van 2014. De verliezen in de jaren 2012 en 2013 hielden deels verband met de nasleep van de schuldencrisis in de eurozone (boven op de dalende vraag naar staal in 2012). In 2014 en de eerste helft van 2015 konden de producenten in de Unie zich gedeeltelijk herstellen.

(114)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De ontwikkeling van de nettokasstroom varieerde sterk tijdens de beoordelingsperiode, maar bleef over het algemeen grotendeels positief, vooral als gevolg van niet-geldelijke kosten zoals afschrijvingen.

(115)

Omdat het rendement van investeringen over het geheel genomen negatief bleef tijdens elk van de jaren, met uitzondering van 2014, verlaagde de bedrijfstak van de Unie het niveau van zijn investeringen met 13 % tussen 2012 en 2015. Het vermogen om kapitaal aan te trekken werd beïnvloed door de tijdens de beoordelingsperiode geleden verliezen, zoals blijkt uit de daling van de investeringen.

(116)

Tot slot bevat onderstaande tabel een uitsplitsing van 2015 naar kwartaal, omdat de klager in zijn klacht beweerde dat er een aanzienlijke verslechtering was in de tweede helft van 2015. De gegevens in de tabel bevestigen inderdaad een aanzienlijke verslechtering van de winstgevendheid en netto-omzet in de tweede helft van 2015 als gevolg van de verdere daling van de verkoopprijzen op de vrije markt van de Unie.

Tabel 14

Winstgevendheid per kwartaal van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

Kwartaal van 2015

Winstgevendheid (Verlieslatendheid) van de ondernemingen per kwartaal (in miljoenen euro's)

Nettoverkoopprijs per ton

Netto– omzet op de vrije markt

(in miljoenen euro's)

Winstgevendheidspercentage

Eerste

37,98

444,71

1 073,34

3,5 %

Tweede

22,78

436,19

1 001,60

2,3 %

Derde

– 22,92

426,36

857,49

– 2,7 %

Vierde

– 69,80

392,92

699,47

– 10,0 %

Totaal

– 31,9

427,2

3 631,9

– 0,8 %

Bron: Antwoord van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

4.4.4.   Conclusie inzake aanmerkelijke schade

(117)

Enerzijds kon de bedrijfstak van de Unie als geheel zijn productievolumes licht verhogen (ondanks de aanzienlijke vermindering van de productie door hoofdzakelijk één grote Italiaanse producent) en zijn bezettingsgraad verbeteren dankzij de toename van het interne verbruik en het verbruik op de vrije markt. Er waren ook concrete maatregelen nodig om de efficiëntie te verbeteren door de productiekosten (voornamelijk grondstoffen) goed onder controle te houden en de productie per werknemer te verhogen. Het resultaat was dat de productiekosten met 25 % daalden. Bovendien bleef de kasstroom van de bedrijfstak van de Unie positief tijdens de gehele beoordelingsperiode. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie konden tijdens de beoordelingsperiode nog steeds 250 tot 330 miljoen EUR per jaar investeren.

(118)

Anderzijds — en ondanks de inspanningen van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode om zijn algemene prestaties te verbeteren — wijzen andere schade-indicatoren op een verslechtering van de situatie op de vrije markt: met uitzondering van 2014 en begin 2015, toen de bedrijfstak van de Unie zich licht begon te herstellen, werden gedurende de gehele beoordelingsperiode verliezen geleden die in de tweede helft van 2015 onhoudbare niveaus bereikten. Ondanks het feit dat de verkoopvolumes relatief stabiel bleven op de vrije markt van de Unie, verloor de bedrijfstak van de Unie marktaandeel en moest hij de investeringen beperken gezien het negatieve rendement van investeringen.

(119)

In het licht van het voorgaande luidt de conclusie in deze fase dat uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de bedrijfstak van de Unie aan het eind van het onderzoektijdvak in een zwakke situatie verkeerde, maar niet in die mate dat hij tijdens de beoordelingsperiode aanmerkelijke schade leed in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   DREIGING VAN SCHADE

5.1.   Inleiding

(120)

Bij de analyse van een dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie wordt hieronder — in overeenstemming met artikel 3, lid 9, tweede alinea, van de basisverordening — rekening gehouden met factoren als:

i)

een aanzienlijke toename van de invoer met dumping op de markt van de Unie waardoor de invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen;

ii)

voldoende vrij beschikbare capaciteit van de producent-exporteur of een ophanden zijnde en aanmerkelijke toename van die capaciteit waardoor de uitvoer met dumping naar de Unie waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van andere exportmarkten om extra uitvoer te absorberen;

iii)

of de producten worden ingevoerd tegen prijzen die een aanzienlijke prijsdruk zouden uitoefenen of die een obstakel zijn voor prijsverhogingen die anders wel zouden hebben plaatsgevonden en die de invoervraag waarschijnlijk nog zouden doen toenemen, en;

iv)

het niveau van voorraden.

(121)

Zoals het woord „zoals” in artikel 3, lid 9, tweede alinea, aangeeft, kunnen naast deze vier factoren ook andere factoren worden onderzocht om te bepalen of er sprake is van een dreiging van schade. De Commissie onderzocht met name ook factoren zoals winstgevendheid en orderontvangsten, waarvoor zij beschikte over zowel gegevens voor het onderzoektijdvak als gegevens voor de periode na het onderzoektijdvak.

(122)

Wat de beoordelingsperiode betreft, analyseerde de Commissie opnieuw de voor de periode 2012-2015 verzamelde gegevens, omdat een goed begrip van de huidige situatie van de bedrijfstak van de Unie noodzakelijk is om te kunnen bepalen of er sprake is van een dreiging van schade voor de bedrijfstak van de Unie (11). Vervolgens voerde zij voor alle factoren een prospectieve analyse uit. Daarnaast kon zij gegevens verzamelen over de invoer met dumping, de Chinese capaciteit en de invoerprijzen voor de periode januari–juni 2016 om de prognoses te bevestigen of te ontkrachten, zoals vereist door het Hof (12). Voor de winstgevendheid en orderontvangsten waren echter geen uitgebreide gegevens beschikbaar voor de periode januari-juni 2016 en slechts gedeeltelijke gegevens tot einde maart 2016. Wat de voorraadniveaus betreft, konden geen uitgebreide gegevens worden gevonden tot einde juni 2016, in het bijzonder voor de bedrijfstak van de Unie. Toch zullen deze gegevens worden bijgewerkt na de publicatie van deze Verordening en zullen indien mogelijk ook andere factoren worden onderzocht. In deze fase waren de gegevens voor de winstgevendheid, de orderontvangsten en de voorraadniveaus de beste beschikbare gegevens.

(123)

Ten slotte vereist artikel 3, lid 9, eerste alinea, tweede zin, van de basisverordening dat de verandering van omstandigheden duidelijk te voorzien moet zijn en ophanden moet zijn.

5.2.   Dreiging van schade

5.2.1.   Aanzienlijke toename van de invoer met dumping op de markt van de Unie waardoor de invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen

(124)

Tussen 2012 en het onderzoektijdvak steeg de invoer uit het betrokken land aanzienlijk van 246 720 tot 1 519 304 ton, zoals blijkt uit de tabel in overweging 76. Deze invoer vond consistent plaats tegen continu dalende prijzen. De aanzienlijke stijging van het marktaandeel van deze Chinese invoer met dumping (+ 550 %) bevestigt dat de ontwikkeling van deze invoer niet alleen het gevolg van een toename van de vraag (+ 12 %) was. De Chinese producenten-exporteurs penetreren een nieuwe markt en winnen marktaandelen met laaggeprijsde invoer ten koste van de andere economische actoren, waaronder producenten in de Unie. Het volume van de invoer uit de VRC nam in de eerste helft van 2016 verder toe (met 8,5 % tot 773 275 ton) (bron: Eurostat) in vergelijking met de eerste helft van 2015 (712 390 ton). Uit de beschikbare gegevens blijkt niet alleen dat de Chinese invoer met dumping aanzienlijk steeg tijdens de beoordelingsperiode, maar ook dat deze trend niet werd gestopt of omgekeerd tijdens de periode na het onderzoektijdvak.

5.2.2.   Voldoende vrij beschikbare capaciteit

5.2.2.1.   Capaciteit in de VRC (ruwstaal en het soortgelijke product)

(125)

Wat de Chinese ruwstaalcapaciteit betreft, geeft de beschikbare informatie aan dat de Chinese staalcapaciteit al geruime tijd snel stijgt. Het aandeel van de VRC in de totale wereldproductie van ruwstaal steeg van 25,6 % in 2004 (13) tot 50,3 % in 2015, wat betekent dat de feitelijke productie van de VRC in die periode bijna verdubbelde. In dit verband stelde de Commissie in haar Staalcommunicatie het volgende: „… de reserveproductiecapaciteit in bepaalde derde landen, met name in de VRC, is sterk toegenomen. Volgens ramingen heeft alleen al de VRC een overcapaciteit van ongeveer 350 miljoen ton, bijna het dubbele van de jaarlijkse productie van de Unie (14).”

(126)

In dit verband schatte de OESO de totale Chinese staalproductiecapaciteit op 1 140 miljoen ton (15) in 2014, terwijl de werkelijke Chinese productie werd berekend op 822,8 miljoen ton (16). De beschikbare Chinese overcapaciteit bedraagt dus zeker meer dan 300 miljoen ton.

(127)

Deze overcapaciteit van staal is ook niet in lijn met de vraag naar het soortgelijke product in de VRC of in andere landen. In feite vertraagt de groei van de vraag in de wereldwijde markten en wordt de kloof tussen capaciteit en vraag breder, volgens een recente studie van de OESO (17).

(128)

Dat het betrokken land een enorme overcapaciteit van staal heeft, wordt niet betwist door de Chinese autoriteiten: Ten eerste publiceerde de Chinese Staatsraad op 1 februari 2016 een „Advies voor de staalindustrie om de overcapaciteit op te lossen” , waarin de globale Chinese benadering voor een resolutere aanpak van de overcapaciteit in de Chinese staalindustrie wordt uiteengezet. De maatregelen zouden onder meer bestaan uit een vermindering van de ruwstaalcapaciteit met 100 tot 150 miljoen ton over een periode van vijf jaar en een strikt verbod op nieuwe productiecapaciteit. Ten tweede vermeldde de China Iron & Steel Association (CISA) in haar ingediende verklaring ook dat „de Chinese regering en de Chinese staalfederatie de afgelopen jaren doeltreffende maatregelen hebben genomen … Sinds 2011 heeft de VRC verouderde capaciteit actief geëlimineerd en energiebesparende maatregelen versterkt (18).”

(129)

Recentelijk zijn echter tegenstrijdigheden gemeld tussen de bovenvermelde Chinese aankondiging van capaciteitsreducties in de periode na het onderzoektijdvak en de feitelijke situatie:

Er zijn berichten dat het betrokken land lijdt aan het fenomeen van „zombiestaalfabrieken” (19): dit zijn fabrieken waarvan voortdurend wordt gezegd dat ze gaan verdwijnen, maar die in werkelijkheid nooit verdwijnen.

Een andere bron meldde ook dat 41 hoogovens zijn heropend, en recentere rapporten geven zelfs aan dat sinds begin 2016 meer dan 50 miljoen ton staalcapaciteit is heropgestart in de VRC (20).

De World Steel Association stelt het volgende over de wereldproductie van ruwstaal in de eerste 6 maanden van 2016: „De wereldproductie van ruwstaal in de eerste zes maanden van 2016 bedroeg 794,8 miljoen ton, of 1,9 % minder dan in de eerste helft van 2015 […] De productie van ruwstaal […] daalde met 6,1 % in de EU 28 […] China produceerde in juni 2016 69,5 miljoen ton ruwstaal, of 1,7 % meer dan in juni 2015 […]  (21)

(130)

Tot slot onderzocht de Commissie de beloften en verbintenissen van de Chinese autoriteiten zoals vermeld in overweging 128. Ondanks deze aankondigingen begin 2016 zijn ze nog niet verwezenlijkt.

(131)

Bijgevolg wordt aangenomen dat het probleem van overcapaciteit in de staalsector in de VRC alom bekend is en ook door de Chinese autoriteiten wordt erkend.

(132)

Het soortgelijke product vertegenwoordigt naar schatting een groot deel van de totale productie van ruwstaal om de volgende reden: terwijl de totale Chinese productie van ruwstaal in 2013 en 2014 respectievelijk 822 000 miljoen ton en 822 698 miljoen ton bedroeg, bedroeg de totale Chinese productie van warmgewalste platte producten 311 564 miljoen ton (of ongeveer 37,9 % van de totale productie van ruwstaal) en 317 387 miljoen ton (of ongeveer 38,6 % van de totale productie van ruwstaal) in respectievelijk 2013 en 2014 (22). De bovenstaande gegevens over ruwstaal geven dus ook een goede indicatie van de overcapaciteit van het soortgelijke product in de VRC.

(133)

Ten tweede wordt verwezen naar de tabel in overweging 185, waar de feitelijke productie van het soortgelijke product van de VRC wordt vergeleken met de feitelijke productie van andere landen voor de jaren 2014 en 2013. Uit deze tabel blijkt bijvoorbeeld dat de feitelijke productie van het soortgelijke product in de VRC in 2014 (317,4 miljoen ton) ongeveer vijfmaal groter was dan de totale productie van Brazilië, Iran, Oekraïne en Rusland gecombineerd (57,4 miljoen ton). Dit is een indicatie van de enorme productiecapaciteit van het soortgelijke product in de VRC.

(134)

Ten derde bevestigde het onderzoek dat tijdens het onderzoektijdvak de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs een capaciteitsbezettingsgraad van gemiddeld 65 % hadden. Dit komt neer op meer dan 14 miljoen ton vrij beschikbare capaciteit van het betrokken product bij slechts drie ondernemingen. Dit is een andere indicatie van de reservecapaciteit van het soortgelijke product. In de veronderstelling dat de ratio's van andere Chinese producenten van warmgewalste platte staalproducten vergelijkbaar zijn, kan worden geconcludeerd dat de totale reservecapaciteit van warmgewalste platte staalproducten in de VRC groot is.

(135)

Verder is de markt van de Unie een open markt met veel invoer uit verschillende landen, zoals blijkt uit de tabel in overweging 177. Zoals weergegeven in tabel 4 in overweging 76, exporteren de Chinese producenten-exporteurs vooral sinds 2012 naar de markt van de Unie en winnen zij snel marktaandeel met laaggeprijsde invoer ten koste van andere economische actoren, waaronder producenten in de Unie. Dit bewijst dat de marktpenetratie door de Chinese producenten-exporteurs relatief eenvoudig bleek te gaan en zeer succesvol was tijdens de beoordelingsperiode, wat als zodanig een indicatie is van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese en andere producenten-exporteurs.

5.2.2.2.   Absorptiecapaciteit van derde landen

(136)

In overeenstemming met artikel 3, lid 9, tweede alinea, punt b), van de basisverordening onderzocht de Commissie de beschikbaarheid van andere exportmarkten voor de Chinese producenten-exporteurs om extra uitvoer te absorberen.

(137)

Sommige (grote) exporterende markten zijn steeds moeilijker toegankelijk voor de Chinese producenten-exporteurs als gevolg van handelsbeschermende maatregelen (landen zoals India, Maleisië, Mexico en de Verenigde Staten) en/of onderzoeken (landen zoals Thailand) of verhoogde douanerechten (Zuid-Afrika).

(138)

Uit statistische uitvoergegevens — voor 2015 en voor de eerste zes maanden van 2016 — voor een steekproef (23) van GN-codes met betrekking tot het soortgelijke product, blijkt echter een status quo in de volumes van de Chinese uitvoer naar de rest van de wereld.

(139)

Ten eerste exporteerde het betrokken land ongeveer dezelfde volumes gedurende de eerste zes maanden van 2016 indien deze cijfers werden geannualiseerd en vergeleken met 2015. Toch lag de gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de eerste zes maanden van 2016 lager in vergelijking met 2015. Ten tweede werd het verlies aan marktaandeel in sommige landen (zoals Indonesië en Vietnam) gedurende de eerste zes maanden van 2016 ten opzichte van 2015 gecompenseerd door een toename van het marktaandeel in andere landen (zoals Bangladesh en de Democratische Volksrepubliek Korea). De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat derde landen op zichzelf de enorme hoeveelheid vrij beschikbare Chinese capaciteit zouden absorberen. Zelfs al is er momenteel een status quo in de Chinese uitvoer naar andere derde landen, zal de aantrekkelijke markt van de Unie, zoals vermeld in overweging 135, waarschijnlijk een van de belangrijkste doelen van de Chinese uitvoer met dumping blijven.

5.2.2.3.   Absorptiecapaciteit van de VRC

(140)

Er is ook niet voldoende absorptiecapaciteit in de VRC. De vraag naar staal in de VRC vertraagt: volgens de World Steel Association werd verwacht dat de vraag naar staal in de VRC, die in 2013 zijn piek bereikte, in 2015 zou teruglopen met 3,5 %, gevolgd door een daling van 2,0 % in 2016 (24). Deze cijfers werden achteraf echter als volgt gecorrigeerd door dezelfde organisatie: „verwacht wordt dat de vraag naar staal in de VRC zal dalen met 4,0 % in 2016, gevolgd door een daling van 3,0 % in 2017. Dit wijst op een vraag van 626,1 miljoen ton staal (15 % minder dan in 2013) voor 2017, een krimp tot 41,9 % van het wereldwijde staalverbruik, versus 47,9 % in 2009 en 44,8 % in 2015” (25).

5.2.2.4.   Conclusie betreffende de capaciteit

(141)

Concluderend is het waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden van de bestaande enorme overcapaciteit van staal, inclusief het soortgelijke product, naar de markt van de Unie blijven gaan. De huidige overcapaciteit en de ontoereikende absorptiecapaciteit van derde landen of de VRC zelf geven aan dat de Chinese uitvoer naar de Unie, waar de marktpenetratie relatief gemakkelijk bleek te gaan en zeer succesvol was tijdens de beoordelingsperiode, waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen.

5.2.3.   Prijsniveau van de invoer

(142)

Zoals uiteengezet in overweging 78, daalden de gemiddelde prijzen van de invoer uit het betrokken land tijdens de beoordelingsperiode met 33 %, van 600 EUR/ton in 2012 tot 404 EUR/ton in 2015.

(143)

In de onderstaande tabel worden de gemiddelde Chinese invoerprijzen per eenheid vergeleken met de verkoopprijzen per eenheid van de vijf in de steekproef opgenomen producenten in de Unie:

Tabel 15

Verkoopprijzen op de vrije markt in de Unie vergeleken met Chinese invoerprijzen tijdens de beoordelingsperiode

 

Zie overweging

2012

2013

2014

OT

Verkoopprijs van de vijf in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (EUR/ton)

(104)

553

498

471

427

Gemiddelde prijs van de Chinese invoer volgens Eurostat

(EUR/ton)

(78)

600

505

463

404

Verschil (EUR/ton)

 

– 47

– 7

+ 8

+ 23

Bron: Antwoord op de vragenlijst van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en producenten– exporteurs, en Eurostat

(144)

De gemiddelde Chinese prijzen waren aanzienlijk hoger dan de prijzen van de producenten in de Unie in 2012. In 2015 werden de prijzen van de Chinese invoer echter aanzienlijk lager (404 EUR/ton) dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie (427 EUR/ton). Dit wordt bevestigd door de analyse van de prijsonderbieding in overweging 82.

(145)

De volgende tabel toont een verdere aanhoudende daling van de Chinese eenheidsprijzen tijdens de periode na het onderzoektijdvak januari–juni 2016 bij het betreden van de markt van de Unie.

Tabel 16

Chinese invoerprijzen tijdens de periode na het onderzoektijdvak

Gemiddelde invoerprijzen van de Chinese invoer

(EUR/ton)

Januari 2016

Februari 2016

Maart 2016

April 2016

Mei 2016

Juni 2016

 

326

318

313

303

299

308

Bron: Eurostat

(146)

Het negatieve effect van de lage prijzen van de Chinese invoer blijkt tweeledig te zijn:

i)

enerzijds zal het aanzienlijke prijsverschil waarschijnlijk leiden tot een (verdere) verschuiving naar deze invoer met dumping omdat de kans groter is dat gebruikers steeds grotere hoeveelheden laaggeprijsde goederen zullen kopen;

ii)

anderzijds zullen kopers het bestaan van deze lage prijzen op de markt waarschijnlijk gebruiken als een onderhandelingsargument om de prijzen die worden aangeboden door producenten in de Unie en andere bronnen te drukken, waardoor niet alleen de volumes zullen afnemen maar ook de prijzen zullen dalen. Hoewel deze gevolgen in vraag kunnen worden gesteld in situaties waarin de prijsverschillen niet substantieel zijn, zal, in het onderhavige geval en gezien de vastgestelde prijsonderbieding, de resulterende schade voor de bedrijfstak van de Unie naar verwachting ernstig zijn.

5.2.4.   Voorraadniveaus

(147)

De Commissie oordeelde dat deze factor niet van bijzondere betekenis is voor de analyse omdat voorraden normaal worden aangehouden door handelaren (voorraadhouders) en niet zozeer door producenten. Bovendien produceren producenten in de Unie vooral op bestelling, zodat zij hun voorraden zo klein mogelijk kunnen houden. Toch analyseerde de Commissie deze factor die uitdrukkelijk wordt genoemd in artikel 3, lid 9, tweede alinea, van de basisverordening (zie overweging 120).

(148)

Aan het eind van het onderzoektijdvak werd vastgesteld dat de voorraadniveaus afnamen in zowel de VRC als de markt van de Unie (26). Dit is misschien te verklaren door de prijsdalingen in 2015 en 2016: als een producent of handelaar prijsstijgingen verwacht, doet hij er goed aan zijn voorraden snel uit te breiden in de hoop proportioneel meer winst te maken wanneer de prijzen stijgen.

(149)

De Commissie kon geen uitgebreide voorraadgegevens voor de periode na het onderzoektijdvak vinden, ondanks verzoeken en eigen onderzoek. Ze vond het niettemin waarschijnlijk dat de voorraadniveaus van het betrokken product in de Unie begin 2016 nog steeds vrij laag waren: bijvoorbeeld „volgens Bundesverband Deutscher Stahlhandel (BDS, federatie van de Duitse staalhandel) daalden de voorraden van platstaal in Duitsland eind vorig jaar tot het laagste niveau sinds december 2003. Uit de recentste gegevens bleek enige verbetering, maar in februari 2016 bleven de voorraden van platstaal met 1,4 miljoen ton 7 % onder het niveau van februari 2015. (27)

(150)

In de VRC daalden de staalvoorraden in de magazijnen van 40 grote Chinese steden naar verluidt van 12,86 ton eind juni 2015 tot 9,47 ton eind mei 2016 tot 8,86 ton eind juni 2016. In mei 2016 bedroegen de staalvoorraden van 80 grote Chinese fabrieken 14,17 ton, in vergelijking met 16,71 ton eind mei 2015 (28).

(151)

Concluderend daalden de staalvoorraden zowel aan het eind van het onderzoektijdvak als in de periode daarna. Hoewel deze factor niet doorslaggevend is in de analyse, kan hij een indicatie van een mogelijke verdere daling van de prijzen zijn, wat de dreiging van schade versterkt.

5.2.5.   Andere elementen: winstgevendheid en orderontvangsten in de Unie door de bedrijfstak van de Unie

(152)

De bedrijfstak van de Unie heeft duurzame winsten nodig. Daarom is deze schade-indicator zeer belangrijk. Orderontvangsten zijn bevestigde verbintenissen van afnemers en geven de ontwikkeling van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie in de komende maanden aan. De Commissie kon gegevens over winsten en orderontvangsten voor het onderzoektijdvak en de periode daarna verzamelen en analyseren.

(153)

Zoals uiteengezet in overweging 113, begon de winstgevendheid van de producenten in de Unie in 2014 en in de eerste twee kwartalen van 2015 licht te verbeteren. Zoals uiteengezet in overweging 116, werd de bedrijfstak van de Unie in de tweede helft van 2015 verlieslatend en bereikten de verliezen in het vierde kwartaal van het onderzoektijdvak het onhoudbare niveau van — 10 %.

(154)

Voor de periode na het onderzoektijdvak waren nog geen winstgevendheidscijfers voor de gehele bedrijfstak van de Unie beschikbaar. Er werden echter winstgevendheidscijfers verzameld voor de klagers, die ongeveer 90 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigen, zoals vermeld in overweging 62. Deze gegevens zullen worden bijgewerkt na de publicatie van deze Verordening en indien mogelijk zullen ook andere factoren worden onderzocht. In deze fase van het onderzoek waren de gegevens voor winstgevendheid en orderontvangsten de beste beschikbare gegevens.

(155)

Zoals blijkt uit de tabel in overweging 145, bleven de Chinese exportprijzen in de eerste helft van 2016 dalen en lagen ze onder de productiekosten van de producenten in de Unie. Dit wijst op een agressieve Chinese prijsstelling op de markt van de Unie, wat in de toekomst niet vol te houden is voor de producenten in de Unie. Dit wordt bevestigd door de onderstaande tabel, die informatie geeft over de winstgevendheid van de klagers. Uit het onderzoek bleek een verdere verslechtering van de winstgevendheid van de klagers.

Tabel 17

Ontwikkeling van de winstgevendheid en orderontvangsten van de klagers

Beschrijving

2012

2013

2014

2015

April 2015 — maart 2016

Winstgevendheid

– 1,31 %

– 4,86 %

– 1,28 %

– 3 tot – 5 %

– 5 tot – 7 %

Orderontvangsten

16 763 734

16 631 630

16 677 099

15 529 155

15 636 444

Bron: Eurofer

5.2.6.   Te voorziene en ophanden zijnde verandering van omstandigheden

(156)

Artikel 3, lid 9, van de basisverordening stelt het volgende: „… de verandering van omstandigheden waardoor een situatie zou ontstaan waarin dumping schade veroorzaakt, moet duidelijk zijn te voorzien en moet ophanden zijn.”

(157)

Alle hierboven genoemde factoren werden onderzocht en geverifieerd met betrekking tot het onderzoektijdvak. Met name de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bereikte het onhoudbare niveau van – 10 % in het vierde kwartaal van 2015, toen de Chinese druk op de prijzen het hardst werd gevoeld. Verder bleek uit de gegevens voor de periode na het onderzoektijdvak dat deze negatieve trend, die in de tweede helft van 2015 begon, niet werd omgebogen in de eerste helft van 2016. Als deze trend zich doorzet, zal de fragiele situatie van de bedrijfstak van de Unie weldra resulteren in aanmerkelijke schade. Op basis van de gegevens voor het onderzoektijdvak concludeerde de Commissie dus dat er sprake was van een duidelijk te voorziene en ophanden zijnde verandering van omstandigheden aan het eind van het onderzoektijdvak, wat zal leiden tot een situatie waarin de dumping schade zal veroorzaken.

5.3.   Conclusie betreffende de dreiging van schade

(158)

De bedrijfstak van de Unie was herstellende in 2014 en in de eerste twee kwartalen van 2015, maar in de tweede helft van 2015 begonnen bijna alle schade-indicatoren drastisch te verslechteren. Uit het onderzoek bleek dat deze negatieve trend, die in de tweede helft van 2015 begon, niet werd omgebogen in de eerste helft van 2016. De prognose van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de toekomstige winstgevendheid en toekomstige verkoop is negatief en kon worden bevestigd (zie tabel 17 in overweging 155). De teruglopende verkoop en de lagere/negatieve marges zullen hoogstwaarschijnlijk leiden tot zware verliezen, gemiste orders en banenverlies. Alle in het kader van artikel 3, lid 9, van de basisverordening beoordeelde factoren, in het bijzonder de aanzienlijke toename van de invoer met dumping in 2015 (die zich doorzette in 2016) tegen prijzen die bleven dalen, de enorme overcapaciteit in de VRC en de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, wijzen dus in dezelfde richting.

(159)

In het licht van deze analyse kwam de Commissie in deze fase tot de conclusie dat er aan het eind van het onderzoektijdvak sprake was van een dreiging van duidelijk te voorziene en ophanden zijnde schade voor de bedrijfstak van de Unie.

6.   CAUSAAL VERBAND

(160)

In overeenstemming met artikel 3, lid 6, van de basisverordening onderzocht de Commissie of de dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door de bestaande invoer met dumping uit het betrokken land. In overeenstemming met artikel 3, lid 7, van de basisverordening onderzocht de Commissie eveneens of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie zag erop toe dat elke mogelijke dreiging van schade veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het VRC niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: de economische crisis en de daling van de vraag naar staal, de grondstofkosten die de verkoopprijzen doen dalen, de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties door de producenten in de Unie, en de bewering dat één producent in de Unie op zich de bedrijfstak van de Unie schade toebrengt.

6.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(161)

De verkoopprijzen van de Chinese producenten-exporteurs daalden gemiddeld van 600 EUR/ton in 2012 tot 404 EUR/ton tijdens het onderzoektijdvak (-33 %). Door tijdens de beoordelingsperiode hun verkoopprijs per eenheid voortdurend te verlagen, en zoals uiteengezet in overweging 76, wisten de Chinese producenten-exporteurs hun marktaandeel aanzienlijk te vergroten tussen 2012 (0,79 %) en het einde van het onderzoektijdvak (4,32 %). Vooral tijdens het onderzoektijdvak steeg de Chinese invoer aanzienlijk in vergelijking met de voorgaande jaren.

(162)

Hoewel de daling van de vraag naar staal en de nasleep van de schuldencrisis in de eurozone ten koste gingen van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie in 2012 en 2013, slaagde de bedrijfstak van de Unie erin om zich in 2014 licht te herstellen. Met name vanaf de tweede helft van 2015 had de voortdurende stijging van de invoer met prijsonderbieding uit het betrokken land een duidelijk negatief effect op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie. Terwijl de bedrijfstak van de Unie zijn kosten in 2015 verlaagde door productiviteitswinsten te realiseren, onder meer door personeelsinkrimping en dankzij de daling van de grondstofprijzen, bleef de invoer met dumping toenemen. Hierdoor zag de bedrijfstak van de Unie zich genoodzaakt zijn verkoopprijzen in de Unie nog meer te verlagen om zijn verlies van marktaandeel te beperken. Bijgevolg, en ondanks het feit dat de bedrijfstak van de Unie zijn winstgevendheid enigszins wist te verbeteren door het beperken van de verliezen in 2014 en in de eerste helft van 2015, keerde de trend volledig om vanaf de tweede helft van 2015: het volume van de Chinese invoer bleef stijgen en de Chinese prijzen zakten nog meer, terwijl de prijzen en winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie verder daalden.

(163)

Aangezien de voortdurende toename van de invoer met dumping tegen steeds lagere prijzen samenviel met het verlies aan marktaandeel en de neerwaartse prijsdruk waarmee de bedrijfstak van de Unie werd geconfronteerd, wat tot verdere verliezen leidde, vooral vanaf de tweede helft van 2015, concludeerde de Commissie dat de invoer met dumping negatieve gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(164)

Bovendien heeft de geleidelijke vertraging van de Chinese economische groei en de zeer aanzienlijke overcapaciteit van de Chinese staalindustrie de Chinese staalproducenten ertoe aangezet om hun productieoverschot te richten op exportmarkten, waarbij de markt van de Unie een aantrekkelijke exportbestemming is. Enkele andere van oudsher belangrijke exportmarkten stelden maatregelen in tegen Chinese staalproducten, waaronder warmgewalste platte staalproducten.

(165)

Nu over de hele wereld meer en meer handelsbeschermende maatregelen worden ingesteld, is het waarschijnlijk dat de markt van de Unie een van de meest aantrekkelijke bestemmingen voor Chinese invoer met dumping van het betrokken product is geworden, met alle nadelige gevolgen van dien voor de bedrijfstak van de Unie. Deze conclusie wordt bevestigd door:

de invoerstatistieken van Eurostat, waaruit blijkt dat het niveau van de Chinese invoer na het einde van het onderzoektijdvak aanzienlijk blijft;

de verzwakte Chinese binnenlandse vraag naar staal.

6.2.   Gevolgen van andere factoren

6.2.1.   De economische crisis

(166)

De daling van de vraag naar staal in vooral 2012 en de nasleep van de schuldencrisis in de eurozone wogen op de prestaties van de staalindustrie in de Unie in 2012 en 2013. Zoals vermeld in overweging 106, erkent de Commissie het negatieve effect. Ze stelde echter ook vast dat de bedrijfstak van de Unie zich in 2014 en 2015 begon te herstellen.

(167)

Daarom is het enerzijds zo dat hoewel de bedrijfstak van de Unie werd getroffen door de schuldencrisis in de eurozone, met name in 2012 en 2013, de markt zich licht herstelde van de gevolgen ervan dankzij een relatief stabiele, zelfs groeiende marktvraag in de Unie vanaf 2013. De bedrijfstak van de Unie had bijgevolg in 2014 en 2015 meer kunnen profiteren van het herstel van de markt, maar werd daartoe verhinderd door een sterke stijging van de invoer uit de VRC. De laaggeprijsde invoer uit de VRC nam geleidelijk toe en veroverde marktaandeel ten koste van de bedrijfstak van de Unie. De niet-aflatende druk van de invoer werd volledig gevoeld vanaf de tweede helft van 2015.

(168)

De Commissie concludeerde dus in deze fase dat de schuldencrisis in de eurozone een negatief effect had gehad, vooral tijdens de jaren 2012 en 2013 van de beoordelingsperiode en vóór het onderzoektijdvak. Die crisis droeg echter niet bij aan de eind 2015 vastgestelde dreiging van schade.

6.2.2.   Daling van de kosten van de belangrijkste grondstoffen (ijzererts, cokeskool en schroot) van het betrokken product/soortgelijke product

(169)

Een belanghebbende voerde aan dat de prijzen van het betrokken product en het soortgelijke product één wereldwijde prijstrend zouden volgen en eigenlijk de dalende prijzen van ijzererts weerspiegelen. Derhalve was het niet de Chinese export maar een wereldwijde trend waarvan de prijsdruk uitging en waardoor de dreiging van schade werd veroorzaakt.

(170)

De Commissie onderzocht de ontwikkelingen van de grondstofprijzen voor warmgewalste platte staalproducten in de beoordelingsperiode.

(171)

Ten eerste concurreren binnenlandse producenten in gevestigde staalmarkten, zoals de markt van de Unie, met een groot aantal importeurs, zoals weergegeven in tabel 18 in overweging 177, wat leidt tot een toenemende prijsdruk en bijgevolg prijserosie.

(172)

Ten tweede is het zo dat de VRC een aanzienlijke overcapaciteit heeft, ondanks het feit dat het land de grootste staalverbruiker ter wereld is. De Chinese producenten worden dus gestimuleerd om hun productieoverschot tegen lage prijzen te exporteren naar de voor hen meest aantrekkelijke markten, waartoe de markt van de Unie behoort. De ontwikkeling van de grondstofprijzen is dus niet de enige factor die van invloed is op de wereldwijde prijzen.

(173)

Ten derde wordt echter erkend dat de prijzen van de belangrijkste grondstoffen (ijzererts, cokeskool en schroot) voor de productie van warmgewalste platte staalproducten aanzienlijk daalden tussen 2012 en 2015:

de prijs van ijzererts daalde van ongeveer 141 USD/ton tot 56 USD/ton, of een daling met 60 %;

de prijs van afbraakschroot daalde van ongeveer 327 EUR/ton tot 159 EUR/ton, of een daling met 51 %;

de prijs van cokeskool daalde van ongeveer 252 USD/ton tot 121 USD/ton (– 52 %).

(174)

Bij de analyse van de productiekosten van de grootste in de steekproef opgenomen producent in de Unie blijkt echter dat het effect van deze dalende grondstofprijzen veel kleiner is dan de vermelde prijsontwikkeling. De ontwikkeling gaat over gemiddelden en weerspiegelt niet de kosten voor de producenten in de Unie, die ook afhankelijk zijn van de kwaliteit, kwantiteit en contractuele relaties. Bijvoorbeeld de drie hierboven genoemde grondstoffen vertegenwoordigden ongeveer 60 % van de totale productiekosten van een bepaalde grote producent in 2012, maar nog slechts 50 % van zijn totale productiekosten in 2015. Dit toont aan dat er geen direct verband is tussen de daling van de grondstofprijzen en de daling van de productiekosten voor warmgewalste platte staalproducten.

(175)

Verder daalden de productiekosten binnen de bedrijfstak van de Unie in totaal met 25 % tijdens de beoordelingsperiode (zie overweging 104). Deze daling was niet alleen het gevolg van de lagere grondstofkosten, maar hield ook verband met efficiëntieverbeteringen die door producenten in de Unie werden gerealiseerd. Daarnaast daalden de gemiddelde invoerprijzen met een hoger percentage, namelijk met 33 % tijdens dezelfde periode (zie de overwegingen 78 en 79).

(176)

In billijke marktomstandigheden had de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen kunnen handhaven om de vruchten te plukken van een kostenverlaging en weer winstgevend te worden. De producenten in de Unie moesten echter de neerwaartse trend van de prijzen op de markt van de Unie volgen. Tijdens het onderzoektijdvak zagen de producenten in de Unie zich zelfs genoodzaakt om te verkopen tegen prijzen die onder de kostprijs lagen, ondanks het feit dat zij hun productiekosten al aanzienlijk hadden weten te verlagen.

6.2.3.   Invoer uit derde landen

(177)

Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden het invoervolume en marktaandeel (in volume van de totale invoer) uit derde landen zich als volgt:

Tabel 18

Volumes, eenheidsprijzen en marktaandelen uit derde landen

 

2012

2013

2014

OT

BRAZILIË

Volume van de invoer uit Brazilië

69 457

41 895

108 973

580 525

Index (2012 = 100)

100

60

157

836

Eenheidsprijzen van de invoer uit Brazilië

515

461

433

386

Index (2012 = 100)

100

89

84

75

Marktaandeel

0,22 %

0,13 %

0,33 %

1,65 %

Aandeel in het totale volume van de invoer in de Unie

1,68 %

0,87 %

2,08 %

7,42 %

IRAN

Volume van de invoer uit Iran

96 505

125 202

527 161

1 015 088

Index (2012 = 100)

100

130

546

1 052

Eenheidsprijzen van de invoer uit Iran

499

454

415

369

Index (2012 = 100)

100

91

83

74

Marktaandeel

0,31 %

0,39 %

1,59 %

2,89 %

Aandeel in het totale volume van de invoer in de Unie

2,34 %

2,60 %

10,08 %

12,97 %

RUSLAND

Volume van de invoer uit Rusland

1 341 666

1 334 322

1 376 412

1 714 880

Index (2012 = 100)

100

99

103

128

Eenheidsprijzen van de invoer uit Rusland

500

448

431

387

Index (2012 = 100)

100

90

86

77

Marktaandeel

4,27 %

4,13 %

4,15 %

4,88 %

Aandeel in het totale volume van de invoer in de Unie

32,47 %

27,66 %

26,32 %

21,90 %

SERVIË

Volume van de invoer uit Servië

156 894

155 055

211 835

427 558

Index (2012 = 100)

100

99

135

273

Eenheidsprijzen van de invoer uit Servië

523

468

442

400

Index (2012 = 100)

100

89

84

77

Marktaandeel

0,50 %

0,48 %

0,64 %

1,22 %

Aandeel in het totale volume van de invoer in de Unie

3,8 %

3,21 %

4,05 %

5,46 %

OEKRAÏNE

Volume van de invoer uit Oekraïne

906 872

905 397

939 545

1 084 477

Index (2012 = 100)

100

100

104

120

Eenheidsprijzen van de invoer uit Oekraïne

478

429

415

370

Index (2012 = 100)

100

90

87

78

Marktaandeel

2,89 %

2,81 %

2,84 %

3,08 %

Aandeel in het totale volume van de invoer in de Unie

21,95 %

18,77 %

17,97 %

13,85 %

Bron: Eurostat

(178)

Zoals uiteengezet in de tabel in overweging 76, steeg de invoer uit de VRC met 516 % tijdens de beoordelingsperiode. Hoewel de groei tijdens de beoordelingsperiode nog hoger was voor Brazilië (736 %) en Iran (952 %), waren hun invoervolumes (respectievelijk 580 525 ton uit Brazilië en 1 015 088 ton uit Iran) in absolute cijfers veel lager dan het invoervolume uit de VRC (15 190 304 ton) tijdens het onderzoektijdvak.

(179)

Verder werd bij het vergelijken van de absolute exportcijfers vastgesteld dat het betrokken land tijdens het onderzoektijdvak de op een na grootste exporteur naar de markt van de Unie was, na Rusland. De invoer uit Rusland (29) kan hebben bijgedragen tot de dreiging van schade, maar verbrak niet het oorzakelijke verband wegens de volgende overwegingen.

(180)

Ten eerste is de groei van de VRC tijdens de beoordelingsperiode (+ 516 %) veel hoger dan die van Rusland (+ 28 %).

(181)

Ten tweede dichtte de VRC de kloof met Rusland, dat slechts iets meer exporteerde, namelijk 773 686 ton (bron: Eurostat) in de eerste helft van 2016 tegenover een volume van 773 275 ton (bron: Eurostat) uit de VRC in dezelfde periode.

(182)

Ten derde is de overcapaciteit van Rusland niet zo aanzienlijk als de overcapaciteit in de VRC, zoals blijkt uit onderstaande tabel:

Tabel 19

Feitelijke productie van het soortgelijke product door derde landen (in duizenden tonnen)

Land

Ruwstaalcapaciteit geschat voor het jaar 2014

Ruwstaalproductie in 2013

Ruwstaalproductie in 2014

Feitelijke productie van warmgewalste platte staalproducten in 2013

Feitelijke productie van warmgewalste platte staalproducten in 2014

Rusland

89 000

69 008

71 461

26 140

26 996

VRC

1 140 000

822 000

822 698

311 564

317 387

Bron voor capaciteitsgegevens: OESO ()

Bron voor productiegegevens: World Steel Association, Steel Statistical Yearbook 2015 ()

(183)

Ook al hebben de bovenstaande cijfers over capaciteit uitsluitend betrekking op ruwstaal, en zelfs in de zeer onwaarschijnlijke veronderstelling dat alle ruwstaal in Rusland zou worden gebruikt voor de productie van het soortgelijke product, ligt de overcapaciteit van Rusland zelfs in dat onwaarschijnlijke scenario ver onder de overcapaciteit van de VRC.

(184)

Vervolgens onderzocht de Commissie de prijzen en marktaandelen van de invoer uit derde landen. Ze stelde vast dat de invoer van het soortgelijke product uit een aantal andere landen zoals Iran, Oekraïne en Rusland plaatsvond tegen prijzen die nog lager waren dan die van de invoer uit het betrokken land. Bij de analyse van de trends en invoervolumes bleek echter duidelijk dat het niveau van de invoer uit Iran tijdens het onderzoektijdvak veel lager was dan dat van de invoer uit de VRC, en dat de volumes van de invoer uit Oekraïne en Rusland weliswaar stegen tijdens de beoordelingsperiode, maar veel trager dan de invoer uit de VRC. Bovendien daalde het aandeel van de invoer uit Oekraïne en Rusland in het totale volume van de invoer in de Unie aanzienlijk tijdens de beoordelingsperiode, in tegenstelling tot het aandeel van de invoer uit de VRC.

(185)

Ten slotte vergeleek de Commissie de feitelijke productie door derde landen met de productie van het betrokken land, waarbij bleek dat de VRC alle andere landen overtreft wat betreft zowel de productie van het soortgelijke product als de ruwstaalcapaciteit.

Tabel 20

Feitelijke productie van het soortgelijke product door derde landen (in duizenden tonnen)

Land

Ruwstaalcapaciteit geschat voor het jaar 2014 (1)

Ruwstaalproductie in 2013

Ruwstaalproductie in 2014 (2)

Theoretische overcapaciteit in 2014 (1)

Feitelijke productie van warmgewalste platte staalproducten in 2013

Feitelijke productie van warmgewalste platte staalproducten in 2014

Rusland

89 000

69 008

71 461

17 539

26 140

26 996

VRC

1 140 000

822 000

822 698

317 302

311 564

317 387

Oekraïne

42 500

32 771

27 170

15 330

8 929

7 867

Iran

27 000

15 422

16 331

10 669

8 250

8 276

Brazilië

48 000

34 163

33 897

14 103

15 014

14 229

Bron voor capaciteitsgegevens: OESO ()

Bron voor productiegegevens: World Steel Association, Steel Statistical Yearbook 2015 ()

(186)

Uit de bovenstaande productiecijfers voor het soortgelijke product blijkt dat het betrokken land alle andere grote exporterende landen veruit overtreft. Verder geven de bovenstaande capaciteitscijfers voor ruwstaal ook aan dat alleen de VRC een dergelijke enorme overcapaciteit heeft.

(187)

Bijgevolg oordeelde de Commissie dat de VRC de bedrijfstak van de Unie dreigt te schaden. Zoals eerder vermeld, is deze dreiging van schade nog realistischer geworden door het feit dat de Chinese vraag naar staal vertraagt en dat de toegang tot sommige andere Chinese exportmarkten geleidelijk moeilijker wordt. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat een deel van de Chinese volumes in de nabije toekomst richting de Unie zal blijven gaan.

(188)

Het is echter ook waarschijnlijk dat de invoer uit Brazilië, Iran, Oekraïne, Rusland en Servië heeft bijgedragen tot de dreiging van aanmerkelijke schade. Toch zijn de onderliggende productie, de invoertrends en de precieze invoervolumes in absolute cijfers niet van een dergelijke omvang dat ze het oorzakelijke verband tussen de alsmaar toenemende invoer met dumping tegen steeds lagere prijzen uit de VRC en de dreiging van schade voor de bedrijfstak van de Unie zouden verbreken.

6.2.4.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(189)

Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelde het volume van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zich als volgt:

Tabel 21

Volumes van de uitvoer naar niet-verbonden afnemers door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2012

2013

2014

OT

Volume van de uitvoer naar niet-verbonden afnemers

2 344 463

2 379 035

2 777 446

2 409 721

Index (2012 = 100)

100

101

118

103

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

516

463

459

391

Index (2011 = 100)

100

90

89

76

Bron: Antwoord van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(190)

Tijdens het onderzoektijdvak steeg het volume van de uitvoer naar niet-verbonden afnemers met 3 %. De prijzen daalden aanzienlijk (– 24 %) tijdens de beoordelingsperiode.

(191)

De uitvoer vertegenwoordigde niet meer dan 4 % van de totale productie in de Unie en 22 % van de totale verkoop aan niet-verbonden afnemers tijdens het onderzoektijdvak. De daling van de uitvoerprijzen volgde procentueel dezelfde trend als de verkoopprijzen van de producenten in de Unie op de markt van de Unie. Daarom concludeerde de Commissie in deze fase dat de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie bijdroegen tot de zwakke situatie van de bedrijfstak. Deze factor verbrak echter evenmin het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie.

6.2.5.   Specifieke situatie van één Italiaanse producent in de Unie

(192)

Eén belanghebbende voerde aan dat één Italiaanse producent de bedrijfstak van de Unie mogelijk schade toebracht. Hij beweerde dat deze Italiaanse producent profiteert van onrechtmatige staatssteun ten nadele van de andere producenten in de Unie op de markt van de Unie, mogelijk „in die mate dat daardoor het oorzakelijke verband wordt verbroken …”. Hij beweerde ook dat de feitelijke productie van de Italiaanse producent aanzienlijk daalde tijdens de beoordelingsperiode.

(193)

Ten eerste zijn de definitie en analyse van de bedrijfstak van de Unie gebaseerd op de gehele bedrijfstak van de Unie, met inbegrip van de Italiaanse producent. Ondanks het feit dat deze Italiaanse producent zijn productieniveau effectief aanzienlijk reduceerde tijdens de beoordelingsperiode, stegen de totale productieniveaus van de bedrijfstak van de Unie (zie overweging 87) met 2 %. Als gevolg daarvan verhoogden alle andere producenten in de Unie, per saldo, hun productie tijdens de beoordelingsperiode.

(194)

Ten tweede wordt de bewering dat de Italiaanse producent profiteert van illegale staatssteun nog tot 2017 door de Commissie onderzocht. De opening van een onderzoek zegt niets over de uitkomst van de procedure. Bijgevolg kunnen nog geen conclusies worden getrokken met betrekking tot deze bewering. Niettemin merkte de Commissie op dat de verkoopprijzen van deze Italiaanse producent tijdens het onderzoektijdvak lager bleken te zijn dan de gemiddelde verkoopprijs in de Unie. Indien de Italiaanse producent een betekenisvolle invloed had op de verkoopprijzen in de Unie, had men kunnen verwachten dat de gemiddelde prijzen in de Unie na de terugschroeving van zijn productie zouden stijgen. Dit was echter niet het geval.

(195)

Ten derde kan het feit dat bepaalde producenten in de Unie het beter doen op de markt van de Unie dan andere het gevolg zijn van diverse factoren, maar heeft het geen invloed op de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie als geheel lijdt onder de invoer met dumping.

(196)

Derhalve concludeerde de Commissie in deze fase dat de specifieke situatie van één Italiaanse producent niet bijdroeg tot de zwakke situatie van de bedrijfstak van de Unie.

6.3.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(197)

Voorlopig werd een oorzakelijk verband vastgesteld tussen de Chinese invoer met dumping en de dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie. De sterke stijging van, in het bijzonder, het niveau van de invoer met dumping tegen continu dalende verkoopprijzen uit de VRC valt duidelijk samen met de verslechtering van de prestaties van de Unie, met name vanaf de tweede helft van 2015. De bedrijfstak van de Unie had geen andere keus dan het door de invoer met dumping bepaalde prijsniveau te volgen om een verdere inkrimping van zijn marktaandeel te voorkomen. Dit resulteerde in een verlieslatende situatie die waarschijnlijk verder zal verslechteren.

(198)

De Commissie maakte een onderscheid tussen enerzijds de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en anderzijds de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping die de dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie als geheel aan het eind van het onderzoektijdvak veroorzaakten. De situatie van de Italiaanse producent droeg niet bij tot de zwakke situatie van de bedrijfstak van de Unie. Van de andere geïdentificeerde factoren, zoals de economische crisis, de kosten van de grondstoffen, de invoer uit derde landen en de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie, werd niet vastgesteld dat ze het oorzakelijke verband tussen de dreiging van aanmerkelijke schade en de Chinese invoer met dumping verbreken. Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie in deze fase dat de invoer met dumping uit de VRC tijdens het onderzoektijdvak een dreiging van aanmerkelijke schade veroorzaakte voor de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. Van bekende andere factoren dan de invoer met dumping uit de VRC die tegelijkertijd gevolgen hadden voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie werd niet vastgesteld dat ze het oorzakelijke verband verbreken.

7.   BELANG VAN DE UNIE

(199)

In overeenstemming met artikel 21 van de basisverordening onderzocht de Commissie of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen. Ze besteedde daarbij bijzondere aandacht aan de noodzaak om de handelsverstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen en daadwerkelijke mededinging te herstellen. De vaststelling van het belang van de Unie werd gebaseerd op een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en gebruikers.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(200)

De bedrijfstak van de Unie bevindt zich in verschillende lidstaten (België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden) en verschaft rechtstreeks werk aan ongeveer 18 000 werknemers in verband met de productie van warmgewalste platte staalproducten.

(201)

Zeventien producenten werkten aan het onderzoek mee. Geen van de bekende producenten had bezwaar tegen de opening van het onderzoek. Zoals hierboven bij de analyse van de schade-indicatoren is aangetoond, vertoonde de hele bedrijfstak van de Unie tekenen van schade tijdens de beoordelingsperiode. In het bijzonder de schade-indicatoren die verband houden met de financiële prestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, zoals de winstgevendheid, gingen sterk achteruit. Deze producenten zagen hun situatie verslechteren, vooral vanaf de tweede helft van 2015, en hadden te lijden onder de invoer met dumping, die de oorzaak was van de dreiging van schade die aan het eind van het onderzoektijdvak imminent werd.

(202)

Verwacht wordt dat de instelling van voorlopige antidumpingrechten zal leiden tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie en zo een einde zal maken aan de druk op de prijzen en de bedrijfstak van de Unie in staat zal stellen te herstellen. Dit zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie doen stijgen tot het niveau dat noodzakelijk wordt geacht voor deze kapitaalintensieve industrie. Het is daarom belangrijk dat de prijzen worden hersteld tot een niveau dat geen dumping inhoudt noch schade veroorzaakt, zodat alle producenten onder eerlijke handelsvoorwaarden actief kunnen zijn op de markt van de Unie. Als er geen maatregelen worden genomen, is het zeer waarschijnlijk dat de dreiging van schade zal uitmonden in werkelijke schade en dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie verder zal verslechteren. Als het segment van warmgewalste platte staalproducten het niet goed doet, zou dat gevolgen hebben voor de stroomafwaartse en stroomopwaartse segmenten van veel producenten in de Unie, aangezien de bezettingsgraad in deze segmenten nauw verbonden is met de productie van het onderzochte product.

(203)

Derhalve concludeerde de Commissie in deze fase dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.2.   Belang van importeurs

(204)

Zoals vermeld in de overwegingen 11 tot en met 13, was er geen enkele niet-verbonden importeur die een ingevulde vragenlijst indiende of de Commissie elementen verstrekte waaruit blijkt in welke mate de instelling van maatregelen importeurs zou schaden. Daarom, en ook rekening houdend met het feit dat naast de VRC ook vele andere landen naar de Unie exporteren, concludeerde de Commissie voorlopig dat het waarschijnlijk is dat de instelling van maatregelen mogelijk niet in het belang van importeurs is.

7.3.   Belang van gebruikers

(205)

De warmgewalste platte staalproducten worden gebruikt als industrieel basismateriaal dat eindgebruikers aankopen voor diverse toepassingen, onder meer in de bouwsector (productie van stalen buizen) of scheepsbouw en voor gascontainers, drukvaten en energiepijpleidingen.

(206)

Slechts één gebruiker uit Italië (Marcegaglia Carbon Spa) met invoer uit het betrokken land en die onder meer buizen, leidingen en downstream staalproducten produceert, diende een ingevulde vragenlijst in. Het betrokken product/soortgelijke product is een kostenpost voor deze gebruiker.

(207)

Deze Italiaanse gebruiker beweerde dat de instelling van maatregelen met betrekking tot de invoer uit het betrokken land zou leiden tot een situatie waarin hij niet langer toegang zou hebben tot betrouwbare leveringen van het betrokken product op de markt van de Unie, in het bijzonder van hoogwaardige breedband op rollen voor herwalsing. Hij voerde aan dat 88 % van de totale productie in de Unie wordt vertegenwoordigd door slechts 16 bedrijven die behoren tot acht grote groepen, waarbij het grootste deel van de productie (ongeveer 70 %) wordt gebruikt in de markt voor intern gebruik. Als gevolg daarvan, naar wordt beweerd, kunnen de producenten in de Unie dankzij hun nog steeds relatief grote marktaandeel grote druk uitoefenen op zowel de markt van het betrokken product als de stroomafwaartse markt.

(208)

Ten eerste merkte de Commissie op dat antidumpingmaatregelen niet tot doel hebben om de markt van de Unie af te sluiten van alle invoer, maar om eerlijke handel te herstellen door het effect van schadelijke dumping weg te nemen. De invoer uit de VRC zal dus naar verwachting niet ophouden maar doorgaan, zij het tegen niet-dumpingprijzen.

(209)

Ten tweede stelde de Commissie vast dat de gebruiker niet uitsluitend afhankelijk is van de invoer uit de VRC, maar dat hij het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak ook kocht bij producenten in de Unie evenals bij andere producenten in andere derde landen dan het betrokken land.

(210)

Ten derde is het zo dat zelfs een stijging van de prijzen van het betrokken Chinese product met ongeveer 30 % de productiekosten van deze Italiaanse gebruiker met slechts 3 % zou doen stijgen. Een dergelijk effect wordt als gering beschouwd.

(211)

Ten vierde is de bewering dat de instelling van antidumpingrechten ertoe zou leiden dat de bedrijfstak van de Unie in staat is om een sterke prijsdruk uit te oefenen ongegrond, omdat de invoer uit het betrokken land en uit andere landen naar verwachting zal doorgaan na de instelling van antidumpingrechten en aangezien er als zodanig nog steeds alternatieve leveringsbronnen zullen bestaan. De bedrijfstak van de Unie bestaat uit 23 producenten die een breed scala leveren van producten die al binnen de Unie zijn, naast de mogelijkheid van invoer uit de andere derde landen die het soortgelijke product produceren en exporteren. Daarom wees de Commissie in deze fase de claim af dat de instelling van maatregelen zou leiden tot een tekort aan aanbod van het betrokken product/soortgelijke product.

(212)

Wat potentiële negatieve gevolgen voor de concurrentie op de markt van de Unie betreft, is het juist dat de mededingingsregels van de EU een bedrijf dat een aanzienlijk marktaandeel heeft strengere gedragsnormen opleggen. Uiteindelijk is het echter aan de bevoegde mededingingsautoriteiten om te bepalen of er sprake is van een machtspositie en of daar misbruik van wordt gemaakt.

(213)

In het licht van het bovenstaande wordt in deze fase geconcludeerd dat de instelling van maatregelen zou indruisen tegen het belang van de gebruikers maar geen onevenredig grote negatieve gevolgen voor hen zou hebben. Er werd in het bijzonder rekening gehouden met het brede aanbod dat op de markt beschikbaar is alsmede met het feit dat uit het onderzoek bleek dat het effect van de maatregelen op de kosten van de gebruiker die zich meldde minder groot was dan beweerd.

7.4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(214)

De Commissie concludeerde in deze fase dat de instelling van maatregelen zou bijdragen tot het herstel van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. De instelling van maatregelen zou de producenten in de Unie in staat stellen de nodige investeringen te doen en O&O-activiteiten te verrichten om hun installaties voor de productie van warmgewalste platte staalproducten te verbeteren en hun concurrentievermogen te versterken.

(215)

De bedrijfstak van de Unie onderging in het (recente) verleden reeds een ingrijpende herstructurering. Als er geen maatregelen werden ingesteld, zal de dreiging van imminente schade aan het eind van het onderzoektijdvak waarschijnlijk uitmonden in werkelijke schade. Sommige producenten van warmgewalste platte staalproducenten in de Unie zouden hun productie misschien moeten stopzetten of beperken en werknemers moeten ontslaan, waardoor veel gebruikers in de Unie het zouden moeten stellen met een beperkt aanbod aan leveranciers.

(216)

Wat betreft het belang van niet-verbonden importeurs en gebruikers, concludeerde de Commissie in deze fase dat het instellen van maatregelen op het voorgestelde niveau slechts een beperkt effect zou hebben. Meer bepaald zouden de prijzen, de winstgevendheid en de werkgelegenheid in de sector van de gebruiker niet onevenredig worden getroffen. Vandaar dat de instelling van maatregelen op het voorgestelde niveau slechts een beperkt effect heeft op de prijzen van de toeleveringsketen en de prestaties van de gebruikers. Het niveau van de maatregelen zal leiden tot een gelijk speelveld, maar nog steeds invoer uit het betrokken land, tegen billijke prijzen, mogelijk maken.

(217)

Na afweging van en het zoeken naar een evenwicht tussen de grote belangen van een belangrijke bedrijfstak van de Unie die tegen oneerlijke praktijken moet worden beschermd en de beperkte waarschijnlijke gevolgen van maatregelen met betrekking tot niet-verbonden importeurs en gebruikers, die blijven profiteren van een breed aanbod in de Unie, concludeerde de Commissie in deze fase dat er geen dwingende redenen waren om aan te nemen dat het niet in het belang van de Unie was om maatregelen in te stellen met betrekking tot de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land.

8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(218)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, dreiging van schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de imminente dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping uitmondt in werkelijke schade.

8.1.   Schademarge

(219)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, bepaalde de Commissie eerst de hoogte van het recht die nodig is om de dreiging van aanmerkelijke schade weg te nemen. Volgens de jurisprudentie is de streefprijs de prijs die de bedrijfstak van de Unie onder normale concurrentievoorwaarden, zonder invoer met dumping, redelijkerwijs zou kunnen verwachten. In de besluitvormingspraktijk van de Commissie wordt de streefprijs normaal berekend door het bepalen van de kosten van de productie van het soortgelijke product en het toevoegen van de winstmarge die de bedrijfstak van de Unie onder normale concurrentievoorwaarden, zonder invoer met dumping, redelijkerwijs zou kunnen verwachten.

(220)

Wat de bepaling van een streefwinst betreft, onderzocht de Commissie eerst het voorstel van de klager, waarin 12,9 % werd gesuggereerd, een percentage dat werd overgenomen uit een eerder besluit van de Commissie over hetzelfde product (30). Deze bevinding gaat echter terug tot het jaar 2000, en de gegevens van meer dan 15 jaar geleden kunnen niet meer als representatief worden beschouwd gezien de technologische en financiële veranderingen waarmee de bedrijfstak van de Unie sindsdien is geconfronteerd.

(221)

De Commissie keek vervolgens naar de winstgevendheidsgegevens van het jaar 2008, dat het had beschouwd als het meest representatieve jaar voor een downstream-product, namelijk koudgewalste staalproducten (31). Het betrokken product van het huidige onderzoek is in veel opzichten vergelijkbaar met bepaalde koudgewalste platte staalproducten (koudgewalste producten) om de volgende redenen:

a)

Bepaalde legeringen vertegenwoordigen een belangrijk aandeel in de productiekosten van beide producten (ijzererts en cokeskool) en doorlopen soortgelijke processen (oven, warmwalserij).

b)

Zoals uiteengezet in overweging 26, is het betrokken product het basismateriaal voor de productie van verschillende downstream-staalproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste producten.

Op basis hiervan stelde de Commissie een winstmarge van 14,4 % vast.

(222)

Verschillende elementen in de zaak met betrekking tot schade veroorzakende dumping uit de VRC en Rusland zijn echter niet aanwezig in de huidige zaak, waarin de Commissie vaststelde dat er sprake was van een dreiging van schade als gevolg van Chinese export, wat een prospectieve analyse inhoudt. In die zaak had in het bijzonder de invoer tegen lage prijzen uit de onderzochte landen plaatsgevonden gedurende de periode van vier jaar voorafgaand aan het onderzoektijdvak.

(223)

De Commissie probeerde vervolgens een streefwinst vast te stellen door te simuleren hoe het herstel van de bedrijfstak van de Unie van de recessie veroorzaakt door de economische en financiële crisis in 2009 had kunnen verlopen als dat herstel niet was verstoord door de grote volumes van de Chinese invoer, die de prijzen naar beneden duwde. Voor deze oefening baseerde de Commissie zich op recentere gegevens en een prospectieve analyse die in december 2013 aan de Staalcommissie van de OESO werd voorgesteld. Een studie getiteld „Laying the foundations for a financially sound industry” bevatte een deskundig oordeel waarin gekeken werd naar de winstgevendheid van de wereldwijde staalindustrie in de afgelopen jaren en waarbij een duurzame winstdrempel voor de lange termijn werd vastgesteld. In deze studie werd met name gepleit voor een wereldwijde gemiddelde EBITDA-marge (winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie) van 17 % (32). In het rapport is ook sprake van investeringskosten van gemiddeld 7 % en schuldenkosten van gemiddeld 3 %. De Commissie bracht deze twee posten in mindering en kwam uit op een niveau van 7 % voor de winst vóór belastingen (EBT). Bij gebreke van andere betrouwbare gegevens vergeleek zij deze cijfers voor de staalindustrie als geheel met het betrokken product, aangezien warmgewalste platte staalproducten goed zijn voor een groot deel van de ruwstaalproductie.

(224)

Concluderend stelde de Commissie in deze fase dat een winstmarge van 7 % kan worden gebruikt om de schademarge voor de sector „warmgewalste platte staalproducten” van de Unie te berekenen. Wel zal zij verder onderzoeken of nauwkeurigere gegevens beschikbaar zijn voor het betrokken product.

8.2.   Voorlopige maatregelen

(225)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land, in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie vergeleek de schademarges en de dumpingmarges. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge of van de schademarge indien die lager is.

(226)

Op basis van het bovenstaande zijn de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig antidumpingrecht

Bengang Steel Plates Co., Ltd.

96,5 %

17,1 %

17,1 %

Hebei Iron & Steel Group

95,0 %

13,2 %

13,2 %

Jiangsu Shagang Group

106,9 %

22,6 %

22,6 %

Andere medewerkende ondernemingen

100,1 %

18,0 %

18,0 %

Alle andere ondernemingen

106,9 %

22,6 %

22,6 %

(227)

De voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten die in deze verordening zijn gespecificeerd, zijn vastgesteld op basis van de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij dit onderzoek met betrekking tot die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door een andere onderneming die niet specifiek in het dispositief van deze verordening wordt genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(228)

Een onderneming kan om de toepassing van deze individuele antidumpingrechten verzoeken indien zij de naam van haar entiteit wijzigt of een nieuwe productie- of verkoopentiteit opricht. Het verzoek moet worden gericht aan de Commissie (33). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten, waaronder: wijzigingen in de activiteiten van de onderneming in verband met de productie; verkoop in binnen- en buitenland in verband met, bijvoorbeeld, de naamsverandering of de verandering in de productie- en verkoopentiteiten. De Commissie zal de lijst van ondernemingen met individuele antidumpingrechten bijwerken, indien dit gerechtvaardigd is.

(229)

Om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie uitvoerden.

9.   SLOTBEPALINGEN

(230)

In het belang van een goed bestuur zal de Commissie de belanghebbenden uitnodigen om binnen een vaste termijn schriftelijk te reageren en/of een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(231)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in de definitieve fase van het onderzoek worden gewijzigd.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit „bandstaal” ), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed.

Het betrokken product omvat geen:

producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel,

producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal,

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van minimaal 600 mm, en

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van minimaal 4,75 mm en maximaal 10 mm en een breedte van minimaal 2 050 mm.

Het betrokken product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 10, 7208 53 90, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (TARIC-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (TARIC-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (TARIC-code 7226191090), 7226 91 91 en 7226 91 99 en is van oorsprong uit de VRC.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen geproduceerde product is als volgt:

Land

Onderneming

Voorlopig recht

Aanvullende TARIC-code

VRC

Bengang Steel Plates Co., Ltd.

17,1 %

C157

Handan Iron & Steel Group Han-Bao Co., Ltd.

13,2 %

C158

Hebei Iron & Steel Co., Ltd. Tangshan Branch

13,2 %

C159

Hebei Iron & Steel Co., Ltd. Chengde Branch

13,2 %

C160

Zhangjiagang Hongchang Plate Co., Ltd.

22,6 %

C161

Zhangjiagang GTA Plate Co., Ltd.

22,6 %

C162

Andere in bijlage I genoemde medewerkende ondernemingen

18,0 %

Zie bijlage

Alle andere ondernemingen

22,6 %

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is geproduceerd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende TARIC-code) in [betrokken land]. Ik verklaar dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.

4.   Het in het vrije verkeer in de Unie brengen van het in lid 1 genoemde product is afhankelijk van het stellen van een zekerheid die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

f)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

g)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie; en

h)

verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

2.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad opmerkingen doen toekomen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is van toepassing voor een periode van zes maanden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Deze Verordening werd met ingang van 20 juli 2016 vervangen door Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (gecodificeerde versie).

(3)  PB C 58 van 13.2.2016, blz. 9.

(4)  PB C 172 van 13.5.2016, blz. 29, Bericht van inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(5)  PB C 246/08 van 7.7.2016, blz. 7, Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit Brazilië, Iran, Oekraïne, Rusland en Servië.

(6)  Deze producten zijn niet opgenomen op basis van een verzoek om uitsluiting van producten (zie overweging 29 en volgende).

(7)  Koudwalsen is een proces waarbij een vooraf warmgewalste en gebeitste plaat of band door koude rollen, d.w.z. rollen die kouder zijn dan de verwekingstemperatuur van het metaal, wordt gehaald.

(8)  Deze chemische elementen zijn onder meer: wolfraam, molybdeen, chroom en vanadium.

(9)  Brazilië, Canada, India, Maleisië, Mexico, Oekraïne, Rusland, Thailand, Turkije, Vietnam en Zuid-Afrika.

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1328 van de Commissie van 29 juli 2016 (PB L 210 van 4.8.2016, blz. 20).

(11)  Wereldhandelsorganisatie, WT/DS132/R, 28 januari 2000, Mexico — Anti-dumping investigation of high fructose corn syrup (HFCS) from the United States —–Report of the Panel, overweging 7.140, blz. 214. Het WTO-panel stelde het volgende: „Om te concluderen dat er sprake is van een dreiging van aanmerkelijke schade voor een binnenlandse bedrijfstak die op dit moment blijkbaar geen schade lijdt, ondanks de gevolgen van invoer met dumping tijdens de onderzoeksperiode, is het noodzakelijk om een goed begrip te hebben van de huidige toestand van de bedrijfstak als achtergrond. Het loutere feit dat de invoer met dumping zal toenemen en negatieve prijseffecten zal hebben, leidt niet ipso facto tot de conclusie dat de binnenlandse bedrijfstak schade zal lijden — als de toestand van de bedrijfstak zeer goed is of als er andere factoren in het spel zijn, is het mogelijk dat de invoer met dumping niet resulteert in een dreiging van schade”.

(12)  Arrest van het Hof van Justitie, 7 april 2016, zaaknummer C-186/14, overweging 72, dat het arrest van het Gerecht van 29 januari 2014 bevestigt, in de zaak T-528/09, Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd versus Raad van de Europese Unie.

(13)  World Steel in Figures 2015, World Steel Association, blz. 14, http://www.worldsteel.org/publications/bookshop/product-details.~World-Steel-in-Figures-2015~PRODUCT~World-Steel-in-Figures-2015~.html

(14)  COM (2016) 155 definitief, Brussel, 16.3.2016, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank, Staal: behoud van duurzame banen en groei in Europa, blz. 2.

(15)  OESO, DSTI/SU/SC(2015)8/Final, Directorate for Science, Technology and Innovation, Capacity developments in the world steel industry, tabel 1, blz. 10, http://www.oecd.org/officialdocuments/publicdisplaydocumentpdf/?cote=DSTI/SU/SC(2015)8/FINAL&docLanguage=En

(16)  World Steel Association, World Steel in Figures 2016, tabel „major steel-producing countries 2014 and 2015”, blz. 9, http://www.worldsteel.org/media-centre/press-releases/2016/World-Steel-in-Figures-2016-is-available-online.html

(17)  OECD Directorate for Science, Technology and Innovation (2015): „Excess capacity in the global steel industry: the current situation and ways forward” , Technology and Industry Policy Papers, nr. 18, OECD Publishing, blz. 5 en 6. http://dx.doi.org/10.1787/5js65x46nxhj-en

(18)  Verklaring ingediend door Dentons namens de China Iron and Steel Association (CISA) en haar leden, Opmerkingen in de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, 21 maart 2016, lid 24, blz. 7.

(19)  Reuters, persartikel, „China's zombie steel mills fire up furnaces, worsen global glut” , http://in.reuters.com/article/china-steel-overcapacity-idINKCN0XI070

(20)  Reuters, persartikel, „BHP says over 50 million tonnes of steel capacity restarted in China” , http://www.reuters.com/article/us-bhp-china-idUSKCN0YA09E

(21)  June 2016 crude steel production, World Steel Association, media centre, https://www.worldsteel.org/media-centre/press-releases/2016/June-2016-crude-steel-production0.html

(22)  World Steel Association, Steel Statistical Yearbook 2015, tabel 1 op blz. 2 en tabel 13 op blz. 35, http://www.worldsteel.org/statistics/statistics-archive/yearbook-archive.html

(23)  De steekproef bestond uit 679,4 miljoen ton Chinese uitvoer van het soortgelijke product voor het jaar 2015 en 343,8 miljoen ton Chinese uitvoer van het soortgelijke product voor de eerste zes maanden van 2016.

(24)  Worldsteel Short Range Outlook 2014–2015, World Steel Association, https://www.worldsteel.org/media-centre/press-releases/2015/worldsteel-Short-Range-Outlook-2015-2016.html

(25)  Zie ook overweging 103 voor de lichte daling van de voorraden bij de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie als een percentage van de productie.

(26)  Zie ook overweging 100 voor de lichte daling van de voorraden bij de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie als een percentage van de productie.

(27)  European steel producers on the offensive, but will price increases stick? Artikel, http://blogs.platts.com/2016/04/05/european-steel-producers-on-offensive/

(28)  World Steel Association, The Chinese steel industry, A monthly update for world steel members, nummer 115, juni 2016.

(29)  Zoals vermeld in overweging 3, opende de Commissie op 7 juli 2016 een onderzoek naar de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit onder meer Rusland. De opening van een onderzoek zegt echter niets over de uitkomst ervan.

(*)  OESO, DSTI/SU/SC(2015)8/Final, Directorate for Science, Technology and Innovation, Capacity developments in the world steel industry, tabel 1, blz. 10, http://www.oecd.org/officialdocuments/publicdisplaydocumentpdf/?cote=DSTI/SU/SC(2015)8/FINAL&docLanguage=En

(**)  World Steel Association, Steel Statistical Yearbook 2015, tabel 1 op de blz. 1 en 2 en tabel 13 op blz. 35, http://www.worldsteel.org/statistics/statistics-archive/yearbook-archive.htm

(***)  OESO, DSTI/SU/SC(2015)8/Final, Directorate for Science, Technology and Innovation, Capacity developments in the world steel industry, tabel 1, blz. 10, http://www.oecd.org/officialdocuments/publicdisplaydocumentpdf/?cote=DSTI/SU/SC(2015)8/FINAL&docLanguage=En

(****)  World Steel Association, Steel Statistical Yearbook 2015, tabel 1 op de blz. 1 en 2 en tabel 13 op blz. 35, http://www.worldsteel.org/statistics/statistics-archive/yearbook-archive.html

(30)  Zie Besluit nr. 284/2000/EGKS van de Commissie van 4 februari 2000 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde gewalste, platte producten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, niet geplateerd, noch bekleed, opgerold, enkel warmgewalst uit India en Taiwan en tot aanvaarding van door bepaalde producenten-exporteurs aangeboden verbintenissen en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van Zuid-Afrika, PB L 31, 2000, blz. 44, par. 338.

(31)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1328 van de Commissie van 29 juli 2016 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie, PB L 210, 2016, blz. 1, overweging 156.

(32)  McKinsey & Company, Laying the foundations for a financially sound industry, Vergadering van de Staalcommissie van de OESO van 5 december 2013, blz. 7

(33)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.


BIJLAGE

Land

Naam

Aanvullende Taric-code

VRC

Angang Steel Company Limited

C150

VRC

Inner Mongolia Baotou Steel Union Co., Ltd.

C151

VRC

Jiangyin Xingcheng Special Steel Works Co., Ltd.

C147

VRC

Shanxi Taigang Stainless Steel Co., Ltd.

C163

VRC

Shougang Jingtang United Iron & Steel Co., Ltd

C164

VRC

Maanshan Iron & Steel Co., Ltd

C165

VRC

Rizhao Steel Wire Co., Ltd.

C166

VRC

Rizhao Baohua New Material Co., Ltd.

C167

VRC

Tangshan Yanshan Iron and Steel Co., Ltd.

C168

VRC

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd.

C156


7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/70


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1779 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

183,5

ZZ

183,5

0707 00 05

TR

128,9

ZZ

128,9

0709 93 10

TR

135,5

ZZ

135,5

0805 50 10

AR

94,6

CL

126,6

TR

94,5

UY

55,5

ZA

130,7

ZZ

100,4

0806 10 10

TR

136,3

US

210,1

ZZ

173,2

0808 10 80

AR

110,6

BR

100,2

CL

154,8

NZ

132,8

ZA

113,9

ZZ

122,5

0808 30 90

CN

74,4

TR

130,3

ZZ

102,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/72


BESLUIT (EU) 2016/1780 VAN DE RAAD

van 29 september 2016

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1) (hierna de „overeenkomst” genoemd) is een gemengd comité opgericht. Dat artikel bepaalt met name dat het gemengd comité moet toezien op de uitvoering van de overeenkomst.

(2)

In Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn de procedures en voorwaarden vastgelegd voor de afgifte van visa voor de doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

(3)

Er moeten gemeenschappelijke richtsnoeren worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten de overeenkomst op volledig geharmoniseerde wijze uitvoeren en om de verhouding te verduidelijken tussen enerzijds de bepalingen van de overeenkomst en anderzijds de bepalingen van de wetgeving van de partijen bij de overeenkomst die van toepassing blijven op visumkwesties die niet onder de overeenkomst vallen.

(4)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat in het gemengd comité namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst.

(5)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en het besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en het besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het besluit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het gemengd comité dat is opgericht bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, met betrekking tot de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het gemengd comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 september 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. ŽIGA


(1)  PB L 52 van 25.2.2011, blz. 34.

(2)  Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET GEMENGD COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN GEORGIË INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA

van

betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1) (de „overeenkomst”), en met name artikel 12,

Overwegende dat de overeenkomst op 1 maart 2011 in werking is getreden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor de Europese Unie

Voor Georgië


(1)  PB L 52 van 25.2.2011, blz. 34.

BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE RICHTSNOEREN VOOR DE UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN GEORGIË INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA

De overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (de „overeenkomst”), die op 1 maart 2011 in werking is getreden, is bedoeld om op basis van wederkerigheid de procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Georgië te versoepelen.

De overeenkomst brengt op basis van wederkerigheid juridisch bindende rechten en verplichtingen tot stand voor de versoepeling van de procedures voor de afgifte van visa aan de burgers van Georgië.

Deze richtsnoeren, vastgesteld door het bij artikel 12 van de overeenkomst opgerichte gemengd comité (het „gemengd comité”), moeten ervoor zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten de bepalingen van de overeenkomst op geharmoniseerde wijze uitvoeren. De richtsnoeren maken geen deel uit van de overeenkomst en zijn derhalve niet juridisch bindend. Het wordt echter ten zeerste aanbevolen dat het diplomatiek en consulair personeel bij de uitvoering van de bepalingen van de overeenkomst de richtsnoeren consequent volgt.

Het is de bedoeling dat deze richtsnoeren onder de verantwoordelijkheid van het gemengd comité worden aangepast in het licht van de ervaring verworven bij de uitvoering van de overeenkomst.

Om de duurzame en geharmoniseerde uitvoering van de overeenkomst te garanderen en overeenkomstig het reglement van orde van het gemengd comité visumversoepeling zijn de partijen overeengekomen om in de perioden tussen de formele vergaderingen van het gemengd comité informele contacten te onderhouden om dringende aangelegenheden te behandelen. Op de eerstvolgende vergadering van het gemengd comité visumversoepeling wordt nauwkeurig verslag gedaan van deze kwesties en de informele contacten.

I.   ALGEMENE ASPECTEN

1.1.   Doel en toepassingsgebied

Artikel 1, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Deze overeenkomst is bedoeld om de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Georgië te versoepelen.”.

De overeenkomst is van toepassing op alle burgers van Georgië die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht hun land van verblijf.

De overeenkomst is niet van toepassing op staatloze personen die beschikken over een door Georgië afgegeven verblijfsvergunning. Op die categorie personen zijn de normale regels van het EU-acquis inzake visa van toepassing.

Artikel 1, lid 2, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„2.   Indien Georgië de visumplicht voor de burgers van alle lidstaten of voor bepaalde categorieën burgers van alle lidstaten weer invoert, gelden op basis van wederkerigheid voor de betrokken burgers van de Unie automatisch dezelfde versoepelingen als die welke krachtens deze overeenkomst gelden voor de burgers van Georgië.”.

Sinds 1 juni 2006 zijn alle burgers van de Unie en staatloze personen die beschikken over een door een lidstaat afgegeven verblijfsvergunning vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij voor maximaal 90 dagen per periode van 180 dagen naar Georgië reizen of op doorreis over het grondgebied van Georgië reizen.

Om discriminerende behandeling door Georgië van burgers van een of meer lidstaten of van bepaalde categorieën burgers van een of meer lidstaten te vermijden, heeft de Unie in een aan de overeenkomst gehechte verklaring aangekondigd dat zij de toepassing van de overeenkomst zal opschorten indien Georgië de visumplicht weer invoert voor de burgers van een of meer lidstaten of voor bepaalde categorieën burgers van een of meer lidstaten.

1.2.   Toepassingsgebied van de overeenkomst

Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   De bij deze overeenkomst geregelde soepeler afgifte van visa geldt voor burgers van Georgië voor zover zij niet zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van de wet- en regelgeving van de Unie of de lidstaten, deze overeenkomst of andere internationale overeenkomsten.

2.   Op kwesties die niet onder deze overeenkomst vallen, zoals de weigering om een visum af te geven, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, inreisverbod en uitzettingsmaatregelen, is de nationale wetgeving van Georgië, de nationale wetgeving van de lidstaten of het recht van de Unie van toepassing.”.

Onverminderd artikel 10, heeft de overeenkomst geen gevolgen voor de bestaande regels inzake visumverplichtingen en -vrijstellingen. Aan de mogelijkheid voor de lidstaten om op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (1) bepaalde categorieën personen, zoals civiele vliegtuig- en scheepsbemanningsleden, van de visumplicht vrij te stellen, wordt bijvoorbeeld niet geraakt. Sinds de vankrachtwording van de associatie van Zwitserland en Liechtenstein met het Schengengebied op respectievelijk 13 december 2008 en 7 maart 2011 worden verblijfsvergunningen die zijn afgegeven door Zwitserland of door Liechtenstein erkend als gelijkwaardig aan Schengenvisa, zowel voor doorreis als voor kort verblijf.

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) („Visumcode”) is van toepassing op alle kwesties die niet onder de overeenkomst vallen, zoals het bepalen van de Schengenlidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de visumaanvraag, de motivering van de weigering van visumafgifte, het recht van beroep tegen een negatieve beslissing en de algemene regels inzake het persoonlijk onderhoud met de visumaanvrager. Bovendien blijven de Schengenregels en, waar nodig, het nationaal recht van toepassing op kwesties die niet onder de overeenkomst vallen, zoals de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, de weigering van toegang tot het grondgebied van de lidstaten en uitzettingsmaatregelen. In dat verband moet precieze informatie over deze kwesties worden verstrekt (3).

Zelfs indien aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan, bijvoorbeeld wanneer een visumaanvrager van een in artikel 4 genoemde categorie de nodige bewijsstukken betreffende het doel van de reis heeft voorgelegd, kan afgifte van een visum toch nog worden geweigerd wanneer niet aan de in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (4) („Schengengrenscode”) vastgelegde voorwaarden is voldaan, met name wanneer de persoon niet over een geldig reisdocument beschikt, hij gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS) of als een bedreiging voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid wordt beschouwd, enz.

De andere in de Visumcode vastgelegde mogelijkheden voor flexibiliteit bij de afgifte van visa blijven van toepassing. Meervoudige visa met een lange geldigheidsduur — tot vijf jaar — kunnen bijvoorbeeld worden afgegeven aan andere categorieën personen dan die welke zijn vermeld in artikel 5 van de overeenkomst, indien aan de voorwaarden van artikel 24 van de Visumcode is voldaan. Evenzo blijven de bepalingen van artikel 16, leden 5 en 6, van de Visumcode met betrekking tot ontheffing en vermindering van de visumleges van toepassing.

1.3.   Soorten visa die tot het toepassingsgebied van de overeenkomst behoren

In artikel 3, onder d), wordt „visum” als volgt gedefinieerd: „een machtiging die door een lidstaat wordt afgegeven voor een doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, gerekend vanaf de datum van de eerste binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten;”.

De versoepelingen waarin de overeenkomst voorziet, zijn van toepassing op zowel eenvormige visa als visa met een beperkte territoriale geldigheid die zijn afgegeven voor doorreis of een kort verblijf.

1.4.   Berekening van de toegestane verblijfsduur en in het bijzonder van de periode van zes maanden

Bij Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) is het begrip „kort verblijf” opnieuw gedefinieerd. De nieuwe definitie van kort verblijf luidt als volgt: „ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen.”. Die definitie is op 18 oktober 2013 in werking getreden en is vervat in de Schengengrenscode.

Als datum van binnenkomst geldt de eerste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten en als datum van uitreis geldt de laatste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Er wordt uitgegaan van een dynamische referentieperiode van 180 dagen; op elke dag van het verblijf wordt achterwaarts gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarde van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dat betekent dat een ononderbroken afwezigheid van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van maximaal 90 dagen.

Voorbeeld van berekening van de verblijfsduur op basis van de nieuwe definitie:

Iemand heeft een meervoudig visum met een geldigheidsduur van één jaar (18.4.2010 — 18.4.2011) en komt voor het eerst de lidstaten binnen op 19.4.2010 en blijft drie dagen. Daarna komt hij op 18.6.2010 opnieuw binnen op het grondgebied van de lidstaten en blijft 86 dagen. Wat is de situatie op bepaalde specifieke data? Wanneer wordt deze persoon opnieuw tot het grondgebied van de lidstaten toegelaten?

Op 11.9.2010: in de afgelopen 180 dagen (16.3.2010 — 11.9.2010) heeft het verblijf van de betrokkene drie dagen (19.4.2010 — 21.4.2010) plus 86 dagen (18.6.2010 — 11.9.2010) geduurd = 89 dagen: verblijfsduur niet overschreden. De betrokkene mag nog één dag blijven.

Vanaf 16.10.2010: de betrokkene mag na binnenkomst drie dagen blijven (op 16.10.2010 is het verblijf van 19.4.2010 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen); op 17.10.2010 is het verblijf van 20.4.2010 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen enz.)

Vanaf 15.12.2010: de betrokkene mag na binnenkomst 86 dagen blijven (op 15.12.2010 is het verblijf van 18.6.2010 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen), op 16.12.2010 is het verblijf van 19.6.2010 niet meer relevant enz.)

1.5.   De situatie met betrekking tot de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de Unie zijn toegetreden en nog niet volledig in het Schengengebied zijn geïntegreerd, de lidstaten die niet deelnemen aan het gemeenschappelijk visumbeleid van de Unie en de geassocieerde landen

Enkel Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië passen het Schengenacquis nog niet volledig toe. Zij zullen nationale visa blijven afgeven die enkel geldig zijn voor hun grondgebied. Zodra deze lidstaten het Schengenacquis volledig uitvoeren, zullen zij de overeenkomst verder toepassen.

In afwachting van de volledige uitvoering van het Schengenacquis door die lidstaten blijft op de aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen het nationaal recht van toepassing. Vanaf de datum van volledige uitvoering van het Schengenacquis zijn de Schengenvoorschriften en/of het nationaal recht van toepassing op kwesties die niet onder de overeenkomst vallen.

Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië zijn gemachtigd om door de Schengenlidstaten en geassocieerde landen afgegeven verblijfstitels, D-visa en visa voor kort verblijf te aanvaarden voor kort verblijf op hun grondgebied (6).

Overeenkomstig artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (7) moeten alle Schengenlidstaten de door elkaar afgegeven visa voor verblijf van langere duur en verblijfstitels aanvaarden voor verblijf van korte duur op elkaars grondgebied. De Schengenstaten aanvaarden de door geassocieerde landen afgegeven verblijfstitels, D-visa en visa voor kort verblijf voor binnenkomst en kort verblijf op hun grondgebied en vice versa.

De overeenkomst is niet van toepassing op Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, maar omvat gezamenlijke verklaringen waarin wordt aangegeven dat het wenselijk is dat deze lidstaten met Georgië bilaterale overeenkomsten over visumversoepeling sluiten.

Hoewel IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland geassocieerd zijn met Schengen, is de overeenkomst niet van toepassing op deze landen.

1.6.   Verhouding tussen de overeenkomst en bilaterale overeenkomsten

Artikel 13 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„Zodra deze overeenkomst in werking treedt, heeft zij voorrang op de bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Georgië, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.”.

Sinds de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zijn de bepalingen van de bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Georgië inzake de aangelegenheden die onder de overeenkomst vallen, niet langer van toepassing. Overeenkomstig het recht van de Unie moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om de onverenigbaarheden tussen hun bilaterale overeenkomsten en de overeenkomst weg te nemen.

Indien een lidstaat met Georgië een bilaterale overeenkomst of regeling heeft gesloten over aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen, bijvoorbeeld de vrijstelling van de visumplicht voor houders van dienstpaspoorten, blijft die vrijstelling ook na de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing.

De volgende lidstaten hebben bilaterale overeenkomsten gesloten met Georgië op grond waarvan houders van een dienstpaspoort zijn vrijgesteld van de visumplicht: Bulgarije, Cyprus, Letland, Hongarije, Roemenië en Slowakije.

De visumvrijstelling die een lidstaat verleent aan houders van dienstpaspoorten is enkel van toepassing voor het reizen op het grondgebied van die lidstaat, en niet voor het reizen naar andere Schengenstaten.

1.7.   Gemeenschappelijke verklaring betreffende de harmonisatie van informatie over procedures voor de afgifte van visa voor kort verblijf en over de documenten die moeten worden overgelegd bij het aanvragen van een visum voor kort verblijf

In een aan de overeenkomst gehechte gezamenlijke verklaring hebben de partijen zich ertoe verbonden burgers van Georgië coherente en uniforme informatie te verstrekken over de toegang tot de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten, de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa en de geldigheid van de afgegeven visa. Deze informatie is te vinden op de website van de delegatie van de Europese Unie in Georgië: http://www.eeas.europa.eu/delegations/georgia/travel_eu/visa/index_en.htm.

Artikel 47 van de Visumcode verplicht de centrale autoriteiten en consulaten van de lidstaten ertoe de bevolking alle relevante informatie met betrekking tot het aanvragen van een visum te verstrekken.

De diplomatieke en consulaire posten wordt verzocht die informatie op grote schaal te verspreiden (o.a. via informatieborden van de consulaten, brochures en websites) en tevens gedetailleerde informatie te verstrekken over de voorwaarden voor afgifte van een visum, de vertegenwoordiging van de lidstaten in Georgië en hun lijst van vereiste bewijsstukken.

1.8.   Informatieverstrekking door de Georgische autoriteiten over de overeenkomst

Om de burgers van Goergië correct te informeren over de voordelen van de overeenkomst en de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten waar visumaanvragen kunnen worden ingediend, heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken van Georgië een speciale link gemaakt die toegang biedt tot die informatie:

http://mfa.gov.ge/index.php?lang_id=GEO&sec_id=95&info_id=13448

II.   RICHTSNOEREN OVER SPECIFIEKE BEPALINGEN

2.1.   Regels die voor alle visumaanvragers gelden

Er zij aan herinnerd dat de onderstaande versoepelingen met betrekking tot de visumleges, de duur van de behandeling van een visumaanvraag en de verlenging van visa in buitengewone omstandigheden van toepassing zijn op alle visumaanvragers, toeristen inbegrepen.

2.1.1.   Visumleges

Artikel 6, lid 1, eerste alinea, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Voor het behandelen van een visumaanvraag van burgers van Georgië wordt 35 EUR in rekening gebracht.”.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de overeenkomst bedragen de leges voor de behandeling van een visumaanvraag 35 EUR. Dat legesbedrag geldt voor alle Georgische visumaanvragers (ook voor toeristen) die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht het aantal binnenkomsten.

Artikel 6, lid 2, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„2.   Wanneer de lidstaten gebruikmaken van een externe dienstverlener mogen extra kosten in rekening worden gebracht. De dienstverleningskosten staan in verhouding tot de kosten die de externe dienstverlener moet maken voor het uitvoeren van zijn taken en mogen ten hoogste 30 EUR bedragen. De betrokken lidstaten behouden voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat.”.

Artikel 43 van de Visumcode bevat precieze informatie met betrekking tot de taken van de externe dienstverleners waarmee wordt samengewerkt.

Artikel 6, lid 3, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„3.   Aan de volgende categorieën burgers worden geen kosten in rekening gebracht voor de behandeling van een visumaanvraag:

a)

gepensioneerden;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moeten visumaanvragers van deze categorie bewijs overleggen van de status van gepensioneerde. De vrijstelling is niet gerechtvaardigd wanneer het doel van de reis erin bestaat een bezoldigde bezigheid te verrichten.);

„b)

kinderen jonger dan 12 jaar;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moeten visumaanvragers van deze categorie bewijs van leeftijd overleggen.);

„c)

leden van nationale en regionale regeringen en van constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moeten visumaanvragers van deze categorie bewijs van de Georgische autoriteiten overleggen dat hun positie bevestigt);

„d)

gehandicapten en personen die hen indien nodig begeleiden;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moet bewijs worden overgelegd dat de beide aanvragers tot deze categorie behoren).

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moeten visumaanvragers van deze categorie een Georgisch certificaat voor gehandicapten (eerste of tweede graad) overleggen dat door het Georgische ministerie van Gezondheid, Werkgelegenheid en Sociale Zaken is afgegeven of een certificaat dat is afgegeven door openbare of particuliere ziekenhuizen of klinieken. Wanneer de handicap van de verzoekers duidelijk zichtbaar is (bv. bij blinden of personen met één been) volstaat een visuele vaststelling door de consulaire dienst. Van de begeleidende personen worden in beginsel geen aanvullende documenten verlangd.

In gerechtvaardigde gevallen kan de aanvraag worden ingediend door een vertegenwoordiger of de voogd van de gehandicapte.

„e)

naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven;”.

Artikel 6, lid 3,onder e), van de overeenkomst regelt de situatie van Georgische naaste familieleden die naar de lidstaten reizen om een bezoek te brengen aan legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende burgers van Georgië.

„f)

leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging zullen deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden;

g)

scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, zoals uitwisselingsprogramma's en andere schoolgerelateerde activiteiten;

h)

journalisten en geaccrediteerde personen die hen beroepsmatig vergezellen;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moeten visumaanvragers van deze categorie bewijs overleggen dat bevestigt dat zij leden zijn van journalistieke of mediaorganisaties.);

„i)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden;” (NB: supporters worden niet als begeleiders beschouwd.);

„j)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;

k)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's;

l)

personen die documenten hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun reis om humanitaire redenen noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een dringende medische behandeling te ondergaan, in welk geval de vrijstelling ook geldt voor degene die de betrokkene begeleidt, of om een begrafenis van een naast familielid bij te wonen of een ernstig ziek naast familielid te bezoeken.”.

De bovenstaande categorieën worden vrijgesteld van de leges. Bovendien is er ook vrijstelling van betaling van leges overeenkomstig artikel 16, lid 4, van de Visumcode.

Artikel 16, lid 6, van de Visumcode bepaalt het volgende: „In individuele gevallen kan het te betalen bedrag aan visumleges worden kwijtgescholden of verminderd wanneer daarmee culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire redenen gediend zijn.”.

Voorts wordt in artikel 16, lid 7, van de Visumcode bepaald dat de visumleges moeten worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt gebruikt, en dat de visumleges niet worden terugbetaald, behalve in geval van een niet-ontvankelijke aanvraag of wanneer het consulaat niet bevoegd is.

Indien de visumleges in een andere munt dan de euro worden geheven, wordt het bedrag ervan vastgesteld en regelmatig opnieuw bezien aan de hand van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde wisselkoersen. Het geheven bedrag mag worden afgerond en de consulaten zorgen er in het kader van plaatselijke Schengensamenwerking voor dat zij gelijke leges heffen.

Om te vermijden dat er discrepanties zijn die leiden tot visumshoppen, moeten de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten in Georgië ervoor zorgen dat alle Georgische visumaanvragers vergelijkbare visumleges betalen wanneer die in een buitenlandse valuta worden geheven.

Georgische visumaanvragers ontvangen voor de betaalde visumleges een kwitantie overeenkomstig artikel 16, lid 8, van de Visumcode.

2.1.2.   Duur van de behandeling van een visumaanvraag

Artikel 7 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten nemen binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de visumaanvraag en de benodigde bewijsstukken een beslissing over de visumaanvraag.

2.   De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in individuele gevallen worden verlengd tot 30 kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag nodig is.

3.   De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in dringende gevallen worden beperkt tot twee werkdagen of minder.”.

In beginsel zal binnen tien kalenderdagen vanaf de datum van indiening van de ontvankelijke visumaanvraag een beslissing worden genomen over de visumaanvraag.

Die periode kan worden verlengd tot 30 kalenderdagen wanneer nader onderzoek nodig is, bijvoorbeeld wanneer de centrale autoriteiten moeten worden geraadpleegd.

Die termijnen beginnen pas te lopen vanaf het moment dat de aanvraag volledig is, d.w.z. vanaf het tijdstip van ontvangst van de visumaanvraag en de bewijsstukken.

Bij diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten die een afsprakensysteem hanteren, wordt de termijn voor het krijgen van een afspraak niet bij de behandelingstijd gerekend. Met betrekking tot deze kwestie en andere praktische voorschriften voor het indienen van een visumaanvraag, zijn de algemene voorschriften in artikel 9 van de Visumcode van toepassing. Indien een afspraak moet worden gemaakt voor het indienen van een visumaanvraag, bedraagt de wachttijd tot de afspraak met name in de regel ten hoogste twee weken, gerekend vanaf de datum waarop om de afspraak werd verzocht.

Bij het maken van een afspraak moet rekening worden gehouden met de eventuele door de visumaanvrager ingeroepen urgentie. De beslissing om een visumaanvraag sneller te behandelen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de overeenkomst wordt door het consulaat genomen.

Overeenkomstig de handleiding voor de behandeling van visumaanvragen en de wijziging van afgegeven visa (deel 2, punt 3.2.2) moet de capaciteit van de consulaten van de lidstaten in Georgië wat de behandeling van visumaanvragen betreft worden aangepast, zodat de in de Visumcode vastgelegde termijn van twee weken voor een afspraak kan worden nageleefd, ook in het hoogseizoen.

In gemotiveerde spoedeisende gevallen (situaties waarin om redenen die door de visumaanvrager niet waren te voorzien, niet eerder een visum had kunnen worden aangevraagd), moet de afspraak (overeenkomstig artikel 9, lid 3, van de Visumcode) onmiddellijk plaatsvinden of moet direct toegang worden verleend voor het indienen van een aanvraag.

Bovendien kan een consulaat besluiten voor bepaalde categorieën aanvragers een versnelde procedure voor visumaanvragen in te stellen.

2.1.3.   Verlenging van het visum in buitengewone omstandigheden

Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„De geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum wordt voor burgers van Georgië verlengd indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat oordeelt dat de visumhouder heeft aangetoond dat hij wegens overmacht of om humanitaire redenen niet in staat was het grondgebied van de lidstaat vóór het verstrijken van de geldigheidsduur of het einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten. Deze verlenging is gratis.”.

Met betrekking tot de mogelijkheid de geldigheid van het visum te verlengen om gemotiveerde persoonlijke redenen, zijn, wanneer de houder van een visum door overmacht niet in staat is het grondgebied van de lidstaat binnen de op de visumsticker vermelde termijn te verlaten, de bepalingen van artikel 33 van de Visumcode van toepassing voor zover deze in overeenstemming zijn met de overeenkomst. Op grond van de overeenkomst zijn aan de verlenging van het visum in geval van overmacht of om humanitaire redenen geen kosten verbonden.

2.2.   Regels die van toepassing zijn op bepaalde categorieën visumaanvragers

2.2.1.   Bewijsstukken betreffende het doel van de reis

De in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst genoemde categorieën burgers dienen wat het doel van de reis betreft, enkel de in dat artikel vermelde bewijsstukken over te leggen. Zoals artikel 4, lid 3, van de overeenkomst bepaalt, zijn geen andere vormen van motivering, uitnodiging of validering betreffende het doel van de reis nodig. Dit houdt echter geen vrijstelling in van de algemene vereiste om persoonlijk te verschijnen om een visumaanvraag in te dienen en om bewijsstukken te overleggen betreffende de bestaansmiddelen, die ongewijzigd blijft bestaan.

Als er in individuele gevallen twijfel blijft bestaan over de echtheid van het document tot staving van het doel van de reis, kan de visumaanvrager door de ambassade/het consulaat worden uitgenodigd voor een aanvullend diepgaand gesprek over het werkelijke doel van het bezoek of het voornemen van de aanvrager om terug te keren (overeenkomstig artikel 21, lid 8, van de Visumcode). In dergelijke gevallen kan de visumaanvrager aanvullende bewijsstukken overleggen of kan de consulaire vertegenwoordiger bij uitzondering om aanvullende bewijsstukken verzoeken. Het gemengd comité zal nauwlettend toezien op deze kwestie.

Op de categorieën die niet in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst worden vermeld (bijvoorbeeld toeristen), blijven wat betreft de bewijsstukken inzake het doel van de reis de algemene regels van toepassing. Hetzelfde geldt voor documenten voor ouderlijke toestemming voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Op aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen, zoals de erkenning van reisdocumenten en waarborgen betreffende terugkeer en voldoende bestaansmiddelen, zijn de Schengenregels en het nationaal recht van toepassing.

In beginsel moeten bij de visumaanvraag het origineel van de uitnodiging, het certificaat, het document of de brief die op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst vereist is, worden overgelegd. Het consulaat kan de visumaanvraag echter al in behandeling nemen met een duplicaat of kopie van de uitnodiging, het certificaat, het document of de brief. Het consulaat kan echter om het originele document verzoeken in geval van een eerste aanvraag en zal om het originele document verzoeken wanneer er in individuele gevallen twijfels bestaan.

Artikel 4, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Voor de hieronder genoemde categorieën burgers van Georgië volstaan de volgende documenten als rechtvaardiging van het doel van de reis naar de andere partij:

a)

voor naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven:

een schriftelijke uitnodiging van de gastheer of -vrouw;”.

Punt a) van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst heeft betrekking op de situatie van Georgische naaste familieleden die naar een lidstaat reizen om een bezoek te brengen aan legaal in die lidstaat verblijvende burgers van Georgië. Deze mogelijkheid geldt niet voor burgers van de Unie die in de Unie wonen en Georgische familieleden uitnodigen.

De echtheid van de handtekening van de uitnodiger moet worden bevestigd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van verblijf.

Ook moet bewijs worden geleverd van het legaal verblijf van de uitnodiger en van de familieband; bij de schriftelijke uitnodiging van de gastheer of -vrouw kunnen bijvoorbeeld kopieën van documenten worden gevoegd die zijn of haar status aantonen, zoals een kopie van de verblijfstitel en een document waaruit de familieband blijkt.

Deze bepaling is ook van toepassing op familieleden van personeel van diplomatieke en consulaire posten die voor een periode van hoogstens 90 dagen naar het grondgebied van de lidstaten reizen om er familie te bezoeken; in dergelijke gevallen hoeft echter geen bewijs te worden verstrekt van legaal verblijf en van de familieband.

„b)

voor leden van officiële delegaties die op officiële aan Georgië gerichte uitnodiging deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden:

een brief van een Georgische instantie waarin wordt bevestigd dat de aanvrager lid is van de Georgische delegatie die naar de andere partij afreist om deel te nemen aan een hierboven bedoeld evenement, en een kopie van de officiële uitnodiging;”.

De brief van de bevoegde autoriteit moet de naam van de betrokkene vermelden en bevestigen dat hij lid is van een delegatie die naar het grondgebied van een andere partij reist om er deel te nemen aan een officiële ontmoeting. De naam van de aanvrager hoeft niet noodzakelijk ook op de officiële uitnodiging voor de ontmoeting te worden vermeld, behoudens wanneer de officiële uitnodiging aan een specifieke persoon is gericht.

Deze bepaling is van toepassing op leden van officiële delegaties, ongeacht het soort paspoort dat ze hebben (dienstpaspoort of gewoon paspoort).

„c)

voor scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's, en andere schoolgerelateerde activiteiten:

een schriftelijke uitnodiging of een inschrijvingsbewijs van de gastuniversiteit, het gastcollege of de gastschool, of een studentenkaart of inschrijvingsbewijs van de te volgen cursussen;”.

Een studentenkaart wordt alleen als bewijs van het doel van de reis aanvaard als zij is afgegeven door de universiteit, het college of de school waar de studie of opleiding zal plaatsvinden.

„d)

voor personen die om medische redenen naar de lidstaten reizen en hun noodzakelijke begeleiders:

een officieel document van de medische instelling waaruit blijkt dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is en dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, en bewijs van voldoende financiële middelen om de behandeling te betalen;”.

Het document van de medische instelling waaruit de drie elementen blijken (dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is, dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, en bewijs van voldoende financiële middelen om de behandeling te betalen) moet worden overgelegd.

„e)

voor journalisten en geaccrediteerde personen die hen beroepsmatig vergezellen:

een certificaat of ander document van een beroepsorganisatie waaruit blijkt dat de betrokken persoon een gekwalificeerd journalist is of beroepsmatig een journalist vergezelt, en een document van de werkgever van de betrokkene waarin staat vermeld dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten of daarbij te assisteren;”.

Freelancejournalisten en hun assistenten behoren niet tot deze categorie.

Het certificaat of document waaruit blijkt dat de aanvrager een professioneel journalist is of een geaccrediteerde persoon die beroepsmatig een journalist vergezelt en het originele document van de werkgever van de betrokkene waarin staat vermeld dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten of daarbij te assisteren, worden overgelegd.

Op dit ogenblik bestaan er in Georgië geen professionele mediaverenigingen, -centra, -instellingen, -bonden of soortgelijke organisaties, die de belangen van een groep journalisten of geaccrediteerde personen die hen beroepsmatig vergezellen, vertegenwoordigen en certificaten zouden kunnen afgeven waaruit blijkt dat de betrokkene een professionele journalist is of een geaccrediteerde persoon die hem beroepshalve vergezelt op een specifiek domein. Totdat dergelijke organisaties worden opgericht, kunnen de consulaten een certificaat van de werkgever en een persaccreditatie bij een van de lidstaten aanvaarden.

„f)

voor deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, de bevoegde instanties, de nationale sportfederatie of het nationale olympisch comité van een van de lidstaten;”.

Op de lijst van begeleiders bij internationale sportevenementen worden enkel personen opgenomen die de sporters beroepshalve begeleiden: trainers, masseurs, managers, medisch personeel en het hoofd van de sportclub. Supporters worden dus niet als begeleiders beschouwd.

„g)

voor zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties:

een schriftelijke uitnodiging van een in het gastland gevestigde rechtspersoon of onderneming of organisatie, of een bureau of filiaal daarvan, van nationale of lokale autoriteiten van de lidstaten of van organisatiecomités van handels- en industrietentoonstellingen, -conferenties en -symposia die worden gehouden op het grondgebied van de lidstaten en de instemming genieten van de Nationale Kamer van Koophandel van Georgië;”.

Het nationaal bureau voor openbare registratie zal een document afgeven als bevestiging van het bestaan van de bedrijfsorganisaties.

„h)

voor beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie waaruit blijkt dat de betrokkene deelneemt aan het evenement;

i)

voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, een bevestiging dat de betrokkene de maatschappelijke organisatie vertegenwoordigt en het oprichtingsdocument van de organisatie uit het desbetreffende register, afgegeven door een nationale instantie overeenkomstig de nationale wetgeving;”.

Er moet een document van de maatschappelijke organisatie worden overgelegd waarin wordt bevestigd dat de aanvrager deze organisatie vertegenwoordigt.

De bevoegde Georgische autoriteit die het oprichtingsdocument van de maatschappelijke organisatie afgeeft, is het nationale bureau voor openbare registratie.

Het register waarin de oprichtingsdocumenten van maatschappelijke organisaties worden ingeschreven, is het nationale bureau voor openbare registratie. Het ministerie van Justitie en het nationale bureau voor openbare registratie werken samen met lokale overheden aan de ontwikkeling van een elektronische databank van ngo's, die na voltooiing beschikbaar zou worden gesteld via de website van het ministerie van Justitie: https://enreg.reestri.gov.ge/main.php.

Individuele leden van de maatschappelijke organisaties vallen niet onder de overeenkomst.

„j)

voor deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie om deel te nemen aan deze activiteiten;

k)

voor chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Georgië:

een schriftelijke uitnodiging van de nationale onderneming of vereniging van vervoerders van Georgië die internationaal vervoer over de weg verzorgen, waarin het doel, de duur en de frequentie van de reizen staan vermeld;”.

Op dit moment bestaan er in Georgië twee nationale verenigingen van Georgische vervoerders die bevoegd zijn om een schriftelijke uitnodiging af te geven aan beroepschauffeurs: de Georgian International Road Carriers Association (GIRCA) en de Georgian Association of Carriers of Passengers by Road (GACPR). Vervoerders die geen lid zijn van een van de bovenstaande verenigingen, kunnen een uitnodiging overleggen die is afgegeven door het agentschap voor vervoer over de weg van het Georgische ministerie van Economische zaken en duurzame ontwikkeling; in het geval van bekende vervoerondernemingen kunnen de consulaten ook een schriftelijke uitnodiging aanvaarden van de Georgische vervoerder/transportonderneming die de chauffeur in dienst heeft. In de uitnodiging worden het doel, de duur en de frequentie van de reizen vermeld.

„l)

voor deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden:

een schriftelijke uitnodiging van het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van deze steden of gemeentelijke autoriteiten;”.

Het is het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van de stad of gemeente waar de uitwisseling zal plaatsvinden dat/die bevoegd is om een schriftelijke uitnodiging af te geven. Enkel officiële uitwisselingen vallen onder deze categorie.

„m)

voor bezoekers van militaire of civiele begraafplaatsen:

een officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan, en dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de begraven persoon;”.

In de overeenkomst is niet vastgelegd of het bovengenoemd officieel document moet worden afgegeven door de autoriteiten van het land waar de begraafplaats zich bevindt of door de autoriteiten van het land van verblijf van de persoon die de begraafplaats wenst te bezoeken. Officiële documenten van beide landen dienen te worden aanvaard.

Het bovengenoemd officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan moet worden overgelegd samen met de bevestiging dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de overledene.

Belangrijk: de overeenkomst doet geen nieuwe aansprakelijkheidsregels ontstaan voor de natuurlijke of rechtspersonen die de schriftelijke uitnodiging afgeven. Op valse uitnodigingen is het desbetreffende Unierecht/nationaal recht van toepassing.

2.2.2.   Afgifte van meervoudige visa

Wanneer de visumaanvrager frequent naar het grondgebied van de lidstaten moet reizen, kunnen visa voor kort verblijf voor meerdere bezoeken worden afgegeven; de totale duur van de bezoeken mag evenwel niet langer zijn dan 90 dagen per periode van 180 dagen.

Artikel 5 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar aan de volgende categorieën personen:

a)

echtgenoten en kinderen (inclusief adoptiekinderen) die jonger zijn dan 21 jaar of ten laste komen van de aanvrager, alsmede ouders die op bezoek gaan bij Georgische burgers die legaal in de lidstaten verblijven; de geldigheidsduur blijft beperkt tot de looptijd van de verblijfsvergunning;

b)

leden van nationale en regionale regeringen en van constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties in de uitoefening van hun functie, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht; de geldigheidsduur blijft beperkt tot hun ambtstermijn, indien deze minder dan vijf jaar beloopt;

c)

permanente leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging gericht tot Georgië regelmatig moeten deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele programma's op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden.”.

Gelet op de beroepsstatus van deze categorieën personen of hun familieband met een burger van Georgië die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijft, is het gerechtvaardigd een meervoudig visum af te geven met een geldigheidsduur van vijf jaar of met een beperkte geldigheidsduur die overeenstemt met de mandaatsperiode of de duur van het legaal verblijf indien die korter is dan vijf jaar.

Personen die onder artikel 5, lid 1, onder a), van de overeenkomst vallen, moeten bewijs van legaal verblijf van de uitnodiger overleggen.

Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst vallen, moet bewijs worden overgelegd van hun beroepsstatus en de duur van hun mandaat.

Dat geldt echter niet als de personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), vallen, op grond van de overeenkomst zijn vrijgesteld van de visumplicht, d.w.z. voor houders van een diplomatiek paspoort.

Personen die onder artikel 5, lid 1, onder c), van de overeenkomst vallen, moeten bewijzen dat zij permanent lid zijn van de officiële delegatie en regelmatig aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's moeten deelnemen.

„2.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van maximaal één jaar aan de volgende categorieën burgers, mits deze in het voorafgaande jaar ten minste één visum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte lidstaat en er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen:

a)

leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging regelmatig moeten deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden;

b)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;

c)

beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die regelmatig naar de lidstaten reizen;

d)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's, die regelmatig naar de lidstaten reizen;

e)

studenten en postdoctoraal studenten die regelmatig reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;

f)

deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden of gemeentelijke autorititeiten;

g)

personen die om medische redenen regelmatig naar de lidstaten moeten reizen en hun noodzakelijke begeleiders;

h)

journalisten en geaccrediteerde personen die hen beroepshalve vergezellen;

i)

zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen;

j)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden;

k)

chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Georgië.

3.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten verstrekken de in lid 2 bedoelde personen meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de gastlidstaat gebruik hebben gemaakt van het meervoudig visum voor één jaar en de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds gelden.

4.   De in de leden 1 tot en met 3 bedoelde personen mogen in totaal ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”.

Aan personen van de bovengenoemde categorieën worden in beginsel meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar afgegeven, mits deze in het voorafgaande jaar (twaalf maanden) ten minste één Schengenvisum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake toegang tot en verblijf op het grondgebied van de bezochte lidstaat of lidstaten (de betrokkene is bijvoorbeeld niet langer gebleven dan toegestaan) en er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen. Wanneer het niet gerechtvaardigd is een visum van één jaar af te geven (bv. wanneer de duur van het uitwisselingsprogramma minder dan een jaar bedraagt of de persoon niet gedurende een volledig jaar hoeft te reizen) wordt een visum met een geldigheidsduur van minder dan een jaar afgegeven, mits aan alle andere voorwaarden voor afgifte is voldaan.

Aan personen van de in artikel 5, lid 2, vermelde categorieën worden meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar afgegeven, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar (24 maanden) gebruik hebben gemaakt van de twee meervoudige visa voor één jaar overeenkomstig de wetgeving inzake toegang tot en verblijf op het grondgebied van de bezochte lidstaat of lidstaten en de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds geldig zijn. Er wordt slechts een visum met een geldigheid van twee tot vijf jaar afgegeven indien aan de visumaanvrager in de voorgaande twee jaar twee visa met een geldigheidsduur van — ten minste — één jaar zijn afgegeven en hij van deze visa gebruik heeft gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake toegang tot en verblijf op het grondgebied van de bezochte lidstaat of lidstaten. De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten beslissen op basis van een individuele beoordeling van iedere visumaanvraag over de geldigheidsduur van het visum, die ten minste twee en ten hoogste vijf jaar kan bedragen.

Wat betreft de definitie van de criteria in artikel 5, lid 2, van de overeenkomst: „mits … er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen”, en artikel 5, lid 3, van de overeenkomst: „mits … de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds gelden”, gelden de criteria van de Visumcode voor de afgifte van meervoudige visa: dat wil zeggen dat de betrokkene moet bewijzen genoodzaakt te zijn frequent naar een of meer lidstaten te reizen, bijvoorbeeld voor zakelijke doeleinden.

Er hoeft geen meervoudig visum te worden afgegeven indien de visumaanvrager geen gebruik heeft gemaakt van een eerder afgegeven visum.

2.2.3.   Houders van diplomatieke paspoorten

Artikel 10 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Burgers van Georgië die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort hebben geen visum nodig voor een inreis in, een uitreis uit of een doorreis over het grondgebied van de lidstaten.

2.   De in lid 1 bedoelde personen mogen ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”.

De procedures voor het uitzenden van diplomaten naar de lidstaten worden niet door de overeenkomst geregeld. Daarop is de normale accreditatieprocedure van toepassing.

III.   SAMENWERKING INZAKE DOCUMENTBEVEILIGING

In een aan de overeenkomst gehechte gezamenlijke verklaring komen de partijen overeen dat het gemengd comité een beoordeling moet uitvoeren van het effect van het beveiligingsniveau van de respectieve reisdocumenten op de werking van de overeenkomst. Daartoe zijn de partijen overeengekomen elkaar regelmatig op de hoogte te houden van de maatregelen om de wildgroei van reisdocumenten tegen te gaan, de technische aspecten van reisdocumentenbeveiliging te ontwikkelen en de afgifte van reisdocumenten verder te personaliseren.

IV.   STATISTIEKEN

Opdat het gemengd comité effectief toezicht zou kunnen houden op de overeenkomst, dienen de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten bij de Commissie elke zes maanden statistieken in, indien mogelijk uitgesplitst per maand, met betrekking tot:

het aantal afgegeven meervoudige visa,

het aantal visa dat zonder betaling van legeskosten is afgegeven.

V.   VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE OVER VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA AAN FAMILIELEDEN

Hoewel de overeenkomst geen juridisch bindende rechten en verplichtingen bevat ter bevordering van het verkeer van een grotere groep burgers van Georgië met familiebanden met burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven, neemt de Europese Unie nota van het voorstel van Georgië om de categorie familieleden op wie de visumversoepeling van toepassing is, ruimer te definiëren en van het belang dat Georgië hecht aan vereenvoudiging van het verkeer van deze categorie personen.

Daarom wordt, ter bevordering van de mobiliteit van een grotere groep personen met familiebanden met burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven (met name zussen en broers en hun kinderen), de consulaire posten van de lidstaten in een bij de overeenkomst gevoegde verklaring verzocht ten volle gebruik te maken van de in het acquis bestaande mogelijkheden om de afgifte van visa aan deze categorie personen te vereenvoudigen, met name door middel van vereenvoudigingen ten aanzien van de vereiste bewijsstukken, vrijstelling van leges en zo mogelijk de afgifte van meervoudige visa.


(1)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).

(3)  Zie ook punt 1.7.

(4)  Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordeningen (EG) nr. 1683/95 en (EG) nr. 539/2001 van de Raad en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 1).

(6)  Besluit nr. 565/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa voor de doorreis over hun grondgebied of een voorgenomen verblijf op hun grondgebied van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen en tot intrekking van de Beschikkingen nr. 895/2006/EG en nr. 582/2008/EG (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 23).

(7)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.


7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/88


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1781 VAN DE COMMISSIE

van 5 oktober 2016

tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wat betreft de toevoeging van gegevens voor Saint-Pierre en Miquelon in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen in de Unie mogen worden binnengebracht

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 6287)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, en artikel 9, lid 4, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (2) voorziet onder andere in voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van zendingen van bepaalde vleesproducten en van behandelde magen, blazen en darmen die een in bijlage II, deel 4, van die beschikking genoemde behandeling hebben ondergaan („de producten”), met inbegrip van een lijst van derde landen of delen daarvan waaruit de producten in de Unie mogen worden ingevoerd.

(2)

Bijlage II, deel 2, van Beschikking 2007/777/EG bevat de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit de producten in de Unie mogen worden ingevoerd op voorwaarde dat zij de in dat deel van die bijlage bedoelde desbetreffende behandeling hebben ondergaan. De behandelingen zijn bedoeld om bepaalde risico's voor de diergezondheid die met specifieke producten verband houden, weg te nemen. Deel 4 van die bijlage beschrijft een niet-specifieke behandeling „A” en specifieke behandelingen „B” tot en met „F” in afnemende volgorde van ernst van het risico voor de diergezondheid dat aan het specifieke product verbonden is.

(3)

Saint-Pierre en Miquelon heeft gevraagd om te worden opgenomen in bijlage II, deel 2, van Beschikking 2007/777/EG als gebied waaruit producten van vlees van pluimvee in de Unie mogen worden binnengebracht. Tijdens het productieproces van vlees van pluimvee in Saint-Pierre en Miquelon ondergaat het betrokken product van vlees van pluimvee een warmtebehandeling in overeenstemming met de specifieke behandeling „D” van bijlage II, deel 4, van Beschikking 2007/777/EG.

(4)

Saint-Pierre en Miquelon heeft de situatie met betrekking tot de gezondheid van het pluimvee en de beschikbare systemen voor ziektepreventie en -bestrijding uitgebreid en afdoende gedocumenteerd.

(5)

Saint-Pierre en Miquelon moet bijgevolg worden opgenomen in de lijst van derde landen of delen daarvan in bijlage II, deel 2, van Beschikking 2007/777/EG, onder vermelding van behandeling „D” in de kolom voor pluimvee en gekweekt vederwild (met uitzondering van loopvogels).

(6)

Bijlage II, deel 2, van Beschikking 2007/777/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 oktober 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49).


BIJLAGE

In bijlage II, deel 2, van Beschikking 2007/777/EG wordt tussen de vermelding voor Nieuw-Zeeland en die voor Paraguay de volgende vermelding voor Saint-Pierre en Miquelon ingevoegd:

„PM

Saint-Pierre en Miquelon

XXX

XXX

XXX

XXX

D

XXX

XXX

XXX

XXX

XXX

XXX

XXX

XXX”


7.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/90


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1782 VAN DE COMMISSIE

van 5 oktober 2016

tot wijziging van Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opname van Litouwen in de lijst van lidstaten waar een goedgekeurd nationaal bestrijdingsprogramma ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer wordt gelegd en tot bijwerking van de lijst van nationale instituten in bijlage III

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 6288)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 64/432/EEG stelt voorschriften vast voor het handelsverkeer in runderen en varkens binnen de Unie. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die richtlijn moeten varkens tijdens het vervoer vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens model 2 in bijlage F bij die richtlijn („model 2”). In artikel 9, lid 1, van die richtlijn is bepaald dat een lidstaat die een bindend nationaal bestrijdingsprogramma ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky heeft, dat programma bij de Commissie ter goedkeuring kan indienen. In artikel 9, lid 2, zijn criteria voor die goedkeuring vastgesteld.

(2)

Beschikking 2008/185/EG van de Commissie (2) voorziet in aanvullende garanties voor de verplaatsing van varkens tussen de lidstaten. Die garanties zijn gekoppeld aan de indeling van de lidstaten naar hun status voor de ziekte van Aujeszky. Bijlage II bij die beschikking bevat een lijst van lidstaten of regio's daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma's voor de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd. In artikel 7 van Beschikking 2008/185/EG is ook vermeld welke informatie met betrekking tot de verwijzingen naar die beschikking in model 2 moet worden opgenomen.

(3)

Richtlijn 64/432/EEG, met inbegrip van model 2, is bij Uitvoeringsbesluit 2014/798/EU van de Commissie (3) gewijzigd. Bijgevolg moet artikel 7 van Beschikking 2008/185/EG worden gewijzigd.

(4)

Litouwen heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend betreffende zijn bindende nationale bestrijdingsprogramma ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky op zijn volledige grondgebied en verzocht te worden opgenomen in de lijst van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG.

(5)

Uit een beoordeling van de door Litouwen ingediende bewijsstukken blijkt dat deze lidstaat moet worden opgenomen in bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG als lidstaat of regio daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma's ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd.

(6)

Bijlage III bij Beschikking 2008/185/EG bevat een lijst van de instituten die verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van de Elisa (Enzyme Linked Immunosorbent Assay)-tests en -testkits, voor de controle op de kwaliteit van de Elisa-methode voor de opsporing van antilichamen tegen het virus van de ziekte van Aujeszky in elke lidstaat, en met name voor de productie en standaardisering van de nationale referentiesera aan de hand van de communautaire referentiesera. Enkele lidstaten hebben de Commissie in kennis gesteld van relevante veranderingen ten aanzien van de namen en adressen van de nationale instituten die in de lijst zijn opgenomen. Bijlage III bij Beschikking 2008/185/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Beschikking 2008/185/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2008/185/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 7, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Voor varkens die voor in bijlage I of II vermelde lidstaten of regio's bestemd zijn, moet in afdeling C, punt II.3.3.1, van het gezondheidscertificaat volgens model 2 in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG dat die dieren vergezelt, het desbetreffende artikelnummer van deze beschikking worden ingevuld.”.

2)

De bijlagen II en III worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 oktober 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/798/EU van de Commissie van 13 november 2014 tot wijziging van bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad met betrekking tot het formaat van de modelgezondheidscertificaten voor het handelsverkeer van runderen en varkens binnen de Unie en de aanvullende veterinairrechtelijke voorschriften inzake Trichinella voor het handelsverkeer binnen de Unie van als landbouwhuisdier gehouden varkens (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 50).


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Beschikking 2008/185/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt vervangen door:

„BIJLAGE II

Lidstaten of regio's daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma's ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd

ISO-code

Lidstaat

Regio's

ES

Spanje

Alle regio's

LT

Litouwen

Alle regio's

PL

Polen

Alle regio's”

2)

In bijlage III wordt punt 2, onder d), vervangen door:

„d)

De hieronder genoemde instituten zijn bovendien verantwoordelijk voor de controle op de kwaliteit van de Elisa-methode in elke lidstaat en met name voor de productie en standaardisering van de nationale referentiesera aan de hand van de communautaire referentiesera.

AT

AGES: Österreichische Agentur für Gesundheit und Ernährungssicherheit GmbH — Institut für veterinärmedizinische Untersuchungen Mödling (Austrian Agency for Health and Consumer Protection — Institute for veterinary investigations Mödling)

Robert Koch-Gasse 17

A-2340 Mödling

Tel. +43 (0) 505 55-38112

Fax +43 (0) 505 55-38108

E-mail: vetmed.moedling@ages.at

BE

CODA — CERVA — VAR

Veterinary and Agrochemical Research Centre

Groeselenberg 99

1180 Brussels

CY

State Veterinary Laboratory

Veterinary Services

1417 Athalassa

Nicosia

CZ

Státní veterinární ústav Olomouc

Jakoubka ze Stříbra 1

779 00 Olomouc

Tel. 585 557 111

Fax 585 222 394

E-mail: svuolomouc@svuol.cz

DE

Friedrich-Loeffler-Institut

Bundesforschungsinstitut für Tiergesundheit

Südufer 10

D-17493 Greifswald — Insel Riems

Tel. + 49 38351 7-0

Fax + 49 38351 7-1219, 7-1151, 7-1226

DK

National Veterinary Institute

Technical University of Denmark

Lindholm Island

DK-4774 Kalvehave

Denemarken

Tel. +45 88 60 00

Fax +45 88 79 01

E-mail: vet@vet.dtu.dk

EE

Veterinaar- ja Toidulaboratoorium

Kreutzwaldi 30,

51006 Tartu,

Estland

Tel. + 372 7 386 100

Fax + 372 7 386 102

E-mail: info@vetlab.ee

ES

Laboratorio Central de Sanidad Animal de Algete

Carretera de Algete, km 8

Algete 28110 (Madrid)

Tel. +34 916 290 300

Fax +34 916 290 598

E-mail: lcv@mapya.es

FI

Finnish Food Safety Authority

Animal Diseases and Food Safety Research

Mustialankatu 3

FI-00790 Helsinki, Finland

E-mail: info@evira.fi

Tel. +358 20 772 003 (exchange)

Fax +358 20 772 4350

FR

Laboratoire d'études et de recherches avicoles, porcines et piscicoles

AFSSA site de Ploufragan/Brest —

LERAPP

BP 53

22440 Ploufragan

UK

Veterinary Laboratories Agency

New Haw, Addlestone, Weybridge

Surrey KT15 3NB, UK

Tel. (44-1932) 341111

Fax (44-1932) 347046

GR

Centre of Athens Veterinary Institutes

25 Neapoleos Street,

GR-153 10 Agia Paraskevi Attiki

Tel. +30 2106010903

HU

Nemzeti Élelmiszerlánc-biztonsági Hivatal, Állat-egészségügyi Diagnosztikai Igazgatóság

Central Agricultural Office, Veterinary Diagnostic Directorate

Address: 1149 Budapest, Tábornok u. 2.

Mailing Address: 1581 Budapest, 146. Pf. 2.

Tel. +36 1 460-6300

Fax +36 1 252-5177

E-mail: ugyfelszolgalat@nebih.gov.hu

IE

Virology Division

Central Veterinary Research Laboratory

Department of Agriculture and Food Laboratories

Backweston Campus

Stacumny Lane

Celbridge

Co. Kildare

IT

Centro di referenza nazionale per la malattia di Aujeszky —

Pseudorabbia c/o Istituto zooprofilattico sperimentale della Lombardia e dell'Emilia Romagna,

Via Bianchi, 9

25124 Brescia

LT

National Veterinary Laboratory

(Nacionalinė veterinarijos laboratorija)

J. Kairiūkščio 10

LT-08409 Vilnius

LU

CODA — CERVA — VAR

Veterinary and Agrochemical Research Centre

Groeselenberg 99

1180 Brussels

LV

Pārtikas drošības, dzīvnieku veselības un vides zinātniskais institūts „BIOR”

(Institute of Food Safety, Animal Health and Environment BIOR)

Lejupes iela 3,

Rīga, LV-1076

Tel. +371 76205 13

Fax +371 7620434

E-mail: bior@bior.lv

MT

National Veterinary Laboratory

Veterinary and Phytosanitary Regulation Department

Ministry for Sustainable Development, the Environment and Climate Change,

Abattior Square, Albert Town, Triq Prince Albert,

Marsa, Malta

Tel. +356 22925389

NL

Centraal Instituut voor Dierziekte Controle

CIDC-Lelystad

Hoofdvestiging: Houtribweg 39

Nevenvestiging: Edelhertweg 15

Postbus 2004

8203 AA Lelystad

PL

Laboratory Departement of Swine Diseases

Państwowy Instytut Weterynaryjny — Państwowy Instytut

Badawczy

al. Partyzantów 57, 24-100 Puławy

Tel. +48 81 889 30 00

Fax +48 81 886 25 95

E-mail: sekretariat@piwet.pulawy.pl

PT

Laboratório Nacional de Investigação Veterinária (LNIV)

Estrada de Benfica, 701

P-1549-011 Lisboa

RO

Laboratorul Naţional de Referinţă pentru Herpesviroze

Institutul de Diagnostic şi Sănătate Animală

Str. Dr. Staicovici, nr. 6, cod 050557, sector 5, Bucureşti

Tel. 0374322015

Fax 0214113394

E-mail: office@idah.ro

SE

Statens veterinärmedicinska anstalt

Department of Virology

S-751 89 Uppsala

Tel. (46-18) 67 40 00

Fax (46-18) 67 44 67

SI

Univerza v Ljubljani

Veterinarska fakulteta

Nacionalni veterinarski inštitut

Gerbičeva 60

SI-1000 Ljubljana

SK

Štátny veterinárny ústav

Pod dráhami 918

960 86 Zvolen

Slovenska republika”